Nederlands in Uitvoering Omgaan met geld
Een informatieve tekst lezen Kun jij met geld omgaan? Hoe ga jij met geld om? Geef je het uit als water of ben je juist heel zuinig? Gaat jouw geld op aan beltegoed of spaar je bijvoorbeeld voor een scooter? En hoe kom je aan je geld? Misschien krijg je zakgeld of kleedgeld. Of je hebt al een baantje waarmee je wat verdient. Of je leent geld van iemand. Het is handig om goed te weten waar je geld aan op gaat. Of hoe je geld kunt besparen. Daarom ga je in deze module teksten lezen over omgaan met geld. Uit die teksten verzamel je tips voor jezelf en je klasgenoten. Met de klas maken jullie een scheurkalender, met voor elke week een handige tip.
Inhoud:
Woordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Les 1 - Doe: Lezen over geld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5 Les 2 - Ervaar: Hoe pak je een tekst aan? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11 Les 3 - Bekijk: Hoe haalt iemand anders het belangrijkste uit een tekst? . . . . . . . . .15
Nederlands in Uitvoering
Les 4 - Denk: Zo bepaal je het belangrijkste van een tekst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18
2
Woordenlijst Deze woorden hebben te maken met het omgaan met geld.
de termijn
= periode waarin je iets gedaan moet hebben Je kunt de scooter ook in termijnen betalen, dan betaal je bijvoorbeeld elke maand een deel.
bezuinigen
= minder geld uitgeven Ik probeer te bezuinigen op mijn uitgaven. Daarom stuur ik nu gratis kaarten. Dat scheelt een heleboel geld.
rood staan
= geld tekort hebben op je rekening Aan het eind van de maand sta ik bijna altijd rood. Gelukkig wordt mijn kleedgeld dan weer snel gestort.
afschrijven
= van je rekening halen Het geld voor het abonnement wordt elk half jaar afgeschreven van mijn rekening.
op krediet kopen
= iets kopen en niet direct betalen Het is duurder om iets op krediet te kopen. Je mag dan wel later betalen, maar er komt vaak ook rente bij.
contant
= als je direct betaalt
overboeken
Omgaan met geld - Een informatieve tekst lezen
Hier kun je geen rekening krijgen: je moet contant betalen.
= op een rekening zetten of van een rekening halen Elke maand boekt mijn moeder € 25,00 over van haar rekening naar die van mij.
3
het voorschot
= gedeelte dat je alvast krijgt van het geld dat je pas later zou krijgen Als ik van mijn ouders een voorschot krijg op mijn zakgeld, kan ik nu al die cd kopen.
uitstellen
= iets nu niet doen, maar later wel Houda heeft besloten om de aankoop van nieuwe laarzen uit te stellen tot de volgende winter.
in het krijt staan bij iemand = iemand iets schuldig zijn
Nederlands in Uitvoering
Jeroen staat voor € 200,00 bij mij in het krijt; ik hoop dat hij me nu eens gaat betalen.
4
Les 1
Doe:
Wat?
Je maakt een scheurkalender met tips. Daarvoor lees je teksten over omgaan met geld.
Wat nu?
Je leest twee teksten die met geld te maken hebben en schrijft de belangrijkste informatie op. Je verzamelt tips voor de kalender.
Waarom?
Je leert belangrijke informatie uit een tekst te halen.
Hoe?
Je maakt opdracht 1 tot en met 6.
Met wie?
Met de klas, in tweetallen, alleen en in een groepje.
Opdracht 1
Lezen over geld
Praten over geld
Bespreek met de klas hoe jullie omgaan met geld.
Opdracht 2
Een tekst lezen en vragen beantwoorden
Een van jullie gaat de tekst op de volgende bladzijde lezen. Dit is een krantenartikel over hoe scholieren omgaan met geld. De ander beantwoordt de vragen die op bladzijde 7 onder de tekst staan.
Bepaal wie van jullie de tekst gaat lezen en wie de vragen gaat beantwoorden.
Lees de tekst of beantwoord de vragen.
