Tijdschrift van de
Nationale Bank van België
LVIe Jaargang Deel I N" 5-6 - Mei - Juni 1981 Deel II Nv 1 - Juli 1981 Verschijnt maandelijks
Om de recentste gegevens zo vlug mogelijk ter beschikking te stellen van de lezer, is er de voorkeur aan gegeven de financieel-economische inlichtingen evenals de periodieke statistieken die het Tijdschrift gewoonlijk verstrekt, te publiceren in een enkele aflevering voor de maanden mei, juni en juli.
INHOUD :
3
Het verlies aan levenskracht van de Belgische economie in het voorbije decennium (vierde deel).
89
Maatregelen van monetair beleid. Mededelingen van 27 mei en 17 juni 1981.
91
Synthetische curve van de voornaamste gegevens van de maandelijkse conjunctuurtest van de Nationale Bank - Resultaten van de maanden mei en juni 1981.
1 Statistieken. 161 189 2 2 7
Economische wetgeving. (Mei - juni - juli.)
169 205 235
Literatuur in verband met de economische en financiële problemen die van belang zijn voor België. (Mei - juni - juli.)
-
-
-
-
De getekende artikels geven de opvattingen weer van de schrijver en zijn niet bindend voor de Bank. De opvattingen uitgedrukt in de niet-getekende artikels dragen de goedkeuring weg van het Directiecomité van de Bank. Overneming van uittreksels uit het Tijdschrift is toegestaan, op voorwaarde dat de bron wordt vermeld.
HET VERLIES AAN LEVENSKRACHT VAN DE BELGISCHE ECONOMIE IN HET VOORBIJE DECENNIUM
VIERDE DEEL
Concurrentievermogen en interne mechanismen
INHOUD
Bladzijde
IY.1. KWANTITATIEVE INDICATOREN VA.N DE CONCURRENTIEKRACHT YAN DE BELGISCHE VERWERKENDE NIJVERHEID . .
6
IY.1.1. Algemene opzet
6
.
IY.1.2. Het comparatieve prijsverloop . il,lethodologische aanwijzingen
:EV.1.2.2. :EV.1.2.3. IV.1.2.4. IV.1.2.5.
.
8 8
.
De algemene indicatoren. betreffende de concurrentiepositie inzake prijzen
9 13 15
Besluit van het onderzoek van het comparatieve verloop van de prijzen . der fabrikaten
21
De concurrentiepositie inzake vitvoerprijzen De concurrentiepositie inzake prijzen op de binnenlandse markt .
IY.1.3. Het comparatieve kostenverloop
22
IV.1.3.1. Methodologische aanpak . . IV.1.3.2. De arbeidskosten IV.1.3.3. De kosten voor aankopen bij de overige bedrijfstakken van de nationale
22 24 32
economie
IV.1.3.4. De kosten van de invoer . IV.1.3.5. Synthese van het comparatieve kostenverloop in de verwerkende nijver-
36
37
heid
IY.1.4. De rendabiliteitsindicatoren
40
IY.1.5. Besluiten van de analyse van het concurrentievermogen .
51
3
Bladzijde
IY.2. DE WISSELWERKING TUSSEN DE « EXTERNE REKENING » EN DE BINNENLANDSE VRAAG . .
53
IY.2.1. Inleiding
53
IY.2.2. Comparatief verloop van de uitgaven per grote sectoren van de economie .
55
IY.2.3. Comparatief verloop van de eigen middelen per grote sectoren van de economie
62 64 68 70
IV.2.3.1. De gezinnen IV.2.3.2. De bedrijven. IV.2.3.3. De overheid .
IY.2.4. Comparatief verloop van het netto financiële sparen per grote sectoren van de economie
78
IY.2.5. Besluiten
76
IY.3. DE WISSELWERKING TUSSEN HET CONCURRENTIEVERMOGEN YAN DE VERWERKENDE NIJVERHEID EN DE WERKGELEGENHEID . .
78
IY.3.1. De werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid
78
.
IY.3.2. De werkgelegenheid in de overige sectoren van de economie, de werkloosheid en hun weerslag op de verwerkende nijverheid .
82
IY.3.3. Besluiten
86
VIERDE DEEL
CONCURRENTIEVERMOGEN EN INTERNE MECHANISMEN
In het eerste deel van deze studie hebben we een overzicht gegeven van de betalingsbalans van de B.L.E.U. van 1970-1973 tot 1978. In het tweede deel hebben we voor dezelfde periode het verloop van de lopende rekening van deze balans vergeleken met dat van de lopende rekening van de betalingsbalans van de gezamenlijke overige O.E.S.O.-landen. In het derde deel hebben we bepaald in hoeverre de verslechtering van het saldo van de buitenlandse handel te wijten was aan de uitvoer of de invoer, aan de prijzen of aan de volumes en aan de verschillende soorten produkten. In dit vierde deel is het de bedoeling een onderzoek te wijden aan de kwantificeerbare aspecten van de verslechtering van het concurrentievermogen van de nationale producenten, aan de mechanismen die ervoor zorgden dat de invloed, op de binnenlandse vraag, van het verlies aan inkomen ingevolge de verslechtering van de buitenlandse handel, werd gecompenseerd en die zodoende deze vraag hebben ondersteund, en, ten slotte, aan de wisselwerking tussen de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen van de verwerkende nijverheid.
5
IV.1. KWANTITATIEVE INDICATOREN VAN DE CONCURRENTIEKRACHT YAN DE BELGISCHE VERWERKENDE NIJVERHEID.
IV.1.1. Algemene opzet.
De analyse van de buitenlandse handel, die in het derde deel van deze studie naar voren werd gebracht, heeft ondubbelzinnig aangetoond dat de verwerkende nijverheid van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, dus van België, van 1970-1973 tot 1977-1978 een aanzienlijk en zorgwekkend verlies aan marktaandelen heeft ondergaan, dat het grootste deel van het verschil in ongunstige zin tussen de B.L.E.U. en de O.E.S.O. inzake in- en uitvoer van fabrikaten verklaart. Door het meten van het effect -- het verlies aan marktaandelen — heeft men dus onbetwistbaar het bestaan van de oorzaak — de verzwakking van de concurrentiekracht — duidelijk aangetoond. Bijgevolg komt het er nu op aan het verloop van het concurrentievermogen nader te onderzoeken om, zo mogelijk, de voornaamste aspecten van de verslechtering ervan te belichten. In het derde deel is er terdege op gedrukt dat het concurrentievermogen een heel ingewikkeld iets is, waarin de kwalitatieve aspecten een rol spelen die uiteraard niet nauwkeurig kan worden becijferd, maar die doorgaans allesbehalve onbelangrijk is en die zelfs de balans kan doen overhellen in de talrijke gevallen waar, door het spel zelf van de marktkrachten, de door de concurrenten ingediende prijsvoorstellen voor technisch evenwaardige artikels nagenoeg equivalent zijn. Er zij aan herinnerd dat met « kwalitatieve aspecten » in deze studie bedoeld worden, alle factoren van de concurrentiepositie in het algemeen, buiten de prijzen, m.a.w. de voordelen die de bedrijven zich hebben kunnen toeëigenen in de « non price competition », zoals de Angelsaksers het uitdrukken. Het merendeel van deze voordelen zijn niet « natuurlijk »; zij werden verworven door inspanningen in het vlak van de organisatie en dank zij beheers- en verbeeldingscapaci teiten. Deze kwalitatieve aspecten zouden zeker een grondige studie waard zijn. Deze studie kan hier evenwel niet worden ondernomen. In hoofdzaak om twee redenen. De eerste heeft betrekking op een bijzonder aspect van de « kwalitatieve concurrentie », zoals ze werd omschreven in het derde deel van de studie (zie 111.1.4. en 111.1.4.2.). Men zal zich herinneren dat de afwijking van de B.L.E.U. inzake buitenlandse handel van fabrikaten gesplitst werd in twee soorten effecten : het structuureffect en het marktaandeleneffect (zie 111.1.4.). De structuureffecten die afgezonderd werden, gaven de maat aan van de nadelen die de Belgisch-LuxeMburgse verwerkende nijverheid vertoonde gedurende de periode 1970-1973, inzonderheid m.b.t. de samenstelling en de geografische oriëntering 6
v an haar export. Voor zover deze nadelen in de loop van de daaropvolgende jaren
niet voldoende werden verholpen, of in de mate dat ze verergerden, werden de uitwerkingen van deze Voortdurende of toegenomen handicap opgetekend als marktaandeleneffecten, m.a.w. concurrentie-effecten in de meest ruime betekenis die aan deze term werd gegeven. Pas later, wanneer men de basisperiode in de tijd zal hebben verschoven, zal men de oefening kunnen herdoen en opnieuw de structuureffecten kunnen afzonderen, uitgaande van een geactualiseerde basis. In afwachting is de analyse van het verloop van dit bijzondere aspect van het concurrentievermogen, hic et nunc, niet realiseerbaar. De tweede reden is van algemene aard. Een onderzoek van de overige « non price » aspecten van de concurrentie die gevoerd wordt door middel van niet gemakkelijk te kwantificeren elementen, vereist bijzondere inlichtingsbronnen, die in nauw contact staan met de markten en de marktpartijen — producenten, exporteurs, importeurs — en dat zijn bronnen waarover een studiedienst die zich specifiek toelegt op macro-economische werkzaamheden niet beschikt. Om deze twee hoofdredenen wordt het probleem van het concurrentievermogen hier alleen aangepakt via die aspecten ervan die op het huidige ogenblik in hun geheel kwantificeerbaar zijn. Deze zijn drieërlei : de prijzen, de kosten en de rendabiliteit. De benadering via de prijzen ligt voor de hand. Het is immers mogelijk dat de Belgische fabrikaten minder vlot van de hand gingen omdat ze te duur geworden zijn. Men dient dus het verloop van de Belgische en buitenlandse prijzen te vergelijken. Vervolgens moet men een zelfde vergelijkend onderzoek verrichten in 'verband met de kosten. Want zelfs indien geen prijsafwijkingen optraden, kan een ongunstiger verloop van de kosten de Belgische producenten gehinderd hebben in hun concurrentiestrijd : in een land dat in ruime mate « price-taker » is, kunnen de bedrijven ertoe genoopt worden zich uit de mededinging terug te trekken, omdat ze niet te lang met verlies kunnen verkopen. Het derde punt dat aan bod komt in deze analyse van de concurrentieverhoudingen is precies de rendabiliteit. Het verschil tussen de verkoopprijzen en de produktiekosten doet een « exploitatieoverschot » ontstaan dat een indicator is van deze rendabiliteit. Het concurrentievermogen is uiteraard een betrekkelijk begrip : het houdt noodzakelijkerwijze een verwijzing in naar de prestaties van de concurrenten. De hier volgende analyse steunt dan ook op de 'comparatieve techniek die in het tweede en het derde deel is gehanteerd. Alleen wordt hier, in beginsel, gesteund op de macro-economische gegevens die eigen zijn aan België en niet meer aan de B.L.E.U. Zo het geheel van de O.E.S.O.-landen de referentiebasis was — en ook blijft telkens als dit mogelijk zal zijn — moest men wel vaststellen dat de voor de vergelijking vereiste gegevens doorgaans niet beschikbaar zijn voor dat geheel van landen. Wanneer we zelf een vergelijkingsterm moesten opzetten, hebben we dan ook, ten einde de omvang van het werk te beperken, slechts de 7
zeven landen in aanmerking genomen die de belangrijkste concurrenten zijn van de Belgische verwerkende nijverheid, m.n. de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, de Verenigde Staten en Japan ( 1 ). Voor iedere onderzochte grootheid -- b.v. de prijzen — zijn deze zeven landen versmolten in één enkel indexcijfer van « de concurrentie »; op iedere af zetmarkt waarop de Belgische producenten hun waar aanbieden, worden ze immers feitelijk geconfronteerd niet het geheel van hun concurrenten. Bij de opzet van dit samengevoegde indexcijfer van « de concurrentie » is rekening gehouden met de respectieve belangrijkheid die moet worden toegemeten aan ieder van de betrokken landen als concurrent van de Belgische verwerkende nijverheid, en die kan verschillen naargelang men de mededinging op de uitvoermarkten, op de binnenlandse markt, of op beide soorten markten in aanmerking neemt. Aansluitend op de voorgaande delen van deze studie, zijn de jaren 1970 tot 1973 als basisperiode genomen; het zijn de laatste vier jaren — twee met oplopende en twee met neergaande conjunctuur — vóór de ingrijpende veranderingen in de wereldeconomie. Behalve het verloop jaar per jaar vanaf 1974 wordt ook het gemiddelde aangegeven voor de periode 1975-1978, de jongste vier jaren waarvoor stelselmatig internationale vergelijkingen mogelijk zijn; de vermelding van dit gemiddelde 1975-1978 leek aangewezen omdat de feiten hebben aangetoond dat er verscheidene jaren verlopen vooraleer ontwikkelingen m.b.t. de concurrentiepositie hun volle uitwerking krijgen op de stromen van de internationale handel.
IY.1.2. Het comparatieve prijsverloop. IV.1.2.1. Methodologische aanwijzingen
Wanneer er sprake is van concurrentiepositie is men veelal geneigd in de allereerste plaats te denken aan het verloop van de relatieve prijzen. De analyse van de Belgische concurrentiekracht zal dan ook daarmee beginnen. Omdat, in het kader van de buitenlandse handel, de prijs die een koper betaalt ook wordt beïnvloed door de wisselkoersverhouding, moet men natuurlijk gebruik maken van reeksen uitgedrukt in een gemeenschappelijke munt om het Belgische prijsverloop te kunnen vergelijken met dat van de concurrenten. Na omzetting in een gemeenschappelijke munt verkrijgt men een zogenaamd « dispariteitsindexcijfer », door het in aanmerking genomen index(') Deze vernauwing van de referentiebasis verbreekt geenszins de continuïteit van de analyse; in 1970-1973 slorpten deze landen samen haast 80 pct. van de B.L.E.U.-uitvoer van fabrikaten op, namen ze 80 pct. van de O.E.S.O.-uitvoer van fabrikaten voor hun rekening en leverden ze meer dan 93 pct. van de invoer van fabrikaten door de B.L.E.U. uit de 0.E.S.0.; men mag derhalve de dispariteiten die t.o.v. deze zeven landen berekend werden, beschouwen als een zeer goede benadering van de resultaten die men zou verkrijgen, indien de vergelijkingen waren gemaakt met de tweeëntwintig landen, buiten die welke de B.L.E.U. vormen, waaruit de O.E.S.O. is samengesteld.
8
cijfer van de Belgische prijzen te delen door het samengevoegde indexcijfer van de prijzen van de concurrentie dat men als vergelijkingsterm wil gebruiken. Wegens de samenstelling van deze breuk, waarin het Belgische indexcijfer de teller is, betekent een stijging van het dispariteitsindexcijfer dat de Belgische prijzen naar omhoog afgeweken zijn van die van de concurrentie, of wel doordat de Belgische prijzen meer stegen dan die van de concurrenten, of wel doordat ze minder daalden; omgekeerd, betekent een daling van het dispariteitsindexcijfer dat de BelgiSche prijzen sterker daalden dan die van de concurrenten, of dat ze minder stegen. Wanneer men het absolute peil van het dispariteitsindexcijfer beschouwt, dan wijst een getal groter dan 100 erop dat t.o.v. het peil in de basisperiode (1970-1973) de Belgische prijzen meer gestegen (of minder gedaald) zijn dan die van de concurrentie, en omgekeerd wanneer het dispariteitsindexcijfer kleiner is dan 100. Aangezien het gaat om de mededinging inzake fabrikaten, moeten de vergelijkingen betrekking hebben op de verkoopprijzen die dóor dé producenten van die goederen worden gevraagd of, bij gebrek eraan, op de reekSen die dit gegeven het dichtst benaderen : uitvoerprijzen, invoerprijzen — voor het aspect concurrentie op de Belgische binnenlandse markt -- en groothandelsprijien of prijzen « af-producent » voor het algemene concurrentievermogen.
IV.1.2.2. De concurrentiepositie inzake uitvoerprijzen Men herinnert zich dat de B.L.E.U., in vergelijking met de O.E.S.O., op haar buitenlandse markten tussen 1970-1973 en 1977 een achteruitgang van haar marktaandelen heeft ondergaan die — de effecten van de structuur tijdens de basisperiode buiten beschouwing gelaten — gemiddeld 6;1 pct. bedroeg van de « potentiële » uitvoer van fabrikaten, d.i. de uitvoer die de B.L.E.U. in 1977 zou verwezenlijkt hebben zonder verlies aan marktaandelen (zie 111.1.6.42.). We zullen dus om te beginnen het verloop van de concurrentiekracht van de Belgische verwerkende nijverheid nagaan t.a.v. de prijzen op de uitvoermarkten. In feite bestaat er geen indexcijfer van de uitvoerprijzen in de eigenlijke zin. De algemene indexcijfers van groothandelsprijzen of prijzen af-producent zijn in dat opzicht niet werkelijk representatief. Ze hebben betrekking zowel op de binnenlandse verkopen als op de uitvoer. Men kan er niet a priori zeker van zijn dat identieke prijzen op de beide soorten van afzetmarkten worden toegepast. Ook is het mogelijk dat deze indexcijfers betrekking hebben op goederensoorten die niet worden uitgevoerd. In elk geval is het zeer onwaarschijnlijk dat de samenstelling van het verkooppakket bij de export dezelfde zou zijn als op de binnenlandse markt. Wel beschikt men voor de B.L.E.U. en voor de concurrerende landen over reeksen betreffende de eenheidswaarden bij de uitvoer. Deze worden verkregen door voor de opeenvolgende in aanmerking genomen periodes de waarde van 9
de werkelijk uitgevoerde goederen te delen door de verhandelde hoeveelheden. De samenstelling van de « korf » uitgevoerde goederen verandert van de ene periode tot de andere; deze verandering in de « structuur » van de export volstaat om wijzigingen teweeg te brengen in het gezamenlijke indexcijfer van de eenheidswaarden, zelfs wanneer alle toegepaste prijzen individueel dezelfde blijven. Het indexcijfer van de eenheidswaarden verschilt daardoor van een eigenlijk prijsindexcijfer dat, van zijn kant, het verloop in de tijd weergeeft van de prijzen van een selectie van produkten met elk een eigen, vaste weging, derwijze dat de « zuivere » prijsveranderingen van een onveranderd goederenpakket aan het licht komen. Bovendien, waar het erom gaat de concurrentiekracht te meten, kleeft aan de « eenheidswaarden » het nadeel dat ze enkel betrekking hebben op de produkten die werkelijk werden uitgevoerd, met uitsluiting, automatisch, van die welke niet uitgevoerd konden worden, b.v. omdat hun prijzen niet concurrerend waren. Te hoge prijzen zijn ongetwijfeld een belemmering voor de potentiële uitvoer — er gaan dus wel degelijk marktaandelen verloren door een teruggang van de concurrentiekracht in prijzen —, maar deze oorzaak komt niet als zodanig tot uiting in de eenheidswaarden bij de uitvoer. Bij gebrek aan andere indicatoren die deze nadelen niet zouden vertonen, zijn in tabel LVII drie dispariteitsindexcijfers opgenomen waarin het verloop, in gemeenschappelijke munt, van de eenheidswaarden bij de uitvoer van fabrikaten ( 1 ) door de B.L.E.U. wordt vergeleken met dat van de overeenstemmende eenheidswaarden van de « concurrentie ». In het eerste indexcijfer wordt de « concurrentie » omschreven als zijnde de gezamenlijke O.E.S.O.-landen, met uitzondering van de B.L.E.U. [zie kolom (a) van tabel LVII]. Voor de hele periode vanaf 1974 is het dispariteitsindexcijfer groter dan 100, wat erop wijst dat, t.o.v. 1970-1973, de voor de B.L.E.U. opgetekende eenheidswaarden in het geheel sterker gestegen zijn dan die van de O.E.S.O.; de overschrijding bedraagt gemiddeld 2,8 pct. voor de jaren 1975 tot 1978 en tegen het einde van de periode neemt ze duidelijk toe, met name tot 104,6 in 1978 en tot 108,3 in 1979. In hoofdstuk III.1. is vastgesteld dat de basisstructuur van de uitvoer van de B.L.E.U. aanmerkelijk verschilde van die van. de O.E.S.O. Zoals eerder vermeld. (zie 111.1.4.1.), leiden structuurverschillen tot afwijkingen in de evolutie als de veranderingspercentages voor de verschillende componenten niet allemaal dezelfde zijn. Het is duidelijk dat de prijzen van de verschillende soorten produkten zich sedert 1970-1973 niet volkomen parallel ontwikkeld hebben. Zelfs indien de B.L.E.U. voor elk produkt afzonderlijk precies dezelfde prijzen had toegepast als haar concurrenten, m.a.w. zelfs zonder enig verlies aan concurrentiekracht inzake prijzen op de verschillende produktenmarkten, zou het kunnen ( 1 ) Zoals in de delen II. en 111 gaat het om cie produkten die opgenomen zijn in de secties 5 tot 8 van de Type-Classificatie voor de Internationale Handel.
I0
dat structuurverschillen het totale indexcijfer van de eenheidswaarden bij de uitvoer van fabrikaten door de B.L.E.U. hebben doen uitstijgen boven dat van de O.E.S.O.; dit zou het geval zijn als de produkten met de sterkst gestegen eenheidswaarden een grotere plaats innamen in de uitvoerstructuur van de B.L.E.U. dan in die van de O.E.S.O. Tabel LVII. Uitvoerprijzen van de verwerkende nijverheid
In gemeenschappelijke munt - Indexcijfers :1.970-1973 = 100 Bressen
:
O.E.S.O. - N.B.B. Dispariteit 1 van de waarden per eenheid bij de uitvoer van fabrikaten
2
Indexcijfer voor de 13.L.E.U. vergeleken net het indexcijfer voor haar 7 voornaamste concurrenten 5
(a)
Indexcijfer voor de B.L.E.U., aangepast voor structuur 4, vergeleken met het indexcijfer voor de gezamenlijke overige O.E.S.O.-landen 3 (b)
1974
105,9
102,0
105,0
1975
102,3
102,3
99,2
:1.976
101,8
101,7
99,6
1977
102,6
102,6
99,8
1978
:104,6
103,0
100,5
108,3
:102,8
104,3
102,8
102,4
99,8
Indexcijfer voor de B.L.E.U. vergeleken met het indexcijfer voor de gezamenlijke overige 0.E.S.0.landen 3
1979 1975-1978 6
v
(c)
Het indexcijfer voor de B.L.E.U. is de teler en dat van de concurrentie, de noemer. In beginsel de produkten opgetekend in de afdelingen 5 tot 8 van de Type-Classificatie voor de Internationale Handel (T.C.I.11.). :1 De 22 lid-staten van de O.E.S.O., behalve België en het Groothertogdom Luxemburg, 1 De aanpassing voor structuur bestond erin de gemiddelde waarden per eenheid van de B.L.E.U., berekend door de Bank en in beginsel gegroepeerd op het niveau van de tweecijferruhrieken (afdelingen) van de T.C.I.H., te wegen met liet gewicht van elk van deze rubrieken in de uitvoer van de gezamenlijke O.E.S.O.-landen. Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Italië, Japan, Verenigde Staten. De indexcijfers 5 van deze 7 landen zijn samengevoegd in een meetkundig gemiddelde, op basis van wegingscoëfficiënten, die het I.M.F. berekende aan de hand van een model van de wereldhandel en die rekening houden met de respectieve betekenis van ,-Ik land als concurrent voor de uitvoer van de Belgisch-Luxemburgse verwerkende nijverheid. e Meetkundig gemiddelde. v Voorlopige cijfers.
Men heeft dus een « gecorrigeerd » dispariteit.sindexcijfer berekend in die zin dat de structuur van de B.L.E.U.-uitvoer werd herschikt om ze, per goederen-. afdeling ( 1 ), te doen overeenstemmen met die van de O.E.S.O. Zo verkreeg men voor de B.L.E.U. een « voor structuur aangepast » indexcijfer van de eenheidswaarden, dat dichter aansluit bij dat wat het geweest ware indien de uitvoer van de B.L.E.U. op dezelfde wijze was samengesteld als die Van de O.E.S.O. Door deze « correctie » is het verschil tussen de B.L.E.U. en de O.E.S.O. enigszins verkleind. Het blijkt immers [zie kolom (b) van tabel LVII1 dat, na correctie, ( 1 ) In principe, per twee-cijferrubriek van de T.C.I.H.
11
het indexcijfer van de eenheidswaarden van de B.L.E.U. van 1975 tot 1978 dat van de 0.E.S,O. met gemiddeld slechts 2,4 pct. overtrof, tegen 2,8 pct. vóór correctie. Meer bepaald stelt men vast dat de « correctie » het dispariteitsindexcijfer in 1974 en aan het einde van de periodè sterk aftopt. Gelet op wat is waargenomen in verband met de sectorale structuurverschillen tussen de uitvoer van de B.L.E.U. en die van de O.E.S.O. (zie 111.1.6.32.), heeft men alle reden om te vermoeden dat deze aftopping in ruime mate is toe te schrijven aan het feit dat de invloed van de prijzen van de metalen (ijzer en staal, non-ferro's), in 1974 en 1979 duidelijk opwaarts gericht, door de op de structuur toegepaste « correctie » werd afgezwakt. Na correctie blijft er in elk geval een zeker verlies aan concurrentievermogen bestaan, dat tot aan het einde van de bestudeerde periode aanhoudt. Als mogelijke toets van deze resultaten is in kolom (c) van tabel LVII het verloop weergegeven van de dispariteit tussen de eenheidswaarden bij de uitvoer van fabrikaten door de B.L.E.U. en de overeenstemmende waarden bij de zeven voornaamste concurrenten van België. Ten opzichte van deze vergelijkingsterm zouden de eenheidswaarden van de B.L.E.U. alleen in 1974 en 1979 significante afwijkingen hebben vertoond; waarschijnlijk laten ook hier de prijzen van de metalen hun invloed gelden. Deze twee jaren daargelaten, is de dispariteit erg klein. Het is belangwekkend aan te stippen dat, om deze derde dispariteit te berekenen, de zeven in aanmerking genomen landen « gewogen » werden 'met coëfficiënten die hun belangrijkheid weergeven als concurrent t.a.v. de uitvoeractiviteit van de B.L.E.U.; voor het. bepalen van deze belangrijkheid is 'terdege rekening gehouden, niet alleen niet de uitvoer van de B.L.E.U. naar bet betreffende land -- waar de Belgische produkten concurreren met de ;nationale produktie van dat land — maar ook met de concurrentie die dat land door zijn eigen uitvoeractiviteit uitoefent t.a.v. de Belgisch-Luxemburgse fabrikaten op de markten van « derde » landen ( 1 ). Deze vergelijkingsterm zou dus, in beginsel, een correctere aanwijzing moeten opleveren dan de vergelijking met het geheel van de O.E.S.O., dat impliciet gewogen is met de omvang van de uitvoer van elk der tweeëntwintig samenstellende landen, en niet met hun betekenis als specifieke concurrenten van België ( 2 ). (1) De hier gehanteerde wegingscoëfficiënten zijn die welke het Internationale Monetaire Fonds heeft berekend aan de hand van een model van de wereldhandel. In het geheel van de « concurrentie » t.a.v. de uitvoeractiviteit van de verwerkende nijverheid van de B.L.E.U., zoals door het I.M.F. berekend voor een groep van dertien landen, nemen die zeven landen samen 93,3 pct. voor hun rekening. In verhouding tot het totaal van de zeven landen, genomen als 100, zijn de individuele wegingscoëfficiënten de volgende : 35,5 pct. voor de Bondsrepubliek Duitsland, 23,8 pct. voor Frankrijk, 10,5 pct. voor het Verenigd Koninkrijk, 9,9 pct. voor Nederland, 8 pct. voor Italië, 6,4 pct. voor Japan en„5,9 pct. voor de Verenigde Staten. (2) De eenheidswaarden bij de uitvoer van de Verenigde Staten en van Canada — waarvan het « gewicht » heel wat groter is in het geheel van de O.E.S.O. dan als concurrent van de B.L.E.U. = zijn, in gemeenschappelijke munt, minder gestegen dan die van de overige voornaamste concurrenten van de B.L.E.U. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het indexcijfer van de eenheidswaarden bij de uitvoer voor alle O.E.S.O.-landen samen, lager ligt dan voor de zeven concurrenten en dat bijgevolg het dispariteitsindexcijfer van de B.L.E.U. hoger uitvalt tegenover de O.E.S.O. dan tegenover de zeven concurrenten.
12
Al bij al lijkt men dus te moeten besluiten dat, zoals men het a priori kon denken, België, als kleine marginale leverancier, .op zijn buitenlandse afzetmarkten nauwelijks mag afwijken van de prijzen die zijn voornaamste concurrenten toepassen; de strekking tot nivellering van de eenheidswaarden hij de uitvoer, inzonderheid tegenover die van de voornaamste concurrenten, bevestigt dat de Belgische producenten, zo ze hun voorwaarden niet gelijkschakelen, zelfs wanneer ze, zoals hierna zal blijken, af te rekenen hebben met hogere kosten, gevaar lopen vlug uit de markt te worden gedreven. IV.1.2.3. De concurrentiepositie inzake prijzen op de binnenlandse markt De in het derde deel van deze studie gemaakte vergelijkende analyse van de invoer toonde aan dat er zich in de B.L.E.U. een sterkere « internationali-, natie » heeft voorgedaan dan in de O.E.S.O.; deze « overmatige » internationalisatie wees erop dat de nationale producenten ook op de binnenlandse markt marktaandelen hadden verloren (zie 111.2.7.2.). Om dit tweede aspect van de prijsconcurrentie nader toe te lichten, zou men een vergelijking moeten kunnen maken tussen de prijzen die op de Belgische markt toegepast worden door de nationale producenten enerzijds, en door de buitenlandse concurrenten anderzijds. Als indicator die het sterkst de prijzen van de Belgische producenten benadert, heeft men het indexcijfer van het Ministerie van Economische Zaken met betrekking tot de prijzen van de inlandse industriële produkten genomen; de basis van dit indexcijfer (1936-1938) is weliswaar verouderd en het betreft zowel de verkoop op de binnenlandse markt als de uitvoer, maar het is de enige reeks die de ingevoerde goederen buiten beschouwing laat, wat in dit geval de fundamentele vereiste is. Door deze Belgische prijzen als teller te gebruiken, heeft men, in gemeenschappelijke munt, het verloop berekend van hun dispariteit t.o.v. drie indicatoren die geacht worden de prijzen van de concurrerende buitenlandse. produkten te weerspiegelen. De eerste dispariteit . werd gemeten in verhouding tot het indexcijfer ,van de eenheidswaarde van. de Belgisch-Luxemburgse invoer van afgewerkte ,produkten [kolom (a) van . tabel LVIII]. Over het geheel van de periode wijst deze benadering op een duidelijk ongunstige evolutie van de concurrentiekracht van de nationale producenten : in 1975-1978 beliep de gemiddelde dispariteit 106,4 pct. van die in 1970-1973. Ze bereikte een maximumvan 108,6 pct. in 1977, maar liep aanmerkelijk terug in 1978 en — volgens nog voorlopige cijfers -in 1979. Men heeft hiervoren aangetoond (in IV.1.2.2.) dat de indexcijfers van de eenheidswaarden geen echte prijsindexcijfers zijn; in onderhavig geval weerspiegelen ze de prijzen van de invoer die effectief heeft plaatsgehad,• wat per hypothese impliceert dat het gaat om produkten waarvan de prijzen werkelijk 13
Tabel LVIII. Verkoopprijzen van fabrikaten op de Belgische markt In gemeenschappelijke munt - Indexcijfers 1970-1973 = 100 Bronnen : 0.E.S.O. M.E.Z. - N.I3.B.
Dispariteit 1 van het indexcijfer M.E.Z. van de inlandse industriële produkten vergeleken met het indexcijfer, voor de 13.L.E.U., van de gemiddelde waarden per eenheid bij invoer van fabrikaten 2
het indexcijfer, voor de gezamenlijke overige 0.13.5.0.-landen 2, van de gemiddelde waarden per eenheid hij uitvoer van fabrikaten 2
liet indexcijfer, voor de 7 voornaamste concurrenten van de B.L.E.U., 4, van de gemiddelde waarden per eenheid hij uitvoer van fabrikaten 2
(il.)
(b)
(cl
1974
105,0
105,6
1975
107,3
103,0
104,1 99,5 •
1976
105,7
102,0
99,0
1.977
108,6
1.03,6
99,9
1978
103,9
104,2
100,1
98,9
100,5
96,7
106,4
103,2
99,6
1.979 19751278"
v
1 Het indexcijfer voor België is de teller en c at van de concurrentie, c e noemer. In beginsel de produkten opgetekend in de afdelingen 5 tot 8 van de Type-Classificatie voor de Internationale }handel. De 22 lid-staten van de O.E.S.O., behalve 1 elgi5 en het Grootbertogdom Luxemburg. Deze 7 landen zijn opgesomd in noot 5 van tabel DM. Ze zijn samengevoegd in een meetkundig gemiddelde, gewogen niet hun respectief aandeel, in 1970-1073, in de invoer van fabrikaten door de B.L.E.U. 5 Meetkundig gemiddelde. v Voorlopige cijfers. 2 3 4
concurrerend waren, behalve natuurlijk waar het gaat om goederen die niet kunnen worden vervangen door de nationale produktie. want dan is er geen echte concurrentie t.o.v. de Belgische nijverheid.
Ter aanvulling heeft men ook de dispariteit berekend van de bovenvermelde Belgische prijzen t.o.v. de uitvoerprijzen voor fabrikaten, die worden toegepast, enerzijds, door het geheel van de overige O.E.S.O.-landen en, anderzijds, door de zeven belangrijkste concurrenten van België, hier gewogen met hun belangrijkheid als leverancier van die produkten aan de B.L.E.U. ( 1 ). Deze uitvoerprijzen worden geacht de voorwaarden te weerspiegelen waartegen de concurrerende produkten worden aangeboden op de internationale markt en dus potentieel aan de Belgische kopers. Zo beschouwd, zijn de gezamenlijke resultaten minder ongunstig dan die van de eerste benadering. Tegenover het geheel van de overige O.E.S.O.-landen ( 5 ) De wegingscoëfficiënten stemmen overeen met het aandeel van elkeen van de zeven landen in de periode 1970-1973 in de B.L.E.U.-invoer van fabrikaten uit deze zeven landen, met name de Bondsrepubliek Duitsland : 36,7 pct., Frankrijk : 21,5 pct., Nederland : 17,6 pct., het Verenigd Koninkrijk : 9,3 pct., de Verenigde Staten : 7,2 pct., Italië : 5,8 pct., Japan : 1,9 pct.
14
zou het concurrentievermogen in prijzen van de Belgische producenten tussen 1970-1973 en 1975-1978 met 3,2 pct. zijn gedaald [zie kolom (b) van tabel LVIII] en in vergelijking met de zeven voornaamste concurrenten [kolom (c)] is het dispariteitsindexcijfer van de ene periode tot de andere vrijwel ongewijzigd gebleven. In beide gevallen vindt men in 1979, volgens de voorlopige gegevens, een merkbare verbetering terug. Opnieuw zullen structuureffecten gespeeld hebben, die we niet de gelegenheid hadden na te trekken. Er zij ook op gewezen dat het voor de B.L.E.U.-invoer van fabrikaten minder dan voor de uitvoer verantwoord is de vergelijking te beperken tot de O.E.S.O. of, a fortiori, tot zeven westerse industrielanden : t.o.v. de — zeer enge en open — Belgische markt zijn de substitutiemogelijkheden van het internationale aanbod vrijwel onbegrensd; trouwens, gespecialiseerde « kopers » die werken voor rekening van de belangrijke groothandels-, import- en distributiebedrijven doorkruisen onophoudelijk de wereld, daarbij optredend als « prospectors » die systematisch op zoek zijn naar de meest voordelige bevoorradingsbronnen, o.m. in de lage-loonlanden, zoals de nieuwe industrielanden. Gelet op de sterk uiteenlopende resultaten van de drie berekeningen, en rekening houdend met het feit dat de Belgische reeks die in de vergelijkingen is aangewend berust op een verouderd indexcijfer waarvan de representativiteit kan betwijfeld worden, is men spijtig genoeg niet werkelijk bij machte conclusies voor te leggen inzake de concurrentieverhoudingen t.a.v. de prijzen op de binnenlandse markt. Het geheel van de aanwijzingen ontkracht evenwel hoegenaamd niet de hypothese van een verminderde concurrentiekracht van de Belgische verwerkende nijverheid inzake prijzen, zeker tot en met 1978.
IV.1.2.4. De algemene indicatoren betreffende de concurrentiepositie inzake prijzen
Wegens de tekortkomingen van de statistische informatie en de vaak tegenstrijdige gegevens die ze verstrekt, heeft men wel moeten vaststellen dat het niet mogelijk was werkelijk overtuigende besluiten te trekken aangaande de concurrentiekracht t.a.v. de prijzen op de binnenlandse markt enerzijds, en op de uitvoermarkten anderzijds. Er rest nog te peilen naar de mogelijkheden om het algemene concurrentievermogen van de verwerkende nijverheid te meten, zonder nog langer het onderscheid te maken tussen de verkopen in het buitenland en die op de binnenlandse markt. Doorgaans wordt daartoe gebruik gemaakt van de indexcijfers van de groothandelsprijzen voor industriële produkten. Die keuze is conceptueel te verantwoorden. Maar wanneer men overstapt op het toegepast onderzoek, blijkt ter zake al gauw hoe breed de kloof kan zijn tussen de conceptuele geldigheid van een methode en haar praktische bruikbaarheid. 15
Wat de dispariteit van de groothandelsprijzen betreft, bestaat er een regelmatig door het Internationale Monetaire Fonds (I.M.F.) berekende reeks, die de dispariteit aangeeft van de Belgische groothandelsprijzen t.o.v. het gewogen gemiddelde van die van dertien concurrerende landen [zie kolom (a) van tabel LIX] (a). Na in 1974 te zijn gestegen tot 105,9, is deze dispariteit sedert 1975, voor de Belgische prijzen opnieuw gunstig geworden, wat wijst op een betere, en aan het einde van de periode zelfs veel betere concurrentiepositie inzake prijzen dan gedurende de basisperiode 1970-1973. Tabel LIX.
Gezamenlijke verkoopprijs van de verwerkende nijverheid In gemeenschappelijke munt - Indexcijfers 1970-1973 = 100 Bronnen : België : Buitenlandse indexcijfers : 13 landen : I.M.F., International Financial Statielies. Bondsrepubliek Duitsland Statistischer Bundesnmt. Frankrijk : Institut Natrional de In Statistique et des Etudes Economiques. Nederland : Centraal Bureau voor de Statistiek. Verenigd Koninkrijk : Central Statistical Office. Italië : Istituto Centrale di Statistica.. Verenigde Staten : U.S. Department of Lnbor. Japan : 0.E.S.O. insj.nritelt 1 van het indexcijfer M.E.Z. van de groothandelsprijzen Door het I.M.F. Di.pariteit 1 tussen berekende de Belgische van de afgewerkte van de inlandse indispariteit 1 industriële produkten dustriële produkten 4 nutputprijzen van de van de Belgische verwerkende vergeleken met liet vergeleken met het groothandelsprijzen nijverheid 5 en die indexcijfer van de indexcijfer van do vergeleken met die van de 7 groothandelsprijzen groothandelsprijzen van 13 voornatunste van de afgewerkte van de afgewerkte concurrerende concurrerende industriële produkten industriële produkten landen 2 landen 3 van 7 concervan 7 concurrerende landen 3 rerende landen 3 (b) (a) (d) (c) .
1.974
105,9
99,0
1.04,8
104,1
1975
98,3
99,4
102,6
103,8
1976
97,5
98,1
1.02,2
105,7
1.977
98,6
99,3
103,0
107,4
1978
96,8
98,1
101,5
105,8
94,4
95,3
98,0
97,8
98,7
102,3
1979 19751978 6
v
105,7
1 Het indexcijfer voor België is de teller en dat van de concurrentie, de noemer. Het I.M.F. heeft in aanmerking genomen de 7 in noot 3 hierna opgesomde landen en bovendien Zweden, Zwitserland, Oostenrijk, Denemarken, Canada en Noorwegen. De 13 landen zijn samengevoegd in een meetkundig gemiddelde, gewogen met de belangrijkheid die het I.M.F. op basis van een model van de wereldhandel voor elk land heeft vastgesteld als concurrent t.o.v. de uitvoer van fabrikaten door de B.L.E.U. 3 Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Italië, Verenigde Staten, Japan. Do 7 landen zijn samengevoegd in een meetkundig gemiddelde op basis van een weging die rekening houdt met hun respectieve betekenis als concurrent van de Belgische verwerkende nijverheid, zowel op de binnenlandse als op de buitenlandse markt. 4 Zonder onderscheid van fabricagestadium. 5 Wedersamenstelling, voor de verwerkende nijverheid, van de prijs van de nationale produktie, tegen factorkosten. 6 Meetkundig gemiddelde. v Voorlopige cijfers. 2
( 1 ) Het gaat om een meetkundig gemiddelde dat gewogen wordt met de belangrijkheid van elk van deze landen als concurrent van de Belgische verwerkende nijverheid, doch enkel vanuit het oogpunt van de uitvoeractiviteit van deze laatste. De betrokken landen zijn, naast de zeven in voetnoot ( 1 ) van pagina 12 vermelde landen : Zweden, Zwitserland, Oostenrijk, Denemarken, Canada en Noorwegen.
16
Luidens de verstrekte methodologische toelichtingen zou het indexcijfer van het I.M.F. opgemaakt zijn aan de hand van de nationale gegevens die de verkoopprijzen van de verwerkende nijverheid het dichtst benaderen, meer bepaald de afgewerkte industriële produkten. De reeks groothandelsprijzen die het I.M.F. voor België gebruikt blijkt met geen van de door het Ministerie van Economische Zaken (M.E.Z.) gepubliceerde reeksen samen te vallen, in elk geval niet voor de hele periode (J). Wij kunnen haar representativiteit bijgevolg niet beoordelen. Daarenboven dient te worden opgemerkt dat de weging die wordt gebruikt voor de berekening van het samengevoegde indexcijfer van de « concurrentie », enkel de uitvoeractiviteit van de Belgische verwerkende nijverheid in aanmerking neemt en niet haar — nochtans belangrijker — verkopen op de binnenlandse markt. Het leek derhalve noodzakelijk de door het I.M.F. uitgevoerde berekening van de dispariteit der groothandelsprijzen door een andere te vervangen. Uit de verschillende door het Ministerie van Economische Zaken gepubliceerde indexcijfers van de groothandelsprijzen heeft men eerst de reeks genomen die in principe het verloop schetst van de prijzen van de afgewerkte industriële produkten; deze reeks wekt de indruk het nauwst aan te sluiten bij de typisch verwerkende produkties en gelijkenis te vertonen met. de voor de andere landen beschikbare indexcijfers ( 2 ). Dit Belgische indexcijfer werd aangewend als teller van een breuk die als noemer kreeg het indexcijfer van de prijzen van de « concurrentie »; dit laatste cijfer is een meetkundig gemiddelde van nationale, in principe vergelijkbare prijsindexcijfers, dat voor de zeven belangrijkste concurrenten van België berekend werd aan de hand van wegingscoëfficiënten die rekening houden met de respectieve belangrijkheid van elk van die zeven landen als concurrent van de Belgische verwerkende nijverheid, zowel op de binnenlandse markt als bij de uitvoer ( 3 ). Het op die manier verkregen
(1) Het I.M.F. heeft zopas zijn reeks groothandelsprijzen voor België gewijzigd. Tot voor kort baseerde het zich op het algemene indexcijfer van de groothandelsprijzen van het M.E.Z., waarin alle produkten zijn opgenomen, inclusief b.v. de landbouwprodukten en de grondstoffen, zodat het niet beantwoordde aan de door het I.M.F. bepaalde criteria, nl. zo sterk mogelijk de verkoopprijzen van de verwerkende nijverheid benaderen. (2) Ondanks de betekenis die de prijsindexcijfers kunnen hebben als informatie-element t.b.v. de overheid betreffende het concurrentievermogen, moet men ook hier vaststellen dat een internationale harmonisering ter zake ontbreekt. Het is bijgevolg bijzonder moeilijk de vergelijkbaarheid van de respectieve nationale reeksen correct te beoordelen. (3) Van de totale nationale produktie van de verwerkende nijverheid in België werd, in 1970, 52,8 pct. afgezet op de binnenlandse markt en 47,2 pct. op de buitenlandse markten. Voor ieder land werd rekening gehouden met zijn belangrijkheid als concurrent op onze binnenlandse markt — bepaald door het aandeel van elk land in de B.L.E.U.-invoer van fabrikaten gedurende de periode 1970-1973 [zie noot ( 1 ) op blz. 14] — en als concurrent op de buitenlandse markten; dit tweede aspect wordt weergegeven in de door hel I.M.F. berekende ad hoc coëfficiënten, die opgenomen zijn in voetnoot ( 1 ) op blz. 12. De gecombineerde coëfficiënten per land zijn als volgt : Bondsrepubliek Duitsland : 0,361, Frankrijk : 0,226, Nederland : 0,139, Verenigd Koninkrijk : 0,099, Italië : 0,069, Verenigde Staten : 0,066, Japan : 0,040.
17
dispariteitsindexcijfer komt voor in kolom (b) van tabel LIX. Volgens deze reeks zou de ontwikkeling in België tot in 1977 veel gelijkenis vertoond hebben met die in de concurrerende landen; het dispariteitsindexcijfer daalt merkelijk in 1978 en vooral, in 1979, derwijze dat, ook volgens deze benadering, de in België toegepaste groothandelsprijzen in 1979 heel wat concurrentiekrachtiger zouden geworden zijn dan gedurende de basisperiode. Er dient terdege op gewezen te worden dat deze benadering evenmin volkomen adequaat is : het deelindexcijfer van het M.E.Z. voor afgewerkte industriële produkten is niet noodzakelijk een goede indicator van de concurrentiekracht van de produkten van de Belgische verwerkende nijverheid, want het vermengt de prijzen van de « inlandse » produkten en die van de ingevoerde goederen. Indien nu de prijzen van de Belgische produkten sneller stijgen dan die van de ingevoerde --- voor België een typische situatie van verlies aan concurrentiekracht inzake prijzen —, dan onderschat het algemene indexcijfer de stijging van de prijzen van onze verwerkende nijverheid. Het is best mogelijk dat achter de quasi-stabiliteit van het dispariteitsindexcijfer tot in 1977, een compensatie schuilgaat: tussen een relatieve prijsstijging van de « nationale » produkten en een relatieve prijsdaling van de ingevoerde produkten; in theorie zou ook de in 1978 en 1979 waargenomen daling van het dispariteitsindexcijfer uitsluitend of hoofdzakelijk kunnen te wijten zijn aan de ingevoerde produkten. Dit tweede dispariteitsindexcijfer verschaft dus niet werkelijk een inzicht in de concurrentiekracht inzake prijzen van de Belgische producenten alleen, aangezien het ook wordt beïnvloed door de prijzen die de buitenlandse concurrenten op onze markt toepassen; deze dualiteit verdoezelt in feite de ontwikkelingen waar men precies achter wou komen. Het insluiten van de vreemde concurrerende produkten kan worden vermeden als men het deelindexcijfer neemt dat het Ministerie van Economische Zaken opmaakt voor de inlandse industriële produkten alleen; spijtig genoeg stuit men dan op een andere moeilijkheid : de onmogelijkheid om een onderscheid te maken naargelang van de produktiestadia, want grondstoffen, halffabrikaten en afgewerkte produkten worden vermengd. Ondanks dit nadeel leek het leerzaam de dispariteit te berekenen tussen deze prijzen en het gewogen indexcijfer van de « concurrentie », zoals dit in de voorgaande berekening is bepáald. Men constateert hier [kolom (c) van tabel LIX] een zekere opwaartse afwijking van de Belgische prijzen, aangezien het gemiddelde dispariteitsindex. cijfer tussen 1970-1973 en 1975-1978 gestegen is tot 102,3 pct.; net als in de twee vorige reeksen wordt het maximum (103) bereikt in 1977; een gunstige ombuiging treedt op in 1978 en zet door in 1979. We zagen dat geen enkele van de drie achtereenvolgende benaderingen werkelijk bevredigend is. Bij de specifieke redenen die voor iedere reeks werden vermeld, komt nog een andere die voor alle drie geldt : het feit dat de door het Ministerie van Economische Zaken opgemaakte indexcijfers, die als uitgangspunt dienen voor de drie hierboven toegelichte dispariteitsberekeningen, 18
op een meer dan veertig jaar oude basis berusten (1936-1938) zodat wegens hun sterk verouderde samenstelling en weging niet meer mag worden aangenomen dat ze de huidige structuur van de verkopen, dus van de prijzen van de Belgische verwerkende nijverheid correct weerspiegelen ( 1 ). Wij hebben het dus wenselijk geacht tot een bijkomende verificatie over te gaan via een heel andere weg. Daarbij werd getracht voor de verwerkende nijverheid het niveau van de outputprijs of verkoopprijs « af-producent » in zijn geheel weder samen te stellen. De « input-output-tabellen » voor België en voor zijn zeven voornaamste concurrenten maken het mogelijk de structuur van deze prijs in 1970 te kennen, d.w.z. de uitsplitsing ervan tussen, enerzijds, het intermediair verbruik van de verwerkende nijverheid — dat onderverdeeld is in geïmporteerde bevoorradingen en in aankopen bij de overige takken van de nationale economie — en, anderzijds, de door de verwerkende nijverheid zelf toegevoegde waarde — die bestaat uit de beloning van de werknemers en het bruto exploitatie-overschot ( 2 ). Met behulp van de meest geschikt lijkende indexcijfers heeft men van 1970 tot 1978 de prijzen geactualiseerd van de geïmporteerde inputs ( 3 ), van de aankopen bij de overige takken van de nationale economie ( 4 ) en van de toegevoegde waarde van de verwerkende nijverheid (s). Door de voor deze drie componenten, ieder met zijn gewicht in 1970, verkregen prijzenreeksen samen te voegen, heeft men uiteindelijk voor elk van de acht landen een indexcijfer bekomen van het verloop van de totale (1) Het berekent een indexcijfer van de groothandelsprijzen van de Belgische afgewerkte industriële produkten op een recentere basis (1961), maar — afgezien van een misschien te enge statistische grondslag — is de samenstelling ervan (85 pct. voor de produkten van de metaalverwerking) ook niet representatief voor de algemene structuur van de Belgische verwerkende nijverheid. (2) Het begrip a beloning van de werknemers » dekt in principe alle uitgaven van de onderneming uitsluitend ten voordele van de arbeidskrachten in loondienst (zie IV.1.3.2.); het resterende deel van de toegevoegde waarde wordt geheel opgetekend als bruto exploitatieoverschot (zie IV.I.4.). (3) Het betreft hier de eenheidswaarden voor het geheel van de invoer. Er werden pogingen ondernomen om een indexcijfer op te maken dat nauwer aansluit bij de korf van de voor het intermediair verbruik van de verwerkende nijverheid bestemde invoer; die pogingen strandden wegens de ontoereikendheid en het gebrek aan internationale homogeniteit van het statistisch materiaal. (4) Er werd uitgegaan van de veronderstelling dat de verkoopprijzen van de overige takken van de nationale economie evolueerden zoals de a deflator » van de toegevoegde waarde van deze takken; die a deflator » of a impliciete prijs » wordt verkregen door het indexcijfer van de toegevoegde waarde (factorkosten) tegen werkelijke prijzen te delen door het indexcijfer van de toegevoegde waarde (marktprijzen) tegen vaste prijzen; dit laatste stelt het volumeverloop van de produktie voor. In IV.I.3.3. hierna wordt op deze berekening nog teruggekomen. (5) De (impliciete) prijs van de toegevoegde waarde van de verwerkende nijverheid wordt verkregen op de wijze aangeduid in voetnoot ( 4 ), d.w.z. door het indexcijfer van de toegevoegde waarde (factorkosten) tegen werkelijke prijzen te delen door het indexcijfer van de toegevoegde waarde (marktprijzen) tegen vaste prijzen.
19
prijs van de output van de verwerkende nijverheid. Men kon dan op de reeds aangegeven wijze een gewogen indexcijfer samenstellen van de prijzen van de « concurrentie » en het clispariteitsindexcijfer berekenen van de outputprijs van de Belgische verwerkende nijverheid, tegen factorkosten, in verhouding tot die van de concurrenten. Deze methode is weliswaar te ruw om te kunnen worden beschouwd als een helemaal nauwkeurig meetinstrument. De berekende outputprijs van de verwerkende sector is niet de echte marktprijs : het gaat om de factorkosten — inclusief de winstmarges — welke verschillen van de marktprijs ten belope van het bedrag van de subsidies — begrepen in de eerste maar niet in de tweede — en van de indirecte belastingen eventueel geheven n.a.v. de leveringen van de verwerkende bedrijven — begrepen in de tweede maar niet in de eerste. Dat de factorkosten de indirecte belastingen niet omvatten, vertekent weinig de internationale vergelijkingen, want, aan de ene kant, dragen de verschillende landen er meestal zorg voor dat hun uitvoer wordt ontlast van het gewicht van deze belastingen en, aan de andere kant, wat de leveringen op de binnenlandse markt betreft, zijn de tarieven van de voornaamste van die indirecte belastingen (B.T.W. of omzetbelasting, en accijnzen) in principe dezelfde, onverschillig of ze de nationale dan wel de ingevoerde produkten treffen. Het feit dat de factorkosten niet verminderd zijn met het bedrag van de subsidies — die precies tot doel hebben te maken dat beneden de factorkosten kan worden verkocht —, kan de vergelijkingen scheeftrekken in de mate dat de ontwikkeling van de subsidies anders was in België dan in de vergelijkingsterm ('). Bovendien kan, ook in volume, de inbreng van de drie onderscheiden componenten van de outputprijs veranderingen hebben ondergaan sedert 1970, het laatste jaar waarvoor men over een input-output-tabel beschikt. Niettemin is de methode al bij al niet a priori minder valabel dan de berekeningen die gebaseerd zijn op een indexcijfer van groothandelsprijzen waarvan moeilijk kan aangenomen worden dat het de huidige realiteit nog getrouw weergeeft. De volkomen andere aanpak biedt een interessante mogelijkheid om de resultaten te toetsen. Volgens deze indicator [zie kolom (d) van tabel LEX] zou de concurrentiekracht van de Belgische verwerkende nijverheid inzake prijzen duidelijk verzwakt zijn : voor de periode 1975-1978 in haar geheel komt het dispariteitsindexcijfer gemiddeld op 105,7 pct. van het niveau van 1970-1973 te liggen; de verslechtering bereikte haar hoogtepunt (107,4) in 1977; in 1978 doet zich een gunstige wending voor, zoals ook het geval was voor de drie hierboven ( 1 ) Men kent het totale bedrag van de subsidies toegekend aan het geheel van de volkshuishouding, maar niet het verloop, sedert 1970, van het deel daarvan dat bestemd is voor de verwerkende nijverheid. Voor het geheel van de economie is het belang van de subsidies per eenheid produkt iets meer toegenomen in België dan in het buitenland. Indien hetzelfde ook geldt voor de verwerkende nijverheid, dan zou eruit volgen dat voor de verkoopprijs van de Belgische verwerkende nijverheid, na aftrek van de subsidies, de afwijking in vergelijking met het buitenland een weinig kleiner zou zijn dan de dispariteiten tegen factorkosten, zoals ze hiervoren becijferd werden.
90
toegelichte reeksen; niettemin bleef de afwijking naar omhoog van de Belgische prijzen datzelfde jaar nog aanzienlijk : + 5,8 pct. tegenover 1970-1973.
IV.1.2.5. Besluit van het onderzoek van het comparatieve verloop van de prijzen der fabrikaten Uit de zopas uitgevoerde analyse blijkt duidelijk dat het statistisch materiaal waarop men een beroep kan doen om de prijsdispariteiten te berekenen, de onderzoeker niet in staat stelt om ondubbelzinnige en onbetwistbare conclusies te trekken in verband met de evolutie van de concurrentiekracht inzake prijzen. De resultaten verschillen soms opmerkelijk en onverklaarbaar, naargelang van de benaderingen; deze ontoereikende samenhang bewijst in ieder geval eens te meer hoezeer men er zich moet voor hoeden formele besluiten te trekken uit simplistische verbanden die men al te vaak geneigd is tussen twee grootheden te leggen.
Uit de reeks aanwijzingen die verzameld werden, beperken we er ons toe drie overheersende indrukken af te leiden. De eerste is dat de marktkrachten alles samen de rol die in theorie de hunne is, ook in de praktijk tamelijk goed blijken te vervullen, nl. het uitoefenen van krachtige impulsen tot nivellering van de prijzen van de echt concurrerende produkten. Dat is vooral gebleken wanneer men rekening hield met de meespelende concurrentiële machtsverhoudingen, zoals dat het geval was voor de dispariteitsindexcijfers die werden berekend in verhouding tot de zeven voornaamste concurrenten van België en waarin deze landen precies gewogen werden aan de hand van hun respectieve belangrijkheid als concurrent; het betreft bepaaldelijk de uitvoerprijzen vergeleken met die van de zeven voornaamste concurrenten [kolom (c) van tabel LVII] en de groothandelsprijzen van de inlandse industriële produkten in verhouding tot de meest vergelijkbare reeksen betreffende deze zelfde zeven concurrenten [kolom (c) van tabel LVIII]. De tweede indruk is dat, voor zover de berekende prijsdispariteiten een algemeen geldige aanwijzing verschaffen, deze zou luiden dat de Belgische concurrentiekracht t.a.v. de prijzen onmiddellijk na de « oliecrisis » zou zijn aangetast. Deze verslechtering komt zeer duidelijk naar voren uit de dispariteitsindexcijfers waarvan de teller wordt gevormd door de Belgische reeksen die geen rekening houden met de prijzen van de ingevoerde concurrerende produkten en die dus in principe de indicatoren zijn die het meest het hier onderzochte gegeven benaderen : het concurrentievermogen van de nationale producenten; dit geldt voor drie van de dispariteiten die berekend worden uitgaande van het indexcijfer van het M.E.Z. van de prijzen van de inlandse industrieprodukten [kolommen (a) en (b) van tabel LVIII, waaruit voor 1975-1978 afwijkingen blijken van + 6,4 en + 3,2 t.o.v. 1970-1973, en kolom (c) van tabel LIX : dispariteit 1975-1978 : 102,3]; het geldt eveneens voor de outputprijs van de verwerkende nijverheid zoals wij die hebben gereconstitueerd [kolom (d) van
tabel LIX : dispariteit 105,7]. De verslechtering lijkt haar hoogtepunt te hebben bereikt in 1977 en te zijn afgenomen in 1978 en waarschijnlijk ook in 1979. Ten derde lijkt de meest aanvaardbare eindconclusie te luiden dat de prijsontwikkelingen denkelijk niet vreemd zijn aan het verlies aan marktaandelen dat België zowel in het binnenland als in buitenland geleden heeft, zonder dat men daarin evenwel een volledige verklaring kan vinden voor de omvang van dat verlies.
IY.1.3. Het comparatieve kostenverloop.
IV.1.3.1. Methodologische aanpak Het verlies aan concurrentiekracht van de Belgische verwerkende industrie wordt al bij al niet op een onweerlegbare wijze weergegeven in de benadering via de prijzen. Buiten het feit dat het statistisch materiaal gebrekkig is, moet worden opgemerkt dat het wellicht een vergissing zou zijn van deze benadering te veel te verwachten, want tegenover de Goliath die de grote internationale markt is, wordt de Belgische David — die overigens, zoals we het zagen, te zeer gespecialiseerd is in onvoldoend progressieve, m.a.w. te « traditionele » en « gestandaardiseerde » produkten —, in de regel verplicht zijn prijzen aan te passen, op gevaar af snel uit de markten te worden verdreven, waar het wegvallen van zijn marginaal aanbod gemakkelijk door anderen zal worden opgevuld. Dit zegt meteen hoe belangrijk het kostenverloop is voor de Belgische producenten die in de concurrentiële sector optreden. Aangezien de prijzen in zeer ruime mate « gegeven » zijn — opgedrongen door de internationale concurrentie —, zal een relatief ongunstige evolutie van de kosten onvermijdelijk ernstige gevolgen hebben. Indien de nationale producenten tegen de door de markten opgelegde prijzen moeten verkopen en hierbij hun winstmarges zien slinken, of zelfs wegvallen, zullen ze immers in toenemend aantal gedwongen zijn zich uit de mededinging terug te trekken. Bedrijven — m.a.w. werkgelegenheid en inkomen — verdwijnen. Andere vormen zich om tot importfirma's, anders gezegd tot promotoren van vreemde produkten. Voor die welke erin slagen zich te handhaven, zal de vernauwing van de winstmarges op de investeringen wegen, hetzij dat de middelen tot zelffinanciering schaarser worden — wat zelfs een beletsel kan zijn voor de onontbeerlijke rationalisatie en vernieuwing —, hetzij dat, in elk geval, het huidige en voorzienbare rendement van het geïnvesteerde kapitaal terugloopt. Want al is de rendabiliteit voor de bedrijven misschien niet de voornaamste determinant van de beslissing tot investeren, toch vormt zij hiervoor ongetwijfeld een noodzakelijke voorwaarde en stimulans. De kosten van een verwerkend bedrijf omvatten een groot aantal bestanddelen. Het is natuurlijk ondoenlijk ze afzonderlijk in detail te analyseren. Anderzijds bestaat er jammer genoeg geen statistische bron die het globale ,)9
verloop ervan in België en hij zijn concurrenten zou weergeven. Overeenkomstig de in deze studie gevolgde macro-economische ontledingsmethode hebben wij derhalve getracht dit verloop te reconstrueren, steunend op de aanwijzingen die we konden verzamelen omtrent bepaalde grootheden waarvan de combinatie enige verheldering van het probleem zou moeten mogelijk maken.
De kosten van de verwerkende nijverheid kunnen in enkele grote bestanddelen worden gegroepeerd. Zij komen of wel uit het bedrijf zelf — het betreft de kosten van de aanwending van de produktiefactoren : arbeid, kapitaal (technische produktiemiddelen) en beheer — of wel van buiten het bedrijf -m.n. het intermediaire verbruik : de voor de produktie vereiste grondstoffen en hulpmiddelen, het beroep op de veelvuldige diensten die onontbeerlijk zijn voor de industriële, commerciële en administratieve werking. Ten aanzien van de bezoldiging van de produktiefactoren die werkzaam zijn binnen het verwerkende bedrijf zelf, werden alleen de arbeidskosten in aanmerking genomen. De afschrijving van het technisch kapitaal en de bezoldiging van het beheer kunnen in veel gevallen niet duidelijk worden gescheiden van de vergoeding van het in het bedrijf ingezette financiële kapitaal. In de geharmoniseerde internationale stelsels van nationale rekeningen worden de afschrijvingen, de bezoldiging van het beheer en de vergoeding (of het opteren) van het — eigen of geleende -- financiële kapitaal niet behandeld als zuivere kosten, maar zijn ze begrepen in het bruto exploitatieoverschot, waarvan het verloop in IV.1.4. hierna het voorwerp zal zijn van het derde luik van de analyse van het concurrentievermogen. Om het verloop van de externe kosten na te gaan, heeft men ze in twee categorieën samengebracht : de invoer en de aankopen bij de andere bedrijfstakken van de nationale economie. Drie grote kostensoorten van de verwerkende bedrijven worden dus achtereenvolgens onderzocht. Twee zijn van nationale oorsprong : de arbeidskosten en de aankopen bij de overige nationale bedrijfstakken. De derde categorie heeft betrekking op de kosten van buitenlandse oorsprong, m.n. de invoerprijzen. Na het verloop van elk van de drie componenten te hebben onderzocht, kunnen we trachten een synthese te maken van het verloop van de totale kosten van de verwerkende industrie, daarbij een tussenhergroepering hanterend voor de gezamenlijke kosten van binnenlandse oorsprong. Volgens de leiddraad van het artikel zal het wel te verstaan om een vergelijkende studie gaan, op basis van indexcijfers in een gemeenschappelijke munt. De vergelijkingsterm zal hier doorgaans bestaan uit de zeven landen die België's grootste concurrenten zijn; de vergelijkbare gegevens dienden eerst per land te worden opgebouwd; daarna werden ze gewogen op grond van de respectieve betekenis van elk land als specifieke concurrent voor onze verwerkende bedrijven, zowel op de binnenlandse markt als bij de uitvoer ( 1 ). (') Zie 1V.1.2.4., inzonderheid noot ( 3 ) op blz. 17.
IV.1.3.2. De arbeidskosten De arbeidskosten vormen een belangrijk bestanddeel van de kostprijs van de verwerkende nijverheid : in 1970 vertegenwoordigden ze 29.7 pct. ervan. In deze aangelegenheid zijn het niet de absolute niveaus, in de verschillende concurrerende landen, die met elkaar moeten worden vergeleken, maar de verhouding tussen wat een « eenheid » arbeid « kost » en wat ze « voortbrengt » : indien een « eenheid » arbeid in de staalindustrie in land A 200 B.fr. kost en slechts 100 B.fr. in land B, maar indien tevens die eenheid de produktie mogelijk maakt van een ton staal in land A en van slechts een halve ton in land B, zullen de arbeidskosten niet zwaarder wegen op de prijs van een ton staal in land A dan in land B. Voor de gezamenlijke verwerkende industrie dient dus te worden gezocht naar het verloop, in vergelijking met de basisperiode 1970-1973, van de « arbeidsTabel Arbeidskosten in de verwerkende nijverheid
In gemeenschappelijke ninnt - Indexcijfers 1970.4973 = 100 Bronnen : Kolonnnen (a) en (b) : I.M.F.
Kolommen (c) tot (e) : Verenigde Stalen en Japan : O.E.S.O., Nationale Bekeningen 1961-1978, Deel 11, gedetailleerde tabellen. Overige landen : Eurostat : Nationale Bekortingen ESEII, gedetailleerde tabellen per branches 1970-1978. Disparileitsindexcijfers 1 volgens het I.M.F. : Arbeidskosten per eenheid produkt België versus 13 concurrenten
Dispariteit,indexeijfe•s 1 volgens de nationale rekeningen van 7 landen 4 Arbeidskosten
v
Produktiviteit ,;oni)dtiviteit iun ukavad j
(d)>c 100 --
l( enois, et van de eenheid jaarlijkse beloning per bezoldigde 5
2
België versus 7 voornaamste concurrent en 3
(a)
(b)
(e)
(d)
(e)
103,6
103,7
104,0
108,9
:1.04,7
:1975
103,3
103,7
105,7
110,2
:104,3
:1.076
1104,6
105,6
108,9
:1:1.7 , 9
:1.08,4
1977
107,8
108,8
1:1.2 , 8
:123,1
:1.09,2
1978
104,8
105,7
111,1
124,4
112,0
103,7
104,1
:105,1
:1.06,0
109,6
:1.:1.8,8
:1.08,4
produkt = (e)
1974
1979 1975-1978 7
v
jaarlijkse produktie per bezoldigde 6
1 Indexcijfer voor België gedeeld door het indexcijfer voor de concurrentie. 2 Bondsrepubliek Duitsland, :Frankrij r, Nederland, .Vcr..migd Koninkrijt, li ulië, Verenigde Staten, japen. Zweden, Zwitserland, Oostenrijk, Denemarken, Canada, Noorwege 1. De weging,coCfficiënten zijn die welke het 1.M E. heeft bepaald door rekening te houden niet de betekenis van elk land als concurrent voor de uitvoeractiviteit van de verwerkende nijverheid van de B.L.E.U.. 3 De 7 eerste in noot 2 hierboven genoemde landen; geinen vertegenwoordigen zij :13,3 pet. van de 13 genoemde landen. De wegingscoëfficiënten zijn die van het I.M.F., berekend zoals aangegeven in noot 2 hierboven. 4 Zoals in noot 3 gaat het om de eerste '7 in noot 2 hierboven genoemde landen. De bier gebruikte wegingscoëffieliinten houden rekening met do betekenis van elk land als concurrent voor de afzet van de Belgische verwerkende nijverheid, zowel in België als in het buitenland. 5 Onder bezoldigde wordt verstaan iedere werknemer in loondienst, arbeider of bediende. 6 liet volume van de produktie wordt gemeten aan de hand van de bruto toegevoegde waarde, tegen marktprijzen, tegen prijzen van 1970-1973. 7 Meetkundig gemiddelde. v Voorlopige cijfers.
kosten per eenheid produkt »; ze worden berekend als het quotiënt van het indexcijfer van de arbeidskosten door het indexcijfer van het volume van de produktie. Deelt men het Belgische quotiënt door dat van de concurrentie, dan verkrijgt men het dispariteitsindexcijfer ( 1 ). Zoals voor de groothandelsprijzen beschikken wij over een dispariteitsindexcijfer van de arbeidskosten per eenheid produkt in de verwerkende nijverheid, berekend door het Internationale Monetaire Fonds, en dat het Belgische verloop vergelijkt met dat van dertien industrielanden ( 2 ). Dat indexcijfer is opgenomen in kolom (a) van tabel LX. Het wijst op een niet te verwaarlozen verzwaring van de kosten van de Belgische verwerkende nijverheid : tegenover de basisperiode is het dispariteitsindexcijfer opgelopen tot 105,1 voor de periode 1975-1978; het bereikte een top van 107,8 in 1977 en liep nadien terug tot 104,8 in 1978 en 103,7 in 1979. Voor de uniformiteit met de vergelijkingen die elders worden gemaakt, werd het verloop van de dispariteit van de arbeidskosten per eenheid produkt opnieuw berekend, steeds uitgaand van de gegevens per land en van de wegingen van het I.M.F., maar nu enkel voor de zeven belangrijkste concurrenten van België ( 3 ). Het resultaat [kolom (b) van tabel LX] blijkt zeer . dicht bij het voorgaande te liggen; het niveau is iets hoger (gemiddelde 1975-1978 = 106), maar men neemt eveneens een top waar in 1977 (108,8) en een merkbare daling in 1978 en 1979 (tot resp. 105,7 en 104,1). Wanneer men de methodologie van dit indexcijfer van naderbij bekijkt, stelt men evenwel vast dat de gegevens waarvan het I.M.F. zich voor België bedient niet echt vergelijkbaar zijn met die welke het gebruikt voor de c , concurrentie ». Voor deze laatste berust de berekening van de kosten van de factor arbeid op elementen die ontleend zijn aan de nationale rekeningen; voor België daarentegen zijn de basisgegevens, enerzijds, het bruto uurloon, dat tweemaal per jaar gepubliceerd wordt door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (N.I.S.) en, anderzijds, de produktiviteit per uur, zijnde het quotiënt van de industriële produktie door het aantal gewerkte uren. Zonder wijdlopig in technische details te treden, dienen we nochtans enkele belangrijke verschillen tussen de twee benaderingsmethoden te onderstrepen. In de nationale rekeningen zijn de kosten van de factor arbeid vertegenwoordigd door de « beloning van de werknemers ». De internationale normen ( 4) definiëren (1) Zie 1V.1.2.1. (2) Gerangschikt naar dalende orde van belangrijkheid als concurrent zijn het de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, de Verenigde Staten, Japan, Zweden, Zwitserland, Oostenrijk, Denemarken, Canada en Noorwegen. (3) De eerste zeven landen vermeld in noot ( 2 ) hiervoor. (4) Zie « Europees stelsel van economische rekeningen ES.ER », 2 ° uitgave, Eurostat, 1979; dit stelsel is een ontwikkeling van het herziene stelsel van nationale rekeningen van de Verenigde Naties (reeks F, nr 2, Rev. 3, Verenigde Naties, New-York, 1970), waarop ook de O.E.S.O. steunt.
95
deze als alle werkelijke betalingen en voordelen uitgekeerd door de werkgevers als beloning voor de door hun « werknemers » geleverde arbeid; met de term werknemers zijn alle arbeidskrachten in loondienst — arbeiders en bedienden -bedoeld. De « beloning van de werknemers » omvat de brutolonen en -salarissen ( 1), de werkelijke sociale verzekeringspremies ten laste van de werkgevers ( 2) en de fictieve sociale verzekeringspremies ( 3 ). Het gaat om een ruim begrip van de kosten van de factor arbeid aangezien het in beginsel overeenkomt met het volledige deel van de toegevoegde waarde, dat, direct of indirect, uitsluitend de loon- en weddetrekkenden ten goede komt wegens hun prestaties. Het door het N.I.S. berekende bruto uurloon — dat trouwens alleen de arbeiders betreft — beantwoordt klaarblijkelijk aan een veel engere definitie. Waar het om het volume van de produktie gaat, valt het indexcijfer van de industriële produktie, noch conceptueel noch praktisch samen met de « toegevoegde waarde tegen vaste prijzen » ontleend aan de nationale rekeningen ( 4 ); dit geldt dus eveneens voor de factor die produktiviteit meet, m.n. de produktie per uur, voor België, de toegevoegde waarde per bezoldigd persoon voor de concurrenten. Vermelden we ook dat de bovengenoemde elementen die het Belgische indexcijfer vormen, een ruimer gebied bestrijken dan de verwerkende nijverheid alleen. Het I.M.F. tracht weliswaar de basisgegevens te verbeteren, om ze meer vergelijkbaar te maken met die van de andere
(1) Het begrip brutolonen en -wedden is zeer ruim; buiten de directe lonen en salarissen omvat het de extravergoedingen voor overuren, nachtdienst of werk in het weekeinde, de duurte- en ontheemdingstoeslagen, dc produktiepremies, produktiviteitspremies, kerst- en nieuwjaarsgratificaties, 13° maand, de vergoedingen voor vervoer, de beloning voor nietgewerkte feestdagen, voor betaalde vakantie, de provisies, het drinkgeld, de presentiegelden en tantièmes die aan werknemers worden uitbetaald, de gratis aan werknemers uitgedeelde aandelen, indien de uitdeling aan de werknemers verschuldigd is onafhankelijk van dc gemaakte winst, de uitkeringen van de werkgevers aan hun werknemers voor bezitsvorming, de voordelen in natura die gratis of tegen verlaagde prijzen aan de werknemers als verbruikers worden verstrekt (levensmiddelen, dranken, tabak, brandstof, huisvesting, kleding, voedsel en uniformen voor dc leden van de strijdkrachten), de huisvestingstoelagen die in contanten door de werkgevers aan hun werknemers worden uitbetaald. (2) De werkelijke sociale verzekeringspremies ten laste van de werkgevers omvatten de betalingen ten laste van deze laatsten ten behoeve van hun werknemers aan de verzekeraars (sociale verzekeringsinstellingen, verzekeringsmaatschappijen, centrale overheid of lagere publiekrechtelijke lichamen voor ambtenaren). Deze betalingen omvatten de wettelijke, op collectieve arbeidsovereenkomsten berustende, contractuele en vrijwillige premies voor verzekering tegen risico's van ziekte, moederschap, invaliditeit, ouderdom en overleving, werkloosheid, arbeidsongevallen en beroepsziekten, alsmede voor de gezinstoelagen. (3) De fictieve sociale verzekeringspremies vertegenwoordigen dc tegenwaarde van de sociale uitkeringen, die rechtstreeks, d.w.z. buiten ieder premiestelsel om, door de werkgevers aan hun werknemers of voormalige werknemers en hun rechtverkrijgenden worden verstrekt. De fictieve sociale verzekeringspremies omvatten de tegenwaarde van de lonen en salarissen die de werkgevers tijdelijk doorbetalen bij ziekte, moederschap, arbeidsongeval, invaliditeit, ontslag, enz., van hun werknemers. (4) Zo is, in tegenstelling met de toegevoegde waarde, het indexcijfer van de industriële produktie niet a gezuiverd » van de invloed van het intermediair verbruik, wat o.m. tot gevolg heeft dat het dubbeltellingen bevat.
26
landen ( 1 ). Maar bij het vertrekpunt zijn de afwijkingen zo talrijk en belangrijk dat het door het I.M.F. berekende dispariteitsindexcijfer van de arbeidskosten in de verwerkende industrie niet als afdoend kan worden beschouwd, zeker niet voor de recente periodes ( 2 ). Als alternatieve oplossing leek het wenselijk voor België een indexcijfer van de arbeidskosten te construeren dat ook zou gebaseerd zijn op gegevens geput uit de nationale rekeningen en dat men zodoende zou mogen vergelijken met op dezelfde wijze geconstrueerde indexcijfers voor de zeven belangrijkste concurrenten ( 3 ). De voorstelling van de rekeningen die door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen is aangenomen, maakt het dienaangaande mogelijk de verwerkende nijverheid af te zonderen ( 4). Voor België en voor elk van de in aanmerking genomen concurrenten heeft men, op basis 1970-1973, het indexcijfer van de .« beloning van de werknemers » gedeeld door dat van de produktie, gemeten aan de hand van de bruto toegevoegde waarde tegen vaste prijzen; stippen we aan dat hetzelfde resultaat verkregen wordt als men het indexcijfer van de beloning per werknemer (= de kosten van de eenheid arbeid) deelt door dat van het volume van de produktie per werknemer (= de produktiviteit). Via de reeds bekende wegingsmethode ( 5 ) werden de zeven vreemde landen samengevoegd in een gewogen indexcijfer van de concurrentie. Door het Belgische indexcijfer in de teller te plaatsen en dat van de concurrentie in de noemer, verkregen wij de dispariteitsindexcijfers vermeld in kolom (c) van tabel LX. Er zij vermeld dat, in tegenstelling met de weging van het I.M.F., die uitsluitend betrekking heeft op de concurrentie bij de uitvoer, hier, zoals ook in het gehele vervolg van de vergelijkende analyse van het kostenverloop, de wegingscoëfficiënten gebruikt worden die rekening houden met de belangrijkheid van de concurrentie die de zeven landen t.o.v. de verwerkende bedrijven van België voeren zowel bij de uitvoer als op de binnenlandse markt ( 6 ). (1) Het I.M.F. tracht, b.v., het « bruto uurloon » meer in overeenstemming te brengen met de « beloning van werknemers » door te steunen op door het U.S. Department of Labor uitgevoerde werkzaamheden, ten einde rekening te houden o.m. met de bezoldigingen van de bedienden, de sociale bijdragen en diverse bestanddelen van de beloning die niet in het brutoloon vervat zijn maar waarover de onderzoeken die om de drie jaar door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen worden gedaan sommige aanduidingen verstrekken. Het laatst gepubliceerde onderzoek van die aard heeft echter betrekking op 1975. (2) Het I.M.F. heeft zijn berekeningen voor België onlangs opmerkelijk gewijzigd. Toen met de werkzaamheden voor deze studie een aanvang werd gemaakt, bereikte de dispariteit volgens het I.M.F. slechts 102,7 in 1975-1978, waarna zij terugviel op 98,1 in 1979, wat betekende dat ze voor België gunstiger was geworden dan gedurende de basisperio,de; volgens de nieuwe berekeningen bedraagt ze, zoals gezegd, 103,7 in 1979. Als correctie geen peulschil zoals men ziet. (3) Bondsrepubliek Duitsland. Frankrijk, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Italië, Verenigde Staten, Japan. (4) Nationale Rekeningen, ESER, gedetailleerde tabellen per branche - Eurostat. (5) Zie IV.1.1. (6) Zie 1V.1.2.4., inzonderheid noot ( 3 ) op blz. 17.
27
De resultaten van deze benadering, die meer coherent en homogeen is, en ook vollediger — vooral omdat het geheel van de lasten die door de onderneming worden gedragen ten voordele van haar personeel maar die niet kunnen worden uitgedrukt in vaste percentages van de eigenlijke lonen er beter in tot uiting komt —, verschillen merkbaar van die welke uit de berekeningen van het LM.F. naar voren komen. Ze wijzen op een duidelijk sterkere relatieve stijging van de Belgische arbeidskosten per eenheid produkt : het dispariteitsindexcijfer bedraagt in 1975-1978 gemiddeld 109,6; het bereikt zijn maximum, nl. 112,8 in 1977, en, ondanks een zekere toenadering in 1978, bereikt het dat jaar nog 111,1. Zoals in het begin van onderhavige sectie is aangestipt, zijn de arbeidskosten per eenheid produkt afhankelijk van twee variabelen : de kosten van de eenheid arbeid en de geproduceerde hoeveelheid per eenheid arbeid, « produktiviteit » genaamd. Om te weten of de waargenomen afwijking van de Belgische kosten te wijten is aan één van de variabelen of aan de twee, hebben we het verloop ervan nagetrokken, steeds in dispariteit, in de kolommen (d) en (e) van tabel LX. We stellen vast dat de twee dispariteitsindexcijfers hoger zijn dan 100 : zowel de produktiviteit als de kosten van de eenheid arbeid zijn in België dus sterker gestegen dan bij de concurrenten. In het geval van de produktiviteit gaat het klaarblijkelijk om een divergentie die ertoe strekt de relatieve kosten per eenheid produkt in België te drukken. In kolom (e) van tabel LX ziet men dat de verhoging van de produktiviteit in de Belgische verwerkende nijverheid, tussen 1970-1973 en 1975-1978, de door de zeven concurrenten geboekte vooruitgang gemiddeld met 8,4 pct. heeft overtroffen; in 1978 bedroeg de sedert de basisperiode gecumuleerde voorsprong zelfs 12 pct. Deze resultaten inzake produktiviteit roepen enkele bedenkingen op. Wat men gewoonlijk met « produktiviteit » aanwijst, is de hoeveelheid produktie verkregen per « eenheid arbeid » ( 1 ), de « zichtbare arbeidsproduktiviteit ». De arbeid is echter maar één van de factoren die tot de produktie bijdragen. Wanneer men heel de vooruitgang van de produktie toeschrijft aan een enkele factor, verwaarloost men de bijdrage — en de kosten — van de andere produktiefactoren, inzonderheid van het aangewende technische kapitaal, waarvan de lasten -- het verbruik (afschrijving) en de gebruikskosten — moeten worden gedekt door de verkoopprijs, evenzeer als de arbeidskosten. Indien bijge( 1 ) Als « eenheid van arbeid » neemt men doorgaans het « arbeidsuur » (produktiviteit: per uur) of wel de a werkzame persoon » (produktiviteit per man); voor het berekenen van de kosten per eenheid produkt moet dit in beginsel hetzelfde resultaat opleveren, aangezien, enerzijds, de produktie per tewerkgestelde persoon gelijk is aan de produktie per uur van een persoon vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren van deze persoon, en, anderzijds, de kosten van een tewerkgestelde persoon gelijk zijn aan het uurloon eveneens vermenigvuldigd met zijn aantal uren arbeid : aangezien de teller (de uurkosten) en de noemer (de produktie per uur) met een zelfde term vermenigvuldigd worden (het aantal uren per werknemer), blijft het quotiënt (de kosten per eenheid produkt) ongewijzigd.
28
volg een verhoging van de produktie per eenheid arbeid — m.a.w. een relatieve daling van de arbeidskosten per eenheid produkt — slechts wordt verkregen dank zij een gelijkwaardige verhoging van de kosten van de aangewende technische produktiemiddelen, is er geen werkelijke verlaging van de totale produktiekosten, ondanks de stijging die tot uiting komt in het indexcijfer van de « zichtbare arbeidsproduktiviteit » ( 1 ). Er bestaat geen doorlopende statistische reeks betreffende de « totale » produktiviteit van alle produktiefactoren. De efficiëntie van de arbeid neemt ongetwijfeld geleidelijk toe, vooral dank zij de vervolmaking van de algemene en beroepsopleiding en dank zij de door het geheel van de hand- en hoofdarbeiders opgestapelde ervaring. Er kan evenwel niet aan getwijfeld worden dat de vooruitgang van de produktiviteit ook voortvloeit uit de aanwending van meer « produktieve » uitrusting. Was de uitwerking van laatstgenoemde factor krachtiger in België dan bij de concurrenten ? Het is niet waarschijnlijk dat de Belgische producenten in hun geheel over een meer geperfectioneerd produktiematerieel beschikken dat niet in het bereik zou liggen van hun concurrenten; de gebieden waarop België een exclusieve « technologische voorsprong » zou genieten inzake uitrusting kunnen niet talrijk zijn. Een eerste vaststelling die t.a.v. de investeringen in de verwerkende nijverheid kan worden gemaakt, is dat hun gezamenlijke evolutie, in de loop van de jongste jaren, in België niet gekenmerkt was door een bijzonder dynamisme : uitgedrukt in procenten van de door de verwerkende bedrijven voortgebrachte bruto toegevoegde waarde tegen vaste prijzen kunnen de stromen van de brutovorming van vast kapitaal door deze bedrijven - eveneens tegen vaste prijzen - als volgt met elkaar worden vergeleken ( 2).
1970-1973 (a)
(b) — (a)
1975-1978 (b)
(a)
(In procenten)
België
18,6
14,0
Bondsrepubliek Duitsland
16,1
11,8
Frankrijk
17,4
13,4
— 23,0
— 24,6 .
— 26,5
Nederland
16,7
13,9
— 16,8
Verenigd Koninkrijk
12,9
12,5
—
Italië
17,3
12,9
— 25,4
8,1
8,7
Verenigde Staten van Amerika
-1-
3,2
7,8
(1) Een zelfde arbeider zal van het ene ogenblik tot het andere tweemaal zo produktief blijken te zijn zo hij de beschikking krijgt over een uitrusting die met een zelfde hoeveelheid arbeid tweemaal zoveel produkten kan leveren. Indien de meerkosten ingevolge afschrijving en gebruikskosten van deze nieuwe uitrusting even groot zijn als de beloning van deze hoeveelheid arbeid, blijven de totale kosten per eenheid produkt voor de onderneming dezelfde als voorheen. (2) De gegevens zijn niet beschikbaar voor Japan.
29
Tegenover het peil van 1970-1973 is de verhouding tussen het investeringsvolume en dat van de bruto toegevoegde waarde, gedurende de periode 1975-1978 ongeveer met een kwart gedaald in België, zoals in de Bondsrepubliek Duitsland, in Frankrijk en in Italië; de achteruitgang is kleiner in Nederland en in het Verenigd Koninkrijk; in de Verenigde Staten is er zelfs een vooruitgang. Al heeft de Belgische verwerkende nijverheid geen specifiek dynamisme aan de dag gelegd wat de gezamenlijke investering betreft, zou het kunnen zijn dat ze meer heeft gerationaliseerd dan haar concurrenten. Aangezien er geen directe informatie in dit verband beschikbaar is — voor zover een dergelijke informatie kan bestaan (l) —, werd getracht enkele aanwijzingen te bekomen via indirecte weg. Als eerste aanwijzing werd voor België en voor zes van zijn belangrijkste concurrenten de verhouding berekend tussen het volume van de brutovorming van vast kapitaal in de verwerkende nijverheid en de toename van haar bruto toegevoegde waarde tegen vaste prijzen, welke de stijging van het produktievolume vertegenwoordigt; men verkrijgt de volgende coëfficiënten :
2 3
1071-1973 t
1975.1978
29,5
België
2,4
Bondsrepubliek Duitsland
4,6
7,7
Frankrijk
2,8
4,7
Nederland
4,1
21,5
Verenigd Koninkrijk
3, 9
( 3)
Italië
3,4
9,2
Verenigde Staten van Amerika
1,3
2,2
3
Totale brutovorming van vast kapitaal (tegen vaste prijzen) van 1971 tot 1973 gedeeld door de verhoging van de bruto toegevoegde waarde (tegen vaste prijzen) tussen 1970 en 1973. Totale brutovorming van vast kapitaal (tegen vaste prijzen) van 1975 tot 1978 gedeeld door de verhoging van de bruto toegevoegde waarde (tegen vaste prijzen) tussen 1974 en 1978. Do bruto toegevoegde waarde (tegen vaste prijzen) ie tussen 1974 en 1978 gedaald.
De hogere coëfficiënt voor België wijst uit dat, in de verwerkende nijverheid, de investeringen er minder dan elders gediend hebben om de produktie te verhogen; zij hadden daarentegen meer tot doel arbeidskrachten te besparen aangezien, per miljoen dollar (vaste dollars van 1974) investeringen uitgevoerd van 1975 tot 1978, het voor België is dat men tussen 1974 en 1978 de sterkste
(t) Het begrip rationaliseringsinvestering zelf is niet duidelijk gedefinieerd, misschien zelfs niet definieerbaar op een wijze die in de praktijk kan worden toegepast.
30
vermindering vaststelt van het personeel - arbeiders en bedienden - tewerkgesteld in die nijverheid : België
—
23,6
Bondsrepubliek Duitsland
—
10,9
Frankrijk
—
8,0
Nederland
—
13,5
Ita lië
—
2,0
Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten van Amerika
20,9 3,0
Gebundeld lijken deze aanwijzingen te bevestigen dat de Belgische verwerkende nijverheid een bijzondere rationaliseringsinspanning geleverd; ze laten derhalve een relatieve verzwaring 1. ermoeden van de kosten, per eenheid produkt, van de produktiefactor « technisch kapitaal » ( 1 ). M.a.w., mocht men rekening houden met de « gezamenlijke » produktiviteit van alle produktiefactoren i.p.v. enkel met de « zichtbare » arbeidsproduktiviteit, dan zou de dispariteit inzake produktiviteit waarschijnlijk voor België niet zo gunstig voorkomen als wat kolom (e) van de tabel LX aanwijst. Een tweede bedenking dringt zich op, die enkel nog meer kan aanzetten tot voorzichtigheid bij de beoordeling van de resultaten inzake produktiviteit. Een « statistische » verhoging van de produktiviteit kan immers voortvloeien uit het verdwijnen van de minst efficiënte bedrijven, en van de arbeidsplaatsen die ze verschaften. Dergelijke verdwijningen spelen een nuttige rol in de groei Van een economie, in de mate dat zij produktieve krachten vrijmaken die men meer doeltreffend kan gebruiken voor andere taken; heerst er daarentegen, zoals thans het geval is, een toestand van onderbezetting van het beschikbare potentieel aan arbeidskrachten en aan uitrusting, dan leiden die verdwijningen alleen maar tot een vermindering van de uitvoer, de produktie, de in het land gecreëerde toegevoegde waarde, m.a.w. het « verdiende » inkomen, tot een uitbreiding van de ongebruikte_middelen en, daardoor, tot verhoogde lasten voor de gemeenschap. Cijfers in verband met de invloed die de uitschakeling van marginale ondernemingen heeft uitgeoefend op het prodnktiviteits- . indexcijfer, zijn niet beschikbaar, maar het lijkt vast te staan dat deze factor gespeeld heeft ( 2 ). Welke de juiste draagwijdte en de nevenwerkingen van de sterke stijging van de Belgische produktiviteit ook mogen zijn, het cijferonderzoek toont in (1) Deze kosten omvatten niet alleen de afschrijving, maar ook het intermediair verbruik (energie, beroep op derden voor onderhoud en herstelling) dat voortvloeit uit het gebruik van dat technisch kapitaal. (2) In dit verband kan, b.v., worden vermeld dat het aantal bedrijven in de verwerkende sector van 1973 tot 1978 met ongeveer 13 pct. is gedaald.
31
elk geval aan dat de relatieve stijging van de kosten per eenheid arbeid in de verwerkende nijverheid niet kan worden toegeschreven aan een door België opgelopen achterstand in de aangroei van het produktievolume per effectief tewerkgesteld persoon. Zij vloeit uitsluitend voort uit een sterkere stijging van de « beloning per werknemer » : in dit verband is het dispariteitsindexcijfer [kolom (d) van tabel LX] opgelopen van 100 in 1970-1973 tot 118,8 in 1975-1978. De stijging was aanzienlijk in het begin van de periode en in 1976-1977; in 1978 vertoonde zij een vertraging, maar bracht zij de dispariteit niettemin op een Maximum van 124,4. De daling van het dispariteitsindexcijfer van de arbeidskosten per eenheid produkt aan het einde van de periode [van 112,8 in 1977 tot 111,1 in 1978, zie kolom (c)1 vloeit dus alleenlijk voort uit een vergroting van de voorsprong inzake produktiviteit. Deze voorsprong kon evenwel, tijdens de gehele duur van de periode, slechts ongeveer de helft van de in de kosten van de eenheid arbeid waargenomen dispariteit goedmaken. Vandaar, per saldo, de aanzienlijke stijging, in gemeenschappelijke munt, van de arbeidskosten per eenheid produkt in België, in vergelijking met die bij zijn belangrijkste concurrenten.
1V.1.3.3. De kosten voor aankopen bij de overige bedrijfstakken van de nationale economie
De ontledingen gevoerd door middel van de techniek der « input-outputtabellen » tonen aan dat in 1970 bijna 18 pct. van de totale kosten van de verwerkende industrie bestonden uit aankopen bij andere bedrijfstakken van de nationale economie. Deze « overige bedrijfstakken » zijn gedefinieerd als het totaal van de volkshuishouding, met uitzondering van de verwerkende nijverheid en van de overheid; het gaat dus voornamelijk om de landbouw, de energie, de bouw en, vooral, de diensten ( 1 ). Het was derhalve van belang een idee te hebben van het verloop van deze kostencategorie. Eens te meer moet men vaststellen dat er geen indexcijfer bestaat dat het verloop weergeeft van dit niet onbelangrijk aspect van de concurrentieverhoudingen. Met betrekking tot de diensten bestaat er wel een aparte rubriek in het indexcijfer van de consumptieprijzen; dit indexcijfer heeft evenwel tot doel de kosten weer te geven van de diensten die deel uitmaken van liet verbruik van de gezinnen, en dat verbruik bepaalt dan ook — heel logisch — de weging van dit indexcijfer. Bovendien zijn de prijzen in het stadium van het finale verbruik geen getrouwe indicator van de reële kost van deze diensten voor de verwerkende bedrijven, al was het maar omdat ze alle indirecte belastingen bevatten, terwijl de last van die belastingen niet op dezelfde wijze drukt op de ( 1 ) Er zij evenwel opgemerkt dat de betaalde interesten niet voorkomen in het intermediair verbruik, maar wel in het bruto exploitatieoverschot. Zie IV.1.3.1 en IV.1.4. hierna.
32
bedrijven als op de gezinnen. Groot voorbehoud drong zich eveneens op t.a.v. reeksen waar men had kunnen aan denken als mogelijke benaderende indicatoren van het prijsverloop van de inputs die de verwerkende nijverheid van de overige bedrijfstakken (landbouw; energie, bouw) betrekt. Om niet te spreken van de problemen die het combineren van deze verschillende, versnipperde elementen zou hebben doen rijzen. Er bleef dus niets anders over dan opnieuw gebruik te maken van in de nationale rekeningen vervatte macro-economische gegevens. We hebben verondersteld dat de door de overige bedrijfstakken toegepaste prijzen evolueerden zoals de interne componenten van die prijzen : de personeelskosten (de beloning van de werknemers) en de bruto winstmarges (het bruto exploitatieoverschot); deze twee elementen samen vormen immers de in die andere bedrijfstakken ontstane « bruto toegevoegde waarde » ( 1 ). Voor België en de zeven concurrerende landen waarmee het wordt vergeleken, heeft men dus een « deflator » samengesteld — d.w.z. een « impliciet » prijsindexcijfer — van de toegevoegde waarde, welke in beginsel de waarde van de nationale produktie, onder aftrek van het intermediair verbruik, vertegew woordigt. Deze deflator wordt verkregen door het indexcijfer (1970-1973 = 100) van de bruto toegevoegde waarde tegen werkelijke prijzen ( 2 ) te delen door het indexcijfer (zelfde basis) van de bruto toegevoegde waarde tegen vaste prijzen, d.w.z. door het verloop van het volume van de produktie ( 3 ); anders gezegd, het prijsindexcijfer wordt verkregen als het quotiënt van de deling van het waardeindexcijfer door het volume-indexcijfer.
(1) Er is hier dus geen rekening gehouden met het intermediair verbruik van deze overige bedrijfstakken. Voor zover dat verbruik bestaat uit ingevoerde produkten, is de prijsstijging in aanmerking genomen in de volgende sectie (IV.1.3.4.). Inzake de intermediaire inputs die de a overige takken » betrekken van de verwerkende nijverheid, weet men dat de outputprijs van deze laatste meer gestegen is dan bij de concurrenten (zie hiervoor IV.1.2.4.). Daarmee is geen rekening gehouden in deze sectie, die ertoe strekt een inzicht te geven in de kostenstijgingen die specifiek hun oorsprong hebben in de overige bedrijfstakken. In werkelijkheid is het echter zo dat deze factor meespeelt in de zin van een voor België ongunstige dispariteit, aangezien de prijzen van het intermediair verbruik van fabrikaten, die ingelijfd worden in de produktiekosten van de overige bedrijfstakken, in België sterker gestegen zijn dan in het buitenland, wat aanleiding geeft tot een ongunstig terugstuiteffect op de verwerkende nijverheid zelf. (2) We namen de toegevoegde waarde tegen factorkosten eerder dan tegen marktprijzen; deze laatste ondergaan de invloed van de — van land tot land verschillende — ontwikkeling van de indirecte belastingen; welnu, het grootste deel van die belastingen (B.T.W.) is aftrekbaar en terugbetaalbaar voor de bedrijven, waarvan het dus de kostprijs niet bezwaart. De toegevoegde waarde tegen factorkosten bevat echter de ontvangen subsidies, die in feite dienen tnn de verkoopprijzen beneden de factorkosten te kunnen brengen. Maar dit nadeel werd minder storend geacht dan de insluiting van de indirecte belastingen, die een veelvoud zijn van het bedrag van de subsidies. Zie ook IV.1.2.4., blz. 20. (3) In de nationale rekeningen woedt de toegevoegde waarde tegen vaste prijzen alleen aangegeven voor de marktprijzen. Maar in principe moet de volume-ontwikkeling dezelfde zijn, of het nu om marktprijzen of om factorkosten gaat. .
33
Deze berekening laat een sterke dispariteit uitschijnen van België tegenover de concurrentie rcf. kolom (a) van tabel LXI] : in vergelijking met 1970-1973 klom het dispariteitsindexcijfer tot gemiddeld 115,5 voor de periode 1975-1978 en tot 119,9 in 1978. Het verlobp van de prijzen die werden betaald voor de aankopen bij de overige bedrijfstakken van de nationale huishouding heeft de Belgische verwerkende nijverheid gedurende de bestudeerde periode dus sterk benadeeld. Het is dan ook de moeite waard om de analyse verder uit te werken.
Tabel LXI.
Kosten van de aankopen door de verwerkende nijverheid bij de overige bedrijfstakken van de nationale economie" In gemeenschappelijke munt - Dispariteitsindexcijfers 2 1070-1973 = 100 l3ronncn
:
Nationale rekeningen, Eurostat en 0.E.S.O. Kosten per eenheid van aankopen bij de overige bedrijfstakken van de nationale economie : deflator van de bruto toegevoegde waarde in die overige takken 3 (a)
Arbeidskosten in de « overige bedrijfstakken . Arbeidskosten per eenheid produkt = (c) (d) X 100
Bruto exploitate schot per eenheid Kosten van de Produktiviteit : produkt in de eenhead arbeid : jaarlijkse « overige bebejaarlijkse produktie 5 per drijfstokken ■ 6 beloning per bezoldigde 4 bezoldigde 4
(b)
(e)
(d)
(e)
1.974
1.08,3
109,0
1.05,2
96,5
108,1
1975
110,4
11.3,6
109,3
96,2
108,1
1976
113,1
119,9
116,4
97,1
1.07,4
1977
118,8
128,5
122,4
95,3
11.0,4
1978
119,9
130,9
1.24,2
94,9
110,5
1975-1978 7
115,5
123,0
117,9
95,9
109,1
1 De overige bedrijfstakken zijn gedefinieerd nis het totaal van de economie, met uitsluiting van de verwerkende nijverbeit en van de overheid. Indexcijfer voor België gedeeld door het indexcijfer voor de concurrentie; dit laatste •s oen gewogen meetkundig getnid delde van de indexcijfers voor 7 landen : Bondsrepubliek Deitsland, Frankrijk, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Italië Verenigde Staten en Japan. De wegingscoëfficiënten worden bepaald door de betekenis van elk land als concurrent van de Belgische verwerkende nijverheid, zowel op de binnenlandse markt als op de buitenlandse markten. 3 Deze deflator is gelijk aan liet indexcijfer van de bruto toegevoegde waarde, tegen factorkosten, tegen lopende prijzen, gedeeld door bet indexcijfer van het volume van de produktie waarvan sprake in noot 5 hierna. De bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten bestaat uit de beloning van de werknemers ett het bruto exploitatieoverschot. In ieder land is de deflator van deze bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten dus de resultante van het verloop van de arbeidskosten per eenheid produkt [zie holm (b)1 en van dat van het bruto exploitatieoverschot (bruto winstmorge) per eenheid produkt [zie kolom (e)], waarbij elk van deze twee elementen wordt gewogen met zijn relatieve betekenis in het betrokken land als component van de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten. De deflators zijn berekend voor ieder land afzonderlijk, vervolgens zijn die van de concurrerende landen samengevoegd zoals aangegeven in noot 2 hierboven. 4 De' term bezoldigde heeft betrekking op iedere werknemer in loondienst, arbeider of bediende. 5 Het volume van de produktie wordt gemeten aan de hand van de bruto toegevoegde waarde, tegen marktprijzen, tegen prijzen van 1970.1973. 6 Indexcijfer van het bruto exploitatieoversellot gedeeld door het indexcijfer van het volume van de produktie zoals gedefinieerd in noot 5 hierboven. 7 Meetkundig gemiddelde.
Er is al op gewezen dat de toegevoegde waarde, tegen factorkosten, in het stelsel van de nationale rekeningen bestaat uit twee componenten : de beloning 34
van de werknemers en het exploitatieoverschot. Men kan nagaan hoe deze twee componenten de prijs hebben beïnvloed. In dat verband, en naar analogie met wat is aangestipt in de voorgaande sectie, m.b.t. de arbeidskosten als element van de kostprijs van de verwerkende nijverheid (zie IV.1.3.2.), is het niet het verloop van het absolute peil van de beloning van de werknemers en van het exploitatieoverschot dat men moet meten, maar wel het verloop van hun gewicht per eenheid produkt. De afzonderlijke berekening van de twee componenten toont aan dat, in vergelijking met 1970-1973, het dispariteitsindexcijfer (vanzelfsprekend in gemeenschappelijke munt) voor de beloning van de werknemers per eenheid produkt opgelopen is tot 123 in 1975-1978 en zelfs 130,9 in 1978 [kolom (b) an tabel LXI] en het dispariteitsindexcijfer voor het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt gestegen is tot 109,1 in 1975-1978 en 110,5 in 1978 [kolom (e)]. De stijging was in België dus sterker dan in de zeven concurrerende landen voor de twee componenten, maar vooral voor de kosten, per eenheid produkt, van de factor arbeid, waarvoor het dispariteitsindexcijfer tussen 19701973 en 1978 met bijna een derde omhoogging. Zoals gezien bij de bestudering van de kosten van de factor arbeid in de verwerkende nijverheid, is de weerslag van de beloning van de werknemers op de kosten per eenheid produkt de resultante van de beloning per werknemer en van de produktie per werknemer. Voor de « overige » takken van de huishouding zijn de betreffende dispariteitsindexcijfers vermeld in de kolommen (c) en (d) van tabel LXI. Ook hier stelt men vast dat de beloning per werknemer, in gemeenschappelijke munt, veel meer gestegen is dan bij de zeven concurrenten : het dispariteitsindexcijfer ging van 100 in 1970-1973 naar 117,9 in 1975-1978 en 124,2 in 1978. Het valt op dat deze cijfers bijna dezelfde zijn als die welke hierboven opgegeven zijn voor de beloning per werknemer in de verwerkende industrie zelf, nl. respectievelijk 118,8 en 124,4 (zie IV.1.3.2.).
Maar terwijl in de verwerkende nijverheid, dank zij een gunstige dispariteit inzake produktiviteit (produktie per werknemer), ongeveer de helft van de relatieve verzwaring van de loonlasten kon worden gecompenseerd, heeft zich het tegenovergestelde voorgedaan in de « overige » bedrijfstakken : in het vlak van de produktiviteit hebben deze laatste minder goed gepresteerd dan het buitenland, aangezien het dispariteitsindexcijfer is gedaald tot 95,9 in 1975-1978 en tot 94,9 in 1978. In comparatieve termen hebben de « overige » takken bijgevolg zowel door een te sterke verhoging van de « beloning » als door een ontoereikende groei van de produktiviteit en door het peil van hun exploitatieoverschot, de kostprijs van de Belgische verwerkende nijverheid zwaarder belast dan in het buitenland. 35
IV.1.3.4. De kosten van de invoer De. invoer die direct of indirect teweeggebracht wordt door de activiteit van de Belgische verwerkende nijverheid, vertegenwoordigde in 1970 52,5 pct. van de totale kosten van deze nijverheid, waarvan hij aldus verreweg de voornaamste component vormde (1)
( 2 ).
Men had hier moeten kunnen beschikken over een indexcijfer dat het verloop weergeeft van de prijzen van die ingevoerde produkten die de hoofdbrok vormen van het intermediaire verbruik van de verwerkende nijverheid. Niet alleen bestaat een dergelijk indexcijfer niet, maar de pogingen om iets benaderends op te zetten, zijn gestrand omdat het statistische materiaal ontoereikend en internationaal 'niet geharmoniseerd is. Er bleef bijgevolg niets anders over dan gebruik te maken van de waarden per eenheid van de totale invoer. Tabel LXII.
Kosten van de invoer 1 in de B.L.E.U. en in de 7 voornaamste concurrerende landen 2 Indexcijfers 1.970-1973 = 100 In gemeenschappelijke munt
In nationale munten Indexcijfers van de kosten van de invoer
Dispariteitsindexcijfer 3
Dispariteitsindexcijfer 3
(a)
(b)
(c)
(1)
voor de :13.
L.E.U.
voor do 7 voornaamste concurrenten 2
1974
92,8
89,6
1.37,6
1.53,5
1975
97,0
92,6
146,4
158,1
1976
98,5
91,5
156,9
171,4
1977
98,7
87,8
160,0
182,3
1978
101,4
88,3
160,4
1.81,7
98,9
90,0
155,8
173,1
1975-1978 4
1 Totaal ven de invoer, bij gebrek aan internationaal vergelijkbare gegevens over de kosten van de invoer die bestemd is om te worden verwerkt als intermediair verbruik in de produktie van de verwerkende nijverheid. 2 Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Italië, Verenigde Staten, Japan. 3 Indexcijfer voor België gedeeld door het indexcijfer voor de concurrentie; zie noot 2 van tabel LX1:. 4 Meetkundig gemiddelde.
In het begin van de waarnemingsperiode was het dispariteitsindexcijfer van de kosten van de invoer, in gemeenschappelijke munt [kolom (a) van (1) Wordt aangezien als indirect teweeggebracht door de activiteit van de verwerkende nijverheid, de invoer die plaatsheeft in hoofde van de overige takken van de nationale economie en die geïncorporeerd wordt in de aankopen van de verwerkende nijverheid bij die overige takken. (2) Er zij aan herinnerd dat de beloning van de werknemers in 1970 29,7 pct. en de aankopen bij de overige bedrijfstakken van de economie 17,8 pct. vertegenwoordigden.
36
tabel LXII], zeer gunstig voor de B.L.E.U.; nadien slonk het voordeel geleidelijk en in 1978 verdween het helemaal. Er is al op gewezen (zie 111.2.2.) dat dit verloop zeker beïnvloed werd door structuurverschillen tussen de invoer van de B.L.E.U. en die van de O.E.S.O., meer in het bijzonder door het feit dat de invoer van de Unie een veel groter aandeel fabrikaten omvatte, waarvoor de versnelling van de prijsstijging later optrad dan die van de grondstofnoteringen. Deze beschouwing blijft zeker geldig wanneer de vergelijking beperkt wordt tot de zeven belangrijkste concurrenten, zoals hier het geval is. Om maar één voorbeeld aan te halen : in 1973 beliep het aandeel van de energie in de totale invoer 8,7 pct. in de B.L.E.U., tegen 10,9 in het Verenigd Koninkrijk, 11,4 in de Bondsrepubliek Duitsland, 11,8 in de Verenigde Staten, 12,4 in Frankrijk, 13,3 in Nederland, 14,1 in Italië en 21,8 in Japan. Men kent : de explosie die de prijzen van die produkten eind 1973 te zien gaven. Met betrekking tot de invoer leek het interessant ook de prijsdispariteit in nationale valuta's aan te duiden [kolom (b) van tabel LXII]. Men mag immers stellen dat een zeer ruim deel van de invoerprijzen, vooral die van produktie: goederen en hulpstoffen (zoals energie), in de praktijk worden vastgesteld in vreemde valuta's, voornamelijk in dollars. Deze prijzen hadden dus, op weinig na, in elk geval betaald moeten worden. Door de dispariteitsindexcijfers in nationale valuta's [kolom (b)] te vergelijken met die in gemeenschappelijke munt [kolom (a)], kan men het rechtstreekse voordeel meten dat de Belgische verwerkende nijverheid heeft gehaald uit het feit dat de Belgische frank de waardevermindering van de dollar, het pond sterling en de' Italiaanse lire niet heeft gevolgd. Men merkt dat de prijzen die de importeurs in hun eigen valuta moesten betalen voor hun aankopen in het buitenland, heel wat minder gestegen zijn in de B.L.E.U. (index 155,8 voor 1975-1978 en 160,4 in 1978) dan bij de zeven concurrenten (index 173,1 in 1975-1978 en 181,7 in 1978) ( 1 ).
IV.1.3.5. Synthese van het comparatieve kostenverloop in de verwerkende nijver-
heid Na afloop van de afzonderlijke analyse van de drie grote soorten kosten in de verwerkende nijverheid, kunnen we thans een algemene - balans opmaken Zij komt voor in tabel LXIII, waar we de dispariteit van de totale kosten hebben becijferd en een subtotaal hebben aangegeven voor de beide nationale compo( 1 ) Voor de overige kostenbestanddelen zijn de dispariteiten in nationale valuta niet opgegeven omdat ze weinig betekenis hebben. In tegenstelling met het peil van de kosten van de invoer is dat van de nationale componenten niet « gegeven » in buitenlandse valuta's. Een lagere effectieve wisselkoers van de Belgische frank zou de' invoerprijzen in gemeenschappelijke 'valuta nauwelijks gewijzigd hebben, maar datzelfde kan niet gezegd worden van de overige kosten- en prijsbestanddelen. In Belgische franken zouden de invoerprijzen naar rata van de depreciatie hoger zijn geweest en zodoende de binnenlandse kosten meegesleept hebben tot een peil dat, gelet op de kettingreacties en de risico's van anticiperende en speculatieve overdrijvingen, een heel stuk hoger had kunnen liggen dan wat uit de louter mechanische weerslag voortvloeit.
37
nenten samen : de kosten van de factor arbeid en die van de aankopen bij de overige bedrijfstakken ( 1 ). Tabel LXIII. Synthese van de kostendispariteiten 1 in de verwerkende nijverheid Indexcijfers 1970-1973 = 100 In gemeenschappelijke munt
In nationale munten
Kosten van binnenlandse oorsprong
Totale kosten 2
(a)
Kosten per eenheid Waarden van de Totaal aankopen per eenheid Arbeidsbij de van de bij invoer kosten per overige nationale 3 eenheid bedrijfskostenprodukt 4 compotakken nenten 2 van de nationale economie (b)
Totale kosten sten ,
Kosten Waarden van binnenper eenheid landas hij invoer oorsprong 6 2
(c)
(d)
(e)
(1)
(B)
(11)
1974
104,4
92,8
104,0
108,3
1.05,5
100,8
89,6
101,9
1975
105,1
97,0
105,7
110,4
107,3
100,3
92,6
102,4
1976
108,0
98,5
108,9
113,1
110,4
100,4
91,5
102,6
1977
:110,3
98,7
112,8
:1.18,8
115,0
98,1
87,8
102,3
1978
109,7
101,4
111,1
119,9
114,2
95,6
88,3
99,5
1975-1978 ,
108,2
98,9
109,6
115,5
111,7
98,6
90,0
101,7
1 Indexcijfers voor België gedeeld door de indexcijfers voor de concurrentie, samengesteld en gewogen zoals aa igegeven in noot 2 van tabel LXI. Voor ieder land is een totaal kostenindexcijfer berekend, gewogen met het gewicht van de drie componenten (invoer, beloning van de werknemers en aankopen hij de overige bedrijfstakken van de nationale economie). Vervolgens zijn de nationale indexcijfers van de concurrentie samengevoegd in een indexcijfer dat gewogen is zoals aangegeven in noot 2 van tabel LXI. Dezelfde methode is, -mutatis mulandis, toegepast voor de Loste» van het geheel van do twee nationale componenten. 2 Zie kolom (a) van tabel LXII. 4 Zie kolom (c) van tabel LX. 5 Zie kolom (a) van tabel LXI. e Zie kolom (b) van tabel LXII. 7 Meetkundig gemiddelde. 2
Beschouwt men de hele periode 1975-1978, dan blijkt dat de totale kosten in België 8,2 pct. meer zijn gestegen dan in de zeven in aanmerking genomen concurrerende landen [kolom (a) van tabel LXIII]. Dit is niet te wijten aan ( 1 ) De dispariteit van de totale kosten is niet gelijk aan de gewogen som van de bijdragen van de hierboven voor elk van de drie kostencomponenten berekende dispariteiten; voor ieder land afzonderlijk werd een gewogen indexcijfer berekend van de totale kosten en vervolgens werden de nationale indexcijfers versmolten tot een gewogen indexcijfer van de concurrentie; door het Belgische gewogen indexcijfer van de totale kosten te delen door dit gewogen indexcijfer van de concurrentie, heeft men ten slotte de dispariteit van de totale kosten verkregen. De dispariteit voor de beide nationale kostencomponenten samen werd, mutatis mutandis, op dezelfde wijze berekend. De wegingscoëfficiënten die werden gebruikt voor ieder kostenelement stammen uit de « input-output »tabellen voor 1970; men heeft moeten veronderstellen dat die coëfficiënten sedert 1970 niet zijn gewijzigd, vermits men niet over meer recente « input-output »tabellen beschikt.
38
de invoer waarvan, zoals wij hebben gezien, het dispariteitsindexcijfer van de prijzen, integendeel, gunstig is voor België [98,9, zie kolom (b)]. De sterkere kostenstijging vloeit dus enkel voort uit de nationale componenten, waarvoor men een gezamenlijke dispariteit vaststelt van + 11,7 pct. [kolom (e)]. Deze is het gecombineerde resultaat van forsere stijgingen van de arbeidskosten per eenheid produkt [ + 9,6 pct., kolom (c)] en van de prijs van de aankopen bij de overige bedrijfstakken, waarvoor het peil van het dispariteitsindexcijfer [115,5, kolom (d)] duidelijk het hoogst ligt; het verloop van de kosten en prijzen in die overige takken heeft bijgevolg ontegensprekelijk het concurrentievermogen van de nationale verwerkende nijverheid sterk bezwaard ( 1 ). Beschouwt men de evolutie van jaar tot jaar, dan merkt men dat de verslechtering, in gemeenschappelijke munt, over de hele linie is toegenomen tot en met 1977. In 1978 neemt het dispariteitsindexcijfer van de totale kosten lichtjes af, nl. van 110,3 tot 109,7. Bij nader inzicht stelt men evenwel vast dat deze daling slechts één enkel element betreft : de arbeidskosten per eenheid produkt. Tabel LX heeft aangetoond dat de voor dit element waargenomen daling niet te danken is aan een vermindering van de kloof inzake de beloning per werknemer — die integendeel stijgt van 123,1 in 1977 tot 124,4 in 1978 —, maar aan een vergroting van de voorsprong in het vlak van de produktiviteit. Dienaangaande werd gezegd hoezeer men terughoudend moet zijn om dit verschijnsel te bestempelen als resoluut positief, wanneer het de voortzetting weerspiegelt van een beweging waarbij ondernemingen, produkties en arbeidsplaatsen uitgeschakeld worden ingevolge « marginalisatie »; het betekent dan immers een nettoverlies aan industriële substantie, aan inkomen en, per slot van rekening, een daling van de levensstandaard. Verwijzend naar de laatste drie kolommen van tabel LXIII, die de dispariteiten in nationale valuta's weergeven, moet worden besloten dat het door de appreciatie van de wisselkoers opgeleverde voordeel inzake invoer [kolom (g)], opnieuw verloren is gegaan omdat, ondanks die appreciatie, de nominale stijging van de kostenelementen van binnenlandse oorsprong sterker was, zelfs in nationale valuta's, dan in het •geheel van de overige zeven landen, hoewel in dat geheel de wisselkoers minder steeg en de ingevoerde inflatie dus aanzienlijk groter was. Pas in 1978 begon zich in België een relatieve matiging van de binnenlandse kosten, in nationale munt, af te tekenen.
( 1 ) Deze prijsontwikkelingen in de overige bedrijfstakken zullen des te zwaarder hebben doorgewogen daar het belang van de inpas, komende van die overige takken, die de verwerkende nijverheid « verbruikt » per eenheid produkt wellicht niet onveranderd gebleven is sedert 1970 — zoals we noodgedwongen veronderstelden [zie noot ( 1 ) op blz. 38] — maar waarschijnlijk toegenomen is tijdens de periode, o.m. als gevolg van de stijging van de « kapitaalcoëfficiënt »; zoals werd aangestipt [zie noot ( 1 ) op blz. 31]. brengt de werking van het technisch kapitaal immers kosten met zich voor gebruik, onderhoud en herstelling; daaruit vloeit normaliter voort dat de verwerkende industrie, voor elke eenheid van haar produktie. een intensiever beroep moet doen op de overige « takken ».
39
Als slotsom leidt de vergelijkende analyse van het kostenverloop tot het onbetwistbaar besluit dat de kosten van de Belgische verwerkende nijverheid in vergelijking met die van de concurrenten ernstig zijn ontspoord. Die ontsporing is toe te schrijven aan een overmatige stijging van de nationale componenten van de kostprijs. In de verwerkende nijverheid zelf zijn de arbeidskosten per eenheid produkt te sterk gestegen; de snellere toename van de zichtbare arbeidsproduktiviteit heeft slechts ongeveer de helft van de waargenomen afwijking van de kosten per eenheid arbeid kunnen goedmaken. De overige bedrijfstakken hebben deze handicap nog heel wat verzwaard, omdat de beloning per werknemer en het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt, nog steeds in gemeenschappelijke munt, er sterker zijn toegenomen dan in het buitenland, maar ook ten gevolge van een ontoereikende vooruitgang van hun produktiviteit. Voor de totale kosten zette de verslechtering door tot in 1977; in 1978 wérd een lichte verbetering waargenomen.
111.1.4. De rendabiliteitsindleatoren. In afdeling IV.1.2.4. is aangetoond dat, tegenover 1970-1973, de verhoging van de outputprijs, of prijs af-producent, in de verwerkende nijverheid voor de periode 1975-1978 gemiddeld 5,7 pct. boven die van de zeven voornaamste concurrenten (i) lag en dat het verschil in 1978 haast ongewijzigd is gebleven ( + 5,8 pct.). Bij het maken van de synthese van het verloop van de verschillende kostprijselementen, is men tot de vaststelling gekomen (zie IV.1.3.5.) dat het dispari. teitsindexcijfer, berekend volgens dezelfde principes, een nog grotere afwijking naar omhoog uitwees voor de totale kosten van de verwerkende nijverheid : gemiddeld + 8,2 pct. van 1975 tot 1978 en + 9,7 pct. in 1978. De prijzen en kosten van de Belgische verwerkende nijverheid zijn dus, in hun geheel, in beduidende mate afgeweken van die van de concurrenten. Het is duidelijk dat dergelijke afwijkingen onvermijdelijk een ernstige handicap moeten gelegd hebben op de verkopen van de verwerkende sector, die slechts marginaal zijn in het raam van de enorme internationale uitvoer- en invoerstromen en die af te rekenen hebben met een hevige concurrentie op hun zeer enge en open binnenlandse markt. Maar buiten de directe negatieve invloed die deze bijzondere ontwikkelingen ongetwijfeld hebben uitgeoefend op de groei van de uitvoer en van de binnen( 1 ) In deze sectie, zoals in de vergelijkende kostenanalyse en in de berekening van de outputprijs, werden de zeven landen die samen de « concurrentie » vormen samengevoegd aan de hand van een weging die rekening houdt met hun respectieve belangrijkheid als concurrent zowel op de binnenlandse markt als hij de uitvoer. Zie IV.1.2.4., inzonderheid noot (") blz. 17.
landse afzet van de Belgische verwerkende nijverheid — waarin voor een deel de verklaring ligt van het marktaandelenverlies dat de verwerkende nijverheid zowel binnen als buiten de nationale grenzen heeft geleden en dat beschreven is in het derde deel van deze studie —, bestaat er een specifiek aspect van het concurrentievermogen waarop de aandacht dient te worden gevestigd : het betreft de gevolgen van de sterkere stijging van de kosten dan van de verkoopprijzen. Methodologisch is het enige verschil tussen de in IV.1.2.4. toegelichte outputprijs van de verwerkende nijverheid en haar in IV.1.3.5. berekende kostprijs, gelegen in het « bruto exploitatieoverschot » van deze verwerkende nijverheid. Het begrip bruto exploitatieoverschot, ontleend aan de terminologie van de nationale rekeningen, dekt het volledige gedeelte van de bruto toegevoegde waarde dat niet wordt geteld als « beloning van de werknemers » ( 1 ); het omvat dus de inkomens uit vermogen en ondernemersactiviteit, zowel in eenmanszaken als in vennootschapsverband, die voortvloeien uit het produktie , proces. In de praktijk stemt dit begrip niet helemaal overeen met wat algemeen wordt verstaan onder « winst », omdat het de beloning van de zelfstandige arbeid bevat (arbeid niet in loondienst) en ook nog de « financiële lasten » die worden gedragen ten voordele van de schuldeisers, vooral de financiële instellingen ( 2). Onder dit voorbehoud kan het nochtans worden beschouwd als een goede indicator van de brutorendabiliteit, d.w.z. vóór afschrijving, vóór beloning van de produktiefactor « beheer » en vóór belasting. Gemakkelijkheidshalve worden in het vervolg van deze sectie de termen rendabiliteit en winstmarges gebruikt als synoniemen van exploitatieoverschot. Uit de aangewende methodologische technieken volgt dus rechtstreeks dat de mate waarin de dispariteit van de kosten per eenheid die van de prijzen per eenheid overtreft, per definitie integraal moet teruggevonden worden in een dispariteit, in tegengestelde zin, van 'het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt. Derhalve moet het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt van de Belgische verwerkende nijverheid ongunstig zijn geëvolueerd in vergelijking met dat van de concurrenten. Op het eerste gezicht zou men de indruk kunnen hebben dat de verschillen niet al te zorgwekkend lijken, daar het exces van de kostenstijging over de prijsstijging, uitgedrukt in dispariteit, 2,5 indexpunten (1970-1973 = 100) bedraagt voor de periode 1975-1978 (105,7 voor de prijzen 108,2 voor de kosten) en 3,9 punten in 1978 (105,8 - 109,7). Maar dat is slechts gezichtsbedrog. Immers, vermits het bruto exploitatieoverschot van de verwer(1) Zie IV.1.3.2. (2) De financiële lasten zouden in beginsel beschouwd moeten worden als een intermediair verbruik van de sector die ze draagt; dat is niet het geval omdat die lasten, ofschoon ze globaal bij benadering kunnen worden geraamd, in de huidige stand van de statistische informatie evenwel niet kunnen worden uitgesplitst tussen de verschillende opnemers van geleend kapitaal.
11
kende bedrijven slechts een bescheiden gedeelte vormt van de totale waarde van hun produktie (in België 12,2 pct. van de waarde van de produktie, tegen prijzen af-producent in 1970), zal een afwijking, in evolutie, van 3 t 4 procentpunten, die de totale omzet treft, leiden tot verschillen in rendabiliteit die een veelvoud bereiken van deze afwijking. Tabel Prijs- en kostendispariteiten in de verwerkende nijverheid in
België
en bij de voornaamste concurrenten 1
In gemeenschappelijke munt - Basis 1970-1973 = 100
Dispariteitsindexcijfer van de prijs per • eenheid output 2
Dispariteitsindexcijfer vnn de kostprijs per eenheid 3
Dispariteitsindexcijfer van het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt 4
(a)
(b)
(c)
1974
104,1
104,4
101,2
1975
103,8
105,1
83,6
1976
105,7
108,0
81,1
1977
107,4
110,3
76,5
1978
105,8
109,7
70,5
1975.1.978 5
105,7
108,2
77,8
1 De 7 voornaamste concurrenten zijn : de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, de Verenigde Staten en Japan. Zij zijn samengevoegd in een meetkundig gemiddelde, gewogen aan de hand van coëfficiënten die de betekenis weerspiegelen van, ieder land als concurrent van de Belgische verwerkende nijverheid op haar binnenlandse markt en op de exportmarkten. Het Belgisch indexcijfer is de teller en bet indexcijfer van de concurrentie, de noemer. 2 Zie kolom (d) van tabel LIX. 3 Zie kolom (a) van tabel LXIII. 4 Het indexcijfer van liet bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt wordt voor elk land verkregen door het indexcijfer van liet bruto exploitatieoverschot te delen door dat van de bruto toegevoegde waarde tegen vaste prijzen, dat bet volume van de produktie vertegenwoordigt. 5 Meetkundig gemiddelde.
Dit wordt geïllustreerd in tabel LXIV. Men merkt er hoe een verschil, dat er oppervlakkig bekeken vrij onschuldig kan uitzien, tussen het dispariteitsindexcijfer van de outputprijs [kolom (a)] en dat van de kostprijs [kolom (b)] geleid heeft tot een spectaculaire daling van het dispariteitsindexcijfer van het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt [kolom (c)]. Dit laatste indexcijfer zette in 1975 een duikeling in en bleef nadien verder verslechteren; in 1978 was het gezakt tot 70,5. Daarmee mag de analyse evenwel niet worden afgesloten. Zoals reeds werd uiteengezet (zie IV.1.2.1.), drukt een daling van het dispariteitsindexcijfer een neerwaartse afwijking uit van de beschouwde Belgische grootheid in vergelijking met het overeenkomstige gegeven voor de concurrenten. Die afwijking kan op zich of wel een kleinere stijging of wel een grotere daling betekenen. Wat de prijzen en kosten aangaat, elkeen weet dat ze omhooggaan en bijgevolg dat de stijging van de in IV.1.2. en IV.1.3. toegelichte dispariteitsindexcijfers de weerspiegeling was van verhogingen die in België belangrijker waren dan in 92
het buitenland. Maar om de betekenis te kennen van de daling van het dispariteitsindexcijfer van de rendabiliteit, is het nodig het absolute niveau na te gaan van het Belgische indexcijfer en van dat van de concurrentie. Men treft ze aan in tabel I.,XV, regel III. Ten einde ze in hun context te kunnen plaatsen, werden in deze tabel ook de absolute niveaus opgenomen van de indexcijfers van de outputprijzen en van de verschillende componenten van de kostprijs in België en bij zijn zeven voornaamste concurrenten. Het blijkt (regel III) dat het indexcijfer van het bruto exploitatieoverschot, per eenheid produkt, van de verwerkende nijverheid in België toegenomen is tot 113,7 in 1975-1978 [kolom (a)] en tot 126,4 in 1978 [kolom (d)], terwijl het in het buitenland opliep tot 146,2 in 1975-1978 en 179,3 in 1978 [kolommen (b) en (e)]. Het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt is dus inderdaad toegenomen. Om deze evolutie te interpreteren, moet men ze evenwel vergelijken met die van de overige grootheden. Een eerste opmerking is dat het, net als voor de andere gegevens van tabel LXV, om nominale waarden gaat, d.w.z. waarden uitgedrukt in werkelijke prijzen. Nu is het zo dat de verbruiksprijzen (nog steeds op basis 1970-1973) in België het indexcijfer 154,9 bereikten in 1975-1978 en 169,3 in 1978. In reële termen, m.a.w. gecorrigeerd voor die prijsstijging, is het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt dus niet toegenomen, maar met meer dan 25 pct. gedaald tussen 1970-1973 en 1978. Grijpt men terug naar de indexcijfers in nominale waarden die betrekking hebben op België, voor het gemiddelde van de periode 1975-1978 [kolom (a) van tabel LXV], dan komt men tot de vaststelling dat de 113,7 voor het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt niet de vergelijking kunnen doorstaan met de 186,9 van de verkoopprijs per eenheid (regel I) noch met de 199,3 van de kostprijs per eenheid (regel II), die, op zijn beurt, de gecombineerde resultante is van de indexcijfers 198,4 voor de invoerprijzen (regel II.A), 205,6 voor de aankopen bij de overige branches van de nationale economie (regel II.B.1) en 197,1 voor de arbeidskosten per eenheid produkt (regel II.B.2). De aandacht wordt onvermijdelijk getrokken door het bijzonder hoge indexcijfer voor de beloning per werknemer in de verwerkende nijverheid : 258,1 in België, tegen 217,3 bij de concurrenten [regel IV.A.1.a, kolommen (a) en (b)]; slechts een klein deel van die stijging kon worden opgeslorpt door de produktiviteit (indexcijfers 130,9 in België en 120,8 bij de concurrenten, zie regel IV.A.l.b, zelfde kolommen). Men stelt ook vast dat de beloning per werknemer bijna even sterk is toegenomen in de overige bedrijfstakken (246,2 in België en 208,7 bij de concurrenten, regel IV.B.l.a) terwijl de produktiviteit in die overige bedrijfstakken, zoals werd vermeld, veel minder is toegenomen dan in de verwerkende nijverheid en minder dan in het buitenland (indexcijfer 107,8 in België, tegen 112,5 in het buitenland, regel IV.B.1.b). Daaren13
Tabel LXV.
Verkoop- en kostprijzen per eenheid van de verwerkende nijverheid in België en in 7 concurrerende landen In gemeenschappelijke munt - Basis 1970-1973 = 100
Gemiddelde 1975-1078
1978
Indexcijfer DispariIndexcijfer voor de 7 teitsindex- Indexcijfer voor voor "orcijfer naamsto België (a) concur- x100 (b) renten 2
I. Prijs per eenheid output 3 II. :Kostprijs per eenheid 4 ILA Component van oorsprong : invoer 5
(a)
(b)
(e)
(d)
186,9
176,9
105,7
220,8
208,7
105,8
199,3
184,1
108,2
236,7
215,7
109,7
198,4
200,7
98,9
231,2
228,1
101,4
200,3
179,3
111,7
243,1
212,8
114,2
205,6
178,1
115,5
255,6
213,1
119,9
197,1
179,9
109,6
235,9
212,2
111,1.
113,7
146,2
77,8
126,4
179,3
70,5
168,8
168,8
100,0
198,7
201,1
98,8
197,1
179,9
109,6
235,9
212,2
111.,1.
258,1
217,3
118,8
338,3
271,9
124,4
130,9
120,8
108,4
143,4
128,1
112,0
113,7
146,2
77,8
126,4
179,3
70,5
205,6
178,1
115,5
255,6
213,1
1:19,9
228,3
185,6
123,0
289,7
221,4
130,9
246,2
208,7
117,9
319,6
257,3
124,2
107,8
:1.12,5
95,9
110,3
116,2
94,9
186,9
171,4
109,1
227,6
206,0
11.11.0,5
buitenlandse
II.B Componenten van nationale oorsprong 6 II.B.1 Aankopen bij de overige bedrijfstakken van de nationale economie ? II.B.2 Eigen kosten van de verwerkende nijverheid : arbeidskosten per eenheid produkt 8 III.
Indexcijfer Dispari. voor de 7 teitsindcxvoorcijfer naamste (d) concur• -x100 renten 2 (e) (e) (1)
Bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt (verschil tussen I en II)
IV. Details en hergroeperingen
:
IV.A Deflator van de bruto toegevoegde waarde e van de verwerkenile nijverheid IV.A.1 Arbeidskosten : beloning van de werknemers per eenheid produkt = II.B.2 IV.A.1.a kosten van de eenheid arbeid 10 = loonkosten IV.A.1.b produktie per eenheid arbeid 11 = produktiviteit IV.A.2 Bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt = lijn III IV.B Deflator van de bruto toegevoegde waarde 9 van de overige bedrijfstakken van de nationale economie = lijn II.B.1 IV.B.1 Arbeidskosten : beloning van de werknemers per eenheid produkt 12 IV.B.1.a kosten van ile eenheid arbeid 13 = loonkosten I.V.B.1.1) produktie per eenheid arbeid 14 = produktiviteit I V.B.2 Bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt 15
1. Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland, Verenigd Rollin trijk-,‘ Dalit:, Verenigde Staten, Japan. j\1 eet], undig gemiddelde gewogen met de betekenis van ieder land als concurrent van do Belgische verwerkend, nijverheid op haar binnenlandse markt en voor haar uitvoer. 3 Zie tabel LIX, kolom (d). 4 Zie tabel LXIII, kolom (a). 5 Zie tabel LXII, kolom (a). 6 Zie tabel LXIII, kolom (e). 7 Zie tabel LXI. Zie tabel LX. 9 :Deze deltator is de impliciete prijs per eenheid produkt; de produktie is genieten met, de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten, tegen prijzen van 1970-1073. 0 Indexcijfer van de jaarlijkse beloning per werknemer. Zie tabel LX, kolom (d). 11 indexcijfer van het volume van de produktie, genieten met het indexcijfer van de bruto toegevoegde waarde tegen vaste prijzen. Zie tabel LX, kolom (e). 2 Zie tabel :LXI, kolom (b).. 1 3 Zie tabel LXI, kolom (e). 1 4 Zie tabel LXI, kolom (d). 11 Zie tabel LXI, kolom (e).
tegen kon het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt zich in die overige bedrijfstakken heel wat beter handhaven [indexcijfer 186,9, regel IV.B.2.,. kolom (a)] dan in de verwerkende nijverheid. De eigenschap « beschermde sector » moet dus daadwerkelijk hebben meegespeeld, in België nog meer dan in het buitenland, waar de kloof tussen de rendabiliteit in de overige bedrijfstakken [indexcijfer 171,4, regel IV.B.2, kolom (b)] en die in de verwerkende nijverheid [indexcijfer 146,2, regel III, kolom (b)] niet zo breed is als bij ons [indexcijfer 186,9 voor de overige branches, zie regel IV.B.2, kolom (a), tegen 113,7 voor de verwerkende nijverheid, zie regel III, kolom (a)]. Het is opmerkelijk dat zo men het geheel beschouwt van de vergoeding van de produktiefactoren die ingezet worden in de verwerkende nijverheid zelf — d.w.z. de toegevoegde waarde, of de som, per eenheid produkt, van de beloning van de werknemers en van het bruto exploitatieoverschot —, het indexcijfer per eenheid produkt in België 168,8 bedraagt, juist zoals in het buitenland [regel IV.A, kolommen (a) en (b)]; voor de bruto toegevoegde waarde per eenheid produkt heeft het dispariteitsindexcijfer zich dus precies op 100 [kolom (c)] gehandhaafd. Rekening houdend met wat werd vastgesteld in verband met de beloning per werknemer en per eenheid produkt [Belgisch indexcijfer 197,1, dispariteit 109,6, regel II.B.2, kolommen (a) en (c)], is het evident dat als de verwerkende nijverheid de stijging van haar bruto toegevoegde waarde per eenheid produkt binnen dezelfde limieten kon handhaven als haar concurrenten (dispariteit 100, zoals pas is vermeld), dit slechts kon gebeuren ten koste van zware offers in het vlak van de andere component van die toegevoegde waarde, m.n. het bruto exploitatieoverschot, de rendabiliteit. Vandaar het voor laatstgenoemde component opgetekende dispariteitsindexcijfer van 77,8 [regel III, kolom (c)]. Overstappend op het jaar 1978 is het niet nodig de vergelijkingen die zopas zijn gemaakt voor de periode 1975-1978 een voor een terug op te nemen. De in de vorige alinea's beschreven tendensen werden bevestigd en nog geaccentueerd. Stippen we enkel aan dat de kostprijsdispariteit van de verwerkende nijverheid nog toegenomen is, nl. tot + 9,7 [regel II, kolom (f)], en dat dit gedeeltelijk toe te schrijven is aan de invoer (dispariteit 101,4, tegen 98,9 in 1975-1978, zie regel II.A), maar vooral aan de nationale componenten [waar de dispariteit toeneemt van + 11,7 ,tot + 14,2, zie regel II.B, kolommen (c) en (f)], onder invloed van een vergroting van de voor beide bestanddelen vastgestelde afwijking; enerzijds stijgt het dispariteitsindexcijfer van de arbeidskosten per eenheid produkt binnen de verwerkende nijverheid immers tot + 11,1, tegen + 9,6 (zie regel II.B.2), ondanks nieuwe comparatieve vorderingen van de produktiviteit (indexcijfer 112 tegenover 108,4, zie regel IV.A.1.b), omdat de divergentie voor de kosten van een eenheid arbeid toegenomen is tot + 24,4, tegen + 18,8 (zie regel IV.A.1.a); anderzijds is de afwijking in de overige bedrijfstakken nog verergerd : de dispariteit is er immers opgelopen van 115,5 tot 119,9 (regel II.B.1), omdat het verschil in de kosten van een eenheid arbeid (dispariteit + 24,2, tegen + 17,9 regel IV.B.1.a) en inzake bruto-overschot per eenheid 45
produkt (-1- 10,5, tegen + 9,1, regel IV.B.2) is blijven aangroeien, terwijl de produktiviteitsachterstand groter werd (dispariteitsindexcijfer 94,9, tegen 95,9, zie regel IV.B.1.b). Daarentegen is de dispariteit inzake de verkoopprijzen van de verwerkende nijverheid vrijwel stabiel gebleven (indexcijfer 105,8, tegen 105,7, regel I). Als uitkomst van dat alles is de rendabiliteit van de verwerkende nijverheid nog verder aangetast. Haar dispariteitsindexcijfer is in 1978 gezakt tot 70,5, tegen 77,8 in 1975-1978 (regel III van tabel LXV). Daar moet nog aan toegevoegd worden dat die manier van meten, in dispariteit t.o.v. de concurrenten, niet de totale omvang van de intrinsieke verslechtering weergeeft, want ook in het buitenland zijn de winstmarges niet intact gebleven : tussen 1970-1973 en 1978 is het indexcijfer van de kostprijs per eenheid bij de zeven voornaamste concurrenten toegenomen tot 215,7 [regel II, kolom (e)] en dat van de verkoopprijs per eenheid slechts tot 208,7 [regel I, kolom (e)]. Dit verschil is weliswaar kleiner dan in België [kosten 236,7, regel II, kolom (cl) en verkoopprijs 220,8, regel I, zelfde kolom] maar toch moet deze verzwakking van de rendabiliteit in het buitenland bijgeteld worden bij het verschil tussen België en zijn concurrenten om de volle omvang te kunnen meten van de inkrimping van de bruto winstmarges van de Belgische verwerkende nijverheid. Hoe deze marges zijn ingezakt wordt uitgebeeld in tabel LXVI, door het verloop van het aandeel van het bruto exploitatieoverschot in de totale bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten. Tabel LXVI. Aandeel van het bruto exploitatieoverschot in de toegevoegde waarde van de verwerkende nijverheid Procentueel aandeel in de bruto toegevoegde waarde, tegen factorkosten, van de Belgische verwerkende nijverheid
Beloning van de werknemers 1
Bruto exploitatieoverschot 2
Indexcijfer van liet verloop van het procentueel aandeel van het bruto exploitatieoverschot in de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten Basis 1970-1973 = 100
België (b) 33,9 X 1"
7 concurrerende landen 3
Dispariteit België/ Concurrentie (c) (r
x 100
)
2 3 4
(a)
(b)
Gemiddelde 1970-1973 4
66,1
33,9
100,0
100,0
100,0
1974
68,8
31,2
92,1
93,0
99,1
(c)
(d)
(e)
1975
76,5
23,5
69,2
82,0
84,4
1976
76,0
24,0
70,7
87,4
80,9
1977
77,6
22,4
66,0
88,0
75,1
1978
78,4
21,6
63,7
89,2
71,4
1975-1978. 4
77,2
22,8
67,3
86,6
77,8
-Begrip van de nationale rekeningen. Zie IV.1.8.2. Begrip van de nationale rekeningen. Zie IV.1.4. Bondsrepubliek Duitsland, Frankrij s, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Italië, Verenigde Staten, Japan. Meetkundig gemiddelde.
