Natura 2000 in de
Atlantische regio
Europese Commissie Directoraat-generaal Milieu Auteur: Kerstin Sundseth, Ecosystems LTD, Brussel. Verantwoordelijke uitgever: Susanne Wegefelt, Europese Commissie, DG Milieu, Eenheid B2 (Natuur en biodiversiteit), B-1049 Brussel. Met bijdragen van: John Houston, Mats Eriksson. Dankbetuiging: Met dank aan het Europees Thematisch Centrum voor biologische diversiteit en de Katholieke Universiteit Leuven, Afdeling SADL, die de gegevens voor de kaarten en tabellen hebben verstrekt. Grafisch ontwerp: NatureBureau International. Foto’s: Voorplat: GROOTSTE „machair”, Outer Hebrides, VK; Lorne Gill/SNH; INZETTEN (VAN BOVEN NAAR BENEDEN) Paul Goriup, Peter Creed, M. Stock, www.burrenbeo.com Achterplat: the Burren, Ierland; www.burrenbeo.com Voor extra informatie over Natura 2000, zie: http://ec.europa.eu/environment/nature
Inhoud De Atlantische regio — Europa’s westelijke rand .......... blz. 3 Natura 2000-soorten in de Atlantische regio............................................................. blz. 5 Kaart van de Natura 2000-gebieden in de Atlantische regio............................................................. blz. 6 Natura 2000-habitattypes in de Atlantische regio............................................................. blz. 8 Beheersvraagstukken in de Atlantische regio............................................................. blz. 10
Heb je vragen over de Europese Unie? Europe Direct helpt je bij het vinden van een antwoord. Nieuw groen nummer (*): 00 800 6 7 8 9 10 11 (*) Sommige aanbieders van mobiele telefonie bieden geen toegang tot 00 800-nummers of rekenen daarvoor een vergoeding aan.
Informatie over de Europese Unie is beschikbaar op het internet (http://ec.europa.eu). Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2010 © Europese Unie, 2010 2010 — 12 blz. — 21 x 29,7 cm ISBN 978-92-79-13248-3 doi:10.2779/66227
Overneming met bronvermelding is toegestaan. De foto’s zijn auteursrechtelijk beschermd; zij mogen niet worden gebruikt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de fotograaf. Printed in Belgium Gedrukt op gerecycleerd papier met de EU-milieukeur voor grafisch papier http://ec.europa.eu/environment/ecolabel 2
Natura 2000 in de Atlantische regio
De Atlantische regio Kust van Jutland, Denmark Billede © John Houston
De Atlantische regio Europa’s westelijke rand De Atlantische regio strekt zich uit van het noorden van het Verenigd Koninkrijk en Ierland tot aan de noordkust van Spanje en Portugal en omvat heel Nederland en delen van Duitsland, Denemarken, België en Frankrijk. Geen enkel punt is meer dan 300 km van de zee verwijderd, en omdat dit gebied grotendeels vlak is en maar weinig boven het zeeniveau uitkomt, heerst tot ver landinwaarts een oceanisch klimaat met zachte winters, koele zomers, overwegend westenwinden en het hele jaar door matige neerslaghoeveelheden. Deze regio omvat meer dan de helft van Europa’s lange, bochtige kust en twee van ‘s werelds meest productieve zeeën: de Noordzee en het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan. Deze uiterst diverse en dynamische, soortenrijke en door een grote verscheidenheid van habitats gekenmerkte kustlijn dankt haar verschijningsvorm aan de inwerking van getijden, wind en golfslag op een wisselend substraat van harde rotsen en zacht sedimentair gesteente. Steile kliffen, door de branding omstuwde rotskapen en smalle kreken vormen een opmerkelijk contrast met uitgestrekte zandstranden, beschutte baaien en immense getijdenslikken. Een aantal van Europa’s belangrijkste rivieren (de Gironde, de Loire, de Rijn, de Teems, de Seine en de Schelde) monden uit in het Atlantische kustgebied, waar zij grote estuaria vormen van onschatbare biologische en economische waarde. Qua soortenrijkdom evenaart de Atlantische regio misschien niet de hoge biodiversiteit van sommige andere biogeografische regio’s, maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt door de omvang van de dierpopulaties die er worden aangetroffen. In de Waddenzee alleen al pleisteren op sommige tijdstippen van het jaar meer dan 12 miljoen trekvogels.
