NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN
TECHNISCHE BEPALING
S - 53 ELECTRISCHE WISSELSTELLERS VOOR VERKEERSWISSELS
⌧
Heruitgave Deze versie werd niet gewijzigd, enkel de lay-out is aangepast
UITGAVE : 08/1983
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
Index 1. ALGEMEENHEDEN................................................................................................3 1.1. Voorwerp ............................................................................................................3 1.2. Aanneming van het materiaal .............................................................................3 2. UITVOERING VAN HET LEVERINGSCONTRACT ...........................................4 2.1. Algemeenheden ..................................................................................................4 2.2. Toezicht op de fabricatie ....................................................................................4 2.3. Nazicht van de levering ......................................................................................4 2.3.1. Normale keuringsproeven............................................................................4 2.3.2. Grondige proeven ........................................................................................5 2.4. Goedkeuring .......................................................................................................5 2.5. Waarborg ............................................................................................................5 2.6.Herziening............................................................................................................6 2.7. Identificatieplaten ...............................................................................................6 2.8. Verpakkingen......................................................................................................7 3. TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN ........................................................................8 3.1. Samenstelling van de wisselstellers....................................................................8 3.2. Aandrijfmotor .....................................................................................................8 3.2.1. Bedrijfsspanning ..........................................................................................8 3.2.2. Werkingstijd ................................................................................................8 3.2.3. Draairichting ................................................................................................9 3.2.4. Vermogen ....................................................................................................9 3.2.5. Uithoudingsvermogen .................................................................................9 3.2.6. Montering ....................................................................................................9 3.3. Aandrijfblok......................................................................................................10 3.3.1. Krachtbegrenzer.........................................................................................10 3.3.2. Stabilisatie bij einde-koers.........................................................................11 3.3.3. Beveiliging bij openrijden .........................................................................11 3.3.4. Ontgrendeling met de kruk ........................................................................12 3.3.5. Smering......................................................................................................12 3.4. Detectie van de stand van de wisseltongspitsen ...............................................13 3.5. Inrichting voor handbediening ter plaatse ........................................................14 3.6. Bedrading- Bedienings- en controlestroomkringen..........................................14 3.6.1. Bedrading...................................................................................................15 3.6.2. Schakelaars en omschakelaars...................................................................16 3.7. Carter en deksel ................................................................................................17 3.8. Montering .........................................................................................................17 3.9. Bevestiging van de wisselsteller. Ruimteinname .............................................18 3.10. Mechanische en elektrische kenmerken van de gebruikte materialen en van de bewerking ................................................................................................................18 3.11. Diëlektrische vastheid.....................................................................................19 4. CONTROLE OP DE LEVERING EN UIT TE VOEREN PROEVEN ..................19 4.1. Normale keuringsproeven.................................................................................19 4.2. Grondige proeven .............................................................................................20
Pagina 2 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
1. ALGEMEENHEDEN 1.1. Voorwerp Onderhavige bepaling behelst de technische eisen van de elektrische wisselstellers voor verkeerswissels, van het scharnierende of elastische type, bestemd voor de installaties van de N.M.B.S. Deze eisen vormen een minimumprogramma; ze kunnen niet volstaan om al de hoedanigheden vast te leggen die deze toestellen kunnen en moeten bezitten. Het feit eraan voldaan te hebben zal voor de bouwer beschouwd worden als een noodzakelijke, maar daarom nog niet als een voldoende voorwaarde, om tot de levering van toestellen toegelaten te worden.
1.2. Aanneming van het materiaal Een leverancier kan slechts inschrijven voor een model van wisselsteller dat voorafgaandelijk door de Dienst van Elektriciteit en Seininrichting van de N.M.B.S. aangenomen is. Om de aanneming te bekomen moet de leverancier de hiernavermelde stukken laten geworden aan: Laboratorium van Elektriciteit en Seininrichting, Prinses Elisabethplaats 6, 1030 Brussel: 1. Een prototype van het voorgestelde toestel; 2. Een karakteristiekenfiche, in viervoud, met de eigenschappen van het toestel, zowel deze opgelegd door de onderhavige technische bepaling, als de andere; 3. Een algemeen- en een detailplan met de opbouw en de voornaamste afmetingen van het voorgestelde model, alsook de naamlijst van de samenstellende delen. De N.M.B.S. behoudt zich het recht voor, op het prototype al de proeven uit te voeren, die zij nuttig oordeelt om zich van de kwaliteit van het model te vergewissen. Het prototype, eventueel hersteld na de keuringsproeven, blijft eigendom van de N.M.B.S., teneinde in voorkomend geval, de eenvormigheid te kunnen nagaan met de geleverde toestellen. De aanneming zal schriftelijk aan de leverancier medegedeeld worden. Bij een offerte-aanvraag verwijst de inschrijver naar het aangenomen model, en vermeldt in voorkomend geval, de wijzigingen die hij voorstelt aan het toestel aan te brengen ter gelegenheid van deze offerte-aanvraag. Hij voegt bij zijn inschrijving twee exemplaren van de plans die betrekking hebben op de wijzigingen.
