Code: LV2005.47.1.2 Pagina 1 van 21
Bijlage 2 bij rapport Commissie Opleiding Predikanten - LV2005.47.1
Nederlands Gereformeerde Predikantenopleiding 24 juni 2005
1. Uitgangspunten voor het opleidingprogramma 1.1 Kerntaken en taakvelden 1.2 Uitwerking van de kerntaken op de vijf taakvelden.
2. NG-accenten in het onderwijsprogramma 2.1 Aspecten en leerdimensies 2.2 Overzicht van het opleidingsprogramma (TUA / NG) 2.3 Uitwerking NG-accenten in een opleidingsprogramma
3. Onderwijsprogramma 3.0 Algemene inleiding en toelichting 3.1 Verkondiging 3.2 Integratieactiviteiten 3.3 Kennis van de Heilige Schrift 3.4 Inleiding Filosofie 3.5 Oriënterende stage 3.6 BA-cluster Filosofie en hermeneutiek 3.7 Kerkgeschiedenis 20e eeuw 3.8 MA-cluster Identiteit en NGK 3.9 Praktische theologie 3.10 Praktijkstage 3.11 Mentoraat 3.12 Getuigschrift en attesten voor kerkelijke examens
4. Overzicht van de studielast per semester 5. Opleidingsinstituut, docenten en studenten 5.1 Opleidingsinstituut 5.2 Docenten 5.3 Studenten 5.4 Toetsing 5.5 Reglement
2 2
4 7 7 9 11
15 15 16 16 16 16 16 17 17 17 18 18 18
18 19 20 20 20 20 21 21
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 2 van 21
1. Uitgangspunten voor het opleidingprogramma voor Nederlands Gereformeerde predikanten. 1. Taakvelden en kerntaken Het is voor de opleiding van groot belang dat er duidelijkheid is over het profiel van het werk van een gereformeerd predikant en de gewenste beroepskwalificaties van de afgestudeerden, omdat deze richtinggevend behoren te zijn bij de constructie van het studieprogramma. Ook voor studenten geldt dat zij tijdens hun opleiding gediend zijn met een helder beeld van wat er in de toekomst van hen verwacht wordt wanneer zij als predikant in de Nederlands Gereformeerde Kerken gaan functioneren. Zij kunnen zich er bewust op instellen en aan bepaalde punten gericht werken. In het ‘Akkoord voor kerkelijk samenleven van de Nederlands Gereformeerde Kerken’, omlangs gewijzigd door de Landelijke Vergadering te Lelystad 2004, wordt de dienst van de predikant als volgt beschreven: Artikel 11.1 Dienst van de predikant De dienst van de predikant houdt in: • het verkondigen van Gods Woord, • het bedienen van de sacramenten, • het voorgaan in de openbare gebeden van de gemeente, • het verdedigen en doorgeven van de zuivere leer en het onderwijzen van de jeugd van de gemeente en van allen die dit behoeven, • alsmede het samen met de medeambtsdragers herderlijk zorgen voor de gemeente en haar leden en haar toerusten tot dienstbetoon, • het toezien op leer en wandel van medeambtsdragers, • en het samen met de ouderlingen uitoefenen van de kerkelijke tucht. De door de kerken in art 11 AKS vastgestelde diensten of taken van een predikant hebben betrekking op verschillende taakvelden. Uit de aan taakvelden gerelateerde kerntaken zijn beroepscompetenties voor een beginnende predikant afgeleid. De op basis hiervan geformuleerde theologische en professionele eindtermen zijn afgestemd op het functioneren in een NG-gemeente. Met het oog op het opleidingsprogramma worden de volgende vijf taakvelden onderscheiden: 1. Verkondiging De primaire taak van een predikant is de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus door het openen van de Schriften. De centrale plaats waar dit gebeurt is de eredienst van de gemeente van Christus. 2. Liturgie en spiritualiteit In nauwe samenhang met de verkondiging behoren ook de bediening van de sacramenten en het voorgaan in de ontmoeting met God-in-Christus tot de kerntaken van een predikant. In woorden, liederen en gebeden mag hij in zijn rol als ‘vriend van de bruidegom’ aan deze ontmoeting mede gestalte geven. De centrale plaats waar dit gebeurt is de eredienst. 3. Onderwijs en toerusting Een van de andere kerntaken van een predikant is het geven van bijbels onderricht aan de jeugd van de gemeente en aan allen die dit behoeven, het toerusten van de gemeente en haar leden, en het begeleiden van leerprocessen in de gemeente.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 3 van 21
4. Pastoraat Een predikant is ook geroepen om samen met zijn medeambtsdragers pastorale zorg te geven aan de gemeente en haar leden. De pastorale zorg die een predikant verleent zal vaak op bijzondere situaties zijn toegespitst. 5. Leiding en organisatie Kerntaken die een predikant eveneens samen met zijn mede-oudsten vervult zijn: het toezien op leer en wandel van medeambtsdragers, opzicht en tucht uitoefenen over en het leiding geven aan de gemeente . In NG-gemeenten zal de predikant op alle genoemde taakvelden vaak ook de functie van coach hebben: veel wordt door gemeenteleden gedaan, al zal dit per gemeente verschillen. Het is nodig dat in de opleiding de verschillende aspecten aan bod komen omdat de predikant er ambtshalve bij betrokken is of kan zijn. In onderstaande tabel is weergegeven hoe accenten gelegd kunnen worden als het gaat om de specifieke taak van de predikant als voorganger, medeoudste en coach. Taakvelden
Voorganger
Coach
Medeoudste
Verkondiging
Eerstverantwoordelijke voor de evangelieverkondiging binnen de gemeente. Het bestuderen en openen van de Heilige Schriften. Leiden en coördineren van de erediensten van de gemeente als ontmoeting van de Allerhoogste met mensen van deze tijd en viering van het in Jezus Christus verschenen heil. Voorgaan in de gebeden Coördineren van en participeren in catechese en andere vormen van onderwijs en toerusting binnen de gemeente.
Inspireren, stimuleren en begeleiden van allerlei vormen van verkondiging binnen en buiten de gemeente.
Samen de medeoudsten toezien op de zuivere verkondiging van het evangelie.
Inspireren, stimuleren en begeleiden van de gemeente in de dagelijkse omgang met God, het leven in en uit geloof.
Samen met de medeoudsten toezien op de ontmoeting met God en de bediening van de sacramenten.
Stimuleren en begeleiden van allerlei leerprocessen in het kader van groei in geloof en discipelschap.
Samen met de medeoudsten toezien op het onderwijs in Gods Woord en de christelijke leer binnen de gemeente.
Het verlenen van pastorale zorg en geestelijke begeleiding op verzoek en in bijzondere omstandigheden.
Begeleiden, stimuleren en coachen van kerkenraad en gemeente met het oog op het eerstelijns pastorale en diaconale zorg, het omzien naar elkaar binnen en buiten de gemeente.
Samen met de medeoudsten en de diakenen in Gods naam omzien naar mensen in hun persoonlijke levensomstandigheden; medeverantwoordelijk voor opzicht en tucht binnen de gemeente.
Begeleiden van de kerkenraad bij het geven van leiding aan de gemeente.
Medeverantwoordelijk voor visie en beleid binnen de gemeente en het afstemmen en coördineren van gemeenteopbouwprocessen.