Ook onder het zeeoppervlak krioelt het van het leven. De Golfstroom, die tot aan de noordkust van Schotland en Noorwegen reikt, voert het hele jaar door warme watermassa’s en voedingsstoffen aan vanuit het Caraïbisch gebied. In de ondiepe wateren van het continentaal plat en de Noordzee ontstaat daardoor een ideaal milieu voor allerlei mariene levensvormen, van plankton, schaaldieren, weekdieren en vissen aan de basis van de voedselketen tot zeevogels en zeezoogdieren aan de top. Het noordoostelijke deel van de Atlantische oceaan is ongetwijfeld een van de rijkste, maar ook een van de intensiefst gebruikte wereldzeeën. Dit gebied staat dan ook onder zware druk door overbevissing, verontreiniging, diverse exploitatieactiviteiten en maritiem verkeer. Op het land liggen de zaken helemaal anders. De jongste ijstijd, die ongeveer 10 000 jaar geleden ten einde liep, heeft geresulteerd in een sterke verarming van de regionale biodiversiteit. Een soortgelijk gevolg had ook de langdurige exploitatie door de mens, waardoor een grondig gewijzigd en vaak sterk verarmd milieu is ontstaan. De bossen, die hier in natuurlijke omstandigheden de dominante vegetatievorm zouden uitmaken, zijn sedert de middeleeuwen stelselmatig gerooid. Een heuvelend terrein en lange groeiseizoenen bieden ideale omstandigheden voor de moderne productiesystemen die nu het aanzicht van een groot deel van het platteland bepalen. Vandaag is sprake van een grotendeels door de landbouw gedomineerd landschap, met daarin een aantal sterk verstedelijkte gebieden. Een en ander heeft tot gevolg dat van veel natuurlijke en halfnatuurlijke habitats nog slechts geïsoleerde stukjes zijn overgebleven — kleine eilandjes in een voor het overige hoofdzakelijk kunstmatig landschap. Het probleem wordt nog aangescherpt door verontreiniging, veroorzaakt door intensief pesticiden- en meststoffengebruik en industriële lozingen.
Natura 2000 in de Atlantische regio
3
De Atlantische regio
De Atlantische regio is zeker een van de dichtstbevolkte en door menselijk ingrijpen het sterkst veranderde gebieden in Europa. In dit gebied wonen en werken meer dan 100 miljoen mensen (bijna een kwart van de EU-bevolking). Ook buiten de hoofdstedelijke agglomeraties van Parijs, Londen, Brussel en Amsterdam kan de bevolkingsdichtheid in sommige gebieden tot 360 inwoners/km² bedragen. Dat veroorzaakt een enorme druk op het natuurlijke milieu en vormt een zware uitdaging voor het behoud van zeldzame soorten, zowel binnen als buiten Natura 2000-gebieden.
% van EUgrondgebied
Regio
Betrokken landen
Atlantische regio
België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk
18,4
Boreale regio
Estland, Finland, Letland, Litouwen, Zweden
18,8
Continentale regio
België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Tsjechië, Zweden
29,3
Alpiene regio
Bulgarije, Duitsland, Finland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Zweden
8,6
Pannonische regio
Hongarije, Roemenië, Slowakije, Tsjechië
3,0
Steppenregio
Roemenië
0,9
Zwarte-Zeeregio
Bulgarije, Roemenië
0,3
Mediterrane regio
Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Malta, Portugal, Spanje
20,6
Macaronesische regio
Portugal, Spanje
0,2
Bron: Europees Thematisch Centrum voor biologische diversiteit (Europees Milieuagentschap) http://biodiversity.eionet.europa.eu oktober 2008
4
Natura 2000 20 000 0 in in dee Atlantische Atlant Atl antisc ische he e regio reg e io
Ondanks de gunstige klimaatomstandigheden is de Atlantische regio relatief soortenarm. Dat is het gevolg van langetermijneffecten van de jongste ijstijd en van een lange voorgeschiedenis van menselijke bewoning. Van de in bijlage II van de habitatrichtlijn opgenomen plantensoorten worden er hier 52 aangetroffen, waaronder 14 die hier endemisch zijn. Het percentage endemen is het laagste van alle biogeografische regio’s; de soorten in kwestie zijn in hoofdzaak beperkt tot het noorden van het Iberische schiereiland. Veel van de in de bijlage opgevoerde plantensoorten zijn nauw geassocieerd met typische Atlantische habitats. Voorbeelden zijn het zwenkgras (Festuca summilusitana), dat uitsluitend wordt aangetroffen in de Noord-Iberische kustheiden, de engelwortel (Angelica heterocarpa), die gedijt op de oevers van de estuaria aan de Franse Atlantische kust, en de baardgentiaan Gentianella anglica, die voorkomt op kalkgraslanden in het VK. Ook de mossen zijn goed vertegenwoordigd. Een daarvan is het zeldzame levermos (Petalophyllum ralfsii), dat uitsluitend voorkomt in de vochtige pannen van zandduinen. Het is een uitstekende indicator van de algemene gezondheidstoestand van dynamische duinsystemen, omdat het alleen kan overleven in recentelijk door de wind gecreëerde vochtige depressies in het zand. In volledig gestabiliseerde duinen komt de soort niet voor. Wat de fauna betreft, worden in de Atlantische regio 80 krachtens de habitatrichtlijn beschermde diersoorten aangetroffen. Meer dan een derde daarvan zijn ongewervelden, variërend van zeldzame vlinders en libellen tot landslakken, zoals de minuscule nauwe korfslak (Vertigo angustior), en de zoetwaterparelmossel (Margaritifera durrovensis), die hier endemisch is. Er komt ook een groot aantal vleermuizensoorten voor, vooral in de grensgebieden van België en Frankrijk, waar uitgestrekte grottensystemen en oude versterkingen voor deze dieren ideale roestplaatsen vormen.
