j a n bu u r s i n k
Nederland migrantenland. Blijvend een land voor vreemdelingen?
1 . i n l e i di ng Wereldwijd zijn dagelijks talloos veel mensen in de weer om individueel of in groepsverband een andere woonplaats te zoeken of te bereiken. We noemen hen ‘migranten’. De overgrote meerderheid is onderweg in het eigen land, meestal van het platteland naar de grote stad, waar zij betere bestaansmogelijkheden hopen te vinden. Een tegenstroom van relatief welgestelde stedelingen beweegt zich van de steden naar het rustiger platteland. Een minderheid, die overigens in omvang wel snel toeneemt, zoekt die nieuwe woonplaats in een ander land. Langs legale of illegale weg. Over die internationale migranten (landverhuizers) gaat het hier. Tot op zekere hoogte zijn migranten vluchtelingen die willen ontkomen aan hun bestaande woon- en leefsituatie. Waarschijnlijk waren verreweg de meesten het liefst thuis gebleven, in het vertrouwde eigen land en eigen dorp, maar ze besloten op een bepaald moment hun toevlucht te zoeken in een ander land met betere vooruitzichten. Als regel is dat een land met een geheel andere cultuur, zoals ze al snel na hun aankomst ontdekten. De push-factoren waren evenwel krachtiger en duidelijker dan de pull-factoren in het nieuwe, onbekende woonland. Achter het vertrek waren heel verschillende drijfveren werkzaam. Sommigen vertrokken plotseling uit hun vaderland als politiek vluchteling of asielzoeker, op zoek naar lijfsbehoud en geloofsvrijheid; vele anderen ontvluchtten hun land na rijp beraad min of meer vrijwillig om elders ter
21
wereld een beter materieel bestaan te vinden. Dat zijn dan economische vluchtelingen, die een uitzichtloze economische situatie in het eigen woonland achterlaten en op zoek gaan naar werk en meer voorspoed en geluk in een ander land. Het zijn gelukzoekers, in de letterlijke betekenis van het woord. Dat beeld past, bijvoorbeeld, bij Afrikanen die in gammele boten de kusten van Spanje en Italië proberen te bereiken. Minder dramatisch is de zoektocht van Polen en andere Oost-Europeanen die in West-Europa werk proberen te vinden, meestal als gastarbeider. Dramatiek ontbreekt geheel in de gevallen van hooggekwalificeerden die door hun werkgever naar een ander land worden uitgezonden of die geheel op eigen kracht op een internationale arbeidsmarkt kunnen opereren. Kennismigranten worden immers bewust aangetrokken. Dergelijke economische migranten zijn dus allesbehalve vluchtelingen. Die status past ook nauwelijks bij pensionados, die het gewoonlijk te doen is om een verblijf in een klimatologisch aangenamere omgeving, liefst ook met een prettig fiscaal klimaat. Heel anders is de situatie in het geval van studenten, die zich willen kwalificeren in een land met een hoog kennisniveau. Weer anders ligt het bij adoptiekinderen, die buiten hun wil uit hun geboorteland worden overgebracht naar een nieuw, meestal welvarender land met een heel andere cultuur. Gezinshereniging brengt familieleden van gastarbeiders naar welvarender landen. Alleen ontwikkelingswerkers en andere hulpverleners volgen meestal een omgekeerde route, naar minder aangename streken. Het zal duidelijk zijn: er zijn tal van categorieën en soorten migranten. Met elkaar bepalen zij de internationale migratie, naar omvang, richting en samenstelling. Hoe zinnig daarbij het onderscheid ook mag zijn tussen echte (dat wil zeggen: politieke) vluchtelingen die worden verdreven, en economische gelukzoekers die uit vrije wil vertrekken, dit op zich wezenlijke verschil speelt in deze bijdrage verder niet zo’n belangrijke rol. Als maar niet het misverstand bestaat dat alle migranten asielzoekers zijn.
22
We spreken dan liever van ‘gelukzoekers’, niet in de zin van avonturiers, maar in de positieve betekenis van het woord. In de praktijk gaat het vaak om ‘ontheemden’, omdat velen lange tijd hun thuisgevoel kwijt zijn. In de ogen van de gevestigde samenleving gaat het om vreemdelingen, die nog niet echt ‘bij ons’ horen. Van belang daarbij is het onderscheid tussen tijdelijke en blijvende migranten. Het gaat ons dan niet zozeer om personen die als ‘gastarbeider’ slechts tijdelijk in een ander land zijn, maar om migranten die zich permanent vestigen. Overigens blijkt niet zelden dat ‘tijdelijk’ achteraf blijvend is geworden; soms nadat men eerst weer even terug is geweest. Veel gastarbeiders bleven uiteindelijk, zoals omgekeerd ook migranten die dachten voorgoed weg te gaan uiteindelijk toch nog terugkeerden. Een wezenlijke vraag is dan hoe lang een migrant een migrant blijft. In dat verband wordt vaak gedacht in termen van generaties. Het woord slaat zodoende op de mensen die zelf daadwerkelijk naar een ander land vertrokken én hun kinderen die daar naderhand zijn geboren. Migranten zijn, althans in dit hoofdstuk, inwoners van een land die zich nog niet helemaal thuis voelen – of door de ontvangende samenleving nog niet worden gezien als reguliere ingezetenen. In deze bijdrage gaat het met name om de recente migratie naar Nederland en het karakter van ons land als migrantenland. Nederland is slechts een kleine schakel in de internationale migratie en wordt nog maar sinds korte tijd geconfronteerd met een toeloop van migranten uit alle delen van de wereld. Momenteel telt ons land migranten uit meer dan 160 landen, bijna alle landen ter wereld. Doel van dit hoofdstuk is aandacht te vragen voor de betekenis die migranten in het licht van het verleden zouden kunnen hebben voor de toekomstige – gunstige of minder gunstige – ontwikkeling van ons land. Migratie is altijd een mondiaal verschijnsel geweest.
23
Daarom laten we de blik ook even gaan over de migratie elders ter wereld, vroeger en nu. De migratieproblematiek raakt ons echter het meest wanneer het om het eigen land gaat. Dat blijkt onder andere uit het publieke debat dat de laatste jaren rond dit onderwerp in ons land is ontstaan. Het begon met onrust in bepaalde wijken in Rotterdam en andere steden, waar de gevestigde bewoners zich geconfronteerd zagen met nieuwkomers die er een ander leefpatroon op nahielden. De problematiek verkreeg enige erkenning van de zijde van de overheid, die zich door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid liet voorlichten.1 Het allochtonenbeleid was daarmee benoemd. Een politieke en intellectuele elite bezong de zonnige kant van de multiculturele samenleving. Begin jaren negentig verstoorde Frits Bolkestein de consensus over die samenleving door op een aantal problemen te wijzen, die naar zijn mening overigens niet uniek waren voor Nederland. Na van alle kanten te zijn verguisd kreeg hij enkele jaren later zijn gelijk. Nederland kreeg in 1998 een minister voor het grotesteden- en integratiebeleid. Het vraagstuk van de multiculturele samenleving kreeg nieuwe impulsen door de publicatie van een geruchtmakend artikel van Paul Scheffer in 2000 en het optreden van Pim Fortuyn.2 Sindsdien zien we een aanhoudende stroom van publicaties over immigratie en integratie. Bijna dagelijks worden in onze dagbladen en tijdschriften meningen vertolkt en standpunten ingenomen. Deze bijdrage is dan ook in sterke mate geïnspireerd door de thematiek van het debat. Niet zelden zijn de meningen over migratie geworteld in mythen, utopieën en stereotypen en raken ze taboes en clichés. Verschillende van dergelijke sturende denkbeelden komen in deze bijdrage naar voren. Mythes zijn ongefundeerde voorstellingen van zaken die zich in het verleden hebben voorgedaan. Daarom buigen we ons ook even over onze migratiegeschiedenis. De geschiedenis wordt echter nog wel eens verkracht. De mythe die hier centraal staat is de gedachte dat Nederland de recente toestroom van im-
24
migranten die permanent in ons land willen wonen zou moeten en kunnen absorberen op dezelfde manier als dat in het verleden – dankzij onze legendarische gastvrijheid – zou zijn gebeurd, zodat ze uiteindelijk één van ons zullen zijn geworden (integratie). De komst van migranten impliceert bovendien op den duur een verrijking van het land, zoals uitgesproken migratielanden als de Verenigde Staten van Amerika en Australië laten zien. In dat verband speelt onze eigen migratiegeschiedenis nog een andere rol. Tot voor kort waren we eraan gewend dat honderdduizenden landgenoten hun toekomst elders in de wereld zochten en was Nederland dus een emigratieland. De emigratie was goed voor het volle Nederland, goed voor de landen waar zij zich vestigden en uiteindelijk ook goed voor de vele emigranten, voor zover die ‘het maakten’ in hun nieuwe woonland. Op die redeneringen valt echter nog wel iets af te dingen, zoals de huidige leefsituatie van de oorspronkelijke bewoners van die landen aangeeft. Niet alle emigranten waren succesvol. Integratie gaat niet vanzelf en wellicht moeten we uit de ervaringen van echte immigratielanden afleiden dat integratiebeleid meer suggereert dan het ooit kan worden.
