Paragraaf 9.26 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen vanwege de ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 Toelichting algemeen
Op 3 juli 2013 hebben Provinciale Staten de actualisatie van de Omgevingsvisie vastgesteld met daarbij de nieuwe begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (PS/2013/413). In deze begrenzing is onder meer het uitwerkingsgebied ontwikkelopgave EHS/Natura2000 opgenomen. Binnen de begrenzing van dit uitwerkingsgebied dienen maatregelen te worden genomen die de realisering van de EHS en de instandhouding van de Natura2000-gebieden bewerkstelligen.
Doel van deze maatregelen is het toekomstbestendig maken van de Natura 2000 gebieden. De neerslag van stikstof (stikstofdepositie) is één van de belangrijkste belemmeringen om de Europese natuurdoelen te halen. De huidige neerslag in een groot aantal Natura 2000-gebieden is veel hoger dan leefgebieden van planten en dieren kunnen verdragen. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) moet het probleem van teveel stikstof in Nederland, door bijvoorbeeld uitlaatgassen en mest, oplossen. PAS-maatregelen moeten ervoor zorgen dat er een goede balans wordt gevonden tussen behoud en herstel van natuurlijke kwaliteiten en de economische ontwikkeling in Overijssel. Op die manier ontstaat weer ontwikkelingsruimte voor de economie (onder andere de landbouw) in Overijssel.
De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van effectgerichte maatregelen in en rond de Natura 2000-gebieden.De gronden binnen het uitwerkingsgebied dienen tijdig beschikbaar te komen zodat de maatregelen ook daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd binnen de gestelde termijnen. In geval van aankoop van een agrarisch bedrijf geldt als regel dat alleen de gronden binnen de begrenzing van de ontwikkelopgave verworven kunnen worden op basis van volledige schadeloosstelling. Gronden daarbuiten kunnen slechts tegen marktwaarde worden aangekocht. Soms heeft een agrarisch bedrijf een sleutelpositie in de realisering van de ontwikkelopgave, doch is aankoop tegen volledige schadeloosstelling conform onteigeningssystematiek niet mogelijk. Met onderhavige subsidieregeling bestaat de mogelijkheid voor een afgebakende groep van eigenaren om bovenop de marktwaarde een aanvullende vergoeding te krijgen. Aangesloten is bij de mogelijkheden tot staatssteun die de Vrijstellingsverordening Landbouw: Verordening (EU) Nr. 702/2014 biedt. Op grond van artikel 16 van deze verordening bestaat de mogelijkheid steun te verlenen voor investeringen in verband met de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen. Daar waar sprake is van terminologie waarvoor al een definitie is opgenomen in de verordening wordt voor de betreffende definitie verwezen naar artikel 2 van de verordening.
Voorschotverlening De voorschotverlening geschiedt conform artikel 1.3.3. Bewust is gekozen om de voorschotverlening in de regeling niet op voorhand te verankeren aan harde momenten. De uitvoering van een verplaatsing (en daarmee gepaard gaande kosten) zal per situatie immers verschillend zijn. De conform artikel 9.26.7 overgelegde investeringsbegroting en plan van uitvoering van werkzaamheden met daaraan gekoppelde
tijdsplanning zullen als input dienen voor de door Gedeputeerde Staten te bepalen voorschottermijnen. Aanvrager zal verzocht worden om bepaalde bewijsstukken te overleggen dat voldaan zal worden aan de in artikel 9.26.10. genoemde verplichtingen alvorens tot uitbetaling van voorschotten wordt overgegaan. Welke bewijsstukken dit zijn, zal uit de beschikking subsidieverlening en voorschotverlening blijken.
Artikel 9.26.1 Begripsbepalingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a.
Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000: het treffen van maatregelen die de realisering van de EHS en de instandhouding van de Natura 2000 gebieden bewerkstelligen;
b.
Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000: gebieden waar maatregelen genomen moeten worden om natuurwaarden in nabijgelegen Natura 2000- gebieden te beschermen, die als zodanige gebiedscategorie zijn aangegeven op de bij Omgevingsverordening 2009 behorende kaarten van een deelgebied van de EHS;
c.
verplaatsing: het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen eventueel gepaard gaande met modernisering van deze voorzieningen dan wel verhoging van de productiecapaciteit.
