NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN
TECHNISCHE BEPALING
A - 47
KEURING VAN HARTEN VAN PUNT- OF KRUISSTUKKEN IN GEGOTEN MANGAANSTAAL
UITGAVE: 05/2001
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Index INLEIDING....................................................................................................................4 1. FABRIKATIEVOORWAARDEN ............................................................................5 1.3. Tekeningen en controlekalibers ...........................................................................5 1.4. Merktekens ..........................................................................................................5 1.7. Toleranties ...........................................................................................................5 1.7.1. Algemene methode van nazicht ....................................................................5 1.7.2. Nazicht van de steunvlakken.........................................................................6 1.7.2.1. Vlakheid (oneffenheid) ...........................................................................6 1.7.2.2. Afmetingen..............................................................................................7 1.7.3. Nazicht van het profiel en de lasplaatverbindingen ......................................8 1.7.3.1. Nazicht van het profiel............................................................................8 1.7.3.2. Lengte van de laskamer...........................................................................8 1.7.3.2.1. Harten met lasplaten .........................................................................8 1.7.3.2.2. Gelaste harten ...................................................................................8 1.7.3.3. Doormeter van de lasboutgaten en de bevestigingsgaten in de voet.......8 1.7.3.4. Plaats van de gaten voor de lasbouten ....................................................9 1.7.3.5. Plaats van de gaten ten opzichte van het uiteinde van het hart ...............9 1.7.4. Bijzondere nazichten .....................................................................................9 1.7.4.1. Rolvlak....................................................................................................9 1.7.4.2. Lengten....................................................................................................9 1.7.4.2.1. Haaksheid van de uiteinden ..............................................................9 1.7.4.2.2. Afstanden a, b, c (bijlagen I en II) ..................................................10 1.7.4.3. Tracé......................................................................................................10 1.7.4.3.1. Harten van puntstukken ..................................................................10 1.7.4.3.1.1. Rechtlijnigheid .........................................................................10 1.7.4.3.1.2. Breedten....................................................................................11 1.7.4.3.2. Harten van kruisstukken type V3 en V4.........................................11 1.7.4.3.2.1. Keuringsmallen voor het centrale gedeelte van het hart...........11 1.7.4.3.2.2. Rechtlijnigheid van de richtlijnen ............................................13 1.7.4.3.2.3. Openingen aan de uiteinden van de richtlijnen ........................13 1.7.4.3.3. Harten van kruisstukken VS, V6, V7 en V8...................................13 1.7.4.3.3.1. Rechtlijnigheid van de richtlijnen ............................................13 1.7.4.3.3.2. Breedten....................................................................................14 1.7.4.3.3.3. Haaksheid en hoogte van de strijkregel....................................14 1.7.4.3.3.4. Rechtlijnigheid van de strijkregel.............................................14 1.7.4.4. Gleuven .................................................................................................14 1.7.4.4.1. Harten van puntstukken ..................................................................14 1.7.4.4.2. Harten van kruisstukken V3 en V4.................................................15 1.7.4.4.3. Harten van puntstukken V5, V6, V7, V8........................................15 1.7.4.5. Profiel van de punt ................................................................................16 1.7.4.5.1. Harten van puntstukken ..................................................................16 1.7.4.5.2. Harten van kruisstukken V3, V4 ....................................................17 1.7.4.5.3. Harten van kruisstukken V5, V6, V7 en V8...................................17 1.7.5. Gaten voor elektrische verbindingen...........................................................17
Pagina 2 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
2. KEURINGSVOORWAARDEN..............................................................................18 2.2. Het ter keuring aanbieden ..................................................................................18 2.4. Chemische analyse.............................................................................................18 2.4.1. Controle van de chemische analyse.............................................................18 2.4.3. Te bekomen resultaten.................................................................................18 2.7. Dimensionele controle van het uitzicht en van de uitvoeringsafwerking..........18 2.8. (bijkomend) Bijzondere keuringsvoorwaarden voor gelaste harten ..................18 2.8.1. Algemeenheden ...........................................................................................18 2.8.2. Vóór het lassen ............................................................................................19 2.8.3. Na het lassen................................................................................................19 2.8.3.1. Geometrische controle ..........................................................................19 2.8.3.2. Controle door zweetproef......................................................................20 3. WAARBORGEN EN PATENTRECHTEN............................................................21 3.1. Waarborg en verantwoordelijkheid van de leverancier. ....................................21 4. KWALIFICATIE VAN DE LEVERANCIER.........................................................21 5. HOMOLOGATIE VAN EEN NIEUW PRODUCT................................................21 5.1. Inleiding.............................................................................................................21 5.2. Procedure ...........................................................................................................22
Pagina 3 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
INLEIDING Deze technische bepaling bepaalt de keuringscriteria met 't oog op de levering van harten van punt- of kruisstukken in gegoten mangaanstaal. De UIC-fiche 866-0 (2de uitgave 1.1.85) en de specificatie Q1 van de NMBS zijn van toepassing. Onderhavige technische bepaling verduidelijkt en vervolledigt deze fiche. De artikels waarvan de nummers hierna vermeld worden, verwijzen naar de UICfiche. De technische bepaling verwijst bovendien naar de UIC-fiche 860-0 (uitgave 1.7.86). De volgende types van hartstukken worden behandeld : H – puntstuk - profiel 50 kg X - puntstuk - profiel UIC 60 V - kruisstuk - profiel 50 kg.
