EF
Van Naem à Partners organisatieadviseurs
n$d$ffiffi#ffiËbkz GËffiËËfiTen
H$Ëfilffie'IffË il$$fi
3 nouËffibêfiË0o6
ïtt.l0Kw*lfteitvAnfeven. Êrev*n*ie.en,Xorg Wa$$ËïraaísËw,*g 5S+PoslbiËllï5i a3otf,E,teidan T op 5rErSr8 *.F,o7t 5lS19to ,
Westdam 3G,.:344r GA Woerden Fo$tbtrszo4z:13,$4bDA Woêrden ï (oi+8) 48 zo 48 . F (o348\48 t8 z4
[email protected]
Inhoudsopgave 1
Inleiding....................................................................................................................... 2
2
Interviews.................................................................................................................... 2
3
Speelveld...................................................................................................................... 3
4
Constructies................................................................................................................ 5
5
Contractering ............................................................................................................. 7
6
Geld ...............................................................................................................................9
7
Breed beleid ...............................................................................................................12
8
Integratie....................................................................................................................12
9
Beschouwing ............................................................................................................ 14
10
Conclusies en aanbevelingen ...............................................................................17
Bijlage 2.1
Lijst van geïnterviewde gemeenten ................................................ 20
Bijlage 2.2.
Samenvatting en regioprofielen JGZ.................................................21
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
1
1
Inleiding
In dit deelrapport van het evaluatieonderzoek JGZ staat de rol van de gemeenten en het rijk in de integrale jeugdgezondheidszorg centraal. Wij gaan na in hoeverre zij in staat waren hun rol op te pakken. Wij zetten hun rol af tegen de criteria van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv). Deze waren in het deelonderzoek Uitvoeringsorganisaties ook aan de orde. De gemeenten zijn voor veel criteria de reciproque van de uitvoeringsorganisaties.
2
Interviews
Selectie Voor de evaluatie hebben wij 76 gemeenten geïnterviewd in 36 GGD-regio’s. In elke regio hebben wij met de grootste gemeente gesproken en minimaal één andere gemeente. De tweede gemeente in de regio is ad hoc geselecteerd. In een aantal regio’s hebben wij een extra gemeente geïnterviewd, meestal omdat in die regio sprake is van een recente GGD-fusie, waardoor meerdere werkwijzen naast elkaar (konden) bestaan. In één geval was niet duidelijk welke gemeente de grootste was. Daar hebben wij ook de andere ‘grootste’ gemeente benaderd. In bijlage 2.1 is de lijst met geïnterviewde gemeenten opgenomen. Vragenlijst De interviews zijn gehouden aan de hand van een semigestructureerde vragenlijst. In deze lijst waren tien onderwerpen opgenomen. Het is niet in alle 76 interviews gelukt om alle items inhoudelijk beantwoord te krijgen. De belangrijkste redenen daarvoor waren dat de betrokkenen de specifieke kennis niet paraat hadden en dat er onvoldoende tijd beschikbaar was. Na het interview is een formulier achtergelaten waarop de gemeenten een aantal financiële gegevens konden invullen. Deze formulieren zijn later door de gemeenten aan ons toegestuurd. Waar nodig hebben wij achteraf aan de gemeenten nog specifieke vragen gesteld. De informatie uit de interviews zijn aan de gemeenten voorgelegd om de juistheid te toetsen. Wethouders De uitnodiging voor het interview was gericht aan de wethouders belast met jeugdgezondheidszorg. Daarbij hebben wij verzocht om in hetzelfde gesprek ook de beleidsambtenaar aan te laten schuiven. Dit werd mede ingegeven door het feit dat de collegeperiode kort voor de interviews was begonnen en een substantieel aantal wethouders nieuw was op het terrein. In een paar gevallen spraken wij met alleen de wethouder.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
2
Bij verschillende interviews koos de gemeente voor een gesprek met alleen de beleidsambtenaar. Dit was relatief vaak het geval bij een grote stad of juist bij erg kleine gemeenten. Gezondheid en jeugd Opvallend is dat sinds de laatste gemeenteraadsverkiezingen het onderwerp jeugdgezondheidszorg - vaker dan voorheen - geschaard wordt onder de portefeuille Jeugd(beleid) en niet tot Volksgezondheid of Openbare Gezondheidszorg. Tot de verkiezingen kwam dat nog nauwelijks voor. Hetzelfde zagen wij op ambtelijk niveau. Wij spraken relatief vaak met ambtenaren jeugdbeleid, die soms overigens ook nieuw bleken op dit dossier. Dit geeft aan dat Jeugdbeleid hoger op de lokale ladder van beleidsprioriteiten staat.
3
Speelveld
Wij hebben in kaart gebracht in welke rechtsvorm de uitvoering van de 0- tot 19-jarigenzorg op dit moment gestalte krijgt. Het speelveld ziet er als volgt uit. GGD’en Er zijn 36 GGD’en belast met de uitvoering van de Jeugdgezondheidszorg. Deze zijn onder te verdelen in de volgende categorieën: -
-
-
stadsdienst: eigendom van en werkend voor één gemeente (Utrecht, Den Haag en Eindhoven) stadsdienst met contactuele dienstverlening: eigendom van één gemeente maar werkend voor een regiogemeente op basis van contract (Amsterdam) stadsdienst met gemeenschappelijke regeling: eigendom van één gemeente maar samenwerkend met regiogemeenten op basis van een gemeenschappelijke regeling (bijvoorbeeld Rotterdam, Haarlem, Groningen) enkelvoudige gemeenschappelijke regeling (16 regio’s) meervoudige gemeenschappelijke regeling (13 regio’s, waarvan acht in een intergemeentelijk samenwerkingsverband en vijf in een hulpverleningsregio.
Het aantal gemeenten dat aan een regi0nale dienst deelneemt, varieert van 3 (Nieuwe Waterweg Noord) tot 31 (Friesland) en het aantal inwoners dat men bedient, loopt van 172.000 (opnieuw Nieuwe Waterweg Noord) tot aan bijna een miljoen (Hart voor Brabant).
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
3
JGZ 0-19 Er zijn vijf regio’s waar de 0- tot 19-jarigenzorg is ondergebracht in één organisatie. Van oudsher is dat het geval voor een groot deel (85%) van de gemeente Amsterdam, waar de GG&GD ook de 0- tot 4-jarigenzorg uitvoert. Sinds 2003 zijn er vier regio’s bijgekomen. In alle gevallen gaat het om de GGD die activiteiten van de thuiszorg heeft overgenomen. Dat is aan de orde voor de Regio Nijmegen, Amstelland de Meerlanden, Gooi- en Vechtstreek en de GGD Zeeland wat betreft ZeeuwsVlaanderen. Thuiszorg Er waren in 2005 57 thuiszorgorganisaties belast met de uitvoering van de JGZ. De uitvoering is op één geval na ondergebracht in een stichting (Thuiszorg Rotterdam heeft de JGZ ondergebracht in een Besloten Vennootschap JGZ). In de meeste regio’s is de afdeling JGZ een afdeling of intern onderdeel van een stichting thuiszorg. In één regio heeft de thuiszorg een aparte stichting opgericht voor de JGZ (Thuiszorg Groningen) en in een andere regio hebben twee betrokken thuiszorgorganisaties samen een nieuwe dochteronderneming JGZ opgericht (voor de 0- tot 4-jarigenzorg). Administratief gezien zijn de laatste drie jaar alle JGZ-onderdelen binnen de thuiszorg verbijzonderd. Dit is een gevolg van het feit dat de thuiszorg AWBZ gefinancierd is en de JGZ gemeentelijk. Geografische samenwerking 1 In het onderstaande schema staat een overzicht met het aantal thuiszorgorganisaties in een GGD-regio. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat er acht regio’s zijn waar de GGD samenwerkt met één thuiszorgorganisatie en dat de GGD in negen regio’s van doen heeft met twee thuiszorgorganisaties. Het totaal van het aantal thuiszorgorganisaties (TZO’s) blijkt niet uit deze tabel, aangezien een aantal thuiszorgorganisaties in twee of meer regio’s werkt. Aantal regio’s
Aantal GGD’en
Aantal TZO
8
1
1
9
1
2
9
1
3
4
1
4
3
1
5
3
1
0
Situatie juni 2006
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
4
Geografische samenwerking 2 In het onderstaande schema is de geografische samenwerking vanuit de thuiszorg beschreven. Hier wordt duidelijk met hoeveel GGD’en de thuiszorgorganisaties afspraken moeten maken. In 38 gevallen werkt een thuiszorgorganisatie samen met één GGD. In veertien gevallen werkt een thuiszorgorganisatie samen met twee GGD’en. Er is een thuiszorgorganisatie die met vijf GGD’en van doen heeft. Frequentie
Aantal TZO
Aantal GGD
38
1
1
14
1
2
4
1
3
0
1
4
1
1
5
Situatie juni 2006
4
Constructies
Uitgaande van de regie van de gemeenten kan men stellen dat er zoveel samenwerkingsvormen zijn als regio’s. Elke regio heeft op zijn eigen manier en rekening houdend met de regionale situatie de aansturing van de JGZ vormgegeven. Boven het detailniveau uitstijgend onderscheiden wij drie constructies voor samenwerking. De drie hoofdmodellen zijn: -
samenwerkingsmodel onderaannemingsmodel model met één uitvoeringsorganisatie.
Daarnaast is er een regio die een specifieke oplossing heeft getroffen. De samenwerkingvormen zitten in de praktijk vaak tussen modellen in. Hieronder volgt een nadere typering van de drie modellen en een aantal tussenvormen. Samenwerkingsmodel In het samenwerkingsmodel opereren de thuiszorg en de GGD als zelfstandige organisaties naast elkaar. De thuiszorg krijgt haar opdracht voor de 0- tot 4jarigenzorg van de afzonderlijke gemeenten, terwijl de GGD (in de meeste gevallen) in opdracht werkt van een regio voor de 4- tot 19-jarigenzorg. De thuiszorg verantwoordt zich conform de subsidiebeschikking op lokaal niveau. De GGD verantwoordt zich via de jaarrekening van een gemeenschappelijke regeling. In 20 van de 36 regio’s is sprake van een variant van het samenwerkingsmodel.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
5
Regiegroep Onder samenwerkingsmodellen verstaan wij ook de variant waarbij GGD en thuiszorg samenwerken onder aansturing van een stuurgroep, regiegroep of contracteerplatform. Gemeenten, regionaal bestuur en/of GGD-bestuur, GGD- en thuiszorgmanagement zijn in dergelijke groepen vertegenwoordigd en sturen gezamenlijk de 0- tot 19-jarigenzorg aan. Het is vooral een variant op het samenwerkingsmodel, omdat uiteindelijk GGD en thuiszorg naast elkaar opereren en hun eigen opdracht hebben. Onderaannemingsmodel Het onderaannemingsmodel gaat ervan uit dat één van de uitvoeringsorganisaties door de gemeenten verantwoordelijk wordt gemaakt voor de gehele 0- tot 19-jarigenzorg. Bij de uitvoering schakelt deze hoofdaannemer een andere organisatie in om een deel van het werk te doen. Dat is de onderaannemer. Soms wordt de hoofdaannemer door de opdrachtgever verplicht om de andere organisatie in te schakelen. In andere gevallen kiest de hoofdaannemer zelf om een andere organisatie in te schakelen. In dit model ontstaan modaliteiten doordat er verschillen zijn in de producten waarop de afspraken betrekking hebben (uniform deel, maatwerk of alle producten). In tien regio’s werkt men volgens het onderaannemingsmodel. Eén uitvoeringsorganisatie Het derde hoofdmodel gaat uit van de totstandkoming van één uitvoeringsorganisatie. De gehele 0- tot 19-jarigenzorg wordt uitgevoerd door één organisatie. In de praktijk bestaat deze situatie alleen bij GGD’en die de gehele jeugdgezondheidszorg uitvoeren. Zij hebben de taken van de thuiszorg overgenomen. Zoals wij hiervoor hebben gezien, is dat bij vijf regio’s aan de orde. Mengvormen Voor Zeeland en Amsterdam moeten wij de kanttekening maken dat het om mengvormen gaat. Beide doen de integrale 0- tot 19-jarigenzorg voor een gedeelte van het verzorgingsgebied. Voor het andere deel werken zij in een samenwerkingsmodel met de thuiszorg. In de tellingen hebben wij ze allebei meegenomen bij ‘één uitvoeringsorganisatie’. Specifieke oplossing In de regio Kop van Noord-Holland heeft men een bijzondere oplossing gevonden voor het opdrachtgeverschap. Daar hebben de regiogemeenten aan Den Helder gevraagd ook namens hen op te treden als opdrachtgever richting de thuiszorgorganisaties voor de 0- tot 4-jarigenzorg. In feite gaat het om een samenwerkingsmodel; maar de manier waarop men tot afspraken komt, is aanmerkelijk anders dan in de andere samenwerkingsmodellen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
6
5
Contractering
Uniform deel Het uniforme deel van het basistakenpakket voor de 0 tot 4-jarigen wordt in een samenwerkingsmodel door de individuele gemeenten op basis van een subsidiebeschikking opgedragen aan de thuiszorg. De thuiszorg legt op basis van de subsidievoorwaarden verantwoording af aan de gemeente. Voor het model met één uitvoeringsorganisatie wordt de taakopdracht aan de GGD uitgebreid en krijgt de GGD de beschikking over alle middelen. De GGD verantwoordt zich via de jaarrekening van de (gemeenschappelijke regeling naar de) gemeenten. Aanbesteding Bij onderaanneming kan in de praktijk een probleem ontstaan. Als een GGD opdracht heeft voor de 0- tot 19-jarigenzorg en de thuiszorg wil inschakelen voor het deel o tot 4, dan bestaat de mogelijkheid dat de dienstverlening openbaar moet worden aanbesteed. Om die reden wordt ook bij het onderaannemingsmodel veelal gewerkt met gemeentelijke subsidiebeschikkingen, waarover op aangeven van de GGD door de gemeenten wordt beschikt. Dit is een omslachtige manier van werken Maatwerk 0-41 In 28 van de 36 regio’s contracteren de individuele gemeenten de thuiszorg voor het maatwerk dat voor de 0- tot 4-jarigen wordt uitgevoerd. In een enkele regio hebben de gemeenten afgesproken dat zij alleen met GGD en thuiszorg gezamenlijk om tafel willen. Daarmee wordt afstemming tussen maatwerk van GGD en thuiszorg afgedwongen. Maatwerk 4-19 Rond het maatwerk voor de 4- tot 19-jarigen bestaat veel onduidelijkheid. Van oudsher werken GGD’en in opdracht van de gemeenten en krijgen een bijdrage per inwoner als vergoeding voor de gehele JGZ. Met de invoering van het basistakenpakket ontstond de behoefte om een scheiding te maken tussen een uniform deel (‘op geleide van standaarden’) en maatwerk (‘op geleide van lokaal beleid en de lokale situatie’). Het blijkt dat veel gemeenten en GGD’en dit onderscheid niet maken of niet kunnen maken. Het effect is dat slechts beperkt afspraken worden gemaakt tussen gemeente(n) en GGD over de invulling van het maatwerk. Veelal bepaalt de GGD de invulling van het maatwerk voor de gemeenten. De invloed van de gemeenten is dan beperkt.
1
ActiZ hanteert het standpunt dat ook tijdens de contactmomenten voor de 0- tot 4-jarigen
maatwerk wordt geleverd. Dit staat echter niet in verhouding tot het maatwerk dat aanvullend (d.w.z. met aanvullende financiering) wordt afgesproken tussen gemeenten en thuiszorg. Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
7
Aanvullende diensten In het bereik van de 4- tot 19-jarigenzorg kunnen de gemeenten de meeste invloed uitoefenen op de uitvoering via aanvullende diensten. Dit zijn aanvullende opdrachten tegen aanvullende financiering. Feitelijk lijkt dit op het maatwerk zoals dat voor de 0- tot 4-jarigen tussen gemeente en thuiszorg wordt afgesproken. In de toekomst moet er een eenduidige definitie komen van het basispakket voor beide leeftijdscategorieën. 6
Basistakenpakket
Een van de vraagstukken in het evaluatieonderzoek is of het basistakenpakket op een juiste wijze is ingevoerd. Wij hebben in de interviews met bestuurders nadrukkelijke gevraagd op welke manier zij tegen het basistakenpakket (BTP) aankijken en of zij het een nuttig handvat vinden voor de invulling van hun verantwoordelijkheid, of een keurslijf. Stand van zaken In 26 regio’s geven de gemeenten aan dat voor hun uitgangspunt is dat het Basistakenpakket 0-19 wordt uitgevoerd. In vijf regio’s geeft men aan dat de GGD niet voldoet aan het pakket vanwege budgettaire redenen. In drie regio’s kiezen gemeenten er bewust voor om het uniforme deel voor de 0-4 niet volledig uit te voeren. Van twee regio’s is de stand van zaken bij de gemeenten onbekend. Handvat of keurslijf Het uniform deel van het Basistakenpakket wordt door 19 van de 36 regio’s beoordeeld als een nuttig handvat voor de aansturing van de JGZ. Gemeenten vinden het prettig een richtlijn te hebben bij het bepalen wat er (minimaal) moet gebeuren. In zes regio’s hebben de gemeenten wisselende of genuanceerde opvattingen. Men schippert tussen handvat en keurslijf. Elf regio’s hebben serieuze bezwaren tegen het BTP. Deze bezwaren hebben betrekking op de maatvoering. Daarnaast zijn er principiële bezwaren. Maatvoering Het voornaamste bezwaar tegen het basistakenpakket is dat het aandeel van het uniforme deel in het budget te groot is. Daardoor gaat alle tijd en energie zitten in het onderzoeken en begeleiden van gezonde kinderen en blijft er te weinig geld over voor zorg aan risicokinderen en werk op geleide van lokale problematiek of situatie (maatwerk). Er zijn gemeenten die een aantal contactmomenten willen inruilen voor extra zorg aan kinderen en de aanpak van lokale situaties die echt aandacht nodig hebben. Overigens zou dit inhoudelijke argument veel minder wegen als er meer budget beschikbaar zou zijn.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
8
Principieel bezwaar Een meer principieel bezwaar is dat de gemeenten vinden dat zij verantwoordelijk zijn voor de JGZ. Daarbij past het niet dat het rijk de inhoud bepaalt en ook nog aangeeft hoeveel er besteed zou moeten worden.
7
Geld
In de systematiek voor de integrale JGZ is in 2003 de keuze gemaakt om de voormalige AWBZ-middelen aan de gemeenten beschikbaar te stellen via een specifieke uitkering. De evaluatie moet duidelijk maken hoe de financiering er in de toekomst moet uitzien. Regeling Specifieke Uitkering (RSU) De RSU is in 2003 ingesteld en bestaat uit het oude AWBZ-budget voor de 0tot 4-jarigenzorg en een extra dotatie van 16 miljoen euro om de uitvoering van het nieuw geformuleerde basistakenpakket mogelijk te maken. Voor de verdeling van dit bedrag over de gemeenten is een verdeelsleutel ontwikkeld. De gemeenten moeten de RSU besteden aan het uniforme deel van het basistakenpakket JGZ. Betaling thuiszorg In de regelgeving is en was niet bepaald dat de RSU moet worden besteed aan de 0- tot 4-jarigenzorg. In de praktijk gebeurt dit wel. Daar waar de thuiszorg de 0- tot 4-jarigenzorg in opdracht van de gemeenten uitvoert, maken de gemeenten de RSU aan de thuiszorg over voor de uitvoering van het uniform deel. In de regio’s waar de thuiszorg in onderaanneming werkt, wordt in drie gevallen een deel van het budget ingehouden voor de coördinatiekosten van de gemeente (Kop van Noord-Holland) of de GGD (Noord-Kennemerland en Groningen). Als er sprake is van één uitvoeringsorganisatie is dit vraagstuk niet aan de orde. Omvang RSU In zestien regio’s geven de gemeenten aan uit te komen met de RSU. In negen regio’s geeft men aan dat er in die regio gemeenten zijn die geld overhouden en gemeenten die geld tekort komen. In elf gemeenten is onbekend of men overhoudt of tekort komt2.
2
In het Deelonderzoek Bekostiging wordt dieper op de vraag ingegaan of de middelen uit
de RSU toereikend zijn. Hier gaat het vooral om de opvattingen van de gemeenten. Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
9
Tijdelijke Regeling Vroegsignalering Voorheen kende men gedurende een aantal jaren de Tijdelijke Regeling Vroegsignalering (TRV). Deze regeling had ten doel om voor de 0- tot 6-jarigen een impuls te geven aan het maatwerk. Er zou meer ingezoomd moeten worden op de specifieke situatie en omstandigheden. Deze regeling is in 2003 beëindigd. Het TRV-budget is aan het gemeentefonds toegevoegd. Sindsdien is het aan de gemeente om te bezien op welke manier zij deze middelen willen inzetten. TRV als ijkpunt Het blijkt dat bij beslissingen over het maatwerk voor de 0- tot 4-jarigen de voormalige TRV in 19 van de 36 regio’s nog steeds richtlijn is voor inzet en besteding. In acht gevallen heeft men de TRV losgelaten en zijn de lokale prioriteiten leidend voor de bestedingen. Materieel betekent dit dat er méér dan de voormalige TRV wordt besteed. Dat geldt voor de vijf stadsdiensten. In drie gevallen heeft men – gerelateerd aan de TRV – aanmerkelijk bezuinigd op het oorspronkelijke maatwerkbudget. Het maatwerkbudget wordt dan in die gevallen aangesproken om het tekort op de RSU aan te vullen zodat het BTP geheel kan worden uitgevoerd. Bij de overige negen gemeenten was niet bekend in hoeverre men de TRV (nog) volgt. Doel RSU De instelling van de RSU had ten doel een waarborg te creëren dat het voormalige AWBZ-geld na toekenning aan de gemeenten beschikbaar zou blijven voor de 0- tot 4-jarigenzorg (formeel voor de 0- tot 19-jarigenzorg). De intentie was dit een tijdelijke maatregel te doen zijn. Voor de evaluatie geldt het uitgangspunt dat de RSU wordt opgenomen in het gemeentefonds, tenzij blijkt dat verbijzondering van het budget noodzakelijk is voor de realisatie van de integrale JGZ. Wij hebben de gemeenten in de interviews gevraagd naar hun opvattingen over dit onderwerp. RSU in gemeentefonds Op de vraag of de RSU behouden moet blijven dan wel kan worden overgeheveld naar het gemeentefonds, pleiten 49 van de 76 gemeenten voor overheveling naar het gemeentefonds. De belangrijkste reden hiervoor is dat gescheiden financiering de gescheiden uitvoering versterkt ofwel de integratie belemmert. Ook speelt de RSU volgens sommigen de gemeenten tegen elkaar uit. Door de specifieke uitkering kan men kosten direct relateren aan inkomsten. Gemeenten zien een tekort of overschot op de RSU. Binnen een regio trekt dat een wissel op de bereidheid tot samenwerking.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
10
Men formuleert wel voorwaarden voor toevoeging van de RSU aan het gemeentefonds. In de eerste plaats zou het uniform deel van basistakenpakket klip-en-klaar omschreven moeten zijn. Als duidelijk is uitgewerkt wat er moet gebeuren met welke kwaliteit, dan kan men op inhoud toetsen en is een budgetnorm als de RSU in de besturing niet nodig. Verder kan de RSU net als de TRV op dit moment - na overheveling een ijkpunt zijn voor de omvang van de verwachte investering. Daarmee kunnen bezuinigingsclaims worden gepareerd. RSU behouden In totaal kiezen 21 van de 76 geïnterviewde gemeenten voor handhaving van de RSU. Zij zijn van mening dat op deze manier het meest is gewaarborgd dat het geld aan de JGZ ten goede komt en niet aan andere zaken. Enkele gemeenten zijn van mening dat na voltooiing van de integratie de RSU wel kan worden beëindigd. Eén gemeente meent zelfs dat de RSU moet worden omgezet in een rijksuitkering, omdat het rijk bepaalt wat er moet gebeuren. Het rijk moet dan ook maar voor de bekostiging gaan zorgen. Van zes gemeenten is het specifieke standpunt onbekend. Verantwoording De gemeenten hebben op lokaal niveau een subsidieverordening vastgesteld. Deze is gebaseerd op de VNG-verordening. In de meeste gevallen heeft men eigen artikelen toegevoegd om de inhoudelijke verantwoording te laten aansluiten bij de beleidsbehoeften van de gemeente. De verordening wordt gebruikt voor de opdrachtverlening en bekostiging van het uniform deel met de RSU en het maatwerk en lokale middelen. De gemeenten toetsen of het toegekende budget is besteed aan het beoogde doel en komen pas tot een eindafrekening als ook de rechtmatigheid is vastgesteld. Bij gemeenten die één uitvoeringsorganisatie hebben is een lokale verordening niet aan de orde. De GGD verantwoordt zich via de jaarrekening over de gehele JGZ. 50 euro De 50 euro per kind die vanaf 1 januari 2006 door VWS is toegekend, is ten tijde van het onderzoek nog nauwelijks door de gemeenten bestemd. Voor zover dit budget wel een bestemming heeft gekregen, dan is dat aan inhoudelijke activiteiten. In een geval is het geld gereserveerd voor infrastructuur (EKD).
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
11
8
Breed beleid
Jeugdbeleid Tijdens de interviews werd duidelijk dat de gemeenten meer aandacht besteden aan hun verantwoordelijkheden op het gebied van het jeugdbeleid. Jeugdgezondheidszorg wordt gezien als een manier om deze verantwoordelijkheid in te vullen. Het feit dat wij ook met wethouders jeugdbeleid spraken, was hiervan een eerste signaal. Verbreding De aansluiting van JGZ op het brede jeugdbeleid staat in de kinderschoenen en is nog vooral een zaak van de grotere gemeenten, meestal centrumgemeenten. In grotere gemeenten zijn initiatieven ontwikkeld in het kader van de Operatie Jong. In een aantal gevallen is men (ook) bezig met het inrichten van ouder en kindcentra of centra voor jeugd en gezin. De gemeenten hebben daarbij de regierol. De uitvoeringsorganisaties spelen daar een beperkte rol in en worden in veel regio’s expliciet op afstand gehouden. De JGZ wordt gezien als een van de functies die zijn plek moet krijgen in de centra).
9
Integratie
Context Wij hebben in de interviews gevraagd of de gemeenten tevreden zijn met de behaalde resultaten ten aanzien van de integratie van de jeugdgezondheidszorg. Bij dit oordeel moet men in ogenschouw nemen dat de wethouders net waren herbenoemd en zelf verantwoordelijk waren voor de tot dusver behaalde resultaten. Of men was nieuw in functie en had nog weinig ervaring en inzicht. Deze achtergrond moet men meewegen bij het oordeel van de gemeenten met betrekking tot de integratie. Algemeen Over het geheel genomen tonen de geïnterviewden (gemeenten) zich gematigd positief. Veel geïnterviewden geven aan ambitieus en enthousiast te zijn begonnen. Men verzocht de uitvoeringsorganisaties om met een gezamenlijk productenboek te komen (vooral voor het maatwerk), voorstellen te formuleren voor het elektronische dossier, een warme overdracht te realiseren en in een paar gevallen ook plannen voor jeugdcentra in de wijk (centra voor jeugd en gezin avant la lettre) te ontwikkelen. In de meeste gevallen moesten de ambities worden bijgesteld, omdat het niet lukte om gemeenschappelijke plannen tot stand te brengen. Uiteindelijk stelde men zich tevreden met het maken van goede afspraken tussen GGD en thuiszorgorganisaties over werkverdeling, financiering en (inhoudelijke en financiële) verantwoording.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
12
Werkafspraken Over het algemeen zijn de gemeenten nu redelijk tevreden over de werkafspraken tussen gemeente en de thuiszorg voor de 0- tot 4-jarigenzorg. Na wat opstartproblemen leggen de thuiszorgorganisaties inhoudelijk en financieel verantwoording af op de door de gemeenten gewenste wijze. De manier van afspraken maken met de GGD is voor de gemeenten nauwelijks veranderd. Nieuwe projecten Naast de afspraken over opdrachten en verantwoording, lijken het vooral nieuwe projecten te zijn die een impuls tot samenwerking en integratie geven. In zeven regio’s zijn het nieuwe projecten, gefinancierd met nieuwe middelen, die als voornaamste wapenfeit worden opgevoerd. Warme overdracht Ook de overdracht van dossiers op 4-jarige leeftijd krijgt relatief veel aandacht. Een aantal gemeenten rekent dit tot de goede resultaten. Opvallend is dat iedereen overdracht als een noodzakelijk gegeven beschouwt. Oplossingen die de noodzaak van dossieroverdracht wegnemen of voor de uitvoerders minder intensief zijn komen niet aan de orde zolang er meerdere uitvoeringsorganisaties zijn. Gezamenlijk aanbod Veel gemeenten zetten in 2003 in op een gemeenschappelijk aanbod voor de 0- tot 19-jarigenzorg; een productenboek waarin het gehele aanbod voor de doelgroep is opgenomen. Een dergelijk productenboek is maar in vier of vijf gevallen tot stand gekomen en dan voornamelijk als er één uitvoeringsorganisatie is. Vooral de prijsberekening blijkt een breekijzer. In zeven regio’s zijn gezamenlijke productenboeken tot stand gekomen. Daarbij was één regio waarin GGD en thuiszorg samenwerken. In de andere regio’s ging het om één uitvoeringsorganisatie (4x) en onderaanneming (2x). Elektronisch dossier Op het gebied van het elektronische kinddossier (EKD) is men niet veel verder gekomen. Met behulp van extra middelen van VWS was men al voor 2003 met ontwikkeling begonnen. Op het moment dat principiële keuzes voor een gezamenlijk systeem moesten worden gemaakt, stokte de besluitvorming in veel regio’s. Weinig organisaties wilden voor het systeem van de ander kiezen. Maar ook werkt mee dat de landelijke uitgangspunten steeds werden bijgesteld. Op het moment dat werd aangekondigd dat op landelijk niveau een model EKD zou worden ontwikkeld, werden op regioniveau beslissingen uitgesteld. In zeven regio’s (waaronder drie grote steden) hebben thuiszorg en GGD een gezamenlijk systeem voor ogen of gerealiseerd. In één regio heeft men recent nog gekozen voor twee geheel verschillende systemen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
13
Voor ons is de gang van zaken rond de ontwikkeling van een regioaal EKD exemplarisch voor de manier waarop de integrale jeugdgezondheidszorg in zijn geheel van de grond komt. Personeelsuitwisseling De gemeenten verwachtten veel van de uitwisseling van personeel en gezamenlijke deskundigheidsbevordering van GGD en thuiszorgpersoneel. Dit blijkt in zeven regio’s ook daadwerkelijk van de grond te komen. Daarbij hebben wij de regio’s met één uitvoeringsorganisatie niet meegeteld. Gezamenlijke huisvesting Een motor voor de geïntegreerde jeugdgezondheidszorg is het betrekken van gezamenlijke huisvesting. Opvallend is dat de gemeenten bij het plannen van nieuwe wijkcentra, brede scholen of andere vernieuwende zorgconcepten, nadrukkelijk de JGZ in één gebouw willen onderbrengen. GGD en thuiszorg zijn hiervoor te vinden. In een aantal gevallen zijn GGD en thuiszorg nadrukkelijk buren van elkaar. De huisvesting in één gebouw leidt vooralsnog nauwelijks tot meer werkinhoudelijke integratie. Het is wel een investering in toekomstige integratie. Gezamenlijk kwaliteitsysteem In enkele gevallen hebben GGD en thuiszorg gezamenlijk het initiatief genomen om tot één kwaliteitssysteem te komen (Kennemerland). Geen vooruitgang In zeven regio’s spreken de gemeenten expliciet uit dat de integratie tot op heden niets of nauwelijks iets heeft opgeleverd. Men heeft de hoop opgegeven om er nog veel tijd in te steken en wacht verdere wet- en regelgeving af om meer druk op de ketel te kunnen zetten.
10
Beschouwing
Wij hebben in de voorgaande hoofdstukken verslag gedaan van het onderzoek naar ervaringen van de gemeenten met de integrale jeugdgezondheidszorg en hun opvattingen over een aantal keuzes. In dit hoofdstuk geven wij een beschouwing op de uitkomsten van ons onderzoek. Turbulentie De integrale JGZ moest in de afgelopen drie jaar gestalte krijgen in een zeer rumoerige omgeving. Zowel de GGD als de thuiszorgorganisaties waren veelvuldig in fusieprocessen betrokken. Tijdens de implementatieperiode van de integrale jeugdgezondheidszorg veranderden de uitgangspunten en de verlangens van de partijen regelmatig.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
14
Uitvoeringsorganisaties die in een fusieproces zijn betrokken, zijn al blij als zij het gewone werk kunnen doorzetten. Voor gemeenten die andere of nieuwe dingen van de uitvoerder willen, bestaat minder aandacht. Eén uitvoeringsorganisatie In veel regio’s is aanvankelijk geprobeerd om één uitvoeringsorganisatie tot stand te brengen. Men meende dat dit een voorwaarde was om integrale jeugdgezondheidszorg tot stand te kunnen brengen. Diverse berekeningen maakten echter duidelijk dat daardoor meer kosten zouden ontstaan waar geen extra zorg tegenover staat. De belangrijkste meerkosten worden veroorzaakt door arbeidsvoorwaarden (vooral de uitloopschalen) en de toezegging van de staatssecretaris in 2003 dat de overnemende partij frictiekosten moet vergoeden. Veel gemeenten schrokken voor deze rekening terug en staakten hun pogingen om één uitvoeringsorganisatie tot stand te brengen. Gescheiden aansturing Het resultaat is dat in meer dan 30 regio’s de uitvoering nog gescheiden wordt uitgevoerd door minimaal twee partijen. Volgens bestuurders is dat niet bevorderlijk voor de integratie van zorg. De 0- tot 4-jarigenzorg wordt vooral op lokaal niveau afgeregeld, terwijl de 4- tot 19-jarigenzorg op regionaal niveau wordt belegd. Daardoor lopen twee vormen van aansturing langs elkaar. Deze dubbele aansturing belemmert de inhoudelijke integratie, omdat elke uitvoerder zich richt op zijn eigen opdrachtgever. Incongruentie Wij constateren verder dat de incongruentie van de verzorgingsgebieden van GGD en thuiszorg belemmerend is voor een slagvaardige integratie. Eén GGD werkt vaak samen met meerdere thuiszorgorganisaties en één thuiszorgorganisatie met meerdere GGD’en. Er ontstaat een soort ‘haasje over effect’. Door dit effect moet een organisatie steeds met een andere partner afstemmen, waardoor in één organisatie meerdere werkwijzen naast elkaar bestaan. Dat werkt ondoelmatigheid en kwaliteitsverlies in de hand. Conserverende werking RSU De RSU blijkt te helpen om de situatie van voor 2003 te bestendigen. Gemeenten betalen de RSU (voorheen AWBZ) aan de thuiszorg voor het uniforme deel 0 tot 4 van het basistakenpakket. Ook maken zij in veel gevallen een bedrag over aan de thuiszorg ter grootte van de voormalige TRV voor het maatwerk. Als de gemeente de RSU of voormalig TRV-geld wil inzetten voor de oudere kinderen (of de bijdrage per inwoner van de GGD voor de 0- tot 4-jarigen), dan is zij op basis van de afspraken in het Convenant gehouden frictiekosten te vergoeden.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
15
Uiteindelijk blijkt de RSU als specifieke uitkering de huidige situatie (lees situatie van voor 2003) te conserveren. Dat is niet bevorderend voor de inhoudelijke integratie. Basispakket Het basistakenpakket wordt voor een groot aantal gemeenten gezien als een goed handvat om tot verantwoorde zorg te komen. Wel meent men dat het uniforme deel van het basistakenpakket erg ruim bemeten is. Er blijft binnen de bestaande budgetten weinig financiële ruimte over voor maatwerk en extra zorg voor risicokinderen. Strikt formeel hebben de gemeenten natuurlijk alle mogelijkheid om meer budget uit het gemeentefonds vrij te maken. Maar men pleit eerder voor het omzetten van contactmomenten in zorg voor risicokinderen en maatwerk. Men ziet niet de noodzaak of meerwaarde van alle contactmomenten. Eenduidige definities Wel constateren wij een grote noodzaak om de inhoud van het basistakenpakket te verduidelijken. Op dit moment betekenen ‘uniform deel’ en ‘maatwerk’ in het 0- tot 4-jarigenprogramma iets anders dan in het programma voor 4- tot 19-jarigen. Bij 4-19 is het maatwerk een onderdeel van het basistakenpakket, terwijl in het 0- tot 4-jarigenprogramma het maatwerk als aanvulling op het uniforme deel wordt gezien, waarvoor extra geld op tafel moet komen. Dit verschil in betekenisgeving leidt tot veel spraakverwarring en onbegrip. Sturing op inhoud Met een duidelijke en eenduidige uitwerking van het uniforme deel van het basistakenpakket voor de gehele 0- tot 19-jarigenzorg, kan de RSU volgens de gemeente als regeling komen te vervallen. Bij een eenduidige definitie kan (eventueel extern) worden getoetst of de opgedragen taken kwalitatief verantwoord worden uitgevoerd. Voor het rijk is er dan geen noodzaak meer om de uitvoering ook via de financiering te sturen. Wij zien dat het bestaan van een doeluitkering er toe leidt, dat de aansturing van de JGZ budgetgeoriënteerd is. Zonder doeluitkering zullen de aard en de omvang van de problematiek centraal kunnen staan. JGZ en gezondheidsbeleid Wij zien in het onderzoek dat de meeste gemeenten veel nadruk leggen op het vergaren van gezondheidsinformatie om beleidsbeslissingen te onderbouwen. Gemeenten zijn veeleisend in de aan te leveren informatie. Het gaat dan niet alleen om bedrijfsvoeringgegevens, maar ook om informatie over risicogroepen, bevindingen en interventieresultaten. In deze zin is er veel aandacht van de gemeenten voor gezondheidsbeleid. Voor deze intensieve verantwoording is de hoop gevestigd op het elektronische kinddossier.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
16
Helaas heeft dit dossier tot dusver weinig kunnen bijdragen, omdat de ontwikkeling stagneerde. JGZ en jeugdbeleid Een beperkt aantal gemeenten gaat een stap verder. Zij zien de JGZ als één van de instrumenten van het lokale jeugdbeleid. Wij merken deze gemeenten aan als koploper, omdat de komende jaren meer gemeenten deze ambitie zullen ontwikkelen. Jeugd staat hoog op de agenda van het bestuur en de politiek. Maar wij zien dat de ambities van de koplopers in de meeste gebieden smoren in de ingewikkelde samenwerkingsverbanden. In de eerste plaats heeft de gemeente te maken met de gemeenten in de regio. In de tweede plaats moeten de regionaalwerkende thuiszorg en GGD zich ondergeschikt maken aan de lokale beleidswensen.
11
Conclusies en aanbevelingen
Het evaluatieonderzoek heeft twee centrale vragen. De eerste vraag is of de kinderen beter zijn geworden van de integrale jeugdgezondheidszorg. Deze vraag komt in het hoofdrapport aan de orde als resultante van alle onderzoeken. De tweede vraag is of het bestuurlijke arrangement adequaat is gebleken. Op deze vraag kunnen wij op basis van dit deelonderzoek wel conclusies trekken voor het deel waarbij de gemeenten aan zet zijn. Wij komen tot de volgende conclusies: Geringe regiemogelijkheden Onze conclusie is dat de regierol van de gemeenten moeizaam van de grond komt. De gemeente blijken onder de huidige afspraken en in de bestaande verhoudingen weinig mogelijkheden te hebben om hun regierol handen en voeten te geven. Er is weinig vrij budget voor maatwerk (zie hierna), de doeluitkering RSU conserveert de huidige werkwijze en de verplichting om frictiekosten te vergoeden belemmert het vernieuwen van werkwijzen en het verleggen of omleiden van geld. Daarnaast is de gemeente afhankelijk van relatief veel partijen die vaak in meerdere regio´s werken. Dat alles maakt het lastig om alle partijen naar één set beleidsdoelstellingen te regisseren. Men wil wel maar heeft weinig instrumenten of mogelijkheden in handen. Het vraagt veel bestuurskracht om het belang van de gemeenten boven de belangen van alle instellingen te krijgen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
17
Basistakenpakket geaccepteerd Het basistakenpakket wordt als concept door de gemeenten geaccepteerd als instrument voor de inrichting en aansturing van de jeugdgezondheidszorg. Gemeenten nemen het serieus en hebben de ambitie om het uit te voeren. Er is een aantal bestuurders dat kanttekeningen plaatst bij de omvang van het uniforme deel van het basistakenpakket in relatie tot de beschikbare middelen. Er blijft te weinig budget over voor extra zorg voor risicokinderen en voor maatwerk op geleide van de lokale wensen en omstandigheden. Ons advies is de omschrijving van het uniform deel van het basispakket aan te scherpen voor het gehele programma (o- tot 19-jarigen) . Budget niet het grootste probleem Gemeenten geven aan dat het uniform deel van basistakenpakket het leeuwendeel van het budget vraagt. Toch hebben wij niet de indruk, dat de omvang van het budget het grootste struikelblok is. Bestuurders zien niet altijd het nut van het grote aantal contactmomenten. Zij zouden meer geld willen besteden aan ‘de risicokinderen die het echt nodig hebben’. Wij adviseren om het uniform deel van het basispakket inhoudelijk beter te onderbouwen en aandacht te besteden aan het aantonen van nut en noodzaak van elk der onderdelen. Begrip maatwerk dubbelzinnig Bij de uitleg van het begrip maatwerk bestaat bij gemeenten veel onduidelijkheid. In de praktijk blijkt maatwerk voor de 0- tot 4-jarigen een andere betekenis te hebben dan het maatwerk voor de 4- tot 19-jarigen. Voor maatwerk voor de 0- tot 4-jarigen moeten de gemeenten extra betalen, terwijl het bij de 4 tot 19 jarigen is verwerkt in de geldende bijdrage per inwoner. De keerzijde is dat de gemeenten nauwelijks invloed hebben op het maatwerk voor de GGD, terwijl zij via het geld wel greep hebben op het maatwerk door de thuiszorg. Moeizame aansluiting met jeugdbeleid Door de complexe samenwerkingsverbanden in de regio’s is het voor gemeenten zoeken naar de manier waarop jeugdgezondheidszorg kan worden ingezet als instrument van het lokale jeugdbeleid. De huidige werken budgetverdeling over soms wel acht uitvoerders in een regio maakt het moeilijk om de werkwijze aan te passen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
18
Aanbevelingen In algehele zin concluderen wij dat het bestuurlijke arrangement niet wezenlijk bijdraagt aan meer of beter geïntegreerde jeugdgezondheidszorg. Op basis van dit deelonderzoek ‘Gemeenten’ komen wij tot de volgende aanbevelingen: -
-
-
-
-
-
Het bevorderen van de totstandkoming van uitvoeringsorganisaties die de gehele 0- tot 19-jarigenzorg voor de gemeenten uitvoeren. Dit leidt tot een vermindering van het aantal betrokken partijen, waardoor de bestuurlijke drukte en behoefte aan afstemming reduceert. Uiteindelijk komt dat de slagvaardigheid en doelmatigheid van de aansturing en uitvoering ten goede. Het recht op vergoeding van frictiekosten, zoals die in het Convenant is toegekend, moet daarom na afloop van het Convenant (1 januari 2008) niet worden verlengd. Dat biedt de gemeenten meer ruimte om geïntegreerde uitvoeringsorganisaties tot stand te brengen. Volstaan kan worden met de gebruikelijke zorgvuldigheidsregels uit de Algemene wet bestuursrecht (bijvoorbeeld het in acht nemen van een redelijke overgangstermijn bij beëindiging van subsidies of taakopdracht). Het maken van een voor één uitleg vatbare beschrijving van het uniform deel van basistakenpakket. Een heldere voor bestuurders geschreven toelichting over nut en de noodzaak van de diverse onderdelen kan het bestuurlijke draagvlak voor het uniforme programma bevorderen. Het rijk neemt hiervoor het initiatief. Voor maatwerk moet als uitgangspunt of kenmerk gelden dat dit altijd op geleide van de gemeente(n) wordt uitgevoerd. Dit zijn de producten waarmee de gemeenten invulling geven aan de lokale beleidsprioriteiten. In onze optiek kan en moet de RSU worden overgeheveld naar het gemeentefonds. Voorwaarde is dat het uniforme programma helder is omschreven. Eventueel kan dit door externen worden getoetst. De RSU was bedoeld als waarborg voor het beschikbaar houden van de AWBZmiddelen voor de JGZ. Nu blijkt de RSU als bijwerking te hebben dat zij de bestaande situatie conserveert. Zij belemmert de integratie inhoudelijk, organisatorisch én financieel. De gemeenten geven niet aan dat zij substantieel geld te kort komen. Wel zouden zij meer budget willen inzetten voor extra zorg aan risicokinderen en maatwerk. Wij denken dat het voor gemeenten stimulerend is als er een extra dotatie in het gemeentefonds wordt gedaan voor maatwerk voor de 0- tot 19-jarigen. Daarmee wordt het gemeentelijke argument om contactmomenten te schrappen ontkracht.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
19
Bijlage 2.1 Lijst van geïnterviewde gemeenten GGD-REGIO
GEMEENTE(N)
Gemeente Den Haag, Dienst OCW
Den Haag
GG&GD Utrecht
Utrecht
GGD Amstelland de Meerlanden
Haarlemmermeer, Aalsmeer
GGD Amsterdam
Amsterdam
GGD Drenthe
Emmen, Hoogeveen
GGD Eemland
Amersfoort, Soest
GGD Midden-Nederland
Zeist, Utrechtse Heuvelrug
GGD Eindhoven
Eindhoven
GGD Fryslân
Leeuwarden, Kollumerland
GGD Gelre-IJssel
Deventer, Epe, Doetinchem
GGD Gooi & Vechtstreek
Hilversum, Bussum
GGD Hart voor Brabant
's-Hertogenbosch, Boxtel
GGD Hollands Midden
Bodegraven, Gouda. Leiden
GGD Kop van Noord-Holland
Den Helder, Niedorp
GGD Nieuwe Waterweg Noord
Vlaardingen
GGD Noord- en Midden-Limburg
Venlo, Sevenum
GGD Noord-Kennemerland
Alkmaar, Bergen NH
GGD Regio IJssel-Vecht
Zwolle, Dalfsen
GGD Regio Nijmegen
Nijmegen, Heumen
GGD Regio Noord-Veluwe
Harderwijk, Nunspeet
GGD Regio Twente
Enschede, Borne
GGD Rivierenland
Tiel, Buren
GGD Rotterdam e.o.