Billede © Scottish Natural Heritage
De Atlantische regio is wellicht vooral bekend wegens de rijkdom van haar mariene biota. De grootste populaties zeehonden in Europa leven langs de kusten van de Britse Eilanden en in de Waddenzee. Tuimelaars en bruinvissen worden in alle kustwateren, van Denemarken tot Noord-Spanje, frequent aangetroffen. Hoewel het kan lijken alsof dit „grote” populaties zijn (350 000 bruinvissen),
De moerasparelmoervlinder (Euphydryas aurinia) De moerasparelmoervlinder is een karakteristieke soort van bloemenrijke vochtige of droge graslandhabitats. Deze vlinder is volledig afhankelijk van één enkele waardplant, de blauwe knoop (Succisa pratensis), die uitbundig gedijt in extensief begraasde weilanden. Het bestand van de soort omvat een aantal voortdurend wisselende metapopulaties die alleen voortbestaan bij de gratie van een dynamisch evenwicht tussen plaatselijk uitsterven en herstichten van onderling communicerende, efemere subpopulaties.
Natura 2000- soorten
Billede © Jim Asher
Natura 2000soorten in de Atlantische regio
Het areaal aan niet door de mens „verbeterd” grasland is de voorbije eeuw sterk geslonken, waardoor de resterende ongerepte graslandhabitats een sterke fragmentatie hebben ondergaan. Dat heeft in heel Europa tot een catastrofale afname van de vlinderpopulaties geleid. Vandaag de dag kan de moerasparelmoervlinder alleen standhouden in gebieden waar het landschap voldoende grote clusters van geschikte biotopen omvat om de natuurlijke cyclus van plaatselijk uitsterven en rekolonisatie te bestendigen. De instandhouding ervan vereist dan ook een landschapsecologische benadering.
staan zij permanent onder druk door de onaanvaardbaar hoge sterfte die het gevolg is van accidentele bijvangst in de visserij en het schadelijk effect van verontreinigende stoffen zoals PCB’s, cadmium en kwik die in het lichaam van deze dieren bioaccumuleren. Ook grote aantallen watervogels en waadvogels komen af op dit gebied, vooral tijdens de winter, wanneer zij de barre omstandigheden in het Arctische gebied ontvluchten en een onderkomen vinden in de voedselrijke kustwetlands van de Atlantische en Noordzeekusten.
St. Kilda — Europa’s grootste zeevogelkolonie 70 km ten westen van de Outer Hebrides (Schotland) liggen de afgelegen vulkanische eilanden van St. Kilda. Daar bevindt zich de grootste zeevogelbroedkolonie van de noordoostelijke sector van de Atlantische Oceaan en waarschijnlijk van heel Europa. Gedurende de zomermaanden betwisten een duizelingwekkend half miljoen vogels elkaar er een plekje op de toppen van de hoge rotskliffen. Hier bevindt zich ‘s werelds grootste broedpopulatie van jan-van-genten, te midden van enorme groepen noordse stormvogels, papegaaiduikers, vale stormvogels, drieteenmeeuwen, zeekoeten en noordse pijlstormvogels. Al deze vogels worden aangetrokken door de rijkdom aan mariene organismen in de heldere wateren rond de eilandengroep en door de afwezigheid van verstoring door de mens en andere predatoren. De recente terugval van de broedpopulaties is echter zorgwekkend. De precieze redenen zijn nog niet bekend, maar vermoedelijk is de sterke afname van het zandspieringbestand, als gevolg van bevissing of van klimaatverandering, een bepalende factor.
Natura 2000 in de Atlantische regio
5
Natura 2000- gebieden
,Falcon clints, Upper Teesdale, VK. Inzet: melige sleutelbloem (Primula farinosa) © Peter Creed
Kaart van de Natura 2000-gebieden in de Atlantische regio In december 2004 is de eerste lijst van Natura 2000-gebieden in de Atlantische regio vastgesteld; deze lijst is vervolgens in november 2007 en in december 2008 bijgewerkt. De Atlantische regio telt in het totaal 2 747 uit hoofde van de habitatrichtlijn aangewezen gebieden van communautair belang (SCI’s) met een gezamenlijke oppervlakte van 109 500 km², en voorts 882 speciale beschermingszones (SPA’s) uit hoofde van de vogelrichtlijn. Omdat er tussen de SCI’s en SPA’s vaak een aanzienlijke overlap bestaat, kunnen deze cijfers niet zonder meer worden opgeteld. Toch kan worden geraamd dat deze beschermde gebieden samen meer dan 8 % van het totale landareaal in deze regio bestrijken.