Pagina 4 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
1. FABRIKATIEVOORWAARDEN 1.3. Tekeningen en controlekalibers De leverancier moet de bedrijfseenheid Instandhouding Infrastructuur II..51, door tussenkomst van de service eenheid Aankopen AK.205, een gedetailleerde verzameling plannen van het hartstuk en de controlekalibers voorleggen in zes exemplaren, ten laatste één maand na de bestellingsdatum. Na onderzoek, wordt een volledige verzameling van de tekeningen teruggezonden naar de leverancier, goedgekeurd of van aantekeningen voorzien door de bedrijfseenheid Instandhouding Infrastructuur II..51. In het laatste geval zullen de met nieuwe aanduidingen verbeterde tekeningen worden teruggezonden na verbetering volgens dezelfde procedure. Deze goedkeuring heeft slechts betrekking op het geometrisch tracé van de stukken, alsmede op de controlekalibers. Richtlijnen en -vlakken : de bijlagen I en II van onderhavige bepaling, bepalen voor de punt- en kruisstukken de richtlijnen en -vlakken. Na kennisgeving van een bestelling, dient de leverancier van ieder stuk een prototype ter goedkeuring voor te leggen.
1.4. Merktekens Er kunnen bijkomende merktekens worden gevraagd. Deze merktekens zijn vermeld op de tekeningen gevoegd bij de offerte aanvraag.
1.7. Toleranties 1.7.1. Algemene methode van nazicht In het algemeen worden de nazichten uitgevoerd volgens de volgende methode en met de volgende meetinstrumenten : - de precisie van de mallen en de controlekalibers wordt ten minste éénmaal per jaar nagezien door een onafhankelijk organisme;
Pagina 5 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
- de vlakheid wordt nagekeken • ofwel door op een gelijke hoogte opgestelde meetlatten met een tolerantie van + 0 mm - 0,1 mm • ofwel met een nylon meetsnoer met een doormeter van 0,3 mm; - de haaksheden worden nagezien met de gewone paswerkers-winkelhaak of met behulp van afgewerkte (bewerkte) mallen met dezelfde toleranties; - de lengten worden gemeten met de decameter met stalen lint of met de geijkte meetlat; - de toleranties op de geometrie van het hart worden nagekeken : a)
met behulp van bewerkte maxima-minima mallen met toleranties van +0 + 0,1 mm voor een maximale maat en van -0 - 0,1 mm voor een minimale maat
b) met behulp van een bijzondere keuringsmal voor de kruisstukken (V3 en V4) volgens de tekeningen nr. 46.02/3/00 en nr. 46.02/4/00 van de bedrijfseenheid Instandhouding Infrastructuur II..51, gewijzigd op 01.01.1992; - de mallen voor het nazicht van de laskamers worden gefabriceerd met de nominale maten met toleranties van +/- 0,05 mm. 1.7.2. Nazicht van de steunvlakken 1.7.2.1. Vlakheid (oneffenheid) Alvorens over te gaan tot elk nazicht van de geometrische karakteristieken van de ter keuring aangeboden harten, dient men er zich van te verzekeren dat de gedeelten van de zool die ofwel rechtstreeks zullen steunen op de houtstukken, ofwel op de op de houtstukken bevestigde steunplaten (steunvlakken) zich in hetzelfde vlak bevinden. Men beschikt daarvoor, over twee meetlatten op de bewerkte oppervlakken van de steunvlakken van de houtstukken of op de eindsteunplaten.