Albrandswaard, Rotterdam
GGD West-Brabant
Breda, Woensdrecht
GGD Westfriesland
Enkhuizen, Hoorn
GGD Zaanstreek-Waterland
Beemster, Zaanstad
GGD Zeeland
Goes, Kapelle
GGD Zuid-Holland West
Delft, Rijswijk, Zoetermeer
GGD Zuid-Holland Zuid
Alblasserdam, Dordrecht
GGD Zuid-Limburg
Maastricht, Sittard-Geleen, Simpelveld
GGD Zuidhollandse Eilanden
Brielle, Spijkenisse
GGD Zuidoost-Brabant
Gemert-Bakel, Helmond
Hulpverlening Gelderland Midden
Arnhem, Rozendaal
Hulpverleningsdienst Flevoland
Lelystad, Zeewolde, Almere.
Hulpverleningsdienst Groningen
Groningen, Hoogezand Sappemeer
Hulpverleningsdienst Kennemerland
Haarlem, Zandvoort
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
20
Bijlage 2.2. Samenvatting en regioprofielen JGZ
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
21
Friesland
Drenthe
IJssel-Vecht
Twente
2
3
4
5
Regio
Groningen
1
Feiten
14 gemeenten, 1 Regio/1 GGD en 4 TZO
11 gemeenten, 1 Regio/GGD en 4 TZO
12 gemeenten, 1 GGD en 1 TZO
31 gemeenten, 1 GGD en 3 TZO
25 gemeenten, 1 GGD, 1 stichting JGZ (dochter van TZO). 1 gemeente heeft andere TZO.
Gemeenten dragen RSU over aan Regio, die de TZO betaalt.
Onderaannemingsmodel. GGD stuurt de TZO aan voor het uniforme deel 0-4. Inzet 2006 is een volledig onderaannemingsmodel.
Samenwerkingsmodel.
Gemeenten maken RSU over aan TZO. Eigen middelen voor maatwerk (TRV is vaak ijkpunt). 4-19 geheel via BPI. Verrekening van plus- en mingemeenten via TZO (niet onderling afgesproken). Gemeenten Maatwerk wordt financieren voor 4-19 zowel individueel TZO. bilateraal als Omvat uniform regionaal (RSU) en maatwerk afgesproken. Met de TZO hebben de (TRV).0-19 via GGD. Op regionaal gemeenten veelal individueel contact. niveau heeft men voldoende aan RSU, maar individueel zijn de verschillen groot.
Gemeenten maken direct afspraken met de uitvoerders over maatwerk en rekenen ook zelf af. Maar zijn vooral uitvoerders die het inhoudelijk bepalen. IJkpunt is TRV.
Maatwerk wordt bilateraal afgesproken tussen gemeenten en uitvoeringsorganisaties.
Samenwerkingsmodel. Gemeenten maken aparte afspraken met TZO en GGD. Afstemming via Regiegroep.
Breed jeugdbeleid EKD
Ja (sommige Wordt volledig gemeenten). uitgevoerd. Maar men is wisselend over wenselijkheid. Rigide versus handvat. Risicokinderen en lokale wensen onderbelicht.
Men denkt hierover wisselend. Het is zekerheid voor de JGZ versus lokale autonomie.
onbekend RSU mag over naar Wordt volledig uitgevoerd. Gezien het G-fonds om meer vrijheid voor als handige richtlijn. gemeenten te creëren.
Wapenfeiten: overdracht dossiers komt nu tot stand en er is op uitvoerend niveau samenwerking. Op termijn wellicht een (private) uitvoeringsclub.
Wapenfeiten: goede samenwerking 5 partijen, gezamenlijke begroting. Problemen met productbegroting en de overheadregels daarvoor.
Nog niet bestemd
In één gemeente dekking tekort uniforme deel. In andere gemeente nog gereserveerd, later door GGD en TZO samen te besteden.
JGZ moet meer aansluiten op jeugdbeleid. Maar feitelijke ruimte van gemeenten om dit stevig in te zetten is beperkt.
onbekend
EKD is gereed! Er wordt een begin gemaakt met digitaliseren
EKD in ontwikkeling, TZO (Icare) redelijk ver. Vertraging op landelijk niveau werkt door in regio.
EKD in De gemeenten waarmee gesproken ontwikkeling. is zijn allebei integraal beleid aan het ontwikkelen.
Is nog niet bestemd. In één gemeente gaat deel naar Home Start.
Verordening wordt in één gemeente gebruikt. Voor de andere gemeente is dit onbekend.
Wordt door GGD niet geheel uitgevoerd vanwege tekortkomend budget. Nauwelijks ruimte voor maatwerk. Pakket wordt gezien als handvat en keurslijf. Dus niet eensluidend.
RSU mag als integratie voltooid is naar G-fonds. Dan waarschijnlijk ook één organisatie.
Wapenfeiten: onvoldoende. Fusie GGD belemmert en ook de tekorten stimuleren niet om er wat van te maken.
De TZ heeft een Via maatwerk EKD. De GGD nog worden JGZniet. instellingen betrokken bij lokaal jeugdbeleid.
Voornamelijk opvoedingsondersteuning.
Verordening wordt beperkt gebruikt. Vooral kleinere gemeenten.
De TZO en GGD Gemeenten zijn bezig te bedenken zijn nu in gesprek hoe JGZ kan aansluiten bij lokaal beleid. Voorwaarde is dat gemeenten zelf weten wat zij willen om GGD/TZO aan te kunnen sturen. Dat groeit. Maar kost moeite om uitvoerders zover te krijgen dat zij zich naar lokale wensen voegen.
50 euro Is nog niet bestemd. In één gemeente gaat deel naar Home Start.
Wordt volledig uitgevoerd. Het is een professionele maatstaf. Gemeenten moeten daar niets van vinden. Hoewel er financieel weinig geld overblijft voor wenswerk op lokaal niveau
Wapenfeiten: er is RSU kan naar Geen project met alle fonds mits zonder korting. partijen die integratie moet realiseren: productenboek, EKD en maatwerkverantwoording. Er is veel gebeurd. Vooral inzicht in prestaties GGD laat te wensen over.
GGD en TZO maken ieder een eigen begroting. Gemeenten komen uit met de RSU. Dragen die over aan TZO. Zij maken ook geld over voor maatwerk. IJkpunt onbekend. GGD gaat via BPI voor alle werk.
Bilaterale afspraken gemeenten met TZO voor 0-4 en GGD voor 4-19. In subregio's wordt er een pakket van de TZO afgenomen.
Samenwerkingsmodel. GGD en TZO onderhouden hun eigen relatie met de gemeenten. Arbeidsvoorwaarden en frictiekosten stonden gewenste 1 organisatie in de weg.
Niet van Wordt op eigen toepassing. wijze ingevuld. Uniform en maatwerk worden bij elkaar in één programma gestopt. Maatwerk bestaat vooral uit (extra) risicokinderenzorg. Gemeenten willen kleiner BTP en méér invloed gemeenten.
VNG SV?
BTP
RSU Men denkt hierover wisselend. Het is zekerheid voor de JGZ versus lokale autonomie.
Resultaat? Wapenfeiten: veel projecten. Integratie vooral bereikt in nieuwe dingen. Daarvoor weinig geld beschikbaar. Bestaand werk nauwelijks vatbaar voor nieuwe integrale werkwijze.
Geld Gemeenten maken RSU over aan GGD. GGD vergoedt de TZO, maar houdt 100.000 in voor coördinatie. Ook maatwerkgeld gaat via GGD. GGD maakt TRV-aandeel over aan TZO.
Maatwerk
Maatwerk verloopt via regieopdracht GGD. Gemeenten maken wel aanvullende afspraken met TZO. Gemeenten betalen direct aan de TZO als het voor extra maatwerk 0-4 is.
Model
Onderaannemingsmodel. Gemeenten hebben GGD aangewezen om TZO aan te sturen. Omvat uniform en maatwerk.
De integratie zit nu al in de hoofden van de professionals. Op hoger organisatieniveau is er weerstand. Vooral de methode van financiering van één pakket blijkt moeilijk. Vooral de GGD heeft moeite met de regierol van de gemeenten.
Doordat er nog steeds twee organisaties zijn is er nog onvoldoende sprake van integratie. Dit komt vooral door de fusie van de GGD en de daaropvolgende tekorten in de bedrijfsvoering.
Belemmering
Kop van NoordHolland
West-Friesland
NoordKennemerland
7
8
9
Regio
Flevoland
6
Feiten
8 gemeenten, 1 GGD en 2 TZO's
13 gemeenten, 1 TZO
9 gemeenten, 1 gewest/GGD en 2 TZO's
6 gemeenten, 1 GGD, 3 TZO en 1 eerstelijn
Model
Maatwerk
Onderaannemingsmodel. De GGD is hoofdaannemer voor het uniforme deel en besteedt de 0-4 uit. De wens bestaat dat de GGD op termijn 0-19 gaat doen.
Samenwerkingsmodel. Gemeenten onderhouden zelfstandig relatie met TZO. GGD en TZO opereren naast elkaar. Op operationeel niveau vindt afstemming plaats. Bestuurlijk via projectorganisatie.
Centrumgemeentemodel. De gemeente Den Helder treedt namens de gemeenten op als opdrachtgever voor uniform deel 0-4. Subsidiecontract. Gewest stuurt de uitvoering aan.
Gemeenten betalen RSU aan thuiszorg. Doen er beperkt eigen middelen bij. Hebben niet echt een financieel probleem.
Wapenfeiten: GGD en TZO hebben gezamenlijk maatwerkplan, goede samenwerking tussen gemeenten.
RSU behouden omdat dit beste waarborg biedt dat het geld beschikbaar blijft. Maar eigenlijk rijksuitkering voor rijkstaken of Gfonds voor lokale taken, maar dat past BTP niet.
Ja (sommige gemeenten)
onbekend Wordt volledig uitgevoerd. Men vindt het medisch en wil meer sociaal.
Weinig inhoudelijk bij voorkeur G-fonds Wordt volledig uitgevoerd. en ook weinig in de randvoorwaarden. GGD fusie staat het een beetje in de weg. Samenwerking alleen binnen GGD veld, verder weinig gemeenschappelijk.
onbekend
Pleit voor handhaving RSU omdat anders wellicht de solidariteit van de gemeenten wordt doorbroken. Tenzij de sleutel voor verdeling van RSU wordt aangepast.
Men wilde naar één uitvoeringsorganisatie. Culturen niet bij elkaar te brengen. Er is een gezamenlijk maatwerkpakket, maar nog weinig inhoudelijke integratie.
onbekend
Ja (sommige Wordt volledig gemeenten) uitgevoerd. Wisselende mening: van keurslijf tot handvat.
VNG SV?
BTP
RSU Van de één mag het in het G-fonds, de ander opteert voor handhaven RSU.
Resultaat? Wapenfeiten: visienota, gezamenlijk productenboek, personeel en expertise-uitwisseling.
Geld Gemeenten financieren thuiszorg en Gcentra direct. Men geeft aan niet uit te komen met het geld. Ernstig Vinexprobleem. Er zijn grote verschillen tussen gemeenten. Er zijn in de regio grote verschillen in overschotten en tekorten. Doordat gemeenten solidair zijn, verrekenen overschotten en tekorten op regionaal niveau. Gemeenten maken 99% van de RSU over aan de TZO. Inhoudingen zijn voor beheerskosten Gewest.
GGD is ook RSU gaat naar de hoofdaannemer TZO met voor het maatwerk. achterhouding van er is één plan en 35.000 voor begroting voor alle coördinatiekosten maatwerk. voor de GGD. Er Maatwerk is voor zijn geen signalen alle gemeenten nog dat de gemeenten hetzelfde. Formeel middelen tekort heeft elke gemeente hebben voor alle een eigen maatwerk- taken. beschikking. TRV is ijkpunt.
Gemeenten spreken maatwerk met TZO af. Eventueel vergoedt TZO GGD voor inzet. GGD doet het vanuit BPI.
Voor maatwerk is GGD hoofdaannemer en TZO onderaannemer. De gemeenten hebben allemaal voor hetzelfde maatwerk gekozen. IJkpunt zijn TRV-middelen.
Samenwerkingsmodel. De Gemeenten betalen gemeenten onderhouden hun direct aan TZO. eigen relatie met de TZO. Meer maatwerk dan alleen TRV. Maatwerk 4-19 via BPI
50 euro
Maatwerkintensivering
Bestemd voor inhoudelijke projecten.
In één gemeente voor opvoedingsonderst. In één gemeente om tekort uniform te dekken. In andere gemeente diverse taken. Wil men gaan inzetten voor OKC's.
onbekend
Wachten landelijke ontwikkelingen af.
Men hecht belang Werkgroep EKD wacht landelijke aan breed ontwikkelingen af. jeugdbeleid. Men trekt gezamenlijk op. Dienstverlening in beperkte mate op geleide van lokale wensen. Integratie in lokaal jeugdbeleid in startstadium.
onbekend
Er is nog weinig aansluiting met het brede lokale jeugdbeleid. De ruimte om lokaal aan te sturen is beperkt. Men trekt met de JGZ heel gezamenlijk op. te weinig kennis bij gemeenten om als opdrachtgever te kunnen sturen.
Per januari 2007 operationeel
Breed jeugdbeleid EKD Begint op gang te komen.
TZO en GGD hebben moeite met de financiële verantwoording. De fusie van de GGD speelt daar een rol bij.
GGD gaat fuseren. Gewest wordt wellicht opgeheven. Er is weinig expertise bij de gemeenten.
Belemmering
9 gemeenten, 1 GGD en 1 TZO
2 gemeenten, deelgemeenten, 1 stedelijke GGD, 1 TZO
5 gemeenten, 1 GGD
11 ZaanstreekWaterland
12 Amsterdam
13 Amstelland de Meerlanden
Feiten
10 gemeenten, 1 GGD en 1 uitvoeringsorganisatie JGZ 0-4. Dit is een dochter van de 2 TZO's
Regio
10 Kennemerland
GGD komt uit met de middelen. Een deel van de RSU wordt gebruikt om de frictiekosten van de TZO te betalen. TRV vormt nog de basis voor het maatwerkbudget.
Niet relevant meer. Volledig uitgevoerd. Niet van toepassing. GGD ook betaald via bijdrage per inwoner. Kan ook voor 0-4
Maatwerk wordt regionaal ingevuld.
Wapenfeiten: er is één uitvoeringsorganisatie, er is één productbegroting, gemeenten bepalen inhoud en afname maatwerk en plustaken, OKC's beginnen van de grond te komen.
Eén uitvoeringsorganisatie: de GGD.
Men vindt RSU wel Wordt volledig veilig. Men kan het uitgevoerd. geld claimen en hoeft niet aan de slag met ander beleid. Aan de andere kant is JGZ nu een 'hot item', waardoor er mogelijk meer middelen geclaimd kunnen worden als het geld in het Gfonds zit.
Wapenfeiten: weinig nieuws. 0-4 viel al lang onder GGD. Geen extra integratie. Opmerkelijk is dat ook bij deze constructie een splitsing bestaat op 4 jaar.
Gemeente maakt RSU over aan GGD; GGD vergoedt thuiszorg waar aan de orde. Of het genoeg is of niet is onbekend. Doordat het een stedelijke GGD is die ook veel extra beleid doet is die vraag minder relevant.
Stadsdelen stemmen af rond maatwerk. Kiezen uit productcatalogus. Stad bindt zich aan uitkomst.
Eén uitvoeringsorganisatie. GGD voert van oudsher in 85% van de stad de 0-19 uit. in de overige 15% alleen 419. 4-19 valt onder stad, 0-4 onder stadsdelen. Daardoor ook in Adam knip op 4 jaar.
50 euro Gemeenten zetten het allemaal anders in. Mix van inhoud en infra.
nog niet besloten.
0-4 grotendeels via Nog geen GGD. Financiering bestemming thuiszorg is op basis van een soort subsidieverstrekking. Onduidelijk wie thuiszorg aanstuurt, door splitsing verantwoordelijkhed en Centrale stad/stadsdelen
Diverse doeleinden. Aanvankelijk wel gevolgd. Nu gaat de financiering via de begroting van de GR.
RSU mag wel in Gfonds. Dat is makkelijker in verantwoording. Maar RSU heeft ook voordeel.
Wapenfeiten: weinig inhoudelijke integratie. Elke partij doet zijn eigen deel met een duidelijke opdracht. Inzet op integratie beperkt. Vernieuwing loopt vooral via lokaal maatwerk met aanvullende middelen (grotere gemeenten)
Alle middelen gaan naar GGD en GGD betaalt Thuiszorg. Draagt volledige RSU over. M.u.v. van lokaal maatwerk. Men komt uit met de middelen. Voor lokaal maatwerk worden ook eigen middelen ingezet.
Lokaal maatwerk wordt door de gemeenten afzonderlijk bepaald en uitbesteed. GGD en thuiszorg werken hier gescheiden. TRV is nog steeds ijkpunt.
Onderaannemingsmodel. GGD is hoofdaannemer en TZO onderaannemer. Het uniform deel en regionaal maatwerk dragen gemeenten aan GGD op. GGD sluit contract met TZO.
Wordt volledig uitgevoerd. Nut en noodzaak soms betwijfeld.
Was inderdaad Het BTP wordt geheel uitgevoerd basis voor de afspraken. met een extra screening in groep 5. Er is achterstand opgelopen in het voortgezet onderwijs, waardoor met name de uitvoering bij 4-19 onder druk komt. Er is instemming met BTP.
VNG SV?
BTP
RSU RSU als doeluitkering moet blijven. Biedt meeste zekerheid dat BTP in stand blijft.
Resultaat? Wapenfeiten: gezamenlijke huisvesting, kwaliteitsysteem, productbegroting. Maar UO en GGD kozen voor verschillende EKD's en van inhoudelijke integratie is weinig terecht gekomen. Vooral aan GGD zijde weerstand. Optie zou zijn de 419 aan de UO over te dragen.
Geld RSU wordt overgedragen aan UO. Meeste gemeenten komen iets tekort. Er worden aanvullende middelen ingezet (door de centrumgemeente).
Maatwerk
Maatwerk wordt per gemeente ingekocht bij de UO 0-4 en de GGD. IJkpunt is nog altijd het TRVbudget
Model
Samenwerkingsmodel. Gemeenten sluiten ieder voor zich een contract met de UO voor 0-4. Voor het uniforme deel 4-19 geven zij opdracht aan de GGD (via HVD).
Verschilt. Ook de ontwikkeling van OKC's verschilt. In één gemeente is een intentieverklaring voor een OKC getekend.
De idee om Ouder en Kinder Centra te ontwikkelingen bestaat al lang. De rol van JGZ in het jeugdbeleid wordt hierbij in beeld gebracht.
GGD neemt voortouw.
Begonnen met EKD voor 0- tot 4-jarigen. Geen geld om 5 jaar en ouder om te zetten. Wachten op landelijke ontwikkeling.
Ontstaat via OKC's Veel discussie, geen voortgang. in Zaanstad met verbinding met jeugdzorg, OGGZ en onderwijs. In kleinere gemeenten veel minder aan de orde.
TZO heeft EKD ingevoerd. GGD doet dat per 1 januari 2008. Ze hebben niet hetzelfde technische systeem.
Breed jeugdbeleid EKD JGZ komt terug in jeugdbeleid. Er zijn vier locaties met gezamenlijke huisvesting en er zijn mobiele teams.
Belemmering
Er was een cultuuromslag nodig bij de TZO om verantwoording af te leggen en inzicht te geven in eigen organisatie.
In het begin was TZO erg proactief, terwijl de GGD minder goed was georganiseerd.
De JGZ verdwijnt enigszins binnen de GGD. Voor de instellingen is de totale verantwoordingslast groot (verschillende potjes).
21 gemeenten, 1 GGD en 5 TZO's
6 gemeenten 1 regio/GGD en 1 TZO
16 Midden-Nederland
17 Noord Veluwe
Samenwerkingsmodel. Regiegroep van GGD en TZO die uitvoering gezamenlijk aanstuurt.
Samenwerkingsmodel. Gemeenten, GGD en TZO hebben een projectorganisatie ingericht.
Onderaanneming. GGD heeft subsidierelatie met TZO. Geld, productieafspraken en rapporteren zijn hierin opgenomen. Stuurgroep JGZ, hierin zitten TZO, GGD en gemeente. Gemeente treedt op als regisseur.
1 gemeente, 1 GGD, 2 TZO's
Model
15 Utrecht
Feiten
Eén uitvoeringsorganisatie. GGD Gemeenten hebben gehele JGZ opgedragen aan Gewest, waarvan de GGD onderdeel is.
Regio
14 Gooi en Vechtstreek 9 gemeenten, 1 GGD
GGD voert BTP uit. TZO marginale uitvoering BTP (niet volledig als gevolg van fin.tekort). BTP is ramp. Veel te veel aandacht voor gezonde kinderen en te weinig ruimte voor probleemkinderen.
Is basis geweest Wordt in regionaal Wordt uitgevoerd voor de lokale verband bepaald. maar marginaal. Gemeenten willen afspraken met TZO. niet opplussen. Dat gaat ten koste van maatwerkgelden. Idee van BTP wel ondersteund.
Voorstander om de RSU over te hevelen naar het Gfonds.
Pleidooi om de RSU gelabeld te houden. Men vreest dat het geld in de grote pot verdwijnt en er nog minder beschikbaar is voor JGZ.
Wapenfeiten: integratie beperkt zich tot een aantal maatwerkproducten Verder weinig resultaat. Het grote aantal partijen belemmert een slagvaardige aanpak.
Wapenfeiten: Mag naar G-fonds. Wordt volledig enkele gezamenlijke Zal materieel niet uitgevoerd. projecten, personeel- veel uitmaken. Zullen RSU ook als uitwisseling, ijkpunt blijven gezamenlijke aanpak EKD. Maar gebruiken zoals TRV. resultaten voor werkelijke integratie vallen nog wat tegen.
Gemeenten maken RSU over aan de TZO. Voor het maatwerk 0-4 geldt de TRV nog steeds als ijkpunt.
RSU wordt volledig overgemaakt aan TZO. Maatwerk ter grootte van TRV. Maatwerk 4-19 meestal regionaal en via BPI. Weinig extra geld voor maatwerk. Een aantal gemeenten komt te kort aan de RSU. Men verrekent niet. Regionaal gezien vallen tekorten mee.
Gemeenten maken zelf afspraken over maatwerk met TZO Maatwerk bij GGD (onderdeel BPI) omvat regionaal deel en lokaal deel.
Maatwerk komt op initiatief van uitvoerders tot stand.
50 euro
onbekend
onbekend
Onbekend. Er is wel Nog geen bestemming een subsidieovereenkomst met de instellingen, waarin afspraken over geld, productie en verantwoordingsrapportage zijn geregeld. TZO rapporteert aan de GGD. De GGD rapporteert aan de gemeenteraad.
In programma verwerkt.
Wapenfeiten: betere afstemming tussen organisaties, maar kost veel tijd en inspanning. Goed netwerk GGD/TZO. Men weet wie wat kan en men gebruikt elkaars kennis.
VNG SV?
Weinig maatwerk. RSU is tekort. Is Maatwerk op basis probleem van TZO. van signalering TZO Vinexlocatie! en GGD. 0-4 en 419 apart aanbod maatwerk.
BTP
RSU Volledig uitgevoerd. Niet van Bij voorkeur Gtoepassing. fonds (met argwaan voor bezuinigingen).
Resultaat? Wapenfeiten: er is één uitvoeringsorganisatie. Alle mensen zijn geschoold en er is één productbegroting.
Geld GGD komt uit met de middelen die er zijn voor het basistakenpakket. De RSU volstaat in de nieuwe situatie voor BTP 0-4. De uitvoering was voorheen bij de TZO duurder. Wel extra geld nodig voor ECD.
Maatwerk
Maatwerk wordt ook uitgevoerd door GGD. Weinig lokaal maatwerk. Nu vooral regionaal. Maatwerkbudget ook gebruikt om frictiekosten TZO te vergoeden.
Men zoekt naar aangrijpingspunten om JGZ aan te laten sluiten bij jeugdbeleid. Maar gebeurt nog weinig. Middelen om dat te doen zijn beperkt. Meeste gaat op aan verplichte uitvoering. Animo maatwerk is beperkt.
Er komt nog weinig beleid tot stand. Het is vooral een gedoe om de verplichte nummers rond te krijgen. Ook de lokale beleidscapacteit schiet tekort om breed beleid van de grond te tillen.
Gemeente heeft Zorgnota. Hierin is een link gelegd tussen jeugdzorg en JGZ. Gemeente heeft de regie voor de afstemming binnen de keten.
Volgend jaar als pilot ingevoerd.
Breed jeugdbeleid EKD Bij de GGD zit een onderdeel sport.
Belemmering Het was lastig om frictiekosten vast te stellen i.v.m. ondoorzichtige financiën bij TZO.
Regio
Feiten
Model
9 gemeenten, 1 GGD en 2 TZO's
21 Rivierenland
Samenwerkingsmodel. Gemeenten contracteren thuiszorg direct voor 0-4 en zetten GGD in voor 4-19.
Eén uitvoeringsorganisatie. GGD Gemeenten hebben gehele JGZ opgedragen aan Gewest, waarvan de GGD onderdeel is. Frictiekosten TZO vergoed door VWS
10 gemeenten, 1 Regio/GGD
20 Regio Nijmegen
Samenwerkingsmodel. GGD en tzo onderhouden hun eigen relatie met de gemeenten.
Samenwerkingsmodel. Gemeenten maken direct afspraken met TZO en werken samen in de GGD
15 gemeenten, 1 GGD en 4 TZO's
19 Gelderland Midden 15 gemeenten, 1 GGD en 2 TZO's
18 Gelre-IJssel
De GGD volgt de landelijke ontwikkelingen op dit terrein.
Regionaal elektronisch kinddossier wordt opgepakt. Naar alle waarschijnlijkheid meegenomen binnen begroting regio Rivierenland maar is een lastig traject.
Komt nog weinig van de grond. GGD is erg bezig de JGZ op poten te zetten. Er is weinig geld en aandacht voor maatwerk op geleide van lokaal beleid/situatie. Maar de organisatorische integratie wordt wel gezien als belangrijke voorwaarde om tot breed lokaal jeugdbeleid te komen. JGZ staat in de gesproken gemeente los van het jeugdbeleid. Is nog onvoldoende geïntegreerd. Gemeenten krijgen ook weinig beeld bij wat de JGZ doet voor de gemeenten. Dat geldt vooral 419 (GGD)
onbekend
Niet van toepassing Nog niet bestemd.
Nog niet bestemd. Model vormde de Er komt een basis voor de afspraken met TZO. gezamenlijk voorstel van de GGD en de TZO voor de besteding ervan
Wordt volledig uitgevoerd. Wisselende opvattingen over wenselijkheid. Handvat versus behoefte tuning lokaal beleid/ risicokinderen.
Wordt volledig uitgevoerd, maar wordt gezien als verschraling t.o.v. oude pakket. En te weinig focus op risicokinderen.
Wordt (TZO) verschillend uitgevoerd. Wenselijkheid BTP wisselend beoordeeld.
Elke gemeente treedt apart op. Er vindt geen verrekening plaats (geen solidariteit). RSU mag naar Gfonds. Angst is of JGZ dan nog voldoende prioriteit krijgt.
Gemeente heeft geen bezwaar tegen de RSU. Men verrekent beide bijdragen binnen de GGD. Gemeenten betalen overigens een BPI voor hele GGD. Zij gebruiken daar zelf de RSU voor.
Wisselende opvattingen bij gemeenten of de RSU in het G-fonds kan opgaan.
Wapenfeiten: men heeft een gezamenlijke kadernota gemaakt. Nu (2006) moet er een gezamenlijk aanbod komen. Vooral incongruentie van TZO en gemeenten leidt tot versnippering en verwarring.
Wapenfeiten: mensen zijn in dienst van één organisatie als 0-19 medewerker. Gemeenten zijn wel blij dat zij de stap naar één organisatie hebben gemaakt. Materieel nog wel verschil. Oplopende tekorten.
Wapenfeiten: weinig. Integratie is complex en komt nauwelijks tot stand. Veel overleg en weinig concrete voorstellen. Men werkt langs elkaar.
RSU gaat naar TZO voor uniforme deel 0-4. Maatwerk minimaal TRV equivalent ook van gemeente naar TZO GGD BTP via bpi.
Sinds de fusie aanmerkelijke tekorten. Onder andere door weinig bedrijfsmatige aansturing.
Gemeenten maken RSU geheel over naar TZO. Ook het maatwerk gaat direct van gemeente naar TZO. IJkpunt is TRV. Men komt niet (meer) uit met RSU voor uniform 0-4 vanwege reistijden. Maatwerkgelden dekken tekort af.
Gemeenten besteden maatwerk uit bij de organisatie die de zorg heeft. Ze rekenen ook af met die organisatie. Gaat dus op individuele basis.
Veel van de maatwerkmiddelen werden bij de start van de fusie gebruikt om de integratie vorm te geven. De huidige maatwerkgelden zijn weer gekoppeld aan concrete producten. Wat er gedaan wordt gaat via regionaal GGD bestuur.
Maatwerk 0-4 bilateraal tussen gemeente en thuiszorg. Voor 4-19 regionale afspraken voor 4 jaar. Weinig flexibiliteit.
EKD is in ontwikkeling. Gemeenten hebben geen bemoeienis met het EKD.
In één gemeente wordt dit gebruikt voor de voortzetting van het project Samen Starten. In de andere gemeente is de 50 euro nog onbestemd.
In twee gemeenten is het gebruik hiervan onbekend. In één gemeente is het model gebruikt als basis.
Wordt uitgevoerd en te zwaar bevonden. Te weinig ruimte voor risicokinderen en lokale prioriteiten.
JGZ is tot dusver toch een apart onderdeel in de zorg voor jeugd. Jeugdbeleid is vooral lokale kwestie en JGZ is nog nauwelijks een keten daarin. Maar wel wordt het nu meegenomen in de nota's jeugdbeleid. In toekomst moeten gemeenten veel meer te zeggen hebben over JGZ om lokale aansluiting te krijgen.
Breed jeugdbeleid EKD Opdracht aan GGD Men wil de JGZ om EKD te integreren in het lokale jeugdbeleid. ontwikkelen Via het maatwerk gebeurt dat al enigszins. Maar men wil meer. Dat is ook de bron voor de wens om minder inhoudelijke verplichtingen opgelegd te krijgen.
50 euro In twee gemeenten nog onbestemd. In derde gemeente voor opvoedingsondersteuning.
VNG SV?
BTP
RSU RSU bij voorkeur opheffen onder gelijktijdige reductie van inhoudelijke verplichtingen van het Rijk.
Resultaat? Wapenfeiten: inhoudelijk vooral in pilots en beter verhouding tussen GGD en TZO. Men onderkent dat er veel meer bereikt kan en zou moeten worden.
Geld Gemeenten maken RSU over voor uniform deel 0-4. Maatwerk kent weinig ijkpunten. Men betaalt het één en ander, maar is niet gerelateerd aan ijkpunten voor 0-4 of 4-19. Loopt door elkaar. Niet alle gemeenten komen uit met de RSU. Men legt eigen middelen bij. Geen solidariteit in elk geval.
Maatwerk
Gemeenten maken elk jaar apart afspraken met TZO en GGD over maatwerk. Maar relatief weinig maatwerk.
De integratie is een moeizaam traject. Er is wel veel overleg tussen de GGD, TZO en de gemeenten over het invullen van het BTP. Dit leidt echter nog onvoldoende tot concrete voorstellen. De thuiszorg en de GGD werken nog veel naast elkaar.
Belemmering
1 gemeente, 3 TZO's
8 gemeenten, 1 GGD en 5 TZO's
3 gemeenten, 1 GGD en 1 TZO
23 Den Haag
24 Zuid-Holland West
25 Nieuwe Waterweg Noord
Feiten
13 gemeenten, 2 TZO's
Regio
22 Hollands Midden (subregio MiddenHolland)
onbekend
Wordt volledig uitgevoerd.
RSU liever behouden, aangezien de ervaring is dat Gfonds doorgaans lager uitvalt.
Wapenfeiten: beperkt. Er is veel tijd en energie gaan zitten in afstemming. Maar materieel is er weinig gebeurd. De inhoudelijke en financiële verantwoording is verbeterd. Nu werkt men naast elkaar aan eigen opdracht van gemeenten. GGD heeft EKD ingevoerd.
RSU wordt overgedragen aan TZO. Men komt aan RSU net iets tekort. Naast de TRV worden ook vanuit andere beleidsterreinen middelen besteed aan maatwerk.
Maatwerk wordt voor meer dan 50% regionaal ingezet. De rest op lokaal initiatief. IJkpunt is nog altijd het TRVbudget.
Samenwerkingsmodel. Gemeenten sluiten ieder voor zich een contract met de TZO voor 0-4. Voor de 419 geven zij opdracht aan de GGD. Operationele afstemming tussen GGD en TZO Integratie wordt aangejaagd onder regie van ambtenaren gemeenten.
Nog geen besluit. Idee is inhoud (opvoedingsondersteuning). Gemeenten beslissen afzonderlijk.
Nee, na evaluatie is Aanpak overgewicht een eigen en opvoeding. subsidieverordening opgesteld.
Wordt volledig uitgevoerd. Met name ambitieuzere gemeenten vinden BTP veel te ruim. Althans de ruimte voor taken op geleide van lokale situatie en wensen is nihil.
Overall genomen komen de gemeenten redelijk uit met de RSU. Mag van 2 van de 3 gemeenten in het Gfonds opgaan. Eén gemeente kiest voor de RSU als basis omdat die (volgens de gemeente) beter is afgestemd op de lokale situatie t.a.v. jeugd.
Wapenfeiten: weinig voortgang. Het grote aantal partijen en zwakke lokale regie leiden tot weinig progressie.
Maar grote verschillen in vooren nadelen. Ook Vinexprobleem. TRV en RSU gaan allebei direct van gemeente naar TZO. Maar dit gaat veranderen als GGD regie heeft.
Maatwerk wordt binnenkort aan de GGD opgedragen. GGD besteedt deel uit aan TZO. Maatwerk 4-19 wordt regionaal bepaald.
Onderaannemingsmodel (beoogd). Gemeenten dragen regie op aan GGD, GGD besteedt 0-4 uit aan tzo. Omvat uniform en maatwerk. Is nieuw. Tot op dit moment is het samenwerking. Maar daar wil men vanaf omdat het niets oplevert.
Extra contactmoment .
Volledig uitgevoerd. Nee
Bij voorkeur GWapenfeiten: fonds. gezamenlijke productbegroting, EKD loopt, decentrale werkwijze. Maar inhoudelijk weinig winst, geen uitwisseling personeel, minimale gezamenlijke deskundigheidsbevordering.
Gemeente betaalt RSU via GGD aan TZO. RSU niet toereikend. Populatie lastig, Vinexlocaties. Gaan veel eigen middelen bij. Ook voor maatwerk.
Maatwerk via GGD afgesproken. Wel afstemming met TZO GGD treedt hierin op als opdrachtgever.
Onderaannemingsmodel. GGD regisseur. Geeft opdracht aan thuiszorg tot uitvoering van BTP 0-4.
50 euro In gezamenlijkheid gebracht. Besteed aan groepsvoorlichting.
VNG SV?
Volledig uitgevoerd. Ja, eerste keer gebruikt, later aangepast.
BTP
Gemeenten maken RSU over aan GGD, die TZO vergoedt.
RSU
Resultaat? Bij voorkeur GWapenfeiten: fonds gezamenlijke productbegroting en bijscholing, deelname aan elkaars netwerken, gedeelde huisvesting op enkele locaties. Geen personeelsuitwisseling. CAO blokkeert.
Geld
Maatwerk
Maatwerk in gezamenlijke rondje langs gemeenten afgesproken. Maar wel elk eigen afspraak met gemeente.
Model
Onderaannemingsmodel. Regie bij intergemeentelijk samenwerkingsverband (= GGD). Formeel is er tussen TZO en GGD geen relatie.
Belemmering
Belemmeringen waren kosten EKD bewustwording regierol gemeenten en cultuurverschil GGD en TZO. Jeugdbeleid komt op lokaal niveau van de grond. JGZ moet daarop via maatwerk aansluiten. Afstemming met bureau Jeugdzorg moeizaam.
GGD heeft EKD ingevoerd. TZO is daarmee bezig. De systemen worden compatible gemaakt.
Bestuurlijk is het niet haalbaar om de JGZ buiten de GGD te plaatsen. En alles bij de GGD betekent frictiekosten.
GGD, TZO zijn verschillende werelden en worden in hun eigen wereld bevestigd door hun koepelorganisatie. Mede daardoor is er een beperkte mogelijkheid voor gemeenten om inhoudelijke regie te voeren. Zeker ook door de afstand tussen gemeente en GGD en gebrek aan politieke betrokkenheid
EKD is er al jaren. Zijn grote investeringen in gedaan.
CAO blokkeert de Is regionaal uitwisseling van speerpunt, eerste pilot loopt. GGD en personeel TZO gebruiken zelfde systeem.
Enkele gemeenten De GGD heeft het initiatief. zijn zeer nadrukkelijk bezig met lokaal jeugdbeleid. Zij willen JGZ aansluitend op hun lokale initiatief. Maar ze krijgen de uitvoering nauwelijks zover. Verder weinig budget voor maatwerk.
JGZ komt terug in de nota volksgezondheid, jeugdbeleid en het welzijnsprogramma. Er zijn een paar gezamenlijke huisvestingsplaatsen (0-4 en 419). Het idee is dat het goed zou zijn als eerstelijnscentra daarbij aanhaken.
Ontwikkelen van OKC-beleid in startfase.
Breed jeugdbeleid EKD
Regio
Model
13 gemeenten in 3 regio's (7,3,3), 1 GGD en 2 TZO's
29 Zeeland
Gemengd: samenwerking in Oosterschelde en Walcheren en 1 uitvoeringsorganisatie (GGD) in Zeeuws Vlaanderen. GGD treedt op als hoofdaannemer. Geen contract tussen gemeenten en TZO.
14 gemeente, regio Onderaanemingsmodel. en 1 GGD, 2 TZO's Gemeenten hebben taak overgedragen aan Regio. Regio heeft taak belegd bij GGD. GGD besteedt uniform deel 0-4 uit aan TZO
Samenwerkingsmodel. Gemeenten contracteren uitvoerders (GGD én TZO) in een nieuw contracteerplatform. TZO onderhandelt daardoor niet met GGD. Basistakenpakket wordt afgesproken in Cplatform.
Maatwerk
Geld
Resultaat?
Middelen mogen naar het G-fonds. Maar als indicator voor de besteding van middelen is het handig. Angst voor bezuiniging als het in G-fonds zit.
Gemeenten betalen Wapenfeiten: er is één visie, één aan GGD en de begroting en één GGD vergoedt de werkplan voor de TZO waar aan de orde. Een deel van JGZ 0-19 in heel de RSU gaat naar 4- Zeeland. In Zeeuws Vlaanderen is één 19. uitvoeringsorganisatie tot stand gebracht. Het ECD moet per 1 januari 2007 operationeel zijn in heel Zeeland.
Maatwerk wordt provinciaal ingezet. Met extra geld kunnen lokaal geïnspireerde taken worden gedaan. IJkpunt zijn de TRVmiddelen.
Voor 0-4 volledig uitgevoerd. Voor 419 nog niet. Pakket is op zich goed, maar een beetje meer flexibiliteit bij de invulling van contactmomenten zou goed zijn.
niet van toepassing voor ZeeuwsVlaanderen. Onbekend voor de anderen.
Het onderwerp mist bij de gemeenten politiek de hitte, massa en belang. Daardoor ontstaat een lauwe verantwoordelijkheidscultuur bij de bestuurders zodat er onvoldoende is veranderd.
Er was een cultuuromslag nodig bij de TZO om verantwoording af te leggen en inzicht te geven in eigen organisatie.
GGD heeft een pilot voor 4-19 in twee gemeenten. De GGD gaat hiermee door samen met één TZO. De andere TZO wacht de landelijke ontwikkelingen af. Eerdere subsidie van het Rijk moet terug worden betaald terwijl op landelijke ontwikkelingen wordt gewacht. Er is weinig maatwerk dat op geleide van lokale problematiek wordt ingezet. Aansluiting met lokale situatie moet vooral van gemeenten komen.
per 1-1-2007 in heel In lokale nota's Zeeland jeugdbeleid zijn operationeel plannen opgenomen voor vorming van OKC's etc. Geen gegevens over de manier waarop de regie op de keten vorm moet krijgen. Nog niet besloten over besteding. Gemeenten besluiten individueel.