Regio
Aantal SCI’s
Totale oppervlakte (km²)
Landoppervlakte (km²)
Aantal habitattypes van bijlage I en soorten of ondersoorten van bijlage II bij de habitatrichtlijn Regio Atlantische regio
Habitattypes
Dieren
Planten
117
80
52
Boreale regio
88
70
61
Continentale regio
159
184
102
Alpiene regio
119
161
107
Pannonische regio
56
118
46
Steppenregio
25
25
14
Zwarte-Zeeregio
58
79
6
Mediterrane regio
146
158
270
Macaronesische regio
38
22
159
Bron: Europees Thematisch Centrum voor biologische diversiteit (Europees Milieuagentschap) http://biodiversity.eionet.europa.eu — De cijfers kunnen niet zonder meer worden opgeteld omdat heel wat habitats en soorten in meer dan één biogeografische regio voorkomen. — De vogelsoorten van bijlage I bij de vogelrichtlijn worden hier niet opgevoerd omdat zij niet volgens biogeografische regio’s zijn ingedeeld.
% van het totale landareaal
Aantal SPA’s
Totale oppervlakte (km²)
Landoppervlakte (km²)
% van het totale landareaal
Atlantische regio
2 747
109 684
68 794
8,7
882
76 572
50 572
6,4
Boreale regio
6 266
111 278
96 549
12,0
1 165
70 341
54 904
6,8
Continentale regio
7 475
150 014
135 120
10,8
1 478
147 559
128 432
12,4
Alpiene regio
1 496
145 643
145 643
39,7
365
93 397
93 397
31,1
756
15 858
15 858
12,3
100
19 965
19 965
17,5
Steppenregio
Pannonische regio
34
7 210
7 210
19,4
40
8 628*
8 628*
24,4
Zwarte-Zeeregio
40
10 243
8 298
71,8
27
4 100
3 561
30,8
2 928
188 580
174 930
19,8
999
147 358
142 350
16,0
211
5 385
3 516
33,5
65
3 448
3 388
32,3
21 612
655 968
568 463
13,3
5 004
486 571
429 615
10,5
Mediterrane regio Macaronesische regio TOTAAL
Bron: Europees Thematisch Centrum voor biologische diversiteit (Europees Milieuagentschap) http://biodiversity.eionet.europa.eu oktober 2008 — De cijfers voor SPA’s en SCI’s kunnen niet zonder meer worden opgeteld omdat er tussen beide categorieën grote overlappingen bestaan. — Sommige gebieden liggen op de grens van twee regio’s. Omdat de databank het niet mogelijk maakt een gebied over meerdere regio’s uit te splitsen, kunnen sommige gebieden twee keer zijn geteld. — Voor de mariene component zijn geen percentages beschikbaar. — SPA’s worden niet geselecteerd op basis van hun belang voor een biogeografische regio. — De SPA-oppervlakte voor de steppenregio is berekend aan de hand van de beschikbare GIS-gegevens.
6
Natura 2000 in de Atlantische regio
$'$*+%#
$'$* (#&'
Glenveagh
$'$* ($''
$'$*'%%
$'$*)))(%%#$$"
Bass Rock
the Burren
Upper Teesdale
SCI’s SPA’s SPA en SCI
$'$*#!&'(%
Kaart gebaseerd op de geografische coördinaten van de beschermde gebieden, verstrekt door de Europese Commissie en de Katholieke Universiteit Leuven, afdeling SADL, oktober 2008.
$'$*
Dorset heaths
$'$*'%%
$'$*# #$)
Varde Å
Waddenzee $'$*'$
$'$* %!''
Aquitaine
$'$*
$'$*'((%"$#("#'#
$'$* $%# !!
$'$* "&%
Hallerbos
Ria de Vigo $'$*)))$#$'$&$"
$'$* & ##
Nieuwkoopse plassen 7
Natura 2000 habitat types
Duinen langs de Aquitaine, Frankrijk © Jean Favennec, Office National des Forêts. Inzet : duinhondstong © Peter Creed
Natura 2000habitattypes in de Atlantische regio Van de krachtens de habitatrichtlijn beschermde habitattypes worden er 117 (net iets meer dan de helft) aangetroffen in de Atlantische regio. Dat hoge aantal is het gevolg van het milde klimaat en de rijke bodems van dit gebied, de nauwe relatie met de continentale en de mediterrane regio (die soortgelijke habitats herbergen) en vooral de lange en diverse kustlijn. In deze regio komt ongeveer de helft van de kust- en halofytenhabitats van de richtlijn voor, alsook 17 van de 21 habitats in de categorie „kust- en landduinen”.
