Naar Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) in Brabant
- advies op hoofdlijnen -
januari 2012
1
Inhoud
Samenvattend 1. Inleiding 2. Adviesvraag provincie 3. Opzet en uitgangspunten advies 4. Visie bedrijfsleven algemeen 5. Aanbevelingen vanuit perspectief gebruikers 6. Een ‘Super RUD’ voor grote, complexe bedrijven 7. Tot slot
2
Samenvattend
1.
Dit advies geeft aan dat het voornemen om in Brabant te komen tot drie Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) kan rekenen op draagvlak in het economisch veld. Voor het bedrijfsleven geldt in feite maar één criterium: “kwaliteit, kwaliteit, kwaliteit”. Sleutelwoord daarbij is deskundigheid, en wel gebundeld op de juiste schaal. Het gaat dan zowel om inhoudelijke expertise (technologisch én economisch) als om deskundigheid om de integrale afweging te kunnen maken.
2. Cruciaal is het te komen tot één bevoegd gezag, één loket, maar ook één backoffice zodat alles erop is ingericht om een integrale afweging te maken. 3. Bestuurlijke autonomie moet in de praktijk minder vrijblijvend worden ingevuld. Eenduidige advisering vanuit een RUD moet willekeur en onnodig tijdverlies voorkomen, daarnaast bepleit SER Brabant vergaande mandatering aan de RUD. NB. De punten 1, 2 en 3 gelden zowel voor vergunningverlening als voor toezicht en handhaving. 4. Brabant is behalve een landbouwprovincie ook een belangrijke industrieprovincie. Kennis en affiniteit met de transitie- en clusterprocessen in de industrie ziet de SER daarom een belangrijke voorwaarde voor de inrichting van de RUD’s (naast agro-deskundigheid). 5. De vorming van RUD’s moet worden benut als kans om het huidige beeld van vergunningverlening als belemmerende factor om te buigen naar een factor die meedenkt over manieren om ontwikkelingen en innovaties mogelijk te maken binnen de gegeven kaders en normen (innovatiestimulering, industriebeleid). 6. Een ‘super RUD’ moet gaan voorzien in de dienstverlening voor de grotere, complexe bedrijven met een hoog risicoprofiel. Landelijk wordt gedacht over de invoering van zes RUD’s. SER Brabant is met GS van oordeel dat één van die Super RUD’s in Brabant moet komen. Daarbij wordt geopteerd voor een combinatie met Zeeland. 7. Geadviseerd wordt een communicatiecampagne richting bedrijfsleven op te zetten over de nieuwe overheidsdienstverlening in het kader van de RUD’s. 8.
Advies ten aanzien van type aanvraag / schaalniveau: > eenvoudige zaken: > complexere: > zeer complex:
gemeenten RUD (regio) Super RUD (Brabant & Zeeland)
3
1. Inleiding Zoals elders in het land wordt ook in onze provincie gewerkt aan de vorming van omgevings- of regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s). In Brabant zijn drie RUD’s voorzien, waarbij de indeling van de veiligheidsregio’s wordt gevolgd: West- en Midden-Brabant, Noordoost-Brabant en Zuidoost-Brabant. Deze regionale diensten worden verantwoordelijk voor milieuhandhaving, -vergunningverlening en -toezicht. Daarnaast wordt men verantwoordelijk voor de zgn. BRIKS-taken (bouwen, reclame, inritten, kappen, slopen) voor de provinciale bedrijven. Rijk, provincie en gemeenten dienen daartoe hun milieutaken onder te brengen in deze nieuwe diensten. De RUD’s worden de professionele backoffices voor de bevoegde gezagen ten aanzien van integrale vergunningen, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht. Informatie-uitwisseling en ketenaanpak worden gemakkelijker en dat moet maatschappelijke winst opleveren. Zo wordt in de toekomst met strafrechtpartners gewerkt aan een regionale en integrale aanpak van milieucriminaliteit. Voor Noord-Brabant als industrieprovincie is de vorming van RUD’s van belang. De kwaliteit en snelheid van de dienstverlening van de overheid moet immers gelijke tred houden met de dynamiek in het bedrijfsleven. Zeker de komende jaren, die gekenmerkt zullen worden door transities en nieuwe ‘slimme’ verbindingen, is dat van belang. Voor SER Brabant was dit een belangrijke toetssteen bij het opstellen van dit advies.
