Natura 2000 in de
continentale regio
Europese Commissie Directoraat-generaal Milieu Auteur: Kerstin Sundseth, Ecosystems LTD, Brussel Verantwoordelijke uitgever: Susanne Wegefelt, Europese Commissie, DG Milieu, Eenheid B2 (Natuur en biodiversiteit), B-1049 Brussel Met bijdragen van: John Houston, Mats Eriksson, Marco Fritz Dankbetuiging: Met dank aan het Europees Thematisch Centrum voor biologische diversiteit en de Katholieke Universiteit Leuven, Afdeling SADL, die de gegevens voor de kaarten en tabellen hebben verstrekt Grafisch ontwerp: NatureBureau International Foto’s: Voorplat: UITGESTREKT: natuurlijk beukenwoud, Midden-Duitsland, Thomas Stephan, Nationalpark Hainich; INZETTEN (VAN BOVEN NAAR BENEDEN) anoniem, Geert Raeymaekers, H. Baumgartner, Nationalpark Donau-Auen, C. Aschenmeier. Achterplat: middenloop van de Elbe, Duitsland, Guido Puhlmann, Biosphärenreservat Flusslandschaft Mittlere Elbe Voor extra informatie over Natura 2000, zie: http://ec.europa.eu/environment/nature
Inhoud De continentale regio — het hart van Europa ...........blz. 3 Natura 2000-soorten in de continentale regio......................................................blz. 5 Kaart van de Natura 2000-gebieden in de continentale regio......................................................blz. 6
Heb je vragen over de Europese Unie? Europe Direct helpt je bij het vinden van een antwoord. Nieuw groen nummer (*): 00 800 6 7 8 9 10 11 (*) Sommige aanbieders van mobiele telefonie bieden geen toegang tot 00 800-nummers of rekenen daarvoor een vergoeding aan. Informatie over de Europese Unie is beschikbaar op het internet (http://ec.europa.eu). Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2010
Natura 2000-habitattypes in de continentale regio......................................................blz. 8
© Europese Unie, 2010
Beheersvraagstukken in de continentale regio. .....................................................blz. 10
2010 — 12 blz. — 21 x 29,7 cm ISBN 978-92-79-13171-4 doi:10.2779/63419 Overneming met bronvermelding is toegestaan. De foto’s zijn auteursrechtelijk beschermd; zij mogen niet worden gebruikt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de fotograaf. Printed in Belgium Gedrukt op gerecycleerd papier met de EU-milieukeur voor grafisch papier http://ec.europa.eu/environment/ecolabel
2
Natura 2000 in de continentale regio
hart van Europa Lente in het beukenwoud (nationaal park Hainich, Duitsland). Foto © Buchenwaldinstitut e.V.
De continentale regio Het hart van Europa De continentale regio bestrijkt meer dan een kwart van het grondgebied van de Europese Unie en loopt in een brede band van west naar oost, van Midden-Frankrijk tot aan de oostgrens van Polen in het noorden en Roemenië in het zuiden. Buiten de EU strekt zij zich uit tot aan het Oeralgebergte, dat de grens vormt met Azië. Aan de zuidkant wordt ze bijna in tweeën gedeeld door de hoge bergen van de alpiene regio en de steppen van de Pannonische regio. Ook stukken van de Adriatische kust en de Oostzeekust behoren tot de continentale regio. In totaal zijn er 13 EU-landen waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk tot de continentale regio behoort. Het betreft grote delen van Frankrijk, Duitsland, Italië, Polen, Tsjechië en Bulgarije, alsook kleinere maar toch nog aanzienlijke stukken van Denemarken, België, Oostenrijk, Slovenië en Roemenië. Luxemburg is het enige land dat in zijn geheel tot de continentale regio behoort. Daarentegen maakt slechts 3 % van het Zweedse grondgebied deel uit van deze regio. Het klimaat wordt over het algemeen gekenmerkt door een groot contrast tussen koude winters en hete zomers. Naarmate men zich verder oostwaarts begeeft, gaat het klimaat een meer uitgesproken continentaal karakter vertonen. In het oosten komen extreme omstandigheden (heet/koud, nat/droog) courant voor, en dit bepaalt in hoge mate de kenmerken van de vegetatie. Aan de westzijde is het continentale karakter als gevolg van de nabijheid van de Atlantische regio en de