Krappe financiën, verschil tussen GGD en TZO, hoge invoeringskosten.
Belemmering
Regionale ingezet voor signalering 019
onbekend Wordt volledig uitgevoerd. Maatvoering van het verplichte deel kan wel een beetje minder.
Middelen mogen naar het G-fonds. Maar het is dan wel wat contrair als het Rijk dan zo'n groot deel van de inhoud bepaalt.
Wapenfeiten: er zijn afspraken over de regie over de uitvoering. Samenwerking verloopt goed. Men treedt solidair op waardoor alle gemeenten evenveel betalen voor hetzelfde werk. Men gaat gezamenlijk één manager JGZ aanstellen.
Is regionaal JGZ in beperkte onderwerp van mate gestuurd gesprek. vanuit lokaal (jeugd)beleid. Verschilt per gemeente. Een pilot in de regio is het jeugdloket dat zich ook fysiek bevindt in het zorggebouw, waar TZO en GGD samenwerken. Bij het jeugdloket zijn ook andere partijen betrokken.
Nee. Wel voldoet de Nog niet besloten. eigen subsidieverordening aan de verantwoordingseis en van het ministerie
Wordt niet voor 100% uitgevoerd. Aanpassingen om budgettaire redenen. Aangezien er voor uniform deel geen beleidsvrijheid bestaat, zou de kleine gemeente daar eigenlijk niet mee belast moeten worden.
RSU kan naar Gfonds. Veel maakt het niet uit als BTP geldt. Dat geeft inhoudelijk houvast. RSU geeft budgettair houvast. Het gevaar bestaat bij overgang naar Gfonds dat solidariteit wordt ondermijnd door verschillen voor- en nadeelgemeenten.
Breed jeugdbeleid EKD Rdam is bezig met Rdam ontwikkelt inrichting OKC's. 0- samen met Adam een eigen EKD. 19 zorg moet spil zijn. Lastig om 0-4 erin te krijgen. Moet altijd 'afgekocht' worden.
Moet nog worden Rdam heeft eigen bepaald. verordening. Die neemt onderscheid uniform en maatwerk wel als vertrekpunt.
Vertrekpunt is dat BTP wordt uitgevoerd. Gemeente Rdam heeft er wel moeite mee. Teveel aandacht voor gezonde kinderen.
50 euro
VNG SV?
BTP
RSU RSU mag van Rdam afgeschaft worden. Met doeluitkering wordt budget de norm. Omvang probleem moet centraal staan. Knip in financiering moet er z.s.m. uit.
Gemeenten maken RSU over aan Regio. Regio vergoedt aan TZO. Maatwerk wordt vergoed via BPI/GGD en direct aan TZO. RSU volstaat voor uniform deel.
Gemeenten betalen TZO direct. Maken de gehele RSU over aan de TZO. Voor Rdam beheert de GGD het geld voor 0-4.
Maatwerk wordt bilateraal afgesproken tussen gemeenten en TZO. GGD spreekt in regionaal verband af. Elk doet zijn eigen deel. TRV is ijkpunt, maar Dordrecht besteedt veel meer.
Gemeenten maken bilateraal afspraken over maatwerk met hún TZO. Bij 4-19 jaar lopen uniform deel BTP en maatwerk door elkaar. GGD en TZO opereren gescheiden van elkaar.
Nihil. Inhoudelijk is er weinig van de grond gekomen. Teveel partijen en belangen. Ook in de OKC (0-19 bij elkaar) zijn de resultaten nihil. Er worden alleen maar extra organisatiekosten gemaakt. Teveel belemmeringen voor echte integratie. 16 gemeenten in Samenwerkingsmodel. GGD Maatwerk wordt op Gemeenten sluiten Er is geen drie regio's (4,6 en voert regie over gezamenlijke subregionaal niveau zelf het contract met vergaande inhoudelijke de TZO voor het 6), 1 GGD en 1 TZO activiteiten. Zowel op niveau afgestemd. Men werkt met modulaire uniforme deel. GGD integratie bereikt. ZHE als op niveau regio, is via BPI. De RSU is Partijen werken pakketten. TRV er ambtelijk en bestuurlijk naast elkaar en te laag om alle (geïndexeerd) is overleg. houden elkaar ijkpunt, voor zover kosten te dekken. scherp. Er is een maatwerkgeld niet Daarvoor is ook pilot jeugdloket. maatwerkgeld in BTP zit. aangewend. De invoeringskosten waren hoog
Feiten
GGD is stadsdienst van Rdam. Verricht ook diensten voor 7 regiogemeenten. In de stad 3 TZO, in hele regio 6 TZO's
28 Zuid-Holland Zuid
27 Zuidhollandse Eilanden
26 Rotterdam
BTP wordt volledig uitgevoerd. Grens tussen uniform en maatwerk is onduidelijk.
Verordening als TZO en GGD basis voor subsidie- gezamenlijk beschikking gebruikt uitvoeren van landelijk project 'samen starten' (probleemgezinnen)
JGZ/jeugdzorg staat nu hoog op de politieke agenda. Dan kan RSU in Gfonds. Maar wel afhankelijk van wethouder, het kan dus veranderen.
Wapenfeiten: aantal gezamenlijke protocollen (ook met andere GGD en andere TZO) gezamenlijk aanbod maatwerk, jaarverslag TZO afgestemd op GGD Gezamenlijke projecten (overgewicht, meisjesbesnijding). TZO vervangt soms GGD in bestuurlijk overleg. Sporadisch wordt personeel uitgewisseld (vervanging bij vakantie)
(Gemeentelijke) GGD betaalt RSU aan de TZO. Voor maatwerk is jaarlijks budget beschikbaar (voormalige TRV), soms aangevuld met GSB-geld. RSU voor-/nadeel onbekend. TZO heeft consultatiebureaus gesloten omdat ze te weinig geld hadden.
College bepaalt speerpunten voor jeugdbeleid, inclusief JGZ. Gezamenlijk aanbod van TZO en GGD
1 gemeente,1 GGD, Onderaannemer. GGD 1 TZO verstrekt subsidie aan TZO m.b.v. subsidiebeschikking. TZO verantwoordt aan GGD. GGD + GGD ZOB + 2 TZO werken samen aan ontwikkeling van protocollen en EKD. Bestuurlijk alleen overleg tussen GGD en wethouder. Ambtelijk overleg tussen GGD/TZO en gemeente.
33 Eindhoven
Model vormde de Nog geen BTP wordt beslissing. uitgevoerd. Idee is basis voor de aardig, maar als het afspraken met TZO. pakket zo vastligt valt er geen regie te voeren voor de gemeenten. Maar als waarborg voor zorg is het wel weer aardig. Dat scheelt veel discussies.
RSU mag naar het G-fonds als er dan meer ruimte voor beleid ontstaat. Ook zal het helpen om TZO en GGD op één lijn te krijgen. Gescheiden financiering stimuleert gescheiden uitvoering.
Wapenfeiten: inzet was gezamenlijk beleid op te zetten. Kwam niet van de grond. Ook gezamenlijk productenboek liep vast vooral door verschil in kostprijs.
RSU gaat direct van gemeente naar TZO. Maatwerkgelden zijn lager dan TRV.
Gemeenten nemen maatwerk van TZO af. Men heeft aanmerkelijk bezuinigd. TZO offreert twv TRV maar gemeenten besteden minder. Maatwerk 4-19 deels regionaal deels lokaal ingezet.
Samenwerkingsmodel. Gemeenten hebben subsidieovereenkomst met TZO. Op regionaal niveau stuurgroep waarin ook TZO is vertegenwoordigd.
21 gemeenten, 1 GGD en 2 TZO's (inmiddels gefuseerd).
32 Zuidoost-Brabant
In één gemeente gaat dit 1 op 1 naar TZO voor zorgcoördinatie voor dit jaar, voor volgend jaar is een gezamenlijke offerte van GGD en TZO gevraagd. In andere gemeente nog niet bestemd.
onbekend Wordt volledig uitgevoerd. Mag van GGD uitgebreider. Gemeenten vinden ruimte voor beleid te klein.
Men denkt hierover wisselend. Het is zekerheid voor de JGZ versus lokale autonomie. In ieder geval niet met een korting of iets dergelijks.
Wapenfeiten: een aantal gezamenlijke protocollen, een kostprijsmodel 0-4 (dus niet 0-19), gezamenlijke uitgangspunten voor huisvesting. Maar men praat als gemeente nog steeds met 2 instellingen.
Gemeenten maken RSU direct over aan hun TZO. Ook maatwerk 0-4 gaat direct. IJkpunt is TRV. Men zet ook eigen middelen in. RSU schiet soms tekort voor uniforme deel. Soms houdt men over. Men kent geen solidariteit.
Samenwerkingsmodel. Maatwerk verschilt Convenant gesloten tussen per subregio gemeenten, GGD en 3 TZO. gemeente. Soms per jaar soms voor 4 jaar. Soms op eigen initiatief, soms op aangeven GGD. Maatwerk ook gebruikt als verrekeningsinstrument voor opvangen fusieeffecten.
29 gemeenten, 1 GGD en 3 TZO's
50 euro Op aandringen van gemeenten is er gezamenlijk voorstel van elke TZO met de GGD in voorbereiding
Is als basis gebruikt Wordt volledig uitgevoerd. Pakket door de gemeenten zou meerr richtlijn dan verplichting moeten zijn. Te weinig restruimte voor risicokinderen.
VNG SV?
BTP
RSU Men vindt het gevaarlijk om de RSU over te hevelen. Het is te vroeg. Raden weten onvoldoende wat JGZ inhoudt en zouden uit onbekendheid de JGZ kunnen korten. Dat lukt niet met RSU. Daarom voorlopig RSU handhaven. (overigens vindt één gemeente dat de RSU de regierol van de gemeente uitholt).
Resultaat? Wapenfeiten: er is een visienota. Nog geen productenboek. Harmonisatie producten is mislukt. Te ingewikkeld met zo veel partijen. Wel enkele projecten waarin men samen optrekt. Men wisselt personeel uit. Men komt van ver maar heeft nog een lange weg te gaan. Een knip op 12 jaar zou beter zijn, maar met de huidige verdeling lukt dat nooit.
Geld Sinds de invoering van de normering zijn de kosten van de thuiszorg omhoog gegaan. Beeld bestaat dat er teveel overhead wordt toegerekend. Men komt niet overal uit met RSU voor 0-4. Dan wordt het aangevuld met maatwerkgeld. Dat leidt tot minder maatwerk. Gemeenten kennen geen solidariteit.
Maatwerk
Maatwerk wordt per gemeente ingekocht. Geen afstemming tussen gemeenten en UO.
Model
Samenwerkingsmodel, waarbij men subregionaal samenwerkt op de schaal van de TZO. Gemeenten onderhouden zelfstandig relatie met thuiszorg voor 04. voor 4-19 werkt men in GGD samen.
31 Hart voor Brabant
Feiten
18 gemeenten, 1 GGD, 3 TZO's
Regio
30 West-Brabant
Strategisch overleg tussen jeugdbeleid, JGZ en wethouder. College heeft nota jeugdbeleid inclusief speerpunten. Hierin wordt verbinding gelegd tussen JGZ en jeugdbeleid.
In enkele gemeenten probeert men tot breed jeugdbeleid te komen, waarbij JGZ een van de ketenpartners is. Lijkt soms lastig om beleidsregie van GGD over te nemen. Men ziet niet zozeer de GGD/TZO als spil in de jeugdnetwerken. Onderwijs moet de spil zijn.
De TZO is per 1-12006 gestart met de invoering van een EKD voor alle nieuw geborenen.
Breed jeugdbeleid EKD Weinig beleid op het gebied van JGZ. Er is nog weinig bedacht voor de manier waarop JGZ aan moet sluiten op lokale beleid. Wel verschuift JGZ meer van gezondheid naar jeugd.
Belemmering
Samenwerkingsmodel. Gemeenten contracteren thuiszorg direct voor 0-4 en zetten GGD in voor 4-19. Er is overleg over welk maatwerk af te nemen van de uitvoerders.
Samenwerkingsmodel. Gemeenten contracteren thuiszorg direct voor 0-4 en zetten GGD in voor 4-19. Er is een bestuurscommissie JGZ voor de subregio binnen de GGD.Gemeenten stemmen de afspraken jaarlijks onderling af.
\
18 gemeenten, 2 TZO's
36 Eemland
37 Hollands Midden (subregio ZuidHolland Noord)
Samenwerkingsmodel. Dit is een fusiegebied. Er zijn verschillende afspraaksystemen. Allen gaan uit van samenwerking naast elkaar van TZO en GGD. Gemeenten maken afspraken met thuiszorg voor 0-4 en met GGD voor 4-19
19 gemeenten, 1 GGD en 3 TZO's
Model
Samenwerkingsmodel. Gemeenten bepalen samen pakket TZO via OOGO's (op eenstemmig gericht overleg). Wel zijn er aparte contracten per gemeente met GGD en TZO.
35 Zuid-Limburg
Feiten
27 gemeenten, 1 GGD en 3 TZO's
Regio
34 Noord- en MiddenLimburg
Nog geen besluit. TZO werkt voorstel uit. Gemeenten besluiten individueel. VNG modelbesluit Splitsing tussen als basis, later wel uniform en aanpassingen maatwerk is onnatuurlijk. Soms behoefte aan meer aandacht voor risicokinderen, maar onmogelijk door de vereiste inzet voor het uniforme deel.
De afstemming tussen GGD en TZO is verbeterd.
TZO ontvangen RSU voor het uniforme deel 0-4. TRV is basis voor het budget maatwerk 0-4.
GGD biedt beperkte mogelijkheid om maatwerk in te kopen. Voor 0-4 bestaat een groter aanbod en kopen gemeenten meer individueel in. Over het algemeen veel regionaal maatwerk vanwege overloop uniform in maatwerk.
De voorkeur is om RSU te behouden. Het geeft meer duidelijkheid. Voorwaarden zijn dat hoogte RSU overeen moet komen met daadwerkelijke kosten en dat verantwoordingseisen realistisch zijn.
EKD is in Men wil JGZ eigenlijk benaderen ontwikkeling. vanuit Jeugdbeleid en ketenzorg. De gemeente moet dit regisseren en de JGZ inschakelen. Dan doet het er niet toe of er 1 of 2 organisaties zijn. In één gemeente wordt dit besteed aan maatwerk voor signalering en interventies. Voor de andere gemeente is dit onbekend.
Het model subsidiebesluit van de VNG is door de gemeenten gebruikt.
Wapenfeiten: Door de hoge ontvlechtingkosten is ervoor gekozen om niet één organisatie verantwoordelijk te maken voor de JGZ 0-19. GGD en TZO werken samen. Er is een aantal projecten maar er moet ook nog veel gebeuren.
(Gemeentelijke) GGD betaalt RSU aan de TZO. Voor maatwerk is jaarlijks budget beschikbaar (voormalige TRV), soms aangevuld met extra middelen. RSU; één voor- en één nadeelgemeente.
Maatwerk wordt per gemeente afzonderlijk bepaald. Er is wel afstemming tussen de gemeenten. Gemeenten maken prestatieafspraken met TZO.
Het basistakenpakket (BTP) wordt volledig uitgevoerd. De ene gemeente vindt het BTP een handige richtlijn, al is de keuzevrijheid van de gemeente wel erg krap (in verhouding tot het uniforme deel). De andere gemeente vindt juist dat er in het BTP wel genoeg vrijheid zit.
Geen gegevens. Indruk dat men nog niet aan de invulling van breed jeugdbeleid en meningsvorming is toegekomen.
Nog niet besloten over besteding. Een van de gemeenten besteedt een deel aan opvoedingsondersteuning.
2x onbekend en 1x Wordt volledig zeker niet. uitgevoerd. Men acht het BTP een handig instrument, alleen maatvoering te groot.
RSU mag wel over naar G-fonds. Maar als het BTP zo groot is maakt het ook niet uit. Voordeel G-fonds is dat efficiencyvoordelen behouden mogen worden. Een ander stelt dat bij verplichte taken geoormerkte financiering hoort. De derde kiest voor behoud RSU. Beide gemeenten zijn voorstander van het laten verlopen van de RSU via het G-fonds.
Wapenfeiten: ondanks de fusie heeft men een behoorlijke integratieagenda afgehandeld.
Gemeenten dragen minimaal RSU en "TRV" middelen over aan TZO voor 0-4. Enkele gemeenten doen nog wat extra.
Afstemming met andere beleidsterreinen is speerpunt.
onbekend
In ontwikkeling door 0-4 zorg. De afspraken met de GGD moeten nog gemaakt worden. De gemeenten bestempelen het EKD als een moeilijk proces.
In één subregio onderhandelt de centrumgemeente over het maatwerk. In andere subregio's de gemeenten, maar er is weinig nieuws.
In één gemeenten is een weth. Jeugd. In de andere gemeente is men actief om dit op te zetten.
Breed jeugdbeleid EKD
Wordt besteed aan Het model is gebruikt als basis. opvoedingsDit is echter niet bij ondersteuning. alle gemeenten het geval.
Wordt volledig uitgevoerd. BTP wordt vooral ervaren als keurslijf hoewel gemeenten aangeven dat zij zich voor de inhoud laten leiden door de professionals.
(Gemeentelijke) GGD betaalt RSU aan de TZO. Voor maatwerk is jaarlijks budget beschikbaar (voormalige TRV), soms aangevuld met GSB-geld. RSU voor-/nadeel onbekend.
50 euro
VNG SV?
BTP
RSU RSU mag over naar het G-fonds om meer vrijheid voor gemeenten te creëren. Landelijke taken zouden landelijk gefinancierd moeten worden.
Resultaat? Wapenfeiten: GGD en TZO werken samen. Uitgangspunt is dat het kind centraal staat.
Geld
Maatwerk
Maatwerk wordt afgestemd via OGOO's. Gemeenten maken direct met de uitvoerders afspraken.
Uitvoering door 2 TZO en GGD belemmert gemeentelijke regie.
Belemmering
Regioprofiel JGZ Groningen Organisatie In de regio Groningen (25 gemeenten) is de Hulpverlening en Openbare Gezondheidszorg vormgegeven door middel van een gemeenschappelijke regeling, de H&OG-regeling. De jeugdgezondheidszorg 0- tot 19-jarigen (JGZ 0-19) maakt onderdeel uit van de gemeenschappelijke regeling (m.u.v. de jeugdgezondheidszorg 0- tot 4-jarigen (JGZ 0-4) voor de gemeente Haren). De Hulpverleningsdienst Groningen, waar de GGD onderdeel van is, is het beherend en uitvoerend orgaan van de H&OG-regeling. De gemeenschappelijke regeling is qua inhoud een GGD brede regeling. Onder het Algemeen Bestuur van de H&OG-regeling valt de Bestuurscommissie GGD, waarin alle portefeuillehouders volksgezondheid van de 25 H&OG-gemeenten zitting hebben. Een afvaardiging van deze portefeuillehouders neemt deel aan de bestuurlijke klankbordgroep JGZ, die de Bestuurscommissie GGD adviseert over JGZ-onderwerpen. De Bestuurscommissie GGD en de klankbordgroep JGZ worden ambtelijk ondersteund. Voor de JGZ is de H&OG-regeling het uitgangspunt voor de geïntegreerde JGZ aanpak in de regio. Voor 24 van de 25 gemeenten is de JGZ 0-4 ondergebracht in de H&OG-regeling. De JGZ 4- 19 valt voor alle 25 gemeenten onder de H&OG-regeling. De GGD voert de beleids- en uitvoeringscoördinatie voor de JGZ 0-4 (o.a. toezien op de subsidierelatie van de H&OG-regeling met de thuiszorgorganisatie). Daarnaast is de GGD uitvoerder voor de JGZ 4-19 voor de gehele H&OG-regeling. De thuiszorgorganisatie (Thuiszorg Groningen) is uitvoerder is voor JGZ 0-4 voor 24 van de 25 gemeenten. Er is sprake van een institutionele scheiding tussen GGD en thuiszorg waarbij men op inhoud wel met elkaar samenwerkt. Specifiek voor de financiering van de JGZ 0-4 komt men in de regio tot de volgende constructie. De (gemeenschappelijke) H&OG-regeling heeft een subsidieovereenkomst gesloten voor de uitvoering van de JGZ 0-4 (uniformen maatwerkdeel), welke wordt uitgevoerd door de thuiszorgorganisatie. Een enkele gemeente koopt aanvullend ‘pluswerk’ in, dat aanvullend betaald wordt aan de thuiszorg.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
31
De financiële middelen voor de JGZ 0-4 komen vanuit de RSU en voormalige TRV-gelden (nu opgenomen in het gemeentefonds). Deze gelden worden centraal geïnd en via de GGD (als beleids- en uitvoeringscoördinator, in de hoedanigheid van ‘doorgeefluik’) op basis van de subsidieovereenkomst aan de thuiszorgorganisatie als subsidie uitgekeerd voor de uitvoering van de JGZ 0-4, zowel het uniform als maatwerkdeel. De GGD reserveert een deel van deze gelden voor de beleids- en uitvoeringscoördinatie. Door middel van deze subsidieovereenkomst heeft de H&OG-regeling invloed op de JGZ 0-4. De thuiszorgorganisatie legt namelijk verantwoording af aan de gemeenschappelijk regeling waarvoor de GGD voor de H&OG-regeling de beleids- en uitvoeringscoördinatie (beheer) doet. De subsidieregeling heeft een looptijd van 2003 tot 2007. Besloten is echter om de regeling met een jaar, dus tot 1-1-2008 te verlengen. De regio is momenteel zelf ook volop de eigen mogelijkheden tot integrale JGZ aan het bestuderen en wil vooralsnog een jaar langer gebruik maken van de huidige subsidieregeling. Vormgeving integratie Het doel van de gemeenten was in eerste instantie om te komen tot één uitvoeringsorganisatie JGZ. Daarvoor is onderzocht of het 0- tot 4-jarigendeel JGZ van de thuiszorg naar de GGD kon overgaan. Dit bleek niet haalbaar, vooral vanwege financiële redenen; de totale uitvoering zou meer gaan kosten door het arbeidsrechtelijke verschil tussen thuiszorg en GGDmedewerkers. Daarom is gekozen om de H&OG-regeling verantwoordelijk te maken voor de JGZ 0-19, waarbij de thuiszorg verantwoordelijk is voor de uitvoering van de JGZ 0-4 en de GGD verantwoordelijk is voor de uitvoering van de JGZ 4-19. In 2004 is een stuurgroep JGZ ingesteld met de GGD en thuiszorg. Onder de stuurgroep zijn werkgroepen actief met medewerkers uit beide organisaties. Onder andere de volgende projecten zijn gestart: samenwerken vanuit geïntegreerde teams (GGD en thuiszorg samen in één team), Overdracht, opslag en beheer dossiers, Onderzoek geautomatiseerd registratiesysteem EKD, Gezamenlijke scholing en protocollering, Verbeteren signalering risicogezinnen (met nadruk op 0 tot 6 jaar). Het grootste knelpunt dat de gemeenten waarmee is gesproken ervaren, is het tekort aan middelen om integratie uitvoering JGZ 0-19 daadwerkelijk van de grond te krijgen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
32
Dienstverlening De gemeenten in de regio gaan flexibel om met het invullen van zowel het uniforme als het maatwerkdeel. Beide gemeenten waarmee gesproken is vinden dat het Basistakenpakket (BTP) de keuzevrijheid van de gemeente beperkt. Beide gemeenten willen meer focus op risicokinderen en -gezinnen. Een van de gemeenten is van mening dat zij te weinig middelen ontvangt van het Rijk om het BTP goed uit te voeren. De gemeenten nemen individueel veel maatwerk af van zowel de GGD als de thuiszorg. Het maatwerk wordt vooral ingezet voor risicokinderen. De gemeenten laten zich voor het afnemen van maatwerk vooral adviseren door de GGD en thuiszorg. Beleid Beide gemeenten waarmee gesproken is hebben Jeugdbeleid waarin JGZ een onderdeel is. Daarnaast komt JGZ voor in het Onderwijsachterstandenbeleid. De informatie voor beleid is vooral afkomstig van de GGD of thuiszorg. Per afzonderlijk beleidsonderwerp wordt afgestemd binnen de regio. Via het maatwerk JGZ worden ook koppelingen gemaakt met andere gemeentelijk beleidsterreinen, zoals welzijn. Financiering en verantwoording De H&OG-regeling heeft een subsidierelatie met de thuiszorg. De RSU en voormalige TRV-middelen minus het deel voor de beleids- en uitvoeringscoördinatie voor de JGZ 0-4 door de GGD is taakstellend voor de thuiszorg. De gemeenten betalen de GGD op basis van een bijdrage per inwoner. Het maatwerk 0-4 valt onder de subsidierelatie met de thuiszorg en wordt in de vorm van een subsidie door de H&OG-gemeenten jaarlijks aan de thuiszorg verstrekt. De subsidie heeft zowel betrekking op het uniform als het maatwerkdeel van de JGZ 0-4. Een van de gemeenten wil de RSU ook na 2008 behouden als specifieke uitkering voor JGZ. Anders zouden de middelen wel eens anders kunnen worden besteed. Het gaat hier immers om een kwetsbare groep die niet voor zichzelf kan opkomen. Van de andere gemeente mag de RSU via het gemeentefonds verlopen mits het voldoende is. Aan de uitvoeders is gevraagd om te komen met een doel voor de 50 euro per geboren kind dat per 1 januari extra is toegevoegd. Een van de gemeenten overweegt de 50 euro te investeren in het OGGZ-netwerk.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
33
De thuiszorg verantwoordt zich inhoudelijk en financieel naar de H&OGregeling. De GGD verantwoordt zich via het jaarverslag en de jaarrekening naar de gemeenten. Oordeel over integratie De gemeenten vinden beide dat er nog veel moet gebeuren om over een succesvolle integratie te kunnen spreken. Van beide moet het beter. Toch zijn er ook resultaten te benoemen door het proces van integratie. Zo zijn de GGD en de thuiszorg meer tot elkaar gekomen en werkt de thuiszorg meer klantgericht naar gemeenten toe. Beide gemeenten zijn er voorstander van om de iJGZ volledig als gemeente aan te sturen. Daarvoor dient een kleiner BTP te worden ontwikkeld waardoor meer nadruk kan worden gelegd op de lokale behoeften en problemen. De JGZ dient in de toekomst meer samen te werken met andere organisaties in de keten Jeugd en gezin. De gemeenten zijn via de Bestuurscommissie GGD actief om vier scenario’s te ontwikkelen om te komen tot één organisatie.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
34
Regioprofiel JGZ Friesland Organisatie In de regio Friesland zijn naast de GGD drie thuiszorgorganisaties actief. In de regio zijn 31 gemeenten. De gemeenten hebben een rechtstreekse subsidierelatie met de thuiszorg. Per jaar nemen de gemeenten maatwerk 0-4 af. Ook het maatwerk 4-19 nemen de gemeenten individueel af van de GGD. Er is geen regionaal maatwerkpakket bij de GGD. Er is wel een regionaal maatwerkpakket bij de thuiszorg. De GGD wordt aangestuurd via het Algemeen Bestuur (AB) en het Dagelijks Bestuur (DB). Het DB wordt voor JGZ geadviseerd door het portefeuillehoudersoverleg Zorg en Welzijn van de Vereniging Friese Gemeenten (VFG). Dit overleg wordt ambtelijk ondersteund. De thuiszorg wordt per gemeente aangestuurd, en dan vooral op ambtelijk niveau. Het een en ander wordt wel bestuurlijk voorgelegd. De gemeenten sturen enkel op het maatwerk. De GGD en de thuiszorg worden op verzoek uitgenodigd om vergaderingen van het portefeuillehoudersoverleg bij te wonen. Vormgeving integratie In 2003 is onderzocht of er gekomen kon worden tot één organisatie. Dit bleek te duur voor de gemeenten. In de beleidsnotitie iJGZ maken de 31 Friese gemeenten de afweging dat voor een andere organisatievorm dan de huidige, de frictiekosten en kosten voor harmonisatie van arbeidsvoorwaarden veel te hoog zullen zijn. De gemeenten vinden dat beter kan worden geïnvesteerd in samenwerking op inhoud en waar mogelijk op bedrijfsniveau. In 2004 hebben de partijen (alle VFG-gemeenten, de GGD en de drie thuiszorgorganisaties) een convenant ondertekend waarin staat dat er integratie moet komen. Het convenant wordt door een stuurgroep uitgevoerd (waarin ook alle partijen zitten). De voorzitter van de stuurgroep is tevens voorzitter van de VFG-commissie Zorg en Welzijn. De stuurgroep wordt ondersteund door een ambtelijke procesgroep. In het convenant staat bijvoorbeeld: -
dat er gekomen dient te worden tot één productenboek gebaseerd op één en dezelfde systematiek de verantwoording naar de gemeenten over het maatwerk de ontwikkeling van een EKD.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
35
Binnenkort wordt het convenant geëvalueerd. Dienstverlening Het Basistakenpakket (BTP) wordt volledig uitgevoerd. De gemeenten hebben een verschillend oordeel over het BTP. Volgens de kleinere gemeente is het niet aan de gemeente om hierover te oordelen. Het is een pakket waarvan professionals aangeven dat dit het minimum is. De andere gemeente vindt dat het BTP meer gemeentespecifiek moet worden ingericht. In de regio is het per thuiszorg verschillend of er regionaal maatwerk wordt afgenomen. In een van de subregio’s wordt het maatwerk per gemeente bepaald. De gemeenten in die subregio zijn overigens wel bezig om gezamenlijk maatwerk te gaan inkopen. In een andere subregio is het gezamenlijk inkopen van maatwerk al het geval. Het maatwerk van de GGD wordt vooral per gemeente afgenomen. Gemeenten bepalen maatwerk op basis van impulsen uit de samenleving. Daarnaast wordt bestaand maatwerk veelal voortgezet. Met de GGD is er overleg over welk maatwerk af te nemen van de thuiszorg. Beleid Er is geen knip meer in het beleid van de gemeenten. In een van de gemeenten zijn meerdere nota’s waarin JGZ staat. In de andere (kleinere) gemeente komt JGZ alleen voor in de nota Lokale Gezondheidszorg. Deze nota is door de GGD opgezet waarna gemeenten het lokale deel hebben ingevuld. De uitvoerders worden betrokken bij het opstellen van beleid. Voor het opstellen van de Jeugdagenda is door een van de gemeenten een conferentie met alle uitvoerders en betrokkenen georganiseerd. Via het maatwerk worden de uitvoerders JGZ betrokken bij andere beleidsterreinen. Bijvoorbeeld via de netwerken. Daarnaast zijn de uitvoerders betrokken bij het opzetten van de brede registraties. Financiering en verantwoording GGD en TZO komen (nog afzonderlijk) met een begroting. De gemeenten geven gedeeltelijk van tevoren aan wat zij willen of wat niet. In de kleinere gemeente is de RSU taakstellend. De thuiszorg komt in de grotere gemeente nog net uit met de RSU voor het uniforme deel. Deze gemeente legt naast de RSU ook eigen middelen in. Het is onbekend of dit ter hoogte van de voormalige TRV is. De gemeenten zijn van mening dat de RSU kan verlopen via het gemeentefonds, mits er niet gekort wordt op de uitkering.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
36
Het uniforme en maatwerkdeel 4-19 wordt via de bijdrage per inwoner afgerekend. De grotere gemeente waarmee gesproken is gebruikt het subsidiemodel van de VNG niet. Zij heeft een eigen subsidieverordening. Of de kleinere gemeente het model gebruikt is niet bekend. De thuiszorg verantwoordt zich via een activiteitenoverzicht en een rekening per gemeente. De GGD verantwoordt zich naar de gemeente via het reguliere jaarverslag en de jaarrekening. Oordeel over integratie Over het slagen van de integratie zijn de beide gemeenten niet eensluidend. Waar beide het over eens zijn, is dat er veel gebeurd is dankzij de GGD en thuiszorg en dat beide organisaties steeds beter tot elkaar komen. Er worden onder andere samen projecten gestart. Wel heeft een van de gemeenten nog maar weinig inzicht in de prestaties van de GGD. Daarnaast geeft deze gemeente aan dat er ook nog steeds twee organisaties zijn voor de uitvoering van de JGZ. Voor de toekomst van de JGZ zien de gemeenten niet op korte termijn één organisatie ontstaan. Dit is mogelijk wel een optie voor de toekomst. Eerst dient er nog beter te worden samengewerkt op de inhoud. Een van de gemeenten wenst één aanspreekpunt voor de uitvoering van de JGZ. Jeugdgezondheidszorg zien beide gemeenten steeds meer als onderdeel van het Jeugdbeleid.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
37
Regioprofiel JGZ Drenthe Organisatie In de GGD regio Drenthe voert één thuiszorgorganisatie de 0- tot 4-jarigenzorg uit voor alle twaalf gemeenten. De GGD voert de 4- tot 19jarigenzorg uit. De GGD wordt door de gemeenten aangestuurd via het Algemeen Bestuur (AB) en Dagelijks Bestuur (DB). In het DB zitten de portefeuillehouders Volksgezondheid. Daarnaast is er binnen de Vereniging van Drentse Gemeenten (VGD) het portefeuilleoverleg Zorg en Welzijn waarin JGZ een van de onderwerpen is. Dit zijn veelal dezelfde portefeuillehouders als in het DB. De portefeuillehoudersoverleggen worden ambtelijk ondersteund. De thuiszorg wordt niet door de gemeenten bestuurlijk aangestuurd. Het zijn de ambtenaren van de individuele gemeenten die met de thuiszorg het pakket voor het komende jaar (of jaren) afspreken. Hierover worden met de thuiszorg subsidieafspraken gemaakt. In enkele delen van de regio is er subregionaal ambtelijk overleg over het maatwerk dat van de thuiszorg wordt afgenomen. Vormgeving integratie Er is een opdracht uitgegaan van VDG portefeuilleoverleg Zorg en Welzijn aan GGD en de thuiszorg om samen te gaan werken, met als voornaamste doel het opheffen van de secuur. Hiervoor is een Regiegroep opgericht. Andere doelen die tot de opdracht behoren zijn het ontwikkelen van het EKD, detachering van personeel tussen de uitvoerders en een gezamenlijk productenboek. Een van de knelpunten is de ondoorzichtigheid van de dienstverlening van de GGD. Ook het project waarin personeel onderling vervangen wordt, bijvoorbeeld bij maatwerk lukt nog niet echt. Momenteel wordt er een regionale evaluatie iJGZ uitgevoerd. Dienstverlening Uitgangspunt is dat het Basistakenpakket wordt uitgevoerd. De GGD heeft een jaar geleden aangegeven niet uit te komen met de beschikbare middelen. Daardoor wordt het Basistakenpakket nu zo smal mogelijk uitgevoerd. Veel ruimte voor maatwerk 0-19 is er niet. De gemeenten in de regio hebben verschillende oordelen over het Basistakenpakket. Het wordt zowel ervaren als een te strak keurslijf als een handige richtlijn.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
38
Het maatwerk 0-4 wordt door de gemeenten afgenomen op basis van informatie en onderzoeken van de uitvoerders zelf, rechtstreeks of via een lokaal overlegplatform. Daarnaast worden landelijke onderzoeken gebruikt. Beleid De gemeenten waarmee gesproken is zijn allebei integraal beleid aan het ontwikkelen. Beleidsafstemming gebeurt vooral via de GGD. De beide gemeenten zetten de GGD en de thuiszorg via het maatwerk in op andere beleidsterreinen. Financiering en verantwoording De gemeenten hebben individueel een subsidierelatie met de thuiszorg. Het uniforme deel wordt bekostigd met de RSU-middelen. Daarnaast zetten de gemeenten ook eigen middelen in voor maatwerk 0-4. Dit is in één gemeente evenveel als de voormalige TRV-middelen, bij de andere gemeente is dit onbekend. Het uniforme en maatwerkdeel 4-19 worden via de Bijdrage per Inwoner (BPI) afgerekend. De gemeenten zetten ook niet-JGZ-middelen in voor het maatwerk zoals de BOS-impuls middelen. Zowel de thuiszorg als de GGD verantwoorden zich via een jaarverslag. Een van de gemeenten heeft het model subsidiebesluit van de VNG gebruikt, bij de ander is dit onbekend. De gemeenten betalen nu de gehele RSU aan de thuiszorg. Bij een van de gemeenten wordt de RSU taakstellend gebruikt. Hoewel de gemeenten geen verrekening hebben afgesproken lijkt het erop dat er een impliciete verrekening plaatsvindt bij de thuiszorg. De thuiszorg wil per 2007 per gemeente gaan afrekenen. Hierdoor ontstaan voor- en nadeelgemeenten in de regio. De gemeenten denken verschillend over het overhevelen van de RSU naar het gemeentefonds. De één wil dit pas wanneer de integratie gelukt is (en dat is nu nog niet het geval). De andere gemeente geeft aan dat het BTP verplicht is zonder dat de gemeente hier veel invloed op kan uitoefenen; daarom is aparte financiering gewenst. Oordeel over integratie Doordat er nog steeds twee organisaties zijn is er nog onvoldoende sprake van integratie. Dit komt vooral door de fusie van de GGD en de daaropvolgende tekorten in de bedrijfsvoering. De andere gemeente wacht eerst de regionale evaluatie af alvorens een oordeel te vellen over de integratie.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
39
Over de toekomst van de iJGZ zijn beide gemeenten niet eensluidend. Een gemeente wil in ieder geval vergaande samenwerking tussen GGD en thuiszorg, mogelijk zelfs één organisatie. De andere gemeente beziet JGZ meer vanuit het Jeugdbeleid, waarin JGZ maar een klein onderdeel is. De organisatievorm voor de JGZ is volgend aan de inhoud. Deze gemeente gaat ook kijken wat andere aanbieders voor JGZ producten te bieden hebben.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
40
Regioprofiel JGZ IJssel-Vecht Organisatie Voor de elf gemeenten in de regio IJssel-Vecht voeren vier thuiszorgorganisaties de 0- tot 4-jarigenzorg uit en de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg. Nu nog is er binnen de Regio IJssel-Vecht één portefeuillehoudersoverleg Volksgezondheid, waarbij o.a. gesproken wordt over de taken van de GGD. Dit wordt gesplitst in een overleg Jeugd/Jeugdgezondheid en een overleg over de overige GGD-taken. Op uitnodiging nemen de thuiszorginstellingen deel aan de overleggen. De portefeuillehouders worden ambtelijk ondersteund. Beide geïnterviewde gemeenten hebben op lokaal niveau zowel bestuurlijk als ambtelijk overleg met de thuiszorg. Het maatwerk 0-4 wordt eerst ambtelijk afgestemd met de thuiszorg en de GGD alvorens het naar het college gaat voor akkoord. Vormgeving integratie In 2003 is er door de gemeenten een project gestart waarbij eerst discussie is geweest om de gehele uitvoering onder te brengen bij de GGD. Door onder meer de landelijke ontwikkelingen zijn hiervoor geen verdere onderzoeken of besluiten genomen. Besloten is om vanuit de inhoud ervoor te zorgen dat een integrale JGZ tot stand komt (tussen de GGD en de vier thuiszorgorganisaties). Regionaal zijn er afspraken gemaakt over de invulling van het Basistakenpakket (BTP) en voor een deel over de invulling van het maatwerk. Eind 2004 is er aan de uitvoerders een opdracht verstrekt om te komen tot een productenbegroting 0-19. Vanaf 2006 is er een gezamenlijk aanbod. In een van de gemeenten is gestart met een pilot waarin de GGD en thuiszorg in één gebouw zitten en samenwerken aan de inhoud. De uitvoerders hebben daar op hetzelfde moment spreekuren maar zitten nog wel in aparte ruimtes. De pilot kon niet gefinancierd worden met reguliere middelen. Omdat het een gemeentelijke prioriteit betreft, heeft de gemeente voor de aanloopkosten extra middelen beschikbaar gesteld. De Regio kijkt belangstellend mee naar de pilot. Dienstverlening Het BTP wordt volledig uitgevoerd in de regio.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
41
Over het BTP verschillen de beide gemeenten van mening. De een vindt het BTP een goede basis om vanuit te starten. Het BTP heeft veel positieve spinoff. De andere gemeente vindt het BTP veel te rigide. Hoewel er een minimaal basisniveau noodzakelijk is, zou het BTP zich meer moeten richten op risicokinderen. De GGD en de thuiszorg hebben aangegeven dat een andere invulling van het BTP kan, zonder dat dit ten koste gaat van het noodzakelijke niveau. De thuiszorg is nu te veel gefocust op uitvoering van enkel het BTP. Een van de gemeenten wil graag meer lokale invulling. De gemeenten nemen van de GGD een aantal maatwerkproducten regionaal af en een aantal individueel. Het maatwerk wordt afgenomen op basis van de informatie van de uitvoerders en signalen uit het veld (de netwerken). Een van de gemeenten heeft eens per jaar gesprekken met aanbieders van zorg rond Jeugd (op uitvoerend niveau). Ook de GGD en de thuiszorg zijn hierbij betrokken. Beleid De gemeenten benaderen JGZ integraal. In een van de gemeenten is JGZ onder meer ondergebracht binnen de beleidsterreinen Jeugdbeleid, Wonen werken, de Wmo en Veiligheid Beleidsontwikkeling vindt plaats op basis van de informatie uit het veld, reguliere overleggen met de uitvoeringsorganisaties (van het Jeugdbeleid) en epidemiologische onderzoeken van de GGD. Via het maatwerk zetten de gemeenten de GGD en de thuiszorg in op andere beleidsterreinen dan JGZ. Bijvoorbeeld via de netwerken. Financiering De gemeenten zetten voor de JGZ 0-4 de RSU-middelen in voor het uniforme deel en de TRV-middelen voor het maatwerk 0-4. Daarnaast zet een van de gemeenten extra middelen in voor de pilot. De middelen die beschikbaar zijn voor de JGZ 4-19 worden door het bestuur van de GGD vastgesteld. Beide gemeenten geven aan tekorten te kennen op de 0- tot 4-jarigenzorg. Eén van de thuiszorgorganisaties rekende voor de gemeenten in haar regio, voor de uitvoering van het uniforme deel de volledige RSU. Voor het gehele gebied van deze organisatie was dat (tot 2005) genoeg om de kosten te dekken. Per 2005 rekent deze thuiszorgorganisatie de gemeenten individueel af (in het kader van de landelijke productbegroting), waardoor er verschillen ontstaan per gemeente.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
42
De meeste gemeenten in de regio IJssel-Vecht hebben in 2005 een tekort. De thuiszorg vangt dit tekort nu nog zelf op. Na 2005 worden de gemeenten geacht dit te doen. De tekorten in 2006 lopen bij enkele gemeenten op tot ruim 10%. In elk geval voor één gemeente lijken de belangrijkste oorzaken het relatief grote aantal 0 tot 4-jarigen en de snelle toename daarvan door de groei van de gemeente. De kosten per kind liggen in de gemeenten met het grootste tekort overigens beneden het gemiddelde. De gemeenten denken verschillend over het wel of niet overhevelen van de RSU naar het gemeentefond. Voor de één is dit geen probleem omdat deze gemeente acht zelf de middelen te kunnen blijven bestemmen voor JGZ. De andere gemeente ziet graag dat de middelen geoormerkt blijven om ervoor te zorgen dat deze niet aan andere doelen worden besteed. Oordeel over integratie De gemeenten vinden dat de uitvoerders een goede houding ten opzichte van elkaar hebben aangenomen. De integratie komt tot stand, vooral op uitvoerend niveau is er veel samenwerking bijvoorbeeld bij de overdracht van de dossiers (waarbij naast de GGD en de TZO ook de ouders aanwezig zijn). Op termijn voorziet een van de gemeenten (waar ook de pilot wordt uitgevoerd) dat ook de contactmomenten worden uitgevoerd in het centrum waar alle uitvoerders in één gebouw zitten. De gemeenten vinden dat het voor de hand ligt dat er uiteindelijk één uitvoeringsorganisatie JGZ komt. Een van de gemeenten is van mening dat JGZ past binnen het paradigma van verzelfstandigen. Waarom zouden gemeenten de JGZ nog zelf (via de GGD) moeten uitvoeren?