46
Dit aandeel, dat in 1970-1973 nog 33,9 pct. bedroeg, is in 1975-1978 gedaald tot 22,8 pct. en in 1978 tot 21,6 pct. [kolom (b) van tabel LXVI]. Stelt men het niveau van het bruto exploitatie-overschot voor 1970-1973 gelijk aan 100, dan is dit aandeel getuimeld naar 69,2 in 1975 en, na een stabilisering gedurende het conjunctuurherstel van 1976, verder teruggelopen tot . 63,7 in 1978 [kolom (c)]. Bij de concurrentie werd eveneens een aanzienlijke daling waargenomen in 1974-1975, maar de toestand heeft zich nadien gedeeltelijk hersteld. Vandaar de voortdurende daling van het dispariteitsindexcijfer van het procentueel aandeel van het bruto exploitatieoverschot tot gemiddeld 77,8 in 19751978 en tot 71,4 in 1978 [kolom (e)] (i). De achteruitgang van het aandeel van het bruto exploitatieoverschot in de totale toegevoegde waarde gaat noodzakelijk gepaard met een overeenkomstige vergroting van het aandeel van de beloning van de werknemers, aangezien de toegevoegde waarde tegen factorkosten, in de voorstelling die de geharmoniseerde nationale rekeningen ervan geven, slechts deze twee elementen bevat. Men stelt inderdaad vast dat, terwijl het aandeel van het bruto exploitatieoverschot van 33,9 pct. in 1970-1973 terugviel tot 22,8 pct. in 1975-1978 en tot 21,6 pct. in 1978, dat van de beloning van de werknemers sprong van 66,1 pct. in 1970-1973 tot 77,2 pct. in 1975-1978 en tot 78,4 in 1978 [kolom (a) van tabel LXVI]. Betreffende deze respectieve aandelen van de beloning van de werknemers en van het bruto exploitatieoverschot is er evenwel een methodologisch aspect waarop men attent dient te zijn. Het betreft het feit dat de beloning van de arbeidskrachten die niet in loondienst werkzaam zijn, opgenomen is in het bruto exploitatieoverschot. Dit laatste bevat, zoals reeds gezegd, de beloning van de produktiefactoren andere dan de arbeid in loondienst : het beheer en het kapitaal; het gaat dus om een heterogeen aggregaat dat ten dele betrekking heeft op de beloning van de arbeid — de prestaties van de niet-afhankelijke arbeidsbevolking — en ten dele op het rendement van het geïnvesteerde kapitaal ( 2 ). Vermits de beloning van de arbeid opgenomen is of wel in de « beloning van de werknemers » — als het gaat om arbeidskrachten in loondienst — of wel in het « bruto exploitatieoverschot » — als het gaat om de niet-afhankelijke beroepsbevolking — spreekt het vanzelf dat het niveau en de evolutie van de respectieve aandelen van de twee componenten van de bruto toegevoegde waarde
(1) Men vindt hier, overigens niet onverwacht, bijna identiek dezelfde percentages terug als die welke waren vermeld voor het dispariteitsindexcijfer van het bruto exploitatieoverschot per eenheid produkt [zie tabel LXV, regel III, kolommen (c) en (f)]. (2) In de praktijk vloeien deze twee elementen in de eenmanszaken in elkaar, wat ertoe bijdraagt een duidelijk statistisch onderscheid tussen beide onmogelijk te maken.
47
tegen factorkosten beïnvloed worden door de verhouding tussen het aantal arbeidskrachten in loondienst en het totaal aantal arbeidskrachten, verhouding die we « salarisatiegraad » zullen noemen. Die graad van salarisatie is niet noodzakelijk constant. Het is dus mogelijk dat de vergroting van het aandeel van de beloning van de werknemers in de totale bruto toegevoegde waarde in de verwerkende nijverheid, het gevolg zou zijn, althans gedeeltelijk, van een stijging van de salarisatiegraad. Dat is niet het geval. Na verificatie is gebleken dat de verhouding tussen de arbeidskrachten in loondienst en de totale beroepsbevolking in de verwerkende nijverheid een maximum bereikte in 1974 (94,2 pct.) en nadien afnam; in indexcijfers is ze gedaald van 100 in 1970-1973 tot 99,7 pct. in 1975-1978 en tot 99,4 pct. in 1978. Bij de zeven concurrerende landen daarentegen is de salarisatiegraad lichtjes toegenomen. Daaruit volgt dat indien men de in tabel LXVI opgenomen data opnieuw berekent op basis van gecorrigeerde gegevens om de invloed
Tabel LXVII.
Aandeel van het bruto exploitatieoverschot, gecorrigeerd voor veranderingen in de salarisatiegraad
1,
in de bruto toegevoegde waarde van de verwerkende nijverheid
Gecorrigeerd procentueel aandeel in de bruto toegevoegde waarde, tegen factorkosten, van de Belgische verwerkende nijverheid
Indexcijfer van het verloop van het gecorrigeerde procentueel rondeel van het brt to exploitatieoverschot in de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten - Basis 1970-1t 78 = 100
Beloning van de werknemers 2
Bruto exploitatieoverschot 3
fklgiO (b) - X 100 84,1
7 concurrerende landen 4
Dispariteit België/ Concurrentie (c) X 100 (d)
(8)
(b)
(c)
(d)
(e)
1970-1973 5
65,9
34,1
100,0
100,0
100,0
1974
68,3
31,7
93,0
93,3
99,6
1975
76,3
23,7
69,6
82,3
84,5
1976
76,0-
24,0
70,4
87,7
80,2
1977
77,8
22,2
65,2
88,5
73,7
1978
78,7
21,3
62,4
89,4
69,8
1975-1978 5
77,2
22,8
66,8
87,0
76,8
1 De salarisatiegraad is het procent' ele aandeel van het aantal bezol ligdo arbeidskrachten in het toto e aantal arbeids krachten. De « correctie » bestaat erin liet aandeel van de beloning van de werknemers opnieuw te berekenen uitgaande van de onderstelling dat de salarisatiegrand sinds 1970 onveranderd is gebleven ; het aandeel van de beloning van do werknemers wordt vermenigvuldigd met de coëfficiënt die men verkrijgt door de in 1970 opgetekende salarisatiegraad te delen door de voor het in aanmetking genomen latere jaar vastgestelde salarisatiegraad. De aldus verkregen correctie voor het aandeel van de beloning van de werknemers wordt ook, maar met omgekeerd teken, toegepast op liet bruto exploitatieoverschot, zodanig dat de twee componenten samen altijd gelijk zijn aan 100. 2 Begrip van de nationale rekeningen. Zie IV.1.3.2. 3 Begrip van de nationale rekenbigen. Zie IV.1.4. 4 Zie noot 3 van tabel LXVI. 5 Meetkundig gemiddelde.
48
van schommelingen in de salarisatiegraad uit te schakelen ( 1 ), men vaststelt (zie tabel LXVII) dat de internationale vergelijking betreffende het verloop van het aandeel van het bruto exploitatieoverschot voor België nog iets ongunstiger uitvalt : het dispariteitsindexcijfer van het aandeel van het bruto exploitatieoverschot in de bruto toegevoegde waarde, tegen factorkosten, van de verwerkende nijverheid daalt dan tot 76,8 in 1975-1978 en tot 69,8 in 1978 [kolom (e) van tabel LXVII]. Deze daling is een gevolg van het feit dat de verschuiving ten voordele van het procentuele aandeel van de beloning van de werknemers in de bruto toegevoegde waarde en ten koste van het aandeel van het bruto exploitatieoverschot in België groter, en zelfs — behalve voor Japan — veel groter was dan in de zeven andere landen : Verschuiving van het aandeel van liet bruto exploitatieoverschot naar dat van de beloning van de werknemers 1. van 1970-1973 tot 1975-1978
van 1970.1973 tot 1978
11,3
12,8
Bondsrepubliek Duitsland
3,2
2,5
Frankrijk
4,8
4,7
Nederland
5,9
5,3
Verenigd Koninkrijk
6,6
4,2
Italië
1,2
...
— 1,0
— 0,9
1.0,9
10,0
4,1
3,3
Belgi5
Verenigde Staten Japan Gemiddelde voor de zeven concurrenten 2
_
.
1 Deze verschuiving toont de omvang aan van de stijging van liet aandee , in procenten, van de beloning van de werknemers in de bruto toegevoegde waarde, tegen factorkosten, waarmee, per definitie, een zelfde dali ig overeenstemt van het aandeel, in procenten, van het. bruto exploitatieoverschot, aangezien deze toegevoegde waarde slechts, de twee Niervoren vermelde elementen bevat. Flet gaat om de aandelen die • gecorrigeerd « werden ten einde rekening te houden met de schommelingen van de salarisatiegraad. liet teken — voor de Verenigde Staten betekent dat in dat land liet (gecorrigeerde) procentuele aandeel van de beloning van de werknemers afgenomen is en, bijgevolg, het aandeel van het bruto exploitatieoverschot toegenomen, ten belope van de aangegeven cijfers. 2 Meetkundig gemiddelde, gewogen met de belangrijkheid van ieder land als concurrent van de Belgische verwerkende nijverheid, zowel op de binnenlandse markt als hij de uitvoer. Zie IV.1.2.4., in het bijzonder voetnoot 3, blz 17.
Het is interessant deze resultaten betreffende de verwerkende nijverheid te vergelijken met wat zich in de overige bedrijfstakken heeft voorgedaan. Men ( 1 ) De correctie werd voor ieder land als volgt uitgevoerd : het aandeel van de beloning van de werknemers in de loop van een jaar wordt vermenigvuldigd met een breuk die als teller heeft het procentueel aandeel, in 1970, van de arbeidskrachten in loondienst t.o.v. de totale beroepsbevolking, en als noemer het effectieve aandeel tijdens het beschouwde jaar. De aldus verkregen correctie voor het procentueel aandeel van de beloning van de werknemers wordt, met tegengesteld teken, ook toegepast op het aandeel van het bruto exploitatieoverschot, zodat beide samen steeds 100 opleveren. Deze werkwijze impliceert dat de veranderingen in het aandeel van de arbeidskrachten in loondienst geen weerslag hebben op het totaal van de toegevoegde waarde (die dezelfde blijft als vóór de correctie) maar enkel op de verdeling ervan tussen de twee componenten.
49
heeft dus voor deze laatste in tabel. LXVIII dezelfde, voor de schommelingen van de salarisatiegraad gecorrigeerde gegevens opgenomen als die welke voorkomen. in tabel LXVII met betrekking tot de verwerkende nijverheid.
Tabel
Aandeel van het bruto exploitatieoverschot, gecorrigeerd voor veranderingen in de salarisatiegraad 1 , in de toegevoegde waarde van de overige takken van de nationale economie 2 ' Procentueel aandeel in de bruto toegevoegde waarde. ven d e 0tegen ,,,,rige factorkosten, bedrijfstakken van de Belgische economie
Beloning van de werknemers 3
Bruto exploitatieoverschot 4
Indexcijfer van het verloop van het procentueel aandeel van het bruto exploitatieoverschot in de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten Piste 1970 - 1973 = 1(1(1
België ' (b) 5--;;:-ir x 100
7 concurrerende landen 5
Dispariteit België/ Concurrentie (e) -
(d)
(c)
(d)
X
100
(e)
(a)
(b)
1970-1973 6
44,1
55;9
100,0
100,0
:1.00,0
1974
45,5
54,5
97,6
96,9
100,7
:1975
46,0
54,0
96,6
97,7
98,9
1976
46,9
53,1
95,0
99,2
95,8
1.977
47,6
52,4
93,7
99,9
93,8
1978
47,8
52,2
93,3
:100,7
92,7
1975-1978 6
47,1
52,9
94,7
99,4
95,2
1 zie noot 1 van tabel LXVII. zijn gedefinieerd als het geheel van de volkshuishouding. niet uitzondering van de verwerkende De overige takken industrie en van de overheid. 3 Begrip van de nationale rekeningen. Zie IV.1.3.2. 4 Begrip van de nationale rekeningen. Zie IV.1.4. 5 Zie noot 3 van tabel Lxv:r. Meetkundig gemiddelde. 2
Men stelt vast dat het gecorrigeerde procentuele aandeel van het bruto exploitatieoverschot [kolom (b) van tabel LXVIII] in België ook teruggelopen is, maar heel wat minder dan in de verwerkende nijverheid; tegenover zijn gemiddeld peil in 1970-1973 bedroeg het in 1975-1978 nog 94,7 [kolom (c)] en in 1978 93,3, tegen respectievelijk 66,8 en 62,4 voor de overeenkomstige niveaus in de verwerkende nijverheid [kolom (c) van tabel LXVII]. De eigenschap' « beschermde sector » heeft dus kennelijk gespeeld. Dit was trouwens ook het geval in het buitenland, waar na een tijdelijke daling in 1974-1975, het aandeel van het bruto overschot teruggekeerd is tot het niveau van 1970-1973 [kolom (d) van tabel LXVIII]. Bijgevolg is het dispariteitsindexcijfer betreffende het relatieve verloop van dit aandeel gedaald [kolom (e)], maar het verschil ten opzichte van de concurrenten heeft hier niets gemeen met wat men in de verwerkende nijverheid had vastgesteld. 50
IY.1.5. Besluiten van de analyse van het concurrentievermogen.
Op het stuk van de concurrentiekracht van de Belgische verwerkende nijverheid inzake prijzen, zijn de statistische aanwijzingen onduidelijk en zelfs tegenstrijdig. Men kan er geen onweerlegbare cijfermatige conclusies uit trekken doch enkel de overheersende indruk uit overhouden dat die prijzen, uitgedrukt in een gemeenschappelijke munt, de tendens hebben vertoond meer te stijgen dan in het buitenland. De studie van de kosten is daarentegen volkomen overtuigend. Er bestaat geen twijfel aan dat de kosten van de verwerkende nijverheid in België sterker toegenomen zijn dan in het buitenland. Volgens de berekeningen bedroeg het verschil gedurende de periode 1975-1978 gemiddeld meer dan 8 pct. en bereikte het bijna 10 pct. in 1978; het is toe te schrijven vooral aan een stijging — die forser was dan in het buitenland — van de kosten van een eenheid arbeid, zowel in de verwerkende nijverheid zelf als in de overige bedrijfstakken, en in ondergeschikte mate aan een toename van het bruto exploitatieoverschot in die overige bedrijfstakken (zie IV.1.3.5.); zelfs indien de invloed ervan op de industriële kosten in feite begrensd was, bevestigt deze toename — die sterker was dan in het buitenland — van de inkomens die in de niet-industriële sectoren verkregen werden uit andere bronnen dan de arbeid in loondienst, dat de overdreven stijging van de inkomens een verschijnsel is dat niet beperkt bleef tot de contractuele beroepsbezoldigingen; die stijging vond plaats ten nadele van de aan de internationale concurrentie blootgestelde sectoren. De verwerkende nijverheid was bijgevolg verplicht de produktiviteit op te drijven, inclusief door de uitschakeling van de minder geschikten; in weerwil van die produktiviteitsvorderingen, die nochtans groter waren dan in het buitenland, konden de verwerkende bedrijven het kostenverschil op verre na niet goedmaken. De prijs- en vooral de kostenverschillen hebben ongetwijfeld in toenemende mate de afzet van Belgische produkten op de binnenlandse markt en in het buitenland verhinderd; zij zijn te rekenen onder de bij het begin van dit hoofdstuk (zie IV.1.1.1 in herinnering gebrachte factoren die een verlies aan marktaandelen hebben teweeggebracht.
Maar naast deze directe uitwerking, heeft het prijs- en kostenverloop voor de toekomst onrustwekkende neveneffecten gehad. Het veroorzaakte een inzakking van de winstmarges in de verwerkende nijverheid. We zagen dat voor deze laatste het aandeel van het bruto exploitatieoverschot in de toegevoegde waarde, na uitschakeling van veranderingen van de salarisatiegraad, in 1975-1978 nog slechts twee derde bereikte van zijn niveau van 1970-1973 en nog slechts 62 pct. in 1978. Het is in dit opzicht dat men de sterkste dispariteit waarneemt tussen België en zijn voornaamste concurrenten; bij deze laatsten is het aandeel van de winstmarges in de verwerkende nijverheid ook verminderd, maar die daling was veel minder ingrijpend en heeft sedert 1976 de plaats geruimd voor een geleidelijk herstel, waardoor het aandeel in 1978 tot bijna 90 pct. van zijn niveau van 1970-1973 terugklom. 51
Er werd op gewezen dat het bruto exploitatieoverschot, zoals liet in. de nationale rekeningen is opgenomen, de afschrijvingen, de financiële lasten en de directe belastingen omvat. Het staat buiten twijfel dat het gewicht van elk van deze bestanddelen tussen de basisperiode en 1978 is toegenomen : de kapitaalcoëfficiënt is gestegen, aangezien er verder geïnvesteerd werd, terwijl het aantal werknemers verminderde; de tendentiële stijging van de rentetarieven en de aangroei van de schuld hebben de financiële lasten verzwaard; de tarieven van de vennootschapsbelasting werden aanmerkelijk verhoogd. In die omstandigheden . moet het aandeel van de door de verwerkende bedrijven verwezenlijkte nettowinst, in vergelijking met 1970-1973, ongetwijfeld teruggevallen zijn tot een stuk minder dan de 62 pct. die we zoëven aanstipten als het niveau van het aandeel van het bruto exploitatieoverschot in 1978. De situatie is nogal anders in cle overige, doorgaans meer « beschermde » takken van de economie : de afbrokkeling van het aandeel, in de toegevoegde waarde, van de bruto exploitatiewinst is veel beperkter en de vergelijking met het buitenland is heel wat minder ongunstig. Maar in de verwerkende induStrie heeft de verkwijning van de rendabiliteit klaarblijkelijk kwalijke gevolgen gehad voor de investering en de werkgelegenheid. Zij heeft aanleiding gegeven tot een zorgwekkend aantal bedrijfssluitingen, m.a.w. « desinvesteringen ». Voor de bedrijven die zich. in de mededinging konden handhaven, heeft zij over het geheel gezien investeringen die arbeidsplaatsen scheppen ongetwijfeld afgeremd, zoniet verhinderd, wegens een gebrek zowel aan autofinancieringsrniddelen. als aan rendementsvooruitzichten. Om dezelfde redenen heeft zij ongetwijfeld ook nieuwe initiatieven doen verzaken. Onverminderd alle mogelijke rationaliseringen, hebben de verwerkende bedrijven een steeds groter beroep moeten doen op buitenlandse toeleveringsbedrijven of zich zelfs moeten omvormen tot importeurs, m.a.w. tot speerpunten van dc buitenlandse concurrentie. Kortom de ongunstige ontwikkeling van de rendabiliteit heeft ongetwijfeld cumulatief bijgedragen tot de waargenomen verliezen aan marktaandelen, en dus tot de verliezen aan produktie, uitvoer, werkgelegenheid en inkomen die er het gevolg van waren. Zij is ongetwijfeld een van dc oorzaken van de desindustrialisering die men in België waarneemt.
52
IV.2. DE WISSELWERKING TUSSEN DE « EXTERNE REKENING » EN' DE BINNENLANDSE VRAAG. IY.2.1. Inleiding.
In hoofdstuk 11.2 van deze studie ( 1 ) werd vastgesteld dat, van de periode 1970-1973 tot 1978, de balans van het lopende verkeer een minder gunstig verloop vertoonde in de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie dan in de overige O.E.S.O.-landen en dat die relatieve verslechtering meer dan volledig terug te vinden was in de evolutie van de handelsbalans. De ontleding van de gegevens heeft ter zake uitgewezen dat de afwijking tussen de prestatie van de B.L.E.U. en die van de overige O.E.S.O.-landen van 1970-1973 tot 1978 voor ongeveer de helft toe te schrijven was aan de tragere toename van de totale waarde van de uitvoer van de B.L.E.U. dan van die van de overige O.E.S.O.-landen, en voor de andere helft aan een forsere stijging van de totale , waarde van de invoer in de B.L.E.U. dan in de overige 0.E.S.0.-landen, hoofdzakelijk ten gevolge van een sterkere toename van de ingevoerde hoeveelheden. Theoretisch kan de snellere stijging van het invoervolume het gevolg geweest zijn van de gecombineerde werking van verschillende factoren : verloop van de eindvraag — binnenlandse vraag en uitvoer — structuur van die vraag en verlies aan concurrentiekracht, d.w.z. vervanging van in het land geproduceerde goederen door ingevoerde produkten, met dien verstande dat dit verlies aan concurren-. tiekracht niet uitsluitend kan worden verklaard door de factor prijzen. Onder voorbehoud van de onzekerheidsmarges die dergelijke kwantificeringen onvermijdelijk met zich brengen, heeft de analyse uitgevoerd in het derde deel, hoofdstuk 111.2, van deze studie ( 2 ) aangetoond dat twee factoren een verklaring geven voor de sterkere expansie van de invoer in de B.L.E.U. dan in de andere 0.E.S.0.landen; het zijn, enerzijds, het verschil in de structuur van de vraag tussen de B.L.E.U. en de rest van het 0.E.S.0.-gebied, en anderzijds, de sterkere doordringing van buitenlandse produkten op het grondgebied van de B.L.E.U. gedurende de beschouwde periode, die men in de ruime betekenis gelijk kan stellen met een verlies aan concurrentievermogen, om diverse redenen, van de Belgische nijverheid. Het verloop van de eindvraag daarentegen.heeft, nog steeds in vergelijking met de O.E.S.O., een neerwaartse invloed uitgeoefend op de invoer; om te beginnen heeft de B.L.E.U. haar goederenuitvoer — waarvan de importkwote aanzienlijk is — minder kunnen opdrijven dan de overige O.E.S.O.-landen en is dus ook de B.L.E.U.-invoer.die bestemd was om te worden opgenomen in de uitvoerprodukten achterop gebleven; verder zijn *de totale binnenlandse bestedingen weliswaar forser gestegen in de B.L.E.U. dan in de overige 0.E.S.0:-landen, maar het verschil tussen de twee groeicijfers lag vooral in de bestedingscategorieën met (i) Tijdschrift van de Nationale Bank van België, LVe jaargang. deel II,, nr 3, september 1980, blz. 28 tot 31. ( 2 ) Tijdschrift van de Nationale Bank van België, LN'" jaargang. deel II, nr 5 november 1980, blz. 93 tot 129. ,
53
de kleinste invoerkwote (zie tabel LXIX), zodat per saldo het verloop van de binnenlandse vraag in de B.L.E.U. geen forsere aangroei van de invoer heeft teweeggebracht dan in de overige O.E.S.O.-landen ( 1 ). Tabel LXIX. Invloed van het verschil tussen het verloop van de binnenlandse vraag in de B.L.E.U. en in de overige 0.E.S.O.-landen op de invoer van de B.L.E.U. Bronnen : 0.E.S.O. en nationale gegevens.
Invoer van de B.L.E.U. Gemiddelde 1970-1973
Groeipercentage van liet volume van de binnenlandse vraag tussen 1970.1973 en 1978 „ B•LE•u• ,,,.',x.i,th, " '' u•
Invloed van het verschil tussen het verloop van de binnenlandse vraag in do B.L.E.G. en in de 0.E.S.O. van 1970-1973 tot 1978 op de invoer van de 8.1..K.U. ni 1078
(c) = (e) - (d)
(1) = (a) X (e) X1,085 t 100
In miljarden franken
In pet. va n de totale uitgaven in iedere categorie
B.L.E.U.
0.E.S.O.
(a)
(b)
(e)
(d)
van goederen door de gezinnen
200,9
31,4
+ 23,8
+ 21,7
+
2,1
4,6
2. Verbruik van diensten door de gezinnen
24,6
9,2
+ 35,1
+ 31,8
+
3,3
0,9
3. Bouw
+ :1.5,4
+
+ 11,1
4,3
1. 'Verbruik
35,9
18,4
d. Overige investeringen in vast kapitaal
75,8
60,9
+ 17,6
+ 23,2
-
5,6
- 4,6
5. Overheidsverbruik
17,1
8,4
-I- 35,5
+ 19,5
+ 16,0
2,9
ti. Voorraadvorming
9,0
42,7
- 98,0
-
- 94,3
- 9,2
+ 24,1
+ 20,7
7. Totaal van de binnenlandse bestedingen
363,3
4,3
3,7
- 1,1
1,085 is do interaationatisatiecoëffientnt van de G.E.8.0. voor de landen in deze zone geeft, hij aan in welke mate du stijging van de invoer die van de vraag heeft overtroffen. Het was aangewezen het verschil tussen bet verloop van de vraag in de B.L.E.U. en in de 0.E.S.G. te vermenigvuldigen aag t die uni:Uk:b:0d, ten einde in het verschil tussen du invoer van de en die van .de 0.E.5.0. alleen in aanmerking te nemen wat toe te schrijven is aan de afwijking tussen de groei van de binnenlandse vraag in deze twee gebieden. Zie label XLIX, rubriek f, kolom 2, derde deel, sectie 111.2.7.2.
Dat de binnenlandse vraag in de B.L.E.U. sterker gestegen is dan in de andere O.E.S.O.-landen kan vrij verrassend lijken, vermits de industrie van de B.L.E.U. in vergelijking met die van deze andere landen inkomens heeft verloren zowel in haar produktie voor de binnenlandse markt als in die voor de uit(') Het verloop van de binnenlandse vraag omvat weliswaar een forse vermindering van de voorraden in de B.L.E.U. De statistische weergave van de veranderingen van de voorraden is echter altijd slechts een erg- ruwe benadering; bovendien gaan niet alle geregistreerde voorraden naar de voor de binnenlandse markt bestemde produktie : een deel ervan wordt verwerkt in de uitvoer. Wanneer men, om deze redenen, inzake het verloop van de binnenlandse vraag, de daling van de voorraden buiten beschouwing laat, dan verkrijgt men voor het geheel van de overige componenten van de binnenlandse vraag een positief groei-effct op de invoer van de B.L.E.U. van fr. 8,1 miljard gedurende de periode 1970-1973 tot 1978; m.a.w. de binnenlandse vraag, exclusief de voorraden, heeft meer invoer in de B.L.E.U. teweeggebracht dan indien de aangroei ervan dezelfde was geweest als in de overige 0.E.S.0.landen. Een dergelijk verschil over een ze lange periode, is evenwel praktisch te verwaarlozen.
voer. In een zuivere markteconomie brengt elk verlies aan inkomen in een sector, onder overigens gelijke omstandigheden, een vermindering mee van het totale inkomen en van de binnenlandse vraag; deze vermindering lokt er op' haar beurt andere uit, derwijze dat de verhouding tussen de totale vermindering en de initiële vermindering van het inkomen -- verhouding die multiplicator van het inkomen wordt genoemd — omgekeerd evenredig is 'met de belangrijkheid van de marginale invoerneiging, de marginale spaarneiging en de marginale belastingcoëfficiënt ( 1 ). Dit betekent concreet dat de negatieve invloed die de door de industrie op de binnen- en buitenlandse, markten verloren - inkomens op de binnenlandse bestedingen en op de invoer uitoefenden, zich bij gebrek aan vervangingsinkomens onmiddellijk had moeten laten voelen naarmate de marktverliezen zich voordeden. De reden waarom dit niet gebeurde, is dat het verlies aan inkomen op het buitenland systematisch en zeer snel vervangedwerd door andere inkomens — m.n. door inkomens van binnenlandse oorsprong. In de hiernavolgende analyse zullen wij trachten te bepalen : a. Welke grote economische sectoren door hun uitgaven de rechtstreekse aanleiding zijn geweest tot de cc overmatige » expansie — d.w.z. te groot gelet op het verlies aan inkomen gewonnen op het buitenland — van de binnenlandse vraag in België, nog steeds in vergelijking met de overeenkomstige ontwikkelingen of wel in de overige 0.E.S.0.-landen of wel in -de belangrijkste concurrerende landen.
b. Hoe de betrokken sectoren hun uitgaven hebben kunnen financieren; d.w.z. hoe enerzijds hun verschillende soorten middelenen anderzijds hun financiële besparingen zijn geëvolueerd. IY.2.2. Comparatief verloop van de uitgaven per grote sectoren van de economie.
Ideaal zou zijn geweest in dit hoofdstuk het volumeverloop van de grote
*categorieën van binnenlandse bestedingen van 1970-1973 tot 1978 in de B.L.E.U. enerzijds, en de O.E.S.O. anderzijds, zoals het voorkomt in tabel LXIX, te kunnen uitsplitsen en, aan de hand van bepaalde bijkomende indelingen, de verschillende soorten uitgaven te kunnen 'toewijzen aan de respectieve sectoren die ze hebben gedaan. De voor de periode 1970-1978 beschikbare gegevens betreffende de nationale rekeningen omvatten voor het geheel van de in deze studie beschouwde landen spijtig genoeg niet het verloop van het volume van de uitgaven per sector. Die uitgaven per sector bestaan evenwel, jaar per jaar, in werkelijke prijzen. Door voor ieder in aanmerking genomen land die uitgaven per sector tegen werkelijke prijzen te relateren tot het totale Bruto Binnenlandse Produkt ( 1 ) Het deel van elk additioneel inkomen dat naar belastingen of besparingen gaat, evenals het deel van elke additionele uitgave dat naar buitenlandse produkten gaat, ligt hoog in België; de multiplicator van het inkomen is bijgevolg gering. Alleen het eerste effect van een vermindering van het inkomen zou dus belangrijk ziju„ terwijl de som van de afgeleide effecten als te verwaarlozen zou kunnen worden beschouwd.
55
(B.B.P.), eveneens tegen werkelijke prijzen, verkrijgt men gegevens die het voordeel bieden dat ze het van land tot land verschillende verloop van de prijzen van het B.B.P. buiten beschouwing laten. Bij dit soort vergelijking zijn evenwel de volgende preciseringen of reserves vereist : a. Indien de prijsstijging van de totale binnenlandse bestedingen niet gelijkmatig verdeeld is tussen de verschillende bestedingscategorieën waaruit dit geheel is samengesteld, m.a.w. indien het prijsverloop sterk afwijkt van de ene bestedingscategorie tot de andere, zullen de bestedingen waarvan de prijs sterker stijgt dan de deflator van het B.B.P., relatief belangrijker worden, zelfs indien ze naar volume in hetzelfde tempo stijgen als het B.B.P.; omgekeerd zullen de bestedingen waarvan de prijs minder sterk stijgt dan de deflator van het B.B.P., ceteris paribus, relatief minder belangrijk worden. De internationale vergelijkingen blijven evenwel geldig in de mate dat deze systematische scheeftrekkingen ten voordele of ten nadele van bepaalde bestedingscategorieën nagenoeg dezelfde zijn voor ieder land ( 1 ). b. Indien in een bepaald land de eenheidsprijzen bij de invoer sterker stijgen dan die hij de uitvoer, m.a.w. indien er zich een verslechtering van de ruilvoet voordoet, stijgen de prijzen van de binnenlandse bestedingen meer dan de prijzen van het B.B.P. ( 2 1 of het B.N.P. Bij een gelijkgebleven volume zal de aanwas van de totale binnenlandse bestedingen dus de toename van het B.B.P. tegen werkelijke prijzen overtreffen met een bedrag dat gelijk is aan de weerslag van de verslechtering van de ruilvoet op het•B.B.P. Hieruit volgt dat, t.a.v. de internationale vergelijkingen, de toename van de binnenlandse bestedingen in verhouding tot het B.B.P., beide in werkelijke prijzen, onder overigens gelijke omstandigheden, het grootst zal zijn in die landen die de sterkste verslechtering van de ruilvoet hebben ondergaan. Indien, uitgaande van een evenwichtsstand van de lopende rekening tegenover het buitenland, die verslechtering van de ruilvoet niet gecompenseerd wordt door een forsere expansie van het uitvoervolume dan van het invoervolume, zullen de gezamenlijke binnenlandse bestedingen het B.B.P. overtreffen met een bedrag dat gelijk is aan het tekort bij de goederen-qi (t) Alles wijst erop dat het in ieder land dezelfde bestedingscategorieën zijn. bijv. die in de bouwsector, waarvan de prijzen sneller stijgen dan die van het geheel van de overige categorieën. ( 2 ) Het B.B.P. tegen werkelijke prijzen is immers de som van de binnenlandse bestedingen en van de goederen- en dienstenuitvoer, waarvan men de goederen- en diensteninvoer heeft afgetrokken, dat alles tegen werkelijke prijzen. Indien bij een onveranderd volume dc totale waarde van de invoer meer toeneemt dan de totale waarde van de uitvoer, d.w.z. wanneer dc ruilvoet verslechtert, wordt van het B.B.P., in waarde, meer afgetrokken voor goederen- en diensteninvoer, dan er wordt bijgeteld voor uitvoer van goederen en diensten. De stijging van het B.B.P. tegen werkelijke prijzen wordt dus verminderd met het tekort dat te wijten is aan het verschil tussen de stijging van de eenheidsprijzen bij de invoer en de stijging van de eenheidsprijzen bij de uitvoer. Daarentegen is de stijging van de invoerprijzen vervat in de binnenlandse bestedingen, waarvan de totale waarde als dusdanig wordt opgetekend. Dezelfde opmerking geldt, mutatis mutandis, voor het verschil, in geval van een verslechtering van de ruilvoet. tussen het verloop van de prijzen van de binnenlandse bestedingen en dat van de prijzen van het B.N.P.
56
en dienstentransacties op de betalingsbalans dat, in dit voorbeeld, te wijten is aan de verslechtering van de ruilvoet. c. Om redenen van beschikbaarheid van statistische gegevens werden de binnenlandse bestedingen van ieder land niet in verband gebracht met het bruto nationale produkt (B.N.P.), maar met het bruto binnenlandse produkt (B.B.P.). Men weet dat het eerste verkregen wordt door het tweede te vermeerderen met de netto factorinkomens betaald door het buitenland ( 1 ) : indien deze positief zijn, zal het B.N.P. groter zijn dan het B.B.P.; indien daarentegen het beschouwde land netto factorinkomens betaalt aan het buitenland — en dat is het geval wanneer, bij gelijke rendementspercentages, de uitstaande schulden tegenover het buitenland groter zijn dan de uitstaande vorderingen op het buitenland — zal het B.N.P. kleiner zijn dan het B.B.P. Door dit laatste voor alle landen als noemer te gebruiken, doet men de invloed die het verloop van de binnenlandse bestedingen uitoefent op het lopende saldo van de betalingsbalans niet op een correcte wijze uitschijnen. Indien bijvoorbeeld gedurende een bepaalde periode de binnenlandse bestedingen — verbruik en investeringen — van een land het bruto binnenlandse produkt van die periode niet hebben overtroffen, zou men daar op het eerste gezicht uit kunnen besluiten dat dit land niet boven zijn eigen middelen heeft geleefd. In feite betekent deze gelijkheid eenvoudigweg dat het betrokken land voor binnenlands verbruik en binnenlandse investeringen precies de waarde van zijn produktie heeft gespendeerd. Maar indien dit land bij het ingaan van het jaar nettoschulden had tegenover het buitenland wegens vroegere tekorten op zijn lopende rekening, zou het van de lopende produktie voldoende moeten kunnen afnemen om de interesten van die schulden te betalen, zoniet zullen deze blijven toenemen. De internationale vergelijkingen in termen van het B.B.P. houden geen rekening met dit aspect van het verband dat bestaat tussen de binnenlandse bestedingen en de lopende rekening. Een andere statistische tekortkoming ligt in het feit dat zelfs de gegevens tegen werkelijke prijzen — op een coherente basis — niet in alle O.E.S.O.-landen per sector beschikbaar zijn. De analyse diende bijgevolg beperkt te blijven tot 19 lidstaten, waartoe evenwel alle belangrijke landen behoren. Binnen deze groep van 19 heeft men overigens de 7 voornaamste concurrenten van de B.L.E.U. als een geheel afgezonderd. De gegevens in tabel LXX, die zowel betrekking hebben op de 19 landen als op het geheel van de 7 belangrijkste concurrenten, zijn rekenkundige gemiddelden die gewogen zijn met de relatieve belangrijkheid van het B.B.P. in de verschillende onderzochte landen. Net als in de overige hoofdstukken van deze studie zijn de aangehouden jaren de basisperiode 1970-1973 en elk van de daaropvolgende jaren. Voor de overzichtelijkheid heeft men er een gemiddelde van de jaren 1975-1978 aan toegevoegd. Het jaar 1974, dat conjunctureel en structureel gedeel( 1 ) Deze netto factorinkomens zijn het verschil tussen de door Belgische produktiefactoren — arbeid en kapitaal — in het buitenland verkregen inkomens en de door buitenlandse produktiefactoren in België verkregen inkomens.
57
telijk aansluit bij de jaren 1970-1973 en gedeeltelijk hoort bij 1975 en de daaropvolgende jaren, is niet in de gemiddelden opgenomen. Een eerste vaststelling aan de hand van tabel LXX is dat, zowel voor de 19 O.E.S.O.-landen als voor de 7 voornaamste concurrenten, de binnenlandse vraag het bruto binnenlandse produkt niet overtrof — m.a.w. dat de netto goederenen dienstenuitvoer van die landen niet negatief was —, noch gedurende de basisperiode, noch in 1978, noch gemiddeld gedurende de jaren 1975-1978. In België is het verloop helemaal anders : gedurende de basisperiode 1970-1973 was het niveau van de binnenlandse vraag er, net als in het geheel van de overige beschouwde landen, lager dan dat van het B.B.P.; dit verschil, dat overeenkomt met ontvangsten uit de netto-uitvoer van goederen en diensten, kon zelfs als uitzonderlijk bestempeld worden, vergeleken bij de toestand in andere landen. Vanaf 1976 daarentegen is het niveau van de binnenlandse vraag in België steeds meer dat van het B.B.P. gaan overschrijden. Welke sectoren liggen in België ten grondslag aan deze belangrijker stijging van de binnenlandse vraag dan van de middelen die afkomstig zijn van de nationale produktie van goederen en diensten, steeds in vergelijking met het buitenland ? De gezinnen en de overheid hebben in België, net als in het buitenland, van .1970-1973 tot 1978 hun aandeel in de totale bestedingen vergroot, terwijl dat van de bedrijven terugliep; in ons land waren die ontwikkelingen evenwel veel duidelijker dan in de overige O.E.S.O.-landen of dan in het geheel van de 7 voornaamste concurrenten. Terwijl de bestedingen van de gezinnen in 1970-1973 64,5 pct. van het B.B.P. vertegenwoordigden in België en 65,2 pct. in het geheel van de 19 of van de 7 andere bestudeerde landen, bereikten ze in 1978 69,2 pct. in België tegenover gemiddeld 66,4 pct. in 19 O.E.S.O.-landen en 66,6 pct. bij de 7 belangrijkste concurrenten : tijdens de beschouwde periode was dus = nog steeds als aandeel van het B.B.P.— hun toename viermaal groter in België dan in het blok van de 19 andere landen. Het verschil tussen de evolutie in België en die in het buitenland is nog breder inzake de overheidsuitgaven (i) : in België is hun aandeel in het B.B.P. gestegen van 19,1 pct. in 1970-1973 tot 21,7 pct. in 1978, terwijl het in de twee beschouwde groepen vreemde landen slechts heel lichtjes is toegenomen. Daar staat tegenover dat de uitgaven van de bedrijven in België van 14 pct. van het B.B.P. in 1970-1973 gedaald zijn tot 10,4 pct. in 1978, terwijl ze gedurende dezelfde periode in de twee groepen vreemde landen slechts met 1,5 pct. van het B.B.P. zijn afgenomen. Indien men voor iedere binnenlandse sector de bestemming van die bestedingen nagaat, komt men tot de volgende vaststellingen : — wat de gezinnen betreft, is de stijging van hun verbruiksuitgaven, uitgedrukt in aandelen van het B.B.P., in België niet veel hoger uitgevallen dan in het (') Het gaat hier om de in het B.B.P. opgenomen uitgaven, d.w.z. uitgaven voor het verbruik en de investeringen van de overheid. met uitsluiting van de overdrachten.
58
Tabel LXX. Grote bestedingscategorieën per sector
In procenten van het bruto binnenlandse produkt Bronnen : O.E.S.O. en nationale gegevens. Binnenlandse bestedingen Gezinnen
Verbruik
19 U.E.8.0.4anden , : 1970-1973 1974 1975 1976 1977 1978 1975-1978 7 'voornaamste concurrenten v/d B.L.E.U. 2 : 1970-1973 1971
1975 1976 1977 1978 1975-1978
Huisvesting
Overheid
Bedrijven
Totaal
Investeringen in vast kapitaal
Investeringen in voorraden
Totaal
Verbruik
Investering en
Totaal
Totale binnenlandse bestedingen
Netto jornrsetne-, uitvoer
. 99,5 100,6 99,7 100,3 100,3 99,8 100,0
0,5 -0,6 0,3 -0,3 -0,3 0,2
3,3
19,6 20,1 21,1 20,4 20,2 20,2 20,5
16,0 16,7 17,4 17,0 16,9 16,8 17,0
3,5 3,3 3,6 3,2 3,0 3,1 3,2
19,5 20,0 21,0 20,2 19,9 19,9 20,2
99,4 100,4 99,2 99,9 100,0 99,7 99,7
0,6 -0,4 0,8 0,1 ... 0,3 0,3
14,2 14,8 16,5 16,6 17,0 17,6 16,9
4,9 4,1 4,4 4,4 4,3 4,1 4,3
19,1 18,9 20,9 21,0 21,3 21,7 21,2
97,6 99,7 99,8 100,6 101,2 101,3 100,7
2,4 0,3 0,2 -0,6 - 1,2 -1,3 -0,7
65,2 65,3 66,3 66,5 66,6 66,4 66,5
13,6 13,6 12,5 12,3 12,4 12,4 12,3
1,1 1,6 -0,1 1,1 1,1 0,8 0,7
14,7 15,2 12,3 13,4 13,5 13,2 13,0
16,0 16,7 17,4 17,1 17,1 17,0 17,2
3,6 3,4 3,7 3,3 3,1
65,2 65,5 66,5 66,6 66,7 66,6 66,7
13,6 13,5 12,1 12,1 12,2 .12,3 ' 12,1
1,1 1,4 -0,4 1,0 1,2 0,9 0,7
14,7 14,9 11,7 13,1 13,4 13,2 12,8
5,7
64,5 65,6
5,8 6,6 6,8 7,3 6,6
67,1 68,2 68,9 69,2 68,4
12,7 12,9 12,3 11,0 10,6 10,2 11,0
1,3 2,3 -0,5 0,4 0,4 0,2 0,1
14,0 15,2 11,8 11,4 11,0 10,4 11,1
59,8 60,0 61,3 61,3 61,2 61,0 61,2
5,4
59,9 60,3 61,6 61,5 61,4
5,3 5,2 4,9 5,1
5,3 5,0 5,2 -5,4
5,4 5,3
61,2
5,3 5,4
61,5
5,2
60,3 59,9 61,3 61,6 62,1 61,9 61,8
4,2
3,2
-
België : 1970-1973 1974 1975
1976 1977 1 978 1975-1978 .
1 De 19 landen van de O.E.S.O. - met uitzondering van België - zijn die waarvoor men voor d e periode 19704978 over voldoend coherente reeksen nationale rekeningen beschikt, met name : de Verenigde Staten, Canada, Australië, Japan, Frankrijk, de Bondsrepubliek Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Nederland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, Spanje, Portugal, Grieken land, Ierland, Luxemburg en IJsland. 2 Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, Verenigde Staten, Japan, Verenigd Koninkrijk.
buitenland. Heel anders verging het evenwel hun investeringen in woningen : in België is het aandeel van deze laatste in het B.B.P. van 1970-1973 tot 1978 toegenomen van 4,2 tot 7,3 pct.; in het buitenland daarentegen is het vrijwel onveranderd gebleven. Het verloop per land bij de belangrijkste concurrenten (tabel LXXI) wijst uit dat in alle Europese landen, behalve in België, het aandeel van de woningbouw in het B.B.P. of wel afnam of wel stabiel bleef, zelfs in die landen, zoals Frankrijk, Italië en Nederland, waar de bevolking van 1970-1973 tot 1978 toegenomen is met resp. 3,5, 4,5 en 5,2 pct.; men komt tot een analoge vaststelling wanneer men niet meer 1978, maar het gemiddelde van de jaren 1975 tot 1978 vergelijkt met de basisperiode 1970-1973; — wat de vennootschappen betreft, is het hoofdzakelijk de vermindering van hun investeringen in vast kapitaal — die van 1970-1973 tot 1978 2,5 pct. beloopt van het B.B.P. tegen iets meer dan 1 pct. in de twee andere groepen landen — die een verklaring geeft voor het feit dat het aandeel van hun totale bestedingen in het B.B.P. meer afgenomen is in België dan elders. Uit de vergelijking van België met ieder van de 7 belangrijkste concurrenten afzonderlijk (tabel LXXI) blijkt evenwel een tamelijk grote overeenkomst tussen België en sommige van zijn Europese concurrenten : in de Bondsrepubliek Duitsland, Italië en Nederland is het aandeel, in het B.B.P., van de investeringen in vast kapitaal van cle vennootschappen afgenomen met respectievelijk 1,7, 2,1 en 1,9 pct. In Japan is dit aandeel, dat aan het begin van de jaren zeventig zeer aanzienlijk was, nog sterker teruggelopen; — wat de overheid betreft, zijn het klaarblijkelijk niet de investeringen die een verklaring verschaffen voor het feit dat de bestedingen in deze sector meer gestegen zijn in België dan in het buitenland; integendeel, het aandeel van deze investeringen in het B.B.P. is van 1973 tot 1978 in België iets meer gedaald dan in het buitenland. De consumptieve bestedingen van de overheid daarentegen zijn opmerkelijk sneller gestegen dan in de twee andere groepen landen : de evolutie in elk van die groepen is weliswaar beïnvloed door de lichte relatieve daling van het overheidsverbruik in de Verenigde Staten, die•door hun groot economisch belang een sterke invloed hebben op de resultaten voor het geheel ( 1 ), zowel van de 19 O.E.S.O.-landen als van de 7 voornaamste concurrenten. Dat neemt echter niet weg dat de stijging van het aandeel van het overheidsverbruik van 1970-1973 tot 1978 in België sneller verliep dan in elk van de belangrijkste Europese concurrerende landen (tabel LXXI). Al bij al is het hoofdzakelijk in twee uitgavencategorieën, met name de huisvesting van de gezinnen en het overheidsverbruik, dat het verloop in België tussen 1970-1973 en 1978, het meest afwijkt van dat in het buitenland.
( 1 ) Voor de samenstelling van de gegevens met betrekking tot het geheel van een groep — de 19 O.E.S.O.-landen of de 7 belangrijkste concurrenten — werden de cijfers per land. gewogen met de relatieve betekenis van het land in het Bruto Binnenlandse Produkt van de beschouwde groep.
60
Tabel LXXI. Yerloop van de grote categorieën binnenlandse bestedingen per sector in België en in de voornaamste concurrerende landen Veranderingen van de verschillende bestedingen in procenten van het bruto binnenlandse produkt Bronnen
:
O.E.S.O. en nationale gegevens. Verbruik door de gezinnen van 1970-1973 tot 1978
Huisvesting 1 van 1970-1973 tot
1978
1975-1978
Investeringen in vast kapitaal door de bedrijen van 1970-1973 tot 1978
1975-1978
Overheidsverbruik van 1970-W73 tot
Voorraden van 1970-1973 tot
1978
1975-1978
1978
1975-1078
Overheidsinvesteringen van 1970-1973 tot
1978
1975-1078
België
-1-
1,6
+
1,5
+
3,1
+
2,4
-
2,5
-
1,7
-
1,1
-
1,2
+
3,4
+
Bondsrepubliek Duitsland
-1-
1,2
+
1,7
-
1,7
-
1,9
-
1,7
-
2,2
-
0,3
-
0,3
+
2,8
+
-
0,6
0,6
-
0,6
0,, 4
-
0,2
-
0,8
3,1
-
1,5
-
2,7
1975-1978
Frankrijk
-I-
1,3
+
1,7
-
0,5
-
0,1
-
1,1
-
0,6
-
1,0
-
1,3
4-
1,8
4-
Italië
-
0,7
-1-
0,2
-
0,6
-
0,5
-
2,1
-
1,1
-
0,8
-
0,1
4-
0,7
+
0,1
+
1,0
+
0,8
Nederland
-I-
2,9
+
2,2
-
0,5
-
1,9
-
2,3
-
0,4
-
0,9
+
1,8
+
1,7
-
1,2
-
0,8
Verenigd Koninkrijk
-
3,1
-
2,6
+
0,2
+
1,4
+
0,7
+
0,1
-
0,5
+
2,2
+
3;1
-
1,9
-
0,8
Verenigde Staten
+
1,2
+
1,5
+
1,0
-
0,3
+
0,1
-
0,7
-
0,5
Japan
+
4,4
+
4,3
-
0,2
Totaal 7 voornaamste concurrenten
+
1,3
+
1,6
+
0,1
1 p.m. Procentuele verandering van de België Bondsrepubliek Duitsland Frankrijk Italië
totale
-
0,1
+
0,3 -
-
0,1
-
-
0,3
-
0,9
+
0,4
-
5,7
-
4,7
-
1,5
-
1,4
4-
1,7
+
1,9
+
1,1
+
0,4
-
1,3
-
1,5
-
0,2
-
0,4
+
0;8
+
1,0
-
0,4
-
0,3
bevolking, van 1970-1073 tot 1978 : 1.5 0,1 + 3,5 ▪ 4,5
Nederland Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Japan
▪ ▪ ▪ +
5,2 0,2 5,3 8,2
Hoe konden dergelijke afwijkingen tegenover het buitenland ontstaan ? Welke wijzigingen in het inkomensverloop of in het spaargedrag van de grote economische sectoren hebben deze afwijkingen bepaald ? Deze vragen worden in de twee volgende hoofdstukken behandeld.
IY.2.3. Comparatief verloop van de eigen middelen per grote sectoren van de economie.
Als een sector - gezinnen, bedrijven, overheid -- zijn aandeel in de totale binnenlandse bestedingen van een land opvoert, dan komt dit doordat zijn beschikbare middelen zelf relatief belangrijker zijn geworden en/of doordat hij een kleiner deel van deze middelen voorbehouden heeft voor de vorming van financiële activa en/of doordat hij schulden heeft aangegaan. Als alle binnenlandse sectoren samen meer besteden dan het bedrag van het bruto binnenlandse produkt, betekent dit dat het land, behalve indien het facorin.komens of giften uit het buitenland geniet, schulden aangaat tegenover het buitenland: de term « schulden n wordt hier gebruikt in de ruime zin van het woord en dekt dus zowel het teruglopen van de vorderingen op het buitenland als het eigenlijke aangaan van schulden. •
Tabel LXXII. Beschikbare
eigen
middelen, per sector
In procenten van liet bruto binnenlandse produkt Bronnen
7
:
0.E.S.O. en nationale gegevens.
voornaamste concurrenten de B.L.E.U. : 1970-1973 1974 1975 1976 1977 :1978 1975-1978
Gezinnen
Bedrijven
Overheid
Tot aal binnenlandse sent oren
68,6 70,5 71,6 70,9 71,0 71,5
11,0 9,4 10,0 10,5 10,7 11,0 10,5
19,3 19,4 16,9 17,5 18,0 17,7 17,5
99,7 2 99,7 2 99,6 2 99,8 2 99,8 2 99,8 2 99,7 2
74,0 73,9 75,5 76,8 76,0 75,7 76,0
11,0 10,4 8,7 8,6 8,8 9,1 8,8
15,1 15,6 15,3 14,5 14,8 14,8 14,8
Buit entend t
van
72,4
0,3 0,3 0,4 0,2 0,2 0,2 0,3
België : 1970-1973 1974 1.975 1976 1977 1978 1975-1978
100,1 99,9 99,5 99,9 99,6 99,6 99,6
-0,1 0,1 0,5 0,1 0,4 0,4 0,4
1 Stemt overeen met de som van de factorinkomens, do lopende overdrachten en de kapitaaloverdrachten van het buitenland tegenover het (of de) bestudeerde land(en). Een teken (-I-) betekent dat het buitenland over nettomiddelen beschik (inkomens overdrachten) afkomstig van het (of de) beschouwde land (en) ; een teken ( - ) betekent dat het (of de) beschouwde land(en) over nettomiddelen beschikken (inkomens -I- overdrachten) afkomstig van het buitenland. 2 Met inbegrip van statistische aanpassingen die voor twee landen - het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten niet konden worden uitgesplitst tussen de verschillende sectoren.
62
In deze sectie wordt, voor de periode 1970-1973 tot 1978, enerzijds, en tot 1975-1978, anderzijds, het verloop nagegaan van de beschikbare middelen van de grote binnenlandse sectoren van de economie — gezinnen, bedrijven, overheid — in België en in het buitenland. Wat de vreemde landen betreft is het onmogelijk gebleken voor het geheel van deze periode een coherente sectorale opsplitsing te maken van de middelen in de 19 O.E.S.O.-landen die werden aangehouden in het vorige hoofdstuk, dat betrekking had op het verloop van de bestedingen per economische sectoren. Voor de zeven voornaamste concurrenten van België daarentegen was die opsplitsing wel mogelijk. Aangezien de weging van deze zeven landen in de statistische totalen betreffende de 19 landen erg belangrijk is, zullen de in het geheel van deze zeven landen waargenomen ontwikkelingen waarschijnlijk niet afwijken van die welke zich in het geheel van de 19 O.E.S.O.-landen hebben voorgedaan; dit wordt bevestigd door de analyse van de bestedingen, die in het vorige hoofdstuk voor de twee groepen van landen werd verricht. De meest opvallende ontwikkeling van 1970-1973 tot 1978, zowel in het geheel van de zeven voornaamste concurrenten van de B.L.E.U. als in België (tabel LXXII), is de stijging van het relatieve aandeel van de middelen van de gezinnen in het bruto binnenlandse produkt. De tegenposten van deze stijging in België verschillen evenwel sterk van die in het geheel van de andere landen. In België gaat het bijna uitsluitend om een relatieve inkrimping van de beschikbare middelen van de bedrijven en slechts in zeer ondergeschikte mate om een daling van de relatieve belangrijkheid van de beschikbare middelen van de overheid. In het geheel van de zeven voornaamste concurrenten daarentegen is het relatieve aandeel van de bedrijven haast ongewijzigd gebleven, terwijl dat van de overheid aanmerkelijk gedaald is. Het beeld verandert nauwelijks als men niet meer 1978 maar de periode 1975-1978 als eindpunt neemt. Een vergelijkende analyse land per land (tabel LXXIII) toont aan dat het relatieve beslag, door de gezinnen gelegd op de beschikbare middelen, in bepaalde Europese landen nogal aanzienlijk is geweest, nl. in Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In andere Europese landen, met name de Bondsrepubliek Duitsland en Italië, alsook in de Verenigde Staten, gebeurde dit in veel kleinere mate. In Japan was het echter enorm en beïnvloedt het duidelijk het algemene resultaat ('). Deze zelfde analyse toont aan dat de relatieve achteruitgang van de eigen middelen van de bedrijven in geen enkel ander Europees land zo sterk is geweest als in België, waar het van 1970-1973 tot 1978 2 pct. bereikte van het B.B.P. In de Bondsrepubliek Duitsland en in Italië zijn deze middelen relatief zelfs nog toegenomen; hetzelfde geldt voor de Verenigde Staten. Japan neemt eens te meer een excentrische plaats in aangezien het aandeel van de eigen middelen van de bedrijven in het bruto binnenlandse produkt, aandeel dat trouwens zeer aanzienlijk was gedurende de basisperiode 1970-1973, tussen deze periode en ( 1 ) Het bruto binnenlandse produkt van Japan vertegenwoordigt ongeveer 15 pct. van het totale bruto binnenlandse produkt van de zeven voornaamste concurrenten. De wegingscoëfficiënt van Japan in alle statistieken die in deze afdeling zijn aangewend, bedraagt dus zowat 15 pct.
63
1978 met zowat 5 pct. is afgenomen. Wat de eigen middelen van de overheid betreft is België het land waar deze hun relatief aandeel in het binnenlandse produkt het best hebben gehandhaafd. Tabel LXXIII. Verloop van de beschikbare eigen middelen van de verschillende sectoren in en in de voornaamste concurrerende landen
België
Veranderingen van de verschillende middelen in procenten van het bruto binnenlandse produkt Bronnen : O.E.S.O. en nationale gegevens r
Gezinnen van 1970-1973 tot
-
1978
België
-I-
Bondsrepubliek Duitsland Frankrijk
Bedrijven van 1970-1973 tot
.1070-1978
1978
1,7
-1-
2,0
-
1,9
-
0,5
-1-
0,1
-1-
-I-
2,5
+
2,5
-
Italië
-
0,2
+
0,2
Nederland
-I-
1,6
+
Verenigd Koninkrijk
+
1,9
Verenigde Staten
Overheid van 1970.1173 tot
1070-1978
1978
1975-1978
-
2,2
-
0,3
-
0,3
1,7
-}-
1,3
-
0,8
-
1,4
0,6
-
1,4
-
1,7
-
1,1
+
0,7
-1-
0,4
-
1,5
-
1,6
1,4
-
1,2
-
1,1
-
1,4
-
1,2
4-
1,6
+
0,4
-
1,1
-
3,7
-
1,8
0,2
±
0,7
4-
0,9
+
0,9
-
0,4
-
1,5
Japan
+
9,6
+
9,2
-
5,1
-
6,3
-
4,3
-
2,8
Totaal 7 voornaamste concurrenten
-1-
2,4
-1-
2,9
-
0,5
-
1,6
-
1,8
...
Waarom stond tegenover de stijging van cle beschikbare middelen der gezinnen in België, in tegenstelling tot wat in de meeste andere landen het geval was, bijna uitsluitend een daling van de beschikbare middelen van de bedrijven, terwijl de beschikbare middelen van de overheid bijna ongewijzigd bleven ? Het antwoord op die vraag vereist de uitsplitsing van de beschikbare eigen middelen van elk van deze sectoren in hun voornaamste componenten. IV.2.3.1. De gezinnen De beschikbare eigen middelen van deze sector omvatten de primaire inkomens van de gezinnen en de eenmanszaken, verminderd met de netto-overdrachten die deze subjecten verrichten ten voordele van de overheid, maar vermeerderd met hun afschrijvingen op woningen ( 1 ) en met de netto kapitaaloverdrachten die ze ontvangen van de bedrijven, de overheid of het buitenland. Om ( 1 ) De primaire inkomens omvatten immers enkel het netto-inkomen uit het vermogen, dus na aftrek van de afschrijvingen; deze laatste dienen bijgevolg bij de primaire inkomens te worden gerekend, als men zowel het bruto beschikbaar inkomen als de eigen beschikbare middelen van de gezinnen wil kennen.
64
Tabel LXXIV. Verloop van de beschikbare eigen middelen van de gezinnen in België en in de voornaamste concurrerende landen
Veranderingen van de verschillende middelen in procenten van het bruto binnenlandse produkt Bronnen : O.E.S.O. en nationale gegevens.
Primaire inkomens 1
Netto-overdrachten eau de overheid 2
Beschikbaar netto-inkomen
Afschrijvingen op woningen en netto kapitaaloverdrachten
Totaal van de beschikbare eigen middelen
(a)
(b) 1970-1973 tot
(e) = (s) - (b) 1970-1973 tot
(d) 1970-1973 tot
(e) = (c) + (d) 1970-1973 tot
1970-1978 tot 1975-1978
1978
1978
1975-1978
3,9
+
3,6
+
2,4
+
1,8
+
1,5
+
1,8
+
0,2
+
0,2
+
1,7
+
2,0
13ondsrepunliek Duitsland Frankrijk ltalii, Nederland Verenigd Koninkrijk • Verenigde Staten Japan
4+ + -
0,6
+
1,4
-
+ + -
0,6 . .. 3,1 2,2 1,4 0,9 1,1
+ + + +
0,3 2,5 0,5 1,5 1,0 0,6 6,6
+ + + + + +
0,2 2,4 0,1 1,3 0,9 0,4 7,8
+ + + + +
0,2 ... 0,3 0,1 0,9 0,4 1,0
+ + + + + +
0,1 0,1 0,3 0,1 0,7 0,3 0,8
+ + + +
0,5 2,5 0,2 1,6 1,9 0,2 9,6 3
+ + ± + + +
-
0,9 0,4 3,9 2,9 1,0 0,5 1,9
-
+ +
+ + +
+
2,1 3,4
0,1 2,5 0,2 1,4 1,6 0,7 9,2 3
Totaal 7 belangrijkste concurrenten
+ . 0,9•
-
0,4
+
0,9
+
1,6
+
0,4
+
0,3
+
2,4 3
- -
0,1
-
08 2,4 3,0 0,9 2,3 0,5
4,7
+
6,7
+
1,2
+
... +
...
1 Beloning van werknemers, inkomens van de eenmanszaken, netto - inkomens uit vermogen, plus verscheidene kleine lopende overdrachten primaire inkomens zijn, maar waarvan het nettobedrag zeer miniem is.
aan of vast de bedrijven
+ +
2,9 3
en liet buitenland die geen
Uitsplitsing van de rubriek :
België
B.R.D.
Frankrijk
1970-1973 tot
1970-1978 tot
1070-1973 tot
It tliii • 1170-1J73 tot
Ne(Erland 1070-1973 tot
\ 'ereui
Verenigde
Koninkrijk 11170-1J73 tot
1978
19751978
1978
19751978
1978
197515178
1078
19751978
1078
1517511178
1978
ia7r,-
+ 8,1
+ 6,8
+ 4,4
+ 4,3
+ 4,8
+ 4,1
+ 4.8
+ 3,2
+ 3,9
+ 3,6
+ 1,4
+ 3,2
b. Van de overheid ontvangen brutooverdrachten
+ 5,7
+ 5,0
+ 3,5
+ 3,7
+ 5 .2
+ •,1
+ 0,9
+ 0.1
+ 6,8
+ 5,8
+ 2,4
c. = a. - b. = Netto-overdrachten aan de overheid
+ 2,4
+ 1,8
+ 0,9
+ 0,6
+ 0,4
...
+ 3,9
+ 3,1
- 2,9
- 2,2
- 1,0
a. Belastingen
en sociale-zekerheids-
bijdragen
• Met. inbegrip van de fictieve bijdragen aan pensioenfondsen. 3
1975-1978
1
Ecigiii
2
1978
1975-1978
1978
1975-1978
1978
1970-1973 tot 15 175
Japan 1070-1.173 tot
' ' 15178
1078
+ 2,2
+ 1,3
+ 1,8
+ 1,7
+ 1,4
+ 0,5
15178
1978
Inclusief een belangrijke statistische aanpassing die, in het geval van Japan, niet kon worden uit gesplitst tussen de verschillende componenten van de
11 17-
Totaal 7 belangrijkste concurrenten 1970-1373 tot
1978 ;
1978
197' -
+ 2.5
+ 2,5
+ 2,9
+ 2.4
+ 2,2
+ 4,4
+ 3,6
+ 2,8
+ 2.7
- 0,9
- 1,9
- 1,1
+ 0,1
- 0.3
beschikbare middelen der gezinnen.
1978
redenen van statistische beschikbaarheid, zijn de afschrijvingen op de investeringen — behalve die in woningen -- van de eenmanszaken niet begrepen in de middelen van de gezinnen maar gerekend bij de middelen van de bedrijven. De ontwikkeling van deze belangrijkste componenten in België en bij de zeven voornaamste concurrerende landen is voor de periodes 1970-1973 tot 1978 en 1970-1973 tot 1975-1978 weergegeven in tabel LXXIV. Japan niet meegerekend, is het in België en vervolgens in Italië dat de stijging van de primaire gezinsinkomens gedurende de beschouwde periodes het snelst is verlopen. In de overige landen was de stijging van de relatieve belangrijkheid van de primaire inkomens hetzij bescheiden, hetzij negatief zoals in Nederland en in de Verenigde Staten. De primaire gezinsinkomens bestaan uit de beloning van de werknemers, de inkomens van eenmanszaken en de netto-inkomens uit vermogen. Uit tabel LXXV blijkt dat de beloning van de werknemers van 1970-1973 tot 1978 overal is toegenomen, terwijl, eveneens overal, de relatieve belangrijkheid van de inkomens van alle eenmanszaken samen ingekrompen is; deze inkrimping heeft waarschijnlijk te maken met de veralgemeende daling van het aantal van deze ondernemingen, die men kan afleiden uit de verhoging van de salarisatiegraad, d.i. het aandeel van de arbeidskrachten in loondienst in het totale aantal arbeidskrachten. Bij de beschouwde Europese landen is het eerst in België en vervolgens in Frankrijk en Italië dat de beloning van werknemers, uitgedrukt in procenten van het bruto binnenlandse produkt, het sterkst is toegenomen; wat het inkomen van het zelfstandig bedrijf betreft, was de daling het grootst in Italië, in Frankrijk en dan in België; alles samen is het in België dat voor het totaal gevormd door de beloning van de werknemers en het inkomen van de eenmanszaken de grootste stijging werd opgetekend. In Japan was ze evenwel nog veel sterker dan in België, terwijl ze in de Verenigde Staten daarentegen plaats heeft gemaakt voor een daling. Van 1970-1973 tot 1978 werd in België 60 pct. van de stijging van de primaire gezinsinkomens opgeslorpt door netto-overdrachten aan de overheid (tabel LXXIV). Deze netto-overdrachten vormen het verschil tussen, enerzijds, het totaal van de door de gezinnen betaalde directe belastingen en bijdragen voor de Sociale Zekerheid ( 1 ) en, anderzijds, de bruto-overdrachten die ze in verschillende vormen van de overheid ontvangen, o.a. in de vorm van sociale uitkeringen. In de Bondsrepubliek Duitsland en in Italië namen de netto-overdrachten aan de overheid forser toe dan de primaire inkomens zodat het beschikbare gezinsinkomen, uitgedrukt in procenten van het binnenlandse produkt, er gedaald is. In Frankrijk en Japan daarentegen werd de relatieve stijging van de primaire inkomens nog aangedikt door netto-overdrachten van de overheid aan de gezinnen. In Nederland is de relatieve betekenis van de primaire gezinsinkomens afgenomen; de weerslag van deze daling op het beschikbare inkomen van deze sector werd evenwel meer dan goedgemaakt door netto-overdrachten van de overheid, zodat ( 1 ) In de nationale rekeningen, in alle tabellen van dit hoofdstuk dus, worden de door de werkgevers gestorte sociale-zekerheidsbijdragen beschouwd als zijnde betaald door de gezinnen.
66
Tabel LXXV. Verloop van de primaire inkomens van de gezinnen in België en in de belangrijkste concurrerende landen Veranderingen van de verschillende inkomens in procenten van het bruto binnenlandse produkt Bronnen : O.E.S.O. en nationale gegevens. Beloning van de werknemers (a) van 1970 1973 1978
Inkomens van eenmanszaken
van
tot
1975-1978
Inkomens uit vermogen
Diverse inkomens en statistische aanpassingen
Totaal van de primaire inkomens
(c) van 1970-1973 tot
(d) van 1970 1973 tot
(e) = (a) -I- (b) -I- (a) -b (d) van 1970-1973 tot
(b) 1970 1973 tot
1978
1978
1975-1978
1978
1975-1978
1975-1978
1978
1975-1978
België
+
6,7
+
6,2
-
3,2
-
2,8
-1-
0,2
+
0,1
+
0,2
+
0,1
-+-
3,9
+
3,6
Bondsrepubliek Duitsland
+
1,5
+
1,8
-
1,9
-
1,8
+
0,5
+
0,5
+
0,5
+
0,3
+
0,6
+
0,8
Frankrijk
+
4,8
+
4,8
-
4,0
-
3,4
+
1,1
+
0,9
-1-
0,2
+
0,3
+
2,1
+
2,4
Italië
+
4,7
+
5,0
-
4,3
-
3,8
-4-
3,0
4-
1,9
-
0,1
-
0,1
+
3,3
+
3,0
Nederland
+
1,1
+
1,6
-
0,5
-
0,3
-
2,5
-
2,7
+
0,5
+
0,5
-
1,4
-
0,9
-
1,3
-
0,2
+
2,3
Verenigd Koninkrijk
+
+
3,5
+
0,1
-
Verenigde Staten
+
1, 5 0,4
1,3
-
0,1
-
... 1,2
-
1,2
+
0,4
+
0,5
+
0,3
Japan
+
7,6
+
8,4
-
2,8
-
2,6
-
0,2
+
0,9
+
0,1
Totaal 7 belangrijkste concurrenten
+
2,3
+
2,3
-
1,7
-
1,5
+
0,3
+
0,4
+
0,1
...
+
0,3 ...
+
0,1
...
-
0,1
-
0,5
+
4,7
+
6,7
+
1,0
+
1,3
uiteindelijk het aandeel van het netto beschikbare inkomen van de gezinnen er in dezelfde mate is gestegen als in België. Al hij al kan worden gesteld dat, terwijl België op de tweede plaats kwam, onmiddellijk na Japan, wat de stijging van de primaire gezinsinkomens betreft, het op de derde plaats komt, na Japan en Frankrijk, en op ongeveer gelijke hoogte met Nederland, wat de stijging van de netto beschikbare inkomens van deze gezinnen. betreft — d.w.z. van de primaire inkomens verminderd met de netto-overdrachten aan de overheid. De primaire inkomens van de gezinnen worden echter hoofdzakelijk door de bedrijven betaald. Zelfs indien de gezinnen achteraf een zeer aanzienlijk gedeelte van deze stijging van de primaire inkomens afdragen aan de overheid, verlicht dat nog niet de kosten van de bedrijven. Het hoeft bijgevolg niet te verwonderen dat tegenover de toename van het netto beschikbare gezinsinkomen in België — alhoewel deze toename niet sterk afwijkt van het in de overige landen geregistreerde gemiddelde —, bijna uitsluitend een daling stond van de relatieve betekenis van de beschikbare eigen middelen van de bedrijven, dit in tegenstelling tot wat zich heeft voorgedaan in de andere landen. [V.2.3.2. De bedrijven. De beSchikbare eigen middelen van deze sector omvatten de netto beschikbare inkomens van alle vennootschappen en quasi-vennootschappen, de door hen verrichte afschrijvingen en de kapitaaloverdrachten die ze van de overige sectoren — gezinnen, overheid, buitenland -- ontvangen. Zij bevatten eveneens de afschrijvingen van de eenmanszaken op de investeringen, behalve die in woningen. Wat de evolutie van de netto beschikbare inkomens betreft, m.a.w. de beschikbare inkomens na de afschrijvingen, werd in tabel LXXVI een onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële bedrijven. Bij deze laatste heeft men bovendien de netto beschikbare inkomens gesplitst in exploitatieoverschot enerzijds, en betaling van interesten, directe belastingen, huishuur en dividenden anderzijds. Het exploitatieoverschot (exclusief de afschrijvin g en) van de niet-financiële bedrijven is, uitgedrukt in procenten van het B.B.P., zowel van 1970-1973 tot 1978 als van 1970-1973 tot 1975-1978 in alle landen, behalve in de Verenigde Staten, afgenomen. De inkrimping was het belangrijkst in Japan; daarna volgden Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en België. Voegt men bij dat exploitatieoverschot de afschrijvingen — die men niet altijd kan uitsplitsen tussen nietfinanciële en financiële bedrijven, maar die hoofdzakelijk betrekking hebben op de eerstgenoemde — m.a.w. beschouwt men het geheel van het bruto exploitatieoverschot — dan stelt men vast dat dit het sterkst is afgenomen in Japan, gevolgd door België ( 1 ). In feite is het aandeel van de afschrijvingen in de beschouwde ( 1 ) Deze resultaten bevestigen die welke zijn vermeld in hoofdstuk IV.1.4., tabel LXVI van dit vierde deel, en waaruit bleek dat het aandeel van het bruto exploitatieoverschot in de toegevoegde waarde van de verwerkende nijverheid veel meer was afgenomen in België dan in het geheel van de zeven voornaamste concurrerende landen.
68
Tabel LXXVI. Verloop van de beschikbare eigen middelen van de -bedrijven 1 in België en in de belangrijkste concurrerende landen Veranderingen van de verschillende middelen in procenten van het brUto binnenlandse produkt Bronnen : O.E.S.O. en nationale gegevens.
Exploitatieoverschot (exclusief afschrijvingen) (a) 1970-1973 tot 1978
1975-1978
Geheel der bedrijven
Financiële bedrijven
Niet-financiële bedrijven s teen. 3, N r Itirns oternenin dividenden en directe belastingen (b) 1970-1973 tot 1978
1975-1978
Beschikbaar netto-inkomen (c) = (a) - (b)
Beschikbaar netto-inkomen (d)
Afschrijvingen (e)
Ontvangen netto kapitaaloverdrachten (f)
1970-1973 tot
1970-1973 tot
1970-1973 tot
1970-1973 tot
1978
1975-1978
1978
-1,6
-1,7
+ 0,2
1978
1975-1978
...
.- 0,5
- 0,5
... + 0,5
1075-1978
1978
1975-1978
Totaal van de beschikbare eigen middelen
(g)
= .(c) , +
(d) -t- (e) + (f) 1970.1973 tot 1978
1975-1978
- 1,9
- 2,2
+ 1,7
+ 1,3
België
- 1,8r
- 1,6r
-
Bondsrepubliek Duitsland
- 1,6
- 1,7
- 1,7
- 1,5
+ 0,1
- 0,2
+ 0,4
+ 0,4
+ 0,7
+ 0,7
Frankrijk -
- 2,0
-2,5
-- 0,1
+0,2
.-1,9
-2,7
+0,3
-0,1
+1,1
+1,4
-0,1
...
- 0,6
-1,4
+ 1,6
+ 1,7
+ 0,7
+ 0,5
+ 0,7
+ 0,4
0,2r + 0,1r
+ 0,4
- 0,7
- 1,1
+ 2;0
+ 1,8
- 2,7
- 2,9
+ 1,1
+ 1,1
-/,5
- 1,5
+ 0.,4
+ 0,3
- 1,9
- 1,8
+ 0,4
+ 0,2
+ 0,5
+ 0,5
- 0,2
. ...
- 1;2
-1,1
Verenigd Koninkrijk
- 1,9
- 2,8
-1,2
- 1,0
- 0,7
7-1,8
...
...
_± 1,9
+ 1,3
- 0,8
- 0,6
+ 0,4
-1,1
Verenigde Staten
+ 1,1
+ 0,7
+ 1,1
+ 0,7
...
...
...
- 0,2
-+ 0,9
+ 1,1
...
...
+ 0,9
+ 0,9
d apan.
- 5,3
- 5,5
-1,8
- 0,3
- 3,5
- 5,2
-1,0
- 0,7
- 1,6
- 1,4
...
-- 0,1
- 5,1 2.
- 6,3 2
- 0,9
- 1,3
...
+ 0,1
- 0,9
-1,4
...
0,1
+0,6
+-0,7
+0,1
+0,1
Italië - Nederland
- 'Totaal 7 belangrijkste concurrenten
... 2 -0,5 2
1 Vennootschappen en quasi-vennootschappen. 2 liet inbegrip van een statistische aanpassing die in het geval var Japan niet kon worden uitgesplitst tussei de verschillende componenten van de. beschikbare eigen middelen van de bedrijven. Waarvan de volge-nde wijziging der betaalde bruto-interesten : • van 1970-1973 van 1070-1973 van 1970-1973 van 1970-1973 tot 1975-1978 tot 1978 tot 7975-1978 tot 1978
3
België Bondsrepubliek Duitsland Frankrijt Babi: r : raming.
n.b. n.b. + 0J7 + 1.9
n.b. n.b. + 0.7 + 1.0
Nederland Verenigd .Koninkrijk Verenigde Staten Japan
n.b. n.b. -1- 1,0 - 1,3
n.b. n.b. -I- 0,7 + 0,5
periode alleen in Japan en in België teruggelopen, wellicht omdat het aandeel van de investeringen in vast kapitaal van de bedrijven er meer dan elders gedaald is. Door deze vermindering van de afschrijvingen hebben de Belgische bedrijven op hun slinkende beschikbare middelen kunnen besparen : ze is een uitvloeisel van een neerwaartse aanpassing van de produktiecapaciteit van de niet-financiële bedrijven ten gevolge van de evolutie van een geheel van factoren waaronder de teruggang van de rendabiliteit van deze subsector ongetwijfeld een aanzienlijke rol heeft gespeeld.
1V.2.3.3. De overheid De beschikbare eigen middelen van deze sector — die de centrale Regering, de lokale overheid en de Sociale Zekerheid omvat -- zijn samengesteld uit alle belastingen en sociale-zekerheidsbijdragen die hij int, verminderd met de betalingen van interesten, huurgelden, subsidies, sociale uitkeringen alsook met de andere lopende overdrachten en met de netto kapitaaloverdrachten ten behoeve van de overige sectoren van de economie, en vermeerderd met zijn afschrijvingen. Uit de evolutie van de in tabel LX XVII opgenomen voornaamste componenten van de aldus gedefinieerde middelen, blijkt dat wat men de belastingdruk noemt — d.w.z. het geheel van de door de overheid geïnde belastingontvangsten en sociale-zekerheidsbijdragen — zowel van 1970-1973 tot 1978 als van 1970-1973 tot 1975-1978 in België het snelst is gestegen. In 1970-1973 bereikte deze druk in procenten van het bruto binnenlandse produkt ongeveer hetzelfde niveau als in de Bondsrepubliek Duitsland en in Frankrijk en zowat 85 pct. van het niveau dat in Nederland werd geregistreerd. In 1978 was hij duidelijk hoger geworden dan in de eerste twee landen en beliep zowat 95 pct. van het peil dat in Nederland werd bereikt. Deze stijging van de belastingdruk werd opgeslorpt door dc stijging van het geheel van de door de overheid uitgevoerde lopende overdrachten, zodat het netto beschikbare inkomen van deze sector in de loop van de bestudeerde periodes slechts heel weinig veranderd is. In de overige beschouwde landen overtrof de toename van de lopende overdrachten die van de belastingdruk, zodat het netto beschikbare inkomen van de overheid er gedaald is, soms aanmerkelijk zoals bijv. in het Verenigd Koninkrijk en Japan; dc enige uitzondering op deze regel wordt gevormd door de Verenigde Staten waar het netto beschikbare inkomen van de overheid van 1970-1973 tot 1978 vrijwel stabiel is gebleven. De evolutie van de netto beschikbare inkomens van de overheid komt tamelijk goed overeen met die van de beschikbare eigen middelen van deze sector, want, met uitzondering van Italië waar de Staat zijn netto kapitaaloverdrachten aan de andere sectoren ietwat heeft opgevoerd, heeft het geheel gevormd door de afschrijvingen en de netto kapitaaloverdrachten gedurende de bestudeerde periodes over het algemeen 70
Tabel LXXVII. Verloop van de beschikbare eigen middelen van de overheid in België en in de belangrijkste concurrerende landen Veranderingen van de verschillende middelen in procenten van het bruto binnenlandse produkt Bronnen : 0.E.S.O. en nationale gegevens. Belastingen en sociale zekerheidsbijdragen 1
Interesten, huursommen, subsidies, diversen
Sociale uitkeringen
Beschikbaar netto-inkomen
Afschrijvingen en netto kapitaaloverdrachten
Beschikbare eigen middelen
(a) 1970-1973 tot
(b) 1970-1973 tot
(c) 1970-1973 tot
(d) =- (a) - (b) - , (c) 1970-1973 tot
(e) 1970-1973 tot
(f) = (d) + (e) 1970-1973 tot
1978
1975-1978
1978
1975-1978
1978
1975-1978
1978
1975-1978
1978
1975-1978
1978
1975-1978
België
+ 8,0
+ 6,4
+ 2,8
+ 1,7
+ 5,5
+ 4,9
- 0,3
- 0,2
...
- 0,1
- 0,3
- 0,3
Bondsrepubliek Duitsland
+ 3,4
-f- 1,3
+ 1,1
+ 3,5
+ 3,6
- 0,7
- 1,3
- 0,1
- 0,1
- 0,8
- 1,4
Frankrijk
+ 4,1 + 3,4
+ 3,1
+ 0,5
+ 0,4
+ 4,9
+ 3,9
- 2,0
- 1,2
+ 0,3
+ 0,1
- 1,7
- 1,1
Italië
+ 5,4
+ 3,2
+ 4,8
+ 3,7
+ 1,3
+ 0,6
- 0,7
- 1,1
- 0,8
- 0,5
- 1,5
- 1,6
Nederland
+ 4,9
+ 4,2
- 0,7
- 0,8
+ 7,2
+ 6,1
- 1,6
- 1,1
+ 0,2
- 0,1
- 1,4
- 1,2
Verenigd Koninkrijk
+ 0,3'
+ 1,3
+ 1,9
+ 1,7
4- 2,4
+ 1,8
- 4,0
- 2,2
+ 0,3
+ 0,4
- 3,7
- 1,8
Verenigde Staten
+ 1,5
+ 0,7
- 0,3
- 0,3
+ 1,9
+ 2,4
- 0,1
- 1,4
- 0,3
- 0,1
- 0,4
- 1,5
Japan
+ 2,3
+ 2,2
+ 1,3
+ 1,0
+ 4,6
+ 3,8
- 3,6
- 2,6
+ 0,1
+ 0,1
- 4,3 2
- 2,8 2
-1- 2,1
+ 1,6
+ 0,7
+ 0,5
+ 2,9
+ 2,8
- 1,5
- 1,7
- 0,1
- 0,1
- 1,6 2
- 1,8 2
Totaal 7 belangrijkste
concurrenten
1 Stemt overeen met liet geheel van de docr de overige sectoren van de economie gedragen fiscale en parafiscale lasten. 2 Met inbegrip van een statistische aanpassing die, in het geval van Japan, niet kon worden uitge spitst tussen de verschillende componenten van de beschikbare eigen middelen van de overheid.
weinig invloed gehad op het verloop van de beschikbare middelen in de beschouwde landen. De veranderingen die zich hebben voorgedaan bij de uitsplitsing van de beschikbare eigen middelen tussen de grote binnenlandse sectoren zowel in België als bij de concurrenten zijn evoluties die men statistisch ex post heeft waargenomen. Hoe kan men proberen de dynamiek die er achter steekt te onderkennen ? Theoretisch zijn verscheidene scenario's mogelijk naar gelang van de variabele die men kiest als zijnde het meest onafhankelijk van de overige waargenomen variabelen. Kiest men de evolutie van de primaire gezinsinkomens als deze meest onafhankelijke variabele, omdat zij in hoge mate bepaald wordt door factoren die niet afhankelijk zijn van het verloop van de middelen van de overige sectoren (bijv. het gedeelte van de stijging van de lonen, wedden enz... dat voortvloeit uit de indexering, de rente- en huurgeldontvangsten), dan zou men de opeenvolgende ontwikkelingen die zich in België in vergelijking met de meeste concurrerende landen hebben voorgedaan, als volgt kunnen beschrijven. De stijging van de primaire gezinsinkomens, die in België sterker was dan in het buitenland, werd gerealiseerd ten koste van de bruto bedrijfswinst van de ondernemingen, de sector van waar het grootste deel van dc primaire inkomens afkomstig is. Het financiële verlies en het verlies aan arbeidsplaatsen die daaruit voortvloeiden, hebben tot financiële staatsinterventies ten voordele van bepaalde bedrijven geleid en een stijging van de werkloosheidsuitkeringen met zich gebracht. Deze overdrachten hadden, ceteris paribus, het netto beschikbare inkomen van de overheid moeten verminderen. Deze laatste heeft echter, meer dan in de overige in aanmerking genomen landen, haar belastingontvangsten opgevoerd, in procenten van het binnenlandse produkt, door het spel van de progressie van de door de gezinnen betaalde directe belastingen, enerzijds, en door een verhoging van de voor de gezinnen en de vennootschappen geldende aanslagvoeten, anderzijds; per saldo zijn de netto beschikbare middelen van de overheid in België vrijwel stabiel gebleven, terwijl ze in de overige landen gedaald zijn. Zo kwam het dat tegenover de relatieve stijging van het netto beschikbare gezinsinkomen — d.w.z. het primaire inkomen van deze sector verminderd met de netto-overdrachten aan de overheid — in België, in tegenstelling tot de andere landen, uitsluitend een daling stond van het netto beschikbare inkomen van de bedrijven. Voor de geldigheid van dit scenario komt het er weinig op aan of de drijfkracht in de herverdeling van de totale beschikbare middelen ten voordele vztn•de gezinnen een autonome stijging van de lonen is geweest of een daling van het inkomen van de bedrijven, toe te schrijven aan institutionele of uitwendige factoren — de slechte produktiestructUur, dc stijging van de energieprijs enz. —; opdat zich op nationaal niveau de geconstateerde herverdeling van de beschikbare middelen zou voltrekken, volstaat het dat de gezinsinkomens gevormd zouden worden, zij het slechts gedeeltelijk, op grond van elementen — zoals de prijsstijging, de belastingdruk, de rentetarieven, de sociale uitkeringen — die niet gebonden zijn aan de evolutie van dc inkomens van de bedrijven. 72
IY.14. Comparatief verloop van het netto financiële sparen Per. grote sectoren van de economie.
Een eenvoudige herverdeling van de totale - beschikbare middelen onder de drie grote binnenlandse sectoren kan gepaard gaan met een wijziging Van het totaal van de binnenlandse bestedingen, en bijgevolg ook van het lopende saldo tegenover het buitenland, indien de uitgaven van deze verschillende sectoren niet gelijklopend evolueren met hun inkomen. Indien bijvoorbeeld de beschikbare eigen middelen van de overheid stabiel blijven in procenten van het bruto binnenlandse produkt, maar terzelfder tijd de relatieve belangrijkheid van de bestedingen van deze sector blijft stijgen, zal er zich, ceteris paribus, een toename voordoen van de totale bestedingen en een verslechtering van de balans van het lopend verkeer t.o.v. het buitenland. Uit sectie IV.2.2. van dit hoofdstuk is gebleken hoe de bestedingen van de verschillende sectoren in België en in het buitenland waren geëvolueerd; er kon worden uit afgeleid dat datgene wat België onderscheidde van zijn concurrenten gedurende de periode 1970-1973 tot 1978, en ook gedurende de periode 1970-1973 tot 1975-1978, de zeer forse stijging was van de woningbouw door de gezinnen en van de verbruiksuitgaven van de overheid, alsook de aanzienlijke inkrimping van de investeringen van de bedrijven. • In sectie IV.2.3. is men tot de vaststelling gekomen dat alleen in België de stijging van de beschikbare eigen middelen van de gezinnen bijna uitsluitend haar tegenhanger vond in een daling van de beschikbare eigen middelen van dé bedrijven; die van de overheid bleven vrijwel ongewijzigd. Het is de bedoeling in deze sectie (tabellen 1_,XXVIII en LXXIX), per sector een vergelijking te maken van de ontwikkelingen van de uitgaven en de eigen middelen ten einde na te gaan wat in de binnenlandse mechanismen de verslechtering kan verklaren, in vergelijking met andere landen, van het Belgische lopende tekort met het buitenland. De relatieve toename van de uitgaven van de gezinnen die, zoals is aange-' toond, in vergelijking met het buitenland voornamelijk .betrekking had op de woningbouw, verliep in België over het geheel beschouwd en naar gelang van de aangehouden periodes — 1970-1971 tot 1978 of 1970-1973 tot 1975-1978 — drietot viermaal sneller dan de relatieve groei van de beschikbare eigen middelen van deze sector, zodat de netto financieringscapaciteit of het netto financiële sparen van deze sector aanzienlijk is gedaald. In twee andere van de beschouwde landen, met name de Verenigde Staten en Nederland, is het netto financiële sparen van de gezinnen eveneens afgenomen; in alle overige landen is het stabiel gebleven of gestegen. Onder de vijf landen — België, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Japan — waar van 1970-1973 tot 1978 een zekere herverdeling van de inkomens ten voordele van de gezinnen plaatsvond, waren er dus slechts twee, nl. België en Nederland, waar deze herverdeling gepaard ging met een daling van 73
(")
Tabel LXXVIII.
Beschikbare eigen middelen, uitgaven, netto financieringsoverschot of -tekort per sector
In procenten van het bruto binnenlands produkt Bronnen : O.E.S.O. en nationale gegevens.
Gezinnen
Beschikbare eigen middelen (a)
Verbruiks• uitgaven en bouw van woningen (b)
Bedrijven Netto finan• cieringsoverschot (c) = (a) - (b)
Beschikbare eigen middelen (d)
Investeringen (e)
Overheid Netto financieringstekort i(f) = (d) - (e)
Beschikbare eigen middelen (g)
Verbruiksen investeringsuitgaven (h)
Totaal binnenlandse sectoren Netto financieringstekort
Beschikbare eigen middelen
Uitgaven
(i) = (g) - (h)
.(j)
(k)
Nettolening aan of van het buitenland (1) = (ir - (k)
7 belangrijkste concurrenten van de B.L.E.U. : 1970-1973
68,6
65,2
3,4
1974
70,5
65,5
1975
72,4
66,5
1976
71,6
1977 1978 1975-1978
11,0
14,7
- 3,7
19,3
19,5
- 0,2
99,7 1
99,4
0,3
5,0
9,4
14,9
- 5,5
19,4
20,0
- 0,6
99,7 1
100,4
- 0,7
5,9
10,0
11,7
- 1,7
16,9
21,0
- 4,1
99,6 1
99,2
0,4
66,6
5,0
10,5
13,1
- 2,6
17,5
20,2
- 2,7
99,8 1
99,9
- 0,1
70,9
66,7
4,2
10,7
13,4
- 2,7
18,0
19,9
- 1,9
99,8 1
100,0
- 0,2
71,0
66,6
4,4
11,0
12,2
- 2,2
17,7
19,9
- 2,2
99,8 1
99,7
0,1
71,5
66,6
4,9
10,5
12,7
- 2,2
17,5
20,2
- 2,7
99,7 1
99,5
0,2
1970-1973
74,0
64,5
9,5
11,0
14,0
- 3,0
15,1
19,1
- 4,0
100,1
97,6
2,5
1974
73,9
65,6
8,3
10,4
15,2
- 4,8
15,6
18,9
- 3,3
99,9
99,7
0,2
1975
75,5
67,1
8,4
8,7
11,8
- 3,1
15,3
20,9
- 5,6
99,5
99,8
- 0,3
1976
76,8
68,2
8,6
8,6
11,4
- 2,8
14,5
21,0
- 6,5
99,9
100,6
- 0,7
1977
76,0
68,9
7,1
8,8
11,0
- 2,2
14,8
21,3
- 6,5
99,6
101,2
- 1,6
1978
75,7
69,2
6,5
9,1
10,4
- 1,3
14,8
21,7
- 6,9
99,6
101,3
- 1,7
1975-1978
76,0
68,4
7,6
8,8
11,4
- 2,3
14,8
21,2
- 6,4
99,6
100,7
- 1,1
België :
1 Met inbegrip van de statistische aanpassingen die, in het geval van het Verenigd Koninkrijk ei
de Verenigde Staten, niet konden worden uitgesplitst tussen de verschillende binnenlandse sectoren.
Tabel LXXIX.
Beschikbare eigen middelen, uitgaven, netto financieringsoverschot of
-
tekort per sector
Veranderingen in het percentage van de verschillende variabelen in verhouding tot het bruto binnenlandse produkt Bronnen :
O.E.S.O. en nationale gegevens. Gezinnen
Beschikbare eigen middelen
(a)
Bedrijven
Toe- (-1-) of Verbruik- afname ( - ) uitgaven en van het Beschikbare bouw netto finaneigen van cieringsmiddelen woningen overschot (b)
(c) = (a) - (b)
(d)
Investeringen ig
(e)
Overheid Toe- (3-) of afname ( -) van het Beschikbare netto finan. eigen . . cieringsmiddelen tekort (f) = (d) - (e)
(g)
Totaal binnenlandse sectoren Toe- (3-) of
Verbruiksen investe. rinave gs " uitgaven
(h)
afname ( - ) van het Beschikbare netto finaneigen cieringsmiddelen tekort (i) = (g) - (h)
(j)
Uitgaven
Nettolening aan het buitenland
(k)
(1) = (j) - (k)
België 1970-1973 tot 1978 tot 1975-1978
-4- 1,7 + 2,0
+ 4,7 + 3,9
- 3,0 - 1,9
- 1,9 - 2,2
- 3,6 - 2,9
+ 1,7 + 0,7
- 0,3 - 0,3
+ 2,6 + 2,1
- 2,9 - 2,4
- 0,5 - 0,5
+ 3,7 + 3,1
- 4,2 - 3,6
- 0,5 + 0,1
- 0,5 - 0,2
... + 0,3
+ 1,7 ± 1,3
- 2,0 - 2,5
+ 3,7 4- 3,8
- 0,8 - 1,4
+ 2,2 + 2,5
- 3,0 - 3,9
+ 0,4 ...
- 0,3 - 0,2
+ 0,7 + 0,2
+ 2,5 + 2,5
+ 0,8 + 1,6
+ 1,7 + 0,9
- 0,6 - 1,4
- 2,1 - 1,9
+ 1,5 + 0,5
- 1,7 - 1,1
+ 1,4 + 1,3
- 3,1 - 2,4
+ 0,2 ...
+ 0,1 + 1,0
+ 0,1 - 0,1
- 0,2 + 0,2
- 1,3 - 0,3
+ 1,1 + 0,5
+ 0,7 + 0,4
- 2,9 - 1,2
+ 3,6 + 1,6
- 1,5 - 1,6
+ 1,7 + 0,9
- 3,2 - 2,5
- 1,0 - 1,0
- 2,5 - 0,6
+ 1,5 - 0,4
+ 1,6 + 1,4
+ 2,9 + 1,7
- 1,3 - 0,3
- 1,2 - 1,1
- 2,3 - 3,2
+ 1,1 + 2,1
- 1,4 - 1,2
+ 0,6 + 0,9
- 2,0 - 2,1
- 1,0 - 0,9
+ 1,2 - 0,6
- 2,2 - 0,3
+ 1,9 + 1,6
- 3,2 - 2,4
+ 5,1 + 4,0
+ 0,4 - 1,1
+ 1,5 + 0,2
. - 1,1 - 1,3
- 3,7 - 1,8
+ 0,3 + 2,3
- 4,0 - 4,1
- 1,3 1 - 1,0 1
- 1,4 + 0,1
+ 0,1 - 1,2
- 0,2 + 0,7
+ 2,2 + 1,8
- 2,4 - 1,1
+ 0,9 + 0,9
+ 0,1 - 0,9
+ 0,8 + 1,8
- 0,4 - 1,5
- 1,0 - 0,4
+ 0,6 - 1,1
+ 0,5 1 + 0,41
+ 1,3 + 0,5
- 0,8 - 0,1
+ 9,6 + 9,2
+ 4,2 + 4,3
+ 5,4 + 4,9
- 5,1 - 6,3
- 7,2 - 6,1
+ 2,1 - 0,2
- 4,3 - 2,8
+ 2,8 + 2,3
- 7,1 - 5,1
+ 0,2 + 0,1
- 0,2 + 0,5
+ 0,4 - 0,4
+ 2,4 + 2,9
+ 1,4 + 1,4
+ 1,0 + 1,5
... - 0,5
- 1,5 - 2,0
+ 1,5 + 1,5
- 1,6 - 1,8
+ 0,4 + 0,7
- 2,0 - 2,5
- 0,1 1 ... 1
+ 0,3 + 0,1
- 0,2 - 0,1
Bondsrepubliek Duitsland 1970-1973 tot 1978 tot 1975-1978
Frankrijk 1970-1973 tot 1978 tot 1975-1978
Italië 1970-1973 tot 1978 tot 1975-1978
Nederland 1970-1973 tot 1978 tot 1975-1978
Verenigd Koninkrijk 1970-1973 tot 1978 tot 1975-1978
Verenigde Staten 1970-1973 tot 1978 tot 1975-1978
Japan
-
1970-1973 tot 1978 tot 1975-1978
Totaal 7 belangrijkste concurrenten 1970-1973 tot 1978 tot 1975-1978
1 Met inbegrip van een statistische aanpassing die, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, niet kon worden uitgesplitst tussen de verschillende binnenlandse sectoren.
de financiële spaarquote en slechts één. nl . België, waar deze relatieve daling aanzienlijk was, aangezien zij 3 pct. bereikte van het binnenlandse produkt. De relatieve inkrimping van de beschikbare eigen middelen van de bedrijven, een inkrimping die men eveneens terugvindt, in mindere mate, in sommige van de beschouwde Europese landen — Frankrijk, Nederland en, voor de periode 1970-1973 tot 1975-1978, het Verenigd Koninkrijk — maar ook in Japan, en ginds . in veel grotere mate, heeft in België geleid tot een daling van de investeringen van de bedrijven die de grootste was van alle beschouwde landen, met uitzondering van Japan. De netto financieringsbehoeften van de bedrijven zijn bijgevolg gedaald in België, zoals trouwens overal, behalve in het Verenigd Koninkrijk en, voor de periode 1970 1973 tot 1975 1978, in Japan. -
-
Het vrijwel stabiele aandeel van de beschikbare eigen middelen van de Belgische overheid, die een contrast vormt. met de dalingen in de overige landen, ging gepaard met een forse stijging van de uitgaven van deze sector — in feite enkel maar verbruiksuitgaven -- die zich sterker liet voelen dan in de overige landen, Japan uitgezonderd. Dat had een toename tot geVolg van de netto financieringsbehoeften van de overheid, die voor de periode 1970-1973 tot 1978 iets belangrijker was dan in .het geheel van de concurrerende landen.
IY.2.5. Besluiten.
De interne mechanismen die verklaren waarom de balans van de lopende betalingen van de B.L.E.U. van 1970-1973 tot 1978 is verslechterd terwijl voor alle O.E.S.O.-landen, net zoals voor het geheel van de belangrijkste concurrenten, het saldo van deze balans aan het einde van de periode nagenoeg zijn relatief peil van 1970-1973 had teruggevonden, kunnen als volgt worden samengevat. De Belgische gezinnen die, zoals in de overige landen, een ruimer aandeel van de beschikbare middelen van het land toegewezen kregen, hebben in tegenstelling tot wat zich heeft voorgedaan in deze overige landen, hun uitgaven nog sterker opgevoerd dan hun middelen zodat hun financieel overschot van 19701973 tot 1978 met 3 pct. van het B.B.P. is afgenomen, terwijl dit overschot van de gezinnen in het geheel van de voornaamste concurrerende landen met 1 pct. is toegenomen. Dit verschil van 4 pct. tussen het verloop van het financiële sparen van de gezinnen in. België en dat bij cle voornaamste concurrenten, vormt de essentiële tegenpost (`) voor de afwijking van België, in vergelijking met deze zelfde concurrenten, t.a.v. de ontwikkeling van de balans van het lopende verkeer.
(') Men zou kunnen beweren dat het er de enige tegenpost van vormt als er voor het geheel van de belangrijkste concurrenten niet een ingrijpende statistische aanpassing was die niet kon worden opgesplitst tussen de drie sectoren.
76
Financiële overschotten en tekorten Veranderingen in procenten van het B.B.P. van 1970-1973 tot 1978
7 voorBelgië
Financieel overschot van de gezinnen Financieel tekort van de bedrijven (vermindering =
-1-)
Financieel tekort van de overheid
con. currenten
Verschil tussen
-n elgi ë en B
zijn concurrenten
(a)
(b)
(e) = (a) — (b)
— 3,0
--I- 1,0
— 4,0
± 1,7
-1- 1,5
-I- 0,2
— 2,9
— 2,O
-
— 0,7
--1-. 0,7
— 0,2
— 4,0
Statistische aanpassing Totaal = netto schuldvorming tegenover het buitenland = saldo van de lopende transacties van de betalingsbalans
naamste
— 4,2
0,9
Tegenover de groei van de beschikbare eigen middelen van de gezinnen stond in België, maar niet in het geheel van de voornaamste concurrerende landen, bijna uitsluitend een daling van het aandeel van de beschikbare eigen middelen van de bedrijven; aangezien deze laatste hun investeringsuitgaven iets meer hebben afgeremd dan hun concurrenten, is hun financieel tekort echter ietwat sterker afgenomen dan in het buitenland en verklaart dus niet het verschil tussen de B.L.E.U. en het geheel van de belangrijkste concurrerende landen t.a.v. de ontwikkeling van de balans van h.et lopende verkeer. De overheid in België heeft weliswaar bruto-overdrachten verricht ten voordele van de bedrijven en de gezinnen, die relatief sterker zijn gestegen dan bij , de voornaamste concurrenten, maar zij heeft daartegenover een forsere verhoging van de fiscale en parafiscale ontvangsten kunnen genieten dan deze zelfde concurrerende landen; uitgedrukt in procenten van het B.B.P. zijn de beschikbare eigen middelen van de overheid tussen 1970-1973 en 1978 bijgevolg weinig veranderd, • terwijl ze in het geheel van de concurrerende landen zijn afgenomen. De verbruiksuitgaven van deze overheid zijn in België echter sterker gestegen dan in de concurrerende landen zodat het financiële tekort van deze sector bij ons sterker is toegenomen dan hij cle concurrenten; deze ontwikkeling vormt, na die van het financiële sparen van de gezinnen, de tegenhanger van de relatieve verslechtering van de balans van het lopende verkeer in de B.L.E.U. Als slotsom blijkt dus dat het netto financiële sparen van de gezinnen in België, in vergelijking met de belangrijkste concurrerende landen, steeds minder in staat is, geweest de netto financieringsbehoeften te dekken van de sectoren met een financieel tekort — overheid en bedrijven — en dat men voor het saldo een beroep heeft moeten doen op het buitenland. Buitenlandse spaargelden hebben dus in ons land het exces van de uitgaven op de beschikbare middelen gefinancierd. Voorts heeft men vastgesteld dat het de uitgaven voor huisvesting en overheidsconsumptie waren die, in verhouding tot het B.B.P. en in vergelijking met het geheel van - de beschouwde landen, het meest zijn opgelopen. 77
IY.3. DE WISSELWERKING TUSSEN HET CONCURRENTIEVERMOGEN YAN DE VERWERKENDE NIJVERHEID EN DE WERKGELEGENHEID.
In het eerste hoofdstuk van dit vierde deel is een analyse gebracht van de factoren die ten grondslag liggen aan de verzwakking, tussen 1970-1973 en 1978, van het concurrentievermogen van de Belgische verwerkende nijverheid in vergelijking met die van de voornaamste concurrerende landen. In het tweede hoofdstuk heeft men gezien waarom dit ongunstige verloop van de concurrentiekracht en de inkomensderving die er voor de Belgische economie uit voortvloeide in vergelijking met de economie van de concurrerende landen, bij ons niet leidden tot een tragere groei van de binnenlandse vraag en de daarmee verbonden invoer dan bij de concurrenten. In dit derde hoofdstuk worden de mutaties onderzocht die zich op de arbeidsmarkt hebben voorgedaan ten gevolge van de ontwikkelingen in de verwerkende sector, mutaties die, op hun beurt, een weerslag hadden op het concurrentievermogen van de verwerkende nijverheid.
De werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid.
De in hoofdstuk 1 gemaakte berekeningen hebben uitgewezen dat de toename van de jaarlijkse beloning per werknemer in de verwerkende nijverheid van 1970-1973 tot 1978 in België duidelijk groter was dan in de voornaamste concurrerende landen als geheel : het dispariteitsindexcijfer van deze beloning — dispariteit gezien als de verhouding tussen het verloop in België enerzijds, en in de concurrerende landen anderzijds —, berekend op basis 1970-1973 = 100, bedroeg 124 in 1978 en 119 voor de periode 1975 tot 1978 [tabel LX, kolom (d)]. De weerslag van deze dispariteit op die van de kosten per eenheid produkt werd gedurende dezelfde periodes echter met de helft verminderd doordat de stijging van de produktiviteit — gezien als het jaarlijkse produktievolume per werknemer — in België groter was dan bij de concurrenten. Steeds op basis 1970-1973 = 100 lag het dispariteitsindexcijfer van de produktiviteit in de verwerkende industrie immers op 112 in 1978 en op 108 voor het geheel van de jaren 1975 tot 1978. Deze stijging van de produktiviteit in de verwerkende nijverheid, d.w.z. van de hoeveelheid produktie die voortgebracht wordt met één eenheid . arbeid, kan het gevolg zijn, of wel van een grotere uitbreiding van de produktie dan van de ingezette hoeveelheid arbeid, of wel, bij onveranderde produktie, van de vervanging van bestaande arbeidskrachten door uitrustingen, of wel van een sterkere daling van de werkgelegenheid dan van de produktie, of nog van de verdwijning van de minst efficiënte bedrijven. In het eerste geval verhogen tegelijkertijd de werkgelegenheid, de produktie en het inkomen; in het tweede 78
geval is er verlies aan arbeidsplaatsen, maar stabiliteit van de produktie en handhaving van het inkomen tenzij de daling van de arbeidskosten per eenheid produkt gedeeltelijk wordt opgeheven door een stijging van de kosten der technische produktiemiddelen; in het derde en het, vierde geval is er verlies tegelijkertijd aan arbeidsplaatsen, produktie en inkomen. In deze laatste situatie wordt de werkgelegenheid twee keer getroffen : rechtstreeks door de gedane afdankingen en indirect door het multiplicatoreffect dat de vermindering van het inkomen in de verwerkende nijverheid teweegbrengt op het nationaal inkomen en bijgevolg, ceteris paribus, op de werkgelegenheid.
Tabel LXXX.
Werkgelegenheid I in de verwerkende nijverheid 1970-1973 = 100 Bron : 0.E.S.O. Dispa riteitsindexcijfere België
Overige 0.E .S.0..landen
7 voornaamste concurrenten
2
België
België
Overige 0.E.S.0.-land en
7 voornaamste concurrenten
—
1974
100,9
101,4
101,1.
99,5
99,8
1975
95,0
96,5
95,5
98,4
99,5
1.976
91,1
96,7
95,9
94,2
95,0
1.977
87,5
97,4
96,8
89,8
90,4
1978
84,0
98,0
97,6
85,7
86,1
1975-1.978
89,4
97,1
96,5
92,1
92,6
Aantal werkzame personen. 2
indexcijfer van het aantal in België werkzame personen Berekend als volgt : indexcijfer van het aantal in de overige in aanmerking genomen landen werkzone personen • Een cijfer van minder dan 100 wijst er dus op dat het aantal in de verwerkende nijverheid werkzame personen in België sterker gedaald is dan in het geheel van de overige in aanmerking genomen landen.
Uit de indexcijfers die we konden bijeenbrengen en die werden toegelicht in IV.1.3.2., bleek, enerzijds, dat gedurende de in aanmerking genomen periode, de investeringen in de Belgische verwerkende nijverheid minder dan in de concurrerende landen zouden hebben gediend om de produktie op te voeren, wat betekent dat het veeleer om rationalisatie-investeringen ging. en, anderzijds, dat de uitschakeling van marginale ondernemingen in België significant zou zijn geweest. 'De beschikbare gegevens over de werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid bevestigen de uitslagen van deze analyse. Zij tonen aan dat het aantal in deze nijverheid werkzame personen t.o.v. de basisperiode 1970-1973 in België sterker is teruggelopen dan in de gezamenlijke overige O.E.S.O.-landen en dan 79
in het totaal van de zeven concurrerende landen (tabel LXXX); vooral vanaf 197.6 werd de afwijking tussen België en de overige landen groter. De schommelingen van het absolute peil van cie werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid kunnen echter mede bepaald worden door. andere facto ren dan het verloop van de produktiviteit en van de concurrentiekracht van deze industrie; de loop van de beroepsbevolking kan namelijk een positieve of negatieve weerslag hebben op de werkgelegenheid in de verwerkende sector. Nu is het zo dat de loop van de beroepsbevolking sterk verschilde van land tot. land : van 1970-1973 tot 1978 groeide de beroepsbevolking in de zeven voornaamste concurrerende landen samen met 8,4 pct. en in België met 5,3 pct. (tabel LXXXIII); in die kleinere•stijging van de beroepsbevolking in België zou men dus een van de redenen kunnen zien waarom de werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid in .ons land sterker . terugliep. Om die mogelijke weerslag van de beroepsbevolking, d.i. van het aanbod van arbeidskrachten, op de werkgelegenheid in de verwerkende sector uit te schakelen, heeft men de dispariteiten tussen België en de zeven voornaamste concurrerende landen• in tabel LXXXI berekend m.b.t. het aandeel dat de werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid neemt in de totale beroepsbevolking (eerste kolom). Daaruit blijkt dat dit aandeel vanaf 1976 in België merkelijk meer is afgenomen dan in het blok van de zeven voornaamste concurrerende landen. De loop van de beroepsbevolking is zelf de resultante van twee andere evoluties : die van de bevolking binnen de arbeidsleeftijd en die van de activiteitsgraad van deze bevolking. Deze activiteitsgraad werd de laatste jaren tegengestelde zin beïnvloed door twee ontwikkelingen : enerzijds, de oppensioenTabel LXXXI.
Spreiding van de totale beroepsbevolking 1 Indexcijfer België Indexcijfer 7 voornaamste concurrenten
1970-1973 = 100
Bron : 0.E.S.O. Overige sectoren Verwen kende . . nijverheid
Totaal .
Niet-verLandbouw werkende . nijverheid
Verbandeltare diensten
1.974•
99;8
100,5
99,1
95,0
99,6
1975
99,9
103,0
98,6
96,5 •
99,3
1976•
95,8
104,6
95,9
95,9
97,5
1977
91,5
106,1
95,1
94,2
:1978
87,3
107,0
•91,6
19754.978
93,6
105,2
95,3
99,9
110,1
99,7
133,7
103,0
98,2
179,7
96,6
103,9
96,8
223,1 •
90,2
• 95,6
107,6
95,3
276,2
94,2
97,3
103,6
97,5
203,2
1 Verloop van heil procentuele aandeel van iedere categorie in de totale beroepsbevolking.
80
Totale Niet; verwerkge- -Werklozen handelbare legenheid diensten
100,7 99,7•
stelling van personen binnen de arbeidsleeftijd en, anderzijds, de inschakeling van een steeds groter percentage vrouwen in het economische circuit. Deze beide ontwikkelingen zijn op een niet te kwantificeren, maar van land tot land verschillende wijze ten dele bepaald door wettelijke of institutionele factoren. Aan de ene kant gaat het om stelsels van vervroegde pensionering die in sommige landen worden toegepast en die een aantal personen ertoe hebben kunnen aanzetten of verplichten vervroegd met pensioen te gaan : deze stelsels hadden vooral betrekking op de mannelijke beroepsbevolking, die door haar relatief oudere leeftijdsstructuur beter de voorwaarden voor de toekenning van vervroegd pensioen vervulde. Aan de andere kant gaat het om stelsels van werkloosheidsuitkeringen waardoor sommige categorieën van personen die niet deelnainen aan enig arbeidscircuit -- wat het geval was met een deel van de vrouwelijke bevolking - ertoe konden worden aangezet zich als werkzoekende te laten inschrijven. Door :de vervroegde oppensioenstelling verminderde tegelijkertijd de beroepsbevolking en de werkloosheid, terwijl de grotere deelneming van de vrouwen aan het beroepsleven daarentegen zowel de beroepsbevolking als de werkloosheid 'heeft doen toenemen. De resultante van deze twee factoren. die van land tot land verschilt en waarvan de -- steeds riskante - kwantificering een nauwgezet onderzoek van de bestaande nationale wetgevingen en praktijken zou vereisen dat buiten het kader van deze studie zou vallen, beïnvloedt kunstmatig de statistieken van de beroepsbevolking en bijgevolg de berekeningen betreffende het aandeel van de beroepsbevolking die werkzaam is in de verwerkende nijverheid : b.v., bij een toename van het aantal vrouwen die werkloosheidsuitkeringen wensen te - genieten en zich bijgevolg laten inschrijven als werkzoekende, zal de beroepsbevolking groeien en zal het aandeel dat de werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid neemt in de totale beroepsbevolking verminderen zonder mogelijke economische verklaring. Tabel LXXXII. Spreiding van de totale werkgelegenheid 1 Indexcijfer België • Indexcijfer 7 voornaamste concurrenten
1970-1973 = 100
Bron : O.E.S.O.
dverige neetoren Verwerkende nijverheid
Totaal
Landbouw
Nietverwerkende nijverheid
1974
100,2
99,9
. 99,0
94,4
100,0 ,
101,0
NietVerhandelbare verhandelbare ,diensten diensten
1975
, 100,2
100,2
98,8
96,4
99,7
99,8.
1976
97,5
101,2
97,2
97,5
99,3
104,9
1977
94,6
102,2
97,6
97,0
99,7
108,0
1978
91,9
103,3
96,4
94,1
100,2
113,0
1975-1978
96,1
• 101,7
97,5
96,3
99,7
106,4
1 Verloop van liet procentuele aandeel an iedere sector in de totale werkgelegenheid.
81
Om te pogen dit euvel te verhelpen, hebben we de werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid in tabel LXXXII uitgedrukt in procenten van de totale werkgelegenheid en niet langer van de totale beroepsbevolking. Daaraan is dan echter weer een ander bezwaar verbonden, nl. dat men de omvang onderschat van de afdankingen in de verwerkende nijverheid, wanneer de afgestoten werknemers niet in dienst treden van andere werkgevers, maar werkloos worden. Onder (lat voorbehoud is het interessant vast te stellen dat de twee gebruikte methodes — werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid in verhouding, enerzijds, tot de totale beroepsbevolking en, anderzijds, tot de totale werkgelegenheid — zeer analoge resultaten opleveren inzake het verloop van de dispariteiten tussen België en het geheel van de zeven voornaamste concurrerende landen. In de twee vergelijkingen komt vanaf 1976 een belangrijke dispariteit ten nadele van België aan het licht, die zich in de loop van de daaropvolgende jaren nog uitdiept. M.b.t. de dispariteit tussen België en de zeven voornaamste concurrenten inzake de werkgelegenheid in de verwerkende sector vindt men, op basis 1970-1973 = 100, in 1978 het indexcijfer 87 voor wat betreft het deel van de beroepsbevolking dat werkzaam is in de verwerkende nijverheid en het indexcijfer 92 voor het deel van de totale werkgelegenheid dat in diezelfde nijverheid is ondergebracht.
IY.3.2. De werkgelegenheid in de overige sectoren van de economie, de werkloosheid en hun weerslag op de verwerkende nijverheid.
Welke waren de tegenhangers of implicaties van het feit dat de werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid in België meer gedaald is dan bij de voornaamste concurrenten ? De weerslag van de vernietiging van arbeidsplaatsen in de verwerkende nijverheid op de totale werkgelegenheid kan worden goedgemaakt door het scheppen van arbeidsplaatsen in de overige bedrijfssectoren : landbouw, nietverwerkende nijverheid, verhandelbare diensten, niet-verhandelbare diensten (d.w.z. voornamelijk openbare diensten). Is de compensatie niet volledig, dan heeft men, ceteris paribus, een stijging van de werkloosheid. Uit tabel LXXXIII blijkt dat de totale werkgelegenheid in België van 1970-1973 tot 1978 vrijwel ongewijzigd is gebleven, d.w.z. dat in heel deze periode de schepping van arbeidsplaatsen in de niet-verwerkende sectoren ongeveer gelijk was aan de vernietiging van arbeidsplaatsen in de verwerkende nijverheid. Dat de werkloosheid in dezelfde periode is toegenomen, is het gevolg van de toename van de beroepsbevolking. In de zeven voornaamste concurrerende landen samen bleef de daling van het aantal in de verwerkende nijverheid werkzame personen — die overigens kleiner was dan in België — geringer dan de stijging van het aantal in de overige sectoren werkzame personen, zodanig dat de totale werkgelegenheid toenam, zonder evenwel de stijging van de beroeps82
bevolking - die groter was dan hij ons - volledig te kunnen opvangen. Per saldo is de werkloosheid in België, ondanks een mindere stijging van de beroepsbevolking, forser toegenomen dan in het geheel van de zeven voornaamste concurrerende landen. De verdeling van de totale werkgelegenheid tussen de verschillende bedrijfssectoren (tabel 1_,XXXI1) toont aan dat het aandeel van de personen die werkzaam zijn in de landbouw en in andere industriesectoren dan de verwerkende nijverheid, in België meer terugliep dan bij het blok van de zeven voornaamste concurrerende landen. In de verhandelbare diensten is het verloop in België net hetzelfde als in de overige landen. In de niet-verhandelbare diensten, d.w.z. voornamelijk de openbare diensten, lag de stijging van het aandeel in de totale werkgelegenheid daarentegen duidelijk boven wat in de gezamenlijke concurrerende landen is opgetekend : op basis 1970-1973 = 100 beliep het dispariteitsindexcijfer tussen België en de in aanmerking genomen concurrenten 113 in 1978. Tabel LXXXIII.
Beroepsbevolking, werkgelegenheid en werkloosheid Indexcijfers 1970-1973 = 100 Bron : 0.E.S.O. Belgiti 7 voornaamste concurrenten
1.121glii
Beroepsbevo l ki ng
Totale \I. e r kg e -
leg e nh e i d
7 voornaamste concurrenten Werklozen bBeroeps, ii . e \ ° 'm g
Totale werkgelegenheid
\Verkiezen
Beroepsbevolking
Totale werkge- Werklozen legenheid
1974
102,9
102,5
122,5
102,9
102,6
110,7
100,0
99,9
110,7
1975
103,3
101,0
218,9
103,6
101,5
164,9
99,7
99,5
132,7
1976
104,1
100,3
291,9
105,0
102,8
168,6
99,1
97,6
173,1
1977
104,7
100,0
334,8
106,7
104,6
167,4
98,1
95,6
200,0
97,1
93,8
227,8
98,5
96,5
183,0
1978
105,3
100,1
363,5
108,4
106,7
159,6
1975-1978
104,3
100,3
302,2
105,9
103,9
165,1
Deze comparatieve ontwikkelingen roepen de volgende bedenkingen op. De sector van de verhandelbare diensten en vooral die van de niet-verhandelbare diensten ondervinden niet dezelfde belemmeringen als de industrie. Omdat deze laatste voor de meeste van haar activiteiten blootgesteld is aan de buitenlandse mededinging, zowel op de binnenlandse markt als bij de uitvoer, is zij niét bij machte een grotere stijging van haar totale kosten dan bij haar buitenlandse concurrenten in haar prijzen door te berekenen; een ongunstige dispariteit inzake totale kosten moet dus uitlopen, of wel op een gunstige dispariteit inzake pro83
duktiviteit, of op een verlies aan concurrentiekracht, d.w.z. in fine op een sterkere vermindering van het aantal arbeidskrachten dan bij de concurrenten. In de sector van de verhandelbare diensten, die als geheel sterk beschut is tegen de buitenlandse mededinging, is de wisselwerking tussen de kosten, de produktiviteit en de werkgelegenheid grondig verschillend : een stijging van de kosten moet niet noodzakelijk leiden tot verhogingen van de produktiviteit of tot een verlies aan rendabiliteit, maar kan uitmonden in een prijsstijging. •Welnu, in sectie IV.1.3.3. hiervoren, heeft men gezien dat, in de gezamenlijke « overige bedrijfstakken » — zijnde het geheel van de economie, exclusief de overheid en de verwerkende nijverheid, m.a. -sv. vooral verhandelbare diensten —, de totale kosten en de prijzen gedurende de periode 1970-1973 tot 1978 in België meer gestegen waren dan in het buitenland, terwijl de produktiviteitstoename er kleiner was dan in de overige landen. Een — in vergelijking met het buitenland — stabiel aandeel van de werkgelegenheid in de verhandelbare diensten ging dus gepaard met een sterkere stijging van de kosten en van de prijzen. Men weet dat deze sector diensten levert aan de verwerkende nijverheid : de prijs van de inputs van deze laatste stijgt dus wanneer in de dienstensector een handhaving of vermeerdering van de werkgelegenheid gepaard is aan een verhoging van zijn prijzen. Bovendien zijn de prijzen van de verhandelbare diensten een van de componenten van het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen; gelet op de stelsels van formele of niet-formele koppeling van de inkomens aan de prijzen, heeft hun stijging dus een nieuwe verhoging van de kosten van de verwerkende nijverheid tot gevolg, in het bijzonder van de loonkosten. In de mate dat er tegenover de teruggang van de werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid een creatie stond van arbeidsplaatsen in de sector van de verhandelbare diensten, heeft dit een verzwaring van de kosten van de verwerkende nijverheid teweeggebracht die in België sterker woog dan in het buitenland, al was deze creatie van nieuwe arbeidsplaatsen bij ons niet belangrijker dan bij de concurrenten. • In de sector van de niet-verhandelbare diensten, d.w.z. vooral in de openbare diensten, worden de geschapen arbeidsplaatsen bekostigd door de overheidsbegroting; zo leiden ze, ceteris paribus, tot een aanwas van de fiscale lasten van de hele volkshuishouding, hetzij onmiddellijk, hetzij niet uitstel wanneer voor de financiering gedurende enige tijd een beroep wordt gedaan op leningen. In sectie IV.2.2. hierboven is erop gewezen dat het overheidsverbruik van 19701973 tot 1978 in België veel meer was toegenomen dan in de zeven voornaamste concurrerende landen. De sterkere stijging van dit openbaar verbruik moet worden in verband gebracht met die van het aantal in de openbare diensten werkzame personen; dit aantal is in België vanaf 1976 toegenomen ten gevolge van diverse wettelijke en administratieve beschikkingen met het specifieke doel de werkgelegenheid in die diensten in de hand te werken. Er werd in. sectie IV.2.3.3. ook onderstreept dat de totale fiscale en parafiscale druk bij ons sterker gestegen was dan in het buitenland. Onder de. sectoren die deze verzwaring .van de fiséale lasten moeten dragen, kan die welke blootgesteld is 84
aan de buitenlandse mededinging, d.w.z. in hoofdzaak de verwerkende sector, die lastenverhoging noch stroomafwaarts noch stroomopwaarts afwentelen. In de mate dat de teruggang van de werkgelegenheid in de verwerkende sector leidt tot een toename van de werkgelegenheid in de openbare diensten, zal de daaruit voortvloeiende verzwaring van de fiscale lasten een deel van de kostenverminderingen wegvreten die de verwerkende nijverheid erin geslaagd was te bereiken door een inkrimping van haar personeel. Tabel LXXXIV.
Werkloosheidspercentage Broei : 0.B.S.O. België 7 voornaamste concurrenten
België
1970-1973
Totale werkloosheid
Werkloosheid mannen
Totale werkloosheid
2,0
1,7
3,3
Werkloosheid mannen
7. voornaamste concurrenten Totale werkloosheid
Werkloosheid mannen
'2,9
60,6
58,6 58,6
1974
2,4
1,7
3,6
2,9
66,7
1975
4,2
3,1 .
5,3
4,8
79,2
61,6
1976
5,6
3,7
5,3
4,8
105,7
77,1
1977
6,3
3,9
5,2
4,5
121,2
86,7 97,6 80,9
:1.978
6,8
4,1
4,9
4,2
138,8
1975-1978
5,7
3,7
5,2
4,6
110,6
Een gelijkaardige vaststelling dringt zich op wanneer de vernietiging van arbeidsplaatsen in de verwerkende nijverheid een stijging van de werkloosheid veroorzaakt. De financiering daarvan zal ten slotte de fiscale of de rentelasten verzwaren en de verwerkende nijverheid zal ze niet kunnen afwentelen, noch stroomafwaarts noch stroomopwaarts : de initiële kostenbesparingen dank zij de vooruitgang van de produktiviteit in de eigen sector zullen ten dele opnieuw verloren gaan. Men heeft gezien dat België, ondanks een minder sterke stijging van de beroepsbevolking dan bij de voornaamste concurrenten, tegenover deze laatste een ongunstige dispariteit te zien gaf m.b.t. het verloop van de werkloosheid. Tijdens de basisperiode 1970-1973 lag het werkloosheidspercentage, d.w.z. de verhouding tussen de totale werkloosheid en de beróepsbevolking, in België• 40 pct. onder het percentage in de zeven voornaamste concurrerende landen samen genomen (tabel L-XXXIV); in 1978 lag het ongeveer 40 pct. boven dat van de concurrenten. Dit verschil in ontwikkeling heeft veel meer te maken met de werkloosheid van de vrouwen dan met die van de mannen : voor deze laatsten was het percentage', dat in 1970-1973 ongeveer 40 pct. kleiner was dan het 35
overeenstemmende percentage in de zeven voornaamste concurrerende landen, in 1978 alleen maar op gelijke hoogte gekomen met dit laatste. De verklaring voor de hogere werkloosheid in België dan in het buitenland aan het einde van de periode, moet bijgevolg uitsluitend worden gezocht in de werkloosheid van de vrouwen.
IY.3.3. Besluiten. De werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid is, om redenen van
relatieve ontwikkeling van de kosten waarover uitvoerig is uitgeweid in het eerste hoofdstuk van dit vierde deel, in België veel meer afgenomen dan in de voornaamste concurrerende landen. Op basis 1970-1973 = 100 is de dispariteit inzake werkgelegenheid in de verwerkende nijverheid voor België werkelijk ongunstig geworden vanaf 1976, terwijl aanzienlijke dispariteiten inzake beloning per werknemer en kosten van aankoop bij andere sectoren van de economie al sedert het eerste in aanmerking genomen jaar, nl. 1974, aan het licht waren gekomen. De werkgelegenheid heeft dus aanvankelijk gereageerd met een vertraging van bijna twee jaar op afwijkingen t.a.v. de totale kosten. Nadien schijnt de invloed van die afwijkingen op de werkgelegenheid sneller te hebben doorgewerkt. Wanneer de vernietiging van arbeidsplaatsen in de verwerkende nijverheid gepaard gaat met reële produkt iviteitsstijgingen van de sector, drukt zij diens kosten en verbetert zij zijn rendabiliteit. In dat opzicht had de Belgische verwerkende nijverheid zich een voordeel moeten toeëigenen tegenover haar concurrenten. Maar behalve dat, zoals is aangetoond in hoofdstuk I van dit deel, dit voordeel ontoereikend was om de ongunstige ontwikkeling van de rechtstreeks door de verwerkende nijverheid uitbetaalde beloningen uit te vissen, is het zelf sterk aangetast door de lasten die de verliezen aan arbeidsplaatsen in de verwerkende nijverheid voor de rest van de economie hebben meegebracht, lasten die ten slotte in België sterker dan in het buitenland hebben doorgewogen op de kosten van de verwerkende nijverheid en bijgevolg op de rendabiliteit van deze laatste, althans in de mate dat die nijverheid er niet in slaagde ze, op haar beurt, af te wentelen door opnieuw werknemers af te stoten. De uitsplitsing van de werkgelegenheid naar grote bedrijfssectoren toont namelijk aan dat, wat cie sector van cie verhandelbare diensten betreft, alleen in de diensten de werkgelegenheid even gunstig evolueerde in België als in het buitenland. De kosten per werknemer, evenals die per eenheid produkt en de brutowinst per eenheid produkt stegen in deze sector echter in België meer dan in het buitenland. De prijzen die hij toepast en die -- direct of indirect -een kostenelement vormen voor de verwerkende nijverheid, zijn in België dan ook eveneens sterker gestegen dan in het buitenland. Voorts stond tegenover de vernietiging van arbeidsplaatsen in de verwerkende sector een duidelijk grotere stijging van de werkgelegenheid in de openbare diensten en van de 86
werkloosheid dan bij de concurrenten. Een en ander droeg bij tot de sterkere stijging dan in het buitenland van de fiscale en parafiscale druk, die alleen de niet-beschutte sector, d.w.z. voornamelijk de verwerkende nijverheid, niet kan afwentelen, tenzij door zijn aan tal werknemers nog verder te verminderen. De in dit hoofdstuk onderzochte ontwikkelingen tonen genoegzaam aan dat een kleine, open economie zich niet kan onttrekken aan de implicaties van een stijging van de totale kosten van de aan de concurrentie blootgestelde sector, die de stijging in het buitenland overtreft. De pogingen om de verliezen aan werkgelegenheid op te vangen, maken die verliezen uiteindelijk nog meer onontkoombaar indien de fundamentele oorzaken van de vernietiging van arbeidsplaatsen niet tegelijkertijd werden opgeheven of afgezwakt.
87
MAATREGELEN VAN MONETAIR BELEID
Mededeling van 27 mei 1981 De Nationale Bank van België deelt mede dat vanaf 28 mei 1981 haar discontovoet teruggebracht wordt van 14 tot 13 pct. en haar gewoon voorschottentarief van 16 tot 15 pct.
Mededeling van 17 juni 1981 De Nationale Bank van België heeft besloten een speciale rentevoet toe te passen voor het herdisconto door het Herdiscontering- en Waarborginstituut van wissels met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar en die kredieten vertegenwoordigen welke zijn toegestaan door de Pool Creditexport voor de financiering van uitvoertransacties betaalbaar op middellange termijn. Deze rentevoet zal die zijn van de financieringsoperatie door Creditexport. Aldus zal het herdisconto van dit papier mogelijk zijn zelfs wanneer, zoals dit thans het geval is, de officiële discontovoet van de Bank hoger is dan die van het Creditexportpapier. Deze buitengewone maatregel heeft tot doel de voortzetting te vergemakkelijken van de financieringsoperaties door de Pool Creditexport van de uitvoertransacties op middellange termijn.
89
SYNTHETISCHE CURVE VAN DE VOORNAAMSTE GEGEVENS VAN DE MAANDELIJKSE CONJUNCTUURTEST VAN DE NATIONALE BANK RESULTATEN VAN DE MAANDEN MEI EN JUNI 1981 Verloop van de synthetische curve, inclusief de indicator nopens het verloop der verkoopprijzen • Verloop van de synthetische curve, exclusief de indicator nopens het • verloop der verkoopprijzen • 120
120
110
110
100
100
90
90
80
80
70
70
60
11111111111
1 1111111111
11111111111
1111111 rIII
1976
1977
1978
1979
I I 1 I 1 I I I I I 1980
11111111111
60
1981
Commentaar van het verloop tijdens de maand mei 1981 : De getalwaarde van de synthetische curve, waarin de indicator van het prijsverloop is begrepen, is van 82,17 punten in april 1981 naar 82,58 punten gegaan in mei, d.w.z. een toename met 0,41 punt. De getalwaarde berekend zonder die indicator is evenwel onveranderd (80,19 punten) gebleven. Verschillende indicatoren nopens het conjunctureel klimaat in de verwerkende nijverheid, waaronder de indicator met betrekking tot het verloop van de verkoopprijzen, gaven aanleiding tot een vooruitgang van de curve. Daarentegen heeft de indicator van de handel de curve in dalende richting beïnvloed.
Commentaar van het verloop tijdens de maand juni 1981 : De getalwaarde waarin de indicator van het verloop der verkoopprijzen is begrepen steeg van 82,58 punten in mei naar 84,86 punten in juni 1981. De waarde berekend zonder met het prijsverloop rekening te houden (stippellijn) is ietwat meer vooruitgegaan, nl. van 80,19 naar 82,77 punten. De vooruitgang is terug te vinden in de drie economische sectoren die in de curve worden opgenomen met, weliswaar, een verschil in betekenis naargelang de sector. Terwijl in de verwerkende nijverheid die vooruitgang de uiting is van een zekere verbetering van het conjonctureel klimaat, komt hij in de bouwnijverheid en in de handel de achteruitgang, waargenomen in mei, louter goedmaken.
STATISTIEKEN
ECONOMISCHE WETGEVING
LITERATUUR IN VERBAND MET DE ECONOMISCHE EN FINANCIELE PROBLEMEN DIE VAN BELANG ZIJN VOOR BELGIE
STATISTIEKEN INHOUD Nummers tabellen
Nummers van de tabellen
van de
IX. - Betalingsbalans van de B.L.E.U.
I. - Bevolking en nationale rekeningen.
1. Bevolking 2. Verdeling van het nationaal produkt over de produktiefactoren 3. Bruto toegevoegde waarde, tegen marktprijzen, per activiteitsklasse 4. Besteding van het nationaal produkt : a) Ramingen in werkelijke prijzen b) Indexcijfers van de ramingen in prijzen van 1975
- 1 I-2 I• 3 I - 4a
I - 4b
II. - Werkgelegenheid en werkloosheid.
Aanbiedingen van werkzoekenden en aanvragen van werkgevers
II
III • 1 III • 2
IV. - Nijverheid.
0. Resultaten van de conjunctuuronderzoekingen 1. Indexcijfers van de industriële produktie 2. Indexcijfers van de produktie in de verwerkende industrie, per sector 3. Energie 4. Metaalproduktie 5. Bouwnijverheid 6. Vergelijkende evolutie van de industriële produktie der E.E.G.-landen
IV - 0
IY - 1 IY - 2 IY - 3 IY - 4 IY - 5
IY • 6
V. - Diensten.
1. Vervoer : a) Activiteit van de N.M.B.S. en de SABENA b) Zeevaart c) Binnenscheepvaart 2. Toerisme - Overnachtingen van toeristen in België 3. Binnenlandse handel : a) Indexcijfers van de verkoop b) Verkoop op afbetaling 4. Activiteit van de verrekenkamers
- la Y - lb Y - le Y-2
Y • 3a Y - 3b Y-4
YI. - Inkomens.
1. Bezoldigingen van de werknemers 2. Gemiddelde bruto-uurverdienste van de arbeiders in de nijverheid 3. Gemiddelde bruto-maandverdienste van de bedienden in de nijverheid
YI.1 YI - 2 YI - 3
VII. - Prijsindexcijfers.
1. Grondstoffen 2. Groothandelsprijzen in België 3. Consumptieprijzen in België : a) Indeling in 4 groepen b) Indeling volgens het Bureau voor de Statistiek der Europese Gemeenschappen
VII - 1 VII .2 YII - 3a YII - 3b
YIII. - Buitenlandse handel van de B.L.E.U.
1. Algemene tabel 2. Uitvoer naar de aard der produkten 3. Invoer naar het gebruik der produkten 4. a) Indexcijfers van de gemiddelde waarden per eenheid b) Indexcijfers van het volume 5. Geografische spreiding
Jaarcijfers Saldi per kwartaal Ontvangsten en uitgaven per kwartaal Beknopte balans Verrichtingen met het buitenland, verrichtingen in buitenlandse valuta's van de ingezetenen met de Belgische en Luxemburgse banken en termijnvalutatransacties 6. Voor de betaling van in- en uitvoer gebruikte valuta's X.
III. - Landbouw en visserij.
1. Landbouwproduktie 2. Zeevisserij
1. 2. 3. 4. 5.
YIII - 1 VIII - 2
YIII - 3 VIII - 4a VIII - 4b YIII - 5
-
IX - 1 IX - 2 IX - 3 IX • 4
IX - 5 IX - 6
Valutamarkt.
1. Officiële wisselkoersen vastgesteld door de in verrekenkamer te Brussel vergaderde bankiers : a) Jaarlijkse cijfers b) Driemaandelijkse en maandelijkse cijfers 2. Bijzonder trekkingsrecht 3. Markt van de U.S.-Dollar te Brussel 4. Europees Monetair Stelsel : a) Spilkoersen van de Ecu, bilaterale spilkoersen en koersen waarop interventie verplicht is gesteld h) Wisselkoers van de Ecu, agio of disagio van de verschillende munten t.o.v. de Belgische frank en af w ij k ingsindicatoren 5. Effectieve wisselkoersen
X - la X - lb X-2 X-3 X- 4a X - 4b -5
XI. - Rijksfinanciën.
1. Ontvangsten en uitgaven van de Schatkist voortvloeiend uit de verrichtingen volgens begroting 2. Kasresultaat van de Schatkist en financiering ervan 3. Nettofinancieringsbehoeften van de Schatkist en hun dekking 4. Belastingontvangsten (per kalenderjaar) 5. Indeling van de belastingontvangsten
XI • 1 XI - 2 XI - 3 XI - 4 XI - 5
XII. - Vorderingen en schulden in de Belgische economie.
1. Uitstaande bedragen : a) op 31 december 1978 b) op 31 december 1979 2. Bewegingen van de vorderingen en schulden in 1979 3. Uitstaande bedragen (totalen per sector) : a) op 31 december 1978 b) op 31 december 1979 4. Bewegingen van de vorderingen en schulden in 1979
XII-la XII - lb XII - 2 XII - 3a XII - 3b XII - 4
XIII. - Overwegend geldscheppende instellingen.
1. Gezamenlijke balansen van de overwegend geldscheppende instellingen 2. De balansen van de Nationale Bank van België, de geldscheppende openbare instellingen en de depositobanken : a) Nationale Bank van België b) Geldscheppende openbare instellingen c) Depositobanken d) Totaal der overwegend geldscheppende instellingen 3. Oorzaken van de veranderingen in de geldhoeveelheid bij de overwegend geldscheppende instellingen 4. Geldhoeveelheid : a) Bij de overwegend geldscheppende instellingen b) Totaal 5. Netto buitenlands actief : a) van de overwegend geldscheppende instellingen b) van de Nationale Bank van België 6-7. Opgenomen bedragen van de discontokredieten, voorschotten en acceptkredieten bij hun oorsprong door de depositobanken verleend aan de bedrijven en particulieren en aan het buitenland : - Zichtbare economische bestemming Vorm en houderschap
XIII - 1
XIII - 2a XIII 2b XIII - 2c XIII - 2d XIII 3 XIII - 4a XIII - 4b XIII - 5a XIII - 5b
XIII
7
6
XIII • 7
Nummers van de tabellen
8. Discontokredieten, voorschotten en acceptkredieten aan de bedrijven en particulieren en aan het buitenland bij hun oorsprong toegestaan door de overwegend geldscheppende instellingen en ondergebracht bij de Nationale Bank van België 9. Opgenomen bedragen van de discontokredieten, voorschotten en acceptkredieten, bij hun oorsprong door de overwegend geldscheppende instellingen verleend aan de bedrijven en particulieren en aan het buitenland 10. Balansen van de Nationale Bank van België Weekstaten van de Nationale Bank van België 11. Verrichtingen in postrekening 12. Algemene staat der banken 13. Gezamenlijke betalingen door middel van direct opeisbare bankdeposito's in Belgische franken en van tegoeden in postrekening
XIII - 8
XIII - 9 XIII - 10 XIII - 10 XIII 11 XIII • 12
Nummers van de tabellen
4. Uitgiften van de vennootschappen - jaarcijfers 5. Uitgiften van de vennootschappen - maandcijfers 6. Verplichtingen van de bedrijven en particulieren tegenover de Belgische financiële instellingen 7. Hypotheekinschrijvingen 8. Disconto-, voorschotten- en acceptkredieten bij hun oorsprong verleend door de banken, de ASLK, de N.M.K.N. en de N.K.B.K. aan de bedrijven en particulieren en aan het buitenland. - Kredieten van een miljoen frank of meer waarvan de begunstigde : a) een Belgische ingezetene is (Indeling volgens de economische sector waartoe de begunstigde behoort) b) een niet-ingezetene is (Indeling volgens de geografische zone waar de begunstigde gevestigd is)
XIII - 13
XVII - 4 XVII - 5
XVII .6 XVII - 7
XVII - 8a. XVII - 8b.