Pagina 3 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
2. UITVOERING VAN HET LEVERINGSCONTRACT 2.1. Algemeenheden De leverancier mag de vervaardiging slechts aanvangen nadat hij de aanneming van zijn prototype bekomen heeft, in voorkomend geval aangevuld met het akkoord van de N.M.B.S. nopens de wijzigingen die hij voorstelt aan te brengen ter gelegenheid van de ingediende offerte. Dit akkoord wordt hem betekend, op één exemplaar van de plans, bij de aanvang van de eerste fabricage en voor ieder goedgekeurde wijziging. De leverancier moet het tegencliché bezorgen van alle plans van het beschouwde toestel.
2.2. Toezicht op de fabricatie De N.M.B.S. mag de fabricatie van de toestellen in de werkplaatsen van de fabrikant door haar toezichtsbedienden laten volgen. Die bedienden mogen tijdens de fabricatie een monster nemen van de materialen die voor de bouw van de toestellen gebruikt worden. Zij mogen het gebruik verbieden van materialen of voorwerpen die naar hun oordeel niet aan onderhavige voorschriften beantwoorden, tot na onderzoek of ontleding. De leverancier moet de bedienden van de N.M.B.S. al de nodige inlichtingen verstrekken opdat zij hun taak zouden kunnen vervullen; hij mag in verband met dit toezicht geen enkel bezwaar opperen, zelfs indien materialen of voorwerpen, waarvan de fabricatie opgevolgd werd, wegens één of ander gebrek naderhand afgewezen worden bij de keuringsproeven.
2.3. Nazicht van de levering 2.3.1. Normale keuringsproeven De keurders van de N.M.B.S. voeren stelselmatig of bij steekproef de proeven en nazichten uit op de ter voorlopige goedkeuring aangeboden toestellen. Deze proeven en nazichten worden uitgevoerd in de werkplaatsen van de fabrikant, dewelke de nodige meettoestellen, stroom en mankracht moet leveren. Met het oog op het nemen van monsters worden de toestellen in partijen van 50 eenheden aangeboden. Een bestelling van minder dan 50 eenheden van een zelfde type, of het overschot boven een veelvoud van 50, maken eveneens een partij uit. De aard van de proeven wordt bepaald in par. 4.1.
Pagina 4 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
2.3.2. Grondige proeven De N.M.B.S. behoudt zich het recht voor om, op haar kosten en in een laboratorium van haar keuze, grondiger proeven uit te voeren op één toestel door de keurder willekeurig gekozen uit ieder deel van de levering. De aard van de proeven is bepaald in par. 4.2.
2.4. Goedkeuring De toestellen worden goedgekeurd indien ze voldoen aan de normale keuringsproeven waarvan sprake in par. 2.3.1. en beschreven in par. 4.1. De keurder van de N.M.B.S. stelt een proces-verbaal op waarvan één afschrift overgemaakt wordt aan de afdeling 72-2 van de Dienst van Elektriciteit en Seininrichting. De toestellen, die niet voldoen aan de proeven, worden ambtshalve geweigerd en vervangen. Indien daarenboven één der uitgekozen toestellen wordt afgewezen, dan kunnen alle toestellen van de partij geweigerd worden. Indien een der uitgekozen toestellen niet voldoet aan de stabilisatieproef bij einde-koers wordt de volledige partij geweigerd.
2.5. Waarborg De toestellen worden door de leverancier gedurende een periode van twee jaar, gerekend vanaf de datum van goedkeuring, tegen elke fabricatie- of materiaalfout gewaarborgd. Die waarborg geeft recht op kosteloze herstelling, binnen de korst mogelijke termijn, van de toestellen of onderdelen die slecht lijken te functioneren. Hij geldt niet voor toestellen die door andere personen dan de bouwer, op welke wijze ook, mochten gewijzigd zijn of die verkeerd mochten gebruikt zijn.
Pagina 5 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
2.6.Herziening De leverancier verbindt er zich toe de wisselstellers of gedeelten ervan op vraag van de N.M.B.S. te herzien. De periodiciteit van de herziening wordt door de N.M.B.S. bepaald in functie van criteria waarover zij alleen oordeelt en zal begrepen zijn tussen 5 en 10 jaar. Daarenboven verbindt de leverancier er zich toe aan de N.M.B.S. de onderdelen, die zij zich wenst aan te schaffen, te leveren. Met dit doel voegt hij, bij de eerste levering, een tegencliché met de volledige naamlijst van de samenstellende delen van ieder type toestel.
2.7. Identificatieplaten Iedere wisselsteller moet twee identificatieplaten dragen: a)
De firmaplaat moet op een buitenzijvlak van het carter komen met volgende goed leesbare en onuitwisbare aanduidingen: -
b)
De naam of het monogram van de bouwer; Het type van toestel (aanduiding N.M.B.S.); Het fabricatienummer van de wisselsteller.