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
43
Regioprofiel JGZ Twente Organisatie De regio Twente bestaat uit veertien gemeenten. In de regio zijn vier thuiszorgorganisaties actief voor de 0- tot 4-jarigenzorg. De GGD voert het 4- tot 19-jarigendeel uit. De GGD is onderdeel van de hulpverleningsdienst Twente. Er is een bestuurscommissie voor de GGD met daarin de portefeuillehouders van de gemeenten. In de ambtelijke voorbereidingsgroep zijn de GGD en thuiszorgorganisaties vertegenwoordigd. De stuurgroep wordt door één wethouder uit de regio voorgezeten. De ambtelijke voorbereidingsgroep wordt door een beleidsmedewerker van de GGD voorgezeten. Voor het uniforme pakket sturen de gemeenten de thuiszorg via de GGD aan. De Regio Twente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de 0- tot 19jarigenzorg. De financiën lopen via de regio naar de uitvoerders. Voor het maatwerk stuurt de gemeente de uitvoerders direct aan. Daarvoor is er ook een directe subsidierelatie met de thuiszorg. Vormgeving integratie In 2001 is de stichting OPAAL opgericht voor de totstandkoming van de 0- tot 19-jarigenzorg. De stichting is een initiatief van de gemeenten. Het doel was om te komen tot een eenduidige uitvoering JGZ met onder andere één productencatalogus. De integratie wordt vormgegeven via een stuurgroep met daarin een vertegenwoordiging van de gemeenten, de GGD en de thuiszorgorganisaties. De stuurgroep stuurt een projectgroep aan waarin de verantwoordelijk hoofden van de uitvoerders en vier ambtenaren zitting hebben, die het proces inhoudelijk aansturen. Inhoudelijk verloopt de samenwerking tussen de GGD en de thuiszorg goed. De partijen hebben een gezamenlijke begroting. De productencatalogus is niet tot stand gekomen. De verdeling van de overhead is het grootste probleem. De samenwerking binnen de stichting beperkt zich overigens tot de uitvoering van het uniforme deel. Het maatwerk wordt nog door de gemeente direct bij de uitvoerders afgenomen. Momenteel zijn de partijen bezig om te komen tot een nieuwe opzet. Essentie van de nieuwe opzet is dat de GGD verantwoordelijk wordt voor de 0- tot 19-jarigenzorg en de thuiszorg onderaannemer wordt van de GGD. Op deze manier bereiken de gemeenten dat er één aanspreekpunt komt voor uitvoering van de JGZ.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
44
Dienstverlening Het Basistakenpakket wordt volgens de gemeenten volledig uitgevoerd. Volgens een van de gemeente is het Basistakenpakket vooral een handige richtlijn. Er is geen noodzaak om dit te veranderen, hoewel volgens een van de gemeenten de verhouding tussen het basispakket en het maatwerk ten gunste van het maatwerk mag veranderen. Het maatwerk wordt vooral bepaald door de uitvoeringsorganisaties zelf. De gemeenten kunnen hierop nog te weinig sturen. Wanneer gemeenten wel meer zelf het maatwerk bepalen, halen ze de informatie daarvoor niet van de uitvoerders maar doen zelfonderzoek. De GGD wordt er door een van de gemeenten van verdacht dat zij zoveel mogelijk in het standaard takenpakket van de GGD wil stoppen. Terwijl de gemeenten juist zo veel mogelijk vrijheid willen hebben in het bepalen van het maatwerk. Een regionaal (maatwerk)pakket past hier niet bij. Hierover zijn de meningen van gemeenten in de regio overigens verdeeld. Beleid Bij beide gemeenten waarmee gesproken is vormt JGZ (steeds meer) een onderdeel van het Jeugdbeleid. Er is tussen de gemeenten indirecte afstemming over beleid omdat de GGD een beleidsadviseur ter beschikking stelt die meerdere gemeenten adviseert. Er is wel afstemming over onderwerpen via de projectgroepen van de Stichting OPAAL. De gemeenten zetten de uitvoerders JGZ via het maatwerk in op andere beleidsterreinen zoals onderwijs en welzijn. Financiering en verantwoording De RSU gaat rechtstreeks naar de Regio Twente die vervolgens de thuiszorg betaalt voor het uniforme pakket 0-4. Wanneer er overschotten zijn, mogen de thuiszorgorganisaties daarmee een reserve opbouwen. De GGD wordt via een bijdrage per inwoner bekostigd. De begroting van de GGD wordt op regionaal niveau bepaald. De gemeenten besteden de voormalige TRV-middelen aan maatwerk 0-4. Daarnaast worden door enkele gemeenten extra middelen ingezet uit andere bronnen. Het maatwerk wordt op basis van een offerte van GGD en de thuiszorgorganisaties bepaald.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
45
In de regio zijn voor- en nadeelgemeenten. Via de stichting OPAAL is er sprake van een verrekening van de RSU. Gemeenten met een tekort voor JGZ zien dat het tekort op het uniforme deel ten koste gaat van het maatwerkdeel. Een van de gemeenten vindt dat de RSU via het gemeentefonds kan lopen. Zij hanteert daarbij het argument dat de gemeente op deze manier meer zelf over de besteding kan beslissen. De verantwoording van de uitvoering van het uniforme deel 0-19 wordt door de gemeente Enschede voor de gehele regio gecontroleerd. De thuiszorg verantwoordt zich alleen voor het maatwerk globaal naar de gemeente. De GGD verantwoordt maatwerk nauwelijks. De Regio Twente heeft in 2005 dispensatie gekregen voor de rechtmatigheidstoets. Oordeel over integratie De gemeenten vinden dat de integratie tot stand komt. De organisaties stellen zich positief op en werken vruchtbaar samen. Zij hebben een gezamenlijke beleidsvisie en een gezamenlijke begroting. De integratie zit nu al in de hoofden van de professionals. Op hoger organisatieniveau is er weerstand. Vooral de methode van financiering van één pakket blijkt moeilijk (o.a. door de verschillende hoogtes van overhead). Vooral de GGD heeft moeite met de regierol van de gemeenten. In de nabije toekomst zou de iJGZ volgens een van de gemeenten moeten worden ingebed in de Operatie Jong. Deze gaat namelijk verder. De JGZ wordt (nog meer) een onderdeel van Jeugdbeleid en de gemeente zou daar de regie over moeten krijgen (de provincie ertussenuit). De centrumgemeente van een regio kan hier leidend in zijn, waarbij de omliggende gemeenten aanhaken. De uitvoering van de JGZ kan in één organisatie; mogelijk één GGD voor JGZ en één voor overige taken. De gemeenten willen in ieder geval één aanspreekpunt voor de uitvoering van de JGZ.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
46
Regioprofiel JGZ Flevoland Organisatie In de provincie Flevoland zijn er drie thuiszorgorganisatie voor de 0- tot 4-jarigenzorg. De GGD voert de 4- tot 19-jarigenzorg uit en is een onderdeel van de Hulpverleningsdienst Flevoland. De gemeenten sturen de GGD aan via het Algemeen Bestuur (AB) en het Dagelijks Bestuur (DB) van de Hulpverleningsdienst. Er is een aparte commissie voor de GGD. Deze commissie wordt ambtelijk ondersteund. Jaarlijks is er een overleg tussen de gemeenten en de thuiszorgorganisaties op bestuurlijk niveau. De organisaties voor de jeugdgezondheidszorg worden op basis van het lokaal vastgestelde beleid individueel per gemeente aangestuurd. Elke gemeente geeft jaarlijks een beschikking af voor wat betreft de jeugdgezondheidszorg. Vormgeving integratie In 2003 is de regiegroep JGZ Flevoland ingesteld met daarin de GGD en de thuiszorgorganisaties. De regiegroep is geïnitieerd door de GGD die daarmee het verzoek uitvoerde van de gemeenten om de JGZ in Flevoland op een uniforme wijze uit te laten voeren, met aandacht voor de lokale situatie. Daarbij is gekozen om de integratie eerst inhoudelijk vorm te geven en pas daarna te kijken naar de structuur. De regiegroep heeft een visiedocument opgesteld waarin een integrale uitvoering van het BTP uitgangspunt is. Op basis van deze regionale stukken heeft elke gemeente op lokaal niveau een nota jeugdgezondheidszorg vastgesteld. Daarnaast is een gezamenlijk productenboek van de GGD en de thuiszorgorganisaties tot stand gekomen en is er regelmatig overleg tussen de GGD en de thuiszorgorganisaties over bijvoorbeeld gezamenlijke huisvesting. In 2005 verdween de belangstelling voor de regiegroep. Oorzaken hiervoor waren dat de jeugdgezondheidszorg al in veel andere overleggen aan de orde kwam (zoals bestuurscommissie GGD, stuurgroepen jeugdbeleid). Daarnaast bleek het lastig om een midden te vinden tussen de lokale beleidsvrijheid enerzijds en de regionale samenwerking anderzijds. De gemeenten hebben er daarom voor gekozen om op lokaal niveau jaarlijks bestuurlijke overleggen te organiseren met beide uitvoerders JGZ samen. De GGD en de thuiszorgorganisatie werken nu op onderdelen samen bijvoorbeeld door personeel- en expertise-uitwisseling.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
47
In één gemeente is de situatie omtrent de JGZ anders georganiseerd dan gebruikelijk. Niet de thuiszorg is actief, maar een eerstelijns gezondheidsinstelling. Verspreid over de gemeente heeft de zorggroep gezondheidscentra. Vanuit gezondheidscentra functioneren onder andere huisartsen, fysiotherapeuten, verloskundigen en maatschappelijk werkers. Momenteel richten twee van de zes reguliere huisartsen in een gezondheidscentrum zich op de jeugd, samen met een jeugdverpleegkundige. De zorggroep is bezig om jeugdartsen in de centra te krijgen. Een kinderarts van het ziekenhuis houdt spreekuren in de gezondheidscentra. In een gezondheidscentrum is een ouder en kindcentrum actief. Naast de GGD en de gezondheidsinstelling zijn ook andere partijen betrokken. In een andere gemeente zijn door de stad gezondheidscentra verspreid. De JGZ (consultatiebureaus) zijn in deze gezondheidscentra gehuisvest. In bepaalde gezondheidscentra wordt intensief samengewerkt met de eerste lijn, in andere centra is de samenwerking minder intensief. Dienstverlening Het Basistakenpakket (BTP) wordt in de regio volledig uitgevoerd. De gemeenten denken verschillend over het BTP. De een vindt het een keurslijf met een normstelling aan de voorkant. Deze gemeente ziet liever dat gemeenten mogen afwijken van het standaardpakket en dat de Inspectie zich richt op de kwaliteit van de zorg. Volgens één van de gemeenten is het BTP meer dan een handige richtlijn en moeten de onduidelijkheden die er nog inzitten worden ingevuld om een eenduidige uitvoering te waarborgen. In een van de gemeenten wordt overwogen om 0-4 groepsconsultaties te doen. Ook is er discussie over het gebruik van vragenlijsten op latere leeftijd. Met beide veranderingen in het pakket wil deze gemeente ervoor zorgen dat er meer middelen beschikbaar komen voor (opsporing van) risicokinderen. Het maatwerk wordt door de gemeenten van beide organisaties voornamelijk individueel afgenomen. Voor enkele maatwerkproducten wordt door de gemeenten één opdracht verstrekt aan beide organisaties. Een deel van het maatwerk 4-19 is regionaal afgesproken. Een van de gemeenten besteed het maatwerk 0-4 eens per twee jaar aan. Beleid De gemeenten waarmee gesproken is ontwikkelen integraal JGZ-beleid. Eén ontwikkelt expliciet integraal JGZ-beleid. In de andere gemeente is JGZ ondergebracht in het Jeugdbeleid 0-23. De informatie waarop de gemeenten het beleid baseren, komt veelal van de uitvoeringsorganisaties zelf. Soms indirect via netwerken waarin beide organisaties participeren.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
48
Daarnaast komt informatie uit de landelijke onderzoeken en er zijn de eigen beleidsprioriteiten van de gemeenten. De gemeenten zetten de uitvoerders via het maatwerk in op andere terreinen dan JGZ zoals onderwijs en jeugd. Financiering en verantwoording De gemeenten hebben naar de thuiszorgorganisatie een directe subsidierelatie. Voor de JGZ o-4 zetten de gemeenten naast de RSU ook eigen middelen in. Deze middelen overstijgen de voormalige TRV-middelen. Voor de JGZ 4-19 rekent de GGD een bijdrage per inwoner voor zowel het uniforme als maatwerkdeel. Beide gemeenten zetten verschillende financieringstromen in voor de JGZ, bijvoorbeeld onderwijsgelden. Zowel voor de JGZ 0-4 als de 4-19, geven de gemeenten aan niet uit te komen met de beschikbare middelen. Het aantal kinderen in die gemeenten groeit snel waardoor de financiering niet voldoende is. Een van de gemeenten heeft aan de thuiszorg gevraagd om te komen met bezuinigingsmaatregelen. De GGD is bezig met een kerntakendiscussie voor de JGZ. Alle gemeente geven aan nadeelgemeente te zijn voor wat betreft de RSU. Er zijn verschillen tussen de gemeenten over de wenselijkheid om de RSU via het gemeentefonds te laten lopen. Een van de gemeenten heeft de voorkeur om de middelen te labelen om er zeker van te zijn dat het geld ook aan de JGZ wordt besteed. De andere gemeente geeft aan de overheveling zou kunnen, mits er niet op bezuinigd wordt. In één gemeente wordt de 50 euro per geboren kind ingezet om het tekort op het uniforme deel te beperken. Eén gemeente zet dit geld in voor opvoedingsondersteuning. De laatste gemeente waarmee gesproken is besteedt de 50 euro aan meerdere producten. De GGD verantwoordt zich via het reguliere jaarverslag en –rekening. Voor de subsidieverlening van de thuiszorg gebruiken twee van de drie gemeenten de basis van de modelverordening van de VNG. Ook de thuiszorg schrijft een inhoudelijk en financieel verslag. Hierover is op bestuurlijk niveau overleg. De besteding van de RSU wordt door de gemeenten verantwoord via de eigen jaarrekening. Oordeel over integratie Volgens de gemeenten is de integratie op organisatieniveau niet tot stand gekomen, wel begonnen. Op de werkvloer is de integratie beter tot stand gekomen. De organisaties kunnen elkaar wel beter vinden en de gemeente is in gesprek met de uitvoerders. Als groot voordeel wordt gezien het inzicht in de producten en kosten van beide organisaties.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
49
Over de toekomst van de JGZ denken de gemeenten verschillend. Een van de gemeenten wil meer vrijheid in het BTP. De ander wil dit juist niet. JGZ wordt meer en meer een onderdeel van het Jeugdbeleid. Daarvoor is betere samenwerking tussen de partijen nodig, mogelijk wordt de JGZ straks uitgevoerd door één organisatie.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
50
Regioprofiel JGZ Kop van Noord-Holland Organisatie en regie Al voor 2003 voerde de GGD het uniforme deel van de 4- tot 19-jarigenzorg uit voor de negen gemeenten. Er zijn twee thuiszorgorganisaties die in de regio het uniforme deel van de 0- tot 4-jarigenzorg uitvoeren. De thuiszorgorganisatie die in de regio het kleinst is, levert diensten voor twee gemeenten. De gemeenten werken samen binnen het gewest Kop van Noord-Holland. Daaronder valt ook de GGD, een gemeenschappelijke regeling. In de beleidsafdeling van het gewest leggen twee beleidsmedewerkers zich toe op de onderwerpen jeugd en jeugdgezondheidszorg (JGZ). Het gewest stuurt de GGD aan. De JGZ wordt op ambtelijk niveau besproken tijdens het vakoverleg Jeugd en op bestuurlijk niveau bij het portefeuillehouders overleg Jeugd, Educatie en Onderwijs. Het gewest heeft in 2004 een externe adviseur ingeschakeld om het proces tot de integrale JGZ tot stand te brengen. In juli 2005 was er overeenstemming bij de portefeuillehouders. Toen zijn de volgende documenten vastgesteld: -
een realistische visie: beleidskader iJGZ een globale omschrijving van de maatwerkactiviteiten een productbegroting van de thuiszorgorganisaties een dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeenten.
De gemeente Den Helder is namens de gemeenten de opdrachtgever naar de thuiszorgorganisaties voor het uniforme deel 0-4. Het had de voorkeur om het gewest ook hier formeel opdrachtgever te laten zijn, maar het gewest had geen eigen subsidieverordening. De contacten tussen de gemeenten in de Kop van Noord-Holland en de beide thuiszorgorganisaties zijn goed. Er is één gemeente waar beide thuiszorginstellingen werken. Er is dan ook met beide thuiszorgorganisaties een subsidiecontract afgesloten. Dat is geen probleem, want de inhoud van de overeenkomsten is gelijk. Voor het maatwerkdeel is besloten dat de GGD hoofdaannemer wordt voor de 0- tot 19-jarigen en de thuiszorgorganisaties onderaannemers. Hiervoor hebben de uitvoerende instellingen een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Het gewest treedt namens de gemeenten op als opdrachtgever richting de GGD.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
51
Beleid In Den Helder is de JGZ onderdeel van het lokale volksgezondheidsbeleid, maar het zou ook in het jeugdbeleid kunnen terugkomen. Voor de vervolgnota zal de preventienota worden meegenomen. Het kan zijn dat dit met de huidige nota ook is gedaan. Elke gemeente heeft zijn eigen nota Volksgezondheid. Den Helder constateert dat de problematiek van jeugd veel breder gaat dan de JGZ alleen. Ook regionaal moet breder aandacht aan jeugd worden besteed. Er is regionaal een werkconferentie georganiseerd over de vijf taken waar de gemeenten verantwoordelijk voor zijn), waarbij alle partijen rondom jeugd van 0 tot 23 jaar aanwezig waren. Dus ook de afdelingen sociale zaken en het RMC. Het meest concrete resultaat was dat de 50 euro extra besteed zal worden aan ouder-kind-zorgbureaus. Ook het verder vormen van het netwerk is een gezamenlijk doel. Den Helder heeft een afwijkende problematiek ten opzichte van de andere gemeenten in deze regio, aangezien de andere gemeenten plattelandsgemeenten zijn. In Niedorp is bijvoorbeeld geen goed openbaar vervoer. Zo is op sommige plaatsen geen busverbinding meer. Daarnaast heeft Den Helder een veel grotere groep allochtonen dan de rest van de gemeenten en krijgt daar ook andere middelen voor van het rijk. Dienstverlening Het maatwerk is voor elke gemeente hetzelfde. Dat was niet verplicht, maar uiteindelijk hebben de gemeenten voor hetzelfde pakket gekozen. Door bundeling van de budgetten bleek meer mogelijk. Het kon ook aangezien de problematiek voor de plattelandgemeenten redelijk vergelijkbaar zijn. Dit geldt niet voor Den Helder, daar is een meer stadse problematiek. De gemeenten hadden het aanbod graag meer specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden (SMART) gezien. Het is voor de gemeenten niet inzichtelijk in hoeverre het maatwerkaanbod een samenvoeging is van twee programma’s of dat het gaat om een nieuw geïntegreerd programma. Financiering Van de RSU wordt het uniforme deel 0-4 betaald. De gemeenten houden 1,5% voor eigen administratie en uitvoeringskosten. De gemeenten betalen de gemeente Helder € 750 voor de uitvoeringskosten die Den Helder maakt voor het opstellen en uitvoeren van de contracten met de thuiszorginstellingen. Een ander deel van de 1,5% wordt benut om bij te dragen in de kosten voor de beleidsmedewerker bij het gewest.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
52
De financiering is een centraal onderwerp in deze regio. Sommige gemeenten zijn nadeelgemeenten (- 100.000 €; - 70.000 €), terwijl andere gemeenten voordeelgemeenten zijn (+100.000 €; +100.000 €). Als regio komen de gemeenten nu gemiddeld niet tekort en is er ook volkomen solidariteit. Dit is mede doordat de RSU-middelen terugvloeien naar het rijk, als ze niet voor het uniforme deel van de JGZ worden besteed. Mocht de RSU overgaan naar het gemeentefonds, dan is de kans reëel dat de solidariteit oplost. De nadeelgemeenten zouden het gat niet kunnen dichten. De voormalige TRV-middelen gaan geheel naar het maatwerk 0-19. Tot en met 2005 waren de TRV-middelen voor twee gemeenten ingezet in een project in een andere regio. Vanuit onderwijsmiddelen worden zorgadviesteams op alle scholen in de regio betaald. Voor het uniforme deel verantwoorden GGD en de thuiszorginstellingen zich via een jaarverslag en een jaarrekening. Op basis van het jaarverslag komt er een verantwoordingsgesprek. De verantwoording van de thuiszorgorganisatie is financieel niet erg inzichtelijk. Daar is de verantwoording voor het geheel en niet per gemeente. Voor het maatwerkdeel 0-19 zal de GGD dit in 2006 voor het eerst doen. Integraliteit In 2003 is de mogelijkheid onderzocht om de uitvoering van de JGZ bij één uitvoeringsorganisatie onder te brengen. Dit bleek een brug te ver. De TZ had een andere cultuur. Het uniforme deel 0-4 en 4-19 is nog apart. Het hebben van één uitvoeringsorganisatie is nu het ideaalplaatje aan de horizon. Er is een meer realistische visie vastgesteld. Er is nu een gezamenlijk maatwerkpakket 0-19. De gemeenten willen dat eigenlijk ook voor het uniforme deel. Wat nog mist is aandacht voor de inhoudelijke integratie en de aandacht voor de activiteiten bij de uitvoerende organisaties. Nu hebben de gemeenten onvoldoende informatie. Het is voor gemeenten bijvoorbeeld moeilijk om een antwoord te geven op de vraag hoe het nu in het algemeen gesteld is met de jeugd 0-4. De gemeenten onderkennen het belang van een elektronisch kinddossier en wachten de landelijke ontwikkelingen af.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
53
Belangrijkste knelpunten De GGD gaat waarschijnlijk fuseren met twee andere GGD’en in NoordHolland. In eerste instantie zullen daarbij de huidige regio’s zichtbaar blijven. Toch zou dit een verwatering van de samenwerking kunnen gaan betekenen. Het is waarschijnlijk dat het gewest zal worden opgeheven. De gemeenten hebben het idee dat ze meer informatie en expertise nodig hebben om als opdrachtgever richting de uitvoeringsorganisaties sterk te kunnen optreden. Bij de verantwoordingsgesprekken was het tot nu toe lastig om het verschil tussen uniform en maatwerk aan te wijzen. De ambtenaren hebben ook niet de medische kennis. Ook voor de bestuurders is het een complexe materie. Er heeft veel tijd gezeten in de beslissing hoe de subsidieverstrekking richting de thuiszorgorganisaties vorm zou krijgen. Nu doet Den Helder dat, maar dat kost veel tijd en inspanning.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
54
Regioprofiel JGZ West-Friesland Organisatie en regie De GGD voert voor alle 13 gemeenten in de regio de 4- tot 19-jarigenzorg uit. Er is één thuiszorgorganisatie die de 0- tot 4-jarigenzorg uitvoert. De thuiszorg en GGD komen gezamenlijk twee keer per jaar op bezoek bij de wethouder. Samen doen zij een aanbod voor het maatwerk 0-19. Formeel worden de afspraken voor het maatwerk met de thuiszorg gemaakt en ook de financiële middelen voor al het maatwerk gaan via de thuiszorg. Ook andere aanbieders kunnen voor het maatwerk een opdracht via de thuiszorg krijgen. Er is regionale afstemming in het portefeuillehoudersoverleg gezondheidsbeleid, die ambtelijk wordt voorbereid. De GGD heeft daarin een sturende rol. Regionaal is er ook het Platform Jeugdbeleid van start gegaan in 2003-2004. Enkhuizen heeft ook overleg met oostelijk West-Friesland in het ambtelijk en vervolgens bestuurlijk madivo-overleg. Daar kan ook de jeugdgezondheidszorg aan bod komen. Dienstverlening Het Basistakenpakket wordt geheel uitgevoerd en heeft een erg groot bereik. Een deel van het maatwerk is regionaal (40%) en een deel is gemeentelijk (60%). Regionale projecten zijn opvoedingsondersteuning en het project Moeders informeren moeders. De GGD heeft een jeugdmonitor uitgevoerd. Daaruit kwamen enkele opvallende aandachtspunten voor beleid. De uitvoeringsorganisaties geven aan welke onderwerpen aandacht nodig hebben, een belangrijke basis voor het maatwerk. Beleid Er is een beleidsplan integrale jeugdgezondheidszorg van de GGD en de thuiszorg voor 2006-2010. Er is een regionale kadernota volksgezondheid, die leidde tot lokale gezondheidsnota’s in 2004. Landelijke speerpunten zullen in de komende nota worden meegenomen. Psychosociale problematiek is in een gemeente ondergebracht bij jeugdbeleid, maar momenteel is er geen nota jeugdbeleid. In Hoorn vormt de integrale jeugdgezondheidszorg een onderdeel van het integrale jeugdbeleid. In kleine gemeenten is de beleidscapaciteit voor de jeugdgezondheidszorg beperkt en kwetsbaar. De gemeenten vinden afstemming met andere beleidsterreinen belangrijk. Wellicht zouden de scholen meer centraal kunnen staan in het netwerk, informatie-uitwisseling kan beter (het privacy-argument is onterecht) en er zou een betere koppeling met jeugdzorg moeten zijn.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
55
Financiering en verantwoording Elke gemeente koopt het uniforme deel 0-4 inidividueel in bij de thuiszorg op basis van een eigen subsidieverordening (volledige RSU). Het modelbesluit van de VNG komt daar als bijlage bij. De verantwoording is jaarlijks met een verslag en een jaarrekening. De GGD presenteert voor het uniforme deel 4-19 een jaarverslag en een jaarrekening. Het uniforme deel wordt betaald via een bedrag per inwoner. Elke gemeente sluit formeel een contract af voor al het maatwerk met de thuiszorg. Ook de GGD en mogelijke andere aanbieders krijgen voor het maatwerk betaald via de thuiszorg. In de regio is men over deze werkwijze niet tevreden. Voordeel van de RSU als doeluitkering is dat de bestedingsruimte helder is, maar middelen vanuit het gemeentefonds geven de gemeente meer vrijheid. In Hoorn wil men voorkomen dat potjes ontstaan. Voor niet-reguliere zaken is het moeilijk om regionaal financieel tot afspraken te komen. Zo is het niet gelukt om gezamenlijk een kwartiermaker aan te stellen. Elektronische kinddossier (EKD) In het regionale plan van aanpak is het EKD genoemd. De rol van de gemeente is om verschillende koppelingen te bewerkstelligen, richting het GBA en tussen de verschillende uitvoerders, zoals ook onderwijsinstellingen. De gemeenten hebben nog geen geld gereserveerd voor het EKD. Integratie Er is nog geen definitief besluit genomen over de invulling van de gemeentelijke regie en de taakverdeling tussen GGD en thuiszorg. De gemeenten zoeken nog naar hun rol om de regie te voeren. Voor uitvoerende regisseurs zijn ook jeugdzorg en maatschappelijk werk opties. Het belangrijkste wapenfeit tot nu toe is dat de GGD en de thuiszorg gezamenlijk een beleidsplan hebben opgesteld. In de toekomst willen de gemeenten dat de GGD de integrale jeugdgezondheidszorg gaat realiseren. Momenteel oriënteert de GGD zich op een mogelijke fusie. Het zou ook kunnen dat de GGD eerst aanspreekpunt en hoofdaannemer wordt. Een belemmering is de belangentegenstelling tussen de uitvoerende organisaties omtrent het verkrijgen en verdelen van financiële middelen. Ook het maken van financiële afspraken tussen gemeenten voor niet-reguliere zaken is een knelpunt.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
56
Korte aantekeningen: Voor de 50 euro per geboren kind wil een gemeente eerst meer inzicht hebben in de opvoedingsondersteuning om vervolgens te beslissen. Voor deze gemeente moet het product wel een bewezen methode zijn. Andere gemeenten in de regio hebben de de 50 euro al besteed aan Homestart en aan het project Moeders informeren moeders.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
57
Regioprofiel JGZ Noord-Kennemerland Organisatie en regie In de regio Noord-Kennemerland voert de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg uit voor acht gemeenten. Er zijn twee thuiszorgorganisaties die de 0- tot 4-jarigenzorg uitvoeren. De gemeente Castricum zal ook de taken die zij heeft ondergebracht bij de hulpverleningsdienst Kennemerland onderbrengen bij de GGD Noord-Kennemerland. De GGD is hoofdaannemer voor zowel het uniforme deel als voor het maatwerk. Er is veel onderlinge afstemming tussen de GGD en de thuiszorgorganisaties. Zij hebben daartoe een uitvoeringsovereenkomst afgesloten. Voor het maatwerk is een gezamenlijk maatwerkplan opgesteld en er is een gezamenlijke begroting. Er is geen vastlegging van de integrale jeugdgezondheidszorg in de regio. Er is wel een gemeenschappelijke visie jeugdgezondheidszorg van de GGD en de thuiszorgorganisaties. Er zijn vier werkgroepen opgericht voor huisvesting, het elektronisch kinddossier (EKD), Basistakenpakket en protocollen. Er is een werkgroep regiegemeenten jeugdbeleid, waarin onder meer het maatwerk wordt besproken. Er is gekozen om zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken voor het maatwerk in de regio. De provincie betaalt mee aan deze werkgroep. Toen de GGD een doorstart heeft gemaakt zijn de gemeenten inhoudelijk betrokken geweest bij de jeugdgezondheidszorg. Er is maandelijks een ambtelijk overleg lokaal gezondheidsbeleid in de regio als voorbereiding op het overleg met de GGD. Hierbij zijn ook de thuiszorgorganisaties aanwezig. Er is ook een regionaal overleg volksgezondheid, waarbij ook andere zorgaanbieders betrokken zijn. Dienstverlening Uitgangspunt is dat het Basistakenpakket geheel wordt uitgevoerd. Bij het meer richten op risicokinderen mag dat niet ten koste gaan van het zicht op het grote geheel. Er zijn wel een aantal opmerkingen over het Basistakenpakket: -
het is erg medisch en technisch meer voorlichting en advies opnemen meer richten op sociale aspecten het is erg individueel gericht en zou meer in groepsverband kunnen.
Een van de gemeenten is van mening dat zij zelf moet toezien op de naleving van de afspraken en daarmee op de uitvoering van het Basistakenpakket.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
58
Beleid In de kadernota jeugdbeleid is jeugdgezondheidszorg een aandachtspunt. De invulling wordt nog uitgewerkt. Het lokaal gezondheidsbeleid heeft een paragraaf jeugdgezondheidszorg. De speerpunten uit de preventienota zijn meegenomen. De speerpunten opvoedingsondersteuning, sluitende zorg (mijdende zorgvragers), overgewicht en leefstijl zijn uitgangspunt bij het bepalen van het maatwerk. Het blijft voor de gemeenten moeilijk om het maatwerk te bepalen, al komen de eigen knelpunten steeds meer in zicht. Informatie komt uit de lokale netwerken en er komt een EMOVO-onderzoek van de GGD over 12-plussers. Van integrale jeugdgezondheidszorg is sprake als de jeugd van 0 tot 23 jaar daarbij is betrokken. In het buurtnetwerk 0-12 zijn zowel GGD als thuiszorgorganisatie vertegenwoordigd. De gemeenten zien geen noodzaak om dat te veranderen. Financiering en verantwoording Het geld voor de jeugdgezondheidszorg loopt via de GGD. Er is een apart besluit voor uniforme gelden. Daarnaast is er per gemeente een beschikking aan de GGD voor het integraal maatwerkplan. Elke gemeente heeft formeel een eigen maatwerkbeschikking, al is het maatwerk voor elke gemeente nog hetzelfde. De verantwoording gaat officieel via de GGD, de thuiszorg is daarbij aanwezig. De verantwoording wordt beter, maar blijft een punt van aandacht. De RSU gaat via de GGD naar de thuiszorginstellingen. Daarbij houdt de GGD een beperkt bedrag in voor eigen administratie. Een deel van de RSU mag gebruikt worden voor de gemeenschappelijke prioriteiten. TRV-middelen worden nog als uitgangspunt genomen. Nu is de TRV deel van het integrale maatwerk aan zowel GGD als TZ. Het is niet bekend of er voor- en nadeelgemeenten in de regio zijn. Er zijn geen signalen dat de financiële middelen onvoldoende zijn. Het platform jeugdbeleid is bekostigd door de provincie. Een grotere gemeente in de regio heeft een bedrag ontvangen vanuit de Impuls-opvoedingsondersteuning van het ministerie van VWS. De gemeenten hebben een voorkeur om de RSU te behouden, omdat dit het beste waarborgt dat het geld beschikbaar blijft voor jeugdgezondheidszorg. Gezien het feit dat het rijk een Basistakenpakket oplegt, is het anderzijds consequenter als het rijk de jeugdgezondheidszorg rechtstreeks zou aansturen. Als de RSU zou opgaan in het gemeentefonds, dan zou de beleidsvrijheid voor de gemeente ook groter moeten worden.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
59
Nu is die beleidsvrijheid er alleen in beperkte mate op het HOE, zoals het wel of niet hebben van mobiele consultatiebureaus. Elektronisch kinddossier (EKD) Het EKD is het onderwerp van een gemeenschappelijke werkgroep. Op dit moment gebruikt de thuiszorg geen computers. Het landelijk kader wordt afgewacht. Het is de intentie dat de gegevens ook beschikbaar komen voor andere partners in het netwerk, zoals peuterspeelzalen. Integratie De ambitie van de gemeenten is dat de thuiszorg uiteindelijk opgaat in de GGD. Tot nu toe is dat niet bereikt. Belemmeringen waren dat de thuiszorg en de GGD moeite hadden met de financiële verantwoording en de fusie van de GGD. In het integratietraject 0-19 in 2005-2008 moeten de partijen verder naar elkaar toegroeien. Er zijn vier werkgroepen opgericht voor huisvesting, EKD, BTP en protocollen. Wel is bereikt dat de GGD hoofdaannemer is geworden. Er is een gezamenlijk maatwerkplan. De samenwerking tussen de gemeenten is verbeterd. Zij zien elkaar nu ongeveer eens per zes weken.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
60
Regioprofiel JGZ Regio Kennemerland Kennemerland bestaat historisch uit Midden-Kennemerland (MKL; Velsen, Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest) en Zuid-Kennemerland (ZKL; Haarlem, Bloemendaal, Heemstede, Zandvoort, Haarlemmerliede en Bennebroek). Organisatie De thuiszorgorganisatie voert de 0- tot 4-jarigenzorg uit voor de tien gemeenten. Hiervoor sluiten de gemeenten los van elkaar een contract af. De GGD voert de 4- tot 19-jarigenzorg uit. Het uniforme deel 4-19 kopen de gemeenten gezamenlijk in via de Hulpverleningsdienst Kennemerland (HDK). Het maatwerkdeel 4-19 kopen de gemeenten apart in bij de GGD. De thuiszorgorganisatie is een gezamenlijke dochteronderneming van de twee thuiszorgorganisaties die in de regio actief zijn De ene is actief voor de voormalige regio’s MKL en de andere voor ZKL. Op bestuurlijk niveau zijn er tussen de JGZ 0-4 en de GGD nogal eens spanningen. De GGD maakt deel uit van de Hulpverleningsdienst Kennemerland (HDK). De HDK bestaat uit vijf onderdelen: Veiligheidsbureau, meldkamer brandweer en ambulance, regionale brandweerzorg, algemene gezondheidszorg en jeugdgezondheidszorg (JGZ). Een deel van twee gemeenten koopt JGZ 0-4 in bij twee verschillende thuiszorgorganisaties. De afstemming is lastig voor de gemeenten zelf. De regio helpt niet bij een oplossing voor de afstemming. Regie Het oorspronkelijke plan in 2003 was om te komen tot één uitvoeringsorganisatie JGZ, maar de thuiszorginstellingen wilden dat niet. De twee thuiszorgorganisaties zijn wel met elkaar op het gebied van de JGZ gefuseerd. Er is een gezamenlijke werkconferentie geweest met alle betrokken partijen. Dit leidde tot het formuleren van vijf speerpunten en de instelling van drie werkgroepen. Een van de werkgroepen ging in op het integraal afstemmen van het Basistakenpakket (BTP). Het portefeuillehoudersoverleg volksgezondheidszorg wordt voorbereid in het ambtelijk overleg GGD. Ook de JGZ kan daarbij op de agenda staan. Meestal is de thuiszorgorganisatie daarbij aanwezig. Er is daarnaast een regionaal platform jeugd. Daarin zijn ambtenaren van alle gemeenten welkom. Ook Sociaal Maatschappelijke Dienstverlening, Bureau Jeugdzorg, Samen naar school, thuiszorg en GGD zijn hierbij betrokken.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
61
Voor de kleinere gemeenten was de afstand tot de GGD altijd al groot. Nu is ook voor de grotere gemeenten de GGD meer op afstand komen te staan. Bij een grotere gemeente is de expertise aanwezig om de uitvoeringsorganisaties inhoudelijk aan te sturen. Bij sommige andere gemeenten is dat niet het geval. Dat ligt niet alleen aan de uitvoerende instellingen. De thuiszorg (TZ) en de GGD hebben vanaf het begin van het proces (werkconferentie) geprobeerd de gemeenten bij het proces van afstemming inhoudelijk te betrekken. De uitvoeringsorganisaties hebben gezamenlijk de gemeenten ook bezocht. Maar aan de werkgroepen heeft maar één ambtenaar deelgenomen. Een grotere gemeente in de regio gaat naast de HDK en gezondheidsoverleggen een poging doen het regionaal portefeuillehouderscontact opnieuw op te zetten gericht op afstemming op het gebied van welzijn, Wmo, onderwijs en jeugd. Binnen de grotere gemeente zijn er twee ambtenaren die het contact met de uitvoeringsinstanties onderhouden. De ene doet 0-4 en de ander 4-19. De ene is werkzaam op het terrein van jeugd, terwijl de ander werkt bij gezondheid. Wel is er in deze gemeente nu een wethouder integraal verantwoordelijk voor de jeugd, waaronder de JGZ. Beleid In de grotere gemeente is de jeugdgezondheidszorg opgenomen in de nota jeugd, maar ook in de nota volksgezondheid is de JGZ een belangrijk onderdeel. In een kleinere gemeente is er een nota lokale JGZ. Daarnaast komt de JGZ terug in het jeugdbeleid. In de regio wordt gewerkt met mobiele teams. Deze sluiten nog niet aan op de buurtnetwerken. De toekomst van de mobiele teams na 2006 is onzeker. In een grotere gemeente is men bezig met het ontwikkeling van ouder en kindcentra (okc) en wijkgericht werken. Dienstverlening Het basistakenpakket (BTP) wordt geheel uitgevoerd met een extra screening in groep 5. Er is achterstand opgelopen in het voortgezet onderwijs. Een grotere gemeente is een voorstander van het BTP en wil alle contactmomenten behouden. Gemeenten kopen hun maatwerk apart in. Het maatwerk komt in nauw overleg met de uitvoeringsorganisaties tot stand. De TZ werkt samen met de Universiteit van Amsterdam. In de praktijk is het aanbod elk jaar ongeveer hetzelfde. Er zijn ook een aantal projecten waarin alle gemeenten participeren. De verantwoording daarvan is op gemeentelijk niveau.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
62
Elektronisch kinddossier De TZ heeft het elektronisch kinddossier (EKD) voor 0- tot 4-jarigen ingevoerd. De GGD zal dat per 1 januari 2008 doen. Er is niet voor hetzelfde systeem gekozen. De kerngegevens van de kinderen moeten erin komen en landelijk beschikbaar zijn. De TZ stemt het EKD af met Bureau Jeugdzorg (BJZ). Financiering De gemeenten betalen de RSU geheel aan de TZ. De RSU is in verschillende gemeenten net niet voldoende. Het zou zo kunnen zijn dat de TZ hetzelfde pakket levert in de verschillende gemeenten en dat de gemeenten zo solidair zijn. De middelen uit het gemeentefonds voor het maatwerk 0-4 zijn terug te voeren op de eerdere Tijdelijke Regeling Vroegsignalering (TRV, met een indexering). De TZ had voor de TRV structurele investeringen gedaan en extra mensen aangetrokken. Zodoende heeft de TZ toen een claim gelegd. Ook de GGD wilde op de middelen aanspraak maken. De gemeenten zijn er voor dat de RSU gelabeld blijft en niet in het gemeentefonds opgaat. Dit geeft de meeste zekerheid dat het BTP wordt uitgevoerd en er geen middelen naar andere beleidsterreinen of naar het rijk gaan. De verantwoordingslast voor de instellingen is erg groot. Dat heeft ermee te maken dat zij geld uit allerlei verschillende potjes krijgen. Daarbij verschillen ook de eisen en het tijdstip van verantwoording per gemeente. Andere bronnen van financiering zijn: -
IMPULS (samen met BJZ) GSB (mobiele teams en Homestart) tijdelijke provinciale middelen voor het overnemen van de preventieve taken die BJZ nu afbouwt tijdelijke provinciale middelen voor opvoedings- en gezinsondersteuning (uitvoering bij GGD en TZ).