Pagina 6 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Het nazicht wordt uitgevoerd door het herhaald verschuiven van een derde meetlat over elk tussensteunvlak. Door eenvoudig richten moeten alle bovenvlakken van deze meetlatten zich in hetzelfde vlak bevinden. De dikte van de onder de meetlatten geplaatste spieën, om dit vlak te bekomen, mag de 1 mm niet overschrijden. De meetlat van 0, 7 m moet op de uiteinden van elk steunvlak rusten en de gemeten uitholling onder deze mag niet hoger zijn dan 1 mm. 1.7.2.2. Afmetingen Voor de harten met onrechtstreekse bevestiging dient de breedte van de voet ter plaatse van de steunplaten, en de stand van de voeten ten opzichte van de richtlijn over de lengte van de eindsteunplaten gecontroleerd. Voor de harten met rechtstreekse bevestiging dient de breedte van de voet ter plaatse van de koppeling van het hart alsmede de stand van de bevestigingsgaten in de voeten, gecontroleerd. Het nazicht van deze afmetingen gebeurt met behulp van het model voorgesteld in de bijlagen III en IV. Bij de controle van alle harten wordt deze mal geplaatst ten opzichte van één van de richtlijnen bij middel van de mallen nrs. 31 en 32. De tolerantie in min op de nominale maten van de breedten van de voet bedraagt 2 mm. Het nazicht van de plaatsing van de bevestigingsgaten in de voet gebeurt met gebruik van : - een elliptische spil waarvan de assen 21 en 23 mm bedragen, gebruikt voor de steunplaten gemerkt A, B, C op bijlage III; - de as van 23 wordt gebruikt in de dwarse zin van het hart; - de as van 21 mm wordt gebruikt in de langste zin van het hart; - een cirkelvormige spil van 19 mm doormeter wordt gebruikt voor de ruiming van de gaten. In alle gevallen, wordt de mal eens en voor altijd op het hart geplaatst en moet de spil steeds kunnen binnendringen in de overeenstemmende gaten.
Pagina 7 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
1.7.3. Nazicht van het profiel en de lasplaatverbindingen 1.7.3.1. Nazicht van het profiel Dit nazicht gebeurt met behulp van de maxi-mini mal (zie bijlage v - harten H en V met lasplaten, bijlage VI - gelaste harten en bijlage VII - gelaste harten H en V) : -
mal nr. 1 : mallen nrs. 2a en 2b :
-
mal nr. 3a : mal nr. 3b :
-
mallen nrs. 4a en 4b : mal nr. 5
voor de maat van het spoor-staafkop-profiel; voor de maat van de draagvlakken van de laskamers; voor de maat van de dikte van het lijf; voor de maat van de stand van het lijf; deze mal houdt rekening met de tolerantie van het lijf van ± 0,5 mm; voor de maat van de hoogte van het profiel; voor het nazicht van de rand van de voet van de spoorstaaf.
1.7.3.2. Lengte van de laskamer 1.7.3.2.1. Harten met lasplaten De laskamers moeten mechanisch behoorlijk bewerkt zijn en ze moeten tenminste 300 mm lang zijn. Uitsprong : ter hoogte van de bovenste en onderste draagvlakken en van de afrondingen van de laskamer : max. 0,2 mm in de verticale zone van de laskamer : max. 0,4 mm (bijlage XVI). 1.7.3.2.2. Gelaste harten De lengte is vastgelegd op 100 mm. 1.7.3.3. Doormeter van de lasboutgaten en de bevestigingsgaten in de voet Het nazicht van de doormeter van de gaten gebeurt met behulp van de mal nr. 6 (bijlage V). De maat "mini" moet door alle gaten kunnen gaan, de maat "maxi" mag door geen enkel gat kunnen.
Pagina 8 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
1.7.3.4. Plaats van de gaten voor de lasbouten Voor het nazicht van de plaats van de gaten ten opzichte van de voet, dient een mal nr. 7 (bijlage V) gebruikt; deze moet steunen op het draagvlak van de lasverbinding en voorzien zijn van een pen met de nominale doormeter van het gat min 1 mm en die zich op de theoretische plaats van het gat bevindt. De pen moet in het gat kunnen indringen, terwijl de mal op het draagvlak van de lasverbinding steunt. 1.7.3.5. Plaats van de gaten ten opzichte van het uiteinde van het hart Het nazicht van deze plaats gebeurt met behulp van een mal nr. 8 (bij lage V) met pennen voorzien van een aanslag bestemd om te raken aan het uiteinde van het hart. De doormeter van elke pen is 1 mm minder dan deze van de overeenstemmende gaten. De afstand van de as van elke pen tot de aanslag is gelijk aan de maat opgegeven op de tekening tussen het uiteinde en de as van het overeenstemmend gat. De pennen van de mal moeten tegelijkertijd kunnen indringen in alle gaten van de beschouwde tak, terwijl de aanslag het uiteinde van het hart raakt. 