De karakteristiekenplaat moet op de elektrische motor geplaatst worden met volgende aanduidingen: De nominale gelijkstroom-bedrijfsspanning; Een schema van de inwendige elektrische verbindingen van de motor; Het fabricatienummer van deze laatste.
De twee fabricatienummers worden uit een doorlopende reeks genomen, zonder herhaling. De lijst van de toestellen moet door de bouwer bijgewerkt en na de uitvoering van de bestelling aan de N.M.B.S. bezorgd worden.
Pagina 6 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
2.8. Verpakkingen De leverancier moet al de nuttige schikkingen en voorzorgen nemen voor de individuele verpakking van de toestellen, opdat ze in goede staat ter bestemming zouden aankomen, zoniet moet hij al het beschadigd materieel vervangen, tenzij blijkt dat de schade aan de N.M.B.S. te wijten is. De verpakkingen worden verzegeld en voorzien van een etiket met: -
Met volgnummer; Het nummer en de datum van de bestelling; De naam van de leverancier; Het toesteltype.
De verpakking blijft eigendom van de N.M.B.S.
Pagina 7 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
3. TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN 3.1. Samenstelling van de wisselstellers Onderhavige technische bepaling heeft betrekking op elektrische wisselstellers voor scharnierende of elastische wissels waarvan de tongen nabij hun uiteinde vergrendeld worden door een aangepaste inrichting. De verplaatsing van de tongen wordt verzekerd door het ingrijpen van de drijfstang van de wisselsteller op het grendelmechanisme. De totale verplaatsing van de drijfstang moet 240 mm. +/- 3 mm. Bedragen bij een weerstandskracht begrepen tussen 0 en 250 daN. Elke wisselsteller moet samengesteld zijn uit: -
Een bedieningsblok met elektrische motor die de drijfstang aandrijft door middel van een aandrijfblok; Een inrichting voor detectie van de stand van de wisseltongspitsen; Een inrichting voor handbediening om de tongen te kunnen bedienen wanneer de elektrische stroom uitvalt.
Het bedieningsblok zit in een carter met een afneembaar deksel. Het carter is voorzien van wartels voor het binnenbrengen en bevestigen van de kabels voor de voeding, controle- of verbindingskabel en eventueel de verwarming. Deze kabels worden verbonden op scheiders binnen het carter, of eventueel in de beschermingsdoos van de puntdetector.
3.2. Aandrijfmotor 3.2.1. Bedrijfsspanning De motor moet gebouwd zijn voor een nominale bedrijfsspanning van 120 volt gelijkstroom. De wisselsteller moet echter feilloos werken voor alle spanningen, begrepen tussen 90 en 162 volt. De motor moet binnen de hiervoor vermelde spanningsgrenzen zonder bijzondere inrichting kunnen aanlopen. De inwendige weerstand van de motor moet minimum 6 ohm bedragen. 3.2.2. Werkingstijd Dit is de tijd die nodig is om een wissel vanuit de volledig gegrendelde stand aan de ene kant om te leggen tot in de volledig gegrendelde stand aan de andere kant. Gedurende de volledige bediening wordt aangenomen dat de motor gevoed blijft onder nominale spanning. De toegelaten maximumwaarde ervan tm is aangeduid op de karakteristiekenfiche die bij onderhavige technische bepaling is gevoegd (bijlage 1). Pagina 8 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
3.2.3. Draairichting De motor moet zich kunnen aanpassen aan de bedienings- en controlestroomkringen die in par. 3.6. behandeld worden. Hiertoe moet de motor een seriekarakteristiek en twee veldwikkelingen bezitten. De stroom gaat door de ene wikkeling wanneer de motor in de ene richting en door de andere wikkeling wanneer hij in tegenovergestelde richting draait. 3.2.4. Vermogen Het vermogen van de motor wordt bepaald door de kracht die het bedieningsblok moet afleveren tijdens de verplaatsing van de drijfstang in een bepaalde tijd onder een vastgelegde voedingsspanning. Het wordt vastgesteld als volgt: Een weerstand van 2,5 ohm wordt in elk der voedingsen terugstroomleidingen van de motor geschakeld en aan de klemmen van het geheel wordt een gelijkspanning van 150 volt aangelegd. In deze omstandigheden moet de motor die het aandrijfblok in werking brengt, op de drijfstang een kracht P 1 over een koers h 1 uitoefenen in een tijd die korter is dan of ten hoogste gelijk aan de maximumwerkingstijd Tm. De waarden van P 1, h1, Tm zijn opgegeven in het karakteristiekenfiche (bijlage 1). Bovendien moet de motor bij een spanning van 120 volt tussen de klemmen van de vorige montering kunnen werken onder de volgende voorwaarden van kracht en koers van de drijfstang: Pl over een