milderende invloed van de Oceaan minder manifest. In de Elzas bijvoorbeeld blijven de temperaturen in januari gewoonlijk positief, terwijl zij in Warschau tot ver beneden het vriespunt dalen. Het landschap van de continentale regio is hoofdzakelijk vlak in het noorden en — met uitzondering van de uitgestrekte riviervlakten van de Po en de Donau — heuvelachtiger in het zuiden. De „grote Noord-Europese vlakte” bestrijkt een flink deel van Noord-Duitsland, Denemarken, Polen en Rusland. Dit enorme gebied, dat zijn ontstaan dankt aan de herhaalde uitbreiding en terugtrekking van gletsjers, was ooit overdekt met loofbossen (laaglandbeukenbos), afgewisseld met grote riviervlakten, moerassen en hoogveen. Van dat bos is het grootste deel inmiddels echter ten prooi gevallen aan kaalslag ten behoeve van de winning van brand- en timmerhout, en vervangen door grootschalige landbouwproductiesystemen. Deze transformatie was zo compleet dat het gebied nu vaak „de graanschuur van Europa” wordt genoemd. Achter de vlakten strekt zich in Pommeren (Oost-Duitsland) en Polen een morenengordel uit, die duizenden meren, vennen en moerassen telt. Dit is een van de dunstbevolkte gebieden van de continentale regio, niet alleen wegens het moeilijke reliëf maar ook als gevolg van de strategische ligging tussen Oost en West na de Wereldoorlogen. Verder naar het zuiden toe begint de vegetatie duidelijk mediterrane en subalpiene invloeden te vertonen. Op geringere hoogte in de Alpen, de Apennijnen en de Karpaten en in de heuvels van de Vogezen, de Ardennen en het Zwarte Woud komen bijvoorbeeld heel wat soorten en habitats voor die ook in de alpiene regio worden aangetroffen. Door de continentale regio stromen enkele van de belangrijkste Europese rivieren: Donau, Loire, Rijn, Po, Elbe, Oder en Wisla. Deze waterlopen spelen al eeuwenlang een cruciale economische rol als verbindingsweg tussen
Natura 2000 in de continentale regio
3
Noord- en Zuid-Europa. De meeste zijn dan ook grondig genormaliseerd en gekanaliseerd, waardoor een enorm areaal aan uiterwaarden, met hun karakteristieke habitats en soorten, verloren is gegaan.
hart van Europa
Ondanks deze ingrijpende veranderingen kent de continentale regio nog steeds een vrij rijke biodiversiteit. Door haar ligging op het kruispunt van zoveel andere biogeografische regio’s deelt zij daarmee een aanzienlijk aantal soorten. Na de laatste ijstijd hebben planten en dieren MiddenEuropa via diverse routes opnieuw gekoloniseerd. Sommige soorten arriveerden vanuit de Alpen en de Karpaten; andere migreerden noordwaarts vanuit het MiddellandseZeegebied of de Balkan. Nog andere kwamen uit het oosten. Een en ander resulteerde in een opmerkelijke rijkdom aan habitattypes en dier- en plantensoorten, ook al is het aantal echte endemen gering. Wat het gebruik door de mens betreft: de bevolkingsdichtheid is er over het algemeen hoog, vooral in de noordelijke, verstedelijkte gebieden van Duitsland, Denemarken en Polen. Midden-Europa was decennialang het industriële kerngebied van Europa en een belangrijke toeleveringsbron van steenkool, ijzererts, koper en staal. Uitgestrekte gebieden worden nog steeds gedomineerd door grootschalige industriële activiteit, bijvoorbeeld het Ruhrgebied in het westen van Duitsland. Vergelijkbare gebieden komen voor in het oosten van Duitsland, Polen en Tsjechië. Deze regio, die berucht is geworden onder de naam „de Zwarte Driehoek”, heeft zwaar te lijden gehad van industriële verontreiniging. Mineraalontginning in dagbouw, koperwinning, verbranding van bruinkool (ligniet), enz., gaan stuk voor stuk gepaard met de productie van grote hoeveelheden schadelijke nevenproducten. Daardoor blijft de Zwarte Driehoek tot op heden een van de meest vervuilde gebieden van Europa.