1.7.4. Bijzondere nazichten 1.7.4.1. Rolvlak Het nazicht van de vlakheid van het rolvlak gebeurt met behulp van een gespannen snoer over spieën van gelijke hoogte, geplaatst aan de uiteinden van het hart. De afstand van de op het roloppervlak gespannen koord wordt om de 0,70 m opgemeten vanaf elk uiteinde. De toegelaten tolerantie bedraagt +0 - 1 mm 1.7.4.2. Lengten 1.7.4.2.1. Haaksheid van de uiteinden Men dient zich in de eerste plaats te verzekeren van de haaksheid van de uiteinden met behulp van een winkelhaak. Het maximum toelaatbare verschil in haaksheid bedraagt : 1 mm over de hoogte van het uiteinde; 0,5 mm over de breedte van spoorstaafkop. Pagina 9 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
1.7.4.2.2. Afstanden a, b, c (bijlagen I en II) Voor het nazicht van de afmetingen a, b, c wordt voor een recht hart, het mathematisch punt (M.P.) bepaald door het snijpunt van 2 koorden, gespannen op de richtlijnen op 14 mm onder het rolvlak zonder spieën. Voor een hart met een gebogen spoorbeen, ziet men de plaats van de werkelijke punt (W.P.) na, aan de hand van de op het erkend plan vermelde maten. De toe te laten toleranties voor de maten van de lengten a, b, c zijn de volgende : {a = + 0, - 3 mm {b, c = + 0, - 2 mm
voor de harten H2 tot H8, V3 tot V8, X1/11,4
{a = + 0, - 4 mm {b, c = + 0, - 3 mm
voor de harten HOO, HO, HOA, Hl, HlA;
en
XAl/12,8; Xl/14; XAl/18,2; XAl/29 Hl/17 (hartstuk voor kruising met tongen) 1.7.4.3. Tracé 1.7.4.3.1. Harten van puntstukken 1.7.4.3.1.1. Rechtlijnigheid Het nazicht van de rechtlijnigheid voor rechte benen of van de pijlen voor gebogen benen zal gebeuren met behulp van een gespannen koord, 14 mm onder het rolvlak, op twee spieën van gelijke dikte, geplaatst aan de uiteinden. De toegelaten tolerantie bedraagt ± 1 mm. Deze tolerantie mag worden overschreden over een lengte die de 180 mm niet overschrijdt, voor zover dat het gebrek uit een inzinking met een kleinere diepte dan 0,5 mm bestaat. Dit bijkomend nazicht zal worden uitgevoerd met behulp van een meetlat van 200 mm lengte, waarvan de uiteinden zullen steunen op een gedeelte van de richtlijn die aan de voorgeschreven toleranties beantwoordt.
Pagina 10 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
1.7.4.3.1.2. Breedten Het nazicht van de breedten tussen de richtlijnen gebeurt met behulp van mallen, geplaatst zoals aangeduid in de bijlagen VIII en IX. Mal nr. 11 : Mal nr. 12 : Mal nr. 13 :
aan de ingang van het hart; aan de plooi van de vleugel rails; (maximum-minimum mal) aan de uitgang van het hart.
Voor de rechte harten moeten de uiterste mallen 11 en 13 op hun bovenste gedeelte en juist in het midden een lichte inkeping vertonen, overeenstemmend met de langste symmetrieas van het hart. Voor de rechte harten moeten de mallen steeds haaks op de symmetrieas geplaatst worden. Voor de gekromde harten zullen zij haaks op de referentielijn, die overeenkomt met de bissectrice van de hoek tussen het rechte been en de raaklijn aan het gebogen been ter hoogte van de mathematische punt, geplaatst worden. De toegelaten toleranties worden vermeld in de tabellen van de bijlagen VIII en IX die, voor de mallen 11 en 13, de toelaatbare maximale verplaatsing van de mal naar de punt van het hart vermelden. 1.7.4.3.2. Harten van kruisstukken type V3 en V4 1.7.4.3.2.1. Keuringsmallen voor het centrale gedeelte van het hart (tekeningen 46.02/3/00 voor V3 en 46.02/4/00 voor V4, gewijzigd op 01.01.1992). Het plan van de principe-schetsen van de NMBS duidt de zone aan in dewelke de fabricatie op zulke wijze dient bewerkt om bij de keuring te voldoen aan de nageziene toleranties zoals hieronder aangeduid met behulp van een voor elk kruisstuk bijzondere keuringsmal. Deze mal laat het nazicht toe van de rechte strekkingen van de richtlijnen, van de strijkregels en van de rug van de punt, de breedten van de gleuven, de dikte en de terugtrekking van de punten. Hij dient tevens voor het nazicht van de haaksheid van de verhoogde strijkregels bij middel van de mal nr. 9 (bijlage XI "Nazicht van een hart van kruisstuk").