Liturgie en spiritualiteit (omgang met God, gebed)
Onderwijs en toerusting
Pastorale zorg
Leiding en organisatie
Voor het goed vervullen van de kerntaken heeft de predikant specifieke deskundigheden nodig. Dat betreft naast deskundigheid op het vakgebied ook beroepscompetenties zoals het vermogen om met mensen om te gaan of een boodschap over te brengen. Naast professionele deskundigheid en competentie moet er ook geloofsmotivatie zijn. Een predikant dient zich door God geroepen en gezonden te weten; hij moet gemotiveerd zijn vanuit zijn geloof in de Heer van de kerk en bereid zijn zichzelf te geven met volle toewijding en in gehoorzaamheid aan Gods Woord en Geest.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 4 van 21
In de praktijk van zijn functioneren is het van groot belang, welke visies hij heeft met betrekking tot de Heilige Schrift, de gereformeerde leer en onze werkelijkheid. Tenslotte is het voor zijn werk en functioneren essentieel hoe hij zelf is als persoon, hoe hij omgaat met zichzelf, hoe hij zich opstelt tegenover anderen, of hij in staat is tot zelfreflectie en zelfevaluatie, of hij kan omgaan met kritiek, onbegrip en teleurstelling. We spreken dan over persoonlijke competenties. Aan het profiel van een gereformeerd predikant onderscheiden wij daarom vijf aspecten of dimensies: 1. persoonlijk geloof (geloofshouding, geloofsbeleving) 2. theologische deskundigheid. 3. visies (waar sta je, van welke inhoudelijke kaders ga je uit) 4. persoonlijke competenties 5. beroepscompetenties Deze aspecten of dimensies moeten in leerlijnen zichtbaar gemaakt worden op zo’n wijze dat in de loop van de studie (op verschillende niveaus) zichtbaar wordt of de eindtermen gehaald worden. De leerlijnen worden gerealiseerd in: - het persoonlijke leerproces van de student - het algemene deel van de opleiding - het specifieke NG-deel van de opleiding De gewenste deskundigheden en competenties kunnen de indruk wekken dat alleen de ideale predikant daaraan kan voldoen. Maar ook een predikant is op het punt van zijn geloof, zijn persoon en zijn beroepskwaliteiten niet zonder twijfels, gebreken en tekorten. In de opleiding en met name in het mentoraat wordt aandacht geschonken aan het persoonlijk geloof en het omgaan met twijfels, tekorten, gebreken, onbegrip en teleurstelling en komen vanaf het begin de competenties die mede de geschiktheid voor het ambt van predikant bepalen ter sprake. Uit het beroepsprofiel worden eindtermen afgeleid. Het beoordelen ligt bij de verschillende aspecten ongelijk moeilijk. Bij het persoonlijk geloof krijgt de beoordelaar hoogstens een indruk van hoe de ander functioneert en hoe het er innerlijk bij hem voorstaat. Hij kan en mag uiteindelijk niet oordelen over zijn ‘hart’. Bovendien is hij tot op grote hoogte afhankelijk van informatie, die hij van de persoon zelf moet verkrijgen. Bij visies en persoonlijke competenties en beroepscompetenties ligt dat iets gemakkelijker, omdat het, bij items die liggen in de sfeer van optreden en omgang, mogelijk is via observatie informatie te verkrijgen. Bij andere, die liggen op het terrein van reflectie, je bewustzijn van, instelling en houding, is dat veel minder mogelijk en zal de informatie via gesprekken met en reflectieverslagen van de persoon zelf moeten worden verkregen. Bij deskundigheid’, waar gaat het om kennis, inzichten, vaardigheden, handelen en zich verantwoorden, zal een deskundige beoordelaar over het algemeen tot een verantwoord oordeel kunnen komen. Er kunnen drie niveaus van beoordeling worden onderscheiden die elk een bijdrage leven aan het eindoordeel: - Zelf-evaluatie: Bepaalde aspecten kunnen alleen door de persoon zelf ingeschat of beoordeeld worden. Daarom zal een eerlijke zelfevaluatie altijd deel moeten blijven uitmaken van een beoordelingsproces. - Groep-evaluatie: Over een aantal aspecten kunnen begeleiders en gesprekspartners (medestudenten) zich gezamenlijk een oordeel vormen op basis van observaties en de gesprekken; - Docent-evaluatie: een beoordeling door de docenten vanuit hun eigen verantwoordelijkheid. Slechts een gewetensvolle beoordeling door deze drie niveaus samen zal een redelijk betrouwbaar beeld kunnen opleveren.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 5 van 21
1.2 Uitwerking van de kerntaken op de vijf taakvelden. Voor elk van deze taakvelden heeft een predikant een aantal deskundigheden en competenties nodig, die als volgt kunnen worden beschreven: 1.2.1 Verkondiging a. Om de genoemde taak van de verkondiging naar behoren te kunnen vervullen moet een predikant over de nodige Schriftkennis beschikken en van liefde voor God en zijn Woord vervuld zijn. b. Hij dient ook in staat zijn tot een zelfstandige bestudering van de Schriften van het Oude en Nieuwe Testament in de grondtalen met gebruikmaking van de relevante wetenschappelijke literatuur. Hij zal in ruime mate over exegetische en hermeneutische vaardigheden dienen te beschikken. Een verstaanbare verkondiging begint namelijk bij het leren verstaan van de Schriften door de predikant zelf. Niet als doel in zichzelf, maar om daarin het spreken van God te vernemen, die gemeenschap zoekt en sticht door zijn Woord. Omdat dit Woord zowel het Oude als het Nieuwe Testament omvat dient een predikant in staat te zijn om het evangelie van Christus ook vanuit beide testamenten te verkondigen. c. Het is van belang dat een predikant zich ook zelf tot gemeenschap met God in Christus geroepen weet en persoonlijk betrokken is in de verkondiging van wat hij in zijn bestudering van de Schriften van Gods spreken ontvangen heeft. d. Inherent aan een verstaanbare verkonding is ook de relevantie van deze verkondiging voor de gemeente van Christus vandaag. Ter wille hiervan zal een predikant zich voortdurend rekenschap moeten kunnen geven van de situatie waarin de hoorders zich bevinden. Het leren luisteren naar de Schriften zal gepaard moeten gaan met het leren luisteren naar de hoorders van het evangelie in de hedendaagse plurale samenleving. Met het oog hierop zal hij zich de nodige cultuur-filosofische, psychologische, en pastorale inzichten moeten hebben eigen gemaakt. e. Ten gevolge van de secularisatie kunnen mensen moeite ervaren om de taal van het evangelie te verstaan en hebben veel vertrouwde bijbelse begrippen voor hedendaagse hoorders hun vanzelfsprekendheid verloren. Om de boodschap van het evangelie voor deze hoorders relevant te maken, dient de predikant ook een theologische vaardigheid te ontwikkelen om de gereformeerde traditie waarin hij staat te doordenken en de aloude woorden van het evangelie ook in de huidige culturele context verstaanbaar te maken, zowel voor mensen die zich binnen de gemeenschap van Christus bevinden, als voor hen die daar (nog) buiten staan. f. Met het oog op de praktijk van de verkondiging als een communicatief proces zal de predikant over een goede uitdrukkingsvaardigheid dienen te beschikken en zal hij ook retorische en didactische inzichten en vaardigheden niet kunnen ontberen. De verkondiging zal ook in letterlijke zin verstaanbaar moeten zijn. g. Een predikant moet in staat zijn om op zijn prediking te reflecteren en een grondhouding te ontwikkelen waarin hij openstaat voor reacties van en gesprek met zijn hoorders naar aanleiding van de verkondiging. 1.2.2 Liturgie en spiritualiteit a. Een predikant moet in staat zijn om de erediensten en vieringen van de gemeente zorgvuldig voor te bereiden en deze op zo’n manier te leiden dat de gemeenteleden en andere aanwezigen geïnspireerd en gestimuleerd worden in hun omgang met God en in hun leven als volgelingen en leerlingen van Jezus Christus. b. Om op een authentieke wijze te kunnen voorgaan in de openbare gebeden van de gemeente moet een predikant zich hebben geoefend in een eigen vertrouwelijke omgang met God en daarop kunnen reflecteren. Als voorganger in
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 6 van 21
de ontmoeting met God moet een predikant in staat zijn om een voorbeeldfunctie te vervullen in afhankelijkheid, nederigheid en dienstbaarheid. c. Met het oog op de bediening van de sacramenten van doop en avondmaal en met het oog op de vormgeving van een eigentijdse liturgie is het van belang dat een predikant vertrouwd is met de liturgische tradities van de kerk. d. Van een predikant mag worden verwacht dat hij over voldoende vaardigheden en inlevingsvermogen beschikt om ook bij bijzondere gelegenheden en gebeurtenissen voorganger van de gemeente te kunnen zijn in de ontmoeting met God. e. Een predikant moet zich een coöperatieve grondhouding hebben eigengemaakt, zodat hij in staat is om de vormgeving van de liturgie in samenspraak met andere betrokkenen te realiseren en aan het proces van voorbereiding op een vruchtbare manier leiding te geven. f. Een predikant moet in staat worden geacht om het verloop van een eredienst zelfstandig of in samenspraak met anderen kritisch te evalueren en deze evaluatie vruchtbaar te maken voor de toekomst. 