4
Natura 2000 in de continentale regio
% van EUgrondgebied
Regio
Betrokken landen
Atlantische regio
België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk
18,4
Boreale regio
Estland, Finland, Letland, Litouwen, Zweden
18,8
Continentale regio
België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Tsjechië, Zweden
29,3
Alpiene regio
Bulgarije, Duitsland, Finland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Zweden
8,6
Pannonische regio
Hongarije, Roemenië, Slowakije, Tsjechië
3,0
Steppenregio
Roemenië
0,9
Zwarte-Zeeregio
Bulgarije, Roemenië
0,3
Mediterrane regio
Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Malta, Portugal, Spanje
20,6
Macaronesische regio
Portugal, Spanje
0,2
Bron: Europees Thematisch Centrum voor biologische diversiteit (Europees Milieuagentschap) http://biodiversity.eionet.europa.eu oktober 2008
De continentale regio herbergt 184 diersoorten en 102 zeldzame planten die in de habitatrichtlijn worden genoemd, alsook meer dan een derde van de in bijlage I van de vogelrichtlijn opgenomen vogelsoorten. Vele zijn geassocieerd met de beuken- en eikenhaagbeukenbossen die karakteristiek zijn voor deze regio. Tot de typische vogelsoorten behoren onder andere de zwarte specht (Dryocopus martius), de rode wouw (Milvus milvus), het hazelhoen (Bonasa bonasia) en de withalsvliegenvanger (Ficedula albicollis). In de beschutting van de kruinlaag bezetten duizenden insecten- en plantensoorten hun specifieke niches in een bonte mozaïek van bosmicrohabitats. Dankzij de aanwezigheid van talrijke rivieren, moerassen, beemden en andere wetlandhabitats zijn ook de zoetwatersoorten goed vertegenwoordigd. Zo is bijvoorbeeld de otter (Lutra lutra) ondanks de toenemende druk van verontreiniging en teloorgang van leefgebieden nog steeds vrij algemeen verspreid. Ook de soortenrijkdom van de visfauna is zeer opmerkelijk. Meer dan twee derde van de krachtens de habitatrichtlijn beschermde vissoorten komen hier voor, waaronder zeldzame endemen zoals de zingel (Zingel zingel) en de Donauzalm (Hucho hucho). In de continentale regio komen ook veel zeldzame amfibieën voor. In het stroomgebied van de Po alleen al komen niet minder dan acht in de habitatrichtlijn opgevoerde soorten voor, waaronder een zeldzame ondersoort van de knoflookpad (Pelobates fuscus insubricus), twee soorten grottensalamanders (Hydromantes ambrosii en H. strinatii) en de obscure grottenolm (Proteus anguinus). Laatstgenoemde is eigenlijk een karakteristieke bewoner van de karstgrotten van Slovenië, waar hij om zijn bleekroze naakte huid bekendstaat als de „mensvis”. Een verbluffende eigenschap van deze zeldzame salamander, die tot 25 cm lang kan worden, is dat hij tot voortplanting komt zonder een gedaanteverwisseling te ondergaan: de geslachtsrijpe dieren behouden hun larvale kenmerken!
Foto © A. E. Zitek
Net als in andere streken van Europa is het landschap in de continentale regio ingrijpend beïnvloed door
De roodbuikvuurpad (Bombina bombina) Deze pad, die haar naam dankt aan de felle kleur van haar buik waarmee zij roofdieren weet af te schrikken, leidt een overigens onopvallend bestaan in en nabij beschutte maar wel zonbeschenen poelen in Midden- en Oost-Europa. De habitat die haar voorkeur wegdraagt, is extensief beweid grasland op een kalkrijke bodem. De volwassen exemplaren overwinteren op het land, maar brengen het grootste deel van de lente en de zomer door in de poelen waar zij zich voortplanten. In het voortplantingsseizoen is de lucht er vervuld van hun droefgeestig klinkende paarroep. Helaas worden veel van deze habitats nu voor intensieve landbouw gebruikt en zijn de meeste geschikte poelen daarom ondergeploegd of sterk vervuild. Dat heeft tot een ineenstorting van het roodbuikvuurpaddenbestand geleid. In diverse landen, waaronder Denemarken en Duitsland, worden nu inspanningen gedaan om deze broedplaatsen en hun omgeving weer in een goede staat te herstellen. Ook worden in gevangenschap gefokte exemplaren uitgezet in de hoop de bestaande natuurlijke populaties te versterken.
Natura 2000-soorten
Foto © Lubomir Hlasek
Natura 2000-soorten in de continentale regio
de landbouw. Hoewel intensieve, grootschalige exploitatievormen thans overwegen, zijn er — vooral in het oosten en het zuiden — grote enclaves van halfnatuurlijke gras- en weilanden die nog steeds extensief worden beheerd. Zij trekken soorten aan als de kwartelkoning (Crex crex) en de ooievaar (Ciconia ciconia), die voor hun voortbestaan afhankelijk zijn van extensieve landbouwmethodes. Naar schatting leven in Polen alleen al ongeveer 40 000 ooievaars, en maakt de broedpopulatie in de graslanden tussen de Oder en de Bug een kwart uit van het mondiale bestand van deze soort. Ook de flora van graslanden en beemden is bijzonder soortenrijk en omvat zeldzame planten zoals het Boheems klokje (Campanula bohemica) en de krijtgentiaan (Gentianella germanica).
De Donauzalm (Hucho hucho) Deze Midden-Europese vertegenwoordiger van de zalmenfamilie komt uitsluitend voor in zoete wateren. Exemplaren kunnen tot twee meter lang en 100 kg zwaar worden. Eens was de soort wijdverbreid in Oostenrijk en Zuid-Duitsland, maar haar areaal is dramatisch geslonken na de bouw van een reeks grote waterkrachtcentrales, waardoor de vissen de toegang tot veel van hun natuurlijke bovenstroomse paaiplaatsen werd ontzegd. Thans komt de soort enkel nog voor in vier geïsoleerde bijrivieren van de Oostenrijkse Donau. Een van haar laatste bastions is het PielachMelk-stroomgebied in Neder-Oostenrijk. Hier zijn de paaigronden nog min of meer ongerept gebleven, maar de toegang daarheen wordt versperd door niet minder dan 13 hindernissen zoals dammen en kleine waterkrachtcentrales, verspreid over een afstand van 45 km. Sedert 1999 worden werken uitgevoerd om deze hindernissen één voor één overbrugbaar te maken voor de zalmen en de rivier op termijn over een lengte van 78 km voor de vissen te ontsluiten, zodat geïsoleerd geraakte populaties weer met elkaar worden verbonden.