koers h 1, werkingstijd 1,5 Tm 1,25 Pl over een koers h 1, werkingstijd 1,75 tm. 3.2.5. Uithoudingsvermogen Als het aandrijfblok op halve koers vastgezet is en de motor gedurende 30 seconden rechtstreeks onder een gelijkspanning van 150 volt gevoed wordt, mogen de onderdelen van de motor niet vervormd worden en mag zijn temperatuur niet meer dan 60° C boven de omgevingstemperatuur stijgen, als deze laatste ten hoogste gelijk is aan 35° C. 3.2.6. Montering De motor dient stevig gebouwd, geheel afgesloten en van een afneembare kap voorzien ter beschutting van de collector, de borstels en de borstelhouders. Als deze kap afgenomen wordt moeten die verschillende onderdelen gemakkelijk bereikbaar zijn. De elektrische motor (klemmenplaat niet inbegrepen) moet minstens aan de beschermingsgraad IP 42 voldoen, overeenkomstig de norm NBN C20-001. Het anker en de veldwikkelingen moeten ten opzichte van het juk geïsoleerd zijn voor een proefwisselspanning met een effectieve waarde van 3.000 volts – 50 Hz. Pagina 9 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
De in- en uitgaande leidingen van de veld- en ankerwikkelingen dienen aangesloten op klemmen bestaande uit stangetjes met schroefdraad van een stabiele koperlegering met een diameter van ten minste 5 mm. Ze moeten ten minste 13 mm uitsteken uit het voetstuk waarin ze bevestigd zijn en waarin ze niet mogen draaien; ze moeten ten minste 20 mm van as tot as van elkaar verwijderd zijn. Elke klem dient voorzien van een isolerende vastzetknop. De klemmen mogen niet vanzelf loswerken, onder invloed van een aanhoudende trilling moet een maximum intensiteit 1g, en met een frequentie van 5 tot 15 Hz.
3.3. Aandrijfblok De draaibeweging van de motor wordt door tussenkomst van het aandrijfblok omgezet in een langsbeweging waardoor de wisseltongen verplaatst en vergrendeld worden. 3.3.1. Krachtbegrenzer Het aandrijfblok moet voorzien zijn van een inrichting tot beperking van de krachten die door het bedieningsblok op de tongen worden overgezet en derwijze gebouwd zijn dat schokken die nadelig zijn voor de goede instandhouding van het bedieningsblok voorkomen worden, vooral op het einde van de koers van de motor. Die inrichting moet bedrijfszeker en stabiel zijn en de instelling van de maximumkracht waarvoor ze ingrijpt, moet kunnen geregeld worden zonder noodzaak van buitendienststelling of demontering van de wisselsteller. De regeling moet praktisch continu kunnen geschieden tussen de grenzen P 2 en P 3 opgegeven in de bijgevoegde karakteristiekenfiche van bijlage 1. De krachtbegrenzer moet evenwel, bij de fabrikant in de werkplaats of geregeld worden op 400 daN (tolerantie: + 0, - 10 %) bij elektrische bediening van de wisselsteller; op de tolerantie na moet de instelwaarde dezelfde zijn voor beide draaizinnen. De instelwaarde van de krachtbegrenzer mag maximum 10 % verlopen nadat de elektrische motor gedurende 3 minuten gedraaid heeft op dit mechanisme.
Pagina 10 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
3.3.2. Stabilisatie bij einde-koers De wisselsteller moet opgevat zijn voor de bediening van elastische wissels. De stabilisatie van de verschillende onderdelen van het bedieningsblok moet zodanig verzekerd zijn dat verhinderd wordt dat: 1. Een terugloop kan optreden van de wisseltongen met mogelijke onderbreking van de controlecontacten van de stand van die wisseltongen. Die terugloop wordt bevorderd door de bestendige trek of druk uitgeoefend door de gespannen open tong en dit nadelig effect wordt nog versterkt door trillingen te wijten aan het voorbijrijden van de voertuigen. 2. Een ontrollen optreedt van het motorblok met mogelijke onvoldoende grendeling van het toestel tot gevolg, onder invloed van dezelfde krachten als hiervoor vermeld. De kracht die zich tegen het teruglopen verzet moet minstens 450 daN bedragen, in de veronderstelling dat alle passieve weerstanden uitgeschakeld zijn. Deze voorwaarde wordt als volgt gecontroleerd: Het te onderzoeken toestel wordt op een raam bevestigd, waarna men op de tandstang een constante kracht van 450 daN laat inwerken. Tijdens de uitoefening van die kracht brengt men het raam, waarop de wisselsteller staat, aan het trillen door er met een hamer van 2,5 kg op te slaan in vrije val van een hoogte van 0,30 m en met een cadans van 30 slagen per minuut. Tijdens die proef mag er geen neiging tot teruglopen vastgesteld worden. Deze proef wordt uitgevoerd voor de beide uiterste standen van de wisselsteller. Indien de neiging tot teruglopen belet