Het modelbesluit van de VNG heeft als uitgangspunt gefunctioneerd voor de verschillende subsidiecontracten per gemeente.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
63
Integraliteit Het BTP is integraal afgestemd. De uitvoering loopt vooruit op de okc’s. Vier van de zeven locaties betreffen gezamenlijke huisvesting. Ook hebben TZ en GGD een gezamenlijk kwaliteitsmanagementsysteem. Een integrale productbegroting komt volgend jaar als het landelijke format beschikbaar komt. Nu wordt de horizontale samenwerking ook belangrijker. Er zijn stappen gezet richting integratie. In de uitvoering is verbetering mogelijk. In de mobiele teams komen bijvoorbeeld de gegevens van de maatschappelijk werker niet altijd door bij de GGD (die daar als hoofdaannemer optreedt). Bij de GGD ontstaat daardoor weerstand om op te treden als hoofdaannemer. De afstand tot BJZ ervaren sommige gemeenten als te groot. Eigenlijk is er van integratie geen sprake. De uitvoering van de JGZ 0-19 zou eigenlijk door één organisatie gedaan moeten worden. Volgens de ene gemeente door de GGD. De andere gemeente heeft erg positieve ervaringen met de fusie van de TZ-organisaties voor de JGZ. Deze organisatie weet beter dan de GGD inzicht te geven in hun prestaties en de besteding van de middelen. Volgens deze gemeente zou deze organisatie moeten fuseren met het deel JGZ van de GGD. Dan ontstaat een transparante en slagvaardige geïntegreerde organisatie. Deze optie is extra aantrekkelijk aangezien de JGZ bij de GGD enigszins verdwijnt in een complex bestuurlijk samenwerkingsverband.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
64
Regioprofiel JGZ Zaanstreek-Waterland Organisatie en regie In 2002 is er een regionaal project gestart met een stuurgroep met vertegenwoordigers van negen gemeenten, de GGD en de thuiszorgorganisatie. In de voorbereidende ambtelijke werkgroep zijn vijf gemeenten vertegenwoordigd. Het doel is gesteld om de Jeugdgezondheidszorg zowel longitudinaal (van 0 tot 19 jaar) als horizontaal (met onder meer jeugdzorg) verder te integreren. In de regio Zaanstreek-Waterland voert de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg uit voor negen gemeenten. In de regio is een thuiszorgorganisatie (TZ) die de 0tot 4-jarigenzorg uitvoert. De GGD is hoofdaannemer en de TZ is onderaannemer. Het zou kunnen dat de GGD de 0- tot 4-jarigenzorg in de komende jaren gaat aanbesteden. De thuiszorgorganisatie is aan het fuseren. Er blijft een aparte werkunit die alleen voor deze regio werkt. Voor het uniform deel en het regionaal maatwerk geven de gemeenten de GGD jaarlijks een opdracht. De GGD sluit vervolgens een contract af met de thuiszorgorganisatie. In dit contract staan de producten en hun kosten gespecificeerd. Daarnaast is er lokaal maatwerk. De gemeenten weten van elkaar niet precies wat ze aan lokaal maatwerk inkopen. Niet iedere gemeente koopt lokaal maatwerk in. De thuiszorgorganisatie heeft in sommige gevallen maatwerkproducten overgedragen aan een andere thuiszorgorganisatie zonder dat de gemeente daarom vroeg. De verantwoording loopt andersom. De TZ verantwoordt zich formeel aan de GGD en de GGD aan de gemeenten. Voor de verantwoording zijn door de stuurgroep richtlijnen besproken en deze worden gehanteerd. De TZ rapporteert op eigen initiatief zeer uitgebreid, ook met een productenhandboek met daarbij de kosten. Daarnaast heeft de TZ ook jaarlijks een direct contact met de wethouder en de betrokken beleidsambtenaar per gemeente. De samenwerking met Bureau Jeugdzorg kan beter. Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) bekostigt de jeugdzorg. Dit is een verplicht en op overeenstemming gericht overleg. Een knelpunt is dat dit beleidsmatig onvoldoende met de JGZ is geïntegreerd. Er is wel een gemeentelijke regiefunctie, maar geen apart budget. Door de samenwerking in het verleden met BJZ zijn de instellingen gewend om elkaars institutionele grenzen te respecteren. Dat leidt soms tot erg veel
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
65
overleg en overhead. Zo is er een stuurgroep met vertegenwoordigers van vier instellingen voor een project met zes uur opvoedingsondersteuning per week. Beleid Een gemeente zet in op een zichtbaar centrum in de buurt dat tot 19 jaar doorgaat met informatie en advies voor ouders en kinderen (ouder en kindcentrum). Ook komt daar een verbinding met de jeugdzorg en het onderwijs. Speerpunten daarnaast zijn opvoedingsondersteuning, vangnet jeugd en middelengebruik. Bij de kleinere gemeenten is weinig kennis en capaciteit voor het beleid aanwezig. Er is wel een nota lokaal volksgezondheidbeleid. Deze is voor het grootste deel regionaal vastgesteld. Voor het beleid gebruiken zij gegevens van de GGD en de TZ. Het verkrijgen van informatie van Bureau Jeugdzorg (BJZ) kost veel moeite. Enige belemmeringen vanwege de privacy zijn overkomen, maar BJZ heeft weinig gegevens op wijkniveau. Dienstverlening Het Basistakenpakket (BTP) wordt nu geheel uitgevoerd. Volgens de gemeenten zou het goed zou zijn als er meer ruimte zou komen om het contactmoment op eigen wijze in te vullen. Zo zou voor het derde contactmoment met een vragenlijst een selectie kunnen worden gemaakt, zodat niet ieder kind onderzocht hoeft te worden. Elektronisch kinddossier De gemeenten hechten belang aan de introductie van het elektronisch kinddossier (EKD). Wel zou het EKD de klantvriendelijkheid kunnen verminderen, omdat de dokter meer naar zijn scherm dan naar de patiënt kijkt. Het EKD is duur. De kosten zijn geraamd op ongeveer 250.000 euro per jaar. Er was tussen de partijen ook discussie over het systeem. Eerst was de 50 euro extra per kind voor het EKD opzij gelegd, maar die is nu voor andere doeleinden aangewend. Het EKD is er nog niet en er is nog geen direct initiatief.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
66
Financiering De RSU wordt volledig besteed aan het uniform deel voor 0- tot 4-jarigen. De RSU is voldoende voor de uitvoering. Het geld dat uit de Tijdelijke regeling vroegsignalering (TRV) kwam, zetten de gemeenten in voor maatwerk 0-4. De gemeenten betalen voor de 4- tot 19-jarigenzorg een bijdrage per inwoner aan de GGD. De gemeenten weten niet of zij voor- of nadeelgemeente zijn, maar er zijn geen problemen in de financiering. De RSU wordt niet gezien als een belemmering voor de integratie. Een voordeel van het opgaan van RSU in het gemeentefonds, is dat de gemeenten dan bevrijd zijn van de afzonderlijke afrekeningen. Een gemeente betaalt lokaal maatwerk vanuit het gemeentefonds (GF) en de algemene reserve. Voor het project Raak in een grotere gemeente zijn aparte rijksmiddelen beschikbaar. Ook zet deze gemeente GSB-middelen in voor het opzetten van ouder en kindcentra. Andere projecten met GSB-middelen zijn de aanpak van het overgewicht en de toeleiding naar de ‘peuterspeelzaal plus’ (VVE). Ten slotte doet deze gemeente mee in een landelijk project voorzorg voor hoogzwangere vrouwen die hun eerste kind krijgen. Voor deze projecten geldt dat het initiatief soms kwam van de TZ, soms van de GGD en soms van de gemeente zelf. Integraliteit De integratie is nog niet gerealiseerd. Wel vindt de regio dat zij er goed mee bezig is. De integratie van de JGZ wordt nu overstegen door de komst van de Wmo. De regie van de gemeente zou beter tot zijn recht komen als de gemeenten meer nadruk zouden leggen op de prestaties in de uitvoering en minder op de geldstromen. Belangrijkste knelpunten In 2002 was de TZ erg proactief, terwijl de GGD minder goed was georganiseerd.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
67
Regioprofiel JGZ Amsterdam Organisatie en regie In de regio Amsterdam voert de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg uit voor Amsterdam en Diemen. De GGD voert in Amsterdam tevens grotendeels (85%) de 0- tot 4-jarigenzorg uit en de gehele 0- tot 4-jarigenzorg in Diemen. Een thuiszorgorganisatie doet de uitvoering van de overige 0- tot 4-jarigenzorg in Amsterdam (15%). Formeel doet de centrale stad de gehele aansturing van de 0- tot 4-jarigenzorg, dus zowel uniform als maatwerk. De stadsdelen sturen de gehele 4- tot 19-jarigenzorg aan. Er is een regiegroep jeugdgezondheidszorg met vertegenwoordigers van de stadsdelen, de GGD en later ook de thuiszorgorganisatie. Daarnaast functioneert een werkgroep jeugdgezondheidszorg. Met Diemen is een samenwerkingscontract in plaats van deelname in de Wet Gemeenschappelijke Regeling (WGR). Deze constructie wordt gedoogd. Met name de aansturing van de thuiszorgorganisatie is ingewikkeld. De gemeente en de GGD voelen zich niet echt gelegitimeerd om de thuiszorgorganisatie aan te spreken. De stadsdelen financieren de thuiszorg immers nog niet. Dan is het lastig als de thuiszorginstelling haar eigen weg kiest, zoals bij het elektronisch kinddossier. Op het moment dat de verantwoordelijkheid voor de 0- tot 4-jarigenzorg naar de stadsdelen wordt gedecentraliseerd, zal De thuiszorgorganisatie als onderaannemer van de GGD gaan functioneren. Op dit moment is de verhouding tussen GGD en thuiszorg niet helder. De RSU gaat van de stad naar de GGD. De GGD betaalt een deel daarvan door aan De thuiszorgorganisatie als een soort subsidie (formeel verleent de GGD geen subsidies). GGD en thuiszorg hebben gezamenlijk een productencatalogus opgesteld. De GGD werkt meestal vanuit een ouder en kindcentrum, terwijl de thuiszorg vanuit een gezondheidscentrum werkt. De thuiszorgorganisatie voert nu met name uniforme taken uit en een deel netwerkontwikkeling. Ook doet de thuiszorg soms maatwerk, zoals een zwangerschapscursus en opvoedingsondersteuning. In netwerken zitten twee verpleegkundigen, ook waar alleen de GGD actief is.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
68
Dienstverlening Het Basistakenpakket (BTP) wordt volledig uitgevoerd. Ook binnen het uniforme gedeelte is het nodig om meer op probleemgevallen te focussen. Bij het derde kind is bijvoorbeeld geen oudervoorlichting meer nodig. Maatwerk komt in gezamenlijkheid tussen de stadsdelen tot stand. De stadsdelen geven punten aan de producten uit de voorgestelde productencatalogus om prioriteiten aan te brengen. Dan wordt een aantal producten weggestreept op basis van de financiële (on)mogelijkheden. De stad is formeel gecommiteerd aan het resultaat uit het overleg. De inhoud van het maatwerk is zodoende in elk stadsdeel gelijk, het volume kan verschillen. Wel zijn er stadsdelen die daarnaast een eigen pluspakket inkopen, met name voor ouder en kindcentra. Amsterdam heeft een uitgebreid pakket aan maatwerk, zoals een extra huisbezoek en opvoedingsondersteuning. Diemen heeft veel minder maatwerk dan Amsterdam. Beleid De stadsdelen zijn nu intensiever betrokken bij de jeugdgezondheidszorg en hebben inhoudelijke kennis. Voor het beleid wordt gebruik gemaakt van rapportages van de GGD over de uitvoering en over algemene trends in de volksgezondheid uitgesplitst naar groepen en indirect naar stadsdelen. Er is een monitor in ontwikkeling die epidemiologische, zorg- en bedrijfvoeringsinformatie direct naar de stadsdelen herleidt. In jeugdbeleid is de ontwikkeling van ouder en kindcentra opgenomen. De ouder en kindcentra geven een slinger aan het denken omtrent de jeugdgezondheidszorg. Een kwartiermaker ouder en kindcentrum zou in het uniform deel moeten zitten. Financiering en verantwoording Middelen die voor de jeugdgezondheidszorg worden ingezet komen uit de RSU, gemeentefonds en stadsdeelfonds, Rijksgelden voor Bemoeizorg, regeling Buurt Onderwijs en Sport (BOS) en grotestedenbeleid (GSB). De zorgcoördinatie vangnet jeugd is gedeeltelijk door de stad betaald. Het is niet bekend of de RSU voldoende is voor de uitvoering van het Basistakenpakket. Amsterdam heeft geen principiële bezwaren tegen een mogelijke overgang van de middelen uit de RSU naar het gemeentefonds. Een nadeel is dat de middelen dan niet vanzelfsprekend meer naar de jeugdgezondheidszorg gaan. Aan de andere kant kan het resultaat daarvan juist ook zijn dat meer middelen worden besteed aan de jeugdgezondheidszorg.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
69
Voor het gezamenlijk pakket betalen de stadsdelen op basis van het aantal kinderen. Bij toetreding heeft de toetredende gemeente zorggedragen voor de frictiekosten. Elektronische kinddossier (EKD) De GGD is verder met het EKD dan de thuiszorg. In de loop van 2006 zijn de kinderen tot en met 5 jaar in het systeem ingevoerd. Bij de centrale stad zijn voor 2007 financiële middelen aangevraagd om alle kinderen tot en met 10 jaar in het systeem in te voeren. De overdracht van dossiers gaat via afspraken. Binnen de GGD gaat dat gemakkelijker. Integratie Voor het merendeel van Amsterdam is één uitvoeringsorganisatie actief. Deze situatie bestond reeds voor de wetswijziging in 2003. Binnen de GGD bestond toch een knip op 4 jaar, aangezien de centrale stad de 0- tot 4-jarigenzorg aanstuurde en de stadsdelen de 4- tot 19-jarigenzorg. De opzet van de introductie van ouder en kindcentra en de decentralisering is om de knip te verschuiven naar 12 jaar. In de huidige situatie is de aansturing van de thuiszorgorganisatie moeizaam. De stadsdelen zullen verantwoordelijk worden voor de gehele jeugdgezondheidszorg.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
70
Regioprofiel JGZ Amstelland De Meerlanden De regio bestaat uit de vijf gemeenten Haarlemmermeer, Aalsmeer, Uithoorn, Amstelveen en Ouder-Amstel. Momenteel is er een incongruentievraagstuk tussen de veiligheidsregio’s en de GGD-instellingen. Mogelijk zal de GGD Haarlemmermeer overgaan naar Kennemerland. Ook voor de vier kleinere gemeenten is nog onduidelijk tot welke regio ze zullen gaan behoren. Er bestaat een kans dat de regio Amstelland De meerlanden (AM) wordt opgeheven en opgaat in Kennemerland en/of Amsterdam. Organisatie De GGD doet de uitvoering van de gehele 0- tot 19-jarigenzorg voor de vijf gemeenten. Voor 1 januari 2006 deed een thuiszorgorganisatie de uitvoering van de 0- tot 4-jarigenzorg in de regio. Al het personeel voor de jeugdgezondheidszorg (JGZ) is overgegaan naar de GGD. Er is een intentieverklaring ondertekend en een sociaal statuut opgesteld. De vijf gemeenten houden een ambtelijk overleg welzijn en volksgezondheid en een ambtelijk overleg jeugd en onderwijs. Daarbij is een manager JGZ van de GGD aanwezig. Bij het portefeuillehoudersoverleg wordt de directeur van de GGD indien wenselijk uitgenodigd. Het management van de GGD heeft de reorganisatie operationeel aangestuurd. De gemeentelijke regiegroep heeft zich gericht op de financiële gevolgen en minder op de inhoud. De grootste belemmering bij de fusie waren de frictiekosten bij de thuiszorgorganisatie. De financiële transparantie van de thuiszorgorganisatie liet te wensen over. In een grote gemeente is een wethouder jeugd. Deze heeft de verantwoordelijkheid over de JGZ en de jeugdzorg (JZ). De rest van de GGD valt onder verantwoordelijkheid van de wethouder Zorg. In deze gemeente is een regiegroep jeugd. De uitvoerende instellingen hebben een netwerk opvoedingsondersteuning 0-12 jarigen. In een gemeente is een netwerk 0-6. In het netwerk voor oudere jeugd is de GGD niet vertegenwoordigd. Deze gemeente geeft aan dat de knip op 6 jaar bijna niet meer aanwezig is. Dienstverlening Het maatwerk wordt regionaal ingevuld. Dat gebeurde ook al toen de thuiszorgorganisatie nog de o-4 uitvoerde. Haarlemmermeer trad namens de vijf gemeenten op als opdrachtgever bij de besteding van de TRV-middelen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
71
In 2005 is een gezamenlijk productenboek opgesteld met een onderscheid tussen Basistakenpakket (BTP) en maatwerk. Het BTP wordt geheel uitgevoerd. Door de invoering van het BTP leveren verhuizingen geen problemen meer op voor de JGZ. De GGD stelt het productenboek eens in de twee jaar bij. Nieuwe activiteiten kunnen tussentijds worden opgenomen in een bijlage. Daarnaast kunnen gemeenten extra producten bij de GGD inkopen. De behoeften worden bepaald op basis van informatie van de GGD en uit contacten met lokale partners, zoals schoolbesturen. Voor de opvoedingsondersteuning werken GGD, thuiszorgorganisatie en Bureau Jeugdzorg (BJZ) samen. De cursussen zijn daarbij gemengd en verdeeld, ongeacht de leeftijd. Beleid De regionale nota VGZ heeft lokale paragrafen. Voor zover bekend zijn de speerpunten van het rijk daarin meegenomen. In een grote gemeente is eind 2004 de nota Jong vastgesteld. Momenteel vindt op dit moment een herijking van het jeugdbeleid plaats. In een andere gemeente is op dit moment geen actuele nota Jeugd. Daar is de ontwikkeling van ouder en kindcentra (okc) onderwerp van discussie. Momenteel verzorgt BJZ een opvoedspreekuur in het consultatiebureau. De vraag is hoe handig okc’s zijn als er meerdere kleine kernen in een gemeente liggen. In de grote gemeente is er voor de totstandkoming van een okc al een intentieverklaring met de betrokken partijen. Voor deze gemeemte is het duidelijk dat er niet in alle kernen een OKC komt. Van belang is dat de uitvoerende partners in alle kernen de samenwerkingsafspraken uitvoeren. Financiering en verantwoording De RSU gaat geheel naar de GGD. Een deel van de RSU wordt gebruikt om de frictiekosten te betalen. De TRV wordt nog als uitgangspunt genomen en is geïndexeerd. Voor de rest wordt de GGD betaald door een bedrag per inwoner te rekenen. Als de RSU in het gemeentefonds zou komen, krijgen de gemeenten misschien iets meer beleidsvrijheid. De verwachting is niet dat dit de solidariteit zou kunnen ondermijnen. Het is mogelijk dat de gemeenten bij het wegvallen van de RSU ook voor de 0- tot 4-jarigenzorg uiteindelijk de kosten zullen verdelen op basis van een bedrag per inwoner. Impuls-gelden worden onder andere ingezet om zorgmijders te bereiken.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
72
Integratie Zowel de gemeenten als het personeel zijn over de fusie tot nu toe tevreden. De klant heeft er weinig van gemerkt. Het is nog te vroeg om te zeggen dat de integratie is gelukt. Zolang de gemeenten tevreden zijn, bestaat er ook geen behoefte aan mogelijke andere uitvoerders. Het belangrijkste kenmerk van een integrale JGZ is een doorgaande lijn van 0 tot 19 jaar. De GGD neemt het voortouw voor een elektronisch kinddossier. Daarvoor zijn bij de GGD enige middelen gereserveerd. De grote gemeente volgt de ontwikkelingen rondom een verwijsindex. Een knelpunt zijn de wachtlijsten bij Bureau Jeugdzorg (BJZ). Op scholen zijn er leerkrachten en interne begeleiders die daarom stoppen met signaleren. Mede vanwege de kleine ruimte om te indiceren wordt het voortraject steeds belangrijker. Ook zou de informatievoorziening vanuit BJZ kunnen verbeteren.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
73
Regioprofiel JGZ Gooi en Vechtstreek Organisatie en regie De gemeenten hebben besloten de 0- tot 19-jarigenzorg per 1 januari 2004 bij de GGD onder te brengen. Voor 2003 voerde een thuiszorgorganisatie de 0tot 4-jarigenzorg uit en de GGD de 5- tot 19-jarigenzorg. In het tussenjaar 2003 ging de RSU naar de GGD en de GGD sloot een contract af met de thuiszorgorganisatie. Toen bleef het maatwerk onder de bevoegdheid van de gemeente zelf. De negen gemeenten werken samen in een gewest, waaronder de dienst GGD valt. De wethouders adviseren, maar het gewest besluit. Het gewest heeft eigen ambtenaren in dienst. De fusie is vanuit het gewest getrokken met een grote rol van de GGD. Er is regelmatig portefeuillehoudersoverleg. Er is een ambtelijke en een bestuurlijke stuurgroep. Daar worden zowel de wettelijke als de nietwettelijke taken kortgesloten. Dienstverlening Het Basistakenpakket wordt geheel uitgevoerd. Dit pakket is uitgebreid met onder meer opvoedingsondersteuning. In het gewest proberen de gemeenten het maatwerk zoveel mogelijk parallel te laten lopen. Er zijn weinig verschillen tussen de gemeenten. Er is elke vier jaar een epidemiologisch onderzoek toegespitst op de jeugd van 12 tot 23 jaar. Beleid Het gewest maakt beleid omtrent de volksgezondheid. De regionale nota volksgezondheid heeft negen gemeentelijke nota's als bijlagen. De landelijke speerpunten zijn meegenomen. Het onderwerp zorg ligt bij de gemeenten. Alle stukken komen altijd in het portefeuillehoudersoverleg en worden ambtelijk voorbereid. In sommige gemeenten is een nota jeugdbeleid. De verbinding van de jeugdgezondheidszorg met aangrenzende beleidsterreinen komt op verschillende manieren tot stand. Zo is de GGD actief betrokken in het gewestelijke platform jeugd. Bij de GGD zit ook een onderdeel sport. De GGD gaat verbouwen. Dan komt Bureau Jeugdzorg daar waarschijnlijk bij, net als bureau leerplicht. In een gemeente is een coördinerende wethouder jeugd die naast jeugdgezondheidszorg betrokken is bij onderwijs, sport, jongerenhuisvestigng en jeugdzorg.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
74
Financiering en verantwoording De kosten voor de jeugdgezondheidszorg worden verdeeld op basis van het aantal inwoners. Daarnaast worden de RSU en middelen uit de voormalige regeling TRV ingezet. Middelen uit de TRV zijn ook gebruikt voor de desintegratiekosten. De productbegroting is transparant en het jaarverslag is concreet. De terugkoppeling naar het bestuurlijk overleg is goed. De RSU is niet nadelig. Het is voldoende voor de uitvoering. Voorheen waren de kosten bij de thuiszorgorganisatie aanzienlijk hoger. De gemeenten zijn voorstander om de middelen uit de RSU op te laten gaan in het gemeentefonds. Een mogelijk nadeel van een opgang in het gemeentefonds is dat de hoogte van de middelen voor de regio nadelig kan veranderen. Er zijn ervaringen geweest dat middelen die naar het gemeentefonds zijn gegaan (in de loop der tijd) gekort worden. Elektronische kinddossier (EKD) Het EKD wordt volgend jaar als pilot ingevoerd. Extra geld van het rijk zou welkom zijn. Binnen de GGD zijn de gemeenten voor de introductie van het EKD aan het sparen met het overschot uit de vorige jaren. Integratie Het ambitieniveau is grotendeels bereikt. De aansturing is door het gewest en de GGD doet de uitvoering voor de gehele 0- tot 19jarigenzorg. Volgens de gemeenten is de knip verdwenen en er is een klantvolgsysteem. Een ISOcertificatie wordt nagestreefd voor delen van de jeugdgezondheidszorg. Per 1 januari 2005 zijn 100 mensen van de thuiszorg overgegaan naar de GGD, zonder ontslagen en tot volle tevredenheid van de GGD. Ook de panden zijn overgenomen. Er is een kwaliteitsslag gemaakt, waarbij alle medewerkers scholing kregen. Iedereen is bij de GGD ondergebracht in geïntegreerde afdelingen. Het imago van de GGD is sterk en de medewerkers lijken zich thuis te voelen. De GGD werkt nu transparanter en levert wettelijke en plusproducten. Toch is de reorganisatie pas kort geleden en zal de GGD het in de komende jaren moeten gaan bewijzen. Dan is het bijvoorbeeld de vraag in hoeverre er financieel voordeel wordt behaald en in hoeverre de knip daadwerkelijk is verdwenen. Het onderbrengen van de gehele 0- tot 19-jarigenzorg vergde een zware onderhandeling met de thuiszorg. De ontvlechtingskosten en de frictiekosten moesten worden vastgesteld. Daarbij kwam dat de financiën bij de thuiszorg erg ondoorzichtig waren. Bij de thuiszorg moest een digitaliseringsslag gemaakt worden. Frictiekosten worden in drie jaar betaald en afgebouwd.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
75
Met de vakbonden zijn convenanten afgesloten. Mensen van 60 jaar en ouder zijn officieel nog in dienst bij de thuiszorg in verband met de OBU-regeling (anders zouden ze bij het ABP komen).
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
76
Regioprofiel JGZ Utrecht Organisatie en regie De GG&GD Utrecht voert voor de gemeente Utrecht de 4- tot 19-jarigenzorg uit. Voor de uitvoering van de 0- tot 4-jarigenzorg schakelt de GGD twee thuiszorgorganisaties in. De GGD functioneert als hoofdaannemer voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg, en de thuiszorgorganisaties als onderaannemers. De GG&GD heeft een subsidierelatie met de thuiszorginstellingen. De rol van de gemeente als regisseur van de JGZ is in de subsidierelatie vastgelegd. In de subsidieverordening maken de partijen afspraken over de te leveren prestaties, de financiering en de wijze van rapporteren. De thuiszorg rapporteert aan de GG&GD, en de GG&GD rapporteert vervolgens aan het gemeentebestuur. In de stuurgroep jeugdgezondheidszorg hebben de gemeente, de GG&GD en de thuiszorgorganisaties zitting. De gemeente treedt op als regisseur voor de afstemming binnen de keten. Dienstverlening De GG&GD voert het basistakenpakket 4-19 geheel uit. Dat is niet het geval voor de thuiszorgorganisaties, als gevolg van financieel tekort. Door de invoering van het BTP is er in het 4- tot 19-jarigendeel een contactmoment (dat eerder was geschrapt in verband met bezuinigingen) weer ingevoerd. De gemeente ervaart het basistakenpakket als een obstakel om invulling te geven aan de eigen ambities. In het basistakenpakket is relatief veel aandacht voor gezonde kinderen en er is te weinig ruimte om in te spelen op problemen in de stad. De gemeente vindt het ‘zonde’ een arts in te zetten voor screening. Het voorstel om een contactmoment 4 tot 19 jaar te schrappen om financiële ruimte te creëren voor maatwerk, heeft het niet gehaald. De gemeente houdt vast aan het BTP. De gemeente koopt niet veel maatwerk in. Om het maatwerk te bepalen, maakt de gemeente gebruik van de signalering en de informatie van de uitvoeringsorganisaties. Met maatwerk wordt vastgelegd in een jaarplan. Er is een apart aanbod voor het maatwerk 0-4 en het maatwerk 4-19.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
77
Beleid In de Zorgnota heeft de gemeente een link gelegd tussen jeugdzorg en de jeugdgezondheidszorg. De gemeente is bezig met het ontwikkelen van plannen ten aanzien van de ouder en kindcentra. De gemeente ziet hier voor de JGZ een uitvoeringsregie: het volgen van de kinderen die zijn doorverwezen. Ten aanzien van de invoering van het EKD worden de landelijke ontwikkelingen afgewacht. De organisaties hebben zich wel voorbereid. De werkprocessen worden in kaart gebracht. Er wordt nu een integraal papieren dossier gebruikt. Financiering en verantwoording De RSU wordt volledig ‘doorgesluisd’ naar de thuiszorgorganisaties. Deze kunnen met de beschikbare middelen uit de RSU niet het volledige uniforme deel 0-4 uitvoeren. De gemeente vindt dit het probleem van de thuiszorg. De thuiszorgorganisatie voert daarom het uniforme deel marginaal uit. Door de uitbreiding van Utrecht (Vinex-locatie), heeft Utrecht relatief veel jonge kinderen. Dit is een van de oorzaken waarom de RSU tekortschiet. De gemeente Utrecht is voorstander om de RSU over te hevelen naar het gemeentefonds. Niet alleen vanwege de nadelige verdeling in de RSU voor Utrecht, maar ook om meer lokale keuzes te maken, voor zover mogelijk met het bestaande basistakenpakket. Integratie De gemeente heeft veel tijd en energie geïnvesteerd in de bevordering van de integratie van de jeugdgezondheidszorg. Het resultaat is dat de partijen nu beter afstemmen dan voorheen, met de GG&GD als hoofdaannemer. Momenteel zijn de capaciteiten en competenties van de verschillende organisaties bekend en gebruiken de organisaties de kennis van elkaar (bijvoorbeeld de inzet van een diëtist van de thuiszorg bij een project overgewicht van de GGD) . Bij het uitwerken van de epidemiologische gegevens per wijk, wordt de 0-4 en de 4-19 betrokken. Gezamenlijk hebben beide organisaties een goed netwerk. De gemeente heeft veel ‘last’ van het feit dat zij met meerdere organisaties te maken heeft. Dit vraagt veel afstemming en tijd. De organisaties zijn qua kostenstructuur anders en de uitvoering van het 0- tot 4-jarigendeel verschilt tussen beide thuiszorgorganisaties. De gemeente ziet veel voordelen in een uitvoeringsorganisatie.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
78
Regioprofiel JGZ Midden-Nederland Organisatie Voor de 21 gemeenten in de regio Midden Nederland wordt de 0- tot 4-jarigenzorg uitgevoerd door drie thuiszorgorganisaties. De GGD voert de 4tot 19-jarigenzorg uit. De GGD wordt bestuurlijk aangestuurd via het AB en het DB. Jeugdgezondheidszorg wordt inhoudelijk behandeld in het DB. Het DB wordt met een ambtelijk overleg ondersteund waarbij de GGD de secretaris levert. De gemeenten nemen van de GGD naast een regionaal maatwerkpakket, ook een individueel pakket af. Eens per jaar hebben de gemeenten bestuurlijk overleg met de thuiszorg op regionaal niveau. In het laatste overleg is de solidariteit tussen de gemeenten voor wat betreft de bekostiging van het uniforme deel aan de orde gekomen. Iedere gemeente overlegt daarnaast op bestuurlijk niveau ook eens per jaar individueel met de thuiszorg. Op ambtelijk niveau hebben de gemeenten meerdere malen per jaar individueel overleg met de thuiszorg over de invulling van het maatwerk. Er is geen regionaal overleg. De gemeenten hebben voor de aansturing van het maatwerk ook gezamenlijke gesprekken met de thuiszorg als de GGD. Vormgeving integratie In 2004 is een project gestart met alle gemeenten, de GGD en de drie thuiszorgorganisaties. Er is hiervoor géén convenant of iets dergelijks maar wel afzonderlijke raadsbesluiten. Onderwerpen in het project zijn onder meer: hoe voert de gemeente regie, welk maatwerk wordt (regionaal) afgenomen. Het uitgangspunt daarbij is ‘uitwerking lokaal, tenzij …’. Om de integratie tot stand te brengen, is een regiegroep met een externe begeleider ingesteld. De integratie beperkt zich nu nog vooral tot samenwerking op maatwerkproducten en afstemmen van overige ontwikkelingen. Het VNG-model is gebruikt als basis voor de subsidieverordening. Een van de knelpunten bij de integratie is het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg waar de kwaliteit van de GGD onder de maat is. De kwaliteit moet dus omhoog. Hiervoor zijn meer middelen nodig. De gemeenten willen echter niet meer geld kwijt aan uitvoering JGZ. Om BTP op een voldoende kwalitatieve manier uit te voeren, staan de maatwerkgelden onder druk.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
79
Er is veel overleg door de het grote aantal organisaties waarmee alles wordt afgestemd. Eén gemeente geeft aan te weinig beleidscapaciteit te hebben voor het uitvoeren van de regierol. Dienstverlening Het is de intentie om het basistakenpakket volledig uit te voeren. Eén van de gemeenten waarmee gesproken is, betiteld het BTP als een handige richtlijn. De focus van het BTP moet op de gehele doelgroep blijven. Bij verenging van het pakket worden mogelijk nieuwe risicogroepen gecreëerd. Het maatwerk staat dus onder druk door de kwaliteitsverhoging die nodig is om te voldoen aan de normen van de inspectie. Een deel van het maatwerk is regionaal, de rest wordt lokaal ingevuld. Het maatwerk wordt afgenomen op basis van eigen informatie en die van de uitvoerders. Daarnaast worden landelijke en GGD-onderzoeken gebruikt. De knip tussen uniform en maatwerk is bij de GGD niet helder. Soms ontvangt de gemeente een extra rekening voor maatwerk, maar niet voor al het maatwerk. Beleid In één van de gemeenten is JGZ enkel nog maar opgenomen in de nota ‘Lokaal Volksgezondheid’. Dit betreft wel JGZ zonder knip. De gemeente vindt zichzelf nog niet integraal voor wat betreft de JGZ. Dit is in ontwikkeling. Huidige ‘Nota lokaal VG’ is door de GGD geschreven, waarna de regiogemeenten dit lokaal hebben ingevuld. Er zijn ambtelijke overleggen waarin het een en ander over de JGZ wordt afgestemd. Zowel de GGD als de thuiszorg worden door de gemeenten via het maatwerk ingezet op andere beleidsterreinen. Bijvoorbeeld via de BOS-impuls. Daarnaast is er het project ‘Samenhang op scherp’ waarin provincie en gemeenten de terugtrekking van Bureau Jeugdzorg opvullen. Eén gemeente geeft aan te weinig beleidscapaciteit beschikbaar te hebben om de regierol goed uit te kunnen voeren.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
80
Financiering en verantwoording Aan het uniforme deel 0-4 wordt de volledige RSU besteed. Deze is taakstellend voor de thuiszorgorganisaties. Het maatwerk is ter hoogte van de oude TRV-middelen. Gedurende het jaar heeft de gemeente overleg met de thuiszorg over de besteding van de maatwerkgelden. Het kan zijn dat de gelden voor een ander maatwerkproduct worden aangewend. De GGD verantwoordt zich met het reguliere jaarverslag en –rekening. De thuiszorg verantwoordt zich op basis va de prestatieafspraken die ieder jaar worden gemaakt. Vooral bij JGZ 4-19 is onduidelijk wat er allemaal wordt gedaan. Wat is uniform en wat is maatwerk? Gemeenten ontvangen soms een nota voor maatwerk, zonder dat precies duidelijk is waarom. Het is onbekend of de gemeenten voor- of nadeelgemeenten zijn. Bij één van de gemeente verschilt dit per jaar. De thuiszorgorganisatie heeft gemeenten in een subregionaal overleg gevraagd om de verschillen per gemeente intern te mogen verrekenen. Voorlopig gaan de gemeenten hiermee akkoord. De voorkeur van één van de gemeenten is dat de RSU gelabeld blijft, omdat de middelen anders een andere bestemming kunnen krijgen. Over de besteding van € 50,00 per geboorte wordt in regionaal verband over nagedacht. Oordeel over integratie De gemeenten zijn van mening dat de partijen op de goede weg zijn om tot integratie te komen, maar ze zijn er nog lang niet. De basishouding van de partijen ten opzichte van elkaar is ten goede veranderd. De integratie beperkt zich nu nog vooral tot het maatwerk en projecten, bijvoorbeeld via de zorgteams waarin zowel de GGD en de thuiszorg naast elkaar functioneren. De gemeente heeft nog niet helder welke organisatievorm het beste is voor de uitvoerig van de integrale JGZ. Mogelijk is dit één organisatie, maar dit is niet binnen één of twee jaar te bereiken. Er is veel overleg door het grote aantal organisaties; er moet veel afgestemd worden.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
81
Regioprofiel JGZ Noord-Veluwe Organisatie In de regio Noord-Veluwe is één thuiszorgorganisatie actief voor de 0- tot 4-jarigenzorg. De GGD is verantwoordelijk voor de 4- tot 19-jarigenzorg. De GGD is onderdeel van de gemeenschappelijke regeling Regio NoordVeluwe. Het Dagelijks Bestuur (DB) wordt voor de aansturing van de GGD geadviseerd door het portefeuillehoudersoverleg JGZ. Het portefeuillehoudersoverleg wordt ambtelijk ondersteund. De thuiszorg wordt door de beleidsambtenaar van de afzonderlijke gemeente aangestuurd via de subsidieovereenkomst. Vormgeving integratie Voor de integratie is een Regiegroep geformeerd waarin ook de thuiszorg en de GGD zitten. Via de Regiegroep worden de GGD en de thuiszorg gezamenlijk aangestuurd. De Regiegroep wordt ambtelijk ondersteund door een werkgroep. Deze werkgroep wordt beleidsinhoudelijk ondersteund door de uitvoerders. De gemeenten hebben de thuiszorg en GGD opdracht gegeven samen met projecten voor 0-19 te komen waaruit de gemeenten kunnen kiezen. Er zijn gezamenlijk projecten tussen de GGD en de thuiszorg voor het elektronisch kinddossier (EKD) en personeelsuitwisseling. Dienstverlening Het Basistakenpakket wordt volledig uitgevoerd. Uitvoerders komen met voorstellen voor wat betreft het maatwerk. Er zijn geen gemeentelijk verzoeken om projecten te organiseren voor bepaalde onderwerpen. De gemeenten proberen te komen tot een meer vraaggestuurd aanbod. Beleid De gemeenten proberen vooral aansluiting te bereiken van JGZ met Jeugdbeleid. In een van de gemeenten is JGZ onderdeel van het Jeugdbeleid, in de andere komt JGZ enkel expliciet voor in de Lokale nota Volksgezondheid. Via de stuurgroep Jeugd wordt op lokaal niveau informatie ingewonnen op basis waarvan de gemeente beleid maakt. Via maatwerk worden de uitvoerders ingezet voor samenwerking met andere disciplines.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
82
Financiering en verantwoording De thuiszorg ontvangt het volledige bedrag RSU voor de uitvoering van het uniforme deel 0-4. De GGD rekent de gemeenten af op basis van een bijdrage per inwoner. De gemeenten hebben voor maatwerk 0-4 de voormalige TRV-middelen beschikbaar. De uitvoeringsorganisaties doen hier (al dan niet gezamenlijk) bestedingsvoorstellen voor. Er worden geen extra eigen middelen ingezet. Het maatwerk 4-19 is veelal regionaal. De gemeenten waarmee gesproken is zijn beide nadeelgemeente. Er is geen verrekeningsystematiek tussen de gemeenten afgesproken. De gemeenten vangen de tekorten nu zelf op. Een van de gemeenten kan dit doen met overschotten van de RSU uit een vorig jaar. De gemeenten kopen gezamenlijk maatwerk in (dezelfde producten). De gemeenten zijn van mening dat de overheveling van de RSU naar het gemeentefonds niet veel zal uitmaken voor de besteding van het geld. De voormalige TRV-gelden worden immers ook nog steeds besteed aan JGZ. Oordeel over integratie Beide gemeenten zijn van mening dat er een start is gemaakt met de integratie. Er moet echter ook nog veel gebeuren om te kunnen spreken van daadwerkelijke integratie. Nu nog beperkt de integratie zich tot gezamenlijke projecten, personeelsuitwisseling en de samenwerking rond het EKD. De gemeenten hebben geen uitgesproken toekomstbeeld voor de integrale JGZ.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
83
Regioprofiel JGZ Gelre-IJssel Organisatie In de regio Gelre-IJssel zijn naast de GGD drie thuiszorgorganisaties actief voor de jeugdgezondheidszorg (JGZ). De regio omslaat vijftien gemeenten. De thuiszorg wordt voornamelijk aangestuurd via een subsidierelatie. Het maatwerk wordt via de ambtenaar met de thuiszorg afgestemd. De gemeenten achten het wenselijk om de bestuurlijke betrokkenheid bij de activiteiten van de thuiszorg te vergroten. De (financiële) knelpunten komen namelijk (hoger) op de politieke agenda en de koppeling aan andere beleidsterreinen (onderwijs, jeugd) kan nader worden uitgewerkt (sluitende (zorg)keten). De GGD wordt aangestuurd via het Algemeen Bestuur (AB) en het Dagelijks Bestuur (DB). Wat betreft de inhoudelijke aansturing is er een portefeuillehoudersoverleg Volksgezondheid. Dit overleg wordt inhoudelijk ambtelijk voorbereid en ondersteund. Vormgeving integratie De projectgroep Integrale Jeugdgezondheidszorg Stedendriehoek (IJS) werkt aan verdere afstemming en samenwerking in de jeugdgezondheidszorg. Aan de stuurgroep nemen deel drie thuiszorgorganisaties, de GGD en een aantal gemeenten in de subregio Stedendriehoek. De stuurgroep heeft in 2004 voorstellen gedaan voor regionale samenwerking op drie terreinen: het Basistakenpakket, registratie/monitoring/elektronisch dossier en de organisatie- en communicatiestructuur. Dit heeft onder meer geleid tot de opdracht voor een pilot, waarbij laagdrempelige jeugdgezondheidszorg wordt aangeboden in een wijk. Dat betekent in de praktijk dat het consultatiebureau, een opvoedingsspreekuur en de onderzoeken van de jeugdarts, logopedist en jeugdverpleegkundige onder één dak plaatsvinden. Deze pilot is in 2005 van start gegaan. In het project wordt ervan uitgegaan dat er één virtuele organisatie JGZ is. Daarnaast is er een gezamenlijk opvoedingsspreekuur van start gegaan in een kleinere subregio. Ook werd in overleg met de diverse partners een protocol kindermishandeling opgesteld. In de subregio Achterhoek is ook een stuurgroep met projectgroep en werkgroepen ingesteld. Hiervoor is een convenant afgesloten tussen gemeenten, GGD en thuiszorg. Deze afspraak geldt nog steeds (ook na de fusie van de GGD). Dit naar aanleiding van een discussienota van 17 gemeenten. In de projectgroep zitten de GGD en één thuiszorgorganisatie. De integratie is vormgegeven via de inhoudelijke en randvoorwaardelijke kant.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
84
Inhoudelijk bijvoorbeeld epidemiologie (wat een knelpunt was) en randvoorwaardelijk via HKZ, protocollen en het EKD). De GGD en de thuiszorg werken aan integratie via de projecten Overgewicht en videohometraining. Dienstverlening Het Basistakenpakket wordt volledig uitgevoerd. De drie gemeenten waarmee gesproken is zijn eensgezind over het uniforme deel van het Basistakenpakket. Alle drie vinden zij dat dit pakket niet voldoende rekening houdt met de lokale situatie. Daarnaast vinden zij dat er meer focus op risicokinderen moet zijn. Het maatwerkdeel is wel erg mager ten opzichte van het uniforme deel. De gemeenten maken voor het maatwerk aparte afspraken met de GGD en de thuiszorgorganisaties. Dit gebeurt per jaar. In één subregio zijn langetermijnafspraken gemaakt die jaarlijks door de gemeenten worden bekrachtigd. De gemeenten geven aan dat zij relatief weinig maatwerk van de beide organisaties afnemen ten opzichte van het uniforme deel. De informatie die de gemeenten gebruiken voor het bepalen welk maatwerk zij afnemen, is afkomstig uit de onderzoeken van de GGD en van eigen beleidsprioriteiten. Beleid De gemeenten benaderen JGZ integraal. Een van de gemeenten benaderd JGZ vanuit de sociale structuurvisie waarin ook onderwijs en het jeugdbeleid zijn opgenomen. Een van de gemeenten heeft aangegeven in de toekomst meer integraal te willen werken. De gemeenten zetten de uitvoerders JGZ ook in op andere terreinen dan JGZ. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de netwerken en in de voorzieningen die een van de gemeenten creëert op straat- en wijkniveau waarbij alle organisaties rondom jeugd betrokken zijn. Financiering en verantwoording Aan de 0- tot 4-jarigenzorg besteden de gemeenten voor het uniforme deel de RSU. Voor het maatwerkdeel zetten de gemeenten eigen middelen in (het is niet duidelijk of dit in alle subregio’s ook ter hoogte van de TRV-middelen is, in één in ieder geval wel). Een van de gemeenten gebruikt een deel van de voormalige TRV-gelden voor maatwerk 0-4 en een deel voor het maatwerk 4-19. Een andere gemeente zet naast eigen middelen ook rijksmiddelen in zoals de BOS-impuls en middelen uit het grotestedenbeleid.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
85
Twee van de drie gemeenten hebben in 2006 een tekort voor het uniforme deel 0-4. Dit wordt door de gemeenten zelf opgevangen door het aanwenden van additionele geldstromen of door het overschot van het vorige jaar te gebruiken. Daarnaast mist een van de gemeenten middelen om de JGZ verder te ontwikkelen. Er zijn nu bijvoorbeeld geen middelen beschikbaar om beleid (wetenschappelijk) te evalueren. Een van de drie gemeenten is voordeelgemeente, voor de andere twee is dit onbekend. Er is momenteel geen verrekening tussen voor- en nadeelgemeenten. In één subregio is hierover een discussie gaande. Alle drie de gemeenten waarmee gesproken is willen graag dat de RSU via het gemeentefonds gaat lopen. Daaraan stellen zij wel het vereiste dat zij zelf meer prioriteiten mogen stellen dan nu het geval is. In twee gemeenten is de 50 euro extra per geboren kind nog onbestemd. In een van de gemeenten wordt dit aan opvoedingsondersteuning besteed. Zowel de GGD als de thuiszorgorganisaties verantwoorden zich met een inhoudelijk en financieel verslag. Een van de gemeenten gebruikt hiervoor het model subsidieverordening als basis. Voor de andere twee is het gebruik van het model onbekend. Een van de gemeenten geeft aan dat de inzet van de GGD voor de JGZ nog onduidelijk is. Integratie Met de pilots en projecten is een goede start gemaakt met de integratie. De gemeenten vinden dat de GGD en thuiszorg elkaar nu beter vinden dan voorheen. De gemeenten maken de kanttekening dat integratie veel meer inhoudt dan nu het geval is. Over de toekomst van de JGZ denken de gemeenten niet hetzelfde. Een van de gemeenten wil graag een aanspreekpunt en daarmee één organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de JGZ. Voor de andere twee gemeenten is de gewenste structuur nog niet helder. JGZ wordt voor die gemeenten steeds meer een integraal onderdeel van de keten Jeugd. De organisatiestructuur is daarbij volgend aan de inhoud. Een van de gemeente geeft expliciet aan dat zij de GGD wil sturen op zaken die zij (de gemeente) ook zelf kan bepalen. Andere (geprotocolleerde) taken kunnen op een regionaal niveau aangestuurd worden.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
86
Regioprofiel JGZ Gelderland Midden Organisatie In de regio Gelderland Midden voeren twee thuiszorgorganisaties de 0- tot 4-jarigenzorg uit en de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg. De GGD is onderdeel van de Hulpverleningsdienst Gelderland Midden. De regio bestaat uit 16 gemeenten. De thuiszorg wordt aangestuurd via een subsidierelatie. Het is de ambtenaar van de individuele gemeente die de afspraken maakt met de thuiszorg over het pakket. De subsidieverordening wordt door het college vastgesteld. Jaarlijks is er een bestuurlijk gesprek tussen de gemeente en de thuiszorg. De GGD wordt aangestuurd via het Algemeen Bestuur (AB) en het Dagelijks Bestuur (DB) van de Hulpverleningsdienst. JGZ is in het DB een van de onderwerpen. Op subregionaal niveau zijn er verschillende overleggen tussen portefeuillehouders Volksgezondheid waarin ook JGZ wordt behandeld. In die overleggen worden de uitvoerders uitgenodigd wanneer dat van toepassing is. De overleggen worden ambtelijk ondersteund. Vormgeving integratie Eigenlijke start van de integratie was in 2004 door het opstellen van een kadernota JGZ. De uitgangspunten in die nota zijn onder meer: één gezamenlijke aanpak, budgetneutrale integratie, beleidsuitgangspunten formuleren. Eerst is dit een ambtelijke verkenning geweest met GGD en thuiszorg, vervolgens is het stuk naar de portefeuillehouders gegaan voor akkoord, daarna hebben de raden ermee ingestemd. De GGD en de thuiszorg gaan in opdracht van de gemeenten in 2006 één aanbod en projectvoorstel doen om de integratie vorm te geven. Een van de knelpunten bij het integratieproces is de incongruentie van de GGD en de thuiszorg(regio’s). Dit leidt tot versnippering. Een van de gemeenten geeft aan last te hebben van wat in een andere subregio wordt afgesproken. Dienstverlening Het Basistakenpakket (BTP) wordt volledig uitgevoerd. De gemeenten denken verschillend over het BTP. Een van de gemeenten vindt het een te strak keurslijf en heeft liever meer focus op risicokinderen. Het BTP is volgens deze gemeente een verschaling ten opzichte van het oude pakket. Het rijk zou meer vertrouwen moeten hebben in gemeentelijk functioneren, een BTP past daar niet bij.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
87
De andere gemeente waarmee gesproken is vindt het BTP juist heel wenselijk. In de subregio van deze gemeente is veel discussie geweest over de invulling van de ruimtes in het pakket. Dat zou bij strakkere voorschriften niet zijn gebeurd. Deze gemeente is wel van mening dat voor de uitvoering van het BTP meer middelen beschikbaar moet komen. De GGD heeft een visiedocument opgesteld waarin ‘het BTP’ meer gericht op risicokinderen wordt uitgevoerd. Dit is aan de IGZ en het RIVM voorgelegd. Het nieuwe pakket past in de redenering van de gemeenten om JGZ meer vanuit het Jeugdbeleid te benaderen. Door een van de gemeenten wordt het maatwerk ineens aanbesteed, de organisaties doen nog wel per organisatie een aanbod om hun deel in te vullen. In de andere gemeente is het maatwerk vooral een voortzetting van het huidige pakket. Het maatwerk 0-4 wordt daar door de thuiszorg voorgesteld. Het maatwerk 4-19 zijn vooral regionale diensten. Beleid In een van de beide gemeenten is JGZ onderdeel van het Jeugdbeleid. In de andere gemeente wordt JGZ integraal benaderd doordat er één ambtenaar is, die naast JGZ ook jeugd en welzijn in haar portefeuille heeft. De lokale nota VGZ is door de GGD opgesteld en later lokaal door de gemeenten aangevuld. De gemeenten zetten de uitvoerders JGZ niet expliciet in op andere terreinen dan JGZ. Financiering en verantwoording De geldstromen die naar de thuiszorg gaan zijn de RSU voor het uniforme deel en eigen middelen (minimaal ter hoogte van de TRV) voor maatwerk 0-4. De GGD rekent de gemeente af per afgenomen product per inwoner. De gemeenten geven aan dat zij vooral voor het maatwerk middelen te kort komen. Het is de gemeenten onbekend of zij voor- of nadeelgemeente zijn voor wat betreft de RSU. Er zijn geen afspraken over verrekening of iets dergelijks in de regio. De gemeenten denken verschillend over het overhevelen van de RSU naar het gemeentefonds. Een van de gemeenten geeft aan dat JGZ een lokale verantwoordelijkheid is en dat de financiering hier op afgestemd moet worden; dus via het gemeentefonds. De andere gemeente geeft aan dat JGZ geen prioriteit heeft en wanneer de middelen via een algemene uitkering naar de gemeente komen het niet zeker is dat de middelen ook aan JGZ worden besteed.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
88
In één gemeente wordt de 50 euro extra per geboren kind gebruikt voor de voortzetting van het project Samen Starten. In de andere gemeente is de 50 euro nog onbestemd. De GGD verantwoordt zich via het reguliere jaarverslag en de jaarrekening. De thuiszorg via een jaarverslag. De RSU wordt verantwoord via de jaarrekening van de gemeente zelf. Oordeel over integratie De gemeenten zijn van oordeel dat het integratieproces nog lang niet voltooid is. Het is wel de moeite waard om door te zetten. Voorbeeld van integratie is het multifunctionele centrum waarin ook de GGD en de thuiszorg participeren. Groot voordeel van dit hele proces is volgens een van de gemeenten ook de toenadering van beide organisatie naar elkaar en naar de gemeente. Een van de gemeenten merkt op dat de gemeenten tijdens het integratieproces niet begeleid zijn door het rijk zoals dat nu wel gebeurt met de Wmo; dat had de integratie positief kunnen beïnvloeden. In de nabije toekomst zal JGZ volgens een van de gemeenten nog meer onderdeel gaan uitmaken van het Jeugdbeleid. De gemeentelijke regie zou meer vorm moeten krijgen, nu is er nog een veel te star pakket.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
89
Regioprofiel JGZ Nijmegen Organisatie In de regio Nijmegen voert de GGD de gehele 0- tot 19-jarigenzorg uit voor tien gemeenten. De GGD wordt aangestuurd door het Algemeen Bestuur (AB) en het Dagelijks Bestuur (DB). Inhoudelijk wordt de JGZ aangestuurd door het portefeuilleoverleg Onderwijs & Jeugd. Daarnaast is er ook een portefeuilleoverleg Zorg & Welzijn. Momenteel is er door de gemeenten een extra bestuurscommissie ingesteld vanwege de financiële tekorten van de GGD. Hierin hebben de portefeuillehouders Financiën zitting. Vormgeving integratie In 2002 is de 0- tot 4-jarigenzorg van de thuiszorg door de GGD overgenomen. De overname is ingegeven op directieniveau. De directeur van de thuiszorgorganisatie is oud-secretaris van een van de tien gemeenten binnen de GGD. De thuiszorgorganisatie was bezig met een kerntakendiscussie en tegelijkertijd was de GGD bezig om organisatorisch draagvlak te vinden. Met de fusie is al het personeel voor de 0- tot 4-jarigenzorg van de thuiszorg overgegaan naar de GGD. Voor de fusie is als pilot voor geïntegreerde 0- tot 19-jarigenzorg 2 miljoen gulden subsidie ontvangen van het rijk. De subsidie is onder andere gebruikt als afkoopsom voor de thuiszorgorganisatie en voor het oplossen van organisatorische en managementvraagstukken. De gemeenten zijn positief over de fusie. De fusie is goed en constructief verlopen, onder andere door de constructieve houding van partijen maar vooral van hun medewerkers. De gemeenten hebben veel waardering voor het werk van de GGD (veel werk met weinig fte’s). Het doel om al het personeel in te gaan zetten voor 0-19 lukt nog niet. Hoewel iedereen binnen de GGD is aangesteld als 0-19 medewerker en de scheiding vanaf de buitenkant niet meer is waar te nemen, is er nog steeds een vorm van scheiding binnen de GGD (0-4 en 4-19). Er is een vorm van specialisatie nodig, de voorkeur van de GGD gaat uit naar 0-12 en 12-19 jaar. Veel van de maatwerkmiddelen werden bij de start van de fusie gebruikt om de integratie vorm te geven. De huidige maatwerkgelden zijn weer gekoppeld aan concrete producten en niet meer aan de integratie op zich. Prioriteit tot 2010 (in visienota GGD) is om voor verdergaande integratie te zorgen via kwaliteitsverbetering.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
90
De GGD heeft na de fusie financiële tekorten. De financiële problemen van de GGD zijn vooral veroorzaakt door ‘beroepsmatige uitgaven’ zonder dekking (de uitgaven zijn professioneel te verantwoorden, bedrijfsmatig niet). Er was al een zwakke bedrijfsvoering bij de GGD vóór de fusie. Door de fusie is het tekort exponentieel gestegen. Onderzoek naar oorzaak heeft uitgewezen dat de directie en de staf te weinig bedrijfsmatig waren ingesteld. De gemeenten steken de hand ook in eigen boezem; zij hebben niet voldoende gestuurd. Er heeft inmiddels een directiewijziging plaatsgevonden en er is een bestuurscommissie voor de bedrijfsvoering ingesteld. Ook nu nog zijn er mogelijke extra financiële risico’s. Bijvoorbeeld de rechtzaak van de Sociaal Verpleegkundigen tegen de huidige inschaling binnen de nieuwe GGD. De GGD huurt huisvesting veelal van de ‘oude’ thuiszorgorganisatie. De GGD heeft vanwege de hoge kosten, een besparing op de huisvesting als bezuinigingstaakstelling gekregen. Per gemeente is een bedrag bepaald voor de huisvesting binnen die gemeente. Voor enkele gemeenten betekende dit een achteruitgang in locaties. Dit dreigt nog verder achteruit te gaan nu de thuiszorgorganisatie heeft aangekondigd de huren te verhogen naar marktconforme prijzen. Dienstverlening Het Basistakenpakket wordt volgens de gemeente volledig uitgevoerd. De gemeenten zien het BTP als een verschraling ten opzichte van het pakket dat zij hiervoor hadden. Daarnaast wensen zij meer focus op risicokinderen. Het is vooral de GGD die het maatwerk bepaalde. Tot 2004 nam iedere gemeente hetzelfde pakket af. Dit gebeurde wel op basis van een offerte van de GGD. Nu nog wordt een groot deel van het maatwerk regionaal afgenomen. Voor de betaalbaarheid van maatwerk probeert een van de gemeenten de regiogemeenten mee te krijgen, dit lukt echter niet altijd. De gemeenten bepalen nu het maatwerk dat zij afnemen op basis van de informatie van de GGD, informatie uit netwerken en politieke prioriteiten. Beleid Een van de gemeenten heeft JGZ opgenomen in de beleidsnota Jeugd. Nieuwe nota’s waarin Jeugd of JGZ opgenomen zou worden, zijn uitgesteld in verband met de komst van de Wmo. In de andere gemeente wordt een nieuwe beleidsmedewerker Jeugd aangesteld die ook medeverantwoordelijke is voor JGZ (en het vormgeven van de gemeentelijke regietaak).