Natura 2000 in de continentale regio
5
Photo © D. Depree Photo © A. Balthazard
Natura 2000-gebieden
Kaart van de Natura 2000-gebieden in de continentale regio
1 Champagne Ardennes
In december 2004 is de eerste lijst van Natura 2000-gebieden in de continentale regio vastgesteld; deze lijst is vervolgens in november 2007 en in december 2008 bijgewerkt. De continentale regio telt in het totaal 7 475 uit hoofde van de habitatrichtlijn aangewezen gebieden van communautair belang (SCI’s) en voorts 1 478 speciale beschermingszones (SPA’s) uit hoofde van de vogelrichtlijn. Omdat er tussen de SCI’s en SPA’s vaak een aanzienlijke overlap bestaat, kunnen deze cijfers niet zonder meer worden opgeteld. Toch kan worden geraamd dat deze beschermde gebieden samen meer dan 10 % van het totale landareaal in deze regio bestrijken.
Photo © G. Raeymeakers
Regio
Habitattypes
Dieren
Planten
Atlantische regio
117
80
52
Boreale regio
88
70
61
Continentale regio
159
184
102
Alpiene regio
119
161
107
Pannonische regio
56
118
46
Steppenregio
25
25
14
Zwarte-Zeeregio
58
79
6
Mediterrane regio
146
158
270
Macaronesische regio
38
22
159
Photo © F. Vassen
Aantal habitattypes van bijlage I en soorten of ondersoorten van bijlage II bij de habitatrichtlijn
2
SCI’s
Graslanden van Elsenborn
SPA’s SPA en SCI
Kaart gebaseerd op de geografische coördinaten van de beschermde gebieden, verstrekt door de Europese Commissie en de Katholieke Universiteit Leuven, afdeling SADL, oktober 2008
Bron: Europees Thematisch Centrum voor biologische diversiteit (Europees Milieuagentschap) http://biodiversity.eionet.europa.eu — De cijfers kunnen niet zonder meer worden opgeteld omdat heel wat habitats en soorten in meer dan één biogeografische regio voorkomen. — De vogelsoorten van bijlage I bij de vogelrichtlijn worden hier niet opgevoerd omdat zij niet volgens biogeografische regio’s zijn ingedeeld.
Regio
Totale oppervlakte (km²)
Aantal SCI’s
Landoppervlakte (km²)
% van het totale landareaal
Aantal SPA’s
Totale oppervlakte (km²)
Landoppervlakte (km²)
% van het totale landareaal
Atlantische regio
2 747
109 684
68 794
8,7
882
76 572
50 572
6,4
Boreale regio
6 266
111 278
96 549
12,0
1 165
70 341
54 904
6,8
Continentale regio
7 475
150 014
135 120
10,8
1 478
147 559
128 432
12,4
Alpiene regio
1 496
145 643
145 643
39,7
365
93 397
93 397
31,1
Pannonische regio
756
15 858
15 858
12,3
100
19 965
19 965
17,5
Steppenregio
34
7 210
7 210
19,4
40
8 628(*)
8 628(*)
24,4
Zwarte-Zeeregio
40
10 243
8 298
71,8
27
4 100
3 561
30,8
2 928
188 580
174 930
19,8
999
147 358
142 350
16,0
211
5 385
3 516
33,5
65
3 448
3 388
32,3
21 612
655 968
568 463
13,3
5 004
486 571
429 615
10,5
Mediterrane regio Macaronesische regio Totaal
Bron: Europees Thematisch Centrum voor biologische diversiteit (Europees Milieuagentschap) http://biodiversity.eionet.europa.eu oktober 2008 — De cijfers voor SPA’s en SCI’s kunnen niet zonder meer worden opgeteld omdat er tussen beide categorieën grote overlappingen bestaan. — Sommige gebieden liggen op de grens van twee regio’s. Omdat de databank het niet mogelijk maakt een gebied over meerdere regio’s uit te splitsen, kunnen sommige gebieden twee keer zijn geteld. — Voor de mariene component zijn geen percentages beschikbaar. SPA’s worden niet geselecteerd op basis van hun belang voor een biogeografische regio. — De SPA-oppervlakte voor de steppenregio is berekend aan de hand van de beschikbare GIS-gegevens.
6
Nat Natura 20 2000 000 00 iin n de continentale regio
Photo © Buchenwalkinstitut.eV.