Pagina 11 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
De mal omvat : 1. een centraal gedeelte (begrepen tussen de secties 3-3 van de tekeningen) bestemd om de centrale geometrie van het hart in het richtvlak na te zien. 2. twee uiterste gedeelten bestemd om hem correct te plaatsen op het hart van het kruisstuk en na nazicht voor het aanbrengen door ponsing van vijf merktekens die de latere montage van het kruisstuk op houtstukken door de NMBS zullen vergemakkelijken. De mallen moeten kunnen indringen tot op het peil van het richtvlak in het centrale gedeelte van het hart en eens en voor altijd in dit richtvlak worden geplaatst, zodanig dat : -
langs de gehele lengte van de zone in ononderbroken dikke lijn, een meetmal van 0,5 mm geen doorgang vindt. Het is nochtans toegelaten dat over een zone van maximum 50 mm de meetmal van 0, 5 mm doorgang vindt, maar dat een meetmal van 1 mm geen doorgang vindt;
-
langs de gehele lengte van de zone in dikke stippellijn mag een meetmal van 1 mm geen doorgang vinden. Het is nochtans toegelaten dat over een zone van 100 mm maximum de meetmal van 1 mm doorgang vindt maar dat een meetmal van 2 mm geen doorgang vindt.
De haaksheid en de hoogte van de strijkregels in het centrale gedeelte van het hart, wordt nagezien met behulp van de mal nr. 9 (bijlage XI) , langs de ene kant steunend op het bovenste gedeelte van de bijzondere mal op het peil van het richtvlak en langs de andere kant op de gebogen vleugelrail spoorstaaf. De tolerantie op de hoogte van de strijkregel bedraagt + 0, - 2 mm. De mal nr. 9 moet het bovenste gedeelte van de verticale zijde van de strijkregel raken en een spie met een dikte van 0,25 mm mag nergens doorgang vinden. Dit nazicht van de haaksheid en van de hoogte van de strijkregel wordt uitgevoerd in de ganse op bijlage XI aangeduide zone.
Pagina 12 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
1.7.4.3.2.2. Rechtlijnigheid van de richtlijnen Dit nazicht zal gebeuren over de ganse lengte van het hart met behulp van een 14 mm onder het rolvlak gespannen koord, op twee spieën van gelijke dikte, geplaatst aan de uiteinden van het hart. De toegelaten tolerantie bedraagt ± 1 mm. Deze tolerantie mag overschreden worden over een lengte die 180 mm niet overschrijdt voor zover dat het gebrek bestaat uit een holheid kleiner dan 1 mm. Dit bijkomend nazicht zal worden uitgevoerd met behulp van een meetlat van 200 mm lengte, waarvan de uiteinden zullen steunen op een gedeelte van de aan de voorgeschreven toleranties beantwoordende richtlijn. 1.7.4.3.2.3. Openingen aan de uiteinden van de richtlijnen Dit nazicht wordt uitgevoerd met behulp van de twee mallen nr. 10, geplaatst zoals aangeduid in bijlage XI, aan elk uiteinde van het hart. De maximum toelaatbare verplaatsing naar het midden van het hart toe, van de mal nr. 10 bedraagt 19 mm voor het kruisstuk V3 en 16 mm voor het kruisstuk V4. 1.7.4.3.3. Harten van kruisstukken VS, V6, V7 en V8 1.7.4.3.3.1. Rechtlijnigheid van de richtlijnen Het nazicht van de rechtlijnigheid van de richtlijnen gebeurt met behulp van een gespannen koord, op 14 mm onder het rolvlak, op twee aan de uiteinden geplaatste spieën van gelijke dikte. De toegelaten tolerantie bedraagt + 1 mm, behalve in het centrale gedeelte waar de tolerantie + 0,5 mm bedraagt (punt 1.7.4.3.3.4 hierna). Deze tolerantie mag overschreden worden voor een lengte die de 180 mm niet overschrijdt en voor zover de diepte, van de holte die het gebrek voorstelt, kleiner is dan 0,5 mm. Dit bijkomend nazicht zal worden uitgevoerd met behulp van een meetlat van 200 mm lengte, waarvan de uiteinden zullen steunen op een gedeelte van de richtlijn dat aan de voorgeschreven toleranties beantwoordt.