wordt door de druk- en/of trekkracht van een veer, moet de leverancier opgeven hoe de veiligheid gewaarborgd blijft bij breuk van die veer. Deze voorwaarde wordt gecontroleerd door herhaling van de bovenvermelde proef met een gebroken of doorgezaagde veer; in dat geval mag de weerstandskracht die zich verzet tegen het teruglopen niet minder bedragen dan 400 daN. 3.3.3. Beveiliging bij openrijden De wisselsteller moet openrijdbaar zijn. Wanneer een op de drijfstang uitgeoefende kracht F toereikend is om het toestel om te leggen, moet dit omleggen gebeuren zonder dat daardoor de onderdelen van het aandrijfblok beschadigd worden. De kracht F, gemeten zonder uitwendige trillingen, moet begrepen zijn tussen de grenswaarden aangeduid in bijlage 1. Voor een bepaalde wisselsteller moet daarenboven de kracht F, gemeten in beide uiterste standen, op 50 daN dezelfde zijn. Het openrijden van het toestel moet met zekerheid de verbreking veroorzaken van de controlekring. Pagina 11 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
Bij het openrijden moet de verplaatsing van de tandstang ∆d die overeenkomt met de toepassing van de maximale kracht (zie bijlage 5) minstens 4 mm bedragen; als beginstand wordt aangenomen de stand overeenkomend met een toegepaste kracht gelijk aan 100 daN. Deze verplaatsing moet dezelfde waarde hebben voor beide mogelijke initiële standen van de tandstang (in- of uitgeschoven). 3.3.4. Ontgrendeling met de kruk Het aandrijfblok moet zo ontworpen zijn, dat de wisselsteller met de inrichting voor handbediening (beschreven in § 3.5) kan ontgrendeld worden wanneer volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn : 1. De krachtbegrenzer is geregeld op 400 daN bij elektrische aandrijving 2. Een bestendige trek- of drukkracht van 200 daN wordt door de open tong op het aandrijfblok uitgeoefend tengevolge van de spanningen in de verende tong. De wisselsteller moet eveneens met de inrichting voor handbediening kunnen ontgrendeld worden wanneer de krachtbegrenzer geregeld is bij elektrische bediening op de waarde P3 van de karakteristiekenfiche en er geen enkele kracht op het aandrijfblok uitgeoefend wordt door de open tong. 3.3.5. Smering De smeringen van het aandrijfblok moet bestudeerd zijn voor een langdurig gebruik zonder onderhoud. Het doordringen van vet tot in de onderdelen van de wrijvingskoppeling moet in elk geval vermeden worden. De smeerinrichtingen moeten duidelijk gemerkt en goed bereikbaar zijn. Het smeren moet kunnen uitgevoerd worden met de smeertoestellen die bij de N.M.B.S. gebruikt worden. De leverancier kan zich gebeurlijk een model van smeertoestel aanschaffen op volgend adres: Werk- en Bewaarplaatsen van Elektriciteit en Seininrichting, Triomflaan 211, 1160 Brussel.
Pagina 12 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
3.4. Detectie van de stand van de wisseltongspitsen De wisselsteller moet uitgerust zijn met een inrichting voor de detectie van de stand van de tongspitsen. Deze inrichting omvat kontakten die ingeschakeld moeten worden in de elektrische kringen voorzien om in het seinhuis een controle betreffende de stand van de tongspitsen te bekomen. Voor de beide standen –de linkse en de rechtse stand van het spoortoestel- moet de detectieinrichting de controle geven van: -
De aanliggende tong De open tong De stabilisatie op einde koers.
De detectieinrichting moet zodanig opgevat zijn dat het sluiten van de controlecontacten gebeurt binnen de volgende speling: -
5 mm voor de aanliggende tong 30 mm voor de open tong, met een nominale opening van 160 mm tussen deze tong en de aanslagrail.
De controlekring moet onderbroken worden door contacten van de detectieinrichting bij uitvallen van een der volgende controlevoorwaarden: -
de aanliggende tong en de open tong bevinden zich in een stand binnen de hierboven opgegeven spelingen
-
de mechanische onderdelen die instaan voor de stabilisatie op einde koers verzekeren hun functie met een voldoende veiligheidsmarge.
Bovendien moet de detectieinrichting zodanig opgevat zijn dat: -
hij in geen geval een invloed uitoefent op de openrijdbaarheid van de wisselsteller; een trek- of drukkracht van 450 daN moet kunnen uitgeoefend worden op de controleschuiven zonder dat enige blokkering van de wisselsteller mag optreden
-
bij het openrijden de controlekring met zekerheid verbroken wordt.
De detectieinrichting moet met de grootste zorg verwezenlijkt worden zodanig dat geen enkele speling kan optreden die zou kunnen aanleiding geven tot foutieve controles.