XVIII. - Geldmarkt.
XIY. - Financiële instellingen andere dan overwegend geldscheppende.
1. Markt van het daggeld 3. Houderschap van het door de depositobanken gedis-
XVIII - 1
4. Voornaamste activa en passiva van het Rentenfonds
conteerde handelspapier en van de bankaccepten 3. Herdiscontoplafonds en maandelijkse quota's van de voorschotten in rekening-courant bij de Nationale Bank van België : a) van de banken tot 1 november 1977 h) van de banken vanaf 2 november 1977 c) van de openbare kredietinstellingen en private spaarkassen
XVIII • 2
XIY - 4 5. Algemene Spaar- en Lijfrentekas : a) Spaarkas - Verrichtingen van de gezinnen XIV 5a b) Voornaamste posten uit de balansen van de Spaarkas XIY-5b c) Voornaamste posten uit de balansen van de Lijfrentekassen XIV - 5c d) Voornaamste posten uit de balansen van de Levensverzekeringskas XIY - 5d 6. Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid XIV - 6 7. Algemene staat der private spaarkassen XIY - 7 8. Gemeentekrediet van België XIV • 8 9. Levensverzekeringsmaatschappijen XIV • 9 XV. - Financiële activa.
1. Financiële activa in het bezit van de overheid en van de bedrijven en particulieren 2. Financiële activa in het bezit van de bedrijven en particulieren 3. Financiële activa in het bezit van de bedrijven en particulieren. - Niet-monetaire activa voor ten hoogste een jaar : a) Veranderingen h) Uitstaande bedragen bij de nationale financiële instellingen
4. Financiële activa in het bezit van de bedrijven en particulieren. Activa voor meer dan een jaar 5. Financiële activa in het bezit van de bedrijven en particulieren. Activa in Belgische franken en buitenlandse valuta's bij de nationale financiële instellingen : a) Veranderingen b) Uitstaande bedragen 6. Voornaamste vormen van de besparingen van particulieren beschikbaar in de Belgische volkshuishouding
XV - 1 XY - 2
4. Indeling van de schulden in Belgische franken voor meer dan een jaar van de overheidssector : a) Indeling naar de debiteuren h) Indeling naar de houders
XV - 3a
2. Rendement van de vennootschappen op aandelen jaarcijfers 3. Rendement van de vennootschappen op aandelen cumulatieve cijfers
-
certificaten van het Rentenfonds 5. Rentetarief voor deposito's in Belgische franken
XIX - la XIX - lb XIX • le XIX - 2
XIX - 3 XIX - 4
bij
de banken 7. Rendement van effecten met vast rendement op de Beurs te Brussel 8. Rentevoet van de kasbons en obligaties uitgegeven
door de openbare kredietinstellingen
XV - 3b
XV - 4
XV 5a XV - 5b XV -6
XIX - 5 XIX - 6 XIX - 7 XIX - 8
XX. - Buitenlandse circulatiebanken.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Discontovoet Banque de France Bank of England Federal Reserve Banks Nederlandsche Bank Banca d'Italia Deutsche Bundesbank Banque Nationale Suisse Banque des Règlements Internationaux
XX - 1 XX • 2 XX - 3 XX - 4 XX - 5 XX - 6 XX • 7 XX - 8 XX - 9
Grafieken.
XVI - 1 XVI - 2 XYI - 3a XVI . 3b XVI - 4e XVI - 4b
XVII. - Effecten van de particuliere sector en kredieten aan de bedrijven en particulieren en aan het buitenland. L. Beursbedrijvigheid : omzetten, koersen en rendementspercentages
Disconto , rente en rendementstarieven.
1. Nationale Bank van België : a) Officieel disconto- en voorschottentarief b) Speciale rentepercentages c) Gewogen gemiddelde rentevoet 2. Rentevoeten van het Herdiscontering- en Waarborginstituut 3. Daggeldrente 4. Rentevoet van de schatkistcertificaten en van de
kas toegepast op gewone spaarboekjes
1. Uitgiften in Belgische franken voor meer dan een
a) Officiële stand van de Staatsschuld b) Veranderingen in de Staatsschuld die aanleiding hebben gegeven tot geldbewegingen
-
XVIII - 3c
6. Rentetarieven door de Algemene Spaar - en Lijfrente-
XVI. - Uitgiften en schulden van de overheidssector.
jaar 2. Voornaamste uitgiften voor meer dan een jaar van de overheidssector 3. Schuld van de Schatkist :
XIX.
XVIII - 3a XVIII - 3b
XVII -1 XVII • 2 XVII - 3
B.N.P. berekend door ontleding van de bestedingen Aanbiedingen van werkzoekenden en aanvragen van werkgevers Conjunctuurtests Indexcijfers van de industriële produktie Vergelijkende evolutie van de industriële produktie der E.E.G.-landen Bezoldigingen van de werknemers - Indexcijfer van het gemiddeld brutoloon per gewerkt uur Groothandelsprijzen in België Consumptieprijzen in België
Buitenlandse handel van de B.L.E.U. Belastingontvangsten per kalenderjaar Oorzaken van de veranderingen in de geldhoeveelheid bij de overwegend geldscheppende instellingen Gebruiksfrequentie van de direct opeisbare bankdeposito's in Belgische franken en van de tegoeden in postrekening Algemene Spaar- en Lijfrentekas - Deposito's : overschotten of tekorten van de stortingen t.o.v. de opvragingen Koers van de Belgische effecten op de contantmarkt
I -4 II IV - 0 IY - 2 IY - 6 VI - 1 VII - 2 VII-3a-b VIII XI • 4 XIII - 3
XIII • 13 XIV - 5a XVII - 1
—3
—
VOORNAAMSTE GEBRUIKTE AFKORTINGEN
ASLK B.I.B. B.L.E.U. B.P.C. B.R.T. C.B.H.K. DULBEA E.E.G. E.F.M.S. E.G.K.S. O.E.S.O. FABRIMETAL H.W.I. I.A.B. I.M.F.
IRES M.E.Z. N.B.B. N.D.D. N.I.L.K. N.I.S. N.K.B.K. N.M.B.S. N.M.H. N.M.K.N. O.Y.N.
Algemene Spaar- en Lijfrentekas. Bank voor Internationale Betalingen. Belgisch-Luxemburgse Economische Unie. Bestuur der Postchecks. Belgische Radio en Televisie. Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet. Afdeling voor Toegepaste Ekonomie van de Vrije Universiteit van Brussel. Europese Economische Gemeenschap. Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking. Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Federatie van de Ondernemingen der Metaalverwerkende Nijverheid. Herdiscontering- en Waarborginstituut. Internationaal Arbeidsbureau. Internationaal Monetair Fonds. Université Catholique de Louvain - Institut de Recherches Economiques. Ministerie van Economische Zaken. Nationale Bank van België. Nationale Delcrederedienst. Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet. Nationaal Instituut voor de Statistiek. Nationale Kas voor Beroepskrediet. Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. Nationale Maatschappij voor de Huisvesting. Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid. Organisatie der Verenigde Naties.
R.S.Z.
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
R.T.T.
Regie van Telegrafie en Telefonie. Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. Belgische Naamloze Vennootschap tot Exploitatie van het Luchtverkeer.
R.Y.A. SABENA
CONVENTIONELE TEKENS
pct. v
g r
P.m.
het gegeven bestaat niet. niet beschikbaar. procent. voorlopig. gerectificeerd cijfer. raming. nihil of te verwaarlozen hoeveelheid. pro memorie.
VLUGGE MEDEDELING VAN DE GEGEVENS
De abonnees kunnen desgewenst de « Synthetische curve van de voornaamste gegevens van de maandelijkse conjunctuurtest van de Nationale Bank » en de gegevens vermeld in de tabellen VI-1, IX-2 en 4, X-5, XI11-3, 4a en b, 5a en 13, XV-1 tot 5, XVII-6, XVIII-1, 2, 3b en c en X1X•la, b, c en 3 verkrijgen zodra zij opgemaakt zijn. De aanvragen dienen te worden gericht aan de Nationale Bank van België, Documentatiedienst, de Berlaimontlaan 5, 1000 Brussel. Hierbij dient te worden vermeld welke tabellen de abonnee wenst te ontvangen.
5
I. - BEVOLKING EN NATIONALE REKENINGEN 1. BEVOLKING ( Duizenden) Bronnen : N.I.S. en Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. 1976
1978
1979
9.842
9.855
3.966
3.987
4.044
128
122
118
118
1.165 293 268
1.119 297 265
1.078 298 265
1.036 . 294 268
1.009 297 272
1.839 168 44
1.866 224 41
1.906 257 40
1.954 278 39
2.019 292 37
1973
1974
1975
1077
9.757
9.788
9.813
9.823
9.837
6.183
6.234
6.283
6.327
6.370
3.088 3.095
3.119 3.115
3.148 3.135
3.172 3.155
3.195 3.175
3.831
3.892
3.913
3.940
144
139
136
1.227 285 260
1.233 292 266 1.819 94 49
1980
(aan het einde van het jaar)
Totale bevolking Bevolking op werkbekwame leeftijd tot minder dan 65 jaar)
(15
waarvan : Mannen Vrouwen
(ramingen eind juni)
Beroepsbevolking 1 waarvan : Landbouw Extractieve en fabrieksnijverheid Bouwbedrijf Vervoer Handel, banken, verzekeringen en diensten Volledig werklozen 2 Grensarbeiders
1.777 87 51
'
1 Excl. de gewapende macht. 2 Incl. de werklozen die een opleiding en een beroepsscholing genieten.
9.863
6 ___ I
-
2.
-
VERDELING VAN HET NATIONAAL PRODUKT OVER DE PRODUKTIEFACTOREN (Ramingen in werkelijke prijzen) (Miljarden franken)
Bron : N.I.S. 1072
1971
1074
1977
1976
1977
1978
467,2
541,6
658,1
760,2
847,0
930,6
986,7
1.053,9
24,9
29,9
32,2
35,9
38,7
42,4
46,0
49,0
115,2
133,4
158,8
189,5
• 213,0
236,0
246,5
264,5
189,6 33,0 1,3
213,5 36,4 0,9
255,9 42,8 4,2
313,3 40,6 -17,1
357,8 58,0 2,7
393,9 59,8 - 6,5
431,5 64,8 3,6
471,2 70,2 -11,7
831,2
955,7
1.152,0
1.322,4
1.517,2
1.656,2
1.779,1
1.897,1
45,9 39,8 148,1
49,6 46,0 160,4
41,4 53,9 172,7
46,9 63,6 187,7
55,9 73,2 205,8
44,0 83,2 218,3
48,2 92,4 222,8
48,1 99,7 228,8
11,9 0,4
14,1 0,2
14,5 1,0
12,1 - 4,0
13,7 0,6
14,0 1,4
15,8 0,8
16,9 - 2,4
246,1
270,3
283,5
306,3
349,2
358,1
380,0
391,1
73,7 45,1 43,2
87,6 46,4 44,5
116,6 51,7 55,5
130,9 60,0 58,2
157,4 60,8 63,4
181,6 67,2 62,8
199,0 71,9 69,6
233,1 73,5 75,7
162,0
178,5
223,8
249,1
281,6
311,6
340,5
382,3
D. Reserveringen van vennootschappen 2
34,6
47,2
37,1
7,7
14,2
11,1
25,8
29,3
E. Directe belastingen der vennootschappen van alle juridische vormen
41,6
54,6
64,4
70,1
72,7
76,4
81,6
92,0
F. Inkomen uit vermogen en ondernemersinkomen toevloeiend aan de overheid : 1. Toegerekende netto-huur 2. Intresten, dividenden, winsten
7,4 - 3,6
8,2 - 6,7
10,6 - 4,6
13,3 - 6,7
15,8 -13,0
19,4 - 15,7
22,1 - 22,2
24,6 - 16,6
3,8
1,5
6,0
6,6
2,8
3,7
0,1
8,5
-51,8
-59,1
-73,2
-82,5
-98,2
-117,8
-138,5
-166,9
1.267,5
1.448,7
1.693,6
1.879,7
2.139,5
2.299,3
2.468,4
2.633,4
149,0
161,6
193,2
212,4
231,0
259,9
276,5
287,1
1.416,5
1.610,3
1.886,8
2.092,1
2.370,5
2.559,2
2.744,9
2.920,5
185,5
206,5
240,6
261,1
308,3
335,2
365,2
383,1
-20,4
-25,4
-25,0
-27,5
-36,5
- 40,2
- 46,5
-50,1
1.581,6
1.791,4
2.102,4
2.325,7
2.642,3
2.854,2
3.063,6
3.253,5
A. Inkomen uit bezoldigde arbeid 1 : 1. Wedden en lonen van werknemers onderworpen aan de Maatschappelijke Zekerheid 2. Wedden en lonen van werknemers onderworpen aan sommige bepalingen van de Maatschappelijke Zekerheid 3. Werkgeversbijdragen Maatschappelijke Zekerheid 4. Werknemers niet onderworpen aan de Maatschappelijke Zekerheid 5. Aanvullingen en correcties Statistische aanpassing Totaal
B. Ondernemersinkomen van zelfstandigen en van personenvennootschappen : 1. Land-, tuin en bosbouw 1 2. Vrije beroepen 1 3. Handelaars en ambachtslieden 1 4. Inkomen der personenvennootschappen 2 Statistische aanpassing Totaal
J. Inkomen uit vermogen toevloeiend aan particulieren 1 : 1. Intresten 2. Huur (ontvangen of toegerekend) 3. Dividenden, tantièmes, giften Totaal
Totaal
3. Intresten van de overheidsschuld Netto nationaal inkomen tegen factorkosten H. Afschrijvingen Bruto nationaal inkomen tegen factorkosten
[. Indirecte belastingen J. Subsidies Bruto nationaal produkt tegen marktprijzen 1 Veer belastingheffing. 2 Na belastingheffing.
-
-
1979
_7 I
- 3. - BRUTO TOEGEVOEGDE WAARDE, TEGEN MARKTPRIJZEN, PER ACTIVITEITSKLASSE (Ramingen in werkelijke prijzen) (Miljarden franken)
Bron : N.I.S. 1972
1973
1971
1975
1975
1977
1978
1979
1. Landbouw, bosbouw en visserij
63,4
69,3
62,2
68,2
76,1
68,3
76,0
77,0
2. Extractieve industrieën
13,3
11,8
15,7
18,8
17,8
17,3
16,0
16,2
88,1 32,2 20,8 23,2 23,8 48,5 24,1 38,8
95,4 34,5 20,5 26,3 27,6 54,1 27,4 56,2
108,9 36,5 23,9 29,3 34,9 67,6 30,2 77,7
122,1 31,8 24,8 29,4 35,6 58,2 29,1 37,9
131,5 38,3 25,7 34,1 36,2 65,3 33,2 49,9
136,8 37,5 24,1 36,6 39,4 71,5 37,7 41,4
143,8 36,3 24,8 36,2 39,0 74,2 37,5 46,5
151,7 38,1 25,3 38,3 41,5 83,5 37,7 53,6
129,5 47,0
147,0 • 55,4
168,6 66,6
192,4 73,2
218,8 87,1
236,4 100,4
250,0 110,8
263,2 119,3
476,0
544,4
644,2
634,5
720,1
761,8
799,1
852,2
102,8
119,4
148,1
167,0
195,7
215,5
230,9
240,4
40,0
44,7
52,2
71,7
77,7
87,0
94,7
97,3
290,9 52,0 68,8
325,7 63,3 73,9
385,5 74,6 85,7
417,7 86,0 101,3
497,4 108,0 108,8
532,5 119,5 122,8
565,6 135,0 134,4
577,9 148,7 145,8
411,7
462,9
545,8
605,0
714,2
774,8
855,0
872,4
7. Vervoer en verkeer
119,0
136,8
171,2
183,2
205,0
221,7
241,7
265,3
8. Diensten
371,4
430,2
500,6
595,1
681,5
764,6
840,3
908,2
9. Correctie voor investeringen met eigen arbeidskrachten
3,2
3,3
4,3
4,4
4,1
4,1
4,0
4,4
10. Intermediair verbruik van toegerekende intresten i.v.m. kosteloze diensten van financiële instellingen
-15,3
-18,7
-23,1
-26,2
-35,3
-39,6
-45,1
-48,6
11. Aftrekbare B.T.W. op investeringen .
-14,7
-21,7
-27,3
-27,8
--29,5
-30,3
-32,0
-32,6
- 1,4
- 0,3
- 3,3
19,1
- 2,4
- 3,2
- 6,8
- 0,3
1.569,4
1.782,1
2.090,6
2.313,0
2.625,0
2.842,0
3.053,8
3.251,9
12. Saldo van de factorinkomens ontvangen van en betaald aan het buitenland
12,2
9,3
11,8
12,7
17,3
12,2
9,8
1,6
Bruto nationaal produkt tegen marktprijzen
1.581,6
1.791,4
2.102,4
2.325,7
2.642,3
2.854,2
3.063,6
3.253,5
3. Verwerkende industrieën : Voedingsmiddelen, dranken, tabak Textiel Kleding en schoeisel Hout en meubelen Papier, drukkerij, uitgeverij Chemie en aanverwante activiteiten Klei, ceramiek, glas, cement 11) IJzer, staal en non ferro-metalen industrieën, i) Metaalverwerkende scheepsbouw j) Overige industrieën
a) b) c) d) e) f) g)
Totaal van rubriek 3
4. Bouwnijverheid 5. Elektriciteit, gas, water 6. Handel, bank- en verzekeringswezen, woongebouwen : a) Handel b) Bank- en verzekeringswezen c) Woongebouwen Totaal van rubriek 6
Statistische aanpassing Bruto binnenlands marktprijzen
produkt
tegen
-8-
I - 4. - B.N.P. BEREKEND DOOR ONTLEDING VAN DE BESTEDINGEN (Miljarden franken) Bron : N.I.B.
IN WERKELIJKE PRIJZEN
IN PRIJZEN VAN 1975
3200
3200
Bruto nationaal produkt
2800
2800
Bruto nationaal produkt
2400
2400
2000
2000
/
1600
1600
/ / Particuliere consumptie Particuliere consumptie
/
/ /
1200
1200
/ /
800
800
Bruto binnenlandse kapitaalvorming Bruto binnenlandse kapitaalvorming
Overheidsconsumptie 400
400 Overheidsconsumptie
Netto-uitvoer
Netto-uitvoer
0
1 1973
1975
1977
1 1979
1973
1
1 1975
1977
1979
-9-
I • 4a. - BESTEDING VAN HET NATIONAAL PRODUKT (Ramingen in werkelijke prijzen) (Miljarden franken) Bron : N.I.S.
A. Particuliere consumptie : 1. Voedingsmiddelen 2. Dranken 3. Tabakswaren 4. Kleding en ander persoonlijk goed 5. Huur, belastingen, water 6. Verwarming en verlichting 7. Duurzame huishoudartikelen 8. Onderhoud van de woning 9. Persoonlijke verzorging en hygiëne 10. Vervoer 11. Verkeer : P.T.T. 12. Vrijetijdsbesteding 13. Onderwijs en onderzoek 14. Financiële diensten 15. Diverse diensten 16. Persoonlijke uitgaven in het buitenland 17. Minus : uitgaven van niet-ingezetenen in België Statistische aanpassing Totaal
B. Overheidsconsumptie : 1. Bezoldigingen en pensioenen 2. Lopende aankopen van goederen en diensten 3. Toegerekende netto-huur van administratieve- en onderwijsgebouwen van de openbare besturen 4. Betaalde huur 5. Toegerekende afschrijvingen van administratieve- en onderwij sgebouwen van de openbare besturen 6. Afschrijvingen meubilering en materieel Totaal -.
C. Bruto binnenlandse kapitaalvorming : 1. Landbouw, bosbouw en visserij 2. Extractieve industrieën 3. Verwerkende industrieën 4. Bouwnijverheid 5. Elektriciteit, gas en water 6. Handel, bank- en verzekeringswezen 7. Woongebouwen 8. Vervoer en verkeer 9. Overheid en onderwijs 10. Andere diensten 11. Veranderingen der voorraden Statistische aanpassing Totaal
D. Netto-uitvoer van goederen en diensten : 1. Factorinkomens ontvangen van het buitenland 2. Uitvoer van goederen en diensten Totale uitvoer 3. Factorinkomens betaald aan het buitenland 4. Invoer van goederen en diensten Totale invoer Netto-uitvoer Bruto nationaal produkt tegen marktprijzen
1978
1979
1972
1973
1974
1975
1976
1977
212,7 51,0 18,3 82,7 89,8 46,7 97,9 41,7 79,3 95,7 7,3 84,8 2,0 26,3 7,0
233,0 59,5 20,3 92,3 98,3 52,9 119,9 48,9 95,3 108,2 8,3 96,2 2,1 33,0 8,3
266,1 62,2 22,8 108,5 115,6 65,3 147,2 55,3 112,8 125,8 8,9 107,9 2,5 38,2 9,6
293,0 70,1 25,3 115,1 136,4 81,6 150,6 62,2 138,8 150,4 11,3 119,6 3,2 42,2 10,4
334,9 75,1 28,4 130,5 148,7 89,8 175,8 70,0 160,6 177,4 12,3 136,2 3,4 13,0
349,3 79,4 31,5 137,2 168,4 96,3 185,6 77,9 183,8 194,0 14,5 152,3 3,7 62,2 14,6
364,5 83,9 31,4 • 145,0 185,5 105,1 187,8 85,5 202,6 211,4 16,2 163,9 4,0 71,8 16,4
382,7 88,9 33,8 157,2 200,9 127,0 194,3 90,5 217,5 230,3 17,5 177,2 4,2 80,7 17,9
26,5
34,5
37,8
43,0
46,1
56,0
61,8
70,6
21,1 0,2
- 26,8 - 0,6
- 29,7 - 1,3
- 34,0 1,5
- 35,4 - 0,7
- 44,3 8,3
- 43,4 1,8
- 49,3 10,8
948,4
L083,6
1.255,5
1.420,7
1.621,6
L770,7
1.895,2
2.052,7
168,0
194,0
232,3
283,3
323,1
357,2
395,7
431,1
52,0
56,6
64,8
83,7
93,2
104,5
119,2
124,9
7,4 1,5
8,2 1,6
10,6 1,9
13,3 2,4
15,8 2,5
19,4 2,8
22,1 3,0
24,6 3,3
1,9
2,1
2,7
3,5
4,1
5,1
5,8
6,4
1,6
1,8
2,0
2,2
2,3
2,6
. 2,8
3,1
232,4
264,3
314,3
388,4
441,0
491,6
548,6
593,4
7,8 2,8 73,1 6,4 23,7
10,1 2,3 80,7 8,4 19,4
12,0 2,5 110,1 8,3 23,4
10,9 2,1 106,4 7,9 35,7
13,5 1,8 93,5 11,1 33,7
14,7 2,0 81,2 12,7 38,4
17,2 2,5 79,4 12,5 39,8
l 5,9 3,2 83,4 13,3 45,4
35,8 68,9 35,9 62,4 11,6 10,0 - 0,1
42,2 94,6 43,5 59,5 13,4 25,1 - 0,2
48,7 130,5 47,2 66,1 19,1 46,3 - 0,6
49,5 144,8 56,7 79,1 18,8 - 12,6 0,5
56,4 184,7 57,6 92,3 23,9 10,0 - 0,3
61,8 202,7 61,7 98,1 29,9 7,9 2,9
62,3 228,7 71,2 99,5 29,0 6,8 0,6
69,1 211,2 72,7 117,5 36,1 11,3 3,6
338,3
399,0
513,6
499,8
578,2
614,0
649,5
682,7
46,6 683,0 729,6
54,3 846,4 900,7
89,5 1.116,4 1.205,9
91,3 1.065,2 1.156,5
92,5 1.248,9 1.341,4
92,4 1.479,7 1.572,1
114,1 1.542,0 1.656,1
158,6 1.779,4. 1.938,0 .
34,4 632,7 667,1 62,5
45,0 811,2 856,2 44,5
77,7 1.109,2 1.186,9 19,0
78,6 . 1.061,1 1.139,7 16,8
75,2 1.264,7 1.339,9 1,5
80,2 1.514,0 1.594,2 - 22,1
140,3 1.581,5 1.685,8 - 29,7
157,0 1.856,3 2.013,3 - 75,3
1.581,6
1.791,4
2.102,4
2.325,7
2.642,3
2.854,2
3.063,6
3.253,5
55,5
---
10 -
I 4b. - BESTEDING VAN HET NATIONAAL PRODUKT (Indexcijfers van de ramingen in prijzen van 1975) Bron : N.I.S.
A. Particuliere consumptie : 1. Voedingsmiddelen 2. Dranken 3. Tabakswaren 4. Kleding en ander persoonlijk goed 5. Huur, belastingen, water 6. Verwarming en verlichting 7. Duurzame huishoudartikelen 8. Onderhoud van de woning 9. Persoonlijke verzorging en hygiëne 10. Vervoer 11. Verkeer : P.T.T. 12. Vrije tijdsbesteding 13. Onderwijs en onderzoek 14. Financiële diensten 15. Diverse diensten 16. Persoonlijke uitgaven in het buitenland 17. Minus : uitgaven van niet-ingezetenen in België Totaal
B. Overheidsconsumptie : 1. Bezoldigingen en pensioenen 2. Lopende aankopen van goederen en diensten 3. Toegerekende huur en afschrijvingen van administratieve- en onderwijsgebouwen van de openbare besturen; betaalde huur; afschrijvingen op meubilering en materieel van de centrale overheid Totaal
C. Bruto binnenlandse kapitaalvorming : 1. Landbouw, bosbouw en visserij 2. Extractieve industrieën 3. Verwerkende industrieën 4. Bouwnijverheid 5. Elektriciteit, gas en water 6. Handel, bank- en verzekeringswezen 7. Woongebouwen 8. Vervoer en verkeer 9. Overheid (excl. onderwijs) 10. Onderwijs 11. Andere diensten Totaal
D. Netto-uitvoer van goederen en diensten : 1. Factorinkomens ontvangen van het buitenland 2. Uitvoer van goederen en diensten Totale uitvoer 3. Factorinkomens betaald aan het buitenland 4. Invoer van goederen en diensten Totale invoer Bruto nationaal produkt tegen marktprijzen
1972
1973
1974
1975
1970
1977
1978
1979
96 90 102 93 92 86 80 95
98 98 106 97 95 95 94 99
101 95 105 102 97 93 105 101
102 102 98 106 103 105 112 104 106 107 109 106 102 112 116
101 102 95 105 105 108 113 106 113 111 114 107 105 117 124
105 103 85 104 107 117 113 109 118 116 117 107 107 130 131
109 108 89 108 110 124 116 109 122 119 127 112 109 139 138
100
107
110
122
78
87
92
86 96 90 93 88 89
90 99 96 95 103 100
94 103 99 98 104 103
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
76
92
95
100
76
91
94
100
97
107
98
108
90
97
100
100
105
108
110
116
88
94
98
100
104
106
111
115
87
88
87
100
105
111
124
124
81
84
93
100
110
120
126
132
87
92
95
100
104
108
115
118
96 171 89 102 90
118 137 94 132 70
122 129 113 115 73
100 100 100 100 100
117 85 84 134 88
121 91 70 146 95
139 107 67 1 39 93
122 135 68 143 101
99 73 82 126 84 85
110 91 94 104 82 92
110 103 90 94 86 114
100 100 100 100 100 100
106 116 96 107 107 118
109 118 97 103 117 138
106 125 111 95 119 129
113 110 109 112 125 153
94
105
11.5
100
109
113
108
123
69 90 88
75 103 101
110 110 110
100 100 100
94 111 109
88 127 124
104 131 129
138 139 139
59 86 84
72 103 101
111 111 111
100 100 100
89 111 110
89 129 126
110 134 132
158 144 145
101,9
100,0
105,5
106,2
109,4
111,7
91,9
97,4
.
• Bibliografische referentie : Bevolking • Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Algemene telling van de bevolking, de nijverheid en de handel op 31 december 1970. - Annuaire ddmografique (0.V .N.) Revue Internationale du Travail (I.A.B.). - Annuaire des statistiques du Travail (I.A.B.). - Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid : . Overzicht van de evolutie van de Belgische beroepsbevolking voor de periode 1948.1960 s en e Raming van de Belgische beroepsbevolking op
50 juni der jaren 1950, 1955, 1957, 1960 tot 1979 - Statistigues de la ponulation activc (0.E.S.0.). Nationale Rekeningen : Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Statistische Studiën. - Belgische Economische Statistieken 1900.1970 - Yearbook of national accounts statietjes k0.V .N.). - Comptes nationaux des paus de l'O.C.D.E. (0.E.S.0.). .Jaarboek Nationale Rekeningen (Bureau voor de Statistiek der Europese Gemeenschappen).
II. - WERKGELEGENHEID EN WERKLOOSHEID AANBIEDINGEN VAN WERKZOEKENDEN EN AANVRAGEN VAN WERKGEVERS (Duizenden)
Bron : R.V.A. Aanvrapn van werkgevers
Aanbiedingen van werkzoekenden 1 Volledig werklozen die uitkering ontvingen met normale arbeidsgeschiktheid van jonger dan 25 jaar
van 25 jam of ouder
met gedeeltelijke of sterk eerminderde arbeidsgeschiktheid
Totaal
A ndere verplicht in geschreven
werklozen Door de openbare besturen van tewerk- van jonger gestelde dan 25 jaar werklozen of ouder 25 jaar
1973
17,4
26,1
48,2
91,7
8,2
9,4
1974
24,4
30,8
49,5
104,7
8,5
10,5
-
2
Vrijwillig mgeschreven niet-werkende werkzoekenden
van jonger dan 25 jaar
van 25 jaar of ouder
ontvangen aanvragen
openstaande 1
3,7
3,6
2,8
14,9
14,2
3,4
3,2
2,3
13,0
13,5
10,6
4,1
1975
57,3
64,6
55,5
177,4
10,8
17,0
4,6
5,0
3,8
1976
74,5
97,0
57,0
228,5
15,9
. 21,3
5,4
6,2
5,1
11,5
4,1
1977
84,9
121,9
57,5
264,3
21,5
23,1
6,9
7,3
6,0
11,5
3,4
1978
91,4
141,3
49,5
282,2
28,9
25,9
9,0
8,8
7,6
13,2
4,2
1979
93,4
153,9
47,1
294,4
•34,2
27,7
10,8
10,0
8,8
15,0
5,7
14,6
5,9
102,7
172,6
46,6
321,9
36,6
28,1
12,8
10,3
9,2
1973 2 , kwartaal
86,2
150,4
47,2
283,8
33,8
11,0
10,6
8,4
8,2
16,2
5,9
3e kwartaal
86,2
154,9
46,8
287,9
35,6
58,5
10,6
10,7
8,6
13,8
5,8
10,1
15,0
5,6
1980
4e kwartaal
101,9
157,8
46,8
306,5
36,2
29,3
11,6
11,5
1980 le kwartaal
98,5
162,2
46,6
307,3
36,2
12,5
12,0
10,2
9,5
17,0
6,4
2e kwartaal
88,2
163,0
46,1
297,3
36,8
10,9
12,6
8,6
8,1
16,5
6,8
3e kwartaal
96,2
176,0
46,6
318,8
37,3
62,0
12,8
10,7
9,0
11,9
5,6
4e kwartaal
128,2
189,2 .
46,8
364,2
36,0
26,8
14,1
11,8
10,3
12,9
4,9
1.981 le kwartaal
127,9
201,2
47,4
376,5
35,5
14,4
15,0
11,0
10,3
13,4
5,2
2e kwartaal
119,9
211,3
46,9
378,1
36,3
14,8
16,3
10,3
9,9
12,9
5,0
85,3
163,4
46,2
294,9
37,3
12,3
12,7
8,1
7,7
- 16,9
7,3
10,5
6,2
1980 Juni Juli
93,1
173,1
47,1
313,3
37,4
53,7
12,5
9,8
8,2
Augustus
94,4
175,6
46,5
316,5
37,4
68,3
12,4
10,6
8,9
10,0
5,5
September
101,0
179,4
46,3
326,7
37,2
63,9
13,5
11,8
9,9
15,3
5,1
Oktober
120,5
183,2
46,5
350,2
36,6
39,4
14,0
11,9
10,1
16,6
5,1
November
129,4
188,9
46,9
365,2
36,0
23,8
14,1
11,9
10,3
12,2
5,5
9,8
4,3
December 1981 Januari Februari
134,5
195,4
47,2
377,1
35,5
17,3
14,1
11,6
10,4
131,9
198,9
47,4
378,2
34,4
15,3
14,6
11,1
10,3
11,9
4,8
128,4
201,0
47,5
376,9
35,3
14,2
15,0
11,0
10,2
12,9
5,3
10,3
15,3
5,4
Maart
123,6
203,6
47,3
374,5
37,0
13,7
15,5
11,0
April
122,5
207,3
47,1
376,9
36,6
13,5
15,9
10,5
10,0
13,7
4,9
Mei
119,6
211,8
46,9
378,3
36,4
13,6
16,4
10,3
9,9
12,1
5,3
Juni
117,6
214,8
46,7
379,1
36,0
17,1
16,7
10,2
9,8
12,8
4,8
t Voor de jaar- of kwartaalgegevens : maandgemiddelde van de gegevens aan het einde van de maand. Voor de maandgegevens : aan het einde van de maand.
2 3
Vanaf mei 1978 inclusief de werkaanbiedingen die betrekking hebben op de stages van de jongeren en het bijzonder tijdelijk kader. Het betreft de in de loop van de maand ontvangen aanvragen. Voor de jaar - of kwartaalgegevens : maandgemiddelde van de in de loop van het
jaar
of
van het kwartaal ontvangen aanvragen.
— 12 ---
II - AANBIEDINGEN YAN WERKZOEKENDEN EN AANVRAGEN YAN WERKGEVERS (Duizenden) Bron : R.V.A.
1980
•••••-•••••••••••• 1979
1981
NORMAAL ARBEIDSGESCHIKTE VOLLEDI GE WERKLOZEN
350
300
250
200
150
100
50
0
WERKZOEKENDEN JONGER DAN 25 JAA
2
200
200
150
150
100
100
50
50
0
0
50
50
OPENSTAANDE AANVRAGEN VAN WERKGEVERS 3
0
72
74
76
78
80
D
1 Voor do jaar- of kwartaalgegevens : maandgemiddelde van de gegevens aan het einde van do maand. Voor de maandgegevens : aan het einde van de maand. 2 Normaal arbeidsgeschikte volledig werklozen, vrijwillig ingeschreven nietwerkende werkzoekenden en andere verplicht ingeschreven werklozen. Bibliografische referenties :
Maandelijks bulletin van de R.V.A. — Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. Sociale statistieken van het N.I.S. — Statistisch Jaarboek voor België. — Arbeidsblad. — Service de Conjonc-
J
M
3
S
D
Vanaf mei 1978 inclusief de werkaanbiedingen die betrekking hebben op de stages van de jongeren en het bijzonder tijdelijk kader.
ture (IRES). — Labour Force Statistica (0.E.S.0.). — Eurostatietieken
(Bureau voor de Statistiek der Europese Gemeenschappen).
- 13 -
III. - LANDBOUW EN VISSERIJ 1. - LANDBOUWPRODUKTIE Bronnen :
Ministerie
van Landbouw (plantaardige produktie). - N.I.S. (oppervlakte cultuurgrond, aantal dieren en dierlijke produktie) 1974
1978
1975
1976
1977
1978
1979
1980
Oppervlakte cultuurgrond 1 (duizenden hectaren)
Tarwe Overige broodgranen Andere dan broodgranen Suikerbieten Overige nijverheidsgewassen Aardappelen Overige wortel- en knolgewassen Weiland Groenteteelt Fruitteelt Diversen Totaal
193 25 230 104 11 43 27 761 27 17 72
190 22 224 105 12 40 27 752 29 16 80
176 15 210 120 13 36 27 742 30 16 95
195 24 202 96 13 38 25 735 27 15 99
177 26 204 94 13 41 23 728 29 13 111
178 24 197 110 12 35 21 721 25 13 111
182 21 195 116 10 36 19 710 19 12 112
179 19 193 117 10 38 18 702 18 12 112
1.510
1.497
1.480
1.469
1.459
1.447
1.432
1.418
976 246 716 156 5.136 1.201
1.004 222 699 142 4.465 1.460
677 228 426 123 4.913 1.049
891 129 610 128 4.600 714
742 115 676 144 4.343 1.370
956 136 765 155 5.740 1.262
953 119 767 140 6.462 1.179
853 109 807 124 v 5.926 1.181
1.000 1.963 4.634
1.005 2.043 5.034
994 2.005 4.647
989 1.990 4.890
983 2.007 4.893
971 2.029 5.076
981 2.077 5.125
976 2.078 5.173
2.480
2.580
2.579
2.611
2.663
2.818
2.888
2.904
798
884
848
837
842
879
919
952
Plantaardige produktie 2 (duizenden tonnen)
Tarwe Haver Gerst Overige granen Suikerbieten Aardappelen Aantal dieren 1 (duizenden)
Melkkoeien Ander rundvee Varkens Dierlijke produktie Melkleveringen
aan
de
melkfabrieken
(miljoenen liters) Slachtingen (nettogewicht van het vlees in duizenden tonnen) 1 Telling op 15 mei. 2 Ramingen op grond van de opbrengst per hectare.
III - 2.
-
ZEEVISSERIJ
(Duizenden tonnen) Bron : Ministerie van Landbouw.
Vissersvloot 1 (brutotonnage) Hoeveelheid van de in Belgische havens geloste vis : - Bodemvissen - Pelagische vis -- Schaal- en weekdieren Totaal
1973
1974
1975
1976
1977
22,8
24,0
23,9
24,0
21,0
37,0 2,3 2,9
34,5 0,7 2,9
30,4 2,3 3,4
29,4 1,5 3,6
42,2
38,1
36,1
34,5
1 Telling op 81 december.
Blbllograflscbe referenties :
Landbouwtijdschrift (Ministerie van Land(N.I.S.). - Statistisch Jaarboek voor België. - Belgische Economische Statistieken 1960-1970.
bouw). - Landbouwstatistieken
1978
1979
1980
31,3 0,1 2,7
35,3 ... 2,5
29,8 ... 2,3
25,7 2,5 2,4
34,1
37,8
32,1
30,6
IV. — NIJVERHEID IV - 0. — CONJUNCTUURTESTS UITSLAGEN VAN DE CONJUNCTUURTESTS IN DE INDUSTRIE *
Percentage van de antwoorden « vermeerdering » op vragen A, B en C Percentage van de antwoorden « hoger dan normaal » op vraag E - -
Percentage van de antwoorden « daling » op vragen A, B en C Percentage van de antwoorden « lager dan normaal » op vraag E
'1-1
Procentueel verschil tussen de antwoorden « vermeerdering » en « daling » op vragen A, B en C Procentueel verschil tussen de antwoorden « hoger » en « lager » dan normaal op vraag E A. - PRODUKTIETEMPO (GLIJDEND GEMIDDELDE VAN 3 MAANDEN)
+50 -
-
011thEEEEME EEEREEffiamOMEMEOMEEMEOIOneffige WIRE gag:SI ■O■mE ■ MEMOMM ■ o .-g2222iiiiiM°11EP2°31;iiiii1M2251g0225-222OR222eiri0202eadill oea
dgd
-
egeegsd
-
+50 0
-
- -50
50 11111111111
11111
o
tr
tli
t111.111111
11111i11111
til]
titIlli
i1111111111
B. - INSCHRIJVINGEN VAN BESTELLINGEN BINNENLANDSE MARKT (1)
- + 50
+50 a
Iliiillik ■ aidilimiAm ■ .
o
11111illmiMililiiiilligiglimmilmmammimmusi -: kahm _ësdge
1iligiM00§§ 31110111111911111 : Eird°1°1102q11011111,1°2°211°0°2 h s dfi
- 50 -
Illiliiiill
111111111
1
1
11111111111
1111111111
1
illtIlillit
11111
- - 50 to
t
tii
C. - INSCHRIJVINGEN VAN BESTELLINGEN BUITENLANDSE MARKT (1)
+ 50 -
- +50
limiliiiiiiimiimiiii illammilimilim _ lilimilimonimme.ami _ :iikEIEEIEBI I ll 111 11111;EiiiiiiEligi2liiiiiY - 11;110141E g á.è w. dtg1 :- E ;i 5 5 bSg ° kg2k M g 2 -50 -
o
n
- --50
1 iiiitiiiii iiimiiiii iiiiiiiiiii Iriiiiiiiii iiiiiiiiitt iiittiiitti D. - GEMIDDELDE VERZEKERDE ACTIVITEITSDUUR (IN MAANDEN) -
/.-- ... .-, ...
,....-.."-*"............... 3 ...".......,,,-.."*.s...___„____.. .
,..........• ■ ∎ ...
..-*---"'"
*"....". ..............
1
1
1
11111111
1
11111111111
11111111111
11111111111
1111111111
1
L
1
111111111
-
5
-
4
-
3
-
2 1
E. - OORDEEL OVER ORDERPOSITIE
- +50
+50
11
77_. i__
EE MUM.
mi
11/1111111111111111111111111111111111111111E11"1111F-1976
1977
1978
D eze onderzoekingen hebben betrekking op de volgende sektoren cementagglomeraten, hout, bouwkeramiek, cement, chemische nijverheid, leder, metaalverwerkende nijverheid, non ferro-metalen, papier, petroleumraffinaderijen, ijzer en staal, kleinijverheid, textiel en glas. De
1979
1980
itiiiiiiiii 1981
antwoorden der deelnemers zijn gewogen met de omzetcijfers en geven de wijzigingen tegenover de vorige maand voor de vragen A, B, C en E aan. 1 Na uitschakeling van de seizoenschommelingen.
-- 15 —
UITSLAGEN VAN DE CONJUNCTUURTESTS IN DE INDUSTRIE * Percentage van de antwoorden « vermeerdering » op vragen G, H en K Percentage van de antwoorden « hoger dan normaal » op vragen F, I en J -- --_-_
Percentage van de antwoorden « daling » op vragen G, H en K Percentage van de antwoorden « lager dan normaal » op vragen F, I en J Procentueel verschil tussen de antwoorden « vermeerdering » en « daling » op vragen G, H en K Procentueel verschil tussen de antwoorden « hoger » en « lager » dan normaal op vragen F, t en J F. - OORDEEL OVER DE VOORRAAD AFGEWERKTE PRODUKTEN
- +50
+50 -
___
o
E
Rá:2sempatnalliiiii mOmmolumebdr.51__ iiiiairiiiiiiii--Eitr% _ ho i10212 ce ep22...5.massa musals@p2 mm======5. -- iiii5 ,,ma iipumm=smsais 2
o
-- 50
- 50 11111111111
11111111111
11111111111
1
1
1
11111111
11111111111
1111111
1111
G. - VERLOOP VAN DE VERKOOPPRIJZEN
-+ 50
+50 -
1111 5.,zmaiiiiiiiálailikaiiiiiiiiikan-mmecalemmi lithiME.AIR-. ■ Ogaiminalypmiptimpsám ■■■------ s -am - -- ■ -mmagErammmalais-
0
0
------
__ 50
tilliititil
II III 1 i I 1
■
i t lilt i i II t
1 H.
-
I I 1 timill
I 1 1 . 1 ti ii II
i 1 tii t mi i
50
VOORUITZICHTEN AANTAL WERKLIEDEN - + 50
+50 -
_-___ ___ _-mwanatuti~01.1Ei ■ ~.~. ■ -_ illaffiaffi .___ _ 3.25:Ea gg:22Egg!!!11111100gi "a2E: 21a11100g§31§1101gleigiegOgRa redgeMUSIBI2 _ .. .....
0
-- 50
-50 IIIIIIii iii
i I
111111111
11111111111 1.-
1111111111
1
1111111111
11111111111
1
VOORUITZICHTEN VRAAG VAN DE KLANTEN
-+ 50
+50 -
leRREEMmmm ■AlighlmimMa M ■ malliMagmmalaMMEMO.16.3.013~116~mffiam--mil~m ■
„
: °Iik:°EllEPIIIIIIIIIE F.21E1111°°Illr
%Immdabslqlsug
- 50 - ■ I I I I I I
1
'
S
'Mimi!'
0
: °"7i1M°°"1271 ;111111EPEEEE ,gcm„,mchlLm' imilli 111
iit
11111111
--
50
UITSLAGEN VAN DE CONJUNCTUURTESTS IN DE BOUWSEKTOR Rompwerken van gebouwen J . - OORDEEL OVER DE VERZEKERDE ACTIVITEITSDUUR - +50
+ 50 -
iliiiiiiik ildWIRmaimmiuMmaillam _:117:1- : 71L- -"-----L"--1 g:::::El111:1111111111111111111111iiiiiiiiiiiiiii s ,oemgedetili ssosdOsam2bh,egE ,iiilimilt
itiiiiiim
litiiiittil
iiiiiiiIii l
- -
__,_ \_"\_-_...._
- - 50
1 1 1 1 1 i 1 1
1 milt
K. - VOORUITZICHTEN AANTAL INGESCHREVEN WERKLIEDEN
- +50
+50 -
IMirlrablimilORROis.._..1111~5._NOLIMOMit._ ok a m■ ..._. a="Pm'EME R'áRIMMiiRijillPidgiOiRijP e rogag 2 ggOqIffi l Ell d Sam -.d -L, _--Sh --di
11
- 50 iiIIIIIIm 1976
ir [II Mi' I 1977
I iiiitili ti 1978
* Deze onderzoekingen hebben betrekking op de volgende sektoren : cementagglomeraten, hout, bouwkeramiek, cement, chemische nijverheid, leder, metaalverwerkende nijverheid, non ferro-metalen, papier, petroleumraffi-
I
111111111
1979
1
1
0
_..—
"bodliiN g
1111
1980
-- 50 1
1
111111
1981
naderijen, ijzer en staal, kleinijverheid, textiel en glas. De antwoorden der deelnemers zijn gewogen met de omzetcijfers en geven de wijzigingen tegenover de vorige maand aan.
IV - 0. - UITSLAGEN VAN DE CONJUNCTUURTESTS IN DE NIJVERHEID PER SECTOR A. Beoordeling van de totale orderpositie 1
B. Beoordeling van de buitenlandse orderpositie
1
C. Beoordeling van het peil van de voorraden afgewerkte produkten i 1981
1981
1981 ■
le kwart. 12e kwart.
april
mei
I
juni
I le kwart.
2e kwart.
april
mei
juni
le kwart.
2e kwart.
april
mei
1
juni
Gezamenlijke nijverheid I. Gebruiksgoederen II. Investeringsgoederen III. Halffabrikaten
— 46 — 48 — 48 — 48
— 43 — 44 — 45 — 48
— 45 — 46 — 41 — 50
— 44 — 44 — 50 — 46
— 41 — 42 — 44 — 46
— 49 — 46 — 48 — 55
— 48 — 40 — 51 — 53
— 49 — 44 — 47 — 55
— 49 — 37 — 57 — 54
— 45 — 40 — 50 — 50
+ 14 + 15 + 29 + 8
+ 12 + 23 + 27 ...
+ 16 + 29 + 29 + 3
+ 13 + 23 + 29
+ 8 + 18 + 25
Textielnijverheid waaronder : Wol Katoen Bonnetterie Schoen- en kledingnijverheid waaronder : Schoenen Kleding Houtindustrie, fabr. van houten meubelen waaronder : Hout Houten meubelen Papier en karton waaronder : Papier- en kartonfabricage Papier- en kartonverwerking . Ledernijverheid Plasticverwerkende industrie Aardolie-industrie Vervaard. en eerste verwerking van metalen waaronder : Ferrometalen Non-ferrometalen Vervaardiging van steen, cement, glas e.a. . waaronder : Bouwmateriaal, ceramiek voor bouw en nijverh., vlakglas Holglas Chemische industrie Vervaardiging van kunstmatige en synthetische vezels Vervaardiging van produkten uit metaal Machinebouw waaronder : Landbouwmach. en -tractoren Gereedschapsmachines Textielmachines Motoren, compress., pompen Elektrotechnische industrie waaronder : Elektrotechnische uitrustingsgoederen Elektrische huishoudtoestellen, radio, TV Automobielbouw, fabrieken van onderdelen . Overige transportmiddelenfabrieken waaronder : Scheepsbouw Fietsen en motorfietsen
— 46 — 23 — 65 — 42 — 62 — 73 — 60 — 10 — 16 — 7 — 70 — 60 — 79 — 84 — 74 — 47 — 63 — 58 — 94 — 56
— 54 — 38 — 69 — 34 — 50 — 58 — 49 — 25 — 23 — 26 — 57 — 45 — 65 — 92 — 69 — 37 — 65 — 61 — 89 — 62
— 55 — 39 — 71 — 45 — 64 — 61 — 64 — 20 — 30 — 15 — 61 — 62 — 60 — 92 — 84 — 55 — 62 — 58 — 85 — 67
— 53 — 38 — 60 — 35 — 43 — 55 — 40 — 28 — 16 — 32 — 57 — 36 — 71 — 92 — 85 — 36 — 64 — 59 — 91 — 71
— 53 — 38 — 76 — 20 — 44 — 58 — 41 — 28 — 22 — 30 — 54 — 36 — 65 — 92 — 38 — 20 — 71 — 67 — 90 — 49
— 50 — 28 — 67 — 23 — 75 — 79 — 75 —6 — 10 — 3 — 72 — 81 — 48 — 90 — 75 — 45 — 68 — 66 — 84 — 35
— 53 — 38 — 75 — 14 — 58 — 64 — 58 — 26 — 38 — 20 — 67 — 80 — 33 — 92 — 63 — 23 — 69 — 68 — 78 — 47
— 60 — 43 — 79 — 50 — 71 — 67 — 71 — 10 — 17 — 7 — 60 — 79 — 7 — 92 — 85 — 56 — 67 — 70 — 58 — 67
— 47 — 36 — 72 + 3 — 55 — 57 — 55 — 38 — 55 — 31 — 67 — 77 — 38 — 92 — 85 — 37 — 68 — 64 — 88 — 40
— 52 — 36 — 72 + 3 — 47 — 67 — 46 — 29 — 42 — 21 — 76 — 85 — 53 — 92 — 19 + 23 — 71 — 68 — 88 — 32
+ 14 — 1 + 29 + 10 + 21 — 12 + 28 + 10 — 5 + 17 — 2 + 6 — 7 + 56 + 34 + 27 — 1 — 9 + 22 + 34
+ 19 + 7 + 29 + 17 + 26 + 6 + 30 + 22 — 8 + 35 + 6 + 1 + 9 + 63 — 14 — 32 — 11 — 15 ... + 37
+ 22 — 7 + 31 + 30 + 29 — 14 + 38 + 22 — 6 + 34 — 14 —4 — 21 + 64 — 21 — 18 + 3 — 2 + 18 + 36
+ 18 + 12 + 30 + 13 + 27 + 5 + 29 + 26 — 5 + 40 + 8 —3 + 16 + 62 — 14 — 30 — 11 — 13 — 7 + 38
+ 16 + 17 + 24 + 8 + 23 + 26 + 23 + 18 — 13 + 31 + 23 + 9 + 34 + 64 — 8 — 48 — 25 — 31 — 10 + 37
— 62 — 28 ...
— 65 — 31 + 5
— 71 — 28 — 1
— 76 — 28 + 8
— 48 — 36 + 10
— 33 — 37 ...
— 37 — 29 + 6
— 44 — 37 + 1
— 54 • .• + .8
— 15 — 50 + 10
+ 37 — 15 — 1
+ 34 + 38 ...
+ 34 + 28 + 2
+ 34 + 50 — 1
+ 34 + 36 — 1
+ 13 — 49 — 47 — 34 — 7 —100 — 38 — 59
+ 9 — 42 — 46 — 75 + 41 —100 — 28 — 51
— 29 — 41 — 35 — 51 + 65 —100 — 9 — 49
+ 29 — 45 — 46 —100 + 65 —100 — 37 — 53
+ 29 — 40 — 55 — 73 — 7 —100 — 37 — 52
— 12 — 52 — 59 — 48 —8 —100 — 50 — 61
+ 14 — 50 — 57 — 75 + 65 —100 — 30 — 69
+ 14 — 53 — 44 — 54 + 65 —100 — 19 — 66
+ 14 — 48 — 68 —100 + 65 —100 — 38 — 72
+ 14 — 48 — 61 — 70 + 65 —100 — 34 — 70
+ 27 + 24 + 20 + 36 — 14 — + 13 + 17
... + 45 + 11 + 10 — 14 — + 14 + 21
... + 50 + 8 + 9 — 14 — + 6 + 22
... + 49 + 13 + 9 — 14 — + 18 + 20
... + 36 + 12 + 12 — 14 — + 19 + 20
— 44
— 33
— 29
— 36
— 34
— 45
— 56
— 54
— 58
— 55
+ 13
+ 16
+ 15
+ 16
+ 17
— 95 — 54 — 25 — 52 — 11
— 97 — 30 — 36 — 51 — 51
— 98 — 30 — 34 — 44 — 56
— 97 — 30 — 37 — 54 — 48
— 97 — 30 — 37 — 54 — 49
— 90 — 32 — 55 — 95 — 12
— 97
— 90
... — 65 — 94 — 67
•• • — 65 — 94 — 67
—100 ... — 65 — 94 — 67
—100 ... — 66 — 95 — 67
+ 83 + 23 + 51 ... + 51
+100 ... + 47 ... + 47
+100 — + 56 ... + 56
+100 ... + 48 ... + 48
+100 ... + 36 ... + 36
1 Netto verschil tussen de percentages van de antwoorden « hoger dan normaal • en lager dan normaal ». • Onvoldoende inlichtingen.
UITSLAGEN YAN DE CONJUNCTUURTESTS IN DE NIJVERHEID PER SECTOR D. Produktiebelemmeringen Produktie belemmerd door onvoldoende Geen belemmering arbeidskrachten
vraag 1981
1980
2 ...
13 31
10 32
7 20
3 11 1
...
...
...
...
81 78 80 86
85 85 88 85
84 87 83 86
80 76 80 76 76 56 80 54 63 49 62 40 78 100 88 — 82 80 92 63
82 76 81 90 86 60 92 56 59 54 88 83 92 100 98 — 99 99 97 88
76 70 76 71 86 60 91 64 61 66 88 86 89 92 100 — 92 90 97 86
82 75 82 86 87 80 88 54 73 46 92 83 99 95 100 — 92 90 97 94
85 77 92 84 88 100 86 49 54 47 86 77 93 100 ' 83 — 94 94 97 96
87 100 86
88 78 84
97 78 81
97 100 84
Sept.
Juni
Dec.
Maart
2 2 1 4 1
3 2 ... 11 2
1 3 ... ... 4
1 3 ... 2 9
1 ... ... ...
2 ... ... ...
1 ... ... ...
11 2 ... 2
...
...
...
... 1
...
...
— ... •• •
— . .. - ••
... ... — ... •• •
. - . ... — .. . •• •
...
...
...
... ... ...
... ... ...
... 14 6 ... ... ... 7
Juni
Sept.
Dec.
Maart
Juni
6 12 8 1
11 19 19
11 20 13
9 20 ... 13
C4
... 14
83 78 81 90
Juni
CO
2
Juni
WIM
.
3
Maart
.•••1
'7 9 5 9
73 67 73 77
Dec.
eM
2 3 1 5
Sept.
9 7 16
1
21 ... 30 8 17
1 ... ... ... 2 4
1 1.9 ... 28 4 8
...
12 ... 17 4 8 1 ... 7
...
8
...
...
— 1 1 2 8
1 1 2 10
— 1 1 2 2
— 1
•• •
— ... •• • 2 9
... ... ...
-. • ' •• •
9 ...
9 •• .
10 ... 3
1 ... 3
... 13 6 ... ... ... 11
... 2 3 ... ... ... ... 8
•• • 2 ... •• • ... •• • ... 5
... 18 6 . • . ... ... 13 5
... 17 4 ... ... ... 13 2
6 1 ... ... •• • ... 4
•• • • •• • 3 1 ... •• • •• • •• • •• •• • • ... ... 8 5
—
14
3
2
1
10 46 28
4
2
2
2
11
13
... .
2
63 54 68
1 13 ... 50 22 17 12
... 9 ... 57 18 7 17
8 14 ... 72 18 8 ...
66 4 8 ... ... 18 15 ...
71 6 10 ... 72 18 ... 2
72 69 73 100 50 78 60 77
73 74 77 100 43 82 63 76
100 67 79 100 28 82 81 91
34 91 88 100 100 82 85 92
29 89 86 100 28 82 92 93
82
80
93
87
92
11
...
13
8
9
4
7
13
68 74 54 61 47
71 100 52 63 31
87 100 41 57 31
100 100 48 55 *
100 100 40 18 100
••• ... 19 37 ...
... ... 19 37 ...
... ... 23 38 *
•• • •. • 20 38 ...
•• • . • . 9 ... 49
•• • •• • 8 ... 44
•• • •• • 11 6 44
•• •• • 11 6 *
—
• • • C:7 C) t■ • ri CO ri
•
...
•
*
•
... ... ...
•
... ... ...
• • •
... ... 5 ... 25
•
3
29 ... 5 ... 25
•
32 26
•
9
I
—
•
— 4
... — 5 5 1 2
••
1 In procenten van de gezamenlijke ondernemingen. • Onvoldoende inlichtingen.
3 ... 3 4
Juni
•
5 9 2 17 6 36 1 17 25 15 22 30 18
Juni
ri • riri • ri
Textielnijverheid waaronder : Wol Katoen Bonnetterie Schoen- en kledingnijverheid waaronder : Schoenen Kleding Eloutindustrie, fabr. van houten meubelen waaronder : Hout Houten meubelen Papier en karton waaronder : Papier- en kartonfabricage Papier- en kartonverwerking . Ledernijverbeid Plasticverwerkende industrie Aardolie-industrie Vervaard. en eerste verwerking van metalen waaronder : Ferrometalen Non-ferrometalen Vervaardiging van steen, cement, glas e.a. waaronder : Bouwmateriaal, ceramiek voor bouw en nijverh., vlakglas Holglas Chemische industrie Vervaardiging van kunstmatige en synthetische vezels Vervaardiging van produkten uit metaal Machinebouw waaronder : Landbouwmach. en -tractoren Gereedschapsmachines Textielmachines Motoren, compress., pompen Elektrotechnische industrie waaronder : Elektrotechnische uitrustingsgoederen Elektrische huishoudtoestellen, radio, TV Automobielbouw, fabrieken van onderdelen Overige transportmiddelenfabrieken waaronder : Scheepsbouw Fietsen en motorfietsen
Maart 1
1981
•
10 16 6 9
Dec.
CO 7.0 •
Gezamenlijke nijverheid I. Gebruiksgoederen II. Investeringsgoederen III. Halffabrikaten
Sept.
1980
eq
Juni
1981
1980
1981
1980
uitrusting
8 8 3 8
•• 2
8
- - •
5 7 8
UITSLAGEN VAN DE CONJUNCTUURTESTS IN DE NIJVERHEID PER SECTOR F. Bezel:tingsgraad van het geïnstalleerde produktievermogen (in pet.)
E. Beoordeling van het geïnstalleerde produktievermogen 1 1980
1981
1980
I •
Juni
Gezamenlijke nijverheid I. Gebruiksgoederen II. Investeringsgoederen III. Halffabrikaten
+ + + +
Textielnijverheid waaronder : Wol Katoen Bonnetterie Schoen- en kledingnijverheid waaronder : Schoenen Kleding Houtindustrie, fabn van houten meubelen waaronder : Hout Houten meubelen Papier en karton waaronder : Papier- en kartonfabricage ._ Papier- en kartonverwerking . Ledernijverheid Plasticverwerkende industrie Aardolie-industrie Vervaard. en eerste verwerking van metalen waaronder: Ferrometalen Non-ferrometalen Vervaardiging van steen, cement, glas e.a. . waaronder : Bouwmateriaal, ceramiek voor bouw en nijverh., vlakglas Holglas Chemische industrie Vervaardiging van kunstmatige en synthetische vezels Vervaardiging van produkten uit metaal Machinebouw waaronder : Landbouwmach. en -tractoren Gereedschapsmachines Textielmachines Motoren, compress., pompen Elektrotechnische industrie waaronder : Elektrotechnische uitrustingsgoederen Elektrische huishoudtoestellen radio, TV Automobielbouw, fabrieken van onderdelen . Overige transportmiddelenfabrieken waaronder : Scheepsbouw Fietsen en motorfietsen
+ 41 + 38 + 50 + 49 + 37 + 39 + 37 + 16 + 29 + 10 + 20 + 30 + 12 + 46 + 19
+ 47 + 22 + 60 + 53 + 48 + 42 + 49 + 26 + 56 + 13 + 46 + 36 + 54 + 46 + 34
+ + + +
+ + + +
-
40 36 42 38
September I
--
40 41 32 33
+ + + +
51 38 49 57
--
December I
+ + + +
52 43 49 55
+ 43 + 28 + 51 + 54 + 45 + 26 + 49 + 50 + 46 + 52 + 80 + 89 + 73 - 13 + 46
--
44 34 51 51
+ 53 + 58 A-.55 + 51
78,2 79,9 76,0 78,9
73,6 77,2 74,0 71,2
+ 46 + 27 + 64 + 67 + 38 + 41 + 37 + 12 + 48 - 6 + 41 + 17 + 58 + 44 + 47
+ 58 + 23 + 71 + 73 + 48 + 84 + 41 + 39 + 51 + 33 + 37 + 22 + 47 - 6 + 53
79,4 84,2 82,1 72,2 75,0 69,9 76,1 85,0 81,1 86,8 86,6 91,4 83,2 70,1 80,7
Maart
Juni
73,2 75,3 71,7 71,1
74,8 77,0 71,0 73,9
74,9 78,4 70,7 72,6
75,1 79,5 78,2 70,9 73,1 67,1 74,3 85,8 80,6 88,2 79,6 84,8 75,7 69,8 75,4
73,4 71,4 75,3 69,6 69,6 60,3 71,5 84,9 79,9 87,1 76,3 82,6 71,6 71,9 69,9
74,3 81,7 72,1 70,3 69,9 59,1 72,2 85,9 79,5 88,8 80,9 91,6 73,1 72,2 75,1
kwart.
2c kwart.
april
mei
Juni
3,31 2,23 6,03 1,83
3,36 2,34 5,98 1,90
3,39 2,30 6,05 1,94
3,36 2,36 5,94 1,89
3,35 2,36 5,96 1,87
72,8 80,1 68,9 74,1 74,3 56,3 78,1 85,4 82,1 86,8 83,2 91,0 77,2 79,7 68,9
1,86 1,96 1,88 1,70 1,73 1,01 1,88 1,69 1,33 1,85 1,31 1,73 1,00 1,63 2,11
1,85' 1,87 1,84 1,97 2,02 1,28 2,18 1,59 1,23 1,75 1,30 .1,65 1,05 1,58 2,08
1,82 1,85 1,78 1,87 1,90 1,21 2,05 1,62 1,20 1,81 1,34 1,65 1,12 1,61 2,15
1,88 1,92 1,88 1,91 2,10 1,30 2,27 1,57 1,20 1,73 1,29 1,70 0,99 1,57 1,86
1,87 1,85 -1,86 2,15 2,08 1,34 2,24 1,59 1,29 1,72 1,29 1,60 1,06 1,56 2,25
le
-
--
--
_-
66,1 64,4 74,3 78,4
67,1 66,1 72,2 71,6
69,6 68,1 76,7 72,0
68,5 66,6 78,0 72,7
1,67 1,71 1,52 1,65
1,75 1,76 1,68 1,76
1,85 1,88 1,71 1,76
1,75 1,77 1,66 1,69
1,65 1,64 1,69 1,83
+ 64 + 50 + 31
+ 67 + 50 + 36
81,8 90,0 78,7
78,0 80,9 69,0
70,2 78,0 • 72,2
69,8 87,2 74,7
71,4 81,3 71,7
1,40 2,90
1,62 2,45
1,60 2,58
1,53 2,47
1,74 2,32
+ 73 + 41 + 54 +100 + 7 + 82 + 36
+ 34 + 58 + 54 +100 - 14 + 82 + 47
+ 65
+ 71
... + 55 + 53 +100 + 7 + 82 + 40 + 73
80,5 74,2 74,8 61,8 83,9 82,6 74,9 80,0
74,5 75,2 70,5 56,1 81,6 76,8 70,7 78,5
74,5 75,4 70,0 42,8 88,7 76,8 74,1 77,5
94,2 69,8 72,0 64,0 84,4 74,5 69,9 73,4
100,0 71,6 71,8 65,8 88,3 73,8 68,2 74,4
2,30 4,88 5,08 6,86 6,67 4,14 5,95 6,33
2,90 4,80 5,42 6,78 10,16 4,45 5,74 6,57
2,70 4,90 5,46 6,78 10,30 4,36 5,89 6,44
3,00 4,74 5,41 6,78 10,09 4,13 5,80 6,57
3,00 4,78 5,40 6,78 10,09 4,86 5,55 6,71
+ 52
+ 58
+ 64
+ 67
78,3
77,6
74,3
69,6
70,6
6,88
7,14
7,01
7,11
7,31
+ 65 + 47 + 33 + 57 - 13
+ 80 + 40 + 13 + 51 - 13
+ 87
+ + + + +
81,6 83,6 75,5 80,6 83,7
78.6 77,2 72,4 78,0 79,3
81,5 72,0 70,1 76,0 78,1
78,8 88,0 71,3 79.8 80,1
80,0 91,1 60,6 55,3 75,9
5,30 2,45 15,72 10,22 2,60
5,47 2,53 14,02 8,42 2,12
5,32 2,53 14,56 8,92 2,12
5,55 2,53 14,08 8,37 2,12
5,55 2,53 13,44 7,98 2,12
+ 56 + 50 + 82
28 35 81 50 28 + 4 + 65
+ 73 + 37 + 51 +100 + 43 + 32 + 31 + 56
+ 51 + 93 + 33 + 34 + 60 - 19
-+ + + +
62 56 88 59
...
+ 7 + 46
*
-+ + + +
89 66 14 45 12
t Netto verschil tussen de percentages van de antwoorden die aanduiden dat de capaciteit « ruim voldoende » is of « onvoldoende ».
• Onvoldoende inlichtingen.
(September I December
--
+ 41 + 22 + 87
...
Juni
1981
75,5 73,8 84,1 82,5
' + 50 + 50 + 46 + 58
+ + + + +
Juni
+ + + +
I
1981
65 60 90 66
58 54 81 37
+ 35 + 54 + 64
Maart
G. Gemiddelde verzekerde activiteitsdnur (in maanden)
_-
--
__
--
-
-
--
-
-
UITSLAGEN VAN DE CONJUNCTUURTESTS IN DE NIJVERHEID PER SECTOR H. Vooruitzichten omtrent de vraag tijdens de volgende drie maanden 1
I. Vooruitzichten omtrent de personeelsbezetting tijdens de volgende drie maanden 2
J. Vooruitzichten omtrent de ontwikkeling van de verkoopprijzen tijdens de volgende drie maanden 2
1981
1981
1981
le kwart.
2e kwart.
april
mei
juni
le kwart.
2c kwart.
april
mei
Gezamenlijke nijverheid I. Gebruiksgoederen II. Investeringsgoederen III. Halffabrikaten
26 — 27 — 25 — 28
26 — 32 — 31 — 22
29 — 32 — 27 — 33
26 — 29 — 33 — 22
24 — 34 — 31 — 12
22 — 16 — 22 — 31
19 — 19 — 20 — 20
19 — 21 — 14 — 22
19' — 17 — 24 — 18
19 — 20 — 22 — 19
+ + + +
Textielnijverheid waaronder : `Vol Katoen Bonnetterie Schoen- en kledingnijverheid waaronder : Schoenen Kleding Houtindustrie, fabr. van houten meubelen waaronder : Hout Houten meubelen Papier en karton waaronder : Papier- en kartonfabricage Papier- en kartonverwerking . Ledernijverheid Plasticverwerkende industrie Aardolie-industrie
— 24 — 15 — 43 — 8 — 29 — 3 — 34 — 22 — 28 — 19 — 37 — 28 — 43 + 24 — 33 — 88 — 34 — 23 — 85 — 47
— 34 — 27 — 29 — 34 — 26 — 16 — 28 — 36 — 45 — 32 — 34 — 25 — 41 — 21 — 10 — 74 — 26 — 23 — 43 — 46
— 35 — 28 — 36 — 44 — 30 — 32 — 30 — 31 — 59 — 18 — 17 + 5 — 33 — 60 — 1 — 90 — 54 — 50 — 72 — 39
— 40 — 30 — 34 — 29 — 25 + 8 — 32 — 29 — 38 — 25 — 39 — 46 — 34 ... — 19 — 90 — 23 — 17 — 54 — 53
— 29 — 23 — 16 — 31 — 23 — 25 — 23 — 48 — 39 — 52 — 46 — 34 — 56 — 2 — 11 — 44 — 1 —2 — 3 — 46
— 20 — 5 — 45 — 9 — 26 — 25 — 25 + 4 — 15 + 13 — 16 — 16 — 16 — 62 — 36 — — 50 — 54 — 30 — 30
— 28 — 13 — 39 — 10 — 17 — 19 — 17 — 3 — 7 — 1 — 10 — 12 — 9 — 27 — 13 — — 33 — 34 — 29 — 29
— 26 — 13 — 35 — 20 — 22 — 8 — 25 —4 — 7 — 3 — 11 — 12 — 9 — 13 — 11 — — 38 — 36 — 47 — 23
— 33 — 13 — 48 — 14 — 16 — 15 — 16 + 6 — 10 + 13 — 9 — 12 — 8 — 13 — 5 — — 30 — 33 — 15 — 33
— 26 — 11 — 34 + 2 — 15 — 35 — 10 — 10 — 3 — 14 — 11 — 12 — 11 — 55 — 23 — — 32 — 33 — 23 — 29
+ 32 + 32 + 24 + 23 + 13 + 18 + 12 + 25 ... + 35 + 46 + 62 + 37 + 10 + 14 — + 10 + 15 — 14 + 9
+ 35 + 50 + 16 + 22 + 22 + 5 + 26 + 25 + 3 + 35 + 78 + 89 + 71 + 1 + 18 — + 72 + 83 + 21 + 18
+ 33 + 38 + 16 + 21 + 13 + 6 + 14 + 17 — 5 + 27 + 73 + 88 + 63 ... + 9 — + 69 + 79 + 25 + 14
+ 31 + 52 + 9 + 21 + 21 + 3 + 25 + 23 — 5 + 36 + 83 + 90 + 79 ... — 2 Í — + 72 + 84 + 16 + 16
+ 42 + 60 + 23 + 23 + 33 + 6 + 39 + 34 + 18 + 41 + 77 + 89 + 69 + 2 + 47
— 53 — 20 + 1
— 51 — 45 + 2
— 44 — 50 + 2
— 58 — 50 + 5
— 51 — 36 — 2
— 38 + 7 —2
— 28 — 31 — 1
— 22 — 28 ...
— 34 — 28 ...
— 27 — 36 — 1
+ 2 + 33 + 7
+ 15 + 17 + 8
+ 8 + 50 + 8
+ 13 ... + 6
+ 25 ... +.8
— 33 — 16 — 21 — 46 + 55 — 76 —4 — 23
— 10 — 27 — 30 — 66 — 19 — 68 — 9 — 18
— 29 — 34 — 15 — 55 ... — 91 + 16 — 16
... — 17 — 38 — 71 — 28 — 68 — 19 — 23
... — 30 — 38 — 73 — 28 — 45 — 23 — 14
+ 6 — 16 — 18 — 22 + 2 — 76 — 5 — 39
+ 10 — 18 — 10 — 11 + 2 — 40 + 1 — 39
... — 22 + 7 + 58 + 21 — 23 + 1 — 36
+ 29 — 19 — 21 — 36 — 7 — 73 ... — 42
... — 13 — 17 — 55 — 7 — 23 + 2 — 41
— 5 + 21 + 13. + 9 ... — 47 + 26 + 23
+ 76 + 24 + 10 + 4 ... — 24 + 6 + 21
+ 29 + 31 + 7 ... ... — 41 + 16 + 11
+100 + 22 + 9 + 6 ... — 41 + 4 + 16
+100 + 18 +' 14 + 6 . • . + ♦ 9 — 2 + 36
— 14
—
—
6
— 14
...
— 26
— 29
— 26
— 29
— 33
+ 34
+ 28
+ 16
+ 22
+ 47
— 40 — 54 ... + 6 + 12 ,
— 43 — 30 — 18 — 53 — 7
— 40 — 30 — 29 — 78 — 28
— 45 — 30
— 45 — 30 — 25 — 47 ...
— 69 — 15 — 7 — 12 ...
— 64 ... — 7 — 29 — 12
— 61
— 72
... — 23 — 31 — 36
... + 5 — 21 ...
— 61 ... — 3 — 35 ...
+ + + +
+ + + +
+ 30 + 28 ... + 64
... + 66 + 45 + 43 + 31
+ + + + +
„
Vervaard. en eerste verwerking van metalen waaronder : Ferrometalen Non-ferrometalen Vervaardiging van steen, cement, glas e.a. . waaronder : Bouwmateriaal, ceramiek voor bouw en nijverh., vlakglas Holglas Chemische industrie Vervaardiging van kunstmatige en synthetische vezels Vervaardiging van produkten uit metaal Machinebouw waaronder : Landbouwmach. en -tractoren Gereedschapsmachines Textielmachines Motoren, compress., pompen Elektrotechnische industrie waaronder : Elektrotechnische uitrustingsgoederen Elektrische huishoudtoestellen. radio, TV Automobielbouw, fabrieken van onderdelen . Overige transportmiddelenfabrieken waaronder : Scheepsbouw Fietsen en motorfietsen 1 2
7
... — 33 + 8
Netto verschil tussen de percentages van de antwoorden « vermeerdering en « vermindering a. Netto verschil tussen de percentages van - de antwoorden • stijging en « daling a.
1
juni
le kwart.
19 26 17 16
42 39 31 36
2e kwart.
+ + + +
33 29 18 47
42 40 27 53
april
-1+ + +
28 24 12 44
mei
+ + + +
33 31 18 46
juni
+ + + +
37 32 26 51
,+ 74 + 84 + 21 + 24
11 30 47 37 64
— 20 —
IV • 1. — INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIELE PRODUKTIE Basis 1975 = 100 Bron : N.I.S.
Bron
Waarvan : Maandgemiddelden of maanden
Weging t.o.v. de gezamenlijke industriële produktie in 1981
Algemeen indexcijfer I
eerwerkende industrie
Agefi
Waarvan :
Extractieve bedrijven
Grondstoffen en halfafgewerkte produkten
Niet duurzame verbruiksgoederen
Duurzame verbruiksgoederen
Investerings• goederen
Algemeen indexcijfer
56,1
16,6
14,4
12,9
—
116
111
104
103
96
117
111
107
115
106
105
103
114
100
100
100
100
100
100
100
100
1976
109
109
97
111
105
107
105
105
1977
109
109
91
111
108
103
105
108
1978
111
112
83
114
108
101
109
109
1979
116
118
77
121
112
104
112
115
1980
v 115
v 116
79
v 120
v 111
v 104
v 109
113
1979 1° kwartaal 2e kwartaal 35 kwartaal 4° kwartaal
115 119 108 122
116 120 110 124
79 82 65 81
119 125 112 128
111 114 106 114
107 104 96 111
112 108 107 121
111 116 114 117
1980 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
124 117 v 104 v 115
126 119 v 105 ti 116
86 80 71 82
131 123 v 106 v 119
115 114 105 v 112
117 104 v 94 v 103
120 108 v 100 ti 110
120 116 106 108
116
117
79
119
112
109
113
108
111 118 ti 88 ti 104 v 120 ti 127 ti 110 ti 107
113 120 v 89 ti 105 v 121 ti 128 ti 111 v 109
71 80 58 68 87 92 88 67
118 123 ti 91 v 106 v 120 v 128 ti 115 ti 113
109 ]16 95 101 118 127 109 v 101
95 103 71 96 ti 116 ti 116 ti 95 ti 96
103 108 ti 84 ti 101 ti 114 ti 122 ti 105 v 104
116 114 103 109 107 110 108 107
114 111 122 117 108
115 112 123 118 110
73 76 87 85 72
118 114 126 121 114
112 108 115 114 106
103 105 120 109 95
113 109 116 111 98
109 104 111 105 108
100,0
96,6
1973
107
106
1974
111
1975
1981 le kwartaal
ti
1980 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1981 Januari Februari Maart April Mei
1 Exclusief het bouwbedrijf.
v ti v v ti
3,4
IV - 2. — INDEXCIJFERS VAN DE PRODUKTIE IN DE VERWERKENDE INDUSTRIE, PER SECTOR Basis 1975 = 100 • NIS
Basismetallurgie
Metaalverwerki n g
Maandgemiddelden of maanden
Weging t.o.v. de gezamenlijke in industrie verwerkende 1981 1
IJzer en staal
Vormstaalgieterij, gieterij, draadtrekkerij, metaaltrekkerij en walserij
Non-ferrometalen
Chemie en rubber
Levensmiddelen en drank
Textiel
Niet-metaal houdende minerale produkten
Elektriciteit
Hout
Kleding en schoeisel
Papier en karton
Aardolieraf finaderijen
Watervoorziening
32,9
8,0
1,8
1,4
13,3
9,5
6,1
5,3
7,1
5,1
3,8
2,3
0,4
1,8
97 104 100 108 110 112 118 v 116
138 144 100 109 101 114 124 115
116 129 100 109 109 106 108 108
106 111 100 123 141 134 148 146
113 117 100 114 120 123 133 126
98 101 100 102 104 106 109 111
123 117 100 113 98 94 102 105
112 114 100 110 118 117 117 117
100 105 100 116 115 124 127 131
98 105 100 114 113 109 107 115
103 104 100 96 88 86 86 84
111 118 100 111 108 111 119 118
131 107 100 101 127 115 117 113
96 98 100 106 107 109 110 112
1979 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4° kwartaal
116 114 112 127
124 135 114 121
105 106 105 112
166 159 135 144
136 139 124 135
99 109 107 121
105 103 88 111
92 132 118 127
137 124 109 139
103 113 92 121
95 82 83 86
118 121 114 125
112 117 117 121
109 116 108 107
le kwartaal 20 kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
127 114 v 106 v 119
137 134 95 96
115 109 95 113
168 155 125 137
136 132 112 125
105 111 107 119
116 106 91 107
116 132 114 108
145125 114 139
124 120 99 118
98 78 84 75
132 124 105 112
128 113 108 102
111 116 111 114
117
106
134
134
107
113
90
135
118
95
120
101
112
107 114 v 87 v 107 v 123 v 132 v 113 v 112
137 128 94 10191 98 94 96
102 107 78 94 113 113 107 103
140 166 101 126 148 156 126 130
132 131 98 107 129 136 123 118
106 115 97 107 119 136 113 107
94 112 73 84 116 121 97 101
133 135 93 121 128 130 107 87
120 124 109 113 121 136 139 144
107 127 67 101 127 133 107 114
72 71 59 84 109 93 68 65
111 132 87 104 124 125 107 105
122 102 103 121 99 85 109 112
116 117 107 110 * 116 117 117 108
119 111 122 117 105
98 102 117 110
108 101
116 127 159 136
135 129 137 130 119
106 102 114 117 107
107 109 124 107 96
83 81 104 117 114
145 132 128 114 117
109 118 126 129 114
80 92 112 89 68
115 116 130 122 124
111 95 98 74 80
110 106 121 99 124
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
1980
1981 le kwartaal
v
1980 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1981 Januari Februari Maart April Mei
v v v v ti
. 1
1 De tabaks-, cokes- en ledernijverheid waarvan de indexcijfers van de produktie niet in de tabel opgemimen zijn, vertegenwoordigen respectievelijk 0,8 pet., 0,1 pct. en 0,3 pet. van de gezamenlijke produktie in de verwerkende industrie.
— 22 —
IV - 2. — INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIELE PRODUKTIE (N.I.S.) Basis 1975 = 100
1979
1980
1981
GEZAMENLIJKE NIJVERHEID 140
140
120
120
,
r
r
100
100
80
80
GRONDSTOFFEN EN HALFFABRIKATEN 140
140
120
120
100
100
80
80
NIET-DUURZAME CONSUMPTIEGOEDEREN 140
120
100
80
140
DUURZAME CONSUMPTIEGOEDEREN
120
100
80
60
140
KAPITAALGOEDEREN (ZONDER DE BOUW
120
100
80
60 74
76
78
80
III • 3. --- ENERGIE Bronnen : N.I.S. [kol. (1) tot (6) en (11) - M.E.Z., Administratie van het Mijnwezen
[kol. (7) tot (10)). Gas
Petroleum
Cokes
Elektriciteit
Steenkool
Binnenlands verbruik 31 randgemiddelden of maanden
Verwerking
Waarvan : Totaal
van ruwe petroleum
Gas-oil en lichte stookolie
Autobenzine
Besiduele stookolie
1
(2)
(3)
Produktie
(miljoenen m3)
(duizenden tonnen)
(1)
Invoer van aardgas in de B.L.E.U.
I
Binnen. lands verbruik
Binnenlands verbruik
Produktie
Produktie
(miljoenen klVh )
(duizendei tonnen)
1
(4)
(5)
(6)
(7)
(51
809 957 904 1.003 988 1.071 1.057 976
648 671 477 518 464 479 537 504
705 743 513 533 467 513 580 545
737 676 623 603 589 549 510 527
1.252 1.345 1.002 1.105 1.092 1.116 1.266 1.297
3.260 3.397 3.248 3.752 3.731 4.030 4.137 4.251
(9)
(11)
(10)
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
3.084 2.515 2.358 2.370 2.986 2.718 2.747 2.663 -
1.959 1.710 1.632 1.756 1.725 1.807 1.865 1.642
213 212 230 240 254 256 264 246
771 695 690 737 741 761 823 702
709 611 536 621 577 60] 539 470
1979 2' kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1980 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1981 le kwartaal 2e kwartaal
2.755 2.767 2.845 3.013 2.673 2.544 2.421
1.631 1.529 1.962 2.011 1.504 1.567 1.718
278 276 271 246 253 254 244
659 597 874 934 557 655 721
438 431 564 581 462 450 584
934 740 1.192 1.293 828 612 1.163 1.309
571 528 517 541 552 481 442 446
615 572 576 608 637 477 456 495
516 1.278 393 1.103 516 1.395 605 1.263 503 1.216 456 1.333 544 1.375 558 v1.233 528
4.011 3.555 4.523 4.720 4.052 3.710 4.524 4.385
:980 Juni Juli Augustus September Oktober November December 1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
2.407 2.437 2.866 2.328 2.007 2.563 2.692
1.213 1.217 1.516 1.967 1.711 1.686 1.758
251 220 262 281 275 217 241
401 444 614 907 619 664 880
350 382 440 528 544 777 430
685 626 561 648 993 1.211 1.285 1.383 1.372 1.172
539 538 480 426 438 423 464 478 345 515
621 504 502 426 444 447 476 466 439 579
480 1.168 416 1.366 408 1.200 543 1.434 590 1.241 1.095 564 478 1.789 544 v 1.355 548 v 1.066 583 v 1.279 567 474 542
4.034 3.535 3.679 3.915 4.408 4.500 4.664 4.704 4.291 4.160 3.692 3.805
1 Autobenzine, gas-oii, lichte stooko ie. residuele stookolie, vliegtuigbenzine en carbureactor (type benzine), speciale benzine en white spirit, petroleum en carbureactor (type petroleum), smeerolie en andere smeerpro-
dukten, residuele petroleumteer, asfaltachtige aardpek, energetisch en scheikundig petroleumgas.
II/ - 4. - METAALPRODUKTIE Bronnen : N.I.S. [kol. (1) en (2)). - Fabrimétal [kol. (3) tot (6)1. IJzer- en staalnijverheid
Metaalverwerkende nijverheid (miljarden franken)
(duizenden tonnen)
Maandgemiddelden of maanden
Produktie van ruwstaal
Pro Produktie van af gewerkt staal
voor de binnenkindse markt
(1)
(2)
(3)
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1979 le kwartaal 2e kwartaal 30 kwartaal 4e kwartaal 1980 10 kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1981 le kwartaal
1.294 1.353 966 1.012 938 1.050 1.120 1.027 1.135 1.222 1.053 1.072 1.215 1.208 851 833 973 v
954 1.013 659 706 719 785 863 793 864 925 780 883 937 907 633 708 738
1980 Mei
1.261 1.149 866 927 761 862 821 815 915 931 v 1.072 v 1.005 v 1.132
899 872 620 569 709 726 698 700 663 711 838 798
Juni Juli Augustus September Oktober November December 1981 Januari Februari Maart April Mei
Binnengekomen bestellingen
I
Totaal
(4)
(5)
(6)
33,1 36,6 38,2 45,1 45,7 47,4 54,9 54,6 55,1 55,5 46,5 62,5 65,4 56,4 44,3 52,2
v v v v
30,2 34,6 37,2 43,6 44,8 46,9 50,1 52,6 48,2 52,0 42,3 57,7 57,3 54,8 44,1 54,3
v v v v v v v v v v
49,3 58,5 35,8 42,7 53,7 56,6 49,6 56,8 46.2 55,0
12,7 14,1 13,9 14,5 15,7 16,0 18,0 18,1 16,8 19,1 15,1 20,9 19,9 19,0 16,3 17,2
20,4 22,5 24,3 30,6 30,0 31,4 36,9 v 36,5 36,4 31,4 41,6 v 45,5 v 37,4 v 28,0 v 35,0
v v v v
v 20,0
v 33,1
v 53,1
v 17,4
v 39,5
v 11,3 v 15,7 v 22,0 v 17,1 v 17,5 v 17,0 v 14,9 v 16,6
v 23,6 v 28,1 v 32,3 v 32,9 v 35,8 v 36,1 v 34,3 v 35,3
v 56,9 v 34,9 v 43,8 v 54,3 v 50,0 v 53,3 v 53,1 v 49,2 v 51,9
v
v
v v v
Totaal der verzendingen
voor de uitvoer
v
38,3
v
.
- 24 IV • 5. - BOUWNIJVERHEID Bronnen : Ministerie van Openbare Werken, Bestuur van Stedebouw [kolommen (1) en (6)] - N.I.S. [kolommen (2) tot (5) en (7) tot (11)] . Over:ge gebouwen
Woningen
Maandgemiddelden of maanden
Gunstige adviezen (duizenden) (1)
Begonnen gebouwen Gunstige adviezen Aantal Volume Aantal Volume (duizen- (duizen- (duizen- (duizen- (duizenden) den) den m 3 ) den) den m3) (2) (3 ) (5 ) (4 1 (6) Bouwvergunningen
(H )
(0 )
(10 )
(111
2.282 2.523 2.404 2.085
95 102 100 96
2.702
1,12
0,7
3.031
3.844 3.336 4.021
2.889 3.425 3.334
0,7 0,5 0,6
0,6 0,5 0,5
3.459 2.362 2.084
0,5 0,5 0,6 0,5
3.362 3.357
6,0 5,5
3.163 3.015
0,5 0,7
0,5 0,6
2.103 2.262
0,5 0,5
1.825 1.941
95 89
2.920
5,7
3.111
0,7
0,6
2.370
0,6
2.005
72
0,6
1.866
0,5
1.682
74
1.398 2.194
--
3,82
6,7
3.483
.974
7,1
_975 .976
5,7 7,3
7,4 6,3 7,9
L977
5,7 5,5
6,4 6,2 5,2
4,7
(7 )
5,2 5,4 6,4 6,3
.973
.978 .979
Begonnen gebouwen Indexcijfer van de produktie Aantal Volume Aantal Volume 1975=100 1 (duizen- (duizen- (duinen- (duizenden) den m3) den) den m3) Bouwvergunningen
.980
4,0
4,2
2.358
4,0
2.239
0,7
1979 10kwartaal
5,2
5,7
3.246
4,0
2.139
0,5
2.490
0,3
2° kwartaal
4,7
5,3
3.003
6,8
3.761
0,6 0,8
0,7
2.569
0,6
30 kwartaal 4° kwartaal
4,6
4,9 4,7
2.754 2.677
6,3 5,7
3.558 2.988
0,8 0,6
0,6 0,6
2.125 2.293
0,7 0,6
2.575
4,2
1.853
--
.980 le kwartaal
4,9
5,3
2.923
5,4
2.822
0,7
0,5
2.145
0,5
2.138
-
2.672
4,7
2.614
0,7
0,6
1.927
0,5
1.420
-
3e kwartaal
4,8 3,6
4,6 3,9
2.110
3,4
0,6
0,6
1.627
0,5
4° kwartaal
2,8
3,1
1.724
2,6
2.077 1.415
0,5
0,5
1.757
0,4
1.461 1.711
--
.981 1° kwartaal
3,4
980 Mei .., ............. juni
4,3
4,0
4,6 5,0 3,0 2,8
2° kwartaal
Juli Augustus September Oktober November December 1981 Januari Februari Maart April Mei
0,5
--
5,1
2.801
0,7
0,5
1.483
0,4
1.624
4,9
2.339 2.836
3,6
2.091
0,7
0,7
2.330
0,5
1.166
77 77
4,4
2.426
2,7
1.651
0,8
0,4
878
77
1.914
3,2
2.004
0,6
0,6 0,5
1.647
3,7
1.812
0,5
1.583
3,7
1.991
4,2
2.577
0,5
0,5
1.423
0,6
1.923
78 78
3,1
2,6
1.589
3,4
1.865
0,5
2,8
3,5
1.750
2,7
1.465
0,6 0,5
0,4
1.753 1.496
0,5 0,4
1.724 2.125
75
2,5
3,3
1.831
1.006
0.4
0,5
2.021
0,3
1.283
74
1,8
3,5
0,5 0,5
3,2 3,5
77
74 71
3,2
0,6 0,6
69
2,5
0,6
68
1 Openbare en particuliere bouwwerken. Maandindexcijfers : voortschrijdende gemidde:den van de laatste twaalf maanden van het niet voor seizoen maar wel voor de ongelijke samenstelling van de maanden gecorrigeerde indexcijfer van de produktie. Jaarindexcijfers : gemiddelden van het niet voor seizoen maar wel voor de ongelijke samenstelling van
2 3
70
de maanden gecorrigeerde indexcijfer van de produktie van de twaalf overeenstemmende maanden en niet het gemiddelde van de maandindexcijfers. Aantal gunstige adviezen voor woongebouwen. Aantal gunstige adviezen voor utiliteitsgebouwen.
IV - 6. - VERGELIJKENDE EVOLUTIE VAN DE INDUSTRIELE PRODUKTIE DER E.E.G.-LANDEN Algemene indexcijfers van de industriële produktie (aangepast voor seizoenschommelingen) Basis 1975 = 100 Bron : 0.B.S.O. Gezamenlijke E.E.G -landen (9 landen 1) Indexcijfers cijfers
Bondsrepubliek Duitsland 2
Be gië
+15,5
107
+ 1,9
1 . 28
1 + 3,2
96
- 1,0
100
+ 7,5
106
+10,4
105
105
- 1,9
105
+ 5,0
110
+ 3,8
+ 7,1
107
+ 4,7
106
- 1,9
108
+ 1,9
111
97
+ 8,1
106
+ 6,0
+11,7
ten centen
*
Schommel. in pro' procienten •
124
e 'l . ers
Indexcijfers
prion-el. Scihnom
4-10,5
Index.
+ 6,9
106
Serpnrio n.e
Schommel. in ' procenten eienten
Schommel. ' procenten ten *
108
+ 8,1
cijfers
Griekenland
, cijfers
Index. cijfers
centen *
centen *
Index-
Schommel. ' pro-
Schommel. 'n procenten *
cijfer
Schommel. in procenten *
Groothertogdom Luxemburg
Ierland
Italië
Nederland
Indexcijfers
Schommel. procenten ten *
Indexcijfers rs
Schommel. Sciin pro-
Verenigd Koninkrijk
Frankrijk
-,
.
Index-
Index-, cijfers
1973
107
1974
107
L975
100
- 6,5
100
- 9,1
100
- 5,7
100
- 7,4
100
- 4,8
100
- 4,8
100
- 9,1
100
- 6,5
100
-21,9
100
+ 4,2
L976
108
+ 8,0
109
+ 9,0
107
+ 7,0
109
+ 9,0
103
+ 3,0
108
+ 8,0
112
A-12,0
109
+ 9,0
1 . 06
+ 6,0
111
A-11,0
119
+ 9,2
104
- 1,9
113
+ 1,8
...
112
110
+ 2,8
112
+ 2,8
108
+ 4,9
108
+ 1,8
112
+ 1,8
114
+ 1,8
111
+ 2,8
109
+ 0,9
114
+ 1,8
128
+ 7,6
108
+ 3,8
121
+ 7,1
116
+ 4,5
117
+ 4,5
119
+ 4,4
115
+ 3,6
112
+ 2,8
121
+ 6,1
136
+ 6,2
111
+ 2,8
129
+ 6,6
115
0,9
117
118
0,8
107
- 7,0
112
128
+ 4,9
134
- 1,5
108
- 2,7
+ 3,6
111
+ 1,8
113
+ 2,7
116
+ 5,5
113
+ 3,7
111
+ 2,8
123
+ 7,9
134
+ 5,5
11.0
+ 3,8
127
+ 7,6
+ 5,4
118
+ 8,3
116
+ 5,5
118
+ 4,4
118
+ 6,3
112
+ 4,7
119
+ 4,4
1.36
+ 5,4
111
+ 5,7
131
+ 9,2
129
+ 6,6 + 2,4
L977
110
+ 1,9
109
1978
113
+ 2,7
111
1979
118
+ 4,4
1980
118
1979 le kwart
115
2e kwart
117
...
...
...
...
...
3e kwart
119
+ 5,3
119
+ 6,2
118
+ 4,4
122
+ 8,0
115
+ 2,7
113
+ 3,7
121
+ 6,1
138
+ 8,7
111
+ 0,9
4 0 kwart
120
+ 4,3
118
+ 1,7
118
+ 3,5
120
+ 3,4
115
+ 3,6
112
+ 0,9
131
+ 8,3
137
+ 5,4
113
+ 3,7
129
1980 le kwart
121
+ 5,2
120
+ 8,1
120
+ 6,2
120
+ 4,3
112
- 0,9
116
+ 4,5
136
1-10,6
140
+ 4,5
114
+ 3,6
127
...
.111
131
..
130
+ 0,8
2e kwart
118
+ 0,8
117
- 0,8
117
+ 0,9
118
- 3,3
108
- 8,5
113
+ 0,9
133
+11,8
138
+ 1,5
3e kwart
115
- 3,4
114
- 4,2
115
- 2,5
118
- 3,3
105
- 8,7
108
- 4,4
123
+ 1,7
131
- 5,1
101
- 8,1
4 0 kwart
114
- 5,0
110
- 6,8
114
- 3,4
115
- 4,2
103
-10,4
112
. . .
129
- 1,5
128
- 6,6
102
- 9,7
1981 le kwart
114
- 5,8
114
- 5,0
117
- 2,5
110
- 8,3
101
- 9,8
112
- 3,4
130
- 4,4
138
- 1,4
98
-14,0
•
Schommelingsprocent tegenover het indexcijfer van het vorige jaar of van het overeenstemmende kwartaal van het vorige jaar. 1 België, Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Italië, Nederland, Ierland, Groothertogdom Luxemburg en Griekenland. Denemarken bezit geen indexcijfer van de industriële produktie. 2 Weet-Berlijn inbegrepen.
Bibliografische referenties :
.
Statistisch Jaarboek roor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Belgische (IRES). - Agence Cconomigue et financière. -
Economische Statistieken 1960-1970. - Serrice dc Conloncture
Het Bouwbedrijf. - Principaux indicateurs éconornigues
IY - 6. — VERGELIJKENDE EVOLUTIE VAN DE INDUSTRIELE PRODUKTIE DER E.E.G.-LANDEN Algemene indexcijfers van de industriële produktie (0.E.S.0.) , Basis 1975 = 100 Aangepa.s1 voor seizoenschommelingen)
r
rP
.44 2 • 4 4 A
- 27 -
V. - DIENSTEN 1. - YERYOER a. - Activiteit van de N.M.B.S. en de SABENA Bronnen : N.M.B.S. en SABENA. N. M .B. S. Reizigersvervoer
SABENA
Goede renvervoer (volledige wagonladingen) Geregeld en betalend
,waarvan waarvan :
M Randgemiddelden of maanden
Aantal
reizigers-km
produktieve ton-km 1
Totale tonnenmaat
brandstoffen en nAl ën aerale
ertsen rtsen
(miljoenen passagierskm)
(duizenden tonnen
(miljoenen)
(miljoenen
ton-km)
1973
674
682
6.294
1.556
1.704
303,6
48,0
1974
690
760
6.841
1.697
1.846
331,2
54,4
1975
688
563
4.933
1.317
1.218
316,2
52,6
1976
684
554
4.936
1.318
1.219
324,4
56,3
1977
2
541
4.861 .
1.355
1.005
337,4
59,4
1978
595
593
5.266
1.362
1'.132
374,8
65,9
1979
580
711
6.157
1.597
1.327
401,7
70,0
1980
580
667
5.922
1.607
1.230
404,3
70,0
1979 le kwartaal
571
669
5.862
1.586
1.162
336,6
64,5
20 kwartaal
600
719
6.347
1.577
1.488
412,6
67,8
3e kwartaal
571
682
5.849
1.508
1.270
492,7
77,4
4e kwartaal
578
774
6.569
1.719
1.329
364,7
70,3
1980 1 0 kwartaal
580
740
6.443
1.729
1.377
340,1
68,0
2e kwartaal
590
719
6.424
1.737
1.404
398,6
70,2
3e kwartaal
570
600
5.383
1.531
1.065
498,6
74,2
4e kwartaal
585
607
5.438 .
1.433
1.074
380,1
67,7
1981 le kwartaal
573
610
5.549
1.550
1.190
338,8
64,4
1980 Mei
584
690
6.299
1.725
1.420
391,0
70,9
Juni
595
712
6.288
1.713
1.246
425,2
69,4
Juli
563
- 643
5.734
1.742
1.117
520,1
78,0
Augustus
555
551
4.987
1.463
1.038
516,9
74,3
September
593
605
5.427
1.388
1.039
458,7
70,3
Oktober
604
629
5.599
1.470
1.068
416,3
72,0
November
574
585
5.163
1.319
1.036
360,0
65,6
December
577
608
5.552
1.510
1.118
364,0
65,6
589
584
5.303
1.557
1.102
370,0
64,9
533
575
5.236
1.514
1.151
285,7
58,5
1981 Januari Februari Maart
P
598
.
671
6.108
1.579
1.316
360,7
69,8
1.290'.
420,4
75,9
1.165
454,9
79,9
April
v
592
602
5.742
1.499
Mei
v
584
664
5.693
1.543
De productieve ton-km hebben betrekking op het commercieel vervoer (met uitsluiting van het dienstvervoer) : het is de som van de vermenigvuldigingen van het gewicht van elke verzending met de afstand van het traject.
2
Nieuwe reeks van juli 1977 af, ten gevolge van de overdracht van de exploitatie der autobusdiensten aan de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen. De gegevene voor het eerste - (incl. de autobusdiensten) en het tweede semester 1977 (ezel. de autobusdiensten) zijn respectievelijk 889 en 587.
- 28 Y • lb. - Zeevaart
Y • ie. - Binnenscheepvaart
Bronnen : Havenbestuur te Antwerpen
[kol. (1)] , te Gent [kol. (4)], Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen N.V. [kol. (7)], N.I.S. (overige kolommen).
I
Haven van Gent
Haven van Antwerpen
Havers van Brugge en Zeebrugge
Bron : N.I.S. Totaal verkeer 2
Laad-
Goederen
van de binnengekomen schepen 1.
(duizenden metrieke tonnen)
vermogen
Maandgemiddelden of maanden
Laad var. mogen van de binnengekomen schepen 1
Goederen
_
(duizenden metrieke tonnen)
Goederen
(duizenden mogen van de binnen- metrieke tonnen) gekomen schepen 1 BinnenVergekomen trokken
(duinenden metrieke tonnen)
(miljoenen ton-km)
(1)
(2)
Binnengekomen
Vertrokken
(5)
(9)
(7)
809
414
1.637
732
96
8.482
541
765
853
399
1.814
697
130
8.907
571
2.299
657
729
427
1.963
579
118
6.978
427
3.225
2.222
773
807
373
1.944
636
129
8.356
506
5.689
3.054
2.721
737
919
288
2.090
628
126
8.410
480
1978
8.156
2.993
2.655
1.084
992
242
3.500
693
136
8.354
495
1979
8.653
3.126
2.611
1.273
1.161
291
3.764
728
148
8.450
492
1980
8.541
1978 4e kwartaal ...
8.183
3.370
3.028
1.237
1.054
199
3.608
783
110
8.467
511
1979 1 0 kwartaal -. . 7.944
2.925
2.485
1.321
1.044
247
3.489
522
117
7.268
432
Binnengekomen
Vertrokken
(1)
(2)
(8)
1973
5.305
3.406
2.527
676
1974
5.322
3.522
2.788
1975
5.082
2.687
1976
5.529
1977
(4)
1.310
(N)
(9)
✓ 487
4.018
2e kwartaal -.
8.648
2.834
2.709
1.415
1.240
204
3.889
647
152
9.135
537
3e kwartaal
9.184
3.198
2.314
1.163
1.072
523
3.928
800
161
8.648
493
4e kwartaal -.
8.838
3.545
2.935
1.194
1.287
191
3.749
943
161
8.750
507
1980 le kwartaal -.
8.877
3.394
2.732
1.306
1.067
319
3.839
873
185
8.468
499
2e kwartaal -.
8.662
3.213
3.406
1.316
1.221
320
3.933
819
149
8.767
514
3e kwartaal .-
8.340
1.369
4.455
8.016
456
4e kwartaal ...
8.286
1.247
3.844
...
✓ 478
1979 December
8.771
3.763
2.784
1.153
1.129
241
3.613 1.238
121
8.043
473
1980 Januari
9.393
3.557
2.441
1.359
673
386
3.905 1.007
201
7.990
475
Februari
7.984
3.321
3.024
1.347
1.452
265
3.499
398
183
8.110
472
Maart
9.255
3.303
2.730
1.212
1.075
305
4.112 1.215
171
9.303
549
April
8.433
3.300
3.898
1.410
1.030
362
3.753
555
160
8.853
533
Mei
8.756
2.668
3.343
1.194
1.247
239
4.017
847
112
8.419
502
Juni
8.798
3.672
2.976
1.344
1.385
358
4.028 1.056
176
9.029
508
Juli
8.742
3.534
2.779
1.546
1.195
286
4.051
708
163
7.299
428
Augustus
7.847
3.617
2.559
1.231
1.083
287
4.905
637
121
8.181
455
September
8.431
1.330
4.408
8.567
486
Oktober
8.498
1.401
3.969
9.796
573
November
7.823
946
3.579
7.765
446
December
8.536
1.395
3.985
1 Tot 1977, duizenden , nettoregisterton volgens Belgische meetwijze; vanaf 1978, duizenden brutoregisterton. uitvoer + doorvoer. 2 Binnenlands vervoer + invoer
✓ 414
- 29 V - 2. - TOERISME Overnachtingen van toeristen in België ( Duizenden) Bron : N.I.S. waarvan land van gewone ‘erb:ijfplaats Maandgemiddelden of maanden
Totaal
België
Frankrijk
Nederland
Verenigd Koninkrijk
Bondsrepubliek Verenigde Staten Duitsland van Amerika
92 88 91 88 82 55 57 60
145 151 173 182 170 153 164 151
102 91 107 99 85 79 82 86
107
2.114 1.927
1.787 1.691 1.788 1.824 1.799 1.536 1.545 1.376
120 117 118 94 93 89
43 48 42 43 46 38 43 38
664
355
38
53
43
45
32
467 5.118 681
229 1.363 4.046 374
32 64 86 38
31 124 420 54
30 86 108 44
32 108 182 40
28 49 61 29
1980 le kwartaal 2' kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
482 1.999 4.548 678
237 1.402 3.517 347
35 72 88 45
33 137 378 55
34 102 162 47
35 110 169 43
24 42 54 33
1980 Januari, Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
400 455 592 1.401 2.416 2.180 6.360 5.525 1.759 813 642 579
197 214 300 957 1.712 1.536 4.992 4.436 1.123 364 327 349
29 36 39 63 89 63 81 110 73 52 53 30
27 37 34 62 170 180 654 374 107 78 35 52
25 36 42 89 130 87 154 198 134 72 45 23
28 33 44 78 116 135 251 156 100 64 39 27
21 22 29 31 47 49 56 49 57 52 35 11
407
195
30
28
25
26
22
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1978 4e kwartaal 1979 le kwartaal 20 kwartaal 30 kwartaal 4 0 kwartaal
_MI Januari
2.306 2.314 , 2.458 2.484 2.434 2.073
1.928
1 Incl. de overnachtingen op kampeerterreinen.
111
—30-Y - 3. — BINNENLANDSE HANDEL — Indexcijfers van de verkoop Totaal van de detailhandel Basis 1.975 = 100 Bron : N.I.S. Indexcij ere naar categorieën produkten
Indexcijfers naar de vorm van distributie • Maandgemiddelden of maanden
Kleine detail. handel
Warenhuizen
V erbruiks eiinP e.
Filiaalbedrijven
ma
perIden
Wegingscoëfficiënten in pct. van het algemeen indexcijfer in 1980 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
Levensmidgden
Textiel en kleding
Meubil erin g en huis. houden
Overige waren
Algemeen indexcijfer Waardir!lexe cijfer
Hoeveelheids. index cijfer 5
37,1
15,4
16,5
31,0
100,0
--
78 92 100 115 121 126 136 v 146
80 92 100 111 121 129 138 146
100 99 100 100 95 87 86 84
71 85 100 117 134 147 163 176
71 85 100 109 117 120 127 136
80 91 100 113 120 125 132 v 140
80 94 100 113 118 124 135 v 145
78 96 100 117 125 127 130 v 136
73 87 100 115 124 133 152 v 167
78 91 100 115 122 128 138 v 148
97 102 100 106 107 109 114 v 114
1979 le kwartaal 2 0 kwartaal 3e kwartaal 4 5 kwartaal
125 142 127 149
121 135 133 162
83 86 84 89
156 164 154 177
117 126 127 138
125 135 129 140
113 147 119 161
113 131 126 152
147 160 139 162
127 143 130 152
107 120 107 122
1980 le kwartaal 2 5 kwartaal 30 kwartaal 4e kwartaal 1981 le kwartaal
v 141 v 151 v 136 v 156 v 140
131 144 141 169 131
85 86 82 82
169 175 165 194
v 128 v 155 v 126 v 172 v 128
v 173 v 171 v 152 v 17].
177
v 132 v 143 v 138 v 149 v 136
v 127 v 137 v 127 v 153
68
124 134 136 149 127
v 121
v 171
v 142 v 152 v 139 v 160 v 142
v 111 v 119 v 106 v 120 v 104
1980 Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
v 151 v 150 v 151 v 151 v 130 v 130 v 146 v 153 v 137 v 178
136 138 150 144 145 139 137 153 152 203
86 87 88 84 85 81 79 87 81 77
175 176 179 172 170 166 160 195 173 214
128 129 140 133 141 139 130 144 136 167
v 137 v 139 v 147 v 143 v 136 v 140 v 138 v 145 v 136 v 165
v 143 v 165 v 159 v 141 v 129 v 109 v 140 v 184 v 149 v 184
v 135 v 132 • v 137 v 142 v 125 v 120 v 137 v 141 v 125 v 193
v 185 v 170 v 168 v 174. v 143 v 148 v 167 v 167 v 152 v 195
v 151 v 151 v 154 v 151 v 135 v 134 v 146 v 157 v 141 v 182
v 118 v 118 v 120 v 118 v 104 v 103 v 112 v 118 v 106 v 135
1981 Januari Februari Maart
v 137 v 133 v 151
133 126 133
70 65 70
185 165 182
133 121 127
v 139 v 130 v 140
v 140 v 103 v 140
v 116 v 120 v 128
v 161 v 168 v 184
v 141 v 135 v 150
v 104 v 98 v 109
1 Indexcijfers berekend aan de hand van steekproefgegevens. Kleine en middelmatige supermarkten met gehele of gedeeltelijke zelfbediening. 3 Voor de kleine detailhandel, inclusief tabak.
2
Inclusief textiel voor stoffer'ng. 5 Waarde-indexcijfer gedeeld door het algemeen prijsindexcijfer bij consumptie zonder de diensten en de huur.
4
- 31 3b. - Verkoop op afbetaling 1° - Algemene resultaten Bron : N.I.S. Aantal lopende contracten aan het einde van het halfjaar (duizenden)
Uitstaande krediei en aan het einde van het halfjaar
Kredieten verleend in de loop van het halfjaar
(miljarden franken)
( miljarden franken)
Totaal
verkopers
1.488 1.385 1.428 1.518 1.522 1.491
1978 1° halfjaar 2° halfjaar 1979 le halfjaar 2° halfjaar 1980 le halfjaar 2e halfjaar
741 698 741 816 785 768
Financiering door
Financiering door
Financiering door
banken
f in anei erin gsiustellingen of particulieren
320 307 298 301 314 310
427 380 389 401 423 413
verkopers
banken
financieringsinstellingen of particulieren
14,8 14,0 13,2 11,4 10,0 9,2
30,7 31,6 34,3 35,8 38,6 36,9
23,5 23,3 26,5 33,7 28,4 28,6
Totaal
69,0 68,9 74,0 80,9 77,0 74,7
banken
financieringsinstellingen of particulieren
9,9 8,5 11,1 10,5 11,8 8,5
8,1 7,7 10,2 8,6 10,5 7,7
Totaal
verkopers
6,0 4,7 4,7 3,9 4,4 3,2
24,0 20,9 26,0 23,0 26,7 19,4
2° - Achterstallige betalingen Aantal schuldenaars die in gebreke gebleven zijn met het betalen van drie of meer vervallen termijnen in de loop van het halfjaar
Totaal van alle vorderingen, die door de debiteuren, vermeld in vorige kolommen, niet werden betaald (miljarden franken)
(duizenden)
1 inanciering doo
Financiering doo
verkopers
banken
financieringsinstellingen of particulieren
27 23 35 37 41 42
4 4 4 5 4 5
32 12 13 14 14 15
Totaal
1977 2 0 halfjaar 1978 le halfjaar 2° halfjaar 1979 le halfjaar 20 halfjaar 1980 le halfjaar
63 39 52 56 59 62
Totaal
verkopers
0,1 0,2 0,2 0,1 0,2 0,2
0,9 0,8 0,8 0,9 1,0 1,3
banken
financieringsinstellingen of particulieren
0,2 0,2 0,2 0,3 0,4 0,5
0,6 0,4 0,4 0,5 0,4 0,6
3° - Indeling van de kredieten verleend tijdens het halfjaar, naar de aard der goederen
Totaal
Vrachtwagens, bestelwagens, autobussen, zwaar vervoermaterieel
nieuw
Laudbouwmaterieel, landbouw, tractoren, vee
reeds gebruikt
Wagens voor personenvervoer behalve autobussen
nieuw
Motoren. scooters, bromfietsen, rijwielen
Textiel, bont, kleding
Diversen waarvan : Niet diensten elders vermelde (reizen, huishoud- herstellen van artikelen en voormotorwerpen rijtuigen, centrale Voor verpersoonlijk gebruik warming, enz.)
Boeken
reeds gebruikt
Aantal contracten (duizenden) 1978 le 2°
1979 le 2°
1980 le 2e
halfjaar ..... halfjaar halfjaar ..... halfjaar halfjaar halfjaar
.....
.....
.....
782 734 816 854 830 630
5 4, 5 4 4
1 1 1 1 1 1
2 1 1 2 1 1
15 13 15 13 14 12
95 72 99 77 100 65
5 5 7 6 8 5
149 131 127 163 144 97
55 72 109 125 109 100
7 6 6 6' 6 5
434 413 430 440 418 322
14 16 16 17 25 19
0,3 0,3 0,4 0,5 0,4 0,1
2,1 2,2 2,0 1,8 1,7 1,4
3,4 3,2 3,4 3,4 3,2 3,2
0,9 0,9 1,0 1,0 1,0 0,7
Verleende kredieten (miljarden franken) 1978 le halfjaar 2e halfjaar 1979 le halfjaar 2e halfjaar 1980 le halfjaar 2e halfjaar
24,0 20,9 26,0 23,0 26,7 19,4
2,2 1,8 2,3 1,7 1,9 1,3
0,2 0,2 0,3 0,2 0,3 0,2
0,4 0,4 0,3 0,4 0,3 0,3
13,0 10,5 14,8 12,4 16,2 10,5
Verleende kredieten 1978 le halfjaar ..... 2° halfjaar 1979 1° halfjaar ..... 2° halfjaar 1980 le halfjaar 2° halfjaar
.....
.....
..... .....
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
9,0 8,6 8,9 7,5 7,0 6,6
0,9 1,1 1,0
1,1 1,0 1,1
1,5 2,1 1,2 1,6 1,1 1,4
54,4 50,3 56,9 53,8 60,6 54,0
1,1 1,0 1,1 1,1 1,3 1,0 -
0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
0,2 0,2 0,2 0,3 0,2 0,2
Inde ing in procent van het totaal
4,5 4,5 4,3 4,7
4,8 5,4
0,7 0,9 0,9 0,8 0,9 0,9
0,8 0,9 0,6 1,2 0,9 1,1
1,4 1,4 1,6 2,3 1,7 2,3
8,8 10,6 7,5 8,0 6,2 7,1
14,2 15,5 13,4 14,6 12,0 16,3
3,8 4,1 3,7 4,4 3,8 3,8
- 32 -
V - 4. - ACTIVITEIT VAN DE VERREKENKAMERS
Debetverrichtingen Maandgemiddelden of maanden
Brussel
Aantal kamers (per einde periode)
Andere verrichtingen 1
Daggeld
Overige
Eindtotaal
Totaal
' Duizenden Miljarden Duizenden Miljarden Duizenden Miljarden Duizenden Miljarden Duizenden Miljarden stukken franken stukken franken stukken franken stukken franken stukken franken
1973
40
3
492
6.860
1.643
6.863
2.135
2.482
265
9.345
2.400
1974
37
3
468
8.106
2.059
8.109
2.527
3.077
329
11.186
2.856
1975
33
4
629
8.986
1.972
8.990
2.601
3.222
357
12.212
2.958
r 254
10.405
2.933
10.406 r3.187
r3.585
32
1
2.896
398
13.302
1977
30
2
289
12.429
3.859
12.431
4.148
2.625
422
15.056
4.570
1978
26
2
286
14.102
3.939
14.104
4.225
2.361
437
16.465
4.682
1979
26
1
312
16.235
4.550
16.236
4.862
2.118
476
18.354
5.338
1980
26
2
318
18.772
5.319
18.774
5.637
2.035
533
20.809
6.170
1979 2' kwartaal
26
1
325
16.267
4.086
16.268
4.411
2.165
473
18.433
4.884
kwartaal
26
1
296
15.450
4.697
15.451
4.993
1.955
452
17.406
5.445
kwartaal
26
1
333
17.749
4.722
17.750
5.055
2.155
508
19.905
5.563
1980 le kwartaal
26
2
328
18.048
4.316
18.050
4.644
2.083
554
20.133
5.198
1976
2
3° 4e
kwartaal
26
2
291
18.399
5.592
18.401
5.883
2.095
558
20.496
8.441
3e kwartaal
26
1
313
17.780
5.740
17.781
6.053
1.890
509
19.671
8.582
kwartaal
26
2
340
20.863
5.628
20.865
5.968
2.071
510
22.936
6.478
1981 1 0 kwartaal
26
2
357
19.969
5.403
19.971
5.760
1.993
517
21.964
6.277
20 kwartaal
26
2
336
21.319
6.180
21.321
6.516
2.074
515
23.395
7.031
1980 Juni
26
2
312
18.796
6.084
18.798
6.396
2.193
598
20.991
8.994
Juli
26
1
281
18.376
6.201
18.377
6.482
2.051
525
20.428
7.007
Augustus
26
1
312
16.109
5.386
16.110
5.698
1.670
465
17.780
6.163
September
26
2
347
18.853
5.630
18.855
5.977
1.951
537
20.806
6.514
Oktober
26
2
344
21.388
5.828
21.390
6.172
2.134
551
23.524
6.723
November
26
2
272
18.720
4.799
18.722
5.071
1.721
432
20.443
5.503
December
26
2
404
22.482
6.257
22.484
6.661
2.356
548
24.840
7.209
26
2
321
20.080
6.019
20.082
6.340, 2.005
503
22.087
6.843
Februari
26
2
353
18.523
4.990
18.525
5.343
1.842
496
20.367
5.839
Maart
26
2
398
21.305
5.199
21.307
5.597
2.132
552
23.439
6.149
April
26
2
331
21.291
5.421
21.293
5.752
2.168
508
23.461
6.260
Mei
26
2
294
20.141
5.937
20.143
6.231
1.843
474
21.986
6.705
Juni
26
2
384
22.524
7.182
22.526
7.566
2.211
562
24.737
8.128
2°
4e
1981 Januari
1 Effecten, overheidspapier, coupons, overschrijvingen, cheques, wissels, promessen, kwitanties, transacties met het buitenland, ene. 2 Nieuwe reeks. D.s terugbetalingen van het daggeld woeden niet meer vermeld.
Bibliografische referenties :
Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.1.S. - Belgische Economische Statistieken 1960-1970. - Statistisch Jaarboek van de N.M.B.S. - Maandstatistiek over de internationale trafiek der havens (N.I.S.). - Les transport. maritimes, Etude Annuelle (O.E.S.O.).
- 33 -
VI. - INKOMENS 1. - BEZOLDIGINGEN VAN DE WERKNEMERS (mannen en vrouwen) Indexcijfer van het gemiddeld brutoloon per gewerkt uur Basis 1975 = 100
180
180
160
160
140
140
120
120
_
-
100
100
80
80
60
1
I 1973
I
I
I
I
i
1974
1
i
I
1975
i
I
I
I
I
I
1977
1976
I
I
I
1978
I
I
I
1979
I
1
I
I
1980
i
60
1981
Indexcijfers basis 1975 = 100 Bezoldigingen der arbeiders in de nijverheid Gemiddeld brutoloon per gewerkt uur Bronnen :
Type-uurloon 1 Geschoold arbeider
Begelingslonen
Uurloonkosten
Ongeschoold arbeider
2
N.B.B.
I.R.E.S.
Arbeiders Algemeen indexcijfer
Bedienden
:vw erawaerZená e industrie
69 83 100 111 121 130 140 153
70 84 100 112 122 129 139 152
68 83 100 112 122 131 140 153
68 82 100 110 121 130 140 153
69,1 83,7 100,0 113,5 124,7 132,7 141,6 153,7
69,8 84,5 100,0 112,6 123,1 130,1 138,4 150,5
1979 Maart Juni September
134 140 139 146
135 138 140 143
137 139 141 144
134 140 139 146
138,0 140,2 142,7 145,7
146 151 161
147 151 153 157
148 152 154 158
146 151 153 161
v 161
v 160
v 164
v 161
1980 Maart Juni
September December 1981 Maart
153
1 Excl. de transportarbeiders. 2 Dit indexcijfer, waarin de steenkolenmijnen niet werden opgenomen, geeft de arbeidsuuiloonkosten, incl. de wettelijke maatschappelijke lasten door de werkgever gedragen, en niet de kosten per geproduceerde eenheid.
3
Algemeen indexcijfer
Waarvan
Verwerkende industrie
Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
December
3
70,9 84,8 100,0 112,1 121,5 129,1 136,5 146,9
70,3 84,2 100,0 110,7 119,5 125,9 132,6 142,8
134,6 136,7 139,7 142,5
133,1 135,7 138,1 139,0
129,3 132,3 133,7 135,1
148,7 152,5 155,1 158,6
145,4 149,0 152,0 155,5
143,0 145,3 148,1 151,1
138,9 141,4 144,1 146,9
162,9
159,3
154,4
149,9
,
Doordat het regelingsloon van de arbeiders een uurloon is en dat van de bedienden een maandloon, brengt een overeengekomen vermindering van arbeidsduur een stijging mee van het eerste maar niet van het tweede. Bij elke vergelijking van het respectieve beloop van deze indexcijfers moet met dat verschil rekening worden gehouden.
- 34 VI - 2. - GEMIDDELDE BRUTO-UURVERDIENSTE VAN DE ARBEIDERS IN DE NIJVERHEID
(In franken per uur) Bron : N.I.S. 1978 april
1978 oktober
1979 april
1979 oktober
1080 april
Steenkolenwinning (arbeiders ondergrond)
246,13
251,12
261,35
269,83
282,59
Bewerking van steenkolen (arbeiders bovengrond)
195,21
201,81
207,19
214,43
227,67
Totaal van de extractieve nijverheid
223,43
230,47
236,38
244,03
258,99
Cokesfabrieken
216,68
219,92
233,88
235,23
257,07
Aardolieraffinaderij
287,58
288,33
329,46
333,22
345,50
Produktie en eerste verwerking van metalen
221,63
228,82
242,27
254,48
265,86
Groep en tak van industrie
Extractieve nijverheid 1 :
Verwerkende nijverheid 2
:
industrie van niet-metaalhoudende minerale produkten
195,68
199,47
205,48
212,99
225,21
Chemische industrie
210,66
216,97
226,56
228;0-8
244,51
Produktie van kunst- en synthetische vezels
197,55
198,72
211,87
220,38
237,42
Vervaardiging van produkten uit metaal (met uitzondering van machines en transportmiddelen)
182,02
186,12
193,85
203,32
213,48
Constructie van machines en mechanisch materieel
188,98
193,37
199,68
209,89
218,78
Elektrische en elektronische constructie
179,78
183,15
193,74
200,79
215,17
Automobielbouw en onderdelen
208,93
216,70
230,96
236,45
245,04
Constructie van overige transportmiddelen
199,64
200,05
203,33
213,87
225,85
Vervaardiging van fijnmechanische en optische instrumenten
169,63
173,86
180,59
185,49
194,41
Levensmiddelen, drank en tabak
175,27
180,61
184,52
191,51
201,70
Textiel
148,21
150,91
157,03
164,15
172,43
Leder
146,90
149,80
157,27
161,33
168,32
'Schoeisel en kleding
127,32
129,11
134,87
137,69
145,50
Elout en houten meubelen
170,25
177,75
181,71
184,13
194,61
Papier, grafische nijverheid en uitgeverij
187,86
190,45
199,15
207,12
220,52
Rubber en plastiek
178,03
181,56
188,80
194,67
205,26
rotaal van de verwerkende nijverheid
180,09
184,44
192,35
199,61
210,47
194,58 138,09
199,46 140,92
207,94 147,04
216,07 151,68
227,68 160,42
195,86
202,21
212,43
217,66
226,60
184,45
189,23
197,33
204,27
214,97
waarvan : mannen vrouwen
Bouwbedrijf en burgerlijke bouwkunde
1
Algemeen gemiddelde voor de nijverheid : Potaal
2
1 Mannen alleen. Mannen en vrouwen.
2
•
- 35 -YI - 3. - GEMIDDELDE BRUTO-MAANDVERDIENSTE VAN DE BEDIENDEN
IN DE NIJVERHEID 1 (In franken per maand) Bron : N.I.S. 1978 april
1978 oktober
1979 april
1979 oktober
Winning en bewerking van vaste brandstoffen
54.615
58.392
58.877
59.441
66.206
Totaal van de extractieve nijverheid
53.530
56.538
57.239
58.270
64.144
57.446
59.134
59.986
65.121
Groep en tak van industrie
1980 april
Extractieve nijverheid :
Verwerkende nijverheid :
Cokesfabrieken
55.077
Aardolieraffinaderij
67.551
70.136
77.329
77.835
81.117
Produktie en voorziening van elektrische energie, gas, stoom en warm water (personeelstotaal)
53.288
53.781
56.266
58.768
62.306
Produktie en eerste verwerking van metalen
.
55.537
56.816
59.527
61.823
64.094
Industrie van niet-metaalhoudende minerale produkten
47.869
48.815
50.785
52.653
55.030
Chemische industrie
51.912
53.268
55.755
56.772
60.389
Produktie van kunst- en synthetische vezels
61.088
59.986
63.378
66.019
69.661
Vervaardiging van produkten uit metaal machines en transportmiddelen)
45.265
46.502
47.983
50.575
52.262
Constructie van machines en mechanisch materieel
46.610
47.980
49.293
52.146
53.913
Elektrische en elektronische constructie
47.563
48.837
50.046
53.145
55.121
Automobielbouw en onderdelen
50.886
52.574
54.315
56.833
58.426
Constructie van overige transportmiddelen
48.859
50.205
51.181
53.255
55.277
Vervaardiging van fijne mechanische en optische instrumenten
43.717
45.187
46.397
48.672
50.743
Levensmiddelen, drank en tabak
44.178
45.505
46.461
48.340
50.117
Textiel
41.037
41.756
42.480
44.567
47.984
Leder
43.673
42.720
46.390
48.988
52.068
Schoeisel en kleding
33.683
34.633
35.819
36.651
38.026
Hout en houten meubelen
39.579
41.187
41.955
43.427
45.766
Papier, grafische nijverheid en uitgeverij
44.789
45.944
47.854
49.180
52.235
Rubber en plastiek
46.568
47.530
49.244
50.639
52.648
Totaal van de verwerkende nijverheid waarvan : mannen vrouwen
47.079 52.048 31.271
48.280 53.359 32.123
49.930 55.135 33.374
51.988 57.424 34.693
54.288 59.925 36.357
Bouwbedrijf en burgerlijke bouwkunde
46.013
47.071
48.814
50.477
53.822
47.166
48.406
50.037
52.028
54.529
(met uitzondering van
Algemeen gemiddelde voor de nijverheid :
Totaal
1 Mannen en vrouwen.
Bibliografische referenties :
Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Service de Conjoncture (IRES). - Jaarverslag van de R.S.Z. - Arbeidsblad. - Belgische Economische Sta-
tistieken 19$0-1970. - Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting,
XXXII° jaargang. deel II, nr 5, november 1957: « Indexcijfer van de bruto-uurbezoldigingen der arbeiders
l
vn. -
PRIJSINDEXCIJFERS
1. - GRONDSTOFFEN 1 Indexcijfers 1975 = 100 Bron :
Institut
fiir
Ifirtschaftsforschung, lIamburg.
Daggemiddelden
Algemeen indexcijfer
Algemeen indexcijfer zonder energie
WegingscogfickMn
100,0
1973
Energiegrondstoffen
Industriële grondstoffen
Levensmiddelengrondstoffen Genotmiddelen en suiker
Agrarische grondstoffen
Totaal
Graan
Oliezaden, olie
36,8
15,9
4,7
2,9
8,3
20,9
10,1
6,1
52,2
89,6
82,3
82,3
117,6
69,7
95,2
91,6
1974
104,3
117,0
121,9
117,9
137,9
118,5
113,3
1975
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
1976
107,4
109,5
108,3
90,5
103,1.
120,0
Totaal
Steenkolen
Ruwe aardolie
4,7
63,2
5,5
57,7
115,9
76,1
30,3
50,9
28,3
103,7
145,1
92,4
96,9
83,3
98,2
100,0
100,0
100,0
100,0
:100,0
100,0
100,0
110,5
115,2
113,1
97,0
106,2
97,8
107,0 116,7
Totaal
Non-ferro
IJze rerts, schroot
1977
117,3
120,3
134,0
75,3
127,1
169,2
109,8
113,8
116,5
92,4
115,6
103,4
1978
116,1
113,5
117,4
81,8
125,9
134,3
110,5
111,9
121,7
92,7
117,7
113,8
118,1
1979
152,7
138,5
130,3
97,3
138,9
145,6
144,7
142,8
169,6
116,2
161,1
121,0
164,9
1980
226,0
157,5
150,4
111,6
130,4
179,2
162,9
164.,3
185,5
130,4
265,9
139,4
277,9
1979 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
141,3 163,7 180,5
136,8 142,7 147,1
126,3 137,5 139,4
94,7 104,8 103,7
144,4 140,4 128,1
137,5 154,6 163,4
144,8 146,7 152,9 .
143,5 144,8 150,2
171,3 170,2 182,2
113,0 120,0 120,4
144,0 176,0 200,0
116,1 121,8 127,4
146,6 181,1 206,9
1980 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
210,9 224,2 231,5 237,2
157,8 155,1 158,7 158,5
141,6 147,3 153,9 158,9
101,6 100,4 117,2 127,4
125,4 114,8 134,6 146,7
169,7 185,0 181,2 180,9
170,2 161,1 162,3 158,1
162,1 162,7 166,3 166,2
208,4 179,5 181,8 172,5
137,4 133,9 128,5 121,8
241,9 264,5 274,0 283,1
131,8 138,1 142,9 145,0
252,4 276,6 286,5 296,2
1981 le kwartaal 2e kwartaal
244,6 240,0
148,8 136,5
145,5 126,5
123,7 117,0
137,5 134,9
160,5 128,9
151,2 144,1
159,1 150,3
161,2 156,2
120,9 115,2
300,7 300,4
146,2 113,1
315,4 315,3
1980 Juni Juli Augustus September Oktober November December
229,5 230,3 230,8 233,5 237,8 236,8 236,9
156,0 156,8 158,2 161,1 162,5 160,2 152,7
150,4 149,6 153,1 158,9 164,1 162,6 150,1
102,7 112,0 118,3 121,3 125,5 130,3 126,3
116,1 131,0 132,8 140,1 144,4 153,8 141,8
189,3 177,1 179,8 186,6 192,6 183,8 166,2
160,3 162,2 162,1 162,7 161,3 158,3 154,7
164,2 163,3 166,4 169,1 167,4 166,3 164,8
175,0 183,5 181,5 180,3 179,0 173,9 164,7
132,8 132,1 127,6 125,8 124,8 120,9 119,8
272,3 273,2 273,1 275,7 281,7 281,5 286,0
141,8 142,8 140,8 145,1 146,2 144,2 144,6
284,7 285,6 285,7 288,1 294,6 294,6 299,5
1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
246,2 244,1 243,6 242,6 239,4 237,9
152,6 148,0 145,7 143,1 135,1 131,4
150,6 144,9 141,0 137,5 123,5 118,6
128,6 123,2 119,3 120,9 116,4 - 113,7
139,7 137,2 135,7 137,6 133,4 133,8
166,8 159,8 155,0 146,8 124,0 116,0
154,0 150,3 149,2 147,4 143,9 141,1
163,1 158,2 156,0 152,6 149,8 148,6
163,8 159,2 160,7 160,8 155,2 152,5
121,6 121,6 119,6 118,8 116,5 110,4
300,9 300,3 300,8 300,7 300,3 300,1
147,5 142,3 148,7 146,7 142,6 139,9
315,5 315,3 315,3 315,3 315,3 315,3
1 Indexcijfers berekend op basis van prijzen uitgedrukt in dollars van de Verenigde Staten.
1
- 38 -
YII • 2.
GROOTHANDELSPRIJZEN IN BELGIE 1
-
Indexcijfers 1975 = 100
Maandgemiddelden of maanden
Algemeen indexcijfer
Gron dstoffen
Hal ffa brikate n
In hee mse p rodu kten
Ingevoerde produ kte n
Meta len en metaa lp rodukte n
Textielprodu kte n
1
Bron :
Wegingscoëfficiënten
100,0
20,0
9,6
10,4
80,0
21,5
23,7
34,8
14,8
20,0
14,1
19,3
15,5
8,1
9,6
84,6
92,4
87,2
97,4
82,7
87,2
83,3
79,7
79,8
85,4
63,9
83,4
96,5
80,4
82,8
98,8
96,8
86,8 107,1
99,3 103,1 104,8
93,5
95,9 106,9
90,1 104,1 108,0
91,9
92,1
1974
Bou wmater ialen
Sche ikund ige produkte n
Delfstoffe n
Fabrika ten
A lge meen inde xc ij fer
Pla n taard ige
Algemee n in dexc ij fer
glfula!a
1973
Industriële produkten
Landbouwprodukten
1975
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
1976
107,1 113,8 106,9 120,6 105,5 107,2 106,3 103,8 104,8 106,0 102,0 102,5 108,8 104,5 109,8
1977
109,7 119,0 110,6 127,6 107,5 107,8 107,7 107,1 107,7 104,8 102,5 103,3 112,5 104,6 117,2
1978
107,6 110,7 109,4 111,8 106,9 106,2 105,7 108,0 108,2 102,1
104,1
120,9
1979
114,4 118,6 111,5 125,6 113,3 115,6 112,0 112,8 112,4 115,3 112,7 110,3 113,5 107,1
124,6
1980
121,0 120,7 113,7 127,6 121,0 123,5 122,2 118,8 120,0 125,8 128,6 112,6 119,3 121,1
129,6
L979 2 0 kwartaal ._
113,8 116,8 109,6 123,9 113,1 115,6 112,1 112,2 111,9 115,8 111,4 110,7 113,7 106,3 124,6
30 kwartaal _.
115,2 120,4 110,6 130,3 113,9 116,9 111,8 113,5 112,8 116,6 114,3 110,6 114,4 106,5 124,9
40 kwartaal
116,9 121,8 115,0 128,4 115,7 118,1 114,7 114,9 114,5 118,4 118,8 111,8 114,7 108,9 125,0
99,8 103,7 111,1
.980 10 kwartaal
120,8 124,0 117,1 130,8 120,0 122,4 122,1 117,1 117,7 127,0 125,5 113,9 117,3 118,7 125,9
20 kwartaal
120,2 119,2 113,8 124,6 120,4 122,2 121,4 118,5 119,3 125,2 127,0 112,2 118,3 119,6 130,0
3e kwartaal
120,0 116,5 111,2 121,7 120,9 123,3 122,2 118,6 120,5 123,5 127,1
112,2 119,6 122,0 131,1
4 0 kwartaal _. 123,0 123,2 112,8 133,5 122,9 126,3 122,9 120,9 122,3 127,4 134,6 112,3 121,8 124,0 131,2 .981 le kwartaal ._ 126,2 128,3 117,6 139,0 125,6 129,4 125,1 123,6 124,9 131,8 140,8 113,2 126,3 128,1 133,3 .
20 kwartaal _. 129,9 133,9 123,5 144,3 128,9 134,8 128,7 125,4 127,4 138,0 148,7 115,8 129,0 130,4 135,6
980 Juni
119,7 117,9 112,5 123,2 120,1 121,7 120,9 118,7 119,4 123,9 126,0 111,8 118,6 120,0 130,0
Juli
120,0 117,3 111,2 123,1 120,6 122,3 122,0 118,7 120,4 123,0 126,9 112,1 119,0 121,7 131,1
Augustus
119,2 112,7 110,1 115,0 120,8 123,4 122,1 118,4 120,4 123,3 126,3 112,2 119,5 121,9 131,1
September
_.
121,0 119,6 112,2 126,9 121,3 124,2 122,6 118,6 120,7 124,1 128,2 112,4 120,2 122,4 131,1
Oktober
121,8 120,1 109,7 130,6 122,2 125,0 122,8 120,1 121,7 125,5 132,7 112,3 120,9 122,7 130,9
November
123,4 123,9 114,1 133,6 123,2 126,7 122,9 121,2 122,3 128,3 134,9 112,4 122,0 124,2 130,9
December
123,8 125,5 114,7 136,4 123,4 127,1 123,0 121,3 123,0 128,3 136,3 112,1 122,5 125,2 131,9
981 Januari
125,1 127,5 116,0 139,2 124,5 127,7 123,7 123,0 124,2 129,7 137,6 112,3 125,4 .127,6 132,0
Februari
126,2 128,3 116,9 139,8 125,6 129,1 125,6 123,6 124,8 132,2 141,6 113,2 126,8 128,1
Maart
127,2 129,0 119,8 138,1 126,7 131,3 126,1 124,3 125,8 133,5 143,1 114,0 126,7 128,5 135,8
April
128,7 132,2 122,2 142,1 127,8 132,7 127,8 124,8 126,6 135,1
Mei
130,1 134,4 123,7 145,2 129,0 135,4 128,5 125,5 127,6 138,5 148,7 115,7 129,5 130,1 135,5
Juni
130,9 135,1 124,6 145,5 129,8 136,4 129,8 125,8 128,0 140,4 150,5 116,7 130,1
1 Prijzen excl. de belasting over de toegevoegde waarde.
132,0
146,9 114,9 127,4 129,1 135,8
131,9 135,5
—39—
VII • 2.
—
GROOTHANDELSPRIJZEN IN BELGIE Indexcijfers 1975 = 100
Bron
I —....---. .....
■ ■
INHEEMSE EN INGEVOERDE INDUSTRIELE PRODUKTEN
•
M.E.Z.
160
160
I Algemeen indexcijfer
..
Ingevoerde produkten Inheemse produkten
140
140
120
120 I .I
■.
100
100 I
80
I
#
"'
II
80
.....
60
1
I
I
I
I
I
I
I
1
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
60
INHEEMSE EN INGEVOERDE INDUSTRIELE PRODUKTEN Prijzen in drie produktiestadia
160
I Grondstoffen
160
I
—..—.-............ Halffabrikaten —
■•
■
Fabrikaten
140
140
120
.. ■
120
....
....
100
100
I
I
..
I
T/ I /
I 80
60
I
.• of
I
I 1973
I
80
i
1 1974
I
I
I 1975
I
I
I 1976
I
I
I 1977
i
I
I 1978
I
I
I 1979
I
I
1 1980
I
i
I 1981
I
60
YII - 3a. - CONSUMPTIEPRIJZEN IN BELGIE (Indeling in 4 groepen) Bron
M.E.Z. Maandgemiddelden of maanden
Algemeen indexcijfer
Voedingswaren
Niet-voedingswaren
Diensten
huur
Wegingscoëfficiënten in pct. van het algemene indexcijfer : Tot mei 1976
100,00
30,00
40,00
30,00
-
Van-af juni 1976
100,00
25,15
42,79
27,06
5,00
112,78 127,08 143,31 153,16
115,15 125,94 140,08 154,25
107,58 122,69 136,55 142,46
117,28 134,02 154,07 164,41
115,89 122,30 127,77 133,48 142,35
119,58 125,46 127,28' 127,90 132,53
112,15 116,00 119,87 127,04 138,51
119,69 129,94 140,75 148,52 157,01
Indexcijfers 1971 = 100 1 1973 1974 1975 1976 Eerste 5 maanden
-
--
Indexcijfers 2° semester 1974 1° semester 1975 = 100 -
1976 Laatste 7 maanden 1977 1978 L979 L980
Le kwartaal 2e kwartaal 30 kwartaal le kwartaal Tanuari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
.
1980
1981
1980
1981
1980
1981
1980
139,47 140,55 143,11 146,30
149,54 150,74
131,09 129,71 133,97 135,36
137,72 137,37
135,42 137,45 138,00 143,17
147,07 148,89
138,68 139,73 139,99 140,16 140,57 140,91 142,56 142,94 143,82 145,16 146,64 147,09
148,34 149,66 150,62 150,54 150,43 151,26 153,72
130,87 131,37 131,03 129,84 129,57 129,71. 131,99 134,03 135,89 135,29 135,33 135,45
137,11 137,64 138,42 137,50 137,39 137,21 139,98
134,32 135,69 136,24 136,90 137,64 137,82 138,65 137,55 137,81 141,00 143,94 144,57
145,27 147,39 148,55 148,33 148,29 150,05 152,84
1
108,89 118,92 127,52 135,14 145,36
1981
1980
1081
153,25 154,98 159,00 160,82
163,00 164,53
141,66 143,46 146,74 149,56
157,17 159,26
152,50 153,43 153,83 154,35 154,93 155,67 158,17 159,03 159,80 160,16 160,89 161,41
162,39 162,80 163,81 164,63 164,35 164,60 166,46
140,37 142,32 142,29 143,18 143,33 143,88 144,75 146,81 148,66 149,35 149,57 149,76
155,02 158,29 158,20 158,78 159,00 159,99 161,38
180
180 Algemeen indexcijfer Voedingswaren -
160
-
■•• ■•--
Niet - voedingswaren
--..-...-
Diensten
-
✓
-•-•- Huur
160 .... i -
_,............................,,.....„,. ...