2. Adviesvraag provincie Het College van GS verzoekt de SER advies uit te brengen over de RUD-ontwikkeling (inhoud, ambitie provincie en proces) in Brabant. Inhoudelijk zijn daarbij de volgende vragen aan de orde. Draagt de nieuwe samenwerking van gemeenten, waterschappen en provincie volgens de SER bij aan substantiële verbetering en borging van de kwaliteit van de uitvoering in Brabant? Betekent de vorming van de vorming van de RUD’s: • Betere dienstverlening aan bedrijven? (sneller, duidelijker, minder rompslomp) • Gegarandeerde kwaliteit van vergunningen en procedures (voldoen aan alle wettelijke eisen, voorbereiding door mensen met verstand van zaken, borging van continuïteit, uniformiteit) • Effectiever toezicht en gericht handhavend optreden (betere naleving van alle regels, zowel voor inrichtingen als keten, nadruk op ketenbepalingen) • Efficiënter toezicht (met minder mensen, meer doen) • Integraal werkende overheid (herkenbaar loket, backoffice op orde?) Ook verzoekt GS de SER bij dit advies te beschouwen of de vorming van RUD’s kan bijdragen aan het versterken van de innovatiekracht van de provincie, immers een van de centrale doelstellingen in het kader van de Agenda van Brabant.
4
3. Opzet en uitgangspunten advies SER Brabant heeft gekozen voor een beknopt advies op hoofdlijnen, geformuleerd vanuit de percepties van het bedrijfsleven. Belangrijk uitgangspunt voor ons is dat de bundeling en verbetering van de dienstverlening direct bijdraagt aan de dynamiek en het groeivermogen van onze industrie. Voor een sterke industrieprovincie als Brabant is dit in het bijzonder van belang. Het betreft gevoelige materie, want het gaat immers niet alleen over het verbeteren van de vergunningverlening, de handhaving en het toezicht op milieugebied. Het gaat ook over de bestuurlijke verhoudingen, de taakverdeling en de informatievoorziening tussen overheden, juridische verhoudingen, financiën en over personeel en organisatie. Allemaal relevante maar ook zeer gevoelige zaken. Het is niet aan ons om hierover uitspraken te doen. In ons advies belichten wij hieronder achtereenvolgens de volgende zaken: 1. Visie bedrijfsleven algemeen 2. Aanbevelingen vanuit het perspectief van toekomstige gebruikers aan de RUD's (dienstverlening, expertise, relaties), mede op basis van de aanbevelingen uit een WABO-onderzoek van BZW en de Kamers van Koophandel Brabant en Zuidwest-Nederland 3. Hoe omgaan met de complexe bedrijven? Bij de opstelling van dit advies is zowel gekeken naar de provinciale als gemeentelijke bedrijven. In tegenstelling tot ons eerder voornemen hebben wij afgezien van het organiseren van expertmeetings met bedrijven. Dit in verband met het feit dat gebruik kon worden gemaakt van de gegevens uit een recent door de BZW en beide Kamers van Koophandel uitgevoerd evaluerend onderzoek naar het invoeren van de WABO in Noord-Brabant en Zeeland (Wet Algemene Bepalingen Omgevings-echt). In het kader van dat onderzoek is al een representatief aantal bedrijven geraadpleegd en de verzamelde informatie uit deze bedrijfscontacten was deels ook relevant voor het formuleren van een visie over de RUD’s.
4. Visie bedrijfsleven algemeen In eerste instantie refereren wij aan het standpunt van VNO-NCW respectievelijk de BZW over de te vormen RUD’s 1. Zij vertolken immers de inzichten en wensen van de klanten. Deskundigheid van handhavers en vergunningverleners is voor hen het sleutelwoord, mede ingegeven door de steeds snellere transities in het bedrijfsleven, in het bijzonder in de industrie. Voorkomen moet worden dat tempoverschillen tussen overheid en industrie tot fricties leiden, de instelling van de RUD’s kan en moet daaraan bijdragen.