Billede © Greenpeace
De diversiteit aan zandduinen is bijzonder indrukwekkend: zwerfduinen, grijze duinen, ontkalkte duinen met heidevegetatie, beboste duinen en machairs. Deze habitats herbergen talrijke plantensoorten, waaronder zeldzame endemen zoals Rumex rupestris en Omphalodes littoralis. Machairs zijn een van de weinige habitattypes die uitsluitend in de Atlantische regio worden aangetroffen. Zij komen alleen voor in Ierland en het noorden van het VK. Het betreft een uiterst bloemenrijke grasvegetatie
op zandbodems nabij de kust, die van groot belang is voor bodembroedende kustvogels zoals de bonte strandloper, het fratertje en de bontbekplevier. Zandduinsystemen zijn, zoals de meeste kusthabitats met een zachte ondergrond, dynamisch en mobiel. Zij spelen een belangrijke rol bij het beperken van erosie door de zee omdat zij de golfenergie absorberen en een bufferzone vormen tussen zee en land. Helaas is sedert de jaren vijftig meer dan 50 % van de Atlantische duinengordel verdwenen of herbestemd voor andere doeleinden. Toerisme en stedelijke ontwikkeling zijn hiervan de belangrijkste oorzaken, al speelt ook bebossing in sommige gebieden — vooral langs de kust van Aquitaine en de Golf van Biskaje — een niet onaanzienlijke rol. Andere typische kusthabitats van de Atlantische regio zijn getijdenslikken en schorren. Deze ontstaan op meer beschutte locaties langs de kust, bijvoorbeeld aan de mondingen van estuaria of in de luwte van strandwaleilanden, zandplaten of zandbanken. Het grote getijdenbereik en de steile saliniteitsgradiënt doen dwars op de kustlijn een snelle successie van zoutminnende vegetaties ontstaan. Schaars begroeide slikken gaan over in de meer gevarieerde plantengemeenschappen van schorren en kwelders. Eeuwenlange begrazing door (klein)vee heeft eveneens bijgedragen aan deze diversiteit.
Koudwaterkoraalriffen Lophelia pertusa is een rifbouwend diepwaterkoraal dat voorkomt op onderzeese hellingen in de Atlantische Oceaan, op een diepte van 200 m of meer. Lophelia-riffen zijn wijdverbreid van Ierland tot Portugal. Net als tropische koraalriffen worden zij gekenmerkt door een hoge biodiversiteit. Tot dusver zijn er ongeveer 850 soorten organismen aangetroffen. In tegenstelling tot tropische koralen bevat Lophelia echter geen symbiotische algen en is het voor zijn voeding afhankelijk van voedseldeeltjes die door sterke zeestromingen worden aangevoerd. Meestal vormt Lophelia pertusa koraalbosjes met een diameter van 10 à 50 m en een hoogte van enkele meters, maar in de Golf van Biskaje worden enorme, kilometerslange massieven aangetroffen. De delicate structuur en trage groei (6 mm per jaar) van dit organisme maken het kwetsbaar voor fysieke beschadiging. Het belangrijkste gevaar vormt vistuig, met name bodemtrawls (sleepnetten) die de rifstructuur vernielen. Naar schatting is wellicht al een derde van deze koudwaterriffen beschadigd. Over hun algemene staat van instandhouding bestaat vooralsnog geen duidelijkheid.
8
Natura 2000 in de Atlantische regio
Natura 2000 habitat types Salisbury plain, VK © Steven Davis, English Nature. Inzet: griel © Mike Read
Verder landinwaarts zijn de natuurwaarden voor een groot deel geconcentreerd in habitats zoals natuurlijke en halfnatuurlijke graslanden, die hun ontstaan danken aan „zachte”, weinig ingrijpende beheervormen. Graslanden bedekken grofweg 30 % van de Atlantische regio, en hoewel het merendeel door intensieve landbouwpraktijken grondig gewijzigd en biologisch verarmd is, zijn belangrijke restanten soortenrijke habitats bewaard gebleven. Zeventien verschillende in de habitatrichtlijn genoemde types komen hier voor, waaronder diverse types kalkgraslanden, die rijk zijn aan kalkminnende planten en vlinders. Ook heiden zijn typische habitats voor de Atlantische regio. Restanten Atlantische laaglandheide komen voor in het hele gebied, vanaf de noordkust van Denemarken tot op de kustkliffen van Spanje en Portugal. Bepaalde heidetypes, zoals de Atlantische vochtige heide met Erica ciliaris en Erica tetralix en de Atlantische droge heide met Erica vagans, zijn zo zeldzaam geworden dat zij thans in de habitatrichtlijn als prioritair worden beschouwd.