Omgaan met geld - Een informatieve tekst lezen
Heb je de tekst gelezen? Vertel je klasgenoot waarover de tekst gaat. Heb je de vragen beantwoord? Reageer dan op wat je klasgenoot vertelt. Doe het deel van de opdracht dat je nog niet gedaan hebt, lees de tekst of beantwoord de vragen.
5
Tekst
Vrienden en familie zijn de makkelijkste bank
Middelbare scholieren lenen graag geld. Vooral voor sigaretten, kleding, beltegoed of een hapje tussendoor. Het gemak waarmee geld wordt geleend, baart het Nationale Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) zorgen, want schulden stapelen zich op. “Mijn ouders zeggen dat ik moet sparen, maar dat kan ik echt niet.” Door Tonny van der Mee Rotterdam - Jasmin staat voor anderhalve euro in het krijt bij Fieke. Voor een wafel en een zakje chips. Ze lenen wel vaker geld van elkaar. “Als je bijvoorbeeld trek hebt in een oliebol of McChicken”, zegt Fieke. “Laatst zag ik een truitje bij H&M voor tien euro of zo. Toen moest ik wel geld lenen, anders was het truitje weg.” Willeke leent soms ook geld van vriendinnen, gewoon om even wat te kunnen eten. “Als je in de stad bent en je ziet een leuke cd of de dvd van Harry Potter, dan wil je die kopen. Ik heb ook wel eens geld van mijn broer geleend om vuurwerk te kopen.” En dan kan de vijf euro zakgeld per maand voor de (bijna) 14-jarige scholieren niet altijd genoeg zijn. Je ouders om een voorschot op het zakgeld vragen, wil wel eens helpen. “Maar soms mag dat niet”, zegt Willeke. “Dan zeggen mijn ouders dat ik moet sparen. Maar ik kan helemaal niet sparen! Als ik echt iets wil hebben wat duur is, probeer ik er wel voor te sparen.” Haar ouders behoren kennelijk tot de zes procent die wel eens ‘nee’ zegt tegen geld-vragen van hun kinderen. Fieke heeft de luxe van een bankpasje. Ze kan geld opnemen wanneer ze wil, maar haar ouders letten wel op hoeveel geld ze uitgeeft. Bovendien krijgt ze ook nog kledinggeld. “Ik weet ongeveer wel wat ik kan uitgeven. Ik doe ongeveer twee, drie maanden met veertig euro beltegoed. In november bel ik minder omdat ik weet dat sinterklaas er ook aan komt.” Willeke knikt. “Ik hou in mijn achterhoofd ook wel bij wanneer er verjaardagen zijn. Het is ook verstandig om niet te veel geld op zak te hebben, want anders wordt dat gestolen. We moesten laatst op school een boek van dertig euro kopen, dat vind ik dan toch wel veel.”
Nederlands in Uitvoering
Deze tieners geven nog niet eens veel uit, als je naar de laatste cijfers van het Nibud kijkt. Daaruit blijkt dat veel middelbare scholieren wel erg gemakkelijk geld lenen en ook nog krijgen. Lenen is voor tweeëntwintig procent van de 5500 ondervraagde scholieren de normaalste zaak van de wereld. Gemiddeld staan jongeren tussen de twaalf en achttien jaar voor zevenenzeventig euro in het krijt bij anderen, vaak bij ouders en vrienden. Een zorgelijke situatie, vindt het Nibud, want dat kan ertoe leiden dat steeds meer jongeren in de schuldhulpverlening terechtkomen. Bovendien geeft acht procent van de ondervraagde jongeren aan iets op krediet te hebben gekocht. Gemiddeld hebben ze honderdtachtig euro af te betalen. lees verder op de vogende bladzijde
6
Voor Grace (15) en Rochelle (16) uit Rotterdam is afbetaling niet aan de orde. Grace leent geld van Rochelle en omgekeerd. Laatst bijvoorbeeld, zestig euro voor een piercing. Daarvan is de helft inmiddels terugbetaald. Of toch niet? Rochelle: “Soms weet ik echt niet meer aan wie ik geld heb geleend en of ik het heb teruggehad. Maar ik leen nooit aan onbekenden, alleen aan mensen die ik vertrouw.” Grace: “Ik leen meestal van Rochelle en niet van anderen. Want soms krijg je dan opeens ruzie of zo om tien euro. Ik leen meestal geld voor sigaretten. Wat ik ook wel eens doe is bij heel veel mensen gewoon tien cent vragen, tot je bij elkaar 3,90 euro hebt. Precies genoeg voor een pakje sigaretten.” Rochelle komt met een andere truc om iets te ‘lenen’: “Gewoon vragen of je op het beltegoed van iemand anders even mag bellen.’ En anders is er altijd nog wel een vriendje of lieve ouder die beltegoed voor je koopt. Want met al die uitgaven red je het niet met dertig euro (Rochelle) of negentig euro (Grace) zakgeld per maand. Gelukkig bestaat er nog zoiets als kledinggeld of ouders die kleding voor je kopen. “Want we vinden het ook leuk om gewoon cadeautjes voor mensen te kopen.” (Naar: Rotterdams Dagblad 02-12-2004)
Beantwoord voor jezelf de volgende vragen.