2 . l a n dv e r h u i z e r s Essentieel in internationale migratie is dat daarbij landsgrenzen worden overschreden. Migranten zijn dan ook ‘landverhuizers’, een wat archaïsch woord, dat echter veelbetekenend is. Want juist het feit dat men gaat wonen in een ander land is van grote betekenis, zowel bij een migratie naar een ver land als naar een buurland. Een land is niet slechts een staatkundig territorium waarvan de autoriteiten beslissen over het al dan niet toelaten van de migrant. Ook de gevestigde bevolking laat van zich horen bij de acceptatie van vreemdelingen, die op hun beurt zich geconfronteerd zien met een andere nationale cultuur. Migran-
25
ten ondervinden de grotere en kleinere culturele verschillen, ook tussen buurlanden als Nederland en Vlaanderen (België), in de dagelijkse praktijk. Een Nederlandse familie die zich metterwoon vestigt in een Duitse of Belgische grensplaats migreert en ontdekt zichzelf al spoedig als ‘landverhuizers’. Van hen wordt ook bij open grenzen iets verwacht in de nieuwe woonplaats. Grensoverschrijdende migratie is altijd behalve een verhuizing naar een ander land, ook een verhuizing naar een andere wereld, zelfs wanneer het een verhuizing vanuit Nederland naar Duitsland of België betreft. Nationale grenzen zijn immers meer dan staatkundige afbakeningen. Landen zijn bovenal sociale entiteiten of, in de woorden van Benedict Anderson, ‘verbeelde gemeenschappen’.3 De wereld is zodoende een lappendeken van dergelijke gemeenschappen, een kenschetsing waaraan het ene land overigens meer beantwoordt dan het andere. Nederland is ongetwijfeld een goed, zo niet perfect, voorbeeld. De leden van die verbeelde gemeenschappen voelen zich onderling verbonden, ook al ziet en kent men elkaar niet. Er heerst een door nationale symbolen gevoed ‘wijgevoel’, gevat binnen staatkundige én mentale grenzen. De grenzen zijn zelfs essentieel voor een dergelijk wij-gevoel. Staatkundige grenzen die geen mentale grenzen zijn geworden leveren problemen op van afscheiding en aansluiting (zie bijvoorbeeld Spanje of de Kaukasus). We komen met het oog daarop nog terug op ons befaamde Nederlandse ‘Oranjegevoel’. Voor migranten is het oppakken van het nationale ‘wij-gevoel’ in het nieuwe woonland – vroeger of later – van essentiële betekenis. Verreweg de meeste landen zijn op die manier geografische containers met een min of meer eigen culturele identiteit, een gegeven waarmee iedere migrant geconfronteerd wordt. Het nieuwe woonland is anders dan het vertrouwde land van herkomst. Tussen beide bevindt zich een meer of minder brede culturele kloof, die maakt dat een migrant de eerste tijd een vreemdeling is in het nieuwe woonland en
26
met een zeker ontheemd gevoel leeft tussen twee vaderlanden. Nederlanders ‘in den vreemde’ en nieuwkomers in Nederland hebben die ervaring in wisselende mate. Op een gegeven ogenblik moeten afwegingen en keuzes worden gemaakt. Internationale migratie is in de praktijk vooral interculturele migratie, waarvan interculturele integratie een verlengstuk is. Een nieuw land waarheen men migreert is in zekere zin een nieuw huis, waarin men zich moet accommoderen. Hier en daar kunnen dan nog wat attributen uit het oude vaderland in de kast staan of aan de muur hangen. Het nieuwe huis stelt zijn beperkingen, maar biedt vooral ook nieuwe mogelijkheden.
3 . pa r a l l e l l e n m e t h e t i n t e r nat iona l e t oe r i s m e Op dit punt gekomen is het misschien wel nuttig eerst even een zijstap te maken naar een vorm van internationaal personenverkeer die wel enige overeenkomst vertoont met de internationale migratie. Bedoeld wordt het internationale toerisme, dat eveneens meer en meer personen over de gehele aardbol laat uitstromen. Beide, de internationale migratie en het internationale toerisme, brengen mensen in een andere culturele omgeving. Beide zijn belangrijke raderen in het proces van mondialisering (globalisering), dat landen steeds intensiever met elkaar verweeft en zodoende tot een steeds nauwer samenhangend geheel maakt. De grens tussen migratie en reizen is onscherp. Niet zelden mondt reizen uit in vestiging in een ander land, terwijl aan de andere kant veel immigranten na korte tijd al weer vertrekken, terug of naar weer een andere bestemming. Maar terwijl echte toeristen hun woonland slechts tijdelijk verlaten om in exotische landen iets op te snuiven van een andere wereld, en in het bijzonder van de daar voorkomende cultuur, worden migranten door andere
27
motieven gedreven. Zij ondernemen geen culturele reis aan de hand van een reisorganisatie, maar zijn op zoek naar betere materiële en geestelijke leefomstandigheden. Na aankomst kunnen zij niet, zoals toeristen, volstaan met een vluchtige kennismaking met de nationale cultuur in musea, kerken en tempels. Zij worden gedwongen zich intensief bezig te houden met de cultuur van het dagelijkse leven, zoals die zich op straat en in de persoonlijke omgang manifesteert. Naarmate de omgangscultuur vreemder is zullen musea en kerkgebouwen, kortom het cultureel erfgoed van het land, verder buiten de gezichtskring blijven. Immigratie betekent voor elke immigrant als pas binnengekomen vreemdeling allereerst een min of meer persoonlijke verwerking van de leefcultuur in het nieuwe woonland. De komst van steeds meer exotische restaurants is een welkome vernieuwing in de dagelijkse stadscultuur, voor reizigers én migranten, waarbij we de laatsten moeten onderscheiden in (etnische) ondernemers en hun clientèle uit hetzelfde stamland. Was Nederland omstreeks 1960 alleen nog maar vertrouwd met ‘de Chinees’, sindsdien hebben onze buitenlandse reizen en de intocht van Italiaanse, Griekse, Spaanse, Joegoslavische en vervolgens Turkse, Thaise, Vietnamese, Argentijnse, Mexicaanse, Surinaamse en tal van andere koks uit alle delen van de wereld een keur van exotische restaurants opgeleverd. Met elkaar vormen ze een leidraad voor het ontrafelen van de migratiestromen sinds 1960 én een verleidelijk opstapje naar de multiculturele samenleving. Reizen is leuk, brengt ons in contact met andere volken en culturen, terwijl thuis de bonte veekleurigheid van de multiculturele samenleving tot de gedachte leidt dat de wereld eigenlijk ook in de eigen stad te beleven valt. Zo gezien dragen migranten bij aan de smaak van de samenleving. De geschiedenis van de interculturele migratie laat echter een andere boodschap zien. De geïdealiseerde multiculturele samenleving is in de steden gewoonlijk niet verder gekomen dan het naast elkaar
28
leven van verschillende etnische groepen. Onderlinge spanningen ontbreken daarbij niet.
4 . va n g ron d , g ou d e n g e l o of s v r i j h e i d na a r g e l u k Terug dus naar migratie, eerst in het algemeen met de constatering dat de mensheid eigenlijk altijd aan het migreren geweest, met alle kenmerken van dien. De huidige internationale migratie is in feite weinig meer dan de eigentijdse variant van de drift over de aardbol, die grote groepen al in de oertijd ondernamen. Maar het gaat tegenwoordig niet meer, zoals tot voor kort, om nieuwe grond voor landbouw, waarvoor anderen moesten wijken. Vaste woonplaatsen had de mens in de oertijd niet, de zoektocht naar voedsel dwong tot een zwervend bestaan. De Indianen, bijvoorbeeld, zijn op die manier in vrij korte tijd, gekomen uit Azië, vanuit Alaska zuidwaarts getrokken tot in de punt van Chili en Argentinië. Vermoedelijk waren er toen al voorgangers. Lange tijd waren er echter geen landen in de moderne zin van het woord, waar men zich vestigde met al dan niet een verblijfsvergunning. Dat deden de Indianen niet, maar evenmin de Europeanen die zich na 1500 in Noord- en Zuid-Amerika vestigden als kolonisten. Het waren in de praktijk echter vrijwel altijd landbouwende volken die, op zoek naar nieuwe landbouwgrond, de daar al woonachtige jagers en verzamelaars verdrongen naar minder gunstige leefgebieden. In feite waren ze indringers, die in Noord-Amerika de Indianen verdreven naar de reservaten en in Zuid-Amerika een heersende bovenlaag werden. Toen eenmaal de autochtone bevolking verdrongen was, werden er staten gevormd en kwamen er steeds meer kolonisten die immigranten werden genoemd. De immigratiestaten vaardigden toelatingsregels uit die de instroom regelden. De immigranten hebben het land naar eigen inzicht opgebouwd en verbouwd. In de heersende