De grote neerslaghoeveelheid en geringe verdamping in de Atlantische regio is ook bevorderlijk voor het ontstaan van karakteristieke bedekkingsveen- en hoogveenhabitats. Sommige van de grootste en meest interessante bedekkingsveengebieden in Europa worden aangetroffen in het VK en Ierland. Toch vertegenwoordigen zij maar een fractie van het oorspronkelijke areaal. Wellicht 90 % is al verloren gegaan door grootschalige exploitatie-, bebossings- en drainageactiviteiten. Hoewel natuurlijke loofbossen ooit wijdverbreid waren, zijn de meeste aan kaalslag ten prooi gevallen of vervangen door aangeplante naaldbossen. Momenteel is slechts 13 % van de Atlantische regio bezet met bossen — hoofdzakelijk productiebossen. Niettemin zijn er in sommige delen van de regio restanten van meer natuurlijke gematigde bossen, bijvoorbeeld Atlantische zuurminnende beukenbossen, overgebleven. Zij vormen een onvervangbaar toevluchtsoord voor talrijke bosorganismen. Sommige bosvegetaties zijn endemisch in de Atlantische regio, bijvoorbeeld de taxusbossen en oude wintereikenbossen die alleen in het Verenigd Koninkrijk en Ierland worden aangetroffen.
Waddenzee De Waddenzee vormt een uitgestrekt, immer wisselend landschap van getijdenslikken, schorren, ondiepe zeeën, zandplaten, kreken en kanalen op het grondgebied van drie landen: Nederland, Duitsland en Denemarken. Het gebied is 25 000 km² groot en vertegenwoordigt een onschatbare biologische en commerciële waarde. Het is ook Europa’s grootste wetland en het grootste slikkengebied ter wereld. De ondiepe wateren vormen een belangrijke kraamkamer voor commerciële vissoorten zoals tong, haring en pladijs, terwijl de uitgestrekte slikken een rijkelijk voorziene dis bieden aan miljoenen vogels die er bijna het hele jaar door komen foerageren. Op de kusten verblijven ook grote populaties zeehonden. Omdat de Waddenzee zich evenwel bevindt in een van de dichtstbevolkte en intensiefst geëxploiteerde gebieden van Europa, staat zij onder zware druk als gevolg van een hele reeks menselijke activiteiten zoals aardgaswinning, visserij, watersport, toerisme en militaire activiteiten. Om ervoor te zorgen dat dit uitgestrekte gebied duurzaam wordt beheerd, hebben de drie landen een trilaterale overeenkomst gesloten om hun instandhoudingsacties te coördineren en hebben zij een groot stuk van de Waddenzee in het Natura 2000-netwerk opgenomen.
Billede © M Stock /NFA www.wattenmeerbilder.de
Ook voor de wilde fauna is de complexe mozaïek van slikken en schorren van groot belang. De slikken in de getijdenzone zijn weliswaar soortenarm, maar de dichtheid van de populaties ongewervelden en bijgevolg ook de totale dierlijke biomassa is zeer groot. Daardoor trekken zij enorme aantallen overwinterende en pleisterende waad- en watervogels aan.
Natura 2000 in de Atlantische regio
9
Beheersvraagstukken
Veel Schotse riviermondingen zijn ook belangrijke vogelgebieden. Foto © Lorne Gill/Scottish Natural History
Beheersvraagstukken in de Atlantische regio De Atlantische regio is een van de dichtstbevolkte en door menselijk ingrijpen het sterkst veranderde gebieden in Europa. De lange geschiedenis van menselijke bewoning is in hoge mate bepalend geweest voor het uitzicht van het platteland. Oorspronkelijk werd een groot deel van dit gebied bewerkt en gebruikt voor kleinschalige, extensieve landbouw. Dat heeft mede geleid tot het ontstaan van halfnatuurlijke habitats met een grote biodiversiteit en natuurwaarde, zoals schorren, heiden en graslanden, die een groot deel van hun soortenrijkdom danken aan een lange traditie van zachte ingrepen en extensief beheer.
Herstel van duinen, Picardië, Frankrijk. Foto © Eurosite
In de loop der tijden zijn de landbouwmethoden echter geïntensiveerd en efficiënter geworden, en zijn halfnatuurlijke gebieden ondergeploegd of ingrijpend veranderd om plaats te maken voor nieuwe grootschalige monoculturen of intensieve veehouderijsystemen. Die domineren nu het landschap; de oorspronkelijke habitats zijn helemaal in de verdrukking geraakt. Thans is het areaal van alle vanuit natuurbehoudsoogpunt interessante habitats sterk gekrompen; in de meeste gevallen resten daarvan nog slechts geïsoleerde fragmenten, verloren liggend in een biologisch grotendeels verarmd landschap. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen, kunst- en andere meststoffen heeft dit probleem nog aangescherpt. Hierdoor ontstaat schadelijke eutrofiëring, ook op plaatsen die soms ver verwijderd liggen van de plekken waar deze stoffen worden toegepast, bijvoorbeeld nabij de monding van grote rivieren zoals de Rijn en de Rhône. De overgebleven ongerepte gebieden behoeden voor verdere ontwikkeling is duidelijk de eerste prioriteit inzake natuurbehoud.