Artikel 9.26.2. Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw ter bevordering van de grondverwerving ten behoeve van de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000.
Toelichting Dit artikel benoemt enerzijds de activiteit waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, te weten verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw en specificeert anderzijds het algemeen belang dat de steunverlening rechtvaardigt: de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 zoals hierboven uiteengezet in “ Toelichting algemeen”. Aankoop van vervangende gronden is niet subsidiabel.
Artikel 9.26.3. Criteria
Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria: a)
de aanvrager is een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die, het eigendom, regulier pachtrecht of erfpachtrecht heeft van grond behorend bij een landbouwbedrijf dat vanwege de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 wordt verplaatst;
b)
het landbouwbedrijf dat vanwege de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 wordt verplaatst, heeft een omvang van minimaal 50.000 eenheden Standaard Verdiencapaciteit;
c)
cultuurgrond behorend tot het landbouwbedrijf is deels gelegen binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000, niet zijnde Nadere Uitwerking Rivierengebied;
d)
er is een overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing met de provincie Overijssel gesloten;
e)
demontage is alleen subsidiabel indien uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing blijkt dat de provincie sloop wenselijk acht van het binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 gelegen landbouwbedrijfsgebouw.
f)
Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 16 van de Vrijstellingsverordening Landbouw.
g)
Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het criterium genoemd in het eerste lid onder sub c mits het landbouwbedrijf dat wordt verplaatst een essentiële bijdrage levert aan de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 in die zin dat het een sleutelpositie inneemt in het kader van de grondverwerving ten behoeve van de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000.
Toelichting 9.26.3. eerste lid Sub a: Onder pachtrecht wordt geen geliberaliseerde pacht of teeltpacht verstaan. Sub b: Met de vereiste minimum omvang wordt tot uitdrukking gebracht dat de regeling slechts van toepassing is op levensvatbare bedrijven. Sub c: Door als criterium te stellen dat de gronden deels gelegen dienen te zijn binnen de begrenzing van het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 wordt het doel gewaarborgd waarvoor de regeling bedoeld is: voortgang in de uitvoering van de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000. Hieruit vloeit ook de eis voort dat het cultuurgrond, oftewel grond in gebruik voor akkerbouw en/of veeteelt, dient te betreffen. Sub d: In het kader van de grondverwerving voert de provincie een analyse van de sleutelposities binnen de deelgebieden uit. Interesse van agrarische bedrijven in de regeling zal worden gepeild waarbij de nadruk zal liggen op de resultaten van de sleutelpositie analyse. Nut, noodzaak en financiële haalbaarheid van de aankoop door de provincie zal dienen te blijken uit een provinciaal opgestelde business case alvorens onderhandelingen over een overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing gevoerd zullen kunnen worden. Over de cultuurgrond binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 dient overeenstemming tot zelfrealisatie ofwel tot levering aan de provincie te bestaan. Indien de agrariër slechts een regulier pacht- of erfpachtrecht heeft tot de grond zal tussen provincie Overijssel, eigenaar en aanvrager overeenstemming dienen te bestaan betreffende de zelfrealisatie en/of levering van de grond almede een regeling betreffende de beëindiging van het gebruikrecht. Dit kan blijken uit een driepartijenovereenkomst dan wel meerdere separate verklaringen. De overeenstemming tot levering van de tot het bedrijf behorende gronden en opstallen zal meestal zijn beslag krijgen door koop of ruil. Andere voorbeelden van overeenstemming tot levering zijn een Wilgkavelruilovereenkomst of een overeenkomst inzake inbreng en toedeling van gronden vooruitlopend op een plan van toedeling als bedoeld in artikel 51 van de Wet inrichting landelijk gebied. In de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing zal, indien gewenst, een ontbindingsgrond voor het deel gelegen buiten het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 worden opgenomen voor het geval de subsidie niet verstrekt wordt.
Artikel 9.26.4. Grondslag subsidie 1.