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
91
Het beleid wordt afgestemd via beide portefeuillehoudersoverleggen (Welzijn & Zorg en Onderwijs & Jeugd). De beleidsvoorbereiding wordt steeds meer samen met regiogemeenten opgepakt. Invulling vindt daarna lokaal plaats. Via het maatwerk zetten de gemeenten in de regio de GGD ook in op aanverwante terreinen van de JGZ zoals het Jeugdbeleid en het Onderwijs (dit is overigens niet voor alle gemeenten het geval). Financiering en verantwoording De gemeenten stellen via de GGD het budget vast voor het uniforme deel 0-19. De gemeenten hebben afgesproken de RSU een-op-een door te sluizen naar de GGD voor de financiering van de 0 tot 4-jarigenzorg. De 4- tot 19jarigenzorg wordt gefinancierd door een bijdrage per inwoner. Voor het maatwerk wordt door de gemeenten de voormalige TRV en een BPI beschikbaar gesteld. Het budget is niet toereikend voor de ambitie van de GGD. De gemeenten wenden ook andere middelen aan zoals de BOS-impuls voor maatwerk. Een van de gemeenten is voordeelgemeente en de andere is nadeelgemeente voor wat betreft de RSU. Omdat de gemeenten hebben afgesproken de RSU een-op-een door te sluizen aan de GGD heeft dit geen invloed. Wanneer de RSU wordt overgeheveld naar het gemeentefonds dan heeft dit volgens één van de gemeenten wel financiële consequenties voor de (nadeel)gemeenten. Van een van de gemeenten mag de RSU om die reden geoormerkt blijven. Nu is er immers een (impliciete) verrekening binnen de GGD. Het standpunt van de andere gemeente is onbekend. De GGD verantwoordt zich naar de gemeenten via een inhoudelijk en financieel jaarverslag. Oordeel over integratie Beide gemeenten zijn positief over de integratie tot nu toe. Er is één organisatie tot stand gekomen. Dit past binnen de ontwikkeling naar een meer ketengestuurde zorg. Er is nu veel aandacht voor JGZ. Nu dan ook de stap zetten voor meer contacten vanuit de JGZ met het onderwijs en maatschappelijk werk en met andere zorgverleners zoals huisartsen en verloskundigen. Een van de gemeenten wil naar een GGD die meer klantgericht kan werken waarbij de gemeenten de klant is. Naast de uitvoering van de Wcpv dienen de gemeenten meer keuzevrijheid te hebben voor het invullen van het maatwerk.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
92
Regioprofiel JGZ Rivierenland Organisatie In de regio Rivierenland voeren twee thuiszorgorganisaties de 0- tot 4-jarigenzorg uit en voert de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg uit. De regio bestaat uit negen gemeenten. Er is nu nog nauwelijks bestuurlijke betrokkenheid bij de aansturing van de thuiszorg. Dit gaat wel steeds meer plaatsvinden. De gemeenten sturen de thuiszorg via de verantwoordelijke ambtenaar individueel aan voor het maatwerk. Ambtelijk is er met de thuiszorg op regionaal niveau overleg, waarbij vooral de integratie het onderwerp is. De GGD wordt aangestuurd via het Algemeen Bestuur (AB) en Dagelijks Bestuur (DB). Inhoudelijke wordt de JGZ aangestuurd via het portefeuilleberaad Volksgezondheid en Zorg. Dit beraad wordt ondersteund door het Ambtelijk Overleg Volksgezondheid en Zorg. De gemeenten maken met de GGD maatwerkafspraken voor vier jaar. Vormgeving integratie In 2003 hebben de gemeenten onderzoek laten doen naar de wijze waarop de gemeenten vanaf januari 2003 de thuiszorginstellingen kunnen contracteren en hoe aan de geïntegreerde JGZ in de toekomst bestuurlijk en organisatorisch vorm kan worden gegeven. De gemeenten hebben op basis van het onderzoek de contractering met de thuiszorg voortgezet. De klankbordgroep die het onderzoek coördineerde adviseerde nader onderzoek te doen naar de bestuurlijke en organisatorische vormgeving. Tot op heden is er geen expliciete keuze gemaakt over de integrale JGZ. Het doel (van de gemeenten) om één uitvoeringsorganisatie te hebben voor de JGZ bleek niet haalbaar. Nu ligt de focus vooral op inhoudelijke integratie. Er is veel overleg tussen gemeenten, GGD en thuiszorg over de invulling van het Basistakenpakket (BTP). Dit heeft nog niet geleid tot concrete voorstellen. In 2005 is een projectgroep gestart met de thuiszorg, de GGD en de gemeenten. De projectgroep heeft als opdracht om: -
een productenboek te ontwikkelen inzicht te geven in de kostprijs per product vorm te geven aan de integraliteit 0-19 een advies voor te bereiden om te komen tot regionale afspraken.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
93
De uitvoeringsorganisaties komen middelen tekort voor de uitvoering van het uniforme deel. De gemeenten hebben een intentieovereenkomst getekend waarin staat dat zij niet bezuinigen en dat een deel van het maatwerkdeel mag worden aangewend voor de uitvoering van het uniforme deel. De GGD heeft volgens de gemeenten een rigide en onduidelijk takenpakket. Hieraan wordt inmiddels gewerkt. Daarnaast vecht de thuiszorg volgens de gemeenten voor haar bestaansrecht en is intern gericht waardoor de integratie nog niet tot stand komt. Dienstverlening Het Basistakenpakket (BTP) wordt uitgevoerd, ondanks dat er in de uitvoeringspraktijk nog verschillen zijn ten opzichte van de uitvoeringsnorm. De gemeenten denken verschillend over het BTP. De een vindt het een handige richtlijn en voor de ander is het meer een keurslijf. Die laatste gemeente wil graag meer focus op risicokinderen. Er is in het portefeuilleberaad geen discussie over het BTP. Het maatwerk is vooral historisch bepaald. Er worden slechts een gering aantal producten afgenomen. Het maatwerk dat wordt afgenomen, wordt bepaald op basis van de signalen uit kwartaalrapportages en het inhoudelijke en financieel jaarverslag, signalen en behoeften vanuit onderwijs, welzijn en volksgezondheid en ander instellingen voor jeugd. De gemeenten hebben moeite met de ondoorzichtigheid van het GGD pakket. Dit wordt inzichtelijker. Vanaf 2005 is de gemeente in overleg met de GGD over te volgen beleid. De gemeente geeft aan ten aanzien van het pakket van de GGD weinig beleidsvrijheid te ervaren. Het is voor de gemeenten moeilijk om tussentijds te wijzigen in de 4-jaarlijkse maatwerkafspraken, onder andere door de invloed die regiogemeenten op elkaar hebben. Vanaf 2007 wordt invulling gegeven aan een regionaal maatwerkpakket. Overleg hierover is gaande. Beleid Bij beide gemeente maakt JGZ onder andere onderdeel uit van het Jeugdbeleid. De gemeenten vinden allebei zelf dat de integraliteit in beleid nog niet voldoende tot stand is gekomen. Met de thuiszorg heeft een van de gemeenten elk half jaar gesprekken over de richting van het beleid. Daarnaast zijn de signalen die de gemeenten bereiken vanuit het maatschappelijk middenveld inbreng bij het vormen van beleid.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
94
De gemeenten zijn een verbetertraject begonnen om meer zicht te krijgen op het beleid dat de GGD voert. Naast de activiteiten van de projectgroep iJGZ is afgesproken dat de plannen en ramingen van de GGD eerst door het ambtelijk overleg Volksgezondheid en Zorg worden gezien alvorens dit naar de portefeuillehouders gaat. Financiering en verantwoording De gemeenten zetten voor het 0- tot 4-jarigendeel de RSU- en de TRVmiddelen in voor het maatwerk. De RSU wordt taakstellend gebruikt door de gemeenten voor het uniforme deel. Het budget voor de thuiszorg was op regionaal niveau in 2004 nog voldoende, in 2005 ontstaat er een structureel tekort. Het tekort op de uitvoering van het uniforme deel wordt veroorzaakt door relatief veel reistijd. Dit gaat ten koste van het maatwerkdeel. De bijdrage aan de GGD is op basis van het aantal inwoners. In 2004 is er bezuinigd op de JGZ 4-19. Het is onbekend of de gemeenten voor- of nadeelgemeente zijn voor wat betreft de RSU. Er is geen verrekeningssystematiek tussen de gemeenten afgesproken. De 50 euro per geboren kind is nog niet bestemd. Er komt een gezamenlijk voorstel van de GGD en de TZO voor de besteding ervan. Voor een van de gemeenten is het niet wenselijk dat de RSU overgaat naar het gemeentefonds. Deze gemeente ziet liever dat de middelen geoormerkt blijven voor de JGZ. De andere gemeente vindt dat de RSU over kan naar het gemeentefonds maar stelt daar wel de voorwaarde aan dat het verplichte pakket minder omvangrijk is. De thuiszorgorganisaties verantwoorden zich met inhoudelijke en financiële verslagen. De GGD verantwoordt zich via de jaarrekening en het jaarverslag. Oordeel over integratie Volgens beide gemeenten is er nog geen integratie bereikt en is de integratie een moeizaam traject. Er is wel veel overleg tussen de GGD, de thuiszorgorganisaties en de gemeenten over het invullen van het BTP. Dit leidt echter nog onvoldoende tot concrete voorstellen. Daarnaast werken de thuiszorg en de GGD nog veel naast elkaar. Voor de toekomst ziet een van de gemeenten dat JGZ meer een onderdeel wordt van het jeugdbeleid. Zowel op gemeentelijk als regionaal niveau moeten er echter nog veel keuzes worden gemaakt. Er is tijd nodig om integratie tot stand te brengen. Een van de gemeenten geeft aan dat één organisatie nog steeds tot de wensen van de gemeenten behoort.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
95
Regioprofiel JGZ Midden-Holland Organisatie De regio kent een grotere gemeente en twaalf daaromheen liggende gemeenten. Er is één thuiszorgorganisatie die in de hele regio de 0- tot 4-jarigenzorg uitvoert. De GGD voert de 4- tot 19-jarigenzorg uit. Deze regio was een van de vier landelijke pilots voor de jeugdgezondheidszorg van VWS. De gemeenten hebben de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) 0- tot 4-jarigen overgedragen aan het Intergemeentelijke samenwerkingsorgaan Midden-Holland (ISMH), waar tot 1 januari 2006 de GGD toe behoorde. Via de Bestuurscommissie GGD Midden-Holland, waarin vanuit iedere gemeente in de regio een wethouder zitting had, werd gezamenlijk de regie gevoerd over de JGZ 0- tot 19-jarigen. Sinds 2006 is de GGD onderdeel van de Regionale Dienst Openbare Gezondheid (RDOG). De bestuurscommissie GGD, subregio Midden-Holland van de RDOG geeft sturing aan beide uitvoeringsorganisaties. In de bestuurscommissie hebben de wethouders van alle gemeenten zitting. Het is ook de bestuurscommissie die namens de gemeenten via een subsidiebeschikking de zorg bij thuiszorgorganisatie (TZ) inkoopt. De eerste keer is daarvoor de modelbeschikking van de VNG gebruikt. Deze is in de loop der jaren aangepast. In Midden-Holland bereidt de stuurgroep iJGZ de besluiten van de bestuurscommissie voor. In de stuurgroep zitten drie ambtenaren uit de regio, de GGD en de TZ. De voorzitter van de stuurgroep is een wethouder (tot nu toe de wethouder van de grotere gemeente). Los daarvan hebben professionals van de TZ en de GGD gezamenlijk met elke gemeente jaarlijks een gesprek. Het werkgebied van de GGD is groter dan Midden-Holland. De GGD functioneert namelijk op de schaal van de politie en dat is de regio Hollands Midden. Echter, bij de fusie van de GGD Midden-Holland met GGD ZuidHolland Noord is afgesproken dat onder meer de JGZ georganiseerd blijft op het niveau van Midden-Holland. In Zuid-Holland Noord maken de gemeenten, GGD en thuiszorginstellingen eigen afspraken over de iJGZ. De TZ werkt ook voor de gemeenten Krimpen a/d IJssel en Woerden, maar die gemeenten maken eigen afspraken. Er is met name in het begin bij problemen met de accountantsverklaring wel eens overleg geweest met deze gemeenten. Daarnaast werkt de TZ ook voor Zoetermeer en omstreken. Het is de bedoeling de TZ en de GGD goed te laten samenwerken en hun activiteiten af te laten stemmen. In Midden-Holland willen de partijen de nadruk leggen op de inhoud en niet op de structuur. Fusie is daarmee tot nu toe geen onderwerp van gesprek geweest.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
96
Beleid In 2004 is het regionale beleidsplan JGZ 0-19 voor de jaren 2004-2007 vastgesteld. Tot 2007 zijn speerpunten onder andere het elektronisch kinddossier (EKD) en de warme overdracht van gegevens van de thuiszorg naar de GGD. Het is de bedoeling om het plan meer af te stemmen op het GGD-beleidsplan. Beide moeten afgestemd zijn op het lokaal gezondheidsbeleid. Om samenhang te creëren tussen het lokale, regionale en landelijke gezondheidsbeleid, is ervoor gekozen om voor de periode 20062010 een regionale nota volksgezondheid op te stellen. Deze nota vormt de basis voor het GGD beleidsplan 2007-2011, het regionale beleidsplan iJGZ 2008-2011 en de lokale nota’s gezondheidsbeleid, waar gemeenten lokale paragrafen aan toe kunnen voegen. In de afgelopen periode was het niet mogelijk de Preventienota van het rijk daarbij te betrekken, omdat die te laat kwam. Voor de komende periode wordt wel afstemming gezocht. Het ontwikkelen van centra voor jeugd en gezin staat in programma’s, maar is nog niet vastgelegd in beleid. De gemeente komt aan informatie door overleg met de GGD, de TZ en lokale professionals. Daarnaast voert de GGD ook epidemiologische onderzoeken uit. Dienstverlening Het BTP is goed. Volgens de ene gemeente dient het BTP geheel overeind te blijven. In de andere gemeente is de opvatting dat er wel meer naar de eerste lijn zou mogen en sommige activiteiten zouden in plaats van door de arts door een verpleegkundige kunnen worden gedaan. De samenstelling van het maatwerk is deels historisch bepaald en hangt af van wat er speelt in de regio. Veel aandacht gaat naar het EKD. Maatwerk wordt in gezamenlijkheid besloten. De TZ en GGD doen samen een voorstel voor een maatwerkpakket. Zij stellen vervolgens een integrale productbegroting op die de basis vormt voor de subsidieverlening. Elektronisch kinddossier (EKD) Het EKD is een regionaal speerpunt. Bodegraven is een pilot voor het EKD. De GGD en de TZ gebruiken hetzelfde automatiseringssysteem. Financiering Het geld wordt vanuit de Bestuurscommissie GGD subregio Midden-Holland verdeeld. De RSU wordt geheel uitgekeerd aan de TZ voor het uniforme deel van de 0- tot 4-jarigenzorg. De voormalige TRV-middelen gaan met een jaarlijkse verhoging (vaste index) naar het maatwerk 0-4. Als de TZ geld overhoudt, mag de TZ onder bepaalde voorwaarden een reserve opbouwen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
97
Dit geld moeten ze wel oormerken. Verantwoording vindt plaats via een jaarrekening en een accountantsverklaring aan de bestuurscommissie. Daarnaast kunnen de gemeenten zelf met de TZ extra projecten afspreken. Via de GGD worden andere middelen ingezet voor onder andere huiselijk geweld, maar ook gezondheidsbevordering. Het ISMH kan (via de Bestuurscommissie RAS) ook provinciale middelen inzetten vanuit de regionale agenda samenleving (RAS). De grotere gemeente is voorstander van de overheveling van de RSU naar het gemeentefonds. Het enige gevaar is dat het Rijk vervolgens wel meer eisen gaat stellen. Deze gemeente zou ook graag zien dat verschillende provinciale potjes integraal naar de gemeenten zouden gaan. Ook de 50 euro extra per geboren kind gaat naar de bestuurscommissie. Dit wordt in 2006, als overgangsjaar, besteed aan maatwerk voor groepsvoorlichting door de TZ. Voor 2007 wordt een integraal plan met GGD, gemeenten en TZ opgesteld. Integraliteit Uit een evaluatie van de stuurgroep in 2005 blijkt dat de partijen tevreden zijn over de bereikte integraliteit en op de ingeslagen weg willen voortgaan. De TZ en de GGD stellen samen een beleidsplan op, dat wordt vastgesteld door de Bestuurscommissie, doen gezamenlijk een voorstel voor het maatwerk, stellen een gezamenlijke productbegroting op, werken samen in de uitvoering, doen gezamenlijke bijscholing voor medewerkers en zitten soms in dezelfde gebouwen. Zij hebben ook gepoogd personeel uit te wisselen, maar dat lukte CAO-technisch niet. Om de integraliteit te waarborgen is de GGD ook vertegenwoordigd in zorgnetwerken van 0- tot 4jarigen. Een aandachtspunt is de samenwerking met Bureau Jeugdzorg. Met RASmiddelen wordt wel getracht samenhang te vinden tussen het provinciale beleid ten aanzien van jeugdzorg, het gemeentelijke beleid ten aanzien van het preventief jeugdbeleid en de uitvoering van de iJGZ.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
98
Regioprofiel JGZ Den Haag Organisatie In de gemeente Den Haag voert de GGD Den Haag de 4- tot 19-jarigenzorg uit. De gemeente Den Haag heeft sinds de gemeentelijke herindeling in 2003 voor de 0- tot 4-jarigenzorg met drie thuiszorgorganisaties te maken. Daarvoor werkte de GGD intensief samen met één thuiszorgorganisatie die de 0- tot 4-jarigenzorg voor de gehele gemeente uitvoerde. Deze thuiszorginstelling bedient momenteel het grootste deel van Den Haag. Mede op basis van het convenant tussen de landelijke partijen, heeft de gemeente besloten dat de verschillende thuiszorgorganisaties geen nadeel mochten ondervinden van de gemeentelijke herindeling. Tot 2008 is de garantie gegeven dat de instellingen hun aandeel konden blijven leveren. De voorwaarde van de gemeente was dat Den Haag andersom ook geen hinder zou ondervinden van het feit dat twee thuiszorginstellingen ook in andere regio’s functioneren. De GGD Den Haag is een onderdeel van de gemeentelijke dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn (OCW). Onder deze dienst valt de directie volksgezondheid en zorg. Gezien de taken en de personele bezetting valt deze directie samen met de GGD Den Haag. De GGD is dus onderdeel van een bredere gemeentelijke dienst. De GGD adviseert en voert uit. Een voordeel van het hebben van drie thuiszorgorganisaties is, dat de gemeente directiever kan sturen. Ook brengen de verschillende instellingen andere kennis en ervaringen mee. Zo heeft de ene instelling expertise op het gebied van centra voor jeugd en gezin en de andere instelling op het gebied van de koppeling met prenatale begeleiding. Er is een projectmanager integrale jeugdgezondheidszorg (iJGZ) benoemd, die tevens directieadviseur is. Er is een stuurgroep met daarin de Directeur VGZ van de gemeente en de directeuren van de uitvoerende instellingen. Deze komt jaarlijks bijeen. Binnen de gemeente komt de JGZ ook aan de orde in de stafgroep jeugd, waarin verschillende afdelingen zitting hebben. Dienstverlening De vier uitvoerende organisaties hebben gezamenlijk een productbegroting opgesteld, een interpretatie gegeven van het Basistakenpakket (BTP), zich gebogen over het elektronisch kinddossier (EKD) en zich ingezet voor een versterking van het zorgaanbod voor 4- tot 19-jarigen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
99
In principe wordt het BTP uitgevoerd. Er is een extra contactmoment toegevoegd op 2,5-jarige leeftijd. Den Haag zou voor de JGZ meer ruimte willen hebben dan het BTP nu biedt. Nu heeft de thuiszorgorganisatie de mogelijkheid om andere pakketten aan te bieden aan ouders bij hun eerste kind en aan ouders die al een kind hadden. Het maatwerk wordt jaarlijks in overleg met de thuiszorginstellingen en de afdeling JGZ van de GGD opgesteld. Opvoedingsondersteuning vindt zowel plaats binnen het uniforme als binnen het maatwerkdeel. Beleid De JGZ komt terug in de nota volksgezondheid, het jeugdbeleid en het welzijnsprogramma. In het welzijnsprogramma komt de subsidietechniek aan de orde. Voor de dienstverlening is een gedecentraliseerde werkwijze. Er zijn vijftien consultatiebureaus op wijkniveau en voor de 4- tot 19-jarigen is er zorg op stadsdeelniveau vanuit vijf rayons, vanuit een stedelijk rayon en via de scholen. De ambitie is om op termijn in ieder geval één locatie te hebben per stadsdeel waar 0-4 en 4-19 gezamenlijk zijn gehuisvest. Er zijn al een paar gezamenlijke vestigingen. Daarbij zou het goed zijn als ze kunnen aanhaken bij centra voor eerstelijns dienstverlening. De JGZ is nog niet overal een vanzelfsprekende schakel naar de jeugdzorg. Afspraken worden gemaakt in het netwerk jeugdhulpverlening. Een gezamenlijk fysiek loket is wat teveel van het goede. Er komt tenslotte ook een loket vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Relevante informatie uit het EKD zou meer toegankelijk moeten worden voor andere partners. Financiering en verantwoording Onder de verantwoordelijkheid van de directeur volksgezondheid van de gemeente Den Haag (tevens directeur GGD) ondertekent het hoofd van de afdeling Maatschappelijke Zorg jaarlijks de subsidiebeschikking voor de thuiszorginstellingen. De RSU is te laag voor de uitvoering van het wettelijk Basistakenpakket. Dat heeft te maken met de Vinex-locaties in de gemeente Den Haag en het feit dat het aantal jongeren op de peildatum daardoor te klein is. Een tweede reden is dat typisch stedelijke problematiek vereist dat er beduidend meer dan 30 procent aan extra zorg moet worden geboden. Ook zijn de werkelijke kosten van de bedrijfsvoering hoger dan de normbedragen in de subsidies.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
100
Dat heeft te maken met de uitvoering door verschillende instellingen en met het salaris waarmee is gerekend, gebaseerd op het salaris van de uitvoerders het jaar daarvoor. De thuiszorginstellingen moeten dat zelf gaan oplossen. Het budget voor het uniforme deel 4-19 is vergroot met 650.000 euro om het bereik te vergroten tot een percentage van 85-90. De gemeente is voorstander om de RSU over te hevelen naar het gemeentefonds. Verantwoording aan de gemeenteraad is voldoende. De modelverordening wordt niet gebruikt. Den Haag heeft eigen subsidieverordeningen. Verschillende afdelingen van de gemeente hebben een subsidierelatie met de uitvoerende instellingen. Zo financiert de afdeling onderwijs het project Moeders Informeren Moeders. Integratie In Den Haag is er al jaren een EKD. Het ontwikkelen van het EKD heeft veel investeringen gevraagd. De thuiszorgorganisaties die in LeidscheveenYpenburg actief zijn, hebben nog geen EKD. Inhoudelijk zijn er in de huidige constructie weinig resultaten geboekt. Zo is de overdracht van zorg van 4-jarigen niet veranderd. Consensus over een andere indeling naar leeftijdscategorieën ontbreekt. Gemeenschappelijke deskundigheidsbevordering gebeurt hoogstens incidenteel. Personeel wordt niet uitgewisseld of anders ingezet richting de wijk. In Nootdorp en Wateringse veld (andere thuiszorginstellingen) is nog geen EKD 0-4. De gemeente vindt het voor de hand liggen om in de toekomst te komen tot één organisatie. Bestuurlijk was het niet haalbaar om de JGZ onder te brengen bij een thuiszorginstelling of bij een nieuwe organisatie. Toch heeft Den Haag er nog niet voor gekozen om vanaf 2008 de JGZ geheel bij de GGD onder te brengen, maar beraadt zij zich nog op verschillende (samenwerkings)modellen. Als alles naar de GGD zou gaan, dan zou dat hoge frictiekosten met zich meebrengen. Het is wel een goed teken dat de politiek zich meer voor het onderwerp gaat interesseren. Er zijn twee wethouders die het onderwerp graag onder hun verantwoordelijkheid zouden zien.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
101
Regioprofiel JGZ Zuid-Holland West Organisatie en regie In de regio Zuid-Holland West voert de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg uit voor de acht gemeenten. Er zijn vier thuiszorgorganisaties die de 0- tot 4-jarigenzorg uitvoeren. De gemeenten hebben voor de aansturing van het uniforme deel contact met de GGD en een vertegenwoordiger van de verschillende thuiszorgorganisaties. Formeel sluiten de gemeenten één-opéén een contract af met een thuiszorginstelling. De GGD wordt in 2006 hoofdaannemer voor het uniforme deel, de thuiszorgorganisaties worden onderaannemers. De gemeenten sturen voor het maatwerk 0 tot 4 rechtstreeks de eigen thuiszorgorganisatie aan. De GGD voert het maatwerk 4-19 uit. Het maatwerk 4-19 wordt regionaal besproken. De inhoud van het maatwerk 4-19 verschilt per gemeente. Dienstverlening Het Basistakenpakket wordt volledig uitgevoerd. Met name meer ambitieuze gemeenten vinden het Basistakenpakket te ruim. De ruimte voor taken op geleide van de lokale situatie en wensen wordt daardoor als te gering ervaren. Om het maatwerk te bepalen, maken alle gemeenten gebruik van informatie en onderzoek van de GGD en signalen uit het lokale netwerk. Daarnaast maken gemeenten gebruik van rijksbeleid, een jeugdmonitor, onderzoek van het Trimbosinstituut en scholierenonderzoek. De lokale problemen zijn uitgangspunt voor het maatwerk. Er zijn ervaringen opgedaan met regioteams. Wie plaats hebben in het regioteam verschilt per regio. Naast de thuiszorg en de GGD zijn dat in een grote gemeente bijvoorbeeld schoolmaatschappelijk werk en opvoedadvies. In een andere grote gemeente is er binnen de gemeente een projecteider integrale jeugdgezondheidszorg aangesteld. Deze gemeente heeft een directie welzijn, onderwijs en jeugd. In uitvoerende netwerken zit ook Bureau Jeugdzorg. Beleid De jeugdgezondheidszorg is opgenomen in het jeugdbeleid. In een grote gemeente is er specifiek beleid jeugdgezondheidszorg. Daarnaast komt de jeugdgezondheidszorg terug in een lokale nota volksgezondheid, een onderwijsplan, sportbeleid en collegebesluiten.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
102
Enkele gemeenten zijn zeer nadrukkelijk bezig met lokaal jeugdbeleid. Zij willen de jeugdgezondheidszorg laten aansluiten op hun lokale initiatief, maar krijgen de uitvoering nauwelijks zover. Ook omdat er weinig budget is voor maatwerk. Financiering en verantwoording De RSU gaat geheel door naar de thuiszorgorganisaties. De gemeenten bekostigen de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg door de GGD met een bedrag per inwoner. De gemeenten kopen direct maatwerk in bij een thuiszorgorganisatie. De middelen voor het maatwerk 0-4 zijn terug te voeren op de eerdere Tijdelijke Regeling Vroegsignalering (TRV). De RSU volstaat voor de uitvoering van het uniform deel 0-4. Er zijn in de regio voor- en nadeelgemeenten. De gemeenten hebben geen principiële bezwaren tegen het opgaan van de middelen uit de RSU in het gemeentefonds. Voordeel van het financieren van de jeugdgezondheidszorg via het gemeentefonds ontstaat pas als het Basistakenpakket minder uitgebreid zou zijn. Daarnaast heeft een gemeente eerdere slechte ervaringen met middelen die overgingen naar het gemeentefonds. Vanwege de groei van de gemeente vallen de bedragen uit het fonds relatief laag uit. Elektronische kinddossier (EKD) Het elektronisch kinddossier is een regionale prioriteit. De GGD heeft het initiatief. Het doel van het opzetten van het EKD is dat het in een later stadium ook bruikbaar wordt voor andere hulpverlening. Integratie Het ambitieniveau van de gemeenten is om de jeugdgezondheidszorg onder één organisatie te brengen. Door het grote aantal partijen en het ontbreken van een sterke regie is er relatief weinig voortgang in de integratie van de jeugdgezondheidszorg. Wel zal de GGD per 1 januari 2006 hoofdaannemer worden voor het uniforme deel. Daarnaast ontwikkelen de uitvoeringsorganisaties gezamenlijke producten, leveren gezamenlijk bepaalde cursussen en doen gezamenlijke voorlichting.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
103
Regioprofiel JGZ Nieuwe Waterweg Noord Organisatie De regio kent drie gemeenten, één GGD en één thuiszorgorganisatie (TZ). De GGD is in fusie met de GGD Rotterdam en omstreken. De TZ is gefuseerd met de TZ in Spijkenisse . De GGD en TZ staan los van elkaar. De TZ voert de 0- tot 4-jarigenzorg uit en de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg. De GGD is een gemeenschappelijke regeling. Met de thuiszorg sluit iedere gemeente een subsidiecontract af. Jaarlijks worden de afspraken tussen de gemeenten afgestemd. Regie De gemeenten stellen zich meer op als opdrachtgever en hebben daartoe expertise opgebouwd. In beleid (maatwerk) worden accenten gelegd. Op basis van aparte conceptbegrotingen van de GGD en de TZ komen de drie ambtenaren van de gemeenten bijeen. Halfjaarlijks is er een bestuurlijk gesprek tussen de wethouders en de directeuren. Beleid De gemeenten hebben regionaal een kader gegeven. Dit hebben de GGD en TZ gebruikt om een regionaal plan van aanpak op te stellen. In een gemeente is de lokale kapstok voor het beleid de jeugdnota. Daarin is de JGZ opgenomen, evenals de zorgadviesteams (ZAT) en de sluitende aanpak. De andere gemeenten hebben ook een nota jeugdbeleid waarbinnen andere accenten zijn gelegd. In de gemeentelijke Volksgezondheidsnota wordt er voor de JGZ verwezen naar de jeugdnota. De landelijke preventiepunten worden meegenomen. In een gemeente is gestart met de ZAT’s. Daarbij heeft de GGD de regie en wordt de TZ betaald om ook deel te nemen in de teams. Er is ook een meldpunt voor de verschillende instanties en er zijn afspraken over onderlinge overdracht gemaakt. De coördinatie met de jeugdzorg behoeft nog verbetering. De middelen voor jeugdzorg gaan naar de stadsregio. Daarbij is een discussie wat preventieve en wat curatieve zorg is. De gemeenten hebben de regie over de voorliggende (preventieve) voorzieningen en vinden dat het Bureau Jeugdzorg bereid zou moeten zijn om aan te sluiten bij de ingezette doorgaande lijn (de ZAT’s etc.). Dienstverlening Het Basistakenpakket (BTP) wordt volledig uitgevoerd.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
104
Om het maatwerkdeel te bepalen maakt de gemeente gebruik van de volgende informatiebronnen: vakliteratuur, nieuws, ministerie, lokaal en landelijke partijprogramma’s, signalen uit de samenleving in het algemeen en vanuit het onderwijs. Daarnaast leveren de GGD en TZ gegevens aan de gemeente, maar dat moet nog beter. Uiteindelijk moeten ook gegevens beschikbaar komen bij de uitvoering van de uniforme taken. Meer dan de helft van het geld dat de gemeenten voor maatwerk inzetten is voor gezamenlijke projecten. Elektronisch kinddossier Het elektronisch kinddossier (EKD) is de bron geweest van veel discussie. De GGD heeft het EKD ingevoerd, de TZ is ermee bezig. De systemen worden compatible gemaakt. Opgemerkt wordt dat op landelijk niveau meer moet worden gekeken naar regio’s die al verder zijn. Daarnaast zou de rijksoverheid duidelijke hoofdlijnen moeten uitzetten. Financiering De RSU gaat geheel naar de TZ voor de uitvoering van het uniforme deel 0-4. Voor het maatwerk 0-4 wordt een bedrag ingezet, gelijk aan de hoogte van de voormalige TRV. Deze maatwerkmiddelen zijn de afgelopen twee jaar niet verhoogd met een index. Vanuit andere beleidsterreinen worden ook maatwerkproducten afgenomen. Vanuit dit perspectief wordt er meer dan de toenmalige TRV uitgegeven. Voor het maatwerkdeel wordt een bedrag ingezet dat ongeveer 10 procent van het uniform deel bedraagt. In Schiedam ligt dat percentage iets hoger en in Maassluis iets lager. De gemeenten zijn geen voordeelgemeenten. Met de RSU komt de thuiszorg eigenlijk net niet uit. Dat is ook omdat problemen van Rotterdam uitwaaien naar deze regio. De RSU naar het gemeentefonds is geen aantrekkelijk alternatief, aangezien de ervaring met het gemeentefonds is dat de bedragen doorgaans lager uitvallen. De RSU geeft wat dat betreft meer zekerheid. Als overheveling naar het gemeentefonds de gemeenten echter structureel meer geld zou opleveren, dan is overheveling wel aantrekkelijk. Over de 50 euro extra per geboren kind beslissen de gemeenten afzonderlijk. De intentie is om het in te zetten voor opvoedingsondersteuning. Integraliteit JGZ Voor de invoering van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) zijn de drie gemeenten op ambtelijk niveau met de TZ en GGD om de tafel gaan zitten. Een wethouder was de voorzitter. Dit liep vast op kosten en op het EKD. Uiteindelijk is een projectleider aangesteld.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
105
Ondanks de inzet van een projectleider en een stuurgroep met drie wethouders en twee directeuren liep het integratieproces opnieuw vast op middelen en EKD. Uiteindelijk is bestuurlijke druk uitgeoefend op de uitvoerende instellingen om tot samenwerking te komen. Daarbij waren de dossieroverdracht, de opvoedingsondersteuning, het handboek JGZ en het EKD aangegeven onderwerpen. Toen zijn er heldere afspraken gemaakt. Nu is de integratie voor de gemeente voldoende en zijn de contacten goed. De gemeenten moeten zich bewust blijven van hun regierol en de samenwerking om de integraliteit verder te bevorderen. Ook voor de invoering van de Wcpv werkten de GGD en de TZ al samen, maar tijdens het proces bleek pas dat er een groot cultuurverschil bestond. De TZ heeft sindsdien grote stappen gemaakt. Met name de inhoudelijke en financiële verantwoording naar de gemeente is verbeterd. De verwachting is dat er in de loop van 2007-2008 een kwalitatieve JGZ staat waarin de overgang van thuiszorg naar GGD naadloos verloopt en het EKD voor de gemeenten beleidsgegevens gaat genereren.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
106
Regioprofiel JGZ Rotterdam-Rijnmond Organisatie In de regio Rotterdam-Rijnmond voert de GGD van de stad Rotterdam de 4- tot 19-jarigenzorg uit voor acht gemeenten. De gemeente Rotterdam heeft voor de 0- tot 4-jarigenzorg met drie thuiszorgorganisaties te maken. Op regionaal niveau zijn dat er zes. De gemeenten hebben gehoor gegeven aan de bezwaren van de thuiszorg tegen een positie als onderaannemer van de GGD/GGD’en. Om die reden is het Contracteerplatform bedacht. In dat platform maken de gemeenten afspraken met GGD én thuiszorg over de 0tot 19-jarigenzorg. Omdat de GGD het platform namens de gemeente(n) ‘beheert’, ontstaat materieel alsnog de situatie dat de GGD opdrachten geeft aan de thuiszorg. Aan dit platform zijn andere overlegverbanden verbonden voor bijvoorbeeld inhoudelijk overleg en ambtelijke voorbereiding. Door het grote aantal partijen liepen de besprekingen vast. De Taskforce JGZ is nog ingeschakeld om de zaak vlot te trekken. Er zijn gemeenten in de regio die onderling een eigen formeel overleg houden en vaak ook informeel overleg hebben. Dienstverlening In het contracteerplatform maken gemeenten en thuiszorg afspraken over de uitvoering van het basistakenpakket. Gemeenten praten direct met hun thuiszorgorganisatie over maatwerk en aanvullende diensten. Bij de dienstverlening door de GGD lopen uniform deel en maatwerk in elkaar over, hoewel er ook ruimte is voor (extra) dienstverlening. Vooral voor de gemeente Rotterdam overigens. Uitgangspunt is dat het basistakenpakket wordt uitgevoerd. De gemeente Rotterdam heeft er echter wel moeite mee. Er gaat veel te veel tijd en geld zitten in gezonde jeugd en er blijft te weinig geld over voor risicogroepen. Dat bezwaar betreft het hele 0-19 pakket. Het basispakket werd door professionals gezien als een garantie voor geld en dus hebben zij geprobeerd dat pakket zo groot mogelijk te maken. Nu wordt de richtlijn contactmomenten gezien als knellende factor, omdat het verplichte deel te veel tijd en geld zou opeisen. Beleid Rotterdam is al concreet bezig met de inrichting van JONG-centra (Centra voor Jeugd en Gezin). De gemeente Rotterdam ziet de 0- tot 19-jarigenzorg als spil van deze centra. Het blijkt echter lastig om ook de thuiszorg in deze centra te krijgen, omdat er altijd onderhandeld moet worden over de (kosten van sluiting van) bestaande locaties. Dat de GGD hier een spilfunctie heeft, komt voort uit het feit dat de GGD uiteindelijk een lokale beleidsdienst is. In die situatie is het niet relevant om vast te stellen of de GGD of de gemeente de regie heeft over de JONG-centra. Overigens zijn ook in die JONG-centra de materiële resultaten van de integratie beperkt.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