Pagina 13 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
1.7.4.3.3.2. Breedten Het nazicht van de breedten tussen de richtlijnen gebeurt met behulp van twee mallen nr. 21 (bijlage X) aan elk uiteinde van het hart. De toegelaten tolerantie wordt vermeld in de tabel van de bijlage X, die de maximum toelaatbare verplaatsing naar het midden van het hart opgeeft. 1.7.4.3.3.3. Haaksheid en hoogte van de strijkregel. De mal nr. 22, te plaatsen tussen de plooi van de gebogen spoorstaaf en de snede van de strijkregel, laat het nazicht toe van de hoogte en de haaksheid van de verhoogde strijkregel. De tolerantie op de hoogte bedraagt + 0,-2 mm. De tolerantie op de haaksheid bedraagt 0,25 mm. 1.7.4.3.3.4. Rechtlijnigheid van de strijkregel Het nazicht van de rechtlijnigheid bepaald door het rechtlijnige gedeelte van de verhoogde strijkregel (tussen de verticale snede en het begin van de plooi) en de rug van de punt (ter plaatse van de minimum sectie van de gleuf) wordt uitgevoerd met behulp van de mallen nrs. 28 en 29, zoals aangeduid in bijlage X. Deze mallen hebben allebei twee inkepingen, de ene aan de bovenzijde, de andere aan de onderzijde, die toelaten een koord te spannen, op respektievelijk 45 mm boven het rolvlak en 14 mm onder het rolvlak. De toleranties op de rechtlijnigheid zijn dezelfde op de 2 nazichtvlakken, namelijk zowel .± 0,5 mm voor het rechtlijnig gedeelte van de verhoogde strijkregel als voor de rug van de punt ter plaatse van de minimum gleuf. 1.7.4.4. Gleuven 1.7.4.4.1. Harten van puntstukken Het nazicht van de gleuven gebeurt met behulp van de mallen, geplaatst zoals aangeduid op de bijlagen VIII en IX. -
Mallen nrs. 14, 15, 20 (minimum en maximum mallen) die in het midden voorzien zijn van een tand die toelaat de diepte van de gleuf te beoordelen.
-
Mal nr. 14 moet worden gebruikt in de sectie waar de punt een breedte heeft van 72 mm.
-
Mal nr. 15 moet worden gebruikt aan het uiteinde van de vleugel (vleugelrail) die de ingang van de gleuf uitmaakt. Pagina 14 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
-
Mal nr. 20 (bijlage VIII) moet worden gebruikt op 350 mm van het uiteinde van de vleugel (vleugelrail) voor het hart H 1/17 (hart voor kruising met tongen) en op 250 mm van dit uiteinde voor het hart H 4A.
1.7.4.4.2. Harten van kruisstukken V3 en V4 Onafgezien van het nazicht uitgevoerd op het centrale gedeelte van het hart met behulp van de bijzondere keuringsmal, zal men de volgende nazichten van de gleuven verrichten met behulp van de volgende mallen, geplaatst zoals aangeduid op bijlage XI : -
Mal nr. 11, die voorzien is van een tand die toelaat de diepte van de gleuf te beoordelen; deze mal moet tegenaan de verticale zijde van de strijkregel worden gedrukt en op de gebogen spoorstaaf worden geplaatst;
-
Mal nr. 12a (minimaal-maximaal) die aan de uiteinden van de vleugel die de ingang van de gleuf uitmaakt moet worden geplaatst;
-
Mal nr. 12b (minimaal-maximaal) die zoals aangeduid in bijlage XI moet worden geplaatst;
-
Mal nr. 13, die het nazicht toelaat van de schuinte van 3/10 van de punt; de mal moet tegenaan de schuine zijde van de punt worden gedrukt en op de gebogen spoorstaaf rusten, de speling tussen de mal en de verhoogde strijkregel wordt opgeheven door een kaliber van maximum 1 mm dik : de speling tussen de mal en de schuine zijde van de punt moet over de ganse hoogte van de punt constant zijn, na te zien met een tolerantie van 0,2 mm maximum. Afwerking van de werkende oppervlakken. De giethuid dient verwijdert van alle aan sleet onderhevige oppervlakken : rolvlak, geleidingszijden van de spoorstaven en strijkregels vanaf het rolvlak tot op een diepte van 18 mm onder dit vlak en de draagvlakken van de laskamers. De controle op de toestand van deze oppervlakken zal visueel worden uitgevoerd.
1.7.4.4.3. Harten van puntstukken V5, V6, V7, V8 Het nazicht van de gleuven gebeurt met behulp van mallen geplaatst zoals aangeduid in bijlage X. Mallen nrs. 23, 24, 25 en 30 : mallen (maximaalminimaal) die in het midden een tand vertonen die toelaat de diepte van de gleuf te beoordelen.
Pagina 15 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Het nazicht bij middel van de mal nr. 23 moet gebeuren ter plaatse van de bochten in de strijkregel. De mal nr. 24 moet worden gebruikt aan het begin van de afronding van de rug der punten. Deze afstanden zijn vermeld op de tekeningen van de NMBS. De mal nr. 25 moet worden gebruikt aan de uiteinden van de vleugel die de ingang van de gleuf uitmaken. De mal nr. 30 moet worden gebruikt op de in bijlage X aangeduide plaats. 1.7.4.5. Profiel van de punt 1.7.4.5.1. Harten van puntstukken Dit nazicht behelst de dwarse profielen en de verlaging van de punt. Zij gebeurt met behulp van vier mallen geplaatst zoals aangeduid in bijlagen VIII en IX. -
mal nr. 16 : mal nr. 17 : mal nr. 18 : mal nr. 19 :
-
mal nr. 21 :
aan de werkelijke punt in de sectie waar de punt een breedte heeft van 32 mm aan de werkelijke punt (maximini mal) in de sectie waar de punt een breedte heeft van 32 mm (maxi-mini mal) in de sectie waar de punt een terugtrekking van 2 mm heeft.