29
opvatting zijn het de immigranten die in Noord-Amerika en Australië een praktisch leeg en in hun ogen onbenut gebied hebben ontwikkeld en opgebouwd en daarmee vaak hun eigen bestaan succesvol hebben gemaakt. De emigratie uit Europa naar de Nieuwe Wereld geniet zodoende een positief imago. Toch is het onmiskenbaar dat immigratie in het verre en ook nabije verleden meestal een kwestie van indringing en verdrijving is geweest. Niet alleen in Noord-Amerika. In Australië moesten de Aborigines lijdelijk toezien hoe hun land, waarmee ze emotioneel en religieus zo verbonden waren, tot een ‘leeg land’ werd uitgeroepen, dat in cultuur werd gebracht door Britse en andere Europese kolonisten. Daaronder waren veel Duitse lutheranen die het calvinistische Pruisen ontvluchtten wegens de heersende geloofsdwang. Voor veel Australiërs is de aanblik van het huidige Australië een soort rechtvaardiging van de onteigening die de Aborigines ooit werd aangedaan. Zouden de Aborigines het uit eigen kracht zo ver hebben gebracht? Veel Australiërs die de afstammelingen van de oorspronkelijke bevolking in laveloze toestand out of the road zien liggen hebben daar een uitgesproken mening over. Waarschijnlijk is door de hele geschiedenis heen migratie een opeenvolging geweest van binnendringen door sterkere groepen en het verdrijven of elimineren van zwakkere groepen (zie ook het bekende boek ‘Paarden, zwaarden en ziektekiemen’ van de Amerikaanse bioloog Jared Diamond).4 In onze tijd zijn Palestina en Tibet sprekende voorbeelden. Het ‘recht’ van de sterkere indringer is misschien nergens anders ter wereld zo duidelijk aan de dag getreden als in Latijns-Amerika, waar een minuscule groep Spanjaarden, op zoek naar goud, de rijken van de Inca’s en de Azteken in korte tijd onder de voet liep dankzij hun bewapening en vooral de meegebrachte ziektekiemen. Hiermee vergeleken was de migratie van Duitsers naar Oost-Europa en van Russen naar Siberië relatief vreedzaam, voor zover daar migranten en gevestigde bevolking een zekere co-existentie bereikten. 30
Migratie vond niet alleen plaats in het kader van Europese kolonisatie van de Nieuwe Wereld. Zo hebben in zuidelijk Afrika de landbouwende Bantoes de daar woonachtige zwakkere jagers- en verzamelaarvolken (Bosjesmannen en Hottentotten) naar de marginale gebieden verdreven om later op hun beurt in Zuid-Afrika door Europese kolonisten gedreven te worden naar de hun toegewezen ‘thuislanden’. Op de Britse eilanden werd de Keltische bevolking in de zevende eeuw naar de uithoeken verdrongen door Angelsaksische migranten van het vasteland. Dat migratie in het verleden gepaard ging met verdrijving van de gevestigde bevolking wordt nog grootschaliger geïllustreerd in Zuidoost-Azië door een duizenden jaren aanhoudende trek van Chinese migranten naar Achter-Indië, Indonesië en Oceanië. De oorspronkelijke bewoners werden verdreven naar uithoeken of verdwenen na kortere of langere tijd. In Maleisië stellen de oud-Maleisiërs zich vijandig op tegenover meer recente nieuwkomers, hoewel beide groepen afkomstig waren uit Zuid-China. De multiculturele samenleving in Maleisië vertoont tegenwoordig dan ook tekenen van grote etnische spanningen. Ook Indonesië kende uitbarstingen van etnisch geweld door de gevestigde bewoners jegens nieuwkomers uit China. Veel volken kennen hun migratiegeschiedenis niet. Wellicht is de migratiegeschiedenis van China nog rijker dan die van Europa, nu ook Chinese immigranten meer en meer opduiken in Siberië. Tegelijkertijd heeft de binnenlandse migratie in dat land zo’n 150 miljoen landloze boeren naar de steden gevoerd. Wie vanuit een eurocentrisch perspectief de prestaties van de Europese migranten en hun nakomelingen in de Nieuwe Wereld en daarmee de zegeningen van migratie wil beklemtonen, zou niet voorbij mogen gaan aan de ervaringen van de Amerikaanse Indianen, de Australische Aborigines, de Tibetanen, de Palestijnen, de Tsjetsjenen en de Bosjesmannen. Hun kijk op immigratie spoort niet met die van de immigranten en hun nakomelingen. Nog iets
31
algemener: waarom zouden de Verenigde Naties een speciale dag (9 augustus) hebben ingesteld voor de inheemse volken, waar ook ter wereld, die een niet-geïntegreerde minderheid in hun door immigranten gevormde land zijn geworden? In dit verband dient het wezenlijke verschil tussen de onder de voet gelopen inheemse minderheden en geïmmigreerde culturele minderheden niet uit het oog worden verloren. Een bijzonderheid van de hedendaagse migratie naar Europa is dat het vooral de voormalige koloniale machten zijn die een toevloed van migranten uit hun vroegere koloniën mogen opvangen, zoals Nederland uit het voormalige Nederlands Oost-Indië, Suriname en de Antillen.5 Wat leert de voorgaande korte en ietwat impressionistische blik in het verleden van migratie als mondiaal verschijnsel ons nu voor het beoordelen van de recente migratie naar Nederland, het feitelijke onderwerp van dit hoofdstuk? Er lijken weinig directe aanknopingspunten te vinden. Al was het alleen maar omdat de historische migraties hoofdzakelijk waren ingegeven door drang naar nieuwe landbouwgronden, de zoektocht naar goud en, dat vooral ook, een plek om het geloof in vrijheid te belijden. Van deze drijfveren is geen sprake bij de migranten die tegenwoordig naar Nederland en andere West- Europese landen komen. Ook het verdringingsaspect lijkt vooralsnog te ontbreken. Migratie ging tot voor kort altijd uit van sterkere groepen, die zwakkere groepen verdreven of vernietigden. Migratie bracht het nieuwe woongebied meestal een hogere technologische en economische ontwikkeling. Het lijkt erop dat met de tegenwoordige migratie naar Europa voor het eerst in de geschiedenis welvarende regio’s worden benaderd door massa’s (kennis)arme migranten uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Voor min of meer gewelddadige verdringing hoeft niet te worden gevreesd, al getuigt de hier en daar opkomende islamofobie wél van de angst daarvoor. Eerder moet worden gevreesd dat de grote
32
massa van immigranten niet op korte termijn de economische en technologische impuls kan genereren die voor de ontvangende landen gewenst wordt geacht. Dat zou vervolgens een ongunstig imago van migranten onder de gevestigde bevolking kunnen opleveren. Ook zou er in demografisch opzicht sprake kunnen zijn van verdringing, in die zin dat met name niet-westerse immigranten gekenmerkt worden door een beduidend hogere vruchtbaarheid. De ontvangende Europese landen kenmerken zich daarentegen juist door een lage vruchtbaarheid en vergrijzing. In dat licht bezien zouden de nietwesterse immigranten het ‘demografische gat’ kunnen opvullen dat zich in verschillende Europese landen aftekent. Dat is dan ook gaande. De demografische aanvulling die door de immigratie wordt opgeleverd gaat echter niet gepaard met een soepele integratie van deze migranten in de samenleving van de ontvangende landen. Bezorgdheid omtrent hun kansen en integratiemogelijkheden is op haar plaats, zeker wanneer we de uitkomsten van de emigratie uit Europa naar de Nieuwe Wereld in gedachten hebben. Migratie mag dan in het verleden een normaal verschijnsel zijn geweest en altijd hebben geleid tot een hogere economische ontwikkeling van de bestemmingsregio’s, in de huidige immigratie naar Europa en dus ook naar Nederland is er niet zonder meer sprake van een parallelle ontwikkeling. Het spiegelen aan voorbije voorbeelden van migratie, waarbij migranten als kolonisten een bijdrage leverden aan de opbouw van een nieuw land, levert geen solide visie op voor de beoordeling van de tegenwoordige toestroom van migranten naar Europa. Een wezenlijke vraag is daarbij welk type immigranten de Europese landen op kortere en langere termijn nodig hebben. Die vraag gaat ook Nederland aan, waarbij overigens stereotypering van migranten moet worden vermeden. Het gevaar dreigt namelijk dat alle migranten op één hoop gegooid worden, alsof het alleen maar zou gaan om islamitische allochtonen.