....
■.•
--•-•-• ...........," 140
140 .. ••- -....•••• .
•-
-
.-:
■
..
•• ... ..•
----------._....,.•••• 120
'".
'
"..
7
I
i
-
-...'"' t
1
t
• t
1
t.
I
t
1
ii
1979
1 Om van deze indexcijfers over te schakelen op de indexcijfers basis 2e semester 1974 - le semester 1975 = 100, werden volgende overgangscoëfficiënten aanvaard : 1,370 voor het algemeen indexcijfer; 1,343 voor
1 1980
i
,
I
t
t
i
i
1
t
li
i
III
120
1981
de voedingswaren; 1,304 voor de niet-voedingswaren; 1,458 voor de diensten.
CONSUMPTIEPRIJZEN IN BELGIE Vn - 3b. Indexcijfers 2e halfjaar 1974 - ie halfjaar 1975 = 100 -
(Indeling volgens het Bureau voor de Statistiek der Europese Gemeenschappen) Bron : M.E.Z.
Voedingsmiddelen, dranken en tabak
-•-•-
Kleding en schoeisel 200
200
Huur en bijkomende lasten
- -...-
Meubels, huishoudelijke apparaten
•---
Lichamelijke verzorging
_
I'
Vervoer en verkeer ,/ I
Kultuur en ontspanning
....
/ .." ••••••••/
I 180
-
Andere goederen en diensten
180
••• ../ .••• .../
•
„,..•
-....._,......
I / / / / ,../
•••••
.•••••"
160
160
/
--------
/ /
..............
••• ••• ...../
_
.... .. ...............
_,... .• .... •••••""
.........................
.... ....... . ...... ...... •
.. 7,... .„,••• • "-----................. . .• .............. ..................
140
140
-..- ....•-•-
_ . --- ----._. •• -" ..... -. ...... -.-•-•""
120
120
1
100
1
1
1
1
1
i
i
1
1
I
i
t
1
1
1
Maandgemiddelden of maanden
1
1
1
1
1
i
1
i
1
i
Algemeen indexcijfer
i
1
i
t
1
∎
i
100
1981
1980
1979
Voedingsmiddelen, dranken en tabak
Kleding en schoeisel
Huur en bijkom en de lasten
Meubels • ' hutshoudelijke apparaten
•• Lichamelijke verzorging
Vervoer en verkeer
Andere Cultuur en goederen ontspanning en diensten
Wegingscoëfficiënt in pct. van het algemene indexcijfer
100,00
26,42
9,61
15,14
10,46
3,98
14,21
7,61
12,57
1977 1978 1979 1980
122,30 127,77 133,48 142,35
126,05 128,54 129,36 133,97
118,09 125,61 130,57 133,75
121,70 128,37 143,13 165,54
115,08 118,71 122,28 126,04
124,10 131,54 137,08 143,62
122,43 128,37 136,04 150,43
117,56 122,56 125,76 130,70
126,51 135,87 142,65 149,75
1979 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1980 le kwartaal 20 kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1981 1 0 kwartaal . 2e kwartaal
132,15 134,34 136,24 139,47 140,55 143,11 146,30 149,54 150,74
127,88 129,20 130,71 132,49 131,19 135,32 136,88 139,21 138,93
130,35 130,75 131,69 132,15 132,79 134,08 135,96 137,46 138,49
140,21 146,14 150,36 159,98 164,21 163,73 174,24 182,94 185,55
121,79 122,66 123,68 124,44 125,18 126,64 127,92 129,67 130,49
136,99 137,41 137,71 142,21 142,96 144,15 1 145,15 148,70 150,12
134,42 136,79 140,72 146,71 148,57 151,47 154,96 159,10 161,44
125,48 126,08 126,63 127,96 129,17 131,53 134,16 135,11 135,46
141,34 144,66 145,04 145,45 147,51 152,47 153,57
1980 Juli
142,56 142,94 143,82 145,16 146,64 147,09
133,37 135,35 137,24 136,80 136,85 136,99
133,60 134,13 134,50 135,22 136,09 136,57
164,70 163,00 163,48 170,50 175,91 176,31
126,40 126,58 126,95 127,25 127,96 128,54
144,09 144,17 144,20 144,39 145,82 145,23
151,51 151,24 151,66 153,21 155,31 156,37
130,71 130,76 133,11 133,86 134,42 134,19
152,09 152,68 152,63 152,73 153,45 154,54
148,34 149,66 150,62 150,54 150,43 151,26 1 153,72
138,60 139,13 139,90 139,04 138,95 138,79 141,53
136,88 137,34 138,15 138,19 138,43 138,84 138,89
179,22 183,69 185,90 185,25 184,25 187,15 191,27
129,07 129,71 130,22 130,26 130,41 130,80 130,99
148,48 148,74 148,87 149,92 150,00 150,44 150,44
157,58 159,74 159,98 160,12 161,10 163,11 167,14
134,80 135,09 135,43 135,16 135,16 136,05 137,32
154,13 154,51 156,29 157,91 156,99 156,81 160,17
Augustus September Oktober November December 1981 Januari
Februari Maart April Mei Juni Juii Bibliografische referenties :
Belgisch Staatsblad. -- Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Service de Conjoncture (HES). - Bulletin menend de Statistigue (O.V.N.). -
154,98 157,24
Belgische Economische Statistieken 1960-1970. - Principaux indicateur: économiques (0.E.S.O.).
VIII. - BUITENLANDSE HANDEL VAN DE B.L.E.U.
INVOER, UITVOER EN HANDELSBALANS Maandgemiddelden in miljarden franken Bron N.I.S.
300
300
Uitvoer
_ _
Mi Invoer
-
250
250
200
/ 150
_
Invoer .....,.. -......
....,•
/
/
••
,
7
....
_ _
.,........
..
•
...
•••".."'..
200
... .,./
/
150 _
Uitvoer
_
100
100
_
50
50 I
I
1
1
1
1
1
1
I
1
1
- Uitvoeroverschot 0
_ Invoeroverschot 1
-40
1
f
1
1
I
1
I__
1
I
I
1
1
1
-4 0
INDEXCIJFERS VAN HET VOLUME
Bron N.I.S. — Berekeningen N.B.B.
200
200 _ Basis 1975 = 100
Invoer
150
150
Uitvoer 100
100
1
50
I
I
I
I
1
1
1
50
INDEXCIJFERS VAN DE GEMIDDELDE WAARDEN PER EENHEID EN VAN DE RUILVOET Bron : N.I.S. — Berekeningen N.B.B.
200
200 _ Basis 1975 = 100
150
150 Invoer Uitvoer
Invoer
100
Uitvoer
100
t
50
1
t
1
1
50
_ Ruilvoet 100
100 1 72
74
1
I 76
1
1 78
80
1979
1980
1981
-43-
VIII - 1. -- BUITENLANDSE HANDEL VAN DE B.L.E.U. - ALGEMENE TABEL
Bron : N.I.S. - Berekeningen N.B.B.
Bron : N.I.S. Waarde (miljarden franken) Maandgemiddelden Handelsb
Invoer
Uitvoer
1973
71,3
72,5
+
1,2
1974
96,7
91,6
-
1975
94,2
88,1
1976
114,1
105,5
Percentage uitvoer
Indexcijfers basis 1075 -= 100 hoeveelheid
prijzen bij invoer
bij uitvoer
ruilvoet 1
invoer
uitvoer
102
101,7
106,1
74,2
77,4
104,3
5,1
95
107,9
108,3
94,8
96,3
101,6
-
6,1
94
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
-
8,6
93
113,5
112,5
106,6
105,7
99,2 99,4
1977
120,7
112,1
-
8,6
93
116,7
116,4
108,2
107,6
1978
127,2
117,5
-
9,7
92
121,0
120,5
108,0
107,3
99,4 .
1979
148,7
138,4
- 10,3
93
130,4
129,1
117,9
117,7
99,8
1980
174,7
157,2
- 17,5
90
132,4
133,1
135,7
129,7
95,6
1979 le kwartaal
138,7
130,0
-
8,7
94
126,1
128,5
111,5
111,3
99,8
2, kwartaal
149,7
140,5
-
9,2
94
132,5
132,1
114,5
116,0
101,3
3e kwartaal
138,9
130,1
-
8,8
94
116,6
116,0
120,9
120,5
99,7 99,0
4e kwartaal
167,4
153,2
- 14,2
92
137,9
137,7
123,1
121,9
1980 le kwartaal
190,7
169,5
- 21,2
89
144,7
141,4
131,5
129,1
98,2
2e kwartaal
174,9
161,5
- 13,4
92
136,5
137,9
134,3
129,9
96,7
3e kwartaal
154,5
136,9
- 17,6
89
118,4
116,3
134,3
129,1
96,1
4e kwartaal
178,7
160,8
- 17,9
90
131,6
135,2
140,5
130,2
92,7
1981 le kwartaal
187,8
158,1
- 29,7
84
144,7
141,4
131,5
129,1
98,2
140,6
139,7
132,9
129,5
97,5
133,2
131,9
133,4
129,4
97,0
132,4
133,1
135,7
129,7
95,6
1980 Eerste
3 maanden
190,7
169,5
- 21,2
89
Eerste
4 maanden
189,1
171,6
- 17,5
91
Eerste
5 maanden
184,4
167,8
- 16,6
91
Eerste
6 maanden
182,8
165,5
- 17,3
91
Eerste
7 maanden
177,9
162,3
- 15,6
91
Eerste
8 maanden
172,9
156,1
- 16,8
90
Eerste
9 maanden
173,3
156,0
- 17,3
90
Eerste 10 maanden
174,8
157,3
- 17,5
90 90
Eerste 11 maanden
174,1
156,7
- 17,4
12 maanden
174,7
157,2
- 17,5
90
174,9
143,4
- 31,5
82
- 31,1
83
- 29,7
84
1981 Eerste maand Eerste
2 maanden
181,3
150,2
Eerste
3 maanden
187,8
158,1
•
indexcijfer van de uitvoerprijzen x 100. indexcijfer van de invoerprijzen N B. - Wat de indexcijfers van de hoeveelheid, de prijzen en de ruilvoet betreft, wijkt het gemiddelde van de kwartaalcijfers af van het jaarlijks indexcijfer omdat in dat laatste ook seizoenprodukten en sommige artikelen waarvan de bewegingen sporadisch zijn, worden opgenomen. Late verileteringen van het N.I.S. worden niet in aanmerking genomen. 1 Ruilvoet -
VIII - 2. - UITVOER YAN DE B.L.E.U. - Indeling naar de aard der produkten (Miljarden franken) Bron : N.I.S. (indeling van de N.B.B. volgens de Type-classificatie voor de Internationale handel van de O.V.N.). Metaal- IjzerververvierrIv. en staalnijverbedrijheld ven
Textiel
1973
19,60 9,95
8,14
8,68
1974
22,67 14,27
Steengroeven
Bouwmaterialen uit tt en uit gips
Be: werkte tabak
Steenkolennijver' heil
0,58
0,31
0,32
0,27
0,63
0,80
0,38
0,34
1,01
0,53
0,92
0,38
1,29
0,65
0,94
0,42
2,12
1,38
0,65
1,33
0,43
2,45
2,12
1,38
0,66
1,33
2,54
2,19 .1,47
0,62
1,40
4,90
2,94
2,36
1,56
0,73
9,35 12,29
5,64
3,40
2,80
1,84
Landbouwprodukten
Diamarltnijverheid
Petroleum nijverheld
Vosdin gsbedrijven
4,82
4,33
2,97
1,95
2,57
1,84
1,77
1,18
0,59
9,20 13,32
6,52
4,58
3,01
2,88
3,28
2,27
1,93
1,22
1975
25,7210,32
8,64 11,97
3,91
5,25
3,18
4,08
3,41
2,04
1,91
1976
32,0210,74 10,00 14,68
5,03
5,92
4,30
4,82
3,93
2,45
2,12
1977 (oude reeks)
33,20 9,88 10,23 15,70
5,38
6,27
5,82
5,89
4,36
2,49
L977 (nieuwe reeks)
33,21 9,88 10,27 15,59
5,38
6,27
5,82
5,88
4,36
L978
34,8111,07 10,16 16,97
5,00
6,52
7,49
4,85
4,47
1979
38-,16 13,31 10,92 21,08
6,43
7,52
8,23
8,29
1980
41,2013,52 12,12 23,72 10,19
8,66
Maandgemiddelden
1979 le kwartaal
kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 2e
L980 le 2e 3e 4e
kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal
1981 le kwartaal 1980 Eerste Eerste Eerste
3 maanden _. 4 maanden _. 5 maanden Eerste 6 maanden -. Eerste 7 maanden -. Eerste 8 maanden _. Eerste 9 maanden _. Eerste 10 maanden _. Eerste 11 maanden 12 maanden
1981 Eerste maand
Eerste Eerste
2 maanden 3 maanden
Scheikundige
;Ser-
metalen I' re'cluk. ten
Papier boeken en
Hout
en
meube-
lep
Glas en Huiden, spiegel- leder eo en Rubber glas schoeisel
Cera-
rniek
Cement
Dover ken
Totaal
0,11
0,19
0,11
2,24
72,52
0,34
0,15
0,21
0,14
3,31
91,44
0,33
0,36
0,17
0,22
0,11
3,62
88,08
0,38
0,33
0,15
0,27
0,14
4,81 105,40
0,41
0,37
0,11
0,34
0,22
5,39 111,97
0,43
0,41
0,37
0,21
0,34
0,22
5,39 111,97
0,42
0,45
0,42
0,23
0,38
0,25
5,69 117,30
1,56
0,47
0,47
0,46
0,42
0,41
0,27
6,85 137,34
0,70
1,80
0,58
0,52
0,50
0,57
0,49
0,31
6,98 157,18
1,42 1,62 1,44
0,70 0,81 0,65
1,45 1,58 1,46
0,35 0,51 0,49
0,33 0,55 0,48
0,44 0,48 0,39
0,31 0,43 0,47
0,37 0,43 0,39
0,16 0,31 0,31
6,42 128,55 7,00 137,65 6,07 126,51
10,69 19,25
6,24
6,85
7,83
5,15
4,45
2,78
10,70 21,27
6,34
7,58
8,13
7,42
5,01
2,88
10,01
20,58
5,60
7,60
7,94
9,95
4,79
2,78
2,08 2,44 2,10
12,01 22,49
7,67
7,88
9,01 10,04
5,32
3,28
2,80
1,75
0,73
1,71
0,54
0,52
0,51
0,45
0,44
0,29
7,25 151,49
26,05 12,58 8,00 11,73 11,38 24,66 10,07 8,55 8,27 13,66 7,78 7,78 8,04 12,17 20,27 23,71 9,95 10,27 9,37 11,74 24,86 7,42 12,70 8,73 10,02 11,56 41,5712,22
5,37 5,46 5,46 6,22
3,40 3,47 3,19 3,55
2,77 2,91 2,45 3,04
1,92 1,86 1,65 1,89
0,75 0,72 0,60 0,70
1,85 1,77 1,60 1,94
0,54 0,64 0,56 0,60
0,52 0,61 0,47 0,49
0,52 0,46 0,48 0,53
0,62 0,59 0,44 0,61
0,46 0,49 0,46 0,53
0,26 0,32 0,34 0,31
7,83 6,43 6,00 6,93
7,71
3,58
2,89
1,78
0,65
1,96
0,54
0,42
0,58
0,77
0,44
0,28
166,70 160,42 136;15 160,82 7,47 158,15
43,6213,89 12,64 26,05 12,58 44,5715,63 12,84 26,33 12,19 43,4815,43 12,46 25,68 11,65 43,1015,31 12,31 25,26 11,44 42,1114,87 12,23 24,79 11,05 40,4714,10 11,59 23,85 10,55 40,4314,01 11,72 23,69 10,26 40,9713,95 12,03 23,78 10,13 40,7913,68 12,05 23,65 10,17 41,2013,52 12,12 23,72 10,19
8,00 8,36 8,29 8,28 8,22 7,95 8,12 8,36 8,51 8,66
11,38 12,07 12,91 12,53 12,45 12,66 12,45 12,32 12,13 12,29
5,37 5,65 5,51 5,42 5,45 5,28 5,44 5,59 5,60 5,64
3,40 3,49 3,42 3,43 3,42 3,30 3,35 3,42 3,39 3,40
2,77 2,85 2,83 2,84 2,76 2,67 2,71 2,78 2,78 2,80
1,92 1,94 1,89 1,89 1,85 1,82 1,81 1,85 1,84 1,84
0,75 0,76 0,74 0,74 0,72 0,69 0,69 0,71 0,70 0,70
1,85 1,87 1,81 1,82 1,79 1,73 1,75 1,78 1,79 1,80
0,54 0,57 0,58 0,59 0,59 0,58 0,58 0,59 0,59 0,58
0,52 0,56 0,56 0,57 0,54 0,52 0,53 0,54 0,53 0,52
0,52 0,53 0,52 0,49 0,50 0,47 0,49 0,47 0,50 0,50
0,62 0,62 0,59 0,61 0,59 0,57 0,55 0,55 '0,55 0,57
0,46 0,48 0,47 0,47 0,47 0,46 0,47 0,48 0,49 0,49
0,26 0,28 0,29 0,29 0,29 0,30 0,31 0,32 0,31 0,31
7,83 7,70 7,43 7,27. 7,13 6,78 6,86 6,99 6,96 6,98
37,4811,29 11,00 22,48 38,0711,65 11,95 23,84 41,5712,22 12,70 24,86
8,79 8,51 11,70 9,03 9,53 11,49 8,73 10,02 11,56
6,73 7,06 7,71
3,19 3,47 3,58
2,44 2,69 2,89
1,62 1,72 1,78
0,55 0,62 0,65
1,77 1,89 1,96
0,48 0,52 0,54
0,33 0,42 0,42
0,63 0,57 0,58
0,50 0,67 0,77
0,36 0,40 0,44
0,28 0,28 0,28
7,09 142,58 6.93 150,00 7,47 158,15
38,5312,75 38,1913,97 30,9512,06 42,7714,03 43,6213,89 42,1715,37 34,7111,19 43,1212,04
12,64 11,94 10,51 13,28
5,36 7,20 7,42
11,73 11,18 10,43 10,00 9,72 9,21 9,35 9,44 9,57 9,35
N. B. - De inhoud van elke rubriek stemt met de benaming overeen. zelfs indien de modukten worden vervaardigd dot, een niiverheidstak die een andere hoofdactiviteit heeft. De verbeteringen die in de totale gegevens van tabel VIII-1 werden aangebracht, konden niet worden gespreid over de verschillende produkten.
166,70 170,47 166,97 164,66 161,54 155,55 155,57 157,05 156,58 157,18
YIII - 3. - INVOER YAN DE B.L.E.U. - Indeling naar het gebruik der produkten ( Miljarden franken) Bron : N.I.S. - Berekeningen door de N.B.B.
Verbruiksgoederen
Produktiegoederen bestemd voor diverse produltticseetoren
niet duurzame
do
Maandgemiddelden
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
landbrandstoffen voedingsmiddelen de de bouwde de de de de de de papierde diapetroceheitextiel- e‘n.oed.e hout- Ieder- en gra- tabaks- bouw- rubberandere Totaal dier- plantTotaal metaalkundige metaalmant- nijver- nijver- fisehe nijver- bedrij- nijver- leun nijver- bedrij- dings- nijverprolijke aardige andere vloeinijverrolfilmmidbeid ven held held ven beid beid dil:Ir:t-en Maandere dulden held delen heid proprobare derijen bedrijdukten dulden ven 44,95 15,69 2,83 64,23 19,07 3,01 58,95 17,03 2,42 73,03 22,60 3,20 75,91 22,06 2,88
4,33 3,29 5,76 3,37
0,95 1,13
0,40 0,42
0,72
0,22
1,41
0,39
1,14
0,25
2,03
0,60
5,91 3,08 6,46 4,43 6,71 6,1.7
0,91 1,26 1,37
0,35 0,46 0,47
0,92 1,14 1,14
0,28 0,33 0,31
0,51
78,91 23,09 2,74 93,28 26,54 3,18 112,60 30,84 3,43
6,88 7,94 7,47 8,58 8,14 9,53
1,47 1,68
0,45 0,53
1,68
0,52
1,15 1,37 1,57
0,31 0,33 0,36
2,05 2,24 2,53 2,72 2,98 3,31
6,05 7,55
34,52 4,77 37,46 5,18
6,01
7,22
5,39 10,47 2,75 6,63 11,68 3,27
4,79
3,43 4,08 3,99 4,36
4,85 4,64 4,82
0,28 71,01 0,72 96,11 1,25 93,9: 1,32 113,6!
6,61
4,69 5,48 5,40
3,30 2,27 2,87
3,17
17,40 13,99 1,16 120,2] 2,60 18,58 15,01 1,64 126,51 3,03 20,71 16,85 2,81 147,41 3,21 22,46 19,54 5,08 174,61
4,94 5,05
26,51 3,45 29,15 3,90 31,02 4,44
0,56 8,55 0,57 10,45 0,54 8,30 0,64 10,53 0,80 16,07
1,99 3,28
4,14 1,35 7,16 1,89 5,83 1,89 7,56 2,03 7,79 2,26 8,64 2,40
9,73 9,50 11,77 11,98 12,85 12,46 15,99 12,76
2,81 3,21 3,74
0,99 2,81 2,73
UitrusAlgetinfis- Diver- meen sen 1 goedetotaal ren
1,46 1,89 1,95 2,27 2,37
16,33 2,33 19,26 2,39 21,27 2,73
3,08 7,46 6,97
duurzame
1979 1e kwartaal _ 84,67 20 kwartaal ._ 92,29 3e kwartaal ._ 84,41 4e kwartaal ._ 106,21
23,64 26,48 22,70 30,40
3,10 3,30 2,71 3,47
7,40 7,87 6,48 7,43
8,77 8,41 7,38 9,67
1,49 1,68 1,54 1,97
0,57 0,61 0,43 0,49
1,21 1,35 1,33 1,49
0,32 0,35 0,28 0,31
2,38 3,18 2,83 3,35
0,62 8,25 0,66 8,93 0,52 10,66 0,71 13,20
4,30 4,30 4,00 6,14
5,31 9,36 2,63 4,87 11,27 2,82 4,49 10,76 2,53 6,61 11,52 2,95
5,32 6,21 5,77 6,50
32,33 34,17 32,01 36,82
4,18 4,78 4,75 5,02
5,61 6,27 5,51 6,52
2,80 3,03 2,78 2,89
19,74 16,00 20,09 16,88 18,97 15,06 22,39 18,39
2,64 135,61 2,03 145,3 2,51 133,9 ! 2,33 163,7! 5
1980 1e kwartaal ._ 124,09 2e kwartaal .- 112,97 3e kwartaal ._ 96,48 4e kwartaal .- 113,54
35,76 30,80 26,07 28,67
3,92 3,52 2,73 3,48
8,05 12,67 7,76 8,84 7,13 7,64 9,45 8,90
1,95 1,86 1,48 1,43
0,68 0,57 0,39 0,45
1,65 1,66 1,43 1,48
0,37 0,49 0,29 0,29
3,31 3,62 3,16 3,12
0,79 0,82 0,67 0,79
16,97 17,03 14,13 16,16
6,49 6,20 6,85 9,21
6,84 13,85 3,36 6,04 12,53 3,75 5,35 9,64 2,82 8,10 10,48 3,16
7,43 7,48 6,70 8,37
39,59 36,70 35,25 37,56
5,10 5,05 4,96 5,55
6,29 6,86 6,19 7,00
3,17 3,18 2,98 3,48
25,03 19,11 21,61 19,75 21,12 18,30 21,53 20,32
5,81 188,61 3,72 173,11 3,42 153,41 7,27 178,61
1981 le kwartaal ._ 121,87 29,11 3,79
9,45 9,17
1,62
0,53
1,68
0,33
2,84
0,88 20,77
8,93
7,91 13,03 3,07
8,76
40,45 5,37
6,82
3,36 24,90 18,90
6,58 187,81
• 1 Rubriek die vooral produkten omvat waarvoor een vertrouwelijk tarief geldt. N. B. - De verbeteringen die in de totale gegevens van tabel VIII.1 werden aangebracht, konden niet worden gespreid over de verschillende goederensoorten.
YIII - 4a. - INDEXCIJFERS YAN DE GEMIDDELDE WAARDEN PER EENHEID * Basis 1975 = 100 Bron : N.I.S.
-
Berekeningen door de N.B.B. 1979
1978 1973
1974
1975
1977
1976
1978
1979
;
1980
1980 9e kwart. le kwart. 1 2e kwart. 13e kwart. 4e kwart.
le kwart. 12e kwart. 13e kwart. 14e kwart.
INVOER (C.I.F.) - Indeling naar het gebruik der produkten
Produktiegoederen Verbruiksgoederen Uitrustingsgoederen Totaal
..
69,6 83,5 84,7
97,5 92,3 90,5
100,0 100,0 100,0
106,8 107,1 104,4
106,9 113,2 104,8
105,7 113,3 105,7
118,4 117,0 109,4
142,7 123,6 117,2
105,5 113,2 107,0
108,7 114,7 108,2
114,7 114,4 108,1
122,7 118,7 110,5
126,4 119,8 110,7
137,1 122,9 112,2
141,3 121,6 116,5
141,3 124,3 118,2
146,8 125,9 120,9
74,2
94,8
100,0
106,6
108,2
108,0
117,9
135,7
108,7
111,5
114,5
120,9
123,1
131,5
134,3
134,3
140,5
UITVOER ( .0.B.) - Indeling naar de aard der produkten
IJzer- en staalnijverheid Metaalverwerkende bedrijven . Non-ferrometalen Textiel Scheikundige produkten Steenkolennijverheid Petroleumnijverheid Glas en spiegelglas Landbouwprodukten Cement Bouwmaterialen uit cement en uit gips Groeven Ceramiek Hout en meubelen Huiden, leder en schoeisel Papier en boeken Bewerkte tabak Rubber Voedingsmiddelenbedrijven Diversen Totaal
Totaal
75,9 78,7 98,9 85,7 69,9 54,5 45,5 85,7 90,2 79,2
104,2 89,2 136,8 100,0 97,0 81,2 84,0 92,6 94,2 98,8
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
102,3 106,5 109,4 103,2 103,9 116,9 118,0 99,9 108,7 104,3
95,7 109,7 106,6 107,5 101,9 123,1 116,6 104,2 112,6 108,4
98,6 111,9 98,3 106,5 99,8 122,6 111,0 103,4 109,2 111,2
108,0 117,6 123,8 108,8 111,9 127,3 183,3 102,7 107,6 118,4
115,2 124,4 171,5 115,9 126,3 153,7 229,7 109,5 113,5 128,5
102,5 114,7 99,9 105,6 97,3 125,9 112,4 102,9 102,7 112,7
103,5 116,5 107,5 106,8 102,3 129,7 126,2 102,3 103,8 119,0
108,2 115,9 122,7 107,5 109,7 134,0 168,4 102,7 106,7 118,5
109,3 117,7 126,0 11.0,2 117,0 117,2 213,0 102,2 108,2 117,0
111,1 120,2 130,6 111.,1 117,9 132,3 215,5 103,2 112,8 119,4
114,2 121,0 193,5 114,2 125,9 141,7 234,0 104,2 U4,4 122,5
116,1 124,3 161,4 114,6 130,5 156,6 233,0 107,0 113,4 124,7
116,6 125,1 155,7 116,2 126,6 155,9 220,1 112,7 110,1 127,5
114,0 129,5 152,9 118,3 122,6' 161,2 236,1 114,0 116,9 138,8
78,9 81,7 72,3 81,5 100,9 70,4 96,0 78,4 78,6 73,5
88,0 91,7 85,0 94,2 98,3 92,5 93,8 93,1 93,5 95,9
100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
109,8 104,3 107,8 103,9 116,9 99,8 95,6 102,5 98,3 112,4
116,8 107,5 111,9 116,0 125,4 99,6 101,9 105,0 100,8 137,5
122,8 115,8 118,4 113,4 125,0 96,3 108,1 106,6 94,9 146,2
131,9 123,4 127,4 117,1 147,6 101,8 111,9 113,1 95,6 166,5
145,6 136,5 143,1 128,9 138,9 114,4 123,3 126,7 104,3 155,3
123,0 119,9 121,5 112,9 126,5 97,1 115,5 106,5 95,6 161,0
134,1 122,3 131,2 116,6 137,6 99,8 110,5 107,0 93,3 161,8
133,1 121,8 127,9 116,0 148,6 100,7 112,2 112,2 94,9 169,9
128,1 121,2 126,5 117,3 156,0 101,3 110,0 115,8 95,4 155,4
130,8 126,9 124,4 122,6 145,1 104,5 113,5 117,0 98,6 155,4
140,6 133,3 138,6 123,1 148,8 110,1 113,8 119,3 99,6 163,7
143,1 136,2 136,7 130,2 143,5 114,5 121,3 125,2 102,6 153,8
145,5 135,5 149,6 128,8 136,5 114,8 130,0 129,3 105,6 159,5
155,6 142,9 147,7 130,7 132,2 118,3 129,8 133,9 108,6 142,7
77,4
96,3
100,0
105,7
107,6
107,3
117,7
129,7
108,5
111,3
116,0
120,5
121,9
129,1
129,9
129,1
130,2
96,7
96,1
104,3
101,6
10 0 ,0
99,2
I
INDEXCIJFERS VAN DE RUILVOET 99,4
99,4 1
99,8
1 Indexcijfers van de ruilvoet - indexcijfer van de gemiddelde waarden per eenheid bij de uitvoer (f o.b.) indexcijfer van de gemiddelde waarden per eenheid bij de invoer (c.i.f.)
• Zie N.B. van tabel VIII - 1.
95,6
I 1 99,8
99,8
101,3 !
99,7 i
99,0
I I 98,2
I
92,7
han
YIII - 41). - INDEXCIJFERS VAN HET VOLUME * Basis 1975 = 100 Bron : N.1.S. - Berekeningen door de N.B.B. 1979
1978 1973
1974
1975
1976
1977
1979
1978
4e kwart.
le kwart. 12e kwart. 13e kwart. 14e kwar
INVOER (C.I.F.) - Indeling naar het
Totaal
gebruik
le
kwart.
2e kwart.
le kwart. 14e kwart.
der produkten
111,2
100,0
114,9
116,4
118,7
127,7
127,4
126,5
124,3
129,7
112,3
134,7
142,0
134,0
111,5
126,4
91,6
97,8
100,0
116,6
121,6
129,5
139,6
143,5
132,1
135,3
142,6
129,0
146,9
154,5
143,4
135,3
142,7
91,7
108,7
100,0
100,9
108,5
115,3
125,1
135,1
122,4
118,0
128,0
111,8
136,2
142,0
138,7
120,2
134,7
101,7
107,9
100,0
113,5
116,7
121,0
130,4
132,4
127,6
126,1
132,5
116,6
137,9
144,7
136,5
118,4
131,6
107,8
Produktiegoederen Verbruiksgoederen Uitrustingsgoederen
1980
1980
UITVOER (F O.B.) - Indeling naar de aard der produkten
IJzer- en staalnijverheid Metaalverwerkende bedrijven .
127,1 97,5
132,8 99,7
100,0 100,0
101,6 116,0
100,3 118,6
109,1 121,6
119,9
114,3
117,1
120,2
126,2
107,2
122,8
118,6
129,0
93,5
102,8
126,5
127,3
129,7
130,2
129,5
101,5
139,0
140,7
130,5
106,3
129,3 140,5
Non-ferrometalen
117,1
114,2
100,0
116,4
128,9
128,9
134,3
150,7
146,0
147,6
131,7
113,4
138,6
164,9
160,8
127,9
Textiel Scheikundige produkten Steenkolennijverheid
110,2
106,8
100,0
112,8.
110,5
110,4
116,3
121,5
120,9
116,0
115,4
105,5
125,6
128,4
121,4
105,3
130,5
105,5
114,3
100,0
117,4
128,0
142,1
158,2
157,9
158,5
157,7
162,7
147,8
162,4
174,2
158,7
134,6
162,5
125,5
115,1
100,0
75,5
55,2
59,2
109,6
121,0
60,8
77,3
104,1
153,1
128,0
153,1
125,9
100,5
123,1
102,6
111,4
117,6
117,7
124,9
148,2
138,5
125,7 165,1
Petroleumnijverheid Glas en spiegelglas Landbouwprodukten
105,8
83,7
100,0
102,8
127,0
109,5
114,3
135,0
96,9
136,1
130,7
100,0
127,8
130,6
136,2
145,1
163,2
147,7
133,3
150,8
136,3
161,1
178,8
169,0
143,2
91,1
92,3
100,0
103,5
106,4
114,0
133,4
145,3
130,4
130,5
136,7
137,5
136,9
137,1
146,1
136,7
171,6
Cement Bouwmaterialen uit cement en uit gips Groeven Ceramiek Hout en meubelen Huiden, leder en schoeisel
152,6
151,7
100,0
148,0
216,1
244,2
250,1
259,9
273,2
144,8
287,4
287,2
267,2
234,3
276,1
287,9
243,3
124,2
118,2
100,0
106,8
106,8
111,7
109,1
109,6
120,8
76,1
125,9
113,5
122,0
113,5
131,7
98,4
96,0
101,7
109,8
100,0
107,2
105,7
96,4
101,4
111,6
104,4
77,1
110,6
104,4
111,3
106,3
123,9
108,1
108,2
117,8
111,9
100,0
112,1
130,8
144,5
146,2
152,2
153,3
123,5
152,9
140,5
161,5
152,8
162,4
138,3
157,3
114,0
107,4
100,0
116,6
106,7
114,5
119,3
127,4
129,9
105,5
124,3
105,8
133,3
133,4
132,1
112,3
136,7
96,4
90,2
90,7
90,3
91,6
93,8
102,7
77,1
91,3
91,4
92,1
82,9
96,3
151,7
141,0
152,2
109,4
118,9
100,0
103,9
Papier en boeken Bewerkte tabak Rubber Voedingsmiddelenbedrijven Diversen
117,6
119,5
100,0
122,4
125,3
132,8
145,2
150,3
146,0
139,4
143,8
139,2
158,7
154,3
78,7
100,8
100,0
96,6
100,6
108,4
113,9
112,6
123,6
110,9
117,7
98,3
124,3
127,6
105,6
103,8
112,9
80,4
92,7
100,0
99,7
107,1
110,3
115,9
119,3
120,2
113,8
118,4
106,1
123,2
130,9
119,4
104,4
122,3
95,0
102,8
126,8
138,5
151,2
159,2
140,6
141,4
154,3
148,1
160,0
160,3
158,0
153,8
169,8
92,1
104,3
100,0
115,6
108,1
104,5
107,6
109,8
111,6
107,4
112,5
105,2
123,5
120,3
111,9
94,9
116,1
Totaal
106,1
108,3
100,0
112,5
116,4
120,5
129,1
133,1
129,8
128,5
132,1
116,0
137,7
141,4
137,9
116,3
135,2
a Zie N.B. van tabel VIII - 1.
100,0
117,2
- 48 -
VIII - 5. - GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE BUITENLANDSE HANDEL VAN DE SLEM.(Miljarden franken) Bron : N.I.S. Frankrijk
Bondsrepubliek Duitsland Maandgemiddelden
handelsbalans
invoer
uitvoer
0,54 1,73 1,08 1,02 1,68 2,40 1,75 0,92
13,38 16,66 16,39 18,55 19,18 20,81 23,28 25,24
15,07 18,31 16,84 22,18 21,39 22,37 26,47 30,52
32,49 32,39
+ -
2,32 1,57 0,69 1,22 2,11
27,34 26,58 21,93 25,10 26,64
35,50 36,24 35,97 35,64 34,97 33,88 33,74 33,89 33,57 33,43 29,34 30,44 32,39
-
2,32 1,43 0,81 0,87 0,44 0,55 0,82 0,95 0,93 0,92 1,08 1,70 2,11
27,34 27,49 26,85 26,96 26,36 25,36 25,28 25,53 25,23 25,24 22,92 25,21 26,64
invoer
uitvoer
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
17,69 21,44 20,70 25,53 26,81 29,23 32,85 34,35
17,15 19,71 19,62 24,51 25,13 26,83 31,10 33,43
-
1980 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1981 le kwartaal
37,82 35,21 30,65 33,71 34,50
35,50 35,78
1980 Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden12 maanden 1981 Eerste maand Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden
37,82 37,67 36,78 36,51 35,41 34,43 34,56 34,84 34,50 34,35 30,42 32,14 34,50
29,96
2,68 3,62 3,67 4,36 4,79 5,10 6,04 6,27
3,50 4,10 3,54 5,00 4,91 5,38 7,31 8,68
1980 le kwartaal 20 kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1981 1. kwartaal
6,92 6,46 5,99 5,70 6,33
9,33 9,31 7,26 8,83 9,36
1980 Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden 1981 Eerste maand Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden
6,92 6,83 6,71 6,69 6,65 6,54 6,45 6,47 6,35 6,27 5,22 5,81 6,33
9,33 9,61 9,42 9,32 9,16 8,64 8,63 8,81 8,74 8,68 8,23 8,92 9,36
+ + +++ +++++ +++ +++++ +++,+ +I ++
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
handelsbalans
handelsbalans ,
invoer
uitvoer
1,69 1,65 0,45 3,63 2,21 1,56 3,19 5,28
11,48 15,97 16,03 20,07 20,44 20,83 24,78 28,60
12,94 15,73 15,08 17,88 18,83 19,32 22,35 23,88
1,46 0,24 0,95 2,19 1,61 1,51 2,43 4,72
32,60 29,84 25,79 33,83 31,88
+ 5,26 4- 3,26 + 3,86 + 8,73 • 5,24
31,81 27,64 24,65 30,31 32,52
25,00 25,51 21,12 23,91 23,58
6,81 2,13 3,53 6,40 8,94
32,60 32,46 31,52 31,22 31,01 29,35 29,41 30,05 30,17 30,52 30,00 30,76 31,88
+ 5,26 + 4,97 + 4,67 -I- 4,26 ▪ 4,65 + 3,99 + 4,13 + 4,52 4- 4,94 + 5,28 4- 7,08 + 5,55 + 5,24
31,81 31,50. 30,25 29,73 28,50 27,81 28,03 28,2]. 28,42 28,60 30,02 32,44 32,52
25,00 25,69 25,32 25,25 24,34 23,81 23,88 24,09 23,88 23,88 20,53 22,83 23,58
6,81 5,81 4,93 4,48 4,16 4,00 4,15 4,12 4,54 4,72 9,49 9,61 8,94
Maandgemiddelden uitvoer
handelsbalans
E.B.G.
Verenigd Koninkrijk
DAW
invoer
Nederland
handelsbalans
handelsbalans
invoer
uitvoer
1,29 0,62 0,14 1,32 1,73 2,17 0,58 0,77
50,42 63,92 63,38 77,15 81,63 87,82 99,16 110,02
53,02 64,07 62,13 77,73 79,81 84,08 100,54 112,19
4- 2,60 + 0,15 - 1,25 4- 0,58 - 1,82 - 3,74 1,38 4- 2,17
17,37 14,28 10,03 11,66 12,12
-I- 0,90 4- 0,28 - 1,86 - 2,40 - 3,86
121,67 111,52 96,43 110,45 117,71
122,17 117,27 96,16 113,17 112,51
+ 0,50 5,75 - 0,27 4- 2,72 - 5,20
17,37 17,17 16,44 15,82 15,19 14,38 13,89 13,69 13,51 13,33 10,07 11,05 12,12
+ 0,90 + 1,17 + 0,74 + 0,59 ▪ 0,60 4- 0,26 - 0,23 - 0,46 - 0,64 - 0,77 - 3,84 - 4,29 - 3,86
121,67 120,87 117,67 116,59 112,93 109,67 109,87 110,64 110,09 110,02 104,00 112,54 117,71
122,17 123,66 121,09 119,72 117,04 112,38 111,87 112,90 112,18 112,19 101,30 107,07 112,51
+ 0,50 4- 2,79 4- 3,42 + 3,13 + 4,11 + 2,71 + 2,00 + 2,26 4- 2,09 + 2,17 2,70 - 5,47 - 5,20
invoer
uitvoer
0,82 0,48 0,13 0,64 0,12 0,28 1,27 2,41
4,65 5,57 5,83 7,68 9,40 10,65 11,79 14,10
3,36 4,95 5,69 6,36 7,67 8,48 11,21 13,33
2,41 2,85 1,27 3,13 3,03
16,47 14,00 11,89 14,06 15,98
2,41 2,78 2,71 2,63 2,51 2,10 2,18 2,34 2,39 2,41 3,01 3,11 3,03
16,47 16,00 15,70 15,23 14,59 14,12 14,12 14,15 14,15 14,10 13,91 15,34 15,98
1 Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland, Italië, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken en, vanaf 1981, Griekenland.
- 49 VIII - 5. - GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE BUITENLANDSE HANDEL VAN DE B.L.E.U. (Miljarden franken) Bron : N.I.S. Verenigde Staten van Amerika Maandgemiddelden
Japan
invoer
uitvoer
handelsbalans
invoer
uitvoer
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
4,03 6,29 5,97 6,98 7,27 7,34 9,92 13,39
4,07 5,13 3,60 3,75 4,72 4,85 5,15 5,26
+ 0,04 - 1,16 - 2,37 - 3,23 - 2,55 - 2,49 - 4,77 - 8,13
0,87 1,11 1,29 1,79 1,92 2,11 2,49 3,49
1980 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1981 le kwartaal
16,05 12,86 11,72 12,92 13,08
6,59 4,93 4,25 5,29 5,66
-
9,46 7,93 7,47 7,63 7,42
1980 Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden 1981 Eerste maand Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden
16,05 15,50 14,78 14,45 14,16 13,63 13,54 13,66 13,40 13,39 12,62 12,98 13,08
6,59 6,28 5,99 5,76 5,56 5,28 5,26 5,31 5,32 5,26 5,55 5,46 5,66
-
9,46 9,22 8,79 8,69 8,60 8,35 8,28 8,35 8,08 8,13 7,07 7,52 7,42
Leden van de O.P.E.C. 1 handelsbalans
invoer
uitvoer
handelsbalans
0,65 0,71 0,47 0,57 0,50 0,74 0,84 0,77
-
0,22 0,40 0,82 1,22 1,42 1,37 1,65 2,72
3,23 7,84 7,11 8,51 10,14 8,85 10,95 16,05
1,49 2,21 3,40 4,16 5,51 5,76 5,65 7,28
- 1,74 - 5,63 - 3,71 - 4,35 - 4,63 - 3,09 - 5,30 - 8,77
3,12 3,39 3,52 3,94 5,32
0,88 0,86 0,68 0,66 0,85
- 2,24 - 2,53 - 2,84 -.3,28 - 4,47
3,12 3,32 3,20 3,25 3,36 3,29 3,34 3,40 3,43 3,49 4,76 4,68 5,32
0,88 0,89 0,86 0,87 0,85 0,82 0,81 0,80 0,78 0,77 0,65 0,77 0,85
- 2,24 - 2,43 - 2,34 - 2,38 - 2,51 - 2,47 - 2,53 - 2,60 - 2,65 - 2,72 - 4,11 - 3,91 - 4,47
18,27 16,66 14,05 15,23 16,93 18,27 17,67 17,52 17,47 16 ; 73 16,22 16,33 16,05 15,83 16,05 18,94 16,05 16,93
7,44 6,94 7,15 7,58 8,31 7,44 7,78 7,53 7,19 7,27 7,04 7,18 7,26 7,27 7,28 8,43 7,68 8,31
-10,83 - 9,72 - 6,90 - 7,65 - 8,62 -10,83 - 9,89 - 9,99 -10,28 - 9,46 - 9,18 - 9,15 - 8,79 - 8,56 - 8,77 -10,51 - 8,37 - 8,62
Landen met markteconomie Maandgemiddelden -
Ontwikkelde landen
I
Landen met centraal geleide economie
invoer
uitvoer
handelsbalans
invoer
uitvoer
handels. balans
+ 3,46 - 0,04 - 3,83 - 3,17 - 3,86 - 7,44 - 5,13 - 7,39
8,58 15,03 12,71 16,29 17,77 16,82 20,14 26,83
5,66 8,63 8,89. 9,54 12,03 13,22 13,94 16,62
- 2,92 - 6,40 - 3,82 - 6,75 - 5,74 - 3,60 - 6,20 -10,21
1,42 2,03 2,04 2,09 2,28 2,29 2,80 4,50
1,73 2,86 2,78 2,73 2,44 2,85 3,13 3,55
+ 0,31 + 0,83 + 0,74 + 0,64 + 0,16 + 0,56 + 0,33 - 0,95
148,06 140,35 116,86 138,05 135,71
- 8,79 - 3,02 - 9,42 - 8,35 -18,79
29,41 27,48 23,93 26,50 28,93
16,79 16,22 15,72 17,73 17,41
-12,62 -11,26 - 8,21 - 8,77 -11,52
4,29 3,92 4,20 5,60 4,28
3,58 3,72 3,01 3,88 3,69
-
148,06 149,47 145,94 144,20 141,06 135,57 135,09 136,26 135,68 135,83 121,38 128,55 135,71
- 8,79 - 6,48 - 5,65 - 5,91 - 5,10 - 6,34 - 7,08 - 7,28 - 7,26 - 7,39 -16,98 -18,90 -18,79
29,41 28,67 28,57 28,44 27,53 26,81 26,94 26,81 26,64 26,83 29,94 28,31 28,93
16,79 17,21 17,10 16,50 16,45 15,87 16,24 16,33 16,33 16,62 17,04 16,36 17,41
-12,62 -11,46 -11,47 -11,94 -11,08 -10,94 -10,70 -10,48 -10,31 -10,21 -12,90 -11,95 -11,52
4,29 4,37 4,14 4,10 4,14 4,04 4,14 4,28 4,41 4,50 4,88 4,66 4,28
3,58 3,70 3,64 3,65 3,65 3,49 3,44 3,48 3,51 3,55 3,07 3,75 3,69
- 0,71 - 0,67 - 0,50 - 0,45 - 0,49 - 0,55 - 0,70 - 0,80 - 0,90 - 0,95 - 1,81 - 0,91 - 0,59
invoer
uitvoer
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
61,33 79,61 79,45 95,65 100,54 107,98 125,65 143,22
64,79 79,57 75,62 92,48 96,68 100,54 120,52 135,83
1980 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1981 le kwartaal
156,85 143,37 126,28 146,40 154,50
1980 Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden 1981 Eerste maand Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden
156,85 155,95 151,59 150,11 146,16 141,91 142,17 143,54 142,94 143,22 138,36 147,45 154,50
handelsbalans
Ontwikkelingslanden
._L e d en van de organisatie van aardoli -exporterende landen (Organisation of Petroleum Exporting Countries) : Venezuela, Ecuador, Nigeria, Ribliografische referenties : Maandelijks bulletin over de buitenlandse handel van de B.L.E.U. - Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Belgisch Handelstijdschrift van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel. - Belgische Economische
0,71 0,20 1,19 1,72 0,59
Algerije, Gabon, Libië, Koeweit, Katar, Verenigde Arabische Emiraten, Irak, Iran, Saoedi-Arabië en Indonesië. Statistieken 1960-1970. - Statistische tijdschriften : Commerce extérieur (0.E.S.0.), Statistical Papers . Direction of International Trade (O.V.N.), Eurostatistieken (Bureau voor de Statistiek der Europese
Gemeenschappen).
IX. - BETALINGSBALANS VAN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE 1. - ALGEMENE BETALINGSBALANS Jaarcijfers (Miljarden franken) N.B. : Doordat de cijfers van deze tabel berekend zijn op transactiebasis, kunnen ze niet worden vergeleken met die welke voorkwamen tabel van de Tijdschriften van vótir januari 1979.
in de overeenstemmende 1980 v
1974
1975
1970
1978
1977
1979
Ontvangsten
Uitgaven
Saldo
1. Goederen- en dienstentransacties :
1.1 Goederentransacties : 1.11 Uitvoer en invoer 1 1.12 Loonwerk 1.13 Arbitrage (netto) 1.2 Vrachtkosten 2 1.3 Verzekeringskosten voor goederenvervoer 2 1.4 Andere vervoerkosten 1.5 Reisverkeer 1.6 Opbrengsten uit investeringen 1.7 Niet elders vermelde overheidstransacties 1.8 Overige : 1.81 Grensarbeiders 1.82 Overige
- 93,9 + 44,8 + 8,7 + 9,7 - 0,9 - 0,4 - 34,2 + 19,6 + 25,2
-145,2 1 .657,1 1.839,8 + 47,4 70,7 33,0 + 18,5 13,4 + 11,4 96,4 78,8 - 0,6 2,0 2,6 54,4 55,4 - 0,2 - 39,2 52,9 95,6 + 10,4 521,6 523,8 + 24,5 42,1 13,0
-182,7 + 37,7 + 13,4 + 17,6 - 0,6 - 1,0 - 42,7 - 2,2 + 29,1
Totaal 1
+ 5,1 + 5,5 + 5,9 + 5,8 + 5,4 + 0,4 + 4,3 + 12,0 + 14,4 + 5,6 + 39,8 + 30,7 + 17,4 3,1 - 10,4
17,7 14,0 + 5,0 152,9 - 1,1 147,9 - 69,1 2.676,2 2.808,9
+ 3,7 - 5,0 -132,7
Totaal 2
+ 0.6 - 3,0 - 6,4 - 6,5 - 5,7 - 15,2 - 18,5 - 12,6 - 16,4 - 14,7 - 14,6 - 21,5 - 19,0 - 22,9 - 20,4
- 9,8 - 16,0 - 25,8
20,6 27,2 47,8
31,8 55,1 86,9
- 11,2 - 27,9 - 39,1
-
4,4
72,8 ...
3,6 40,6 3,1
- 3,6 + 32,2 - 3,1
•. . ... ... ... ... ... ... ... •• • - 3,9 - 4,2 - 3,1 - 0,2 + 12,6
... ... + 4,3
2,0 ... 74,8
... ... 47,3
+
2,0 ... + 27,5
+ 10,8 + 15,3 - 10,1 + 11,8 - 10,5
+
0,7
14,2
-
+ 14,2
+ 1,1 + 1,5 + 0,2 -
+
7,2
6,2
0,7
+
4,3
+ 24,3
50,2
2,9
+ 47,3
25,8 2,8 -
6,6 + 16,9 + 13,9 + 3,7 - 0,5 - 0,5 - 17,9 + 12,1 + 13,2
- 30.0 + 15,8 + 16,8 + 6,7 - 0,5 + 0,7 - 20,1 + 16,4 + 15,1
- 68,6 + 21,4 + 21,5 + 7,9 - 0,4 + 0,1 - 22,7 + 23,3 + 17,0.
- 115,5 + 40,9 + 25,7 + 8,0 - 0,7 + 2,5 - 26,1 + 19,2 + 22,7
2. Overdrachten :
2.1 Particulieren 2.2 Overheid 3. Kapitaalverkeer van de overheid :
3.1 Staat 3 : 3.11 Verplichtingen : 3.111 Contractuele aflossingen 3.112 Andere transacties 3.12 Tegoeden 3.2 Andere overheid : 3.21 Verplichtingen 3.22 Tegoeden Totaal 3
4. Kapitaalverkeer van de bedrijven 4 en particulieren :
4.1 Handelskredieten 5 4.2 Overig kapitaalverkeer : 4.21 Overheidsbedrijven 4.22 Financiële instellingen van de overheidssector 4.23 Particuliere sector : 4.231 Belgisch-Luxemburgse invest. en beleg. in het buitenland : 4.2311 Effecten (nettocijfers) 4.2312 Directe investeringen • 4.2313 Onroerende goederen 4.2314 Overige (nettocijfers) 4.232 Buitenlandse investeringen en beleggingen in de B.L.E.U. : 4.2321 Effecten (nettocijfers) 4.2322 Directe investeringen 4.2323 Onroerende goederen 4.2324 Overige (nettocijfers) Totaal 4 5. Vergissingen en weglatingen
(netto) Totaal 1 tot 5
1,5 - 1,5 - 1,2 0,9 + 0,6 + 0,2 + 1,5 - 3,3 - 2,1 -
2,1 - 1,7 + 8,9 +
0,6 2,1 + 1,7 -
0,6 17,4
4,2
0,6 3,7 -
1,3
+ 10,0
-
5,5
- 15,4 - 36,1 - 14,5 - 5,5 3,8 - 3,0 - 12,6 - 3,2
- 12,9 - 11,3 - 2,2 - 17,8
- 18,1 - 24 , 7, - 12,7 - 11,4 - 3,9 - 6,1 - 17,1 - 12,1
- 13,7 - 32,8 - 6,1 - 33,4
23,4 27,6 7,6 56,1
- 23,4 - 1,8 - 4,8 - 56,1
- 2,9 + 41,8 + 2,1 + 1,0 + 5,5 + 3,7 + 30,5
+ 0,6 + 30,6 + 2,5 + 9,0 - 2,5 + 4,4 - 2,8
+ 5,0 + 2,1 + 40,0 + 40,8 + 5,7 + 4,1 + 2,5 - 1 , 8 + 16,3 - 23,9 + 11,2 + 10,9 + 1,3 - 31,2
0,9 + 1,8 48,6 6,1 + 29,5 4,8 1,9 + 3,5 29,2 + 1,8 181,8 127,2 - 17,2 15,7 - 10,0 -117,8 2.998,3 3.070,3
- 0,9 + 42,5 + 2,9 + 29,2 + 54,6 + 15,7 - 74,0
+ 1,6 + 33,9 + 1,4 + 4,7 + 8,9 + 11,2 + 25,1
6. Financiering van het totaal :
6.1 Herfinanciering buiten de overwegend geldscheppende instellingen van handelskredieten aan het buitenland, gemobiliseerd bij Belgische banken 6.2 Mutatie van het netto buitenlands actief van de overwegend geldscheppende instellingen : 6.21 Belgische en Luxemburgse banken : 6.211 In Belgische en Luxemb. franken 6.212 In buitenlandse valuta 's 6 6.22 Diverse instellingen 6.23 N.B.B. 6 p.m. Mutatie van de bijzondere trekkingsrechten voortvloeiend uit toekenningen .
+ 2,6 + 13,9 + 0,6 + 7,5
- 6,2 + 12,0 + 0,4 + 18,2
-
-
1 Voor een deel van de uitvoer en van de invoer zijn het c.i.f.-cijfers, d.w.z. dat
de vrucht- en verzekeringskosten voor het goederenvervoer erin begrepen zijn.
2
3
De ontvangsten en uitgaven van deze rubriek omvatten slechts een deel van de
vracht- en verzekeringskosten voor het goederenvervoer. Het andere deel kon niet worden gescheiden van de uitvoer of van de invoer waarop het betrekking heeft en is dus begrepen in de ontvangsten en de uitgaven van de rubriek 1.11 • Uitvoer en invoer s (cf. noot 4). plet. het Wegenfonds.
+ 3,6 - 3,7 + 14,2 - 1,9 ... - 0,5 - 22,7 - 2,3 -
7,8
-
-
+ 13,4
- 10,5 - 9,2 + 0,1 - 10,2
- 32,4 - 57,7 - 0,4 - 35,1
-
-
- 62,1 - 39,5 + 2,4 + 11,8
-
(+4,5)
(4,5)
-
(+4,5)
9,2 -
+ 5,9 + 0,7 + 2,6 +
-
1,4
+
Andere dan de overwegend geldscheppende instellingen. 5 Excl. de handelskredieten gemobiliseerd bij Belgische banken, die opgetekend zijn onder rubriek 6. 6 Deze cijfers zijn berekend op basis van de mutatie van de nettotegoeden op het buitenland in buitenlandse valuta's, omgezet in Belgische franken tegen de wisselkcerSen van de periode; zij houden geen rekening met de boekhoudkundige veranderingen die voortvloeien uit wisselkoerswijzigingen van de Belgische frank tegenover buitenlandse valuta's. 4
IX • 2. - ALGEMENE BETALINGSBALANS Saldi per kwartaal (Miljarden franken) N.B. : Doordat de cijfers van deze tabel berekend zijn op transactiebasis, kunnen ze niet worden vergeleken met die welke voorkwamen in de overeenstemmende tabel van de Tijdschriften van vóór januari 1979.
4e kwartaal
1. Goederen- en dienstentransacties : 1.1 Goederentransacties : 1.11 Uitvoer en invoer 1 1.12 Loonwerk 1.13 Arbitrage 1.2 Vrachtkosten 2 1.3 Verzekeringskosten voor goederen vervoer 2 1.1 Andere vervoerkosten 1.5 Reisverkeer 1.6 Opbrengsten uit investeringen 1.7 Niet elders vermelde overheidstransacties 1.8 Overige : 1.81 Grensarbeiders 1.82 Overige Totaal 1
2. Overdrachten : 2.1 Particulieren 2.2 Overheid Totaal 2 3. Kapitaalverkeer van de overheid : 3.1 Staat 3 : 3.11 Verplichtingen : 3.111 Contractuele aflossingen 3.112 Andere transacties 3.12 Tegoeden 3.2 Andere overheid : 3.21 Verplichtingen 3.22 Tegoeden Totaal 3 4. Kapitaalverkeer van de bedrijven 4 en
1980 v
1979
1978 le kwartaal
2e kwartaal
3e kwartaal
4e kwartaal
le kwartaal
2c kwartaal 3e kwartaal
4e kwartaal
-15,3 +14,4 + 0.2 + 2,7
-28,2 +13,3 + 5,9 + 3,5
-34,7 +13,0 + 6,3 + 2,6
-32,6 +13,4 + 2,4 +2,6
-49,7 + 7,7 + 3,9 +2,7
-40,1 + 9,8 +7,6 + 3,5
-48 6 +11,1 + 5,4 + 4,3
-53,0 +10,0 + 7,0 + 5,0
-41,0 + 6,8 - 6,6 + 4,8
- 0,3 -0,4 - 5,0 + 4,3
- 0,1 - 0,4 - 6,8 + 4,3
- 0,2 - 1,2 -10,7 + 2,2
- 0,1 - 0,5 -17,5 +2,5
-0,2 + 1,9 - 4,2 + 1,4
- 0,2 + 1,7 - 9,4 - 1,7
- 0,2 ... -12,5 -1,8
- 0,1 -1,2 -17,6 + 3,3
- 0,1 -1,5 - 3,2 - 2,0
+ 6,2
+ 5,8
+ 6,5
+ 6,3
+ 5,9
+ 6,9
+ 6,7
+ 8,5
+ 7,0
+ 1,3 -1,4 + 6,7
+1,4 - 0,7 - 2,0
+ 1,4 + 1,6 -13,2
+ 1,5 - 1 „0 -23,0
+ 0,7 -1,0 -30,9
+ 1,3 - 0,5 -21,1
+ 0,5 - 0,7 -35,8
+ 1,2 - 0,6 -37,5
+ 0,7 - 3,2 -38,3
- 1,1 -2,8 - 3,9
-1,8 - 3,9 - 5,7
- 3,1 + 0,8 - 2,3
- 2,6 - 6,8 - 9,4
- 2,3 - 6,1 - 8,4
-3,4 - 8,5 -11,9
- 3,0 -7,7 -10,7
- 2,3 - 6,1 - 8,4
- 2,5 - 5,6 - 8,1
-0,2 + 6,5 - 1,8
- 0,1 + 1,4 - 0,8
- 1,1 + 2,6 - 0,7
... + 1,0 - 0,5
- 0,1 + 5,0 -2,4
- 0,3 + 2,3 - 0,5
- 3,2 +21,2 - 0,5
+12,4 - 1,3
- 3,7 -0,8
... ... + 4,5
... ... + 0,5
... ... + 0,8
... ••• + 0,5
... ••• + 2,5
... .. . + 1,5
... ... +17,5
+2,0 ... +13,1
... ... - 4,6
-12,8
- 1,8
- 4,0
- 3,7
+10,2
-10,3
+ 2,5
+ 7,9
+14,1
+ 0,3
+ 0,1
+ 0,1
+ 0,5
+ 6,5
+ 0,5
+1,4
+ 0,2
+ 3,4
- 1,1
+ 1,9
+ 8,4
+ 9,5
+ 4,5
+20,9
+17,0
+ 7,3
+ 2,1
- 9,1 - 4,2 -1,8 - 3,0
- 6,4 - 6,6 -1,5 - 3,1
- 3,6 -2,0 -1,5 - 6,1
- 4,1 - 4,4 -1,4 -11,2
+ 0,4 -19,8 - 1,7 -13,0
- 0,5 +4,7 -1,4 -22,9
- 9,0 +5,0 -1,3 -18,3
- 8,7 +1,6 -1,1 - 6,2
- 5,2 -13,1 -1,0 - 8,7
-0,3 +14,0 +1,2 - 0,6 -17,4 +11,0
... +6,6 +1,1 - 0,2 - 9,9 - 8,2
- 0,5 +5,4 +0,9 + 3,6 + 0,7 + 4,6
+ 1,4 +4,6 +1,1 - 0,1 - 7,8 - 3,0
+ 0,9 +12,9 +0,4 - 1,5 - 0,2 - 3,4
+ 0,5 +7,6 +1,0 + 5,7 + 5,8 + 4,0
+ 0,1 +10,2 +0,6 + 8,5 +16,7 - 4,5
- 0,3 +10,3 +0,6 - 3,3 + 8,3 + 1,9
- 1,2 +14,4 +0,7 +18,3 +23,8 +14,3
+ 0,9
-25,3
- 9,4
-42,7
-40,4
-21,7
-16,8
-22,6
-12,9
+ 3,1
+ 1,5
+ 3,9
+ 0,2
+2,2
+2,9
+3,3
+2,7
+4,5
-11,1 + 5,0 - 0,2 + 4,1
-32,1 - 5,0 - 0,3 +10,6
+20,0 -25,7 - 0,1 - 7,5
+5,4 -19,1 + 0,1 -29,3
-25,7 -7,9 - 0,1 -8,9
+20,5 -17,5 + 0,2 -27,8
-52,5 -11,2 - 0,2 +43,8
-22,1 -5,9 + 0,4 + 2,3
-8,0 -4,9 + 2,0 - 6,5
particulieren :
4.1 Handelskredieten 5 4.2 Overig kapitaalverkeer : 4.21 Overheidsbedrijven 4.22 Financiële instellingen van de overheidssector 4.23 Particuliere sector : 4.231 Belg.-Luxemb. investeringen en beleggingen in het buitenland : 4.2311 Effecten 4.2312 Directe invest 4.2313 Onroer. goed. 4.2314 Overige 4.232 Buitenl. invest. en belegg. in de B.L.E.U. : 4.2321 Effecten 4.2322 Directe invest. . 4.2323 Onroer. goed. 4.2324 Overige Totaal 4 5. Vergissingen en weglatingen Totaal 1 tot 5 6. Financiering van het totaal : 6.1 Herfinanciering buiten de overwegend geldscheppende instellingen van handelskredieten aan het buitenl. gemobilis. bij Belg. banken 6.2 Mutatie van het netto buitenlands actief van de overwegend geldscheppende instellingen : 6.21 Belg. en Luxemb. banken : 6.211 In Belg. en Lux. fr. . 6.212 In buiten]. valuta's 6 . 6.22 Diverse instellingen 6.23 N.B.B. 5 p.m. Mutatie van de bijzondere trekkingsrechten voortvloeiend uit toekenningen
-
(+ 4,5)
1 Voor een deel van de uitvoer en van de invoer zijn het c.i.f.-ci'fers, d.w.z. dat de vracht. en verzekeringskosten voor liet goederenvervoer erin begrepen zijn. 2 De ontvangsten en uitgaven van deze rubriek omvatten slechts een deel van de vracht- en verzekeringskosten voor het goederenvervoer. Het andere deel kon niet worden gescheiden van de uitvoer of van de invoer waarop het betrekking heeft en is dus begrepen in de ontvangsten en de uitgaven van de rubriek 1.11 Uitvoer en invoer » (cf. noot 1). 3 Incl. het Wegenfonds.
-
-
-
(+ 4,5)
-
-
-
Andere dan de overwegend geldscheppende instellingen. Excl. de handelskredieten gemobiliseerd bij Belgische banken, die opgetekend zijn onder rubriek e. 6 Deze cijfers zijn berekend op basis van de mutatie van de nettotegoeden op het buitenland in buitenlandse valuta's, omgezet in Belgische franken tegen de wisselkoersen van de periode; zij houden geen rekening met de boekhoud• kundige veranderingen die voortv:oeien uit wisselkoerswijzigingen van de Belgische frank tegenover buitenlandse valuta's. 4 5
IX • 3. — ALGEMENE BETALINGSBALANS Ontvangsten en uitgaven per kwartaal (Miljarden franken) N.B. : Doordat de cijfers van deze tabel berekend zijn op transactiebasis, kunnen ze niet worden vergeleken met die welke voorkwamen in de overeen. stemmende tabel van de Tijdschriften van voor januari 1979.
1. Goederen- en dienstentransacties : 1.1 Goederentransacties : 1.11 Uitvoer en invoer 1 1.12 Loonwerk 1.13 Arbitrage (netto) 1.2 Vrachtkosten 2 1.3 Verzekeringskosten voor goederenvervoer 2 1.4 Andere vervoerkosten 1.5 Reisverkeer 1.6 Opbrengsten uit investeringen 1.7 Niet elders versnelde overheidstransacties 1.8 Overige : 1.81 Grensarbeiders 1.82 Overige Totaal 1
1900
11180
3e kwartaal v
4e kwartaal t;
I
On tvangs ten
Uitgaven
Saldo
t vangsden
Uitgaven
371 , 8 16,7 7,0 24,3 0,5 12,6 16,3 133 , 2 11,6
424 , 8 6,7 — 19,3 0,6 13,8 33,9 129 , 9 3,1
—53,0 +10,0 +7,0 +5,0 —0,1 — 1,2 —17,6 +3,3 + 8,5
429 , 4 17,0 — 25,2 0,6 13,7 11,3 144 , 7 10,2
470 , 4 10,2 6,6 20, 1 0,7 15,2 14,5 146 , 7 3,2
—41,0 +6,8 —6,6 +4,8 —0,1 —1,5 —3,2 —2,0 + 7,0
4,4 35,4 633 , 8
3,2 • 36,0 671 , 3
+1,2 —0,6 —37,5
4,4 41,0 697 , 5
3,7 44,2 735 , 8
+0,7 —3,2 —38,3
5,3 6,2
7,6 12,3
—2,3 —6,1
7,9 13,4
—2,5 —5,6
11,5
19,9
—8,4
5,4 7,8 13,2
21,3
—8,1
— 23,5 ...
. .. 11,1 1,3
... +12,4 —1,3
— 7,2 ...
0,1 10,9 0,8
—0,1 —3,7 —0,8
2,0 .. .
... ...
+2,0 ...
25,5
12,4
+13,1
... ... 7,2
... ... 11,8
... .. • —4,6
7,9
—
+7,9
14,1
—
-14,1
0,3 7,8
0,1 0,5
+0,2 +7,3
3,6 3,5
0,2 1, 4
+3,4 + 2 ,1
— 4,3 0,7 —
8,7 2,7 1,8 6,2
—8,7 +1,6 —1,1 —6,2
— 1,6 0,9 —
5,2 14,7 1,9 8,7
—5,2 —13,1 —1,0 —8,7
— 10 , 3 1,1 — 32,4
0,3 ... 0,5 3,3
—0,3 +10,3 +0,6 —3,3
— 16,2 1,1 18,3
1, 2 1,8 0,4 —
— 1, 2 +14,4 +0,7 +18,3
24,1 —
+8,3 +1,9
59,3
35,5
+23,8
14,3
—
+14,3
705,1
727,7
—22,6
791,5
804,4
—12,9
—
—
+2,7
—
—
+4,5
—
—
—22,1 — 5,9 +0,4 + 2,3
— — — —
— — — —
—8,0 —4,9 +2,0 —.6,5
—
—
—
Saldo
1. Overdrachten :
2.1 Particulieren 2.2 Overheid Totaal 2 3. Kapitaalverkeer van de overheid :
3.1 Staat 3 : 3.11 Verplichtingen : 3.111 Contractuele aflossingen 3.112 Andere transacties 3.12 Tegoeden 3.2 Andere overheid 3.21 Verplichtingen 3.22 Tegoeden Totaal 3 1. Kapitaalverkeer van de bedrijven 4 en particulieren : 4.1 Handelskredieten 5 4.2 Overig kapitaalverkeer : 4.21 Overheidsbed rijven 4.22 Financiële instell. van de overheidssector 4.23 Particuliere sector : 1.231 Belgisch-Luxemburgse investeringen en beleggingen in het buitenland : 4.2311 Effecten (nettocijfers) 4.2312 Directe investeringen 4.2313 Onroerende goederen 4.2314 Overige (nettocijfers) 4.232 Buitenlandse investeringen en beleggingen in de B.L.E.U. : 4.2321 Effecten (nettocijfers) 4.2322 Directe investeringen 4.2323 Onroerende goederen 4.2324 Overige (nettocijfers) Totaal 4
5. Vergissingen en weglatingen (netto) Totaal 1 tot 5
1,9
6. Financiering van het totaal : 6.1 Herfinanciering buiten de overwegend geldschep. pende instellingen van handelskredieten aan het buitenland, gemobiliseerd bij Belgische banken 6.2 Mutatie van het netto buitenlands actief van de overwegend geldscheppende instellingen : 6.21 Belgische en Luxemburgse banken : 6.211 In Belgische en Luxemburgse franken 6.212 In buitenlandse valuta's 6 6.22 Diverse instellingen 6.23 N.B.B. 6
— — —
— — —
p.m. Mutatie van de bijzondere trekkingsrechten voortvloeiend uit toekenningen
—
—
Voor een deel van de uitvoer en van de invoer zijn het c.i.f.-cijfers. d.w.z. dat de vracht- en verzekeringskosten voor liet goederenvervoer erin begrepen zijn. 2 De ontvangsten en uitgaven van deze rubriek omvatten slechts een deel van de vracht- en verzekeringskosten voor het goederenvervoer. Het andere deel kon niet worden gescheiden van de uitvoer of van de invoer waarop het betrekking heeft en is dus begrepen in de ontvangsten en de uitgaven van de rubriek 1.11 « Uitvoer en invoer n (cf. noot 1 ) . 3 Incl. het Wegenfonds.
—
Andere dan de overwegend geldscheppende instellingen. Excl. de handelskredieten gemobiliseerd bi' Belgische banken, die opgetekend zijn onder rubriek 6. 6 Deze cijfers zijn berekend op basis van de mutatie van de nettotegoeden op liet buitenland in buitenlandse valuta's, omgezet in Belgische franken tegen de wisselkoersen van de periode; zij houden geen rekening niet de boekhoudkundige veranderingen die voortvloeien uit wissellmerswijzigingen van de Belgische frank tegenover buitenlandse
4 5
valuta's.
— 53 — IX • 4. — BEKNOPTE BETALINGSBALANS Gecumuleerde kwartaalsaldi en meest recente maandsaldi (Mi jarden franken) 1980 Januari
1981 v Januari
1. Lopend verkeer :
1.1 Goederentransacties
— 10,4
1.2 Diensten
-I-
0,6
1.3 Overdrachten
—
4,3
Totaal 1 2. Mutatie in de handelskredieten
3,2 —
3,2
—
11,0
5,8
+
3,2
— 14,1 +
0,8
3. Overige kapitaalverkeer van de bedrijven 2 en parti-
culieren 4. Kapitaalverkeer van de overheid
—
1,7
+ 13,1
5. Vergissingen en weglatingen
+
1,3
5,4
—
7,9
+ 10,7
—
0,1
0,3
+ —
4,8 6,5
—
6,1
— 4,1 + 12,8 2,4 4,1
(+
4,5)
Totaal 1 tot 5 6. Financiering van het totaal :
6.1 Herfinanciering buiten de overwegend geldscheppende instellingen van handelskredieten aan het buitenland, gemobiliseerd bij Belgische banken . 6.2 Mutatie van het netto buitenlands actief van de overwegend geldscheppende instellingen 6.21 Belgische en Luxemburgse banken : 6.211 In Belgische en Luxemburgse franken 6.212 In buitenlandse valuta's 3 6.22 Diverse instellingen 6.23 N.B.B. 3 p.m. Mutatie van de bijzondere trekkingsrechten voortvloeiend uit toekenningen 1 Excl. de handelskredieten gemobiliseerd bij Belgische banken, die opgetekend zijn onder rubriek 6. 2 Andere dan de overwegend geldscheppende instellingen. 3 Deze cijfers zijn berekend op basis van de mutatie van de nettotegoeden
(+
4,4)
op het buitenland in buitenlandse valuta's, omgezet in Belgische franken tegen de wisselkoersen van de periode; zij houden geen rekening met de boekhoudkundige veranderingen die voortvloeien uit wisselkoerswijzigingen van de Belgische frank tegenover buitenlandse valuta's.
IX
-
5.
-
VERRICHTINGEN MET HET BUITENLAND, VERRICHTINGEN IN BUITENLANDSE VALUTA'S VAN DE INGEZETENEN MET DE BELGISCHE EN LUXEMBURGSE BANKEN EN TERMIJNVALUTATRANSACTIES (Miljarden franken)
N.B. : Doordat de cijfers van deze tabel berekend zijn op transactiebasis, kunnen ze niet worden vergeleken met die welke voorkwamen in tabel IX-4 van de Tijdschriften van v6ór januari 1970. 1979 1977
1978
1979
1980 v
1. Goederen- en dienstenverkeer (rubr. 1 v. de algem. betalingsbalans) 2. Overdrachten (rubriek 2 van de algemene betalingsbalans) 3. Kapitaalverkeer van de overheid :
-
-
1980 v
4e le 2e 9e 4e kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal
3,1 -10,4 -69,1 -132,7 -30,9 -21,1 -35 , 8 -37,5 -38,3 22,9 20,4 -25,8 -39,1 - 8,4 -11,9 -10,7 - 8 , 4 - 8,1 -
3.1 Rubriek 3 van de algemene betalingsbalans 3.2 Vermeerdering (+) of vermindering (-) van de schuld in buitenlandse valuta's tegenover de Belgische en Luxemburgse banken 3.3 Vermeerdering (-) of vermindering (+) van het bedrag van de op termijn van de N.B.B. te ontvangen buitenlandse valuta's
0,2 +12,6 + 4,3 +27,5 + 2,5 + 1 , 5 +17,5 +13,1 - 4 , 6 +36,0 +69,4 - 2 , 0 +34,4 +17,1 + 1,3 +16,6
1,6 -
11,9
-
10,4 -22,1 -16,3 - 8,1 -12,9 + 2,9 + 2,3 - 8 , 6
-
7,7 +17,2 - 4,4 +17,3 - 1,2 + 1,1
4. Beweging van de handelskredieten :
4.1 Vermeerdering (-) of vermindering (+) van de kredieten toegestaan aan niet-ingezetenen en gemobiliseerd bij Belgische banken -1.2 Vermeerdering (-) of vermindering (+) van het overschot van de overige, aan niet-ingezetenen toegestane kredieten op de kredieten ontvangen van niet-ingezetenen
-
19,4
+11,8 -10,5 + 0,7 +14,2 +10,2 -10,3 + 2 , 5 + 7,9 +14,1
5. Kapitaalverkeer van de bedrijven 1 en particulieren :
5.1 Rubriek 4.2 van de algemene betalingsbalans 5.2 Mutatie in de tegoeden en verplichtingen in buitenlandse valuta's van de ingezetenen tegenover de Belgische en Luxemburgse banken : 5.21 Vermeerdering (-) of vermindering (+) van tegoeden : 5.211 Vorderingen in buitenlandse valuta's 5.212 Bedrag van de op termijn te ontvangen buitenlandse valuta's 5.22 Vermeerdering (+) of vermindering (-) van verplichtingen : 5.221 Schulden in buitenlandse valuta's 5.222 Bedrag van de op termijn te leveren buitenlandse valuta's 6. Mutatie in de tegoeden en verplicht. in Belg. en Lux. franken van de niet-ingezetenen tegenover de Belg. en Lux. banken en
+ 4,5
13,4 -17,9 +40,4 -10,4 +16,1 +14,2 + 0 , 4 + 9 , 7
19,4 -10,6 -43,9 -57,1 -15,5 -23,1 -19,0 + 5,1 -20,1
-
-
-
82,0 -21,1 - 1,5 -46,6 + 7,5 -43,6 +23,8 - 5 , 4 -21,4
+29,6 +12,5 +55,2 +49,6 +27,5 - 3,4 +26,2 +10,4 +16,4 +87,8 +38,0 + 4,9 +65,5 - 6,0 +37,1 - 5 , 4 + 2 , 6 +31,2
tegenover andere overwegend geldscheppende instellingen :
6.1 Vermeerdering (+) of vermindering (-) van het overschot van de tegoeden op de contante verplichtingen 6.2 Vermeerdering (+) of vermindering (-) van het overschot van het bedrag der op termijn te ontvangen Belgische en Luxemburgse franken t.o.v. het bedrag van de op termijn te leveren Belgische en Luxemburgse franken
+ 6,1 +14,0 +42,6 +66,2 +31,9 -16,1 +53,3 +18,4 +10,6
8,5 - 6,2 -14,1 -16,0 - 5,1 +12,2 -21,5 + 3,7 -10,4
7. Buitenlandse valutapositie 2 van de Belgische en Luxemb. banken :
7.1 Vermeerdering (-) of vermindering (+) van de positie á contant 3 7.2 Vermeerdering (-) of vermindering (+) van de positie op termijn
6,4 +17,7 +11,9 - 6,6 - 1,0 +21,6 -16,6 - 7,3 - 4,3 + 2,7 -10,7 +10,7 - 2,9 + 3,6 - 5,7 + 3,1 - 0,9 + 0,6
8. Vergissingen en weglatingen :
8.1 Rubriek 5 van de algemene betalingsbalans 8.2 Afwijkingen in de statistieken van de contante verrichtingen in buitenlandse valuta's met de ingezetenen Totaal 1 tot 8
+11,2 +10,9 -10,0 +15,7 - 3,4 + 4,0 - 4,5 + 1,9 +14,3 + 1,2 - 7,9 + 6,6 - 4,2 + 0,2 - 2,1 + 0,1 + 1,6 - 3,8 - 8,8 -27,8 -39,2 +44,2 -11,8 - 8,0 +48,0 +10,3 - 6,1
9. Tegenposten van het totaal in de balans van de N.B.B.
[vermeerdering (-I- ) ; vermindering (-)] : 9.1 Goudvoorraad 9.2 Tegoeden bij het I.M.F. 4 9.3 Nettotegoeden op het E.F.M.S. 9.4 Netto buitenlandse valutapositie : 9.41 Contante tegoeden 5 9.42 Overschot van het bedrag der op termijn te ontvangen buitenlandse valuta's op het bedrag van de op termijn te leveren buitenlandse valuta's 9.5 Nettotegoeden in Belgische franken op niet-ingezetenen : 9.51 Contante tegoeden 6 9.52 Overschot van het bedrag van de op termijn te ontvangen Belgische franken op het bedrag van de op termijn te leveren Belgische franken
Wat de deviezentransacties op termijn betreft, excl. de aankopen en verkopen door ingezetenen en buitenlanders van buitenlandse valuta's tegen buitenlandse valuta's. De mutaties van de tegoeden en van de verplichtingen, k contant en op ter. mijn, in buitenlandse geldsoorten van de Belgische en Luxemburgse banken en van de N.B.B., zijn omgezet in Belgische franken tegen de wisselkoersen van de periode ; zij houden geen rekening met de boekhoudkundige veranderingen die voortvloeien uit wisselkoerswijzigingen van de Belgische frank tegenover buitenlandse valuta's. • Indere dan de overwegend geldscheppende instellingen.
... + 0,2 ... + 0,4 + 0,2 + 0,2 0,9 - 6,4 - 4,3 - 3,9 - 1,6 - 0,7 - 1,6 -23,9 - 4,9 - 1,1 +27,8 +12,6 +27,8
- 0,4
+15,9 - 2,3 -26,0 + 3,3 -16,3 -51,2 +49,7 +10,9 - 6,1 -11,9 - 7,7 +16,6 - 4,4 +17,3 - 1,2 + 1,1 - 0,6 0,1 - 2,5 - 0,3 - 0,2 - 2,3 + 0,8 - 0,9 - 0,5 + 0 , 4
-
+ 0,6 2 3
4 5
...
+ 0,6
Overschot van de tegoeden in buitenlandse valuta's op do verplichtingen in buitenlandse valuta's. Excl. de vastliggende activa (in hoofdzaak de deelnemingen van de banken in hun buitenlandse dochtermaatschappijen) die reeds zijn opgetekend onder rubriek 5.1 van do bovenstaande tabel aangezien zij in de betalingsbalans beschouwd worden als een directe investering. Excl. de mutatie van de speciale trekkingsrechten ten gevolge van toewijzingen. Incl. de financiële bijstand op middellange termijn E.E.G. Excl. de uitvoeraccepten die opgenomen zijn onder rubriek 4.1.
---- 55 IX • 6. - VOOR DE BETALING VAN IN- EN UITVOER GEBRUIKTE VALUTA'S 1 (In procenten van het totaal) Valuta's van de E.E.G.-landen Belgische
.
en Lu-
xemburgse frank
Duitse
Franse
mark
frank
Nederlandse gulden
Pond
Italiaanse
sterling
lire
Overige
Totaal
Dollar van de Verenigde Staten
Overige
Invoerbetalingen 1973
28,9
19,6
12,2
7,0
7,0
2,5
0,2
77,4
18,8
3,8
1974
27,6
20,0
11,0
7,7
5,8
2,2
0,2
74,5
21,3
4,2
1975
26,9
19,7
11,5
8,0
5,9
2,3
0,3
74,6
20,8
4,6 4,5
1976
26,5
18,4
10,0
8,5
4,8
1,9
0,3
70,4
25,1
1977
27,3
18,2
10,0
8,3
3,7
1,9
0,3
69,7
26,2
4,1
1978
28,1
18,9
11,1
8,5
4,4
2,0
0,4
73,4
22,0
4,6
1979
28,4
18,3
10,5
8,2
4,9
1,9
0,4
72,8
23,4
4,0 4,0
1980
27,5
16,9
10,6
8,3
4,4
1,9
0,3
89,9
26,1
1979 Eerste
3 maanden
28,9
18,5
10,8
8,5
4,7
1,9
0,3
73,6
22,1
4,3
Eerste
6 maanden
28,5
18,4
10,7
8,4
4,8
1,9
0,4
73,1
22,7
4,2 4,0
Eerste
9 maanden
28,5
18,2
10,4
8,2
5,0
1,9
0,4
72,6
23,4
1980 Eerste
3 maanden
27,7
16,2
10,2
8,4
4,4
1,7
0,3
68,9
27,5
3,6
Eerste
6 maanden
27,7
16,4
10,4
8,2
4,5
1,8
0,3
69,3
27,0
3,7
70,1
26,0
3,9
Eerste
9 maanden
27,8
16,9
10,6
8,2
4,4
1,9
0,3
1981 Eerste
3 maanden
27,1
15,9
1 0,0
8,5
3,1
1,7
0,3
66,6
28,7
4,7
Uit voerontvangsten 1973
49,9
17,4
11,3
6,6
2,0
1,1
0,1
88,4
9,7
1,9
1974
53,0
16,4
10,6
6,7
2,2
0,9
0,2
90,0
8,2
1,8
1975
50,9
16,3
10,9
6,5
2,5
0,9
0,2
88,2
10,0
1,8
47,8
1976
17,4
11,1
6,6
1,9
1,2
0,2
88,2
12,0
1,8
83,5
14,6
1,9
1977
45,8
16,4
10,8
6,9
2,0
1,4
0,2
1978
44,4
17,4
12,0
7,4
2,3
1,4
0,2
85,1
12,6
2,3
1979
42,2
17,9
13,0
7,2
2,6
2,1
0,3
85,3
12,5
2,2
1980
41,2
17,0
13,6
7,3
2,9
2,5
0,3
84,8
12,9
2,3
1979 Eerste
3 maanden
43,9
17,9
12,6
7,2
2,2
1,8
0,3
85,9
11,6
2,5
Eerste
6 maanden
43,3
17,7
12,6
7,1
2,5
2,1
0,3
85,6
12,1
2,3
Eerste
9 maanden
42,5
17,6
12,9
7,2
2,6
2,1
0,3
85,2
12,5
2,3
1980 Eerste
3 maanden
40,7
17,6
13,8
7,4
2,9
2,4
0,3
85,1
12,7
2,2
Eerste
6 maanden
40,4
17,3
13,5
7,3
2,8
2,4
0,3
84,0
13,8
2,2 2,2 2,8
Eerste
9 maanden
41,0
17,2
13,8
7,3
2,9
2,4
0,3
84,9
12,9
1981 Eerste
3 maanden
40,6
16,9
13,1
7,0
2,9
2,2
0,3
83,0
14,2
1 Exclusief de verrichtingen van een gering bedrag, de arbitrageverrichtingen, en sedert 1 december 1977, de diamanttransacties. • Bibliografische referenties : Belgische Economische Statistieken 1960-1970, Tijdschlift van de Nationale Bank van België : XLVIIIe jaargang, deel I, nr 1, januari 1973 : • Een nieuwe statistiek : verrichtingen met het buitenland, verrichtingen in buitenlandse valuta's van de ingezetenen met de Belgische en Luxemburgse geldscheppende instellingen en ter-
mijnvalutatransacties .; Lille jaargang•, deel I, nr 6, juni 1978 : • Methodologie van de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie n; LIVe jaargang, deel I, nr 1, januari 1979 • • Hervorming van de gegevens gepubliceerd onder hoofdstuk IX »; LIVe jaargang, deel II, nr 4, oktober 1979 : • De betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie op transactiebasis : statistische terugblik van 1970 tot 1978 en methodologisch overzicht »; LVe jaargang, deel II, nr 6, december 1980 : • De betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie in 1979 op transactiebasis ».
X. - VALUTAMARKT la. -OFFICIELE WISSELKOERSEN VASTGESTELD DOOR DE IN VERREKENKAMER TE BRUSSEL VERGADERDE BANKIERS Jaarlijkse cijfers (Belgische franken) Bron : Koerslijst der Fondsen- en Wisselbeurs van Brussel.
Daggemiddelden
1(I JLS.
1 r1,2itse
100 yen
1 fFrarnse
sltannel sterling
100 1 Canadese 1 '_,,rwoeoend s e Italiaanse 1 Nederlandse dollar lire gulden
1973
1
44,05
13,83
-
8,70
104,06
7,54
44,08
1973
2
40,35
-
8,76
99,30
7,09
40,63
1973
3
38,05
13,85 14,23 4 15 ,17 2 15,06
-
93,72
6,53
91,09
12,41
8,76 8 6818 ' 8 07 18 8,58
13 , 04
8 ' 7616 ) 7 ,93 12
1974
38,95
1975
36,80
1976
38,60
14,95 15,34 14 15,31 "
1977
35,84
15,44
1978
31,49
13,39
13,74
1 Zwitserse
1 Deense kroon
100 paratas
69,41
6,42
191 , 33
9,00
12,29
68,44
6,43
192 , 10 6,71 194,99 8 1 ,74 6 10 205 ,99 9 ? 7 ,11 " 7,05 208,83
8,87
12 , 37
66,36
6,46
8,78
13,10
67,62
6,40
81,45
5,64
36,19
14,54
8,86
14,24
9,85 '
4,67
39,17
14,61
8 ' 89 14
15,45
64,10 65,76 38 56,91 18
? 8,76 15 " 8,21 $a 7,31 "
S
?
6,41 211,50 6,42 14 6,2515 215 , 39
( 52,88 26 ) 23 216 , 99 ? 42 ,00 26 55, 79 68 24
6,69
7,04 7,10 14 7,00 35 6 ' 9822 6,81 " 6 ,47 E4 6,38" 5,98 " 5 5 ,89 " ? 5,81"
13,39
7,29
62,55
4,06
33,75
14,60
15,77 ,2
15,08
6,99
60,39
3,71
27,66
14,55
6,97
17,69
41,14
55 : 67 82 :21
1979
15,92 e 29,31 ) 16,20 44
13,46
6,89
62,19
3,53
25,03
14,62
6,84
17,63
43,70
5,63 43 217,0447 5,5045 224,8648 5,26 46
5,79
1980
29,22
12,97
6,92
68,01
3,42
25,01
14,71
6,91
17,45
40,83
5,19
5,92
15,65 81
16,09
1 Gemidde de van 1 januari tot 9 februari 1973. De noteringen werden geschorst, voor alle vreemde munten van 10 tot 13 februari; deze periode werd verlengd voor de Zweedse. Noorse en Deense kronen tot 14 februari en voor de peseta tot 19 februari. De maandgemiddelden hebben dus betrekking op de periode van 14, 15 of 20 februari tot 1 maart. 3 Gemiddelde van 19 maart tot 31 december 1973. De noteringen werden geschorst van 2 tot 18 maart. 4 Gemiddelde van 19 maart tot 28 juni 1973. 5 Gemiddelde van 29 juni tot 31 december 1973. 6 Gemiddelde van 19 maart tot 14 september 1973. 7 Gemiddelde van 17 september tot 31 december 1973. 8 Gemiddelde van 19 maart tot 30 juni 19'73. 9 Gemiddelde van 1 juli tot 31 december 1973. 1 0 Gemiddelde van 19 maart tot 14 november 1973. 11 Gemiddelde van 16 november tot 31 december 1973. De notering werd geschorst op 15 november. 12 Gemiddelde van 1 tot 18 januari 1974. 13 Gemiddelde van 22 januari tot 31 december 1974. De notering werd geschorst op 21 januari. 14 Gemiddelde van 1 januari tot 15 oktober 1976. 1 5 Gemiddelde van 18 oktober tot 31 december 1976. 16 Gemiddelde van 1 januari tot 14 maart 1976. 17 Gemiddelde van 15 maart tot 31 december 1976. 18 Gemiddelde van 1 januari tot 6 februari 1976. 19 Gemiddelde van 9 februari tot 31 december 1976. 20 Gemiddelde van 1 januari tot 15 maart 1976. 21 Gemiddelde van 16 maart tot 31 december 1976. 22 Gemiddelde van 1 januari tot 1 april 1977. 23 Gemiddelde van 4 april tot 26 augustus 1977. 24 Gemiddelde van 29 augustus tot 31 december 1977. 25 Gemiddelde van 1 januari tot 8 juli 1977. 26 Gemiddelde van 12 juli tot 31 december 1977. De notering werd geschorst op 11 juli. 27 Gemiddelde van 1 januari tot 4 april 1977. 28 Gemiddelde van 5 april tot 31 december 1977. 2
14,95
29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
216 ,97
226,10
l mFairrre
100 escudo
1 zaire
10,57
164,90
88,10
-
10,33
159,90
80,69
-
76,10
-
1puIerts
k
11,92
5,99
69
1 Nr00 00nrse
9,31
13,81 13,75 6 38,03 3 14 ,48 7 39,84 14,49
6
100 Oostenrijkse schilling
)
10,15
160,66
10,34
154,72
77,91
-
10,01
145,24
-
10 .01
128,71
73,61 78 ,49 2° ) 44 ,25 21
9,64 21 0.14,34 28 8,67 " ? 90,69 80
41 ,84
-
8 ,19 " 7,58 87
79, 30" 68, 45 38
39 ,56 10 ......." gi,12 29,21 43
-
7,54
60,16
28,57 40 19,07 " 14,02 51
60,36 "
568:9537 5"6
1103:09305587
7 : 96 , 53 54
)
5
Gemiddelde van 1 januari tot 27 februari 1977. De notering werd geschorst op 28 februari. Gemiddelde van 1 maart tot 31 december 1977. Gemiddelde van 1 januari tot 13 oktober 1978. Gemiddelde van 16 oktober tot 31 december 1978. Gemiddelde van 1 januari tot 10 februari 1978. Gemiddelde van 13 februari tot 13 oktober 1978. Gemiddelde van 16 oktober tot 11 december 1078. Gemiddelde van 12 tot. 31 december 1978. Gemiddelde van 13 februari tot 31 december 1978. Gemiddelde van 1 januari tot 5 mei 1978. Gemiddelde van 8 mei tot. 31 december 1978. Gemiddelde van 1 januari tot 31 oktober 1978. Gemiddelde van 10 tot 27 november 1978. De notering werd geschorst van 1 tot 9 november. Gemiddelde van 28 november tot 31 december 1978. Gemiddelde van 1 januari tot 21 september 1979. Gemiddelde van 24 september tot 31 december 1979. Gemiddelde van 24 september tot 29 november 1979. Gemiddelde van 30 november tot 31 december 1979. Gemiddelde van 1 januari tot 6 september 1979. Gemiddelde van 7 september tot 31 december 1979. Koers op 2 januari 1979. Gemiddelde van 3 januari tot 27 augustus 1979. Gemiddelde van 28 augustus Int 31 december 1979. Gemiddelde van 13 maart tot 31 december 1979. 53 Gemiddelde van 1 januari tot 24 maart 1980. 54 Gemiddelde van 25 maart tot 31 december 1980. 55 Gemiddelde van 1 januari tot 11 februrai 1980. 56 Gemiddelde van 12 februari tot 31 december 1980. 57 Gemiddelde van 1 januari tot 22 februari 1980. 58 Gemiddelde van 26 februari tot 31 december 1980:
-
60.09
X - lb. - OFFICIELE WISSELKOERSEN VASTGESTELD DOOR DE IN VERREKENKAMER TE BRUSSEL VERGADERDE BANKIERS Driemaandelijkse en maandelijkse cijfers (Belgische franken)
Bron : Koerslijst der Fondsen- en Wisselbeurs van Brussel.
Daggemiddelden
1 U.S.-dollar
1 mark
100 yen
Franse 1 frank
s1t sterlingg
100 1 Canadese Italiaanse dollar lire
1 Nederlandse gulden
1 Zweedse kroon
1 tintskerse
100 peseta
1 Deense kroon
197920kwart 3e kwart.
30,28 29,12
15,98 16,02 1 16,13 2
13,92 13,32
6,92 6,88
63,01 65,03
3,58 3,57
26,15
14,67
6,92
14,58
6,92
17,67 17,76
45,43 44,09
5,64
24,98
4ekwart.
28,62
16,21
12,04
6,91
61,80
3,49
24,38
14,60
6,81
17,62
43,19
5 ' 507
1980 lekwart. 2ekwart.
28,77 29,05
16,23 16,05
6,94
64,82
12,56 12,95
6,90
66,37 67,74
6,90 6,94
3,49 3,42
24,84
14,69 14,81
6,85
17,27 17,42
) 299
24,56 25,92
7,13
17,80
:7, 28,32
14,81
7,43
3,28
31,06
14,71
7,63
24,58 24,30 24,72
14,60
6,80 6,78
24,67 25,26
14,75 14,78
3,37
19811ekwart. 2ekwart.
33,80 37,21
16,20
16,46
16,34
16,93
6,96 6,87
77,99 77,26
1980Juni
_
28,31
16,01
Juli
-.
66,17 66,36
3,39 3,36
..
16,01 15,99
6,88 6,90
Aug.
27,98 28,64 28,70
12,99 12,67 12,79
6,90
67,86
16,04 16,03 16,06
13,38 14,11 14,48
6,90 6,93 6,94
16,09
15,15
6,95
68,95 71,34 74,02 74,34
3,38 3,37
Sept. ... Okt -. Nov. _ Dec. _
29,50 30,85 31,72
73,13
1981 Jan. _. Febr. . Maart .. April . Mei _.
32,28 34,56
16,08 16,12
15,98 16,83
6,96 6,96
77,64 79,34
34,56 35,34
16,39 16,36
16,56 16,46
6,95
77,10
37,39
16,31
6,92 6,81
76,96 78,16
Juni
38,82
16,35
16,97 17,34
6,86
76,74
I 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11
..
Gemiddelde van 1 juli tot 21 september 1979. Gemiddelde van 24 tot 30 september 1979. Gemiddelde van 1 juli tot 6 september 1979. Gemiddelde van 7 tot 30 september 1979. Gemiddelde van 1 juli tot 27 augustus 1979. Gemiddelde van 28 augustus tot 30 september 1979. Gemiddelde van 1 oktober tot 29 november 1979. Gemiddelde van 30 november tot 31 december 1979. Gemiddelde van 25 tot 31 maart 1980. Gemiddelde van 1 januari tot 24 maart 1980. Gemiddelde van 1 januari tot 11 februari 1980.
17,31
6,82 6,84
28,44
14,57
24,72
14,74 14,61
3ekwart. 4 0 kwart.
30,64
16,01 16,06
11,83
3,39
3,38 3,39 3,39
26,03 26,54
3,39 27,12 3,39 28,85 S 3,38 16 29 , 00 3,2916 3,28 29,69 3,28 3,28
31,17 32,26
14,64 14,69
6,86 6,91 7,04
42,76 41,04
1 00 Oostenr ijkse
217,31
1F n, aixe
100 escudo
61,61 59,61
5,74
7,60
57,37
226,36 225,12
5,82 5,88
7,64 10 S 56,53 1 7,96 0 è 60,19 12 7,81 59,06
226,03 226,84
5,88 6,10
7,81 8,12
57,85 59,33
228,96 231,10
6,32 6,54
8,44 8,64 7,76 7,74
58,20 57,64
9,82 9,75
7,83 7,87
57,98 57,91
9,86 9,93 10,11
225,26
5,15 5,18
40,03
5,23
17,83
40,26
5,22
18,28
40,81
5,19
17,33
40,47 39,59
5,16 5,17 5,17
224,98 225,56 225,85
5,83 5,81 5,89
5,18
226,65 226,71
5,93 6,03
8,00
58,62
226,75
6,15 6,14
8,15
59,46
8,21
39,58
17,51 17,77
39,19 39,66
5,21 5,23
14,82 14,82
7,17 7,21
17,85 17,79
40,32 40,21
14,80 14,80
7,27 7,51
17,75 17,77
40,10 40,33
14,82
7,50
17,96
40,34
14,74
7,53
17,93
7,65 7,69
18,13
40,37 40,97
5,20
14,68 14,70
5,19
231,18 230,78
18,75
41,08
5,20
231,32
12 13 14 15 16 17 18 19 20
5,25
227,05
5,23
2 2 7,14 227,89
6,17
231,66
6,41 6,46
5,23 5,22
Gemiddelde van 12 februari lot 31 maart 1980. Gemiddelde van 1 januari tot 22 februari 1980. Gemiddelde van 26 februari tot 31 maart 1980. Gemiddelde van 2 tot 20 maart 1981. Gemiddelde van 23 tot 31 maart 1981. Gemiddelde van 1 januari tot 20 maart 1981. Gemiddelde van 1 april tot 19 juni 1981. Gemiddelde van 23 tot 30 juni 1981. Gemiddelde van 1 tot 19 juni 1981.
6,39
6,60 6,57
1 Iers punt
,
7,59 7,60
39,45
17,40 17,33
1 zaire
5,87 5,80
:2: 3=,3g: 5,26 8 5,20
1 Noorse rse kroon
1
19,30 60,66 9036 60,36 14,16 6 13,96 60,11 13,90 12 9,9914 60,08 9,91 59,84 9,85 60,28 10,34
60,13
61,06
11,01
59,87
61,66
lii:g:: 59,69
59,80 60,07 60,38 60,40 60,28 60,07
60,01
10,39 10,54
8,30 8,51
60,26 61,62
10,71 11,16
59,97
8,50
61,31 61,02
11,15 11,22
59,85 59,71
61,85
11,55 59,63 11,76 20 59,72 7,0812
8,52 8,66 8,73
62,09
60,02
59,78
- 58 -
X - 2. - BIJZONDER TREKKINGSRECHT
X - 3. - MARKT VAN DE U.S.-DOLLAR TE BRUSSEL
Contantmarld
Termijnmarkt
Vrije markt Daggemiddelden
Koers in Belgische franken
Officiële markt
Officiële markt Transfers
I
Biljetten
p 3 maanden Vrije markt (transfers)
Report (+) o Deport (
(koers in Belgische franken)
-
)
(in procent n per jaar van de koers op d contantmarkt 1)
1973
2
47,82
44,05
44,14
44,16
- 1,06
- 0,52
1973
3
48,67
40,35
40,26
40,36
- 8,74
- 2,24
1973
4
45,90
38,05
38,08
38,07
- 3,80
- 2,23 + 0,99
1974
46,85
38,95
39,77
39,86
+ 2,94
1975
44,64
36,80
37,80
37,92
+ 0,74
+ 0,19
1976
44,56
38,60
39,48
39,61
+ 6,43
+ 5,12
1977
41,84
35,84
35,89
35,96
+ 1,31
+ 1,16
1978
39,35
31,49
31,96
32,03
- 0,96
- 1,40
1979
37,86
29,31
30,14
30,20
- 1,26
- 1,24
1980
38,04
29,22
29,64
29,68
- 0,06
- 0,02
1979 2^ kwartaal 3e kwartaal ie kwartaal
38,61 37,92 37,23
30,28 29,12 28,62
31,18 30,37 29,33
31,23 30,42 29,40
- 2,04 + 0,44 - 0,66
- 1,99 + 0,23 - 0,61
1980 1e kwartaal kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
37,49 37,73 37,53 39,41
28,77 29,05 28,44 30,64
29,59 29,59 28,67 30,73
29,64 29,67 28,71 30,73
- 0,77 + 2,87 + 1,78 - 3,98
1981 1e kwartaal 2' kwartaal
41,98 43,93
33,80 37,21
34,29 38,23
34,36 38,25
- 3,67 - 0,04
- 3,81 - 1,38
1080 Juni Juli Augustus September Oktober November December
37,43 37,13 37,60 37,84 38,59 39,57 40,19
28,31 27,98 28,64 28,70 29,50 30,85 31,72
28,55 28,13 28,92 28,95 29,61 30,91 31,80
28,62 28,19 28,96 29,00 29,64 30,98 31,82
+ 4,87 + 3,73 + 1,53 + 0,15 - 1,45 - 4,13 - 6,63
+ 4,97 + 3,84 + 1,58 + 0,24 - 1,36 - 3,95 - 6,41
1981 Januari Februari Maart April Mei
40,92 42,59 42,45 42,79 44,06 44,90
32,28 34,56 34,56 35,34 37,39 38,82
32,35 34,95 35,55 36,64 38,41 39,58
32,40 35,03 35,59 36,68 38,40 39,55
- 5,81 - 4,29 - 1,05 + 2,90 - 0,90 - 1,83
- 5,66 - 4,22 - 1,66 + 0,54 - 2,34
Ju ui
-
0,91
+ 2,94 + 1,86 - 3,82
- 2,34
(Koers op de termijnmarkt - koers op de contantmarkt) x 100 x 4 Koers op de contantmarkt 2 Gemiddelde van 1 januari tot 9 februari 1973. 4 Gemiddelde van 19 maart tot 31 december 1973. De noteringen werden 3 Gemiddelde van 14 februari tot 1 maart 1973. Do noteringen werden geschorst van 2 tot 18 maart. geschorst van 10 tot 13 februari. 1 Formule
- 59 -
X • 4a. - EUROPEES MONETAIR STELSEL : SPILKOERSEN VAN DE ECU, BILATERALE SPILKOERSEN EN KOERSEN WAAROP INTERVENTIE VERPLICHT IS GESTELD YAN 30 NOVEMBER 1979 TOT 22 MAART 1981 (uitgedrukt in nationale valutaeenheden . )
1311USSEL
Spilkoers van de Ecu
39,7897
AMSTERDAM
2,74362
KOPENHAGEN
7,72336
FRANKFURT
2,48208
ROME IMILA AN
1157,79
PARIJS
5,84700
DUBLIN
0,668201
De middelste waarden zijn bilaterale spilkoersen; de uiterste waarden zijn de koersen waarop interventie verplicht is
100 Belgische franken --
7,0520
19,852
6,38
3089,61
15,0290
1,71755
6,89531
19,4105
6,2380
2909,79
14,6948
1,67934
6,0990
2740,44
14,3680
1,64198
287,90
92,5250
44807,4
217,960
24,9089
281,503
90,4673
42199,5
213,113
24,3548
275,245
88,4550
39743,4
208 380
23,8130
32,870
15917,1
77,43
8,84854
32,1373
14990,7
75,7054
8,65169
31,420
14118,2
74,02
8,45922
6,7420
100 Nederlandse guldens
1483,25 1450,26
--
1418,--
100 Deense kronen
100 Duitse marken
100 Italiaanse lire
100 Franse franken
100 Ierse punten
526,90
36,330
515,186
35,5237
503,75
34,735
18,9785
--
1639,55
113,05
318,26
1603,07
110,537
311,165
1567,40
108,0775
304,23
--
3,6490
0,2516
0,70830
0,2276
3,43668
0,23697
0,667078
0,214380
3,2365
0,223175
0,62825
0,2019
49528,7
240,93
46646,--
235,568
26,9210
43931,2
230,33
26,3230
--
27,5330
0,5362
0,0612801
0,505013
0,0577135
0,4756
0,0543545
11,6881
696,--
47,99
135,095
43,4150
21025,20
680,512
46,9235
132,091
42,4505
19801,50
665,375
45,88
129,15
41,5050
18649,-
6090,20
419,950
1182,14
379,90
183978,-
894,95
5954,71
410,597
1155,84
371,457
173270,-
875,034
5822,25
401,450
1130,13
363,20
163185,--
855,55
--
11,4281 11,1789
-
- 60 X
-
4a.
-
EUROPEES MONETAIR STELSEL : SPILKOERSEN VAN DE ECU,
BILATERALE SPILKOERSEN EN KOERSEN WAAROP INTERVENTIE VERPLICHT IS GESTELD VANAF 23 MAART 1981 (uitgedrukt in nationale valutaeenheden)
Spilkoers van de Ecu
BRUSSEL
AMSTERDAM
40,7985
2,81318
KOPENHAGEN
7,91917
FRANKFURT
2,54502
ROME/MILAAN
1262,92
PARIJS
DUBLIN
5,99526
0,685145
De middelste waarden zijn bilaterale spilkoersen; de uiterste waarden zijn de koersen waarop interventie verplicht is
100 Belgische franken
--
100 Nederlandse guldens
100 Deense kronen
100 Duitse marken
100 Italiaanse lire
1483,25 1450,26 1418,-
526,90 515,186 503,75
1639,55 1603,07 1567,40
3,43 3,23048 3,04250
100 Franse franken
100 Ierse punten
696,-680,512 665,375
6090,20 5954,71 5822,25
7,0520 6,89531 6,7420
19,852 19,4105 18,9785
6,88 6,2380 6,0990
3286,80 3095,51 2915,30
--
287,90 281,503 275,245
92,5250 90,4673 88,4550
47667,30 44893,-42280,20
36,330 35,5237 34,735
--
32,870 32,1373 31,420
16933,20 15947,70
113,05 110,537 108,0775
318,26 311,165 304,23
0,236518 0,222752 0,209787
47,99 46,9235 45,88
419,950 410,597 401,450
0,665802 0,627051 0,590556
135,095 132,091 129,15
1182,14 1155,84 1130,13
15019,50
52690,10
--
49623,40 46735,30
0,213971 0,201518 0,189789
43,4150 42,4505 41,5050
379,90 371,457 363,20
--
22367,20 21065,40 19839,30
195720,-184329,-173601,--
15,0290 14,6948 14,3680
217,960 213,113 208,380
77,43 75,7054 74,02
240,93 235,568 230,33
0,504050 0,474713 0,447084
--
894,95 875,034 855,55
1,71755 1,67934 1,64198
24,9089 24,3548 23,8180
8,84854 8,65169 8,45922
27,5330 26,9210 26,3230
0,0576034 0,0542507 0,0510933
11,6881 11,4281 11,1739
-
X - 4b. - EUROPEES MONETAIR STELSEL : WISSELKOERS VAN DE ECU, AGIO OF DISAGIO YAN DE VERSCHILLENDE MUNTEN T.O.V. DE BELGISCHE FRANK EN AFWIJKINGSINDICATOREN
Daggemiddelden •
1979 1979 1979 1980
3 4 5
Wisselkoers van de Ecu in Belgische franken
Afwijkingsindicatoren 2
Agio (+) of disagio ( - ) t.o.v. de Belgische frank 1
Nederlandse gulden
Deense kroon
Duitse mark
Italiaanse lire
Franse frank
Iers punt
1,52 0,83 0,85 0,86
Belgische frank
+ + + +
Nederlandse gulden
Deense kroon
Duitse mark
Italiaanse lire
Franse frank
Iers punt
70 41 67 44
+ 28 + 27 - 5 - 26
+ 30 - 39 - 26 + 10
- 17 + 1 - 7 + 38
- 27 - 14 + 4 + 34
+ 5 + 19 - 33 - 42
- 5 ... + 23 + 2
40,35 40,17 40,33 40,60
+ + + +
0,84 0,29 1,48 1,41
+ + + +
0,76 1,69 1,94 0,68
+ 1,67 + 0,81 + 1,47 + 0,33
+ 3,73 + 1,60 + 1,17 - 0,64
+ 1,32 + 1,19 + 1,98 + 1,66
+ + + +
40,34 40,47 40,17 40,17 40,33
+ + + + +
1,12 0,54 0,47 0,27 1,48
+ 1,32 - 0,10 + 2,19 + 1,63 + 1,94
+ 1,67 + 1,92 + 0,61 + 0,84 + 1,47
+ 4,03 + 3,85 + 2,34 + 1,51 + 1,17
+ 1,71 + 1,03 + 0,90 + 1,23 + 1,98
+ 1,83 + 1,34 + 1,10 + 0,80 + 0,85
+ 78 + 68 + 39 + 41 + 67
+ 22 + 43 + 16 + 28 - 5
+ 11 + 68 - 63 - 36 - 26
- 6 - 37 + 13 ... - 7
- 32 - 24 - 28 - 12 + 4
- 8 + 19 - 5 - 21 - 33
- 11 + 1 - 14 + 2 + 23
+ + + +
+ + + +
70 29 29 49
- 8 - 6 - 34 - 54
+ 24 + 29 + 7 - 20
+ + + +
14 34 48 54
+ 6 + 31 + 50 + 50
-
26 41 43 55
+ 26 + 6 - 27 + 3
2e 3e 3e 4e 4e
kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal
1980
le 28 3e 4e
kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal
40,54 40,36 40,43 41,06
+ + + +
1,58 0,71 1,27 2,07
+ 0,87 - 0,04 + 0,44 + 1,41
+ 1,20 + 0,08 - 0,13 + 0,17
+ 1,53 - 0,64 - 1,93 - 1,50
+ + + +
1981
kwartaal le P kwartaal 11 2e kwartaal
41,61 41,63 41,42
+ 2,04 + 2,10 + 1,40
+ 1,43 + 1,16 + 0,82
+ 0,92 + 2,26 + 1,92
- 1,50 + 1,75 + 1,57
+ 2,20 + 2,19 + 0,89
+ 0,62 + 0,40 + 0,28
+ 63 + 94 + 69
- 39 - 8 + 1
- 8 + 34 + 27
+ 23 - 22 - 33
+ 55 + 5 - 1
- 53 - 15 + 29
+ 29 + 68 + 51
1980 Juni Juli Augustus September Oktober November December
40,27 40,27 40,44 40,60 40,85 41,14 41,22
+ + + + + + +
+ 0,07 + 0,30 + 0,39 + 0,63 + 1,04 + 1,42 + 1,82
- 0,11 - 0,17 - 0,26 + 0,04 - 0,04 + 0,19 + 0,40
-
1,34 2,18 1,71 1,89 1,74 1,41 1,30
+ 1,15 + 1,32 + 1,40 + 1,41 + 1,87 + 1,96 + 2,09
+ + + + + + +
+ + + + + + +
-
11 19 37 47 51 59 54
+ 17 + 9 + 6 + 5 - 9 - 20 - 33
+ + + + + + +
+ + + + + + +
-
38 44 48 37 57 54 55
+ 2 - 16. - 36 - 30 - 15 + 9 + 18
1981 Januari Februari
41,49 41,68 41,68 41,63 41,49 41,41 41,37
+ 2,01 + 1,99 + 2,13 + 2,10 + 1,65 + 1.19 + 1,34
+ + + + + + +
+ + + + + + +
- 1,51 - 1,41 - 1,61 + 1,75 + 1,63 + 1,54 + 1,53
+ 2,20 + 2,21 + 2,19 + 2,19 + 1,71 - 0,10 + 0,80
+ 0,71 + 0,54 + 0,59 + 0,40 + 0,30 + 0,20 + 0,33
- 48 - 43 - 22 - 8 + 1 0 + 1
- 18 - 18 + 18 + 34 + 37 + 24 + 19
+ 52 + 38 - 36 - 22 - 23 - 37 - 38
- 64 - 60 - 28 - 15 - 2 + 59 + 31
+ 16 + 28 + 51 + 68 4- 61 + 45 + 46
1979
le
Maa rt 12
Maart 11 April Mei Juni
6 7 8 9
0,66 0,88 1,26 1,70 1,87 2,18 2,18
1,44 1,52 1,30 1,16 0,84 0,67 0,94
0,30 0,59 2,23 2,26 2,02 1,77 1,95
1,90 1,35 1,38 1,97
(Koers van de vreemde munt in Belgische franken - spilkoers van deze munt in Belgische franken) x 100 Spilkoers van deze munt in Belgische franken 2 Het minteken wijst erop dat de betrokken munt de neiging vertoont af te wijken in de zin van een appreciatie. Het plusteken duidt vanzelfsprekend op een tegenovergestelde toestand (Voor de wijze van berekening van de afwijkingsindicator, zie Tijdschrift van de Nationale Bank van België, LIVe jaargang, Deel II - Nrs 1-2 juli-augustus 1979, bladzijden 39 tot 41, « Het Europees Monetair Stelsel » Bijlage I). 3 Gemiddelden van 13 maart tot 21 september 1979. 4 Gemiddelden van 24 september tot 29 november 1979. 1 Formule •=
0,84 0,45 1,19 0,91
0,41 0,85 1,34 1,40 1,17 0,81 0,71
22 24 26 37 42 50 55
+ 53 + 58 + 85 + 94 + 82 + 59 + 67
38 45 53 47 59 55 48
39 53 46 52 51 49 49
+ 51 + 52 + 65 + 5 + 1 - 1 - 2
Gemiddelden van 30 november tot 31 december 1979. Gemiddelden van 1 juli tot 21 september 1979. Gemiddelden van 24 tot 30 september 1979. Gemiddelden van 1 oktober tot 29 november 1979. Gemiddelden van 30 november tot 31 december 1979. 1 0 Gemiddelden van 2 januari tot 20 maart 1981. 11 Gemiddelden van 23 tot 31 maart 1981. 12 Gemiddelden van 1 tot 20 maart 1981. 5 6 7 8
X
-
5.
-
EFFECTIEVE WISSELKOERSEN Pariteiten 1975 = 100
Bronnen : N.B.B., I.M.F. U.S.dollar
Belgische frank
Daggemiddelden
Duitse mark
Yen
N.B.B.-Indexcijfers gewogen met de invoer van de B.L.E.U.
1973
97,1
97,6
96,6
98,8
92,5
111,0
1974
98,4
98,4
98,5
101,1 100,0 105,2 104,7 95,7
98,0
103,7
100,0 104,8
100,0 104,2 115,2 141,7
100,0 102,2
100,0 101,6
1977 1978
108,0 112,6
107,7 112,2
Franse frank
Pond sterling
Italiaanse lire
Nederlandse gulden
Zweedse kroon
Zwitserse frank
Deense kroon
Noorse kroon
Indexcijfers van het Internationale Monetaire Fonds
de uitvoer van de B.L.E.U.
1975 1976
I
100,0 101,4 107,1 111,1 113,7
113,0 120,1
111,3
114,7
91,2
95,8
81,9
94,9
90,3
104,0
96,8
95,5
96,0 100,0 101,2
81,2
100,0 102,3 109,2
100,0 100,3
91,3
100,0 82,3 75,5
89,0 100,0
96,0
100,0 95,6
108,3 100,0 85,6
91,3
81,5 87,2
71,1
114,4
69,4
118,3
96,0
67,2
96,3 90,5
93,6
127,4
131,5
114,0
93,6
128,8
126,5
93,4 94,4
96,8 89,1
108,5 111,5
100,0 101,3 101,8 103,9
102,8
144,2
105,3 97,9
96,8 97,0 99,2
138,6 144,4
119,6
91,1 92,2
1979 1980
114,5 113,7
115,2 114,9
1979 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
112,6 113,4 114,4
114,1 115,1 116,5
112,3 113,6 115,0
94,6 92,8 '94,3
125,1 127,5 131,8
133,3 130,3 119,0
92,2 93,0 95,4
86,8 91,2 88,5
69,3 70,1 69,7
117,0 117,8 119,8
90,5 92,0 92,5
142,0 145,7 147,6
104,7 104,7 104,2
96,4 96,9 98,3
1980 18 kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
113,5 113,9 114,1 111,2
115,8 116,3 116,4 112,9
114,7 114,8 115,0 111,6
94,5 94,4 92,0 94,5
131,8 129,6 129,4 124,3
116,5 123,1 128,5 137,9
95,6 94,8 95,1 91,9
92,9 94,5 96,6 100,1
69,6 67,7 66,9 64,6
120,7 119,5 120,7 117,6
92,5 92,0 92,4 91,9
145,1 143,8 145,5 142,2
99,5 98,1 98,8 95,3
99,3 99,5 99,5 98,3
1981 le kwartaal 2e kwartaal
108,6 v 107,6
109,3 v 107,1
108;1 106,2
98,6 105,5
119,9 118,2
146,7 143,1
88,0 84,5
101,8 97,8
61,6 58,3
113,1 109,9
90,9 90,3
135,1 134,0
90,5 87,3
96,3 96,4
114,7 114,8 114,0 113,6 112,5 111,0 110,4
117,0 117,2 116,2 115,7 114,3 112,5 111,6
115,2 115,7 115,0 114,3 112,9 111,4 110,5
91,6 91,3 92,7 91,9 92,4 95,0 96,2
129,7 130,5 129,2 128,5 126,1 124,1 122,7
129,5 127,2 126,3 131,9 136,7 136,6 140,4
95,0 95,9 95,1 94,4 93,5 91,6 90,6
94,6 95,5 96,8 97,6 99,1 101,0 100,1
67,4 67,2 67,0 66,4 65,4 64,5 63,8
120,0 121,0 120,5 120,4 119,0 117,5 116,2
91,9 92,3 92,4 92,4 92,3 92,1 91,2
144,8 146,8 144,8 145,0 144,5 142,5 139,5
98,7 99,7 98,6 98,1 96,7 95,0 94,1
99,1 99,4 99,6 99,5 99,0 98,8 97,2
109,7 110,6 108,1 108,5 108,0 108,5 108,0 108,3 v 107,4 v 106,9 v 106,8 v 106,0
109,5 107,5 107,3 107,3 106,2 105,1
95,9 99,8 100,0 102,1 106,0 108,5
121,0 118,2 120,5 120,2 117,9 116,5
146,5 147,9 145,7 143,0 143,1 143,1
89,6 87,3 87,2 86,7 83,7 83,1
103,2 102,6 99,5 99,1 98,8 95,4
62,9 61,3 60,7 59,2 58,2 57,5
114,9 112,3 112,3 111,8 109,6 108,3
90,8 90,9 91,0 91,0 90,3 89,6
137,5 133,0 134,8 134,2 132,8 135,0
92,5 89,5 89,6 89,0 87,0 86,0
96,0 96,2 96,7 97,1 97,0 95,2
1980 Juni Juli Augustus September Oktober November December 1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
Belgische Economische Statistieken 1960.1970. - Tijdschrift van dc Nationale Bank van België, LIIe jaargang, deel I, nr 5, mei 1977: • De indexcijfers van de gewogen gemiddelde
LIVe jaargang, deel II, hoofdstuk X : • Valutamarkt • van het gedeelte van het Tijdschrift nr 5, december 1979 : • Europees Monetair Stelsel : bijwerking van de cijfers ». - International
of effectieve wisselkoers van de Belgische frank », LIVe jaargang, deel II, nrs 1-2, juli-augustus 1979 . Het Europees Monetair Stelsel », LIVe jaargang, deel II, nr 3, september 1979 : • Wijzigingen in
Financiat Statistica
Bibliografische referenties :
- IMF Survey.
- 63 -
XI. - RIJKSFINANCIEN 1 1. - ONTVANGSTEN EN UITGAVEN VAN DE SCHATKIST VOORTVLOEIEND UIT DE VERRICHTINGEN VOLGENS BEGROTING 2 ( Miljarden franken) Bron : Minieterie aan Financiën. Lopende verrichtingen
Periode
excl.
I
incl.
Kapitaalverrichtingen
3
Uitgaven
Ontvangsten
excl.
I
incl.
Saldo )= (1) - (8) of (2)- (4)
de ontvangsten afgedragen aan de Europese Gemeenschappen
Ontvangsten Uitgaven
4
Saldo
Totaal begrotingssaldo
(g)
(7)
(8) = (81-(7)
(9) = (81+ (8)
0,6
5,7
62,9
- 57,2
- 57,8
662,8
- 42,8
7,6
78,6
- 71,0
-
113,8
750,5
762,7
- 54,3
8,2
85,5
- 77,3
-
131,6
(1)
(2)
(3)
(4)
1974
512,8
522,6
513,4
523,2
-
1975
609,5
620,0
652,3
1976
696,2
708,4
1977
785,5
798,0
860,6
873,1
- 75,1
8,7
95,3
- 86,6
-
161,7
1978
879,3
891,2
960,3
972,2
- 81,0
10,4 ,
108,1
- 97,7
-
178,7
190,0
196,5
291,7
298,2
-101,7
2,8
37,3
- 34,5
-
136,2
-
141,8
6,1
59,7
-
53,6
-195,4
1979 Eerste
3 maanden
Eerste
6 maanden
424,6
438,1
566,4
579,9
Eerste
9 maanden
670,2
690,8
800,5
821,1
-130,3
9,4
90,8
- 81,4
-211,7
945,5
973,3
1.036,7
1.064,5
- 91,2
12,7
126,3
-113,6
-204,8
12 maanden 1980 Eerste
3 maanden
208,1
215,8
309,4
317,1
-101,3
3,1
40,5
- 37,4
-138,7
Eerste
5 maanden
378,3
391,2
518,6
531,5
-140,3
5,0
62,8
- 57,8
-198,1
Eerste
6 maanden
461,8
477,5
626,2
641,9
-164,4
6,0
75,0
- 69,0
-233,4
Eerste
7 maanden
584,0
602,4
738,1
756,5
-154,1
7,0
86,5
- 79,5
-
- 93,2
-248,3
233,8
651,9
672,7
807,0
827,8
-155,1
7,9
101,1
9 maanden
720,1
743,4
899,3
922,6
-179,2
9,2
113,4
-104,2
-283,4
Eerste 10 maanden
826,4
852,3
979,7
1.005,6
-153,3
10,4
132,5
-122,1
-275,4
Eerste 11 maanden
888,2
916,7
1.052,7
1.081,2
-164,5
11,3
142,1
-131,1
-295,8
12 maanden
999,7
1.030,8
1.147,1
1.178,2
-147,4
12,7
157,3
-144,6
-
83,8
86,7
111,4
114,3
- 27,6
0,9
15,9
- 15,0
- 42,6
Eerste Eerste
8 maanden
1981 Eerste maand
292,0
Eerste
2 maanden
151,2
157,0
236,3
242,1
- 85,1
2,0
25,4
- 23,4
-108,5
Eerste
3 maanden
221,5
230,3
357,0
365,8
-135,5
3,1
42,5
- 39,4
-174,9
4,1
57,2
- 53,1
-222,0
5,0
68,7
- 63,7
-270,8
Eerste
4 maanden
319,8
331,8
488,7
500,7
-168,9
Eerste
5 maanden
380,7
395,8
587,8
602,9
-207,1
1 De statistieken betreffende de staatsschuld zijn opgenomen onder hoofdstuk XVI. 2 Werkelijke ontvangsten en uitgaven gedurende iedere periode, ongeacht het begrotingsjaar waarop zij betrekking hebben, ezel. de interne overschrijvingen. 3 De cijfers van kolom (1) omvatten sommige ontvangsten die, buiten de begroting, rechtstreeks worden aangewend voor specifieke uitgaven
van een zelfde bedrag die begrepen zijn in de cijfers van kolom (8). Deze kolommen omvatten noch de douanerechten en, vanaf 1979, noch het deel van de belasting over de toegevoegde waarde, die als eigen middelen worden afgedragen aan de Europese Gemeenschappen. Ze zijn daarentegen wel opgenomen in de kolommen (2) en (4). 4 De buitengewone of kapitaaluitgaven gepubliceerd door het Ministerie van Financiën omvatten de investeringsuitgaven van het Wegenfonds.
XI • 2. - KASRESULTAAT VAN DE SCHATKIST EN FINANCIERING ERVAN (Miljarden franken) Bron : Ministerie van Financiën. . Totaal Periode
1974 1975 1976 L977
saldo 1
Gelden van derden en thesaurieverrichtingen
Aflossingen van de schuld 2
Kasresultaat
(1)
(2)
(3)
(4)= (1) -I- (2)4- (3)
- 57,8 -113,8 -131,6 -161,7
+ 4,3 + 9,6 + 0,5 --1,5
-39,3 -35,0 -47,5 -48,6
- 92,8 -139,2 --178,6 -211,8
Te financieren totaal
Speciale beleggingen 3
(5)
... ... ... ...
(6) = (4)+(5)
Nettoopb rengst van geconsolideerde leningen 4
of - [(7) +(13)1
(7)
- 92,8 -139,2 --178,6 --211,8
+ 84,9 +122,8 1-126,7 -h178,6
Financiering Veranderingen van de vlottende schuld 5
Opneming op de marge bij de N.B.B.
Portefeuille van de financiële instellingen
Postchequerekeningen particulieren
Vreemde munten
(8)
(9)
(10)
(11)
+ 4,7 - 0,9 4-16,4 +16,4
- 3,2 +15,2 +27,6 A-26,1 Rentenfonds
L978
--178,7
+ 1,8
-56,9
-233,8
...
-233,8
1-194,0
L979 Eerste 3 maanden Eerste 6 maanden Eerste 9 maanden 12 maanden
-136,2 -195,4 -211,7 -204,8
+ 1,4 +12,2 + 6,5 - 0,7
-17,8 -37,4 -58,3 -79,3
-152,6 -220,6 -263,5 -284,8
... ... ... ...
-152,6 -220,6 -263,5 -284,8
+ 35,4 +112,6 +181,1 +209,0
1980 Eerste 3 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden
-138,7 -198,1 -233,4 -233,6 -248,3 -283,4 -275,4 -295,6 -292,0
+ + + + + + +
0,8 1,0 0,2 4,0 1,4 3,5 2,0 3,6 1,0
-18,2 -30,4 -38,1 -45,2 -51,8 -58,7 -67,2 -73,1 -80,4
-156,1 -229,5 -271,7 -274,8 -298,7 -338,6 -340,6 -365,1 -371,4
... ... ... ... ... ... ... ... ...
-156,1 • -229,5 -271,7 -274,8 -298,7 -338,6 -340,6 -365,1 -371,4
+ 78,2 + 98,6 +153,3 +168,7 +168,7 +167,9 +212,0 -h212,0 +212,0
981 Eerste maand Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden
- 42,6 -108,5 -174,9 -222,0 -270,8
+ + + +
1,8 1,7 4,0 0,3 6,3
- 6,5 -12,6 -19,3 -26,5 -34,9
- 47,3 -122,8 -190,2 -248,2 -299,4
... ... ... ... ...
- 47,3 -122,8 -190,2 -248,2 -299,4
+ 16,3 + 70,0 + 91,8 + 90,8 + 90,7
2 3
Cf. tabel XI-1. Contractuele aflossingen (d.w.z. via uitloting of door terugkoop ter beurze gedurende de looptijd van de lening) ten laste van de Schatkist en van het Wegenfonds. Vermeerdering (-) of vermindering (+) van de voorlopige beleggingen van de Schatkist in handelspapier
en van haar tegoeden in rekening-courant. 4
Nominaal bedrag van de uitgegeven leningen min de uitgiftekoeten en -premies met betrekking tot die
leningen en min de aflossingen op een tussentijdse vervaldag of op de uiteindelijke vervaldag van eerder uitgegeven leningen.
5
6
...
...
... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ...
... ... ... ... ...
...
+ + + +
2,3 3,7 7,4 3,1
...
..• ... ...
Diversen
6
(12)
Totaal (18) = (8) tot (12)
+ 4,1 - 1,6 + 0,5 -12,4
+ 7,9 + 16,4 + 51,9 + 33,2
Andere
-
7,5
+ 29,2
+
3,8
+ 12,2
+ 2,1
+ 39,8
+ + + +
13,3 33,1 31,7 36,5
+107,2 + 43,4 + 17,3
-+ -
2,8 3,2 4,8 2,7
-- 0,2 + 28,7
-- 0,3 -- 0,4
+ 38,9
-- 0,7
+ 32,3
+ 0,8
+117,2 +108,0 + 82,4 + 75,8
+ 20,2 + 21,2 + 7,5 - 11,5 + 5,2 + 14,7 + 23,9 + 17,2 + 24,7
+ 46,0 + 88,0 + 83,3
+
1,2 3,3 7,8 6,1 6,5 1,8 0,3 0,4 3,5
+ 10,7 + 18,7 + 20,1 + 15,5 + 15,2 + 14,5 + 14,7 + 24,5 + 24,6
-- 0,2 -- 0,3 -- 0,3 - 0,6 -- 0,6 -- 0,2 - 0,3 -- 0,2 - 0,3
9,0 2,5 1,2 9,0 0,8
- 9,6 - 12,4 - 13,5 + 27,7 + 33,4
-- 0,1 - 0,1 - 0,1 - 0,2 - 0,2
+ 3,0 + 7,2 + 31,4 + 26,1 + 21,1
+ 8,9
+ 96,6 +103,7 +139,9 + 90,6 A-111,2 A-106,9
+ + + + + + +
+ 28,7
+
+ 60,6
--
+ 81,8 + 94,8 1-153,6
-+ +
+ 77,9 4-130,9
A 118,4 -
+106,1 +130,0 +170,7 +128,6 -h153,1 4-159,4 + 31,0 + 52,8 + 98,4 +157,4 A-208,7
Schuld op middellange en korte termijn, met uitzondering van de veranderingen in de portefeuille schatkistcertificaten van het I.M.F., die geen weerslag hebben op het volume van de voor de financiering beschikbare middelen. Omvat onder andere de veranderingen in de portefeuilles schatkistcertificaten van de niet-financiéle instellingen van de overheidssector en, tot 1977, die in de portefeuille certificaten van de tranche B van het Rentenfonds.
XI - 3. - NETTOFINANCIERINGSBEHOEFTEN VAN DE SCHATKIST EN HUN DEKKING (Miljarden franken) Bron : Ministerie van Financiën. Dekking 3
Periode
Totaal begrotingssaldo 1
Veranderingen van het uitstaande bedrag in Baig:sche franken
Saldo van de extrabudgettaire verrichtingen
Nettofinancieringsbehoeften van de Schatkist
2
34
(2)
( 3) = (1) 4- (2)
(4)
(I)
-
van de gevestigde leningen
van de vlottende schuld 6
Totaal
(5)
(6) = (4) -I- (5)
Veranderingen van het directe en indirecte beroep op de N.B.B. Schatkistcertificaten en Schatkistbezit z in het be certificaten van het in het bezit Rentenfonds en gefinancierd van de N.B.B. door (marge) voorschotten van de N.B.B. (8) (7)
1974
- 57,8
+
0,4
- 57,4
+ 50,9
+
3,3
+ 54,2
+
4,7
1975
-113,8
+
4,5
-109,3
+ 94,4
+ 14,3
+108,7
-
0,9
+
Schuld in buitenlandse valuta's
Totaal
7
(9)
( 10 ) = ( 7 ) + (8) -I- (9)
-
1,5
+
3,2
2,9
-
1,4
+
0,6
...
1976
-131,6
-
1,5
-133,1
+ 82,3
+ 34,9
+117,2
+ 16,3
+
0,7
-
1,1
+ 15,9
1977
-161,7
-
5,7
-167,4
+134,7
+ 17,6
+152,3
+ 16,4
-
0,8
-
0,5
+ 15,1
L978
-178,7
-
4,2
-182,9
+143,7
+ 14,4
+158,1
...
+ 13,2
+ 11,6
+ 24,8
1979 Eerste 3 maanden Eerste 6 maanden Eerste 9 maanden 12 maanden
-136,2 -195,4 -211,7 -204,8
+ + + -
0,1 8,7
+ 18,9 + 79,0
1,8 7,0
-136,1 -186,7 -209,9 -211,8
+126,1
+104,1 + 46,1 + 11,8 + 6,9
+123,0 +125,1 +139,7 +133,0
... ... ... ...
+ + + +
13,3 33,1 31,7 36,5
- 0,2 + 28,5 + 38,5 + 42,3
+ 13,1 + 61,6 + 70,2 + 78,8
1980 Eerste 3 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden
-138,7 -198,1 -233,4 -233,6 -248,3 -283,4 -275,4 -295,6 -292,0
+ + -
0,4 1,9 3,5 0,9 2,2 6,1 1,9 1,4 4,7
-139,1 -200,0 -236,9 -232,7 -250,5 -277,3 -277,3 -297,0 -296,7
+ + + + + + + + +
36,3 28,4 64,9 60,5 54,5 39,7 81,7 76,6 69,6
+ 47,0 + 91,0 + 90,8 +102,1 +109,5 +141,5 + 90,1 +111,4 +110,1
+ 83,3 +119,4 +155,7 +162,6 +164,0 +181,2 +171,8 +188,0 +179,7
... ... ... ... ... ... ... ... --•
+ 20,2 + 21,2 + 7,5 - 11,5 + 5,2 + 14,8 + 23,9 -1- 17,2 + 24,7
+ 35,6 + 59,4 + 73,7 + 81,6 + 81,3 + 81,3 + 81,6 + 91,8 + 92,3
+ 55,8 + 80,6 + 81,2 + 70,1 + 86,5 + 96,1 +105,5 +109,0 +117,0
L981
- 42,6 -108,5 -174,9 -222,0 -270,8
-
0,7 7,8 4,9 8,8 2,7
- 43,3
- 6,4 + 21,0 + 21,7 + 12,4 + 3,7
+ 38,7 + 60,0 + 81,9 +113,5 +162,6
+ 32,3 + 81,0 +103,6 +125,9 +166,3
... ... ... ... ...
+ 1,9 + 5,2 + 30,2 + 16,3 + 12,7
+ + + + +
+ 11,0 + 35,3 + 76,2 +104,9 +107,2
maand Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden le
-116,3 -179,8 -230,8 -273,5
1 Cf. tabel XI-l. 2
Het saldo van de extrabudgettaire verrichtingen omvat niet alleen de gelden van derden en de schatkistverrichtingen (kolom (2) van tabel XI-21, maar ook de uitgaven van parastatale instellingen, andere dan het Wegenfonds, gefinancierd door de uitgifte van indirecte leningen. Het wordt bovendien beinvloed door uitgifte- en delgingsverschillen.
3
Het verschil tussen deze kolom en kolom (4) . Rasresultaat van het tabel XI-2 wordt verklaard door het feit dat, enerzijds, de netto financieringsbehoeften rekening houden met een aantal verrichtingen die niet in aanmerking zijn genomen voor de berekening van het « Kasresultaat (genoemde verrich-
+127,9
9,1 30,1 46,2 88,6 94,5
tingen werden opgesomd in noot 2 en anderzijds, dat de nettofinancieringsbehoeften de contractuele af.ossingen niet bevatten. 4 Cf. tabel XVI-3b. Iel. de veranderingen in de indirecte schuld. 6 Schuld op middellange en korte termijn met uitzondering van het directe en indirecte beroep op • de N.B.B. 7 Aangezien de Schatkist hun opbrengst aan de N.B.B. afstaat tegen Belgische franken worden deze leningen in buitenlandse valuta's eveneens beschouwd als een indirect beroep op de N.B.B.
XI • 4. — BELASTINGONTVANGSTEN PER KALENDERJAAR ( 1 ) (Miljarden franken)
Maandgemiddelden of maanden
BELASTING OP DE TOEGEVOEGDE WAARDE EN REGISTRATIERECHTEN
1
Inclusief de douanerechten, en vanaf 1979, een deel van de belasting op de toegevoegde waarde, als eigen middelen, afgedragen Gemeenschappen.
aan de Europese
XI - 4. - BELASTINGONTVANGSTEN (per kalenderjaar) 1 (Miljarden franken) Bron : Ministerie van Financiën. Lopende ontvangsten
Periode
Directe belastingen 2
B.T.W. waarvan : Douaneen vooruit- rechten en betalingen accijnzen registratie
(6)
62,4 68,7 72,2 73,4 78,8 81,2
179,5 215,2 236,6 264,9 266,7 279,9
591,3 671,9 757,0 852,3 909,4 954,1
28,9 38,3 59,7 1,7 27,0 37,6 56,7 1,9 23,3
20,0 19,0 20,6 20,3 20,1 20,5 20,3 18,5 19,3
67,1 69,8 79,1 59,5 72,0 69,0 79,4 58,8 72,1
1,5 35,0 0,5 2,1 31,2 0,5 25,0 1,3 ... 0,6 21,9 0,6 0,8
6,7 7,0 6,1 7,4 7,1 6,6 6,6 6,0 6,0 6,5 6,2 5,7 7,4
21,9 30,6 23,0 15,4 25,9 20,5 33,0 24,3 15,6 18,9 31,7 18,4 22,0
1975 1976 1977 1978 1979 1980
349,4 388,0 448,2 514,0 563,9 593,0
78,5 91,7 104,0 108,8 129,6 123,0
kwartaal kwartaal 45 kwartaal 1980 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1981 le kwartaal 2' kwartaal
135,8 148,8 167,4 118,6 145,3 160,2 168,9 128,5 146,5 47,3 83,9 37,3 39,0 71,1 33,0 64,8 48',1 43,2 37,2 57,3 34,8 54,4
1 2 3
(g)
Totaal der belastingontvangsten
Totaal (5) -- (1) + (3) -1- (4)
(2)
1980 .Juni juli Augustus September Oktober November December 1981 -Januari Februari Maart April Mei Juni
Kapitaalontvangsten 4
(4)
(1)
197i) 2e 3e
3
Totaal van de belastingontvangsten, incl. die welke worden
Lopende ontvangsten, inclusief die welke worden afgedragen aan de Europese Gemeenschappen
afgedragen
DouaneB.T.W. rechten en en accijnzen registratie
aan de Europese Gemeenschappen (11) = (10)=(1) + ((fl+ (g) (6)-1- (10) Totaal
(7) = (6)
(8)
6,6 7,2 7,9 9,5 11,7 11,3
597,9 679,1 764,9 861,8 921,1 965,4
73,0 80,8 84,7 85,3 92,6 97,3
179,5 215,2 236,6 264,9 280,7 294,9
601,9 684,0 769,5 864,2 937,2 985,2
608,5 691,2 777,4 873,7 948,9 996,5
222,9 237,6 267,1 198,4 237,4 249,7 268,6 205,8 237,9
3,0 3,1 3,0 2,8 2,7 2,8 3,0 2,9 2,7
225,9 240,7 270,1 201,2 240,1 252,5 271,6 208,7 240,6
23,6 22,6 24,1 24,2 24,4 24,3 24,4 22,6 23,8
70,5 73,4 82,6 63,2 75,7 72,8 83,2 63,5 76,8
229,9 244,8 274,1 206,0 245,4 257,3 276,5 214,5 247,1
232,9 247,9 277,1 208,8 248,1 260,1 279,5 217,5 249,8
75,9 121,5 66,4 61,8 104,1 60,1 104,4 78,4 64,8 62,6 95,2 58,9 83,8
0,9 0,9 0,9 1,0 1,0 0,9 1,1 0,9 0,9 1,1 0,9 0,8 1,0
76,8 122,4 67,3 62,8 105,1 61,0 105,5 79,3 65,7 63,7 96,1 59,7 84,&
8,2 8,3 7,3 8,7 8,6 7,9 7,9 7,3 7,4 7,9 7,8 7,2 8,8
23,1 31,9 24,2 16,7 27,1 21,8 34,3 25,9 17,1 20,5 33,2 20,0 23,6
78,6 124,1 68,8 64,4 106,8 62,7 107,0 81,3 67,7 65,5 98,3 62,0 86,8
79,5 125,0 69,7 65,4 107,8 63,6 108,1 82,2 68,6 66,7 99,2 62,E 87,E
(5)+
(9)
van de belasting over de toegevoegde waarde, worden als eigen middelen afgedragen aan de Europese Gemeenschappen. Deze afgedragen ontvangsten zijn opgenomen in de bedragen van de kolommen (8) tot (11). 4 Successierechten.