1
VNO-NCW 18 maart 2011, ‘Bedrijfsleven eist deskundige omgevingsdiensten’ brief BZW dd. 31 maart 2011 aan de Colleges van GS in Noord-Brabant en Zeeland, evenals de Colleges van B&W van de gemeenten in Brabant en Zeeland
5
De leefomgeving is gediend met deskundige handhavers en vergunningverleners. In de praktijk is er nooit discussie over de wetten, wel over de wijze waarop ze worden toegepast. In een ‘industrieprovincie’ als Brabant vraagt dit om diensten die kennis en affiniteit hebben met de processen in de industrie. De vaak ingewikkelde en technische wetgeving maakt bundeling van expertise op regionaal niveau noodzakelijk. Daarom wordt de vorming van een 25-tal robuuste RUD’s in Nederland door het bedrijfsleven als zeer wenselijk gezien. Het aantal RUD’s in Brabant is voor het bedrijfsleven niet zo relevant. Voor de bedrijven telt in feite maar één criterium: kwaliteit, kwaliteit en kwaliteit! Daarbij gaat het om het organiseren van professionele kennis op het juiste schaalniveau. Zoals bedrijven kennis onderbrengen in ‘shared service centers’, moet ook de overheid dat gaan doen bij de vorming van de RUD’s. Dat zal in de opinie van de bedrijven leiden tot betere vergunningvoorschriften, betere handhaving en een bevoegd gezag dat voor het omgaan met technisch ingewikkelde grote(re) bedrijven, meer dan thans het geval is, zal beschikken over de daarvoor vereiste kennis. Aanwezigheid van adequate kennis op het juiste niveau is dus zeer belangrijk. Met name is het van belang dat het deskundigheidsniveau voor de frontoffice op orde is. De experts van de bedrijven zullen op die wijze beter kunnen sparren met de overheid over technisch en economisch ingewikkelde zaken. Verwacht wordt dat daardoor het samenspel en de informatie-uitwisseling tussen overheid en bedrijfsleven verder zal verbeteren. De vorming van RUD’s biedt aldus de kans om het huidige beeld van vergunningverlening als belemmerende factor om te buigen naar een factor die meedenkt over het mogelijk maken van ontwikkelingen en innovaties binnen gegeven kaders en normen (modern industriebeleid). Naast het stroomlijnen van de vergunningverlening en handhaving is voor bedrijven ook van groot belang het ontstaan van één bevoegd gezag, niet alleen aan de voorkant (frontoffice) maar vooral ook aan de achterkant (backoffice). Want juist daar ontstaan de grootste vertragingen in de procesgang als gevolg van het geschuif met dossiers tussen de verschillende overheden. Omdat dit laatste lastig te controleren is, pleit SER Brabant voor de overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden aar een RUD, zodat de afhandeling van een aanvraag in één hand is en blijft. In dezen pleiten wij voor vergaande mandatering, inclusief het overdragen van specifieke bevoegdheden van burgemeesters ter zake. Uit de praktijk is ons gebleken dat dit zwaar weegt bij de bedrijven en daar ook meteen een punt van grote zorg. Vrijblijvendheid moet namelijk worden voorkomen. In de afgelopen jaren is in verschillende regio’s veel energie gestoken in het opzetten van regionale milieudiensten en het kan niet zo zijn dat daarnaast de gemeenten volstrekt autonoom blijven. Wij vragen hiervoor expliciet aandacht bij het provinciebestuur.
6
5. Aanbevelingen vanuit het perspectief van de gebruikers Zoals reeds aangegeven baseren wij ons hier op een lopend onderzoek van BZW en de beide Kamers van Koophandel naar de werking van de WABO. In het voorjaar 2011 is men gestart met dit onderzoek, een half jaar na inwerkingtreding van de nieuwe wet. Bij dit onderzoek waren de provincies Noord-Brabant en Zeeland betrokken, evenals meerdere gemeenten en organisaties van het bedrijfsleven. De WABO-vergunningverlening is bij 32 bedrijven onderzocht en dat heeft resultaten opgeleverd die zeker ook van belang zijn voor de discussie over de RUD’s. De belangrijkste conclusies: a. Onderscheid moet worden gemaakt tussen enkelvoudige aanvragen, zoals de traditionele bouwvergunningen, en de complexere aanvragen waarbij ook de milieuwetgeving een rol speelt. Vooral als ‘bouwen’ het enige onderdeel is van de omgevingsvergunningaanvraag zijn de gemeenten goed in staat dit deskundig en binnen de termijnen af te ronden. b. Bij complexere aanvragen (milieu + RO) blijkt dat kleinere gemeenten over onvoldoende deskundigheid beschikken. Zij moeten de aanvragen verder afstemmen met de provincie en deze afstemming kost veel extra tijd. Sommige gemeenten laten zich ondersteunen door regionale milieudiensten, wat eveneens kan leiden tot vertraging. Het gegeven dat kleinere bedrijven vaak onvoldoende deskundigheid in huis hebben voor complexere aanvragen en dat de provincie te zwaar en te groot is voor de reguliere aanvragen, pleit voor een tussenniveau voor de complexere aanvragen. Van belang is dan wel voor de bedrijven dat zij alleen met deze regionale organisatie (RUD) te maken hebben, die ook de coördinatie naar gemeenten en provincie verzorgt. c. Vooral grotere bedrijven zouden graag zaken doen met één deskundige overheid, waar ze terecht kunnen voor al hun omgevingsvergunningen (zie punt 4). d. Onze eerste indruk is dat bedrijven voor vergunningverlening en handhaving met één overheid te maken willen hebben. Ook t.a.v. de handhaving geldt het uitgangspunt ‘kwaliteit, kwaliteit, kwaliteit’.