33
5 . de m ig r at i e na a r n e de r l a n d Ook in Nederland arriveren migranten uit alle delen van de wereld, niet in de laatste plaats uit Europa. En hoewel dat verschijnsel allesbehalve nieuw is, krijgt het pas sinds kort de volle aandacht in het binnenlandse publieke debat. Wellicht speelt hierin mee dat Nederland zich zelf eerder als een emigratieland beschouwde dan als een immigratieland. In de naoorlogse jaren zochten honderdduizenden Nederlanders een nieuwe toekomst in landen als Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. We kenden weliswaar in die tijd ook al een omvangrijke intocht van Molukkers en andere bewoners van de voormalige koloniën (naar schatting ongeveer 300.000 personen) en – iets later – de komst van ‘gastarbeiders’ uit de mediterrane landen, maar al deze mensen leken toen toch vooral nog tijdelijke bewoners van ons land te zijn. Toch veranderde al in 1960 het emigratiesaldo in een immigratiesaldo, dat wil zeggen dat zich sindsdien meer personen in Nederland vestigden dan eruit vertrokken. In het begin van de eenentwintigste eeuw sloeg de balans getalsmatig weer om naar de andere kant. Laten we proberen ons eerst een indruk te vormen van de omvang van de recente immigratie, dat wil zeggen sinds 1960. We gaan dus voorbij aan de toch vrij omvangrijke toevloed van migranten (300.000) uit het voormalige Nederlands Oost-Indië na de soevereiniteitsoverdracht.6 Dat de immigratie sinds 1960 niet gering is blijkt uit de cijfers, want sinds dat jaar zijn er (volgens het c b s ) 4,2 miljoen immigranten Nederland binnengekomen. Omdat hieronder echter ongetwijfeld veel personen zitten die zich meer dan eens vanuit het buitenland in ons land hebben gevestigd is het correcter om te spreken van 4,2 miljoen immigratiebewegingen. Het netto aantal immigranten is dus kleiner. Bovendien registreerde het c b s voor dezelfde periode 2,7 miljoen emigratiebewegingen; ook hierbij zullen personen zitten die meer dan eens het land verlieten. Toch heeft Nederland aan de migratie een aanwas van 1,5
34
miljoen inwoners overgehouden. Ook bij dat cijfer past een kanttekening. Door de gezinsvorming van deze migranten is de werkelijke aanwas beduidend groter. Doordat het c b s bijhoudt hoeveel allochtonen er in Nederland wonen, zouden we op de gedachte kunnen komen langs die weg te proberen de aanwas dankzij migratie te bepalen. Voor 2006 komt het c b s op 3.152.000 westerse en niet-westerse allochtonen. Maar wegens de eigenaardige definitie van allochtonen (‘inwoners die in het buitenland zijn geboren dan wel van wie tenminste één der ouders in het buitenland is geboren’) is dat aantal geflatteerd. Laten we daarom aannemen dat er thans ongeveer 2,5 miljoen inwoners zijn dankzij de immigratie. Vanaf 1960 is de immigratie omvangrijker geweest dan de emigratie, maar na 2000 heeft zich een omslag afgetekend. Het totale immigratiesaldo daalde plotseling van 133.000 in 2000 tot 94.000 in 2004 en ook 2005 kwam op dat aantal uit. Tegelijkertijd nam de emigratie fors toe, van in totaal 79.000 in 2000 tot 121.000 in 2005.7 Heel opvallend is het aandeel van de migranten die in Nederland zijn geboren: tegenover 21.000 Nederlandse immigranten in 2005 staan liefst 55.000 Nederlandse emigranten. Bij de immigratie is bovendien het aandeel Nederlanders vrij stabiel, maar onder de emigranten nam het aandeel sterk toe (van 37.500 in 2000 tot 55.500 in 2005). Nu is migratie een complex verschijnsel, dat we ook zouden moeten ontleden naar landen van herkomst en bestemming én naar persoonskenmerken van de migranten. Zo ver kunnen we hier niet gaan. We moeten volstaan met de constatering dat het aantal immigranten uit alle delen van de wereld drastisch is afgenomen, terwijl de uitstroom van emigranten van Nederlandse en andere nationaliteiten in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw sterk toenam. Zij vestigden zich echter vooral in West-Europa. Het emigratieoverschot nam op deze manier van jaar op jaar toe.
35
Van de immigranten die in 2005 ons land binnenkwamen kon 60% worden beschouwd als arbeidsmigranten, terwijl 11% een vluchtelingenstatus had; voor het overige ging het om studenten en gezinshereniging. Niet oninteressant is dat van de arbeidsmigranten 56% werkzaam was in de land- en tuinbouw en dat eveneens 56% afkomstig was uit Polen. Van alle arbeidsmigranten was in dat jaar slechts 5% te beschouwen als ‘kennismigranten’, het type migranten dat Nederland volgens het kabinetsbeleid het meest nodig heeft. Jaco Alberts, aan wie deze informatie is ontleend, wijst er verder op dat de status van ‘kennismigrant’ door de i n d wordt bepaald aan de hand van de hoogte van het te verdienen salaris (minimaal 45.000 euro), maar met een zeer verfijnde differentiatie naar leeftijd en beroep, zodat goedbetaalde Chinese koks die status ook kunnen verkrijgen.8 In het algemeen leidt de regelgeving tot een typisch Nederlandse bureaucratie, die vooral migranten treft die slechts voor korte tijd in ons land werkzaam zullen zijn. Onder buitenlandse werknemers van internationale organisaties is de onvrede over de complexe, dure en stroperige regelgeving met betrekking tot verblijfsvergunningen bijzonder groot. Ook universiteiten worstelen bij het aantrekken van buitenlandse studenten en personeelsleden met dit probleem. Is Nederland nu nog wel een immigratieland? Afgezien van de kenteringen in de aantallen immigranten en emigranten moet worden gesteld dat Nederland nog steeds geen land is met een adequate regelgeving voor immigratie en immigranten, in het bijzonder voor asielzoekers. Een duidelijk en rechtvaardig toelatingsbeleid is daarvoor een minimumvereiste. Toch is het wel een land van immigranten, al heel lang zelfs. Het onderscheid tussen immigratieland en immigrantenland lijkt misschien wat subtiel, maar het is toch wezenlijk. We spreken van een immigratieland wanneer er een lange traditie bestaat van vestiging van grote aantallen nieuwkomers, waarvoor een stimulerend of remmend
36
toelatingsbeleid is ontwikkeld. Met een migrantenland bedoelen we een land dat zijn opbloei en betekenis mede ontleent aan de inbreng van generaties van migranten uit nabije en verre landen. Zo bezien is Nederland nog maar kort een immigratieland, maar al eeuwen een succesvol migrantenland.
6 . m ig r a n t e n l a n d Door de jaren en eeuwen heen hebben zich vele duizenden immigranten uit alle delen van Europa in Nederland gevestigd. Ongetwijfeld zal een groot deel van hen niet gebleven zijn of er niet in geslaagd zijn zich een permanente plek in het nieuwe land te verwerven. De nazaten van de wél geslaagde immigranten zijn inmiddels hoog en breed geïntegreerd en volledig deel van de autochtone Nederlandse samenleving geworden. In historisch perspectief bekeken is de inbreng van de ooit allochtone bewoners aanzienlijk. Met het oog daarop zouden we ons moeten realiseren dat aan de wieg van ons vaderland iemand gestaan heeft die zich als allochtone migrant het lot aantrok van opstandige gewesten waaruit na een Tachtigjarige Oorlog met de Spaanse koning het huidige Nederland is voortgekomen. Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands genoemd, was afkomstig uit wat we tegenwoordig Duitsland noemen, maar ontleende zijn naam aan een erfgoed in het huidige Frankrijk. Sindsdien is de naam Oranje een soort synoniem van alles wat met het nationale ‘Nederlandgevoel’ te maken heeft. Nederland zou misschien beter Oranjeland kunnen heten, iets wat trouwens goed tot uiting komt tijdens Europese en wereldkampioenschappen voetbal. Het Wilhelmus klinkt dan in de stadions en de ‘verbeelde gemeenschap’ van Benedict Anderson komt ten tonele in de straten van de Nederlandse steden. Misschien zou een andere allochtoon nog meer recht hebben op de eretitel ‘Vader des Vaderlands’, namelijk de uit Frankrijk afkomsti-
37
ge koning Lodewijk Napoleon (1806-1810). Eenmaal door zijn broer als zetbaas gedetacheerd in Nederland ontpopte hij zich razendsnel als ‘Hollander’ en realiseerde in de korte tijd van zijn koningsschap tal van nieuwe bestuurlijke en culturele instellingen, waaronder het Amsterdamse Rijksmuseum. Aan hem heeft het huidige Nederland meer te danken dan aan welke Oranje vóór of na hem.9 Er is nog een tweede aspect van het Oranjegevoel dat in het kader van deze bijdrage over immigratie van belang lijkt. Dat is het historische gegeven dat met Willem van Oranje als inspirerend voorbeeld alle regerende nazaten van het Huis Oranje hun partner uit het buitenland hebben gehaald. Niet alleen in de twintigste eeuw, maar ook in de zeventiende eeuw was dat heel normaal. Nu zouden we met het oog daarop kunnen roepen ‘In naam van Oranje, doe open de poort’, om op die manier de onbeperkte toegang van migranten via open grenzen te bepleiten. De voorbeeldwerking van de huwelijkspartners van de Oranjes is eigenlijk overtuigend. Want partners als Máxima, Claus, Bernhard, Hendrik, Emma, Anna Paulowna enzovoort hebben zich onmiddellijk na hun verbintenis met een Oranje met hart en ziel aan de Nederlandse zaak gewijd. Of de hedendaagse immigranten zich door die koninklijke voorbeelden zullen laten leiden om zich eveneens in te zetten voor het nieuwe vaderland, is niet direct gezegd – al was het alleen maar omdat zij de geschiedenis van het Oranjehuis nog niet kennen. Belangrijker is echter dat migranten niet komen om zich in te zetten voor het nieuwe woonland, maar om er aan de eigen toekomst te werken. Ze zetten zich in voor zichzelf en voor hun gezin. Waarschijnlijk verwachten gevestigde Nederlanders te snel van nieuwe landgenoten dat zij zich na hun acceptatie ook meteen aan het nieuwe woonland zullen binden en zelfs zullen assimileren. Integratie is een gefaseerd proces, dat meestal enkele generaties omvat. Dat is tenminste de Amerikaanse ervaring met immigranten, die daar overigens tot 1965 evenmin altijd met open armen ontvangen werden.10 38
De indruk die we hebben van onze eigen Nederlandse emigranten die in de negentiende en twintigste eeuw ons land verlieten is, dat het overgrote deel zich vroeg of wat later geheel in de samenleving van het nieuwe woonland thuis voelde – zonder gevoelens van nostalgie en herinnering aan het voormalige vaderland geheel te verliezen. Verhagen stelt echter dat de Nederlandse migranten die zich in de eerste helft van de negentiende eeuw in de Verenigde Staten vestigden allesbehalve uitmuntten door snelle integratie.11 Tegenwoordig verbazen we ons wel eens over de snelheid waarmee vele pas geëmigreerden de beheersing van de moedertaal kwijt raakten, maar intussen gewennen we onszelf thuis aan het opdringen van het Engels. Het zich eigen maken van de taal van het nieuwe woonland is trouwens niet slechts een absolute vereiste voor integratie, maar in feite pas de eerste stap in een lang proces.