De symmetrieas van de rechte puntstukken is op deze mallen terug te vinden. De maximale verplaatsingen van de mallen nrs. 16, 17 en 21 in de zin van de punt weg in functie van het type van het hart zijn aangeduid in de tabellen van bijlagen VIII en IX. Het nazicht van de uitlijning van de punt ten opzichte van de symmetrieas gebeurt door het spannen van een koord in de inkepingen van de mallen 11 en 13 (bijlagen VIII en IX). De tolerantie op de uitlijning bedraagt : +0 - 1 mm
langs éénzelfde zijde van de as wanneer de tussenkalibers op het hart geplaatst zijn.
Pagina 16 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
1.7.4.5.2. Harten van kruisstukken V3, V4 De hoogte van de werkelijke punt wordt eveneens nagezien met behulp van de mal nr. 27 (bijlage X) en de plaatsing van de punten wordt nagezien met de bijzondere keuringsmal (zie punt 1.7.4.3.2.1 hiervoor). De op de hoogte van de punt toegelaten toleranties bedragen + 0 mm, + 1 mm. 1.7.4.5.3. Harten van kruisstukken V5, V6, V7 en V8 Dit nazicht gebeurt met behulp van twee, zoals in bijlage X aangeduid geplaatste mallen. -
mal nr. 26 : mal nr. 27 :
aan de werkelijke punt aan de werkelijke punt (maxi-mini mal)
Deze twee mallen moeten tegen de verticale zijde van de verhoogde strijkregel aandrukken en op de gebogen spoorstaaf; het nazicht slaat eveneens op de haaksheid van het zijdelings vlak van de verhoogde strijkregel ter hoogte van de werkelijke punten. De maximum toelaatbare verplaatsing voor de mal nr. 26 in de zin van de punt weg, in functie van het type van hart is aangeduid in bijlage X. 1.7.5. Gaten voor elektrische verbindingen De gaten worden nagezien bij middel van een minimaxi kaliber nr. 9, vermeld in bijlage V.
Pagina 17 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
2. KEURINGSVOORWAARDEN 2.2. Het ter keuring aanbieden Buiten het voorschrift van dit artikel, mogen de harten niet opzettelijk beroest zijn.
2.4. Chemische analyse 2.4.1. Controle van de chemische analyse De chemische samenstelling van het product wordt nagezien in de instellingen van de fabrikant. De NMBS houdt zich het recht voor een controle uit te voeren. 2.4.3. Te bekomen resultaten Fosfor < 0,05%.
2.7. Dimensionele controle van het uitzicht en van de uitvoeringsafwerking Het te keuren hart moet op 2 schragen, die zich bevinden op een vierde van de lengte vanaf de uiteinden, geplaatst worden.
2.8. (bijkomend) Bijzondere keuringsvoorwaarden voor gelaste harten 2.8.1. Algemeenheden -
Het lasprocédé van het hart aan de belendende spoorstaven moet door de NMBS worden gehomologeerd. De homologatie-criteria worden bepaald in punt 5 hierna.
-
De waarborg wordt uitgebreid tot de las (zie punt 3).
-
De antennes uit spoorstaven EB 50 T (lassen op harten H of V) worden door de NMBS geleverd in de staalsoort 900 A en volgens de voorschriften van de UIC-fiche 860-0 (uitgave 1.7.86).
Pagina 18 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
-
De antennes uit spoorstaven UIC 60 (lassen op harten X) worden door de fabrikant geleverd in de staalsoort 900 A volgens de UIC-fiche 8600.
-
De maximum lengte van de antennes wordt bepaald op 3 meter na lassen, kortere lengten kunnen worden gevraagd. In dit geval wordt dit bij de bestelling bepaald.
2.8.2. Vóór het lassen -
De controles op de grondstof en de geometrische controles worden uitgevoerd volgens de richtlijnen van de onderhavige bepaling.
-
De volledige zweetproef van de uiteinden over een lengte van 50 mm wordt door de fabrikant uitgevoerd.
-
Geen enkel hart mag worden gelast vóór het akkoord van de NMBS.