1.2.3 Onderwijs en toerusting a. Van een predikant met een werkveld binnen kerken van gereformeerd belijden, mag worden verwacht dat hij zich ook zelf dit belijden heeft eigen gemaakt en dat hij in staat is om zijn theologiseren te integreren in een gereformeerde levensovertuiging. b. Om de rijkdom van het evangelie te kunnen overdragen aan mensen in verschillende stadia van de weg van het geloof moet hij in staat zijn om de verschillende thema’s uit de geloofsleer zelfstandig te doordenken met het oog op alle geloofsvragen die bij mensen leven. c. Een predikant moet voldoende inzicht hebben in de geloofsleer van de kerk en in de traditie waarin zijn gemeente staat, om de leer van het geloof zuiver te kunnen overdragen. Van belang hierbij is dat hij heeft leren onderscheiden waarop het aankomt in het onderwijs aan en in de toerusting van de gemeente en dat hij ook in maatschappelijke en ethische discussies in kerk en samenleving kan bijdragen aan een bijbelse oordeelsvorming. d. Hoewel een predikant niet altijd zelf degene hoeft te zijn die het catechetisch onderwijs voor de jeugd verzorgt, moet hij wel in staat zijn om de leerdoelen hiervan vast te stellen. Hij moet over voldoende pedagogisch en didactisch inzicht beschikken om in samenspraak met anderen een leerplan voor de catechese te kunnen opstellen, dit onderwijs te coördineren en catecheten te kunnen toerusten voor het vervullen van hun taak. e. Een predikant moet over voldoende didactische vaardigheden beschikken om ook zelf in de praktijk van de catechese aan de jeugd van de kerk te kunnen participeren. Inzicht in de persoonlijke ontwikkeling van jonge mensen en in hun leefwereld is hierbij onontbeerlijk. f. Een predikant moet zo nodig ook bijzondere vormen van catechese kunnen verzorgen, zoals huwelijkscatechese en catechese aan belijdende leden. Ook mag van hem worden verwacht dat hij nieuwkomers van buiten de gemeente via cursus of leerhuis stap voor stap kan begeleiden op de weg van het geloof. Inzicht in de geloofsontwikkeling van mensen is hierbij onontbeerlijk. g. Samen met de andere ambtsdragers is een predikant verantwoordelijk voor de toerusting van de gemeenteleden in de groei van hun geloof en in hun discipelschap. Een predikant moet inzicht hebben in het verloop van groepsgewijze leerprocessen om daar vervolgens ook via prediking en onderwijs in de gemeente leiding aan te kunnen geven.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 7 van 21
1.2.4 Pastoraat a. In zijn rol als voorganger is een predikant geroepen om de gemeente voor te gaan in de omgang met God en te leren wat het betekent om luisterend en biddend te leven voor het aangezicht van God. Hij heeft kennis van en inzicht in de wijze, waarop door de eeuwen heen aan deze omgang met God gestalte is gegeven en is in staat de gemeente te begeleiden op haar wegen met God. b. Een predikant moet zich voldoende kennis hebben eigengemaakt over de meest voorkomende pastorale situaties en in staat zijn om deze kennis op peil te houden en uit te breiden. c. Een predikant moet in staat zijn om zich zelfstandig te bezinnen op actuele geloofs- en levensvragen en de relevante vakliteratuur in zijn bezinning op een vruchtbare wijze te gebruiken. d. Hij moet voldoende vaardigheden hebben ontwikkeld om de pastorale vragen die bij mensen leven te kunnen signaleren en bespreekbaar te maken. e. Een predikant moet over een pastorale attitude beschikken die hem in staat stelt om ontvankelijk te zijn voor mensen, actief naar hen te luisteren en zich optimaal in te leven in hun situatie zonder zichzelf daarin te verliezen. f. Voor een predikant zelf is het van belang dat hij kan omgaan met emoties en spanningen in het pastoraat. g. Van een predikant mag worden verwacht dat hij in staat is om een goed gestructureerd pastoraal gesprek te voeren en het levensverhaal van mensen met het Woord van God in gesprek te brengen, opdat zij groeien in zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. h. Hij moet ook voldoende inzicht hebben in de grenzen van het pastoraat en in zijn eigen grenzen en mogelijkheden, om tijdig te signaleren dat iemand professionele hulp nodig heeft. In dit verband is het van belang dat hij in staat is om de meest voorkomende ziektebeelden van psychische aard te herkennen. i. Een predikant moet bereid en in staat zijn op zijn eigen pastorale functioneren te reflecteren en deze reflectie vruchtbaar te maken voor zijn eigen spreken en handelen. 1.2.5 Leiding en organisatie a. Een predikant moet in staat zijn om de kerkenraad te begeleiden in het gezamenlijk ontwikkelen van visie en beleid als uitgangspunt voor het bouwen aan de gemeente en het vormgeven aan haar missionaire en diakonale roeping. b. In verband hiermee moet hij kennis hebben van verschillende gemeenteopbouwmodellen en in staat zijn om het bijbels gehalte en de bruikbaarheid daarvan te beoordelen. c. Om de genoemde taak naar behoren te kunnen vervullen moet een predikant niet alleen de nodige kennis hebben van de belangrijkste momenten in de geschiedenis van de kerk van Christus, maar ook vervuld zijn van liefde voor de kerk van Christus. d. Hij moet ook kunnen omgaan met verscheidenheid in de gemeente, veranderingsprocessen zorgvuldig kunnen begeleiden en over vaardigheden beschikken op het gebied van leidinggeven en conflicthantering. Ter wille van een gezond geestelijk klimaat in de gemeente moet een predikant in het bijzonder vaardigheid ontwikkelen om dienend leiding te geven, op een wijze die bij het dienende karakter van zijn ambt past. e. Een predikant moet voldoende kennis hebben van het gereformeerde kerkrecht in het algemeen en van de organisatie en het functioneren van het eigen kerkverband in het bijzonder. f. Vanwege de veelheid en het veeleisende karakter van zijn taken, moet een predikant hebben geleerd om gestructureerd te werken en zijn agenda en tijd goed te managen en eigen handelen te evalueren.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 8 van 21
2. NG-accenten in het onderwijsprogramma 2.1. Aspecten en leerdimensies 2.1.1 Persoonlijk geloof Iemand die de taak krijgt om anderen voor te gaan op de weg van het geloof zal deze weg ook zelf moeten leren bewandelen. Voor iemand die zich voorbereidt op het predikantschap impliceert dit dat hij primair leerling (discipel) van Christus is en blijft, ook wanneer hij zich bekwaamt om anderen in het evangelie van Christus te onderwijzen. Bij het bestuderen van de Schrift heeft hij daarom de grondhouding nodig van een biddend en luisterend leven. Voordat iemand het predikantschap kan aanvaarden en hij de daarmee verbonden voorbeeldfunctie kan vervullen, zal zijn eigen geloof in God en zijn liefde voor God ook tot een zekere rijping moeten zijn gekomen, zodat hij hieraan de nodige motivatie kan ontlenen voor het vervullen van zijn taak. Motivatie alleen is echter niet voldoende. Het is ook van belang dat iemand die zich op het predikantschap voorbereidt zich realiseert dat een predikant zich gedragen weet door de basale overtuiging dat het Christus zelf is die hem tot die dienst geroepen heeft of roepen zal. 2.1.2 Theologische deskundigheid Iemand die zich voorbereidt op het predikantschap heeft aan vroomheid niet genoeg, maar gaat een lange weg van studie om zich de nodige theologische deskundigheid te verwerven. Ook deze studie is een zaak van toewijding aan Christus en een voluit godsdienstige roeping en plicht. Een opleidingsinstituut voor predikanten is meer dan een bijbelschool of spiritueel vormingsinstituut, maar draagt primair een academisch karakter. Theologische deskundigheid is immers nodig bij het zelfstandig kunnen interpreteren van de bijbelse verkondiging, bij het ontwikkelen van inzicht in de inhoud van het geloof, bij de doordenking en hedendaagse verwoording van de kerkelijke geloofsleer en ook bij het verantwoorden van het christelijk geloof in de context van de hedendaagse samenleving. 2.1.3 Visies Het is van fundamenteel belang dat de student of predikant de Heilige Schrift ziet als Gods geopenbaarde Woord en als zodanig normatief voor de theologische wetenschap. Ook is het van belang dat hij zich weet te staan in de gereformeerde traditie en bereid en in staat is de gereformeerde geloofsleer en belijdenisgschriften te onderbouwen vanuit de Heilige Schrift. Daarnaast dat hij de gelovige ziet als volgeling van Christus die in deze wereld Gods Koninkrijk zichtbaar maakt (Mat 5,13). 2.1.4 Persoonlijke competenties Tot de persoonlijke competenties die iemand zich bij de voorbereiding op het predikantschap moet zien te verwerven behoren met name: - het liefhebben van en kunnen omgaan met mensen - het op een dienende wijze leidinggeven
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 9 van 21
-
het motiveren en enthousiasmeren van anderen het samenwerken met anderen het inleven in andere mensen het omgaan met emoties en spanningen het gestructureerd werken het omgaan zowel met kritiek als waardering het reflecteren op het eigen functioneren
2.1.5 Beroepscompetenties De beroepscompetenties zijn grotendeels af te lezen uit de beschrijving en uitwerking van de kerntaken. Het gaat in het bijzonder om de beroepscompetenties die van belang zijn voor specifieke taken van de predikant in zijn rol als voorganger, coach en medeoudste. Hier is een overlap met (voor het beroep belangrijke) persoonlijke competenties. Bij de verschillende studieonderdelen worden naast eindtermen ter zake van deskundigheid ook eindtermen opgenomen waaraan de andere dimensies getoetst worden. Alle dimensies komen in het bijzonder ter sprake in de (minimaal jaarlijkse) mentorgesprekken. Dat zijn ook momenten waarop groep-evaluatie, zelf-evaluatie en docentevaluatie naast elkaar gelegd worden.