6. Super RUD voor grote, complexe bedrijven Brabant herbergt een 70-tal grote complexe bedrijven met een hoog risicoprofiel. Deze bedrijven vereisen extra deskundigheid van het bevoegd gezag. Nu vallen zij onder de provincie en uit diverse signalen is ons gebleken dat dit momenteel goed werkt. Vraag is of elke RUD voldoende deskundigheid in huis moet hebben voor deze bedrijven, die in aantal per regio gering kunnen zijn. De gebeurtenissen rond een bedrijf als Chemiepack Moerdijk vragen in dit verband om bijzondere aandacht. Meer in zijn algemeenheid volgen wij in deze het standpunt van de BZW om ten aanzien van de categorie bedrijven met een hoger risicoprofiel – BBRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) en IPPC-bedrijven – te pleiten voor een verdere opschaling op Brabants of wellicht zelfs ZuidNederlands niveau.
7
Naar wij hebben begrepen wordt in Den Haag gedacht over de invoering van een 6-tal landsdelige diensten (‘super RUD’s´) die dit moeten gaan beheren. Hiervoor is zeker draagvlak bij de Brabantse bedrijven, waarbij wij verwijzen naar het voorgaande (standpunt BZW). De problematiek en de risico’s voor die bedrijven vereisen een grote en specifieke deskundigheid, en dat vraagt om organisatie op een hoger schaalniveau. SER Brabant ondersteunt in dit kader het pleidooi van het College van GS voor minstens één ‘super RUD’ in Brabant. Dat past immers bij de statuur van Noord-Brabant als economische krachtregio in Nederland. Hierbij tekenen wij aan dat vanuit het Zeeuwse bedrijfsleven de wens is uitgesproken om in combinatie met Brabant een RUD op te zetten, dus niet te kiezen voor de combinatie Zeeland/ Rijnmond zoals landelijk de inzet is.
6. Tot slot In dit beknopte advies op hoofdlijnen hebben wij een aantal uitgangspunten geformuleerd waaraan de dienstverlening van de RUD’s naar de mening van het bedrijfsleven moet voldoen. Belangrijk in dat verband is ook de cultuur (attitude) van waaruit wordt geopereerd. De formeel toetsende rol moet plaatsmaken voor een meedenkende en oplossingsgerichte houding. Ondermeer uit het reeds aangehaalde onderzoek van BZW en Kamers van Koophandel over de WABO komt het beeld naar voren dat er op dit punt nog veel valt te verbeteren in Noord-Brabant. In Zeeland of andere delen van het land blijkt het over het algemeen beter te lopen. SER Brabant vindt dit een serieus aandachtspunt en wat dat betreft moet de vorming van de RUD’s als kans worden aangegrepen om de zaken in onze regio beter en effectiever te gaan organiseren. Een ander belangrijk aspect is de communicatie over de instelling van de RUD’s. Veel bedrijven zijn slecht op de hoogte over de wijze waarop de overheid is georganiseerd en het verdient aanbeveling om de nieuwe Brabantse aanpak te ondersteunen met een duidelijke communicatiecampagne. In schema: Type aanvraag / bedrijf:
Schaalniveau:
Kleine bedrijven met alleen eenvoudige RO-zaken
Gemeente
(Middel)grote bedrijven met ook een milieuvergunning
RUD (regio)
Complexe (BZRO)-bedrijven
Super RUD (Brabant & Zeeland)
’s-Hertogenbosch, 10 januari 2012
8