7 . i n t e g r at i e Integratie is niet alleen een gefaseerd en tijdrovend proces, maar ook een complex begrip dat niet moet worden verward met assimilatie. Heeft het laatstgenoemde begrip – dat overigens niet zonder reden tegenwoordig weinig meer gebruikt wordt – vooral betrekking op het volledig opgaan in de nieuwe samenleving, integratie laat meer ruimte voor culturele diversiteit en behoud van identiteit. Integratie slaat op de geleidelijke inburgering van individuen en groepen van een afwijkende culturele signatuur in een nationale samenleving, waarbij een gedeeltelijk behoud van de oorspronkelijke cultuur niet uitgesloten is. Doorslaggevend is dat nieuwe burgers zonder grote belemmeringen meedraaien in de samenleving, met name op de arbeidsmarkt, het onderwijs en het sociale verkeer. Integratie impliceert verder een proces dat van twee kanten komt: individuen die zich inspannen om te worden opgenomen en een samenleving die migranten de ruimte biedt
39
om zich te ontplooien. Het uiteindelijke resultaat is een situatie waarin alleen de vreemde familienaam nog wijst op herkomst uit een ander land. Meer dan ooit is het voorkomen van allerlei ‘vreemde’, exotische familienamen tegenwoordig een aanwijzing van een multiculturele samenleving. Tot op zekere hoogte was Nederland in het midden van de twintigste eeuw een monoculturele samenleving met een zekere culturele diversiteit, voor zover we oog hebben voor de eigen identiteit van regionale en religieuze subgroepen. Deze culturele diversiteit werd en wordt echter beleefd binnen de nationale identiteit. Als uitvloeisel van de omvangrijke immigratie uit alle delen van de wereld is inmiddels de multiculturele samenleving in Nederland een feit van een heel andere orde geworden maar tegelijk ook een omstreden zaak. Na in de jaren tachtig te zijn verwelkomd als een kleurige verrijking van het straatbeeld – vooral in de oude wijken van de grote steden – veranderde de stemming na 2000 radicaal. Daaraan heeft vooral het artikel van Paul Scheffer over het multiculturele drama bijgedragen.12 Hij sprak van een ‘gemakzuchtig multiculturalisme’, waarin onvoldoende tot uiting werd gebracht wat onze samenleving bijeenhoudt. Na jaren van naïef kosmopolitisme, waarin het bijhouden van de taal in het land van herkomst een hogere prioriteit had dan het leren van de Nederlandse taal, gingen de ogen open voor een dreigende achterstandssituatie van grote aantallen migranten – vooral in de grote steden, waar een samenleving toch al de neiging heeft te blijven steken in een naast-elkaar-leven, zo niet tegenover-elkaar-leven.13 Niet voor niets werd het Nederlandse integratiebeleid in 1998 formeel gekoppeld aan het grotestedenbeleid. Immers, de grote steden kennen tal van achterstandswijken, waar lage inkomens, uitkeringen en werkloosheid pieken. Daarom worden sociaaleconomische maatregelen bepleit om in deze situatie verbetering te brengen. Maatregelen in het culturele vlak, zoals druk om opleidingen te voltooien, vullen dit beleid
40
aan. De culturele kloof tussen allochtone migranten en de Nederlandse samenleving laat zich echter niet met overheidsmaatregelen overbruggen. Niet zonder reden verwachten we van mensen die zich permanent in ons land willen vestigen dat zij op den duur ‘één van ons’ zullen worden. Nederlander met de Nederlanders – zoals Nederlandse emigranten in Australië Australiër met de Australiërs werden of willen worden. Voor immigranten uit West-Europa of Noord-Amerika is die verwachting niet zo’n grote opgave als voor migranten uit Oost-Europa of uit de Arabische wereld, al blijven ook voor goed ingeburgerde migranten in de dagelijkse cultuur in Nederland opmerkelijke verschillen bestaan. Volgens een allochtone participant in het debat – de in Amsterdam werkzame Amerikaanse historicus James Kennedy – is blijvende culturele diversiteit als gevolg van migratie verenigbaar met gelijkwaardigheid van minderheden en meerderheid.14 De Italiaans-Amerikaanse socioloog Amitai Etzioni durft verder te gaan.15 Hij stelt dat verscheidenheid binnen de nationale culturele eenheid haalbaar is, mits de migranten akkoord gaan met een aantal maatschappelijke grondbeginselen. Behalve respect voor de wet noemt hij in dit verband inburgeringtests en taalbeheersing. Hij gaat nog verder wanneer hij stelt dat mededogen geen juist uitgangspunt is bij de toelating van potentiële migranten. ‘Het getuigt niet van mededogen’, aldus Etzioni, ‘om iemand die nauwelijks vertrouwd is met een moderne werkomgeving en het moderne stadsleven – om maar te zwijgen van een democratisch bestel – uit een of ander afgelegen oord te halen en in een van onze steden neer te poten vanuit de zeer naïeve gedachte dat hij zich daar cultureel zal aanpassen en nog lang en gelukkig zal leven. Het is zelfs zo dat beide partijen hieronder lijden’.16 Etzioni’s opvatting dat migranten niet in de watten moeten worden gelegd en nog minder voor lange tijd in hun eigen milieu gelaten moeten worden, kan nieuwe immigratielanden als Nederland op het goede spoor brengen. Van-
41
uit Amerikaans perspectief lijkt juist de vertroeteling van zwakke migranten in onze verzorgingsstaat een ernstige belemmering voor hun noodzakelijke integratie.17 Misschien moeten we voor een geslaagde integratie in de Nederlandse samenleving het meest verwachten van de integratie van immigranten in de lokale samenleving waarbinnen zij een woning, sociale contacten en bezigheden vinden. Vooralsnog is de komst van migranten vooral een stedelijke aangelegenheid. Asielzoekers kwamen in het verleden nog wel eens terecht op het platteland, waar zij na aanvankelijk stevige weerstand van de dorpsbevolking, snel werden geaccepteerd. Dat hoefde overigens niet altijd de goede weg te zijn naar integratie in de Nederlandse samenleving als totaliteit, mede als gevolg van opgelegde beperkingen bij het zoeken naar werk. Gedwongen vertrek uit de kleinschalige lokale samenleving naar andere asielzoekerscentra of uitwijzing leidde niet zelden tot protesten onder de autochtone dorpsbewoners, omdat men de vreemdelingen had leren kennen als ‘één van ons’. Economische migranten daarentegen zoeken in het andere land in eerste instantie de grote steden op, met als gevolg dat deze meer en meer een zeer diverse, internationale bevolking krijgen – mede doordat tegelijkertijd veel autochtone stedelingen de stad verlaten. Bepaalde wijken kregen op die manier een allochtone signatuur en reputatie. Aan de ene kant biedt dit het voordeel dat nieuwe immigranten daar worden opgevangen door de al aanwezige familie en dorpsgenoten. Aan de andere kant worden contacten met autochtone Nederlanders daardoor beperkt, voor zover die al niet onder druk staan van spanningen. De hoofdzakelijk in de eigen groep levende allochtonen staan hun integratie in de Nederlandse samenleving in de weg. Grote steden zijn vanouds concentraties van migranten geweest. Inmiddels oefenen ook de randgemeenten van de grote steden in toenemende mate aantrekkingskracht op de allochtone stedelingen uit. De verwachting is
42
dat de migranten (of beter: de afstammelingen van migranten) zich in de komende decennia steeds verder over het gebied buiten de grote steden zullen verspreiden. Voor zover hun verhuizing het gevolg is van een sterkere positie op de woningmarkt en die op haar beurt is verkregen door succes op de arbeidsmarkt zou hun integratie daardoor kunnen worden bevorderd. Vanzelfsprekend is dat echter niet. Integratie is niet alleen in het geval van individuele migranten een kwestie van tijd, willen en kunnen. Dikwijls is het een proces dat enkele generaties vergt, zoals de ervaringen in de Verenigde Staten uitwijzen.18 Voor Nederland is integratie een continue opgave, zolang er grote aantallen immigranten binnenkomen met een sterk verschillende culturele achtergrond. Dat werd begin jaren negentig al ingezien door minister Ien Dales, die het probleem samenvatte in de beeldspraak dat het lastig soep maken is als er steeds weer koud water aan wordt toegevoegd.
8 . e e n g a s t v r i j of e e n x e nof o ob l a n d? Inmiddels is de aanwezigheid van grote aantallen bewoners afkomstig uit niet-Europese landen aanleiding geworden om ons zorgen te maken over een toenemende xenofobie, waardoor onze traditionele gastvrijheid in het gedrang zou raken. Nederland zou op die manier haar reputatie van een tolerant land kwijt raken. Het mythische gehalte van dit beeld is onmiskenbaar. Voor zover Nederland een tolerant land is berust dat beeld meer op een brede maatschappelijke acceptatie van buitenissige gedragingen en opvattingen, die elders ter wereld minder gemakkelijk worden aanvaard, dan op een bijzondere gastvrijheid tegenover vreemdelingen, anders dan buitenlandse toeristen. Maar zowel onze gastvrijheid als onze xenofobie worden overdreven.