Atlantische heide Ooit overdekten Atlantische heiden een groot deel van de Atlantische regio. Hoewel de bodem er te schraal was voor landbouwdoeleinden, leverden zij toch een substantiële bijdrage aan de plattelandseconomie in de vorm van graasland voor vee en pony’s, turf en brem als brandstof, enz. Dit soort kleinschalige activiteiten schiep de ideale omstandigheden voor bepaalde gespecialiseerde dier- en plantensoorten die voor hun voortbestaan afhankelijk zijn geworden van heidegebieden, zoals de nachtzwaluw, de boomleeuwerik, de zandhagedis en de mercuurwaterjuffer. Na de tweede wereldoorlog verloren heiden echter hun economische betekenis en werden ze ofwel omgeploegd en herbestemd in het kader van grootschalige bebossingsof landbouwgrondverbeteringsprojecten, ofwel als „woeste gronden” verlaten en verwaarloosd. De meeste landen hebben op die manier 80 à 90 % van hun heideareaal verloren. Thans vertegenwoordigen heiden nog slechts 8 % van de Atlantische regio. Dat lijkt misschien nog veel, maar men dient te bedenken dat de meeste heidegebieden sterk gefragmenteerd zijn en slechts minuscule, geïsoleerde perceeltjes van ten hoogste 10-50 ha omvatten. Er worden nu initiatieven ontplooid om deze stukjes heideland weer met elkaar te verbinden en in te bedden in grotere, homogene gebieden door herstel van bestaande heiden en heraanleg van een passende vegetatie in de gebieden daartussen. De resultaten zijn bemoedigend. In Zuid-Engeland is het bijvoorbeeld weer mogelijk om lange wandeltochten te ondernemen door aaneengesloten heidegebied.
10
Natura 2000 in de Atlantische regio
Foto’s van © Peter Creed, INSET © B. Gibbons/Natural Image
Dit houdt niet alleen in dat de natuurwaarde van deze gebieden wordt hersteld en dat de passende beheertechnieken er opnieuw worden toegepast, maar ook dat ze met elkaar worden verbonden en dat er op het hele platteland natuurvriendelijker te werk wordt gegaan. Dat kan bijvoorbeeld door het behoud of herstel van landschapselementen zoals heggen en oeverbossen, die natuurlijke corridors vormen, en door beperking van het meststoffengebruik in complete stroomgebieden. Alleen dan is er voor waardevolle habitats en soorten nog een toekomst weggelegd. Een ander groot probleem voor de Atlantische regio is de alsmaar toenemende verstedelijking en industrialisatie. Ten minste 5 % van het gebied bestaat uit een volstrekt kunstmatig milieu; het grootste deel daarvan is met beton bedekt of draagt een gebouwde omgeving. Het wegennet is de voorbije 20 jaar met 30 % toegenomen en doorsnijdt het platteland in alle richtingen, wat resulteert in nog meer versnippering en isolement van de resterende waardevolle natuurgebieden. Een zo grote bevolkingsdichtheid zo dicht bij de zee oefent natuurlijk een enorme druk uit op het kustgebied. Voor de miljoenen burgers die in steden wonen en werken, zijn kusttoerisme en -recreatie een populaire vorm van tijdverdrijf. Vooral zandstranden en duingebieden zijn opgeofferd aan of aangetast door talloze toeristische ontwikkelingsprojecten. Een intense recreatieactiviteit — wandelen, kamperen, golfen, motorsporten, zeilen, enz. — vergroot nog het probleem en veroorzaakt aanzienlijke schade aan de kwetsbare mariene en kustecosystemen. De andere pijlers van de economie van de Atlantische regio zijn industriële activiteiten en de commerciële exploitatie van natuurlijke hulpbronnen. De zeeën in deze regio omvatten enkele van de rijkste visgronden ter wereld en de zeebodem bevat er grote voorraden aardgas, aardolie en grondstoffen voor de bouw. In deze wateren komen meer dan duizend vissoorten voor, waarvan 10 % commercieel wordt bevist. Het visbestand mag dan wel rijk zijn, het is de jongste jaren zwaar onder druk komen te staan door de snelle expansie van de industriële visserij. De vangstintensiteit waaraan de meeste soorten zijn blootgesteld, heeft inmiddels een onduurzaam niveau bereikt. De moderne visserijtechnieken resulteren ook in een hoog percentage bijvangst, d.w.z. ongewenste vissoorten en andere organismen. Naar schatting bestaat met name bij het gebruik van bodemtrawls meer dan de helft van de vangst uit ondermaatse vis en exemplaren van niet-doelsoorten zoals dolfijnen en haaien. Deze dieren zijn meestal al dood wanneer zij in zee worden teruggegooid. Uit Deense studies blijkt dat bijvangst in de visserij met name voor bruinvissen een belangrijke sterfteoorzaak is, die wellicht 5 à 7 % van de populatie treft. Thans worden inspanningen gedaan om de accidentele vangst van de belangrijkste soorten zeezoogdieren te verminderen tot 1 % van hun geraamde populatieomvang. Een voorbeeld vormt het gebruik van „pingers” — aan de netten vastgehechte geluidsbronnen die de dieren op een afstand houden.