Excl. de opcentiemen ten voordele van de provincies, gemeenten, agglomeraties en federaties van gemeenten. Incl. de vooruitbetalingen. Inclusief de belastingsontvangsten die buiten de begroting om. rechtstreeks werden toegewezen. De douanerechten en, vanaf 1979, een deel
XI • 5. - INDELING YAN DE BELASTINGONTVANGSTEN (Miljarden franken) Bron : Ministerie van Financiën.
Opbrengsten
A. Lopende ontvangsten 2 : I. Directe belastingen onroerende voorheffing roerende voorheffing voorafbetalingen vennootschapbelast. (kohieren) personenbelasting (kohieren) bedrijfsvoorheffing diversen II. Douanerechten en accijnzen III. B.T.W. en registratie B. Kapitaalontvangsten Totaal 2
Ramingen
593,0
621,3
1,4 58,7 123,0 2,6 26,8 364,7 15,8
1,6
Opbrengsten
Ramingen
Opbrengsten
Ramingen
47,3
48,1
54,4
56,5
0,1
365,9 15,9
1,5 0,3 2,0 34,8 1,2
7,4 2,0 0,4 1,8 35,3 1,2
0,8 - 0,3 0,9 43,0 1,8
0,1 8,8 1,6 0,2 1,4 43,0 1,8
82,6 291,9
6,7 21,9
6,5 23,2
7,4 22,0
6,5 24,5
55,5
7,5
143,7 6,2
32,5
81,2 279,9 11,3
12,6
965,4
1.008,4
•
8,1
0,9
1,1
1,0
1,1
76,8
78,9
84,8
88,6
-
-43,0
Verschil t.o.v. de ramingen
1981 : Juni
1980 : Juni
1980
3,8
2,1
C. Totale ontvangsten, inclusief die welke worden afgedragen aan de Europese Gemeenschappen
Verschil t.o.v. de ramingen
1.035,4
996,5
79,5
87,8
-38,9
1 Excl. de opcentiemen ten voordele van de provincies, gemeenten, agglomeraties en federaties van gemeenten. 2 Inclusief de belastingontvangsten die buiten de begroting om recht. streeks werden toegewezen ; exclusief de ontvangsten die als eigen middelen worden afgedragen aan de Europese Gemeenschappen. Deze afgedragen ontvangsten zijn begrepen in de bedragen van de post C. N. B. - Het Belgisch Staatsblad publiceert maandelijks volledige en omstandige gegevens over de belastingontvangsten. Bibliografische referenties : Tijdschrift voor Documentatie (Ministerie van Financiën). - Statistisch Jaarboek van België. - Statistisch Tijdschrift
tan het N.I.S. - Belgisch Staatsblad - Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting : XLIIe jaargang, deel I, nr 3, maart 1967 : e Hoofd-
stuk XI ■ Rijksfinanciën . van het s atistisch gedeelte - Wijziging van sommige gegevens a. - Tijdschrift van de Nationale Bank van België, XLVIle jaargang, deel II, nr 5, november 1972 : ■ De begroting 1973 in het licht van het verloop van de overheidsfinanciën van 1967 tot 1973 a. - XLIXc jaargang, deel I, nr 5, mei 1974, Le jaargang, deel I, nr 4, april 1975 en LVe jaargang, deel II, n* 7.8 juli-augustus 1980 : Rijksfinanciën ■ van het statistische gedeelte Hoofdstuk XI : . Wijziging van sommige gegevens s,
XII.
-
VORDERINGEN EN SCHULDEN IN DE BELGISCHE ECONOMIE
XII - la. - UITSTAANDE VORDERINGEN EN SCHULDEN OP 31 DECEMBER 1978
Milj arden fr '
VORDERINGEN PER SECTOR EN PER SOORT
( 1)
t ics
bed
(1)
Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Obligaties Andere leningen voor meer dan een jaar Diversen (Aandelen en deelnemingen)
(2:
idsl
Totaal ... Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Certificaten voor ten hoogste een jaar Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet ,verkrijgbaar door elke belegger Andere leningen voor meer dan een jaar Diversen (Aandelen en deelnemingen)
tb
na t itki 3)
Totaal ... Gelden van derden Certificaten voor ten hoogste een jaar Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Diversen
ids rs ge r
Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Andere leningen voor meer dan een jaar Diversen Totaal ... Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Certificaten voor ten hoogste een jaar Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Reserves van de sociale verzekering Diversen
Sec rze
(558,0) 87,2
Totaal
( 0)
pavilmin g
Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Overige verplichtingen voor ten hoogste een jaar t.o.v. de overwegend geldscheppende instellingen 1 Obligaties Verplichtingen van de internationale kredietinstellingen nit hoofde van de inschrijving van België Diversen (Aandelen en deelnemingen)
(2)
(3)
1,0
-
. . . 0,3 11,2 (5,9) 12,5
. . .
(.5))
(8)
. . .
...
. . . 2,2 101,8 (0,1) 104,0
0,5 45,7 .15,5 (0,7) 61,7
•• • 1,6 0,1
. . . . ..
0,1
13,5 (29,3) 13,5
0,6 (19,6) 1,0
1,8
•• • 0,3 0,1
-
2,6 7,7 5,8 . . .
379,0
. . . 4,1 7,3 0,2 7,4 19,0
-
-
-
-
73,2 6,6 79,8
0,2 . .. 8,2 1,2 9,6
. . . •• . 0,1 . . .
(
.) 0,1
Overwegend hep-
Buitenland
pende insteltingen
2,8
9,0 (2,4) 9,0
Sociale verzekering
-
8,7 370,3 Totaal
TI
20,3 66,9
Staat (Schatkist)
Financiële instellingen
gelds
c
Privébedrij ven Overheideen bedrijven particulieren
Over he idssec tor n ie t e lde rs verme ld (o. m. lage re o ve r he id)
Nationale niet-financiële sectoren
8,9
( ...) 11,7 0,1. 1,4 •• • 0,2 1,1 5,8 2,9 11,5
Rentenfonds
(7 )
(8)
216,2 510,1 11,9 . . . •- . (2,4) 738,2
-
2,5 1,0 1,2 20,9 27,5 0,2 . . . (0,3) 53,3
Inst. 1-oor Spaarliassen. overzekering i ,_ I , v , hypotheekP ie' '- C" " paan _ en tegen en satieinaat" b eongevallen, schappijcit pensio e nfon sen (0) (10)
-
27,0 8,7 26,7 498,8 0,3 (2,7) 561,5
2,2 ... (-) 2,2
1,3 . . . . . . 20,4 11,4 0,5 •• • (0,7) 33,6
(-)
16,1
. . . 0,7 9,6 . . . 30,4 40,7
3,8 57,3 1,2 0,8 0,8 63,9
84,0 60,7 332,4 52,3 3,4 532,8
... 16,0 14,4 ... ... 30,4
. . . 21,0 157,0 10,7 13,8 202,5
. . . -
-
.• . -
•• . 3,8 ... 3,8
. . . .. . .. .
. . . .. . 0,3 . • . 0,3
. .. .. . ... 13,0 0,3 13,3
. .. 0,1 ... . .. 8,9 5,5 14,5
.. . ... ... ...
0,6 •• . •. • 7,5 0,2 8,3
-
2,7 -
2,3 86,9 103,3
... -
9,1 0,2
1.033,4 37,9
•• •
1,7
(--)
4,1 (0,1)
.. .
--•
0,1
. • .
-
-
7,4 (0,3)
34,0 12,2 (1,0)
-
2,2
(--)
19,4 7,4 (7,9)
1,2
103,0 62,2 56,7 51,2 (52,6) 291,9 126,6 207,8 1.069,4 65,3 61,6 1.530,7 - • •
97,3
21,8
4,7 12,9
0,4 52,2 174,5 51,1 293,9 21,9 594,0
0,2
. ..
. . . . . . 1,7 . . . 18,6 (0,7) 20,3
126,3
(584,1) 2.180,9
. . . . . . 0,6 ... •• . 0,6
0,2
-
• • -
546,5 151,0 1.095,9
•• •
0,7
0,6
2,1
261,2
0,0 8,9 19,9 249,6 1,0 288,4
13,1 13,1
-----,
0,8 10,0 . . . 2,6 14,0 50,0 •• • (1,0) 77,4
2,1 . . . . . . . .. -. • (...)
0,2 29,3 16,9 36,1 .- . 82,5
0,2 . . .
3,5 3,5
12,1 7,4 .. . 477,6 0,1 ( ...) 497,2
(13) (1) tot (12)
•• •
0,2 .. .
. ..
(12)
•• •
0,7 . ..
. . . ...
. . . . . . 9,0 6,3 0,2 •• • (0,3) 1 5,5
(11)
Totaal van de schulden
27,5 0,3 . . . . . . .. . 27,8
. . . .. .
. . . . . . . . . . .. ...
36,6 117,0 3,9 (1.2,6) .157,5
Niet bepaalde sectoren en aanpassingen
•• • -10,0 60,1 0,4 2,3 102,8
•• . 0,4 43,0 42,3 .11,6
-• • 21,5 74,1 95,6
. . .
. kredietinstellingen van de overheidsseeior
115,7
17,8
•• •
0,7 1,8
1,8 .. • 0,4 . .. 2,2
. . . •• • ... 10,7 10,7
19,7 34,5 100,6 157,3
15,5 ...
. . . ...
2,3 114,8 203,5
4,6
0,1
...
1.033,4 66,2
•• . (3,1)
... (-)
... (•••)
. • . . . . 2,6 6,3 8,9
•- •
53,4 33,3 (12,4)
Overwegen d :ldselreppen de ins tel ling en ( 7)
Geld Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Andere brutoverplichtingen tegenover het buitenland Andere deposito's in buitenlandse valuta's voor ten hoogste een jaar Andere deposito's op gewone boekjes Andere deposito's voor ten hoogste een jaar Verplichtingen niet elders vermeld Deposito's voor meer dan een jaar Kasbons en obligaties, voor meer dan een jaar Diversen (Aandelen en deelnemingen)
(e 1, 1 em 9) in: p h
rbe nch
. .. -
37,8 ... -
3,9 -
... -
3,9 -
9,2 1.305,6 -
0,3 (0,2)
5,4 -
•• . . .. -
187,1 1,3 0,4 0,1 (3,2)
... ... ( .) ...
12,0 2,5 -
1,9 -
1,2 ... -
. . . . -. -
6,2 ... 0,1 1,0 0,3 (1,2)
0,1 -
2,8 . ..
. . • . .. . .. . ..
0,7 . . . (0,8)
. .. 0,6
121,4
2,7
4,6
121,4
3.198,3
2,0 .. .
-
- •• . . . 1,3 . ..
0,3
29,9 5,2 3,1
22,1
784,9 17,1 1.305,6 29,7 337,4 257,2 187,1 30,3 126,0 123,0 (40,0)
37,8
7,8
1.314,8
194,3
-
-
2,8
•• • 0,1 -
-
•• • 0,9 -
. . . 29,9 0,9 •• •
---
-
-
2,8
0,1
-
0,9
30,8
-
2,0
-
1,3
0,3
38,2
43,6 545,5 38,2 68,8 34,1 176,2 1,1 13,7 (3,6)
0,2 2,7
0,5 1,8
5,3 9,2
0,2 5,6 0,3
2,3 •• . .. . 8,8 -
2,5 . .. .. . . . . 1,1
0,4 .. .
57,5
.. . . . .
14,7
. ..
•. .
0,1 . . . . .. 0,6 0,1 (2,0)
2,5 24,4
6,1 . . .
•• • .. . (-)
. .. •• •
-. .
•• • 0,3 0,5
.. . 0,6 .. . (1,1)
. .. 0,6 . ..
.. . .. . 36,6
8,9 545,5 83,3 69,1 34,1 184,1 1,1 65,6 (6,7)
921,2
2,9
0,8
17,0
14,5
6,1
17,2
. . .
0,8
27,5
4,2
37,0
92,1 367,1 5,8 (3,3)
. . . . . .
0,4
. . . . . .
. . . 0,2
. . . .. .
. . . . ..
. . . (-)
. . . . . . (0,1)
. . . . . . (...)
. .. .. . ( --)
. . . 1,3 (...)
92,1 367,1 7,7 (3,4)
Totaal ...
4(35,0
. . .
0,4
. . .
0,2
. . .
. . .
. . .
. . .
. . .
1,3
466,9
Geld Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Deposito's op gewone boekjes Andere deposito's voor ten hoogste een jaar Kasbons voor ten hoogste 1 jaar, verkrijgb. door elke belegger Kasbons voor ten hoogste 1 j., niet verkrijgb. door elke belegger Kasbons en oblig., voor meer dan 1 j., verkrijg. door elke beleg. Kasbons en obligaties, voor meer dan een jaar, niet verkrijgbaar door elke belegger Diversen (Aandelen en deelnemingen)
8,7 0,1
-
-
0,1 0,7
. . .
101,3 20,5 59,7 380,0
6,4 . . . . .. 0,5
-
-
-
0,4 .. . 3,4 0,4 .. . 26,6
.. . 0,4 6,6 0,6 .. . . . . 13,5
. . . ... . .. . . . ... . ..
9,4 1,7 7,3 101,3 66,0 60,2 6,2 565,2
.. . 0,1 ( ...)
. . . 31,0 (1,6)
17,1 .. . (...)
3,2 1,1 (...)
9,5 67,2 (...)
111,7 102,0 (2,9)
7,0
31,0
Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Certificaten voor ten hoogste een jaar Diversen
Geld Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Deposito's op gewone boekjes Andere deposito's voor ten hoogste een jaar Deposito's voor meer dan een jaar Kasbon voor ten hoogste een jaar Kasbons en obligaties, voor meer dan een jaar Wiskundige reserves Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal ...
Kredietinstellingen van de overheids sec tor ( 11)
0,1 -
1,6 -
1,9
Totaal
ger
29,7 337,4 244,1 28,9 123,9 0,3 (34,6)
8,8 -
8,9
Totaal ...
Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Reserves van de sociale verzekering Wiskundige reserves Diversen (Aandelen en deelnemingen)
Totaal .:',..
717,7 -
1.482,0 ___.
2,2 (0,2) 572,5
ha_
.
. . . •• • . . .
.. .
0,2 . . . 7,5
0,1 .. . 0,7
. . . 4,2
1,2 6,4
... 5,0 65,4
-1,9
. .. 0,4 . . . 0,6 .. . ... 65,6
. .. . . . (0,7)
1,9 . . . ( ...)
8,4 . . . ( ...)
13,8 •. . (0,3)
(-)
57,8 0,4 (0,1)
24,2
13,8
16,8
89,0
1,9
124,8
47,9
25,4
76,7
37,3
2,6
26,5
20,0
17,8
---
3.245,3
40,9
1.079,7
418,1
1.036,9
. . . . .. 23,0 0,1 . . . 1,1
11,4
.s ..32.”1
•• •
9,1
eg... ii
2--:.,...2- g Totaal van de vorderingen 1 Inclusief do goudvoorraad van de N.B.B.
4.165,8
81,1
122,2
97,0
192,9
1.441,9
298,2
. . . . . .
1.049,2 . . .
1.031,0 174,7
12.220,0
XII - lb. - UITSTAANDE VORDERINGEN EN SCHULDEN OP 31 DECEMBER 1979
(Miljarden franken)
VORDERINGEN PER SECTOR EN PER SOORT Financiële instellingen
Privébedrijven OverheidsStaat en bedrijven (Schatkist) particulieren
( 1)
Priv é• bedrijven en particulieren
(1)
Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Obligaties Andere leningen voor meer dan een jaar Diversen (Aandelen en deelnemingen)
(2)
Overheidsbedrijven
(8)
Staa t ( Scha t kist)
Gelden van derden Certificaten voor ten hoogste een jaar Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Diversen
(5)
1(4)
Totaal Over heidssector n ie t Soc iale e lders ve r me ld ve r ze ker ing (o. m. lage re over he id)
Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Andere leningen voor meer dan een jaar Diversen Totaal Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Certificaten voor ten hoogste een jaar Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Reserves van de sociale verzekering Diversen Totaal
( 6)
Nationale nietfinanciële sectoren
Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Certificaten voor ten hoogste een jaar Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Andere leningen voor meer dan een jaar Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal
Buitenland
SCHU LDEN PER SECTOR ENPER SOORT
Totaal
Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Overige verplichtingen voor ten hoogste een jaar t.o.v. de overwegend geldscheppende instellingen 1 Obligaties Verplichtingen van de internationale kredietinstellingen uit hoofde van de inschrijving van België Diversen (Aandelen en deelnemingen)
Totaal
(2)
Ove rhe idssec tor n iet e lders verm e ld (o. m. lage re overhe id)
Nationale niet-financiële sectoren
(3)
Overwegend Sociale Buitenland geldschepverpende zekering instellingen
Rentenfonds
(6)
(8)
(5)
. . . 1,6 114,6 (0,1)
( ...)
(2,7)
(-)
116,2
10,5
874,6
-
2,8 -•• 0,2 7,5 5,5 3,3
5,1 2,9 0,7 17,7 27,1 0,2 •• • (0,3)
2,8 ... (-)
0,9 . . . - • • 1.9,3 10,9 0,4 --(0,7)
1,7
1,0 26,1 66,5
(597,5) 92,6
. ..
. . . 0,4 12,1 (6,5)
10,0 (6,1)
13,5
10,0
. • •
...
8,8
0,5 42,1
(7)
Inst. voor Spaarkassen. verzekering Krediethypotheek- op het leven instellingen en tegen van de en kapitaliarbenissatiemaat- ongevallen, overheidsscheppijen ongeva sector pensioenfondsen (II) (9) (10)
229,7 632,3 12,6
36,7 11,4 27,6 558,2 0,3 (3,1)
0,1 38,2 130,1 4,9 (14,2)
.12,3 1.0,1 ... 542,1 0,2 ( ...)
634,2
173,3
564,7
Niet bepaalde sectoren en aanpassingen (12)
1,5 ... . . . -• • ( ...) 1,5
Totaal van de schulden
(13) = (1) tot (12)
283,0 679,9 153,7 1.232,4 142,1 (630,2) 2.491,1
. .. •• • 9,6 6,4 0,2 --(0,2)
0,4 8,1 •• '2, 6 19,6 51. , 2 •• (1,0)
... 1,6 . . . 18,1 (0,7)
6,4 14,3 0,7 96,7 73,2 57,7 58,8 (59,4)
. . .
•• • 2,0
. . .
•• • 0,3 0,1
•• 0,1 •- •
0,2 20,1 (0,7)
0,2
16,1 (34,2)
0,7 (21,6)
0,3 ( . .)
62,9
2,2
16,1.
1,1
0,4
19,3
53,7
2,8
31,5
16,2
8:1,9
19,7
307,8
7,8 435,0 -
.. . 2,0 9,3 0,2 9,1
-
3,1 5,7 6,8 ...
•• • 0,3 12,0 •• • 16,3
4,8 69,1 1,0 7,9 0,8
81,2 99,3 357,3 54,4 3,4
... 52,5 21,7 .. . . ..
•• 17,7 173,3 10,7 .1.5,5
- • 40,1 65,1 0,3 3,6
20,6
-
15,6
28,6
83,6
595,6
74,2
217,2
109,1
37,6 . . . . . . . . . •• 37,6
134,5 286,7 1.196,1 74,4 51,0
442,8
- • . . . 114,6 0,9 2,3 , 117, 8
-
-
•• • -
-
•' •
•• •
•• •
•• •
•• •
. . . . . .
0,7 • ..
0,2 . • •
0,1 0,7
7,1
0,1 ... 10,1 1,4
' • • 0,4 55,1 46,3 13,1
16,8
6,0 ... _ -
82,2
11,6
16,8
0,7
0,2
0,8
114,9
6,0
75,1 -
I
- - • 28,9 16,4 39,3 •• •
... 18,0 2,1 . . . - - -
10,6 1.0,8 18,9 276,0 1,2
84,6
20,1
317,5
. . . . . . 0,6 . .. - • • 0,6
-
. . . .. .
'•' "• ... -
... •• • 4,2 3,3
0.4 •• • 0,4 •• •
15,2
7,5
0,8
3,4
176,8
.. . .. . 0,3 .. .
•' ' •• ' "' 13,3 0,1
- • • •' ' 17,0 4,8
...
9,0
. . .
0,3
13,4
24,6
...
-
0,2
-
. ..
-
3,7
1,4 99,0 239,1
... -
... 12,5 0,2
-
•• • 18,8
26,2
. ..
...
0,1
.••
-
1.228,5 40,9
...
1,7
3,4
0,1
•- •
-
9,0 (0,3)
37,2 15,5 (1,0)
-
2,1
(-)
18,1 17,6 (11,4)
(-)
4.5 (0,4)
... (3,8;
•• • (-)
•• • ( ...)
26,2
9,2
52,7
0,1
2,1
3.7
1.644.6
...
1R _ 9
R. 4
1 11 9
fl 9
102,6
3,4 0,4 31,7 31,9 109,4
. . . ... . . . .. .
...
656,0
. . . •- . . . 3,4
. . . .. . . . . 9,0
•" 0,3 18,6 83,7
••-
0,4 65,7 186,2 51,8 325,4 26,5
•••
0,6 •• . •• • 9,5 5.1
2,8
1.742,7
•••
. . . 0,3 . • -
1,4 134,5 239,3
-
1.228,5 72,4 55,3 48,7 (16,9) 1 7110 . 1
1 7)
Ove rw egen d eldscheppende ins tel lingen
Geld Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Andere brutoverplichtingen tegenover het buitenland Andere deposito's in buitenlandse valuta's voor ten hoogste een jaar Andere deposito's op gewone boekjes Andere deposito's voor ten hoogste een jaar Verplichtingen niet elders vermeld Deposito's voor meer dan een jaar Kasbons en obligaties, voor meer dan een jaar Diversen (Aandelen en deelnemingen)
9)
1 . 1111
•• • -
41,3 ... -
4,8 -
... -
3,3 -
11,6 1.666,5 -
0,4 (0,2)
211,1 0,5 0,3 (3,1)
6,1
229,7
•• •
-
-
.
.
-
-
-
0,5 •• •
-
. . .
0,4
•• • 75,6 7,1 3,2
0,1
-
5,0
77,1
-
0,5
-
. . .
0,4
85,9
7,8 9,3
0,2 -
•• • •• • •• • 9,1 3,0
•• • . . . (-)
•• • •• • .. . 0,4 . . . 0,6 0,1 (2,4)
69,2 0,1 •• 10,6 585,7 90,4 71,6 32,6 225,0 1,2 76,2 (7,0)
. . .
1,1
. . .
.•• (-)
•• • .. . (0,2)
. . .
. ..
1,6 5,3
0,1 . . . 1,5 1,3 0,1 4,2 61,2
. .. 2,6
1,2 . .. 0,6 .. . . .. 67,3
•• • 0,5 . .. 3,3 0,3 ... 27,1
62,8 0,3 (0,1)
17,9 .. . (...)
. . .
17,6
. . .
0,3
6,2 .. .
2,3
0,9
20,0
17,1
9,4
18,3
83,2 402,0 6,4 (3,0)
. . . . . .
0,1
•• • . . . ..„- ,,,,,,,,,
•• • . . .
•• • . . .
•• •
Totaal ...
491,6
...
0,1
. . .
. . .
. . .
Geld Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Deposito's op gewone boekjes Andere deposito's voor ten hoogste een jaar Kasbons voor ten hoogste 1 jaar, verkrijgb. door elke belegger Kasbons voor ten hoogste 1 j., niet verkrijgb. door elke belegger Kasbons en oblig., voor meer dan 1 j., verkrijg. door elke beleg. Kasbons en obligaties, voor meer dan een jaar, niet verkrijgbaar door elke belegger Diversen (Aandelen en deelnemingen)
9,2 0,2
-
-
0,2 . . .
109,2 23,0 57,1 434,6
5,1 . . . . . . 0,5
-
0,8
0,1 ... 8,1 0,1 . . . 4,0
ig,4
. . . 0,5
37,7 361,2 296,1 211,1 27,9 153,3 231,7 (43,0)
-
0,6
0,5 1,9
29,4 ...
8,6 0,3
0,6 0,1 0,5
.
".
•• •
•• • -
5,5 1,5 20,0
2,6 0,1 •• • 0,1
0,2 . . . •• • . . . . . .
. .. 0,7 . . . (1,0)
- • • 0,6 . ..
. . . . . . 43,5
27,7
3,4
43,7
•• • . . . (0,1)
•• • •• • (-)
•• . 1,6 (...)
. ..
'
1,6
1.162,6 •• 83,2 402,0 8,1 (3,3) 493,3
. . . . . . ... .. . . . . . ..
10,1 3,3 10,5 109,2 71,4 57,6 5,8 616,1
3,1 1,3 (...)
9,6 75,8 (...)
142,3 121,7 (2,9)
85,4
.. . 37,9 (1,6)
... .. . (0.7)
1,7 .. . ( ...)
30,2 2,3 ( ...)
17,0 .. . (0,3)
(-)
5,7
37,9
30,4
14,0
40,6
85,4
2,6
132,2
49,1
27,4
152,3
3,1
29,0
21,6
23,0-
88,7
1.191,1
441,8
4,7
3.818,3
. .. 1,3 8,9 0,1 . .. ... 12,7
. . . 0,1 ( ...)
11,5
Iii7stggnig'
0,7 .. . (0,7)
. . . . . . . . . . . . 229,7
•• • 75, 6 1,5 . . .
. . . 0,3
637,3
2,6 . . .
•• • 5,0 -
0,2 2,1
Totaal
... -
•• • 0,1 -
52,2 585,7 44,7 71,3 32,6 216,9 1,2 14,1 (3,6)
4,0 (0,2)
10,6 ... 0,1 1,0 0,8 (1,1)
5,1
2,8
. . . . . . . . .
.. . ... ( . .)
804,6 28,2 1.666,5
26,7
-
Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Reserves van de sociale verzekering Wiskundige reserves Diversen (Aandelen en deelnemingen)
. . . .. . -
.. .
-
1.018,7
2,3 0,7 ...
227,4
2,8
Totaal ...
4,4 -
1.678,1
-
Geld Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Deposito's op gewone boekjes Andere deposito's voor ten hoogste een jaar Deposito's voor meer dan een jaar Kasbons voor ten hoogste een jaar Kasbons en obligaties, voor meer dan een jaar Wiskundige reserves Diversen (Aandelen en deelnemingen)
13,8 0,4 -
8,1
-
1.581,9
. . . .. . -
15,5 -
41,3
Totaal
Kredie tins te llingen van de overt.e idssee tor ( 1 1)
0,1 -
1,8 -
2,2
Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Certificaten voor ten hoogste een jaar Diversen
in
37,7 361,2 279,5 27,3 151,3 0,3 (37,9)
11,6 -
11,7
Totaal ...
ger ph r be nds
724,6 -
1.148
0
245,2
911 5 i.'.-
,. -
01,- FA?:_,'
Totaal van de vorderingen
Inclusief de goudvoorraad van de N.B.B.
4.538,8
88,3
148,5
109,3
191,7
1.864,4
3.868,5
1
1.152,8
423,9
14.107,8
XII - 2. - BEWEGINGEN VAN DE VORDERINGEN EN SCHULDEN IN 1979
(Miljarden franken'
VORDERINGEN PER SECTOR EN PER SOORT Financiële instellingen
s be
1) 2)
edi icu
(1)
(3
Sta ha l
-fin
0
a, Z w
o l e ida s ers v lage re (4
F
0 X
W
M4 Z
(8)
Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Andere leningen voor meer dan een jaar Diversen Totaal ... Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Certificaten voor ten hoogste een jaar Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Reserves van de sociale verzekering Diversen
( 8)
Totaal
Bu itenland
u
pe ia le .e ker it
q 0 Z wi
Gelden van derden Certificaten voor ten hoogste een jaar verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Diversen Totaal ...
X
L)
Totaal ... Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Certificaten voor ten hoogste een jaar Obligaties verkrijgbaar door elke belegger Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Andere leningen voor meer dan een jaar Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal ...
F Z
vl o 1Z w
Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Obligaties Andere leningen voor meer dan een jaar Diversen (Aandelen en deelnemingen)
Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Overige verplichtingen voor ten hoogste een jaar t.o.v. de overovere-egend geldscheppende instellingen 2 Andere deposito's in deviezen voor ten hoogste een jaar Andere deposito's in Belg. franken voor ten hoogste een jaar Obligaties Verplichtingen van de internationale kredietinstellingen uit
hoofde van de inschrijving van België Diversen
(Aandelen en deelnemingen) Totaal
(2)
Staat (Schatkist)
(3)
—
Privé bedrijven - Overheids en bedrijven particulieren
over he idssector n ie t e lders 47. ve rni e ld (o. m. lage re ove r he id)
Nationale niet financiële sectoren OverSociale verzekering
(5)
+ 0,1 + -
Buitenland
. . .
. . .
. . .
Rentenfonds
(6)
(7)
(8)
- 1,1
+ 13,5 +122 2 + 0,7
-
5,8 0,4
wegend geldscheppende insteltingen
Smkthikeqesr .
- 0,1
+ 1,0
-
3,6 -
+ +
+
+ +
. . .
+ 0,3
...
+ 30,2 ... (+ 1,8) (+ 0,3) +12,2 +29,0 +136,4 - 0,1 + 2,7
-
.. .
. . .
...
...
...
. . .
...
. . .
0,2
4,5 (. .) + 1,1 0,8 + 64,7 +
+ 1,0
(+ 0,6) ( + 3,7) + 1,1 + 1,0
+ 0,1
+ 2,6 (+ 4,9) + 0,4 + 2,6
+ 0,1 (+ 2,0)
._
+ 0,1 + 0,5
- 2,1 + 2,0 . . . + 1,7
-
- 1,9 + 1,0 .. .
63,9
+ 1,6
-
- 0,4
-
-
-
. ..
1,0 -
- 0,1 .. . + 1,9 + 0,2 + 2,0
0,5 2,4
...
. . . . . . + 3,7 + 3,7 -
. . . ...
. .. -
+ 0,3
+ 1,4 . . .
+ -
- 0,1 + 6,3 - 0,3 + 0,5
( .) (- - .) + 0,2 + 7,7 + 0,4 ... + 1,0 - 2,9 - 0,5 + 2,4 ... -1.4,1 -12,2
+11.6 - 0,2 + 7,1 - 0,1
-
. . . -
. . . ...
... + 0,7
... -
+ 38,6 + 25,0 + 2,1
...
+19,4 + 62,8
+ 0,7
+ + + +
-1+ +
.. . . . . . . . . .. . . . - 0,4
. . . .. + 5,5 + 5,5 -
.. . .. . .. . . . . .. .
. - . . . . . . . ... ... -
. . . .. . ... + 0,3 1 - 0,2 + 0,1 + 0,9 -
-
-
-
-
-
-
.. . .. .
-
-
-
...
...
...
-
-
-
+ 2,9
-
+55,8 ( - 3.9) 3
+ 1,6 ( . •) 3 + 1,2
+ 3,4
+133,8
. ..
sector (11)
(12)
- 0,6 ... ...
(-) -
+ 1,0 +13,1 + 1,0 (+ 1,6) +15,7
+ 0,2 + 2,7 ... +64,6 ... ( ...) -(-67,5 -- 0,4
+ 0,6 ... -
. . . . . . - 1,0 - 0,5 - 0,1
. . . . . . + 0,6 .. . + 0,1
-- 1,8 . . . . . . 4- 5,6 -1- 1,1
...
... ( - • .) - 0,6 ... ...
-
+ + + +
2,6 - .. . .. 8,1 0,7 10,0 0,8 12,2 41,3
. . .
+
( ...)
( ...)
(-.)
+ 0,7
--E 4,5
- 0,6
...
+149,5
+
...
+10,0
+
- 0,2 . . .
+ 78,7 +126,8 + 9,1 - 10,7
.. .
. . . + 2,3 . . . . .. - • • + 2,3
•• •
•. •
- 0,1 - 0,4 - 0,5 + 3,1 . . . + 2,1
+ 1,6 -j- 2,0 - 1,0 + 26,4 --E 0,2
+29,2
. . .
+ 9,8 . . . . - . . ..
...
-
- 1,2 + 4,5
-
(-)
(+ 3,5)
(-)
- 0,1
+ 0,9
+208,5
...
6,9)
+ 15,8
. . . -E 5,0 - 0.1 4- 1,3 -E 6,2
-
-
1,0
. . . + 3,2 - 0,1 - 1,1 + 2,0
+ 2,1 ... + 2,1
_ ...
6,4
...
•. • -
___ 3,0
(-I-
0,5
- 3,3 + 16,3 + 0,1 + 1,6 +14,7
...
... . .. ... ... . .. -
+340,4 + 1,8 + 1,4
+ 11,0
( .. - )
...
+ 46,0 (1-- 33 , 8 )
...
- 2,0
+43,9
+ 21,8 +133,3 + 2,8 +136,5
-
(-) +36,5 + 7,4 ...
(13) = (1) tot (12)
. . .
+ 0,0
- 0,1
(• •) + 6,3
(g)
arbeids-
on geva e ' pensioenfondsen (10)
Totaal van de schulden
Ni et beittlde s ect o rn e en aanpassingen
-
+ 12,3 + 46,9 + 18,8 2
...
•• . 0,1 12,1 4,0 1,4
+ 17,6 +
. .. 0,2 2,8 9,7 7,1 -
1,8 0,5 3,2 0,4 . .. ...
satieinantscliappijen
+ 9,7 + 2,6 + 1,0 +59,3 + 0,1 ( + 0,3) +72,7 - 0,4
( + 25,5) + 5,4
Ins t. voor verzekeirlin:
K d op het e t lev en I. :::terediet. eI r 1 Iei: n se n en tegen en kapitalivan de
+ + + +
. .. . . . 2,0 4,8 6,8 . . . 3,4
•• • . . . + 1.6 - 2,9 - 1,3 -
. . .
__ - 1,2 2
+ 0,4 (+ 0,3) + 3,8
- 1,4 •• • .. .. . - 1,4 ..+ 3,3 .. .
- 7,3 - 7,3 •• + 0,3 ...
+211,7 - • + 0,1 + 13,6 + 11,8 + 0,6
+ 31,4 + 4,6
+ 62,1 + -
•• 2,6
1,4
•- • + 11,9 - 2,5
+
8,9
+ 19,5 - 0,8 + 19,7 + 41,3
__ __ __
+ 12,3 + 46,9
...
...
+ 20,6
-
-
+ 0,2
•• •
...
...
(...) 3 - 1,2
__ _ -
•• • . •• ... ___
_
7,8
(+ 0, 7 ) + 3,3
(-) + 0,5
+149,5
+
1,9
+ 65,6 (± 0,6) +357,0
Geld Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Andere brutoverplichtingen tegenover het buitenland Andere deposito's in buitenlandse valuta's voor ten hoogste een jaar Andere deposito's op gewone boekjes Andere deposito's voor ten hoogste een jaar Verplichtingen niet elders vermeld Deposito's voor meer dan een jaar Kasbons en obligaties, voor meer dan een jaar Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal ... Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Certificaten voor ten hoogste een jaar Diversen ( 9)
Spaarkasse n, hypothee ke n kap ital is a t iemaa tsc happ ijen
";T
Totaal Geld Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Accepten, handelspapier en promessen Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Deposito's op gewone boekjes Andere deposito's voor ten hoogste een jaar Deposito's voor meer dan een jaar Kasbons voor ten hoogste een jaar Kasbons en obligaties, voor meer dan een jaar Wiskundige reserves Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal ... Obligaties niet verkrijgbaar door elke belegger Reserves van de sociale verzekering Wiskundige reserves Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal ... Geld Geld op zeer korte termijn (Belgische franken) Verplichtingen in rekening-courant of voorschotrekening Deposito's op gewone boekjes Andere deposito's voor ten hoogste een jaar Kasbons voor ten hoogste 1 jaar, verkrijgb. door elke belegger Kasbons voor ten hoogste 1 j., niet verkrijgb. door elke belegger Kasbons en oblig., voor meer dan 1 j., verkrijg. door elke beleg. Kasbons en obligaties, voor meer dan een jaar, niet verkrijgbaar door elke belegger Diversen (Aandelen en deelnemingen) Totaal
+ 7,0 + 8,0 +23,8 +35,5 - 1,7 +27,3
.
-
+ 99,9
Totaal van de vorderingen
Inclusief de goudvoorraad van de N.B.B.
+ 0,3 . . . -
+ 3,6 . . . -
+ 0,8 + 2,4 +366,7 -
- 0,5 -
. .. -
(• •) + 2,8
+ 0,3
+ 3,6
+ 0,3 +369,1
+10,0 -
... ... -
+ 1,7 - 2,1 -
+ 2,4 -
+ 1,2 + 0,7 -
+24,0 - 0,8 - 0,1 - 0,1 (. .)
_. ... . .. (-)
+ 4,4 .. •
- 0,1 -
- 0,3 . ..
. .. + 0,6 ( - 0,1)
+ 0,1 •• • ( - 0,1)
. . . - 0,1
. . . + 11,7
+33,0
...
+ 4,6
+ 2,4
+ 1,5
+ 11,7
. . . . . .
. . . . • .
+ 8,0 + 23,8 + 39,0 + 24,0 - 2,5 + 27,3 + 12,1 ( + 3,1) +529,2
-
.. .
. • • + 0,1 -
-
•• • -+ 4,1 -
•• • +45,8 + 0,5 .. .
--
•• • . .. - 1,5 ...
-
•• • . .. - 1,3 . . .
+ 0,1
... + 45,8 + 1,9 + 0,1
-
-
. . .
+ 0,1
-
+
4,1
+46,3
-
- 1,5
-
- 1,3
+ 0,1
+ 47,8
+ 8,7 +40,2 + 6,5 + 2,6 - 1,5 +40,7 . . . + 0,3 ( •)
- 0,1 - 0,5
- 0,1 + 0,1
+ 2,5 + 0,1 +
... 3,0
- 2,3 • .. •• • + 0,4 + 3,0
•• • . .. (-)
... •• • •• • - 0,1 + 0,3 •. . . .. .. . (+ 0,4)
+ 0,1 + 0,1 •• • .. . - 0,9
- 0,2 . . . •• • . ..
. . .
... - 0,1 + 0,2
. .. + 0,1 . .. ( - 0,1)
+ 11,6 + 0,1 ••• + 1,8 + 40,2 + 7,2 + 2,6 - 1,5 + 40,8 ••• + 10,6 (+ 0,3)
+97,5
- 0,6
+ 0,1
+ 2,9
+ 1,1
...
+ 0,2
+ 0,3
- 8,9 +34,8 + 0,7 ( - 0,3)
. . . -
•• • . . .
•• • (-)
•• • .. . ( - •-)
•• • . .. (+ 0,1)
. . .
. ..
.. .
-
+ 2,9
. • • . . .
+
0,3
+ 2,6 +
3,3
. . .
•. • -
•• • -
. . .
+26,6 + 0,5 . . .
-
-
+ 7,9 + 2,6 - 2,6 +54,6
1,4 . . . . . . . . .
. . . .. .
+ 0,1 . . . + 6,4 - 0,1 . . . - 0,3
. . . + 0,6 + 0,1 . . . - 0,2
. ..
•. . . .. . . . - 0,7
+ 0,3 ( -• .)
...
+ 0,3
+ 26,4
0,4 1,0
. . . + 0,9 .. . . . • . . . .. . + 1,6
+ 0.1 . .. - 0,1 .. . •• • + 0,5
. .. + 0,9 + 2,4 - 0,6 - 0,1 •• • - 0,9
. . . . . .
+ 0,7 + 1,6 + 3,2 + 7 ,9 + 5,4 - 2,6 - 0,4 •-i- 50,9
+ 0,1 + 8,6 ( •••)
+ 30,6 + 19,7 (•••)
+ 8,7
+117,0
. . . . . . (• •)
- 0,2 + 21,9 . . . + 2,2 (• •) (• •)
+ 3,1 . .. ( • .)
(-)
+ 5,0 •• • (••.)
+ 0,7 - -• (-••)
+64,8
- 1,4
+ 6,9
+ 6,1
+ 0,3 + 23,8
- 3,5
+ 0,7
+ 7,5
+ 1,2
. . . + 0,2 ( ••-) + 1,9
0,3 + 19,6
+ 0,5
+ 2,5
+ 1,6
+ 5,2
+111,4
+23,7
+115,9
+ 7,2
+26,1
+12,4 3 Cf.
•• •
... + 0,7
. . . + 6,9 (• •)
+502,5
+113,4
- 0,7 + 0,8 - 1,9 + 0,1 - 0,8 - 4,1
0,5 . . . - 0,2
- 4,4 +
+ 6,7
• •• - 8,9 + 34,8 + 0,5 ( - 0,2)
. . . . . . (• •)
. . .
. . . . .. + 6,9
•• • ... (-)
+ 1,8 (- •)
. . .
. ..
. .. . ..
+
+ -
-
+ 3,0 + 1,5 - 4,3
•• •
+ 19,8 + 11,0 +366,7
-
+ 0,1
1 In de betalingsbalans is deze bewoging niet opgenomen in de kapitaalverrichtingen. 2
. . . -
(+ 3,3)
g=.g ..E.00 _ ..g5,, 'z 2% ”, „-7,'E.:,,j rc.,
+ 2,8 -
- 1,2 +458,4 +532,2 +47,8 rubriek 4.2311 van tabel IX-1.
.. .
+ 25,4
+ 29,3
+1.865,7
XII - 3a. - UITSTAANDE VORDERINGEN EN SCHULDEN OP 31 DECEMBER 1978 Totalen per sector (Miljarden franken)
Vorderingen per sector
Privébedrijven en particulieren
Overheidsbedrijven
(1)
(2)
Staat (Schatkist)
Overheidssector niet elders vermeld
(3)
(4)
Sociale verzekering
Niet, financiële nationale sectoren samen
Buitenland
geldscheppende instellingen
(5)
(6 ) (1) tot -(5)
(7)
(8)
Schulden per sector
1. Privé bedrijven en particulieren
87,2
12,5
9,0
2. Overheidsbedrijven
61,7
1,8
13,5
379,0
19,0
4. Overheidssector niet elders vermeld
79,8
9,6
5. Sociale verzekering
95,6
-
3. Staat (Schatkist)
6. Niet financiële nationale sectoren samen
...
13,1 3,5
...
Overwegend
Instellingen voor Spaarkassen, hypotheek- o'p .erhet iziee g Bentenfonds en k apitalien tegen arbeidssa tiemnatscha ppi jen onevalen pensioenfondsen (9)
• Financiële instellingen samen
(13) = (8) tot (12)
Niet bepaalde sectoren en aanpassingen
Totaal van de schulden
(15) (6 ) + (7) + (13) + (14)
(10)
(11)
(12)
561,5
157,5
497,2
1954,4
2,1
2.180,9
(14)
104,0
212,7
11,7
738,2
1,0
0,1
78,1
11,5
53,3
2,2
33,6
15,5
77,4
182,0
20,3
291,9
16,1
40,7
454,8
63,9
532,8
30,4
202,5
115,7
102,8
984,2
27,8
1.530,7
0,7
0,2
103,4
0,2
97,3
3,8
82,5
17,8
288,4
489,8
0,6
594,0
0,3
99,4
13,3
14,5
8,3
8,9
2,2
33,9
10,7
157,3
888,4
315,4
968,0
3.644,3
61,5
4.754,8
...
-
Kredietinstellingen van de over h e idssector
...
-
7. Buitenland 8. Overwegend geldscheppende instellingen 9. Bentenfonds
703,3
42,9
39,1
17,8
145,3
948,4
100,6
1.436,1
21,8
8,0
46,2
0,1
2,2
78,3
2,7
L390,6
...
15,1
4,6
15,6
L425,9
1.482,0
8,9
1,9
37,8
7,8
1.538,4
1.314,8
194,3
...
22,1
2,7
4,6
2,8
0,1
2,9
0,9
30,8
-
2,0
-
0,8
17,0
14,5
956,4
6,1
17,2
...
0,8
27,5
0,2
465,6
-
10. Spaarkassen, hypotheek en kapitalisatiemaatschappijen
921,2
11. Instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, pensioenfondsen
465,0
-
-
36,4
...
1.506,9
223,7
121,4
3.198,3
1,3
34,1
0,3
38,2
4,2
49,7
37,0
1.049,2
1,3
466,9
-
2,9
...
12. Kredietinstellingen van de overheidssector
13. Financiële instellingen samen
Saldo van schulden
de
vorderingen
...
...
...
•••
...
...
...
...
572,5
7,0
31,0
24,2
13,8
648,5
16,8
89,0
1,9
124,8
47,9
25,4
289,0
76,7
L031,0
3.440,7
18,8
36,9
79,1
36,3
3.611,8
L338,6
331,3
1,9
149,7
78,1
35,5
596,5
236,7
5.783,6
9,1
20 5
87,3
2,6
26,5
20,0
17,8
154,2
-
97,0
192,9
4.659,0
3.245,3
40,9
1.079,7
418,1
1.036,9
5.820,9
298,2
12.220,0
-1.408,5 - 497,0
35,6
47,0
2,7
30,5
48,8
5,9
37,3
123,5
-
14. Niet bepaalde sectoren en aanpassingen 15. Totaal van de vorderingen
0,4
4.165,8
11,4
...
81,1
122,2
1.441,9
174,7
en 1.984,9 - 210,8
-
95,8 -
65,0
-
XII - 3b. - UITSTAANDE VORDERINGEN EN SCHULDEN OP 31 DECEMBER 1979 Totalen per sector (Miljarden franken) '''''''. Vorderin gen per sector
Schulden
per
Privébedrijven en particulieren
Overbeidsbedrijven
Staat (Schatkist)
Sociale verzekering
Buitenland
Overwegend geldscheppende instellingen
sector (1)
(2)
(4)
(3)
1. Privé-bedrijven en particulieren
92,6
13,5
10,0
2. Overheidsbedrijven
62,9
2,2
16,1
442,8
20,6
82,2
11,6
3. Staat (Schatkist) niet
4. Overheidssector meld
elders
6. Niet-financiële samen
102,6
nationale
8. Overwegend geldscheppende instellingen
(9)
(10)
-
634,2
173,3
564,7
2.246,8
1,5
2.491,1
232,3
10,5
874,6
1,1
0,4
82,7
19,3
53,7
2,8
31,5
16,2
81,9
186,1
19,7
307,8
15,6
28,6
507,6
83,6
595,6
74,2
217,2
117,8
109,1
1.113,9
37,6
1.742,7
0,7
0,2
111,5
0,8
114,9
6,0
84,6
20,1
317,5
543,1
0,6
656,0
0,3
111,9
13,4
24,6
15,2
7,5
0,8
48,1
3,4
176,8
982,7
334,9
1.074,0
4.138,0
62,8
5.374,4
...
... 83,0
127,6
1.663,4
26,2
9,2
52,7
0,1
2,1
90,3
3,7
1.644,6
...
18,9
3,4
18,9
1.685,8
0,3
1.780,1
1.581,9
11,7
2,2
41,3
8,1
1.615,2
1.678,1
227,4
...
26,7
5,1
6,1
265,3
229,7
3.818,3
-
2,8
0,1
2,9
5,0
77,1
-
0,5
-
77,6
0,4
85,9
0,9
20,0
1.059,0
9,4
18,3
...
1,1
27,7
50.5
43,7
1.162,6
1,6
493,3
2,3
0,1
•• •
. ..
17,1
491,7
. . .
. ..
. . .
. . .
. . .
. . .
•• . 3,4
. . .
...
637,3
5,7
37,9
30,4
14,0
725,3
40,6
85,4
2,6
132,2
49,1
27,4
296,7
85,4
1.148,0
3.729,5
19,7
43,9
91,8
39,2
3.924,1
1.733,1
408,2
2,6
160,5
81,9
36,9
690,1
360,8
6.708,1
4,7
16,2
152,3
3,1
29,0
21,6
23,0
229,0
109,3
191,7
5.076,6
1.864,4
3.868,5
88,7
1.191,1
441,8
1.152,8
6.742,9
423,9
14.107,8
-1.594,2 - 546,7
14,9
297,8
84,3
50,2
2,8
28,5
- 51,5
4,8
34,8
178,7
-
14. Niet bepaalde sectoren en aanpassingen
vorderingen
(8)
1.046,0
over-
11,5 4.538,8
15. Totaal van de vorderingen
(15) = (6) -1- (7 ) -1(13) + (14)
145,7
491,6
13. Financiële instellingen samen
(14)
17,4
11. Instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, pensioenfondsen de
(12)
(13) = (8) tot (12)
Totaal van de schulden
51,9
1.018,7
de
9,0
(11)
samen
Niet bepaalde sectoren en aanpassingen
47,9
10. Spaarkassen, hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen
van schulden
...
(7)
Financiële instellingen
783,1
-
9. Rentenfonds
van
16,8
sectoren
7. Buitenland
12. Kredietinstellingen heidssector
-
(5)
(0) (1) tot (5)
Instellingen Spaarkassen, vem . Kredietoverz i, e kereivneg hypotheek- opn 1 "n instellingen Rentenfonds en kapitalitegen van de arbeidssatiemaatover h e id eongevallen, scheppijen sector pensioenfondsen
116,2
...
ver-
5. Sociale verzekering
Saldo
Overheidssector niet elders vermeld
Nietfinanciële nationale sectoren samen
88,3
. .. 148,5
. . .
en 2.047,7 - 219,5
-
245,2
XII - 4. - BEWEGINGEN VAN DE VORDERINGEN EN SCHULDEN IN 1979 Totalen per sector ( Miljarden franken)
Vorderingen per sector
Privébedrijven en particulieren
Overheidsbedrijven
(1)
(2)
Staat (Schatkist)
Nietfinanciële nationale sectoren
+
5,4
+
1,1
+
1,0
2. Overheidsbedrijven
+
1,1
+
0,4
+
2,6
8. Staat (Schatkist)
+ 63,9
+
1,6
4. Overheidssector niet elders vermeld
+
2,4
+
2,0
5. Sociale. verzekering
+
7,1
6. Niet financiële nationale sectoren samen
+ 79,9
+
5,1
+ 12,8
7. Buitenland
+133,8
+
1,2
+
6,3
8. Overwegend geldscheppende instellingen
+ 99,9
+
2,8
+
0,3
-
...
-
Totaal van de schulden
(6) = (1) tot (5)
(7 )
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
(13) = (8) tot (12)
+ 12,2
+ 19,7
+ 29,0
+136,4
-
+ 72,7
+ 15,7
+ 67,5
+292,3
-
0,6
+
340,4
+
+
+
-
2,0
+
0,7
+
4,5
+
4,2
-
0,6
+
15,8
+ 14,7
+
2,0
+
6,2
+129,6
+
9,8
+
211,7
+
2,1
+
2,3
+ 29,2
+ 53,3
+
62,1
+
6,8
-
1,3
-
1,4
+ 14,1
-
7,3
+
19,5
(4)
(5)
samen
Schulden per sector
1. Privé bedrijven en particulieren
Niet bepaalde sectoren en aanpassingen
Buitenland
Sociale verzekering
(3 )
Instellingen Spaarkassen, v oor Kredietovpe ra tk el ring hypotheekeven instellingen en tegen Bentenfonds en kapitalivan de arbeidssaliemaatoverheideongevallen, scheppijen sector pensioenfondsen
Overwegend geldscheppende instellingen
Overheidssector niet elders vermeld
+
0,1
+
0,3
-
0,4
- 12,2
4,5
7,7
0,4
+
0,6
+ 52,9
+ 19,4
+ 62,8
+ 43,9 +
+
3,7
...
...
+
8,1
+
0,7
+ 17,6
2,1
+
5,5
...
...
+ 12,6
+
0,1
+ 10,0
... + 46,6
F inanciële instellingen samen
(14)
...
(15) = (6) -1- (7) 4 (13) + (14)
-
9. Rentenfonds
-
10. Spaarkassen, hypotheek en kapita lisatiemaatschappijen -
...
-
-
0,3 ...
+
3,6
+
0,1
+
2,9
+
0,3
+ 97,8
+ 56,9
+227,2
-
0,1
+141,2
+
0,9
+208,5
+
0,3
+106,9
+369,1
+ 33,0
+
0,1
+
4,1
+ 46,3
+
3,3
+
-
+ 94,3
+ t9,4
+106,0
+493,5
+
1,3
+
649,5
+
3,8
-
:1,2
+
3,3
+214,4
+
0,5
+
357,0
...
+
4,6
+
2,4
+
1,5
+ 41,5
+102,6
+
620,1
-
-
1,5
-
1,3
+ 43,5
+
0,1
+
47,8
+
0,2
-
0,7
+
+
6,7
+
113,1
+
0,3
+
26,4
+
8,7
+
117,0
-
-
-
+ 97,5
-
0,6
+
0,1
-
0,3
+
2,6
+102,5
-
0,2
+ 26,1
...
1,1
+
0,3
0,9
11. Instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, pensioenfondsen
+ 26,6
12. Kredietinstellingen van de overheidssector
+ 64,8
-
1,4
+
6,9
+
6,1
+
0,3
+ 76,7
+ 23,8
-
3,5
+
0,7
+
7,5
+
1,2
+
1,9
+
13. Financiële instellingen samen
+288,8
+
0,8
+
7,0
+ 12,7
+
3,0
+312,3
+400,3
+ 76,9
+
0,7
+ 10,8
+
3,9
+
1,4
+ 93,7
+118,4
+
924,7
+
0,1
...
-
4,4
-
+
0,3
+110,5
+
0,5
+
2,5
+
1,6
+
5,2
+120,3
-
+
116,3
+502,5
+
7,2
+ 26,1
+ 12,4
-
1,2
+547,0
+458,4
+623,1
+ 47,8
+162,1
-
8,6
-185,6
- 49,7
- 20,7
-102,5
+101,4
+
L4. Niet bepaalde sectoren en aanpassingen L5. Totaal van de vorderingen Saldo van schulden
Bibliografische
de
vorderingen
4,3
...
...
...
...
• ..
... 7,8
+111,4
+ 23,7
+115,9
+921,9
+120,2
-
-
-
-
+
+2.047,5
en
referenties : Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting : XXXVIIe jaargang, deel II, nr 2-3, augustus-september 1962, XXXVIIIe jaargang, deel I, nr 2, februari 1963 en XLIXe jaargang, deel II, nre 1-2, juliaugustus 1974, Tijdschrift van de Nationale Bank van België, Lle jaargang, deel I, nr 1, januari 1976, LIIe jaargang,
3,0
...
2,0
2,7
1,1
2,8
3,9
-
deel I, nr 1, januari, deel II, nr 6, december 197 - , Lille jaargang, deel II, nr 4, oktober 1978, deel II, nr 3, september 1979, deel 11. n r 3, september 1980. - Belgische Economische Statistieken 1950-1970. - Statistigues financières de l'O.C.D.E.
XIII. - OVERWEGEND GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN 1. -
GEZAMENLIJKE BALANSEN VAN DE OVERWEGEND GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN (Miljarden franken) Vorderingen op de bedrijven 5 en particulieren
Vorderingen op de overheid
Andere verbintenissen tegenover de bedrijven en particulieren 2
Discontokredieten. voorschotten en acceptkredieten
In Belgische franken Geldhoeveelbeid 1
Einde periode
Voor
ten hoogste een jaar (deposito's)
(1)
1972 1973 1974 1975 1976
(4)
= (6) tot (15)
(6)
(7)
(8)
obligaties 8
(11)
(12)
9,2
804,1
148,7
291,0
39,6
305,0
318,4
24,5
2,5
11,9
917,5
151,9
1.000,4
132,5 159,5
364,8 399,7
...
17,5 23,0
56,6 69,3
25,7
358,1 402,7 489,9 529,4 529,4
329,8 354,6
374,4
552,9 640,3
68,8 71,9
417,5
390,7
77,2
466,3 554,8 654,0 654,0
483,9
35,0 43,1
... 2,9
670,3 670,3
48,2 57,3 57,3
736,2 734,6 784,7 807,7 877,8 876,6 906,5 903,8 949,3 v 958,3
742,1
61,6
3,6 2,8 2,8 16,0
743,6
59,3 58,3 58,1 58,2
v 798,6
Zie tabel X1II-4a, kolom
(5) =
(1) tot (4)
4
594,3 622,9 626,5 643,1 657,1 689,4 674,8 679,4 691,2 v 702,8
89,7
1.155,7
103,3 135,3 135,3
31,4 35,8 35,8
1.308,7
154,6 161,6 167,4 173,8 180,3
29,8
1.563,6
30,8 34,6 36,3 37,7 46,7 49,9 48,7 54,1
1.594,8 1.658,5 1.626,3 1.679,8
186,9 199,3 216,1 226,3 v 245,9
68,0
1.449,4 1.442,0
1.695,4 1.741,4 1.727,8 1.778,3
449,9 482,9 482,9 532,8
145,5 122,8 122,8 75,8 104,5 64,9 22,9 -33,5 -54,7 - 7,3 v--13,7 v--52,0
v1.815,3 v--99,6
-
86,2 99,7 99,7 111,6
575,0 595,7 598,9 595,6 v 654,3 v 703,2 v 709,8 v 722,1 v 761,9
(10).
Incl. de • andere verb . ntenissen in de vorm van deposito's, kasbons en obligaties en de « achtergestelde passiva • in de vorm van obligaties en leningen tegenover de financiële instellingen andere dan overwegend geldscheppende. 3 Incl. het Wegenfonds (zie artikel « Hoofdstukken IX, Betalingsbalans, en XIII, Geldscheppende instellingen van het statistisch gedeelte •, gepubliceerd in het Tijdschrift 1/001. Documentatie en Voorlichting : XLI1Ie jaargang, deel II, nr 3, september 1968), na aftrek van de gewone rekening van de Schatkist bij de N.B.B. 4 Incl. de instellingen van de sociale verzekering en na aftrek van de niet-monetaire verbintenissen tegenover de andere overheden. 5 Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. 6 Zie tabel X111-9, kolom (11) -I- (12). 7 Zie tabel XIII-9, kolom (4). Met inbegrip van de certificaten voor ten hoogste een jaar van de overheidsbedrijven. Na aftrek van de verbintenissen tegenover financiële instellingen die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn, in een andere vorm dan deposito's of kasbons en obligaties en de ti achtergestelde passiva • in de vorm van obligaties en leningen.
109,8 122,1 118,2 139,3 v 129,3 v 130,4 v 128,0 v 138,6 v 135,1
568,4
885,4
v 56,5
916,6 919,6 960,1
v 59,3 v 60,3
v 62,7
29,3 49,1 47,7 52,5 72,6 60,0 67,2 77,1
v 968,3
v 61,0
107,1
797,6 823,0
884,7
(13)
(14)
6,0 9,6 10,1
38,6 32,4 44,3 57,1 64,1 94,0 94,0
6,3 10,3 7,8 7,8 14,8 4,2 7,9 11,8 24,6
10,6
20,5 17,4 11,4 12,3
12
Andere financiële instellingen 1 1
Voorschotten van de N.B.B. voor de Overige 1 0 financiering van schatkistcertificaten
62,6
784,9 779,5 830,0 773,1 804,7 772,4 817,4 783,6 806,7
1
Andere overheden
3
Diversen
:
Gefinancierd bij hun door de oorsprong verleend overwegend door de geldschepoverwegend pende ingeldschepstellingen 6 pende instellingen 7 (101 (2)
316,4
1978 1979 Maart
2
Staat
9
Rentenfonds
247,8
748,9 741,5
1980 Maart Juni September December 1981 Maart
Pro memorie
520,4
1977 (oude reeks) 1977 (n. reeks) 13
September December
(3)
Totaal
Netto buitenlands actief
484,5
684,1
3-11111
(2)
Voor meer dan een jaar (deposito's, kasbons en obligaties)
In buitenlandse valuta's (deposito's voor ten hoogste een jaar)
vorderingen op financiële instellingen andere dan overwegend geldscheppende
94,1 99,8 96,2 95,3 92,8 93,0 94,8 v 100,0
v v
103,9 115,0
(15)
- 51,8 - 53,3 - 45,1 - 47,4 - 53,9 - 71,9 - 79,3 - 79,3 -121,7 -120,4 -134,3 -127,5 -152,7 --222,9 11 - 239,0 1/ - 235,7 v-234,1
10 Na aftrek van het creditsaldo van het Rentenfonds bij de N.B B. 11 12
Spaarkassen, hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen en kredietinstellingen van de overheidssector. Deze rubriek omvat voornamelijk het saldo van de niet elders ingedeelde activa en passiva van het Muntfonds, het saldo van de niet elders ingedeelde vorderingen en verbintenissen op en tegenover ingezetenen, de salderingsrekeningen, de verschillen tussen de vastleggingen en participaties eensdeels
en de eigen middelen anderdeels, en de tegenpost van de netto cumulatieve toekenning aan België van bijzondere trekkingsrechten op het 1.M.F. 13
Nieuwe reeks : de afwijking t.o.v. de oude reeks is toe te schrijven aan de meer precieze gegevens over de tegoeden der buitengewone rekenplichtigen van de Schatkist bij het B.P.C.
XXIVe jaargang, N. B. - Voor de wijze van opstelling : zie Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, deel 11, nr 6, december 1949; XXXe jaargang, deel Il, nr 5, november 1955; XXXIIIe jaargang, deel II, nr 5, november 1958; XLIle jaargang, deel 1, nr 1, januari 1967, deel II, nr 3, LIe jaargang, deel I, nr 1, september 1967 en Tijdschrift van de Nationale Bank van België, januari 1976; Ine jaargang, deel 1, nr 1, januari 1977. - Voor de indeling van de • Geldhoeveelheid • zie tabel XIII-4a. - Voor de indeling van het a Netto buitenlands actief • zie tabel XIII-5.
XIII 2. - DE BALANSEN VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE, DE GELDSCHEPPENDE OVERHEIDSINSTELLINGEN EN DE DEPOSITOBANKEN a) Nationale Bank van België - Activa - Jaarlijkse en driemaandelijkse cijfers -
A. Vorderingen op het buitenland : 1. Goud 2. I.M.F. : -- Deelneming --Leningen Bijzondere trekkingsrechten -- Andere 3. Ecu's 4. Internationale akkoorden 5. E.F.M.S. 6. E.E.G. : Financiële bijstand op middellange termijn 7. Obligaties 8. Uitvoeraccepten in Belgische franken 9. Andere : a) in buitenlandse valuta's b) in Belgische franken Totaal van de vorderingen' op het buitenland
--
31-12-73
31-12-74
31-12-75
31-12-76
31-12-77
31-12-78
71,8 24,0
71,8 24,9
71,8 26,3
30,5
28,4 --
30,0 2,4
71,8 29,9 -19,3 9,7
72,3 26,7 1,5 19,8 9,7
72,5 19,4 0,7 20,1 9,4
0,2
0,4
30-6-79
30-9-79
31-12-79
31-3-80
(Miljarden franken)
30-6-80
30-9.80 131 , 12-80
31-3-81
30-6-81
58,0 20,2
58,0 20,3
58,3 18,1
58,2 17,5
58,2 14,2
58,2 12,8
58,2 18,1
58,2 16,7
58,2 15,9
0,4
23,1 8.4 60,3 0,1
23,1 7,5 66,7 0,5
23,2 7,4 61,1 ...
27,8 6,9 43,7 0,1
29,3 6,7 94,0 0,7
29,5 6,2 119,4 0,8
24,2 5,7 110,7 0,8
28,6 5,2 46,4 0,8
30,1 5,5 57,7 1,0 •••
... ... ... ... ... ... -- -- -----... --... --... -- -- -... ... ... ... ...-- --... --... --... --... --... ...-... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ...
...
...
...
...__ __... -... ... ... ... ... ...
3,5 --
6,5
6,5
6,5
6,5
16,9 75,9
12,0 88,6
11,9 107,2
13,7 84,1
20,0 101,2
25,8 106,1
23,3 83,8
23,6 85,5
22,1 75,5
17,7 54,2
14,2 109,1
7,4 111,6
6,9 114,8
13,9 v 18,7 136,0 137,6
222,6
232,2
256,1
235,2
258,1
254,4
277,2
285,2
265,7
226,1
326,1
345,9
339,4
307,4 v323,1
0,3
0,4
0,4
0,4
0.4
0,4
0,5
0,6
0,4
0,7
0,7
0,6
0,6
B. Vorderingen op de nationale overwegend geldschep. pende instellingen : 1. Munten en biljetten 2. Andere : a) op de N.B.B. : - monetaire reserve - andere b) op de overheidsinstellingen c) op de depositobanken C. Vorderingen op de andere nationale sectoren: 1. Op de Staat 1 a) voor ten hoogste een jaar b) voor meer dan een jaar obligaties verkrijgbaar door elke belegger .-- andere 2. Op de andere overheden 2 a) voor ten hoogste een jaar b) voor meer dan een jaar: -- obligaties verkrijgbaar door elke belegger ._ -- andere 3. Op de bedrijven en particulieren a) bankaccepten b) handelspapier c) voorschotten d) andere vorderingen voor ten hoogste een jaar -. e) andere vorderingen voor meer dan een jaar: -- obligaties verkrijgbaar door elke belegger -. -- andere 4. Op het Renteufonds : voor ten hoogste een jaar : a) voorschoren van de N.B.B. voor de financiering van schatkistcertificaten b) overige 5. Op de andere financiële instellingen 4 a) voor ten hoogste een jaar : -- kasbons verkrijgbaar door elke belegger - andere b) voor meer dan een jaar kasb. en oblig. verkrijgbaar door elke belegger -- andere D. Andere TOTAAL DER ACTIVA
:
:.
--
:
:
--
:
--... ---... ----... --
--
--
--
--
--
---
--
--
3,9
4,2 0,1
37,0
37,0
37,0
37,0
5,5 37,5
5,5 37,5
5,5 37,5
6,3 37,5
6,3 37,5
-___
---
---
---
---
-
13,3 43,4
8,8 39,1
5,6 23,3
5,7 34,4 0,5
11,3 38,5 0,1
10,8 v 39,5 0,1
0,4
0,4
2,4 ...
2,0 2,1
2,7 ...
3,7 5,3
3,4 0,2
3,4 0,4
3,7 4,6
4,3 3,1
4,2
20,6
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
2,7 38,3
3,0 38,3
3,2 38,1
3,8 37,9
4,2 37,5
4,9 37,5
5,0 37,5
4,9 37,5
5,6 37,5
---
-__
---
---
---
---
---
--
--
7,9 15,2 0,3
5,2 14,9 0,5
... 10,3 0,4
5,4 26,2 0,4
7,6 32,1 0.4
12,1 41,2 0,1
9,2 36,5 0,1
12,4 39,2 0,1
12,0 46,4 0,3
0,5
0,5
0,5
0,2
0,5
5,1
2,2 40,2
1,1
1,1
...
1,1
-- -- --- -- -...... ...... ... --... --... --... - __ __
2,9
0,3
0,3
0,3
37,8 331,0
24,2 325,6
23,3 340,8
1,1
---
0,5
3,6
1,1
---
0,4
2,8 7,4
1,1
1,1
1,1
1,2
1,3
1,3
---
--... --... --... -- -- -0,4
0,4
0,4
---
16,0 13,9
49,1 4,8
47,7 ...
52,5 23,2
72,6 18,3
60,0 9,5
67,2 4,3
77,1 9,9
107,1
122,2
--
--
--... --... -__ __ __
0,2
0,2
0,2
83,5 637,2
101,9 653,6
96,6 680,0
0,4
0,4
...
0,4
2,0
0,3
0,2
__
__
12,1
15,2 406,9
35,5 458,8
78,3 539,5
79,8 557,2
3
1,2
---
0,3
4
1,2
---
0,7
1 Incl. het Wegenfonds (cf. de toelichting e Hoofdstukken IX, Betalingsbalans en XIII, Geldscheppende instellingen van het statistisch gedeelte e, gepubliceerd in het Tijdschrift VOO? Documentatie en Voorlichting : XLIIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1968). 2 Incl. de instellingen van de sociale verzekering.
1,1
---
... --... --... -__ __ __ 349,7
1,1
-- ---- -... ... 4,3
2,5 0,1
2,1
0,7
0,7
0,2
0,2
0,4
1,6
0,2
0,2
0,2
93,1 578,3
68,9 528,9
64,2 600,4
--
0,1
__
0,2
73,6 609,8
0,4
---
-
... •.. --... --... -... __ __ -
Pr've-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering he leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. Spaarkassen, hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen, kredietinstellingen van de overheidssector.
op
a)
Nationale Bank van België - Passiva - Jaarlijkse en driemaandelijkse cijfers
1 A. 1. 2. 3.
31-12-78
30-6-79
30-9-79
31-12-70 i
31-3-80
(Miljarden franken) 30-6-80
30-9-80
31-12-80
31-3-81
30-6-81
31-12-73
31-12-74
31-12-75
31-12-76
31-12-77
0,3 ...
0,1 ...
0,1 ...
0,1 ...
0,1 23,4
0,1 26,7
0,1 7,7
0,1 39,9
0,1 27,4
0,1 ...
0,1 ...
0,1 ...
0,1 ...
0,1 5,5
0,2 ...
... 2,3 0,9 3,5
... 3,0 0,3 3,4
... 3,6 3,7
... 3,3 3,4
... 3,7 27,2
... 5,9 32,7
... 4,9 12,7
... 4,1 44,1
... 6,0 33,5
... 5,3 5,4
... 6,9 7,0
... 7,4 7,5
... 7,0 7,1
... 5,8 11,4
... 6,7 6,9
7,0
7,2
7,2
7,7
8,0
10,2
10,0
9,2
12,8
11,4
12,5
10,7
11,9
12,0 v 11,0
Verbintenissen tegenover het buitenland : Tegenover het I.M.F. Tegenover het E.F.M.S. Andere : a) in buitenlandse valuta's b) in Belgische franken 1 c) monetaire reserve : Groothertogdom Luxemburg Totaal der verbintenissen tegenover het buitenland
tegenover de nationale overwegend geldscheppende instellingen :
B. Verbintenissen
1. Munten en biljetten 2 2. Andere : a) tegenover de N.B.B. b) tegenover de overheidsinstellingen c) tegenover de depositobanken : - monetaire reserve - kasbons en obligaties - andere C. Verbintenissen
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
. ..
•••
•• •
...
21,3 0,6
14,7 0,9
0,7
0,7
0,5
0,1 0,4
0,1
...
0,3
0,1
0,2
0,1
0,4
...
v ...
231,5 0,5
248,9 0,3
281,2 0,9
299,5 1,2
327,4 0,5
349,7 0,8
370,1 1,0
349,8 0,7
359,0 0,7
346,2 0,8
365,1 1.2
350,3 1,2
364,2 0,4
...
••.
•••
•••
...
•••
•••
• ..
0,1
0,1
0,1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
• ..
•• .
•••
•••
•••
•• •
•••
• .•
• ..
•• .
...
•• •
• ..
...
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
•• .
•• •
•• •
.•.
••.
•• •
...
•••
••.
•• •
. ..
•• •
•• •
...
tegenover de andere nationale sec-
toren : 1. Geldhoeveelheid : a) monetaire kasmiddelen in het bezit van de bedrijven 3 en particulieren : - chartaal geld 4 - giraal geld 5 b) giraal geld in het bezit van de overheid 6 2. Andere verbintenissen tegenover de bedrijven en particulieren : a) in Belgische franken : - voor ten hoogste een jaar : - deposito's op gewone boekjes - andere deposito's - voor meer dan een jaar : -- deposito's - kasbons en obligaties b) in buitenlandse valuta's : deposito's voor ten hoogste een jaar 3. Andere verbintenissen : a) tegenover de Schatkist b) tegenover de andere overheden : voor ten hoogste een jaar (termijndeposito's) c) tegenover de financiële instellingen : - het Rentenfonds - instel. voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongev.. pensioenfondsen : mon. reserve - de andere financiële instellingen : -- monetaire reserve -- andere D. Andere
TOTAAL DER PASSIVA
•••
...
352,4 v378,9 0,8 v 0,7 0,1
v
0,1
-
0,5
0,3
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
11,8 -
5,7 -
-
-
-
0,3 -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
54,3
44,2
47,1
37,2
43,3
64,6
164,9
214,3
239,9
253,2
276,9 v282,4
600,4
609,8
637,2
653,6
331,0
325,6
340,8
349,7
1 Incl. de verbintenissen in Belgische franken tegenover de internationale instellingen andere dan het I.M.F. Incl. de munten en biljetten van de Schatkist in het bezit van de overwegend geldscheppende instellingen andere dan de N.B.B. 3 Privé-bedrijven andere dan overwegend geldscheppende, financiële instellingen van de overheidssector die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn, en overheidsbedrijven.
406,9 4
2
5
458,8
145,6 539,5
153,4 557,2
172,0 578,3
528,9
680,0
De cijfers van deze rubriek zijn onderschat voor een bedrag gelijk aan de munten en biljetten van de Schatkist, die in het bezit zijn van de overwegend ge dscheppende instellingen andere dan de N.B.B. Excl. het creditsaldo van het Rentenfonds bij de N.B.B., welke opgenomen is in C. 3. c) of in D. naargelang de data. Excl. de gewone rekening van de Schatkist, bij de N.B.B.,. welke opgenomen is-,in C. 3. a).
a) Nationale Bank van België - Activa - Maandelijkse cijfers
A. Vorderingen op het buitenland : 1. Goud 2. I.M.F. : - Deelneming -- Leningen - Bijzondere trekkingsrechten - Andere 3. Ecu 's 4. Internationale akkoorden 5. E.F.M.S. 6. E.E.G. : Financiële bijstand op middellange termijn 7. Obligaties 8. Uitvoeraccepten in Belgische franken 9. Andere : a) in buitenlandse valuta's b) in Belgische franken Totaal van de vorderingen op het buitenland B. Vorderingen op de nationale overwegend geldschep-
30-6-80
31-7-80
31-8-80
304?-80
58,2 14,2 ... 29,3 6,7 94,0 0,7 ... ... 14,2 109,1 ... 326,4
58,2 14,2 .. . 29,3 6,5 119,3 0,8 .. . ... 10,5 118,7 . . . 357,5
58,2 13,9 ... 29,5 6,3 118,9 0,7 ... ... 12,9 117,0 . .. 357,4
0,7
0,7
3,7 4,6
(Miljarden f ranken)
31-10-80
30-11-80
31-12-80
31-1-81
28-2-81
31-3-81
30-4-81
31-5-81
30-6-81
58,2 12,8 ... 29,5 6,2 119,4 0,8 . . . ... 7,4 111,6 .. . 345,9
58,2 12,8 ... 29,5 6,1 121,0 0,4 ... ... 7,6 100,1 ... 335,7
58,2 12,8 ... 29,6 5,9 120,6 0,8 ... ... 9,2 112,7 ... 340,8
58,2 18,1 ... 24.2 5,7 110,7 0,8 . . . . . . 6,9 114,8 .. . 339,4
58,2 17,3 . . . 28,6 5,6 112,1 0,6 . . . .. . 7,5 126,6 . . . 356,5
58,2 17,0 . . . 28,6 5,4 81,7 0,7 . .. . .. 9,2 151,2 ... 352,0
58,2 16,7 .. . 28,6 5,2 46,4 0,8 ... ... 13,9 ]37,6 ... 307,4
58,2 16,5 ... 28,7 5,1 59,8 0,9 ... ... 14,7 152,0 ... 335,9
58,2 16,3 ... 29,3 4,9 58,8 0,9 ... ... v 17,0 162,6 ... v348,0
58,2 15,9 ... 30,1 5,5 57,7 1,0 ... ... v 18,7 136,0 ... v323,1
0,7
0,6
0,6
0,6
0,6
0,8
0,8
0,7
0,6
0,7
0,7
3,8 9,1
3,9 ...
4,3 3,1
4,4 - ..
4,3 . ..
4,3 ...
4,2 1,8
4,1 . . .
3,9 ...
4,0 8,1
4,1 10,4
4,2 0,1
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37.0
37,0
37,0
5,5 37,5
5,5 37,5
5,5 37,5
5,5 37,5
5,5 37,5
5,5 37,5
5,5 37,5
5,5 37,5
6,4 37,5
6,3 37,5
6,3 37,5
6,3 37,5
6,3 37,5
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1,2 -
1,2 -
1,3 -
1,3 -
1,3 -
1,3 -
pende in stellingen : 1. Munten en biljetten 2. Andere : a) op de N.B.B. : -- monetaire reserve - andere b) op de overheidsinstellingen c) op de depositobanken C. Vorderingen op de andere nationale sectoren : 1. Op de Staat 1 : a) voor ten hoogste een jaar b) voor meer dan een jaar : - obligaties verkrijgbaar door elke belegger - andere 2. Op de andere overheden 2 : a) voor ten hoogste een jaar b) voor meer dan een jaar : - obligaties verkrijgbaar door elke belegger - andere 3. Op de bedrijven 3 en particulieren : a) bankaccepten b) handelspapier c) voorschotten d) andere vorderingen voor ten hoogste een jaar e) andere vorderingen voor meer dan een jaar : - obligaties verkrijgbaar door elke belegger - andere 1. Op het Rentenfonds : voor ten hoogste een jaar : a) voorschotten van de N.B.B. voor de financiering van schatkistcertificaten b) overige 5. Op de andere financiële instellingen 4 : a) voor ten hoogste een jaar : -- kasbons verkrijgbaar door elke belegger - andere b) voor meer dan een jaar : - kasb. en oblig. verkrijgbaar door elke belegger - andere D. Andere TOTAAL DER ACTIVA
1,2 -
1.2 -
1,2 -
1,2 -
1,2 -
1,2 -
1,2 -
8,8 39,1 ... -
5,9 34,1 0,3 -
5,8 32,0 ... -
5,6 23,3 ... -
4,8 21,6 . . . -
5,2 24,1 0,3 -
5,7 34,4 0,5 -
3,7 24,0 ... -
7,0 30,6 ... -
11,3 38,5 0,1 -
12,2 45,9 0,4 -
10,6 v 48,3 0,4 -
10,8 v 39,5 0,1 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
60,0 9,5
41,0 3,4
57,7 ...
67,2 4,3
76,4 5,5
69,7 3,1
77,1 9,9
79,1 ...
82,3 ...
107,1 . . .
93,4 ...
89,8 ...
122,2 ...
1,6
0,8
...
0,1
0,4
--.
...
...
...
...
0,1
...
...
0,2 64,2
0,2 72,1
0,2 74,5
0,2 73,6
0,2 77,7
0,2 79,6
0,2 -
0,2 84,5
0,2 101,9
0,2 85,4
0,2 86,7
0,2 -
83,5
0,2 83,7
96,6
600,4
610,5
613,8
609,8
608,9
618,5
637,2
635,6
644,0
653,6
668,7
681,7
680,0
1 Incl. het Wegenfonds (cf. de toelichting « Hoofdstukken IX, Getal ngsbalana en XIII, Geldscheppende instellingen van het statistisch gedeelte n, gepubliceerd in het Tijd chrift voor Documentatie en Voorlichting : XLIIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1068). 2 Incl. de instellingen van de sociale verzekering.
3 4
.
Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. Spaarkassen, hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen, kredietinstellingen van de overheidssector.
a) Nationale Bank van Belgié - Passiva - Maandelijkse cijfers 30-6-80
A. 1. 2. 3.
Verbintenissen tegenover het buitenland : Tegenover het I.M.F. Tegenover het E.F.M.S. Andere : a) in buitenlandse valuta's b) in Belgische franken 1 c) monetaire reserve : Groothertogdom Luxemburg Totaal der verbintenissen tegenover het buitenland
B. Verbintenissen tegenover de nationale overwegend geldscheppende instellingen : 1. Munten en biljetten 2 2. Andere : a) tegenover de N.B.B. b) tegenover de overheidsinstellingen c) tegenover de depositobanken : -- monetaire reserve - kasbons en obligaties - andere C. Verbintenissen tegenover de andere nationale sectoren : 1. Geldhoeveelheid : a) monetaire kasmiddelen in het bezit van de bedrijven 3 en particulieren : - chartaal geld 4 -- giraal geld 5 b) giraal geld in het bezit van de overheid 6 2. Andere verbintenissen tegenover de bedrijven en particulieren : a) in Belgische franken : - voor ten hoogste een jaar : - deposito's op gewone boekjes - andere deposito's - voor meer dan een jaar : - deposito's - kasbons en obligaties b) in buitenlandse valuta's : deposito's voor ten hoogste een jaar 3. Andere verbintenissen : a) tegenover de Schatkist b) tegenover de andere overheden : voor ten hoogste een jaar (termijndeposito's) c) tegenover de financiële instellingen : - het Rentenfonds - instel. voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongev., pensioenfondsen : mon. reserve - de andere financiële instellingen : - monetaire reserve -- andere D. Andere TOTAAL DER PASSIVA
31-7-80
31-8-80
30-9-80
31-10-80
30-11-80
31-12-80
I
31-1-81
( Miljarden franken) 28-2-81
31-3-81
30-4-81
31-5-81
30-6-81
0,1 ...
0,1 ...
0,1 ...
0,1 ...
0,1 ...
0,1 ...
0,1 . . .
0,1 . . .
0,1 ...
0,1 5,5
0,1 11,8
0,2 3,6
0,2 . . .
... 6,9 7,0
••• 5,6 5,7
••• 6,5 6,6
••• 7,4 7,5
. •• 6,6 6,7
••• 6,7 6,8
. . . 7,0 7,1
.. . 7,5 7,6
... 6,4 6,5
... 5,8 11,4
. .. 5,9 17,8
... 6,7 10,5
. . . 6,7 6,9
12,5
10,2
10,1
10,7
10,3
10,2
11,9
12,4
11,4
12,0
11,0
v 12,0
v 11,0
...
. . .
...
...
...
...
. ..
. . .
...
...
...
...
. . .
0,2
0,1
0,1
0,1
. . .
...
0,4
. . .
. . .
. . .
0,1
v 0,1
v ...
365,1 1, 2
350,8 0,7
349,6 1,2
350,3 1,2
350,3 0,4
352,8 0,4
364,2 0,4
350,2 0,8
352,2 0,6
352,4 0,8
357,3 0,7
v373,5 ti 0,4
v378,9 ti 0,7
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
...
...
...
0,1
0,1
0,1 .
V
0,1
v
0,1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
7-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
...
. . .
•••
•••
. . .
•••
•••
•••
•••
••.
...
...
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
...
.. .
...
. . .
• ..
...
. . .
...
...
.•.
...
.
-
-
- 3.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
- .
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
•• . -
-
281,7
v285,1
v282,4
668,7
681,7
680,0
214,3
242,9
246,1
239,9
241,1
248,2
253,2
264,6
273,3
276,9
600,4
610,5
613,8
609,8
608,9
618,5
637,2
635,6
644,0
653,6
1 Incl. de verbintenissen in Belgische franken tegenover de internationale instellingen andere dan het I.J.F. 2 Incl. de munten en biljetten van de Schatkist in het bezit van de overwegend geldscheppende instellingen andere dan de N.B.B. 3 Privé-bedrijven andere dan overwegend geldscheppende, financiële instellingen van de overheidssector die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn, en overheidsbedrijven.
-
-
De cijfers van deze rubriek zijn onderschat voor een bedrag gelijk aan de munten en biljetten van de Schatkist, die in het bezit zijn van de overwegend geldscheppende instellingen andere dan de N.B.B. naar5 Excl. het creditsaldo van het Rentenfonds bij de N.B.B., welke opgenomen is in C. 3. c) of in D. gelang de data. Excl. de gewone rekening van de. Schatkist,bij. de N.B.B., welke opgenomenis in C. 3. a). 6
4
b) Geldscheppende overheidsinstellingen - Activa 1 31-12-73
31-12-74 131 -12-75
A. Vorderingen op het buitenland : 1. Goud 2. I.M.F. : - Deelneming - Leningen - Bijzondere trekkingsrechten - Andere 3. Ecu's 4. Internationale akkoorden 5. E.F.M.S. 6. E.E.G. : Financiële bijstand op middellange termijn 7. Obligaties 8. Uitvoeraccepten in Belgische franken 9. Andere : a) in buitenlandse valuta's b) in Belgische franken Totaal van de vorderingen op het buitenland B. Vorderingen op de nationale overwegend geldschep-
31-12-76
31-12-77
-
Jaarlijkse en driemaandelijkse cijfers
31-12-78
31-3-79
30-6-79
_
_
_ 0,1 0,1
... ...
0,4 •• • 0,4
0,8 •• 0,8
_.
_.
_.
0,3 . .. 0,3
0,4 0,5 0,9
0,4 0,4
0,1
0,2
0,1
0,3
0,1
1,2
0,9
... ... 0,5 0,5
... ... 1,2 ...
... 1,0 ...
... 1,1 1,4
... 1,4 0,6
... 2,3 ...
64,0
65,0
70,1
77,5
80,3
8,1 -
8,3 -
8,7 -
10,0 -
19,5
21,8
25,7
28,3
-
-
... ... -
0,7 1,9 -
0,4 -
,•• •• • •• •
30-9-79
(Miljarden franken)
31-12-79
31-3-80
30-6-80
-
_
-
_ 0,1 0,1
... ...
1,1
1,0
1,4
.1 2
... 0,8 1,8
.. . 0,6 5,5
... 0,4 ...
... 2,5 6,7
84,0
82,0
87,3
79,2
10,3 -
10,7 -
10,3 -
10,9 -
35,7
38,5
35,0
30-9-80
31-12-80 I 31-3-81
0,5 0,1. 0,6
- , 2,4 0,3 2,7
1,2 . . . 1,2
1,6
1,2
1,5
1,1
. . . 2,0 3,0
. . . 0,2 5,4
. . . 1,0 3,8
... 2,9 1,0
... 1,6 '2,9
81,1
82,7
89,9
84,7
86,0
84,9
11,3 -
11,3 -
v 11,4 -
v 11,3 -
38,3
33,7
44,7
40,6
40,3
0,1 -
0,1 -
-
_ 0.4 0,4
. . .
pende instellingen : 1. Munten en biljetten 2. Andere : a) op de N.B.H. : - monetaire reserve - andere b) op de overheidsinstellingen c) op de depositobanken C. Vorderingen op de andere nationale sectoren : 1. Op de Staat 2 a) voor ten hoogste een jaar b) voor meer dan een jaar : - obligaties verkrijgbaar door elke belegger - andere 2. Op de andere overheden 3 a) voor ten hoogste een jaar b) voor meer dan een jaar : - obligaties verkrijgbaar door elke belegger - andere 3. Op de bedrijven 4 en particulieren : a) bankaccepten b) handelspapier c) voorschotten d) andere vorderingen voor ten hoogste een jaar e) andere vorderingen voor meer dan een jaar : - obligaties verkrijgbaar door elke belegger -- andere 4. Op het Rentenfonds : voor ten hoogste een jaar : a) voorschotten van de N.B.B. voor de financiering van schatkistcertificaten b) overige 5. Op de andere financiële instellingen 5 a) voor ten hoogste een jaar : - kasbons verkrijgbaar door elke belegger - andere b) voor meer dan een jaar : - kasb. en oblig. verkrijgbaar door elke belegger - andere D. Andere :
v 11,2 v 12,5 v 12,9 - •
:
0,1 v 0,1. -
42,0
35,3
-
-
-
-
0,1 -
3,0 3,6 -
1,4 1,7 -
1,5 1,6 -
0,6 2,7 -
0,4 0,7 -
... ... -
0,6 1,0 -
... ... -
0,4 -
0,4 -
0,4 -
0,3 -
0,6 -
0,6 -
0,6 -
0,6 -
0,6 -
0,4
...
0,1
0,1
...
-
-
-
4,4
...
. . .
0,1
. . .
0,1
0,1
••-
...
0,1
...
0,2
...
0,6
0,4
...
...
0,5
.. .
1,5
...
1,7
0,1 11,1
0,1 14,0
0,1 18,1
0,1 23,1
... 12,2 6
••• 11,6
...
...
...
11,7
12,5
••• 12,5
13,2
--• 13,0
•- • 12,8
•- • 12,1
••• 10,9
-- • 12,4
114,0
131,8
145,7 145,1 6
152,7
144,9
157,3
144,9
161,6
157,6
162,3
155,0
161,7
156,1
. -
v
36,8 v
0,1 -
v
0,1 -
v
0,2 -
• 0,5 1,6 v
0,6 -
. . . . . . v
0,6 -
0,2 1,2 v
0,4 :1,0 -
0,3 1,0 -
0,6 v 0,6 v 0,5 -
:
TOTAAL DER ACTIVA
104,7
1 B.P.C., Belgisch Muntfonds (activa op korte term. en oblig.), Gemeentekrediet van België (activa die de tegenwaarde vormen van de direct opvraagbare passiva), H.W.I. (alleen de activa gefinancierd met middelen opgenomen bij de overwegend geldscheppende instellingen). Wat betreft het Belgisch Muntfonds is de tegenwaarde van het overschot van de getelde passiva op de getelde activa opgenomen in de rubriek D. Andere ». 2 Incl. het Wegenfonds (cf. de toelichting Hoofdstukken IX, Betalingsbalans en XIII, Geldscheppende instellingen van het statistisch gedeelte ., gepubliceerd in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting : XLIIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1968).
Incl. de instellingen van de sociale verzekering. Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. 5 Spaarkassen, hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen, kredietinstellingen van de overheidssector. 6 Nieuwe reeks vanaf. 31 december 1977 : de afwijking t.o.v. de oude reeks is toe te schrijven aan een verbeterde telling van de tegoeden der buitengewone rekenplichtigen- bij het Bestuur der Postchecks. liet vergelijkbaar cijfer in 1977 bedraagt 19,7 -en voor het totaal der activa 152.6. 3 4
b) Geldscheppende overheidsinstellingen - Passiva 1 - Jaarlijkse en driemaandelijkse cijfers
A. 1. 2. 3.
31-12-73
31-12-74
31-12-75
31-12-70
31-12-77
31.12-78
31-3-79
30-6-79
-
-
-
-
-
-
-
-
0,2 0,2
... ...
... ...
... ...
... ...
... ...
... ...
0,3
0,4
1,2
0,4
0,4
0,4
... 0,5
... 1,2
... 1,0
2,5 1,1
2,5 1,3
1,3
3,9
6,5
6,2
9,1 65,7 27,6
9,5 67,5 31,5
10,1 75,0 35,9
-
-
-
30-9-79
31-12-79
31-3-80
-
-
-
... ...
... ...
... ...
0,6
0,5
0,6
2,0 2,3
2,2 0,8
2,7 0,6
6,4
4,9
5,6
11,3 81,1 43,1
11,7 86,0 36,8e
12,2 91,3 39,6
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
(Miljarden franken) 30-0-80
30-9-80
31-12-80
31-3-81
-
-
-
-
0,2 0,2
0,2 0,2
0 ,1 0,1
... ...
... ...
0,5
0,8
0,7
0,7
0,6
0,7
3,7 0,3
3,4 2,5
3,4 2,1
3,7 0,2
4,3 1,0
4,3 2,8
4,0 1,5
6,4
7,4
7,6
8,6
7,4
8,I
6,2
7,2
12,1 88,6 35,0
12,4 97,3 37,4
12,5 87,0 33,4
12,7 91,3 43,6
12,7 91,5 38,3
13,9 98,9 37,1
14,7 90,1 36,0
14,7 92,0 41,1
14,7 v92,7 v35,3
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
...
...
2,1
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0,2
-
-
-
...
...
...
...
...
...
Verbintenissen tegenover het buitenland :
Tegenover het I.M.F. Tegenover het E.F.M.S. Andere : a) in buitenlandse valuta's b) in Belgische franken c) monetaire reserve : Groothertogdom Luxemburg Totaal der verbintenissen tegenover het buitenland
B. Verbintenissen tegenover de nationale overwegend .
geldscheppende instellingen :
1. Munten en biljetten 2 2. Andere : a) tegenover de N.B.B. b) tegenover de overheidsinstellingen c) tegenover de depositobanken : - monetaire reserve - kasbons en obligaties - andere C. Verbintenissen tegenover de andere nationale sectoren :
1. Geldhoeveelheid : a) monetaire kasmiddelen in het bezit van de bedrijven 3 en particulieren : - chartaal geld 4 - giraal geld b) giraal geld in het bezit van de overheid 2. Andere verbintenissen tegenover de bedrijven en particulieren : a) in Belgische franken : -- voor ten hoogste een jaar : -- deposito's op gewone boekjes -- andere deposito's -- voor meer dan een jaar : -- deposito's - kasbons en obligaties b) in buitenlandse valuta's : deposito's voor ten hoogste een jaar 3. Andere verbintenissen : a) tegenover de Schatkist b) tegenover de andere overheden : voor ten hoogste een jaar (termijndeposito's) c) tegenover de financiële instellingen : - het Rentenfonds -- instel. voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongev.. pensioenfondsen : mon. reserve - de andere financiële instellingen : -- monetaire reserve - andere
...
D. Andere TOTAAL DER PASSIVA
104,7
...
114,0
...
131,8
...
145,7
B.P.C., Belgisch Muntfonds (munten en biljetten), Gemeentek ediet van België (direct opvraagbare passiva), H.W.I. (alleen de- passiva t.o.v. overwegend geldscheppende instellingen). 2 Alleen de munten en biljetten van de Schatkist in het bezit van de N.B.B. 3 Privé-bedrijven andere dan overwegend geldscheppende, financiële instellingen van de overheidssector die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn, en overheidsbedrijven. 1
145,1e 152,7 4 5
...
144,9
...
157,3
144,9 161,6
...
157 , 6
162 , 3 155,0
...
161 , 7
...
156 , 1
De cijfers van deze rubriek zijn onderschat voor een bedrag gelijk aan de munten en biljetten van de Schatkist, die in het bezit zijn van de overwegend geldscheppende instellingen andere dan de N.B.B. Nieuwe reeks vanaf 31 december 1977: de afwijking t.o.v. de oude reeks is toe te schrijven aan een verbeterde telling van de tegoeden der buitengewone. rekenplichtigen, bij het Bestuur der Postchecks. Het vergelijkbaar cijfer in 1977 bedraagt 44,3 voor het giraal geld en 152,6 voor liet totaal der passiva.
c) Depositobanken - Activa - Jaarlijkse en driemaandelijkse cijfers
A. Vorderingen op het buitenland : 1. Goud 2. I.M.F. : - Deelneming - Leningen - Bijzondere trekkingsrechten - Andere 3. Ecu's 4. Internationale akkoorden 5. E.F.M.S. 6. E.E.G. : Financiële bijstand op middellange termijn 7. Obligaties 8. Uitvoeraccepten in Belgische franken 9. Andere : a) in buitenlandse valuta's b) in Belgische franken Totaal van de vorderingen op het buitenland
31-12-73
31-12-74
31-12-75
31-12-76
31-12-77
-
-
-
-
48,1 11,1 391,4 35,4 486,0
53,7 17,0 489,5 38,6 598,8
39,6 17,2 596,1 49,8 702,7
35,5 16,6 656,7 65,0 773,8
34,5 19,2 803,8 82,6 940,2
6,9
7,0
7,1
7,6
7,9
21,3 0,6 1,3 91,1
14,7 0,9 4,0 105,5
0,7 6,5 106,0
0,7 6,2 135,5
10,0
8,4
10,0
173,8 31,1
194,3 32,6
4,7
I
31-12-79
-
I
31-3-79
-
37,9 36,4 16,4 18,2 1.004,1 1.070,3 77,4 82,0 1.135,8 1.206,9
i
30-6-79
I
-
30-9-79
37,5
35,6 17,5 15,2 1.146,0 1.197,5 83,7 83,6 1.282,8 1.333,8
I
31-12-79 i
31-3-80
I
(Miljarden franken)
• 30-6-80
I
30-9-80
31-12-80 i
31-3-81
-46,1 v 60,5 40,9 44,8 50,6 46,1 v 19,5 17,5 17,9 21,0 15,0 18,8 1.236,1 1.423,4 1 483,1 1.556,4 1.748,5 2.020,4 99,5 83,1 99,9 101,6 96,0 100,2 1 .378,9 1.589,1 1.654 ,8 1 .716,0 v1.912,7 v2.195,4
B. Vorderingen op de nationale overwegend geldscheppende instellingen : I. Munten en biljetten 2. Andere : a) op de N.B.B. : - monetaire reserve - andere b) op de overheidsinstellingen c) op de depositobanken
10,0
8,3
9,8
9,1
0,5 6,4 164,5
0,1 0,4 4,9 172,5
... 5,6 186,7
0,1 6,4 179,61
... 7,3 194,6
0,3 7,6 195,5
28,7
11,6
23,7
68,4
62,8
61,1
226,3 30,0
247,0 24,9
282,6 19,4
317,5 18,2
316,6 18,2
337,0 18,2
349 , 6
9,8
11,6
12,7
9,1
10,5
8,7
24,7 6,6
29,1 7,6
29,8 9,1
31,8 12,5
36,8 17,4
41,2 20,5
5,9 116,0 219,4 0,1
7,9 116,3 252,3 4,1
10,9 128,6 309,5 4,5
11,9 136,2 371,7 9,1
9,9 148,8 452,1 1,2
12,2 12,6
14,7 15,3
14,7 23,0
15,4 22,8
16,0 39,3
-
-
-
-
0,4
-
11,4
9,5
10,3
9,5
10,2
11,1.
-
-
-
0,1 8,7 230,5
0,2 7,4 230,5
0,1 8,1 225,8
0,4 ... 7,2 6,2 243,8 v 275,7
62,3
91,4
116,8
132,4
:135,9
18,2
341 , 2 20,4
355 , I 33,7
11,4
12,4
18,4
14,6
15,1
14,8
20,1 v
20,9
40,5 24,8
44,5 27,0
43,6 27,6
45,1 30 ,1
42,9 30,2
43,7 v 30,2 v
45,0 v 30,2 v
44,7 v 30,7 v
47,1 30,5
13,0 149,2 517,3 1,2
18,6 155,9 521,8 ...
16,7 157,9 564,2 0,1
10,2 154,1 590,1 0,8
14,1 162,4 642,5
15,5 169,4 632,9
20,0 39,4
19,2 39,1
18,3 39,0
17,4 39,0
16,8 39,7
16,2 39,3
15,7 v 38,4 1,
-
-
2,2
7,8
-
-
-
G. Vorderingen op de andere nationale sectoren : I. Op de Staat 1 : a) voor ten hoogste een jaar b) voor meer clan een jaar : - obligaties verkrijgbaar door elke belegger -- andere 2. Op de andere overheden 2 a) voor ten hoogste een jaar b) voor meer dan een jaar : -- obligaties verkrijgbaar door elke belegger - andere 3. Op de bedrijven 3 en particulieren : a) bankaccepten b) handelspapier c) voorschotten cl) andere vorderingen voor ten hoogste een jaar e) andere vorderingen voor meer dan een jaar : - obligaties verkrijgbaar door elke belegger - andere 1. Op het Rentenfonds : voor ten hoogste een jaar : a) voorschotten van de N.B.B. voor de financiering van schatkistcertificaten b) overige 1. Op de andere financiële instellingen 4 a) voor ten hoogste een jaar - kasbons verkrijgbaar door elke belegger
,
151,0
360 , 4 v 352,2 v 357, 2 v 359 , 5 50,5 72,8 49,4 44,8
:
9,2
10,8
9,0
10,2
0,2 4,1
0,7 4,7
2,1 10,3
0,4 13,6
-
-
-
0,7
0,8
2,5
3,2
7,3
1,4
... 10,9
... 7,7
... 7,7
... 7,8
... 9,6
70,6 14,5
73,1 18,6 190,8
...
13,7 171,9 687,9 6,3
16,3 171,9 670,4 4,2
.
14,8 v 38,2 v
7,1
16,2 17,2 172,0 v 159,5 719,1 v 730,4 7,7 8,9 14,6 v 38,2 v
2,4
14,3 38,1
10,6
:
-- andere b) voor meer dan een jaar : - kasb. en oblig. verkrijgbaar door elke belegger - andere
1 Andere TOTAAL DER ACTIVA
... 10,2
31,5 8,2 99,5
37,4 37,2 39,9 68,9 9,9 10,5 12,3 15,1 129,9 133,5 139,1 158,2 1.377,0 1.616,7 1.833,6 2.064,0 2.416,5
1 Incl. het Wegenfonds (cf. de toelichting v Hoofdstukken IX, B Lalingabalans en XIII Geldscheppende instellingen van het statistisch gedeelte ., gepubliceerd in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting : XLIIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1968). 2 Incl. de instellingen van de sociale verzekering.
3 4
182,9
2.775,1 2.932,0
... 11,8
... 14,5
61,8 62,1 67,4 65,5 17,9 18,4 17,9 18,7 215,7 212,3 222,0 192,3 3.066,1 3.161,6 3.264,93.596,3 3.749,6 70,0 18,8 190,6
... 15,7
... 16,5
... 16,9
v 63,9 v 69,7 v 76,8 v 19,3 v 18,6 v 20,7 v 219,0 v 217,3 v 254,7 3.841,3
4.106,0 4.516,5
Privé-bedrijven die geen financiie instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. Spaarkassen. hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen, krechetinstellingem.van de overheidssector.
c) Depositobanken - Passiva - Jaarlijkse en driemaandelijkse cijfers
I A. 1. 2. 3.
31-12-78 I
(Miljarden franken)
31-3-79
30-6-79
30-9-79
31-12-79
31-3-80
30-6-80
-
-
-
-
-
-
31-12-73
31-12-74
31-12-75
31-12-76
31-12-77
-
-
-
-
-
434,3 118,6 552,9
525,9 169,6 695,5
633,9 162,5 796,4
-
-
-
0,2 ...
... 0,1
0,1 1,4
••• 0,6
2,1 ...
... 1,8
91,1
... 105,5
0,1 105,9
0,1 135,4
0,3 164,2
0,4 172,1
185,9 0,1
195,1 0,2
236,3 0,1
248,1 0,1
278,6 0,4
156,6 159,8
169,5 188,5
220,4 182,3
253,9 236,0
27,2 41,8
23,3 48,7
31,5 58,2
11,7
17,5
-
-
30-9-80
31-12-80
31-3-81
-
-
-
Verbintenissen tegenover het buitenland : Tegenover het I.M.F. Tegenover het E.F.M.S. Andere : a) in buitenlandse valuta's b) in Belgische franken 1 c) monetaire reserve : Groothertogdom Luxemburg Totaal der verbintenissen tegenover het buitenland
-
842,0 1.063,1 1.133,9 1.241,7 1.305,0 1.346,7 1.571,6 1.634,6 1.724,2 1.945,9 2.263,0 680,6 329,2 344,3 353,8 346,7 293,1 297,9 247,1 240,3 240,7 218,9 207,2 179,9 860,5 1.049,2 1.282,0 1.374,2 1.482,4 1.552,1 1.644,6 1.864,7 1. 981, 3 2.068,5 2.299,7 2.592,2
tegenover de nationale overwegend geldscheppende instellingen :
B. Verbintenissen
1. Munten en biljetten 2. Andere : a) tegenover de N.B.B. b) tegenover de overheidsinstellingen c) tegenover de depositobanken : -- monetaire reserve - ka sbons en obligaties - andere
2,1 0,5 -
-
-
-
-
-
-
-
-
... 5,5
5,2 ...
0,2 6,7
0,4 3,0
4,6 5,4
3,1 3,8
0,4 186,3
0,4 179,2
0,4 194,2
0,3 195,2
0,3 230,2
0,3 230,2
0,3 225,5
0,3 0,3 243,5 v 275,4
291,7 0,6
298,5 0,4
312,0 0,7
290,2 0,5
296,8 0,5
281,7 1,0
300,8 0,5
290,6 0,6
293,7 v 300,6 0,6 v 0,6
298,2 231,2
337,4 256,9
347,6 275,3
356,6 269,9
353,0 290,1
361,2 295,9
341,5 347,9
330,6 344,2
337,8 341,6
363,3 362,9 328,3 v 339,5
28,9 74,3
31,0 104,4
29,0 125,6
29,4 132,2
30,2 137,2
- 28,9 144,9
27,4 153,0
26,9
160,0
25,0 174,3
25,4 190,7
25,3 201,0
24,3 221,6
23,0
31,4
35,8
29,8
30,8
34,6
36,3
37,7
46,7
49,9
48,7
54,1
68,0
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
. . . 1,0
. . . 2,9
C. Verbintenissen tegenover de andere nationale sectoren : 1. Geldhoeveelheid : a) monetaire kasmiddelen in het bezit van de bedrijven 2 en particulieren : -- chartaal geld -- giraal geld b) giraal geld in het bezit van de overheid 2. Andere verbintenissen tegenover de bedrijven en particulieren 3 : a) in Belgische franken : - voor ten hoogste een jaar : - deposito's op gewone boekjes -- andere deposito's - voor meer dan een jaar : - deposito's - kasbons en obligaties b) in buitenlandse valuta's : deposito's voor ten hoogste een jaar 3. Andere verbintenissen : a) tegenover de Schatkist b) tegenover de andere overheden : voor ten hoogste een jaar (termijndeposito's) c) tegenover de financiële instellingen : - het Rentenfonds - instel. voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongev.. pensioenfondsen : mon. reserve - de andere financiële instellingen : -- monetaire reserve - andere 4 D. Andere TOTAAL DER PASSIVA
...
-
0,1
0,1
0,7
0,7
-
-
0,2
0,3
0,3
0,3
0,3
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
•• •
. . .
•• .
...
0,3 ...
...
•••
• -•
...
...
•• •
...
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
...
1,1
...
1,0
0,7
1,2
1,3
265,5
274,1
291,8
301,3
303,8
294,2
326,2
0,3
3,1
3,4
2,5
0,7
2,5
0,4
0,9
147,0
168,8
175,1
191,1
221,6
244,7
254,4
256,2
4.516,5 1.377,0 1.616,7 1.833,6 2.064,0 2.416,5 2.775,1 2.932,0 3.066,1 3.161,6 3.294,9 3.596,3 3.749,6 3.841,3 4.106,0
1 Incl. de verbintenissen in Belgische franken tegenover de internationale instellingen gevestigd in de B.L.E.U. Privé-bedrijven andere dan overwegend geldscheppende, financiële instellingen van de overheidssector die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn, en overheidsbedrijven.
2
0,3
Incl. de « andere verbintenissen a - in de vorm van deposito's, kasbons en obligaties - tegenover de financiële instellingen die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn, en de « achtergestelde passiva in de vorm van obligaties en leningen. 4 Verbintenissen andere dan in de vorm van deposito's, kasbons. en. obligaties .en monetaire reserve (zie voetnoot 3). 3
d) Totaal der overwegend geldscheppende instellingen - Activa - Jaarlijkse en driemaandelijkse cijfers A. Vorderingen op het buitenland : 1. Goud 2. I.M.F. -- Deelneming - Leningen - Bijzondere trekkingsrechten - Andere 3. Ecu's 4. Internationale akkoorden 5. E.F.M.S. 6. E.E.G. : Financiële bijstand op middellange termijn 7. Obligaties B. Uitvoeraccepten in Belgische franken 9. Andere : a) in buitenlandse valuta's b) in Belgische franken Totaal van de vorderingen op het buitenland B. Vorder. op de nationale overwegend geldschep. instel. : 1. Munten en biljetten 2. Andere : a) op de N.B.B.: - monetaire reserve - andere b) op de overheidsinstellingen c) op de depositobanken C. Vorderingen op de andere nationale sectoren : 1. Op de Staat 1 : a) voor ten hoogste een jaar b) voor meer dan een jaar : - obligaties verkrijgbaar door elke belegger - andere 2. Op de andere overheden 2 a) voor ten hoogste een jaar b) voor meer dan een jaar : -- obligaties verkrijgbaar door elke belegger -- andere 3. Op de bedrijven 3 en particulieren : a) bankaccepten b) handelspapier c) voorschotten d) andere vorderingen voor ten hoogste een jaar e) andere vorderingen voor meer dan een jaar : -- obligaties verkrijgbaar door elke belegger - andere 4. Op het Rentenfonds : voor ten hoogste een jaar : a) voorschotten van de N.B.B. voor de financiering van schatkistcertificaten b) overige 5. Op de andere financiële instellingen 4 a) voor ten hoogste een jaar : -- kasbons verkrijgbaar door elke belegger - andere b) voor meer dan een jaar : -- kasbons en oblig. verkrijgbaar door elke belegger - andere D. Andere
I
31-12-74
71,8 24,0 30,5 ... 3,5 48,1 28,0 467,3 35,4 708,6
71,8 24,9 28,4 ... ... 6,5 53,7 29,4 578,1 38,6 831.4
7,3
7,6
I
31-12-75
I
31-12-76 I
31-12-77
72,3 71,8 71,8 29,9 26,7 26,3 1,5 19,8 30,0 19,3 9,7 9,7 2,4 ... 0,2 0,4 ... ... ... 6,5 6,5 6,5 34,5 39,6 35,5 39,7 29,9 30,6 703,3 740,8 905,0 49,8 65,0 83,1 959,6 1.009,3 1.199,2 7,6
31-12-78
i
58,0 72,5 19,4 19,6 0,7 0,7 24,7 20,1 9,4 9,0 70,8 0,4 0,5 ... ... 37,9 36,4 42,6 39,4 1.110,2 1.156,4 77,4 82,0 1.390,6 1.497,5 11,6
8,4
8,3
31-3-75
9,8
I
30-6-79
1
30-9-79
1 31-12-79
31-3-80
30-6-80
30-9-80
31-12-80
31-3-81
58,0 58,0 58,3 58,2 58,2 58,2 58,2 58,2 14,2 1.2,8 18,1 16,7 20,2 20,3 18,1 17,5 ... ... ... ... ... ... ... ... 28,6 23,1 23,1 23,2 27,8 29,3 29,5 24,2 6,2 8,4 7,5 7,4 6,9 6,7 5,7 5,2 43,7 94,0 119,4 110,7 46,4 60,3 66,7 61,1 0,7 0,8 0,8 0,1 ... 0,1 0,8 0,5 ... ... .. .. ... ... ... ... 37,5 40,9 44,8 50,6 46,1 v 46,1 v 60,5 35,6 40,9 39,1 40,8 38,9 33,7 25,4 27,2 30,1 1.229,8 1.283,0 1.311,6 1.477,6 1.592,2 1.668,01.863,3 2.158,0 99,9 101,6 96,1 83,7 83,6 83,1 100,5 99,5 1.560,0 1.619,1 1.644,6 1..815,6 1.981,2 2.062,5 v2.254,8 v2.504,0 11,4
10,7
13,2
12,1
.13,4
1:1,3
12,4
Ko lom van ta bel X111- 1 • Gez amen lij ke ba la nsen van de overwegen d geldschep . p ende ins tell inge n •, w aar in de ru br iekbegrep en is.
31-12-73
(Miljarden franken)
(6)
11,3
(1) .
21,3 0,6 1,8 93,7
14,7 0,9 5,2 105,7
0,7 7,5 106,0
0,7 9,8 137,0
0,5 10,2 165,1
0,1 0,4 9,2 174,6
... 8,6 188,5
0,1 9,7 185,1
... 11,4 199,9
0,3 13,5 202,4
0,1 .14,1 233,9
0,2 .11,3 240,5
0,1. 13,4 232,7
0,4 ... 13,4 12,7 244,8 v 278,6
74,5
78,5
84,3
126,8
128,9
144.7
187,4
187,1
177,3
180,4
2.11,1.
243,7
254,1
258,9
272,9
(7)
184,1 71,3
205,3 70,9
238,0 68,3
260,2 63,0
296,7 57,3
332,4 55,7
331,8 55,7
352,8 55,7
365,9 55,7
357,4v 372,1 v 377,2 v 368,9 v 375,2 v 378,7 11.0,3 57,9 7.1,2 82,3 86,9 88,0
(7) (7)
24,2
31,6
37,3
41,0
44,8
49,0
43,7
49,7
46,1
63,1
55,2
55,4
5.1,6
62,1 v
56,2
(8)
25,8 6,6
30,2 7,6
30,9 9,1
32,9 12,5
37,9 17,4
42,3 20,5
41,6 24,8
45,7 27,0
44,8 27,6
46,3v 30,1
44,1 v 30,2
45,0 v 30,2 v
46,3 v 30,2v
46,0 v 30,7 v
48,6 30,5
(8) (8)
13,8 131,2 219,7 0,1
13,8 133,1 252,8 4,1
13,9 142,5 309,9 4,5
18,7 164,1 372,1 9,1
19,0 182,5 452,5 1,2
25,7 193,1 517,4 1,2
27,3 185,5 521,8 ...
25,9 194,4 564,3 0,1
23,2 194,3 590,2 0,8
28,8 22,3 207,4 v 199,0 719,6 v 730,5 7,7 8,9
(9) (9) (9) (11)
13,1 12,6
15,6 15,3
15,6 23,0
16,3 22,8
16,7 39,3
21,0 39,4
20,2 39,1
19,3 39,0
18,4 39,0
17,8v 39,7
.17,2 v 39,3
.1.6,7 v 38,4 v
1.5,8v 38,2v
15,6 v 38,2 v
... 9,6
... 10,8
2,9 9.1
3,6 10,3
2,8 7,8
16,0 14,8
29,3 4,2
49,1 8,0
. 47,7 11,7
52,5 24,6
72,6 20,5
60,0 17,4
67,2 .11,4
0,2 4,1
0,7 4,7
2,1 10,4
0,4 13,6
... 10,4
... 11,6
... 8,3
... 8,1
... 9,8
... 9,6
... 12,3
... 16,1
... 17,3
31,8 8,3 148,4
37,7 10,0 168,1
:
26,1 208,8 642,8 0,7
29,3 214,4 632,9 ...
• 5,1 • 11,0 670,4 4,2
19,5 196,4 687,9 6,3
15,2 38,1
(11) (11)
77,1 12,3
107,1 10,7
(12) (13)
... 16,6
... 18,6
(14) (14)
62,0 v 64,1 v 69,9 v 77,0 17,9 v 19,3 v 18,6 v 20,7 292,7v 304,7 v 311,7 v 369,0 2.968,5 5 3.386,6 3.589,6 3.762,913.863,7 4.034,8 4.282,8 4.512,3 4.606,1 4.904,9 5.326,2
(14) (14) (15)
:
TOTAAL DER ACTIVA
37,5 40,2 10,6 12,4 174,3 174,9 1.812,7 2.056,3 2.306,2 2.559,4
69,2 15,1 185,6 5
1 Incl. het Wegenfonds (zie de toelichting « Hoofdstukken IX, Betalingsbalans en XIII, Geldscheppende instellingen van het statistisch gedeelte », gepubliceerd in het Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting : XLIIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1968). 2 Incl. de instellingen van de sociale verzekering. 3 Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen.
70.8 14,5 230,0
4 5
73,3 18,6 272,6
70,2 18,8 281,4
67,6 17,9 284,6
65,7 18,7 318,6
62,3 18,4 303,9
Spaarkass 11. hypotheek- en kapitalisatienmatschappijen, kredietinstellingen van de overheidssecto Nieuwe r eks vanaf 31 december 1977 : de afwijking t.o.v. de oude reeks is toe te schrijven aan een verbeterde telling van de tegoeden der buitengewone rekenplichtigen bij het Bestuur der l'ostchecks. Het vergelijkbaar cijfer in 1977 bedraagt 113,1 en voor het totaal der activa 2.976,0.
d) Totaal der overwegend geldscheppende instellingen - Passiva - Jaarlijkse en driemaandelijkse cijfers
A. Verbintenissen tegenover het buitenland : 1. Tegenover het I.M.F. 2. Tegenover het E.F.M.S. 3. Andere : a) in buitenlandse valuta's b) in Belgische franken 1 c) Monetaire reserve : Groothertogdom Luxemburg Totaal der verbintenissen tegenover het buitenland
I
31-12-74
I
31-12-77
0,1
I
31-12-78
0,1 26,7
31-3-79
0,1 14,8
I
30-6-79
0,1
I
30-9-79
0,1 39,9
31-12-79
0,1 27,4
31-3-80
0,1
( Miljarden franken)
30-0-80
0,1 ...
30-9-80
31-12-80
0,1
0,1
31-3-81
0,3 • ..
0,1 ...
0,1 ...
0,1 ...
434,3 121,1 0,9 556,6
525,9 172,6 0,3 698,9
637,5 162,5 800,1
680,6 183,2 863,9
7,3
7,6
8,4
8,1
8,4
10,6
9,0
10,5
9,8
13,3
12,2
13,2
.11,4
12,5
12,7
2,1 1,0
0,2 1,2
... 1,1
2,6 2,5
2,5 1,9
4,1 2,3
2,2 2,6
2,7 6,1
8,9 0,3
3,6 9,2
3,8 5,1
8,3 5,6
7,4 4,8
4,3 3,8
4,0 4,4
21,3 ... 93,0
14,7 ... 110,3
0,1 113,1
0,1 142,3
0,3 171,1
0,1 0,4 177,4
0,4 191,9
0,4 185,7
0,4 201,6
0,3 203,1
238,9
0,3 237,8
0,3 233,7
0,3 0,3 250,1v 282,6
240,6 252,1 27,7
258,4 262,9 31,7
291,3 312,2 36,0
310,8 330,4 43,2
339,1 365,1 37,2 7
361,9 383,8 40,2
357,2 387,6 35,5
382,5 410,3 38,1.
362,3 377,9 33,9
371,7 388,8 44,1
358,9 374.0 . 39,4
379,0 400,9 37,7
365,0 381,9 36,7
378,9 386,1 41,7
367,1 394,1 36,0
(1 ) (1 ) (1 )
156,6 159,8
169,5 ]88,5
220,4 182,3
253,9 236,0
298,2 231,2
337,4 256,9
347,6 275,3
356,6 269,9
353,0 290,1
361,2 295,9
341,5 347,9
330,6 344,2
337,8 341,6
363,3 362,9 328,3 v 339,5
(2) (2)
27,0 41,8 11,9
23,3 48,7 17,5
31,5 58,2 23,0
28,9 74,3 31,4
31,0 104,4 35,8
29,0 125.6 29,8
29,4 132,2 30,8
30,2 137,2 34,6
28,9 144,9 36,3
27,4 153,0 37,7
26,9 160,0 46,7
25,0 174,3 49,9
25,4 190,7 48,7
25,3 201,0 54,1
24,3 221,6 68,0
(3) (3)
• ..
••.
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
(7)
23,4
7,7
842,0 1.063,1 1.133,9 1.241,7 1.305,0 1.346,7 224,8 245,6 251,2 303,9 210,9 244,1 1.076,4 1.314,7 1.392,9 1.495,1 1.596,2 1.678,1
...
•• .
1.571,6 1.634,6 1.724,2 298,6. 353,8 351,8 1.870,3 1.988,5 2.076,1
0,1 5,5
van ta bel Gezame n lijke ba lansen van ove r wegen d geldschep p en de in s tellingen a, waar in de ru brie kbegrep en is
31-12-73
31-12-75 I 31-12-76
1.945,9 2.263,0 360,8 335,0 2.306,8 2.603,6
(6)
B. Verbintenissen tegenover de nationale overwegend geld-
scheppende instellingen : 1. Munten en biljetten 2. Andere : a) tegenover de N.B.B. b) tegenover de overheidsinstellingen c) tegenover de depositobanken : -- monetaire reserve -- kasbons en obligaties - andere C. Verbintenissen tegenover andere nationale sectoren : 1. Geldhoeveelheid : a) monetaire kasmiddelen in het bezit van de bedrijven 2 en particulieren : - chartaal geld - - giraal geld 3 b) giraal geld in het bezit van de overheid 4 2. Andere verbintenis. t.o.v. de bedrijven en particulieren 5 : a) in Belgische franken : - voor ten hoogste een jaar : - deposito's op gewone boekjes -- andere deposito's - voor meer dan een jaar : -- deposito's - kasbons en obligaties b) in buiten]. valuta's : deposito's voor ten hoogste een j. 3. Andere verbintenissen : a) tegenover de Schatkist b) tegenover de andere overheden : voor ten hoogste een jaar (termijndeposito's) c) tegenover de financiële instellingen : -- het Rentenfonds - instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, pensioenfondsen : mon. reserve - de andere financiële instellingen : - monetaire reserve - overige 6 D. Andere TOTAAL DER PASSIVA
...
0,1
0,1
...
0,7
2,8
0,2 ...
0,3 ...
0,3
0,3
0,3
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
...
0,3
(8)
...
(13)
...
...
...
...
...
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
(15)
-
0,4
0,9
...
1,1
...
1,2
0,7
1,2
1,3
(14) (14)
394,3
401,8
418,9
515,6
543,7
547,4
603,1
(15)
-
-
-
11,8 0,3
5,7 3,1
3,4
2,5
0,7
0,3 2,5
201,3
213,0
222,2
228,3
264,9
309,3
446,1
2.968,5 7 3.386,6 3.589,6 3.762,9 3.863,7 4.034,8
456,7
...
(4 )
...
0,3
1 Voor de N.B.B., incl. de verbintenissen in Belgische franken tegenover do internationale instellingen andere dan het I.M.F.; voor de andere overwegend geldscheppende instellingen, incl. de verbintenissen in Belgische franken tegenover de internationale in de B.L.E.U. gevestigde instellingen. 2 Privé-bedrijven andere dan overwegend geldscheppende, financiële instellingen van de overheidssector die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn, en overheidsbedrijven. 3 Excl. het creditsaldo van het Rentenfonds bij de N.B.B.) welke opgenomen in C. 3. c) of in D. naargelang de data.
0,3
...
0,5
1.812,7 2.056,3 2.306,2 2.559,4
0,3
...
-
(1)
4.282,8 4.512,3 4.606,1
4 Excl. de gewone rekening van de Schatkist bij de N.B.B., welke opgenomen
4.904,9 5.326,2.
in C. 3. a).
- in de vorm van deposito's, kasbons en obligaties - tegenover de financiële instelde andere verbintenissen lingen die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn, en de a achtergestelde passiva n in de vorm van obligaties en leningen. voetnoot 5). 6 Verbintenissen andere dan in de vorm van deposito's, kasbons en obligaties, en monetaire reserve (zie is toe te schrijven aan een verbeterde telling . 7 Nieuws reeks vanaf 31 december 1977: de afwijking t.o.v. de oude reeks 5 Incl.
van de tegoeden der buitengewone rekenplichtigen bij liet Bestuur der l'ostchecks. Het vergelijkbaar cijfer in 1977 bedraagt 41,7 voor het giraal geld en 2.976,0 voor het totaal der passiva.
XIII • 3. - OORZAKEN VAN DE VERANDERINGEN IN DE GELDHOEVEELHEID BIJ DE OVERWEGEND GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN (Veranderingen in miljarden franken)
Geldhoeveelheid
Andere verbintenissen tegenover de bedrijven en particulieren
120
120
80
80
40
40
A AVA
#V
, ri
0
160
160
Transacties met het buitenland
Vorderingen van de bedrijven en particulieren
120
—
120
80
80
40
40
0
—40
— 40
—80
-
—120
— —120
—160
— —160
1
—200 280
1
1
— 80
200 280
Financiering van de overheid
Tegeldemaking van overheidspapier
240
—
240
200
—
200
160
—
160
120
—
120
80
—
80
—
40
40
A
A AA .
0
—40
40
1974
1976
1978
1980
1974
1976
1978
1980
XIII • 3. - OORZAKEN VAN DE VERANDERINGEN IN DE GELDHOEVEELHEID BIJ DE OVERWEGEND GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN (Miljarden Andere verbintenissen tegenover de bedrijven en particulieren 1 In Belgische franken Geldhoeveelheid
In buitenlandse valuta's (deposito's voor ten hoogste een jaar)
Voor ten hoogste een jaar (deposito's)
Voor meer dan een jaar (deposito's, kasbons en obligaties)
(2)
(3)
+35,9 +32,5 +87,4 +43,8 +64,8 +43,4 15
+68,7 +41,7 +44,7 +87,1 +39,5 +64,9
+ 6,1 + 3,2 +17,7 +13,6 +32,0 +19,3
+ 2,7 + 5,6 + 5,5 + 8,4 + 4,4 - 6,0
+19,8 + 2,0
+62,8 +34,1
+25,7 +45,9
+ 8,0 +16,4
1979 le kwartaal 2e kwartaal 38 kwartaal 4e kwartaal
- 5,4
+50,5 -56,9 +31,6
+28,6 + 3,6 +16,6 +14,0
+ + + +
6,9 5,9 6,4
+ 1,1 + 3,8 + 1,7
6,5
1980 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 40 kwartaal
-32,2 +44,9 -33,8 +23,1
+32,2 -14,5 + 4,6 +11,8
v- 8,1
v+11,6
Periode
(1)
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
1981
le
kwartaal
(4)
Totaal
(5) =
(1) tot (4) = (0) tot (16)
Vorderingen op de bedrijven 3 en particulieren
Transacties met het buitenland (lopend saldo .4kapitaaltransacties van de bedrijven 2 en porticulieren)
Discontokredieten, voorschotten en acceptkredieten 4
(6)
(7)
Obligaties 5
(8)
Herfinanciering buiten de overwegend geldscheppende instellingen (stijging : -) 6 van han desl kredieten aan het buitenland, gemo biliseerd bij Belgische banken (9)
Geldschepping ten behoeve van de overheid
van discontoen acceptkredieten aan bedrijven en particulieren
Staat 7
(10)
(11)
- 6,1 12 + 8,2 14 + 2,5 - 2,6 -19,6
+ 5,8 -14,8
+ 0,9 v+12,5
- 1,1 +13,6
- 5,0 -17,4
-10,0
+ 5,7 - 2,3 - 0,4
+ 6,2
- 3,0
-11,8 + 2,3 + 2,8
+22,3
-12,1
+12,4
- 2,1
+ 8,2
v- 9,7 v+ 1,2 6+ 0,3 v+10,9
v- 9,0 v- 3,6 v-10,6 v- 6,9
- 4,9 - 4,0 - 6,1 + 0,2
+ 0,4 + 1,7 v+ 5,9 6+ 4,5
- 9,5 - 4,5 6+ 0,9 v+ 1,6
v+ 126,7 v- 2,9
v-11,4
- 2,8
v+11,4
v-11,2
+
1,5 + 54,0 + 25,4
- 1,5 ... + 0,7
+ 1,4
+ 31,2 + 63,8 - 32,2 + 53,5
+ 61,7
+ 0,6
- 1,4 - 4,0 - 0,2 - 2,1
- 3,1 - 3,9 - 2,4 + 8,4
+ 81,8 + 55,4 + 10,1 + 6,5
+ 6,5 +12,4 +16,8 +10,2
+ 9,1 + 3,1 - 1,2 + 5,4
+ + +
-
2,9 3,3 2,8 4,4
- 1,8 - 1,4 - 5,8 + 5,1
v+113,0 v+ 66,9 v+ 59,5 6+ 25,8
1)+19,7
+13,9
- 0,1
+ 0,8
de « andere verbintenissen - in de vorm van deposito's. kasbons en obligaties - tegenover de financiële instellingen die geen oven% egend geldscheppende instellingen zijn, en de ■ achtergestelde passiva in de vorm van obligaties en leningen. 2 Privé-bedrijven andere dan overwegend geldscheppende, financiële instellingen van de overheidssector die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn. en overheidsbedrijven. 3 Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. 4 Verandering in het opgenomen bedrag van de discontokredieten, voorschotten en acceptkredieten (excl. de wissels die dienen om commerciële vorderingen op het buitenland te mobiliseren) die oorspronkelijk door de overwegend geldscheppende instellingen verleend werden. 5 Inclusief de certificaten voor ten hoogste een jaar van de overheidsbedrijven. 6 Het gaat om een netto herfinanciering : kredieten bij hun oorsprong door de overwegend geldscheppende instellingen verleend en door hen geherfinancierd bij andere financiële instellingen min kredieten bij hun oorsprong door laatstgenoemde instellingen verleend en door hen geherfinancierd bij de overwegend geldscheppende instellingen. 7 Incl. het Wegenfonds, na aftrek van de gewone rekening van de Schatkist bij de N.B.B. 8 Incl. de instellingen van de sociale verzekering en na aftrek van de niet-monetaire verbintenissen tegenover de andere overheden. 9 Na aftrek van de verbintenissen tegenover financiële instellingen die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn, in een andere vorm van deposito's of kasbons en obligaties en de « achtergestelde passiva in de vorm van obligaties en leningen.
(16)
-44,5 v-30,1
- 1,0 - 3,9
v+ 37,1 n- 80,4 v + 8,2 v- 1,2
(15)
+153,7 +31,8 v+265,2 v+ 2,7
- 7,7 -13,4
+ 0,7 v- 1,1 + 31,2 v+ 3,3 + 3,0 v+ 2,0 + 40,5 v+ 2,6
(14)
- 5,8 +12,4 +13,1 + 7,1 +30,6 + 0,9
+142,6 - 0,2 + 75,4 v+ 6,8
15,6 - 59,6 45,9 - 41,6 13,6 v- 59,9 50,5 v- 29,4
(13)
Diversen
- 1,7 - 1,3 + 1,6 + 0,9 + 0,8 + 4,9
-168,3 + 98,4 v-190,5
- 40,1 - 26,7 - 51,2 - 50,3
aankoop op de markt door de overwegend geldscheppende instellingen
Vorderingen op financiële instellingen andere dan door overwegend geldtussenkomst van het scheppende Rentenfonds 9
- 4,0 - 6,3 -15,3 -15,6 -21,0 -26,5
+ 3,8 - 8,1 + 0,2 + 4,0 - 2,8 +10,5
+ 56,0 + 42,1 + 66,3 + 84,6 +101,9 + 71,8
(12)
Tegeldemaking van overheidspapier
+16,1 +12,9 + 9,0 +10,2 +14,7 +13,7
- 1,0 - 5,9 - 0,7 - 2,7 - 9,2 + 1,4
+ 19,7 10 - 8,7 13 + 26,3 - 23,5 - 5,9 - 63,2
Antiere overheden 8
+ 1,5 + 9,7 + 9,3 + 5,4 +10,2 + 6,0
+113,4 + 83,0 +155,3 +152,9 +140,7 +121,6" +116,3
N. B. Voor de wijze van opstelling, zie opmerking onderaan tabel XIII-1.
1 Incl.
franken)
+ 34,911 + 28,0 + 43,0 + 85,1 + 41,0 +111,0
- 8,9 10 + 3,2 v-11,5
- 7,2 - 4,0
Exclusief een louter boekhoudkundige vermindering met fr. 10,7 miljard voortvloeiend uit de aanpassing van diverse tegoeden en verplichtingen ten gevolge van de appreciatie van de Belgische frank na de beslissingen van de Monetaire conferentie van Washington van 18 december 1971 en van de devaluatie van de dollar van de Verenigde Staten in 1973. 11 Exclusief een toeneming van fr. 6,2 miljard voortvloeiend uit de overname door de Staat van de nettoverminderingen van activa voortvloeiend uit de appreciatie van de Belgische frank na de beslissingen van de Monetaire conferentie van Washington van 18 december 1971 en uit de devaluatie van de dollar van de Verenigde Staten in 1973. 12 Exclusief een toeneming met fr. 4,5 miljard voortvloeiend, enerzijds, uit de aanpassingen van de te ontvangen en te leveren vreemde valuta's ten gevolge van de appreciatie van de Belgische frank en van de devaluatie van de dollar van de Verenigde Staten waarvan sprake in de noten 11 en 12 hierboven (fr. 3,2 miljard) en, anderzijds. uit de tegenpost van de afschrijvingen van een deel der nettoverminderingen van activa (fr. 1,3 miljard). 13 Vanaf 1974 zijn deze cijfers berekend op basis van de mutatie van de nettotegoeden op het buitenland in buitenlandse valuta's, omgezet in Belgische franken tegen de wisselkoersen van de periode: zij bevatten niet de boekhoudkundige veranderingen die de tegenwaarde in Belgische franken van de aan het begin van de periode bestaande bedragen in buitenlandse valuta's kan hebben ondergaan ten gevolge van wisselkoersveranderingen tijdens de periode. 14 Vanaf 1974, inclusief de boekhoudkundige veranderingen die de tegenwaarde in Belgische franken van de aan het begin van de periode bestaande bedragen in buitenlandse valuta's kan hebben ondergaan ten gevolge van wisselkoersveranderingen tijdens de periode. Nieuwe reeks : de afwijking t.o.v. de oude reeks is toe to schrijven aan de meer precieze gegevens over de 15 tegoeden der buitengewone rekenplichtigen van de Schatkist bij het B.P.C. 10
- 90 XIII - 4a. - GELDHOEVEELHEID BIJ DE OVERWEGEND GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN (Miljarden franken) Monetaire kasmiddelen 'n het bezit van de bedrijven 1 en particulieren °irae
Chartaal geld Einde periode
Totaal
Bij de overheideinstellingen 5
Bij de banken
Giraal geld in het bezit aan de overheid 5
Eindtotaal
3
Bij de Nationale Bank van België 4
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(0)
(7) = (4) tot (0)
(8 ) = ( 3 ) -I- ( 7 )
(9)
1972
8,5
222,6
225,6
0,6
63,2
173,3
237,1
462,7
21,8
484,5
1973
9,1
238,5
240,6
0,5
65,6
185,9
252,0
492,6
27,8
520,4
1974
9,5
256,1
258,3.
0,3
67,5
195,1
262,9
521,2
31,7
552,9
1975
10,2
288,4
292,1
0,9
74,8
236,3
312,0
604,1
36,2
640,3
1976
11,3
307,2
310,5
1,1
81,2
248,1
330,4
640,9
43,2
684,1
1977 (oude reeks)
11,7
335,4
339,2
0,5
86,0
278,6
365,1
704,3
44,6
748,9
1977 (nieuwe reeks) 7
11,7
335,4
339,2
0,5
86,0
278,6
365,1
704,3
37,2
741,5
1978
12,2
359,9
360,9
0,8
91,3
291,7
383,8
744,7
40,2
784,9
1979 Maart
12,1
353,5
356,4
0,5
88,6
298,5
387,6
744,0
35,5
779,5
312,0
410,3
791,9
38,1
830,0
Biljetten Biljetten van de en Inenten Nationale van de Schatkist Bank van 2 België
Chartale geldhoeveelheid
geld
Totaal
(10) =
(8) +
(g)
Juni
12,4
380,1
381,6
1,0
97,3
September
12,5
358,9
361,3
0,7
87,0
290,2
377,9
739,2
33,9
773,1
December
12,7
371,8
371,8
0,7
91,3
296,8
388,8
760,6
44,1
804,7
12,7
357,6
359,0
0,8
91,5
281,7
374,0
733,0
39,4
772,4
April
12,9
356,2
358,2
0,6
100,6
278,9
380,1
738,3
40,3
778,6
Mei
13,1
367,2
369,1
0,5
95,0
288,4
383,9
753,0
39,0
792,0
Juni
13,9
377,6
378,8
1,2
98,9
300,8
400,9
779,7
37,7
817,4
751,1
32,7
783,8
1980 Maart
Juli
14,3
361,0
365,2
0,7
96,5
288,7
385,9
Augustus
14,5
359,7
364,0
1,2
95,8
278,9
375,9
739,9
35,1
775,0
September
14,7
361,0
365,0
1,2
90,1
290,6
381,9
746,9
36,7
783,8
Oktober
14,2
360,6
364,6
0,4
86,9
280,1
367,4
732,0
34,3
788,3
November
14,4
362,9
367,2
0,4
89,2
285,1
374,7
741,9
38,9
780,8
41,7
808,7
34,2
800,7
December 1981 Januari Februari
14,7
376,1
378,9
0,4
92,0
293,7
386,1
765,0
14,6
362,6
366,6
0,8
102,0
297,1
399,9
766,5
14,6
363,6
368,2
0,6
91,1
289,0
380,7
748,9
39,9
788,8
761,7
36,9
798,6
760,9
38,5
799,4
Maart
14,7
364,4
368,4
0,8
91,9
300,6
393,3
April
14,9
368,3
373,0
0,7
101,5
285,7
387,9
t Privé-bedrijven andere dan overwegend geldscheppende, financiële instellingen van de overheidssector die geen overwegend geldscheppende instellingen zijn, en overheidsbedrijven. 2 Na aftrek van de biljetten en munten van de Schatkist in het bezit van de N.B.B. 3 Totaal van de kolommen (1) en (2), na aftrek van de biljetten en munten van de Schatkist en van de biljetten van de N.B.B. in het bezit van de geldscheppende overheidsinstellingen en de banken.
Het creditsaldo van het Bentenfonds bij de N.B.B. wordt niet beschouwd als giraal geld. 5 B.P.C. en Gemeentekrediet van België. 6 B e gewone rekening van de Schatkist hij de N.B.B. wordt niet beschouwd als giraal geld. 7 De afwijking t.o.v. de oude reeks is toe te schrijven aan de meer precieze gegevens over de tegoeden der buitengewone rekenplichtigen van de Schatkist bij het B.P.C.
4
- 91 XIII - 4b. - TOTALE GELDHOEYEELHEID (Miljarden franken)
Giraal geld in het bezit van de overheid
Monetaire kasmiddelen in het bezit van de bedrijven 1 en particulieren Giraal geld Einde periode
Totaal
de overwegend geldscheppende instellingen
Bij de andere financiële instellingen (7)
Eindtotaal
Chartaal geld 2
Bij de overwegend geldscheppende instellingen
Bij de andere financiële instellingen ngen
(1)
(2)
(3)
(4) = (2) + (3)
(5) = (1) + (4)
(5)
1972
222,4
234,1
17,2
251,3
473,7
21,8
3,0
24,8
498,5
1973
237,6
247,6
20,4
268,0
505,6
27,8
2,8
30,6
536,2
1974
254,9
258,6
26,5
285,1
540,0
31,7
4,5
36,2
576,2
1975
288,1
306,9
36,9
343,8
631,9
36,2
5,4
41,6
673,5
1976
305,8
324,2
39,1
363,3
669,1
43,2
7,2
50,4
719,5
1977 (oude reeks)
333,7
361,2
47,0
408,2
741,9
44,7
5,2
49,9
791,8
42,4
784,3
Totaal
Totaal
(8) = (5) + ( 7 )
( 9) = ( 5 ) -I- (8)
1977 (nieuwe reeks) 3
333,7
361,2
47,0
408,2
741,9
37,2
5,2
1978
354,9
380,3
55,0
435,3
790,2
40,2
6,0
46,2
836,4
1979 Maart
351,5
383,8
59,7
443,5
795,0
35,5
7,3
42,8
837,8
Juni
374,4
405,8
65,4
471,2
845,6
38,1
12,7
50,8
896,4
September
356,5
374,0
66,9
440,9
797,4
33,9
9,0
42,9
840,3
December
364,4
384,4
67,2
451,6
816,0
44,1
8,6
52,7
868,7
352,8
369,4
62,6
432,0
784,8
39,4
8,8
48,2
833,0
Juni
372,1
396,0
73,6
469,6
841,7
37,7
16,3
54,0•
895,7
September
358,9
377,1
76,5
453,6
812,5
36,7
11,7
48,4
860,9
47,3
871,3
42,7
866,6
1980 Maart
December 1981 Maart
v
371,4
381,4
71,2
452,6
824,0
41,7
5,6
362,4
389,2
72,3
461,5
823,9
35,5
7,2
1 Privé-bedrijven die geen monetaire verbintenissen hebben, financiële instellingen van de overheidssector die geen monetaire verbintenissen hebben, en overheidsbedrijven. 2 Kolom (3) van tabel XIII-4a, na aftrek van de biljetten en munten van de Schatkist en van de biljetten van de N.B.B. in het bezit van de
3
financiële instellingen die, zonder overwegend geldscheppende instellingen te zijn, monetaire verbintenissen hebben. De afwijking t.o.v. de oude reeks is toe te schrijven aan de meer precieze gegevens over de tegoeden der buitengewone rekenplichtigen van de Schatkist bij het B.P.C.