107
In een gemeente in de regio komt beleid voor de JGZ terug in het jeugdbeleid, lokaal VGZ-beleid en in het veiligheidsbeleid. In deze gemeente wordt de JGZ gezien als een belangrijke schakel in de keten rondom jeugd. Om de keten bij elkaar te brengen is het Gemeentelijke Overleg Sluitende Aanpak (GOSA; voor 0-23 jaar) in het leven geroepen. Hierbinnen is afgesproken alle informatie met elkaar te delen en de privacyregels met de groep als geheel toe te passen naar anderen. Financiering en verantwoording De regiogemeenten hebben voor de financiering van de 0- tot 4-jarigenzorg een directe subsidierelatie met de thuiszorg. Voor de gemeente Rotterdam beheert de GGD de subsidie voor de thuiszorg voor het uniforme deel. De thuiszorg krijgt voor het uniform deel de beschikking over de totale RSU middelen van de gemeenten. De thuiszorg verantwoordt zich over haar dienstverlening via het Contracteerplatform. Voor het maatwerk 0 tot 4 maakt de thuiszorg afspraken met de gemeente, voor de 4- tot 19-jarigenzorg doet de GGD dat. Wat de gemeente Rotterdam betreft mag de RSU worden afgeschaft en opgaan in het gemeentefonds of een brede doeluitkering voor de Jeugd. De knip in wijze van financiering van 0- tot 4- en 4- tot 19jarigenzorg moet worden opgeheven. De modelverordening wordt niet gebruikt. Rotterdam heeft zijn eigen subsidieverordeningen. Maar de verantwoording geschiedt wel op basis van het onderscheid uniform deel basistakenpakket en maatwerk. Integratie Op het gebied van inhoudelijke integratie is nog niet veel bereikt en de besprekingen verlopen moeizaam. Uiteindelijk gaat meer tijd, geld en energie zitten in afstemming, offertebesprekingen, controles, onbetaald meerwerk et cetera. Rotterdam ontwikkelt (in samenwerking met Amsterdam) een eigen EKD en gaat ervan uit dat de thuiszorg dat ook gaat gebruiken. De gemeente Rotterdam vindt dat in het huidige arrangement te veel belemmeringen zitten om een goede integratie van de JGZ tot stand te brengen. Zij hoopt dat de evaluatie zal leiden tot het wegnemen van de belemmeringen. Korte aantekeningen: 50 euro per geboren kind wordt besteed aan door experts te betalen bestemmingen. Veel onderwerpen die vaak gekozen worden door andere GGD’en zijn al via het grotestedenbeleid betaald (zoals gezinscoaches, opvoedondersteuning). In een gemeente wordt het aanbod van verschillende aanbieders voor het maatwerk vergeleken en uitgeprobeerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor trajecten die inzitten tussen licht ambulante hulpverlening en zwaardere hulpverlening via de jeugdzorg. Daarbij wordt ook gekeken naar het aanbod buiten de regio. In deze gemeente bestaat het voornemen om ZAT’s te ontwikkelen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
108
Regioprofiel JGZ Zuid-Hollandse Eilanden Organisatie De regio Zuid-Hollandse Eilanden bestaat uit drie deelgebieden, namelijk Goeree Overflakkee (vier gemeenten), Hoeksche Waard (zes gemeenten) en Voorne Putten-Rozenburg (zes gemeenten). In deze regio voert de GGD Zuidhollandse Eilanden de 4- tot 19-jarigenzorg uit voor alle gemeenten. In de regio voert één thuiszorgorganisatie de 0- tot 4-jarigenzorg uit. Het integratietraject van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) is regionaal opgezet. Bij een grote gemeente is daarvoor drie jaar lang fulltime iemand in dienst geweest. Er was een bestuurlijke regiegroep, een ambtelijke projectgroep en vijf werkgroepen. Het integratietraject JGZ bestaat uit drie fasen: (1) visievorming, (2) het invullen van de financiering, het maatwerk en de regierol en (3) beheer. Momenteel bevindt het traject zich in het begin van de beheersfase. De GGD had graag de gehele JGZ onder haar hoede gehad, terwijl de thuiszorgorganisatie en de gemeenten daar minder voor voelden. Een bijkomend probleem was dat de middelen voor de aanbieders te weinig waren voor de uitvoering van de uniforme taken. Ten slotte was de dubbele rol van de wethouders als bestuur van de GGD en als gemeentelijke regievoerder op sommige punten lastig te combineren. Uiteindelijk is besloten om GGD en de thuiszorgorganisatie de opdracht te geven er samen uit te komen binnen het gestelde budget. De gemeenten hebben aangegeven dat als zij er onderling niet uitkomen, zij zelf besluiten gaan nemen over de inhoud. In maart 2005 hebben GGD en de thuiszorgorganisatie een samenwerkingsovereenkomst getekend, die geldig is tot 2008. Daarin is aangegeven dat de GGD de regievoerder is van de gezamenlijke activiteiten. De GGD en de thuiszorgorganisatie stellen gezamenlijk jaarlijks een (meerjaren)beleidsplan op, een (meerjaren)begroting en een inhoudelijk en financieel jaarverslag. Ook ontwikkelen ze samen producten. Vanwege de eilandenstructuur verschillen de subregio’s aanzienlijk. Voor de invulling van de regierol werken de gemeenten daarom zowel subregionaal als regionaal samen. Op subregionaal niveau is een portefeuillehoudersoverleg en een ambtelijk overleg. De voorzitters van de subregio’s komen in regionaal overleg bijeen. Uiteindelijk worden begroting en werkplan op regionaal niveau door alle portefeuillehouders in de regio gezamenlijk vastgesteld. Na overeenstemming op (sub)regionaal niveau sluiten de gemeenten vervolgens formeel zelf een subsidiecontract met de thuiszorgorganisatie. Op regionaal niveau spelen ook de onderwerpen elektronisch kinddossier (EKD) en gezamenlijke huisvesting.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
109
Dienstverlening Ambtelijk en bestuurlijk wordt het maatwerk afgestemd om zoveel mogelijk gezamenlijk te doen. Het grootste deel van het maatwerk wordt gezamenlijk op regionaal niveau afgenomen. De subregio’s hebben een begrensde keuzemogelijkheid binnen een modulair maatwerkpakket. Vanaf 2007 kunnen de gemeenten eigen keuzes gaan maken. Gemeenten kunnen extra producten inkopen bij GGD en de thuiszorgorganisatie. Er zijn kleine aanpassingen in het Basistakenpakket (BTP) doorgevoerd. Zo is het aantal minuten contacttijd met vijf minuten verminderd. De reden daarvoor is dat het uniforme deel anders niet met het beschikbare budget kan worden uitgevoerd. Tegelijkertijd zijn de reguliere contactmomenten verlengd vanwege het invoegen van extra zorg in de reguliere contactmomenten. Deze wijzigingen zijn aan het ministerie doorgegeven, maar het ministerie heeft daar nooit op gereageerd. De gemeenten zijn niet tevreden over het BTP. Zeker een kleine gemeente heeft er niets aan om middelen te krijgen, terwijl er geen lokale beleidsvrijheid bestaat. Op zich is het prima om het volgens het BTP te doen, maar belast de gemeenten er niet mee. Beleid In een gemeente is geen (actuele) nota volksgezondheid of jeugd. De nota lokaal volksgezondsbeleid wordt in 2007 geactualiseerd. Het uitgebreide collegeprogramma geeft richtlijnen voor het maatwerk. Daarnaast is een basis voor het maatwerk de informatie uit het lokale netwerk en met name de informatie van GGD en de thuiszorgorganisatie. Naast verticale integratie is horizontale integratie ook belangrijk. Initiatieven zijn een zorggebouw bij brede school en opzetten van lokale zorgstructuren 12-. In het Jeugdloket binnen het zorggebouw werken GGD en de thuiszorgorganisatie samen en is bedoeld om de integrale JGZ in deze gemeente vorm te geven. Het is een pilotproject voor de hele regio ZHE om de daadwerkelijke integratie op de werkvloer vorm te geven. In een grote gemeente in de regio zal het integraal jeugdbeleid voor 0- tot 23jarigen geactualiseerd worden. Deze gemeente focust zich meer op meer samenhang dan op nieuwe producten. Ook onderwijs en jeugdzorg letten op preventieve signalering. Financiering en verantwoording De RSU is onvoldoende voor het uniforme deel 0-4. Een aantal gemeenten heeft toen het maatwerkdeel daarvoor gebruikt. De RSU gaat totaal door naar de de thuiszorgorganisatie. Een knelpunt is dat de jaarlijkse indexering door het rijk in de praktijk niet bij alle gemeenten leidt tot een daadwerkelijke indexering.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
110
Daarbij komt dat het moment van indexering leidt tot extra onzekerheid. Er zijn eigen subsidiecontracten voor de thuiszorg op regionaal niveau voorbereid. Deze voldoen aan de landelijke eisen. De TRV is nog steeds uitgangspunt voor het maatwerk 0-4 en is geïndexeerd. Voor het uniforme deel en het maatwerk 4-19 geldt een bedrag per inwoner. Ook bij de GGD zijn reserves ingezet. Het is mogelijk dat het wegvallen van de RSU de samenwerking onder druk zal zetten. Er zijn in de regio verschillen in ambitieniveau en er zijn voor- en nadeelgemeenten. Momenteel zijn de gemeenten nog verplicht al de RSUgelden uit te geven aan de JGZ. Erg veel maakt het niet uit als de RSU zou opgaan in het gemeentefonds, aangezien het BTP toch verplicht moet worden uitgevoerd. Voor een individuele en uitgebreide verantwoording, is bij de GGD de JGZ uit de reguliere begroting gehaald. Het gaat om een gezamenlijke productbegroting waarin uniform deel 0-4, uniform deel 0-19, maatwerk 0-4 en maatwerk 4-19 gescheiden zijn opgenomen. De invoeringskosten waren hoog. Deels voor de gemeentelijke afstemming en regie, maar ook extra kosten voor de uitvoerende instellingen. Integratie Er is geen sprake van vergaande inhoudelijke integratie. Toch zijn de gemeenten tevreden met deze situatie, aangezien de beide uitvoerende partijen elkaar scherp houden en hun acties afstemmen. Het proces om daarvoor te zorgen heeft veel tijd, moeite en geld gekost. Gezamenlijke huisvesting en de invoering van het EKD kan de samenwerking in de toekomst nog verder verbeteren. De GGD participeert in de landelijke ontwikkelingen rondom de totstandkoming van het EKD. Nu is opnieuw de discussie of de regio zelf initiatief zal nemen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
111
Regioprofiel JGZ Zuid-Holland Zuid Organisatie en regie In de regio functioneert de regio Zuid-Holland Zuid als verlengd lokaal bestuur op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Onder dit samenwerkingsverband valt ook de GGD, zodat de individuele gemeenten weinig invloed op de GGD hebben. In de regio Zuid-Holland Zuid voert de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg uit voor de 14 gemeenten. Er zijn twee thuiszorgorganisaties die de 0- tot 4 jarigenzorg uitvoeren. De GGD is hoofdaannemer voor het uniforme deel, de twee thuiszorgorganisaties zijn onderaannemers. De drie partijen hebben een samenwerkingsverband. Er is een bestuurlijke stuurgroep integrale jeugdgezondheidszorg ingesteld met de portefeuillehouder Zuid-Holland Zuid, de directeur van de GGD en de directeuren van de thuiszorg. Een aantal gemeenten heeft een ambtenaar vertegenwoordigd in de beleidsgroep onder de stuurgroep. Regionale samenwerking richt zich onder meer op protocollen voor de dossieroverdracht, het elektronisch kinddossier, beeldvorming en omgang met risicokinderen en deskundigheidsbevordering. Dienstverlening Het Basistakenpakket wordt geheel uitgevoerd. Na 2003 is er relatief minder aandacht voor risicokinderen. Een grote gemeente is voorstander van een grotere differentiatie. Binnen het uniforme deel is ruimte gecreëerd om 30% van de kinderen voorlichting te kunnen geven. In deze grote gemeente is een extra contactmoment op de basisschool. Het maatwerk 4-19 wordt op regionaal niveau voorbereid en afgesproken. Het is wel lastig om tot een gezamenlijke visie te komen. De twee thuiszorgorganisaties zijn daarbij aanwezig. Gemeenten sluiten voor het maatwerk 0-4 individueel contracten af met een thuiszorgorganisatie. Er is afgesproken om ook gezamenlijk prioriteiten te beschouwen voor de 0- tot 4-jarigenzorg. De GGD ontwikkelt een methode om informatie per gemeente per wijk te kunnen leveren. Beleid Jeugdgezondheidszorg komt zowel terug in het lokaal volksgezondheidszorg beleid als in het jeugdbeleid. Bij de kleine gemeenten is de capaciteit te gering om inhoud te geven aan de regierol. In een grote gemeente is de gemeentelijke regie wel opgepakt. Jeugdgezondheidszorg is in de kleine gemeenten geen thema in de raad en ook amper in het college. De lokale
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
112
betrokkenheid van de wethouder is gering. De gemeenten werken met multidisciplinaire teams. Financiering en verantwoording De RSU gaat naar de begroting van Zuid-Holland Zuid en vervolgens in zijn geheel door naar de thuiszorgorganisaties. De meeste gemeenten gebruiken voor het maatwerk 0-4 de voormalige TRV-middelen. Voor de 4- tot 19-jarigenzorg wordt een bedrag per inwoner gehanteerd. Dat geldt zowel voor het uniforme deel als voor het maatwerk. De inzet van de middelen is voldoende voor het uniforme deel. Belangrijke delen van het pluspakket van de GGD kunnen de gemeenten niet inkopen, omdat het geld hiervoor al is besteed aan het standaardpakket van de GGD. Een grote gemeente in de regio heeft daarnaast behoefte aan echt lokaal maatwerk en zet daarom plusgelden in, gefinancierd vanuit andere programma’s. Soms komt in het portefeuillehoudersoverleg een managementrapportage of beleid voor jeugd aan bod, maar soms ook niet. Bij de verantwoording is de thuiszorg niet aanwezig. De stukken daarbij zijn ondiep. Voor het maatwerk stelt de GGD een rapportage op, maar daarover vindt bestuurlijk geen gesprek over plaats. In principe is het goed als doeluitkeringen opgaan in het gemeentefonds. Dat geldt ook voor de RSU. Er is in een grote gemeente een kader vastgesteld (niet de RSU), waaruit blijkt met hoeveel middelen de uitvoering uit kan komen. Anderzijds is financiering via het gemeentefonds enigszins contrair met het uitgebreide Basistakenpakket en de geringe beleidsvrijheid van de gemeente. Elektronische kinddossier (EKD) Er is veel energie in het EKD gestoken. De GGD heeft software aangeschaft en doet een pilot in twee gemeenten. De ene thuiszorgorganisatie gaat samenwerken met de GGD, terwijl de andere de landelijke ontwikkelingen afwacht. Er bestaat ontevredenheid over de sturing van het rijk. Als voorbeeldregio kreeg Zuid-Holland Zuid subsidie, maar door vertraging in verband met landelijke ontwikkelingen, moest het geld weer aan het rijk worden terugbetaald. Integratie De ambitie in de regio blijft vergaande verticale en horizontale integratie met eenzelfde benadering richting kind en ouder. Op termijn is een fusie daarbij wenselijk. Dan zou de gemeente ook indirect meer contact met ouders hebben, de GGD een duidelijker gezicht krijgen en voor ouders en in de wijk zou een eenduidiger beeld ontstaan, zeker in combinatie met ouder en kindcentra. Ouders en kinderen kunnen dan meer halen, maar ook brengen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
113
Bereikt is dat de GGD hoofdaannemer is geworden voor het uniforme deel en een samenwerkingsverband heeft met de twee thuiszorginstellingen. De thuiszorgorganisaties gaan samenwerking minder als dwang zien. Zo is er een vacature voor een manager 0-19 die bij de drie organisaties werkzaam zal zijn. Belemmeringen voor het effectief invullen van de gemeentelijke regierol waren de niet-transparante financiële huishouding van de GGD en onvoldoende betrokkenheid in kleine gemeenten. Deze hebben onvoldoende beleidscapaciteit, hebben weinig te zeggen op het niveau van de regio en ook politiek is er geen aandacht voor het onderwerp jeugdgezondheidszorg. Korte aantekeningen: Alle drie de uitvoerders wilden een aanbod doen voor de 50 euro per geboren kind voor de regio als geheel. Een grote gemeente wilde het liever lokaal inzetten. Nu wordt het in deze gemeente tijdelijk ingezet voor knelpunten in de signalering 0-19. Een gemeente merkt op dat de verantwoordelijkheid van de ouders en het zelf betalen voor eigen kinderen niet in het jeugdgezondheidszorgsysteem zit.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
114
Regioprofiel JGZ Zeeland Zeeland bestaat uit de regio’s Oosterschelde (zeven gemeenten), Walcheren (drie gemeenten) en Zeeuws-Vlaanderen (drie gemeenten). Organisatie De GGD Zeeland voert de 4- tot 19-jarigenzorg uit voor alle gemeenten. De GGD voert daarnaast voor de regio Zeeuws-Vlaanderen de 0- tot 4-jarigenzorg uit. In de regio’s Oosterschelde en Walcheren wordt de 0- tot 4-jarigenzorg uitgevoerd door twee verschillende thuiszorgorganisatie (TZ). In de regio Oosterschelde doet de ene thuiszorgorganisatie dit en in de regio Walcheren is dit een andere thuiszorgorganisatie. In Zeeuws-Vlaanderen is per 1 januari 2006 het onderdeel jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de thuiszorg overgegaan naar de GGD. Het personeel voor de 0- tot 4-jarigenzorg is gedetacheerd bij de GGD (ongeveer 21 fte). In de andere regio’s is de GGD hoofdaannemer en is de TZ onderaannemer. De gemeenten sluiten dus zelf geen contracten af met de TZ. De visie bestaat dat ook in de andere regio’s op termijn één uitvoeringsorganisatie voor de gehele 0 tot 19-jarigenzorg komt. Het maatwerk wordt tot nu toe vastgesteld voor heel Zeeland. Dit regionale maatwerk is overal gelijk. Daarnaast hebben de gemeenten aanpalend beleid en eigen geld. Regie Onder het algemene bestuur van de GGD is een bestuurscommissie integrale JGZ ingesteld. Daarin zit per regio één portefeuillehouder, de twee directeuren TZ en de directeur GGD. De bijeenkomsten van de bestuurscommissie worden voorbereid door een ambtelijke projectgroep. Daarin hebben twee ambtenaren per regio zitting en de managers van de JGZ-instellingen. In de regio Oosterschelde is een samenwerkingsverband voor welzijn en gezondheidszorg (SWVO). Deze gemeenschappelijke regeling staat los van de GGD. Beleid In 2002 heeft de projectgroep een advies uitgebracht om te komen tot een integrale JGZ. Dat was de eerste nota integrale JGZ. In het verlengde hiervan is een visiedocument integrale JGZ opgesteld dat alle Zeeuwse gemeenten hebben vastgesteld. De bestuurscommissie JGZ heeft verder een eindadvies gepresenteerd over het toekomstig organisatiemodel JGZ 0-19 in Zeeland. Tevens is een meerjarenbegroting JGZ vastgesteld waarin de uitvoering van
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
115
het Basistakenpakket JGZ en de invoering van het elektronisch kinddossier tot en met 2008 financieel is afgedekt. De preventienota van het rijk is bekend en zal bij verdere beleidsvorming gebruikt worden. De gemeenten in de Oosterschelderegio hebben inmiddels een tweede regionale/lokale nota gezondheidsbeleid opgesteld. Een grote gemeente is bezig met het actualiseren van de gemeentelijke nota jeugdbeleid. Daarin is ook het idee van centra voor ouder en kind opgenomen. Ouders willen één laagdrempelig aanspreekpunt. Daarbij dienen alle schakels uit de keten goed te communiceren. Gemeenten zetten eigen geld in om lokaal de integratie rondom de JGZ verder te bevorderen. Dit is vanuit aanpalend beleid. Het gaat in een grote gemeente bijvoorbeeld om de zorgstructuren in en rondom de scholen. In de afstemming met Bureau Jeugdzorg zijn de afgelopen jaren problemen geweest (wachtlijsten, bereikbaarheid). Er is een convenant tussen de provincie en de gemeenten over welke taken curatief en preventief zijn. Dit convenant wordt nu geëvalueerd. Dienstverlening Het Basistakenpakket (BTP) wordt voor de 0- tot 4-jarigenzorg volledig uitgevoerd, maar voor de 4- tot 19-jarigenzorg is dat nog niet geheel het geval. Daarvoor ontbreekt het aan middelen. Op dit moment wordt nog een contactmoment ingevoerd (screening 9-jarigen wordt vervangen door pgo 10) en wordt de dienstverlening in het speciaal onderwijs opgewaardeerd. De functie epidemiologie JGZ, moet nog worden ingevuld. Dat is nodig voor het monitoren van de uitvoering van het BTP. In de eerder genoemde meerjarenbegroting wordt toegewerkt naar volledige uitvoering van het BTP. De gemeenten geven aan dat het BTP een nuttige richtlijn is en onderschrijven de noodzaak van de vaste contactmomenten. Wel zou er meer vrijheid mogen zijn om de contactmomenten op eigen wijze in te vullen en zelf te bepalen welke disciplines dat mogen doen. Een nadeel van het BTP is dat de uitvoeringsinstanties het als legitimering zien om alles voor 100 procent te doen, terwijl het ook mogelijk zou moeten zijn om bij een contactmoment meer aandacht te geven aan risicokinderen en minder aan de anderen. Het regionale maatwerk bestaat onder meer uit een VTO-team, 18 maanden huisbezoek en opvoedcursussen. Vanaf 1 januari zal er meer regionale differentiatie komen. Elektronisch kinddossier Op 1 januari 2007 zal het elektronisch kinddossier (EKD) in heel Zeeland zijn ingevoerd en zal het operationeel zijn. Dit is deel van het regionale beleid. Het
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
116
EKD is gefinancierd met gemeentelijk geld (ruim 1 euro per inwoner), middelen voor maatwerk en met provinciale subsidie. Financiering De gemeenten betalen de middelen uit de Regeling Specifieke Uitkering (RSU) volledig door aan de GGD. De RSU wordt geheel ingezet voor het uniforme deel. Niet alles van de RSU gaat naar de TZ. Een deel wordt ingezet voor de 4- tot 19-jarigenzorg. De eerdere middelen uit de Tijdelijke Regeling Vroegsignalering (TRV) zijn nog in het gemeentefonds te traceren en worden collectief provinciaal ingezet. Vanuit de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) wordt de 4- tot 19-jarigenzorg gefinancierd. De gemeenten hebben geen grote bezwaren als de middelen van de RSU in het gemeentefonds zouden worden ondergebracht. Het is wel zo dat de RSU het makkelijker maakt om het geld voor JGZ in relatie te brengen met de activiteiten die moeten worden gedaan. Het zou kunnen dat er zonder de RSU op termijn gemakkelijker een contactmoment wordt geschrapt. Over de 50 euro extra per geboren kind is nog geen besluit genomen. De GGD heeft voorgesteld de middelen te beheren, maar de gemeenten houden het in eigen hand en besluiten individueel. Daarnaast zijn er nog subsidies van rijk en provincie. Zo subsidieert het rijk het huisbezoek op 18 maanden. De provincie subsidieert projecten tegen huiselijk geweld. Integraliteit JGZ. Er is een slag gemaakt. In Zeeuws-Vlaanderen is de thuiszorgorganisatie voor de JGZ opgegaan in de GGD. In de andere regio’s ontbrak het tot nu toe daarvoor aan bestuurlijke dekking. Een andere optie die wordt gezien is het aanbesteden van de inkoop van de 0- tot 4-jarigenzorg in plaats van het huidige onderaannemerschap van de bestaande thuiszorgorganisaties. Ook deze optie is daar nu nog een brug te ver. De uitbesteding van de gehele 0- tot 19 jarigenzorg is niet in beeld. Het was voor de gemeenten soms erg lastig om de TZ aan te sturen. Wel is er bij de TZ een cultuuromslag nodig geweest als het gaat om de verantwoording en het inzicht geven in de eigen organisatie. Bij ‘integraal’ denken beide gemeenten aan de afstemming van de JGZ met andere beleidsterreinen. Ook de afstemming tussen 0-4 en 4-19 staat centraal.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
117
Regioprofiel JGZ West-Brabant Organisatie In de regio West-Brabant zijn drie thuiszorgorganisaties actief voor de 0- tot 4-jarigenzorg. De GGD voert de 4- tot 19-jarigenzorg uit. Er is voor gekozen om de thuiszorgregio’s binnen het GGD-gebied leidend te laten zijn. De (GGD-)regio West Brabant is opgedeeld in drie subregio’s. Een gemeente in de regio heeft te maken met twee thuiszorgorganisatie en doet dus mee in twee regionale overleggen. De thuiszorg wordt individueel per gemeente aangestuurd. Met elke thuiszorgorganisatie worden apart subsidieafspraken gemaakt. In de subsidieverordening zijn productieafspraken vastgelegd. Eén gemeente geeft aan de modelverordening van de VNG niet te hebben gebruikt. De GGD wordt door de gemeenten aangestuurd via het AB en DB. Voor de inhoudelijke aansturing van de GGD heeft de gemeente een accountmanager. De aansturing vanuit de gemeente gebeurt door de verantwoordelijke ambtenaar. Het overleg 0-4 en 4-19 is ambtelijk en bij een deel van de gemeenten ook bestuurlijk gescheiden. Bestuurlijk is het bij gemeenten in de regio verschillend georganiseerd. Soms valt de JGZ onder Volksgezondheid, soms onder de verantwoordelijkheid van een portefeuillehouder Jeugd. Zowel voor de thuiszorg als de GGD is er een bestuurlijke terugkoppeling voor het maatwerk. Bestuurlijke verantwoording van de besteding van de RSU vindt plaats door het vaststellen van de subsidiebeschikking en –afrekening. Vormgeving integratie In eerste instantie is er geprobeerd om een integraal concept voor 0- tot 23-jarigen te ontwikkelen met daarbinnen een harmonisering van producten van de GGD en de drie thuiszorgorganisaties. Dit is in 2004 afgeblazen omdat dit te complex bleek. De gemeenten wijten dit vooral aan de concurrentiestrijd tussen de drie thuiszorgorganisaties. Nu is niet de GGD-regio leidend, maar de drie thuiszorgregio’s. De GGD heeft samen met de thuiszorg een visiedocument opgesteld, die overigens door de gemeenten als nogal abstract wordt ervaren. Er is nog geen gezamenlijk productenboek tot stand gekomen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
118
In één van de gemeenten waarmee gesproken is, is er één accountmanager voor de GGD (de ambtenaar Volksgezondheid) en één voor de thuiszorg (de ambtenaar JGZ). Maatwerk wordt bepaald door de ambtenaren VGZ en JGZ samen. Daarbij is er geen verschil tussen GGD en de thuiszorg. Door de keuze om thuiszorgregio’s leidend te laten zijn, is elk overleg voor gemeenten met twee thuiszorgorganisaties dubbel. Dit leidt tot praktische knelpunten zoals het formuleren van een visie voor het gehele gebied. Na invoering BTP en normen voor uitvoering zijn de kosten van de uitvoering voor de gemeenten omhoog gegaan. De uitvoeringsorganisaties hebben vooral hun overhead aangepast aan de norm, terwijl die daarvoor lager was. Eén van de gemeenten heeft het gevoel dat beide organisaties een te grote overhead hebben om doelmatig te kunnen zijn. In één van de gemeenten waarmee gesproken is, zijn gezondheidscentra (waarin het kind centraal staat). In deze centra is ook de thuiszorg aanwezig. Mogelijk sluit de GGD hier na 2006 bij aan. De thuiszorg en de GGD vormen samen teams waarin medewerkers elkaar kunnen vervangen. In een andere thuiszorgregio wordt, op het moment van het interview, door de zeven gemeenten samen met de thuiszorg en de GGD een visiedocument uitgewerkt. Dienstverlening In ten minste één subregio is het aantal contactmomenten gedaald. De thuiszorg deed voor de invoering van het BTP meer contactmomenten. Het basistakenpakket wordt volgens de gemeenten volledig uitgevoerd. Eén van de gemeente vindt dat het basistakenpakket te weinig focust op risicokinderen. Het pakket zou meer een richtlijn moeten zijn dan een verplichting. Het maatwerk wordt individueel per gemeenten bepaald. Zowel de thuiszorg als de GGD rekenen een kostprijs per product per gemeente. Het maatwerk wordt afzonderlijk aangeboden door de thuiszorg en de GGD. De gemeente haalt haar informatie om te bepalen welk maatwerk er moet worden afgenomen uit het welzijnswerk, van landelijke ontwikkelingen en uit het project ‘Samen Starten’. Ook doen de uitvoerders voorstellen voor maatwerk.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
119
Beleid In één van de gemeenten waarmee gesproken is, maakt JGZ deel uit van de lokale ‘Nota Volksgezondheid’ en van de ‘Nota Jeugd’. De gemeente baseert haar beleid voornamelijk op onderzoeken (van de GGD). Daarnaast is het project Samen Starten ook een belangrijke basis voor beleid. Ook in de andere gemeenten is de JGZ opgenomen in de nota Volksgezondheid en de kadernota. Regionaal wordt er geen gezamenlijk JGZ-beleid geformuleerd. Wel is er regionaal afstemming via ambtelijke overleggen. Via het maatwerk worden de JGZ-uitvoerders ingezet op terreinen zoals onderwijs. Voorbeelden hiervan zijn de Brede School (schoolgezondheidsbeleid) en via de BOS-impuls. Er is nog geen integraal dossier. De thuiszorg draagt dossiers over aan de GGD en de GGD neemt gegevens over in haar eigen dossiers. Gemeenten dringen aan op snelle invoer van het EKD, maar er wordt gewacht op de landelijke ontwikkelingen. Financiering en verantwoording De gemeenten hebben met de thuiszorg een directe subsidierelatie. De RSU wordt volledig doorgesluisd naar de thuiszorgorganisaties en in individuele gevallen deels besteed aan maatwerk. De TRV is nog steeds basis voor het vaststellen van het budget voor maatwerk. Een van de gemeenten zet voor de 0- tot 4-jarigenzorg naast de RSU voor het uniforme deel ook de voormalige TRV-gelden in, en andere subsidiestromen als BOS. Daarnaast worden voor het maatwerk ook nog extra eigen middelen ingezet. Voor het 4- tot 19jarigendeel draagt de gemeenten een bijdrage per inwoner bij aan de GGD. Een van de gemeente in een van de regio’s weet dat zij een nadeelgemeente is voor de RSU. Er is geen verrekening of iets dergelijks afgesproken in de regio. De andere gemeenten weten niet of ze voor- of nadeelgemeente zijn. De thuiszorg komt uit met de RSU volgens de gemeenten. De afrekening is gelijk aan het voorschot. Als thuiszorgorganisaties overhouden, wordt dat door de betreffende organisatie zelf gereserveerd. Volgens één van de gemeenten moet de RSU een doeluitkering blijven. De sector is namelijk nog te sterk in ontwikkeling Het risico bestaat dan dat de middelen anders bestemd worden. Een andere gemeente is dezelfde mening toegedaan. De gemeenteraad beseft onvoldoende het belang van de JGZ. De derde gemeente is voorstander van het afschaffen van de RSU. De gemeente kan dan de regierol beter invullen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
120
De thuiszorgorganisaties verantwoorden zich via een jaarrekening naar de gemeenten. De GGD verantwoordt zich op dezelfde manier. Het model van de VNG is als vertrekpunt gebruikt; het is op onderdelen aangepast. Er is nog geen bestemming voor de € 50,00 per geboorte. Hierover wordt in regioverband nagedacht. Oordeel over integratie Een van de gemeenten is van oordeel dat de laatste jaren een goede bodem zijn geweest om tot integratie te komen. Op de werkvloer wordt veel samengewerkt, vooral in het maatwerk zoals het project ‘Samen Starten’, de logopedie-pilot, het EKD. Daarnaast is er de integrale telefonische bereikbaarheid. GGD en één thuiszorg maken afspraken over het waarnemen voor elkaar in overleg vormen. De gemeenten hebben door de invoering van het BTP en hun regiorol voor de JGZ 0 tot 19 jaar beter zicht op de JGZ-keten. In de andere subregio wordt alleen op enkele projecten samengewerkt. Verder vindt er nog weinig afstemming plaats tussen GGD en thuiszorg. De gemeenten dringen aan op integraliteit, maar hebben soms te weinig ambtelijke capaciteit beschikbaar. De eerste stappen van de integratie zijn gezet, maar ze zijn er nog lang niet. In de toekomst zou JGZ nog meer onderdeel moeten uitmaken van de keten, waarbij eerste- en tweedelijnszorg nog meer aanvullend zijn aan elkaar. Volgens deze gemeente zou er één organisatie verantwoordelijk moeten zijn voor de JGZ. In plaats van een knip op vier jaar, is twaalf jaar meer geschikt. Ook de andere gemeenten geven aan dat het feit dat ze bij de JGZ met verschillende organisaties te maken hebben, belemmerend werkt.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
121
Regioprofiel JGZ Hart voor Brabant Organisatie In de regio Hart voor Brabant voeren drie thuiszorgorganisaties de 0- tot 4-jarigenzorg uit en de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg. De gemeenten sturen de GGD gezamenlijk en de thuiszorg individueel. De GGD wordt door de 29 gemeenten in de regio aangestuurd via het Algemeen Bestuur (AB) en het Dagelijks Bestuur (DB). Op subregionaal niveau is er een portefeuillehoudersoverleg Maatschappelijke Zaken evenals een ambtelijk overleg Welzijn en Zorg waarin JGZ-onderwerpen inhoudelijk worden besproken. Een van de gemeenten geeft aan dat zij door deze constructie het gevoel heeft niet echt te kunnen sturen omdat zij hierdoor onder meer niet zelfstandig de middelen kan bestemmen. Over de bestuurlijke aansturing van de thuiszorg hebben de gemeenten een verschillend beeld. De een zegt juist alleen op regionaal niveau bestuurlijk betrokken te zijn (via de stuurgroep iJGZ, zie hierna) en op gemeentelijk niveau is er geen bestuurlijke betrokkenheid; de aansturing op dit niveau gebeurt door de verantwoordelijk ambtenaar. De andere gemeente geeft aan dat zij vooral op het gemeentelijk niveau de thuiszorg aanstuurt en dat er geen betrokkenheid van bestuurders is op regionaal niveau. Beide gemeenten hebben te maken met een andere thuiszorgorganisatie. In beide gemeenten is het wel de ambtenaar die de directe contacten met de thuiszorg onderhoudt. Vormgeven integratie In 2001 is er een convenant getekend om integratie tot stand te brengen. Hierbij zijn alle gemeenten, de GGD en de drie thuiszorgorganisaties betrokken. Insteek van de gemeenten was om met dezelfde partijen als voor 2003 de JGZ 0-19 uit te voeren. Het nadenken over de meest ideale organisatievorm is uitgesteld. Voor de uitvoering van het convenant is een stuurgroep ingesteld met een ambtelijke werkgroep waarin ook de managers van de GGD en de thuiszorg zitten. Daarnaast is er een aantal projectgroepen, dat verschillende beleidsvoorstellen uitwerkt. De resultaten tot nu toe zijn onder andere het vaststellen van een aantal protocollen, het vaststellen van een visie Openbare JGZ door de GGD (onduidelijk is of dit ook een visie van de thuiszorgorganisaties is) en het opstellen van een kostprijsmodel 0-4 door de gezamenlijke thuiszorgorganisaties. Daarnaast is er een eindverslag over deskundigheidsbevordering die de betrokken organisaties voor zichzelf nog verder uitwerken. Ook zijn gezamenlijke huisvestingsuitgangspunten geformuleerd. Er is nog geen gezamenlijk beleid van de gemeenten hoe de iJGZ aan te sturen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
122
De Stuurgroep heeft geadviseerd om een adviescommissie in te stellen die voorstellen formuleert voor de afstemming van de verticale integratie 0-19. Hierover is nog niet besloten. De speerpunten voor de GGD en de thuiszorgorganisaties zijn vanaf 2006 onder meer: -
optimaliseren vroegsignalering invoeren EKD en Verwijsindex oprichten centra voor Jeugd en Gezin invoeren eenduidige methode kostprijsberekening huisvestingsbeleid gemeentelijke regie iJGZ.