2.2 Overzicht onderwijsprogramma Het NG-opleidingsdeel bestaat uit een aantal onderdelen waarin verschillende vakgebieden zijn geïntegreerd en waarin naast het verwerven van inhoudelijke kennis en inzicht in het bijzonder aandacht wordt geschonken aan competentieleren. De NG-onderdelen zijn uitgeruild tegen vakken van de TUA. De inhoud van deze TUA vakken heeft wel op een of ander wijze weer een plaats in het NG-programma, maar niet altijd herkenbaar als vak. Het NG-programma is aanvullend en er worden eigen accenten gelegd. In enkele bijlagen wordt de verdeling van studiepunten en vakgebieden over de NG-onderwijselementen verantwoord. In de opzet van het onderwijsprogramma wordt mede om practische redenen uitgegaan van a. twee studieonderdelen die door alle NGK-studenten (elk op zijn of haar niveau) worden gevolgd: - een onderdeel dat betrekking heeft op de verkondiging (3.1) en - integratieactiviteiten gericht op de gemeentetoerusting en kerkelijk samenleven (3.2) b. studieonderdelen voor de bachelor-fase - kennis van de Heilige Schrift, inleiding filosofie en oriënterende stage in het eerste studiejaar - een cluster bijbel en filosofie, bestaand uit een collegecylcus voor 2e en 3e jaars met enkele parallel lopende korte cursussen c. in de masterfase een cluster met accent op geloofsleer en identiteit bestaande uit een tweejarige collegecyclus (4e en 5e jaars) met drie parallel lopende verdiepende cursussen d. een college praktische theologie met er aan gekoppeld enkele korte cursussen gericht op beroepsvaardigheden. e. praktijkstages - een oriënterende stage in het eerste jaar van de bachelorfase - een praktijkstage aan het einde van de tweejarige masterfase
In de tabel op de volgende pagina worden studiepunten uitgedrukt in ects (european credit point transfer system), waarbij 1 ects overeenkomt met 26 uren studie.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 10 van 21 De theologie opleiding aan de TUA (de voor het NG-programma uitgeruilde vakken vet gedrukt). Studiejaar
1
2
3
4
vak TUA
B1
B2
B3
B4
B5
B6
M1
M2
intergratie en themaweek alg studieorientatie OT-Hebreeuw NT-Grieks filosofie methodologie psychologie inl theologie bijbelse oudheidkunde Bijbelkennis inl exegese exegese OT exegese NT
0,7
0,8
0,7
0,8
0,7
0,8
0,7
0,8
1 6 4,5 4
5,5 4 3
6
5,5
M3 / M4
1,5
1,5
3 4 2,5
1,5
4,5 4 2,5 4,5 9 7,5
4,5 1,5 1,5
1,5 1,5 4,5
Homiletiek
1,5
Liturgiek canoniek OT-1 canoniek OT-2 canoniek NT historia revelationis NT historia revelationis OT oud christelijk Latijn dogmatiek symboliek diaconiek godsdienstwetenschap godsdienstwijsbegeerte alg kerkgeschiedenis keuzevak / punten spiritualistiek judaica geschiedenis oud Israel kerkrecht ned.Kerkgesch. gemeenteopbouw
1,5
4,5 3
1,5
4,0
1,5 3 2,5
7,5 1,5
1,5
12,5 3 4 1,5 5,5 10 5,5 3 15 5,5 3 3 3 21,5
2
6,5 3 5,5 4,5 7,5 7 3
3 4 1,5 5,5 4,5
5,5 5,5
3 1,5
2,5
3 3
2,5
4,5
4
1,5
4
4
3 4,5 4,5
3 4 1,5 4
4,5
1,5 1,5 4,5 3
1,5
3 3
4 1,5
missiologie apologetiek ethiek oriënterende stage catechetiek past psychologie poimeniek evangelistiek beroepsvaardigheden
1,5
4
4 4 13,5 1,5 4,5 3 5,5
4 3
3
5,5
1,5 4,5 3 5,5 3 3
BA-proef / scriptie / MA-II Stage
3
7 8
9
4,5
1,5
16,5
5
TUA 6 1 23 8,5 7 1,5 3
1,5
hermeneutiek
uitgeruild tegen NG-vakken
ects
5-6
4,5 7,5
4,5
4
90 16
101,5 16
18
78,5
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 11 van 21
2.3 Uitwerking van NG-accenten in een opleidingsprogramma. Hieronder volgt een beknopte beschrijving van het onderwijs. Er wordt voor de studieonderdelen nu eerst een schets gegeven van wat met het studieonderdeel wordt beoogd. In hoofstuk 3 wordt dit uitgewerkt in een onderwijsprogramma waarin ook tot uiting komt dat de studieonderdelen zijn verweven. Het belang van een studieonderdeel per taakveld heeft bij de opstelling van het programma een rol gespeeld al kan in de studieonderdelen geen duidelijke onderscheiding worden gemaakt.
2.3.1 Kennis van de Heilige Schrift a. In de beoefening van de theologie als wetenschap hechten de NGK eraan dat theologie en vroomheid op elkaar betrokken zijn en er een voortdurende verbinding en wisselwerking is tussen het hoofd en het hart. Een goede beoefening van de theologie wordt gevoed door en moet ook zelf weer voeding geven aan de eigen omgang met God. Alle theologie heeft ook met spiritualiteit te maken, omdat het invloed heeft op de relatie met God. b. In het bijzonder voor een predikant is het belangrijk dat hij thuis in de Heilige Schrift en de bijbel bestudeert als Gods geopenbaarde Woord dat de basis is voor het christelijk geloof en normatief is voor de gereformeerde theologie. c. Zowel voor het persoonlijk geloof als voor de theologiestudie is het noodzakelijk dat de student inzicht heeft in de opbouw van de bijbel, de weg kan vinden in de bijbel, en een kennis heeft van belangrijke bijbelgedeelten. d. Van de voorganger wordt verwacht dat hij zelf vervuld is van liefde voor God en zijn Woord en dat hij hierin op anderen een inspirerende en stimulerende invloed heeft.