De subsidie bedraagt: a.
voor demonteren: maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten van demonteren van de bestaande voorzieningen op de oude locatie, doch nooit meer dan € 25,- per m2 te slopen bedrijfsgebouw tot een maximum van totaal € 100.000,-;
b.
voor verhuizing: maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten van verhuizing van bestaande voorzieningen;
c.
voor opbouw: maximaal 40% doch nooit meer dan € 400.000,- van het navolgende berekende verschil. Het betreft het verschil tussen enerzijds de koopsom en eventuele investeringskosten van installaties en bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie, exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond en inclusief de sloop van niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie, en anderzijds de door de provincie getaxeerde waarde van installaties en bedrijfsgebouwen, exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond op de te verlaten locatie. Sloopkosten van de niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie zullen tegen maximaal € 25,- per m2 te slopen bedrijfsgebouw opgevoerd kunnen worden.
d.
Voor advieskosten die zien op verplaatsing: maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum uurvergoeding van € 90,-;
2.
De subsidie voor verhuizen en voor advieskosten die zien op verplaatsing , zoals bedoeld in het eerste lid onder sub b en d bedraagt tezamen maximaal € 100.000,- per landbouwbedrijf.
3.
De subsidie en het aankoopbedrag van het te verplaatsen bedrijf gezamenlijk kan nooit meer bedragen dan de hoogte van een volledige schadeloosstelling op grond van de onteigeningswet indien het fictieve uitgangspunt gehanteerd zou worden dat het landbouwbedrijf in reconstructie zou worden gebracht.
Toelichting 9.26.4. Lid 1 sub a: Onder kosten van demonteren worden nadrukkelijk alleen de kosten voor het demonteren van bestaande voorzieningen op de oude locatie verstaan. Deze kosten zijn conform artikel 9.26.3 eerste lid sub e alleen subsidiabel als uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing blijkt dat de provincie sloop wenselijk acht. Lid 1 sub b: Onder kosten van verhuizing wordt onder andere verstaan: -
feitelijke verhuizingkosten, zoals kosten voor verhuizen van bedrijfsmiddelen en dieren naar de hervestiginglocatie; notaris- en kadasterkosten; eventuele overdrachtsbelasting die in verband met hervestiging is verschuldigd;
Lid 1 sub c: Bij taxatie van de installaties geldt dat geen rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde. Lid 1 sub d: Onder advieskosten die zien op verplaatsing wordt onder andere verstaan: -
Voorbereidingskosten, zoals kosten van haalbaarheidsstudies; Advieskosten in verband met de demonteren, verhuizen en opbouwen.
Verplaatsing kent de navolgende deelactiviteiten: demontage, verhuizing en opbouw. Voor deze deelactiviteiten kan -indien voldaan wordt aan de criteria- subsidie worden aangevraagd. Voor zover een aanvrager zich laat adviseren door een derde over deze deelactiviteiten, zijn deze advieskosten subsidiabel overeenkomstig de grondslag in dit artikel. Lid 1 en 2: Gezien de maximale bedragen in lid 1 sub c (€ 400.000,-) en lid 2 (€ 100.000,-), zal het bedrag aan subsidie voor verhuizing, opbouw en advieskosten per landbouwbedrijf totaal maximaal € 500.000,- bedragen. In het geval dat tevens demontage op de oude locatie door de provincie wenselijk wordt geacht en dit blijkt uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, zal het totaal subsidiebedrag maximaal € 600.000 kunnen bedragen. Bij de laatste mogelijkheid dient de navolgende kanttekening geplaatst te worden: overeenkomstig art. 9.26.3 lid 2 zal het totale subsidiebedrag binnen de steunmogelijkheden die de Vrijstellingsverordening Landbouw biedt dienen te blijven. Hierin is bepaald dat wanneer een verplaatsing naast demonteren, verhuizen en weer opbouw leidt tot een modernisering van
voorzieningen of een verhoging van productiecapaciteit, de kosten van modernisering van de voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit slechts voor 40% subsidiabel zijn en de maximale steun in dat geval €500.000 per onderneming per investeringsproject mag bedragen. Er is geen sprake van “gepaard gaan met modernisering” indien het loutere vervanging van een bestaand gebouw of van bestaande voorzieningen door een nieuw modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen betreft waarbij de betrokken productie of technologie niet fundamenteel wordt gewijzigd. Lid 3: Deze regeling voorziet in de gevallen dat verwerving van het landbouwbedrijf tegen volledige schadeloosstelling conform de uitgangspunten van de onteigeningswet niet aan de orde is, omdat niet aan de (wettelijke) vereisten daarvoor wordt voldaan. Het totaalbedrag van de aankoopsom van de gronden en de bedrijfsverplaatsingsubsidie kan nimmer meer bedragen dan het volledige schadeloosstellingbedrag waarop aanvrager recht zou hebben gehad als zijn gronden wel in een onteigeningsprocedure betrokken hadden kunnen worden; dit was immers dan het maximaal wettelijke toegestane bedrag geweest.