43
Om met de xenofobie te beginnen, die is allesbehalve een mythe in het huidige Nederland, al steekt ons land niet ongunstig af bij de andere Europese landen. Ook elders in de wereld is xenofobie in een of andere vorm aanwezig. De meest onschuldige, in elk geval meest gebruikelijke, vorm is grenscontrole van inkomend en uitgaand vreemdelingenverkeer. Wie haal je binnen? Onze eerste vreemdelingenwet dateert van 1849. Hij handelde over tijdelijk in ons land verblijvende personen die niet de Nederlandse nationaliteit bezaten. Vreemdelingen genieten als regel meer belangstelling van de douanebeambten dan eigen ingezetenen. Nu zal men bij paspoortcontrole aan de grens niet zo gauw denken aan xenofobie, al begint het er op de Amerikaanse vliegvelden aardig op te lijken. Verhagen beschrijft hoe vanaf de vroege negentiende eeuw Ieren, Italianen, Duitsers en katholieken blootstonden aan sterke antisentimenten, zoals die tegenwoordig door migranten uit Latijns-Amerika worden ondervonden.19 Maar wat is ‘xenofobie’ eigenlijk? In elk geval is het een nogal flexibel begrip, dat slaat op terughoudendheid, beduchtheid en angst voor vreemdelingen – zoals claustrofobie slaat op angst voor gesloten ruimtes – maar ook op afkeer en zelfs haat jegens vreemdelingen. Die negatieve gevoelens uiten zich tegenwoordig vooral in een racistische houding tegenover (gekleurde) immigranten uit andere delen van de wereld. Xenofobie heeft daardoor in het bijzonder de extreme betekenis van vreemdelingenhaat en geweld jegens vreemdelingen, buitenstaanders en andersdenkenden gekregen. De eeuwenoude jodenhaat is een treffend voorbeeld. Xenofobie vertaalt zich tegenwoordig in diverse landen in gewelddadig optreden tegenover andersdenkenden (hindoes versus moslims in India, boeddhisten versus moslims in Thailand, moslims versus christenen in Indonesië). Angst voor het vreemde en vooral voor vreemdelingen is echter op zichzelf genomen een heel normaal en wereldwijd voorkomend verschijnsel. Een zekere xenofobie is
44
iedere menselijke groep eigen: buitenstaanders worden negatiever beoordeeld dan leden van de eigen groep, van wie juist de positieve eigenschappen worden beklemtoond.20 De gedachte dat xenofobie niet hoort in Nederland is misschien ook een uiting van dat superioriteitsdenken. Veel volken denken met name ongunstig over hun buren. Onze legendarische ‘moffenhaat’ (die tegenwoordig overigens aardig overwonnen lijkt) was daar een goed voorbeeld van. De vaderlandse traditie heeft ons echter langs twee geheel verschillende wegen geleerd dat wij van onze kant juist hoge verwachtingen mogen koesteren van vreemdelingen die bij ons komen. ...Het zal een vreemd’ling wezen.... Een manier waarop we van kindsbeen af hebben geleerd dat vreemdelingen ons iets te brengen hebben berust op het oer-Nederlandse sinterklaasfeest. Het is niet onwaarschijnlijk dat ons beeld van vreemdelingen al in onze vroege kinderjaren is gevormd. Toen werd er op een vast tijdstip hard op de voordeur van ons huis geklopt, ja hard gebonsd, door twee merkwaardig uitgedoste vreemdelingen. We waren bang, maar wisten het: het zijn vreemdelingen die mogelijk verdwaald waren en die we naar hun naam moesten vragen. Het belangrijkste was echter dat ze zich ontpopten als gulle gevers en na korte tijd weer verdwenen, met achterlating van lekkers en geschenken. Toen we wat meer levenservaring hadden opgedaan wisten we dat die rare vreemdelingen meestal familieleden of buren waren. Vreemdelingen moeten zich vroeg of laat bekend maken als vertrouwde figuren, zo hoort het. Dus, waarom vreemdelingen wantrouwen? Het voorrecht dat vreemdelingen iets moois brachten, hadden overigens alleen de kinderen in Nederland, die zodoende konden leren dat de angst voor vreemdelingen die alle kinderen is aangeboren, toch eigenlijk niet altijd terecht is. Hoewel, als we na onze kindertijd voldoende aandacht hadden
45
besteed aan de klassieken zouden we beter hebben geweten. Immers, indachtig de aan Homerus ontsproten dichtregel van Vergilius ‘timeo Danaos et dona ferentes’ (ik vrees de Grieken, ook als ze geschenken meebrengen) blijven vreemdelingen verdacht en niet te vertrouwen. ...Ik zal hem gauw eens vragen naar zijn naam... Als kind en als volwassene weten we dus dat vreemdelingen er zijn om in de gaten te worden gehouden. De vreemdelingenpolitie voegt er een aspect aan toe waarin de duistere kanten van de vreemdeling naar voren worden gehaald. De politie heeft dan ook meer beroepsmatig de neiging om de vreemdelingen naar hun naam te vragen en daarop dóór te vragen. Als kinderen namen we nog genoegen met de schuilnaam van de gulle vreemdelingen, een minister voor vreemdelingenzaken mag dat beslist niet doen. Hij dient de echte naam te horen, zo leerden we in 2006. Zonder nu verder in te gaan op dit overal ter wereld voorkomende verschijnsel zou Nederland wel een heel abnormaal land zijn als er onder haar bewoners helemaal geen xenofobie in de zin van vreemdelingenangst en -haat zou bestaan. Xenofobie is een onvermijdelijk bijverschijnsel van contacten tussen verschillende gemeenschappen. Spijtig, maar waar. We moeten zelfs vaststellen dat onder bepaalde groepen immigranten een soort omgekeerde xenofobie voorkomt: haat jegens de westerse samenleving waarin men als niet-geïntegreerde afstammeling van migranten verkeert. We mogen niet uitsluiten dat beide trends in reactie op elkaar een ontwrichtende uitwerking zullen hebben op de samenleving als geheel. Nu is het aardige van het woord ‘xenofobie’ – let wel: niet van het verschijnsel xenofobie – dat het maar een kleine stap is om bij gastvrijheid uit te komen. Want het Griekse stamwoord xenos betekent zowel vreemdeling als gast. Tegenover ‘xenofobie’ zouden we dus het woord ‘xenofilie’ (liefde en aandacht voor de vreemdeling) kunnen plaatsen.
46
Gastvrijheid jegens vreemdelingen is dan binnen bereik. De schrijver van dit essay heeft dit omstreeks 1960 persoonlijk ondervonden in Griekenland. Ontmoetingen met Grieken waren destijds onvermijdelijk, omdat ze je met open armen tegemoet traden. De vreemdeling werd in huis uitgenodigd, kreeg een zoete versnapering en daarna een ouzo. Het is me zelfs gebeurd dat we na grote aandrang afzagen van het reeds betaalde hotel (xenodocheion) om de nacht door te brengen in een particulier woonhuis, bij een familie die de ontvangst van vreemdelingen/gasten (xeni) als een vanzelfsprekendheid beschouwde. Een dergelijke gastvrijheid behoorde tot de civic culture van het toenmalige Griekenland. Zo’n gastvrijheid mag elders, onder andere in het Midden-Oosten, ook hebben bestaan, maar in ons eigen land zijn daarvoor geen aanwijzingen. Onze voorouders waren hooguit niet onverdraagzaam – dus min of meer tolerant – tegenover vreemdelingen, al valt ook dat bij nader inzien niet mee.21 Onze veelgeroemde tolerantie (inbreng van de allochtoon Spinoza) komt tegenwoordig, behalve op een moeizaam verworven respect jegens andersdenkenden, vooral neer op een gedogen van afwijkend en vaak nietdeugend gedrag van landgenoten. Gastvrijheid als nationale deugd draagt veel kenmerken van een mythe, die op niet veel meer stoelt dan op de massale toelating van Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog, voor wie toen op de onherbergzame Ginkelse Heide bij Ede een opvangkamp werd ingericht. Tegenwoordig bestaat alleen voor asielzoekers op ruime schaal mededogen, vooral wanneer het asielverzoek meermalen is afgewezen. Migranten in het algemeen kunnen minder rekenen op een gastvrije ontvangst. Het begrip gastvrijheid wordt eigenlijk alleen toegepast in de horecasector met het oog op toeristen. Het nog niet gangbare idee van ‘xenofilie’ (vreemdelingenliefde) komt nog het duidelijkst tot uiting in onze verenigingen ter bevordering van het vreemdelingenverkeer, kortweg v v v ’s genaamd. De vreemdelingen om wie het gaat
47
zijn toeristen, liefst buitenlandse toeristen, die ons land bezoeken en na de nodige bestedingen in de horecasector en de winkels, weer vertrekken. Die gulle gasten worden uiteraard ‘gastvrij’ onthaald. Zulke vreemdelingen zijn overal welkom, want ze schenken ons wat en ze blijven maar kort. Dat ze ons wat opleveren is ook in het geval van migranten niet ongerijmd. De reputatie van Nederland als een gastvrij land heeft waarschijnlijk meer wortels in het koopmanschap van de v v v ’s dan in mededogen met vervolgden of langskomende zwervers die willen blijven. Wie heeft dus het laatste woord over onze gastvrijheidmythe: de dominee of de koopman?