Krijg je zakgeld? Zo ja, hoeveel? ...………………………………………………………..
Krijg je kleedgeld? Zo ja, hoeveel? ..………………………………………………………
Vind je dat je genoeg geld te besteden hebt? ……………………………......…………
Leen je wel eens geld van je ouders of van vrienden? ……………………………….. …………………………………………………………………………………………………
Om wat voor bedragen gaat dat dan? …………………………….…………………….. ………………………………………………………………………………………………… Leen je zelf wel eens geld aan iemand? …………………................................………
Bel je weleens op het beltegoed van iemand anders? ………….........................……
Omgaan met geld - Een informatieve tekst lezen
7
Opdracht 3
Een tekst lezen
Je krijgt een tekst van de docent.
Lees de tekst.
Wat vind jij het belangrijkste van deze tekst? Schrijf dat in een paar zinnen op.
.............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................
Opdracht 4
Werken aan de scheurkalender
Jullie gaan met de klas een scheurkalender maken met tips over omgaan met geld. De klas wordt in groepen verdeeld. Elk groepje verzamelt ongeveer tien tips. In elke les ga je ideeën voor de scheurkalender opschrijven. Jullie kunnen tips verzamelen over de volgende onderwerpen: • omgaan met schulden • hoe overtuig je je ouders ervan dat je meer zakgeld nodig hebt • hoe zorg je ervoor dat je niet meer hoeft te lenen • mobieltjes • rekeningen en pasjes • baantjes • sparen • geld uitgeven • wat is goedkoop of gratis • bezuinigen Bespreek met je groepje en de docent over welke onderwerpen jullie tips gaan zoeken. Bepaal ook in welke teksten je kunt zoeken. Schrijf hieronder op wat jullie gaan doen voor het maken van de scheurkalender. ..............................................................................................................................................
Nederlands in Uitvoering
.............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. 8
Opdracht 5
Ideeën verzamelen
Heb je al een idee voor de scheurkalender gekregen? Schrijf je ideeën hier (steeds) op. In de volgende lessen verzamel je nog meer ideeën. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................
.............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................
9
Omgaan met geld - Een informatieve tekst lezen
..............................................................................................................................................
Opdracht 8
Oefenen met de woorden
Kies om beurten een woord uit de woordenlijst.
Schrijf het woord op een los blaadje met een cirkel eromheen.
Noem om beurten een woord dat erbij past. Leg uit waarom je dat vindt.
Maak zo met elk woord een woordveld.
Voorbeeld: iets doen
betalen
de termijn
Nederlands in Uitvoering
periode
10
afspraak
Les 2
Ervaar:
Wat?
Je maakt een scheurkalender met tips. Daarvoor lees je teksten over omgaan met geld.
Wat nu?
Je bespreekt wat je gedaan hebt bij het lezen van de teksten. En je bekijkt en bespreekt moeilijke woorden die je bent tegengekomen in de teksten.
Waarom?