2.3.2 Verkondiging a. Vanuit gereformeerd theologisch perspectief wordt de prediking als bediening van Gods Woord gezien. Als hoorder onder de hoorders is de predikant geroepen om namens Christus te spreken tot zijn gemeente, gedragen door het gezag van het Woord. Door de werking van de Geest kan zijn prediking zelf tot een gestalte worden van het Woord van God, dat niet vruchteloos zal terugkeren, maar wordt uitgezonden om te doen wat God behaagt (zie Jes. 55,11). b. Mede door de gereformeerde traditie waarin zij staan weten de NGK zich geroepen het evangelie van Jezus Christus te prediken door het openen van de Schriften. Schriftuitleg heeft binnen de NGK vanouds een belangrijke plaats in de verkondiging. De gekozen tekst mag niet als locomotief fungeren voor met eigen inhoud gevulde wagonnetjes, ook niet wanneer deze inhoud uit bijbelse en confessionele waarheden bestaat. Bijbelse verkondiging vereist allereerst dat de gekozen preektekst in zijn eigen historische en literaire context metterdaad sturend is voor de inhoud van de verkondiging. Idealiter moet de prediker de gestalte vertonen van een schriftgeleerde die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden en als een huismeester nieuwe en oude dingen uit zijn voorraadkamer te voorschijn weet te halen (vgl. Mat. 13,52). c. Eigen aan het homiletisch onderwijs, zoals dat ook in de praktijk binnen de TSB vorm heeft gekregen, is dat de predicator met zijn prediking niet enkel een cognitieve (op het hoofd gerichte) benadering kiest, maar ook affectieve (op het hart gerichte) en attudinale (op de handelen gerichte) aspecten tot hun recht laat komen. d. De NGK hechten ook aan confessionele prediking, maar hebben een afkeer van elke vorm van confessionalisme. Voor de praktijk van de prediking is het kenmerkend dat van de geloofsleer steeds wordt teruggevraagd naar de Schriften. Bij gevolg vindt ook in de catechismusprediking de onderwijzing in de gereformeerde leer primair plaats door opening van de Schriften. In een NGK-
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 12 van 21
leerdienst wordt doorgaans niet de tekst van de catechismus uitgelegd, maar wordt het belijden van de kerk en het bijbels onderwijs dat daarin vervat is doorgegeven. e. De NGK staan in een traditie van heilshistorische prediking waarin ook het Oude Testament ten volle meedoet. Met respect voor het eigene van het Oude Testament in de geschiedenis van Gods heilsopenbaring, wordt in dit verband ook aan het christelijk lezen van het Oude Testament grote waarde gehecht. f. Binnen de TSB is vanouds niet alleen aandacht voor de inhoudelijke, theologische en liturgische aspecten van de verkondiging, maar ook voor de wijze waarop deze aan de hoorders gepresenteerd wordt. Omdat kerkgangers in het huidige mediatijdperk steeds kritischer zijn ingesteld, ontkomt de prediker er niet aan de nodige aandacht te besteden aan een goede voordracht en preekpresentatie. In dit verband komen binnen de NGK ook de ondersteunende mogelijkheden van nieuwe media geleidelijk steeds meer in beeld. g. Hoewel de prediking in een gereformeerde kerkdienst centraal staat, wordt ook binnen de NGK de zelfstandige betekenis – in de zin van meer dan preekondersteundend alleen – van de overige momenten in de liturgie, zoals de bediening van de doop, de maaltijd van de Heer, de lofprijzing en het gebed, steeds meer onderkend. Voor de verkondiging betekent dit dat steeds weer moet worden overwogen hoe de verschillende onderdelen op een verantwoorde wijze in het geheel van de liturgie kan worden ingebed.
2.3.3 Bijbelvakken en geloofsleer a. De theologie kan worden omschreven als ‘de wetenschappelijke bestudering en doordenking van Gods evangelie en van de doorwerking daarvan in het menselijk leven.’ Dit impliceert dat de bijbelse openbaring binnen de NGK als bron en norm voor de theologie wordt gezien en dat de vakken die zich met de inhoudelijke bestudering van de Schrift bezighouden in de theologie centraal horen te staan. b. Hiermee kiezen de NGK een duidelijke positie in een theologisch klimaat waarin het accent van de wetenschappelijke bestudering van de Schriften geleidelijk is verschoven enerzijds naar godsdienstwetenschap en anderzijds naar toegepaste menswetenschappen. c. In het algemeen is er binnen de NGK een positief-kritische houding ten opzichte van de inbreng vanuit de moderne bijbelwetenschap. Tegelijk wordt ernaar gestreefd om het wetenschappelijk onderzoek van de Schrift te verbinden met een gelovig luisteren naar het spreken van God zoals dit in de Schrift tot ons komt. d. In de theologische traditie waarin de NGK staat is altijd bijzondere aandacht gegeven aan hermeneutische vragen. Dit komt voort uit het besef dat de Schrift enerzijds een historisch boek is en de situatie en de cultuur waarin de Schrift is ontstaan aanmerkelijk verschilt van de huidige tijd en cultuur, en anderzijds boodschap van God wil zijn voor gelovigen van alle tijden. Om biblicisme te vermijden dient hiermee rekening te worden gehouden, zowel in de Schriftuitleg als in het beroep op de Schrift in hedendaagse theologische, ethische en kerkelijke discussies. e. Tot de theologische erfenis die de NGK vanuit haar eigen traditie ontvangen heeft behoort een uitvoerige bezinning op het christelijk lezen van het Oude Testament en op vragen die de verhouding tussen het Oude en Nieuwe Testament betreffen. Met het oog op de prediking is deze erfenis het waard om te worden doorgegeven en om op voort te bouwen. f. In het kader van de hermeneutiek hebben ook vragen met betrekking tot het Schriftgezag en de historiciteit van de bijbel in de theologische bezinning binnen de NG-theologische studiebegeleiding een belangrijke plaats. Deze vragen hebben aan actualiteit nog niets verloren nu binnen de bijbelwetenschap niet alleen voor een historisch-kritische benadering, maar ook voor een meer literaire benadering van de Schrift wordt gepleit en moderne historici tegelijkertijd betogen dat de geschiedenis van Israël, op grond van de archeologisch onderzoek, zou moeten worden herschreven.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 13 van 21
g. De NGK achten zich gebonden aan het belijden van de oude kerk en aan dat van de Reformatie, maar is mede door haar geschiedenis wars van iedere vorm van confessionalisme. De binding aan de confessie, waarop ook de NGK aanspreekbaar willen zijn, wordt door haar doorgaans niet star juridisch maar inhoudelijk opgevat, onbekrompen en ondubbelzinnig tegelijk. De NGK wil in haar kerk-zijn de beide tegenpolen van confessionalisme en confessionele vrijheid, resp. vrijzinnigheid vermijden. De dogmatiek kan een belangrijke bijdrage leveren aan het doordenken van de rijke schatten van de kerkelijke traditie en aan een voortdurende actualisering van het kerkelijk belijden. h. Omdat de bijbelse openbaring voor de kerkelijke geloofsleer bron en norm is, hechten de NGK aan een voortdurende doordenking van deze geloofsleer vanuit de Schriften. Voor de dogmatiek is het daarom van belang om voortdurend in gesprek te zijn met de bijbelwetenschap en in het bijzonder haar winst te doen met de inzichten die haar vanuit het voortgaande bijbelonderzoek en vanuit de bijbelse theologie worden aangereikt. i. In de traditie van de NGK bestaat een zekere huiver voor het systeem-denken van de scholastiek en de speculatieve tendensen die daarmee verbonden zijn. Binnen de NGK leeft het verlangen om in de doordenking en verwoording van de geloofsleer in de lijn van de Schrift te blijven.
2.3.4 Filosofie a. In de traditie van de NGK wordt ernaar gestreefd om theologie en gemeente zo dicht mogelijk bij elkaar te houden. Daaraan ligt de overtuiging ten grondslag dat goede theologie niet zonder geloof beoefend kan worden, dienstbaar moet zijn aan het verstaan van het evangelie en vruchtbaar dient te zijn voor de kerk en haar roeping tot verkondiging van het evangelie. Voor de bezinning op de relatie tussen kerk en theologie, resp. tussen geloofskennis en wetenschappelijke kennis wordt binnen de NGK doorgaans grote waarde toegekend aan de inbreng van de zgn. Reformatorische Wijsbegeerte. b. Als hulpwetenschap kan de filosofie bijdragen aan een nadere plaatsbepaling van de theologie in het veld van de wetenschappen. c. Om het evangelie in rapport met de tijd te kunnen brengen vragen maatschappelijke, culturele en levensbeschouwelijke ontwikkelingen in de samenleving om een systematische doordenking. Hieraan kunnen cultuurfilosofie en godsdienstfilosofie een even belangrijke als onmisbare bijdrage leveren. d. De wijsgerige levensbeschouwingen hebben een grote invloed op de maatschappij. In de 20e eeuw speelde het geloof in de mens en zijn vooruitgang een grote rol. Kenmerkend is dat men uitsluitend gelooft wat men kan waarnemen. Tegenwoordig is er steeds meer aandacht voor het bovennatuurlijke en dat gegeven heeft met name invloed op jongeren.