Pagina 13 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
Bijkomend moet hij uitgerust zijn met een inrichting die verhindert dat, bij breuk van één der controlestangen of schuiven, bij de volgende bedieningscyclus de controlekring kan gevormd worden. De wisselsteller moet eveneens een standaanwijzer bevatten die moet toelaten aan het personeel vast te stellen dat de wisselsteller zich bevindt in een der uiterste standen en vergrendeld is, dit zonder het beschermingsdeksel af te nemen. De constructieve opvatting van deze standaanwijzer moet voorafgaandelijk goedgekeurd worden door de N.M.B.S. De minimum nuttige afmetingen van de kijkvensters die daartoe in het beschermingsdeksel moeten aangebracht worden moeten 30 x 14 mm bedragen. De standaanwijzer mag zich slechts voor een kijkvenster vertonen mits de wisselsteller effectief gegrendeld is in die stand. De standaanwijzers moeten wegneembaar zijn en onderling verwisselbaar. Normaal wordt de rechthoekige figuur die achter een kijkvenster verschijnt door diagonaallijnen in 4 driehoeken verdeeld die afwisselend wit en rood geschilderd worden. Wanneer deze rechthoekige figuur voor minstens 25 mm zichtbaar wordt voor het kijkvenster neemt men aan dat de grendeling van de wisselsteller volledig is.
3.5. Inrichting voor handbediening ter plaatse Bij storing in de elektrische bedieningsstroomkring moet de wissel met de hand kunnen bediend worden. De handbediening moet mogelijk zijn met de op bijlage 4 afgebeelde kruk en moet voldoen aan onderstaande voorwaarden: 1. de bediening moet zo eenvoudig en zo snel mogelijk werken; 2. ze mag geen overdreven lichamelijke inspanning vergen; 3. ze moet mogelijk zijn zonder het deksel van het toestel af te nemen 4. voor elke verplaatsing van de tongen moeten de voedingsstroomkringen van de motor door de inrichting voor handbediening verbroken worden zoals op het schema van bijlage 2 is aangewezen. Die verbreking moet verplicht gebeuren door middel van het vierkant uiteinde B in de verlenging van de hefboomarm van de kruk, waarvan de afbeelding voorkomt op bijlage 4 van deze bepaling.
3.6. Bedrading- Bedienings- en controlestroomkringen
De inwendige bedrading van de wisselsteller wordt voorgesteld in bijlage 2 van deze technische bepaling.
Pagina 14 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
3.6.1. Bedrading De kabels die naar de wisselsteller gaan, zijn van het VS-type met PVC-isolatie en de kabelinvoeropeningen in de wisselsteller moeten voorzien zijn van metalen wartels: PE 21/14 voor de bedieningskabel en PE 16/13,5 voor de controlekabel of de verbindingskabel en voor de eventuele verwarmingskabel, overeenkomstig DIN 46255 Ms. De kabelinvoeropeningen moeten zo geschikt zijn, dat de kabels onderaan, schuin kunnen ingebracht worden. Ze moeten in de van het spoor afgewende zijde komen; die voor de bedienings- en controlekabels ter hoogte van de strook van de omschakelaars. Bovendien moeten in de wisselstellers 3 supplementaire openingen voorzien zijn in de naar het spoor gewende zijde, waarin eventueel wartels kunnen aangebracht worden: een PE 21/14 en twee PE 16/13,5. Deze openingen worden dicht gemaakt. De inwendige klemmen van de wisselsteller en de kabelgeleiders moeten met scheiders verbonden worden. De scheiders moeten voldoen aan de voorschriften van de technische bepaling S-26, uitgave 1979, alsmede aan volgende voorwaarden: -
bij een omgevingstemperatuur van 20° C en bij stroomdoorgang van 6A gelijkstroom mag de elektrische weerstand tussen de klemmen niet meer bedragen dan 10 ohm zelfs onder de nadelige invloed van trillingen wegens het voorbijrijden van voertuigen
-
de klemmen van de scheiders moeten de aansluiting toelaten van éénaderige stroomgeleiders van maximum 4mm2, recht afgeknipt, en moeten voorzien zijn van een testklem
-
het geleidende onderdeel dat de elektrische continuïteit verzekert tussen de klemmen van de scheider moet gemakkelijk kunnen afgenomen worden, zonder speciaal gereedschap.
De kableerdraden binnen het toestel worden geïdentificeerd door kleurmerken met de volgende conventie: -
grijs voor het anker, rood of blauw voor de veldwikkeling, wit of zwart voor de controle.