Artikel 9.26.5. Subsidiabele kosten 1.
Indien sprake is van interne loonkosten van de aanvrager, dan bedraagt deze overeenkomstig artikel 1.1.5 eerste lid sub c, € 35 per uur.
2.
Voor de advieskosten, als bedoeld onder 9.26.4. lid 1 sub d geldt dat uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5. subsidiabel zijn.
3.
In aanvulling op artikel 1.1.5. is overdrachtsbelasting die in verband met hervestiging eventueel verschuldigd is, subsidiabel.
Toelichting Lid 1: In artikel 1.1.5. is de kapstok opgenomen waaraan de subsidiabele kosten worden opgehangen. Voor de demontagekosten, verhuiskosten en opbouwkosten, respectievelijk bedoeld onder artikel 9.26.4. eerste lid onder sub a, b, en c, geldt dat deze overeenkomstig 1.1.5. subsidiabel zijn. Voor een uitleg van het gemaakte onderscheid naar “ interne loonkosten”, “kosten voor gebruik van apparatuur”, “kosten voor gebruik van materiaal” en “kosten van derden” wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1.1.5. Interne loonkosten zijn subsidiabel tegen € 35,- per uur conform artikel 1.1.5. lid 1 sub c.
Artikel 9.26.6. Niet subsidiabele kosten In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel: a.
kosten voor het saneren van de bodem;
b.
fiscale claims, met uitzondering van de hiervoor onder 9.26.5. lid 3 genoemde overdrachtsbelasting;
c.
kosten die gefinancierd zijn op grond van een Rood voor Rood-regeling.
Toelichting Sub c: In Overijssel zijn meerdere Rood-voor Rood-regelingen van kracht. Een dergelijke regeling beoogt een impuls te geven aan de ruimtelijke kwaliteit van het platteland. Een aanvrager dient een minimaal
voorgeschreven aantal m2 landschapontsierende bedrijfsbebouwing te slopen en te investeren in landschapsverbetering. Ter compensatie wordt hiervoor een bouwkavel toegekend. De financiering van de sloopkosten en investering in de ruimtelijke kwaliteit wordt uit de waarde van deze bouwkavel gefinancierd. De provincie Overijssel kende in het verleden ook een eigen Rood voor Rood regeling. Naast toekenning van een bouwkavel voor sloop en investeringskosten in ruimtelijke kwaliteit was het mogelijk een bouwkavel toegekend te krijgen indien een landbouwbedrijf werd verplaatst. Ofschoon deze regeling inmiddels niet meer van kracht is, dient uitgesloten te zijn dat een aanvrager voor de diverse subsidieonderdelen reeds gebruik heeft gemaakt van nog vigerende gemeentelijke regelingen die eveneens een overlap vertonen met onderhavige regeling.
Artikel 9.26.7. Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie 1.
De aanvrager maakt bij zijn aanvraag gebruik van het aanvraagformulier verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen vanwege de ontwikkelopgave EHS/Natura 2000.
2.
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie tevens de volgende informatie: a.
een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 waarop de ligging en oppervlakte van het te verplaatsen bedrijf en de bijbehorende gronden, alsmede de plaats van hervestiging indien deze ten tijde van de aanvraag reeds bekend is, zijn aangegeven;
b.
een investeringsbegroting van de nieuwe bedrijfslocatie opgesteld door een onafhankelijk deskundige, waaruit tevens de financiële haalbaarheid van de investering blijkt;
c.
een plan van uitvoering van de werkzaamheden met een daaraan gekoppelde tijdsplanning;
d.
ten tijde van de aanvraag reeds beschikbare kopieën van verleende vergunningen die benodigd zijn ten behoeve van het volwaardig en feitelijk en juridisch obstakelvrij uitoefenen van het te hervestigen landbouwbedrijf;
e.
indien eerder gebruik is gemaakt van een Rood voor Rood regeling: stukken waaruit blijkt dat de Rood voor Rood aanvraag niet betrekking had op dezelfde kosten als waarvoor nu subsidie wordt aangevraagd.