2.3.5 Integratieacitiviteiten, geloofsleer en identiteit, praktische theologie In deze onderdelen gaat het vooral om het functioneren van de gemeente, over onderwijs en pastorale theologie, over diaconale en missiologische aspecten. Ook wordt hier aandacht geschonken aan de recente kerkgeschiedenis, het kerkverband en het AKS. a. Binnen de NGK wordt behalve aan de gezamenlijke ontmoeting met God in de samenkomsten van de gemeente van Christus ook grote waarde gehecht aan de persoonlijke omgang met God in bijbellezing en gebed. b. De catechese aan de jeugd binnen de NGK is doorgaans meer dan kennisoverdracht, maar wil vooral ook vormend zijn. In vergelijking met de gereformeerde praktijk van vroeger jaren heeft zich op dit vlak een belangrijke verschuiving voorgedaan. Deze verschuiving vraagt een theologische doordenking met het oog op het karakter en de doelstellingen van het kerkelijk onderwijs. c. Binnen de NGK krijgt de betrokkenheid bij de jeugd van de kerk doorgaans via verschillende kanalen gestalte. De meeste NGK-gemeenten kennen naast de
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 14 van 21
catechese ook bijbelklassen, jeugdclubs, jongerendiensten en/of andere op de jeugd gerichte activiteiten. Het is van belang dat de catechetiek zich bezint, zowel theologisch als didactisch, op de plaats en functie van het reguliere geloofsonderricht in relatie tot al deze andere kerkelijke vormingsactiviteiten. d. Onderwijs en toerusting omvatten binnen de NGK doorgaans meer dan de catechese aan de jeugd alleen. De catechetiek kan ook een belangrijke bijdrage leveren in het situeren van de catechese in het hele veld van onderwijs en toerusting binnen de gemeente, en in het analyseren en doordenken van de huidige leerbehoeften van de gemeente als geheel. e. Ook binnen de NGK ervaren veel predikanten de catechese aan de kerkjeugd als één van de moeilijkste werkvelden en ervaren een gebrek aan niet-theologische vaardigheden. Het is gewenst dat in het kader van de catechetiek ruime aandacht komt voor het overdragen van pedagogische inzichten en elementaire didactische beginselen, gerelateerd aan methoden, werkvormen, materialen en middelen/media die de huidige catecheet ten dienste staan.
2.3.6 Beroepsvaardigheden In het bijzonder in het kader van de praktische theologie wordt aandacht geschonken aan de beroepsvaardigheden. Er wordt naast het operationeel maken ook aandacht gegeven aan onderbouwing vanuit de praktische theologie. Voor een aantal zijn er groepsbijeenkomsten van een of meer dagen onder leiding van bekwame deskundigen.
2.3.7 Praktijkstage a. Wil een predikant goed kunnen functioneren in een gemeente, dan is het vereist dat hij geleerd heeft feitelijke kennis met betrekking tot Gods Woord, de gemeente en de mensen die samen de gemeente vormen, relevante theorie, beroepsvaardigheden en een persoonlijke, bewuste geloofsovertuiging te integreren in zijn praktisch handelen. b. Hij zal gekenmerkt moeten zijn door liefde voor de Heer Jezus Christus en zijn Woord, liefde voor de gemeente, ootmoed en nederigheid, openheid en bereidheid om te blijven leren, inzicht en fijngevoeligheid en de gave van het onderscheid. c. In de praktijksituatie kunnen de volgende aspecten worden onderscheiden verkondiging, onderwijs, pastoraat, organisatie en bestuur, eigen beleving en groei van de persoon zelf.
2.3.8 Mentoraat a. Naast de begeleiding tijdens het onderwijs vindt er jaarlijks ook tenminste één persoonlijk gesprek plaats (mentorgesprek) met de aangewezen mentor. b. Het mentorgesprek biedt studenten de mogelijkheid om in een persoonlijk gesprek met één van de docenten te spreken over studie, over de opleiding (zowel die vanwege de eigen kerken als die van de universiteit waaraan men studeert) en het toekomstperspectief binnen de Ned. Geref. Kerken. c. Door middel van de mentorgesprekken kunnen ook de docenten een duidelijker beeld te krijgen van de studenten, hun studieverloop en persoonlijke ontwikkeling. Dit is ook van belang voor het kiezen van een geschikte stageplaats en het stellen van de juiste leerdoelen. d. In het mentorgesprek worden ook eventuele lacunes in de opleiding besproken en wordt afgesproken op welke wijze deze ingevuld dienen te worden.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 15 van 21
3. Onderwijsprogramma NG-opleidingsinstituut 3.0 Algemene toelichting Het onderwijsprogramma van het NGK opleidingsinstituut sluit aan bij de bestaande BaMa structuur. Binnen het Bachelor-deel van de opleiding ligt het accent op verwerving van kennis en vaardigheden. Binnen het Master-deel van de opleiding ligt het accent op verdieping en operationalisering van opgedane kennis en vaardigheden. Oppervlakkige lezing van het NG-onderwijsprogramma en beperking daartoe zou de indruk kunnen wekken dat binnen het Bachelor-deel van de opleiding weinig aandacht wordt geschonken aan geloofsleer en kerkelijke identiteit en dat binnen het Master-deel van de opleiding geen aandacht wordt geschonken aan de bijbelvakken. Dat is echter wel het geval, en wel op de volgende wijze: 1. Allereerst moet het NG-onderwijsprogramma gelezen worden in relatie tot het studieprogramma van de TUA. Dan wordt enerzijds duidelijk dat het Bachelordeel van de opleiding ook geloofsleer, kerkgeschiedenis en kerkelijke praktijk omvat (denk aan de TUA-studieonderdelen algemene kerkgeschiedenis I t/m IIIa, Ned. kerkgeschiedenis I, symboliek I en II, gemeenteopbouw), en anderzijds dat in het Master-deel van de opleiding ook de bijbelvakken zijn opgenomen (denk aan de TUA-studieonderdelen exegese OT III + IV, scriptie exegese, historia revelationis NT II, exegese NT IV en de specialisatiemogelijkheden in de bijbelvakken). 2. In de tweede plaats is het juist kenmerkend voor de aanpak binnen het NGonderwijsprogramma dat er geen strikte boedelscheiding is van bijbelvakken enerzijds en aan de geloofsleer en kerkelijke identiteit gerelateerde studieonderdelen anderzijds. Het is vooral met het oog op het moment van toetsing van de in een semester bestudeerde onderdelen dat er een zekere onderscheiding is aangebracht. In de praktijk zullen er vooral in de verschillende collegetrajecten tal van onderlinge raak- en verbindingspunten zijn. Ter illustratie: a. Bij de door alle studenten bij te wonen preekbesprekingen is niet alleen de exegese, maar ook de geloofsleer van meet af aan één van de aandachtsvelden. b. Bij de in het kader van de integratieactiviteiten te programmeren themamiddagen zullen met enige regelmaat ook identiteits- en beroepsgerelateerde onderwerpen op het programma staan. c. Bij het studieonderdeel geloofsleer (Master-deel) richt de aandacht zich o.a. op de plaats van de Schrift in de dogmatiek en op de verwerking van het voortgaande bijbelonderzoek binnen de eigen theologische en confessionele context. Dit betekent dat ook in het kader van de Master-collegecyclus de bijbelvakken nog volop meedoen. De precieze invulling van de collegecycli behoeft nog nadere uitwerking, evenals de specificatie van de leerstof. Hierbij is de inbreng van de te benoemen vakdocenten gewenst. In dit onderwijsprogramma wordt uitgegaan van semesters met elk twaalf beschikbare onderwijsweken (september – december; februari - mei). Het onderwijs wordt zo geroosterd dat het niet interfereert met het andere onderwijs aan de TUA. De tentamens vallen binnen de onderwijsperiode om enerzijds de tentamenvoorbereiding voor TUA vakken niet te belemmeren en anderzijds om te bereiken dat de student tijdens de onderwijsperiode studeert en in het onderwijs participeert in plaats van onderwijs consumeert. Het onderwijs is geroosterd op twee dagdelen (maandag- en woensdagmiddag) met daarnaast enkele meerdaagse cursussen.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 16 van 21