Door samen jullie aanpak te bespreken, merk je hoe je het beste de belangrijkste informatie uit een tekst kunt halen.
Hoe?
Je maakt opdracht 7 tot en met 12.
Met wie?
In tweetallen, alleen en in een groepje.
Opdracht 7
Hoe pak je een tekst aan?
Kijken naar je aanpak
In opdracht 2 hebben jullie een krantenartikel gelezen. Een van jullie heeft toen eerst vragen beantwoord en al over de tekst gepraat. Bespreek samen de volgende vragen.
Voor wie was het makkelijker om de tekst te lezen? Waarom? ....................................................................................................................................... .......................................................................................................................................
Vond je het krantenartikel moeilijk? Waarom wel of niet? .......................................................................................................................................
Waarover hebben jullie bij opdracht 2 vooral gepraat? over de voorbeelden in de tekst over eigen ervaringen met lenen en schulden maken over geld in het algemeen
11
Omgaan met geld - Een informatieve tekst lezen
.......................................................................................................................................
Opdracht 8
Praten over onbekende woorden
Kijk nog eens naar de tekst in les 1. Onderstreep de woorden die je niet (goed) kent. Zijn alle woorden belangrijk om de tekst te begrijpen? Zet nog een streep onder de woorden die belangrijk zijn. Hoe kun je de betekenis van die woorden te weten komen? Praat er samen over.
Tip Let goed op woorden en zinnen in de buurt van het woord: de context. Kijk ook naar de vorm van het woord.
Opdracht 9
De betekenis van woorden afleiden
Schrijf de onbekende woorden in de tekst in les 1 hieronder op.
Probeer samen de betekenis te weten te komen en schrijf die erachter. woord
betekenis
....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... Nederlands in Uitvoering
.......................................................................................................................................
12
Opdracht 10
Nog eens kijken naar je aanpak
Bij opdracht 3 hebben jullie een tekst gelezen en het belangrijkste van de tekst opgeschreven. Bespreek samen de volgende vragen. •
Vond je de tekst moeilijk? Waarom wel of niet?
•
Hoe heb je bepaald wat het belangrijkste in de tekst is?
•
Lees allebei voor wat je hebt opgeschreven bij opdracht 3.
•
Hebben jullie ongeveer hetzelfde opgeschreven? Zo niet: bespreek met elkaar wat echt het belangrijkste van de tekst is.
Opdracht 11
Tips verzamelen
Bespreek met jouw groepje welke ideeën jullie hebben opgeschreven bij opdracht 5. Van welke ideeën kunnen jullie een bruikbare tip maken? Zet daar met een kleur een rondje omheen. Voor welke onderwerpen missen jullie nog ideeën voor tips? Schrijf ze hieronder op. ....................................................................................................................................... .......................................................................................................................................
Zoek samen in andere teksten naar meer tips voor de scheurkalender. Schrijf die tips ook op bij opdracht 5.
Omgaan met geld - Een informatieve tekst lezen
13
Opdracht 12
Nederlands in Uitvoering
14
Een stripverhaal maken
Lees de woorden in de woordenlijst nog een keer. Maak een stripverhaaltje over twee personen. In het verhaaltje praten de twee over geld. Gebruik zo veel mogelijk woorden uit de woordenlijst in de spreekballonnen. Begin bijvoorbeeld zo: Een jongen met een rood hoofd zegt tegen zijn vriendin: “Ik ga een voorschot op mijn zakgeld vragen, want ik sta al weer rood!” Laat het stripverhaal lezen aan iemand in je klas.
Les 3
Bekijk:
Hoe haalt iemand anders het belangrijkste uit een tekst?
Wat?
Je maakt een scheurkalender met tips. Daarvoor lees je teksten over omgaan met geld.
Wat nu?
Je leest een tekst en vertelt aan een klasgenoot wat volgens jou het belangrijkste is. Je klasgenoot vertelt aan jou wat volgens hem het belangrijkste is.
Waarom?
Jij ziet dingen die je klasgenoot niet ziet en andersom.
Hoe?
Je maakt opdracht 13 tot en met 15.