4
Hainich
Photos © K. Sundseth
Photo © Nationalpark Hainich Hain
5
5
Mols Bierge
Photo © R.Clement/www.our-photo.lu
Photo © Biebzra National Park
Photo © D. Kjaer
3
Photo © G. Klosowscy
Moerassen van Biebzra
6
Vallei van van de Our
6
Photo © Sumava National Park
2 4
3 1
7 Nationaal Park Sumava
7 Photo © J. Hlasek
8 8 9
11 Photo © Parco Delta del Po
Photo © A. Sylwester
Rakov Škocjan
12 Photo © R. Czech
Photo © elf_14/flickr.com
Po-delta
11 Cheile Nerei
Photo © Mladen Vasilev www.neophron.com
Photo © I. Modic
Photo © www.lalupusinfabula.it
12 9
Photo © BBL Hartberg
Photo © A. Hodalič
10 0
10
Rivierdal van de Lafnitz
Srebarna-meer
Photo © Chavdar Nikolov www.neophron.com
Natura 2000 in de continentale regio Natura
7
Natura 2000-habitattypes
Drassig weiland met lissen, Slowakije. Foto © M. Lohmann. Inzet: ooievaar. Foto © J. Hlasek.
natuurlijke ecologische corridors vormen door een hoe langer hoe onherbergzamer landschap. Jammer genoeg zijn de meeste rivierbossen inmiddels verdwenen of totaal versnipperd en sterk in omvang afgenomen.
Natura 2000habitattypes in de continentale regio Vóór de landbouw er haar rechten deed gelden, was een groot deel van de continentale regio bedekt met loofbossen. De klimaatomstandigheden en bodemgesteldheid zijn er uitermate geschikt voor loofbomen zoals de beuk (Fagus sylvaticus), die hier de kern van zijn verspreidingsgebied heeft. Meer naar het oosten toe worden de beuken geleidelijk verdrongen door eiken en haagbeuken; meer noordwaarts, in hoger gelegen gebieden en op armere bodems treft men natuurlijke naaldbossen aan, vooral op de koelere, naar het noorden gerichte hellingen.
Foto © www.lalupusinfabula.it/Attivita/Acqua/fiumi-laghi-mari.htm
De rijke boshabitats spelen bij de verspreiding van soorten een belangrijke rol omdat zij voor wilde dieren en planten
8
Natura 2000 in de continentale regio
Vroeger kwamen in de meeste valleien en in de riviervlakten ook grote veenbossen, ooibossen en gemengde oeverbossen voor. Ook deze uitzonderlijk rijke habitats vormden belangrijke natuurlijke corridors door het bredere landschap. De meeste zijn echter verdwenen, en de relicten worden hoe langer hoe zeldzamer. De omzetting van bossen in akker-, gras- en weiland is door onze voorouders honderden jaren geleden al grotendeels voltrokken. De halfnatuurlijke habitats die daardoor zijn ontstaan, zijn na verloop van tijd zelf waardevolle reservoirs van inheemse soorten geworden, maar ook zij staan onder druk door de intensivering van de landbouw en de teloorgang van traditionele beheerpraktijken. Thans is ongeveer een zesde van de continentale regio bedekt met een scala van graslandtypes, van alpenweiden en kalkgraslanden in de hoger gelegen gebieden tot
De Po-delta De laaggelegen Po-delta aan de Adriatische kust is het grootste wetland van Italië en een van de productiefste van het Middellandse-Zeegebied. Zij bestrijkt een oppervlakte van circa 1 300 km², waarvan meer dan een derde krachtens de vogelrichtlijn als SPA is beschermd. Hier komen meer dan 280 vogelsoorten voor, waaronder de zeldzame ralreiger (Ardeola ralloides), dwergaalscholver (Phalacrocorax pygmaeus) en witoogeend (Aythya nyroca). De hoge soortdiversiteit is het gevolg van een complexe vervlechting van land-, zoetwater- en kusthabitats. Rivieren, moerassen, duinen, kustmeren, zoetwaterwetlands, oude dennenbossen en gemengde eikenbossen vormen hier samen een bonte lappendeken van in elkaar overvloeiende habitats. Soorten die typisch zijn voor de continentale regio komen hier voor naast mediterrane soorten. Een lange geschiedenis van gebruik door de mens heeft deze complexiteit nog vergroot. De enorme omvang van de activiteit en de industriële schaal van de ontwikkeling hebben de jongste jaren echter een zware tol geëist van de natuurlijke rijkdommen van de Podelta. Thans wordt gestreefd naar een meer holistische en sectoroverschrijdende aanpak van het langetermijnbeheer van de hele delta.