2.8.3. Na het lassen 2.8.3.1. Geometrische controle De geometrische toleranties op de las worden uitgevoerd bij middel van een meetlat van 1 m lengte, geplaatst volgens de bijlage XII. Deze toleranties bedragen : rolvlak = geleidingsvlak =
0 - 0,2 mm (bult) -0,5 -,+ 0,5 mm (tot - 14 mm)
Elke bruuske verandering van sectie wordt ter plaatse van de las vermeden door het afslijpen van de lasstrook ter plaatse van het lijf en de voet van de spoorstaaf. Controle van de antennes (vanaf de werkelijke punt) -
rechtlijnigheid : nagezien op - 14 mm,
-
vlakheid van het rolvlak : met behulp van een, over twee aan de uiteinden van het hart geplaatste spieën van gelijke dikte, gespannen koord. De afstand van de gespannen koord tot het roloppervlak wordt om de 0,7 m opgemeten vertrekkend van ieder uiteinde, tolerantie: + 2,- 0 mm;
-
lengte van de antennes : 2,600 tot 3,00 m met een verschil van maximum 15 mm.
Pagina 19 van 41
toegelaten tolerantie : + 2mm;
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Een keuring bij middel van coördinaten is voorzien voor de harten XA 1/12, 8, XA 1/18,2 en XA 1/29 (Bijlagen XIII en XIII bis) en voor de harten HOA, HO, H1A en H4A (Bijlagen XV en XVbis). 2.8.3.2. Controle door zweetproef -
de volledige zweetproef van de las en van de thermisch beïnvloede zones wordt uitgevoerd over een minimum lengte van 50 mm langs beide zijden van de as van de las;
-
het te bekomen criterium is vermeld in bijlage XIV;
-
in geval van twijfel kunnen door de NMBS radiografieën worden gevraagd.
Pagina 20 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
3. WAARBORGEN EN PATENTRECHTEN 3.1. Waarborg en verantwoordelijkheid van de leverancier. De waarborg slaat op het volledig geheel met inbegrip van de lassen. De voor de aanvang van de waarborgtermijn in overweging te nemen datum is deze vermeld op de fabricatiefiche door de keuringsbediende.
4. KWALIFICATIE VAN DE LEVERANCIER De bepaling Q1 is van toepassing. Men gaat over tot : -
-
een eventuele proefbestelling van 10 H3's of H4's; uitvoering van proeven en nazichten volgens onderhavige bepaling; het uitvoeren van volgende bijkomende proeven op kosten van de leverancier : - micrograf ie op de aan elk stuk vastgehechte schokproefstaaf; - radiografie van 2 willekeurig gekozen stukken (uiteinden en punt); opvolging van het gebruiksgedrag gedurende 12 maanden.
5. HOMOLOGATIE VAN EEN NIEUW PRODUCT 5.1. Inleiding Onder nieuw product verstaat men elke wijziging van het spoorhart zodat deze niet meer beantwoordt aan één van de criteria van de UIC-fiche 866.0 en van onderhavige bepaling (wijziging van de samenstelling van het staal, van het productieproces, van het lasprocédé, ...
Pagina 21 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
5.2. Procedure -
De fabrikant moet gekwalificeerd zijn conform aan hoofdstuk 4 hierboven.
-
Een bestek wordt in gemeenschappelijk akkoord opgesteld, de in het werk te stellen middelen beschrijvend met het oog op deze homologatie. Dit bestek omvat tenminste : -
-
een beschrijvende nota die de voorgestelde wijzigingen vermeldt (met maquette en/of prototype); elk nuttig document dat het belang van deze wijziging wettigt (berekeningsnota, onderzoeksresultaten, gelijkaardige toepassingen, ... ); de proefkampanjes in de laboratoria - vermoeiingsproef (lassen, ...) - buigproef (lassen, ...) - micrografieën, hardheden, Röntgenopnamen; - voortplantingssnelheid van de scheurtjes; - enz ... de simulatieproeven - bijwerken door oplassen; - enz. de proeven in het spoor : - onderhoudsoplassen in het spoor; - meting van de evolutie van de hardheid, - harding door het berijden; - scheurvorming; - meting van de sleet.
-
De te bekomen prestatievermogens zijn ten minste gelijkwaardig aan deze die heden bekomen worden voor nieuwe producten of recente gelijkaardige toegepaste technieken bij de NMBS of op andere spoorwegnetten.
-
De homologatie van een nieuw product of procédé valt enkel onder de verantwoordelijkheid van de NMBS.
Pagina 22 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 23 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 24 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 25 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 26 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 27 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 28 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 29 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 30 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 31 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 32 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 33 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 34 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 35 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 36 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 37 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 38 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 39 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 40 van 41
Technische Bepaling A-47 Uitgave 05/2001
Pagina 41 van 41