Olierampen op zee De kustwateren van de Atlantische regio omvatten enkele van de drukste scheepvaartroutes in Europa. Hoewel het maritiem verkeer er tot op zekere hoogte gereguleerd is, baart de veiligheid van het transport van ruwe olie door schepen nog steeds zorgen. Recente rampen zoals die met de Sea Empress in 1996, de Erika in 1999, de Prestige in 2002 en de Tricolor in 2003, hebben de aandacht van de hele wereld gevestigd op de desastreuze gevolgen van ongevallen met grote olietankers. De schipbreuk van de Prestige voor de Spaanse kust veroorzaakte de verontreiniging van die kust over een lengte van 3 000 km, eiste naar schatting 300 000 vogellevens en leverde een kostenplaatje op van circa 5 miljard euro aan gederfde inkomsten. Tot de rechtstreeks gedupeerden behoorden ongeveer 30 000 werknemers in de visserij- en maricultuursector.
Beheersvraagstukken
Billede © El Correo Gallego
Dat zal echter niet volstaan. Er zijn ook inspanningen nodig om op het hele platteland de resterende, thans geïsoleerde stukjes waardevolle habitat opnieuw met elkaar te verbinden. Dat is van essentieel belang, willen wij deze Natura 2000-gebieden een duurzame ecologische levensvatbaarheid kunnen garanderen.
Sedertdien maken de regeringen van de EU-landen werk van een aanscherping van de wetgeving inzake het transport van ruwe olie door tankers in de EU-wateren, niet alleen om grote rampen te voorkomen maar ook om het sluipende probleem aan te pakken van kleine olielekken en -lozingen, bijv. naar aanleiding van het schoonmaken van een schip, die voor het mariene milieu even schadelijke gevolgen hebben.
wordende concentraties van toxische stoffen zoals PCB’s, cadmium en kwik, die in hun weefsels bioaccumuleren. Die verontreinigende stoffen zijn voor een groot deel afkomstig van lozingen nabij de kust of in rivieren. Verontreiniging, zowel van stedelijke als van industriële of agrarische oorsprong, vormt in alle kustwateren een probleem. Massale algenbloei en gevallen van vergiftiging door de consumptie van schelpdieren doen zich jammer genoeg nog geregeld voor, ondanks inspanningen om de lozing van verontreinigende stoffen te beperken en te bestrijden. Met het oog op al deze problemen heeft de Europese Unie in 2008 een ambitieuze kaderrichtlijn „mariene strategie” aangenomen teneinde het mariene milieu in heel Europa te beschermen. Het uiteindelijke doel is tegen 2021 een goede milieutoestand te bereiken in alle mariene wateren van de EU. De tenuitvoerlegging van Natura 2000 in de zeeën van de Atlantische regio vormt een bijzondere uitdaging, niet in het minst wegens de grote verscheidenheid van belastende menselijke activiteiten en de grote lacunes in onze kennis van het mariene milieu. Rekening houdend met dit feit zijn al enkele grote zeegebieden in het kader van Natura 2000 als beschermde zone aangewezen, maar er zijn nog extra inspanningen nodig om het netwerk ten aanzien van de meeste mariene soorten en habitats te vervolledigen.
Naast deze rechtstreekse bedreigingen ondervinden mariene diersoorten ook de schadelijke gevolgen van de alsmaar hoger
Natura 2000 in de Atlantische regio
11
Natura 2000 in the
Atlantic Region
Natura 2000 in de Atlantische regio
Natura 2000 in the
Natura 2000 in the
Continental Region
Boreal Region
Natura 2000 in de boreale regio
Natura 2000 in de continentale regio
Natura 2000 in the
Alpine Region
KH-78-09-636-NL-C
Verschenen in deze reeks:
Natura 2000 in de alpiene regio
Natura 2000 in the
Natura 2000 in the
Macaronesian Region
Black Sea Region
European Commission
Natura 2000 in de Pannonische regio
Natura 2000 in de steppenregio
Natura 2000 in de regio van de Zwarte Zee
Natura 2000 in de mediterrane regio
Natura 2000 in de Macaronesische regio
De Europese Unie omvat negen biogeografische regio’s, elk gekenmerkt door een typische combinatie van plantengroei, klimaat en bodem. Voor elke regio worden gebieden van communautair belang („Sites of Community Importance” of SCI’s) geselecteerd op basis van nationale lijsten die door alle lidstaten in die regio worden ingediend. Deze werkwijze maakt het gemakkelijker om beschermenswaardige soorten en habitattypes in vergelijkbare natuurlijke omstandigheden in stand te houden in een hele reeks landen, ongeacht politieke en administratieve grenzen. Samen met de speciale beschermingszones („Special Protection Areas” of SPA’s) uit hoofde van de vogelrichtlijn vormen de voor elke biogeografische regio geselecteerde SCI’s het ecologisch netwerk „Natura 2000”, dat de 27 landen van de EU omspant.
Billede © www.burrenbeo.com
ISBN 978-92-79-13248-3