Graslanden op alluviale bodems bedekten ooit uitgestrekte delen van de valleien. Hoewel het areaal van dit habitattype sterk is gekrompen, vormt het nog steeds een toevluchtsoord voor talrijke zeldzame moerasbewoners zoals de Siberische lis (Iris sibirica), de kwartelkoning (Crex crex) en de waterrietzanger (Acrocephalus paludicola). Andere typische wetlandhabitats zijn meren, hoogvenen, zoetwatermoerassen en vennetjes. In de vallei van de Biebrza in Noordoost-Polen, bijvoorbeeld, ligt een van de grootste en meest ongerepte moerasgebieden van Midden-Europa. Het dankt zijn instandhouding aan het feit dat de rivier zelf nog een vrij natuurlijk hydrologisch regime kent, waardoor ze haar vracht aan water en sediment ongestoord over een groot deel van de laagvlakte kan verspreiden. Elders heeft de uitholling van krijtlagen door het water uitgestrekte karstgrottensystemen doen ontstaan. Die vormen een belangrijk bolwerk voor allerlei zeldzame vleermuissoorten en andere gespecialiseerde dieren en planten. De Sumava-grotten in Tsjechië en de Postojna-grotten in Slovenië behoren tot de grootste grottencomplexen in Midden-Europa. Beide vormen zij het toevluchtsoord van enkele van de zeldzaamste Europese vleermuizensoorten. Landduinen zijn een andere ongewone maar voor de continentale regio karakteristieke habitat. Tijdens de laatste ijstijd vond in een groot deel van Midden-Europa zandafzetting plaats, zowel door de wind als door grote rivieren. Net als in het geval van de kustzandduinen heeft de mens zijn uiterste best gedaan om deze „woeste gronden” door middel van naaldbomenaanplant en bodemverbetering te stabiliseren. Als gevolg daarvan zijn de landduinrelicten en hun gespecialiseerde fauna en flora thans niet alleen erg zeldzaam maar ook sterk versnipperd.
Foto: © F. Vassen.
Langs de noord- en de zuidkust van de continentale regio wordt ook een scala van kusthabitats aangetroffen. Openwaterhabitats, zand- en keienstranden, schorren, lagunes, duinen, duinheiden en kustbossen bieden een mozaïek van biotopen voor wilde dieren en planten. Hier bevinden zich ook twee van de grootste zwerfduingebieden in Europa: Raabjerg Mile in Jutland en de Slowinski-landtong in Polen.
Natura 2000-habitattypes
Foto: © Andrzej Keczyński.
hooiland in de laagvlakten en drassige beemden in de uiterwaarden.
Het Białowieza-woud Het woud van Białowieza in het grensgebied tussen Polen en Wit-Rusland vormt met zijn 120 000 ha een van de grootste overgebleven stukken (gemengd) oerbos in Europa. Ooit was dit het particuliere jachtgebied van Poolse koningen en Russische tsaren. Sedert de jaren twintig van de vorige eeuw is het een strikt beschermd natuurreservaat. Er hebben dan ook weinig bosbouwactiviteiten plaatsgevonden, waardoor een uitzonderlijk rijke fauna en flora tot ontwikkeling is kunnen komen. Er zijn tot dusver 632 soorten vaatplanten geregistreerd — bijna een derde van totale Poolse flora. Hier zijn ook meer dan 230 vogelsoorten waargenomen, waaronder diverse soorten arenden, uilen en spechten. Wolven, lynxen en otters komen hier talrijk voor, maar het woud is wellicht het meest vermaard om zijn wisentenpopulatie. De wisent (of Europese bizon) werd in 1919 in het wild uitgeroeid, maar tien jaar later met succes — en onder strikt toezicht — geherintroduceerd. Sindsdien is het bestand toegenomen tot meer dan 700 exemplaren, maar het blijft wegens de geringe omvang van de uitgangspopulatie erg kwetsbaar voor inteelt. Voorts staan het bos en zijn eeuwenoude bomen onder druk door de opmars van het bosbouwbedrijf.
Zinkgraslanden „Kalamijngraslanden” worden aangetroffen op bodems met een hoge concentratie aan zware metalen zoals lood, zink, chroom of koper. Dit type habitat komt vooral voor op plaatsen die de sporen dragen van vroegere mijnbouwactiviteiten. De naam ervan is trouwens afgeleid van La Calamine (Kelmis), een van de oudste zinkmijnen in België, die op haar beurt is vernoemd naar het mineraal zinkspaat („kalamijn” of „galmei”). Bijna-natuurlijke voorbeelden van dit habitattype, op natuurlijke dagzomen en riviergrindafzettingen, hebben een veel beperktere verspreiding. Hoewel zware metalen voor de meeste planten giftig zijn, zijn sommige soorten zoals het zinkviooltje (Viola calaminaria), de zinkveldmuur (Minuartia verna) en Youngs wespenorchis (Epipactis youngiana) in hoge mate tolerant geworden voor de aanwezigheid van deze schadelijke stoffen. De geringe hoeveelheid voedingsstoffen en de aanwezigheid van zware metalen in de bodem zorgen voor een open vegetatie en vertragen het successieproces, waardoor deze gespecialiseerde soorten zich hier — verlost van de concurrentie van agressievere soorten — vlot kunnen handhaven.
Natura 2000 in de continentale regio
9
Beheersvraagstukken
Selectieve bosbouwingrepen in het nationaal park Hainich: gebruik van paarden. © Nationalpark Hainich.
Zwarte specht. Foto © J. Hlasek.