- 92 XIII • 5a. NETTO BUITENLANDS ACTIEF VAN DE OVERWEGEND GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN -
(Miljarden franken) Bedragen einde periode 1
Veranderingen Netto buitenlands actief na statistische aanpassing
Periode
N.B•B.
F
(1)
2
1
Overige overwegend geldscheppende instel• lingen
Totaal
(2)
(3) = (1) + (2)
N.B.13.
3
Overige overwegend geldscheppende instellingen
Totaal
(5)
(0)
(4)
Veranderingen
Herfinannering Transbuiten de acties overmet het wegend Kapitaal6 transacties geldschep- buitenl. (lopend pende van de saldo + insteloverheid lingen -van kapitaalmet het lil handels- transacties buitenvan de kredieten 4 land bedrijven op het en pantibuitenculleren) land 5 (stijging:- ) ( 0 ) = (0) (7) (8) - (7) - ( 8 )
Verschil tussen de gegevene b _van teliede . 'balansgs [kol. (11)1 en die v.d.
Netto buitenkinds actief volgens de betalingseverbalans wegend van de geldschepB.I., L.E.U. E U. pende . instelt. [kol. (6)] 7 (10)
(11)
219,1
- 67,2
151,9
+35,5
- 21,4
+ 14,1
- 4,6
- 1,0
+ 19,7
+19,2
+ 33,3
228,8
- 96,3
132,5
+ 8,1
- 26,4
- 18,3
- 3,7
- 5,9
- 8,7
+42,9
+ 24,6
1975
252,4
- 92,9
159,5
+18,5
+
3,5
+ 22,0
- 3,6
- 0,7
+ 26,3
+ 2,4
+ 24,4
1976
231,8
- 86,3
145,5
-22,7
+
4,7
- 18,0
+ 8,2
- 2,7
- 23,5
+12,6
-
5,4
1977
230,9
-108,1
122,8
- 2,3
- 18,8
- 21,1
- 6,0
- 9,2
- 5,9
+13,2
-
7,9
L978
221,7
-145,9
75,8
-10,2
- 27,9
- 38,1
+23,7
+ 1,4
- 63,2
+ 8,3
- 29,8
1979
232,2
-265,7
-33,5
-35,1
-125,6
-160,7
+15,3
- 7,7
-168,3
+35,1
-125,6
l980
332,3
v-384,3 v-52,0
+11,8
v-127,1 v-115,3
v+88,6
-13,4
v-190,5
1979 le kwartaal
271,8
-167,3
104,5
+10,6
- 30,5
- 19,9
+21,6
- 1,4
- 40,1
- 6,9
- 26,8
26 kwartaal
264,5
-199,6
64,9
- 7,5
- 23,7
- 31,2
- 0,5
- 4,0
- 28,7
+17,9
- 13,3
3e kwartaal
241,1
-218,2
22,9
-29,3
- 22,6
- 51,9
- 0,5
- 0,2
- 51,2
+ 9,0
- 42,9
40 kwartaal
232,2
-265,7
-33,5
- 8,9
- 48,8
- 57,7
- 5,3
- 2,1
- 50,3
+15,1
- 42,6
L980 le kwartaal
220,7
-275,4
-54,7
-27,8
-
9,2
- 37,0
+25,5
- 2,9
- 59,6
+12,4
- 24,6
20 kwartaal
319,4
-326,7
- 7,3
+43,8
- 62,1
- 18,3
+26,6
- 3,3
- 41,6
- 1,8
- 20,1
3e kwartaal
338,4
v-352,1 v-13,7
+ 2,3 v- 25,7 v- 23,4
+39,3
- 2,8
v- 59,9
v- 1,9 v -25,3
4e kwartaal
332,3
-384,3 v-52,0
- 6,5 v- 30,1 v- 36,6 v- 2,8
- 4,4
v- 29,4
v+19,2 v -17,4
981 le kwartaal
296,0
-395,6
v +45,8
- 0,1
v- 80,4
1973 1974
9
-99,6
-39,8
Een indeling van het netto buitenlands actief per voornaamste categorie van vorderingen en verplichtingen wordt gegeven in tabel XIII-2. Zie tabel XIII-5b, kolom (9), rekening houdend met de eventuele tegoeden en verplichtingen op of tegenover het Groothertogdom Luxemburg. 3 Zie tabel XIII.5b, kolom (12), en inzonderheid nota 5 , rekening houdend met de eventuele tegoeden en verplichtingen op of tegenover het Groothertogdom Luxemburg. 4 Deze bedragen omvatten inzonderheid de buitenlandse leningen van de Staat, van het Wegenfonds, van de lagere overheid en van de administratieve parastatale instellingen. 5 Kredieten gemobiliseerd bij Belgische banken. 6 De cijfers van deze kolom, berekend zoals onderhavige tabel het aantoont, worden overgenomen in kolom (6) van tabel XIII-3. 7 Dit verschil is gelijk aan : - de veranderingen in het netto buitenlands actief van de overwegend geldscheppende instellingen van de B.L.E.U. die voortvloeien uit de 2
v+
5,1 v- 34,7
v+27,9 v- 87,4
veranderingen in de netto tegoeden of -verplichtingen van de Luxemburgse banken op en tegenover andere landen dan België en tegenover in de 13.L.E.U. gevestigde internationale instellingen (die veranderingen komen voor in kolom (11), maar niet in kolom (6)]. - min. a) veranderingen in de nettotegoeden van de Belgische banken op Luxemburgse ingezetenen. b) de veranderingen in de Luxemburgse overheidsfondsen in het bezit van de N.B.B. [die veranderingen komen voor in kolom (6), maar niet in kolom (11)]. 8 Zie tabellen IX•1, 2, 3 en 4, rubriek 6.2. 9 Vanaf 1974 zijn de veranderingen berekend op basis van de mutatie van de nettotegoeden op liet buitenland in buitenlandse geldsoorten, omgezet in Belgische franken tegen de wiselkoersen van de periode; zij houden geen rekening met de boekhoudkundige veranderingen die de tegenwaarde in Belgische franken van de aan het begin van de periode bestaande bedragen in buitenlandse geldsoorten kan hebben ondergaan ten gevolge van wiegelkoersveranderingen tijdens de periode.
- 93 XIII • 5b. - NETTO BUITENLANDS ACTIEF YAN DE NATIONALE BANK YAN BELGIE • ( Miljarden franken) Veranderingen na statistische aanpassing 5
Bedragen einde periode Goud- en deviezenreserves Uitvoeraccepten in Belgische franken
Netto buitenlands actief
Goud- en deviezenreserves
Netto buitenUitvoerlands accepten actief in opgetekend Belgische in de franken betalingsbalans 6 (12) -.-= (10)-1-(11) (11)
(1)
(2)
(3)
Nettotegoeden of verplich• tingen ( - ) tegenover het E.F.M.S. (9)
1973
71,8
54,5
--
3,5
1974
71,8
53,3
--
...
95,1
- 3,1
217,1
12,0
229,1
4-12,4
- 4,9
+ 7,5
1975
71,8
58,7
--
...
113,7
- 3,7
240,5
11,9
252,4
1-18,4
- 0,2
1-18,2
1976
71,8
58,9
--
•..
90,6
- 3,2
218,1
13,7
231,8
-24,6
+ 1,9
-22,7 - 2,3
Goudvoorraad
Tegoeden bij het I.M.E. 2
Ecu's
Buiten. landse valuta's is contant
Bel ische , franken a c o ntant
Totaal
(5)
(6)
(1) tot (6)
(8)
( 9) = (7) -l- (8)
(10)
75,9
- 2,6
203,1
16,9
220,0
+86,0
+ 0,4
-F36,4
3
(7)
=
1977
72,3
57,7
--
- 23,4
107,7
- 3,4
210,9
20,0
230,9
- 8,6
+ 6,3
1978
72,5
49,6
--
- 26,7
106,1
- 5,6
195,9
25,8
221,7
-15,9
+ 5,7
-10,2
1979
58,3
48,7
61,1
- 27,4
75,5
- 6,1
210,1
22,1
232,2
-31,5
- 3,6
-35,1
1980
58,2
48,0
110,7
...
114,8
- 6,3
325,4
6,9
332,3
A-27,0
-15,2
+11,8
1979 2e kwartaal 3e kwartaal 46 kwartaal
58,0 58,0 58,3
51,7 50,9 48,7
60,3 66,7 61,1
4,9 3,7 6,1
241,2 217,5 210,1
23,3 23,6 22,1
264,5 241,1 232,2
9,8 29,6 7,4
+ 2,3 + 0,3 1,5 -
-
1980 le kwartaal 2e kwartaal 30 kwartaal 4e kwartaal
58,2 58,2 58,2 58,2
52,2 50,2 48,5 48,0
43,7 94,0 119,4 110,7
220,7 319,4 338,4 332,3
-23,3 A-47,2 + 9,2 - 6,1
- 4,5 - 3,4 - 6,9 0,4
-27,8 A-43,8 + 2,3 - 6,5
1981 le kwartaal 2e kwartaal
58,2 58,2
50,5 51,5
46,4 57,7
1980 Juni Juli Augustus September Oktober November December
58,2 58,2 58,2 58,2 58,2 58,2 58,2
50,2 50,0 49,7 48,5 48,4 48,3 48,0
94,0 119,3 118,9 119,4 121,0 120,6 110,7
... ... ... ...
1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
58,2 58,2 58,2 58,2 58,2 58,2
51,5 51,0 50,5 50,3 50,5 51,5
112,1 81,7 46,4 59,8 58,8 57,7
... ...
-
7,7 39,9 27,4 ... ... ... ...
-
5,5 ...
... ...
- 5,5 - 11,8 - 3,6 ...
1 Exclusief de eventuele tegoeden en verplichtingen op of tegenover het Groothertogdom Luxemburg. 2 Omvatten a) de rechten die de Belgische Staat bezit als lid van het I.M.F. en die de N.B.B., krachtens de wet van 9 juni 1969, in haar boekhouding mag opnemen als eigen tegoeden op voorwaarde dat zij de verplichtingen van de Belgische Staat terzake op zich neemt, en b) de voorschotten die de N.B.B. voor haar eigen rekening aan het I.M.F. binnen de « oliefaciliteit n verleende, krachtens een met het I.M.F. gesloten overeenkomst die door de Regering werd goedgekeurd. 3 Inclusief de financiële bijstand op middellange termijn die de Belgische Staat, krachtens de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1974. heeft verleend aan Italië en die de N.B.B. financiert voor rekening van de Staat, ingevolge de overeenkomst welke op dezelfde datum werd gesloten tussen deze laatste en de N.B.B. 4 Verschil tussen de tegoeden op het buitenland (behalve de uitvoeraccepten
83,8 85,5 75,5
-
54,2 109,1 111,6 114,8
-
5,3 6,3 6,7 6,3
203,0 305,2 331,0 325,4
17,7 14,2 7,4 6,9
137,6 136,0
- 5,1 - 5,9
282,1 297,5
v 18,7
109,1 118,7 117,0 111,6 100,1 112,7 114,8
-
6,3 4,9 5,9 6,7 6,3 6,0 6,3
305,2 341,3 337,9 331,0 321,4 333,8 325,4
14,2 10,5 12,9 7,4 7,6 9,2 6,9
126,6 151,2 137,6 152,0 162,6 136,0
-
7,0 5,8 5,1 5,1 6,0 5,9
341,4 336,3 282,1 303,4 320,5 297,5
7,5 9,2 13,9 14,7 v 17,0 v 18,7
13,9
-
-
7,5 29,3 8,9
296,0 -46,8 + 7,0 -39,8 v316,2 v+ 3,7 v+ 4,8 v4- 8,5 319,4 351,8 350,8 338.4 329,0 343,0 332,3
A-27,4 +17,5 - 2,6 - 5,7 - 6,7 + 8,1 - 7,5
- 3,4 - 3,8 + 2,3 - 5,4 + 0,2 + 1,6 - 2,2
+24,0 A-13,7 - 0,2 -11,1 - 6,5 + 9,7 - 9,7
348,9 + 3,5 + 0,6 + 4,1 -10,3 + 1,8 - 8,5 345,5 296,0 -40,0 + 4,6 -35,4 318,1 v- 1,4 v+ 0,8 v- 0,E v337,5 v +16,6 v+ 2,3 v4-18,5 v316,2 v-11,5 v+ 1,7 v- 9,8
in Belgische franken) en de verplichtingen tegenover het buitenland, inzonderheid tegenover de centrale banken. 5 Exclusief de boekhoudkundige veranderingen die voortvloeien uit a) de aan. passing van diverse tegoeden en verplichtingen, ten gevolge van de devaluatie van de dollar van de Verenigde Staten in 1978, en b) wijzigingen van de wisselkoersen die, sedert januari 1974, mogelijk de tegenwaarde in Belgische franken van de veranderingen in de bedragen buitenlandse valuta's hebben beinvloed, c) de toewijziging van bijzondere trekkingsrechten aan België in 1979, 1980 en 1981, d) het in werking treden op 18 maart 1979, van het Europese Monetaire Stelsel. Vanaf 1976 werd daarboven rekening gehouden met een aanpassing die voortvloeit. uit verrichtingen tussen de N.B.B. en andere overwegend geldscheppende instellingen die niet op dezelfde dag geboekt werden in de beide betrokken instellingen. 6 Zie tabellen IX-1, 2, 9 en 4 - rubriek 6.23.
- '94 XIII • 6. OPGENOMEN BEDRAGEN VAN DE DISCONTOKREDIETEN, VOORSCHOTTEN EN ACCEPTKREDIETEN BIJ HUN OORSPRONG DOOR DE DEPOSITOBANKEN VERLEEND AAN DE BEDRIJVEN EN PARTICULIEREN EN AAN HET BUITENLAND -
Zichtbare economische bestemming (Miljarden franken)
Kredieten aan bedrijven en particulieren
Kredieten aan het buitenland
Specifieke financieringen
Einde periode
1972
5
Kredieten waarvoor geen van inwas- van de van econoteringen bouw verkopen mische in indusen van trio, land- transacties lenrnngen van invoer bestem-bouw en in onroeop kon ambachtsrende worden wezen goederen afbetaling 3 bepaald 2 1
Totaal
Kredieten waarvoor geen economische Specifieke bestemming kon financieworden bepaald rin g van betalingstermijnen bij de Kasuitvoer kredieten Andere
Totaal
Eindtotaal
4
( 10) = (11) = (7) tot (0) ( )+ (10)
(1)
(2)
(3 )
(4)
(5)
( C» = (1) tot (5)
32,9
20,0
34,4
27,2
200,5
315,0
52,1
60,4
2,6
115,1
430,1
2,0
134,9
605,7
(7)
(8)
(0)
1973
40,9
26,6
41,6
22,1
239,6
370,8
57,0
75,9
1974
44,4
34,9
45,2
23,7
266,3
414,5
70,9
101,1
1,7
173,7
588,2
1975
46,4
46,5
51,6
25,9
311,8
482,2
75,9
145,4
4,1
225,4
707,6
1976
50,1
61,7
73,0
27,6
354,8
567,2
77,2
156,1
13,5
246,8
814,0
1977
48,5
84,7
91,2
29,2
415,6
669,2
93,5
187,8
15,0
296,3
965,5
61,7
114,0
102,0
32,9
430,9
741,5
102,5
210,3
13,8
326,6
1.068,1
1979 Maart 5 Juni 5 September 5 December December 6
62,7 68,2 74,7 78,2 78,2
119,1 132,9 141,5 152,7 152,7
98,4 105,0 106,3 114,9 114,9
34,9 36,1 38,8 39,4 39,4
428,0 455,1 461,5 499,0 499,0
743,1 797,3 822,8 884,2 884,2
103,7 109,5 110,2 119,0 119,0
214,5 226,1 239,4 253,0 247,4
11,7 13,6 14,6 16,3 16,3
329,9 349,2 364,2 388,3 382,7
1.073,0 1.146,5 1.187,0 1.272,5 1.266,9
1980 Maart Juni September December
85,2 89,6 90,1 91,6
157,0 160,9 164,6 168,4
112,5 115,1 111,7 115,6
42,4 34,6 30,5 31,4
488,2 516,4 522,7 552,6
885,3 916,6 919,6 959,6
124,5 127,4 118,9 126,0
288,6 308,8 336,4 375,1
15,6 15,0 20,4 18,1
428,7 451,2 475,7 519,2
1.314,0 1.367,8 1.395,3 1.478,8
W81 Maart
94,6
167,1
109,9
34,7
563,2
969,5
130,7
443,2
16,3
590,2
1.559,7
1978
5
1 Kredieten toegestaan in het kader van de wetten van 24 mei 1959, 17 juli 1959, 18 juli 1959, 15 februari 1961, 14 juli 1966 en 30 december 1970 (gesubsidieerde en/of gewaarborgde kredieten), en niet- e gesubsidieerde en/of gewaarborgde • kredieten waarvan ten minste een deel een oorspronkelijke looptijd heeft van 2 jaar of meer op voorwaarde evenwel dat het geen zuiver commerciële kredieten betreft, noch kredieten hoofdzakelijk bestemd voor financiering van de bouw of de aankoop van woningen, kantoren, scholen, ziekenhuizen, enz. 2 Kredieten aan ondernemingen die tot maatschappelijk doel hebben de oprichting van gebouwen en/of het uitvoeren van werken van burgerlijke bouwkunde, kredieten aan immobiliënvennootschappen en kredieten die vooral bestemd zijn voor het financieren van de aankoop of de bouw van woningen, kantoren, scholen, ziekenhuizen. enz. 3 Kredieten aan de kopers en verkopers op afbetaling (ongeacht of de banken al dan niet bij het verkoopcontract zijn betrokken), rechtstreeks
door de banken toegestane persoonlijke leningen en door de banken aan de financieringsmaatschappijen verleende kredieten. Vanaf 1078 : nieuwe reeks ten gevolge van een verbetering aangebracht door een belangrijke bank. 4 Inclusief de promessen op het buitenland, die in tabel XIII-7 begrepen zijn in kolom (2) « Handelspapier ». 5 Inclusief het papier dat op de laatste dag van de maand verviel en dat niet kon worden geïnd omdat die dag een zaterdag of een feestdag was. 6 Nieuwe reeks : de afwijking t.o.v. de oude reeks is toe te schrijven aan de verwijdering van de kredieten aan landen-leden van de Europese Gemeenschappen. N. 13. - Voor de wijze van opstelling : zie Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XLIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1967, blz. 248.
- 95 XIII - 7. - OPGENOMEN BEDRAGEN YAN DE DISCONTOKREDIETEN, VOORSCHOTTEN EN ACCEPTKREDIETEN BIJ HUN OORSPRONG DOOR DE DEPOSITOBANKEN VERLEEND AAN DE BEDRIJVEN EN PARTICULIEREN EN AAN HET BUITENLAND Vorm en houderschap (Miljarden franken) Kredieten bij hun oorsprong door de depositobanken verleend Totaal
Einde periode
Bankaccepten
Handelspapier
Voorschotten
(1)
(2)
(3)
23,0 19,0 19,6 23,7 24,4 25,5 30,3
119,7 132,5 142,6 149,1 171,1 191,6
(1)(4) tot=(3) = (7)-1- (11)
Bankaccepten
Handelspapier
(5)
( 6)
Totaal 1 (7) = I (5)+(0)
Pro memorie :
Kredieten ondergebracht bij de depositobanken •
Kredieten ondergebracht buiten de depositobanken 1 Bankaccepten
Handelspapier
Voorschotten
(8)
(9 )
(10)
Andere kredieten onderTotaal gebracht bij de banken 2 (11) = (12) (8)tot(10)
k. Kredieten aan bedrijven en particulieren 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978
3
3 3
193,9
315,0 370,8 414,5 482,2 567,2 669,2 741,5
13,9 13,1 11,7 12,8 12,5 15,6 17,3
521,8 564,2
743,1
13,5 16,8
106,0 115,9 116,0 128,7 136,1 148,6 148,9 155,9 157,7 154,1
172,3 219,3 252,3 309,4 371,7 452,1 517,3
287,4 341,1 376,2 449,0 519,7 610,6 679,2
521,8 564,2
696,3 738,6 754,4 818,8
0,1 0,1 0,3 0,1 0,1 0,2 0,3
25,8 20,7
44,7
14,0
162,3
590,1 642,5
217,6 216,1 203,6 211,4
632,9 670,4 687,9 719,1
885,3 916,6 919,6 959,6
19,3 13,9 14,4 12,9
48,4 44,2 31,8 39,4
67,7 58,1 46,2 52,3
15,5 16,2 13,7 16,2
169,2 171,9 171,8 172,0
632,9 670,4 687,9 719,1
817,6
34,6
203,3
731,6
969,5
17,5
43,7
61,2
17,1
159,6
731,6
908,3
0,1
25,3 26,9 32,6 32,6 30,5 36,4 34,4 32,5 35,6
28,8 31,3 37,4 43,2 56,9 68,5 80,5 87,3 90,0
26,6 27,9 29,3 30,2 34,3 49,8 54,2 50,8 56,8
11,8 11,1 17,3 17,5 16,9 19,4 16,5 18,4 17,7
34,8 37,0 37,0
94,3 97,7 97,7
61,0 76,7 103,7 149,6 159,4 191,4 211,7 210,1 223,6 235,1
57,5 57,9 57,9
15,9 18,9 18,9
15,7 19,2 23,4 28,1 36,2 35,7 44,2 50,6 51,1 55,7
61,0 76,7 103,7 149,6 159,4 191,4 211,7 210,1 223,6 235,1
88,5 107,0 144,4 195,2 212,5 246,5 272,4 279,1 292,4 306,7
57,9 57,9
253,6 248,0
330,4 324,8
2,9 1,8 0,2 0,7 0,1 1,9 2,4 2,2 2,2 2,2 4,6 4,6
39,0 35,1 29,4 30,5 33,5
99,9 110,3 114,2 116,1 116,2
56,8 56,2 52,7 58,6 64,4
21,3 19,9 18,0 18,2 15,4
60,8 69,3 72,9 69,8 69,9
289,8 305,8 332,1 372,6 440,5
371,9 395,0 423,0 460,6 525,8
13,3 3,9 3,5 9,2 9,6
26,8 28,7 40,6 35,5 55,7 75,8 81,3
54,2 57,6 67,6 63,4 81,8 108,4 116,5
121,7 135,1 139,4 156,8 172,3 184,3 193,1
70,0 80,8 81,2
97,6 115,5 125,9
20,9 17,0 25,2 28,4 28,8 29,3 29,5 37,0 34,4 26,1
84,5 84,5
123,3 123,3
32,9 32,9
209,8 220,2 220,2
199,6 196,7 207,0
1980 Maart Juni September December
34,8 30,1 28,1 29,1
1981 Maart
1972 3 1973 1974 1975 1976 1977 3 1978 3 1979 Maart 3 Juni 3 September December December 4
B
Juni September December 1981 Maart
9,1 5,9 7,9 10,9 11,9 9,9 13,0 18,6 16,7 10,2
590,1 642,5
'189,2
33,5 36,0 34,7
1980 Maart
27,6 29,7 38,3 33,2 47,5 58,6 62,3 46,8 58,7 68,4 65,4
32,1
•• ••
13,7 16,6 26,6 20,4 35,0 43,0 45,0 33,3 41,9 42,6
797,3 822,8 884,2
1979 Maart Juni 3 September a December
3
172,3 219,3 252,3 309,4 371,7 452,1 517,3
858,5 873,4 907,3
0,2 0,2 0,2 0,1 0,1
Kredieten aan het buitenland 115,1 134,9 173,7 225,4 246,8 296,3 326,6 329,9 349,2
13,5 15,8 15,3 15,1 13,6 17,0 17,9 14,1 17,9
13,1 12,1 14,0 15,1 20,7 32,8 36,3 36,7
253,6 248,0
364,2 388,3 382,7
18,9 18,1 18,1
38,9 38,6 39,8 39,8
289,8 305,8 332,1 372,6 440,5
428,7 451,2 475,7 519,2 590,2
17,7 15,2 11,4 12,3 18,1
39,1 41,0 41,3 46,3 46,3
C. Totaal 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979
48,3 45,9 52,2 56,3 54,9 61,9 64,7
3
Mars
3
Juin 3 September 3 December December 4
64,6 69,1 70,8 71,7 71,7
148,5 163,8 180,0 192,3 228,0 260,1 274,4 276,5 289,6 291,0
430,1 233,3 296,0 505,7 356,0 588,2 707,6 459,0 531,1 814,0 643,5 965,5 729,0 1.068,1
304,7 304,7
896,1 1.272,5 890,5 1.266,9
731,9 1.073,0 787,8 1.146,5 825,2 1.187,0
27,4 28,9 27,0 27,9 26,1 32,6 35,2 27,6 34,7 44,7 38,8 38,8
206,5 208,8
375,9 233,3 448,1 296,0 520,6 356,0 644,2 459,0 732,2 531,1 857,1 643,5 951,6 729,0 975,4 731,9 787,8 1.031,0 825,2 1.061,1 896,1 1.149,2 890,5 1.143,6
3,0 1,9 0,5 0,8 0,2 2,1 2,7 2,2 2,4 2,2 4,8 4,8
1980 Maart Juni September December
73,8 65,2 57,5 59,6
317,5 326,4 317,8 327,5
922,7 976,2 1.020,0 1.091,7
1.314,0 1.367,8 1.395,3 1.478,8
37,0 29,1 25,8 25,2
87,5 85,2 73,1 85,7
124,5 114,3 98,9 110,9
36,8 36,1 31,7 34,4
230,0 241,2 244,7 241,8
922,7 976,2 1.020,0 1.091,7
1.189,5 1.253,5 1.296,4 1.367,9
13,5 4,0 3,6 9,2
1981 Maart
68,1
319,5
1.172,1 1.559,7
35,6
90,0
125,6
32,5
229,5
1.172,1 1.434,1
9,7
1
Die kredieten zijn hoofdzakelijk ondergebracht bij de N.B.B., bi' het
H.W.I., bij andere Belgische financiële instel ineen en in het buitenland. 2 Het gaat hier om handelspapier. 3 Incl. het papier dat op de laatste dag van de maand verviel en dat niet kon worden geïnd omdat die dag een zaterdag of een feestdag was.
4
Nieuwe reeks : de afwijking t.o.v. de oude reeks is toe te schrijven aan de verwijdering •an de kredieten aan landen-leden van de Europese Gemeenschappen.
N. B. - Voor de wijze van opstelling : zie Tijdschrift voor Documentattc en Voorlichting, XLIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1967, blz. 243.
-
96 ---
XIII • 8. - DISCONTOKREDIETEN, VOORSCHOTTEN EN ACCEPTKREDIETEN AAN DE BEDRIJVEN EN PARTICULIEREN EN AAN HET BUITENLAND BIJ .HUN OORSPRONG TOEGESTAAN DOOR DE OVERWEGEND GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN EN ONDERGEBRACHT BIJ DE NATIONALE BANK YAN BELGIE ( Miljarden franken) Kredieten bij hun oorsprong door de N.B.B. verleend (rechtstreekse kredieten)
Geherdisconteerde wissels
Eindtotaal
Einde periode Handelspapier (1)
Voorschotten
Totaal
(2)
(3) = (1) -I- (2)
Bankaccepten (4)
Handelspapier
Totaal ( 6)
(5)
=
( 4 ) d- ( 5 )
Bankaccepten
Handelspapier
Voorschotten
Totaal (10) ‘=. (7) tot (9)
(7)
(8)
(9)
(8) -I- (6)
10,0 14,7 13,5 10,0 23,7 29,3 35,4 23-‘,8 32,5 36,2
0,1 0,4 0,5 0,4 0,4 0,4 0,1
16,4 23,0 19,2 10,4 29,5 37,3 47,6
Promemorie : Andere kredieten onderbij de N.B.B. 2 (11)
A. Kredieten aan bedrijven en particulieren 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1976 1979 Maart 1 Juni 1 September 1 December 1980 Maart Juni September December
3,3 3,2 2,5 1,3 0,9 0,7 0,5 0,4 0,2 0,1 0,2
0,1 0,4 0,5 0,4 0,4 0,4 0,1 0,1 0,1 0,3
0, 1
1981 Maart
3,4 3,6 3,0 1,7 1,3 1,1 0,6 0,4 0,3 0,2
6,3 7,9 5,2 5,4 7,6 12,1 8,3 9,2 12,4
6,7 11,5 11,0 8,7 22,8 28,6 34,9 23,4 32,3 36,1
0,5
12,0
38,7
48,5 50,7
12,4 12,0
0,1
37,5 33,0 20,0 31,9
50,3 41,3 25,6 37,6
12,8 8,3 5,6 5,7
33,7
44,7
0, 5
0,5
12,8 8,3 5,6 5,7
0, 1
0, 1
11,0
13,0 19,4 16,2 8,7 28,2 36,2 47,0 31,7 41,5
0,1 0,1 0,3
48,7 51,2
0,7 0,5 1,4 0,3 2,4 2,8 5,7 5,0 4,1 3,1 7,6
37,6 33,0 20,0 31,9
0,5
50,4 41,3 25,6 38,1
6,3 6,6 3,2 2,6
11,0
33,7
0, 1
44,8
5,1
6,3 7,9 5,2 5,4 7,6 12,1 8,3 9,2
38,9
32,1 41,8
B. Kredieten aan het buitenland 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978
11,6 12,7 9,5 9,8 8,8 12,6 15.5
4,9 4,2 2,5 2,0 4,9 7,4 10,3
16,5 16,9 12,0 11,8 13,7 20,0 25,8
11,6 12,7 9,5 9,8 8,8 12,6 15,5
4,9 4,2 2,5 2,0 4,9 7,4 10,3
1979 Maart 1 Juni 1 September 1 December
12,0 13,5 14,7
9,1 9,8 8,9 7,9
12,0 13,5 14,7 14,2
9,1 9,8
14,2
21,1 23,3 23,6 22,1
1980 Maart Juni September December
12,2 10,6 6,4 6,3
5,5 3,6 1,0 0,6
17,7 14,2 7,4 6,9
12,2 10,6 6,4 6,3
5,5 3,6 1,0 0,6
16,5 16,9 12,0 11,8 13,7 20,0 25.8 21,1 23,3 23,6 22,1 17,7 14,2 7,4 6,9
1.981 Maart
12,4
1,5
13,9
12,4
1,5
13,9
14,9 18,9 16,0 12,0 28,6 36,7 45,7 32,9 42,3
0,1 0,4 0,5 0,4 0,4 0,4 0,1
0,1 0,3
8,9 7,9
C. Totaal 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978
1 '
1979 Maart 1 Juni 1 September 1 December 1980 Maart Juni September December 1981 Maart
17,9 20,6 14,7 9,8 14,2 20,2 27,6 20,3 22,7
11,6 15,7 13,5 10,7 27,7 36,0 45,2
29,5 36,3 28,2 20,5 41,9 56,2 72,8
17,9 20,6 14,7 9,8 14,2 20,2 27,6
0,1
3,4 3,6 3,0 1,7 1,3 1,1 0,6 0,4 0,3
32,5 42,1
0,1 0,3
0,2 0,5
27,1 26,2
45,0 46,6
52,8 64,8 72,1
20,3 22,7 27,1
72,8
26,2
45,1 46,8
0, 1
43,0 36,6 21,0 32,5
68,0 55,5 33,0 44,5
25,0 18,9 12,0 12,0
43,1 36,6 21,0 32,5
35,2
58,6
23,4
35,2
3,3 3,2 2,5 1,3 0,9 0,7 0,5 0,4 0,2
0,1 0,4 0,5 0,4 0,4 0,4 0,1
0,1 0,2
0,5
0,5
25,0 18,9 12,0 12,0
0, 1
0,1
23,4
0,1
1 Incl. het papier dat op de laatste dag van de maand verviel en dat niet kon worden geind omdat die dag een zaterdag of een feestdag was. 2 Vet
gaat hier om handelspapier.
32,9 39,9 31,2 22,2 43,2 57,3 73,4 53,2 65,1 72,3
0,7 0,5 1,4 0,3 2,4 2,8 5,7
73,3
5,0 4,1 3,1 7,6
0,5
68,1 55,5 33,0 45,0
6,3 6,6 3,2 2,6
0,1
58,7
5,1
0,1
N. B. - Voor de wijze van opstelling : zie Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XLITe jaargang, deel II, nr 8, september 1967, blz. 248 en Tijdschrift van de Nationale Bank van België, LIo jaargang, deel nr 1. januari 1976.
XIII - 9. - OPGENOMEN BEDRAGEN YAN DE DISCONTOKREDIETEN, VOORSCHOTTEN EN ACCEPTKREDIETEN BIJ HUN OORSPRONG DOOR DE OVERWEGEND GELDSCHEPPENDE INSTELLINGEN VERLEEND AAN DE BEDRIJVEN EN PARTICULIEREN EN AAN HET BUITENLAND (ivfiijarden franken) Kredieten bij hun oorsprong door de overwegend geldscheppende instellingen serleend Einde periode Bankaccepten
Handelspapier
VoorschMMn
(1)
(2)
(3)
Totaal (4) = (1) tot (3) (7) -+- (11)
Kredieten ondergebracht buiten de overwegend geldscheppende instellingen
Pro Kredieten ondergebracht bij de overwegend geldscheppende instellingen
memorie :
Andere kredieten ondergebracht bij de overwegend Totaal geldscheppende instel(11) = lingen 2 (8)tot(10) (12)
Bankaccepten
Handelspapier
Totaal
Bankaccepten
Handelspapier
Voorschotten
(5)
(0)
(7) = (5)+ ( 5 )
(8)
(9)
(10)
116,2 130,7 131,4 142,1 161,5 179,5 187,1
0,8 0,6 1,7 0,4 2,5 3,0 6,0
180,5 190,2 191,3
172,4 219,7 252,8 309,9 372,1 452,5 517,4 521,8 564.3 590,2
304,2 364,2 398,0 465,9 552,3 651,0 730,2
14,0 17,2 18,4
15,6 13,8 13,8 13,9 18,7 19,0 25,7 27,3 25,9 23,1
729,6 780,4 804,6
_1. Kredieten aan bedrijven en particulieren 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978
23,0 19,0 19,6 23,7 24,4 25,5 30,3
3
3
3
1979 Maart 3 Juni 3 September December
32,1 3
33,5 36,0 34,7
123,0 135,7 145,1 150,3 171,9 192,3 194,4 189,7 199,8
172,4 219,7 252,8 309,9 372,1 452,5 517,4
318,4 374,4 417,5 483,9 568,4 670,3 742,1
521,8 564,3
196,8 207,2
590,2 642,8 632,9 670,4 687,9 719,6
14,2 10,2 19,5 18,0 16,1 19,3 11,9
743,6 797,6 823,0
7,4 5,2 5,8 9,8 5,7 6,5 4,6 4,8 7,6 12,9
6,8 5,0 13,7 8,2 10,4 12,8 7,3 9,2 9,6 5,5
884,7
8,7
6,0
14,7
26,0
201,2
642,8
870,0
5,0 4,3 3,1 7,8
885,4 916,6 919,6 960,1
5,9 5,6 8,6 6,8
9,4 11,2 10,5 6,5
15,3 16,8 19,1 13,3
28,9 24,5 19,5 22,3
208,3 204,9 193,1 204,9
632,9 670,4 687,9 719,6
870,1 899,8 900,5 946,8
6,5 6,7 3,3 2,6
969,6
6,2
9,0
15,2
28,4
194,3
731,7
954,4
5,2
61,0 76,7 103,7 149,6 159,4 191,4 211,7
105,0 123,9 156,8 207,8 226,6 266,8 298,5
2,9 1,8 0,2 0,7
210,1 223,6 235,1
300,3 315,7 330,5
2,2 2,2 2,2
1980 Maart Juni September December
34,8 30,1 28,1 29,1
217,7 216,1 203,6 211,4
1981 Maart
34,6
203,3
731,7
25,3 26,9 32,6 32,6 30,5 36,4 34,4
28,8 31,3 37,4 43,2 56,9 68,5 80,5
61,0 76,7 103,7 149,6 159,4 191,4 211,7
115,1 134,9 173,7 225,4 246,8 296,3 326,6
1,9 3,1 5,5 4,7 4,5 4,1 2,1
8,2 7,9 11,4 12,9 15,7 25,4 26,0
10,1 11,0 16,9 17,6 20,2 29,5 28,1
23,4 23,8 27,1 27,9 26,0 32,3 32,3
1979 Maart 3 Juni 3 September 3 December December 4
32,5 35,6
87,2 90,0 94,3
210,1 223,6 235,1
329,8 349,2 364,2
2,0 4,4 4,0
27,5 29,1 29,7
29,5 33,5 33,7
30,5 31,2 30,8
20,6 23,4 26,0 30,3 41,2 43,1 54,5 59,7 60,9 64,6
97,7 97,7
253,6 248,0
388,3 382,7
3,9 3,9
31,9 31,9
35,8 35,8
33,1 33,1
65,8 65,8
253,6 248,0
352,5 346,9
4,6 4,6
1980 Maart Juni September December
39,0 35,1 29,4 30,5
99,9 110,3 114,2 116,1
289,8 305,8 332,1 372,6
428,7 451,2 475,7 519,2
5,3 4,6 4,8 4,8
33,4 37,4 40,0 44,5
38,7 42,0 44,8 49,3
33,7 30,5 24,6 25,7
66,5 72,9 74,2 71,6
289,8 305,8 332,1 372,6
390,0 409,2 430,9 469,9
13,3 3,9 3,5 9,2
1981 Maart
33,5
116,2
440,5
590,2
5,1
44,2
49,3
28,4
72,0
440,5
540,9
9,6
48,3 45,9 52,2 56,3 54,9 61,9 64,7 64,6 69,1 70,8 71,7
151,8 167,0 182,5 193,5 228,8 260,8 274,9 276,9 289,8 291,1
233,4 296,4 356,5 459,5 531,5 643,9 729,1 731,9 787,9 825,3
433,5 509,3 591,2 709,3 815,2 966,6 1.068,7
15,0 12,9 25,1 21,1 26,1 38,2 33,3
24,3 21,2 36,4 35,6 36,3 48,8 40,0
1.073,4 1.146,8 1.187,2
• 9,3 8,3 11,3 14,5 10,2 10,6 6,7 6,8 12,0 16,9
36,7 38,7 35,2
43,5 50,7
136,8 154,1 157,4 172,4 202,7 222,6 241,6 240,2 251,1
409,2 233,4 488,1 296,4 554,8 356,5 459,5 673,7 778,9 531,5 917,8 643,9 729,1 1.028,7 731,9 1.029,9 787,9 1.096,1 825,3 1.135,1
3,7 2,4 1,9 1,1 2,6 4,9 8,4 7,2 6,5 5,3
71,7
304,9 304,9
896,4 1.273,0 890,8 1.267,4
12,6 12,6
37,9 37,9
52,1 50,5 50,5
39,0 37,6 40,9 41,8 44,7 51,3 58,0 57,8 57,1 53,9
1980 Maart Juni September December
73,8 65,2 57,5 59,6
317,6 326,4 317,8 327,5
922,7 976,2 L020,0 L092,2
1.314,1 1.367,8 1.395,3 1.479,3
11,2 10,2 13,4 11,6
42,8 48,6 50,5 51,0
1981 Maart
68,1
319,5
1.172,2
1.559,8
11,3
53,2
B Kredieten aan het buitenland 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978
3
3 3
34,8 37,0 37,0
0,1
1,9 2,4
C. Totaal 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978
3
3 3
1979 Maart 3 Juni 3 September 3 December December 4
1 Bij de N.B.B., de depositobanken en de geldscheppende overheidsinstellingen ondergebrachte kredieten (met inbegrip van de kredieten die hef, H.W.I. financiert door een beroep te doen op de overwegend geldscheppende instellingen). 2 Het gaat hier om handelspapier. 3 Incl. het papier dat op de laatste dag van de maand verviel en dat niet kon worden geind omdat die dag een zaterdag of een feestdag was.
4
59,1 59,1
255,9 267,0 267,0
896,4 890,8
1.222,5 1.216,9
12,4 12,4
54,0 58,8 63,9 62,6
62,6 55,0 44,1 48,0
922,7 274,8 976,2 277,8 267,3 L020,0 276,5 L092,2
1.260,1 1.309,0 1.331,4 1.416,7
19,8 10,6 6,8 11,8
64,5
56,8
266,3 1.172,2
1 495,3
14,8
Nieuwe reeks :'d afwijking t.o.v. de oude reeks is toe te schrijven aan de verwijdering van de kredieten aan landen-leden van de Europese Gemeenschappen.
N. B. - Voor de wijze van opstelling : zie Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, XLIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1987, blz. 248.
XIII • 10. - BALANSEN VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE (Miljarden franken) 1972 31 december
Posten
1973 31 december
1974 31 december
1975 31 december
1976 31 december
1977 31 december
1978 31 december
1979 31 december
1980 81 december
58,2
ACTIVA Goudvoorraad Internationaal Muntfonds :
Deelneming Leningen Bijzondere trekkingsrechten Ecu's Vreemde valuta's Te ontvangen vreemde valuta's en goud :
75,4
71,8
71,8
71,8
71,8
25,9
24,0
24,9
26,3
29,9
...
..
...
...
26,1
30,5
28,4
30,0
Instel. waarvoor een bijzond. wet geldt Banken Ondernemingen en particulieren Overheidseffecten : Belgische overheidseffecten Luxemburgse overheidseffecten Bijzondere bijstand aan het Rentenfonds Deel- en pasmunt Tegoed bij het Bestuur der Postchecks :
Rekening A Rekening B Geconsolideerde vordering op de Staat Speciale Schatkistbons Voorlopige aanpassing naar aanleiding van de wet dd. 3 juli 1972 Te innen waarden Overheidsfondsen Gebouwen, materieel en meubelen Waarden van de Pensioenkas van het Personeel Overgangsrekeningen Totaal der activa
19,3
72,5
58,3
26,7 1,5 19,8
19,4 0,7 20,1
18,1
18,1
23,2
24,2 110,7 114,8
... ...
61,1 52,4
75,9
88,6
107,2
84,0
101,2
106,1
...
...
...
...
...
...
...
Europees Fonds voor Monet. Sarnenw Andere Internationale akkoorden Voorschot aan het I.M.F. Europees Fonds voor Monet. Samenwerk. E.E.G. : Financiële bijstand op middel lange termijn Debiteuren wegens termijnverkopen van vreemde valuta's en goud Handelspapier Voorschotten op onderpand :
...
72,3
--
--
__
3,5
75,5
35,7 2,4
40,1
0,4 9,4
... 7,4
0,8
11,9 79,0
19,6 80,6
3,0 47,1
--
... 2,4
0,2 9,7
0,4 9,7
6,5
6,5
6,5
6,5
45,3
59,7
4,1 0,1
7,8 0,1
14,2 2,0 0,6
23,5
10,3
0,2 ...
0,1
37,0
... ... ...
...
20,6 33,4
28,8 40,1
13,5 32,2
11,9 22,2
2,6 0,9
0,3 2,1
0,4 0,2
3,4
1,1
0,4
5,1
4,2
20,6
37,0
37,0
37,0
...
...
...
...
... ...
5,7
... ... -... ... ... ... ... -- -- --
--
--
--
... --
0,3
0,3
0,4
0,4
0,4
2,8 0,4
16,0 0,4
52,5 0,4
34,0 --
34,0 2,8
34,0 0,9
34,0 0,8
2,5 34,0 0,6
2,4 34,0 0,4
2,0 34,0
3,4 34,0
-0,6 4,1 2,2
3,4 1,1 4,3 2,2
3,4 1,7 4,8 2,2
3,4 1,0 5,3 2,2
3,4 0,9 5,5 2,2
3,4 2,2 6,1 2,2
3,4 9,2 6,5 2,2
3,4 18,8 7,2 2,2
3,4 22,3
4,0
4,5
0,9 330,9
5,5 1,1
6,5 1,3
7,8 0,9
9,1 1,2
10,3 1,5
11,8
0,8 284,4
325,6
340,8
349,7
406,9
458,8
578,3
13,1 2,1 637,2
2,0
77,1
0,6 4,3
34,0
8,0
2,2
PASSIVA Bankbiljetten in omloop Rekeningen-courant en diversen :
Schatkist : gewone rekening Instel. waarvoor een bijzond. wet geldt Banken in België Ondernemingen en particulieren Banken in het buitenland, gewone rekeningen Te betalen waarden Internationale akkoorden
Financiële bijstandsakkoorden Andere akkoorden Internationaal Muntfonds : Bijzondere trekkingsrechten, netto cumulatieve toewijzing Europees Fonds voor Monet. Samenwerk Ecu's te leveren aan het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking Monetaire reserve :
België Groothertogdom Luxemburg
238,5
256,1
288,4
307,2
335,4
359,9
371,8
376,1
0,5 1,1 0,3
0,3 0,6 0,4
0,1 0,9 0,7
0,2 0,7 0,8
0,3 0,6 0,9
0,2 0,5 0,8
2,9 0,4 0,7
1,5 0,3 0,9
0,4 0,6
0,6 1,6 1,4
0,6 2,4 2,0'
0,4 3,7 2,6
0,4 2,3 3,2
0,6 2,1
0,9 2,0
1,1 3,3
1,4 3,8
1,2 4,8
2,5 0,4
2,4 0,4
2,0 d,4
3,4
4,3
10,2
10,2 23,4
10,2 26,7
. . . . . . . . . . . . . . . ... . . . . .
10,5
10,2
10,2
10,2
-
-
...
14,7
19,2
27,4
-
-
86,3
162,4
21,5 4,0 3,7 0,4
33,6 0,9 26,5 4,5 5,0 0,4
20,7 0,3 11,1 5,4 7,5 0,4
0,4
12,1 6,5 9,9 0,4
7,7 10,5 0,4
9,1 14,5 0,4
16,2 10,3 16,5 0,4
28,1 11,8 18,2 0,4
13,1 40,6
1,0 0,9
1,0 1,3
1,1 1,7
1,1 1,9
1,3 2,3
1,2 2,7
1,3 3,4
1,4 4,1
1,4 4,9
2,0 0,5 284,4
2,1 0,6 330,9
2,1 0,6 325,6
2,1 0,6 340,8
2,1 0,6 349,7
2,1 0,7 406,9
2,0 0,7 458.8
2,1 0,7 578,3
2,1 0,8
gebouwen,
Te verdelen nettowinst Totaal der passiva
1,8
---- __-- ---- -- ---- -... ... -
11,8
Te leveren vreemde valuta's en goud Pensioenkas van het Personeel Overgangsrekeningen Kapitaal Reservefonds :
Statutaire reserve Buitengewone reserve Afschrijvingsrekening van materieel en meubelen
222,6
N. B. - Het Jaarverslag van de N.B.B. bevat, als bijlage, al de weekstaten voor het verslagjaar. Het geeft eveneens een beknopte toelichting bij do voornaamste balansposten.
3,1
0,4
637,2
XIII - 10. - WEEKSTATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE ( Miljarden franken)
Posten
1980 4 april
1981 6 april
1980 5 mei
1981 4 mei
1980 9 juni
1981 5 juni
1980 7 juli
1981 6 juli
ACTIVA 58,2
58,2
58,2
58,2
58,2
58,2
58,2
58,2
17,3
16,7
15,6
16,5
14,9
16,2
14,2
15,8
...
...
...
...
...
...
...
...
27,8 39,1 52,9
28,6 50,0 148,4
27,8 80,4 60,0
28,7 59,8 152,1
29,4 87,6 90,0
30,1 58,8 159,4
29,3 94,8 111,6
30,1 57,7 137,5
Europees Fonds voor Monet. Samenw. Andere
33,1
40,9
28,5
46,6
28,5
46,6
28,5
46,6
..
1,0
...
1,0
...
...
Internationale akkoorden Voorschotten aan het I.M.F. Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking E.E.G. : Financiële bijstand op middellange termijn Debiteuren wegens termijnverkopen van vreemde valuta's en goud Handelspapier Voorschotten op onderpand Overheidseffecten * :
0,1 7,2
0,6 5,2
0,7 7,0
0,9 5,1
0,8 6,8
0,9 4,9
0,8 6,8
1,0 5,5
2,3 82,3 20,8
10,0 72,6 10,5
2,3 81,4 26,8
0,1 73,7 7,2
5,2 55,4 8,4
0,1 75,3 1,3
3,5 64,7 12,1
0,1 74,9 1,4
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
37,0
...
...
97,9 0,6
84,5 0,5
Goudvoorraad Internationaal Muntfonds :
Deelneming Leningen Bijzondere trekkingsrechten Ecu's Vreemde valuta's Te ontvangen vreemde valuta's en goud :
Belgische overheidseffecten Luxemburgse overheidseffecten Bijzondere bijstand aan h. Rentenfonds ** Deel- en pasmunt Tegoed bij het Bestuur der Postchecks :
Rekening A Rekening B Geconsolideerde vordering op de Staat Voorlopige aanpassing naar aanleiding van de wet dd. 3 juli 1972 Overheidsfondsen Gebouwen, materieel en meubelen Waarden v/d Pensioenkas v/h Personeel Diverscu Orderekening : Bestuur der Postchecks 1 Bankbiljetten in omloop Rekeningen-courant :
Schatkist : gewone rekening Banken in het buitenl., gew. rekening. Diverse rekeningen-courant en te betalen waarden Internationale akkoorden :
Financiële bijstandsakkoorden Andere akkoorden
...
... 67,1 0,7
106,7 0,7
57,0 0,6
103,2 0,7
...
...
60,5 0,7
127,1 0,7
...
...
...
...
...
...
...
...
3,4 34,0
3,9 34,0
3,4 .34,0
4,0 34,0
3,5 34,0
4,0 34,0
3,8 34,0
4,1 34,0
3,5 8,0 2,2 12,8 19,1
3,5 8,9 2,2 14,3 33,6
3,5 8,0 2,2 12,9 15,5
3,5 8,9 2,2 14,4 21,7
3,5 8,0 2,2 12,9 15,7
3,5 8,9 2,2 14,0 23,1
3,5 8,0 2,2 12,9 16,1
3,5 8,9 2,2 14,0 25,8
528,9
686,5
562,8
674,1
587,0
683,4
603,1
686,1
22,5
22,4
21,8
21,4
20,4
20,1
18,9
18,6
PASSIVA 363,3
372,6
361,1
372,1
368,9
387,1
380,5
394,3
1,2
1:1
1:1
1,0
1:9
1,8
1,4
1,2
2,4
10,5
1,8
5,6
2,4
4,0
1,9
6,5
3,4
4,0 0,1
3,4
4,0
3,5
4,0
3,8
4,1
19,2
23,6
19,2
23,6
19,2
23,6
19,2
23,6
136,6'
181,0
Internationaal Muntfonds :
Bijzondere trekkingsrechten, netto cumulatieve toewijzing Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking Ecu's te leveren aan het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking Monetaire reserve :
België Groothertogdom Luxemburg Te leveren vreemde valuta's en goud Pensioenkas van het Personeel Diversen Kapitaal Reserves en afschrijvingsrekeningen Orderekening : Ministers van Nationale Opvoeding • Maximumbedrag van de portefeuille : - Belgische overheidseffecten - Luxemburgse overheidseffecten (Conventie van 15 juli 1977 tussen de Staat en de Bank). ** Gezamenlijk maximumbedrag van de bijstand 2
100,8
175,8
3,6
11,8
19,6 136,7
181,0
136,6
181,0
...
...
...
...
...
...
...
...
2,3 12,8 15,5 0,4 7,6
6,5 14,3 49,5 0,4 8,5
2,3 12,9 16,3 0,4 7,6
1,3 14,4 50,4 0,4 8,5
4,3 12,9 29,3 0,4 7,6
1,3 14,0 54,1 0,4 8,5
3,1 12,9 35,7 0,4 7,6
0,1 14,0 52,4 0,4 8,5
528,9
686,5
562,8
674,1
587,0
683,4
603,1
686,1
22,5
22,4
21,8
21,4
20,4
20,1
18,9
18,6
37,0 1,2
37,0 1,2
37,0 1,2
37,0 1,2
37,0 1,2
37,0 1,2
37,0 1,2
37,0 1,2
90,0
110,0
90,0
130,0
90,0
130,0
90,0
130,0
N.B. - Het jaarverslag van de N.B.B. bevat, in bijlage, al de weekstaten voor het verslagjaar. Het geeft eveneens een beknopte toelichting bij de voornaamste balansposten. 1 Tegoeden voor rekening van de Ministers van Nationale Opvoeding bij het Bestuur der Postchecks (wet van 11 juli 1978 onderwijswetgeving).
2
De e Bijzondere bistand aan het Rentenfonds s kan de vorm aannemen van een speciaal voorschot of een intekening op certificaten uitgegeven door het Rentenfonds. (Protocol van 15 juli 1977 tussen de Minister van Financiën, het Rentenfonds en de Bank).
100
-
-
XIII - 11. - VERRICHTINGEN IN POSTREKENING Bron : B.P.C. Credit Duizenden rekeningen
Totaal tegoed 1
Tegoed van particulieren 2
(daggemiddelden)
Stortingen en diversen
Debet
Giro's
Cheques en diversen
Giro's
Algemene beweging
(maandgemiddelden of maanden)
3
(einde periode)
Percentages van de verrichtingen uitgevoerd zonder gebruik van chartaal geld
(mi ljarden franken)
819,7
1.024,4
94
217,6
387,7
1.213,1
95
450,1
248,9
450,1
1.398,7
95
276,9
502,1
276,5
502,1
1.557,5
95
78,9
305,5
564,3
304,2
564,3
1.738,4
95
203,0
80,4
324,1
601,0
319,7
601,0
1.845,8
96
212,2
80,8
348,0
645,9
348,4
645,9
1.988.1
96
1.120
214,7
81,3
374,0
690,1
373,0
690,1
2.127,2
96
L979 le kwartaal
1.110
207,2
81,2
337,5
673,6
354,9
673,6
2.039,5
96
2e kwartaal
1.110
207,9
83,0
361,2
644,4
351,2
644,4
2.001,1
95
3e kwartaal
1.113
207,5
80,2
331,8
608,4
338,5
608,4
1.887,1
96
40 kwartaal
1.116
226,0
78,6
361,3
657,2
349,1
657,2
2.024,9
96
1980 le kwartaal
1.116
216,3
80,4
363,4
709,0
378,0
709,0
2.159,5
97
2e kwartaal
1.115
216,3
83,7 '
393,6
706,1
385,5
706,1
2.191,3
96
3e kwartaal
1.118
213,7
82,1
358,2
664,3
363,4
664,3
2.050,2
96
4e kwartaal
1.120
212,7
79,1
380,7
681,0
365,3
681,0
2.107,9
96
1981 le kwartaal
1.120
217,8
81,3
384,5
764,6
402,0
764,6
2.315,7
96
L980 Mei
1.115
213,4
87,0
393,7
705,0
395,3
705,0
2.198,9
96
Juni
1.115
221,9
83,8
391,2
676,8
387,7
676,8
2.132,5
95
Juli
1.116
241,8
81,9
412,9
746,3
411,6
746,3
2.317,1
96
Augustus
1.117
208,2
83,2
322,4
613,1
347,0
613,1
1.895,6
96
September
1.118
191,1
81,3
339,4
633,4
331,7
633,4
1.937;9
96
2.223,1
96
1.092
100,7
60,2
192,9
319,7
192,0
1974
1.101
122,2
62,3
220,1
387,7
1975
1.116
139,1
65,9
249,5
1976
1.112
157,7
72,5
1977
1.112
202,7
1978
1.111
1979
1.112
1980
1973
/
Oktober
1.119
226,3
78,6
390,8
710,9
410,5
710,9
November
1.120
182,2
79,2
355,0
646,3
322,1
646,3
1.969,7
96
December
1.120
229,7
79,4
396,4
685,7
363,3
685,7
2.131,0
96
1.120
241,8
81,7
382,5
760,9
418,0
760,9
2.322,3
96
Februari
1.120
201,5
85,2
395,4
789,3
401,4
789,3
2.375,4
97
Maart
1.120
210,1
78,6
375,6
743,6
386,6
743,6
2.249,4
96
April
1.121
212,6
80,1
413,3
780,4
360,6
780,4
2.334,7
96
2.390,8
96
1981 Januari
Mei
1.125
233,5
86,8
1 Omvat het tegoed van de particulieren en van de Rijksrekenplichtigen. De cijfers over de tegoeden der particulieren per einde persode, worden in de stand van de Staatsschuld gepubliceerd (cf. tabel XVI-8a).
2
427,2
3
758,0
447,5
758,0
«
Gemiddeld tegoed aan het einde van elke dag der maand, zowel werkdagen als niet-werkdagen. Voor een zon- of feestdag ie het vermelde tegoed dat van de vorige werkdag.
- 102 XIII • 12. - ALGEMENE STAAT DER BANKEN 1 (Miljarden franken)
Activa 1977 1978 1979 1980 31 december 31 december 31 december 31 december
Posten
1980 30 april
1981 30 april
1980 81 mei
1981 31 mei
Kas, Nationale Bank, postrekening, N.K.B.K.
11,7
13,7
14,8
14,1
12,4
11,7
12,8
12,5
Daggeld
32,4
42,3
42,4
38,9
45,5
44,6
44,9
45,4
Bankiers
592,9
745,0
875,3
1.133,5
1.012,3
1.293,5
1.007,8
1.311,4
Moedermaatschappij, succursalen en filialen
197,3
210,4
279,3
460,1
342,4
534,3
344,6
551,8
Andere te innen waarden op korte termijn
36,0
35,0
40,2
39,9
49,1
44,6
50,2
46,5
216,7
244,3
314,4
428,8
372,7
489,4
397,8
512,8
20,8 195,9
37,4 206,9
74,5 239,9
161,0 267,8
117,0 255,7
239,4 250,0
133,4 264,4
248,0 264,8
5,4
3,1
3,7
5,3
3,8
1,5
4,4
1,4
61,9
64,7
71,7
59,6
72,4
67,3
69,2
71,1
Diverse debiteuren
645,5
731,2
909,4
1.141,9
978,2
1.298,0
996,6
1.311,2
Effecten a) Belgische overheidsfondsen b) Overige leningen c) Aandelen en deelbewijzen d) Overige effecten
521,7
570,5
604,1
626,5
609,6
651,7
620,1
652,1
470,0 50,8 0,8 0,1
514,9 54,9 0,6 0,1
543,7 59,7 • 0,6 0,1
560,4 65,3 0,5 0,3
548,8 59,9 0,5 0,4
574,2 76,4 0,8 0,3
558,0 61,2 0,5 0,4
573,6 77,5 0,7 0,3
Belegde wettelijke reserve
1,8
1,9
2,0
2,2
2,1
2,3
2,1
2,3
Participaties a) Filialen b) Overige participaties
14,3 5,4
14,4
18,2
22,9
19,7
25,4
20,0
25,8
8,9
5,2 9,2
7,0 11,2
11,9 11,0
8,8 10,9
14,8 10,6
9,0 11,0
15,1 10,7
0,6
1,1
1,2
1,4
1,3
1,4
1,3
1,4
19,8
20,9
21,3
22,3
21,8
22,9
22,0
23,0
Participaties in filialen voor immobiliën
0,7
1,4
1,6
1,6
1,6
1,6
1,6
1,6
Vorderingen op filialen voor immobiliën
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
Materieel en meubilair
2,8
3,3
3,5
3,7
3,7
4,0
3,7
4,1
54,9
71,8
91,7
103,2
86,3
117,3
87,8
121,8
2.416,5
2.775,1
3.294,9
4.106,0
3.635,0
4.611,6
3.687,0
4.696,3
80,3 2,1
89,9 3,2
99,8
101,3 0,8
107,2 2,2
107,0 1,3
106,1 2,2
110,4 1,2
Wissels a) Overheidspapier b) Handelswissels * Prolongaties en voorschotten op effecten Debiteuren wegens verstrekte accepten
Dprichtings- en eerste inrichtingskosten bebouwen
Diversen Totaal der activa " De rubriek a Iiandelswissels » omvat niet de : - bij de N.B.B. en de andere publieke kredietinstellingen herdisconteerde wissels - wissels a en pensions bij de publieke kredietinstellingen
1 De algemene staat bevat, wat betreft de banken welke hun bedrijvigheid in hoofdzaak in het buitenland uitoefenen, slechts de bestanddelen der activa van de Belgische zetels. De saldi van de rekeningen geopend door deze laatste op naam
0,6
van de in het buitenland gevestigde zetels zijn opgenomen onder de rubriek Moedermaatschappij. succursalen en filialen s.
- 103 XIII - 12. - ALGEMENE STAAT DER BANKEN (Miljarden franken)
Passiva 1980 1978 1979 1977 31 december 31 december 31 december 31 december
Posten
1980 30 april
1981 30 april
1980 31 mei
1981 31 mei
13,6 4,7
13,5
20,0
14,6
5,0
3,5
4,0
Opvraagbaar :
2,9 2,5
5,9
5,1
3,1
4,2
0,4
2,8
0,9
0,6
8,9
8,5
16,5
10,6
59,8
84,7
88,7
79,2
109,7
73,6
30,3
6,7 53,1
13,9 70,8
7,5 81,2
7,9 71,3
9,2 100,5
6,2 67,4
106,0 7,4
Bankiers
910,1
1.103,2
1.365,2
1.903,5
1.577,2
2.236,9
1.635,6
2.284,3
Moedermaatschappij, succursalen en filialen
130,0
143,0
217,8
328,2
252,0
344,9
250,9
344,6
Schuldeisers gedekt door zakelijke zekerheden a) Schuldeisers gewaarborgd door voorrechten b) Schuldeisers bij overeenkomst door zakeiijke zekerheden gewaarborgd Daggeld a) Gedekt door reële zekerheden b) Niet gedekt door reële zekerheden
38,0 7,7
4,9 4,3
98,6
Wissels geaccepteerd
61,9
64,7
71,7
59,6
72,4
67,3
69,2
71,1
Andere te betalen waarden op korte termijn
20,6
26,5
21,9
27,5
38,4
37,7
26,7
23,7
4,8
4,6
4,5
3,7
3,7
4,1
3,6
5,5
1.004,0
1.083,3
1.192,0
1.281,4
1.242,8
348,3 113,8
3,5
19,0 20,0 339,8 4,0
2,2
356,1 198,2 323,1 13,6 23,3 365,6 1,5
342,9 188,4 336,4 17,3 20,6 335,5 1,7
1.244,6 359,4
17,3
357,3 136,1 292,6 18,7 21,2 363,9
1.335,3 357,7
1.379,7
330,3 111,7 220,3
220,3 358,5 11,3 23,0 363,2 1,3
185,2 329,0 16,7 20,5 332,1 1,7
377,0 225,0 374,1 11,8 23,6 366,9 1,3
100,6
120,0
145,7
193,7
152,9
215,5
159,8
218,9
1,5
1,5
1,7
1,7
1,7
1,5
1,5
1,5
70,6
84,0
99,3
114,6
112,1
140,3
112,1
141,3
2.345,0
2.696,5
3.209,6
4.001,5
3.546,0
4.506,7
3.597,6
4.591,2
6,5
8,9
9,7
15,9'
9,7
16,9
9,5
17,0
37,0
39,5
42,6
47,9
43,4
48,4
43,7
48,4
Niet besdhikbare reserve wegens uitgiftepremie
4,6
4,7
4,7
2,4
4,9
2,4
4,9
2,4
Wettelijke reserve (art. 13, K.B. 185)
1,8
1,9
2,0
2,2
2,2
2,3
2,2
2,3
Crediteuren wegens wissels ter incasso Deposito's en crediteuren a) Dadelijk opvraagbaar b) Op hoogstens dertig dagen c) Op meer dan dertig dagen d) Op meer dan een jaar e) Op meer dan twee jaar f) Bankboekjes g) Andere op boekjes ingeschreven deposito's Obligaties en kasbons Nog te storten bedragen op fondsen en participaties . Diversen -
Totaal opvraagbaar
238,4
20,7 300,2
Speciaal opvraagbaar :
Achtergestelde passiva Niet opvraagbaar :
Kapitaal
Beschikbare reserve
15,4
17,0
18,7
20,9
19,8
22,4
20,0
22,5
Andere reserves
5,1
5,5
6,5
6,5
6,4
6,6
6,5
6,6
Reservefonds
1,1
1,1
1,1
2,7
'2,6
5,9
2,6
5,9
Totaal niet. opvraagbaar
65,0
69,7
75,6
82,6
79,3
88,0
79,9
88,1
Totaal der passiva
2.416,5
2.775,1
3.294,9
4.106,0
3.635,0
4.611,6
3.678,0
4.696,3
De algemene staat bevat, wat betreft de banken welke hun bedrijvigheid in hoofdzaak in het buitenland uitoefenen, slechts de bestanddelen der passiva van de Belgische zetels. De saldi van de rekeningen geopend door deze laatste op
naam van de in het buitenland gevestigde zetels zijn opgenomen onder de rubriek « Moedermaatschappij, succursalen en filialen ».
XIII • 18. - GEZAMENLIJKE BETALINGEN DOOR MIDDEL VAN DIRECT OPEISBARE BANKDEPOSITO'S IN BELGISCHE FRANKEN EN VAN TEGOEDEN IN POSTREKENING 1 Gebrulksfrequentle 2 (herleid in type-maanden van 2,5 dagen)
Maandgemiddelden per kwartaal DIRECT OPEISBARE BANKDEPOSITO'S
7,0
7,0
6,2
6,2
5,4
5,4
4,6
4,6
3,8
3,8
3,0
1
I
I
I
1
I
I
1
1
I
I
I
I
1
1
I
I
I
I
I
I
1
1
I
1
I
I
3,0
POSTREKENINGEN 7,0
7,0
6,2
6,2
5,4
5,4 I
I
I
1
1973
1
I
1
1
I
I
I
1
1
1975
I
11
1
1977
1
I
I
1
direct opeisbare bankdeposito's 3
tegoeden in postrekening
4
1
I
I
1979
Gezamenlijke betalingen uitgedrukt in type-maand van 25 dagen door middel van Maandgemiddelden of maand
I
Totaal
1
1981
Gebruiksfrequentie
2
uitgedrukt in type-maand van 25 dagen
bruto direct opeisbare bankdeposito's
miljarden franken)
I
direct opeisbare bankdeposito's 3
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
522,5 646,6 709,6 828,6 936,5 1.012,5 1.150,7 1.312,1
293,3 353,5 408,4 449,2 509,0 530,0 567,4 602,7
815,8 1.000,1 1.118,0 1.277,8 1.445,5 1.542,5 1.718,1 1.914,8
3,41 4,03 3,91 4,13 4,17 4,21 4,71. 5,44
3,38 3,99 3,88 4,08 4,13 4,19 4,67 5,37
1979 le kwartaal 2e kwartaal 30 kwartaal 4e kwartaal 1980 le kwartaal 20 kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1981 le kwartaal 1980 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1981 Januari Februari Maart April Mei
1.046,6 1.172,5 1.118,4 1.265,3 1.296,3 1.381,9 1.208,0 1.362,2 1.342,3 1.306,0 1.382,4 1.319,0 1.105,7 1.199,2 1.324,0 1.232,4 1.530,2 1.270,6 1.359,9 1.396,5 1.460,1 1.407,4
582,1 595,0 524,3 568,1 604,0 626,2 582,5 597,9 656,0 616,2 625,9 660,0 528,6 558,9 549,1 655,4 589,2 596,2 755,3 616,4 673,1
1.628,7 1.767,5 1.642,7 1.833,4 1.900,3 2.008,1 1.790,5 1.960,1 1.998,3 1.922,2 2.008,3 1.979,0 1.634,3 1.758,1 1.873,1 1.887,8 2.119,4 1.866,8 2.115,2 2.012,9 2.133,2
4,45 4,55 4,56 5,28 5,50 5,56 5,05 5,66 5,53 5,19 5,46 5,44 4,57 5,15 5,97 4,79 6,21 5,30 5,33 5,98 6,13 5,50
4,33 4,62 4,50 5,21 5,36 5,64 4,92 5,58 5,46 5,41 5,46 5,23 4,57 4,96 5,53 5,21 5,97 5,10 5,55 5,75 6,13 5,72
tegoeden in postrekening
4,41 r 4,78 r 6,05 4,94 5,87
6,25 6,57 6,44 6,39 5,80 6,37 6,62 6,59 6,32 6,77 7,15 6,24 6,62 7,17 5,67 6,13 6,25 7,41 6,64 6,56 7,94 6,90 7,36
de brutogegevens werden de dubbel getelde overschrijvingen verwijderd. die voortvloeien uit de inrichting van de Rijksboekhouding en waarvan een telling mogelijk was,
1 Benaderende gegevens volgens het totaal der debetverrichtingen (incl. de rekeningen van de vreemdelingen en de debetverrichtingen met betrekking tot betalingen aan het buitenland).
4 Uit
2 De gebruiksfrequentie wordt verkregen door deling ren het bedrag der debiteringen op de rekeningen van de direct opeisbare bankdeposito's in Belgische franken of op de postrekeningen van de particulieren en de buitengewone Rijksrekenplichtigen door de gemiddelde tegoeden op deze rekeningen tijdens de beschouwde periode. 3 De banken die medewerken aan de opstelling van de statistiek vertegenwoordigen, gemeten naar de belangrijkheid van de dadelijk opvraagbare deposito's in Belgische franken van hun cliënteel (excl. banken), ongeveer 05 pct. van de gezamenlijke banken.
N.B. - Wijze van opstelling : zie Tijdschrift voor Documentatie es Voorlichting, XXVe jaargang, deel II, nr 4, oktober 1950, blz. 222. Bibliografische referenties Jaarverslagen van de N.B.B. - Belgisch Staatsblad : Algemene staat der banken. - Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Belgische economische statistieken 1960-1970. - Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting : .tiLe jaargang, deel I, nr 1, januari 1965, blz. 21; XLIIe jaargang, deel I, nr 1. januari 1967, blz. 19: deel II, nr 8, september 1987. bis. 248. Jaarverslagen van de Bankcommissie.
-
105-
XIV. - FINANCIELE INSTELLINGEN ANDERE DAN OVERWEGEND GELDSCHEPPENDE 4. - VOORNAAMSTE ACTIVA EN PASSIVA VAN HET RENTENFONDS ( Miljarden franken) Bron : Jaarverslag van het Rentenfonds. Passiva
Activa Portefeuille Einde periode
Andere SchatkistGenoteerde certificaten schatkistwaarden tranche B certificaten nominnle wau•d,
Creditsaldo bij de N.B.B.
Uitgeleend geld op zeer korte termijn
Certificaten van het Rentenfonds
Debetsaldo Opgenomen bij de N.B.B. geld op zeer Speciale korte Gewone voorschotten voorschotten termijn
1972
15,2
8,3
...
...
2,5
10,9
9,0
2,5
1973
15,7
9,1
...
...
...
12,7
8,0
...
1974
12,2
9,1
...
...
0,7
18,1
...
...
1975
17,9
6,0
...
...
2,8
20,1
0,3
2,9
...
15,7
...
3,6
1976
14,9
6,0
1,4
1977
17,5
--
2,8
...
...
1978 September
19,6
--
28,7
...
December
22,3
--
16,0
23,2
--
Juni
27,8
September December
7,0
...
7,4
2,8
...
11,2
...
4,3
28,7
...
...
5,2
...
13,9
16,0
29,3
...
...
17,2
...
1,7
29,3
--
49,1
...
...
17,6
...
6,0
49,1
27,9
--
47,7
...
...
15,9
7,3
...
47,7
33,1
--
52,5
...
...
7,1
...
23,2
52,5
33,4
--
40,2
...
...
11,4
...
18,0
40,2
Februari
37,8
--
62,5
...
...
14,6
...
16,8
62,5
Maart
39,3
--
72,6
...
...
14,9
...
18,2
72,6
April
36,7
--
54,5
3,9
...
17,6
...
16,6
54,5
...
20,0
...
8,2
73,7
...
20,6
...
9,6
60,0
3,4
41,0
1979 Maart
1980 Januari
Mei
36,4
--
73,7
Juni
33,1
--
60,0
Juli
30,7
--
41,0
...
...
23,4
...
Augustus
31,5
--
58,6
...
...
28,1
...
...
57,7
September
32,0
--
67,2
...
...
23,0
...
4,3
67,2
Oktober
31,6
--
76,4
...
...
21,0
5,5
76,4
November
29,9
--
69,7
...
...
21,6
...
3,1
69,7
December
29,7
--
77,1
...
18,3
...
9,9
77,1
XIV • 5.
-
ALGEMENE SPAAR- EN LIJFRENTEKAS 5a. - Spaarkas Verrichtingen van de gezinnen (Miljarden franken)
Bron : ASLK.
Deposito's 1 : overschotten of tekorten van de stortingen t.o.v. de opvragingen (maandgemiddelden of maanden) 2,4
1 .6
0,8
0
0,8 74
■ -■
"*.,
•
_-
••
76
•
••
•
78
80
/ • ... •••••• •"«"* ""' ••• .....• ,
0
/
/
/
,
,
,
•
•
•
•
••
•
,
%..'
..•
.0 ,..." %
4..
M
••
•
....
••••
.., /
/
/
/
/
S
I
Deposito's 1 Periode
Opvragingen
Overschot
(1)
(2)
(8) ... (1)- (2)
152,9 196,1 244,4 302,4 371,3 488,8
137,5 183,0 216,9 283,1 355,7 471,4
638,8 848,5
627,3 857,4
26 kwartaal
148,3 160,0
3e kwartaal 4e kwartaal 1980 le kwartaal 2e kwartaal 30 kwartaal 4e kwartaal
Stortingen
3
Saldi
4
Spaarbone
2
Bedrag in omloop
Totaal
einde periode
L973 1974 1975 1976 1977 1978 1979
1980 1979 le kwartaal
1981 le kwartaal 1980 Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 1981 Januari Februari Maart April Mei
•
v
v v v
(4)
(5)
225,4 248,6 287,5 819,5 348,9 380,3
20,1 29,8 39,9 . 49,5 65,4 78,6
245,6 278,3 327,4 369,0 414,3 458,9
- 8,9
408,6 419,1
95,4 123,5
504,0 542,6
145,3 152,1
3,0 7,9
383,3 391,2
149,2 181,3 198,9 204,5 223,7 221,4
151,4 178,5 203,8 204,8 229,4 219,4
- 2,2 2,8 - 4,9 - 0,3 - 5,7 2,0
389,0 408,6 403,7 403,4 397,7 419,1
83,4 86,9 91,4
466,7 478,1 480,4
95,4 101,0 108,9 117,6 123,5
504,0 504,7 512,3 515,3 542,6
236,1 70,1 60,0 92,4 63,1 68,2 52,6 74,1 94,7 84,8 75,0 76,3 82,9 82,4
239,6 69,9 57,8 94,5 64,0 70,9 55,0 73,6 90,8 84,4 77,1 78,1 81,7 78,1
- 3,5
415,6 401,2 403,4 401,3 400,4 397,7 395,3 395,8 419,1 419,5 417,4 415,6 416,8 421,1
133,8
549,4
105,9 108,9 111,7 115,7 117,6 119,9 121,4 123,5 126,3 131,6 133,8 135,5 137,4
507,1 512,3 513,0 516,1 515,3 515,2 517,2 542,6 545,8 549,0 549,4 552,3 558,5
1 Gewone spaarboekjes, inclusief de inlagen op woonspaarrekeningen, deposito's op termijn, deposito's op korte termijn en met opzegging, dotatie. boekjes en dadelijk opvraagbare tegoeden. 2 Inclusief de groei- en kapitalisatiebons.
3 4
15,4 13,1 27,5 19,3 15,6 17,4 11,5
-
-
0,2 2,2 2,1 0,9 2,7 2,4 0,5 3,9 0,4 2,1 1,8 1,2 4,3
1 (e)...(4)+M
Inclusief de vervallen intresten van de deposito'e op termijn. Inclusief cie gekapita iseerde intresten van het boekjaar-van de gewone spaarboekjes en de dadelijk opvraagbare tegoeden. Voor het jaar 1980 bedragen de gekapitaliseerde intresten fr. 19,4 miljard.
.107 XIV - 5. - ALGEMENE SPAAR- EN LLIFRENTEHAS
5b.
-
Voornaamste posten uit de balansen van de Spaarkas (Miljarden franken)
Bron : ASLK. 1971 81 dee.
1972 31 dec.
1978 81 dec.
1979 31 dec.
1975 31 dec.
1976 81 dec.
1977 81 deo.
1978 31 dec.
1979 31 dec.
ACTIVA Beschikbaar 1 Voorlopige beleggingen : Wissels op België Voorschotten aan de nijverheid Landbouwkrediet Exportkrediet Beleningen Persoonlijke leningen Bankaccepten Schatkist- en Bentenfondscertificaten Daggeldleningen Totaal ... Definitieve beleggingen : Directe staatsschuld Indirecte staatsschuld en effecten met staatswaarborg Obligaties van het Gemeentekrediet, van provincies en gemeenten Obligaties van Belgische vennootschappen en diversen Voorschotten aan de Staat voortvloeiende uit de betaling van de bijkomende vergoeding aan de politieke gevangenen, voorschotten aan het Nationale Werk voor Oorlogsinvaliden en diverse voorschotten Hypothecaire leningen Landbouwkrediet Voorschotten aan de N.M.H., aan de erkende vennootschappen en aan de gemeenten bestemd voor de bouw van volkswoningen Kredietopeningen (industrieel, landbouwen beroepskrediet en kredieten aan universiteiten)
1,2
1,8
3,0
2,1
2,5
3,3
4,6
5,2
6,1
41,3 13,9
42,8 11,9
48,4 11,3
50,8 10,5
53,6 12,1
60,9 7,0
65,9 0,7
69,3
78,4
...
...
...
...
...
...
...
...
2,1 ... 0,3 9,5 22,3 1,9
2,9 ... 0,6 5,5 19,1 2,2
3,6 ... 1,1 1,9 16,5 2,2
4,9 ... 1,0 0,3 15,0 2,7
4,2 ... 1,2 3,6 36,7 2,8
6,5 ... 2,0 2,1 23,2 1,4
4,9 ... 4,4 5,2 26,8 0,6
7,0 ... 6,8 0,9 21,3 2,5
9,5 ... 8,8 4,8 15,8 0,4
91,3
85,0
85,0
85,2
114,2
103,1
108,5
107,8
117,7
24,5
31,2
37,5
47,2
55,2
64,6
71,7
80,9
87,2
33,3
39,3
40,0
55,8
61,2
77,9
92,6
110,7
116,1
5,8
7,3
8,9
9,2
11,3
12,7
13,1
13,5
13,3
1,6
5,4
6,0
6,2
9,6
10,8
11,6
12,1
12,0
1,1 13,9 6,3
1,0 20,3 6,4
1,1 29,2 6,8
1,2 37,6 7,2
1,2 44,1 7,6
2,2 55,1 8,8
2,3 67,8 10,0
2,3 81,2 11,0
1,4 96,8 12,0
32,3
34,4
36,4
38,3
42,0
47,4
52,6
59,3
64,4
--
-...
15,7
20,4
24,9
31,7
37,6
53,4
64,2
71,1
74,2
Totaal ...
134,5
165,7
190,8
234,4
269,8
332,9
385,9
442,1
477,4
Vervallen inkomsten uit beleggingen en pro. rata van intresten Vervallen effecten van de portefeuille Monetaire reserve bij de N.B.B. Diversen
5,2 7,0 -6,7
5,8 11,1 1,8 11,0
7,9 13,0 5,1 15,1
9,4 3,8 2,2 19,7
11,0 3,9
13,1 7,4
15,7 5,7
15,1 1,8
16,5 3,2
--
--
--
--
-
24,9
4,7
5,1
5,3
10,2
Totaal der activa ...
245,9
282,2
319,9
356,8
426,3
464,5
525,5
577,3
631,1
PASSIVA Opvraagbaar : Inlagen op spaarboekjes en spaarbons 2 Particulieren Openbare en andere instellingen
:
190,4 17,8
217,5 24,0
245,6 27,0
270,7 29,8
327,5 31,0
369,2 36,7
414,7 43,1
459,4 48,4
504,4 43,9
208,2
241,5
272,6
300,5
358,5
405,9
457,8
507,8
548,3
12,6 0,8
11,1 1,6
10,0 3,6
13,4 6,0
19,9 7,2
27,5 9,9
33,7 11,9
30,5 14,7
39,7 17,6
Dotatiefonds, fonds voor diverse voorziene uitgaven, reservefonds en provisies Diversen
18,6 5,7
20,1 7,9
21,5 12,2
21,2 15,7
20,7 20,0
19,7 1,5
20,4 1,7
21,9 2,4
24,2 1,3
Totaal der passiva ...
245,9
282,2
319,9
356,8
426,3
464,5
525,5
577,3
631,1
Totaal ... Inlagen op rekeningen-courant 2 Ontwikkelingsfonds der Vrije Universiteiten
Niet-opvraagbaar :
1 Deze post omvat hoofdzakelijk de kasmiddelen eu de rekeningtegoeden hij de N.B.B. en het B.P.C.
2
Inelus'ef de gekapitaliseerde
rente.
-
50.
108 -
- 5. - ALGEMENE SPAAR- EN LIJFRENTEKAS Voornaamste posten uit de balansen van de Lijfrentekassen
-
( Miljarden franken) Bron : ASLK. 1941 81 dec.
1972 81 dec.
1973 81 dec.
1974 81 dec.
1975 81 dec.
1976 81 dec.
1977I 81 deo.
1979
1978 81 dec.
91 dec.
ACT1 VA Portefeuille : 7,9
9,6
8,5
8,8
8,5
8,4
8,2
9,4
7,9
Indirecte Belgische staatsfondsen en door de Staat gewaarborgde effecten
13,9
12,4
13,7
13,2
14,1
13,3
13,5
12,6
13,8
Obligaties van het Gemeentekrediet, van provincies, steden en gemeenten
0,9
0,8
0,6
0,5
0,5
0,4
0,4
0,3
0,3
Obligaties van Belgische vennootschappen en diversen
0,5
0,5
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
23,2
23,3
23,2
22,9
23,5
22,5
22,5
22,7
22,4
Directe Belgische staatsfondsen
Totaal
PASSIVA Rentenfonds 1 en wiskundige reserves 2 Reservefonds Totaal
23,3
23,2
23,1
23,2
23,4
23,2
23,0
22,9
0,9
1,0
1,0
1,1
1,1
1,1
1,2
1,2
22,6 1,2
24,2
24,2
24,1
24,3
24,5
24,3
24,2
24,1
23,8
1 Het Rentenfonds omvat de reserves betreffende de uit de « Algemene Wet voortvloeiende renten. Deze reserves omvatten de wiskundige reserves, de veiligheids. en de beheersreserves evenals de provisie, maar niet de reserves betreffende de renten gevestigd krachtens de wet van 16 maart 1865. Deze reserves komen voor in de balansen van de Levens. verzekeringskas, onder de rubriek « Wiskundige reserves en provisies
De su ver wiskundige reserves werden verhoogd met een bepaald bedrag voor dekking van de kosten van uitkering der renten en van beheer en voor de vorming van een veiligheidsmarge.
2
MI/ • 5. - ALGEMENE siniffiR• EN LIJFRENTEKAS 5d. - Voornaamste posten uit de balansen van de Levensverzekeringskas ( Miljarden franken) Bron : ASLK. 1971 81 deo.
I
1972 31 dec.
1978 81 dec.
1974 81 dec.
I
1979
81 dec.
1976 91 dec.
1977 81 dec.
1978 31 dec.
31 dec.
1975
ACTIVA Portefeuille : Directe Belgische staatsfondsen
2,8
3,9
4,0
4,4
4,7
4,7
4,7
4,7
2,9
Indirecte Belgische staatsfondsen en door de Staat gewaarborgde effecten
7,9
7,4
7,3
6,9
6,7
6,3
6,3
6,0
7,9
Obligaties van het Gemeentekrediet, van provincies, steden en gemeenten
0,1
Obligaties van Belgische vennootschappen
0,2
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
Hypothecaire leningen
0,4
1,0
1,9
3,0
4,5
6,9
9,1
0,4 11,5
0,7 14,2
Volkswoningen : Voorschotten aan erkende vennootschappen en aan de Nationale Maatschappij voor Huisvesting
1,8
2,0
2,1
2,1
2,2
2,2
2,2
2,1
2,0
13,2
14,5
15,4
16,5
18,2
20,2
22,4
24,7
27,7
Totaal
PASSIVA Wiskundige reserves en provisies 1
8,2
8,9
10,1
11,0
12,4
14,1
16,2
Reserve- en repartitiefonds
4,7
5,2
5,5
5,9
6,3
6,6
6,8
18,3 7,2
20,8 7,7
12,9
14,1
15,6
16,9
18,7
20,7
23,0
25,5
28,5
Totaal ... 11 Inclusief de reserves betreffende gevestigde renten.
de
krachten* de wet van 18 maart 1865
-
109 -
XIY • 6. - NATIONALE MAATSCHAPPIJ VOOR KREDIET AAN DE NIJVERHEID Voornaamste balansposten per 31 december (Miljarden franken) Bron : Jaarverslag van de 1972
1973
1979
1975
1976
1977
1978
1979
1980
ACTIVA 0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
1,6
1,6
1,8
2,1
19,8
16.8
18,0
22,1
16,2
41,4
26,6
13,1
24,0
30,8
33,6
36,9
40,8
50,1
59,7
75,7
82,9
98,1
33,5
37,8
44,1
44,9
51,2
52,7
50,3
51,5
50,9
54,0
55,5
60,2
63,2
66,9
66,7
68,0
69,5
71,6
Handelskredieten
2,0
2,4
2,7
5,3
6,4
5,7
4,7
7,0
5,1
Uitvoerkredieten betaalbaar op halflange en lange termijn
4,5
5,7
8,3
7,4
11,7
9,0
12.9
17,4
22,4
10,3
19,8
VASTGELEGDE MIDDELEN BESCHIKBARE EN VLOTTENDE MIDDELEN : Voorlopige beleggingen Uitstaande kredieten A. Kredieten gefinancierd door de Instelling voor eigen rekening : Investeringskredieten op lange en halflange termijn : 1. door de Belgische Staat gewaarborgd 2. door de banken en financiële organismen gewaarborgd 3. waarvan het risico ten laste van de Instelling valt
Financiering van de door de Belgische Staat voor de staalnijverheid aangegane verbintenissen Andere 1 B. Kredieten beheerd voor rekening van de Belgische Staat 1. verrichtingen van het Fonds voor het Uitreden en het Aanbouwen van Zeeschepen 2. andere 2 Diverse debiteuren Overheidsfondsen en participaties Diversen Totaal
0,7
0,7
0,7
0,6
0,4
0,4
0,3
0,3
0,3
4,5 1,7 1,4 2,7 2,1
5,2 1,6 2,2 2,7 2,6
6,5 1,5 2,2 2,7 1,5
8,9 1,4 2,2 2,7 1,8
11,4 1,6 2,5 3,0 1,5
13,4 '1,4 3,4 3,0 0,9
18,3 1,2 3,4 3,0 1,9
22,0 1,1 5,3 3,0 5,3
27,0 1,0 9,2 3,9 5,8
157,9
167,0
185,5
201,5
223,1
259,3
267,9
290,5
341,2
PASSIVA NIET OPEISBAAR OPEISBAAR : Obligaties Kasbons Deposito's en diverse leningen Geherdisconteerde orderbriefjes Diverse crediteuren Voorzieningen voor lasten en diverse risico's Belgische Staat : 1. Fonds voor het Uitreden en het Aanbouwen van Zeeschepen 2. Andere 3 Diversen Totaal
1,4
1,5
1,6
1,6
1,6
1,5
1,6
3,5
3,4
100,5 20,4 13,3 3,9
105,4 21,5 17,0 3,5
115,1 22,3 22,3 3,9
119,7 27,4 22,7 7,4
3,7
3,4
4,5
4,6
133,6 28,3 26,7 6,1 3,9 2,3
163,5 32,3 26,3 5,5 4,4 2,5
163,4 32,4 28,3 5,7 5,4 2,8
181,3 30,4 28,4 6,5 6,4 1,2
208,0 36,7 38,6 5,6 7,0 2,0
4,5 1,4 8,8
5,2 1,3 8,2
6,5 1,3 8,0
8.9 1,2 8,0
11,4 1,2 8,0
13,4 1,0 8,9
18,3 0,9 9,1
22,0 0,9 9,9
27,0 0,9 12,0
157,9
167,0
185,5
201,5
223,1
259,3
267,9
290,5
341,2
1 Herstelkredieten (Oorloge- en Waterschade) en kredieten in de vorm van financieringshuur. Kredieten voor hulp aan ondernemingen in moeilijkheden en hulp aan de pers, kredieten gefinancierd door het Msrehall-Hulpfonds, door het Fonds
2
3
voor Hulpverlening aan de Steenkoolnijverheid en door het Fonds voor Hulpverlening aan de Belgische ex-Kolonialen uit Afrika. Marshall-hulpfonds, Fonds voor Hulpverlening aan de Steenkoolnijverheid en Fonda voor Hulpverlening aan de Belgische ex-Kolonialen uit Afrika.
-
XIV • 7.
-
110 -
ALGEMENE STAAT DER PRIVATE SPAARKASSEN (Miljarden franken)
Activa 1977 31 dec.
1978 81 deo.
Kas, N.B.B., Postrekening
2,3
Daggeld
I
1979 81 dcc.
1980 31 dec.
2,5
3,4
3,4
2,3
2,3
1,9
1,2
0,7
1,2
2,0
0,7
1,8
0,5
1,7
Tegoeden bij financiële instellingen
8,2
7,4
12,7
13,4
10,9
14,5
10,0
14,6
Schuldvorderingen en waarden op korte termijn (maximum één maand)
2,3
2,5
2,9
3,9
3,2
3,6
3,2
2,9
Elandelspapier en facturen
4,0
4,3
6,0
6,0
6,1
6,1
6,2
7,5
kcceptdebiteuren
...
...
0,3
0,1
0,5
0,3
0,6
0,4
38,3
44,6
50,3
54,9
51,5
55,6
53,8
56,0
Effectenportefeuille en participaties a) Schatkist- en Rentenfondscertificaten op hoogstens één jaar b) Overheidsfondsen en gelijkgestelde effecten bedoeld in artikel 12, § 1, 40, van de gecoordineerde bepalingen : 1. Directe en indirecte schuld van de Belgische Staat 2. Andere overheidsfondsen en gelijkgestelde effecten c) Obligaties van Belgische vennootschappen d) Aandelen, deelbewijzen of participaties van Belgische vennootschappen e) Andere effecten
172,3
191,9
204,5
226,8
203,6
240,4
203,5
245,0
Hypothecaire leningen en hypothecaire kredietopeningen
186,2
Posten
Voorschotten, kredietopeningen en leningen zonder hypothecaire waarborg
1981 81 maart
1980 80 april
1981 80 april
2,8
(0,6)
(1,8)
(2,4)
(6,7)
(66,7)
(79,9)
(88,4)
(99,2)
(89,6) (109,8)
(90,1) (110,0)
(82,9) (15,5)
(87,5) (15,9)
(89,4) (16,9)
(96,0) (17,5)
(87,8) (17,0)
(94,2) (17,9)
(87,5) (16,8)
(94,1) (17,9)
(3,8) (2,8)
(4,5) (2,3)
(4,8) (2,6)
(4,8) (2,6)
(4,9) (2,5)
(4,8) (2,6)
(4,9) (2,5)
(4,8) (2,6)
216,3
242,4
255,6
Aandeelhouders of leden-vennoten
3,4
3,4 Í
3,4
Diverse debiteuren
2,9
3,5
4,2
Diversen
0,6
0,5
421,7
477,6
Totaal van het beschikbaar en realiseerbaar
1980 81 maart
(1,8)
(11,1)
(1,7)
(15,6)
246,8
256,1
248,5
255,4
3,4
3,4
3,4
3,4
3,4
3,2
4,2
3,4
4,4
3,0
0,5
0,4
0,5
0,4
0,5
0,4
531,8
573,1
533,7
587,9
536,5
593,1
0,1
...
0,1
...
0,2
nrichtingskosten en andere immateriële activa
...
...
...
.
iebouwen en gronden
4,0
4,7
5,4
6,1
5,6
6,4
5,7
6,4
)nroerende leasing
1,0
0,9
0,8
0,9
0,8
0,9
0,8
0,9
Materieel en meubilair
0,3
0,4
0,5
0,6'
0,5
0,6
0,5
0,6
toerende leasing
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
Wettelijk verplichte borgstellingen
...
...
...
0,3 ...
...
...
...
...
5,6
6,3
• 7,0
8,0
7,2
8,3
7,3
8,4
12,0
12,4
13,5
15,3
13,3
14,9
13,6
16,0
439,3
496,3
552,3
596,4
554,2
611,1
557,4
617,5
405,9
460,6
511,3
553,8
513,4
567,7
515,1
573,2
399,7
451,5
501,5
542,4
502,9
555.2
504,2
559,7
Totaal van het vastliggend )vergangsrekeningen 1 Totaal der activa waarvan : beleggingen bij voorrecht bestemd om de terugbetaling te waarborgen van de spaarfondsen bedoeld in artikel 1 van de gecoördineerde bepalingen nuttige pandwaarde van deze beleggingen na aftrek van de passiva die betrekking hebben op deze beleggingen 1 Inclusief de resultatenrekeningen.
XIY • 7. - ALGEMENE STAAT DER PRIVATE SPAARKASSEN ( Miljarden franken)
Passiva Poeten
1977 81 dec.
1978 81 deo.
1979 31 dec.
1980 31 dec.
1980 31 maart
1981 31 maart
1980 30 april
1981 30 april
Spaarfondsen bedoeld in artikel 1 van de gecoërdineerde bepalingen, terugbetaalbaar binnen termijnen van : a) ten hoogste twee jaar b) meer dan twee jaar maar minder dan vijf jaar c) vijf jaar of meer
282,0 28,3 85,3
320,5 31,1 93,9
349,1 32,3 113,7
348,6 44,2 141,8
336,7 32,4 123,1
346,3 50,5 148,5
335,7 32,5 124,0
347,5 51,3 149,2
Technische reserves
0,8
0,8
0,8
0,8
0,8
0,8
0,8
0,9
Reconstitutiefondsen
3,4
3,8
4,2
4,8
4,3
4,9
4,4
4,9
Schuldeisers gedekt door zakelijke zekerheden
0,8
0,8
0,9
1,1
0,4
0,4
0,2
0,3
Leningen : a) daggeld b) bij de N.B.B. c) bij andere financiële instellingen
... ... 1,1
... 0,6 2,0
0,1 ... 1,5
0,1 0,1 2,8
... 0,1 2,8
0,3 0,1 2,1
... 0,3 3,4
0,6 0,2 2,6
Geaccepteerde wissels
•• •
•• •
•• •
•• •
•• •
...
...
...
0,4
0,5
2,7
2,2
2,5
3,1
2,5
3,6
Mobilisering van het actief
0,4
0,4
0,5
0,4
0,5
0,5
0,5
0,4
Andere verbintenissen op hoogstens één maand
1,4
1,3
1,9
2,1
1,0
1,4
1,8
1,1
Diverse crediteuren
1,3
1,3
1,5
1,8
1,4
1,7
2,2
2,6
Voorzieningen voor lasten
3,3
4,7
4,9
3,5
5,0
3,6
5,0
3,5
Diversen
0,6
0,5
0,5
0,4
0,5
0,4
0,5
0,4
409,1
462,2
514,6
554,7
511,5
564,6
513,8
569,1
Eigen middelen : a) kapitaal b) wettelijke reserve c) andere reserves
8,0 0,7 7,8
8,5 0,7 9,1
8,8 0,7 10,4
8,9 0,8 10,7
8,9 0,8 10,9
8,9 0,8 11,0
8,9 0,8 11,0
8,9 0,8 11,1
Actiefrechtzettingen
1,9
2,8
3,8
4,1
3,8
4,1
3,8
4,1
11,8
13,0
14,0
17,2
18,3
21,7
19,1
23,5
439,3
496,3
552,3
596,4
554,2
611,1
557,4
617,5
Herdisconteerders
.
Totaal van het opvraagbaar
Overgangsrekeningen 1 Totaal der passiva
Inclusief de resultatenrekeningen.
,
XIV • 8. - GEMEENTEHREDIET VAN BELGIE ( Miljarden franken)
Bron : Gemeentekrediet van Relgii.
Financiering van de investeringsuitgaven van de gewestelijke en plaatselijke overheid en van de instellingen van de provinciale en gemeentelijke sectoren Rekeningen . Toelagen en leningsgelden » Stortingen
Periode
Saldo beschikbaar bij de aanvang van de periode
Leningen ter beschikking gesteld van de kredietnemers Lening en Leningen
waarvan
waarvan de lasten door de krediet-
(1)
(2)
de lasten door de Staat aan de kredietweotrdeers n n terugbetaald (8)
10.0 10,3 11,1 13,1 15,5 18,4 20,2 20,4
18,9 22,1 25,9 31,5 35,8 42,2 33,1 38,6
3,3 3,5 3,7 4,7 5,3 6,0 8,1 7,8
kwartaal kwartaal kwartaal
20,3 20,6 19,6
7,2 6,4 10,7
1978 D kwartaal 2, kwartaal 3e kwartaal
20,4 21,1 22,0 22,7
nemers
gedragen worden
Opvragingen
Kapitaal• toelagen gestort door de Staat en de provincies en andere ontvangsten
Totaal
Voor de terugbetaling
van leningen
Voor betaling van buitengewone uitgaven
Totaal
(2) + (8) + (4) = (5)
(6)
(7)
5,7 6,2 6,7 9,3 10,5 11,8 16,5 16,8
27,9 31,8 36,3 45,5 51,6 60,0 57,7 63,2
0,8 0,7 0,8 0,9 1,1 1,5 3,2 4,1
26,8 30,3 33,5 42,2 47,6 56,7 54,3 57,2
27,6 31,0 34,3 43,1 48,7 58,2 57,5 61,3
2,0 2,0 1,8
4,0 3,6 5,4
13,2 12,0 17,9
0,2 0,3 2,4
12,7 12,7 14,7
10,9 8,2 9,1 10,4
1,6 1,5 2,4 2,3
5,5 2,2 3,8 5,3
18,0 11,9 15,3 18,0
0,6 0,5 0,5 2,5
22,3 23,7
9,7 10,4
2,3 2,0
3,9 3,3
15,9 15,7
1978 Juni Juli Augustus September Oktober November December
22,1 22,0 22,0 21 5 22,7 23,0 22,9
3,0 3,5 2,2 3,4 3,7 3,5 3,2
0,4 1,1 0,6 0,7 1,0 0,7 0,6
0,5 1,6 1,1 1,1 1,7 1,5 2,1
1979 Januari Februari Maart April Mei Juni
22,3 22,7 22,3 23,7 25,9 25,9
3,3 2,7 3,7 3,6 3,0 3,8
0,4 0,5 1,4 0,8 0,3 0,9
1,4 1,1 1,4 1,0 1,0 1,3
1971 1972 1973 1974 1975 1976 L977 1978 1977
2° 3° 45
4e kwartaal 1979 1° kwartaal 2e
kwartaal
(4)
(8) + (7 ) = (8)
Saldo beschikbaar aan het einde van de periode
(1) + (5) - (8) = (9)
Schuld op korte, halflange en lange termijn tegenover het Gemeentekrediet van Belg ie
Verrichtingen in rekening-courant van de gewestelijke en plaatselijke overheid en van de instellingen van de provinciale en gemeentelijke sectoren (gewone uitgaven) Kredietverplichtingen van het Gemeentekrediet van België
(aan het einde van de periode)
Genfddelde van de gezamenlijke dagelijkse saldi
Credit
Debet
Totaal van de over het debet van die rekeningen uitgevoerde betaling en
(10)
(11)
(12)
(18)
10,3 11,1 13,1 15,5 18,4 20,2 20,4 22,3
140,2 157,3 178,6 204,4 234,5 272,0 303,0 331,0
15,3 15,2 20,5 18,0 24,0 25,1 26,1 30,8
5,1 5,9 5,9 7,6 7,4 8,5 9,1 11,1
7,3 8,7 12,0 17,5 25,8 31,1 30,3 31,6
108,5 106,8 125,2 152,1 198,6 228,3 285,1 315,3
12,9 13,0 17,1
20,6 19,6 20,4
290,6 297,1 303,0 •
25,7 27,6 26,1
7,2 7,4 11,0
28,8 32,0 28,4
72,2 71,8 68,3
16,7 10,5 14,1 15,9
17,3 11,0 14,6 18,4
21,1 22,0 22,7 22,3
311,4 331,0
27,6 29,6 30,6 30,8
11,0 10,6 10,0 13,0
30,3 31,3 34,5 30,4
86,2 75,8 76,4 76,9
1,2 0,8
13,3 12,2
14,5 13,0
23,7 26,4
339,6 348,9
36,0 35,2
12,3 12,9
37,7 36,6
89,3 72,1
3,9 6,2 3,9 5,2 6,4 5,7 5,9
0,1 0,2 0,2 0,1 0,9 0,8 0,8
3,9 6,0 4,2 3,9 5,2 5,0 5,7
4,0 6,2 4,4 4,0 6,1 5,8 6,5
22,0 22,0 21,5 22,7 23,0 22,9 22,3
324,5 327,9 331,0
29,6 28,3 31,0 30,6 30,9 29,6 30,8
11,0 10,0 10,7 9,2 10,2 15,3 13,4
31,8 38,8 32,6 32,0 31,9 29,0 30,4
16,8 37,9 20,8 17,7 24,6 28,1 24,2
5,1 4,3 6,5 5,4 4,3 6,0
0,2 0,3 0,7 0,2 0,2 0,4
4,5 4,4 4,4 3,0 4,1 5,1
4,7 4,7 5,1 3,2 4,3 5,5
22,7 22,3 23,7 25,9 25,9 26,4
331,7 334,7 339,6 340,8 344,5 348,9
28,8 31,9 36,0 35,1 36,4 35,2
12,9 11,3 12,7 13,8 12,7 12,2
36,6 39,4 37,1 33,8 36,4 39,6
42,3 21,8 25,2 26,5 24,9 20,7
318,7
(14)
•
- 113 -XIY • 9.
-
LEVENSVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJEN Voornaamste balansposten ( Miljarden franken)
Bron : M.E.Z., Controledienst voor de Verzekeringen. 1979
1978
1972
1971
1975
1976
1977
1978
1979
Belgische maatschappijen
ACTIVA Onroerende goederen
12,1
13,4
15,9
16,3
18,1
21,7
23,1
22,8
25,2
Hypothecaire leningen
25,0
26,4
30,2
34,4
38,8
42,4
60,3
70,8
80,7
3,0
3,1
3,3
3,9
4,2
4,8
3,5
6,1
6,8
23,3
24,5
26,7
28,8
31,4
33,3
48,1
50,9
57,1
3,5
3,7
4,0
4,1
4,7
5,5
2,6
4,2
5,1
14,5
15,6
17,9
18,9
21,6
27,1
28,7
27,9
32,6
Aandelen van Belg. vennootschappen
4,9
6,2
6,5
6,9
7,4
9,3
10,8
13,3
14,8
Totaal voor de effecten
46,2
50,0
55,0
58,7
65,1
75,2
90,2
96,3
109,6
189,5
209,9
235,0
2,0
2,8
Voorschotten op polissen Effecten : Belgische staatsfondsen en ermee gelijkgestelde waarden Buitenlandse effecten Obligaties van Belg. vennootschappen .
PASSIVA Verstrekte borgtochten Wiskundige reserves 1
I
0,8 87,1
0,7 94,8
1
0,9 104,0
I
0,9 114,6
1
1,0 128,5
I
1 I
• .. 145,9(
Buitenlandse maatschappijen
ACTIVA Onroerende goederen
3,3
3,5
3,5
3,9
4,2
2,8
2,6
Hypothecaire leningen
6,9
7,3
7,9
8,6
9,4
8,7
7,7
8,5
9,2 0,6
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
0,6
0,4
0,5
Belgische staatsfondsen en ermee gelijkgestelde waarden
8,9
9,2
9,3
9,9
10,4
9,2
9,4
10,9
11,0
Buitenlandse effecten
1,0
1,0
0,9
0,8
1,0
1,0
0,4
0,6
0,5
Obligaties van Belg. vennootschappen .
2,0
2,5
2,7
2,7
2,8
2,5
2,2
2,0
2,0
Aandelen van Belg. vennootschappen
1,1
1,2
1,4
1,3
1,6
1,4
0,9
1,1
1,1
13,0.
13,9
14,3
14,7
15,8
14,1
12,9
14,6
14,6
0,3 30,2
25,8
26,0
28, 7
Voorschotten op polissen Effecten :
Totaal voor
de
effecten
PASSIVA Verstrekte borgtochten Wiskundige reserves 1
0,2 23,2
I
0,2 24,9
I I
0,3 26,3
I I
0,3 28,0
I I
I
23,6
I
1 Deze reserves omvatten eveneens de schadereserves, de technische participatie. reserves en de waarborgreserves.
Bibliografische mammies :
Belgisch Staatsblad : a) Verslag van het Renten. fonds over de verrichtingen van het jaar; b) Ministerie van Verkeerswezen : Postchecks. - Verslagen over de verrichtingen en de toestand van de ASLK
van België. - Statistisch Jaarboek voor België. - Statistisch Tijdschrift van liet N.I.S. - Jaarverslagen van de N.M.K.N., de Bankeommiesie en het Gemeentekrediet van België.
-- 114 -
XV. - FINANCIELE ACTIVA XV - 1. - FINANCIELE ACTIVA IN HET BEZIT VAN DE OVERHEID EN VAN DE BEDRIJVEN 1 EN PARTICULIEREN ( Veranderingen in miljarden franken)
In het bezit van de overheid Andere activa voor ten hoogste Periode
Giraal geld 3
Bij de nationale financiële instellingen
(1)
een
jaar
2
4
Totaal
Totaal
Activa voor meer dan een jaar 4
(8)
(4) .= (21 + (8)
(3)
(in ° (11+(41+(5)
...
5
Bij de nationale niet-financiële sectoren
(21
+
5,8
+
7,7
+
7,7
+
2,6
+ 16,1
1974
+
5,6
+
3,3
-
0,2
+
3,1
+
2,3
1975
+
5,4
+
0,8
+
0,3
+
1,1
-
0,6
1976
+
8,8
-
2,4
-
0,3
-
2,7
+
1977
-
0,5 1
+
4,0
+
0,2
+
4,2
1978
+
3,8
+
7,7
-
0,1
+
1979
+
6,5
+
5,9
+
0,2
+
,980
-
5,4
-
6,8
+
0,4
-
6,4
-
3,4
+ 11,5
+
0,1
+
8,0
- 10,6
+ 0,8 + 1,8 ... ... +
+ 11,0
+ 285,0
+ 296,0
+
5,9
+ 361,2
+ 367,1
1,9
+
8,0
v+ 440,9
v+ 448,9
-
0,5
+
3,2
v-I- 443,5
n+ 446,7
7,6
+
02
+ 11,6
v-I- 440,7
v+ 452,3
6,1
+
2,6
+ 15,2
v+ 462,9
tH- 478,1
+
1,1
- 10,7
v+ 455,2
v+ 444,5
+ -
0,8 11,5 + 18,5
v-I- 154,3 v-1- 130,0 v+ 86,1 v+ 92,5
v+ 163,3 v+ 129,2 v± 74,6
+ 8,5 - 1,8 - 17,6 + 0,2
v+ 128,4 v+ 152,7 v+ 71,0 v+ 103,1
v+ 136,9 v+ 150,9 v+ 53,4 v+ 103,3
+
v+ 159,5
v+ 169,4
7,9
-
3,8 I
+
0,2
+
9,8
+
8,8
-
0,1
4e kwartaal
+ -
4,5 5,8 5,6 1,1
+ 11,5 - 7,2 - 12,0 + 0,9
+ 0,2 + 0,3 ... - 0,1
+ 11,7 - 6,9 - 12,0 + 0,8
1981 le kwartaal
-
4,6
+ 14,0
+
+ 14,5
le
kwartaal
2e kwartaal 3e kwartaal
-
-
0,5
(8) ■ (6) + (l)
+ 293,3
-
1980
17)
+ 277,2
+ 11,6 - 10,6 3,6 + 8,7
...
Eindtotaal
6
1973
1979 le kwartaal 2e kwartaal 3* kwartaal 4° kwartaal
In het bezit van de bedrijven en particulieren
-
1,3 0,7
... +
0,5
9,0
-
9,9
v+ 111,0
•
•
1 Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. 2 De gewone rekening van de Schatkist bij de N.B.B. wordt niet Seschouwd als een financieel actief in het bezit van de overheid.
Veranderingen van de uitstaande bedragen die voorkomen in kolom (8) van tabel XIII-4b. Oorspronkelijke looptijd. 5 Andere dan de instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. 6 Zie tabel XV•2. 3
4
- 115 -
XV - 2. - FINANCIELE ACTIVA IN HET BEZIT VAN DE BEDRIJVEN 1 EN PARTICULIEREN (Veranderingen in miljarden franken)
Activa
Periode
Activa in buitenlandse valuta's
in Belgische franken
Andere Monetaire activa voor kasmiddelen ten hoogste 2 een jaar
Activa voor meer dan , 4.. een
Totaal
Voor ten hoogste een jaar 3 (Deposito's)
Voor meer dan een jaar 3 (Effecten)
Totaal
(5) 7
(5) -I- (3)
Andere activa
Eindtotaal
8 ( 44 )
+ (714 - (a)
(4) =
6
(1)
(2)
(3)
(1 I tot (3)
(5)
1973
+ 31,9
+139,4
+ 81,9
+253,2
+
5,4
+ 25,7
+ 31,1
-
7,1
+277,2
1974
+ 34,4
+140,2
+ 96,3
+270,9
+ 13,2
+ 13,8
+ 27,0
- 12,9
+285,0
1975
+ 91,9
+124,6
+112,9
+329,4
+
7,5
+ 32,5
+ 40,0
-
+361,2
1976
+ 37,2
+200,3 0+151,0 v+388,5
+ 10,0
+ 14,2
+ 24,2 v+ 28,2 v+440,9
1977
+ 72,8
+112,8 v+222,9 v+408,5
+ 18,9
+ 16,7
+ 35,6 v-
1978
+ 48,3
+172,0 v+169,0 v+390,2
+
1,3
+ 20,2
+ 21,5 v+ 2970 v+440,7
1979
+ 25,8
+152,3 v+207,4 v+385,5
+ 20,3
+ 11,3
+ 31,6 v+ 45,8 0+462,9
+111,3 v+258,3 v+377,6
+ 54,2
+ 21,6
+ 75,8 v+
34
+
1980
1979
2 3 4 5
5,7 9,0 9,9 7,0
+ 4,8 + 50,6 - 48,2 + 18,6
+ 52,9 v+ 60,8 + 10,8 v+ 47,9 + 24,1 v+ 66,5 + 64,5 v+ 32,2
v+118,5 v+109,3 v+ 42,4 v+115,3
+ + + +
0,6 6,0 7,0 6,7
+ + + +
5,1 3,0 2,9 0,3
+ + + +
kwartaal 20 kwartaal 3e kwartaal
- 31,2 + 56,9 - 29,2 + 11,5
+ 61,1 v+ 49,5 - 8,7 v+ 91,3 + 1,9 0+ 55,0 + 57,0 v+ 62,5
v+ 79,4 v+139,5 v+ 27,7 v+131,0
+ 25,7 + 5,5 + 4,6 + 18,4
+ + + +
0,1 9,2 8,8 3,5
+ 25,8 + 14,7 + 13,4 + 21,9
-
+ 14,2 v+ 75,7 v+ 89,8
+ 41,2
+. 8,6
le
4. kwartaal
1981
(7) °
kwartaal kwartaal 30 kwartaal 4e kwartaal le
2e
1980
8,0
' '''.
le
kwartaal
0,1
Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. Veranderingen van de uitstaande bedragen die voorkomen in de kolom (5) van tabel XIII.4b. Oorspronkelijke looptijd. Zie tabel XV-3a, kolom (8). Zie tabel XV-4, kolom (4).
6 7
8,2
(9) ° ( 4 )
0,6 v+443,5
1,8 v+455,2
v+ 30,1 v+154,3 v+ 11,7 0+130,0 v+ 33,8 v+ 86,1 v- 29,8 v+ 92,5 v+ 23,2 v- 1,5 v-F 29,9 v- 49,8
v+128,4 v+152,7 v-F 71,0
v+103,1
+ 49,8 v+ 19,9 v+159,5
Zie tabel XV•Sa, kolom (11). Zie tabel XV-4, kolom (7). Activa waarvoor de indeling in Belgische franken en in buitenlandse valuta's niet bekend ie of geen zin heeft. Vooral netto-commerciële vorderingen van bedrijven op het buitenland en directe investeringen in het buitenland, evenals het bedrag dat bekomen wordt door van de vorderingen van de financiële instellingen hun schulden af te trekken die als financiële activa opgetekend zijn in de kolommen (1) tot, t73.
XV - Ba. - FINANCIELE ACTIVA IN HET BEZIT VAN DE BEDRIJVEN ' EN PARTICULIEREN NIET-MONETAIRE ACTIVA VOOR TEN HOOGSTE EEN JAAR 2 (Veranderingen in miljarden franken) In Belgische franken
In buitenlandse
Bij de nationale financiële instellingen 3 4 Periode
Deposito's op gewone boekjes
Depoeito's op termijn
Kas- en spaarbons
waarvan : Bij de overwegend geldscheppende instellingen 5
Bij de nationale nietfinanciële eettoren en in het buitenland
Totaal
Diversen
Totaal
(4)
(5) (1) tot (4)
(6)
(7)
(8) (5) (7)
(8)
Bij de nationale financiële instellingen
(2)
1973
+ 70,2
+ 48,3
+
7,6
+
0,5
+126,6
+ 64,7
+ 12,8
+139,4
+
1974
+ 51,2
+ 41,1
+
6,6
+
0,4
+ 99,3
+ 44,6
+ 40,9
+140,2
+
1975
+136,7
-
+ 10,4
+
1,8
+144,0
+ 40,4
- 19,4
+124,6
+
1976
+106,0
+ 69,7
+
4,5
-
4,2
+176,0
+ 88,7
+ 24,3
+200,3
+
1977
+102,9
-
+
5,3
+
1,1
+107,8
+ 38,1
+
5,0
+112,8
+
1978
+105,9
+ 34,8
+ 14,5
+
1,3
+156,5
+ 65,1
+ 16,4
+172,9
-
1979
+ 72,6
+ 38,4
-
4,0
+
0,5
+107,5
+ 59,2
+ 44,8
+152,3
+
1980
+
0,2
+ 52,8
- 10,9
-
1,0
+ 41,1
+ 34,4
+ 70,2
+111.3
+ 17,9 + 17,6 - 7,5 + 44,6
+ 25,9 - 12,0 + 22,0 + 2,5
-
3,3
+
2,9 1,4 3,6
+ + -
5,1 4,4 1,8 7,2
+ 45,6 + 7,1 + 11,3 + 43,5
+ 27,7 + 0,9 + 17,1 + 13,5
+ 7,3 + 3,7 + 12,8 + 21,0
+ + + +
+ 85,2 + 3,3 - 12,5 - 23,2
- 10,3 - 2,7 - 1,7 + 3,8
+ -
7,9 0,7 2,2 6,0
+ 37,1 - 36,7 - 10,1 + 50,8
+ 32,4 - 13,8 + 5,7 + 10,1
+ 17,5
-
+
5,9
+ 12,1
+
1979
le
kwartaal
2e kwartaal
kwartaal 4e kwartaal
3°
1980 le kwartaal 2e kwartaal
1981
3e 4e
kwartaal kwartaal
- 45,7 - 36,6 + 6,3 + 76,2
le
kwartaal
-
5,1
1,5
6,2
t Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. 1 Oorspronkelijke looptijd. 1 Andere dan de instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen.
4 5 6
9,5
Eindtotaal In het buitenland
Totaal
(10)
(11) (91 + (10)
3 6
(1 )
4,9
valuta's
(9)
2,6
(12) (8) + (11)
+
2,8
+
5,4
+144,8
5,7
+
7,5
+ 13,2
+153,4
5,6
+
1,9
+
7,5
+132,1
8,4
+
1,6
+ 10,0
+210,3
4,4
+ 14,5
+ 18,9
+131,7
6,1
+
+
1,3
+174,2
8,0
+ 12,3
+ 20,3
+172,6
+ 16,3
+ 37,9
+ 54,2
+165,5
52,9 10,8 24,1 64,5
+ + + +
1,1 3,8 1,7 1,4
+ + +
+ + + +
+ + + +
+ 24,0 + 28,0 + 12,0 + 6,2
+ 61,1 - 8,7 + 1,9 + 57,0
+ + +
9,1 3,1 1,2 5,3
+ 16,6 + 2,4 + 5,8 + 13,1
+ 25,7 + 5,5 + 4,6 + 18,4
+ 86,8 - 3,2 + + 75,4
+
+ 14,2
+ 14,0
+ 27,2
+ 41,2
+ 55,4
2,1
7,4
0,5 2,2 5,3 5,3
0,6 6,0 7,0 6,7
53,5 16,8 31,1 71,2
Voor de uitstaande bedragen, zie tabel XV-8b, kolommen (1) tot (6). Cijfers van kolom (2) van tabel Xlll.8, na aftrek van de tegoeden van de spaarkassen, de hypotheek- en kapitalisatiemaatschappijen en de kredietinstellingen van de overheidssector. Voor de uitstaande bedragen, zie tabel XV-8b, kolom (7).
--- 117 XY
-
3b.
-
FINANCIELE ACTIVA IN HET BEZIT VAN DE BEDRIJVEN 1 EN PARTICULIEREN NIET-MONETAIRE ACTIVA VOOR TEN HOOGSTE EEN JAAR 2 BIJ DE NATIONALE FINANCIELE INSTELLINGEN 3 (Miljarden franken)
In Belgische franken
Einde periode
Deposito's op gewone boekjes
waarvan : Bij de overwegend geldscheppende instellingen 4
In buitenlandse valuta's
dl)
(7)
ElmItotaal
Deposito's op termijn
Kas- en spaarbons
Diversen
1)
(2)
(3)
(4)
1972
420,5
152,1
45,2
5,1
622,9
240,1
9,1
832,0
1973
490,7
200,4
52,8
5,6
749,5
304,8
11,7
761,2
1974
541,9
241,5
59,4
6,0
848,8
349,4
17,4
868,2
1975
678,6
236,6
69,8
7,8
992,8
389,8
23,0
1.015,8
1976
784,6
306,3
74,3
3,6
1.168,8
478,5
31,4
1.200,2
1977
887,5
304,8
79,6
4,7
1.276,6
516,6
35,8
1.312,4
1978
993,4
339,6
94,1
6,0
1.433,1
581,7
29,7
1.462,8
1.011,3
365,5
90,8
11,1
1.478,7
609,4
30,8
1.509,5
Juni
1.028,9
353,5
87,9
15,5
1.485,8
610,3
34,6
1.520,4
September
1.021,4
375,5
86,5
13,7
1.497,1
627,4
36,3
1.533,4
December
1.066,0
378,0
90,1
6,5
1.540,6
640,9
37,7
1.578,3
1.020,3
463,2
79,8
14,4
1.577,7
673,3
46,8
1.824,5
Juni
983,7
466,5
77,1
13,7
1.541,0
659,5
49,9
1.590,9
September
990,0
454,0
75,4
11,5
1.530,9
665,2
48,7
1.579,6
1.066,2
430,8
79,2
5,5
1.581,7
675,3
54,0
1.635,7
1.061,1
448,3
73,0
11,4
1.593,8
684,8
68,0
1.661,8
(
1979 Maart
1980 Maart
December 1981 Maart
t Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. 2 Oorspronkelijke looptijd.
Totaal
(5) ■ (1) tot (4)
(8)
-
(5) 4- (7)
3 Andere dan de instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen. 4 Cijfers van kolom (2) van tabel XIII-1, na aftrek van de tegoeden van de spaarkassen, de hypotheek- en kapitalisatiemaateohappijen en de kredietinstellingen van de overheidssector.
- 118 XV - 4.
-
FINANCIELE ACTIVA IN HET BEZIT VAN DE BEDRIJVEN 1 EN PARTICULIEREN ACTIVA VOOR MEER DAN EEN JAAR 2 ( Veranderingen in miljarden franken) In Belgische franken
Penode
ln buitenlandse valuta's 3
Rasbons en obligaties
Deposito's
Aandelen
Totaal
(1)
(2)
(8)
+ ( 2) -h (8)
+ 2,3
Obligaties
Aandelen
4
(4 ) 1..■ (1)
Totaal
Eindtotaal
(8) ...
(5)
(0)
( 7 ) •• (5) + (6)
(4) + ( 7 )
+ 81,9
+ 7,4
+18,3
+25,7
+107,8
+ 96,3
+11,8
+ 2,0
+13,8
+110,1 +145,4
1973
+ 76,1
+ 3,5
1974
+ 90,9
- 1,2
+ 6,6
1975
+ 95,6
+12,8
+ 4,5
+112,9
+23,1
+ 9,4
+32,5
1976
0+145,8
+ 3,0
+ 2,2
0+151,0
+13,5
+ 0,7
+14.2
0+165,2
1977
0+205,8
+ 7,1
+10,0
0+222,9
+17,7
-
1,0
+16,7
v+239,6
1978
0+157,8
+ 0,9
+10,3
0+169,0
+18,6
+ 1,6
+20,2
0+189,2
1979
0+202,7
+ 0,9
+ 3,8
v+207,4
+15,2
- 3,9
+11,3
0+218,7
1980
0+255,5
+ 1,0
+ 1,8
v+258,3
+28,5
- 6,9
+21,6
0+279,9
1979 le kwartaal 2e kwartaal 36 kwartaal 4e kwartaal
v+ 59,5 v+ 41,0 0+ 68,3 v+ 33,9
+ 1,3 + 1,4 - 0,7 - 1,1
... + 5,5 - 1,1 - 0,6
v+ 0+ v+ v+
+ + + +
+ 1,2 - 1,2 - 1,8 - 2,1
+ + + +
5,1 3,0 2,9 0,3
1980 le kwartaal 26 kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
v+ 50,2 v+ 91,2 v+ 52,2 v+ 61,9
- 0,6 - 0,6 + 2,2
- 0,1 + 0,7 + 0,6 + 0,6
v+ 49,5 v+ 91,3 v+ 55,0 v+ 62,5
+ 2,3 +10,4 +10,0 + 5,8
-
+ + + +
0,1 9,2 8,8 3,5
v+ 49,6
1981 le kwartaal
v+ 73,9
+ 1,5
+ 0,3
v+ 75,7
+10,3
- 1,7
+ 8,6
0+ 84,3
t Priv,;-bedrijven die geen financiéle instellingen zijn. overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeideongevallen, en pensioenfondsen. 2 Oorspronkelijke looptijd.
60,8 47,9 66,5 32,2
3,9 4,2 4,7 2,4
2,2 1,2 1,2 2,3
v+ v+ v+ . v+
85,9
50,9 69,4 32,5
v+100,5 0+ 63,8 v+ 88,0
3 Netto-aankopen van effecten door ingezetenen van de B.L.E.U.; het
aandeel van de Luxemburgse spaargelden in deze netto-aankopen is weinig belangrijk. 4 Met inbegrip van de netto-aankopen van deelbewijzen in belegginge. fondsen.
rif • 5a. - FINANCIELE ACTIVA IN HET BEZIT VAN DE BEDRIJVEN 1 EN PARTICULIEREN ACTIVA IN BELGISCHE FRANKEN EN BUITENLANDSE VALUTA'S BIJ DE NATIONALE FINANCIELE INSTELLINGEN 2 (Veranderingen in miljarden franken)
Overwegend geldscheppende instellingen
Andere financiële instellingen
Financiële instellingen van de overheidssector
Totaal Hypotheekkapitalisatieen maatscheppijen
N.B.B.
Overheidsinstellingen
Activa voor ten hoogste een jaar
Activa voor ten hoogste een jaar
Activa voor ten hoogste een jaar
Activa voor meer dan een jaar
Activa voor ten hoogste een jaar
Activa voor meer dan een jaar
Activa voor ten hoogste een jaar
Activa voor meer dan een jaar
Activa voor meer dan een jaar
(1)
(2)
(8)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(0)
Periode
Banken
Private spaarkassen
Activa voor ten hoogste een jaar
Activa voor meer dan een jaar
(10) = (1) + (2)+ (8) +(5)-1-(7)
(11) ( 4 )+( 0 ) +(8)+(0)
om+ (in
Eindtotaal
(12) =
1973
+ 14,3
+
1,5
+ 80,1
+
6,1
+ 40,2
+ 30,9
+ 24,9
+
7,6
+
1,1
+161,0
+ 45,7
+206,7
1974
+ 16,8
+
2,8
+ 58,9
+
3,2
+ 40,3
+ 38,0
+ 20,8
+ 10,0
+
2,6
+139,6
+ 53,8
+193,4
1975
+ 33,1
+
8,4
+ 86,1
+ 16,8
+ 76,7
+ 35,0
+ 37,1
+ 12,2
+
1,9
+241,4
+ 65,9
+307,3
1976
+ 16,8
+
7,2
+108,1
+ 14,1
+ 54,1
+ 46,9
+ 35,4
+ 13,7
+
3,8
+221,6
+ 78,5
+300,1
1977
+ 26,9
+
4,5
+ 76,0
+ 32,1
+ 52,1
+ 85,3
+ 25,5
+ 18,1
-
0,3
+185,0
+135,2
+320,2
+ 69,0
+267,7
1978
+ 21,0
+
6,1
+ 72,2
+ 18,7
+ 63,5
+ 35,6
+ 35,9
+ 11,4
+
3,3
+198,7
1979
+
8,6
+
0,2
+ 72,1
+ 25,7
+ 33,9
+ 73,6
+ 26,6
+ 20,7
+
5,2
+141,4
+125,2
+266,6
1980
+
5,1
+
2,0
+ 47,5
+ 44,9
+ 12,8
+102,0
-
'-i- 39,6
v+
6,6
+ 65,3
8+193,1
v+258,4
-
1979 le kwartaal
1980
1981
2,1
3,6
-
3,0
+ 35,4
+
6,9
+ 19,1
+ 24,3
+
3,6
+
5,2
+
2,1
+ 51,5
+ 38,5
+ 90,0
20 kwartaal
+ 23,1
+
9,2
+ 17,4
+
5,9
+
3,8
+ 11,5
+
8,1
+
3,9
+
0,8
+ 61,6
+ 22,1
+ 83,7
30
kwartaal
- 18,4
- 10,7
-
1,8
+
6,4
-
3,9
+ 19,6
-
0,5
+
6,0
+
1,1
- 35,3
+ 33,1
-
4e
kwartaal
+
7,5
+
4,7
+ 21,1
+
6,5
+ 14,9
+ 18,2
+ 15,4
+
5,6
+
1,2
+ 63,6
+ 31,5
+ 95,1
le
kwartaal
- 11,3
-
1,0
+ 27,1
+
5,9
+
9,7
+ 20,8
-
9,6
+
8,9
v+
2,0
+ 14,9
v+ 37,6
v+ 52,5
2e kwartaal
+ 18,6
+
8,3
+
8,2
+ 12,4
-
9,4
+ 25,4
-
2,5
+ 11,1
v+
1,5
+ 23,2
v+ 50,4
v+ 73,6
3e
kwartaal
- 14,0
-
7,6
-
5,9
+ 16,8
-
7,8
+ 34,5
-
5,0
+ 12,8
v+
2,4
- 40,3
V+ 66,5
v+ 26,2
40
kwartaal
+ 11,8
+
2,3
+ 18,1
+
+ 20,3
+ 21,3
+ 15,0
+
6,8
v+
0,7
+ 67,5
v+ 38,6
v+106,1
le
kwartaal
-
+
0,2
+ 30,6
+ 19,9
+
+ 30,4
-
+ 12,6
v+
2,0
+ 26,0
v+ 64,9
v+ 90,9
8,6
9,8
t Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het laven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen.
6,1
2
2,3
2,2
Andere dan de instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen.
0
XV - 5b. - FINANCIELE ACTIVA IN HET BEZIT YAN DE BEDRIJVEN 1 EN PARTICULIEREN
ACTIVA IN BELGISCHE FRANKEN EN BUITENLANDSE VALUTA'S BIJ DE NATIONALE FINANCIELE INSTELLINGEN 2 (Miljarden franken)
N.B.B.
Overheidsinstellingen
Totaal
Andere financiële inetellingén
Overwegend geldscheppende instellingen
Financiële instellingen van de overheidssector
Banken
Private spaarkassen
Einde periode Activa voor ten hoogste een jaar (1)
Activa voor ten hoogste een jaar (2)
Activa voor ten hoogste een jaar (3)
Activa voor ten hoogste een jaar
Activa voor meer dan een jaar
Activa voor ten hoogste een jaar
Activa voor meer dan een jaar
(4)
(5)
(6)
(7)
(M)
Activa voor meer dan een jaar
Hypotheeken kapitalisatiemaatschappijen Activa voor meer dan een jaar (9)
Activa voor ten hoogste een jaar
Activa voor meer dan een jaar
(10) = (1) + (2)+(8)
(11) = (4) +(6)
-4- (0) -I- ( 7 )
+ (9)+ (9)
(12) = (10)+ (11)
Eindtotaal
1972
214,6
70,6
420,6
62,5
276,8
249,7
123,1
62,6
9,8
1.105,7
384,6
1.490,3
1973
228,9
72,1
500,7
68,6
317,0
280,6
148,0
70,2
10,9
1.266,7
430,3
1.697,0
1974
245,7
74,9
559,6
71,8
357,3
318,6
168,8
80,2
13,5
1.406,3
484,1
1.890,4
1975
278,8
83,3
645,7
88,6
434,0
353,6
205,9
92,4
15,4
1.647,7
550,0
2.197,7
1976
295,6
90,5
753,8
102,7
488,1
400,5
241,3
106,1
19,2
1.869,3
628,5
2.497,8
485,8
266,8
124,2
18,9
2.054,3
763,7
2.818,0 3.085,7
1977
322,5
95,0
829,8
134,8
540,2
1978
343,5
101,1
902,0
153,5
603,7
521,4
302,7
135,6
22,2
2.253,0
832,7
1979 Maart
339,9
98,1
937,4
160,4
622,8
545,7
306,3
140,8
24,3
2.304,5
871,2
Juni
363,0
107,3
954,8
166,3
626,6
557,2
314,4
144,7
25,1
2.366,1
893,3
September
344,6
96,6
953,0
172,7
622,7
576,8
313,9
150,7
26,2
2.330,8
926,4
3.257,2
December
352,1
101,3
974,1
179,2
637,6
595,0
329,3
156,3
27,4
2.394,4
957,9
3.352,3
340,8
100,3
1.001,2
185,1
647,3
615,8
319,7
165,2
v 29,4
2.409,3
v
995,5
v3.404,8
Juni
359,4
108,6
1.009,4
197,5
637,9
641,2
317,2
176,3
0
30,9
2.432,5
v1.045,9
v3.478,4
September
354,4
101,0
1.003,5
214,3
630,1
675,7
312.2
189,1
v 33,3
2.392,2
v1.112,4
v 3.504,6
December
357,2
103,3
1.021,6
224,1
650,4
697,0
327,2
195,9
v 34,0
2.459,7
v1.151,0
v3.610,7
348,6
103,5
1.052,2
244,0
656,5
727,4
324,9
208,5
v 36,0
2.485,7
v1.215,9
v3.701,6
1980 Maart
1981 Maart
1 Privé-bedrijven die geen financiële instellingen zijn, overheidsbedrijven, instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen.
2
3.175,7 -
3.259,4
Andere dan de instellingen voor verzekering op het leven en tegen arbeidsongevallen, en pensioenfondsen.
--- 121 -• XV - 6. - VOORNAAMSTE VORMEN VAN DE BESPARINGEN VAN PARTICULIEREN
BESCHIKBAAR IN DE BELGISCHE VOLKSHUISHOUDING (Miljarden franken) Bron : ASLK. 1967
1968
1969
1970
1971
1972
1978
1974
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
Spaarvormen
A. Oppotting I : B. Depositosparen 2
:
Spaarkassen Banken Parastatale kredietinstellingen Onderlinge maatschappijen Totaal Dubbel getelde posten 3
-
Netto-totaal C. Sparen door fondsvorming 2 4
21,4 19,7 1,0 0,2
21,7 19,9 2,1 0,2
17,7 26,5 3,0 0,2
17,9 20,6 2,0 0,1
44,0 29,5 3,2 0,1
56,2 52,0 6,4 0,1
49,8 64,9 8,0 0,1
36,8 33,7 12,9 0,1
42,3
43,9
47,4
40,6
76,8
114,7
122,8
83,5
9,2
- 23,9
- 10,3
- 19,3
- 23,0
- 44,2
- 22,3
34,3
34,7
23,5
30,3
57,5
91,7
78,6
61,2
1,3 1,5 0,5 6,5
1,7 1,3 0,7 7,1
2,1 1,4 1,2 7,1
1,8 1,7 1,6 7,5
2,2 2,1 1,6 9,4
4,5 3,4 0,9 10,7
2,9 5,1 1,9 12,2
7,1 4,5 2,5 13,8
1,9
2,4
3,0
3,0
3,3
3,2
6,0
5,6
11,7
13,2
14,8
15,6
18,6
22,7
28,1
33,5
16,0
14,9
15,4
16,0
17,1
19,3
21,1
24,1
11,8
15,3
19,0
10,2
0,5
4,0
9,2
27,9
30,2
34,4
26,2
13,8
18,8
25,1
33,3
35,8
44,6
49,5
47,1
73,0
80,4
75,0
90,2
9,9
- 11,3
- 14,0
8,0
-
:
Pensioensfondsen Instellingen voor arbeidsongevallenverzekering Kassen voor vakantiegelden Levensverzekeringsmaatschappijen Instellingen voor verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid, kapitalisatie, bouwsparen en diverse verzekeringen Totaal D. Hypotheek- en bouwsparen :
Aflossingen van hypotheekschulden door particulieren Woningbouw (netto-investeringen van de particulieren) Totaal
-
3,3
-
E. Kapitaaluitgiften :
Nieuwe beleggingen van het publiek F. Diverse vorderingen en schulden van de particulieren :
-
2,0
-
5,0
-
4,4
-
0,1
-
2,5
-
Totale netto-besparingen
107,6
117,7
117,8
119,1
160,4
203,7
195,5
204,2
Afschrijvingen op woningen
13,8
14,8
16,0
18,6
22,7
23,8
25,5
29,9
Totale bruto-besparingen
121,4
132,5
133,8
137,7
183,1
227,5
221,0
234,1
t De bedragen werden niet vermeld omdat, in het huidige stadium van het onderzoekingswerk. de absolute bedragen nog niet met voldoende zekerheid kunnen worden berekend voor de sector van de particulieren afzonderlijk. 2 Aanwas gedurende het jaar.
Bibliografische referenties :
Congres van de honderdste verjaring (1865-1965). Het sparen in het hedendaags economisch onderzoek : tien jaar spaarinventaris.
Toeneming of vermindering van het tegoed van diverse instellingen en ondernemingen waarvan de eigen of opvraagbare reserves in een van de andere rubrieken van de tabel opgetekend zijn als een besparing, van de overheid en van het tegoed herkomstig uit het buitenland. 4 Exclusief de toenemingen van de reserves van de sector van de Sociale verzekering, beschouwd als een besparing van de overheid. 3
- 122 -
XVI. - UITGIFTEN EN SCHULDEN VAN DE OVERHEIDSSECTOR 1.. - UITGIFTEN IN BELGISCHE FRANKEN VOOR MEER DAN EEN JAAR (Miljarden franken) Door elke belegger verkrijgbare effecten
N iet door elke belegger verkrijgbare effecten 4
2
• Uitgifte: per grote tranches Emittenten
1. Staat (directe schuld alleen)
2. Zelfstandige fondsen en instellingen voor sociale verzekering
3. Openbare financiële instellingen (ASLK inbegrepen)
1.
Lagere overheid, Intercommunales voor de bouw van autowegen en Gerneentekrediet van België
5. Parastatale bedrijven ".
Totaal 1 tot 5 : totaal der uitgiften in Belgische franken van de Belgische overheidssector
Jaren Brutouitgiften
Aflossingelt 3
Nettouitgiften
(1)
(2)
(11-(2)
(4)
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 v 1980
103,0 106,0 133,1 129,0 167,8 185,0 196,0 154,8
37,4 50,6 63,7 57,3
65,6 55,4 69,4
---
71,7
--
54,5 71,9 106,6 105,6
113,3 113,1 89,4 49,2
-----
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 v 1980
... ...
3,8 5,0
-- 3,8 -- 5,0
29,0 23,0 29,0 38,3 49,8 31,0
4,5
24,5 10,8 21,1 30,6 36,6 17,9
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 v 1980 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 v 1980
3,1 14,0
... ... 39,5 2,0 10,0 15,0
(8)
12,2 7,9 7,7 13,2 13,1 1,0 0,5 1,1 2,1
3,7 2,1 6,6 12,3
27,2
7,5
85 8,0 21,0 28,0 34,0 22,0 23,0
5,6 5,3 8,6 9,0
=
-
--
------
Totale nettou itgift en
Brutouitgiften
Aflosvingen
Nettouitgiften
voor meer dan een jaar
(5) .=. (81+14)
(8)
(7)
( 8 ) ... (0)- (7i
(9) ■ .51+01.1
65,6 55,4 69,4 71,7 113,3 113,1 89,4 49,2
0,3 6,0 ... ... 4,1 0,1 ... 4,4
3,2 3,4 3,6 5,4 11,9 1,6 1,3 1,2
2,9 2,8 3,6 - 5,4 - 7,8 1,5 - 1,3 3,2
82,7 58,0 65,8 68,3 105,5 111,6 88,1 52,4
- 3,7 3,5 16,9 53,0 42,5 43,4 43,9 152,1
-- 3,8 5,0 24,5 10,8 21,1 30,6 36,6 17,9
8,6 16,8 4,0 10,7 24,3 9,0 18,5 5,6
7,3 10,3 0,9 1,7 1,4 3,9 6,3 7,4
1,3 6,5 3,1 9,0 22,9 5,1 12,2 - 1,8
-- 2,5 1,5 27,6 19,8 44,0 35,7 48,8 16,1
1,7
--
-
-
-
voor
hoogstens een jaar s (10)
...
1,7 ... 1,0 ... ...