3.1 Verkondiging (10 semesters) Ba1-Ma4 De preekbesprekingen worden door alle NG-studenten bijgewoond en door tenminste twee van de kerndocenten voor de bijbelvakken, systematische theologie en praktische theologie bijgewoond. Voor elke studiefase zijn de bijdrage van de studenten en de eindtermen verschillend en al naar de studiefase wordt meer gevraagd. Per semester worden hieraan 6 dagdelen besteed. Omvang per semester 1-2 ects – totaal 16,8 ects1
3.2 Integratieactiviteiten (10 semesters) Ba1-Ma4 Met integratieactiviteiten worden activiteiten bedoeld waar alle NG-studenten aan deelnemen. Het accent bij deze activiteiten ligt deels op spiritualiteit, vorming en toerusting en voor een ander deel op actuele ontwikkelingen in de theologische wetenschap en samenleving. In principe zijn bij dit onderdeel alle NG-docenten betrokken. Aan dit onderwijsonderdeel waaraan alle studenten deelnemen worden 3 dagdelen per semester besteed en jaarlijks is er in september een weekend waar alle studenten en docenten aan deelnemen. Omvang: 0,5 – 1,2 ects – totaal 8,3 ects
3.3 Kennis van de Heilige Schrift Doel is het verwerven van een grondige parate basiskennis van de inhoud van de Schrift en inzicht in de samenhang van de bijbelboeken. Dit onderdeel bestaat voor een groot deel uit zelfstudie. Een ander doel is het gestimuleerd worden in de liefde voor de Schrift als Woord van God door het oefenen van een cursorische en contemplatieve lezing van de Schrift. 3.3.1. Bijbelkennis I (OT) Ba1 – 5,0 ects 3.3.2 Bijbelkennis II (NT) Ba2 - 3.0 ects 3.3.3 Methodisch en contemplatief bijbellezen Ba1-Ba6 1,8 ects Omvang:
9,8 ects
3.4 Inleiding Filosofie Ba2 Inleiding filosofie voor het eerste studiejaar. Leerdoelen zijn het verwerven van kennis van de grondvragen uit de filosofie en het verkrijgen van inzicht in de geschiedenis van de filosofie en haar belangrijkste representanten en stromingen. Hierop wordt voortgebouwd in de tweejarige cluster Filosofie en hermeneutiek (3.6). Omvang:
2,0 ects
3.5 Oriënterende stage Ba2 Een eerste kennismaking met de diverse taakvelden van het predikantschap Omvang 1
1,5 ects
De omvang van het onderwijs wordt uitgedrukt in studiepunten en wel in ects (european credit point transfer system), waarbij 1 ects overeenkomt met 26 uren studie.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 17 van 21
3.6 BA-cluster Filosofie en hermeneutiek – Ba3 en Ba5 De in het kader van dit bachelor-cluster gegeven colleges worden door alle NG-studenten van twee jaargangen (Ba3 – Ba5) bijgewoond. In het kader van deze cyclus wordt aandacht gegeven aan thema’s en vragen die samenhangen met de inhoud en gestalte van de Schrift en aan de hiermee verbonden hermeneutische thema’s en vragen. Deze werkcollegecyclus bestaat uit vier onderdelen die afwisselend aan bod komen en gerelateerd zijn aan deels parallel lopende cursussen (3.6.2 - 3.6.3) die voornamelijk bestaan uit literatuurstudie met daarnaast een presentatie of scriptie. Er is in deze cyclus ook aandacht voor het gedachtegoed van de reformatorische wijsbegeerte. 3.6.1 BA-werkcollege cyclus Ba3-Ba6 (0,9 ects per semester) 1,8 ects . 3.6.2 Filosofie II (Ba3) – 1,5 ects 3.6.3 Hermeneutiek (Ba5)
– 1,5 ects
Omvang van het geheel:
4,8 ects
3.7 Kerkgeschiedenis 20e eeuw - Ba4 en Ba6 Het gaat om het ontwikkelen van een zeker historisch besef, het verkrijgen van inzicht in de factoren die de huidige identiteit van de NGK bepalen en het ontwikkelen van onderscheidingsvermogen in het beoordelen van vragen die de huidige interkerkelijke contacten van de NGK bepalen. Omvang:
1,8 ects
3. 8 MA-cluster Identiteit en NGK (4 semesters) – Ma1-Ma4 In het kader van deze cyclus wordt aandacht gegeven aan thema’s en vragen die samenhangen met de leer en het functioneren van de kerk. De accenten die hierbij worden gelegd zijn gerelateerd aan de identiteit en context van de Ned. Geref. Kerken. Dit cluster bevat naast een doorlopende collegecyclus drie onderdelen in cursusvorm (3.8.2 – 3.8.4). De werkcolleges van de cyclus zijn gerelateerd aan de in dat semester aan de orde zijnde cursus. Het is mogelijk om de beschikbare collegestijd het ene semester aan de geloofsleer, het andere aan bijbelonderzoek of kerkelijk samenleven te besteden. Wanneer echter gewerkt wordt met korte series van bijv. drie colleges, dan is er per semester meer afwisseling en kan beter worden ingespeeld op de deelname van studenten uit verschillende jaargangen. Het college wordt per semester afgesloten met een tentamen waarin ook het gereleerde andere onderdeel wordt getoetst. 3.8.1 werkcollege cyclus Identiteit en NGK Ma1-Ma4 – 0,9 ects /sem 3.8.2 Goofsleer en identiteit
– 1,5 ects
3.8.3 Bijbelonderzoek en identiteit
– 1,5 ects
3.8.4 Kerkelijk samenleven en identiteit
– 1,5 ects
Omvang
8,1 ects
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 18 van 21
3.9 Praktische theologie
Ba5-Ba6
Onderdelen van de praktische theologie hebben al een plaats gekregen bij de geintergreerde vakken 3.1 (Verkondiging) en 3.2 (Integratiecollege). Belangrijk is de aandacht voor ambt en professionaliteit. Naast een algemene theologische positiebepaling bevat dit cluster het operationeel maken van kennis en vaardigheden ten aanzien het eigen functioneren in relatie tot anderen. 3.9.1 College praktische theologie
-
1,7 ects
3.9.2 Cursus pastoraal gsprek
Ba5 – 0,6 ects
3.9.3 Didactiek catechese en groepswerk
Ba5 - 1,7 ects
3.9.4 Persoonlijke vorming Omvang:
3.10
Ba1- - -Ma4 - 4,0 ects
7,5 ects
Eindstage Ma4
De praktijkstage vindt plaatst in een gemeente onder begeleiding van de plaatselijke predikant. De student wordt ook begeleid door een supervisor. Naast een aantal algemene leerdoelen formuleren de student en zijn supervisor enkele persoonlijke leerdoelen die vooral gericht zijn op persoonlijke competenties De stage wordt beoordeeld door de begeleider en stagedocent op basis van rapportage Omvang:
18 ects
3.11 Mentoraat
Ba1 - - Ma4
Het jaarlijkse mentoraatsgesprek beoogt Inzicht In het studieverloop, de persoonlijke en geestelijke ontwikkeling. Het is ook een analyse van het persoonlijk functioneren en dient ook voor het benoemen van persoonlijke leerdoelen voor de stage. Omvang 0,2 ects
3.12 Getuigschrift /attest Met het oog op de kerkelijke examens wordt door de opleiding een attest afgegeven voor de toelating tot het examen bij een regiovergadering 3.12.1 Attest voor de aanvraag van preekconsent Voor de verlening van preekconsent is een attest van de NG-opleiding nodig is. Als regel wordt een attest pas afgegeven als een kandidaat ten minste twee maal een preekvoorstel heeft gehouden in het kader van de NG-opleiding en dat de student zo ver is gevorderd met de studie dat hij in de erediensten kan voorgaan.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 19 van 21
3.12.2 Attest voor het toelatingsonderzoek Het afsluitend getuigschrift is een verklaring dat de student de NG-predikantenopleiding heeft voltooid. Het bevat ook een positief oordeel over de deugdelijkheid van de opleiding2, over de stage en informatie waarmee de regio haar oordeel kan vormen over de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt van predikant op het moment van afstuderen.