Dienstverlening Het Basistakenpakket (BTP) wordt volledig uitgevoerd. De gemeenten willen graag het pakket herijken zodat meer transparantie ontstaat. De GGD is voorstander van een meer uitgebreid pakket dan het BTP. De gemeenten zien het BTP vooral als handige richtlijn maar benadrukken dat de ruimte voor lokale invulling van het pakket minimaal is. De wijze waarop het maatwerk wordt afgenomen verschilt per gemeente. Een van de gemeenten baseert het maatwerk dat zij afneemt op de contacten met het veld, op de beleidsprioriteiten van de gemeente zelf en op basis van contacten met de GGD en de thuiszorg. De andere gemeente waarmee gesproken is geeft juist aan dat zij moeilijk tot maatwerk komt dat gemeentespecifiek is. Het maatwerk in die gemeente is vooral historisch bepaald. Het maatwerk wordt door een van de gemeenten jaarlijks afgesproken, met de andere gemeente wordt het maatwerk vierjaarlijks afgesproken met de GGD. Het verschilt per subregio of er wel of geen maatwerkafspraken zijn tussen de gemeenten onderling. Beleid Jeugdgezondheidszorg wordt in geen van de gemeenten expliciet integraal benaderd. In beide gemeente is geen nota iJGZ. De Stuurgroep iJGZ heeft een regionaal beleidsplan 2004-2007 opgesteld wat voor een van de gemeenten het programma is voor de iJGZ. Wel leggen beide gemeente nadrukkelijk verbindingen met Welzijn en Onderwijs door afstemming met de verantwoordelijke ambtenaren. De gemeenten baseren hun beleid op de informatie en onderzoeken van de GGD, signalen uit het veld en daarnaast de eigen gemeentelijke prioriteiten.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
123
De gemeenten zetten de thuiszorg en de GGD via het maatwerk op andere beleidsterreinen in dan de JGZ. Zo hebben beide gemeenten buurtnetwerken met de thuiszorg en de GGD. Een van de gemeenten heeft een Meldpunt Jeugdzorg waarin ook de thuiszorg en de GGD participeren. Financiering en verantwoording De gemeenten hebben een directe subsidierelatie met de thuiszorg. Voor het 0- tot 4-jarigendeel zetten de gemeente de RSU voor het uniforme deel en de TRV voor het maatwerkdeel in. Daarnaast worden voor het maatwerk nog additionele middelen ingezet zoals de Impulsgelden en gelden voor het Preventiebeleid. Beide gemeenten geven aan dat zij eigen middelen inzetten voor het maatwerk jeugdgezondheidszorg. De een geeft aan een tekort te ervaren, de andere gemeente geeft aan voldoende middelen beschikbaar te hebben. Een van de gemeenten waarmee gesproken is wil graag dat de RSU, of in ieder geval dat een vast budget, blijft voor de JGZ. De andere gemeente is van mening dat gemeenten in staat zijn om het geld zelf te coördineren. In ieder geval mag de RSU niet met korting of iets dergelijks worden overgeheveld naar het gemeentefonds. De thuiszorg en de GGD verantwoorden zich via een inhoudelijk en een financieel jaarverslag. Een van de gemeenten geeft aan dat zij de verantwoording door de GGD niet transparant genoeg vindt. Oordeel over integratie De gemeenten praten nog steeds met de twee aanbieders van de JGZ. De GGD en de thuiszorg werken vooral intensief samen op uitvoerend niveau, maar over echte integratie kan nog niet gesproken worden. Een aantal doelen is bereikt, zo gaan de GGD en de thuiszorg gezamenlijk personeelsbeleid voeren. Er is geen elektronisch kinddossier3 wat een van de gemeenten repareert met het Meldpunt Jeugdzorg. In het meldpunt zijn spreekuren op afspraak waarin ook de beide uitvoeringsorganisaties participeren. Meldingen worden verdeeld over de participanten. Een van de gemeenten voorziet voor de JGZ een rol binnen het Jeugdbeleid waarbinnen het Onderwijs als spil wordt gezien. Het kind komt centraal te staan in plaats van de organisaties.
3
De thuiszorg is per 1-1-2006 gestart met de invoering van een EKD voor alle nieuw geborenen. Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
124
Beide gemeenten verwachten van de uitvoeringsorganisaties dat zij zich meer gaan richten op samenwerking met organisaties binnen het Jeugdbeleid. Het onderscheid tussen curatief en preventief wordt daarbij moeilijker. De organisatievorm voor de JGZ is voor de gemeenten nog niet helder. Een van de gemeenten ziet graag dat er één organisatie JGZ ontstaat.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
125
Regioprofiel JGZ Zuidoost-Brabant Organisatie Voor de 21 gemeenten in de regio Zuidoost-Brabant voeren twee thuiszorgorganisaties de 0- tot 4-jarigenzorg uit. Beide organisaties zijn onlangs gefuseerd. De GGD is verantwoordelijk voor de 4-tot 19-jarigenzorg. De gemeenten hebben individueel met de thuiszorgorganisaties een subsidieovereenkomst. Tussen gemeenten en thuiszorg bestaat een subsidierelatie. Model van de VNG is al basis gebruikt voor de subsidieovereenkomst. Verantwoording aan de raad geschiedt via de tussentijdse managementrapportages en de subsidieafrekening. De gemeenten sturen de GGD aan via het AB en DB. Bij de gemeente zijn 0-4 en 4-19 bij een ambtenaar ondergebracht. Overige GGD-taken bij een andere ambtenaar. Vormgeving integratie In regionaal verband is een stuurgroep ingesteld met een bestuurlijke vertegenwoordiging van de gemeenten, de thuiszorgorganisaties en de GGD. In 2002 was de integratie van de JGZ een onderwerp dat vaak op de agenda stond van de regiogemeenten. De stuurgroep had de opdracht om iJGZ-beleid op te stellen. Doordat de GGD en de thuiszorg niet bereid waren tot samenwerking, is er van de integratie nog niet veel terecht gekomen. Ook het gezamenlijke productenboek lukt niet. Het betreft vooral de interne toerekening van overhead aan producten door de GGD. Eén van de gemeenten is van mening dat de regio en daarmee de gemeenten de kans voorbij hebben laten gaan om de integratie voortvarend op te pakken. De gemeente heeft niet het idee een sterke regie te kunnen voeren over de thuiszorgorganisatie en de GGD. De integratie van de JGZ is nu geen politiek item meer. De gemeenten hebben geen informatie hoe de integrale JGZ zich ontwikkeld. De directeur van een van de thuiszorgorganisaties is ontslagen waardoor de gehele organisatie onder druk staat. Overigens is één van de gemeente van mening, dat de gemeente nooit regie kan voeren over een verplicht pakket waarvan de inhoud vaststaat. Dienstverlening Het basistakenpakket wordt volgens de gemeenten volledig uitgevoerd. De gemeente heeft geen uitspraak gedaan over het basistakenpakket. De andere gemeenten vindt het BTP een goede basis. De zorg ligt voor iedereen vast; er is geen discussie nodig.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
126
De thuiszorg biedt maatwerk aan ter hoogte van de TRV. De gemeente neemt slechts een deel daarvan af. Het maatwerk dat de GGD uitvoert, is op regionaal niveau vastgesteld. Het maatwerk dat de gemeente individueel of subregionaal afneemt, wordt door de gemeente vooral afgenomen op basis van informatie uit het onderwijs. Ontwikkeling van het EKD is stilgelegd in verband met landelijke ontwikkelingen. Papierendossiers tussen GGD en thuiszorgorganisatie zijn volledig op elkaar afgestemd. Beleid De jeugdgezondheidszorg wordt door de gemeente benaderd vanuit het onderwijs en vanuit het jeugdbeleid. Het collegeprogramma is hierbij leidend. De andere gemeente heeft het aanbod van de gehele keten Jeugd in kaart gebracht. Overlap in het aanbod is eruit gehaald en hiaten in beeld gebracht. Op basis hiervan wordt gericht maatwerk aangevraagd bij jeugdorganisaties. De gemeente heeft fors geïnvesteerd in eigen beleidscapaciteit om te waarborgen dat gemeente de regierol kan uitvoeren. Er is door de gemeente een duidelijke link gelegd tussen jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg. Gemeente heeft speerpunten voor beleid vastgelegd. Op basis hiervan wordt maatwerk bepaald. De thuiszorg en de GGD worden via maatwerk ingezet op andere beleidsterreinen. De gemeente neemt extra maatwerk af voor de afstemming tussen de aanbieders. Financiering en verantwoording De RSU gaat via een subsidieovereenkomst rechtstreeks naar de thuiszorg. Slechts een deel van de voormalige TRV-gelden wordt besteed aan maatwerk. De gemeente zet geen extra eigen middelen in voor de JGZ. Het is onbekend of de gemeente voor- of nadeelgemeente is voor wat betreft de RSU. In de regio betalen de gemeenten de RSU aan de thuiszorg en er wordt niet op individuele basis afgerekend. De RSU wordt volledig besteed door de thuiszorginstellingen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
127
Eén van de gemeente is voorstander voor het overhevelen van de RSU naar het gemeentefonds. Daar verbindt de gemeente wel de voorwaarde aan dat de gemeente iets te zeggen krijgt over besteding en invulling van de taken. Indien het verplichte pakket blijft bestaan dan kan ook de RSU een doeluitkering blijven. Ook de andere gemeente is voorstander van overheveling naar het gemeentefonds maar dan om de tegenstellingen tussen thuiszorgorganisatie en GGD in de discussies te voorkomen. De thuiszorg verantwoordt zich niet voldoende naar de gemeente. De gemeente krijgt jaarlijks één A4-tje met in- en uitgaven van de thuiszorg. De andere gemeente ontvangt jaarlijks een verantwoording van de thuiszorg en tussentijdse Maraps. Via reguliere verantwoording over subsidies vindt verantwoording aan de raad plaats. De GGD verantwoordt zich via de reguliere jaarrekening en een inhoudelijk verslag over het uitgevoerde maatwerk. In de gemeenten zelf wordt de besteding van de RSU verantwoord via de jaarrekening. Er is nog geen definitieve bestemming voor de extra € 50,00 per geborene. Oordeel over integratie Eén van de gemeente is niet positief over wat de integratie heeft gebracht. Eigenlijk is de situatie als voor 2003 blijven bestaan. Doordat één van de organisaties waarmee moet worden samengewerkt vooral met zichzelf bezig is komt van integratie niets terecht. In de toekomst komt het tot een kerntakendiscussie voor de GGD, waarbij de GGD zich waarschijnlijk gaat beperken tot het wettelijk verplichte deel en de rest een keuzepakket voor de gemeenten wordt. De andere gemeente is positiever. De organisaties zitten regelmatig met elkaar aan tafel en zijn betrokken bij de invulling van jeugdzorg. Er wordt personeel uitgewisseld tussen GGD en thuiszorgorganisaties. Er worden gemeenschappelijke protocollen ontwikkeld (overgewicht) en het maatwerk wordt gezamenlijk aangeboden.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
128
Regioprofiel JGZ Eindhoven Organisatie en regie In Eindhoven voert de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg uit. De 0- tot 4-jarigenzorg wordt verzorgd door een thuiszorgorganisatie. In Eindhoven functioneert de GGD als hoofdaannemer en de thuiszorgorganisatie als onderaannemer. De GGD werkt met een subsidiebeschikking voor thuiszorg. Deze is gebaseerd op het model van de VNG. Bestuurlijk is er alleen een overleg tussen de wethouder en de GGD. Op ambtelijk niveau vindt overleg plaats tussen de gemeente, de GGD en de thuiszorgorganisatie. De GGD verstrekt subsidie aan de thuiszorgorganisatie. De modelverordening van de VNG wordt als basis voor de subsidiebeschikking gebruikt. De thuiszorgorganisatie verantwoordt zich aan de GGD. Samen met de GGD Zuidoost-Brabant en twee thuiszorgorganisaties werkt de GGD aan de ontwikkeling van protocollen en de ontwikkeling van het elektronisch kinddossier. Dienstverlening Het basistakenpakket wordt volledig uitgevoerd. De grens tussen uniform en maatwerk is daarbij niet duidelijk. Voor het maatwerk is een gezamenlijk aanbod van thuiszorgorganisatie en GGD. Het basistakenpakket is goed. Het geeft aan wat het minimale pakket is dat moet worden uitgevoerd. Maar het wordt ook ervaren als een keurslijf: het risicogericht werken. Beleid De jeugdgezondheidszorg is verbonden met het bredere jeugdbeleid. De wethouder Jeugd is betrokken bij het strategisch overleg jeugdgezondheidszorg. Ook in de nota jeugdbeleid wordt verbinding gelegd met de jeugdgezondheidszorg. Het college bepaalt speerpunten voor het jeugdbeleid inclusief de jeugdgezondheidszorg. De jeugdgezondheidszorg is voorlopig de basis voor het opzetten van het centrum voor jeugd en gezin.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
129
Financiering De gemeentelijke GGD betaalt de RSU aan de thuiszorgorganisatie. Voor maatwerk is jaarlijks budget beschikbaar (voormalige TRV), soms aangevuld met middelen vanuit het grotestedenbeleid. Het is niet bekend of Eindhoven een voor- of een nadeelgemeente is wat betreft de RSU. Wel is bekend dat thuiszorgorganisaties consultatiebureaus hebben gesloten omdat ze te weinig geld hadden. Het maatwerk wordt ingezet voor het uniforme deel als daar het beschikbare budget niet voldoende is. Op dit moment staan jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg hoog op de politieke agenda. Wat dat betreft zou het nu voor de hoeveelheid financiële middelen die beschikbaar zijn voor jeugdgezondheidszorg gunstig kunnen zijn als de middelen vanuit de RSU worden overgeheveld naar het gemeentefonds. Anderzijds betekent het ook dat financiële middelen voor de jeugdgezondheidszorg niet langer zijn gegarandeerd. Integratie De integratie van de jeugdgezondheidszorg is in de regio Eindhoven een eind op weg. De GGD is hoofdaannemer voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. De uitvoeringsorganisaties doen een gezamenlijk aanbod voor het maatwerk. Een aantal projecten (overgewicht, meisjesbesnijding) worden ook gezamenlijk uitgevoerd. Het jaarverslag van de thuiszorgorganisatie is afgestemd op het verslag van de GGD. Soms vervangt de thuiszorgorganisatie de GGD in het bestuurlijk overleg. Op incidentele basis wisselen beide organisaties personeel uit. In buurtnetwerken zijn beide organisaties vertegenwoordigd. Daarnaast hebben de GGD en de thuiszorgorganisatie in samenwerking met GGD Zuidoost-Brabant en een andere thuiszorgorganisatie protocollen ontwikkeld.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
130
Regioprofiel JGZ Noord- en Midden-Limburg Organisatie In de regio is één GGD en zijn drie thuiszorgorganisaties actief. De uitvoering van de 0- tot 4-jarigenzorg gebeurt door de TZO. De 4- tot 19-jarigenzorg door de GGD. Per vier jaar werden maatwerkafspraken gemaakt met de GGD. Nu hebben gemeenten de mogelijkheid om tussentijds bij te stellen. Met de thuiszorg wordt het maatwerk per jaar afgesproken. Binnen de GGD-regio zijn vier subregionale overleggen (het Op Overeenstemming Gericht Overleg). Daarbinnen wordt zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau overlegd en worden besluiten genomen over de regionale dienstverlening van de GGD én de thuiszorg. Het formele overleg over de dienstverlening van de GGD gebeurt binnen het AB en DB. Het DB wordt geadviseerd door het PH-overleg VGZ waar JGZ een van de onderwerpen is. Per gemeente is er individueel contact met de thuiszorg en GGD over het maatwerk. Vormgeving integratie Het doel van de gemeenten in 2003 was om te komen tot één aanbieder JGZ. Dit is niet gelukt. Nu is er een convenant gesloten tussen de gemeenten, GGD en TZO om te komen tot één productenboek 0-19, doorgaande lijnen en meer monitoring en verantwoording. De uitvoering van het convenant gebeurt onder leiding van een Regionale stuurgroep met vertegenwoordiging uit alle vier de OOGO’s en GGD en TZO De gemeenten geven aan dat er veel bestuurlijke drukte is rondom het thema Jeugd en ook JGZ. Een van de gemeenten geeft aan dat zij niet altijd haar eigen lijn kan volgen omdat er regionale afspraken zijn. Dienstverlening Het Basistakenpakket wordt volgens de gemeenten volledig uitgevoerd. De gemeenten verschillen van mening over het hebben van het BTP. De een vindt het een keurslijf en laat zich bij de uitvoering JGZ vooral leiden door professionals. De andere gemeente waarmee gesproken is, vindt het vooral een handige richtlijn bij het maken van regionale afspraken. Het initiatief voor het maatwerk komt vooral van de uitvoeringsorganisaties. Het maatwerk dat de gemeenten afnemen is nu nog vooral historisch bepaald. Echter steeds meer nemen de gemeenten maatwerk af op basis van hun eigen beleid (onder andere Jeugdbeleid). Hierbij nemen de gemeenten de informatie van de ketenpartners mee. De gemeenten willen dit nog verder uitbreiden.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
131
Wat betreft het EKD is deze in ontwikkeling binnen de 0- tot 4-jarigenzorg. De afspraken met de GGD moeten nog gemaakt worden. De gemeenten bestempelen de invoering van het EKD als een moeilijk proces. Beleid Een van de gemeenten is al jaren bezig met het uitvoeren van het integraal Jeugdbeleid op basis van thema’s. In een van de programma’s is de ketenorganisatie - 9 maanden tot 12 jaar georganiseerd. Daaraan afgeleid is een regionaal programma voor dekkende zorgstructuren 0 tot 23-jarigen waarin ook JGZ plek heeft. De knip is beleidsmatig grotendeels verdwenen ook in de afspraken met ketenpartners. In de praktijk moet het een en ander nog verder ontwikkeld worden. JGZ wordt onderdeel in Jeugdbeleid. Dit wordt regionaal afgestemd in de OGOO’s. Beleidsinformatie wordt onder andere van ketenpartners en door monitoring verkregen. De monitoring wordt momenteel verbeterd in het kader van de iJGZ. Financiering en verantwoording De RSU gaat een-op-een van de gemeenten naar de thuiszorgorganisaties voor de uitvoering van het uniforme deel van het Basistakenpakket. De gemeenten dragen bij aan de GGD op basis van het aantal inwoners. Een van de gemeenten geeft aan dat zij een tekort ervaart. Zij zou graag meer doen dan nu financieel mogelijk is. Voor het maatwerk zet deze gemeente meer dan de voormalige TRV in. De grote gemeente waarmee gesproken is wendt naast de TRV en extra eigen middelen ook extra subsidiestromen aan voor de JGZ maatwerk, bijvoorbeeld vanuit het GSB. De 50 euro extra per geboren kind wordt in één gemeente besteed aan opvoedingsondersteuning. Voor de andere gemeente is dit onbekend. Het is bij de gemeenten onbekend of zij voor- of nadeelgemeenten zijn voor wat betreft de RSU. Er is in ieder geval geen verrekeningssystematiek of iets dergelijks afgesproken in de regio. De mogelijke overheveling van de RSU naar het gemeentefonds achten de gemeenten voor een deel wenselijk. Voorgeschreven geprotocolleerde activiteiten zouden landelijk gefinancierd kunnen worden. Waar gemeenten inbreng kunnen hebben, heeft gemeentelijke financiering de voorkeur.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
132
De GGD verantwoordt zich via de jaarlijkse jaarrekening. De thuiszorg verantwoordt zich via verslagen die ter kennisneming naar het college en de raad gaan. Oordeel over integratie De gemeenten zijn van oordeel dat er op uitvoerend niveau veel samenwerking en coördinatie is tussen GGD en thuiszorg. De organisaties hebben een positieve houding ten opzichte van elkaar. Voor beide organisaties staat op het uitvoerend niveau het kind centraal. Echter de gemeenten vinden dat op directieniveau de eigen organisatie nog steeds te veel het uitgangspunt is. De verhouding tussen de thuiszorg en de gemeenten is verbeterd. In de toekomst zal de JGZ volgens de gemeenten nog meer deel gaan uitmaken van het Jeugdbeleid.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
133
Regioprofiel JGZ Zuid-Limburg Organisatie In de regio Zuid-Limburg zijn voor negentien gemeenten drie thuiszorgorganisaties actief voor de 0- tot 4-jarigenzorg. De GGD is verantwoordelijk voor de 4- tot 19-jarigenzorg. Op 1 januari 2006 zijn de drie GGD’en in Zuid-Limburg gefuseerd. De aansturing van de thuiszorg door de gemeenten gebeurt op verschillende wijzen. In één subregio is er een meerjarenplan opgesteld waarin de lange termijn doelstellingen in relatie tot het Basistakenpakket zijn geformuleerd. Dit meerjarenplan is vastgesteld in de respectievelijke gemeenteraden. Op grond van het meerjarenbeleid wordt de jaarlijkse inkoop door de centrumgemeente ambtelijk uitonderhandeld en bestuurlijk vastgelegd in het bestuurlijk overleg met de instellingen. Bij de andere gemeenten waarmee gesproken is, wordt er door de verantwoordelijk ambtenaar onderhandeld met de thuiszorg (al dan niet op basis van een vastgesteld uitvoeringsprogramma) waarna het afgesproken (maatwerk)pakket naar het college gaat ter goedkeuring. Portefeuillehouders hebben een sturende rol. Bestuurders van de gemeenten zijn vooral betrokken bij de thuiszorg via de projecten die zijn opgestart om de integratie vorm te geven. De gemeenten hebben een directe subsidierelatie met de thuiszorg. De nieuwe GGD Zuid-Limburg wordt aangestuurd door het Algemeen Bestuur (AB) en het Dagelijks Bestuur (DB). De eerste prioriteit van de gemeenten is om de gefuseerde GGD op orde te krijgen. De relatie tussen de GGD en de gemeenten is door fusie nog onduidelijk. Er zijn nu vooral ad hoc portefeuillehoudersoverleggen. Op subregionaal niveau zijn er aparte portefeuillehoudersoverleggen Zorg en Welzijn of Volksgezondheid waarin JGZ inhoudelijk wordt behandeld. Deze subregionale overleggen worden ambtelijk ondersteund. Daarnaast is er op regionaal niveau ambtelijk overleg. Vormgeving integratie De gemeenten zijn gestart met de integratie JGZ toen er nog drie GGD’en in de regio waren. Er zijn dan ook verschillende acties ondernomen. In een van de subregio’s is een projectgroep iJGZ ingesteld voor de verbinding van de thuiszorg met de GGD. Hierin zitten bestuurders, uitvoerders en er is ambtelijke ondersteuning. De thuiszorg en de GGD werken aan het PKA (gezamenlijk Producten Keuze Aanbod). De gemeenten nemen bij beide organisaties gelijke producten af om integratie tot stand te laten komen. Vooral in het begin van de projectgroep iJGZ was er sprake van moeizame afstemming. Dit gaat nu beter.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
134
In een andere regio is het een bewuste keuze van de gemeenten geweest om nog niet aan te sturen op een fusie 0-19. De gemeenten achtten dit toen niet wenselijk. De nadruk is komen te liggen op inhoudelijke samenwerking bijvoorbeeld door het hanteren van gezamenlijke protocollen en het uitvoeren van projecten zoals Samen Starten. Samen met de uitvoeringsorganisaties hebben de gemeenten lange termijndoelstellingen geformuleerd (2003-2007). Deze doelen worden uitgewerkt door werkgroepen van de uitvoerders (met incidentele middelen). Nu de organisaties in de uitvoering meer op elkaar gaan lijken dient de vraag of JGZ ondergebracht kan worden in één organisatie opnieuw door de gemeenten te worden beantwoord. In de derde regio is er geen onderzoek gedaan naar een eventuele andere organisatorische inbedding van de JGZ. Er is wel discussie geweest over de optimale organisatievorm. Om de integratie, maar ook vooral de regie van gemeenten gestalte te geven, is een stuurgroep met de portefeuillehouder van de centrumgemeente en de uitvoerders samengesteld. De stuurgroep heeft een externe projectleider aangesteld om integratie vorm te geven. In 2004 is een plan van aanpak opgesteld. In dit plan van aanpak zijn dertien doelen geformuleerd met onder meer het: -
invullen van de regierol van gemeenten opzetten van een gezamenlijk productenboek Basistakenpakket (BTP) in te vullen volgens de landelijke richtlijnen zorgen voor een optimale continuïteit en overdracht.
Vanaf 2007 is er een gezamenlijk productenboek. De meeste van de dertien doelen zijn gerealiseerd. De regierol van gemeenten, de continuïteit van zorg, monitoring en het lage bereik blijven aandachtspunten. Daarnaast is er enige vertraging in het opstellen van het subregionale beleidsplan opgetreden waardoor het plan nu 2006-2007 bestrijkt. De stuurgroep is na het opleveren van het beleidsplan opgeheven. Na de fusie is de GGD vooral bezig geweest met zichzelf en ligt de integratie min of meer stil. Dienstverlening Het Basistakenpakket wordt volledig uitgevoerd volgens de gemeenten. De drie gemeenten waarmee gesproken is, zijn allen voor het handhaven van het Basistakenpakket. Het schept namelijk duidelijkheid voor alle partijen wat er moet gebeuren. Een van de gemeenten plaatst de kanttekening dat het Basistakenpakket nu echter wel zo groot is dat er voor gemeenten nog maar weinig te kiezen valt. De gemeente is nu niets meer dan een uitvoeringsloket JGZ.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
135
In twee van de drie subregio’s is het maatwerk 0-4 vooral historisch bepaald. Het maatwerk is vooral regionaal, er zijn weinig tot geen gemeentespecifieke producten. Dit is wel de wens van de gemeenten. In één subregio onderhandelt de centrumgemeente met de thuiszorg over het maatwerk. Voor het maatwerk 4-19 wordt nu nog vooral het oude regionale maatwerk voortgezet. De gemeenten geven aan wel te kunnen kiezen uit het maatwerk van de GGD. Het maatwerk dat wordt afgenomen door de gemeenten gebeurt op basis van advies en informatie van de uitvoerders. Eén gemeente geeft aan dat zij vooral maatwerk afneemt op basis van de eigen beleidsspeerpunten van de gemeente. Beleid Een van de subregio’s heeft een integraal beleids- en uitvoeringsplan voor de JGZ tot 2007. Hierin staan de missie en visie en de activiteiten voor de JGZ. In een van de gemeenten is een werkgroep ingesteld voor de uitvoering van de Lokale nota Volksgezondheid. In die nota is ook JGZ opgenomen. In de derde subregio is een werkgroep Lokaal gezondheidsbeleid waar de JGZ ter sprake komt en de al genoemde werkgroep iJGZ. Op basis van geformuleerd en vastgesteld beleid worden jaarlijks uitvoeringsplannen gemaakt op basis waarvan de JGZ vorm wordt gegeven. Financiering en verantwoording In twee van de drie subregio’s is voor de 0- tot 4-jarigenzorg de RSU voor het uniforme deel beschikbaar voor de thuiszorg en zijn de voormalige TRVmiddelen beschikbaar voor maatwerk 0-4. In de derde subregio zijn voor de 0tot 4-jarigenzorg, naast de RSU en de TRV ook extra middelen beschikbaar voor de centrumfunctie en voor de integratie 0-19. Voor enkele maatwerkproducten hebben gemeenten extra financieringstromen zoals BOS-impuls en middelen uit het grotestedenbeleid. Een van de drie gemeenten is een voordeelgemeente, hetzij miniem. De overschotten worden in deze gemeente gereserveerd. Voor één gemeente is het onbekend of zij voor- of nadeelgemeente is. In één subregio wordt de RSU regionaal ingezet waardoor er verrekend wordt tussen voor- en nadeelgemeenten.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
136
De gemeenten hebben niet hetzelfde oordeel over het overhevelen van de RSU naar het gemeentefonds. Een van de gemeenten ziet twee mogelijkheden. Bij een specifiek takenpakket behoort een specifieke financiering of er komt een minimaal verplicht pakket en daarbij hoort een meer algemene financiering, waarbij de middelen wel nog steeds worden ingezet voor JGZ. Een van de gemeenten is voorstander van het overhevelen van de RSU naar het gemeentefonds. De gemeente acht dit een principieel punt, maar eigenlijk is het niet meer dan cosmetisch bedrog doordat JGZ een verplichte taak is. Wanneer de RSU in het gemeentefonds zit, krijgen gemeenten wel een premie voor efficiënte taakuitoefening. De laatste gemeente heeft graag dat de middelen gelabeld blijven. De mogelijkheid bestaat anders dat het onderwerp van discussie wordt waardoor het uiteindelijk anders bestemd kan worden. Het subsidiemodel van de VNG is in een van de gemeenten gebruikt als blauwdruk voor de beschikking maar de beschikking is aangepast aan de gemeentelijke verordening. In een van de gemeenten wordt het subsidiemodel van de VNG niet gebruikt. Deze gemeente gaat per 2006 een prestatiecontract met de thuiszorg hanteren dat gebaseerd is op beleidsgefinancierde contracten. Een van de gemeenten geeft aan geen inzicht te hebben in de besteding van de RSU voor het uniforme deel. Het maatwerk in die gemeente wordt op basis van uren gefactureerd. De GGD verantwoordt zich naar de gemeenten toe met een financieel en inhoudelijk jaarverslag. Oordeel over integratie Alle drie de gemeenten waarmee gesproken is, zijn van mening dat de integratie is gestart. Er zijn een aantal doelen bereikt, maar er moeten er ook nog veel bereikt worden. De fusie van de GGD heeft volgens de gemeenten de integratie niet geholpen. Wel gaan de GGD en thuiszorg steeds meer werken vanuit dezelfde locaties, protocollen worden op elkaar afgestemd en beide organisaties participeren in zorgteams. Een van de gemeenten geeft aan dat de gemeente zelf ook nog een slag moet slaan om de integratie vorm te geven. Volgens de gemeenten moet de ingezette lijn worden doorgezet. Jeugdgezondheidszorg mag volgens een van de gemeenten geen geïsoleerd onderwerp worden maar moet bezien worden vanuit het Jeugdbeleid. Een van de gemeenten geeft aan dat de gemeente meer vrijheid wil in de keuze voor het maatwerk. Zij wil dit graag individueel bepalen.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
137
Over de organisatievorm van de JGZ 0-19 denken de gemeenten verschillend. Voor één gemeente is de discussie geweest en is de uitkomst twee aparte organisaties. Voor één van de gemeenten is de organisatievorm weer punt van discussie nu de organisaties op elkaar gaan lijken. Eén gemeente staat op het uitgangspunt dat de vorm ondergeschikt is aan de inhoud.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
138
Regioprofiel JGZ Eemland Organisatie In de regio Eemland voert de thuiszorg de 0- tot 4-jarigenzorg uit en de GGD de 4- tot 19-jarigenzorg. De regio bestaat uit zeven gemeenten. De thuiszorg wordt per gemeente individueel aangestuurd. Het afnemen van het maatwerk 0-4 wordt niet in gezamenlijke bestuurlijke betrokkenheid voorbereid. Ambtenaren van de regiogemeenten overleggen samen over het maatwerk, maar stemmen dit niet per se met elkaar af. De aansturing van de GGD gebeurt via een bestuurscommissie. Daarnaast is er in de regio een portefeuillehoudersoverleg Gezondheidszorg waarin JGZ een van de onderwerpen is. De bestuurscommissie g wordt ambtelijk ondersteund. Vormgeving integratie Door de hoge ontvlechtingkosten is ervoor gekozen om niet één organisatie verantwoordelijk te maken voor de JGZ 0-19. De gemeenten hebben samen met de GGD en thuiszorg een plan van aanpak geschreven (werkplan 20052007) om te komen tot een integrale uitvoering JGZ. In het werkplan zijn doelen omschreven zoals het werken vanuit één locatie, ouders mogen niets meer van de knip merken, het werken met dezelfde gegevens (sociale kaart), het integraal ontwikkelen van nieuwe producten en de invoering van het elektronisch kinddossier. Er zijn een aantal gezamenlijke projecten op het gebied van protocollering en overgewicht. Niet alle doelen liggen op schema. Er moet nog veel gebeuren. De oorzaak is tijdens het interview bij gemeenten nog niet bekend. Dienstverlening Beide gemeenten nemen bij de thuiszorg maatwerk af: ter hoogte van de voormalige TRV-middelen in regionaal verband, en lokaal maatwerk uit eigen middelen. Hoeveel maatwerk de GGD uitvoert is de gemeenten niet exact bekend, maar is te vinden in de GGD-begroting. Het maatwerk dat wordt uitgevoerd door de GGD wordt regiobreed afgesproken. Het maatwerk wordt vooral afgenomen op basis van informatie van de twee uitvoerders JGZ. Daarnaast zijn voor één gemeente ook de projecten voor Jeugd (waaraan ook de GGD en thuiszorg deelnemen) een belangrijke informatiebron voor maatwerk. Een van de geïnterviewde gemeenten heeft graag meer individueel maatwerk. Het Basistakenpakket (BTP) wordt volledig uitgevoerd. De ene gemeente vindt het BTP een handige richtlijn, al is de keuzevrijheid van de gemeente wel erg krap (in verhouding tot het uniforme deel). De andere gemeente vindt juist dat er in het BTP wel genoeg vrijheid zit.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
139
Beleid In beide gemeenten wordt JGZ (steeds meer) integraal bekeken in relatie tot het Jeugdbeleid. De gemeenten stellen JGZ-beleid op aan de hand van de gegevens en cijfers van de twee uitvoerders. Ook niet-uitvoeringsorganisaties worden betrokken bij het opstellen van beleid. De gemeenten in de regio wisselen onderling nota’s uit waardoor iedereen kennis neemt van elkaars beleid. Bruikbare elementen worden van elkaar overgenomen. De thuiszorg en de GGD worden via het maatwerk ingezet op andere terreinen dan JGZ. Maatwerk is vaak ook gericht op preventie en meer algemene doelen in het kader van het jeugdbeleid. Financiering en verantwoording De gemeenten hebben individueel een subsidierelatie met de thuiszorg. Het uniforme deel 0-4 wordt bekostigd via de RSU, het maatwerk 0-4 is deels ter hoogte van de TRV-middelen en deels uit lokale eigen middelen. De thuiszorg verantwoordt ieder jaar de prestatieafspraken. Het model subsidiebesluit van de VNG is door de gemeenten gebruikt. Het uniforme en maatwerkdeel 4-19 worden per inwoner afgerekend. Er is een regionaal pakket. Naast eigen middelen worden ook andere budgetten ingezet voor maatwerk. De GGD verantwoordt zich via het jaarverslag en de jaarrekening aan de gemeenten. De 50 euro die per 1 januari 2006 is toegevoegd aan de RSU wordt in een van de gemeente besteed aan maatwerk voor signalering en interventies. Een van de twee gemeenten waarmee gesproken is, is een nadeelgemeente voor wat betreft de RSU. Dit komt onder meer door de snelle groei van het aantal inwoners. Voor de andere gemeente is het onbekend of deze voor- of nadeelgemeente is. Er is in de regio geen afspraak gemaakt over verrekening van de RSU-middelen. De thuiszorg neemt tot nu toe genoegen met enkel de RSU en het maatwerkgeld. Dit betekent dat subsidiering niet conform het productenboek plaatsvindt. De gemeente geeft aan dat met name in de achterstandswijken hierdoor het soms niet mogelijk is om kinderen een extra stuk zorg te geven. Beide gemeenten zijn voorstander van het laten verlopen van de RSU via het gemeentefonds.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
140
Oordeel over integratie Beide gemeenten zien dat er voor wat betreft de integratie JGZ nog veel moet gebeuren. De regio is wel op de goede weg maar de integratie blijkt een moeizaam proces te zijn. De ene gemeente ziet JGZ veel meer als onderdeel van Jeugdbeleid, bezien vanuit de Keten Jeugd. De gemeenten zouden in de gehele keten meer zeggenschap moeten krijgen. Daarbij kan de JGZ worden uitgevoerd door twee organisaties, zolang de gemeente de regie maar heeft. De andere gemeente wacht met haar oordeel over de toekomst van de JGZ de evaluatie af.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
141
Regioprofiel JGZ Zuid-Holland Noord Organisatie GGD Zuid-Holland Noord en GGD Midden-Holland zijn gefuseerd tot de RDOG Hollands Midden. De afdelingen JGZ blijven functioneren op het niveau van de regio voor de fusie, met als voornaamste reden het verschil in wijze waarop de gemeenten de afspraken met de thuiszorg hebben gemaakt. Beide gebieden hebben een bestuurscommissie voor JGZ binnen de GGD. Er zijn twee thuiszorgorganisaties actief in de regio, waarvan het werkgebied van één instelling de GGD-regio overstijgt. Deze instelling voert ook de JGZ voor Wassenaar uit. De GGD is een gemeenschappelijke regeling. De JGZ 4-19 jaar valt daaronder. Iedere gemeente sluit een individueel contract af met de thuiszorg. Jaarlijks worden de afspraken afgestemd tussen de gemeenten. Gemeente Wassenaar, die zorg afneemt bij een van de thuiszorgorganisaties die actief is in deze regio, wordt bij dit overleg betrokken. Voor de contractering is het modelbesluit subsidieverordening van de VNG als basis gebruikt. Inmiddels is deze op verschillende punten aangepast. Vormgeving integratie In 2003 is begonnen met de volgende projectstructuur: -
stuurgroep (portefeuillehouders, directeur GGD, twee bestuursleden van de thuiszorgorganisaties) projectgroep (gemeenteambtenaren, GGD, beide thuiszorgorganisaties) werkgroepen (meestal bestaande uit GGD en thuiszorg, soms afhankelijk van het onderwerp - ook gemeenten).
Bij de invoering van het BTP is door de gemeenten (samen met GGD/TZ) een visiedocument uitgewerkt. Inmiddels is de projectstructuur opgeheven en wordt aangesloten bij formele (beleidsmatige) overlegstructuren zoals het portefeuillehoudersoverleg Jeugd, het portefeuillehoudersoverleg Samenleving of sociaal agenda in de Rijnstreek en in de regio Holland-Rijnland, het AB en de bestuurscommissie binnen RDOG-verband. Daarnaast lopen regionaal op uitvoeringsniveau verschillende projecten waar de JGZ-instellingen bij betrokken zijn. Ook daar vindt afstemming plaats.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
142
Er wordt nu nagedacht over een nieuwe werkwijze voor de organisatie van de JGZ. Dit heeft te maken met vragen als: is de JGZ nu integraal genoeg geregeld en hoe verhoudt de organisatie van de JGZ zich tot overige ontwikkelingen en behoeftes vanuit het bredere veld van de Jeugdzorg? Beleid nota VGZ (regionaal ontwikkeld, per gemeente aangevuld/aangepast) visiedocument start BTP, regionaal opgesteld gemeentelijke nota jeugdbeleid De preventienota van het rijk is voor de eigen nota VGZ niet gebruikt, omdat deze later verscheen. In de toekomst wil de gemeente deze wel gebruiken. De gemeente betrekt de JGZ zowel 0-4 als 4-19 actief bij projecten op het gebied van onderwijs, jeugdzorg, veiligheid et cetera. De partijen worden aan tafel genodigd, hebben vaak een actieve rol, met name wat betreft signalering en melding, maar soms ook op uitvoering van bepaalde taken. Dit wordt onder meer mogelijk gemaakt doordat de gemeente vanuit het maatwerk of met middelen vanuit het jeugdbeleid de kosten voor inzet vergoedt. Dienstverlening Uniform deel wordt volledig uitgevoerd. Jaarlijks presenteren TZ en GGD (de GGD gaat dus twee keer op pad) voorstellen voor maatwerk aan de gemeenten. Maatwerk wordt bepaald door: -
voorstellen GGD/TZ landelijke ontwikkelingen jeugdbeleid.
Maatwerk 4-19 De GGD biedt beperkte mogelijkheid om maatwerk in te kopen. Naast ‘regionaal maatwerk’ koopt een grote gemeente in de regio een aantal extra activiteiten op het gebied van preventie overgewicht in, maar ook melding en coördinatie van de oppakzorg (meldpunt vangnet en advies) waarbij ook gekeken wordt waar en hoe de gezinscoach ingezet kan worden. Verder loopt het project basiszorg kwetsbare kinderen, waarbij indien nodig, zorg wordt geleverd aan kinderen van verslaafden of mensen met psychische problemen.
Maatwerk 0-4 Deels regionaal, maar hier is het aanbod maatwerk door de TZ groter en wordt er per gemeente meer individueel ingekocht.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
143
De splitsing van uniform en maatwerk is onnatuurlijk. Daarom is er veel ‘regionaal maatwerk’ dat door alle gemeenten wordt genomen. Gemeenten hebben producten moeten splitsen. Soms is er behoefte om meer tijd en aandacht aan risicokinderen te geven, maar kan dat niet omdat er geen capaciteit van het uniforme deel kan worden doorgeschoven. Financiering en verantwoording Het is de gemeente niet bekend of zij voor- of nadeelgemeente is. Er zijn twee berekeningen gemaakt, de ene berekening leidt tot nadeelgemeente, de andere tot voordeelgemeente. Dit is per regio voor de 0- tot 4-jarigenzorg (afname gebied van de twee thuiszorgorganisaties) verschillend. In de ene regio is er een kostprijs per gemeente geformuleerd, in de andere is het uitgangspunt voor de 0- tot 4-jarigenzorg maximaal het RSU-bedrag. De begroting is gebaseerd op een reële kostprijs per gemeente, waarbij het totaal van de kosten in de regio regionaal betaald wordt. -
RSU wordt volledig besteed aan het uniforme deel 0-4 TRV is basis voor het budget maatwerk 0-4 uniform en maatwerk 4-19 wordt gefinancierd op basis van bijdrage per inwoner.
De gemeente zet in ieder geval ook nog preventiemiddelen, GSB-middelen, impulsmiddelen en middelen vanuit verslavingsbeleid in voor JGZ (opvoedingsondersteuning, met name in 0-4 jaar). TZ en GGD dienen jaarlijks een begroting, jaarrekening en jaarverslag in. De verantwoording is volgens een vast stramien (ligt voor TZ in beschikking vast). Over de besteding voor € 50 per geboren kind is nog geen besluit genomen. De TZ werkt een voorstel uit, waarna de gemeenten individueel besluiten. De gemeente vindt oormerking van geld (aparte regeling) prettig, dat maakt het makkelijker om het geld voor de JGZ in relatie te brengen met de activiteiten die moeten worden gedaan en het duidelijk te oormerken binnen de gemeentelijke begroting. Een voorwaarde daarbij is echter wel dat de middelen die de gemeente ontvangt overeen moeten komen met de daadwerkelijke kosten die door die gemeente voor de uitvoering van de wettelijke taken van de JGZ worden gemaakt. Dit is op dit moment niet het geval. Daarnaast moeten aan de oormerking geen onnodige en onmogelijke verantwoordingseisen worden gesteld. Dit is zonde van tijd en geld van de instellingen en gemeente.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
144
Oordeel over de integrale JGZ Er is een slag gemaakt, met name in de afstemming tussen GGD en TZ. Speerpunt voor de gemeente is nu de afstemming met andere beleidsvelden: jeugdzorg, onderwijs en welzijn. Daarom is recentelijk gestart met zorgadviesteams, inzet van gezinscoaches, een verbreding van het meldpunt vangnet en advies, en een wijkgerichte pilot van het project Communities that Care. Afstemming met jeugdzorg is lastig omdat jeugdzorg provinciaal en met veel organisaties georganiseerd is. Uitvoering van de JGZ door TZ en GGD ‘belemmert’ de iJGZ. De gemeente moet steeds met drie organisaties om de tafel, die soms verschillende visies hebben.
Evaluatie JGZ 2006 – Deelonderzoek 2 – Gemeenten, 3 november 2006
145