13,6 16,2 20,5 33,2 62,5 18,3 23,5 45,9
15,7 29,7 19,4 31,1 98,3 18,2 26,9 48,6
7,1 7,1 16,7 11,4 17,4 15,3 13,6 7,7
2,8 3,3 4,5 5,1 4,7 5,9 5,2 9,0
4,3 3,8 12,2 8,3 12,7 9,4 8,4 - 1,3
20,0 33,5 31,8 37,4 111,0 27,6 35,3 47,3
0.7 0,6 6,5 - 4,4 2,0 2,8 0,3 0,9
19,7 2,9 2,7 12,4 19,0 16,8 12,3 9,9
17,5 19,8 23,6 28,1 37,0 21,9 40,1 55,4
37,2 22,7 28,3 40,5 56,0 38,7 52,4 65,3
0,9 0,9 1,5 0,2 ... 0,7 1,2 ...
... 0,1 0,5 0,6 1,1 0,3 0,6 0,6
0,9 0,8 1,0 - 0,4 - 1,1 0,4 0,6 - 0,6
38,1 23,5 27,3 40,1 54,9 39,1 53,0 64,7
3,7 4,5 4,7 1,9 2,2 8,1 - 0,6 - 6,5
5,5 7,0 0,4 15,9 1,6 16,2 - 6,3 - 8,7
2,6 4,9 7,0 6,8 18,3 10,3 7,3 7,4
1,8 1,2 2,4 3,8 2,6 2,6 2,7 3,7
0,8 3,7 4,6 3,0 15,7 7,7 4,6 3,7
6,3 10,7 5,0 18,9 14,1 23,9 - 1,7 5,0
0,1 ... 0,5 ... ... ...
120,2 109,8 140,0 170,0 287,1 216,8 199,0 172,3
19,5 35,7 29,2 29,1 64,1 35,4 40,6 25,1
15,1 18,3 11,9 16,6 21,7 14,3 16,1 21,9
4,4 17,4 17,3 12,5 42,4 21,1 24,5 3,2
124,6 127,2 157,3 182,5 329,5 237,9 223,5 175,5
-
-
17,2 9,7 13,1
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 v 1980
14,0 12,0 5,0 23,0 6,0 23,0
8,5
--
6,3
-
8,7
5,5 7,0 0,4 15,9 1,6 16,2 - 6,3 - 8,7
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 v 1980
147,3 140,5 175,1 196,0 270,3 282,3 277,8 223,8
58,2 66,7 79,2 87,3 82,7 105,7 142,4 152,8
89,1 73,8 95,9 108,7 187,6 176,6 135,4 71,0
5,0 4,6 7,1 7,6 6,8
•
uitgiften
P.M. Nettouitgiften
2,1 13,5 1,1 - 2,1 35,8 0,1 3,4 2,7
----
-
De uitgiften per grote tranches waarvan de inechrijvingsperiode over het einde van het ene jaar en het begin van het andere gespreid ie worden over de twee betrokken jaren verdeeld volgens de bedragen waarvoor in de loop van ieder jaar werkelijk ingeschreven werd. 2 Als door elke belegger verkrijgbare effecten worden beschouwd : de effecten die liet voorwerp uitmaakten van een openbare uitgifte, die welke ter beurze genoteerd worden of waarvan de opneming in de koerslijst is voorzien en die welke gewoonlijk het voorwerp van verhandelingen buiten de beurs uitmaken, alsook de obligaties en kasbons welke doorlopend uitgegeven worden door het Gemeentekrediet van 1
Doorlopende nettouitgiften
Totale netto-
--
---
31,1 36,0 44,1 61,3 99,5 40,2 63,6 101,3
-
-
...
-
België, de N.M.K.N., het N.I.L.K., het C.B.H.K., de N.X.B.K., evenals de spaarbons uitgegeven door de ASLK. De door de Amortisatiekas der Staatsschuld op de Beurs ingekochte effecten worden in kolom (2) Aflossingen opgenomen, niet op het tijdstap van deze inkopen, doch op het ogenblik waarop zij worden vernietigd. 4 I n beginsel per grote tranches, doch met inbegrip van de doorlopende uitgiften van de parastatale instellingen voor de huisvesting. 5 Netto-evolutie van de schuld voor hoogstens een jaar van de Staat en bedrag der netto-uitgiften voor een jaar van de andere sectoren, 3
XVI • 2. - VOORNAAMSTE UITGIFTEN VOOR MEER DAN EEN JAAR VAN DE OVERHEIDSSECTOR 1 Leningen in Belgische franken Openingsdatum
Emissie-
van de intekening
Nominale
Emittenten
koers
rentevoet
Looptijd
franken)
Dag
12 12 23 31 24 24 6 13 17
1976 Januari Februari April Mei Juni Juni September Oktober November
Wegenfonds 1976-84 Belgische Staat 1976-84 R.T.T. 1976-84 Belgische Staat 1976-84 Stad Antwerpen 1976-84 Stad Luik 1976-84 Belgische Staat 1976-85 N.M.B.S. 1976-84 Interc. Autowegen E3 en E5 1976-84
9,00 9,00 10,00
100,00 99,00 100,00
10,00 10,00 10,00 10.00 10,00
100,00
99,50
8 jaar 8 jaar 8 jaar 8 jaar 8 jaar 8 jaar 8 jaar 6 maanden 8 jaar
10,00
98,75
8 jaar
99,75 99,75
100,00
Rendement voor de houder 3 op de tussen-
(miljarden liggende
pet. Maand
Uitgegeven bedrag 2
vervaldag
op de eindvervaldag
23,0 41,0 16,0 48,0 5,0 2,0 40,0 7,0
9,00 9,18 10,00 10,00 10,05 10,05 10,02 10,09
14,0
10,24
196,0 1977 Januari Februari Februari Maart April April April Mei Juni September Oktober December
17 17 17 16 25 25 25 25 27 5 13 8
Belgische Staat 1977-85 N.M.K.N. 1977-85 N.M.H. 1977-85 Wegenfonds 1977-86 Stad Antwerpen 1977-84 Stad Brussel 1977-84 Stad Luik 1977-84 Belgische Staat 1977-84 N.M.B.S. 1977-86 Belgische Staat 1977-87 Wegenfonds 1977-85 N.M.H. 1977-86
10,00 10,00
100,00 100,20
10,00 9,75 9,75 9,75 9,75 9,75 9,75 9,50 9,00 8,75
100,20 100,00 99,25 99,25 99,25 99,75 100,25 100,25 100,00 98,75
8 jaar 8 jaar 8 jaar 9 jaar 7 jaar 7 jaar 7 jaar 7 jaar 9 jaar 9 jaar 6 maanden 7 jaar 6 maanden 8 jaar 6 maanden
10,00 9,96 9,96 9,75 9,90 9,90 9,90 9,80 9,71 9,48 9,02 8,98
56,0 5,0 16,5 16,5 5 6,0 2,0 4,0 50,3
6,0 61,5 28,5 18,0 270,3
1978 Januari Maart Mei Juni September Oktober Oktober November
30 2 2 15 6 16 16 27
Belgische Staat 1978-86 Wegenfonds 1978-86 Belgische Staat 1978-85 R.T.T. 1978-86 Belgische Staat 1978-86 Stad Antwerpen 1978-86 Stad Luik 1978-86 Wegenfonds 1978-85
9,50 9,00 8,50 8,50 8,75 8,75 8,75 8,75
101,25
100,00 100,00 99,25 99,00 98,75 98,75 99,00
8 jaar 8 jaar 7 jaar 8 jaar 8 jaar 8 jaar 8 jaar 7 jaar
9,27 9,00 8,50 8,63 8,93 8,98 8,98 8,95
63,0 33,0 6 63,0 23,0 59,0 5,0 4,0 30,0 280,0
1979 Januari Februari Maart Mei September Oktober Oktober November
22 26 21 17 3 10 10 29
Belgische Staat 1979-87 N.M.B.N. 1979-87 Wegenfonds 1979-87-91 Belgische Staat 1979-87 Belgische Staat 1979-88 Stad Antwerpen 1979-87 Stad Luik 1979-87 Wegenfonds 1979-88
9,00 9,00 8,75-9,00 5 9,00 10,00 10,00 10,00 10,50
99,25 100,00 99,25 99,00 100,25 99,00 99,00 97,75
8 jaar 8 jaar 8 of 12 jaar 8 jaar 9 jaar 8 jaar 8 jaar 8 jaar 6 maanden
65,5 10,0 40,6 7 61,0 69,5 6,0 5,0 20,1
9,14 9,00 8,88 8,91 9,18 9,96 10,19 10,19 10,93
277,7 24 11
1980 Januari April Mei
27
September September September November
1 1
29 12
1981 Januari
Februari Juni
15 .
19 11
Belgische Staat 1980-89
Wegenfonds 1980-83-88 Belgische Staat 1980-88 Stad Antwerpen 1980-87 Stad Luik 1980-87 Belgische Staat 1980-84-89 N.M.H. 1980-87 Belgische Staat 1981-85-89 Wegenfonds 1981-85-89 Speciale lening 1981 1 0 Tranche 1 -1981-1991 Tranche 2 -1981-1988
12,75 12,75 12,75 12,50-13,00 4 12,75
3 of 8 jaar 8 jaar 7 jaar 7 jaar 4 of 9 jaar 7 jaar
44,2 6,0 6,0 50,6 J5,0
12,33 12,75 12,75 12,75 12,50 12,81 12,98
13,00-13,25 4 13,00
99 , 30 99,30
4 of 8 jaar 4 of 8 jaar
222,3 66,0 47,0
13 , 24 13,24 13 , 24 13,15
100,00
10 jaar 7 jaar
55,3 22,7
1 Leningen waarvan een besluit in het Belgisch Staatsblad verschenen is, excl. de doorlopende uitgiften. De jaarlijkse totalen kunnen verschillen van de cijfers in kolom (1) van de vorige tabel (bruto-uitgiften per grote tranches) omdat zij a) liet nominaal bedrag van de uitgiften bevatten zelfs als slechts een deel van de lening effectief was geplaatst en b) de uitgiften waarvan de inschrijvingsperiode over twee jaren verspreid was, in de vorige tabel, over de twee betrokken jaren verdeeld werden volgens de bedragen waarvoor in de loop van ieder jaar werkelijk ingeschreven werd. 3 Rendementen berekend op basis van de rentetarieven vóór fiscale afhoudingen aan de bron. 4 De eerste rentevoet wordt toegepast tot op de tussenliggende vervaldag, de tweede rentevoet vanaf deze vervaldag. 2
11,00
100,00 99,50 100,00 100,00 100,00 100,00 99,00
11,00 13,00-11,50 4
13,00 13,00
97,00
9 jaar
60,0 40,5 6 13,21
13,00n 13,69
Waan an 16,0 mi jard frank afgestaan aan de Intercommunale Verenigingen voor de Autowegen. Waarvan 25,0 miljard frank afgestaan aan de Intercommunale Verenigingen voor de Autowegen. 7 Waarvan 11,0 miljard frank afgestaan aan de Intercommunale Verenigingen voor de Autowegen. 8 Waarvan 11,0 miljard frank afgestaan aan de Intercommunale Verenigingen voor de Autowegen. 9 Waarvan 12,0 miljard frank afgestaan aan de Intercommunale Verenigingen voor de Autowegen. 10 Gezien de fiscale voordelen toegekend aan de bijzondere lening 1981 zijn de rendementen niet helemaal vergelijkbaar aan deze van de andere uitgiften. t Berekend op basis van een terugbetalingsprijs van 100 pet. 5
XVI - 3. - SCHULD YAN DE SCHATKIST XVI - 3a. - Officiële stand van de Staatsschuld (Miljarden franken) Bron : Ministerie van Financiën. Directe schuld in Belgische franken Einde periode
gevel• tigde (1)
1979 Maart Juni September December
997,3 1.030,9 ._ 1.082,8 1.064,9
5,9 5,9 5,8 5,8
1980 Maart Juni J u li Augustus September Oktober November December
1.104,0 1.106,7, 1.103,4 1.098,• 1.084,7 1.127,9 ._. 1.123,6
5,8 5,8 5,8 5,8 5,7
1981 Januari Februari Maart April Mei 31.mi
_.. 1.117,3 1.112,5 1.141,2 1.107,9 1.100,0 1.095,2 /092,5
66,0 63,4 65,7 69,4 76,8 79,9 83,7
636,3 695,3 756,8 839,6 958,9 1.106,8 1.261,8
315,8 270,3 242,6 242,1
80,8 86,9
308,6 335,3 329,4 353,2 400,4 5,7 360,2 5,7 374,1 5,7 390,7
82,1 88,7 87,0
423,1 459,4 505,0 512,8 566,8 5,7 607,2 5,7 5,7 5,7 5,7 5,7
78,9 80,9
87,4 82,7 80,6 81,3 84,4 93,4 81,8 83,2 93,4 85,1
97,9
(6)
(7)
6,5 5,5
1,9
(8) = (9) = (6) 4- (7) (5)4- (8)
(10)
12,2
8,4 644,7 65,5 700,8 62,9 5,5 4,6 761,4 59,2 843,3 85,1 3,7 961,8 96,7 2,9 2,5 1.109,3 119,3 14,3 1.276,1 150,8
710,2 763,7 820,6 928,4 1.058,5 1.228,6 1.426,9
1.394,0 1,9 1.410,1 1,8 1.393,7 12,1
12,0 40,9 51,1 44,6
14,1 42,8 52,9 56,7
1.413,9 1.436,8 1.463,0 1.450,4
149,0 175,5 172,4 188,6
1.562,9 1.612,3 1.635,4 1.639,0
1.500,5 1.536,5 1.525,6 1.544,7 1573,5 1.574,4 1.584,7 1.598,1
93,6 64,7 128,6 60,0 136,8 59,8 137,0 59,0 137,4 59,2 139,5 69,1 150,2 69,2 151,4
1.594,1 1.665,1 1.662,4 1.681,7 1.710,9 1.713,9 1.734,9 1.749,5
185,9 213,4 212,1 211,3 210,1 208,9 208,1 207,3
1.780,0 1.878,5 1.874,5 1.893,0 1.921,0 1.922,8 1.943,0 1.956,8
1.634,7 103,2 59,5 162,7 1.688,1 128,5 56,8 185,3 1.701,8145,5 55,6 201,1 1.711,9149,7 96,9 246,6 1.752,8154,7 102,6 257,3 1.803,3 158,7 107,9 266,6 1
1.797,4 i 1.873,4' 1.902,9 1.958,5 2.010,1J 2.069,9 1
205,7 204,5 238,4 237,1 233,2 231,6
2.003,1 2.077,9 2.141,3 2.195,6 2.243,3 2.301,5
1.399,8
...
4,6
...
3,7
...
2,9 2,5 2,1
... ...
2,1
38,4 63,9 76,8
55,2
77,2 78,4 80,3 81,1 82,2
711,6 764,7 821,4 928,8 1.058,7 1.228,7 1.426,9 1.562,9 1.612,3 1.635,4 1.639,0 1.780,0 1.878,5 1.874,5 1.893,0 1.921,0 1.922,8
11 11 1 1
17,7 57,7 15,9 56,6 19,7 57,7 17,3 71,0 13,0 116,6 6,3 156,0 5,9 195,6
(5) = (1)tot (4)
11 111 111
864,6 976,6
(3)
1 11 1
752,5
(2)
Totaal
Indi• recta schuld
Totale directe schuld 1
halfgeves• lange tigde 1 en korte Totaal 1 termijn
te'" " `11 1
494,9 559,4 613,7 681,9
1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978
op op halfkorte; lange ,termijn termijn
in vreemde valuta's
Tegoeden van de particulieren in postrekening (4)
Totale Totale schuld schuld . (snol. de (excl. de Van de van de Republiek van de Republiek Zake Republiek Zaïre overZaïre Overgenomen over" genomen schuld genomen 2 schuld) schuld) 1 1 (11) ... (18) .= (12) (11)+02) (91 + (10)
2.003,1 2.077,9 2.141,3 2.195,8 2.243,3 2.301,5
1.943,0 1.956,8
I
1 Exclusief de uit de oorlog 1914-1918 voortvloeiende 'ntergouvernementale schuld. 2 Zie : Belgisch Staatsblad - 27-5-1995 - Overeenkomst van 6 februari 1965.
XVI - 3b. - Veranderingen in de Staatsschuld die aanleiding hebben gegeven tot geldbewegingen (Miljarden franken) Uit te schakelen boekhoudkundige veranderingen
Periode
Totale schuld (excl. de van de Republiek Zaire overgenomen
Van de Republiek Zaire overgenomen Zuid huld
Totale schuld 3
1
Schatkistcertifienten in het bezit van het I.M.F. 4
Tegoed van de N.B.B. bij het B.P.C. voor rekening van de Ministers
Diversen s
Totaal
Veranderingen in de overheidsschuld die aanleiding hebben gegeven tot geldbewegingen 7
van
Nationale Opvoeding
+ 53,5 + 56,9 A-107,8 +130,1 +170,1 +198,3 A-212,1 A-317,8
1080 Eerste 6 maanden 1981 Eerste 6 maanden
+239,5 +344,7
H 11 .1z)
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
(2)
HHH
(1)
(4)
(.5)
(6)
+ 53,1 + 56,7 A-107,4 A-129,9 +170,0 A-198,2 A-212,1 A-317,8
+ 1,3 -- 0,7 -- 1,9 •--- 3,2 + 2,6 + 15,4 + 0,3 + 17,2
- 2,1
+ 2,8 8
+239,5 +344,7
+ +
1 Veranderingen in kolom (11) van tabel XVI-3a. Veranderingen in kolom (12) van tabel XVI-3a. 3 Veranderingen in kolom (13) van tabel XVI-30. 4 De terugbetalingen van schatkistcertificaten in het bezit van het LIf F. vallen, overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke en conventionele bepalingen, ten laste van de N.B.B.; deze laatste ontvangt anderzijds het provenu van de inschrijvingen op certificaten door liet 5 De veranderingen in liet tegoed van de N.B.B. bij het B.P.C. voor rekening van de Ministers van Nationale Opvoeding hadden de bewegingen in liet tegoed van de Ministers van Nationale Opvoeding bij de 2
5
(3) = (1)4-(2)
2,7 6,4
( 7) ° (4) tot (6)
( 8) = (3) - (7)
+
A-182,9 +211,8 +296,7 +236,9 +322,9
-
+ 3,9
+ 2,0 - 0,7 - 1,9 - 3,2 + 2,6 + 15,3 + 0,3 + 21,1
-
- 0,1 +15,4
+ 2,6 + 21,8
-
•• • ...
-
...
-
...
-
-
- 0,1 ...
51,1
+ 57,4 4-109,3 1-133,1 1-167,4
N.B.B. als juiste tegenpost. Vanaf oktober 1973 maak bovengenoemd tegoed niet. langer deel uit van de tegoeden van de particulieren bij het B.P.C. 6 Inclusief wisselkoersverschillen, 7 Kolom (8) stemt overeen (niet tegenovergesteld teken) met kolom (3) van tabel XI-3 : nettofinancieringsbehoeften van de Staat. s Bijzondere schatkistbons afgegeven aan de N.B.B., tot dekking van de nettoverminderingen van haar actief, die voortvloeien uit de devaluatie van de U.S.-dollar op 12-2-1973 (Overeenkomst van 31.12-1973).
--
125 -
INDELING YAN DE SCHULDEN IN BELGISCHE FRANKEN VOOR MEER DAN EEN JAAR YAN DE OVERHEIDSSECTOR
XVI - 4.
-
a) Indeling naar de debiteuren (Nominale waarden aan het einde van het jaar, miljarden franken)
. Niet-financiële sectoren
Staat
Sociale
Niet elders
Financiële
Parastatale
verzekering
vermelde
instellingen
bedrijven
en pensioen-
overheidssector
fondsen
2
Totaal
Verkrijgbaar door elke belegger 3 1972
498,2
58,0
101,4
275,3
932,9
1973
560,5
63,7
120,9
308,4
1.053,5
1974
611,1
71,2
124,4
357,7
1.164,4
1975
705,3
72,1
126,9
400,2
1.304,5
458,9
1.474,6
1976
788,7
88,0
139,0
1977
923,8
86,5
157,8
593,7
1.761,8
1978
1.068,1
102,8
174,3
633,4
1.978,6
1.195,1
96,5
186,1
700,4
2.178,1
2,4
21,4
55,8
183,9
1979
V
Niet verkrijgbaar door elke belegger 1972
78,1
26,2
1973
76,1
27,1
1,6
23,4
59,8
188,0
1974
80,1
30,9
3,2
27,6
62,5
204,3
1975
77,8
35,4
4,1
29,6
74,7
221,6
1976
72,5
38,5
11,2
30,8
81,0
234,0
1977
65,4
54,1
15,3
47,9
93,7
276,4
64,5
61,8
19,8
48,2
103,2
297,5
63,4
66,4
31,7
48,9
111,6
322,0
84,2
2,4
122,8
331,1
1.116,8
1978 1.979
v
Totaal 1972
576,3
1973
636,6
90,8
1,6
144,3
368,2
1.241,5
1974
691,2
102,1
3,2
152,0
420,2
1.368,7
1975
783,1
107,5
4,1
156,5
474,9
1.526,1
1976
861,2
126,5
11,2
169,8
539,9
1.708,6
1977
989,2
140,6
15,3
205,7
687,4
2.038,2
1978
1.132,6
164,6
19,8
222,5
736,6
2.276,1
1.258,5
162,9
31,7
235,0
812,0
2.500,1
1979
v
1 Belgische gevestigde en halflange binnenlandse directe en indirecte overheidsschuld. Inclusief de effecten die in aanmerking genomen werden of in aanmerking komen voor de inschrijving op effecten van het Belgisch-Kongolese Fonds voor Delging en Beheer, evenals de aan het einde van ieder jaar werkelijk toegekende vergdeding. 3 Als door elke belegger verkrijgbare effecten worden beschouwd : de effec2
ten, die het voorwerp uitmaakten van een openbare uitgifte, die welke ter beurze genoteerd worden of waarvan de opneming in de koerslijst is voorzien en die welke gewoonlijk het voorwerp van verhandelingen buiten de beurs uitmaken, alsook de obligaties en kasbons welke doorlopend uitgegeven worden door het Gemeentekrediet van België, de N.M.K.N., het N.I.L.K., de N.R.B.K., het C.B.H.K., evenals de spaarbons uit-
gegeven door de ASLK.
- 126 -
XYI • 4. - INDELING YAN DE SCHULDEN IN BELGISCHE FRANKEN VOOR MEER DAN EEN JAAR YAN DE OVERHEIDSSECTOR 1 b) Indeling naar de houders (Nominale waarden aan het einde van het jaar, miljarden franken) Niet-financiële sectoren
Bedrijven, paaienlieren, Buitenland
Parastatale bedrijven
Niet elders vermelde sector
Financiële instellingen
Sociale verzekering
Overweg end geldschepinstellingen
Rentenfonds
3
2
Instellingen 1,001. Su Kredietverzekering kassen, -" op het instellingen hYP°theekleven en van de tegen kapitalisatie overheidearbeidt,maatschappii ongevallen, sector ° pensioenfondsen
Totaal
Yerkr jgbaar door elke belegger 4 1972
434,2
6,2
2,7
12,7
210,2
15,2
110,7
102,9
38,1
932,9
1973
477,6
6,6
3,0
14,7
253,8
15,7
129,3
111,4
41,4
1,053,5
1974
529,3
6,6
3,7
15,4
283,9
12,1
146,4
123,4
43,6
1.164,4
1975
585,0
8,3
4,5
14,4
320,5
17,9
172,3
129,7
51,9
1.304,5
1976
691,9
8,2
5,9
15,4
347,3
14,9
203,1
136,3
51,6
1.474,6
1977
834,5
7,9
7,0
14,7
418,5
17,5
239,9
153,2
68,6
1.761,8
1978
940,0
9,6
7,8
14,1
464,2
22,3
272,3
162,6
85,7
1.978,6
288,8
169,1
91,8
2.178,1
1979
V
1.072,1
12,1
8,5
16,8
485,8
33,1
Niet verkrijgbaar door elke belegger 1972
9,0
0,3
0,2
2,8
78,8
48,4
32,5
11,9
183,9
1973
8,4
0,2
0,2
3,2
79,9
51,8
32,7
11,6
188,0 204,3
1974
8,7
0,3
0,2
3,9
85,7
57,6
32,9
15,0
1975
10,2
0,3
0,2
3,7
91,2
70,1
31,0
14,9
221,6
1976
10,6
0,3
0,2
3,1
91,6
82,9
29,7
15,6
234,0
1977
11,1
0,3
0,2
2,7
110,6
91,3
29,4
30,8
276,4
29,1
37,5
297,5
31,4
42,1
322,0
1978 1979
v
12,7
0,3
0,2
2,2
111,2
104,3
13,0
0,2
0,2
2,0
122,8
110,3
Totaal 1972
443,2
6,5
2,9
289,0
15,2
159,1
135,4
50,0
1.116,8
17,9
333,7
15,7
181,1
144,1
53,0
1.241,5
15,5
1973
486,0
6,8
3,2
1974
538,0
6,9
3,9
19,3
369,6
12,1
204,0
156,3
58,6
1.368,7
1975
595,2
8,6
4,7
18,1
411,7
17,9
242,4
160,7
66,8
1.526,1
1976
702,5
8,5
6,1
18,5
438,9
14,9
286,0
166,0
67,2
1.708,6
331,2
182,6
99,4
2.038,2
1977
845,6
8,2
7,2
17,4
529,1
17,5
1978
952,7
9,9
8,0
16,3
575,4
22,3
376,6
191,7
123,2
2.276,1
1979
v 1.085,1
12,3
8,7
18,8
608,6
33,1
399,1
200,5
133,9
2.500,1
1 Inclusief de effecten van het Belgisch-Kongolees Fonds voor Delging en Beheer. 2 Excl. de zelfstandige fondsen en de parastatale instellingen die de kenmerken vertonen van geldscheppende instellingen of van instellingen voor het spaarwezen, de sociale verzekering, de verzekeringen of de kapitalisatie. 3 Excl. het bezit van de pensioenkassen door deze instellingen beheerd. Bibliografische referenties : Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Statistisch Jaarboek voor België. - Tijdschrift voor Documentatie van het
4
Als door elke belegger verkrijgbare effecten worden beschouwd : de effecten die liet voorwerp uitmaakten van een openbare uitgifte, die welke ter beurze genoteerd worden of waarvan de opneming in de koerslijst is voorzien en die welke gewoonlijk het voorwerp van verhandelingen buiten de beurs uitmaken, alsook de obligaties en kasbons welke doorlopend uitgegeven worden door het Gemeentekrediet van Belgie, de N.M.K.N., het N.1.L.R., de N.K.B.H., het C.B.H.11., evenals de spaarbons uitgegeven door de ASLK. Ministerie van Financiën. - Belgische Economische Statistieken 1960. 1970,
XVII. - EFFECTEN VAN DE PARTICULIERE SECTOR EN KREDIETEN AAN DE BEDRIJVEN EN PARTICULIEREN EN AAN HET BUITENLAND 1. - BEURSBEDRIJVIGHEID : OMZETTEN, KOERSEN EN RENDEMENTSPERCENTAGES Koers van de Belgische effecten op de contantmarkt (Indexcijfers 1975 = 100)
120
120
100
100
80
80
60
1
I 1974
I
I
I 1975
I
1
I 1976
1
I
1
I
I
1
1977
I
I
1
I
I
I
..)[ maanden
Gemiddelde omzetten per beursdag
(isiljoenen franken) 1
2
Aandelenkoersen
Rendementspercentage
op
van de aandelen 4
Algemeen
Industrieel
125 104 100 96 89
Ontzetten Gemiddelde per beursdag ( miljoenen
Aandelenkoersen op de contantmarkt 3
96 96 95 98 94 91 87
5,7 6,0 6,3 6,7 7,1 7,6 8,0 8,3 8,8
5,2 5,3 5,7 5,8 6,1 6,5 6,7 7,1 7,5
108 93 104 187 95 143 200 171 158
113 117 116 130 129 144 166
95 92 92 89 90 89 84
7,1 7,1 7,3 7,6 7,8 8,1 8,2
6,0 6,1 6,4 6,5 6,6 6,6 6,8
93 102 139 188 201 237 163
130 134 139 150 158 163 175
8,3 8,1 8,4 8,4 8,9 9,0
7,1 7,0 7,1 7,1 7,7 7,8
154 181 178 159 147 169
1980 juni Juli Augustus September Oktober November December
85 81 75 93 146 110 98
91 89 90 88 86 86 79
1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
95 95 102 103 91 126
92
Beur8cornrniasie te Brusae.1 Omzetten op de contant- en termijnmarkt ter beurze van Brussel. Ondernemingsobligaties en aandelen. Bron : Indexcijfers van de aandelenkoersen ter beurze van Brussel en Antwerpen. Jaar- en kwartaalcijfers : gemiddelde van de indexcijfers op de 10e en 25e van iedere maand; maandcijfers : indexcijfers op de 10e van iedere maand.
(Indexcijfers 1975 = 100)
,et.)
5,8 5,5 5,9 6,0 5,9 7,3
101 100 97 95 90 89 83
1 Bron :
60
80 105 128 77 73 94 156
148 127 131 134 89 83 118 97 107
2 3
I
3,7 6 5,4 6 5,8 4,9 5,4 5,8 5,4 6,2
99 89
1979 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 1980 le kwartaal 2° kwartaal 3e kwartaal 48 kwartaal 1981 le kwartaal 2" kwartaal
I 1981
franken)
(Indexcijfers 1575 = 100)
3,8 6
105 100 102 89 93 128 106
Industrieel
Algemeen
130 104 100 92 85 87 95 93
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
I
Buitenlandse effecten 5
Belgische effecten
:11anildgelniddelden
i
1980
1979
1978
5,3 6
117 98 100 102 92 96 112 142
Kredietbank. Verhouding van het laatste aangekondigde of betaalde nettodividend tot de notering aan het einde van de maand ter beurze van Brussel. 5 Inclusief de Zaïrese effecten. 6 Oude reeks.
4 B101 :
--128-
XVII • 2. - RENDEMENT VAN DE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN Jaarcijfers Bron : N.1.8. .\ettor,suhaw
Obligatieleningen
van het boekjaar Aantal getelde vennootschappen
Periode 2
Gestort kapitaal
Betaalbaar gestelde brutodividenden
Reserves Winst
Verlies
Betaalde tantièmes
Uitstaande obligatieschuld op 81/12
Brutobedrag van de uitbetaalde coupons 3
(miljarden franken) (1)
(4)
(8)
(2)
(6 )
1
( 6)
1
(7 )
1
(8 )
1
(Al
A. - Vennootschappen met voornaamste activiteit in België Banken 4 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
50 52 53 47 48 45 47 50
10,4 14,5 16,5 16,5 18,0 18,5 19,7 20,8
8,1 8,8 10,5 12,3 13,6 14,9 17,5 18,8
2,1 2,4 2,8 3,3 3,6 3,7 4,1 3,7
0,3
1,2
1,1 1,4 1,6 2,0 2,1 2,3 2,5 2,0
Financiële vennootschappen en maatschappijen voor onroerende goederen 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
1.892 1.940 1.981 2.077 2.121 2.141 2.220 2.304
48,1 53,5 57,0 59,4 61,7 63,9 70,2 80,1
27,3 28,8 32,0 34,2 38,4 41,5 44,7 49,4
4,9 5,6 6,3 6,6 6,8 8,6 10,0 11,1
0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
16,0 20,3 25,1 29,7 34,9 40,4 47,1 56,7
0,7 0,9 1,2 1,6 2,0 2,2 2,6 3,0
5
0,5 0,6 0,7 0,6 0,8 0,4 1,0 1,0
2,9 3,2 3,7 4,1 4,5 5,2 6,6 7,5
0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,3 0,4 0,3
28,1 33,7 39,6 46,4 55,0 64,2 74,2 91,2
1,4 1,8 2,2 2,8 3,3 3,8 4,4 5,5
1,3 1,3 1,8 1,2 1,5 1,6 2,4 5,1
1,5 1,5 1,8 1,7 2,0 2,9 3,9 3,5
0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,2 0,2
2,3 2,1 2,5 2,3 5,5 5,4 5,9 5,8
0,1 0,2 0,1 0,2 0,2 0,3 0,4 0,4
Metaalverwerkende nijverheid 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
1.361 1.352 1.336 1.356 1.391 1.425 1.512 1.562
23,9 28,5 32,3 37,7 42,3 45,7 47,8 51,1
21,3 20,5 22,2 23,3 28,4 31,2 36,4 39,4
4,0 4,8 6,1 7,1 7,8 9,1 10,0 8,9
hker• en staalnijverheid 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
90 87 90 88 87 86 85 81
26,2 26,9 25,9 28,3 28,4 28,6 28,3 28,7
19,3 20,1 18,1 18,9 20,2 20,5 19,4 22,4
0,5 0,9 3,1 3,2 1,4 1,4 4,1 5,0
0,1 0,1
0,1 0,1 0,3 0,5 0,1 ...
5,1
0,3
0,4 1,5 1,8 0,6 1,0 2,1 2,5
0,3
... 0,1 0,1 ... 0,1 0,1 0,1
4,4 8,6 2,8 2,3 2,0 1,5 1,3
0,3 0,3 0,2 0,2 0,2 0,1 0.1
0,3
Textielnijverheid 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 Noten : zie onderaan tabel XVII-2.
957
13,2
12,0
1,1
0,7
0,3
0,1
929 919
13,8 14,6
11,3 11,8
1,5 1,7
0,5 0,4
0,4 0,4
0,1
0,3
901 898 915
14,4 15,1 15,0
12,4 13,0 13,3
1,3 1,9 2,1
1,0 0,7 0,6
0,4 0,4 0,4
0,1 0,1 0,1 0,1
0,3 0,3 0,3 0,3
938 940
15,2 15,6
14,7 15,5
2,1 1,8
0,7 1,8
0,5 0,6
0,1 0,1
0,3 0,3
***
- 129 XYII - 2. - RENDEMENT VAN DE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN (vervolg) Jaarcijfers Bron • b1.1.8. Nettoresultaai
vau het boekjaar
Periode 2
Aantal getelde vennootschappen
Gestort kapitaal .
Reserves Winst
Verlies
Obligatieleningen Betaalbaar gestelde brutodividenden
Betaalde
tantièmes
Uitstaande obligatieschuld op 81/12
Brutobedrag van de uitbetaalde coupons 3
(8)
(8)
(miljarden franken)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
( 6)
(7)
1
0,4 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 1,2
0,9 0,8 0,9 0,7 1,1 1,4 1,4 1,2
0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 1,2
0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
0,9 0,8 0,6 1,2 1,3 0,9 0,5 1,4
2,2 2,7 2,8 3,3 4,0 4,4 5,4 7,4
0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
0,4 0,4 1,0 4,0 4,4 5,4 5,4 7,9
0,1 0,3 0,4 0,4 0,4
2,3 2,4 2,6 3,0 3,3 3,6 4,5 5,0
0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
14,2 14,6 15,9 20,3 29,0 34,2 43,0 51,7
0,9 0,9 1,0 1,1 1,5 2,1 2,6 3,4
1,4 1,5 1,7 1,9 1,8 2,0 2,4 2,3
73,3 89,8 104,1 122,3 151,0 178,6 199,3 240,6
4,1 4,6 5,3 7,0 8.5 10,4 12,1 14,5
Yoedingsmiddelennijverheld 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
717 703 713 699 693 696 716 729
14,7 16,1 18,3 17,1 19,5 20,6 21,9 23,5
10,2 9,9 10,7 10,6 12,8 14,5 16,3 18,4
2,5 2,2 2,7 1,8 2,9 3,1 3,5 2,8
Scheikundige nijverheid lytlb 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
627 643 631 635 644 653 662 711
35,1 40,4 43,7 48,1 49,9 52,3 55,9 57,5
25,8 26,0 27,4 29,8 35,9 35,9 38,5 43,6
4,1 5,3 5,5 6,7 6,7 7,5 10,4 14,7
Elektriciteit 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
17 17 18 18 17 17 17 17
28,0 27,2 30,1 31,8 34,3 36,6 39,7 42,5
1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
26 25 24 24 22 21 22 16
4,9 4,7 4,8 4,8 4,6 4,6 4,4 4,0
5,8 5,3 6,1 7,1 7,5 8,4 9,1 10,1
2,6 2,6 3,0 3,4 3,7 3,8 4,9 5,4
Steenkolennijverheid 1,7 1,3 1,1 0,9 0,7 0,6 0,5
0.1 0,1 0,2 0,2 0,1 0,1 0,3
0,5 0,3 0,3 0,2 0,3 0,4 0,5 0,2
0,1 0,2 0,1
0,1
Totaal der vennootschappen met voornaamste activiteit in België 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
15.037 15.286 15.567 15.938 16.640 17.155 18.137 19.108
Noten : aie onderaan tabel XVII.2, volgende bladzijde.
279,0 310,9 343,9 371,8 395,4 419,2 440,2 469,5
183,1 181,0 191,4 210,8 239,8 257,5 282,7 319,6
33,0 39,3 47,4 53,5 53,9 62,5 78,4 83,9
7,9 7,0 9,1 9,7 12,6 10,6 11,7 23,2
15,9 17,9 21,2 23,8 24,2 28,9 36,4 40,0
--- 130 --XVII • 2. - RENDEMENT VAN DE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN (vervolg) Jaarcijfers Bron
N.I.S.
Nettoresultaat van het boekjaar
Periode 2
Aantal getelde vennootschappen
Gestort kapitaal
(1)
(2)
Reserves Winst
Obligatieleningen
Betaalbaar gestelde brutodividenden
Verlies
Betaalde tantièmes
Uitstaande obligatiegehuld op 81/12
Brutobedrag van de uitbetaalde coupons 3
( 7)
(8)
( 9)
(miljarden /ranken)
1
(8)
I
(4)
1
I
( 6)
I
(6 )
B. - Totaal der vennootschappen met voornaamste activiteit in het buitenland ' 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
264 252 240 234 229 211 192 186
40,2 41,2 41,3 43,0 46,8 43,9 45,8 45,5
1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
15.301 15.538 15.807 16.172 16.869 17.366 18.329 19.294
319,2 352,1 385,2 414,8 442,2 463,1 486,0 515,0
28,6 27,7 29,7 29,0 31,9 32,0 32,1 34,5
4,4 5,1 6,4 7,1 5,3 5,5 7,9 11,1
C. - Totaal 211,7 208,7 221,1 239,8 271,7 289,5 314,8 354,1
2,7 3,0 3,6 3,9 3,8 3,7 4,7 5,5
0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
3,8 4,2 3,7 2,3 4,9 4,8 4,7 6,5
0,1 0,2 0,3 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3
8,5 7,1 11,7 10,0 12,8 11,0 12,4 24,0
18,6 20,9 24,8 27,7 28,0 32,6 41,1 45,5
1,6 1,7 1,9 2,1 2,0 2,2 2,6 2,5
77,1 93,9 107,8 124,6 155,9 178,4 204,0 247,1
4,2 4,8 5,6 7,2 8,7 10,7 12,4 14,8
6 7
37,4 44,4 53,8 60,6 59,2 68,0 86,3 95,0
t Naamloze vennootschappen en commanditaire vennootschappen op aandelen naar Belgisch recht. Voor de kolommen (1) tot (7) : jaar waarin het dividend werd betaald. Bedrag van de vervallen rente voor het betrokken jaar; dit bedrag houdt verband met de op het einde van het voorgaande jaar uitstaande obligatie. schuld.
0,6 0,1 2,6 0,3 0,2 0,4 0,7 0,8
de N.B.B. de N.M.K.N. Ezel. de N.B.B., de N.M.K.N. en de SABENA. 7 Na aftrek van de dubbeltellingen.
4 Ezel. 5 Excl.
2 3
XVII • 8. - RENDEMENT VAN DE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN ' Cumulatieve cijfers Bron : N.I.B.
Periode
2
Aantal getelde vennootschappen
Gestort kapitaal
(1)
(2)
Betaalbaar gestelde brutodividenden
Nettoresultaat Reserves Winst
1
Verlies
Brutoobligatiecoupons 3
(miljarden franken) 1
(8)
(4)
1
(5 )
1
(6)
II
(71
A. - Vennootschappen met de voornaamste activiteit in België 1970 1971 1972 1973
15.589 15.989 16.693 17.205
344,5 372,3 395,7 419,5
191,6 210,9 240,0 257,7
47,5 53,5 53,9 62,5
9,2 9,7 12,6 10,6
21,1 23,8 24,2 28,9
4,9 5,1 7,7 9,7
1973 Eerste 3 maanden Eerste 6 maanden Eerste 9 maanden 12 maanden
2.174 15,049 16.701 18.177
55,7 389,3 413,4 440,5
38,9 242,3 258,6 282,8
12,5 67,7 72,1 78,5'
1,3 9,6 10,9 11,7
5,9 32,3 33,8 36,4
2,4 5,0 7,3 11,3
1974 Eerste maand Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden
202 515 2.160 5.574 11.139 15.957 16.814 17.139 17.680 18.225 18.669 19.170
4,5 19,4 52,5 129,2 314,7 409,9 432,8 436,2 442,9 451,9 460,4 470,2
3,2 17,7 40,2 88,7 194,5 271,0 284,7 287,3 294,6 303,7 312,4 320,0
0,8 3,7 10,2 23,2 55,3 73,0 75,5 76,4 77,6 79,9 81,7 83,9
0,2 1,9 2,9 6,6 12,8 17,1 19,5 20,1 21,8 22,1 22,6 23,1
0,3 2,1 5,4 11,3 28,2 35,8 36,8 36,9 37,3 38,0 38,7 39,9
0,8 1,7 2,8 3,8 4,8 5,8 6,9 7,5 8,3 9,6 10,5 13,2
Noten .; zie volgende bladzijde.
▪
- 131 -
XVII - 3. - RENDEMENT VAN DE VENNOOTSCHAPPEN OP AANDELEN 1 (vervolg) Cumulatieve cijfers Bron : N.1.8. Nettoresultaat Periode
2
Aantal getelde vennootschappen
Gestort kapitaal
Reserves Verlies
Winst
Betaalbaar gestelde brutodividenden
Bruto-
obligatiecoupons 3
(miljarden franken) (1)
(2)
(3)
(4)
I
(5)
(6)
II
(7)
B. - Vennootschappen met voornaamste activiteit in het buitenland 1970
241
41,4
29,7
6,4
2,6
3,6
0,2
1971
235
43,0
29,1
7,1
0,3
3,9
0,2
1972
229
46,8
31,9
5,3
0,2
3,8
0,2
L973
212
44,7
32,1
5,6
0,4
3,8
0,4
L974 Eerste 3 maanden Eerste 6 maanden Eerste 9 maanden 12 maanden
18 142 167 193
1,0 36,5 39,9 45,8
1,6 28,8 30,9 33,1
7 ,3 7,5 7,9
0,7 1,1 1,2 1,2
4,2 4,3 4,7
0,2 0,3 0,3 0,3
1975 Eerste maand Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden
2 6 18 33 75 142 156 158 161 172 177 188
0,8 1,0 1,3 21,0 37,9 39,5 39,9 40,0 41,2 41,8 45,3
0,3 0,4 0,7 13,6 30,5 32,1 32,5 32,6 33,1 33,7 34,6
4 ,9 10,7 10,8 10,8 10,8 10,9 11,0 11,1
0,1 0,2 0,2 0,3 0,5 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,8
3,3 5,0 5,1 5,1 5,1 5,2 5,3 5,5
0,1 0,1 0,1 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
C. - Totaal 1970
15.830
385,9
221,3
53,9
11,8
24,7
1971
16.224
415,3
240,0
60,6
10,0
27,7
1972
16.922
442,5
271,9
59,2
12,8
28,0
L973
17.417
464,2
289,8
68,1
11,0
32,7
1974 Eerste 3 maanden Eerste 6 maanden Eerste 9 maanden 12 maanden
2.192 15.191 16.868 18.370
56,7 425,8 453,3 486,3
40,5 271,1 289,5 315,9
12,5 75,0 79,6 86,4
2,0 10,7 12,1 12,9
5,9 36,5 38,1 41,1
2,6 5,3 7,6 11,6
L975 Eerste maand Eerste 2 maanden Eerste 3 maanden Eerste 4 maanden Eerste 5 maanden Eerste 6 maanden Eerste 7 maanden Eerste 8 maanden Eerste 9 maanden Eerste 10 maanden Eerste 11 maanden 12 maanden
204 521 2.178 5.607 11.214 16.099 16.970 17.297 17.841 18.397 18.846 19.358
4,5 20,2 53,5 130,5 335,7 447,8 472,3 476,1 482,9 493,1 502,2 515,5
3,2 18,0 40,6 89,4 208,1 301,5 316,8 319,8 327,2 336,8 346,1 354,6
0,8 3,7 10,2 23,2 60,2 83,7 86,3 87,2 88,4 90,8 92,7 95,0
0,2 2,0 3,1 6,8 13,1 17,6 20,1 20,7 22,4 22,7 23,2 23,9
0,3 2,1 5,4 11,3 31,5 40,8 41,9 42,0 42,4 43,2 44,0 45,4
0,8 1,8 2,9 3,9 5,0 6,0 7,2 7,8 8,6 9,9 10,8 13,5
1 Naamloze vennootschappen en commanditaire vennootschappen op aandelen naar Belgisch recht. 2 Voor de kolommen (1) tot (6) : maand waarin het dividend werd betaald. De obligatiecoupons worden zoals de dividenden, geteld in de maand waarin zij werden betaald. De betaling van de obligatiecoupons kan op
een andere datum dan die van de dividenden geschieden. Om die reden vertegenwoordigen niet alle obligaties waarvan de coupons in kolom (7) voorkomen noodzakelijk leningen van vennootschappen waaroa de voer. afgaande kolommen betrekking hebben. Excl. de N.B.B., de N.M.K.N. en de SABENA.
--- 132 • 4. - UITGIFTEN VAN DE VENNOOTSCHAPPEN 1
Jaarcijfers ( Miljarden franken)
Bron : N.I.B. (gegevens gewijzigd door de N . B. B.
2).
(nominaal bedrag)
Niet-doorlopende ui giften nominale uitgiften
Periode
(1)
Aandelen en obligaties
Obligaties
Aandelen
nettouitgiften
(2)
brutouitgiften
aflossingen
nettouitgiften
(4)
(5) (8) - (4)
(8 )
Aandelen en
obligaties
doorlopende nettouitgiften
Totale nettouitgiften
Totale nettouitgiften
Totale nettouitgiften
(6)
(7) = (5)+ (8)
(8 ) = (2) + ( 7 )
(9)
(N.1.8.)
A. - Vennootschappen met voornaamste activiteit in België 1969
46,6
20,3
4,3
3,1
1,2
4,5
5,7
26,0
29,8
1970
44,0
18,9
5,3
3,3
2,0
5,4
7,4
28,3
42,3
1971
26,8
15,1
11,9
4,0
7,9
5,9
13,8
28,9
43,2
43,3
45,5
1972
40,8
20,8
21,6
3,7
17,9
4,6
22,5
1973
39,1
20,8
13,9
3,3
10,6
6,3
16,9
37,7
39,1
1974
49,5
23,4
13,4
4,2
9,2
9,6
18,8
42,2
43,2
1975
39,4
v 21,5
27,0
v 4,5
v22,5
v 9,0
v31,3
v 52,8
v 58,1
17,4
3,9
13,5
11,7
25,2
50,4
62,1
50,1
1976
25,2
B. - Vennootschappen met voornaamste activiteit in het buitenland 0,1
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
-0,4
-0,4
-0,4
-0,4
0,2
1,6
-1,4
-1,4
1,2
1,2
2,9
0,1
2,8
2,8
2,9
2,9
0,1
-0,1
-0,1
0,2
0,2
0,1
-0,1
-0,1
0,1
0,1
0,1
1,8
1,8
1,8
1,8
0,2
0,4
0,4
0,4
0,4
0,5
1969
0,8
1970
1,7
1971
4,4
2,6
1972
0,5
0,1
1973
9,4
0,3
1974
0,6
0,2
1975
0,2
1,9
1,2
0,6
1976
/2
C. - Totaal 1969
47,4
20,3
4,8
3,2
1,6
4,5
6,1
28,4
30,2
1970
45,7
18,9
5,3
3,7
1,6
5,4
7,0
25,9
41,9
1971
31,2
17,7
12,1
5,6
6,5
5,9
12,4
30,1
44,4
1972
41,3
20,9
24,5
3,8
20,7
4,6
25,3
48,2
48,4
1973
48,5
21,1
13,9
3,4
10,5
6,3
16,8
87,9
39,3
1974
50,1
23,6
13,4
4,3
9,1
9,6
18,7
42,3
44,9
1975
39,6
21,5
28,9
v 4,6
24,3
9,0
33,1
v 54,8
v 59,9
1976
51,3
25,2
18,0
4,1
13,9
11,7
25,6
50,8
62,3
1 Naamloze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandelen en personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid naar Belgisch recht. 2 Deze wijzigingen bestaan enerzijds uit de opneming van de bijstortingen en anderzijds uit de verwijdering van de doorlopende en niet-doorlopende uitgif ten van de overheidssector (N.M.R.N., SABENA) en van de uitgiften van obligaties en kasbons van de Belgische banken.
N. B. - Kol. (1) en (9) : bedragen overgenomen zonder wijziging van de statistieken van het N .I.S. - kol. (2) tot (8) : bedragen gewijzigd door de N.B.B. zoals hierboven in noot 2 uitgelegd. - Kol. (1) : oprichtingen van vennootschappen en kapitaalverhogingen - kol. (2) : gestorte bedragen op inschrijving op aan. delen (verminderd met de andere stortingen dan die in specien), uitgiftepremies en bijstortingen - bol. (8) : nieuwe uitgiften (gedeelte dat werkelijk uitgegeven werd tijdens het jaar), verhoogd met het saldo van voorgaande uitgiften, verminderd met conversieleningen en met de uitgiften tegen betaling in natura.
- 133 XVII • 5.
-
UITGIFTEN YAN DE VENNOOTSCHAPPEN
Maandcijfers 2 ( Miljarden franken) Bron : Definitieve cijfers : N.I.S. (gegevens gewijzigd door de N.B.B. 3 1. Voorlopige cijfers : BankcommOisie en N.B.B.
A. - Vennootschappen met voornaamste activiteit in België Aandelen Periode
Obligaties (nominaal bedrag)
Aandelen en obligaties
B. - Vennootschappen met voornaamste
activiteit in het buitenland Aandelen
Obligaties (nominaal bedrag)
Aandelen en obligaties
nominale uitgiften
nettouitgiften
nietdoorlopende brutouitgiften
Totaal
nominale uitgiften
nettouitgiften
nietdoorlopende brutouitgiften
'Totaal
(1)
(2)
(3)
(4)= (2)+ (8)
(5)
(6)
(7)
(8)=.(61+17)
0,3
...
0,2
...
0,2
...
1,9
1,9
1,2
...
0,6
0,6
1973
39,1
16,7
13,9
30,6
9,4
1974
49,5
19,3
13,4
32,7
0,6
1975
39,4
17,7
27,0
44,7
17,4
38,6
v
0,3 v
0,2
1976
v
50,1
21,2
1977
v
91,9
50,5
8,4
58,9
...
...
...
...
1978
v
64,3
37,2
6,6
43,8
0,3
0,3
...
0,3
v
66,7
30,4
33,6
64,0
...
...
...
...
1980
v
87,1
39,7
13,0
52,7
...
...
...
...
1979 le kwartaal
v
14,2
5,8
2,0
7,8
...
...
...
...
v
19,5
7,7
28,1
35,8
...
...
...
...
7,4
...
...
...
...
13,0
...
...
...
...
1979
4
2 0 kwartaal
4
3e kwartaal
v
9,0
5,8
1,6
4e kwartaal
v
24,0
11,1
1,9
1980 le kwartaal
v
16,6
6,8
1,7
8,5
...
...
...
...
7,0
19,4
...
...
...
...
2e kwartaal
v
23,3
12,4
3e kwartaal
v
18,1
7,7
0,7
8,4
...
. ..
...
...
4e kwartaal
v
29,1
12,8
3,6
16,4
...
...
...
...
1981 1 , kwartaal
v
8,5
4,9
2,0
6,9
...
...
1980 April
v
7,4
4,4
...
4,4
...
...
...
...
Mei
v
7,9
4,0
6,8
10,8
...
. ..
...
...
Juni
v
8,0
4,0
0,2
4,2
...
...
...
...
Juli
v
5,3
3,8
0,6
4,4
...
...
...
...
Augustus
v
3,0
1,7
...
1,7
...
. ..
...
...
September
v
9,8
2,2
0,1
2,3
...
...
...
...
...
...
...
...
Oktober
v
4,4
2,4
1,6
4,0
...
November
v
3,7
2,5
1,0
3,5
...
...
...
...
December
v
21,0
7,9
1,0
8,9
...
...
...
...
v
2,1
1,2
...
1,2
...
...
...
...
Februari
v
2,1
1,3
2,0
3,3
...
...
...
. ..
Maart
v
4,3
2,4
...
2,4
...
...
...
...
April
v
4,6
2,8
1,0
3,8
...
...
...
...
1981 Januari
1 Naamloze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandelen en personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid naar Belgisch recht. 2 De cijfers van deze tabellen verschillen in de volgende opzichten van die welke in tabel XVII-4 voorkomen : a) de netto-uitgiften van aandelen bevatten de bijstortingen niet; b) de obligatieuitgiften zijn bruto (afschrijvingen niet afgetrokken) en houden geen rekening met de doorlopende uitgiften.
3
4
De wijzigingen bestaan in het uitschakelen van de uitgiften van obligaties van de publieke sector (N.M.K.N., SABENA) en van de Belgische banken. Incl. de verrichtingen die voortvloeiden uit het plan tot gezondmaking van de IJzer- en Staalnijverheid.
XVII - 6. - VERPLICHTINGEN VAN DE BEDRIJVEN 1 EN PARTICULIEREN
TEGENOVER DE BELGISCHE FINANCIELE INSTELLINGEN Indeling naar de Instellingen waarbij deze verplichtingen bij hun oorsprong werden aangegaan
2
(Miljarden franken) -
Einde periode N.B.B.
1972 1973 1974
5
1975 1976 1977
5
1978 5 1979 5 1980
Overwegend geldscheppende instellingen
Overheidsinstellingen
Totaal 3
(4) e (1) tot (8)
ASLK
het beroepskrediet
het huisvestingskrediet
(5)
(6)
138,8 161,5
116,2 136,2
1,8 1,9
530,0 607,9
872,8
47,1
88,4
1.008,0
248,5 278,0 313,6
98,0 110,3 129,0
180,1 201,0 232,8
158,1 183,9 220,0
1,6 1,8 1,8
686,3 775,0 897,2
1.138,8 1.301,9 1.513,8
52,6 58,4 73,1 69,6
346,4
153,9 180,8
261,0 294,6
247,3 284,8
425,2
205,3
317,6 332,5
1,6 2,2 2,8
1.010,2 1.149,9 1.277,9
1.737,8
387,5
85,3 1.953,6 102,5 2.220,4 1C3,2
342,8
194,2
79,0
400,1
219,9
448,6 524,4 614,5
452,5 526,9 616,6 727,6 803,7
0,3
725,7
1,0
802,2 941,0
v
0,9
0,5
•••
1,0
1979 Maart 5 I) Juni 5 0 Sept. -. v Dec. .- v 1980 Maart
4
(9)
338,5 395,6
1,6
Totaal
(8)
0,4
3,5 2,1 1,7
Diversen
waarvan door de overheidebedrijven uitgegeven
(7)
3,9 4,1
0,4 0,4 0,4 0,4
Private spaarkassen
Eindtotaal
(10) ... ( 6 ) tot (0)
(8)
1,0
_v v Sept. -. v Dec. _. v 1981 Maart v
Banken
(2)
v
Juni
Openbare kredietinstellingen gespecialiseerd in
(1)
0,5 0,5
1978 Dec. 5
Overige financiële instellingen
(11) ... (4)+110)
(121
463,7
241,7
327,0 347,0
2,2
1.387,3
2.414,3 101,0
0,5
802,2
803,7
387,5
180,8
294,6
284,8
2,2
1.149,9
1.953,6 102,5
0,8 0,7 0,6 1,0
0,5 0,5 0,5 0,5
801,5 854.6 880,1 941,0
802,8 855,8 881,2 942,5
397,3 402,3 412,7 425,2
185,3 192,0 199,4 205,3
299,9 308,0 315,5 327,0
290,5 296,7 305,6 317,6
2,0 2,4 2,4 2,8
1.175,0 1.201,4 1.235,6 1.277,9
1.977,8 2.057,2 2.116,8 2.220,4
0,5 0,5 0,4 0,9
0,5 0,5 0,5 0,5
940,9 941,9 975,0 976,0 979,1 980,0 1.025,6 1.027,0
437,7 446,1 451,8 463,7
214,0 224,5 234,1 241,7
331,3 339,9 342,0 347,0
321,7 327,3 330,0 332,5
2,8 2,6 2,3 2,2
1.307,5 1.340,4 1.360,2 1.387,3
2.249,4 107,5 2.316,4 "105,5 2.340,2 103,5 2.414,3 101,0
0,5
0,5
1.027,6 1.028,6
471,2
254,0
346,7
334,3
2,2
1.408,4
2.437,0 101,4
942,5 1.025,6 1.027,0
t De bedrijven omvatten de overheidsbedrijven, maar niet de financiële instellingen. In de cij ers zijn de obligatieleningen uitgegeven door de bedrijven, incl. de door de overheidsbedrijven voor ten hoogste een jaar uitgegeven certificaten, begrepen. 2 Er ie van uitgegaan dat de door de bedrijven uitgegeven obligatie. leningen bij hun oorsprong aangegaan zijn bij de instelling die ze in baar bezit heeft.
105,3 104,5 102,5 103,2
3 Zie tabel XIII-1, kolom (10) + kolom 11). 4 Met uitzondering van de door de overheidsbedrijven voor ten hoogste een
jaar uitgegeven certificaten.
de laatste dag van de maand en die niet konden worden geinkasseerd omdat die dag een zaterdag of een feestdag was.
5 Met inbegrip van de wissels die vervielen op
XYII - 7. - HYPOTHEEKINSCHRIJVINGEN Bron : Belgisch Staatsblad.
Maandgemiddelden
Miljarden franken
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
10,1 10,4 9,7 14,7 16,2 19,9 21,5 17,3
1979 2 , kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
21,0 22,0 23,2
kwartaal kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
21,3 20,0 15,3 13,0
le kwartaal 2, kwartaal
11,8 14,8
1980
le 2e
1981
1 Bedragen berekend volgens de geinde
inschrijvingsrechten. Incl. de vernieuwingen na vijftien jaar, die ongeveer 1 th pet. van het totaal bedragen, doch excl. de wettelijke hypotheken.
Btbliograflache referentie :
Statistisch Jaarboek voor Belgii. - Statistisch Tijdschrift van het N.I.S. - Belgische Economische Statistieken 1960-1970. - Tijdschrift van de Nationale Bank van Beigii. LIe jaargang.
(1.4 T Or 1, januari 1916 en LIIIe jaargang, deel II, Br 6,
mei
1978. -
Indices et Statistiques (Beurscommissie van Brussel). - Weekberichten ran de Kredietbank. - Belgisch Staatsblad : Ministerie van Financiën : Toestand van de verrichtingen inzake belastingen. Hypotheekreehteo.
-135XVII • 8. - DISCONTO-, VOORSCHOTTEN- EN ACCEPTKREDIETEN 1 BIJ HUN OORSPRONG VERLEEND DOOR DE BANKEN, DE ALGEMENE SPAAR- EN LIJFRENTEKAS, DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ VOOR KREDIET AAN DE NIJVERHEID EN DE NATIONALE KAS VOOR BEROEPSKREDIET 2 AAN DE BEDRIJVEN EN PARTICULIEREN EN AAN HET BUITENLAND a)
Kredieten van een miljoen frank of meer waarvan de begunstigde 3 een Belgische ingezetene is Indeling volgens de economische sector waartoe de begunstigde behoort (Uitstaande bedragen aan het einde van het jaar, miljarden franken) Opgenomen bedragen
Toegekende bedragen 1977
1978
1979
1980
1977
1978
1979
1980
1
Landbouw en groothandel in landbouwprodukten
17,5
21,0
25,7
27,9
13,8
17,1
20,2
23,0
Extractieve nijverheid en groothandel in produkten van deze nijverheidstak
9,5
8,2
9,1
9,9
5,4
4,3
5,5
5,8
116,3
128,4
139,5
147,7
62,0
67,9
71,5
75,0
40,9
42,1
45,6
48,0
81,8
92,7
Verwerkende nijverheid en groothandel in produkten van deze nijverheidstak :
Levensmiddelen, drank en tabak
72,1
Textiel, kleding en leder
73,5
78,0
82,6
Scheikundige nijverheid 4
153,7
157,7
173,9
200,9
75,7
74,4
Basismetalennijverheid
149,6
163,1
176,8
203,3
101,0
118,3
128,2
140,1
Metaalverwerkende nijverheid
254,0
283,9
312,1
325,3
132,5
143,0
162,6
161,3
71,9
81,6
91,5
95,2
46,1
51,0
59,6
57,7
19,7
20,9
21,6
23,4
20,0
13,1
32,4
35,9
1,2
1,2
Niet-metaalhoudende ten en hout
minerale produk31,1
Papier, karton en drukwerk
31,9
34,4
37,0
Aardolie
62,6
57,9
58,3
60,8
29,1
23,0
Diamant en goudsmidswerk
26,0
36,2
44,9
53,7
18,1
25,8
1,5
1,8
1,7
1,8
1,1
1,2
Bouwnijverheid en vastgoedtransacties, werken van burgerlijke bouwkunde
84,9
104,4
117,6
117,6
49,1
63,8
74,9
78,0
Produktie en distributie van energie en water
31,9
48,2
47,8
85,1
21,3
27,1
30,2
40,6
Niet-gespecialiseerde groothandel
41,2
45,0
42,3
43,5
19,5
17,8
17,9
20,2
Kleinhandel
50,2
62,4
72,1
73,7
29,1
36,7
43,1
45,2
Vervoer, bewaargeving en communicatie
65,9
72,6
91,1
104,9
43,5
46,1
57,3
68,5
51,0
50,7
Overige
.
Overige diensten :
Financiële diensten 5
77,9
91,3
114,3
123,5
36,0
34,7
Overige diensten aan de bedrijven 6
29,6
31,4
40,7
50,2
18,6
19,0
26,1
32,1
Overige diensten aan de particulieren 7
69,9
99,1
129,5
140,6
50,1
74,2
105,2
118,5
1.417,3
1.599,6
1.801.2
1.985,3
812,6
908,4
1.055,9
1.131,0
Totaal
Inclusief die welke bij uitstek investeringen in vaste kapitaalgoederen financieren. 2 Exclusief de kredieten die de N.K.B.K. verleent via de door haar erkende kredietinstellingen. 3 Wordt als dusdanig beschouwd, het bedrijf of de particulier die de kredietopening verkregen heeft en derhalve het initiatief van het gebruik ervan heeft, een initiatief dat hij kan uitoefenen ofwel door zelf schulden aan te gaan tegenover de financiële instelling, ofwel door haar handelsvorderingen af te staan die hij op derden bezit; een gevolg van deze definitie is dat het bedrijf of de particulier die de begunstigde van het krediet is niet noodzakelijkerwijze de debiteur is; zo is, wanneer er een wiegel. getrokken op een cliënt. ter discontering ie overgemaakt, de debiteur steeds de betrokkene, terwijl, volgens de modaliteiten van de verrichting. de begunstigde de trekker, de betrokkene of een derde kan zijn; in tegenstelling tot deze tabel, gebruiken de overige tabellen
1
van het statistisch gedeelte van het Tijdschrift die betrekking hebben op de kredieten aan de bedrijven en particulieren en aan het buitenland (nl. de tabellen XIII-6 tot 9 en XVII-8) de debiteuren als criterium van de indeling. De begunstigde bedrijven omvatten de overheidsbedrijven, maar niet de financiële instellingen. Inclusief de plastieknijverheid, de rubbernijverheid, de cokes- en agglomeratenfabrieken. 5 O.m. kredieten aan de portefeuille- en financieringsmaatschappijen. 6 O.m. factoring-, publiciteitsondernemingen, studie- en organisatiebureaus. voor 7 O.m. leningen en kredieten aan instellingen voor gezondheidszorg, vrijetijdsbesteding, aan de leden van vrije beroepen, aan loon. en weddetrekkenden, met uitzondering evenwel van de hypothecaire leningen verleend door de ASLK aan laatstgenoemden.
- 136 XVII - 8. - DISCONTO-, VOORSCHOTTEN- EN ACCEPTKREDIETEN BIJ HUN OORSPRONG
VERLEEND DOOR DE BANKEN, DE ALGEMENE SPAAR- EN LIJFRENTEKAS, DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ VOOR KREDIET AAN DE NIJVERHEID EN DE NATIONALE KAS VOOR BEROEPSKREDIET AAN DE BEDRIJVEN EN PARTICULIEREN EN AAN HET BUITENLAND
b) Kredieten van een miljoen frank of meer waarvan de begunstigde 1 een niet-ingezetene is Indeling volgens de geografische zone waar de begunstigde gevestigd is (Uitstaande bedragen aan het einde van het jaar, miljarden franken)
Opgenomen bedragen
Toegekende bedragen
1977
1978
1970
1980
1977
1978
1979
1980
120,2
144,7
171,3
256,8
65,0
71,4
81,9
124,4
Verenigd Koninkrijk
32,4
36,3
43,4
53,1
19,7
16,8
21,7
23,6
Bondsrepubliek Duitsland
30,5
36,0
39,1
101,8
15,7
18,3
19,9
46,8
Frankrijk
21,2
31,0
31,6
40,3
7,9
12,7
12,8
20,6
Nederland
18,3
19,2
23,6
21,3
8,3
9,7
8,1
8,0
Italië
6,6
7,4
13,5
18,2
5,3
6,3
9,7
13,5
Luxemburg
5,0
7,8
8,9
8,1
2,8
3,2
4,3
3,6
11,8
3,9
4,1
5,0
6,5
0,4
1,8
Europese Economische Gemeenschap
Denemarken
4,8
6,5
8,4
Ierland
1,4
0,5
2,8
2,2
1,4
0,3
64,3
64,3
76,7
95,2
48,1
45,4
53,0
70,1
14,2
16,9
26,2
13,0
15,1
22,5
32,6
Zwitserland
13,6
15,4
17,6
21,4
5,9
6,7
8,8
10,9
Noorwegen
9,5
7,8
6,8
7,0
7,5
6,1
5,4
5,3
15,3
12,2
9,5
11,1
12,6
8,5
6,5
7,9
Verenigde Staten en Canada
22,1
30,2
39,7
60,6
6,9
10,7
13,4
21,6
Aardolie-exporterende landen
26,3
51,0
63,6
78,8
17,3
25,0
35,7
51,7
Overige landen van het westelijk halfrond
53,2
64,2
86,4
137,7
41,7
51,3
68,9
114,6
waarvan : Brazilië
26,2
33,3
37,2
41,0
22,8
28,7
34,4
38,0
Mexico
11,6
12,4
19,2
30,8
9,5
9,7
14;8
26,4
31,2
33,7
33,3
37,8
21,4
22,4
27,7
30,2
Overige Europese landen
waarvan : Spanje
Zweden
Overige Afrikaanse landen
waarvan : Zuid-Afrika
36,6
7,2
5,1
4,5
3,8
6,0
4,0
2,9
2,7
6,9
8,4
7,0
7,6
5,3
5,5
6,6
6,7
Australië en Nieuw Zeeland
7,7
7,8
8,0
15,9
3,7
2,9
3,9
5,4
Overige Aziatische landen
11,5
11,0
13,0
31,1
6,0
5,7
8,7
21,1
2,3
2,1
5,7
10,9
2,1
1,8
4,9
10,3
338,5
406,9
492,0
713,9
210,3
234,8
293,2
439,1
Republiek Zaïre -
waarvan : Japan Totaal
t Wordt als dusdanig beschouwd, degene die de kredietopening verkregen heeft en derhalve het initiatief van het gebruik ervan bezit, een initiatief dat hij kan uitoefenen door zelf schulden aan te gaan tegenover de financiële instelling of door haar handelsvorderingen af te staan die hij op derden bezit. Derhalve zijn het bedrag van de wissels getrokken
op niet-ingezetenen en ter discontering overgemaakt door een ingezetene, evenals de toegekende bedragen waarop deze overdrachten aangerekend worden, opgenomen in tabel XVII-8 a) en niet in deze tabel. Nota : De totalen stemmen niet noodzakelijk overeen met de optelling van de posten terwille van de afrondingen.
- .137 XVIII. - GELDMARKT 1. - MARKT VAN HET DAGGELD * ( Miljarden franken)
Bedragen opgenomen door
Bedragen uitgeleend door
Totaal Daggemiddelden 1
Depositobanken (1)
Rentenfonds
Overige instellingen
2
(2)
(3) .
Depositobanken
Rentenfonds
H.W.I.
Overige instellingen
2
(8) =( 1 ) + (2)+(8)
(4)
(5)
(6)
(7)
of (4) -I(5)-F (6) + ( 7 )
4,8 4,2 10,4 4,6 4,4 4,7 4,7 4,4
0,7 0,6 1,0 1,0 1,3 1,6 1,6 1,5
11,5 11,8 15,6 11,2 11,6 11,5 11,7 11,0
...
5,9 3,4 5,1
1,9 1,4 1,6
13,2 10,3 12,1
5,3 4,8 4,9 5,5
... ... ... ...
4,9 3,8 4,0 4,8
1,2 1,6 1,7 1,6
11,4 10,2 10,6 11,9
4,8 4,4
5,0 5,5
0,5 ...
4,9 4,2
1,8 1,8
15,8 11,5
3,0 3,4 4,3 4,2 3,6 3,6 5,2
4,1 4,5 5,2 5,2 4,6 5,3 6,4
... ... ... ... ... ... ...
4,1 2,2 4,4 5,5 5,4 4,0 5,0
2,4 2,2 1,3 1,4 1,5 1,4 2,0
10,6 8,9 10,9 12,1 11,5 10,7 13,4
4,4 5,6 4,5 4,3 4,3 4,6
5,5 4,2 5,1 6,2 6,0 4,2
...
3,4 6,8 4,6 0,5 3,5 8,8
1,4
10,3 13,7 12,6 9,0 10,9 14,7
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
6,4 6,2 6,5 6,8 7,0 6,9 8,2 7,0
0,9 1,4 5,7 0,8 1,0 0,8 0,1 0,1
4,2 4,2 '3,4 3,6 3,6 3,8 3,4 3,9
2,9 3,1 4,1 4,4 4,8 5,1 5,2 5,1
3,1 3,9 0,1 1,2 1,1 0,1 0,2
1979 2e kwartaal 30 kwartaal 4e kwartaal
9,4 7.2 8,2
...
3,8 3,1 3,9
5,0 5,3 5,4
0,4 0,2
kwartaal 2 0 kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
7,7 6,1 6,6 7,8
...
3,7 3,9 3,9 4,1
1981 le kwartaal 2e kwartaal
7,4 7,1
...
1 980 Juni Juli Augustus September Oktober November December
7,5 5,3 6,6 7,9 7,9 7,1 8,2
1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
5,9 8,1 8,1 4,7 6,6
1980
le
.
10,1
... ...
0,2 0,1
0,1 0,2 ... ... ... ... ...
... ... ... ...
...
• Het grootste deel van de op de daggeldmarkt verhandelde kapitalen wordt beheerd door het a Protocol tot regeling van de markt van het gewaarborgde daggeld » van kracht tussen het Rentenfonds, het H.W.I. en de financiële instellingen van de overheidssector en van de particuliere sector die direct opeisbare middelen ontvangen, inlagen op deposito- of - spaarboekjes of middelen voor termijnen die 3 maanden niet overschrijden. In de tabel zijn bovendien kapitalen opgenomen die buiten dit protocol werden verhandeld.
...
0,7 0,7 ... ... ...
2,0 2,2 2,3 1,4
1,7
1 De gemiddelden worden berekend op basis van het totaal aantal dagen van de periode; deze laatste methode stemt overeen met die welke het H.W.I. gebruikt voor de voorstelling van zijn gegevens. 2 De kolommen (3) en (7) omvatten in hoofdzaak de openbare kredietinstellingen en de private spaarkassen ; in kolom (3) worden daar diverse uitleners a buiten het protocol » aan toegevoegd.
- 138 ---
XVIII 2. - HOUDERSCHAP VAN HET DOOR DE DEPOSITOBANKEN GEDISCONTEERDE HANDELSPAPIER EN VAN DE BANKACCEPTEN 1 ( Miljarden franken)
Portefeuille van Gemiddelde bedragen aan het einde van de maand
2
de depositobanken
het 11.W.1.
3
de overige instellingen van de markt van het particulier disconto en portefeuille in het buitenland (3)
Totaal de N.B.B. (4)
4
(1)
(2)
1973
140,3
3,2
24,1
20,7
188,3
1974
158,2
4,5
27,8
27,2
217,7
1975
167,1
8,8
38,0
10,5
224,4
1976
184,9
4,3
33,8
35,8
258,8
1977
200,9
4,9
38,0
32,2
276,0
1978
208,2
6,5
41,5
45,4
301,6
1979
218,9
5,4
43,1
61,7
329,1
1980
245,2
6,1
49,2
53,9
354,4
1979 le kwartaal
213,7
3,7
39,8
58,1
315,3
2e kwartaal
214,9
6,8
44,0
58,7
324,4
3e kwartaal
222,4
3,4
44,2
62,2
332,2
4e kwartaal
224,5
7,6
44,6
67,7
344,4
1980 le kwartaal
239,9
5,6
44,0
69,9
359,4
248,2
3,8
50,1
65,1
367,2
2e kwartaal 3e kwartaal
.
(3) = (1) tot(4)
244,8
4,8
51,3
45,6
346,5
kwartaal
247,8
10,3
51,6
34,9
344,6
1981 10 kwartaal
246,8
10,0
52,8
42,5
352,1
4e
t Opgenomen bedragen van de disconto- en acceptkredieten in Belgische franken bij hun oorsprong verleend door de depositobanken aan bedrijven en particulieren (ezel. de financiële instellingen, maar incl. de parastatale bedrijven) en aan het buitenland. 2 Om die gemiddelden te berekenen heeft men eenmaal de uitstaande bedragen bij het begin en aan het einde van de periode genomen en tweemaal de uitstaande bedragen aan het einde van de tussenliggende maanden.
3 4
Bedrag van de portefeuille met uitzondering van het bij de N.B.B. geherdisconteerde gedeelte. Aangezien de tabel uitsluitend betrekking heeft op de bij hun oorsprong door de depositobanken verleende kredieten, bevatten de cijfers van desa kolom niet de directe kredieten van de N.B.B.
- 139 -
HERDISCONTOPLAFONDS EN MAANDELIJKSE QUOTA'S VAN DE VOORSCHOTTEN XVIII 3a. IN REKENING-COURANT YAN DE BANKEN BIJ DE NATIONALE BANK YAN BELGIE -
-
llerdiscontoplafonds (stelsel van kracht tot 1 november 1977)
Einde periode (plafonds) of maand (quota's)
Plafonds berekend volgens de algemene formule : toegepaste percentages op de in aanmerking genomen werkmiddelen 1 (1)
Maandelijkse quota's van de voorschotten in rekening courant aangerekend tegen de gewone rentevoet
Aangerekende bedragen 2
Gezamenlijke plafonds
(2)
GeherGeviseerd disconteerd nietpapier geviseerd papier (4)
(8)
Beschikbare marges Totaal (5) = (3)+ (4)
( 6 ) = ( 2 ) - (5)
( 7)
(miljarden franken)
1970
9,00
38,0
20,7
6,2
26,9
11,1
1971
9,00
43,9
19,0
9,4
28,4
15,5
1972
8,00
46,2
20,4
14,6
35,0
11,2
1973
5,50
37,8
14,4
18,0
32,4
5,4
1974 Juni
4,50
32,1
2,6
25,6
28,2
3,9
SubSubplafond A plafond B 3
3
(2a)
(2b)
Totaal (2)= (2a)-1-(2b
SubSubplafond A plafond B 3
3
(Sa)
(3b)
SubSubplafond A plafond B
Totaal (4)= (4b)= (4a)+(4b) (4a)= ( 3 )= (8a)+(8b) (2a) - (8a) (2b)- (3b) = (2) - (8) Totaal
3
1974
4,00
15,7
15,7
31,4
13,9
12,4
26,3
1,8
3,3
5,1
20,7
1975 Maart Juni September December
4,25 4,75 5,25 5,25
24,1
10,3
34,4 39,0 43,1 49,5
14,8
6,3
21,1 13,6 18,3 29,1
9,3
4,0
13,3 25,4 24,8 20,4
21,2 21,2 25,1 25,7
1976 Maart Juni September December
4,75 4,75 4,25 4,675
23,6
23,6
21,9
20,3
3,3
23,0
19,8
19,6
42,2 36,4 39,4 40,8
1,7
23,0
47,2 50,4 46,0 53,8
3,2
3,4
5,0 14,0 6,6 13,0
25,7 27,2 27,2 28,9
30,4 24,1 23,1 16,2
29,8 30,3 31,9 31,9
1977 Maart Juni September Oktober
2
3
•• •
5,25 5,25 5,25 5,25
59,9 59,8 59,5 59,5
De in aanmerking genomen middelen omvatten de eigen middelen, de uitgegeven obligaties en kasbons en de ontvangen deposito's in Belgische franken (direct opeisbaar, op termijn, op boekjes) met uitzondering van de crediteurenrekeningen op naam van banken. De aangerekende bedragen omvatten het herdisconteerbare papier dat in het kader van de plafonds werkelijk gemobiliseerd wordt bij de N.B.B. of door tussenkomst van het H.W.I. Zij omvatten eveneens, tot 7 juli 1974, het al dan niet geherdisconteerde geviseerde papier met een resterende looptijd van ten hoogste 2 jaar (incl. de geviseerde of gecertificeerde Creditexportwissels, waarvan de aanrekeningsvoorwaarden meermaals gewijzigd werden). a) van 8 juli 1974 tot 31 januari 1975, van 12 februari tot 16 juni en van 23 juli tot 19 december 1978, was het plafond van elke bank bruikbaar : - tot beloop van de helft voor het effectieve herdisconto - hetzij rechtstreeks bij de N.B.B. tegen haar officiële discontovoeten, hetzij bij het H.W.I. tegen de rentevoet bepaald door deze instelling - van geviseerd of gecertificeerd papier of van handelspapier in vertegenwoordiging van binnenlandse transacties dat beantwoordt aan de herdiscontovoorwaarden van de N.B.B. en voor zover de looptijd van deze verschillende soorten papier nog slechts maximum 120 dagen bedraagt (subplafond A);
29,5 35,7 36,4 43,3
- tot beloop van de helft voor het effectieve herdisconto bij het en aan de rentevoet bepaald door deze instelling, van geviseerd of gecertificeerd papier of van handelspapier in vertegenwoordiging van binnenlandse transacties dat beantwoordt aan de herdiscontovoorwaarden van de N.B.B. en voor zover de looptijd van deze verschillende soorten papier nog slechts maximum 120 dagen bedraagt, evenals van geviseerd of gecertificeerd papier • Creditexport • dat nog meer dan 120 dagen tot maximum 1 jaar te lopen heeft (subplafond B). b) van 1 februari tot 31 maart 1975 mocht het plafond van elke bank gebruikt worden ten belope van 70 pet. voor het subplafond A en 80 pct. voor liet subplafond B. c) aangezien de indeling in subplafonds A en B van 1 april 1975 tot 11 februari 1976, van 17 juni tot 22 juli 1976 en vanaf 20 december 1978 Waf; afgeschaft, beschikte elke bank over een enkel plafond dat kon worden gebuikt voor het herdisconto : - hetzij rechtstreeks bij de N.B.B., van wissels van de onder a) beschreven types en waarvan de resterende looptijd niet meer dan 120 dagen bedroeg: - hetzij bij het H.W.I. voor de wissels van dezelfde aard en voor het • Creditexport s-papier waarvan de looptijd niet meer dan een jaar bedroeg.
- 140 -
XVIII • 3b. HERDISCONTOPLAFONDS EN MAANDELIJKSE QUOTA'S YAN DE VOORSCHOTTEN IN REKENING-COURANT YAN DE BANKEN BIJ DE NATIONALE BANK YAN BELGIE -
(miljarden franken)
Herdiscontoplafonde (systeem van kracht sedert 2 november 1977 1) Gezamenlijke plafonds
Aangerekende bedragen
Beschikbare marges
Einde periode (plafonds) of maand (quota's)
1979 Maart Juni
September December
._
W80 Maart Juni . Juli Augustus September Oktober November December 1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
Subplafond A 2
Subplafond
(la)
(119)
55,7 25,5
18,5 50,9 52,1
53,5
26,1 26,7 27,6
54,8
__-----------------
--__ ---------.----_ --
--
._
Subplafond A 2
Subplafond B 2
Totaal
Subplafond
(2a)
(2b)
(2)= (2a)-F(2b)
(8a)= (lal-(2a1
(3b)= (1b)-(2b)
74,2 76,4 78,2
44,4 24,5 24,8
5.9 41,9
50,3 66,4
11,3 1,0
12,6 9,0
80,2
25,3
45,1 47,3
69,9 72,6
1,3 1,4
7,0 6,2
82,4 84,9 84,9 84,9 86,5 86,5 86,6 88,6
24,3
41,7
66,0 55,8 46,1 53,1 39,6 39,7 53,9 50,4
3,3
13,1
Totaal
B2
--
(1)= (la)+(lb)
,
88,6 88,6 90,2 90,2 90,1 91,8
----__ ----------------
--__-----------------
t De individuele plafonds worden in beginsel aangepast aan het begin van de maanden maart. juni, september en december, op basje van de gemiddelde uitstaande bedragen van iedere financiële instelling voor de periode van twaalf maanden die aan het einde van het voorafgaande
Datum van inwerkingtreding
Deposito's in Belgische franken op gewone boekjes
42,2 60,8 65,9 66,2 71,3 66,7
Andere deposito's van de cliënteel in Belgische franken voor minder dan een jaar
2
1,3
a) van 12 oktober 1978 tot 2 mei 1979, kon het plafond van elke financiële instelling worden gebruikt tot beloop van : - 75 pct. voor het herdisconto - hetzij bij de N.B.B. tegen haar officiële discontovoet, hetzij bij het H.W.I. tegen de door deze instelling vastgestelde rentevoet - van gecertificeerd papier, geviseerd papier Creditezport » of handelspapier in verblind met binnenlandse handels. transacties, dat beantwoordt aan de herdiscontovoorwaarden van de N.B.B. en vervalt binnen de 120 dagen (subplafond A): - 25 pct, voor het herdisconto bij het H.W.I. tegen de door deze instelling vastgestelde rentevoet, van papier van dezelfde categorieën, dat niet meer aanrekenbaar zou zijn op het subplafond A, evenals geviseerd of gecertificeerd papier Creditexport » dat nog meer dan 120 dagen tot ten hoogste een jaar te lopen heeft (subplafond B). b) vanaf 3 mei 1979 tot 28 juni 1979, werd de indeling in subplafonds A en 13 van de herdiscontomogelijkheden afgeschaft. c) vanaf 29 juni 1979 tot 25 juni 1980, werd het plafond van elke financiële instelling gesplitst in een subplafond A ten belope van een derde van het totale plafond en een subplafond B ten belope van het overblijvende deel. d) vanaf 2(1 juni 1980, werd de indeling in subplafonds A en B van de herdiscontomogelijkheden afgeschaft.
---__ ----------------
Subplafond
Totaal
B2
(8) = (3a) -1- (13b) of (1)- (2)
---__ ----------------
(4)
23.9
34,9
10,0 8,3 7,6
34,9 34,8 34,8
16,6 29,1 38,8 31,8 46,9 46,8 32,7 38,2
130,0 3 132,8 132,8 132,8 135,7 135,7 135,7 138,8
46,4 27,8 24,3 24,0 18,8 25,1
138,7 138,7 142,1 142,1 142,1 144,7
burgerlijke kwartaal verstrijkt. Volgende percentages worden toegepast op de elementen die in aanmerking genomen worden voor de bepaling van de plafonds : Uitstaande bedragen van de Niet-opgenomen bedragen van de opgenomen kredieten die bij de oorsprong aan de bedrijven kortlopende kredieten toege- en particulieren werden verleend staan aan de bedrijven en particulieren op korte termijnlop lange termijn
maandelijkse gegevens
2 november 1977 ...
2
Maandelijkse quota's van de voorschotten in rekeningcourant tegen de gewone rentevoet
kwartaalgegevens
2,5
3,3
3
5,3
0,6
Tot eind februari 1980 werden de voorschottenquota vastgesteld op basis van de actiemiddelen die in aanmerking werden genomen voor de vastlegging von de herdiscontoplafonds op de wijze waarop ze berekend werden vooraleer het stelsel van de herdiscontoplafonds in november 1977 hervormd werd. Vanaf 1 maart 1980 is het voorschottenquotum van iedere financiële instelling gelijk aan het drievoud van dat deel van haar herdiscontoplafond dat gekoppeld is aan de kasbehoeften (zie voor de bepaling van dat deel van het plafond het Tijdschrift van de Nationale Bank van België, LIIe jaargang, deel II, nr 3, september 1977: ■ Hervorming van het stelsel van de herdiscontoplafonds Bovendien beschikt, iedere instelling over de mogelijkheid een bijkomend quotum te scheppen door haar herdiscontoplafond om te zetten; dit kan echter slechts voor zover zij niet beschikt over een voldoende porta. feuille herdisconteerbaar papier om het genoemde herdiscontoplafond op te gebruiken. Het bijkomende quotum is gelijk aan het drievoud van het bedrag van het herdiscontoplafond dat wordt afgestaan.
- 141 XYIII - 3c - HERDISCONTOPLAFONDS EN MAANDELIJKSE QUOTA'S VAN DE VOORSCHOTTEN IN REKENING-COURANT VAN DE OPENBARE KREDIETINSTELLINGEN EN PRIVATE SPAARKASSEN BIJ DE NATIONALE BANK YAN BELGIE (miljarden franken)
Herdiscontoplafonds (systeem van kracht sedert 2 november 1977 1) Aangerekende bedragen
Gezamenlijke plafonds
Beschikbare marges
Einde periode (plafonds) of maand (quota's) Subplafond A 2
Subplafond B 2
Totaal
(la)
(1b)
(1a)+(lb)
A2
Subplafond B 2
(2a)
(2b)
Subplafond
Maandelijkse quota's van de voorschotten in rekening. courant ertegen de gewone rentevoet
Totaal
Subplafond A 2
Subplafond B 2
Totaal
(2)=(2a)±(2b)
(3a)= (Ia)- (2a)
(3b)= (Ib) - (2b)
(3)= (3a)-1- (3b) of (1)- (2.
(4)
I. OPENBARE KREDIETINSTELLINGEN
I
1979 Maart Juni September December
8,4 3,8 3,9 4,1
2,8 7,7 7,9 8,1
11,2 11,5 11,8 12,2
3,8 1,8 1,0 2,5
0,4 1,8 0,9 2,5
4,2 3,6 1,9 5,0
4,6 2,0 2,9 1,6
2,4 5,9 7,0 5,6
7,0 7,9 9,9 7,2
1980 Maart Juni Juli Augustus September Oktober November December
4,1
8,3
12,4 12,7 12,7 12,7 13,2 13,2 13,2 13,5
2,1
2,5
4,6 4,8 4,1 3,3 2.9 2,4 1,9 2,7
2,0
5,8
7,8 7,9 8,6 9,4 10,3 10,8 11,3 10,8
32,3e 42,1 42,1 42,1 43,3 43,3 43,3 44,2
11,2 10,6 11,0 9,5 9,5 9,3
44,2 44,2 44,8 44,8 44,8 45,4
3,7 4,3 3,7
2,8
14,6 14,6 14,6 14,6
3,1 4,0 4,9 5,1 4,9 4,6 3,4 3,9
13,2e 13,6 13,6 13,6 13,9 13,9 13,9 14,1
4,4 3,9 3,1 2,6 3,0 2,8
14,1 14,1 14,2 14,2 14,2 14,6
2,3 2,9 2,6 4,1 4,1 4,4
13,5 13,5 13,6 13,6 13,6 13,7
1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
33,2 33,2 33,2 33,2
II. PRIVATE SPAARKASSEN 1979 Maart Juni September December
3,4 1,6 1,6 1,8
1,2 3,2 3,3 3,7
4,6 4,8 4,9 5,5
0,9 0,5 1,0 1,4
0,2 1,3
1980 Maart Juni Juli Augustus September Oktober November Décember
1,9
3,7
5,6 5,8 5,8 5,8 6,0 6,0 6,0 6,2
1,6
0,9
1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
6,2 6,2 6,2 6,2 6,2 6,4
0,9 0,5 1,2 2,7
2,5 1,1 0,6 0,4
1,2 3,2 3,1 2,4
2,5 1,8 0,9 0,7 1,1 1,4 2,6 2,3
0,3
2,8
1,8 2,3 3,1 3,6 3,2 3,6
1 Zie ncot 1 van tabel XVII1-3b. 2 Zie nog 2 van tabel XVIII-3b. 3 Zie noot 3 van tabel XVIII-3b. Bibliogralsehe referenties :
Belgische Economische Statistieken 1960-1970. - Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting : XXVIIIe jaargang,
deel I, nr 5, mei 1953 : • Een nieuwe statistiek : de daggeldmarkt (call mniey) • - XXXVe jaargang, deel I, nr 4, april 1960 : e De Belgische geldmarkt • - XXXVIIe jaargang, deel I, nrs 3 en 4, maart en april 1962 : « De hervorming van 1 januari 1962 en de Belgische geldmarkt • - XLIXe jaargang, deel II, nr 3. september 1967 : • Nieuwe tabellen aangaande de discontokredieten, voorschotten en acceptkredieten aan de badrijven en particulieren en aan het buitenland ■ . - Tijdschrift van de Vationale Bank van Belgii, XLVIe jaargang, deel I, nr 1, januari 1171 c Een nieuwe statistiek : herdisconto- en visumplafonds van
de banken bij de Nationale Bank van België •. - XLIXe jaargang, deel I, nr 6, juni 1974 • Mededeling van 28 juni 1974 van de Nationale Bank aan België betreffende de herdiscontoplafonds en de voorschotten in rekening-courant •. - Le jaargang, deel I, nr 3, maart 1975 • Aanpassing van de herdisconto- en visumplafonds van de Nationale Bank van België • en deel II, nr 3, september 1975 : a Verhoging van de herdiscontoplafonds en van de voorschottenquota'e van de Nationale Bank •. - Lie jaargang, deel I, nr 2, februari 1976 : e Maatregel van monetair beleid •. - Lle jaargang, deel II, nrs 1-2 juli-augustus 1976 • • Maatregelen van monetair beleid •. - LIle jaargang, deel II, nr 8, september 1977 : Hervorming van het systeem van de herdiscontoplafonds •.
- 142 -
XIX. - DISCONTO-, RENTE- EN RENDEMENTSTARIEVEN ( In vrocenten per jaar)
la. - OFFICIEEL DISCONTO- EN YOORSCHOTTENTARIEF VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE D isconto
Datum van de wijziging
Geaccepteerd. in een bank gedomicilieerd papier, warrants en gecertificeerde accepten met betrekking tot verrichtingen van buitenlandse handel
Andere wissels en promessen
Voorschotten in rekening-courant en beloningen
8,75
9,50
9,50
8,25 7,50 7,00
9,00 8,00 7,50 6,50 6,00
9,00 8,00 7,50 6,50 6,00
1976 18 maart 23 juli 13 augustus 1 oktober 20 oktober 18 november 9 december
7,00 8,00 9,00 9,00 9,00 9,00 9,00
7,00 8,00 9,00 12,50 12,00 11,00 10,00
1977
6 januari 17 februari 5 mei 23 juni 2 december 14 december
8,00 7,00 6,50 6,00 7,00 9,00
8,00 7,00 6,50 6,00 7,00 9,00
1.978
5 januari 19 januari 2 februari 16 maart 30 maart 27 juli 12 oktober
8,50 7,50 6,50 6,00 5,50 6,00 6,00
8,50 7,50 6,50 6,00 5,50 6,00 8,50
1979 18 januari 1 februari 8 maart 3 mei 31 mei 14 juni 29 juni 4 oktober 13 december
6,00 6,00 6,00 7,00 8,00 9,00 9,00 10,00 10,50
8,00 7,50 7,00 7,00 8,00 9,00 11,00 12,00 12,50
1980 28 februari 20 maart 5 juni 26 juni 31 juli
12,00 14,00
13,50 15,00
14.00 13,00 12,00
14,50 13,00 12,00
1981
12,00 13,00 16,00 15,00 14,00 13,00
13,00 15,00 18,00 17,00 16,00 15,00
1974
8 juli
1975 30 januari 13 maart 24 april 29 mei 21 augustus
5 maart 26 maart 31 maart 16 april 30 april 28 mei
t Van 8 juli 1974 tot 81 maart 1975. van 12 februari tot 16 juni 1976, van 23 juli tot 19 december 1976, vanaf 12 oktober 1978 tot 2 mei 1979 en vanaf 29 juni 1979 tot 25 juni 1980 voor de banken, de private spaar. Irissen en de kredietinsteiiingcn van de overheidssector : rentepercen. leges van het op het herdiscontosubplafond A aangerekend papier (zie tabel XVI1I-31.
2
2
Voor de banken, de private spaarkassen en de kredietinstellingen van de overheidssector : rentepercentage voor de voorschotten binnen het door de N.B.B. toegewezen maandelijks quotum. Maximaal beleningspercen• tags : schatkistcertificaten en certificaten van het Rentenfonds : 95 pct.; andere overheidsfondsen : 80 pct. Alleen de effecten en over. heidefondsen « aan toonder in Belgische franken, worden in onderpand aanvaard.
- 143 -
GEWOGEN GEMIDDELDE XIX - le. RENTEVOET VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE
SPECIALE RENTEPERCENTAGES VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE
XIX
-
lb.
-
-
Datum van de wijziging
Disconto voor op het subplafond B aangerekend papier
Voorschotten hoven het maandelijkse quotum toegewezen aan de banken, de prievnatedespkaraerdkiearen
Einde periode
Tarieven •
instellingen van de overheidssector
Tarief van kracht op 31-12-1978 ... 1979 18 januari 1 februari 8 maart 3 mei 31 mei 14 juni 29 juni 28 september 4 oktober 13 december 1980 28 februari 14 maart 20 maart 29 april 21 mei 30 mei 5 juni 26 juni 31 juli 1981
5 maart 25 maart 31 maart 16 april 30 april 28 mei 12 juni
8,50 8,00 7,50 7,00 11,00 11,00 12,00 12,50
9,50 8,50 8,00 7,00 7,00 8,00 9,00 12,00 13,00 13,00 13,50
1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
9,18 5,73 9,06 7,73 6,89 11,53 12,00
1979 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
6,15 7,31 10,46 11,53
13,50 13,50 15,00 15,00 15,00 15,00 14,50 -
14,50 18,00 18,00 17,00 16,50 16,00 15,50 14,00 13,00
1980 le kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
12,67 13,01 12,00 12,00
1981 le kwartaal 2e kwartaal
12,15 12,95
1980 Juni Juli Augustus September Oktober November December
13,01 12,04 12,00 12,00 12,00 12,00 12,00
1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
12,00 12,00 12,15 13,25 13,01 12,95
---; -
1 Gemiddelde koeten van het beroep op de N.B.B. voor de rnanciêle instellingen die op directe of indirecte wijze kredieten aan de bedrijven en particulieren financieren. Voor de berekening ervan ie het gemiddelde
14,00 16,00 20,00 19,00 18,00 17,00 16,00
gemaakt van de verschillende rentepercentages, gewogen met het bedrag van de financieringen verkregen door deze instellingen tegen die rent.. voet.
-- 144 --XIX • 2. - RENTEVOETEN VAN HET HERDISCONTERING- EN WAARBORGINSTITUUT Bron : H.W.I.
Tarieven toegepast voor de aankoop van bankabel papier 2
Periode t
Papier waarvan de resterende looptijd niet meer dan 120 dagen bedraagt. aangerekend op het sub-
plafond A
het subplafond B
Negotiéringspercentagee voor niet-bankabel papier 3 voor circa
• Credit. export .papier waarvan de looptijd niet meer dan een jaar bedraagt
Periode t 80 dagen
00 dagen
90 dagen
1972 Maart 14
3,20 4
1972 Maart 27
2,95
3,20
3,40
1972
4,90 4
1972
5,10
5,40
5,40
1973 Maart 6
4,70 4
1973 Januari 15 April 9
5,90 4,90
5,90 5,20
5,90 6,40
1973
7,65 1973
9,50
9,50
9,50
1974
8,65
1974 Juli 8
13,75
13,75
13,75
1975
5,25
1974
10,00
10,50
10,90
5,70
5,80
8,10 7,00
*
8,10 7,00 15,00
6,50 5,40
6,75 5,70
6,75 5,90
1979 Juni September December
9,00 12,30 13,20
9,40 11,80 13,75
9,40 11,80 13,75
1980 Maart Juni Juli Augustus September Oktober November December
16,35 13,35 11,95 11,60 11,35 11,20 11,35 11,55
16,60 13,25
16,50 13,90
11,70 11,65 11,40 12,00 12,00
11,85 11,85 11,60 12,00 12,20
1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
11,25 11,95 13,95 16,50 15,70 ]3,85
11,40
11,60 12,75
1976 Februari 13 Maart 5 Oktober 4 1977 Oktober 12
5,90 8,90
10 00 ,
5,75
8,10 6,75 13,50
1975 8,75
5,55
5,55
1979 Juni September December
8,90 8,90 10,40
11,00 11,00 12, 50
8,75 8,75 10,25
1980 Maart Juni
13,90 12,90 12,50 4 11,60 11,60 11,60 11,60 11,80
15,25
13,90 12,90 12,50 11,40 11,40 11,40 11,40 11,40
Juli Augustus September Oktober November December
1981 Januari Februari Maart April 1 April Mei Juni
11,80 4 11,80 5 12,90 15,90 14,90 13,90 12,90
11,40 11,40 12,25
12,25
t Indien geen bepaalde datum vermeld wordt na de periode dan gaat het om het laatste percentage van de periode; indien wel een bepaalde datum vermeld wordt dan gaat het om de datum waarop het percentage een maximum of een minimum bereikt tijdens de periode. 2 Dit papier beantwoordt aan de discontocriteria van de N.B.B.; het wordt aangerekend op de herdiscontoplafonde die de N.B.B. aan de financiéle instellingen toekent (cfr. tabel XVIII.8).
1976 Februari 12 Maart 4 Oktober 15 1977 November 15 November 30
* 7,00 15,55
16,30 14,15
14,30
Het H.W.I. verhandelt zowel papier dat virtueel bankabel is maar niet aangerekend wordt op de herdiacontoplafonda, als ander handelspapier. Rentepercentage voor verrichtingen met een looptijd van 01 tot 120 dagen. 5 Rentepercentage voor verrichtingen met een looptijd van 81 tot 121, dagen. • Geen verrichtingen. 3
4
- 145 XIX • 4. - RENTEVOET YAN DE SCHATKISTCERTIFICATEN XIX - 3. - DAGGELDRENTE
Periode
EN VAN DE CERTIFICATEN VAN HET RENTENFONDS Schatkistcertificaten op zeer korte termijn 2
Gemiddelden 1
3 1 2 1 1 maand maanden maanden
4,81 9,25 4,63 8,38 5,58 5,17 7,96 11,11
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1979
kwartaal kwartaal kwartaal
5,89 9,28 10,62
kwartaal kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
11,31 13,37 10,34 9,73
kwartaal kwartaal
9,82 12,62
2'
3e 4e
1980
le
20
1981
le 2
1980
Juni Juli Augustus September Oktober November December
1981 Januari Februari Maart April Mei Juni
11,96 11,84 9,80 9,51 9,50 10,04 9,73 10,20 8,98 10,25 16,44 12,51 9,40
(einde periode)
percentages.
6
1
5
4,20 7,35 10,25 5,80 10,00 9,00 9,50 14,30 12,50
1979 P kw. . 20 kw. . 36 kw. . 4e kw. . 1980 le kw. . 20 kw. . 3e kw. . 4e kw. .
7,50 10,75 13,00 14,20 17,25 14,25 11,85 12,25
7,75 7,90 8,05 8,48 11,00 11,25 9,75 8,72 13,00 13,00 12,50 11,89 14,30 14,40 14,45 14,09
1981
17,50 13,75 12,35 12,75
4,85 4,12 7,95 6,36 11,00 10,85 6,20 7,14 10,50 9,96 9,50 7,55 9,25 7,32 14,45 10,07 13,10 14,18
17,50 14,00 12,60 13,10
14,69 16,37 12,91 12,82
le kw. . 16,00 16,50 17,00 17,00 13,30 2.kwart. 14,50 14,75 15,00 15,25 16,76
14,00 13,00 12,60 12,60 12,45 13,00 13,10
14,79 13,39 12,67 12,60 12,48 12,72 13,10
11,60 11,85 12,10 12,35 1981 Jan. Febr. . 12,50 13,00 13,25 13,00 Maart . 16,00 16,50 17.00 17,00 April . 17,00 17,00 17,00 17,00 16,75 16,75 16,75 16,85 Mei Juni 14,50 14,75 15,00 15,25
12,87 12,69 14,23 17,22 16,98 15,78
1980Juni Juli Aug. Sept. Okt. NOV.
Dec.
14,25 12,50 12,10 11,85 11,60 12,25 12,25
14,00 12,50 12,10 12,10 11,85 12,50 12,50
13,75 12,75 12,35 12,35 12,10 12,75 12,75
Schatkistcertificaten uitgegeven bij toewijzing 6
Datum 9 12 6 maanden maanden maanden
6
3,90 7,05 10,00 5,55 10,00 8,75 9,50 14,20 12,25
Het gaat om gewogen gemiddelden van de gemiddelde dagelijkse renteBij deze berekening is niet alleen rekening gehouden met de kapitalen die elke dag opgenomen worden in het kader van het protocol opgemaakt met het oog op de deelneming aan de markt van het gewaarborgde daggeld, maar ook met kapitalen die buiten protocol worden opgenomen. 2 Cf. Ministerieel besluit van 9 november 1957 (Belgisch Staatsblad van 10 november 1957, blz. 8028), gewijzigd bij ministerieel besluit van 25 maart 1964 (Belgisch Staatsblad van 28 maart 1964, blz. 8233). 3 De certificaten van het Rentenfonds vloeien voort uit de hervorming van de geldmarkt in november 1957 en mogen aangehouden worden door de Belgische en' Luxemburgse banken, de private spaarkaesen, de financiële 1
4
1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
17,50 14,00 12,10 12,50
4,50 7,65 10,50 6,05 10,00 9,25 9,25 14,40 12,75
Certificaten van het Rentenfonds 3 (4 maanden)
1972 12 dec.
4,85
5,25
5,85
1973 11 dec.
*
*
8,10
1974 10 dec.
*
*
*
1975 9 dec.
6,75
*
*
1.97614 dec.
10,75
*
10,50
1977 13 dec.
7,75
*
*
1978 12 dec.
*
*
*
1979 13 maart 8,00 12 juni 9,40 * 11 sept. 11,50 11,00 14,10 13,75 11 dec. 1980 11 maart 10 juni 8 juli 12 aug. 9 sept. 14 okt. 13 nov. 0 dec. . 1981 13 jan. 10 febr. 10 maart 14 april 12 mei 9 juni 14 juli
15,25 14,25 13,25 12,75 12,75 12,90 13,00 *
9,45 * *
* * 13,10 12,75 * 12,90 12,85 *
* * * * * * * *
12,80 * 12,75 * 13,85 * 16,50 * 16,50 * 16,25 * 16,35 16,25
* * * * * * *
instellingen van de overheidssector en sommige overheidsbedrijven. De aan. geduide rentevoeten golden eveneens voor de schatkistcertificaten B, die voortvloeiden uit dezelfde hervorming en op 18 juli 1977 definitief terugbetaald werden. 4 Percentage van de laatste wekelijkse toewijzing van het jaar, het kwartaal of de maand. 5 Gewogen gemiddelde van de percentages van de wekelijkse toewijzingen van het jaar, het kwartaal of de maand. 5 Enige rentepercentages. geldig voor al de toegewezen certificaten (hoogste ie aanmerking genomen rentepercentagee). • Geen toewijzing.
- 146 XIX - 5. - RENTETARIEF VOOR DEPOSITO'S IN BELGISCHE FRANKEN BIJ DE BANKEN 1 Depositorekeningen Datum van de wijziging
op termijn
2
dadelijk opvrae,gbaar
15 dagen
1 maand
8 maanden
8 maanden
12 maanden
Tarief van kracht op 31-12-1974
0,50
4,75
5,75
7,00
7,50
8,25
1975 10 februari 16 februari 10 maart 1 april 20 mei 9 juni 10 oktober
0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50
4,25 4,25 3,50 3,50 3,50 3,00 2,50
5,25 5,25 4,75 4,75 4,50 4,00 3,50
6,50 6,50 6,00 6,00 5,50 5,00 4,65
7,00 7,00 6,50 6,50 6,00 5,50 5,25
8,25 8,00 7,75 7,25 7,25 6,75 6,75
1976 12 januari 15 april 23 augustus 20 september
0,50 0,50 0,50 0,50
2,50 3,00 3,75 4,75
3,50 4,00 4,75 5,75
4,65 5,15 5,90 6,75
5,25 5,75 6,25 7,00
7,00 7,25 7,25 7,25
1977 17 januari 1 maart 22 juni 5 juli 19 september
0,50 . 0,50 0,50 0,50 0,50
4,25 3,25 3,25 3,00 2,75
5,25 4,25 4,25 4,00 3,75
6,50 5,50 5,50 5,25 5,00
6,75 6,25 6,25 6,00 5,75
7,25 7,25 7,00 7,00 6,75
1978 13 april
0,50
2,50
3,25
4,50
5,25
6,25
1979 16 januari 22 januari 19 maart . 16 juni 16 juli 10 september 29 november
0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50
3,00 3,00 2,75 3,25 4,25 4,50 5,50
3,75 3,75 3,50 4,00 4,75 5,00 6,00
5,00 5,00 4,75 5,25 5,75 6,00 6,50
5,75 5,75 5,75 6,25 6,50 6,75 7,00
6,25 6,75 6,75 7,25 7,25 7,75 8,00
0,50
7,00
8,00
8,50
8,50
9,00
0,50 0,50 0,50
6,75 6,25 5,75
7,75 7,25 6,75
8,25 8,00 7,50
8,50 8,25 8,00
9,00 9,00 9,00
1980 17 maart 9 juni
•
2 juli 5 augustus
I 'Tarief toegepast loer en. 25 banken, waaronder de voornaamste. voor de gewone deposito's. Andere banken, vooral regionale, passen over het algemeen een hoger tarief toe. 2 De veranderingen die de rente van de gewone deposito's op termijn
ondergaat, naargelang de marktvoorwaarden, de toestand van de betalingsbalans en het conjunetuurverloop, zijn het voorwerp v in een akkoord, na besprekingen, tossen de 1.13.0. en de Belgische Vereniging der Banken.
XIX - 6. - RENTETARIEVEN DOOR DE ALGEMENE SPAAR- EN LIJFRENTEKAS
TOEGEPAST OP GEWONE SPAARBOEKJES le tranche 1
2e tranche
2
Data van de veranderingen Rentetarief
Tarief van kracht op 31-12-1974 1975 1 januari 16 maart 1 mei 16 juni 1977 16 september 1978 1 januari 16 april 1979 16 januari 16 juni
4,75 5,00 4,75 4,50 4,25 4,00 4,00 3,75 4,25 4,75
16 september 1980 1 januari
5,00
Getrouwheidspremie
1,50 1,25 1,25 1,25 1,25 1,50 1,25 1,25 1,00 1,00 1,00 1,00
5,25 Rentetarief
1 april 4
t Inlagen tot fr. 500.000 Deel van de inlagen dat fr. 500.000 overtreft. De getrouwheidspremje wordt toegekend aan iedere inlage of deel van inlage die tussen de 16e januari en de 31e december van eenzelfde jaar in liet spaarboekje ingeschreven bleef. 4 Met ingang van 1 april 1980 werd een premie van 1,50 pct. 's jaars toegekend over de bedragen die tussen 1 januari en 15 juli 1980 ingelegd
2 3
5,25
3
Rentetarief
Getrouwheidepremie
3,75 4,00 3,75 3,50 3,25 3,00 3,00 2,75 3,25 3,75 4,00
1,50 1,25 1,25 1,25 1,25 1,50 1,25 1,25
4,25
1,00
1,00
1,00 1,00
Getrouwheidspremie
1,00
worden en tot 31 december 1980 in rekening bleven. De premie bedroeg 1 pet. 's jaars voor de aangroei van deposito's van 16 juli tot 31 december 1980. Waren de tegoeden gelijk aan of kleiner dan die op 31 decem• ber 1979, dan werd geen enkele premie toegekend. In 1981 wordt een aangroeipremie van 0,50 pet. toegekend vanaf 1 juli voor de bedragen die tussen 16 januari en 15 juli worden gestort en ingelegd blijven tot en met 81 december.
-- 147 XIX - 7. - RENDEMENT YAN EFFECTEN MET PAST RENDEMENT
OP DE BEURS TE BRUSSEL 1 Leningen uitgegeven na 1 december 1962
Vervaldag binnen 2 tot 5 jaar Begin der periode
Vervaldag over meer dan 5 jaar
Staat
Parastatale instellingen en steden
6,76
6,81
7,21
1974
7,72
7,61
7,92
1975
8,76
9,18
9,03
1976
8,33
8,41
8,72
1977
9,32
9,30
1978
9,01
1979
8,60
1980 1981
Staat
Parastatale instellingen en steden
Gewogen gemiddelden
7,74
7,14
7,95
8,56
7,90
9,41
10,90
9,13
8,90
10,29
8,69
9,22
9,62
11,70
9,35
8,73
8,76
9,04
9,85
8,86
8,60
8,80
8,96
9,58
8,72
10,61
10,83
11,13
11,07
11,93
10,86
12,14,
12,43
13,04
12,36
--
12,45
8,54
8,48
8,90
88,91
9,38
8,67
9,23
9,15
9,42
9,45
10,13
9,30
9,67
9,90
9,95
10,92
9,75
10,61
10,83
11,13
111,07
11,93
10,86
April
11,98
12,17
12,45
12,36
--
12,17
Juli
11,45
11,77
11,84
11,94
--
11,67
11,47
11,77
11,60
2
11,46
12,08
11,81
z
11,79
1973
1979 April Juli Oktober 1980 Januari
Augustus
7,11
Particuliere vennootschappen
September
11,54
11,85
Oktober
11,86
12,20
12,43
12,22
2
12,14
November
11,95
12,32
12,56
12,26
2
12,24
December
11,78
12,26
12,61
12,21
--
12,17
12,14
12,43
13,04
12,36
--
12,45
Februari
12,30
12,57
13,19
12,49
--
12,57
Maart
12,64
12,78
13,44
12,78
--
12,85
--
13,16
1981 Januari
April
13,05
13,00
13,57
12,94
Mei
13,07
12,94
13,52
13,06
--
13,15
Juni
13,26
13,11
13,85
13,26
--
13,38
;Juli
13,89
13,59
14,18
13,52
--
13,84
t Gemiddeld rendement berekend op basis van de rente vóór fiscale afhoudingen aan de bron. Het gemiddelde rendement is het percentage dat. toegepast bij "de berekening van de actuele waarde van de gezamenlijke nog te ontvangen termijnen (aflossing, rente, gebeurlijke loten en premies) van de annuïteit, een actuele waarde geeft die gelijk is aan de koopprijs van het uitstaande kapitaal, berekend volgens de dagnoteringen, verhoogd met de courtage en eventueel met de opgelopen rente.
2
Gezien het beperkte aantal leningen van particuliere vennootschappen die genoteerd worden op de beurs, wordt de gemiddelde rentevoet van de reeks niet gepubliceerd, alhoewel de rentevoeten van de individuele leningen weerhouden worden voor de berekening van de Gewogen gemiddelden ».
- 148 XIX - 8. - RENTEVOET YAN DE KASBONS EN OBLIGATIES UITGEGEVEN DOOR DE OPENBARE KREDIETINSTELLINGEN 1 jaar Datum van de wijziging
Nominale rentevoet
Uitgifteprijs
5 jaar Werkelijk Nominale rendement rentevoet 1
Rentevoet van kracht op 31-12-1972
5,25
100,00
5,25
6,25
1973 15 januari
5,50
100,00
5,50
4 juni
5,75
100,00
1 september
6,50
15 december 1974
.
6 februari 20 roei 9 september
L975 16 februari
_
Uitgifteprijs
10 jaar Werkelijk Nominale rendement rentevoet 1
100,00
6,25
6,75
6,75
100,00
6,75
7,00
5,75
7,00
100,00
7,00
7,25
100,00
6,50
7,50
100,00
7,50
7,75
6,75
100,00
6,75
7,50
100,00
7,50
7,75
Uitgifteprijs
100,00
20 jaar Werkelijk Nominale rendement rentevoet 1
Uitgifteprijs
Werkelijk rendement 1
6,75
7,00
100,00
7,00
100,00
7,00
7,25
100,00
7,25
100,00
7,25
7,25
98,50
7,40
100,00
7,75
7,75
98,00
7,95
100,00
7,75
7,75
98,00
7,95
8,25
98,75
8,38
98,75
9,14
7,25
100,00
7,25
8,00
100,00
8,00
8,00
98,75
8,18
8,00
100,00
8,00
8,75
100,00
8,75
9,00
100,00
9,00
9,00
8,25
100,00
8,25
9,75
100,00
9,75
10,00
100,00
10,00
10,00
100,00 10,00
8,00
100,00
8,00
9,75
100,00
9,75
10,00
100,00
10,00
10,00
100,00 10,00
9,00
100,00
9,00
9,25
100,00
9,25
9,25
100,00
9,25
10 maart
7,75
100,00
7,75
24 april
7,25
100,00
7,25
8,50
100,00
8,50
8,75
100,00
8,75
8,75
100,00
8,75
9 juni
6,75
100,00
6,75
8,00
100,00
8,00
8,25
100,00
8,25
8,25
100,00
8,25
7,00
100,00
7,00
8,75
100,00
8,75
9,00
100,00
9,00
9,00
99,00
9,11
20 april
7,25
100,00
7,25
9,50
100,00
9,50
10,00
100,00
10,00
10,00
1977 22 juni
1976 12 januari
7,00
100,00
7,00
9,25
100,00
9,25
9,75
100,00
9,75
9,75
12 augustus
7,00
100,00
7,00
9,00
100,00
9,00
9,50
100,00
9,50
19 september
6,75
100,00
6,75
8,50
100,00
8,50
9,00
100,00
9,00
L978 13 april
6,25
100,00
6,25
8,00
100,00
8,00
8,50
100,00
L979 22 januari 16 juni 10 september . 29 november .
6,75 7,25 7,75 8,00
100,00 100,00 100,00 100,00
6,75 7,25 7,75 8,00
8,50 9,00 9,50 10,00
100,00 100,00 100,00 100,00
8,50 9,00 9,50 10,00
9,00 9,25 10,00 10,50
L980 28 januari
8,00
100,00
8,00
10,25
100,00
10,25
14 maart
9,00
100,00
9,00
11,75
100,00
28 april
9,00
100,00
9,00
12,50
9,00
100,00
9,00
13,00
.981 26 januari
100,00 10,00 100,00
9,75
9,50
100,00
9,50
9,00
100,00
9,00
8,50
8,50
100,00
8,50
100,00 99,00 100,00 97,75
9,00 9,41 10,00 10,88
9,00 9,25 10,00 10,50
100,00 9,00 99,00 9,36 100,00 10,00 97,75 10,78
11,00
100,00
11,00
11,00
100,00 11,00
11,75
11,75
100,00
11,75
11,75
100,00 11,75
100,00
12,50
12,50
100,00
12,50
12,50
100,00 12,50
100,00
13,00
13,00
100,00
13,00
13,00
100,00 13,00
•
1 Reëel bruto-rendement bij de uitgifte voor inschrijvers die geen insetutionele beleggers zijn. Alle kasbons en obligaties worden 1 pari terugbetaald.
Bibliografische referenties :
Belgisch Staatsblad : weekstaten van- de N.B.B. - Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting (N.B.B.) : XXXIe jaargang, deel I, nr 2, februari 1956: Statistiek van de rendementen der voornaamste typen van obligaties a; XXXIIe jaargang,
deel II, nr 5, november 1957 : De hervorming van de geldmarkt .; XXXVe jaargang. deel I, nr 4, april 1960 : ■ De Belgische geldmarkt • XXXVIIe jaargang, deel I, ars 3 en 4, maart en april 1962: De hervorming van 1 januari 1962 en de Belgische geldmarkt
- 150 -
XX. - BUITENLANDSE CIRCULATIEBANKEN 1. DISCONTOPOET * (In procenten per jaar) Ronderepubliek Duitsland 1
Maand van de wijziging
Datum
Tarief van kracht op 31-12-1980 1981 Januari
Januari Januari Januari Februari Februari Februari Maart Maart Maart Maart April April April April April Mei Mei Mei Mei Juni Juni juni Juli Juli Juli Juli Juli
Discontovoet
Verenigde Staten 2 Datum
7,50
Discon -
tovoet
13,00
Frankrijk Datum
Discon. tovoet
Verenigd krijt:
E011i1
Datum
Discontovoet
Italië Datum
14,00
9,50
3
Discontovoet
Nederland , -""" a ," um
4
Discontovoet
Canada
Datum
8 15 22 29 12 19 26
.
10
12,00
3
23
5
14,00
22,00
9,00 5
Datum
17,26
8,00
19,50
Discon• tovoet
Zwitserland
17,00 16,97 17,00 17,11 17,15 17,14 17,08 17,16 17,11 16,59 16,69 16,74
5
12 :1.9 26 2 9 16 23 30
Discontovoct
3,00
•
3 20
3,50 4,00
11
5,00
16, 94 17,16 17,40 17,60 18,71 18,98 19,06 18,68 19,10 19,07 19,08 19,06 19,09 19,04 19,89 20,54
7
14 21 28 4 11. 25 2 9 16
23 30
•
• Voor de bepalingen van de officiële discontotarieven : zie • International Financial Statiotics • (I.M.F.). 1 Van toepassing op het papier dat wordt gemobiliseerd binnen de door de 3 De discontovoet waarvan hier sprake, is die welke wordt toegepast op do kredi tinstellingen die, tijdens het kalenderhalfjaar dat aan de verrichting Bundesbank vastgestelde grenzen. Bovendien stelt de Bundesbank, gedurende voorn gaat, op het herdisconto een beroep hebben gedaan voor een bedrag sommige periodes, • centrale-bankgeld ter beschikking van de banken in de vorm van de aankoop, met verplichte terugkoop door de banken na dat g eter is dan 5 pct. van hun verplichte reserves. 4 D e Nederlandsche Bank berekent een extra commissie voor de banken waar10 dagen, van handelspapier dat in aanmerking komt voor herdiscontering van het gemiddeld beroep op de centrale bank, tijdens een bepaalde periode, tegen veranderlijke, maar hogere tarieven dan de officiële discontovoet. 2 Federal Reserve Bank of New York. een vastgestelde limiet overschrijdt. 5 De rente der voorschotten in rekening-courant en betalingen, die belang. rijker is, bedraagt 10,00 pct.
XX - 2.
-
BANQUE DE FRANCE
(milliards de francs francais) 1978 1979 1980 1977 31 décembre 31 décembre 31 décembre 31 décembre
1980 8 mai
1981 7 mai
I
1980 5 juin
1981 4 juin
ACTIF 211,7
354,2
240,8
361,0
242,2
360,0
33,0
138,3 29,9 33,0
226,9 42,8 70,5
138,3 32,4 61,4
226,9 40,1 81,7
138,2 33,4 61,5
226,9 39,7 81,9
10,8
8,8
10,5
14,0
8,7
12,3
9,1
11,5
12,2
14,7
16,7
18,9
19,5
14,5
19,8
18,4
0,5 10,1
0,6 12,1
0,1 0 5 13,8
0,2 0,3 15,5
0,3 0,3 16,3
0,6 0,3 10,6
0,3 0,6 16,3
0,6 0,2 14,4
1,6
2,0
2,3
2,9
2,6
3,0
2,6
3,2
Créances provenant d'opérations de refinancement
84,1
121,4
81,2
89,9
83,1
34,1
114,2 41,3
112,6
Filets escomptés 4 Effets achetés sur le marché monétaire et obligations 4 Avances sur titres Effets en cours de recouvrement
48,8
59,8
51,9
63,2
53,5
122,0 64,9
29,6 0,1 20,3
50,5 0,1 22,3
38,0 0,1 25,7
35,0 0,1 26,5
14,4 0,1 14,8
11,1 0,2 15,4
13,1 0,1 16,4
40,8 0,1 16,2
41,5
65,8
42,1
66,4
42,1
66,4
5,4
5,7
4,5
5,2
6,0
6,4 573,2
110,2
Or et créances sur l'étranger Or Disponibilités d vue à l'étranger Ecus Avances au Fonds de Stabilisation des Changes 1
Créances sur le Trésor Monnaies divisionnaires Comptes courants postaux Concours au Trésor Public 2 Avance ci l'Institut d'Emission D.O.M. 3
135,5 93,7
78,8 20,6
des
Or et autres actifs de réserve & recevoir du FECOM 4,6
4,0
Divers Total
566,0
388,1
537,0
393,2
137,9 5,8
144,0 8,2
136,8 8,5
146,5 9,0
137,3 9,0
150,6 10,7
2,2
2,2
3,1
3,8
2,8
4,3
4,5
2,7
3,6
5,1
4,7
6,2
4,7
6,2
210,5
269,0
Billets en circulation Comptes créditeurs extérieurs Comptes des banques, institutions et,
121,0 5,1
130,3 6,2
personnes étrangères Compte spécial du Fonds de Stabilisation des Changes - Contrepartie des allocations de droits de tirage spéciaux Dépóts en devises des banques et institutions étrangères
0,8
2,8
387,9
PASSIF
Compte courant du Trésor public Comptes créditeurs des agente économiques et financiers Comptes courants des établissements astreints d Ia constitution de réserves Engagements résultant d'interventions sur le marché monétaire Autres comptes; dispositions et autres engagements d vue
Ecus à livrer au FECOM Réserve de réévaluation des avoirs publics en or Capital et fonds de réserve Divers Total
1,5
1,3
5,2
27,9
20,4
33,3
6,0
12,2
20,8
24,3
12,6
19,8
42,1
19,6
72,2
9,9
17,8
21,4
.38,8
17,7
39,5
17,3
41,5
10,5
0,5
0,2 2,3
3,0
2,9
3,8
2,1
2,4
2,3
30,2
32,2
60,0
52,4
64,2
52,4
64,2
59,1 1,4 6,5
73,8 1,5 8,5
152,9 1,6 12,8
263,8 1,8 12,3
152,9 1,8 9,9
263,8 1,9 9,5
152,9 1,8 9,7
263,8 1,9 9,8
210,5
269,0
387,9
566,0
388,1
537,0
393,2
573,2
1 Convention du 27 juin 1949 approuvée pax La loi du 22 juillet 1949.
3
Loi du 27 décembre 1974. du total dee postes • Effete esconnptés » et Effets publics 20,0 Obligations -. Bons á moyen terme 1,8 h moyenterme tere . 31,9 -- Préta spéciaux á la construction . 0,1 -- Crédite á l'exportation 310 -- Autres crédite 0,8 Crédits á court terme 10,0 - Crédite á Pexportation 5,1 • Autree crédita . 4,9
4 DéCOMPC6MO2,
I,
2;8
5,2 6,3
2,6 3,4 4,5
4,9 4,3 4,8
2,8 4,7 1,2
5,2 6,3 0,8
4,9 1,4
23,8 13,8
25,5 15,5
26,3 16,3
19,8 9,8
26,3 16,3
19,8 9,8
Effets acheths sur le marché monétaire et obligations . : 6,8 18,7 11,9 9,3 23,0
5,7
10,0
2,6 Concours au Fonds áfonétaire . . . 4,9 . Aequisition de droits de Eirage spécieux . 1,3 1,5 Auttes opératione 4,7 5,2 2 Convention du 17 septennbre 1978 approuvée par la lof du 21 décembre 1973. álontant maximum des concours nu Trésor public 20,0 22,1 dont : non rénnunérée 10,0 12,1
-.
.-
0,1 41,5
2,1 49,0
0,5 61,3
.-
-.
.-
-
1,9 52,1
63,8
0,4 55,6
85,4
-.
.-
.-
.-
41,4 0,1 27,2 13,5 13,7
48,9 0,1 17,0 5,1 11,9
59,8 1,5 21,1 7,0 14,1
519 0,2 3,0 1,4 1,6
63,2 0,6 3,7 3,7
...
.-
53,5 2,1 4,9 2,2 2,7
64,9 0,5 3013 8,3 22,0
--- 152 -XX - 3.
-
BANK OF ENGLAND (ballons of £) 1
1977 February 28
1978 February 28
1979 February 28
1980 February 29
1980 May 7
1981 May 6
1980 June 4
1981 June 10
ISSUE DEPARTMENT
Notes lssued In Circulation
6.8
7.8
8.9
9.8
10.1
10.7
10.0
10.5
6.8
7.8
8.9
9.8
10.1
10.7
10.0
10.5
Other Government Securities
5.6
6.8
7.5
7.4
7.6
6.9
8.6
8.3
Other Securities
1.2
1.0
1.4
2.4
2.5
3.8
1.4
2.2
8.8
7.8
8.9
9.8
10.1
10.7
10.0
10.5
0.1
0.1
0 .1
In Ranking Department Total
Government Debt
Total
BANKING DEPARTMENT
Capital Public Deposits
0.1
0.1
0.1
0.1
Special Deposits
0 .7
1.3
0.3
0 .1
0.2
Rankers Deposits
0.4
0.4
0.4
0.5
0.4
0 .7
0.5
0.4
Reserves and Other Accounts
0.5
0.7
0.6
0.7
0.7
1.5
0.6
1.6
1.7
2.5
1.4
1.4
1.3
2.8
1.4
2.1
Government Securities
0.8
1.9
0 .7
0.6
0.5
0.9
0.9
0 .7
Advances and Other Accounts
0.6
0.2
0.4
0.5
0.5
0.9
0.3
0.9
0.3
0.4
0.3
0.3
0.3
0.5
0.2
0.5
1.7
2.5
1.4
1.4
1.3
2.3
1.4
2.1
(including Exchequer, National Loans Fund, National Debt Commissioners and Dividend Accounts)
Total
Premiees, Equipment and Other Securities
0.2
Notes Coin Total 1 1 b ij lig=
1 ,0 00 ,0 0 0, 00 0.
- 153 XX • 4. - FEDERAL RESERVE RANKS (ballons of $) 2
1977 1978 1979 1980 December 81 December 81 December 81 December 81
1980 May 7
1981 May 6
1980 June 4
I
1981 June 10
11.2
11.2
11.2
11.2
11.2
ASSETS 11.7
11.7
Special Drawing Rights certificate account
1.3
1.3
1.8
2.5
2.9
2.8
3.0
2.8
Coin
0.3
0.3
0.4
0.4
0.4
0.4
0.4
0.4
112.5
120.4
128.3
133.2
128.1
131.5
131.5
129.0
Loans
0.3
1.2
1.4
1.8
0.9
2.0
0.2
3.6
Acceptances
0.9
0.6
0.7
0.8
Federal agency obligations
8.5
8.0
8.7
9.3
8.9
8.7
9.3
8.7
102.8
110.6
117.5
121.3
118.3
120.8
121.5
116.7
Cash items in procesti of collection
9.6
12.9
15.7
15.5
10.9
10.1
11.8
9.3
Other assets
2.4
4.5
5.6'
8.7
5.5
10.6
5.1
9.6
137,8
151.1
162.9
171.5
159.0
166.6
183.0
162.3
Gold ceitificath account
Loans and securities
U.S. Government securities
Total assets ...
11.1 I
0.5
LIABILITIES AND CAPITAL ACCOUNTS Federal Reserve notes
93.2
103.3
113.3
124.2
112.4
123.0
113.9
124.7
Deposita
35.5
37.0
35.7
31.6
35.2
32.7
37.7
28.0
26.8
31.1
29.8
27.5
30.9
28.9
32.6
25.0
U.S. Treasury-general account
7.1
4.2
4.1
3.1
3.4
3.2
3.3
2.4
Foreign-official accounts
0.4
0.4
0.4
0.4
0.4
0.3
0.5
0.2
Other
1.2
1.3
1.4
0.6
0.5
0.3
1.3
0.4
Deferred availability cash items
5.8
6.5
8.9
11.0
6.4
6.4
6.5
5.3
Other liabilities
1.2
2.1
2.7
2.3
2.4
1.9
2.3
1.6
Capital accounts
2.1
2.2
2.3
2.4
2.6
2.6
2.6
2.7
137.8
151.1
162.9
171.5
159.0
186.8
183.0
182.3
Depository institutions
Total liabilities and capital accounts
t 2
Coosolidated statement of condition of tbe 1 ballon 1,000,000,000.
twelve
Federal Reserve Ranks.
XX • 5.
-
NEDERLANDSCHE BANK (miljarden guldens)
1977 1978 1979 1980 I 81 december 81 december 81 december 81 december
1980 6 mei
1981 4 mei
1980 9 juni
1981 9 juni
12,8
ACTIVA Goud
6,9
12,8
10,3
10,3
10,3
12,9
10,3
Bijzondere trekkingsrechten in het I.M.F.
1,6
0,6
1,0
1,2
1,3
1,7
1,3
1,8
Reservepositie in het I.M.F.
2,6
1,6
1,2
1,4
1,1
1,5
1,1
1,6
7,8
14,5
12,6
15,0
12,6
15,0
8,0
5,0
9,0
5,0
6,6
5,3
6,2
0,2
0,4
0,7
0,2
0,1
0,4
Ecu's Vorderingen en geldswaardige papieren luidende in goud of in buitenlandse geldsoorten
8,9
Buitenlandse betaalmiddelen Vorderingen op het buitenland luidende in guldens Wissels, promessen, schatkistpapier schuldbrieven in disconto
en
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven door de Bank gekocht (art. 15, onder 40 van de Bankwet 1948) Voorschotten in rekening-courant en beleningen
0,4 2,2
5,3
5,2
4,8
Voorschotten aan de Staat (art. 20 van de Bankwet 1948)
2,9
0,6 4,4
3,6
0,2
4,4 0,1
Nederlandse munten Belegging van kapitaal en reserves
0,7
0,7
0,8
0,9
0,9
1,0
0,9
1,0
Gebouwen en inventaris
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
0,4
0,3
0,4
Diverse rekeningen Totaal
1,8
0,2
0,2
0,3
0,3
• 0,3
0,3
0,3
25,0
29,7
32,2
43,4
35,5
43,8
35,8
44,8
PASSIVA Bankbiljetten in omloop Rekening-courantsaldo's in guldens van ingezetenen 's Rijks schatkist Banken in Nederland Andere ingezetenen
17,4
18,7
20,0
21,7
20,6
21,2
21,0
21,7
3,4 3,3
3,3 3,2
1,2
3,9
0,1
0,3
0,1
0,1
0,9
3,8
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,3
•• • 0,1
Rekening-courantsaldo's in guldens van niet-ingezetenen
0,4
0,4
0,2
0,4
0,2
0,3
0,2
0,3
Buitenlandse, circulatiebanken en daarmede gelijk te stellen instellingen Andere niet-ingezetenen
0,1 0,3
0,1 0,3
0,1 0,1
0,2 0,2
0,1 0,1
0,1 0,2
0,1 0,1
0,1 0,2
's Rijks schatkist, bijzondere rekening u.h.v. overdracht I.M.F.-positie
1,4
1,4
1,4
Saldo's luidende in buitenlandse geldsoorten
0,2
0,6
Tegenwaarde toegewezen bijzondere trekkingsrechten in het I.M.F.
0,6
0,6
0,8
1,2
1,1
1,6
1,1
1,6
Waarderingsverschillen goud en deviezen
3,0
6,7
14,1
12,0
18,6
11,8
19,0
Herwaarderingsrekening
0,3
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,7
0,8
0,8
0,9
0,9
1,0
0,9
1,0
0,9
0,6
0,7
0,8
0,2
0,3
0,3
0,4
25,0
29,7
32,2
43,4
35,5
43,8
35,8
44,6
0,1
0,1
Krediet van het I.M.F.
Reserves
0,1
0,1
Kapitaal Diverse rekeningen Totaal N. B. - Circulatie der door de Bank namens de Staat in het verkeer gebrachte muntbiljetten
▪•
- 155 XX • 6. - BANCA D'ITALIA (trilion di lire) 1977 dicembre
1978 dicembre
1979 dicembre
1980 dicembre
1979 ottobre
1980 ottobre
1979 novembre
1980 novembre
ATTIVO Oro Cassa 1
7,7
9,3
15,7
33,3
15,7
33,0
15,7
32,9
0,3
0,9
1,4
1,4
0,3
0,4
0,2
0,8
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1 1,5
Portafoglio Risconto per finanziamenti ammassi obblig. 2
1,3
1,4
1,4
1,5
1,4
1,5
1,4
Anticipazioni 3
1,0
0,3
3,4
0,4
0,6
0,5
0,5
0,9
7,9
12,4
7,8
11,5
8,1
11,5
Attivitá verso l'estero in valuta Ufficio italiano dei cambi
13,2
17,3
16,7
17,2
16,7
15,6
16,3
16,5
Titoli emessi o garantiti dallo Stato
25,5
27,7
24,1
23,6
19,8
27,0
21,1
24,7
Certificati di credito del Tesoro
0,4
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
[nvestimento fondi di riserva e fondi diversi 5
1,0
1,2
1,5
1,7
1,5
1,7
1,5
1,7
4,8
6,7
10,2
19,1
11,8
15,1
12,9
17,6
0, 1
0,1
0,1
1,6
3,3
3,2
8,4
3,3
1,8
2,0
1,9
2,0
81,0
111,8
88,3
115,2
Anticipazioni straordinarie al Tesoro C/c servizio tesoreria Servizi diversi per conto dello Stato
0,1
0,1
0,1
0,1
3,5
4,1
3,3
3,5
Immobili Partite varie Spese Totale attivo
58,8
69,2
85,9
114,4
PASSIVO 5,9
Passivitá verso l'estero in valuta
9,9
5,9
9,9
5,0
9,9
22,5
19,6
23,4 0,2
16,5
19,5
22,6
26,3
19,2
Vaglia cambiari e altri debiti a vista 7
0,1
0,2
0,3
0,3
0,1
0,2
0,2
Conti correnti liberi 8
0,9
2,0
0,7
0,8
1,1
0,7
3,8
0,3
Conti correnti vincolati
20,4
25,5
31,0
34,7
29,9
34,0
30,3
34,7
Conti speciali
0,9
0,4
0,3
0,2
0,3
0,2
0,3
0,2
Conti dell'estero in lire e valuta 9
7,7
4,9
1,7
2,3
1,9
1,7
1,8
1,7
0,2
0,3
0,4
2,5
Circolazione dei biglietti 6
Ufficio italiano dei cambi : c/c ordinario Servizi diversi per conto dello Stato
0,6
1,3
1,5
0,7
Servizi di cassa per conto di enti vari
0,4
0,9
0,9
0,1
Fondi accantonati
7,9
10,7
18,6
36,6
17,2
35,1
17,2
35,1
3,1
4,9
6,7
4,8
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,2
1,9
2,1
1,9
2,1
Partite varie
3,2
3,5
2,1
2,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0, 1
Capitale Fondo di riserva ordinario Fondo di riserva 'straordinario
0,1
0,1
0,1
Rendite
Totale passivo e patrimonio Depositanti di titoli e valori I Di cui : biglietti e monete di Stato 2 aziende di eredito istituti speciali 3 aziende di credito istituti speciali altri • anticipazioni a scadenza fissa BOT e titoli 4 • titoli di stato e obbreve bligaz. p/c Tesoro altri 5 • titoli di stato e obblig. p/c Tesoro 6 • biglietti presso il Tesoro 7 vaglia cambiari 8 aziende di credito istituti speciali 9 r depositi in valuta vincolati a fronte di prestiti esteri di : aziende di eredito istituti speciali altri enti non statali
0,1
0, 1
Utile netto da ripartire
• • •
58,8
69,2
85,9
114,4
81,0
111,8
88,3
115,2
31,4
43,4
66,6
125,7
55,8
114,2
54,0
119,2
0,8 0,5 0,7
0,9 0,5 0,3
0,9 0,5 0,9
0,9 0,5 0,6
0,1 0,9 0,6 0,5
0,9 0,5 0,5
0,1 0,9 0,6 0;9
n.d. n.d. n.d. n.d. n.d. n.d. n.d.
4,2 15,3 1,1 ... 0,1 1,1 ...
9,4 17,4 1,4 ... 0,2 0,5 ...
3,5 17,3 1,1 ... 0,2 3,8 ...
n.d. n.d. n.d.
0,7
0,6
0,6
• • •
2,4 8,1 17,1 0,7
4,4 23,1 0,9
3,7 20,3 1,1
0,1 0,8
0,2 2,0
0,3 0,7
0,3 3,3
0,3 2,5
0,6
n.d. n.d. n.d. n.d. n.d. n.d. n.d.
6,1 18,4 1,4 0,2 0,3
XX • 7. - DEUTSCHE BUNDESBANK (Milliarden DM) 1977 81. Des.
1978 31. Dez.
1979 , 31. Des. 1
1980 81. Dez.
1980 7. Mai
1981 7. Mei
1980 7. Juni
1981 7. Juni
AKTIVA Wahrungsreserven Gold Reserveposition Internationalen im Wahrungsfonds und Sonderziehungsrechte Forderungen an den Europitischen Fonds ffir wiihrungspolitische Zusammenarbeit im Rahmen des Europliischen Wiihrungssystems Devisen und Sorten
Kredite und sonstige Forderungen an das Ausland Kredite an inlhndische Kreditinstitute
81,0
102,8
103,0
96,1
94,5
104,9
95,0
109.1
14,1
17,1
13,7
13,7
13,7
13,7
13,7
13,7
8,6
11,1
9,0
8,1
9,3
8,5
9,2
8,8
58,3
74,6
28,5 51,8
31,7 42,6
35,0 36,5
41,4 41,3
35,0 37,1
52,2 34,4
9,2 19,6
4,4 24,3
4,0 36,3
4,0 57,6
4,0 46,2
4,0 58,3
4,0 51,9 35,3
3,0 52,2 43,9
Inlandsweehsel Int Offenmarktgeschigt mit ~knaltmevereinbarung angekaufte Inlandswechsel und Wertpapiere Auslandswechsel Lombardforderungen
12,4
16,4
30,0
39,3
34,1
44,0
... 1, 6 5,6
.. . 3,1 3,2
6,2 4,4 7,7
3,6 8,5
2,6 4,9 6,8
3,9
1,7 6,2
Kredite und Forderungen an hffentliche Haushalte
9,6
8,8
9,0
1 1 ,1
10,7
0,1
0,3
2,4
2,0
11,9 3,2
10,6
0,9
1,9
14,2 5,5
8,7
8,7
8,7
8,7
8,7 .. . 1,7
8,7
8,7 0,5 1,6 0,7 0,2 5,1
0,5 4,0 0,7 0,2 5,2
Kassenkredite (Buchkredite) unverzinsliche und Schatzwechsel Schatzanweisungen Ausgleichsforderungen und unverzinsliche Schuldverschreibung
Kredite an Bundesbahn und Bundespost Wertpapiere Deutsche Scheidemhnzen Postscheckguthaben Sonstige Aktiva Ausgleichsposten wegen Neubewertung der Wahrungsreserven und sonstigen Fremdwahrungspositionen Ingesamt
.