Reeds in de negentiende eeuw had de zware industrie nadrukkelijk haar stempel gedrukt op streken zoals het Ruhrgebied of de „Zwarte driehoek” tussen Duitsland, Polen en Tsjechië. Plaatselijk nam de bevolkingsdichtheid sterk toe door de inwijking van mensen op zoek naar werk. De gevolgen voor het milieu waren aanzienlijk. Grote stukken land vielen ten prooi aan verstedelijking of veranderden in industriezones. De verontreiniging begon ernstige problemen te veroorzaken.
In de continentale regio is het landschap op de meeste plaatsen ingrijpend gewijzigd ten gevolge van eeuwenlange exploitatie door de mens. Hele beukenbossen zijn geveld om te voorzien in brandstof voor industriële ovens of om plaats te maken voor intensieve grootschalige landbouw. Wetlands en uiterwaarden zijn drooggelegd ter verdere uitbreiding van de landbouwbedrijven. Rivieren zijn ingedamd, gekanaliseerd en genormaliseerd ter voorkoming van overstromingen en ter uitbreiding van het netwerk van waterwegen.
Alleen de habitats op armere bodems, zoals venen, moerassen en heiden, ontsprongen grotendeels de dans. Zij werden extensief beheerd — of zelfs helemaal niet. Dat was het geval in bepaalde delen van Pommeren, MiddenBulgarije en het Centraal Massief in Frankrijk. Op al deze plaatsen zijn uitgestrekte en waardevolle hoogvenen, moerassen, bossen en graslanden bewaard gebleven.
Foto © J. Hlasek.
Beheersvraagstukken in de continentale regio
Grote stukken van het grensgebied tussen het voormalige „Oost-“ en „West-Europa” zijn na de tweede wereldoorlog
Beheer van soorten van bijlage IV — het geval van de hamster De Europese hamster of korenwolf (Cricetus cricetus) was ooit wijdverbreid in landbouwgebieden in de hele continentale regio. Hij kwam voor op akkerland met bijna alle soorten gewassen — van tarwe, rogge, haver, gerst en maïs tot suikerbieten — waar hij in complexe zelfgegraven gangensystemen in de lemige bodem de dag doorbracht en ‘s nachts naar buiten kwam om zaden en ander voedsel te verzamelen. De hamster werd lange tijd als ongedierte verdelgd of om zijn bont in vallen gevangen. Toen de mechanisering van de landbouw een hoge vlucht nam, begon het hamsterbestand echter zo dramatisch te slinken dat de soort nu in de meeste landen strikte bescherming geniet als soort van bijlage IV van de habitatrichtlijn. Om de alsmaar sterker versnipperde hamsterpopulaties een overlevingskans op lange termijn te bieden, zijn echter ook actieve beheermaatregelen vereist. Diverse landen hebben recentelijk instandhoudingsplannen voor deze soort aangenomen, die bedoeld zijn om het sluiten van hamstervriendelijke beheercontracten met plaatselijke landbouwers te stimuleren. In sommige landen kunnen boeren via de agro-milieuregelingen van de EU extra subsidies verkrijgen als zij zich ertoe verbinden een aantal simpele maatregelen te nemen die het hamsterbestand ten goede komen. Voorbeelden zijn het aanplanten van stroken alfalfa langs de akkerranden, het beperken van het gebruik van meststoffen en knaagdier- en onkruidbestrijdingsmiddelen, ondiep ploegen (voren van ten hoogste 20 cm diep) en oogsten na midden oktober.
10
Natura 2000 in de continentale regio
Hoog in het Zwarte Woud begint de Donau aan een duizenden kilometers lange reis die eindigt bij de monding in de Zwarte Zee, waar deze rivier een uitgestrekte deltavlakte heeft doen ontstaan. Op haar weg doorstroomt zij vele landen, waarvoor zij eeuwenlang van grote ecologische, culturele en economische betekenis is geweest. In het besef van de onschatbare waarde van deze rivier spannen de oeverstaten zich sedert 1985 in om de ergste uitwassen op het stuk van verontreiniging en ontwikkeling een halt toe te roepen of zelfs ongedaan te maken. Alle oeverstaten hebben in 1991 een internationaal verdrag inzake de bescherming en het duurzame gebruik van de Donau ondertekend; in 1994 hebben hun milieuministers een strategisch actieplan aangenomen. Tegelijk is een Internationale Commissie voor de bescherming van de Donau ingesteld om uitvoering te geven aan dat actieplan. Deze commissie is sedertdien ook aangewezen als coördinatie-instantie voor het opstellen van het stroomgebiedbeheerplan voor de Donau dat krachtens de kaderrichtlijn water is vereist.