9 . de i n br e ng va n m ig r a n t e n Wat kunnen we nu verwachten van al de nieuwe landgenoten die zich permanent in Nederland – óns land – hebben gevestigd? Op de eminente rol van onze staatshoofden en hun partners is al gewezen. Van heel andere aard was de inbreng van de duizenden migranten die zich vanaf de zestiende eeuw in ons land hebben gevestigd.22 Daar is in de eerste plaats de intocht van duizenden vakbekwame protestantse Vlamingen en Franse Hugenoten in de zestiende en zeventiende eeuw geweest, die tot een aanzienlijke culturele en economische verrijking van de jonge Republiek heeft geleid. Niet zelden wordt in onze tijd hiernaar verwezen in pleidooien voor een ruimhartiger toelatingsbeleid van migranten. Maar, als de vergelijking hout snijdt, zou zij alleen op hoogopgeleide kennismigranten uit cultureel verwante landen kunnen slaan. Ook zouden we kunnen denken aan namen als Dreesmann, Brenninkmeijer, Orlandini, Krasnapolsky, Krajicek of Moskowicz, die niet meer weg te denken zijn uit ons land, maar die ooit wel binnenkwamen als namen van migranten. Het is een feit dat
48
in de loop der eeuwen veel migranten op verschillend gebied substantieel hebben bijgedragen aan de bloei van ons land. Er is echter weinig of niets bekend over migranten die niet slaagden, zodat we niet van een vaste regel moeten willen spreken. Dat migranten bijdragen aan de ontwikkeling en opbouw van hun nieuwe woonland veronderstellen we ook van onze Nederlandse emigranten in Australië en NoordAmerika. We horen in elk geval meer over succesverhalen van emigranten – vooral van hun nakomelingen – die het gemaakt hebben in hun nieuwe vaderland dan over mislukkingen. Die gekleurde migratiekennis zou ons wat gerust kunnen stellen wanneer we lezen en horen over onze hedendaagse integratieproblematiek. We rekenen ons al gauw rijk met de helaas nog weinige opvallende voorbeelden van geslaagde migranten in het bedrijfsleven, de politiek, de literatuur, de wetenschap, de sport en de muziekwereld. De inbreng van de grote massa van niet-westerse immigranten blijft voorlopig nog onzichtbaar of zelfs afwezig. Wel wordt duidelijk dat die inbreng in belangrijke mate zal moeten berusten op etnisch ondernemerschap, gericht op de eigen groep. Waar de toegang tot de arbeidsmarkt voor migranten verstopt is, lijkt het starten van een eigen bedrijf – vaak toch al een ideaal van de migrant – een alternatief van onschatbare betekenis. De zelfredzaamheid zal voorlopig echter ontoereikend zijn om de gewenste sociaaleconomische integratie van niet-westerse allochtonen te realiseren. Juist met het oog op de grote omvang van het arbeidspotentieel onder deze migranten is een vergelijking met de afloop van de immigratie van de Hugenoten weinig meer dan een mythe.
49
1 0 . a l l o c h t on e n Terwijl we in officiële teksten migranten voorheen aanduidden als ‘vreemdelingen’ en ‘buitenlanders’, termen die een tijdelijk verblijf suggereren, is in de laatste tijd de soortnaam ‘allochtonen’ in zwang geraakt. Alleen in Nederland, want elders schijnt het begrip niet voor te komen. De term werd pasmunt na de publicatie van een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met als titel Allochtonenbeleid (1989).23 Het Centraal Bureau voor de Statistiek onderscheidt allochtonen in twee categorieën: westerse en niet-westerse allochtonen. Het c b s kan ons precies vertellen hoeveel eerstegeneratieallochtonen van beide categorieën ons land telt én hoe lang ze hier al wonen (tot zelfs 60 jaar en langer). Iedereen die niet in Nederland is geboren en wiens ouders niet beiden autochtoon zijn, is per definitie allochtoon. Het betekent dat de kinderen van iemand wiens voorouders sinds eeuwen in Nederland hebben gewoond, maar die gehuwd is met een buitenlander, per definitie als ‘allochtoon’ worden aangemerkt door het c b s . Een ietwat xenofobe, zo niet racistische definitie: iedereen die niet van vaders- én moederszijde uit ons land komt is een buitenstaander. Waarom niet omgekeerd en gezegd dat ieder in Nederland geboren kind van wie ook tenminste één der ouders in Nederland is geboren ‘autochtoon’ is, als men tenminste deze aanduiding al zou willen hanteren? Bovendien, veel allochtonen hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit aangenomen. Het is in dit verband wel amusant erop te wijzen dat ten tijde van de afkondiging van de eerste vreemdelingenwet in 1849 een gouverneur van de provincie Limburg over de ingezetenen van zijn territorium kon spreken als ‘inboorlingen’. Dat eigenlijk toch wel mooie woord zullen wij ons tegenwoordig niet meer permitteren, op welk ver en vreemd land of volk het ook betrekking heeft. Toch drukt het heel goed uit wat iemand is die in een bepaald gebied is
50
geboren. Daartegenover stonden dan de inkomers of vreemdelingen, die voor de toenmalige Limburgers voornamelijk uit Holland kwamen. De huidige inboorlingen van Nederland zien vreemdelingen uit alle delen van de wereld komen en worden daar soms wat ongerust over. Evenals het woord ‘inboorling’ dreigt het woord ‘allochtoon’ in diskrediet te geraken. De vraag rijst dan met welk woord we tegenwoordig het best de grote diversiteit van bewoners die van elders zijn gekomen kunnen aanduiden. Vreemdelingen, buitenlanders, migranten, allochtonen, nieuwkomers, medelanders, minderheden – dat zijn zo de meest voorkomende benamingen. In het voorgaande zijn al de nodige bedenkingen bij elk van deze aanduidingen naar voren gekomen. Het lijkt erop dat het stigmatiserende ‘allochtonen’ op dit moment de voorkeur krijgt in de media. Dat gaat echter gepaard met een enorme versimpeling van het begrip tot ‘migranten afkomstig uit niet-westerse landen’ en vervolgens tot islamitische migranten. Zelfs aan het woord ‘migrant’ kleven bezwaren, waardoor het minder geschikt is om er de nieuwe landgenoten mee aan te duiden. Niet iedere buitenlander die zich voor enige tijd in Nederland vestigt is immers een migrant, terwijl omgekeerd tal van nieuwkomers na enige tijd zodanig geworteld zijn in ons land dat de betiteling ‘migrant’ een belediging is. Weinigen zullen geneigd zijn om hier sinds jaar en dag woonachtige Amerikanen, Fransen of Belgen aan te duiden als ‘migranten’ of ‘allochtonen’. Migranten worden geacht uit niet-westerse landen te komen, ook al betreft het hier geboren kinderen van ouders die zelf uit Marokko of Turkije afkomstig zijn. Hoe lang blijft iemand eigenlijk een ‘migrant’? Duurt dat twee of meer generaties? Aan de andere kant, als we geen benaming en geen criteria hebben, kunnen we ook niet weten hoe groot het contingent nieuwkomers is en hoe dat is samengesteld. Vooralsnog is het eerste probleem toch het vinden van een ade-
51
quate benaming voor nieuwe ingezetenen, die niet stigmatiserend werkt en tegelijk een objectieve indruk geeft van de omvang van de importpopulatie. We slagen er maar niet in een passende benaming te vinden voor de vele nieuwe inwoners die de laatste tijd van elders gekomen zijn. Vooralsnog lijkt het de beste oplossing om te spreken van ‘nieuwe Nederlanders’. Het betreft individuele personen, die ooit als migrant zijn binnengekomen, maar ooit net als koning Lodewijk Napoleon besloten hebben om Nederlander met de Nederlanders te zijn. De beslissende stap van een migrant is niet om naar een bepaald land te verhuizen – zeg: Nederland – maar om de nationaliteit van dat land te aanvaarden als enige optie, in dit geval dus het Nederlanderschap. De keuze voor Nederland kan niet beperkt blijven tot wonen in Nederland, maar moet uiteindelijk ook het Nederlanderschap gaan omvatten. Betekent dit uiteindelijk toch zoiets als ‘Nederland voor de Nederlanders’? Ja. Wars van iedere xenofobe inslag betekent het dat Nederland het woonland is voor ieder die zich, ongeacht zijn culturele achtergrond of nationaliteit, hier thuis voelt en geworteld is. Dat bekende in 2006 de Turkse journaliste Hulea Cigdem-Aydogan in n rc Handelsblad (28 juni 2006) met de woorden ‘Als je Nederlander wil worden, moet je er volledig voor gaan. Weg met die uitzonderingsgevallen voor dubbele nationaliteiten. Wil je naturalisatie? Lever je paspoort dan in’. Naar analogie van de Amerikaanse oplossing – volgens Verhagen is het daar gangbaar te spreken van Iers-Amerikaans, Italiaans-Amerikaans enzovoort – zou in Nederland in het geval van genaturaliseerde buitenlanders gesproken kunnen worden van Turks-Nederlandse ingezetenen, Marokkaans-Nederlandse ingezetenen, enzovoort.24 Volgens Verhagen zou het aldus beklemtonen van de herkomst van burgers recht doen aan hun meervoudige nationale identiteit. Natuurlijk, een paspoort verschaft identiteit, maar al-
52
leen in staatsrechtelijke zin en niet in cultureel opzicht. Is iemand die een Nederlands paspoort heeft of ontvangt per definitie een Nederlander in cultureel opzicht? Nee, omdat het onmogelijk is om bepaalde cultuurtrekken uit het land van oorsprong kwijt te raken. Dit hoeft echter geen beletsel te zijn om zich thuis te voelen in het nieuwe woonland. De multiculturele samenleving biedt in beginsel ruimte voor integratie van individuen en groepen van diverse culturele origine zonder van meet af aan absolute assimilatie te eisen.