Met wie?
In tweetallen en alleen.
Opdracht 13
Teksten lezen en het belangrijkste vertellen
Op de volgende bladzijde staan twee teksten. Een van jullie leest tekst A, de ander leest tekst B. Vertel aan je klasgenoot wat het belangrijkste is van de tekst die je hebt gelezen. Lees zelf de tekst waarover je klasgenoot heeft verteld. Ben je het eens met wat je klasgenoot aan jou heeft verteld? Was dat het belangrijkste van de tekst? Bespreek samen hoe je bepaalt wat het belangrijkste is van een tekst.
Omgaan met geld - Een informatieve tekst lezen
15
Tekst A
Uitgaven die moeten
De uitgaven kun je in twee groepen verdelen: uitgaven die MOETEN en uitgaven die MOGEN. Uitgaven die moeten zijn de uitgaven waar je niet onderuit kunt. Neem je een abonnement op een blad of word je lid van een sportclub, dan zul je de rekening moeten betalen. Je kunt problemen verwachten als je niet op tijd betaalt. Het is het slimst om dit soort uitgaven automatisch te laten afschrijven van je bank- of girorekening. Dan vergeet je ze in ieder geval niet. Informeer bij je bank hoe je een automatische afschrijving regelt. Ook sparen is iets wat je eigenlijk zou moeten doen. Ook dat kun je automatisch bij je bank regelen. Dan wordt er bijvoorbeeld elke maand een bedrag van je gewone rekening naar je spaarrekening geboekt. (Tekst Nibud)
Tekst B
Uitgaven die mogen
De uitgaven kun je in twee groepen verdelen: uitgaven die MOETEN en uitgaven die MOGEN. De laatste groep uitgaven is natuurlijk het leukst. Je beslist namelijk zelf of je ergens geld aan uitgeeft. Voor sommige uitgaven zul je het geld niet een-twee-drie hebben. Voor bijvoorbeeld een scooter, een stereo of een mobiele telefoon moet je een tijdje sparen. Maar ook als je ze eenmaal hebt, kosten deze spullen vaak geld. De verzekering van je scooter moet je ieder jaar opnieuw betalen. En voor je mobiele telefoon met abonnement betaal je een vast bedrag per maand. Dan heb je nog geen sms’je verstuurd … Je kunt ook geld lenen voor deze uitgaven of ze op krediet kopen. Je betaalt dan rente, waardoor je aankoop uiteindelijk duurder wordt dan wanneer je meteen afrekent. Ook kan de verkoper je aankoop bij jou ophalen als je te laat betaalt. (Tekst Nibud)
Nederlands in Uitvoering
Opdracht 14
Tips verzamelen
In de teksten die je net hebt gelezen, ben je vast weer goede tips voor de scheurkalender tegengekomen. Schrijf die tips kort op bij de andere tips die je al verzameld had, bij opdracht 5. Kies alleen de tips die passen bij het onderwerp van jouw groepje.
16
Opdracht 15
Nadenken over je eigen uitgaven
Je gaat een overzicht invullen over jouw uitgaven.
Schrijf op wat je elke maand aan geld ontvangt en wat je ongeveer uitgeeft. Zou je dingen anders kunnen doen? Schrijf een goede tip voor jezelf op. Is dat ook een goede tip voor de scheurkalender? Schrijf de tip dan ook op bij de andere tips die je al verzameld had bij opdracht 5. Let op: Als je zakgeld per week krijgt, moet je even uitrekenen hoeveel je per maand krijgt (x 4,33).
Inkomsten per maand
Bedrag
Uitgaven per maand
Zakgeld
Abonnementen
Kleedgeld
Contributies/lidmaatschappen
Baantjes
Schoolspullen
Extraatjes
Openbaar vervoer
Bedrag
Consumpties op school Kleding Cadeautjes Boeken en tijdschriften CD’s, DVD’s, computerspelletjes Hobby’s Uitgaan Persoonlijke verzorging (kapper, make-up) Mobiele telefoon Sparen
Tip voor mijzelf: ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... .......................................................................................................................................