Pagina 15 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
De geleiders die eindigen op de strook met scheiders moeten daarenboven voorzien zijn van een gele ring die stevig op de geleider vastgezet is en die de volgende identificatienummers draagt: 4 op de witte draad 3 op de zwarte draad 0 op de grijze draad 1 op de blauwe draad 2 op de rode draad. In het toestel moet een ontdooiingweerstand geplaatst zijn nabij de omschakelaars, van 500 ohm – 25 W. De weerstand moet voldoen aan de voorschriften van de technische bepaling S-92. De aansluitingsdraden van de weerstand worden geïdentificeerd, met gekleurde kenmerken, namelijk bruin en paars. Deze draden zijn aangesloten op twee klemmen in de nabijheid van de strook met scheiders en dragen volgend identificatienummer. 5 op de bruine draad 6 op de paarse draad 3.6.2. Schakelaars en omschakelaars De motoromschakelaars moeten zo gemaakt zijn dat, zodra de motor in een richting begint te draaien, tevens de andere draairichting voorbereid wordt. Al de omschakelaars of schakelaars in de elektrische stroomkringen van de wisselsteller moeten een opening van ten minste 10 mm hebben in verbroken stand en een drukking van ten minste 1 Newton per contact in gesloten stand. Ze moeten zo mogelijk zonder vonken werken. De oxidering van de stroomoverbrengingspunten moet door passende inrichtingen vermeden worden. De voorwaarde van minimum opening van 10 mm moet voor de contacten van de detectie-inrichting niet vervuld worden in de nabijheid van de sluitingszone der contacten bepaald in par. 3.4.
Al de omschakelaars en schakelaars moeten zonder merkelijke verhitting bestand zijn tegen de bestendige doorgang van een gelijkstroom van 15 ampère; voor de contacten van de detectieinrichting mag deze waarde verminderd worden tot 2 A. Ze moeten derwijze geschikt zijn dat de inwendige verbindingen in de wisselsteller gemakkelijk kunnen verwezenlijkt worden. Zij moeten door een deksel van isolerende stof beschut zijn.
Pagina 16 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
3.7. Carter en deksel Het carter, van gietijzer of staal, moet regen- en sneeuwdicht zijn, doelmatig en duurzaam beschut tegen corrosie en voorzien van een afvoeropening. Het moet op de stalen draaglatten kunnen vastgezet worden met bouten. Het deksel moet mechanisch voldoende stevig zijn en tevens zo licht mogelijk. Het moet uitgerust zijn met een sluitmechanisme met slot en sleutel; wanneer het sluitmechanisme van het deksel omgelegd is, moet dit laatste gemakkelijk en snel kunnen verwijderd worden of teruggeplaatst. De sleutel mag slechts uit het slot kunnen weggenomen worden als het deksel teruggeplaatst is op de wisselsteller. De afdichting van het deksel ten opzichte van het carter moet voldoen aan de voorwaarden van de graad IP 22, overeenkomstig de norm NBN C20-001. Het deksel moet warm gegalvaniseerd zijn volgens de voorwaarden die in de technische bepaling C-6 voor klasse C zijn gesteld. De beschermingsdeksels en in het bijzonder de afdekplaatjes van kijkvensters erin moeten toelaten dat twee wisselstellers boven elkaar gestapeld worden tijdens stockalge. Als de inrichting voor de detectie van de stand van de tongspitsen zich niet in het carter bevindt, moet die in een beschermdoos geplaatst worden die beantwoordt aan dezelfde eisen als het carter, en eveneens voorzien zijn van een wegneembaar deksel.
3.8. Montering Wanneer het carter open is, moeten de inwendige organen, onder meer de omschakelaars en schakelaars van de motor, de klemmen en de smeerinrichtingen, gemakkelijk bereikbaar zijn. De voornaamste onderdelen van al de motoren moeten onderling verwisselbaar zijn. In het bijzonder moet een « rechts » toestel omgevormd kunnen worden tot een « links » toestel en omgekeerd zonder de stukken te moeten bijwerken. Een wisselsteller wordt « rechts » of « links » genoemd volgens de relatieve stand van de tandstang ten opzichte van de controleschuiven voor een waarnemer die achter de wisselsteller staat (de tegenovergestelde kant van de tandstang). De wisselsteller is « rechts » resp. « links » wanneer de tandstang zich resp. rechts of links van de schuiven bevindt.
Pagina 17 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
De stukken moeten derwijze verbonden zijn dat ze eventueel gemakkelijk kunnen vervangen worden. De vervanging moet, zoveel mogelijk, binnen de kortste tijd in het spoor kunnen uitgevoerd worden door één persoon die over eenvoudig gereedschap beschikt. De inwendige verbindingen van de elektrische stroomkringen van de wisselsteller moeten gemakkelijk kunnen vervangen worden. Ze dienen behoorlijk gemerkt en beschut tegen toevallige beschadiging door bewegende delen, en tegen oliespatten.
3.9. Bevestiging van de wisselsteller. Ruimteinname Het carter moet geschikte steunvlakken hebben om het op de draaglatten te kunnen bevestigen. De wisselsteller moet aangepast zijn aan de stangen die thans op het Belgisch net gebruikt worden. De bijlage 3 geeft alle nuttige aanwijzingen over de stangen, de schikking van de houtstukken, alsook de maximumruimte waarover men beschikt om de wisselsteller te plaatsen.