decennialang relatief onaangetast gebleven. Het is alsof de tijd er heeft stilgestaan. Echter, na de val van de communistische regimes en de heropening van de nationale grenzen is de situatie qua bodembestemming ook hier razendsnel aan het veranderen, waarbij zowel verwaarlozing als intensifiëring een probleem vormt. De hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de invoering van op de bedrijfsoppervlakte gebaseerde en van de productie losgekoppelde subsidies kan dit proces wellicht helpen afremmen. Dat Natura 2000 nu uitdrukkelijk wordt vermeld in de EU-verordening inzake plattelandsontwikkeling is een belangrijke politieke stap voorwaarts in de richting van een betere integratie van landbouw en natuurbehoud. Hoewel het bosareaal in vergelijking met de Atlantische regio relatief aanzienlijk is (ongeveer 27 % van het landoppervlak is bebost) bestaat slechts een klein deel daarvan uit halfnatuurlijk loofbos. Naar schatting is meer dan 75 % van de oorspronkelijke bosvegetatie verloren gegaan, en wat thans nog rest is door commerciële beheerpraktijken ingrijpend veranderd. De grove den (Pinus sylvestris), die normaliter alleen op armere bodems wordt aangetroffen, is nu de dominante soort in commerciële aanplanten. In Duitsland alleen al gaat het om 72 % van alle bossen. Ook luchtverontreiniging door industriële activiteiten heeft haar tol geëist van de regionale biodiversiteit en van de bossen in het bijzonder. Massale emissie van zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak is bijvoorbeeld de belangrijkste oorzaak van zure regen. Die veroorzaakt niet alleen rechtstreeks grote schade aan de bosvegetatie, maar maakt deze ook kwetsbaarder voor destructieve natuurkrachten zoals stormwinden en vatbaarder voor ingevoerde plagen en ziekten. Dat een aanzienlijk percentage van de bomen in Polen en Tsjechië een gedeeltelijk ontbladerde kroon heeft, wordt hieraan toegeschreven.
Beheersvraagstukken
Foto © Nationalpark Donau-Auen.
I nternationale samenwerk ing ter bescherming van het Donaubekken
Ook de rivieren in de regio, met hun stroomgebieden en wetlands, hebben fel te lijden gehad van de sterke verontreiniging door industrie en landbouw. Veel waterlopen zijn daardoor de facto „dood”. De meeste rivieren hebben daarnaast de voorbije 200 jaar ook een grondige gedaanteverwisseling ondergaan. Zij zijn gekanaliseerd, rechtgetrokken, uitgediept, van kunstmatige beschoeiingen voorzien en ingedamd. Sommige, zoals de Rijn, zijn grote verkeersaders geworden. Andere zijn helemaal getransformeerd met het oog op de waterkrachtwinning. De omliggende uiterwaarden zijn drooggelegd en herbestemd ten behoeve van de landbouw of ter voorkoming van overstromingen. Ondanks deze dramatische veranderingen zijn langs de oevers van de meeste grote rivieren toch nog — weliswaar zeer kleine — stukjes van de oorspronkelijke natuurlijke en halfnatuurlijke habitats bewaard gebleven. Omdat de economische en ecologische waarde van deze rivieren ten volle wordt erkend, wordt thans geëxperimenteerd met „zachtere” beheersingrepen, waarbij de natuurlijke dynamiek van de rivieren zo mogelijk gedeeltelijk wordt hersteld. Krachtens de kaderrichtlijn water moet nu met betrekking tot de hele loop van alle grote rivieren en in hun hele stroomgebied een geïntegreerde, alle politieke en sectorale grenzen overstijgende beleidsaanpak worden gehanteerd. Kwartelkoning. Foto © E. Barbelette, LPO.
Natura 2000 in de continentale regio
11
Natura 2000 in the
Atlantic Region
Natura 2000 in de Atlantische regio
Natura 2000 in the
Natura 2000 in the
Continental Region
Boreal Region
Natura 2000 in de boreale regio
Natura 2000 in de continentale regio
Natura 2000 in the
Alpine Region
KH-78-09-635-NL-C
Verschenen in deze reeks:
Natura 2000 in de alpiene regio
Natura 2000 in the
Natura 2000 in the
Macaronesian Region
Black Sea Region
European Commission
Natura 2000 in de Pannonische regio
Natura 2000 in de steppenregio
Natura 2000 in de regio van de Zwarte Zee
Natura 2000 in de mediterrane regio
Natura 2000 in de Macaronesische regio
De Europese Unie omvat negen biogeografische regio’s, elk gekenmerkt door een typische combinatie van plantengroei, klimaat en bodem. Voor elke regio worden gebieden van communautair belang („Sites of Community Importance” of SCI’s) geselecteerd op basis van nationale lijsten die door alle lidstaten in die regio worden ingediend. Deze werkwijze maakt het gemakkelijker om beschermenswaardige soorten en habitattypes in vergelijkbare natuurlijke omstandigheden in stand te houden in een hele reeks landen, ongeacht politieke en administratieve grenzen. Samen met de speciale beschermingszones („Special Protection Areas” of SPA’s) uit hoofde van de vogelrichtlijn vormen de voor elke biogeografische regio geselecteerde SCI’s het ecologisch netwerk „Natura 2000”, dat de 27 landen van de EU omspant.
Foto © Guido Puhlmann, Biosphärenreservat Flusslandschaft Mittlere Elbe.
ISBN 978-92-79-13171-4