4. Overzicht van de studielast (ects) per semester Ba-1 Ba-2 Ba-3 Ba-4 Ba-5 Ba-6 Ma-1 Ma-2 Ma-3 Ma-4 tot 3.1
Verkondiging
1,1
1,1
1,2
1,2
2,1
2,1
2,0
2,0
2,0
2,0 16,8
3.2
Integratiecyclus
1,3
0,7
1,3
0,7
1,3
0,7
1,3
0,7
1,3
0,7
3.3.1-3 Bijbelkennis / bijbellezen
5,3
3,3
0,3
0,3
0,3
0,3
9,2 9,8
3.4
Filosofie I
2,0
2,0
3.5
Oriënterende stage
1,5
1,5
3.6.1-3 Filosofie en hermeneutiek
2,4
2,4
4,8
3.7
Kerkgeschiedenis 20e eeuw
3.8.1
MA-cluster Identiteit en NGK
0,9
3.8.2
Geloofsleer en identiteit
1,5
3.8.3.
Bijbelonderzoek en identiteit
3.8.4
Kerkelijk samenleven en id.
3.9.1
Praktische theologie
1,7
1,7
3.9.2
Pastoraal gesprek
0,6
0,6
3.9.3
Didactiek catechese
1,7
1,7
3.9.4
Persoonlijk functioneren
3.10
Eindstage
3.11
Mentoraat NG-totaal TUA-vrst
2
0,9
0,9
1,8 0,9
0,9
0,9
3,6 1,5
1,5
1,5 1,5
0,2
0,2
3,0
0,2
0,2
1,5
0,2
4,0
16,0 16,0
7,6 8
0,1 8,9 5,1 9
4,5
pm 3,3 13,0 1,5
16,5
pm 4,2 5,6 5
7,5
0,1 5,4 5,6 4,5
4
pm 0,2 19,8 78,5 18
78,5
De LV-Doorn heeft bepaald dat een met een masters (of doctoraal) examen afgeronde opleiding aan de TUKampen (Broederweg) of de TU-Apeldoorn een deugdelijke theologische opleiding is. Als de student een ander doctoraal diploma heeft of op andere wijze een vergelijkbare studie heeft voltooid, is overleg met de NG-opleiding noodzakelijk en worden afspraken gemaakt over eventuele aanvullende studieonderdelen. De gemaakte afspraken worden in het attest vermeld.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 20 van 21
5. Opleidingsinstituut, docenten en studenten 5.1 Opleidingsinstituut 5.1.1 De Stichting Nederlands Gereformeerde Predikantenopleiding (NGP) zorgt voor de opleiding van hen die predikant willen worden in de Nederlands Gereformeerde Kerken en de begeleiding van beginnende predikanten in deze kerken. 5.1.2 Het bestuur draagt zorg voor het personeelsbeleid van het opleidingsinstituut. 5.1.3 Het bestuur benoemt een opleidingscoördinator en bepaalt welke organisatorische taken binnen het bestuur of door de opleidingscoördinator worden uitgevoerd, dan wel worden uitbesteed.
5.2 Docenten 5.2.1 Het opleidingsinstituut kent kerndocenten die worden benoemd door het bestuur op bindende voordracht van de LV en toegevoegd docenten die voor korte perioden en specifieke taken worden aangesteld door het bestuur. 5.2.2 De kerndocenten hebben een arbeidsovereenkomst met de stichting dienen in te stemmen met de grondslag van de stichting en de besluiten van de landelijke vergadering te respecteren. Hiertoe ondertekenen zijn een verbindingsformulier voor docenten. 5.2.3 Voor de kerndocenten gelden de gewone arbeidsrechtelijke regels met dien verstande dat inzake ontslag of schorsing op grond van bezwaar tegen leer en leven de daarvoor in de statuten vastgelegde procedure moet zijn gevolgd. 5.2.4 De kerndocenten zijn ieder voor zijn/haar deel verantwoordelijk voor de inhoud en kwaliteit van het onderwijs en zijn verantwoording schuldig aan het bestuur. Zij vormen samen het college van docenten. 5.2.5. Het bestuur benoemt in overleg met de kerndocenten één van hen als woordvoerder en contactpersoon, als regel voor de periode van drie jaren. 5.2.6 De woordvoerder van de kerndocenten overlegt regelmatig met het bestuur en woont op uitnodiging de vergaderingen van het Bestuur bij. Hij onderhoudt ook het contact met de TUA inzake de inhoud van het opleidingsprogramma 5.2.7 De opleidingscoördinator biedt organisatorische en onderwijskundige ondersteuning. De kerndocenten en opleidingscoördinator zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de opleiding.
5.3 Studenten 5.3.1 De LV Amersfoort 2001 heeft besloten dat zij die predikant willen worden een deugdelijke theologische opleiding moeten hebben gevolgd en heeft onder deugdelijke opleiding verstaan de opleidingen aan de TUA en de TUK (Broederweg) en die van het NGS aangevuld met doctoraal (of masters) aan de TUA of de TUK. 5.3.2 De LV Lelystad 2004 heeft bovendien bepaald dat de Nederlands Gereformeerde predikantenopleiding verplicht is voor allen die predikant in de NGK willen worden. Dat betekent dat ook studenten die niet aan de TUA studeren verplicht zijn deze opleiding te volgen. Zij moeten in principe zelf vrijstellingen bepleiten bij hun studierichting/faculteit. Het bestuur zal wel zoveel als mogelijk en redelijk is medewerking verlenen bij het verkrijgen van die vrijstellingen.
Code: LV2005.47.1.2 Pagina 21 van 21
Voor andere dan de in 5.3.1 genoemde opleidingen bepaalt het college van docenten of en zo ja, welke aanvullende studieonderdelen noodzakelijk zijn. 5.3.3 De Nederlands Gereformeerde Predikantenopleiding is in principe bedoeld voor hen die predikant willen worden in de NGK. Een student die tot de opleiding toegelaten wil worden, heeft een gesprek met de daarvoor door het bestuur aangewezen docent op basis van een door hem/haar geschreven motivatie. De student overlegt een attest van de kerkenraad van de gemeente waartoe hij behoort. Vereist is een vooropleiding die toegang geeft tot de universitaire opleiding theologie aan de TUA. 5.3.4 Studenten met een ‘’late roeping’’ kunnen worden toegelaten als in het gesprek met de docent (zie 5.3.3) duidelijk blijkt dat de kandidaat een basale geschiktheid heeft voor het ambt van predikant. 5.3.5 Voor studenten die alleen in deeltijd kunnen studeren wordt in overleg een studierooster samengesteld 5.3.6 De studenten zijn verplicht de werkcolleges bij te wonen. Van hen wordt participatie in het onderwijs verwacht en geen opstelling als consument.. 5.3.7 De studenten kiezen uit hun midden jaarlijks een vertegenwoordiger als aanspreekpunt voor de docenten en opleidingscoördinator.
5.4 Toetsing 5.4..1 De kerndocenten bepalen op welke wijze studieonderdelen worden getoetst. In principe vinden toetsen en andere evaluaties plaats binnen de onderwijsperiode (in principebuiten de examenperiode van de TUA) 5.4.2 Bij de beoordeling kunnen de volgende aspecten een rol spelen: kennis, inzicht, visie en houding. a. kennis: bij parate kennis gaat het om reproductie van feiten, begrippen, denkwijzen waarvan door literatuurstudie dat wel via colleges kennis is genomen. Daarnaast kan worden getoetst op functionele kennis waarbij de student kennis van verschillende herkomst heeft verwerkt en geïntegreerd. Functionele kennis weegt zwaarder dan parate kennis. Van belang is ook dat de student weet waar hij de kennis kan vinden. b. inzicht: de student toont dat hij de bestudeerde stof begrijpt, die in relatie tot andere kennis kan plaatsen en kan inpassen in een totaal beeld. De student is in staat tot kritische analyse van de bestudeerde onderwerpen. c.visie: de student heeft een eigen visie op de bestudeerde onderwerpen, kan die verdedigen en aantonen dat deze spoort met de Heilige Schrift en past binnen het kader van de gereformeerde belijdenisgeschriften. d. persoonlijke competenties: de student laat door zijn houding en persoonlijke vaardigheden zien dat hij/zij kan voldoen aan wat voor de dienst van een predikant nodig is. 5.4.3 De docenten dragen er zorg voor dat studenten bij het begin van een onderwijselement inzicht hebben in de wijze waarop zal worden getoetst en wordt beoordeeld. Voor schriftelijke tentamens stellen zij tenminste één voorbeeldtentamen beschikbaar.
5.5 Reglement 5.5.1. De opleidingscoördinator stelt in overleg met en met instemming van de docenten een reglement van orde op betreffende de dagelijkse gang van zaken en de uitvoering van het onderwijs. Dit reglement behoeft de goedkeuring van het bestuur.