0,7 0,8 1,0 6,5
4,2 0,7 1,2 10,1
2,1 0,7 0,4 12,3
3,9 0,7 0,3 12,0
10,9
14,2
12,4
5,8
139,3
170,7
180,2
0,7 0,2 6,7
4,1 0,7 0,1 5,0
5,8
4,0 8,7
5,1 3,2
8,7
5,8
191,5
170,5
189,0
78,2 52,5 52,5
80,8 52,4 52,4
79,5 57,3 57,3
175,4
189,1
82,2 49,8
PASSIVA Banknotenumlauf Einlagen von Kreditinstituten out Girokonten
65,5 52,5 52,5
74,8 59,4
79,4 64,8
59,4
64,8
83,7 53,9 .53,9
2,1
4,6
2,9
1,0
2,3
1,3
1,9
1,6
0,3
2,4
1,8
0,4
0,1
0,1
0,1
0,1
0,2 1,6
0,2 2,0
0,3 0,7 0,1
0,1 0,5
0,3 1,9
0,2 1,0
0,1 1,7
0,1 1,4
3,9
4,1
1,2
1,7
3,8
1,4
2,3
2,1
49,8
sonstige
Einlagen von hffentlichen Haushalten Bund Lastenausgleichs fonds und Sonderverm5gen Ldnder Andere 5ffentliche Einleger
E.R.P -
Einlagen von anderen inlandischen Einlegern Bundesbahn Bundespost (einschl. PostscheckPostsparkassenlimter) Sonstige Einleger
• • •
und
Verbindlichkeiten gegentiber Kreditinstit. Verbindlichkeiten aus abgegebenen Mobilisierungs- und Liquiditeitspapieren V..rbindlichkeiten aus dein Auslandsgeschaft Einlagen ausliindischer Einleger Verbindlichkeiten gegenftber dem Euro pdischen Fonds fiir wiihrungspolitische Zusammenarbeit Sonstige
Verbindlichkeiten gegenhber dein Europiiischen Fonds fhr wahrungspolitische Zusammenarbeit im Rahmen des Europaischen Wahrungssystems Gegenposten im Zusammenhang mit der Bewertung des in den Europkischen Fonds fhr wahrungspolitische Zusammenarbeit vorlaufig eingebrachten Goldes Ausgleichsposten fur zugeteilte Sonderziehungsrechte Sonstige Passiva Ingesamt
3,4 0,5
3,5 0,6
0,6 0,6
1,1 0,6
3,2 0,6
0,9 0,5
1,7 • 0,6
1,6 0,5
2,2
• ••
0,8
5,4
13,2
6,7
4,2
3,2
5,8
3.8
7,0
0,5
4,5 4,5
3,3
7,7
10,7
3,2 3,2
10,6
7,6
3,6 3,5
10,7
3,2
0,1
0,1
0,1
9,1
22,5
18,9
23,1
18,9
23,1
0,5
10,6
1,4 8,0
1,3 8,8
1,8 11,0
2,5 14,3
2,3 5,7
2,2 9,1
2,2 6,3
3,0 8,9
139,3
170,7
180,2
191,5
170,5
189,0
175,4
189,1
- 157 ---XX - 8. - BANQUE NATIONALE SUISSE (milliards d,; francs suisses)
1980 1977 1978 1979 31 décembre 31 décembre 31 décembre 31 décembre
1980 9 mai
1981 8 mai
1980 10 juin
1981 10 juin
ACTIF
Encaisse or
11,9
11,9
11,9
Devises
20,5
29,0
26,4
Droits de tirage spéciaux Bons du Trésor étrangers en fr. s.
1
11,9
11,9
11,9
11,9
11,9
27,4
19,4
22,0
19,6
22,3
--
--
-
3,9
2,0
-
1,2 0,3 .
0,2
1,6
2,3 0,2
0,5
0,7
0,4
0,7
0,2
0,1
0,9
0,9
0,1
0,2
0,1
0,2
0,6
0,3
0,9
1,2
1,1
1,2
1,0
1,2
0,2
0,2
0,3
0,3
0,1
0,1
0,1
0,1
2,6
1,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,2
0,2
0,2
0,2
38,9
46,4
43,2
44,3
34,4
36,3
34,4
38,6
0;1
0,1
0,1
21,5
21,3
6,4
6,4 3,6
Portefeuille suisse : valeurs escomptées bons du Trésor de la Confédération Avances sur nantissement Titres : pouvant servir de couverture autres Correspondants en Suisse Perte sur les réserves de devises 31-12-1978, solde au 31-12-1979
au
Autres postes de l'actif Total
1,1
1,1
PASSIF
0,1
0,1
0,1
0,1
Billets en circulation
20,4
22,5
23,8
24,1
21,6
0,1 i 22,0
Engagements á vue : comptes de virements des banques, du commerce et de l'industrie autres engagements á vue
13,6 2,7
15,6 4,4
13,2 4,5
13,7 2,7
6,3 3,4
5,9 3,9
terme : Engagements rescriptions de stérilisation bons émis par la Banque
0,8
2,9
0,6 0,2
1,0
Autres postes du passif
1,3
0,9
1,0
3,5
2,0
4,4
2,2
4,7
38,9
46,4
43,2
44,3
34,4
36,3
34,4
36,6
Fonds propres
.
Réserves minimaler des banques sur : les engagements en Suisse les engagements envers l'étranger
Total
1,0
•
-;z 158 XX - 9. - BANQUE DES REGLEMENTS INTERNATIONAUX
Situation en milliards de francs or * [unités de 0,29032258_ gramme d'or fin (art. 4 des statuts)] Aotif 1979
1980
1980
1981
1980
1981
31 décembre
31 décembre
81 mei
81 mai
80 juin
80 juin
Or
5,1
5,4
5,4
5,4
5,4
5,4
Espèces en caisse et avoirs bancaires á vue
.•.
...
. ..
....
...
...
Bons du Trésor
0,4
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
14,4
].5,4
15,1
12,4
15,9
12,0
Or : á 3 mois au maximum á plus de 3 mois
• • • ...
... ...
...
... ...
... ...
... ...
Monnaies : á 3 mois au maximum á plus de 3 mois
10,7 3,7
11,9 3,5
11,3 3,8
9,2 3,2
12,4 3,5
9,2 2,8
4,3
1,5
4,1
1,2
4,0
1,3
4,2 0,1
1,1 0,4
3,6 0,5
0,7 0,5
3,7 0,3
0,8 0,5
()J
0,2
0,2
0,1
0,2
0,1
24,3
22,7
25,0
19,3
25,7
19,0
DépOts á terme et avances
Titres á terme á, 3 mois au maximum á plus de 3 mois
DiVers
Total de l'actif
Les elements d'actif et de passif en dollars E.U. sont convertis au cours de $ E.U. 208 l'once d'or fin (equivalent h 1 franc-or = $ E.U. 1,94149-) et tous les autres éléments en monnaies sur le base des cours du marche par rapport au dollar E.V.
- 159 XX - 9. - BANQUE DES REGLEMENTS INTERNATIONAUX Situation en milliards de francs or * [unités de 0,29032258..• gramme d'or fin (art. 4 des statuts)] Passif 1979
1980
1980
1981
1980
1981
31 décembre
31 décembre
31 mai
31 mai
30 juin
30 juin
Capital 1 : Antions libérées de 25 p.c
Réserves Fonds Fonds Fonds Fonds
de réserve légale de réserve générale spécial de réserve de dividendes de réserve libre
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
0,1
0,1 0,4
0,1 0,4
0,1 0,4
0,1
0,1
0,4
0,4
0,4 •••
•"
0,1
0,1
0,1
0,1 ..
0,1
4,2
4,6
4,6
4,7
4,6
4,7
4,2
4,6
4,5
4,6
4,5
0,1
0,1
0,1
4,6 0,1
•••
•••
•• •
Dépéts (or) Banques centrales : á vue á 3 mois au maximum á plus de 3 mois
...
0,1
... •••
Autres déposants : á vue
•••
...
...
...
•• •
•• •
•• •
19,0
16,9
19,2
13,4
19,9
13,1
Banques centrales : á vue á 3 mois au maximum á plus de 3 mois
0,3 .16,4 1,7
0,3 14,8 1,5
0,1 16,8 1,6
0,2 11,7 1,4
0,1 17,5 1,5
0,2 11,6 1,2
Autres déposants : . i1vue á 3 mois au maximum á plus de 3 mois
...
...
...
...
0,3 0,3
0,3
0,5 0,2
0,1 ...
0,6 0,2
0,1
0,2
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
24,3
22,7
25,0
19,3
25,7
19,0
1,5 1,2
1,5 1,2
1,5 1,2
1,5 1,2
1,5 1,2
1,5 1,2
Dépílts (monnaies)
...
Divers Total du passif
1 Capital autorisé émis
Les élérnents d'actif et de passif en dollars E.U. sont convertis au cours de $ E.U. 208 l'once d'or fin (équivalent à 1 franc•or = $ E.U. 1,94149...) et tous les autres élémente en monnaies sur la base des cours du marche par rapport au dollar E.U.
Bibliografische referenties :
International Financial Statietjes (F.M.I.). - Banquc de France : • Compte rendu v. - Bank of England :
•• •
• Report and accounts ». - Board of Governora of the Federal Reserve system. - De Nederlandsche Bank : • Verslag over het boekjaar •. - Geschiiftsbericht der Deut• Banca d'Italia : Relazione Annuale schen Bundesbank. - Banque Nationale Sutsse : ■ Rapporte s. Banque des raglements internationaux Rapports s.
.-
MEINUMMER
ECONOMISCHE WETGEVING Deze rubriek omvat de wetten, besluiten en andere officiële bekendmakingen die van bijzonder belang zijn voor 's lands algemene economie en via het Belgisch Staatsblad werden afgekondigd in de loop van de maand welke aan die van de publikatie van het Tijdschrift voorafgaat. Alleen de belangrijkste wetten en besluiten zijn « in extenso » overgenomen. De andere wetteksten zijn alleen vermeld, desnoods met een verklarende nota. Tevens omvat de economische wetgeving de voornaamste besluiten, richtlijnen en verordeningen voorkomend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Om het naslaan ervan te vergemakkelijken, is de bovenbedoelde documentatie in de volgende rubrieken ondergebracht : 1. Algemene economische wetgeving; 2. Geld-, krediet- en bankwezen; 3. Overheidsfinanciën; 4. Landbouw en visvangst; 5. Nijverheid; 6. Arbeid; 7. Binnenlandse handel; 8. Buitenlandse handel; 9. Verkeerswezen; 10. Prijzen en inkomens; 11. Pensioenen, sociale verzekeringen en diverse sociale voordelen; 12. Europese Economische Gemeenschap.
1. — ALGEMENE ECONOMISCHE WETGEVING
Wet van 25 maart 1981 houdende aanvulling van de Huisvestingscode met bijzondere bepalingen voor het Brusselse Gewest (Staatsblad, 22 april 1981, blz. 4926).
— 162 —
2.
—
GELD-, KREDIET- EN BANKWEZEN
Koninklijk besluit van 27 maart 1981 tot machtiging van de Minister van Financiën zich borg te stellen tegenover de Europese Investeringsbank (Staatsblad, 16 april 1981, blz. 4716). (Zie ook rubriek 12.) Artikel 1. — Onze Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd zich borg te stellen tegenover de Europese Investeringsbank, onder de voorwaarden en binnen cie perken vastgesteld in artikel 8 van het Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap ondertekend te Brussel op 20 november 1979, voor alle financiële verplichtingen, die voor haar leningnemers voortvloeien uit haar interventies in de vorm van leningen uit eigen middelen, verstrekt overeenkomstig artikel 2 van het voormeld Intern Akkoord en artikelen 59 en 95 van de tweede Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Staten in Afrika, het Caribische Gebied en , de Stille Oceaan, ondertekend te Lomé op 31 oktober 1979. Te dien einde wordt hij ertoe gemachtigd de overeenkomst van borgtocht met de voornoemde Bank te ondertekenen.
3.
—
OVERHEIDSFINANCIEN
Wet van 23 december 1980 houdende eindregeling van de begrotingen van het jaar 1975 van de Diensten van algemeen bestuur van de Staat, van de Staatsbedrijven en van instellingen van openbaar nut (Staatsblad, 23 april 1981, blz. 4996).
Wet van 30 december 1980 houdende de begroting van Nationale Opvoeding, gemeenschappelijke sector van de Franstalige en Nederlandstalige regimes, voor het begrotingsjaar 1980 (Staatsblad, 10 april 1981, blz. 4445). Artikel 1. — Voor de uitgaven van Nationale Opvoeding — gemeenschappelijke sector van de Franstalige en Nederlandstalige regimes — voor het begrotingsjaar 1980 worden kredieten geopend ten bedrage van : (In miljoenen franken) Gesplitste kredieten Niet-gesplitste kredieten
Vastleggingskredieten
Ordonnanceringskredieten
Lopende uitgaven (Titel 1)
2.101,5
Kapitaaluitgaven (Titel 11)
15.061,0
175,8
175,8
17.162,5
175,8
175,8
Totaal ...
— 163 —
Wet van 4 februari 1981 houdende de begroting van Nationale Opvoeding, Franstalig regime, voor het begrotingsjaar 1980 (Staatsblad, 29 april 1981, blz. 5368). Artikel 1. — Voor de uitgaven van Nationale Opvoeding — Franstalig regime — voor het begrotingsjaar 1980 worden kredieten geopend ten bedrage van : (In miljoenen franken) Gesplitste kredieten Niet-gesplitste kredieten
Vastleggingskredieten
Ordonnanceringskredieten
1.441,7
633,0
545,0
86.755,4
633,0
545,0
83.313,7
Lopende uitgaven (Titel I) Kapitaaluitgaven (Titel II) Totaal ...
Decreet van 10 maart 1981 waarbij de Belgische Radio en Televisie, Nederlandse Uitzendingen, gemachtigd wordt om onder waarborg van de gemeenschap één of meer leningen aan te gaan voor een totaal bedrag van 5.520 miljoen frank (Staatsblad, 14 april 1981, blz. 4586).
Decreet van 10 maart 1981 tot toekenning aan de Belgische Radio en Televisie van de Franse Cultuurgemeenschap (R.T.B.F.) van de waarborg van de Franse Gemeenschap om een of meerdere leningen aan te gaan in de loop van de periode 1981-1985 en voor een totaal bedrag van 2.550 miljoen frank (Staatsblad, 22 april 1981, blz. 4931).
Wet van 31 maart 1981 waarbij nieuwe voorlopige kredieten worden geopend die in mindering komen van de begrotingen voor het begrotingsjaar 1981 en die bestemd zijn om tijdens de maanden april, mei en juni 1981, de werking van de openbare diensten te waarborgen (Staatsblad, 3 april 1981, blz. 4086).
Wet van 2 april 1981 waarbij nieuwe voorlopige kredieten worden geopend welke in mindering komen van de begroting van de Brusselse Gewestelijke Aangelegenheden voor het begrotingsjaar 1981 en die bestemd zijn om de werking van de openbare diensten te waarborgen tijdens de maanden april, mei en juni 1981 (Staatsblad, 28 april 1981, blz. 5270).
— 164 —
5. —
INDUSTRIE
Koninklijk besluit van 30 maart 1981 waarbij aan de Nationale Investeringsmaatschappij een opdracht wordt toevertrouwd in de zin van artikel 2, § 3, van de wet van 2 april 1962 tot oprichting van een Nationale Investeringsmaatschappij en van Gewestelijke Investeringsmaatschappijen (Staatsblad, 16 april 1981, blz. 4711). Artikel 1. — Bij toepassing van artikel 2, § 3, van de wet van 2 april 1962 tot oprichting van een Nationale Investeringsmaatschappij en van Gewestelijke Investeringsmaatschappijen, wordt cle Nationale Investeringsmaatschappij gelast om, overeenkomstig artikel 3 sexies, § 1, van voornoemde wet en conform de in artikel 3 van dit besluit bedoelde beslissing, een gespecialiseerde dochtervennootschap op te richten onder de benaming « Nationale Maatschappij voor de Financiering van cle Steenkolenmijnen », afgekort « N.M.F.S. ». Art. 2. De N.M.F.S. heeft tot taak om, in de context van de industriële politiek van de Staat inzake cle steenkolenmijnen, hij te dragen tot een doelmatige financiering van de werking en van de investeringsprojecten van de Belgische steenkolenmijnen. —
Te dien einde zal zij, met aanwending van haar eigen middelen of een beroep op cle nationale en internationale kapitaalmarkten, en conform de richtlijnen van de Minister van Economische Zaken, leningen toestaan aan de ondernemingen die in de betrokken sector bedrijvig zijn, intekenen op door deze ondernemingen uit te geven kasbons of obligaties, al dan niet converteerbaar in aandelen of met inschrijvingsrecht, deelnemen aan kapitaalsverhogingen van deze ondernemingen of anderszins participaties verkrijgen in hun maatschappelijk kapitaal, of waarborgen verstrekken met betrekking tot leningen of uitgiften van obligaties door deze ondernemingen. Art. 3. Overeenkomstig artikel 2ter, derde lid, van voornoemde wet, zullen de statuten, de samenstelling van de raad van beheer, de bevoegdheden van de regeringscommissarissen en, in voorkomend geval, de samenstelling en de bevoegdheid van het directiecomité van de N.M.F.S. alsook de wijzigingen daaraan, het voorwerp uitmaken van een beslissing door de Minister van Economische Zaken, genomen na overleg in de Regering en na advies van cle Gewestexecutieven. —
Art. 4. — Onverminderd de dekking door de Staat van de lasten die de uitvoering van deze opdracht voor de Nationale Investeringsmaatschappij meebrengt, zal de Staat aan de Nationale Investeringsmaatschappij de financiële middelen verschaffen clie nodig zijn voor cle samenstelling van het beginkapitaal van de N.M.F.S. ten bedrage van honderd miljoen frank. Art. 5. Bij toepassing van artikel 3, § 2, van voornoemde wet, wordt de Staatswaarborg verleend voor het volledige bedrag van hoofdsom en interesten van de door de N.M.F.S. aan te gane leningen en door haar uit te geven obligaties na beslissing van het Ministerieel Comité voor Economische en Sociale Co o rdinatie. —
De Ministers van Financiën en van Economische Zaken kunnen, zo nodig, na overleg in het Ministerieel Comité voor Economische en Sociale Coiirdinatie het bedrag van de nieuwe door de N.M.F.S. aangegane leningen en uitgegeven obligaties die de Staatswaarborg genieten tot een door hen bepaald plafond beperken. Voor het jaar 1981 wordt dit plafond bepaald op F 6.500.000.000 in hoofdsom. De uitgaven die uit bedoelde Staatswaarborg voortvloeien, zullen aangerekend worden op cle Nationale begrotingen. Art. 6. — Bij afwijking van artikel 3, § 1, van voornoemde wet, mag het bedrag van de uitgiften van obligaties door de N.M.F.S. en van de door haar aangegane leningen hoger zijn clan cle som van haar kapitaal en reserves.
— 165 —
Koninklijk besluit van 30 maart 1981
ter uitvoering van artikel 175, eerste en tweede lid, en artikel 178, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 en van artikel 2, § 3, van de wet van 2 april 1962 tot oprichting van een Nationale Investeringsmaatschappij en van Gewestelijke Investeringsmaatschappijen (Staatsblad, 16 april 1981, blz. 4712). Artikel I. — In afwijking van de bepalingen van de overeenkomst van 18 september 1967 tussen de Belgische Staat en de stichtende vennootschappen van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » en van de bepalingen van liet lastenkohier van 31 december 1975 betreffende de toelagen aan de Belgische kolennijverheid voor de jaren 1976 tot 1981, zoals gewijzigd door de overeenkomst van 30 april 1978 tussen de Belgische Staat en cle N.V. « Kempense' Steenkolenmijnen » en in afwachting van en met het oog op de in artikel 2, § 1 van dit besluit bedoelde verhoging van liet maatschappelijk kapitaal van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen », worden de bedragen tot delging van het exploitatieverlies van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » voor het boekjaar 1980 in haar boeken en rekeningen ten belope van 5.464.205.000 frank geboekt onder de bijzondere passiefrubriek « Toelagen bestemd voor kapitaalinbreng (artikel 175 van de wet van 8 augustus 1980) », in haar balans te vernielden onmiddellijk na de rubriek « Uitgiftepremies ». Art. 2. — De bedragen tot delging van het exploitatieverlies van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » voor het boekjaar 1980, in haar boeken en rekeningen geboekt onder de bijzondere passiefrubriek « Toelagen bestemd voor kapitaalinbreng », zullen volgens de hierna bepaalde modaliteiten ten belope van 5.464.205.000 frank in het maatschappelijk kapitaal van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » worden ingebracht : § 1. Het maatschappelijk kapitaal van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » zal met 5.464.205.000 frank worden verhoogd, door het creëren van 487.000 aandelen zonder vermelding van nominale waarde, in alles gelijkwaardig aan de bestaande aandelen, die aan de Belgische Staat zullen worden toegekend als vergoeding voor bedoelde inbreng. § 2. De raad van beheer van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » roept een buitengewone algemene vergadering van de aandeelhouders van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » bijeen ter goedkeuring van de in § 1 van dit artikel bedoelde kapitaalsverhoging. Deze buitengewone algemene vergadering zal plaatshebben ten laatste op de 75e dag na de datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 3. De bepalingen van artikel 29bis, tweede lid, en artikel 34, tweede en derde lid van de gecoordineerde wetten op de handelsvennootschappen zijn niet van toepassing op de in § 1 van dit artikel bedoelde kapitaalsverhoging. § 4. De aandelen die aan de Belgische Staat zullen worden toegekend als vergoeding voor zijn inbreng, zullen voor zijn rekening door de Nationale Investeringsmaatschappij of door een Gewestelijke Investeringsmaatschappij of hun inzake energie gespecialiseerde dochtermaatschappij worden aangehouden bij toepassing van artikel 185 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 en van artikel 2, § 3, van de wet van 2 april 1962 tot oprichting van een Nationale Investeringsmaatschappij en van gewestelijke investeringsmaatschappijen. Wat deze aandelen betreft, zal bedoelde maatschappij op de algemene vergaderingen van cle aandeelhouders van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » worden vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van beheer van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » of, in diens afwezigheid, door een beheerder van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » die de Belgische Staat vertegenwoordigt.
Art. 3. — De vertegenwoordiging van de overheid in cle bestuursorganen van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » wordt als volgt vastgesteld : § 1. De Belgische Staat, enerzijds, en cle stichtende vennootschappen van de N.V. • Kempense Steenkolenmijnen », anderzijds, worden in de raad van beheer van de N.V. • Kempense Steenkolenmijnen » vertegenwoordigd door respectievelijk veertien beheerders, waaronder beheerders gekozen uit kandidaten voorgedragen door cle gewesten, en vijf beheerders.
—
166
—
De raad van beheer van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » kiest uit zijn midden een voorzitter en een ondervoorzitter uit de beheerders die de Belgische Staat vertegenwoordigen. § 2. Indien de raad van beheer van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » uit zijn midden een directiecomité kiest, zal dit bestaan uit de voorzitter en de ondervoorzitter van de raad van beheer, twee beheerders gekozen uit de beheerders , clie de Belgische Staat vertegenwoordigen, en twee beheerders gekozen uit de beheerders clie de stichtende vennootschappen van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » vertegenwoordigen. In voorkomend geval kiest het directiecomité uit zijn midden een voorzitter en een ondervoorzitter. § 3. Onverminderd een afwijkende regeling voor de vertegenwoordiging van cle N.V. Kempense Steenkolenmijnen » wat het dagelijks bestuur aangaat, wordt de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » in de handelingen en in rechte vertegenwoordigd door de voorzitter van haar raad van beheer of een beheerder die cle Belgische Staat vertegenwoordigt, en een beheerder die de stichtende vennootschappen van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen vertegenwoordigt, die gezamenlijk optreden. * 4. Het toezicht over de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » wordt aan drie commissarissen opgedragen, waarvan één wordt gekozen op voordracht van de Minister van Economische Zaken, één op voordracht van de Minister van Financiën en één op voordracht van cle stichtende vennootschappen van de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen ». § 5. De in artikel 2, § 2 van dit besluit bedoelde buitengewone algemene vergadering van de aandeelhouders zal tevens de statuten van cle N.V. « Kempense Steenkolenmijnen wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van onderhavig artikel, en zij zal vervolgens de mandaten van de in functie zijnde beheerders en commissarissen intrekken en nieuwe beheerders en commissarissen benoemen voor zover als nodig ter uitvoering van de §§, 1 en 4 van dit artikel.
Art. 4. Bij toepassing van artikel 178, tweede lid van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 worden alle bepalingen in de overeenkomsten tussen cle Belgische Staat, de stichtende vennootschappen van cie N.V. « Kempense Steenkolenmijnen » en de N.V. « Kempense Steenkolenmijnen die strijdig zijn niet cle bepalingen van dit besluit, voor niet geschreven geacht. —
10. — PRIJZEN EN INKOMENS
Ministerieel besluit van 1 april 1981 tol blokkering der prijzen (Staatsblad, 2 april 1981, blz. 4006). Artikel 1. De producenten, invoerders en verdelers mogen op de nationale markt geen produkten, grondstoffen, eetwaren of goederen verkopen, te koop aanbieden of kopen tegen prijzen die hoger liggen clan die van toepassing op 29 maart 1981. —
Zulks geldt eveneens voor de aanbieding, cle aanneming of cle uitvoering van elke prestatie, met uitzondering van deze welke geleverd worden in uitvoering van een arbeids-, bedienden-, leer- of dienstbodenkontrakt. De prijsblokkering bepaald in voorgaande leden is van toepassing ondanks cle bepalingen der ministeriële besluiten tot vaststelling van de maximumprijzen voor produkten, grondstoffen, eetwaren en goederen of prestaties die van kracht zijn bij de inwerkingtreding van dit besluit.
— 167 —
Ministerieel besluit van 1 april 1981 houdende blokkering der prijzen van de elektrische laagspanningsenergie (Staatsblad, 3 april 1981, blz. 4108).
Ministerieel besluit van 1 april 1981 houdende .blokkering der prijzen van het gas van de openbare verdeling (Staatsblad, 3 april • 1981, blz. 4108).
Ministerieel besluit van 8 april 1981 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 1 april 1981 tot blokkering der prijzen (Staatsblad, 14 april 1981, blz. 4587). (Toepassing niet te belemmeren van de door de Europese Economische Gemeenschap besliste verhogingen van de landbouwprijzen voor het verkoopseizoen 1981-1982 dat een aanvang neemt op 6 april 1981.)
11. — PENSIOENEN, SOCIALE VERZEKERINGEN EN DIVERSE SOCIALE VOORDELEN Koninklijk besluit nr 1 van 26 maart 1981 houdende wijziging van het koninklijk besluit nr 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen en van het koninklijk besluit n' . 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensiven der zelfstandigen (Staatsblad, 3 april 1981, blz. 4093).
12.
—
EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP
Richtlijn van de Raad van 24 februari 1981 (81/177/EEG) betreffende de harmonisatie van de procedures voor de uitvoer van communautaire goederen (Publikatieblad, 30 maart 1981, ?j L 83, blz. 40).
Beschikking van de Commissie van 26 maart 1981 (81/248/EEG) houdende wijziging van de bij Verordening nr 8013286IEEG vastgestelde invoerregelingen welke in de Lid-Staten worden toegepast ten opzichte van de landen met staatshandel (Publikatieblad, 27 april 1981, nr L 115, blz. 1).
Koninklijk besluit van 27 maart 1981 tot machtiging van de Minister van Financiën zich borg te stellen tegenover de Europese Investeringsbank (Staatsblad, 16 april 1981, blz. 4716). (Zie tekst rubriek 2.)
— 168 —
Verordening van de Raad van 1 april 1981 (81/850/EEG) houdende wijziging van verordening nr 7718781EEG inzake de in de landbouwsector toe te passen wisselkoersen (Publikatieblad, 4 april 1981, nr L 90, blz. 1).
Verordening van de Commissie van 3 april 1981 (81/901/EEG) tot wijziging van verordening nr 78 11054 /EEG naar aanleiding van de vaststelling van de nieuwe voor de Benelux-landen, Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland en Italië in de landbouwsector toe te passen wisselkoersen (Publikatieblad, 6 april 1981, nr L 94, blz. 1).
LITERATUUR IN VERBAND MET DE ECONOMISCHE EN FINANCIELE PROBLEMEN DIE VAN BELANG ZIJN VOOR BELGIE Onderstaande literatuurlijst sluit aan bij die welke in het Tijdschrift van april 1981 is gepubliceerd. De in aanmerking genomen werken en artikels zijn geklasseerd per onderwerp volgens het plan van decimale classificatie dat bij de Nationale Bank in gebruik is. Een verkorte versie van dat plan werd in het Januarinummer 1974 gepubliceerd. De abonnee, die zulks wenst, kan een exemplaar van deze verkorte decimale classificatie verkrijgen door daartoe een aanvraag te richten tot de Documentatiedienst van de Nationale Bank van België, de Berlaimontlaan 5, 1000 Brussel. Het volledig uitgewerkte plan kan worden geraadpleegd in de Wetenschappelijke Bibliotheek van de Bank. Er wordt aan herinnerd dat deze literatuurlijst noch de verslagen van de verschillende instellingen, noch de statistische bronnen overneemt.
,
;
331.30
08
SPAAK, P.H.
ABRAHAM, J.P. en LIERMAN, F.
La pensée européenne et atlantique de Paul-Henri Spaak (1942- 1972 ) .
De Belgische economie in de wereldrecessie : de macro-economische problematiek 1981 van een structureel zwak land.
Bruxelles, Goemaere, 1980, 2 vol., XVIII +1251
p.
(In : Maandschrift Economie, Deventer, n' 12, december 1980, blz. 515-539.) NED. 5
t
332.10
311.91 - 307.16 312.1 - 332.602.2 ARCQ, E. et PIRAUX, M.
VAN DER HAEGEN, H.
L'accord interprofessionnel du 13 février 1981. Negenhonderdduizend vreemdelingen in België Weerspiegeling van de recent sociaal-economische evolutie en de grensligging.
(In : Courrier hebdomadaire du C.R.I.S.P., Bruxelles, n° 914, 6 mars 1981, pp. 1-26.) BELG. 28 E
(In : Statistisch Tijdschrift, Brussel, nr 1-2, januarifebruari 1981, blz. 3-10.) BELG. 162
332.630.
331.00
CENTRE FOR INTERNATIONAL RESEARCH ON ECONOMIC TENDENCY SURVEYS (CIRET). Business Cycle Analysis. (Papers presented at the 14th CIRET Conference, Proceedings, Lisbon 1979.)
LEPAFFE, J. Emploi et chómage : quelles perspectives ?
(In : Les Cahiers du Centre Jacques Georgin, Bruxelles, n° 3-4, juillet-décembre 1980, pp. 339-347.) BELG. 73
Farnborough, Hants, Gower, 1980, VIII + 446 p.
332.811.
331.01
Deeltijdse arbeid.
MANDEL, E. Long Waves of Capitalist Development ; the Marxist Interpretation, based on the Marshall Lectures given at the University of Cambridge 1978.
Cambridge Cambridge, VIII+151 p.
University Press,
1980,
(In : Paribas - Economische Berichten, Brussel, n'. 36, maart 1981, blz. 2-8.) BELG. 64 D
333.101. - 333.480. 333.741. - 333.51
333.137. - 333.102.
HERBERT, P.J.A.
LEPETIT, J.-F.
Money and Capital Markets in the U.K. and Europe. 6th edit.
Les places bancaires off shore. -
(In : Banque, Paris, n° 404, mars 1981, pp. 291-300.)
Henley-on-Thames, Administrative Staff College, 1980, 98 p.
FR. 6
333.102. - 347.720.1
333.153. - 333.644.
GRAY, J.M. and GRAY, H.P.
BOLUSSET, I.
The Multinational Bank : A Financial MNC ?
Euro-clear et Cedel : deux organismes de clearing internationaux. (In : Banque, Paris, n° 404, mars 1981, pp. 313-319.) FR. 6
(In : Journal of Banking and Finance, Amsterdam, No. 1, March 1981, pp. 33-63.)
GEN. 10 E
1
333.109. - 336.311.2
333.402.
MAROIS, B. et BEHAR, M.
CLAASSEN, E.M.
Mesurer et prévoir le risque-pays.
Les critères d'une constitution monétaire optimale. (In : Banque, Paris, n" 405, avril 1981, pp. 405-410.) FR. 6
(In : ReJlets et Perspectives de la Vie économique, Bruxelles, n° 1, février 1981, pp. 23-44.)
BELG. 131 A
4
333.111.42 - 382.257.
333.403.
ARANGO, S. and NADIRI, ,M.I. Diversificatie van de internationale reserves. (In : Weekberichten-Kredietbank, Brussel, n' . 12, 20 maart 1981, blz. 1-6.)
BELG. 18
Demand for Money in Open Economies. (In : Journal of Monetaiy Economics, Amsterdam, No. 1, January 1981, pp. 69-83.)
GEN. 10 C
333.451.0 - 333.451.6
333.403.
PASCALLON, P. et SERRE, J.M.
The Foreign Exchange Markets under Floating Rates ; a Study in International Finance.
L'intégration de la théorie monétaire á la théorie subjective de la valeur par la fonction d'offre de monnaie.
New York, Group of Thirty, 1980, 49
(In : Eurépargne, Luxembourg, n° 3, mars 1981, 17-23.)
p.
pp.
LUX. 4
t
333.451.6
333.432.8 - 382.242.4
OST, C.
BLEJER, M. I. and LEIDERMAN, L.
i
A Monetary Approach to the Crawling-Peg System : Theory and Evidence.
Système monétaire international et euro-marché. (In : Reflets et Perspectives de la Vie économique, Bruxelles, n° 1, février 1981, pp. 63-75.)
(In : Journal of Political Economy, Chicago, No. 1, February 1981, pp. 132-151.)
BELG. 131 A
U .S.A. 30
T
333.432.8
Special Drawing Rights : Further Developments. (In : Bank of England Quarterly Bulletin, London, No. 1, March 1981, pp. 66-68.)
333.451.6 - 333.841. - 333.844.
1
i
BOND, M.E. Exchange Rates, Inflation, and Vicious Circles. (In : Staff Papers, Washington, No. 4, December 1980, 679-711.)
G.B. 1 A
pp.
F.M.I. 4
333.432.8
333.820.
ZIPPEL, W.
de la GENIERE, R.
Zur langfristigen Instabilitk einer Gold-ReserveMhrungs-Ordnung.
Les fondements de la politique monétaire.
(In : Kredit und Kapital, Berlin, Nr. 1, Mdrz 1981, S. 32-51.)
DEUTSCHL. 16 F
(In : Banque, Paris, n° 404, mars 1981,
FR. 6
pp.
269-279.)
333.820. - 333.831.3
334.151.3
MISHKIN, F.S.
BURKE, R.
Monetary Policy and Long-Term Interest Rates. An Efficient Markets Approach.
Tax Harmonization in the European Community. (In : Intertax, Deventer, No. 1, January 1981, pp.
(In : Journal of Monetary Economics, Amsterdam, No. 1, January 1981, pp. 29-55.)
7-21.)
GEN. 6 A
GEN 10 C
333.846.0
MINFORD, P. and PEEL, D.
334.152.1 - 334.153.1
i
KREININ, M.E.
The Role of Monetary Stabilisation Policy under Rational Expectations.
Static Effect of E.C. Enlargement on Trade Flows in Manufactured Products.
(In : The Manchester School of Economic and Social Studies, Manchester, No. 1, March 1981, pp. 39-50.)
(In : Kyklos, Basel, Nr. 1, Miirz 1981, S. 60-70.)
SCHWEIZ 10
G.B. 34
334.151.0
334.153.0
DE HAAN, H.
SAPIR, A.
De economie van de Europese Gemeenschap.
Trade Benefits under the EEC Generalized System of Preferences.
(In : Maandschrift Economie, Deventer, n" 12, december 1980, blz. 540-552.)
NED. 5
(In : European Economic Review, Amsterdam, No. 3, March 1981, pp. 339-355.)
GEN. 5 B
334.151.20
334.153.2
BRITISH BANKERS' ASSOCIATION.
De Gemeenschap helpt de derde wereld : de Lomé Conventie.
EEC Checklist of Community Legislation and Legislative Proposals of Concern to Financial Institutions and Markets. London, British Bankers' Association, 1981, div. pp.
(In : Notities over Europa, Brussel, n'. 6, maart 1981, blz. 1-8.)
E.G. 20
338.012. - 338.753.3 - 338.753.2 338.733. - 338.731. - 338.732.
334.154.1
JOLIET, R.
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN.
Cartelisation, Dirigism and Crisis in the European Community.
Elementen voor een nieuw energiebeleid. Aanvulling - editie 1980.
(In : The World Economy, London, No. 4, January 1981, pp. 403-445.)
Brussel, Ministerie van Economische Zaken, 1980, 131 blz.
GEN. 23 A
t
338.043.
336.211.
KAUFFMAN, J.
BORNERS, S.
L'imposition des plus-values réalisées sur des biens du patriMoine privé dans le Grand-Duché de Luxembourg. (In : Intertax, Deventer, No. 1, Janua7y 1981, pp.
Die Internationalisierung der Industrie. (In : Kyklos, Basel, Nr. 1, Miirz 1981, S. 14-33.)
SCHWEIZ 10
22-31.)
GEN. 6 A
338.043.
336.401. - 333.428. - 333.841.
ORGANISATION FOR ECONOMIC CO-OPERATION AND DEVELOPMENT.
HAMBURGER, M.J. and ZWICK, B. Deficits, Money and Inflation. (In : Journal of Monetaiy Economics, Amsterdam, No. 1, Januaiy 1981, pp. 141-150.)
GEN. 10 C
North-South Technology Transfer; the Adjustments Ahead. Paris, O.E.C.D., 1981, 116 p.
338.043.
336.41
VRIJGHEM W.A. • Zero Base Budgeting. (In : Economisch en sociaal tijdschrift, Antwerpen, n' 1, februari 1981, blz. 35-48.)
BELG. 64 B
VAN DEN BLACK V. De computer nu en morgen. (In : Economisch en sociaal tijdschrift, Antwerpen, n" 1, februari 1981, blz. 5-33.)
BELG. 64 B
338.047. - 338.048.
338.40 - 338.70 - 331.31
LENTZEN, E. et VINCENT, A.
PLANBUREAU.
Les groupes d'entreprises en 1980 : les principales opérations de restructuration.
Het industrieel beleid. Brussel, Planbureau, 1981, versch. blz.
(In : Courrier hebdomadaire du C.R.I.S.P., Bruxelles, n° 913, 27 février 1981, pp. 1-37.)
BELG. 28 E
1-
338.340. - 382.30
MERLOZ, G.
Socio-démographie de la région bruxelloise.
La C.N.U.C.E.D. ; droit international et développement. Bruxelles, Bruylant, 1980, 459
338.43
p.
(In : Cahiers de la Wallonie, Louvain-la-Neuve, n° 30-31, février 1981, pp. 1-39.)
BELG. 29
338.731. - 382.242.4
338.40
de DONNEA, F.-X.
BOURG, J.
Quelle politique industrielle en Belgique ?
Les problèmes du prix du pétrole et du recyclage des capitaux pétroliers.
(In : Reflets et Perspectives de la Vie économique, Bruxelles, n° 1, février 1981, pp. 45-56.)
BELG. 131 A
(In : Banque, Paris, n° 403, février 1981, 148; n° 404, mars 1981, pp. 281-289.)
pp.
141 -
FR. 6
338.731-338.8
338.40 - 336.834.
DERRON, F. e.a.
VERHAEGEN, A.
La promotion des nouvelles entreprises : le róle des gouvernements et des grandes compagnies en Europe et aux Etats-Unis.
La crise pétrolière et la croissance économique.
(In : Revue économique et sociale, Lausanne, n° 1, février 1981, pp. 30-39.)
SUISSE 10 B
(In : Reflets et Perspectives de la Vie économique, Bruxelles, n° 1, février 1981, pp. 57-62.)
BELG. 131 A
.
338.751.1
342.4
DAFSA BELGIQUE.
MAST, A.
La sidérurgie belgo-luxembourgeoise.
Overzicht van het Belgisch grondwettelijk recht. 6e uitg. In losse bijlage de tekst van de gewijzigde grondwet.
Bruxelles, Dafsa Belgique, 1980, 101
p.
Gent, Story-Scientia, 1981, XXVIII +591 blz.
t
339.113.
342.4 - 342.2
U.S. Business Enterprises Acquired or Established by Foreign Direct Investors in 1979.
OFFECIERS, M.
(In : Survey of Current Business, Washington, No. 1, january 1981, pp. 28-39.)
Analyse van de wet : de hervorming der instellingen.
(In : Beleid, Antwerpen, n' . 4, december 1980, blz. 31 -44 . )
U.S.A. 43
BELG. 179
342.4
341.240.
MASQUELIN, J.
PREUDHOMME Cl.
Le droit des traités dans l'ordre juridique et dans la pratique diplomatique belges.
Overzicht van de staatshervorming.
Bruxelles, Bruylant, 1980, 674
p.
(In : Gemeentekrediet van België, driemaandelijks tijdschrift, Brussel, nr 134, oktober 1980, blz. 263-278.) BELG. 61 A
347.720.0 341.4 VAN HULLE, K. SPREUTELS, J.P. De hervorming van het Belgisch vennootschapsrecht in Europees perspectief. Vers tin droit pénal international des affaires ?
(In : Journal des Tribunaux, Bruxelles, n° 5161, 14 mars 1981, pp. 181-190.)
(In : Ondernemen, Brussel, nr 2, februari 1981, blz. 68-72.) BELG. 48
361.
347.720.0
Centres publics d'aide sociale.
VAN HULLE, K.
(In : Les Cahiers du Centre Jacques Georgin, Bruxelles, n° 3-4, juillet-décembre 1980, pp. 291-303.)
De hervorming van het Belgisch vennootschapsrecht.
BELG. 73
(In : Ondernemen, Brussel, n' 3, maart 1981, blz. 152160.) BELG. 48
t
361.
347.725.
MASSAGE, M.
PREUDHOMME Cl.
L'adaptation des lois coordonnées sur les sociétés commerciales á la deuxième directive des Communautés européennes relative á la constitution de la société anonyme, au maintien et aux modifications de son capital.
De onbekende in de stad : het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn.
(In : Gemeentekrediet van Belgie driemaandelijks tijdschrift, Brussel, n r 134, oktober 1980, blz. 223-232.) BELG. 61 A
(In : Journal des Tribunaux, Bruxelles, n° 5158, 21 février 1981, pp. 125-138.)
368.40
347.751.7 - 333.744.
GERRETSEN, R.B.
Orientations pour une réforme de la sécurité sociale.
Overgang van schuldvorderingen op naam.
(In : Les Cahiers du Centre Jacques Georgin, Bruxelles, n° 3-4, juillet-décembre 1980, pp. 319-333.)
Antwerpen, Maarten Kluwer's Internationale Uitgeversonderneming, 1980, 45 blz.
BELG. 73
368.40
347.753.3 - 339.237.
VANKERCKHOVE, J.
PERRIN, G.
Loyers et revenus immobiliers en 1981.
A propos du financement de la sécurité sociale.
(In : Journal des Tribunaux, Bruxelles, n° 5159, 28 février 1981, pp. 145-155.)
(In : Revue beige de Sécurité sociale, Bruxelles, n" 10, octobre 1980, pp. 769-791.) BELG. 141
382.51
368.42
CLOSON, J.-P.
STEIN, L.
Pour une réforme de l'assurance maladie. (In : La Revue Nouvelle, Bruxelles, n° 2, février 1981,
The Growth and Implications of LDC Manufactured Exports to Advanced Countries.
pp. 146-158 . )
(In : Kyklos, Basel, Nr. 1, Miirz 1981, S. 36-59.)
BELG. - 149 D
SCHWEIZ 10
t
382.242.4
384.6
de BEAUFORT WIJNHOLDS, J.A.H.
i
de BIOLLEY I. et LENTZEN E.
Beheersing van de Eurovalutamarkt - wat dient er thans te gebeuren ?
i
La presse hebdomadaire beige d'expression fran(In : Cahiers de la Wallonie, Louvain-la-Neuve, n° 26-29, decembre 1980, pp. 1-76.)
(In : Bank- en Effectenbedrijf, Amsterdam, n' 245, januari 1981, blz. 5-8.)
, NED.3 A
i
BELG. 29
385.311.
382.242.4
McKENZIE, G.W.
i
PLANCHAR, R. Port autonome de Liège et «Liège, axe 9000». Les développements en Basse-Meuse.
Regulating the Euro-Markets. (In : Journal of Banking and Finance, Amsterdam, No. 1, March 1981, pp. 109-134.)
GEN. 10 E
(In : Wallonie, Namur, n" 1, janvier-février, 1981, 25-30.)
BELG. 186
658.2 - 347.753.6
382.51 - 338.43
Exportgerichtheid van de verschillende provincies en gewesten in 1977. (In : Statistisch Tijdschrift, Brussel, n' 1-2, januarifebruari 1981, blz. 11-44.)
BELG. 162
pp.
GIOVANOLI, M. Le crédit-bail (Leasing) en Europe : développement et nature juridique; étude comparative avec référence particulière aux droits fraiNais, allemand, beige, italien et suisse. Paris, Librairies Techniques, 1980, XXII +530
p.
JUNINUMMER
ECONOMISCHE WETGEVING Deze rubriek omvat de wetten, besluiten en andere officiële bekendmakingen die van bijzonder belang zijn voor 's lands algemene economie en via het Belgisch Staatsblad werden afgekondigd in de loop van de maand welke aan die van de publikatie van het Tijdschrift voorafgaat. Alleen de belangrijkste wetten en besluiten zijn <‹ in extenso » overgenomen. De andere wetteksten zijn alleen vernield, desnoods met een verklarende nota. Tevens omvat de economische wetgeving de voornaamste besluiten, richtlijnen en verordeningen voorkomend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Om het naslaan ervan te vergemakkelijken, is de bovenbedoelde documentatie in de volgende rubrieken ondergebracht : 1. Algemene economische wetgeving; 2. Geld-, krediet- en bankwezen; 3. Overheidsfinanciën; 4. Landbouw en visvangst; 5. Nijverheid; 6. Arbeid; 7. Binnenlandse handel; 8. Buitenlandse handel; 9. Verkeerswezen; 10. Prijzen en inkomens; 11. Pensioenen, sociale verzekeringen en diverse sociale voordelen; 12. Europese Economische Gemeenschap.
1. — ALGEMENE ECONOMISCHE WETGEVING
Koninklijk besluit van 2 april 1981 waarbij de bijkomende regionale tegemoetkoming bepaald in artikel 2.b, van de wet van 30 december 1970 en in artikel 1.c, van de wet van 4 augustus 1978, tot 30 juni 1981 verlengd wordt (Staatsblad, 14 mei 1981, blz. 6303).
Koninklijk besluit van 7 mei 1981 tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juli 1971 houdende statuut en de werkingsmodaliteiten van de Dienst voor Nijverheidsbevordering, gewijzigd bij koninklijk besluit van 31 oktober 1973 (Staatsblad, 20 mei 1981, blz. 6543).
—
2.
190
—
— GELD-, KREDIET- EN BANKWEZEN
Koninklijk besluit van 17 februari 1981
waarbij de Regie der Posterijen gemachtigd wordt alle op sommige openbare kredietinstellingen getrokken cheques te betalen (Staatsblad, 12 mei 1981, blz. 6156). Artikel 1. § 1. In de voorwaarden te bepalen door de Minister die de Regie der Posterijen beheert, mag laatstgenoemde iedere cheque betalen op een van de hierna vermelde openbare kredietinstellingen : — De Algemene Spaar- en Lijfrentekas; — De Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid; — Het Gemeentekrediet van België; — Het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet alsook de kredietkassen welke het erkend heeft overeenkomstig de bepalingen van artikelen 4 en 7 van het statuut van het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet, zoals het gewijzigd werd door de artikelen 4 en 8 van het koninklijk besluit n' 57 van 10 november, 1967; — De Nationale Kas voor Beroepskrediet alsook de kredietverenigingen welke zij erkend heeft overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 2, 1" en 8, § 1, van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1956 houdende omwerking van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet. —
§ 2. Het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet en de Nationale Kas voor Beroepskrediet gaan in een overeenkomst met de Regie der Posterijen de verbintenis aan het bedrag van de cheques getrokken op de door hen erkende kredietverenigingen en kassen aan die Regie terug te betalen.
Art. 2. Het koninklijk besluit van 18 november 1971 dat de Regie der Posterijen machtigt alle cheques te betalen getrokken op sommige publieke kredietinstellingen wordt opgeheven. —
Koninklijk besluit van 1 april 1981
tot vaststelling van de interest- en delgingslasten te dragen door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting op de gedurende het jaar 1981 te lichten tranches van haar leningen (Staatsblad, 15 mei 1981, blz. 6370). Artikel 1. Op de gedurende het jaar 1981 door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting te lichten tranches van de leningen, wordt de door voormelde Maatschappij te dragen enkelvoudige interest vastgesteld op 2,50 pct. 's jaars en dit vanaf de lichting der gelden. —
Vanaf 1 ja' nauri 1983, zal de Nationale Maatschappij uit dien hoofde een annuïteit dragen omvattend de hogervermelde interest en de delging in zesenzestig jaar.
Koninklijk besluit van 1 april 1981
tot vaststelling van de interest- en delgingslasten te dragen door de Nationale Landmaatschappij op de gedurende het jaar 1981 te lichten tranches van haar leningen (Staatsblad, 15 mei 1981, blz. 6370).
— 191 —
Op de gedurende het jaar 1981 te lichten tranches van haar leningen, Artikel 1. wordt de voet van de door de Nationale Maatschappij te dragen enkelvoudige interest vastgesteld op 6,25 pct. 's jaars en dit vanaf de lichting der gelden. —
Vanaf 1 januari 1982, zal de Nationale Landmaatschappij een annuïteit dragen, omvattend de hogervermelde interest en de delging in dertig jaar.
Koninklijk besluit van 16 april 1981
waarbij de Coiiperatieve Vennootschap « Woningsfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België » gemachtigd wordt, onder staatswaarborg, een lening aan te gaan voor een effectief bedrag van 2,5 miljard frank (Staatsblad, 15 mei 1981, blz. 6371). De staatswaarborg is gehecht aan de lening voor een effectief bedrag van Artikel 1. 2,5 miljard frank, aan te gaan door de Coëperatieve Vennootschap « Woningsfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België ». —
De lening zal uitgegeven worden per tranches en onder de voorwaarden Art. 2. welke door de Minister van Financiën zullen goedgekeeurd worden. —
Als aandeel in de interestlasten zal het Woningsfonds van de Bond der Art. 3. Kroostrijke Gezinnen van België in de rentevoet van de lening tussenbeide komen voor 3,50 pct. —
Koninklijk besluit van 22 april 1981
waarbij een eerste bijkomende tranche van 3 miljard frank bestemd wordt voor de dotatie van het « Fonds voor het Uitreden en Aanbouwen van Zeeschepen » (Staatsblad, 1 mei 1981, blz. 5600). Het gezamenlijk bedrag der dotaties bedraagt aldus negenentwintig miljard frank.
Koninklijk besluit van 24 april 1981
tot vaststelling van het essaailoon voor de gehaltebepaling van de goud-, zilver- en platinastaven en -specie (Staatsblad, 14 mei 1981, blz. 6304).
Koninklijk besluit van 5 mei 1981
getroffen in uitvoering van artikel 240 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 (Staatsblad, 9 mei 1981, blz. 6079). (Zie ook
rubriek 3.)
—
192
—
Artikel 1. Het bedrag van 1.185.000.000 F waarvan sprake is in artikel 240 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 wordt als volgt verdeeld onder de hierna aangewezen instellingen : —
F 1" de Algemene Spaar- en Lijfrentekas 2° de Nationale Bank van België 3" het Gemeentekrediet 4" de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid 5" de Nationale Delcrederedienst 6" de Nationale Kas voor Beroepskrediet 7' de Bankcommissie 8" het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet 9" het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet 10" de Nationale Investeringsmaatschappij 11 0 het Herdisconterings- en Waarborginstituut
446.671.056 429.188.230 134.708.714 73.087.008 14.024.332 21.490.022 10.588.022 31.083.782 9.925.182 6.506.314 7.727.338
De krachtens artikel 1 aangewezen instellingen zijn ertoe gehouden het hun Art. 2. toegewezen aandeel te storten op rekeningnummer 000-2002200-23 van de Schatkist binnen de dertig dagen na de bekendmaking van het huidig besluit in het Belgisch Staatsblad. —
3.
— OVERHEIDSFINANCIEN
Wet van 15 januari 1981
houdende de begroting van de Gemeenschappelijke Culturele Zaken voor het begrotingsjaar 1980 (Staatsblad, 13 mei 1981, blz. 6200). Artikel 1. Voor de uitgaven betreffende de Gemeenschappelijke Culturele Zaken voor het begrotingsjaar 1980 worden kredieten geopend ten bedrage van : —
(In miljoenen franken) Gesplitste kredieten Niet-gesplitste kredieten
Lopende uitgaven (Titel I)
978,2
Kapitaaluitgaven (Titel II)
71,7 Totaal ...
Vastleggingskredieten
Ordonnanceringskredieten
1.049,9
Wet van 4 februari 1981
houdende aanpassing van de begroting van Nationale Opvoeding, Franstalig régime, voor het begrotingsjaar 1979 (Staatsblad, 13 mei 1981, blz. 6222).
— 193 —
Wet van 31 maart 1981 houdende de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg voor het begrotingsjaar 1981 (Staatsblad, 8 mei 1981, blz. 5946). Artikel I. — Voor de uitgaven van het Ministerie van Sociale Voorzorg voor het begrotingsjaar 1981 worden kredieten geopend ten bedrage van : (In miljoenen franken)
Kredieten
105.680,2
Lopende uitgaven (Titel I)
5,5
Kapitaaluitgaven (Titel II) Totaal ...
105.685,7
Koninklijk besluit van 2 april 1981 tot vaststelling van het bedrag van de voorafneming ten bate van het Fonds voor de stimulering van de woningbouw op de ontvangsten van de belasting over de toegevoegde waarde van het jaar 1981 (Staatsblad, 15 mei 1981, blz. 6367). Artikel 1. — Het bedrag van de voorafneming op de ontvangsten van de belasting over de toegevoegde waarde van het jaar 1981 ten bate van het Fonds voor de stimulering van de woningbouw dat is ingeschreven in de afzonderlijke sectie, Titel IV, van de begroting van het Ministerie van Financiën wordt voor het eerste kwartaal van het jaar 1981 op één miljard frank bepaald.
Koninklijk besluit van 3 april 1981 tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 1965 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (Staatsblad, 7 mei 1981, blz. 5825). (Schalen van de bedrijfsvoorheffing bij de bron.)
Koninklijk besluit van 16 april 1981 tot reorganisatie van de Hoge Raad van Financiën (Staatsblad, 12 mei 1981, blz. 6146). Artikel 1.
—
Er wordt bij het Ministerie van Financiën, een Hoge Raad van Financiën
ingesteld. De Raad is ermede belast de Minister van Financiën bij te staan bij de Art. 2. voorbereiding en de toepassing van de wetten, van de verordeningen en van alle maatregelen betreffende het financieel en het fiscaal beleid. —
De bevoegdheden van de Hoge Raad van Financiën zijn van louter technische Art. 3. en raadgevende aard. —
— 194 —
De Raad beraadslaagt over de problemen die hem worden voorgelegd door de Minister van Financiën. Hij kan ook beraadslagen over alle andere onderwerpen waarvoor hij bevoegd is en, inzonderheid over de vraagstukken betreffende de coordinatie van de werkzaamheid van de verschillende financiële instellingen zo van de openbare als van de particuliere sector. In dat geval is de tweederde-meerderheid van de aanwezige leden vereist opdat een beslissing kan worden aangenomen. De Raad verstrekt aan de Minister van Financiën, op aanvraag van deze laatste of op eigen initiatief, adviezen of legt hem voorstellen voor. Hij kan namelijk voorstellen aan de verschillende in het derde lid bedoelde organismen aanbevelingen te richten, betreffende hun verrichtingen in verband met het uitgeven van leningen en het opnemen van deposito's, , hun kredietoperaties en hun plaatsingen.
Art. 4. — De Raad wordt voorgezeten door de Minister van Financiën, die een vicevoorzitter aanwijst, belast om hem te vervangen in geval van afwezigheid of belet. De voorzitter leidt de debatten, maar neemt niet deel aan de stemming. De samenstelling van de Raad is als volgt bepaald : Zes leden van de Raad vertegenwoordigen respectievelijk de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Sociale Voorzorg, het Planbureau, de Nationale Bank van België en de Bankcommissie. Ieder van die leden wordt aangewezen door de Minister of door de belanghebbende instelling. De Koning benoemt bovendien, volgens de regels die Hij bepaalt : 1° acht leden behorend tot de sector van de openbare of particuliere financiële instellingen; 2" acht leden gekozen om reden van hun bijzondere kennis op fiscaal gebied; 3° acht leden gekozen om reden van hun bijzondere kennis op economisch en financieel gebied.
Art. 5. — Het mandaat van de door de Koning benoemde leden van de Raad duurt vijf jaar; het kan worden vernieuwd. Art. 6. — Een bureau is belast met de voorbereiding en organisatie van de werkzaamheden van de Raad. Het wordt voorgezeten door de voorzitter van de Raad of, als hij er niet is, door de vice-voorzitter, en omvat de leden van de Raad tot dit doel aangewezen door de Minister van Financiën, volgens de modaliteiten bepaald door het huishoudelijk reglement van de Raad. De Raad kan in zijn schoot werkgroepen oprichten waarvan hij de taak en de samenstelling bepaalt.
Art. 7. — Een secretariaat, waarvan de leden aangewezen worden door de Minister van Financiën, staat de Raad, het bureau en de werkgroepen bij. Het mag verzekerd worden door de diensten van het Ministerie van Financiën. De Raad mag de titel van secretaris-generaal van de Raad toekennen aan de persoon die de leiding van het secretariaat waarneemt. Art. 8. — De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op, onder de goedkeuring van de Minister van Financiën. Dat reglement kan, onder de voorwaarden welke het bepaalt, voorzien in de toekenning van presentiegeld, van vergoedingen, of in de terugbetaling van onkosten aan de leden van de Raad, alsook aan de personeelsleden van het secretariaat. De leden van dit personeel die zouden gekozen zijn buiten de administratie kunnen een bezoldiging ontvangen.
Art. 9. — De Raad, het bureau en de werkgroepen kunnen, in de loop van hun , werkzaamheden, de personen horen van wie het advies hen nuttig voorkomt. Desgevallend kunnen zij een beroep doen op deskundigen.
— 195 —
Ieder jaar stelt de Raad een verslag over zijn werkzaamheden op. Dat verslag Art. 10. wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. —
Wanneer een op voorstel van de Raad aan sommige financiële organismen Art. 11. gerichte aanbeveling zonder gevolg is gebleven, mag de Minister van Financiën, onverminderd de uitoefening van andere rechten welke hem door de wet worden verleend, deze aanbeveling openbaar maken met toevoeging van de lijst van de organismen die deze niet binnen de voorgeschreven termijn zouden nageleefd hebben. —
Het koninklijk besluit n' 17 van 23 mei 1967 tot reorganisatie van de Hoge Art. 12. Raad van Financiën wordt opgeheven. —
Koninklijk besluit van 27 april 1981
tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 1965 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (Staatsblad, 20 mei 1981, blz. 6548). Artikel 88 van het koninklijk besluit van 4 maart 1965 tot uitvoering van Artikel 1. het Wetboek van de inkomstenbelastingen, waarvan de tegenwoordige tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt : —
« § 2. Er wordt eveneens volledig afgezien van de inning van de roerende voorheffing op de inkomsten van aandelen of delen of van belegde kapitalen waarvan de schuldenaar een rechtspersoon naar Belgisch publiek recht is, wanneer de genieter wordt geïdentificeerd als een spaarder niet-verblijfhouder die zich niet met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezighoudt en die in het land waar hij verblijfhouder is, vrijgesteld is van inkomstenbelastingen. » In artikel 89 van het koninklijk besluit van 4 maart 1965 tot uitvoering van het Art. 2. Wetboek van de inkomstenbelastingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : —
1° in § 2, 1°, worden de woorden « vijfentwintig centiem » vervangen door de woorden « 75 centiem »; 2° § 2, 6°, b, wordt vervangen door de volgende bepalingen : o b) de inkomsten van obligaties, kasbons en andere gelijkaardige effecten die het voorwerp uitmaken van een inschrijving op naam bij de uitgever en de inkomsten van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde schuldvorderingen en leningen die aan spaarders niet-verblijfhouders worden verleend of toegekend door : — de Staat, de provincies, de agglomeraties en de gemeenten; — de Belgische openbare inrichtingen of instellingen voor zover die schuldvorderingen en leningen door de Staat zijn gewaarborgd; — de in België gevestigde banken, de Belgische openbare kredietinstellingen, de spaarkassen die 'van een andere openbare instelling dan de Bankcommissie afhangen, de private spaarkassen die aan de controle van gezegde Commissie zijn onderworpen of de bij artikel 1, lid 2, 2°, van het koninklijk besluit n' 185 van 9 juli 1935 bedoelde financiële ondernemingen »; 3° § 2, 6°, wordt aangevuld als volgt :
« e) inkomsten van schuldvorderingen en leningen, niet vertegenwoordigd door effecten aan toonder of vertegenwoordigd door effecten in de vorm van handelspapier, die in uitvoering van tijdens het tijdperk van 1 januari 1981 tot en met 31 december 1983 gesloten overeenkomsten aan spaarders niet-verblijfhouders worden verleend of toegekend door rechtspersonen naar Belgisch publiek recht, of door enigerlei nijverheids-, handels- of landbouwonderneming voor zover : — deze schuldvorderingen of leningen worden aangewend tot financiering van investeringen die door de Minister van Financiën, en naargelang van het geval, op eensluidend advies van de Minister van Economische Zaken, de Minister van Middenstand, de Minister van de Vlaamse Gemeenschap, de Minister van het Waalse Gewest of de Minister van het
—
196
—
grusselse Gewest, werden erkend als te zijn gedaan om de produktiviteit te verbeteren, de werkloosheid te bestrijden of de economie te rationaliseren; — die rechtspersonen of ondernemingen de bepalingen van § 5 naleven en werkelijk over de geleende sommen hebben beschikt binnen een termijn van drie jaar ingaande op de datum van de overeenkomst; » 4° in § 5 worden de woorden « in § 2, 6° d » tweemaal vervangen door de woorden « in § 2, 6° d en e ».
Art. 3. — In artikel 97 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1" paragraaf 2, opgeheven door artikel 6, 3", van het koninklijk besluit van 18 juli 1967, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « § 2. De in artikel 88, § 2, gestelde verzaking van de heffing van de roerende voorheffing wordt slechts toegestaan indien aan de schuldenaar van de inkomsten een attest wordt overhandigd waarbij is bevestigd dat de genieters : a) eigenaar of vruchtgebruiker zijn van de produktieve roerende kapitalen; b) niet-verblijfhouders zijn die zich niet met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden en die in het land waar zij verblijfhouders zijn, vrijgesteld zijn van inkomstenbelastingen. »; 2° in § 3 worden de woorden « artikelen 89, § 2, 6°, b tot d, en 7" » vervangen door de woorden « artikelen 89, § 2, 6", b tot e, en 7" ».
Art. 4. — Dit besluit is van toepassing : 1" met betrekking tot de artikelen 1 en 3, 1", op de inkomsten die van I januari 1981 af worden toegekend of betaalbaar gesteld; 2" met betrekking tot de artikelen 2 en 3, 2", op de inkomsten die in uitvoering van vanaf 1 januari 1981 gesloten overeenkomsten worden toegekend en betaalbaar gesteld.
Koninklijk besluit van 5 mei 1981 getroffen in uitvoering van artikel 240 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 (Staatsblad, 9 mei 1981, blz. 6079). (Zie tekst
rubriek 2.)
Wet van 15 mei 1981 betreffende de belastingvrijstelling voor een bijzondere lening uit te geven in België (Staatsblad, 22 mei 1981, blz. 6685). Artikel 1. — De Koning kan hij in Ministerraad overlegd besluit binnen de perken en onder de voorwaarden die Hij vaststelt, vrijstelling verlenen van alle belasting, directe zowel als indirecte, op de hoofdsom en de inkomsten van een vóór 15 juni 1981 in het binnenland uit te geven lening. Die vrijstelling kan evenwel niet van toepassing zijn op de roerende voorheffing tenzij in de gevallen waarin van de inning van die voorheffing kan worden afgezien krachtens artikel 170 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Art. 2. — De hoofdsom en de inkomsten van de in artikel 1 bedoelde lening worden insgelijks vrijgesteld van iedere belasting die ingevolge een nieuwe wetgeving of een wijziging van de bestaande wetgeving zou worden ingevoerd na de uitgifte van deze lening.
— 197 —
De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit, binnen de perken en Art. 3. onder de voorwaarden die Hij vaststelt, bepalen dat de effecten van de in artikel 1 bedoelde lening kunnen worden aangewend tot betaling van successierechten of het recht van overgang bij overlijden. —
Koninklijk besluit van 23 mei 1981
met betrekking tot de belastingvrijstelling voor de Bijzondere lening 1981 (Staatsblad, 23 mei 1981, blz. 6733). Artikel 1. § 1. Onverminderd de toepassing van de roerende voorheffing zijn vrijgesteld van personenbelasting de inkomsten uit de effecten van de eerste tranche van de bijzondere lening 1981. —
§ 2. Onverminderd de toepassing van artikel 19bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen zijn de aan de personenbelasting onderworpen belastingplichtigen niet gehouden de in § 1 van dit artikel bedoelde inkomsten in hun jaarlijkse aangifte in die belasting aan te geven. Voor de belastingplichtigen die van die mogelijkheid gebruik maken is de op die inkomsten ingehouden roerende voorheffing definitief door de Schatkist verworven. Voor de belastingplichtigen die van die mogelijkheid geen gebruik maken is de verschuldigde belasting, hetzij op het geheel van dezelfde inkomsten, hetzij op het gedeelte ervan dat de overeenkomstig artikel 19bis van het voormelde Wetboek toepasselijke aftrek van 10.000 frank overtreft, gelijk aan de ingehouden roerende voorheffing, behalve wanneer die voorheffing, vermeerderd met de belasting betreffende de andere inkomsten, meer bedraagt dan die welke zou voortvloeien uit de toepassing van het stelsel van gemeen recht op het geheel van de inkomsten, met inbegrip van de inkomsten uit de effecten van de bedoelde lening. § 3. De meerwaarden die worden verwezenlijkt ter gelegenheid van de terugbetaling met toepassing van de wisselwaarborgclausule worden eveneens vrijgesteld van de personenbelasting.
§ 1. Bij afwijking van artikel 15 van het Wetboek der successierechten zijn die Art. 2. rechten niet verschuldigd op de effecten van de eerste tranche van de bijzondere lening 1981, zowel wat de hoofdsom als de interesten betreft, voor zover het gaat om effecten waarop door de overledene of door zijn echtgenoot werd ingeschreven of om effecten die door hem of door zijn echtgenoot anderszins werden verkregen meer dan drie jaar vóór het openvallen van de nalatenschap. —
§ 2. Worden ter betaling van de rechten van successie en van overgang bij overlijden, en eventueel van de interesten, aangenomen, voor het bedrag van hun nominale waarde vermeerderd met de gelopen interesten : a) de effecten van de in § 1 bedoelde lening welke door de overledene werden nagelaten, op voorwaarde dat op die effecten werd ingeschreven door de overledene of door zijn echtgenoot of dat zij door hem of door zijn echtgenoot anderszins verkregen werden meer dan drie jaar vóór het openvallen van de nalatenschap; b) de effecten van die lening die een erfgenaam, legataris of begiftigde bezit bij het openvallen van de nalatenschap, ten aanzien van de rechten van successie en van overgang bij overlijden, en eventueel de interesten, die hij wettelijk moet dragen, op voorwaarde dat het gaat om effecten waarop door hem of door zijn echtgenoot werd ingeschreven of om effecten die door hem of door zijn echtgenoot anderszins verkregen werden meer dan drie jaar vóór het openvallen van de nalatenschap. Voor de berekening van de gelopen interesten op de ter betaling aangeboden effecten, wordt iedere maand voor dertig dagen gerekend; de interest wordt per vijftien dagen gerekend; elke breuk van vijftien dagen wordt verwaarloosd.
— 198 —
§ 3. Het bewijs dat de voorwaarden gesteld in de §§ 1 en 2 vervuld zijn, mag worden geleverd door alle middelen van gemeen recht, met inbegrip van getuigen en vermoedens, maar met uitzondering van de eed.
Art. 3. Bij afwijking van artikel 131 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, is het schenkingsrecht niet verschuldigd op de effecten van de eerste tranche van de bijzondere lening 1981, zowel wat de hoofdsom als de interesten betreft, voor zover het gaat om effecten waarop door de schenker of door zijn echtgenoot werd ingeschreven of om effecten die door hem of door zijn echtgenoot anderszins werden verkregen meer clan drie jaar vóór de schenking. —
Het bewijs dat de voorwaarde gesteld in dit artikel vervuld is, mag worden geleverd door alle middelen van gemeen recht, met inbegrip van getuigen en vermoedens, maar met uitzondering van de eed.
Art. 4. Voor de toepassing van de vennootschapsbelasting worden de inkomsten uit de effecten van de tweede tranche van de bijzondere lening 1981, tot beloop van 5 pct. van het bedrag ervan, gelijkgesteld met vrijgestelde roerende inkomsten als bedoeld in artikel 111, 4", van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. —
Dezelfde regel geldt voor de vennootschappen, verenigingen, instellingen of organismen die, in het stelsel van gemeen recht, uit hoofde van de in het vorige lid bedoelde inkomsten aan de belasting der niet-verblijfhouders onderworpen zijn.
Koninklijk en ministerieel besluit van 25 mei 1981
betreffende de uitgifte van de Bijzondere lening 1981 (Staatsblad, 27 mei 1981, blz. 69396940). Artikel 1. Onze Minister van Financiën wordt gemachtigd om, onder de door hem vast te stellen voorwaarden, een binnenlandse lening uit te geven onder de benaming « Bijzonder lening 1981 ». —
Deze lening zal bestaan uit twee tranches : een tranche met 10 jaar looptijd, genaamd « Tranche 1 — 1981-1991 »; en een tranche met 7 jaar looptijd, genaamd « Tranche 2 — 1981-1988 ».
Art. 4.
—
De obligaties renten tegen 13 pct. 's jaars vanaf 1 juli 1981.
De rente is betaalbaar op 1 juli van de jaren 1982 tot 1991 voor wat betreft de Tranche 1 — 1981-1991 » en op 1 juli van de jaren 1982 tot 1988 voor wat betreft de Tranche 2 — 1981-1988 ».
Art. 5. Elke tranche van de « Bijzondere lening 1981 » wordt afzonderlijk afgelost overeenkomstig onderstaande modaliteiten : —
§ 1. Een jaarlijkse dotatie van 5 pct. van het uitgegeven nominaal kapitaal, ieder jaar vermeerderd met de rente van de afgeloste kapitalen, wordt, op grond van een normale jaarspreiding, zo nodig aangepast aan de markttoestand, aangewend tot terugkoop van de obligaties van deze tranche tegen koersen die het pari van de nominale waarde niet overtreffen. Indien de koers van een tranche het pari overtreft, kan Onze Minister van Financiën, eventueel bepalen onder welke voorwaarden de aflossing van deze tranche door terugkoop mag worden voortgezet. § 2. De voor de jaarlijkse aflossingen besteinde fondsen worden ter beschikking gesteld van de Amortisatiekas naargelang de door haar aan de Dienst van de Staatsschuld genotificeerde behoeften.
— 199 —
Dit jaarlijks ter besckikking stellen gebeurt vanaf 1 juli van elk der jaren 1982 tot 1990 voor de « Tranche 1 — 1981-1991 » en vanaf 1 juli van elk der jaren 1982 tot 1987 voor de « Tranche 2 — 1981-1988 ». § 3. Vanaf 1 mei van elk der jaren 1983 tot 1987 worden de niet verbruikte saldi van de jaarlijkse aflossingsdotatie van tranche 1 en van tranche 2 samengevoegd om te worden aangewend tot aflossing van de « Bijzondere lening 1981 », ongeacht de tranche. Het op 1 juli van elk der jaren 1983 tot 1987 niet gebruikte saldo van deze samengevoegde aflossingsdotatie wordt niet overgebracht. Het op 1 juli van elk der jaren 1988 tot 1990 niet gebruikte saldo van de aflossingsdotatie van tranche 1 wordt niet overgebracht.
Art. 6. § 1. De op 1 juli 1991 in omloop blijvende obligaties van de « Tranche 1 — 1981-1991 », zijn van deze datum af terugbetaalbaar in Belgische franken tegen een prijs die, zonder lager te liggen dan het pari, door Onze Minister van Financiën, volgens door hem te bepalen criteria en modaliteiten, zo zal worden vastgesteld dat de waarde van deze obligaties gehandhaafd blijft ten opzichte van de waarde van de Europese rekeneenheid, ECU genaamd, zoals bepaald in artikel 1 van de verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen, nr 3180/78, d.d. 18 december 1978, met dien verstande dat ten opzichte van deze leningstranche en gedurende de ganse looptijd ervan, de samenstelling van de ECU als ongewijzigd zal worden beschouwd. —
§ 2. De op 1 juli 1988 in omloop blijvende obligaties van de « Tranche 2 — 19811988 », zijn van deze datum af terugetaalbaar tegen het pari van hun nominale waarde.
Artikel 1. De openbare inschrijving op de obligaties van de « Bijzondere lening 1981 » wordt opengesteld op 11 juni 1981; zij wordt afgesloten op 30 juni 1981. Aan de inschrijving kan echter vóór laatstvermelde datum een einde worden gesteld. Deze vervroegde afsluiting kan slaan op één of op beide tranches van de lening. —
De op de sluitingsdag ontvangen inschrijvingen mogen eventueel verhoudingsgewijze verdeeld worden; in dat geval worden de door de inschrijvers te veel gestorte sommen hun zonder rentevergoeding terugbetaald. De inschrijvingen worden aanvaard bij de Nationale Bank van België te Brussel en buiten de hoofdstad, bij de in België gevestigde banken en wisselagenten, alsmede bij de in België gevestigde financiële instellingen van de openbare sector en privé-spaarkassen die gemachtigd zijn om aan de plaatsing van de lening deel te nemen.
Art. 2. De obligaties van de lening kunnen eveneens vast afgestaan of in optie gegeven worden. —
De uitgifteprijs van elk van de twee leningstranches zal uiterlijk op 4 juni 1981 Art. 3. worden vastgesteld; hij is volledig te betalen in speciën op het ogenblik van de indiening der inschrijvingen. —
Art. 4. De in vertegenwoordiging van de « tranche 1 — 1981-1991 » uit te geven toonderobligaties zijn voorzien van tien jaarlijkse rentecoupons voor de vervaldagen van 1 juli van de jaren 1982 tot 1991. —
De in vertegenwoordiging van de « tranche 2 — 1981-1988 » uit te geven toonderobligaties zijn voorzien van zes jaarlijkse rentecoupons voor de vervaldagen van 1 juli 1982 tot 1987, de rente voor het laatste jaar betaalbaar zijnde tegen aanbieding van de obligatie. Deze obligaties zullen ten laatste op 15 september 1981 aan de intekenaars worden afgeleverd.
In uitvoering van artikel 6, § 1 van het koninklijk besluit ván 25 mei 1981, zal Art. 6. de terugbetalingsprijs van de obligaties van de « tranche 1 — 1981-1991 » door de Minister —
— 200 —
van Financiën worden vastgesteld uiterlijk op 25 juni 1991 en zal worden berekend volgens navermelde regelen :
1. a) De terugbetalingskoers mag niet lager liggen dan het pari van de nominale waarde.
b) Indien de waarde van de Europese rekeneenheid ECU, in Belgische franken, op de eindvervaldag hoger is dan de waarde van de ECU in Belgische franken op de emissiedatum, zal de terugbetalingskoers van de obligaties gelijk zijn aan hun nominale waarde verhoogd met een waarborgpremie uitgedrukt in procenten van de nominale waarde. Deze waarborgpremie wordt berekend volgens de formule : B—A x 100, waarbij A A de waarde is van de ECU in Belgische franken op de emissiedatum. B de waarde is van de ECU in Belgische franken op de eindvervaldag.
c) Onder waarde van de ECU in Belgische franken op de emissiedatum dient verstaan te worden de waarde op datum van 11 juni 1981. Onder waarde van de ECU in Belgische franken op de eindvervaldag dient verstaan te worden de gemiddelde waarde over een periode van 20 beursdagen te Brussel die eindigt op 19 juni 1991, deze dag inbegrepen. De waarde van de ECU in Belgische franken is deze die door de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt gepubliceerd.
d) De volgens hogervermelde formule berekende waarborgpremie zal slechts in aanmerking genomen worden indien zij ten minste 0,25 pct. bedraagt. Zij wordt berekend tot twee cijfers na de komma en wordt naar boven afgerond tot het naasthogere veelvoud van 5. 2. a) Overeenkomstig artikel 1 van de verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen nr 3180/78 van 18 december 1978, wordt de ECU gedefinieerd door het totaal van de volgende bedragen in de hierna opgesomde valuta's : 0,828 1,15 0,0885 109,— 0,286 3,66 0,14 0,217 0,00759
Duitse mark Franse frank Pond sterling Italiaanse lire Nederlandse gulden Belgische frank Luxemburgse frank Deense kroon Iers pond
b) Overeenkomstig artikel 6, § 1 van het koninklijk besluit van 25 mei 1981 blijft, voor de berekening van de in bovenvermeld punt 1 b) bedoelde waarborgpremie, de samenstelling van de ECU ongewijzigd gedurende de ganse looptijd van de « tranche 1 — 1981-1991 ». c) Indien de samenstelling van de ECU wordt gewijzigd of wanneer de in het 3e lid van punt 1 c) hierboven vermelde publikatie om een of andere reden niet gebeurt, zal de waarde op de eindvervaldag van de in artikel 6, 2 a) bedoelde ECU in Belgische franken door de Nationale Bank van België berekend worden en medegedeeld aan de Minister van Financiën. Onder waarde op de eindvervaldag dient verstaan het gemiddelde van de officiële wisselkoersen, die gedurende de in het 2e lid van artikel 6, 1 c), bedoelde referentieperiode, om 14 u. 30, worden vastgesteld door de in Compensatiekamer te Brussel vergaderde bankiers.
—
201
—
d) Indien voor de berekening van de waarde in Belgische franken van de ECU zoals deze wordt bepaald in artikel 6, 2 a), om een of andere reden elementen ontbreken, zal de Minister van Financiën, in overleg met de Nationale Bank van België, een alternatieve formule uitwerken die de oorspronkelijke samenstelling van de ECU zo dicht mogelijk benadert in opzet en bedoelingen. Art. 7. De betaling van de coupons en de terugbetaling van de obligaties geschieden aan de loketten van de Rijkskassier, bij de Nationale Bank van België, te Brussel en buiten de hoofdstad. —
Art. 8. Aan de in artikel 1 bedoelde banken, wisselagenten en privé-spaarkassen, alsmede aan de financiële instellingen van de openbare sector, wordt een commissieloon van 1,25 pct. op het door hun toedoen ingetekend nominaal kapitaal toegekend. —
Een commissieloon van 1 pct. mag aan de institutionele beleggers worden toegekend.
4. -- LANDBOUW EN VISVANGST
Koninklijk besluit van 15 mei 1981
tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 december 1971 betreffende de inning en de toekenning van de compenserende bedragen van de verordening (E.E.G.) 974/71 van de Raad van 12 mei 1971 (Staatsblad, 28 mei 1981, blz. 6997.) (Zie ook rubrie-
ken 8 en 12.) Artikel 1. Artikel 3 en artikel 3bis van het koninklijk besluit van 6 december 1971 betreffende de inning en de toekenning van de compenserende bedragen van de verordening (E.E.G.) 1974/71 van de Raad van 12 mei 1971, gewijzigd en aangevuld bij het koninklijk besluit van 8 november 1974, worden vervangen door de volgende bepaling : —
« Art. 3. De aanvragen zoals bedoeld in artikel 11 van verordening (E.E.G.) 1926/80 van de Commissie van 15 april 1980 inzake de vrijstelling, in bepaalde gevallen, van toepassing van de monetaire compenserende bedragen, dienen binnen de vijf werkdagen uitsluitend ingediend te worden bij de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen. Het nazicht van de bewijsmiddelen in te dienen bij toepassing van verordening 1926/80 van de Commissie, wordt, overeenkomstig de richtlijnen gegeven door de bevoegde Ministers, gedaan door de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen. ›,
5.
— NIJVERHEID 0
Minsterieel besluit van 30 april 1981
houdende verlenging van het ministerieel besluit van 24 april 1979 tot reglementering van de levering van sommige vloeibare brandstoffen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 2 mei 1980 (Staatsblad, 8 mei 1981, blz. 5965).
—
8.
—
202
—
BUITENLANDSE HANDEL
Koninklijk besluit van 15 mei 1981 tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 december 1971 betreffende de inning en de toekenning van de compenserende bedragen van de verordening (E.E.G.)974171 van de Raad van 12 mei 1971 (Staatsblad, 28 mei 1981). (Zie tekst rubriek 4 en zie
ook rubriek 12.) .
10. — PRIJZEN EN INKOMENS
Ministerieel besluit van 30 april 1981 tot wijziging van het ministerieel besluit van 1 april 1981 tot blokkering der prijzen (Staatsblad, 1 mei .1981, blz. 5585). Artikel 1. Het ministerieel besluit van 1 april 1981 tot blokkering der prijzen, wordt gewijzigd door een artikel lbis : —
Artikel lbis. § 1. De prijsverhogingen waarvoor een geheel of gedeeltelijk akkoord werd medegedeeld aan de onderneming vóór 29 maart 1981, doch op die datum nog niet werden toegepast, mogen toegepast worden, mits notificatie aan de Prijzendienst. De Minister van Economische Zaken kan prijsverhogingen toestaan : — ingevolge de prijsverhogingsaangiften ingediend vóór 2 april 1981; — ingevolge de na het van kracht worden van dit besluit bij de Prijzendienst ingediende aanvragen tot afwijking waarin de inlichtingen en verantwoordingen zijn opgegeven zoals voorgeschreven bij de reglementering inzake de aangifte der prijsverhogingen. Wanneer de producenten of de invoerders de toestemming ontvangen om, ingevolge dit besluit, hun verkoopprijzen te verhogen, mogen de verdelers een overeenstemmende prijsverhoging toepassen, voor zover de procentuele handelsmarge niet hoger ligt dan de vroegere handelsmarge. § 2. Worden opnieuw in voege gebracht : a) het ministerieel besluit van 30 december 1976 met betrekking tot de prijzen voor groenten en fruit; b) het ministerieel besluit van 27 maart 1975 houdende bepalingen van de verbruikersprijs van runds- en varkensvlees zoals laatst gewijzigd door het ministerieel besluit van 3 maart 1981; c) het ministerieel besluit van 31 januari 1976 tot reglementering van de prijzen van het gezouten, gedroogd, gekookte of gerookte varkensvites.
Art. 2. Artikel 3 van het hogervermeld ministerieel besluit van 1 april 1981 wordt vervangen door volgende bepaling : —
« Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en houdt op uitwerking te hebben op 31 mei 1981. »
— 203 —
Ministerieel besluit van 30 april 1981
houdende deblokkering van de prijzen van het gas van de openbare verdeling (Staatsblad, 5 mei 1981, blz. 5662).
Ministerieel besluit van 30 april 1981
betreffende de prijzen van de elektrische laagspanningsenergie (Staatsblad, 5 mei 1981, blz. 5663).
Ministerieel besluit van 12 mei 1981
houdende wijziging van het ministerieel besluit van 1 april 1981 tot blokkering der prijzen (prijzen van de ingevoerde boeken en tijdschriften) (Staatsblad, 15 mei 1981, blz. 6366).
Ministerieel besluit van 22 mei 1981
tot reglementering van de prijzen der gloeilampen (Staatsblad, 27 mei 1981, blz. 6932).
Ministerieel besluit van 22 mei 1981
tot wijziging van het ministerieel besluit van 1 april 1981 tot blokkering der prijzen (Staatsblad, 28 mei 1981, blz. 6995). Artikel 1. — In artikel 3 van het ministerieel besluit van 1 april 1981 tot blokkering der prijzen, gewijzigd door het ministerieel besluit van 30 april 1981, wordt de datum van 31 mei 1981 vervangen door die van 31 juli 1981.
Ministerieel besluit van 26 mei 1981
tot reglementering van de prijzen van rund- en varkensvlees (Staatsblad, 28 mei 1981, blz. 6996).
11. — PENSIOENEN, SOCIALE VERZEKERINGEN EN DIVERSE SOCIALE VOORDELEN
Koninklijk besluit van 24 april 1981
tot aanvulling van het koninklijk besluit van 12 februari 1981 houdende uitvoering van artikel 1, § 6, van de herstelwet van 10 februari 1981 tot invoering van een solidariteitsbijdrage ten laste van de personen rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd door de openbare sector (Staatsblad, 7 mei 1981, blz. 5824).
—
204
—
Koninklijk besluit van 29 april 1981
tot uitvoering van artikel 50, § 2, j e lid, van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen (Staatsblad, 6 mei 1981, blz. 5770).
Koninklijk besluit van 29 april 1981
tot uitvoering van de artikelen 10 en 25 van het koninklijk besluit nr 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers (Staatsblad, 8 mei 1981, blz. 5959).
Wet van 4 mei 1981
tot aanvulling van artikel 1, § 2, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden (Staatsblad, 26 mei 1981, blz. 6822).
12.
—
EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP
Koninklijk besluit van 15 mei 1981
tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 december 1971 betreffende de inning en de toekenning van de compenserende bedragen van de verordening (E.E.G.) 974/71 van de Raad van 12 mei 1971 (Staatsblad, 28 mei 1981, blz. 6997). (Zie tekst
rubriek 4 en zie ook rubriek 8.)
Verordening van de Raad van 12 mei 1981 (81/1303/EEG)
tot wijziging van verordening n r 7811883 IEEG betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie (Publikatieblad, 16 mei 1981, nr L 130, blz. 2).
Verordening van de Commissie van 19 mei 1981 (81/1371/EEG)
houdende uitvoeringsbepalingen inzake de monetaire compenserende bedragen (Publikatieblad, 25 mei 1981, n' L 130, blz. 1).
Verordening van de Commissie van 19 mei 1981 (81/1372/EEG)
houdende bepalingen inzake de berekening van de monetaire compenserende bedragen (Publikatieblad, n" L 130, blz. 14).
LITERATUUR IN VERBAND MET DE ECONOMISCHE EN FINANCIELE PROBLEMEN DIE VAN BELANG ZIJN VOOR BELGIE Onderstaande literatuurlijst sluit aan bij die welke in het Tijdschrift van mei 1981 is gepubliceerd. De in aanmerking genomen werken en artikels zijn geklasseerd per onderwerp volgens het plan van decimale classificatie dat bij de Nationale Bank in gebruik is. Een verkorte versie van dat plan werd in het Januarinummer 1974 gepubliceerd. De abonnee, die zulks wenst, kan een exemplaar van deze verkorte decimale classificatie verkrijgen door daartoe een aanvraag te richten tot de Documentatiedienst van de Nationale Bank van België, de Berlaimontlaan 5, 1000 Brussel. Het volledig uitgewerkte plan kan worden geraadpleegd in de Wetenschappelijke Bibliotheek van de Bank. Er wordt aan herinnerd dat deze literatuurlijst noch de verslagen van de verschillende instellingen, noch de statistische bronnen overneemt.
.
304.1 - 330.580.
330.581. - 338.43
VAN DEN PANHUYZEN, W.
MESSIAEN, A.
De Belgische welvaartsgroei getoetst aan de theorie van de indeksgetallen.
Analyse comparative
(In : Critique régionale, Bruxelles, n° 4, avril 1981,
(In : Tijdschrift voor Economie en Management, Leuven, n r 1, maart 1981, blz. 87-94.)
pp. 62-94.) 1
BELG. 171
de quelques outils de planifica-
tion régionale.
BELG. 52
t
311.80
330.581. - 338.43
Bevolkingsevolutie in West-Europa. Algemene tendenzen en ekonomische implicaties.
MESSIAEN, A.
(In : BBL-Berichten, Brussel, n' 6, 20 maart 1981, blz. 1-6.)
La planification régionale en Belgique.
BELG. 34 B
pp. 5-34.) BELG. 52
330.47
(In : Critique régionale, Bruxelles, n° 4, avril 1981,
1
331.04
VAN DEN BORRE, H.
DISTER, G.
Het decennium 1970-1980 : Proeve van een Keynesiaanse benadering langs de aanbodzijde.
La crise : un autre regard.
(In : Tijdschrift voor Economie en Management, Leuven, nr 1, maart 1981, blz. 9-29.)
(In : Demain - Etudes et Expansion, Liège, n° 287, janvier-février-mars 1981, pp. 51-64.)
BELG. 171
330.581.
331.150.
CROISEZ, R.
SCHMOELDERS, G.
La programmation européenne.
Hauptprobleme der Geldgeschichte.
(In : Critique régionale, Bruxelles, n° 4, avril 1981,
pp. 95-105.)
(In : Bankhistorisches Archiv, Frankfurt 'Main, Nr 2, Dezember 1980, S. 24-41.)
BELG. 52
DEUTSCHLi 10
331.31 - 331.01 - 333.844.
331.30 - 331.061.
L'année économique 1980 et perspectives pour 1981.
KERVYN de LETTENHOVE, A.
(In : La situation économique au Grand-Duché, Luxembourg, n° 1, avril 1981, pp. 1-123.)
La politique économique face à la crise.
LUX. 2 C
(In : Bulletin de l'I.R.E.S., Louvain-la-Neuve, n° 70, avril 1981, pp. 1-26.) BELG. 33 Z
fi
331.31
331.30 - 331.31 - 336.60
De Belgische ziekte : niet ongeneeslijk.
MARTENS, W.
(In : Weekberichten - Kredietbank, Brussel, nr 18, 1 mei 1981, blz. 1-5.)
Les voies de redressement économique.
(In : Demain - Etudes et Expansion, Liège, n° 287, janvier-février-mars 1981, pp. 41-50.)
BELG. 18
BELG. 157
332.150. - 658.313. - 657.35
331.30 - 339.0
Bijkomende karakteristieken van de economische ontwikkeling op grond van de nationale rekeningen 1970- 1979.
(In : Statistisch Tijdschrift, N.I.S., Brussel, nr3, maart 1981, blz. 107-124.) BELG. 162
BEECKMANS, J. en VAN DER AUWERA, F. Collectief overleg en participatie als kostenfactor in het bedrijfsbeleid.
(In : Economisch en Sociaal Tijdschrift, Antwerpen, nr 2, april 1981, blz. 149-164.) BELG. 64 B
332.18
331.30
LEFOURNIER, P.
DOLFYN, P.
Le mal belge.
Het doelmatig functioneren van de ondernemingsraad.
(In : L'Expansion, Paris, n° 169, 17-30 avril 1981,
pp. 70-81.) FR. 33 B
(In : Ondernemen, Brussel, nr 4, april 1981, blz. 221225. ) BELG. 48
0
332.600. - 332.811.
332.630. - 332.620. - 332.691.
CROTTEUX, M.
Emploi et chómage en Europe. (Actes de la conférence de La Haye, 29, 30 novembre 1979.)
Travail temporaire et travail intérimaire, premier bilap d'une expérience publiq ue.
Paris, Economica, 1981, XII +275 p.
(In : Bulletin de la Fondation André Renard, Liège, n° 113, janvier-février 1981, pp. 15-30.)
BELG. 17
t
332.691. - 338.43
332.620. - 332.86 - 470.
DELCOURT, J.
Recente evolutie en vooruitzichten inzake tewerkstelling in de industrie in Limburg.
Crise de l'emploi, crise de l'éducation.
(In : Economie in Limburg, Hasselt, nr 1, maart 1981, blz. 19-34.)
Louvain-la-Neuve, Institut des Sciences du Travail, 1980, 23 p.
BELG. 93
T
332.622.1
Youth Unemployment.
332.691.
VAN GINNEKEN, W.
(In : The O.E. C.D. Observer, Paris, No. 109, March 1981, pp. 25-30.) O.E.C.D. 8
Le chei'mage : tendances, causes et possibilités d'action. (In : Revue Internationale du Travail, Genève, n" 2, mars-avril 1981, pp. 179-197.)
B.I.T. 10
332.87 - 331.224.
332.622.2
BONTE, A. en VAN BIESEN, E.
GERARD, E.
Tewerkstelling na de universiteit.
Het Algemeen Christelijk Werkersverbond, omstreden standsorganisatie (1921-1940.)
(In : De Gids op Maatschappelijk Gebied, n' 3, maart 1981, blz. 225-236.)
BELG. 71
(In : De Gids op Maatschappelijk Gebied, Brussel, nr 4, april 1981, blz. 291-326.)
BELG. 71
333.432.8
333.103.
HEMELAAR, A.
LELART, M.
Automatisering van de Westeuropese banken : het Pactelrapport.
Les transactions du Fonds Monétaire International. Le département des Droits de Tirage Spéciaux. (In : Banque, Paris, n° 406, mai 1981, pp. 541-548.) FR. 6
(In : Bank- en Effectenbedrijf, Amsterdam, nr 247, maart 1981, blz. 109-112.)
NED. 3 A
1-
333.451.6 - 382.51 - 382.30
333.111.42
RUDING, H.
BLACKHURST, R. et TUMLIR, J.
Reserve-diversificatie, recycling, IMF en SDRs.
Les relations commerciales en régime de changes flottants. (Etudes sur le commerce international, 8.)
(In : Bank- en Effectenbedrijf, Amsterdam, nr 247, maart 1981, blz. 103-107.)
Genève, Accord Général sur les Tarifs Douaniers et le Commerce, 1980, 92 p.
NED. 3 A
T
333.451.6
333.432.8
GHYMERS, Ch.
GUITIAN, M. Fund Conditionality and the International Adjustment Process : the Early Period, 1950-1970. (In : Finance and Development, Washington, No. 4, December 1980, pp. 23-27.)
i
Taux de change tendanciels et spécialisation. (In : Revue d'Economie Politique, Paris, n° 1, janvierfévrier 1981, pp. 25-55.)
FR. 52
F.M.I. 5
333.452.1
333.432.8
HUERNI, B.
MARTIN, M.G.
Die Sonderfazilitken im Internationalen ~rungsfonds (IWF) : Verwendung und Nutzen.
The Changing Gold Market, 1978-80.
(In : Schweizerische Zeitschrift fiir Volkswirtschaft und Statistik, Basel, Nr 1, Miirz 1981, S. 55-73.)
SCHWEIZ 17
(In : Finance and Development, Washington, No. 4, December 1980, pp. 40-43.)
F.M.I. 5
333.452.1
334.150.0 - 334.152.0
STORCK, E.
TAYLOR, P.
Das Goldgeschgt in Luxemburg.
The European Communities and the Obligations of Membership : Claims and Counter-Claims.
(In : Die Bank, Kan, Nr 3, Mdrz 1981, S. 116-118.)
(In : International Affairs, London, No. 2, April 1981, pp. 236-253.)
DEUTSCHL. 2
G.B. 26 A
t
333.842.
S.O.S.... déflation. (Groupe Bastin-Yerna, conférence de presse, 26 février 1981.)
Bruxelles, Groupe B-Y, 1981, 47
p.
334.151.20
PEETERS, Th. European Monetary Union : Prospects and Retrospect. (International Economic Research Paper, 29.)
Leuven, Centrum voor Economische Studiën van de Katholieke Universiteit Leuven, 1980, 19 blz.
334.151.27
334.0 - 338.70
Liaisons entre rapports internationaux et structures industrielles. Congrès international des économistes de langue franaise, Louvain-la-Neuve et Bruxelles, 20 au 22 mai 1980.
(In : Revue d'Economie Politique, Paris, n° 1, janvierfévrier 1981, pp. 1-104.)
TRIFFIN, R. Le Système Monétaire Européen dans le cadre monétaire mondial.
(In : Banque, Paris, n° 406, mai 1981,
pp.
535-540.)
FR. 6
FR. 52
334.12 - 334.153.1 - 334.154.1 337.550. De douane-unie.
(In : Europese Documentatie, Luxemburg, n' 4, 1980, blz. 5-28.) E.G. 5 D
334.151.27
WOLFT, J. Le système monétaire européen : une réponse à la crise du dollar et au ralentissement de la croissance. Chronologie de son élaboration : septembre 1977 mai 1979.
(In : Economies et Sociétés, Paris, n° 5-6-7, mai-juinjuillet 1980, pp. 1057-1134.) FR. 14
334.151.3
334.151.6
KOULOUSSI, F.
De belastingharmonisatie in de Gemeenschap.
(In : Notities over Europa, Brussel, nr 7, april 1981, blz. 1-8.)
Evaluation de la politique agricole commune par une analyse de fonctions de coats dans l'agriculture des neuf pays de la Communauté Economique Européenne.
E.G. 20
Bruxelles, Institut d'Etudes Européennes de l'Université Libre de Bruxelles, 1980, 120+V p.
t
334.151.4
334.154.31 - 338.048.
De regionale ontwikkeling en de Europese Gemeenschap.
GOLDMAN, B.
(In : Notities over Europa, Brussel, nr 8, april 1981, blz. 1-8.)
La fusion des sociétés et le projet de convention sur la fusion internationale des sociétés anonymes.
(In : Cahiers de Droit européen, Bruxelles, n° 1, janvierfévrier 1981, pp. 4-14.)
E.G. 20
334.154.31 - 338.048.
334.151.6
Bezinning over het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
HEENEN, J.
(In : Bulletin van de Europese Gemeenschappen, Supplement, Luxemburg, nr 6, 1980, blz. 1-36.)
La directive sur les fusions internes.
E.G. 1
(In : Cahiers de Droit européen, Bruxelles, n° 1, janvierfévrier 1981, pp. 15-25.)
336.301.
334.151.6 - 338.727.
DEROOSE, S.
ZINN, E.
Evaluatie van het gemeenschappelijk visserijbeleid. (Werkgroep Economische Politiek, 4.)
Grenzen der nationalen und der internationalen offentlichen Verschuldung.
Gent, Seminarie voor Economische en Sociale Leerstelsels van de Rijksuniversiteit Gent, 1981, 23 blz.
(In : Zeitschrzft fr das gesamte Kreditwesen, Frankfurt 'Main, Nr 8, 15. April 1981, S. 300-304.) DEUTSCHL. 35
338.023. - 339.325.0
336.60 - 336.61
HENRION, R.
FERRIS, T.
Le mal de nos finances publiques.
Comparisons of Productivity on Living Standards Ireland and other EEC Countries.
(In : Wallonie, Namur, n° 2, mars-avril 1981, 108.)
pp.
103-
(In : The Irish Banking Review, Dublin, March 1981, 7-15.)
pp.
BELG. 186
IRL. 2
t
338.012.
338.043.
LANNOYE, P.
North-South Technology Transfer : the Adjustments Ahead.
Les économies d'énergie : une indispensable mutation.
(In : The O.E.C.D. Observer, Paris, No. 109, March 1981, pp. 3-7.)
(In : Wallonie, Namur, n° 2, mars-avril 1981, 171.)
pp.
161-
O.E.C.D. 8
BELG. 186
338.012.
338.30 - 332.630. - 339.20 339.21
Les socialistes et les problèmes de l'énergie : les options du P.S.
DE GRAUWE, P. en DE WACHTER, M.
(In : Institut Emile Vandervelde - Note de documentation, Bruxelles, n° 13, 1980, pp. 1-241.)
Produktie, tewerkstelling en verdeling. Een neoliberale benadering.
BELG. 96
(In : Leuvense Economische Standpunten, Leuven, nr 19, januari 1981, blz. 1-14.) BELG. 92
338.341. - 334.10
338.013.
RAY, G.F. Matières premières industrielles : évolution et perspectives á long terme. (In : S.E.D.E.I.S. - Chroniques d'Actualité, Paris, n° 9, 1 er mai 1981, pp. 277-294.) FR. 10 B
Dossier Nord-Sud - Vers des négociations globales ? (In : Demain - Etudes et Expansion, Liège, n° 287, janvier-février-mars 1981, pp. 65-92.) BELG. 157
.,
338.40
338.721.
De industriële sectoren in 1980.
MERTENS, P. e.a.
, (In : Weekberichten - Kredietbank, Brussel, nr 16, 17 april 1981, blz. 1-5.)
Projection pour l'année 1987 de l'emploi et du nombre d'exploitations agricoles belges.
BELG. 18
(In : Revue de l'Agriculture, Bruxelles, n° 1, janvier-février 1981, pp. 45 62.) -
BELG. 132
i
338.752.0 - 338.43
Extension de la statistique régionale des salaires (de 1948 70 á 1971 78).
i
Regionale verdeling van de bevrijvigheid in de metaalverwerkende nijverheid in 1979 volgens de maandstatistiek.
(In : Revue beige de Sécurité sociale, Bruxelles, n° 11-12, novembre-décembre 1980, pp. 1079-1097.)
i
(In : Statistisch Tijdschrift, N.I.S., Brussel, nr 3, maart 1981, blz. 125-135.)
338.43 - 332.26
LEROY, R.
-
-
BELG. 162
BELG. 141
338.43
i
338.752.14
Verviers et sa région.
Dossier aéronautique - L'Industrie aéronautique.
(In : Socialisme, Bruxelles, nos 163-164, février-avril 1981, pp. 1-147.)
(In : Demain - Etudes et Expansion, Liège, n° 287, janvier-février-mars 1981, pp. 93 108.)
BELG. 155 C
BELG. 157
-
4
338.754.0 - 338.30
338.6
Het onderzoekbeleid van de Europese Gemeenschap.
WINKELMANS, W.
(In : Europese Documentatie, Luxemburg, nr 5, 1980, blz. 5-24.)
Maritimisatie en vestigingsplaats van chemische industrieën in België.
E.G. 5 D
(In : Tijdschrift voor Economie en Management, Leuven, nr 1, maart 1981, blz. 31-47.) BELG. 171
338.755.6
338.754.4
HENROTTE, J.
De toestand van de Belgische kledingindustrie.
Les industries agro-alimentaires et le développement wallon.
(In : Informatieblad — Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand, Brussel, nr 12, december 1980, blz. 19-31.)
(In : Wallonie, Namur, n° 2, mars-avril 1981, 139.)
pp.
121-
BELG. 86 B
BELG. 186
338.76 - 333.733.
338.754.4
SMITH, I.
De immobiliënsector in moeilijkheden.
EEC Sugar Policy in an International Context.
(In : Informatieblad — Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand, Brussel, n' 2, februari 1981, blz. 3-31.)
(In : Journal of World Trade Law, Twickenham, No. 2, March-April 1981, pp. 95-110.)
BELG. 86 B
GEN. 10 D
338.754.6
338.8 - 331.01
i
Croissance et stagnation dans les pays capitalistes, 1973-1980.
Het steenbakkerijbedrijf in België.
(In : Bulletin van de Generale Bankmaatschappij, Brussel, nr209, april 1981, blz. 1-5.)
(In : Economies et Sociétés, Paris, n° 5-6-7, mai-juinjuillet 1980, pp. 1-1134.)
BELG. 27 C
FR. 14
339.312.3 - 338.43
338.755.6
DE LA TORRE, J. Public Intervention Strategies in the European Clothing Industries.
THIRY, B. i i
Le financement des investissements industriels en Wallonie.
(In : Journal of World Trade Law, Twickenham, No. 2, March-April 1981, pp. 124-148.)
(In : Wallonie, Namur, n° 2, mars-avril 1981, 159.)
GEN. 10 D
BELG. 186
pp.
141-
339.312.4
382.242.4
AUBANEL, G.
Aanbeveling van de Gewestelijke Economische Raad voor Vlaanderen inzake de overheidsinvesteringen in de planperiode 1981-1985.
Les marchés d'euro-devises. — Leurs mécanismes, leurs évolutions.
(In : G.E.R.V. -Berichten, Antwerpen, nr 29, december 1980, blz. 9-30.)
(In : Banque de France - Bulletin trimestriel, Paris, n° 38, mars 1981, pp. 17-26.)
BELG. 62 C
FR. 6 A
382.51 - 307.61
339.4
GUILLOU, J.
Recent Changes in Europe's Trade.
Le modèle Fitrex d'analyse et de gestion financières.
(In : Economic Bulletin for Europe, Geneva, No. 32, 1980, pp. 1-98.)
(In : Banque, Paris, n°406, mai 1981,
pp.
569-578.)
O.N.U. 3 B
FR. 6
385.231. - 338.731. - 338.732.
368.40
GOEGEBEUR, R. en VAN DE VOORDE, E.
Evolution de la sécurité sociale en Belgique en 1979.
(In : Revue beige de Sécurité sociale, Bruxelles, n° 11-12, novembre-décembre 1980, pp. 1098-1110.)
Pijpleidingen en energie. (Rapport 81/113.)
BELG. 141
Antwerpen, Studiecentrum voor Economisch en Sociaal Onderzoek van de Universitaire Faculteiten St.-Ignatius, 1981, IV +81 blz.
4
381.1 - 381.52
385.40
i
De distributiesector op het pad van de internationalisatie.
DE BORGER, B. en DELODDERE, E.
(In : Weekberichten - Kredietbank, Brussel, n r 14, 3 april 1981, blz. 1-5.)
Spoorwegfuncties voor België. (Rapport 81/114.)
BELG. 18
Antwerpen, Studiecentrum voor Economisch en Sociaal Onderzoek van de Universitaire Faculteiten St. -Ignatius, 1981, 31 blz.
JULINUMMER
ECONOMISCHE WETGEVING
Deze rubriek omvat de wetten, besluiten en andere officiële bekendmakingen die van bijzonder belang zijn voor 's lands algemene economie en via het Belgisch Staatsblad werden afgekondigd in de loop van de maand welke aan die van de publikatie van het Tijdschrift voorafgaat. Alleen de belangrijkste wetten en besluiten zijn « in extenso ,› overgenomen. De andere wetteksten zijn alleen vermeld, desnoods met een verklarende nota. Tevens omvat de economische wetgeving de voornaamste besluiten, richtlijnen en verordeningen voorkomend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Om het naslaan ervan te vergemakkelijken, is de bovenbedoelde documentatie in de volgende rubrieken ondergebracht : 1. Algemene economische wetgeving; 2. Geld-, krediet- en bankwezen; 3. Overheidsfinanciën; 4. Landbouw en visvangst; 5. Nijverheid; 6. Arbeid; 7. Binnenlandse handel; 8. Buitenlandse handel; 9. Verkeerswezen; 10. Prijzen en inkomens; 11. Pensioenen, sociale verzekeringen en diverse sociale voordelen; 12. Europese Economische Gemeenschap.
2. — GELD-, KREDIET- EN BANKWEZEN
Ministerieel besluit van 7 april 1981 tot wijziging van het ministerieel besluit van 12 januari 1970 houdende reglementering van de postdienst (Staatsblad, 4 juni 1981, blz. 7246). In het ministerieel besluit van 12 januari 1970 houdende reglementering Enig artikel. van cie postdienst wordt een artikel 210bis ingevoegd, luidend als volgt : —
« Artikel 210bis. § 1. De Regie der Posterijen verleent haar medewerking bij de uitbetaling van iedere gewaarborgde cheque getrokken op één van cle hierna vermelde openbare kredietinstellingen; — De Algemene Spaar- en Lijfrentekas; — De Nationale Maatschappij voor Krediet aan cle Nijverheid; — Het Gemeentekrediet van België;
— 228 —
— Het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet alsook de kredietkassen clie het aangenomen heeft overeenkomstig de bepalingen van cle artikelen 4 en 7 van het statuut van het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet zoals liet gewijzigd werd door de artikelen 4 en 8 van het koninklijk besluit n' 57 van 10 november 1967; — De Nationale Kas voor Beroepskrediet alsook de kredietverenigingen die zij aangenomen heeft overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 2, 1" en 8, § 1, van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1956 houdende omwerking van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet. § 2. Al de postkantoren met rang van ontvangerij, bijkantoor en onderontvangerij nemen deel aan deze verrichtingen, uitgevoerd binnen de perken en voorwaarden bepaald bij onderling akkoord met de betrokken openbare kredietinstellingen.
Koninklijk besluit van 19 mei 1981
betreffende gewestwaarborg voor goede afloop op de terugbetaling van hypothecaire leningen, toegestaan voor het bouwen of kopen van volkswoningen, kleine landeigendommen of daarmee gelijkgestelde woningen in het Waalse Gewest (Staatsblad, 5 juni 1981, blz. 7304.
Koninklijk besluit van 21 mei 1981
tot verhoging van het nominaal bedrag dat de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid aan kasbons en obligaties mag uitgeven en aan deposito's mag opnemen (Staatsblad, 30 juni 1981, blz. 8393). Artikel 1. — Het nominaal bedrag dat de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid aan kasbons en obligaties mag uitgeven en aan deposito's mag opnemen wordt van driehonderd miljard frank op driehonderd twintig miljard frank gebracht, door vrijgeving van een eerste tranche van 20 miljard frank.
Ministerieel besluit van 3 juni 1981
tot wijziging van het ministerieel besluit van 9 januari 1981 tot vaststelling van de rentevoet van de in 1981 uit te keren intresten voor de bij de Deposito- en Consignatiekas in bewaring gegeven consignaties, vrijwillige deposito's en borgtochten (Staatsblad, 26 juni 1981, blz. 8289). Artikel 1. — Het artikel 1 van het ministerieel besluit van 9 januari 1981 tot vaststelling van de rentevoet van de in 1981 uit te keren intresten voor de bij cle Deposito- en Consignatiekas in bewaring gegeven consignaties, vrijwillige deposito's en borgtochten wordt aangevuld door de volgende bepaling : « De sommen die geconsigneerd worden of het blijven in toepassing van artikel 479 van het Wetboek van Koophandel, boek III, titel I, genieten een rentevoet van 10,75 pct. 's jaars.
—
229
—
Koninklijk besluit van II juni 1981 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 maart 1981 tot instelling, voor het Vlaamse Gewest, van een tussenkomst in de last van de leningen door particulieren aangegaan met het oog op het oprichten of het verwerven van nieuwe woningen of op het uitvoeren van verbouwingswerken aan bestaande woningen (Staatsblad, 20 juni 1981, blz. 7949).
3.
—
OVERHEIDSFINANCIEN
Wet van 23 maart 1981 houdende de begroting. van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin voor het begrotingsjaar 1981 (Staatsblad, 23 juni 1981, blz. 8004). Artikel I. — Voor de uitgaven van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin voor het begrotingsjaar 1981 worden kredieten geopend ten bedrage van : (In miljoenen franken ) Gesplitste kredieten Niet- gesplitste kredieten
Vastleggingskredieten
Ordonnanceringsk redieten
Lopende uitgaven (Titel I)
25.664,3
Kapitaaluitgaven (Titel II )
6.604,3
422,2
904,4
32.268,6
422,2
904,4
Totaal ..
Koninklijk besluit van 3 april 1981 tot vaststelling van de toestand van de overgedragen kredieten van het jaar 1979 van de begroting der Dotaties (Staatsblad, 5 juni 1981, blz. 7297).
Wet van 27 mei 1981 houdende aanpassing van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor het begrotingsjaar 1980 (Staatsblad, 25 juni 1981, blz. 8162).
Wet van 27 mei 1981 houdende de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor het begrotingsjaar 1981 (Staatsblad, 25 juni 1981, blz. 8174).
— 230 —
Artikel 1. Voor de uitgaven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor het begrotingsjaar 1981 worden kredieten geopend ten bedrage van : —
(In miljoenen franken)
Gesplitste kredieten Niet-gesplitste kredieten
Vastleggingskredieten
Ordontta neeringskredieten
Lopende uitgaven (Titel I )
72.617,3
Kapitaaluitgaven (Titel I I )
425,1
112,9
127,1
73.042,4
112,9
127,1
Totaal
Ministerieel besluit van 4 juni 1981
betreffende de uitgifte van de bijzondere lening (Staatsblad, 10 juni 1981, blz. 7448). Artikel I. § 1. De uitgifteprijs van de obligaties van de tranche 1-1981-1991 bijzondere lening 1981 is vastgesteld a pari van hun nominale waaide. —
■ an de
§ 2. De uitgifteprijs van de obligaties van de tranche 2-1981-1988 van de bijzondere lening 1981 is vastgesteld op 97 pct. van hun nominale waarde.
Koninklijk besluit van 19 juni 1981
tot Wijziging van het koninklijk besluit nr 20, van 20 juli 1970, lot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van. de goederen en de diensten bij die tarieven (Staatsblad, 24 juni 1981, blz. 8100).
4. — LANDBOUW EN VISVANGST Koninklijk besluit van 7 mei 1981
tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 juli 1971, waarbij een jaarlijkse landbouw- en tuinbouwtelling op 15 mei wordt voorgeschreven (Staatsblad, // juni 1981, blz. 7484).
5. — NIJVERHEID Koninklijk besluit van 9 juni 1981
tot instandhouding van zekere besluiten waarbij statistieken van de voortbrenging, de bedrijvigheid en de voorraden voorgeschreven worden (Staatsblad, 26 juni 1981. blz. 8228).
—
8.
—
231
—
BUITENLANDSE HANDEL
Ministerieel besluit van 18 april 1981
tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 november 1978 waarbij de invoer van sommige goederen aan vergunning onderworpen wordt (Staatsblad, 3 juni 1981, blz. 7186).
10. — PRIJZEN EN INKOMENS
Ministerieel besluit van 9 juni 1981
tot vaststelling van de maximumverkoopprijzen van de enkelvoudige stikstofhoudende meststoffen en de samengestelde meststoffen, de vloeibare meststoffen inclusief (Staatsblad, 16 juni 1981, blz. 7682).
Koninklijk besluit van 9 juni 1981
tot vaststelling van het maximumbedrag der tantièmes betaalbaar in 1981 (Staatsblad, 18 juni 1981, blz. 7850). Artikel 1. — Voor de Belgische vennootschappen, die voor het boekjaar 1979 geen tantièmes betaalbaar hebben gesteld of voor diegene waarvoor het boekjaar 1980 het eerst afgesloten boekjaar is, mogen de tantièmes zoals bepaald bij artikel 17 van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake inkomensmatiging, betaalbaar gedurende het jaar 1981 voor het boekjaar 1980, niet meer bedragen dan 7 pct. van het bedrag der dividenden" betaalbaar gesteld voor . datzelfde boekjaar 1980, en zonder dat zij meer zouden bedragen dan wat krachtens de statuten toegelaten is.
Ministerieel besluit van 24 juni 1981
tot reglementering van de prijzen van rund- en varkensvlees (Staatsblad, 26 juni 1981, blz. 8232).
Ministerieel besluit van 26 juni 1981
tot reglementering der prijzen van de limonades, de mineraalwaters, der gemineraliseerde waters, de bronwaters en de tafelwaters (Staatsblad, 30 juni 1981, blz. 8387).
—
232
—
Ministerieel besluit van 26 juni 1981 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 1 april 1981 tot blokkering der prijzen (Staatsblad, 30 juni 1981, blz. 8390). Artikel 1. — § 1. De producenten en de invoerders mogen maximaal hun op 30 juni 1981 geldende verkoopprijzen, belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen, in absolute waarde verhogen met het bedrag van de accijnsverhogingen voortvloeiend uit het koninklijk besluit van 24 juni 1981 betreffende de bijzondere accijns van ethylalcohol en het koninklijk besluit van 24 juni 1981 tot wijziging van liet accijnsstelsel van hier. Met : 1" alcohol en geestrijke dranken : 140 F per liter met een sterkte van 100 0 .
r
bier : 40 F per hectolitergraad uitgedrukt in Belgische graad.
Deze verhoging kan generlei gevolg hebben op de op 30 juni 1981 bestaande overeenkomsten. De prijswijzigingen die voortvloeien uit cle toepassing van deze paragraaf moeten op het ogenblik van cle toepassing medegedeeld worden aan de Prijzendienst van het Ministerie van Economische Zaken. § 2. De in § 1 van dit besluit vermelde verhogingen mogen maximaal in absolute waarde worden doorberekend op cle verschillende distributiestadia en in cle verkoopprijs aan verbruiker, belasting over cle toegevoegde waarde niet inbegrepen. Deze verhoging kan generlei gevolg hebben op de op 30 juni 1981 bestaande overeenkomsten. Art. 2. — § 1. De verkoopprijzen van produkten en prestaties, belasting over de toegevoegde waarde inbegrepen, van toepassing op 30 juni 1981, waarvan de belasting over de toegevoegde waarde van 6 pct. op 17 pct. wordt gebracht, mogen maximaal worden verhoogd door ze te vermenigvuldigen niet de coëfficiënt 1,1038. § 2. De op 30 juni 1981 geldende verkoopprijzen van cle produkten en dienstenprestades waarvan de belasting over de toegevoegde waarde van 16 pct. op 17 pct. wordt gebracht, mogen maximaal worden verhoogd door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,00863. § 3. De verkoopprijzen van de produkten en prestaties, belasting over de toegevoegde waarde inbegrepen, van toepassing op 30 juni 1981, waarvan cle belasting over de toegevoegde waarde van 16 pct. op 25 pct. wordt gebracht, mogen maximaal worden verhoogd door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,07759. Art. 3. — De prijzen, belasting over de toegevoegde waarde inbegrepen, van toepassing op 30 juni 1981 voor het verschaffen van gemeubeld logies niet of zonder ontbijt, door de exploitant van een hotelinrichting en meer algemeen, door al wie een inrichting drijft waar aan betalende gasten onderdak wordt. verschaft evenals de terbeschikkingstelling van plaats door cle exploitant van een kampeerterrein waarvan de belasting over de toegevoegde waarde verminderd werd van 16 tot 6 pct., moeten worden verlaagd door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 0,9138. Art. 4. — Niettegenstaande de bepalingen van de artikels 1 en 2 van dit besluit. mogen de verkoopprijzen aan verbruiker, belasting over de toegevoegde waarde en dienst. inbegrepen, aangerekend in cafés, restaurants en tapperijen maximaal worden verhoogd : A. met 1 F : a) per glas of fles van 33 cl en minder bier in een sterkte van 5,3 Belgische graden; b) per glas of' fles van 33 cl en minder limonade of mineraalwater, gemineraliseerd bron- of tafelwater. B. met 2 F per glas of fles bier, behorende tot. cle luxe of speciale categorieën, van 33 cl of minder, met een sterkte van 5,3 Belgische graden.
— 233 —
11. — PENSIOENEN, SOCIALE VERZEKERINGEN EN DIVERSE SOCIALE VOORDELEN
Koninklijk besluit van 9 juni 1981
tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen (Staatsblad, 24 juni 1981, blz. 8091).
Koninklijk besluit van 9 juni 1981
tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 maart 1976 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen (Staatsblad, 24 juni 1981, blz. 8093).
12. — EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP
Beschikking van de Commissie van 31 maart 1981 (81/431/EGKS)
houdende ontheffing van het kartelverbod ten behoeve van specialisatie- en co&dinatieovereenkomsten tussen de Belgische staalproducerende ondernemingen Usines Gustave Boël S.A., Forges de Clabecq S.A. en Fabrique de Fer (le Charleroi S.A. (Póle des Indépendants). (Publikatieblad, 24 juni 1981, nr L 167, blz. 1).
Verordening van de Raad van 19 mei 1981 (81/1533/EEG)
houdende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op een aantal industriële produkten. (Publikatieblad, 13 juni 1981, nr L 155, blz. 1).
Verordening van de Raad van 10 juni 1981 (81/1596/EEG)
betreffende de organisatie van een enquête naar de loonkosten in de nijverheid, bij de grooten kleinhandel, de banken en de verzekeringsbedrijven (Publikatieblad, 17 juni 1981, L 159, blz. 1).
LITERATUUR IN VERBAND MET DE ECONOMISCHE EN FINANCIELE PROBLEMEN DIE VAN BELANG ZIJN VOOR BELGIE Onderstaande literatuurlijst sluit aan bij die welke in het Tijdschrift van juni 1981 is gepubliceerd. De in aanmerking genomen werken en artikels zijn geklasseerd per onderwerp volgens het plan van decimale classificatie dat bij de Nationale Bank in gebruik is. Een verkorte versie van dat plan werd in het Januarinummer 1974 gepubliceerd. De abonnee, die zulks wenst, kan een exemplaar van deze verkorte decimale classificatie verkrijgen door daartoe een aanvraag te richten tot de Documentatiedienst van de Nationale Bank van België, de Berlaimontlaan 5, 1000 Brussel. Het volledig uitgewerkte plan kan worden geraadpleegd in de Wetenschappelijke Bibliotheek van de Bank. Er wordt aan herinnerd dat deze literatuurlijst noch de verslagen van de verschillende instellingen, noch de statistische bronnen overneemt.
330.581. - 331.061. - 331.31
307.38
SEIDEL, B.
PLANBUREAU.
Berechnung des Industriellen Brutto-Anlagevermbgens in den EG-Lndern unter Anwendung einheitlicher Definitionen, Abgrenzungen und Verfahren. (Deutsches Institut fbr Wirtschaftsforschung, Beitrge zur Strukturforschung, 62.)
Plan 1981-1985; de economische vooruitzichten en de strategie op middellange termijn.
Brussel, Planbureau, 1981, 32 blz.
Berlin, Duncker & Humblot, 1981, 363 S.
t
331.01 - 332.620. - 332.630. 332.691.
321.68 - 342.55 - 338.43 -
SENELLE, R. & VAN DE VELDE, E.
. Crisis en werkgelegenheid.
Leuven, Polekar, 1981, 207 blz. Financiële aspecten van regionalisme.
Brugge, Die Keure, 1980, 68 blz.
331.04 - 331.01
330.580.
BAIGENT, N.
i
BOSSIER, F. & HUGE, P.
Social Choice Correspondences.
i
Une vérification empirique de l'existence de cycles longs à partir de données belges.
(In : Recherches économiques de Louvain, Louvain-laNeuve, n° 2, 1980, pp. 125-138.) BELG. 34
(In : Cahiers économiques de Bruxelles, Bruxelles, n° 90, 1981, pp. 253 -266 . ) BELG. 44 E
331.155. - 331.156. - 331.157. 333.111.41 - 333.426.
330.581. - 338.40
BOHETS, E.
WEILLER, R.
Het Planbureau en het industrieel beleid.
papier-monnaie de vingt-cinq ans Cent luxembourgeois. (Tekst in het Frans, Duits en Engels.)
(In : Ondernemen, Brussel, n r 3, maart 1981, blz. 143144 ; nr 4, april 1981, blz. 203 -207 . ) BELG. 48
Luxemburg, Banque Internationale á Luxembourg, 1981, 213 blz.
■
331.30 - 336.60
331.156. ASZKENAZY, H.
Les billets de nécessité belges : 1914-1968. 1. Luxembourg. Walcourt, Chanlis, 1980, 39
Belgique : quels espoirs de redressement?
p.
(In : Eurépargne - Revue économique européenne, Luxembourg, n° 6, juin 1981, pp. 17-20.)
LUX. 4
331.30
331.162.21 - 331.162.24 - 331.155. 331.156. - 331.157. - 333.101. 333.480. GUILL, P.
La conjoncture beige : une récession qui aggrave les déséquilibres.
125e anniversaire de la création de la Caisse d'Epargne de l'Etat du Grand-Duché de Luxembourg, Banque de l'Etat 1856-1981.
(In : Banque Internationale á Luxembourg - Bulletin financier, Luxembourg, n° 10, 21 mai 1981, pp. 2-5.)
Luxembourg, Caisse d'Epargne de l'Etat, 1981, 189
LUX. 5 A
p.
T
331.162.21
332.221.
1
De opbouw van de Belgische index.
JAANS-HOCHE, J. Banque Nationale du Grand -Duché de Luxembourg, 1873-1881; eine Episode in der luxemburgischen ~rungsgeschichte.
(In : Paribas - Ekonomische Berichten, Brussel, nr 37, mei 1981, blz. 3-9.)
BELG. 64 D
Luxembourg, Imprimerie Saint-Paul, 1981, 237 S.
332.620.
331.162.22 - 331.162.21 - 331.155. 331.156. - 331.157. - 333.101. BANQUE INTERNATIONALE A LUXEMBOURG. 1856-1981, 125 ans Banque Internationale á Luxembourg. Luxembourg, B.I.L., 1981, 46
p.
SNEESSENS, H. Les origines du chómage en Belgique : lesons tirées d'un modèle macroéconomique avec rationnement. (In : Recherches économiques de Louvain, Louvain-laNeuve, n° 1, 1980, pp. 3-13.)
332.71
332.630. - 332.632.2
GOOSSENS, K & VUCHELEN, J.
VAN DER STEICHEL, R.
Het bedrijfseconomisch karakter van het Plan De Wulf.
De vrouwelijke werknemer in de werkloosheid.
(In : Cahiers économiques de Bruxelles, Bruxelles, n° 90, 1981, pp. 203 -228 .)
(In : Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, Brussel, nr 2, februari 1981, blz. 223-261.)
BELG. 24
BELG. 44 E
333.101.
332.630.
LEROY, R.
AVONTS, R.
Quelles stratégies d'emploi face à la crise?
De uitbouw van een buitenlands korrespondentennet.
(In : Bulletin de l'I.R.E.S., Louvain-la-Neuve, n° 71, mai 1981, pp. 1-17.)
BELG. 33 Z
(In : Bank- en Financiewezen, Brussel, n" 2, 1981, blz. 249-253.)
BELG. 134
332.691. - 347.720.1 - 339.113.
HALSBERGHE, E. & VAN DEN BULCKE, D. Werkgelegenheid en multinationale ondernemingen; een evaluatie van tien jaar buitenlandse investeringen en desinvesteringen in de Belgische industrie. (Seminarie voor Toegepaste Ekonomie.) Gent, Rijksuniversiteit Gent, 1981, 207 blz.
333.101. - 333.480. - 333.50 - 333.111.0 336.33 - 333.112.0 - 333.112.7 - 333.139.1 333.112.1 - 333.712.3 - 368.611. - 333.454.1 333.21 - 333.12 - 333.113. - 333.112.2 333.112.3 - 333.112.8 - 333.111.7 VANDEPUTTE, R. e.a. Het Belgisch financiewezen. 1. De publieke sector. Antwerpen, Standaard Uitg., 1981, 205 blz.
333.104.
332.691. - 332.630.
HARDY, J.M. Essai d'évaluation des flux de chiSmage complet indemnisé en Belgique. (In : Bulletin de la Fondation André Renard, Liège, n° 114, mars-avril 1981, pp. 5-18.)
BELG. 17
Banken '80. (Nationale tewerkstellingconferentie in de sektor « Banken », Brussel, 29 mei 1980.) Brusseles, B.B.T.K. (A.B.V.V.), 1980, 40 blz.
333.131.38 - 333.139.1 - 333.451.3
333.104.
GLORIEUX, J.P.
PILLE, G.
De vorming op een keerpunt.
Prudentieel toezicht op de deviezenverrichtingen van de in België gevestigde banken.
(In : Bank- en Financiewezen, Brussel, blz. 111-116.)
nr 2, 1981,
(In : Bank- en Financiewezen, Brussel, n r 2, 1981, blz. 241-248.)
BELG. 134
BELG. 134
333.21 - 333.101.
333.106. - 333.109. - 307.32
REVELL, J.R.S.
CEURVELT, G.
Costs and Margins in Banking; an International Survey.
De Algemene Spaar- en Lijfrentekas is omgevormd tot bank.
Paris, Organisation for Economic Co- operation and Development, 1980, 307 p.
(In : Ministerie van Financiën — Documentatieblad, Brussel, n r 4, april 1981, blz. 21-41.) BELG. 99
333.113.
VAN HECKE, M. Kritische evaluatie van het rapport van P. De Grauwe en G. Van de Velde over the Belgian National Investment Company van het CES Leuven.
333.400. - 333.401. - 333.402. - 333.403. - 333.830. 333.841. - 333.110. - 333.820. - 333.600. - 333.610. 333.450. - 333.432.8 - 333.480. SIAENS, A. Monnaie et finance.
Bruxelles, De Boeck, 1981, 345
p.
Brussel, Nationale Investeringsmaatschappij, 1981, 21 blz.
333.402.
333.113. - 338.43 SWOBODA, A.K. van OUTRYVE d'YDEWALLE, R. De Gewestelijke Investeringsmaatschappijen en de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen.
(In : Bank- en Financiewezen, Brussel, nr 2, 1981, blz. 147-162.) BELG. 134
Credit Creation in the Euromarket : Alternative Theories and Implications for Control.
New York, Group of Thirty, 1980, 36
p.
n
333.432.8
333.432.8 - 382.257.
Conditionality... An Essential Complement to Use of IMF Resources As Programs Grow Larger.
WERNER, P.
(In : I.M.F. Survey, Washington, No. 10 Supplement, 18 May 1981, pp. 1-3.)
Réflexions sur le système monétaire international dans les années 80.
I.M.F. 2
(In : Bulletin de Documentation, Luxembourg, Numéro spécial, mai 1981, pp. 1-5.)
LUX. 1
333.432.8
333.44 - 339.311.8
i
i GROUPEMENT INTERNATIONAL POUR L'ETUDE DES PROBLEMES DE L'EPARGNE.
GOLD, J. The Origins of Weighted Voting Power in the Fund.
Compte-rendu des exposés présentés á l'occasion du VII' colloque du G.I.E.P.E. Colloque des 9, 10 et 11 octobre 1980, Aix-enProvence. Bruxelles, J. Craps, 1981, 256 p.
(In : Finance and Development, Washington, No. 1, March 1981, pp. 25-28.) I.M.F. 5
333.432.8
333.450. - 333.451.1
i
Wisselkoersdeterminanten.
GUITIAN, M. Fund Conditionality and the International Adjustment Process : the Changing Environment of the 1970s.
(In : Weekberichten — Kredietbank, Brussel, n' 22, 29 mei 1981, blz. 1-5.)
BELG. 18
(In : Finance and Development, Washington, No. 1, March 1981, pp. 8-11.) I.M.F. 5
333.451.6 .
333.432.8 - 382.257.
Tranches, Special Facilities... How Members Use Fund's Resources To Meet Balance of Payments Needs. (In : I.M.F. Survey, Washington, No. 10 Supplement, 18 May 1981, pp. 6-10.) I.M.F. 2
CROCKETT, A. Determinants of Exchange Rate MovementS : a Review. (In : Finance and Development, Washington, No. 1, March 1981, pp. 33-37.) I.M.F. 5
333.831.0
333.731. - 333.771.3
SCHALM, L.J.
Waarom zo hoge rentetarieven?
Veiligheidsaspecten van het eurocheque-systeem.
(In : Bulletin van de Generale Bankmaatschappij, Brussel, n' 210, mei 1981, blz. 5-11.)
(In : Bank- en Effectenbedrijf Amsterdam, nr 249, mei 1981, blz. 215-218.)
BELG. 27 C
NED. 3 A
333.841.
333.820. - 333.106. - 333.111.7 333.51 DERMINE, J.
PRAET, P.
Politique monétaire restrictive et rentabilité des intermédiaires financiers.
A Comparative Approach to the Measurement of Expected Inflation.
(In : Recherches économiques de Louvain, Louvain-laNeuve, n° 1, 1980, pp. 15-26.)
(In : Cahiers économiques de Bruxelles, Bruxelles, n° 90, 1981, pp. 147-170.)
BELG. 34
BELG. 44 E
334.150.0
333.825. - 333.846.0 - 380.23
Concurrentiekracht, rendabiliteit en monetair beleid.
EUROPESE GEMEENSCHAPPEN.
(In : Mededelingen van het Verbond van Belgische Ondernemingen, Brussel, n r 16, 1 juni 1981, blz. 21272134.)
Rapport over de Europese instellingen van het Comité van Wijzen aan de Europese Raad.
BELG. 95
Luxemburg, Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen, 1980, 101 blz.
4
334.151.24
333.825. - 333.46 - 333.480. 333.432.1 Franc luxembourgeois et franc belge. (In : « Notes Economiques et Financières », mars 1981, Luxembourg, Crédit Européen, 1981, 36 p.)
Leningsoperaties van de Gemeenschap; recente ontwikkeling van bepaalde instrumenten. (In : Europese Economie, Luxemburg, nr 8, maart 1981, blz. 107-118.)
E.G. 3
3M.151.27
334.151.54 - 338.023.
RUCK, A.
BOYER, R. & PETIT, P.
The Belgian and Danish Fight to Stay in the EMS.
Employment and Productivity in the EEC.
(In : Euromoney, London, June 1981,
pp. 93-98.)
(In : Cambridge Journal of Economics, London, No. 1, March 1981, pp. 47-58.)
G.B. 20 A
G.B. 12
334.151.27
334.151.55 - 332.26 - 338.042.
van YPERSELE de STRIHOU, J.
Arbeidskosten per eenheid in de industrie.
The Future of the European Monetary System.
(In : Europese Economie, Luxemburg, nr 8, maart 1981, blz. 97-105.)
(In : Bank- en Financiewezen, Brussel, nr 2, 1981, blz. 179-195.)
E.G. 3
BELG. 134
334.151.6
334.151.4 - 334.151.7
EUROPESE GEMEENSCHAPPEN.
Monetaire compenserende bedragen. (In : Weekberichten — Kredietbank, Brussel, nr 25, 19 juni 1981, blz. 1-3.)
Het deglomeratiebeleid in de Europese Gemeenschap. Een vergelijkende studie. (Verzameling Studies, Serie Regionaal beleid nr 18.)
BELG. 18
Luxemburg, Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen, 1981, 270 blz.
334.151.50 - 332.811.
1
336.01 - 336.80 - 336.830. 321.2
De indeling en het verkorten van de werktijd in de Gemeenschap.
VERENIGING VOOR ECONOMIE.
(In : Notities over Europa, Brussel, nr 11, juni-juli 1981, blz. 1-8.)
Overheidsinterventies; effectiviteit en efficiëntie. + Samenvatting. ( 15e Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres, Leuven, 8 en 9 mei 1981.)
E.G. 20
Leuven, Departement voor Toegepaste Economische Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven, 1981, 2 dln, XXV +6671XIX +59 blz.
336.835. - 339.112.12
336.212.2 - 333.833.
Overheidsinterventie in de woningbouw.
SIAENS, A. Plus d'impóts sur les intérêts des dépóts et obligations en FB en Belgique?
(In : Weekberichten — Kredietbank, Brussel, nr 24, 12 juni 1981, blz. 1-5.) BELG. 18
(In : Annales de Sciences économiques appliquées, Louvain-la-Neuve, n° 1, mars 1981, pp. 9-27.) BELG. 10
337.553. - 338.43
336.301. - 336.32
DILS, M.
BENELUX-MIDDENGEBIED.
De Belgische overheidsschuld.
Nog ruimte in het Benelux-Middengebied?
(In : BBL-Berichten, Brussel, nr 11, 1 juni blz. 1-6.)
1981,
Antwerpen, Vlaams Ekonomisch Verbond, 1981, 113 blz.
BELG. 34 B
338.012.
336.41
Rationeel energieverbruik.
STIENLET, G.H. Het beleid volgens objectieven en het begrotingsproces, met een gevalstudie, bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
(In : Weekberichten — Kredietbank, Brussel, nr 15, 10 april 1981, blz. 1-5.) BELG. 18
(In : Ministerie van Financiën — Documentatieblad, Brussel, nr 4, april 1981, blz. 43-127.) BELG. 99 B
338.341.2
336.50
NARMON, F.
Overdracht van technologie : ontwerp van Internationale Gedragscode.
Les finances des collectivités locales : charge ou moteur pour l'économie?
(In : Mededelingen van het Verbond van Belgische Ondernemingen, Brussel, nr 16, 1 juni 1981, blz. 21492157.)
(In : Bank- en Financiewezen, Brussel, n r 2, 1981, blz. 165-178.) BELG. 134
BELG. 95
338.70 - 338.40
338.40 - 338.70 - 331.31
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN.
DAEMS, H. e.a.
De verdere uitbouw van het vernieuwd industrieel beleid.
De Belgische industrie; een profielbeleid. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1981, 245 blz.
Brussel, Ministerie van Economische Zaken, s.d., 87 blz.
338.70 - 307.4 - 306.12
338.40
Voor een hervorming van het industriebeleid.
Ontwikkeling van de industriële produktie in 1980.
(In : Informatieblad - Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand, Brussel, n r 3, maart 1981, blz. 3-7.)
(In : Statistisch Tijdschrift - N.I.S., Brussel, nr 4, april 1981, blz. 197-203.)
BELG. 162
BELG. 86 B
1
338.731.
338.43
DAEMS, L.
VAN VLEM, D.
Regionale stromen en saldi : recente ramingen voor ons land.
De evolutie van de petroleumraffinagesector in ons land — een Vlaamse problematiek.
(In : Eco-Brabant, Brussel, nr 28, maart 1981, blz. 3-16.)
(In : G.E.R.V.-Berichten, Antwerpen, n' 30, maart 1981, blz. 9-33.)
i
BELG. 62 C
BELG. 64
338.751.20
338.43
SOCIETE DE DEVELOPPEMENT REGIONAL POUR LA WALLONIE.
i
De Belgische non-ferro metalenindustrie stelt zich voor.
Découpage territorial des organismes privés et publics en Wallonie.
(In : Mededelingen van het Verbond van Belgische Ondernemingen, Brussel, n r 18, 20 juni 1981, blz. 1-20 buiten de tekst.)
Namur, Société de Développement Régional pour la Wallonie, 1980, 2 fascicules, div. pp.
BELG. 95
343.535. - 347.736. - 307.367.
338.752.12
OOGHE, H. e.a.
De Belgische automarkt in volle mutatie. (In : Weekberichten — Kredietbank, Brussel, nr 21, 22 mei 1981, blz. 1-6.)
Omvang en kenmerken van faillissementen in België.
BELG. 18
(In : Bank- en Financiewezen, Brussel, n r 2, 1981, blz. 117-145.)
BELG. 134.
347.734.
338.755.6 - 338.43
STRANART, A.-M.
WESTVLAAMS EKONOMISCH STUDIEBUREAU.
Saisies-arrêts en banques. (In « Au Service des Interrnédiaires Financiers ».)
Struktuuranalyse van de textielnijverheid in WestVlaanderen. (Facetten van West-Vlaanderen, 19.)
Bruxelles, Chambre de Commerce de Bruxelles, 1980, 87 p.
Brugge, W.E.S., 1980, 140 blz.)
L.
349.1
339.112.12
I
DUREZ-DEMAL, M. e.a. Pour une réorientation de la politique économique dans le secteur logement.
NAUDTS, P. Sociale rechten in beweging. Brussel, Swinnen, 1980, 429 blz.
(In : Cahiers économiques de Bruxelles, Bruxelles, n° 90, ,' 1981, pp. 229-250.)
BELG. 44 E
350.2
342.4 - 338.43 GULUS, M. & PRAET, P. BRASSINNE, J.
Evolution du nombre et du revenu des fonctionnaires de 1953 à 1977.
Les institutions de la Flandre, de la Communauté francaise, de la Région wallonne. (Dossiers du CRISP, 14.)
(In : Cahiers économiques de Bruxelles, Bruxelles, n° 90, 1981, pp. 173-185.)
Bruxelles, Centre de Recherche et d'Information Socio-Politiques, 1980, 72 p.
BELG. 44 E