1 1 . c onc l u s i e Ons land is zich er in de afgelopen jaren van bewust geworden dat het een immigratieland is geworden, in die zin dat er jaarlijks meer immigranten binnenkwamen dan er emigranten vertrokken. Bovendien bleken veel immigranten afkomstig te zijn uit cultureel ver verwijderde landen. De inwoners van Nederland komen uit meer dan 160 verschillende landen. Nederland werd een multiculturele samenleving. Juist daarom wordt in deze bijdrage de nadruk gelegd op de culturele verschillen tussen de gevestigde bevolking en de verscheidenheid van immigranten. Ook nu in de laatste paar jaren een toenemende emigratie van vooral autochtone Nederlanders heeft geleid tot een vertrekoverschot en de immigranten vooral bestonden uit Polen, Duitsers, Amerikanen en terugkerende Nederlanders, is ons land een migrantenland gebleven. Dat wil zeggen dat een niet onaanzienlijk deel van de bevolking gevormd wordt door migranten en hun nazaten. De migranten uit vroegere tijden zijn hoog en breed geïntegreerd en zo deel geworden van de Nederlandse samenleving. Anders ligt dat bij de migranten die na 1960 binnenkwamen uit Marokko, Turkije, Somalië, Algerije en andere islamitische landen. Hun maatschappelijke positie baart zorgen. Hetzelfde geldt voor sommige andere groepen,
53
zoals Antillianen, maar nauwelijks voor Chinezen en Vietnamezen. De vaderlandse politiek heeft gereageerd met de ontwikkeling van een integratiebeleid, terwijl een helder migratiebeleid wellicht voldoende was geweest. In elk geval ligt er een ernstig probleem, doordat zich een kloof aftekent tussen de gevestigde bevolking en wat wordt samengevat als de niet-westerse allochtone bewoners. Hoe breed en diep die kloof is doet hier niet ter zake. Ook hebben we niet de pretentie suggesties voor het dichten van die kloof aan te kunnen dragen op grond van de voorgaande beschouwing. Het ging immers slechts om het ontzenuwen van een mythe in de gangbare benadering van het probleem. Die mythe betreft niet zozeer de zogenaamde multiculturele samenleving, want die is een hard gegeven. Misschien werd die in het recente verleden te idyllisch voorgesteld en gebeurt dat nog wel eens, maar de mythe zit in de rooskleurige verwachting dat de integratieproblemen in de loop van de jaren vanzelf zullen oplossen, omdat het vroeger ook zo is gegaan. Ook de conclusie dat immigratie goed is voor het land draagt het karakter van een mythe. Uit de wereldwijde voorbeelden kan geen direct houvast gevonden worden voor deze gedachte. Grootschalige immigratie is altijd verkeerd afgelopen voor de ontvangende samenlevingen, die werden overweldigd door migranten met een superieure techniek. De Indianen en Aborigines moesten met lede ogen aanzien hoe hun land werd verbouwd naar de inzichten van de Europese kolonisten. Het is dus, gelet op de geschiedenis van de migratie, een mythe dat migranten vluchtelingen of ontheemden zijn, die met mededogen opgenomen moeten worden door de ontvangende samenleving. Dat gaat alleen op voor politieke vluchtelingen en ook die zouden (in de visie van Etzioni) met méér dan alleen mededogen moeten worden benaderd. Van de kant van de ontvangende samenleving zijn inlevingsvermogen en empathie nodig, maar in nog sterkere mate geldt dat voor de migranten zelf.
54
Het is daarom dan ook een mythe dat migranten blijvend in Nederland zouden kunnen wonen, eventueel zelfs met de Nederlandse nationaliteit, zonder echt een (multiculturele) Nederlander te (willen) zijn. Ook een multiculturele samenleving, die letterlijk mag worden genomen als een samen-leving, berust op een substantieel gevoel van saamhorigheid. Daarvoor hoeft men niet letterlijk in de dagelijkse omgang met elkaar te verkeren. Wel moet men op elkaar kunnen rekenen in de zin van ‘wij-Nederlanders’. Groepen die er niet bij (willen of kunnen) horen, verstoren dat gevoel van saamhorigheid. Solidariteit op nationaal niveau wordt gevoed door een sterk ‘wij-besef’. We zijn een verbeelde gemeenschap en wie daarbinnen wil wortelen moet zich geven en geaccepteerd worden. De vraag of Nederland altijd een land voor vreemdelingen zal blijven kan, tenslotte, zowel bevestigend als ontkennend worden beantwoord. Het antwoord is ‘ja’, omdat ook in de toekomst zich altijd vreemdelingen aan onze grenzen zullen melden die hier willen blijven. Dat is vanaf het begin van onze nationale samenleving het geval geweest en dat zal zeker zo blijven. Het kan echter niet zo zijn dat de nieuwe Nederlanders altijd vreemdelingen kunnen blijven, behorend tot één van tientallen culturele enclaves in ons land. Vroeg of laat zullen ze ‘één van ons’ worden, lid van de verbeelde gemeenschap Nederland, die zich juist dankzij de immigratie opnieuw bezint op haar identiteit. Zo geeft de immigratie ons veel te denken, al was het maar over onszelf.
no t e n 1 2 3 4
Entzinger en Van der Zwan, Allochtonenbeleid. Scheffer, ‘Het multicultureel drama’. Anderson, Imagined communities. Diamond, Paarden, zwaarden en ziektekiemen.
55
5 Zie bijdragen in: Smith, Europe’s invisible migrants. 6 Willems, ‘No sheltering sky’. 7 Het gaat hierbij om migranten die naar hun geboorteland vertrekken: dat hoeft niet altijd hun land van herkomst voorafgaande aan de vestiging in Nederland te zijn. 8 Alberts, ‘Wij moeten discrimineren’. 9 Stiphout en Wansink, ‘Volkskoning Lodewijk!’. 10 Verhagen, The American way. 11 Verhagen, The American way. 12 Scheffer, ‘Het multiculturele drama’. 13 Zie hiervoor: Kleijwegt en Van Weezel, Het land van haat en nijd. 14 Kennedy, ‘Nederland worstelt’. 15 Etzioni, ‘Recept voor geslaagde immigratie’. 16 Etzioni, ‘Recept voor geslaagde immigratie’. 17 Verhagen, The American way. 18 Verhagen, The American way. 19 Verhagen, The American way. 20 De Schepper, ‘Bang volgens het boekje’. 21 Van Eijl, ‘Al te goed is buurmans gek’. 22 Lucassen en Penninx, Nieuwkomers. 23 Entzinger en Van der Zwan, Allochtonenbeleid. 24 Verhagen, The American way.
l i t e r at u u r Jaco Alberts, ‘Wij moeten discrimineren’, in: n rc -Handelsblad, 6 mei 2006, zaterdags bijvoegsel. Benedict Anderson, Imagined communities. Reflections on the origin and spread of nationalism, London, Verso, 1983. Hulya Cigdem-Aydogan, in: n rc Handelsblad, 28 juni 2006. Jared Diamond, Zwaarden, paarden & ziektekiemen. De ongelijkheid in de wereld verklaard, Utrecht, Het Spectrum, 2006, 7de druk. Corrie van Eijl, Al te goed is buurmans gek. Het Nederlandse vreemdelingenbeleid 1840-1940, Amsterdam, Aksant, 2005.
56
[Han Entzinger en Arie van der Zwan], Allochtonenbeleid, Den Haag: s du , 1989. w r r Rapporten aan de regering. 36. Amitai Etzioni, ‘Recept voor geslaagde immigratie. Verscheidenheid binnen eenheid’, in: n rc Handelsblad, 20 mei 2006. James Kennedy, ‘Nederland worstelt met diversiteit en gelijkwaardigheid’, in: n rc Handelsblad, 29 april 2006. Margalith Kleijwegt en Max van Weezel, Het land van haat en nijd. Hoe Nederland radicaal veranderde, Amsterdam, Uitgeverij Balans, 2006. Jan Lucassen en Rinus Penninx, Nieuwkomers. Immigranten en hun nakomelingen in Nederland 1550-1985, Amsterdam, Meulenhof Informatief, 1985. Paul Scheffer, ‘Het multiculturele drama’, in: n rc Handelsblad, 29 januari 2000. Simone de Schepper, ‘Bang volgens het boekje’, in: de Volkskrant, 20 november 2004. Andrea L. Smith (red.), Europe’s invisible migrants, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2003. Robert Stiphout en Willem Wansink, ‘Volkskoning Lodewijk!’, in: Elsevier, 17 juni 2006. Frans Verhagen, The American way. Wat Nederland kan leren van het meest succesvolle immigratieland, Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2006. Wim Willems, ‘No sheltering sky. Migrant identities of Dutch nationals from Indonesia’, in: Andrea L. Smith (red.), Europe’s invisible migrants, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2003, p. 33-59.
57
bi j l ag e (bij Buursink) Immigratie en emigratie naar werelddeel 2000-2005
2000 2001 2002 2003 2004 2005
Totaal i e 132.850 78.977 133.404 82.566 121.250 96.918 104.514 104.831 94.019 110.235 92.297 119.725
2000 2001 2002 2003 2004 2005
Amerika i e 22.428 8.334 20.331 8.673 18.039 10.702 15.537 11.626 12.964 11.904 12.174 12.335
Bron: c b s
58
Europa i e 66.921 57.040 65.715 58.881 59.500 67.008 54.892 69.901 54.461 74.650 54.652 80.410
Azië i e 24.340 6.834 25.040 7.229 21.013 9.684 18.039 10.446 14.939 10.837 15.130 12.738
w.v. e u i e 45.018 51.879 44.716 53.531 41.250 60.126 38.059 61.622 42.859 66.132 46.466 73.075
Afrika i e 17.823 5.936 20.863 6.922 21.410 8.463 14.939 10.604 10.759 11.791 9.299 13.093
Oceanië i e 1.338 834 1.459 861 1.304 1.061 1.107 1.059 986 1.053 1.042 1.159