3.10. Mechanische en elektrische kenmerken van de gebruikte materialen en van de bewerking De voorschriften van het Belgisch Instituut voor Normalisatie en van het Belgisch Elektrotechnisch Comité gelden voor al de onderdelen van de wisselstellers, tenzij die voorschriften door onderhavige technische bepaling gewijzigd worden. Het materiaal en de bewerking moeten in alle opzichten van eerste hoedanigheid zijn. In het bijzonder dient gelet op wat volgt: 1) de metalen delen moeten behoorlijk beschermd worden tegen oxidering bij temperaturen begrepen tussen – 25°C en + 70°C; 2) de isolerende drenkstoffen voor de bekleding van de wikkelingen moeten scheikundig neutraal zijn en mogen geen invloed hebben op de geleider of zijn isolatie. Ze moeten hun eigenschappen behouden; in het bijzonder mogen ze niet smelten, afschilferen of verdampen bij temperaturen begrepen tusen –25°C en de maximumtemperatuur die door de motor kan bereikt worden; 3) de onderdelen van de toestellen moeten onderling verwisselbaar zijn, zodat de stukken van twee toestellen van hetzelfde type onderling volledig kunnen verwisseld worden;
Pagina 18 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
4) al de verbindingsschroeven moeten geheel vastgedraaid en geborgd worden. Ze mogen niet loskomen ten gevolge van trillingen waaraan het toestel bij normaal bedrijf is blootgesteld.
3.11. Diëlektrische vastheid Bij het aanleggen, gedurende 1 minuut, en bij temperaturen begrepen tussen – 25° C en + 70° C van een nagenoeg sinusoïdale spanning, met een effectieve waarde van 300 V en een frequentie van 50 Hz mag er geen enkele doorslag optreden tussen de klemmen van een kring waarvan de contacten geopend zijn, noch tussen een klem en de massa.
4. CONTROLE OP DE LEVERING EN UIT TE VOEREN PROEVEN 4.1. Normale keuringsproeven De normale keuringsproeven worden uitgevoerd in de werkplaatsen van de fabrikant. Ieder toestel van een partij wordt voor visueel onderzoek aan de keurder van de N.M.B.S. onderworpen. De leverancier legt daarenboven aan de keurder N.M.B.S. een fiche voor, waar de resultaten op voorkomen van de metingen van de grenswaarden van de krachtbegrenzer P2 en P3) en van de openrijdkracht (F), voor de beide bewegingszinnen van de tandstang. In iedere partij kiest de keurder vijf toestellen uit die aan volgende bijkomende nazichten onderworpen worden: 1) meten van de koers van de tandstang wanneer deze onderworpen is aan een weerstandskracht van 250 daN ( § 3.1.) ; 2) vermogen van de motor ( § 3.2.4.) ; 3) uithoudingsvermogen van de motor ( § 3.2.5.) ; 4) beproeven van de krachtbegrenzer ( § 3.3.1.) : 5) beproeven van de stabilisatie van de onderdelen bij einde koers ( § 3.3.2.) ; 6) meten van de openrijdkracht en de verplaatsing e ∆d ( § 3.3.3.) : 7) beproeven van het ontgrendelen met de kruk ( § 3.3.4.) ; 8) beproeven van de schakelaar bediend door de kruk Pagina 19 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
9) beproeven van de werking van de bedienings- en controleschakelaars en schakelaars (§ 3.6.2.) 10) proef op de diëlektrische vastheid ( § 3.11.) ;
Uit het geheel van de uitgekozen toestellen neemt de keurder twee toestellen die onderworpen worden aan volgende bijkomende proeven: 1) bedrijfsspanning van de motor ( § 3.2.1.) ; 2) werkingstijd van de motor ( § 3.2.2.) : 3) controle op de wisselbaarheid van de onderdelen van de toestellen ( § 3.10.).
4.2. Grondige proeven De toestellen die overeenkomstig die bepalingen van § 2.3.2. uitgekozen worden, kunnen aan de in par. 4.2. opgesomde onderzoeken onderworpen worden, en daarenboven aan de onderstaande bijkomende controles, waarvan de opsomming niet beperkend is: 1) de afdichting van de elektrische motor ( § 3.2.6.) ; 2) de detectie van de wisseltongspitsen ( § 3.4. ) ; 3) de afdichting van het deksel ten opzichte van het carter ( § 3.7.) ; 4) mechanische weerstand en galvanisatie van het deksel ( § 3.7.) ; 5) mechanische en elektrische karakteristieken van de gebruikte materialen ( § 3.10.).
Pagina 20 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
Pagina 21 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
Pagina 22 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
Pagina 23 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
Pagina 24 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
Pagina 25 van 26
Technische Bepaling S-53 Uitgave 08/1983
Pagina 26 van 26