Toelichting: Lid 2: De onder sub b, c en d overgelegde stukken zijn noodzakelijk voor het kunnen bepalen van de voorschottermijnen alsmede de hoogtes daarvan. Zie hiervoor ook de “Toelichting algemeen”. Voor een toelichting bij sub e wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 9.26.6. sub c.
Artikel 9.26.8. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.
Artikel 9.26.9. Weigeringgrond In afwijking of in aanvulling op 1.3.1. wordt de subsidie geweigerd: a.
Indien aanvrager een onderneming betreft die in één van navolgende financiële moeilijkheden verkeert:
I.
in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van haar geplaatste aandelenkapitaal door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming), een negatieve uitkomst oplevert die groter is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal. Voor de toepassing van deze bepaling worden met „vennootschap met beperkte aansprakelijkheid" met name de in bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU bedoelde rechtsvormen van ondernemingen bedoeld en omvat het „aandelenkapitaal" ook het eventuele agio;
II.
in het geval van een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, door de gecumuleerde verliezen is verdwenen. Voor de toepassing van deze bepaling worden met „een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming" met name de in bijlage II bij Richtlijn 2013/34/EU bedoelde rechtsvormen van ondernemingen bedoeld;
III.
wanneer tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure loopt of de onderneming volgens het nationale recht aan de criteria voldoet om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen;
IV.
wanneer de onderneming reddingssteun heeft ontvangen en de lening nog niet heeft terugbetaald of de garantie nog niet heeft beëindigd, dan wel herstructureringssteun heeft ontvangen en nog steeds in een herstructureringsplan zit.
Toelichting Sub a: Ter voorkoming van het verstrekken van ongeoorloofde staatssteun dient aanvrager te verklaren dat de onderneming niet in één de in dit sub a genoemde financiële moeilijkheden verkeert.
Artikel 9.26.10. Verplichtingen subsidieontvanger De subsidieontvanger dient in aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2: a.
binnen vierentwintig maanden na het sluiten van de in artikel 9.26.3 sub d genoemde overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, een landbouwbedrijf op een andere plaats te vestigen. Indien door aantoonbare overmacht de hervestiging van een volwaardig bedrijf op een andere plaats binnen de gestelde termijn niet mogelijk is kan de termijn voor hervestiging verlengd worden met maximaal vierentwintig maanden. De hervestiging zal na verlenging nooit later zijn dan zestien maanden na het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor de hervestiging van het landbouwbedrijf. Onder overmacht wordt in ieder geval verstaan: I.
De situatie waarbij aantoonbaar meerdere serieuze onderhandelingen over een hervestiginglocatie niet succesvol zijn geweest; ofwel;
II.
Voor de hervestiginglocatie een vergunningtraject doorlopen moet worden: de situatie waarbij het traject voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen door onvoorziene en niet verwijtbare omstandigheden langere tijd in beslag neemt dan voorzien bij het afsluiten van de overeenkomst.
b.
de hervestiging van het landbouwbedrijf op een volwaardige wijze te laten plaatsvinden op een locatie die als duurzaam voor landbouwdoeleinden wordt aangemerkt;
c.
per ommegaande de provincie Overijssel een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 te doen toekomen waarop de plaats van hervestiging is aangegeven voor zover deze informatie niet reeds ten tijde van de aanvraag kon worden overgelegd.
Toelichting: Sub b: Van volwaardige hervestiging is sprake indien het verplaatste bedrijf een omvang heeft van minimaal 50.000 eenheden Standaard Verdiencapaciteit. De locatie wordt als duurzaam voor landbouwdoeleinden aangemerkt indien hervestiging plaats kan vinden zonder juridische en feitelijke obstakels. Achtergrond van deze verplichtingen is dat het onwenselijk wordt geacht dat er een verplaatsingssubsidie wordt toegekend om realisatie van de Ontwikkelopgave EHS/N2000 mogelijk te maken en de opvolgende locatie vervolgens onvoldoende geschikt blijkt om de bedrijvigheid voort te zetten, dan wel op voorhand de levensvatbaarheid van het bedrijf twijfelachtig is omdat het bedrijfsmatig gebruik niet kan worden gecontinueerd.