17
Omgaan met geld - Een informatieve tekst lezen
Overige uitgaven
Les 4
Denk:
Zo bepaal je het belangrijkste van een tekst
Wat?
Je maakt een scheurkalender met tips. Daarvoor lees je teksten over omgaan met geld.
Wat nu?
Je leest uitleg over het zoeken van de belangrijkste informatie in een tekst. En je leert wat een hoofdgedachte van een tekst is. Tenslotte maak je met je groepje de kalender.
Waarom?
Het bepalen van de hoofdgedachte helpt je om de belangrijkste informatie uit een tekst te onthouden.
Hoe?
Je maakt opdracht 16 tot en met 18.
Met wie?
Alleen, in tweetallen en in een groepje.
Uitleg lezen
Opdracht 16
Lees de uitleg.
Uitleg
Hoofdgedachte bepalen
Als je aan een ander in het kort moet vertellen wat je hebt gelezen, dan moet je de hoofdgedachte van de tekst bepalen. De hoofdgedachte is wat de schrijver van de tekst jou wil leren of vertellen, en wat dus het allerbelangrijkste is in de tekst.
Nederlands in Uitvoering
Kijk eerst wat het belangrijkste is in elke alinea of in de verschillende delen van de tekst. Je kunt de belangrijkste informatie bijvoorbeeld onderstrepen. Van die belangrijke informatie maak je in één of twee zinnen de hoofdgedachte van de tekst.
18
Opdracht 17
De belangrijkste informatie zoeken
Je krijgt een tekst van de docent.
Lees de tekst. Bespreek samen welke informatie in elk stukje of elke alinea het belangrijkst is. Onderstreep deze informatie. Probeer in een of twee zinnen de belangrijkste informatie van de tekst samen te vatten: hoofdgedachte. Schrijf de hoofdgedachte hieronder op. ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... .......................................................................................................................................
Staat er in de tekst een tip in voor de scheurkalender? Schrijf die dan bij de andere tips bij opdracht 5.
Omgaan met geld - Een informatieve tekst lezen
19
Opdracht 18
De scheurkalender maken
Jullie gaan de scheurkalender nu echt maken. Je krijgt tien velletjes papier van de docent. Let op: Je mag maar één kant van het papier gebruiken. De korte kant hoort aan de bovenkant.
Bespreek samen welke tien tips jullie gaan gebruiken.
Tip Een tip moet kort en krachtig zijn. Het moet duidelijk zijn waarom je de tip geeft.
Nederlands in Uitvoering
20
Verdeel de tips over de groepsleden. Maak allemaal twee blaadjes voor de kalender. Maak van elk blaadje iets leuks. Maak er bijvoorbeeld een grappige tekening bij. Misschien kun je op één van de blaadjes een deel van je strip bij opdracht 12 gebruiken. Ben je klaar? Help dan de anderen in je groepje. Zijn alle blaadjes af? Lever ze dan in bij de docent. Die maakt van alle blaadjes uit de klas één scheurkalender.
Extra opdracht
Een woordpuzzel maken
Vul de puzzel in. Soms moet je een woord twee keer gebruiken: achter 4 staat bijvoorbeeld hetzelfde woord als achter 12. Als je alles goed hebt, lees je van boven naar beneden de oplossing. Let op: de ij is één letter en moet dus in één hokje. 1 2 3 4 5 6
7 8
&
9 10 11 12 13
geld tekort hebben op je rekening = .............. staan
2:
iemand iets schuldig zijn = bij iemand in het .............. staan
3:
een bedrag bijschrijven op je rekening = een bedrag over..............
4 en 12:
iets kopen en niet direct betalen = iets op .............. kopen
5:
als je direct betaalt
6 en 9:
een periode waarin je iets gedaan moet hebben
7:
van je rekening halen
10:
een gedeelte dat je alvast krijgt van het geld dat je pas later zou te krijgen
11:
iets nu niet doen, maar later wel
13:
minder geld uitgeven
Omgaan met geld - Een informatieve tekst lezen
1 en 8:
De oplossing:
& 21