Naar meer evenwicht Onderwijskundig kader ten behoeve van opleidingen voor de bedrijfstakgroep ESB&I
Versie 1.1 © MBO Raad, Woerden 2010
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
1
MBO Raad 2010
Inhoudsopgave Voorwoord MBO Raad .......................................................................................................... 3 1 Aanleiding, doel en opbouw van dit kader...................................................................... 4 1.1 Aanleiding .............................................................................................................. 4 1.2 Doel van dit kader .................................................................................................. 4 1.3 Opbouw van dit kader ............................................................................................ 5 2 Onderwijskundig kader Btg ESB&I................................................................................. 6 3 Handreiking bij de uitgangspunten: de opleidingscyclus ................................................ 9 3.1 Globale beschrijving van de opleidingscyclus ........................................................ 9 3.2 Analyse van kerntaken en werkprocessen ............................................................11 3.3 Constructie van examen- en onderwijsplan ...........................................................12 3.4 Uitwerking examinering en onderwijs ....................................................................15 3.5 Uitvoering van examinering en onderwijs ..............................................................17 3.6 Evaluatie en verbetering .......................................................................................18 4 Tips tot slot ...................................................................................................................19
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
2
MBO Raad 2010
Voorwoord MBO Raad De bedrijfstakgroep ESB&I presenteert in dit document haar nieuwe onderwijskundig kader. Ze hoopt met dit kader bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van goed middelbaar beroepsonderwijs voor de sector. Een dergelijke ontwikkeling is gebaat bij een bepaalde mate van rust en stabiliteit. Dit onderwijskundig kader draagt daaraan bij door meer evenwicht te stimuleren; evenwicht bijvoorbeeld tussen binnen- en buitenschools leren, tussen begeleiding en zelfsturing en tussen de aandacht voor kerntaken en werkprocessen enerzijds en de aandacht voor kennis en vaardigheden anderzijds. Het kader is opgesteld door een werkgroep van medewerkers vanuit de MBO Raad, de Stichting Praktijkleren en kenniscentrum ECABO. Vervolgens heeft een klankbordgroep, waarin onder andere vertegenwoordigers van scholen zitting hadden, de tekst van commentaar voorzien. Ten slotte is het kader besproken en goedgekeurd door de Btg ESB&I. De bedrijfstakgroep zal het kader de komende maanden aan de scholen presenteren en de toepassing ervan bevorderen.
Namens de werkgroep drs. Martin Spaans, beleidsadviseur Btg ESB&I Woerden, zomer 2010
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
3
MBO Raad 2010
1 Aanleiding, doel en opbouw van dit kader 1.1 Aanleiding We gaan hieronder kort in op de omstandigheden die hebben geleid tot dit nieuwe onderwijskundige kader voor opleidingen binnen de Btg ESB&I. Het vorige kader is nog niet zo heel erg oud (januari 2008). Navraag in het veld wijst uit dat dit kader vooral is gebruikt voor het formuleren van beleid, maar veel minder houvast biedt aan de direct verantwoordelijken voor het onderwijs, zoals opleidingsmanagers en opleidingsteams. Daarnaast is er de afgelopen jaren meer consensus ontstaan over de kenmerken van goed middelbaar beroepsonderwijs; de soms sterk uiteenlopende opvattingen maken langzamerhand plaats voor meer evenwicht. Werd het debat tot voor kort nog beheerst door aspecten waar elke opleiding in mee moest (bv. de focus op competenties en zelfsturing) versus aspecten waar alle opleidingen afscheid van moesten nemen (bv. strakke programmering en kennistoetsing); in de huidige werkelijkheid raken deze aspecten meer en meer geïntegreerd. Met andere woorden: steeds meer opleidingen stellen zich op het standpunt: het is niet of-of maar en-en. Ondertussen neemt de maatschappelijke druk verder toe, doordat publiek en overheid de onderwijskwaliteit op roc’s aan de kaak stellen, bijvoorbeeld op het gebied van de algemene basiskennis en -vaardigheden (Nederlandse taal, rekenen en moderne vreemde talen). Die druk kunnen opleidingen op de lange duur alleen weerstaan, als zij inzetten op zorgvuldige verbetering en vernieuwing van examinering en onderwijs. In dat voortdurende ontwikkelproces dient de kwaliteit van afgestudeerden centraal te staan en dienen opleidingen bewuste (ontwerp)keuzes te maken op basis van heldere onderwijskundige uitgangspunten. Daarvoor wil dit nieuwe kader handvatten bieden.
1.2 Doel van dit kader Het onderwijskundige kader beoogt het hoger en middenmanagement binnen scholen te ondersteunen bij de verbetering en vernieuwing van het onderwijs, de inkoop van leer- en toetsmiddelen, de inrichting en verbetering van de onderwijsorganisatie, de onderwijskundige afstemming binnen een of meer opleidingen en het inroepen van onderwijskundige hulp vanuit de driehoek kenniscentrum ECABO, Stichting Praktijkleren en MBO Raad.
Dit kader wil bijdragen aan de stabiele omgeving die voor de zorgvuldige vernieuwing en verbetering van het middelbaar beroepsonderwijs noodzakelijk is. Het biedt opleidingen voldoende eigen speelruimte om aan de specifieke eisen van hun branche en de regionale leerbedrijven te kunnen voldoen. Behalve voor het management en de opleidingsteams van roc’s is dit document ook bedoeld voor medewerkers van ECABO, Stichting Praktijkleren en MBO Raad (Btg ESB&I), met name ter ondersteuning van de communicatie met scholen en met elkaar.
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
4
MBO Raad 2010
1.3 Opbouw van dit kader Hoofdstuk 2 presenteert het nieuwe onderwijskundige kader. Dit heeft de vorm van onderwijskundige uitgangspunten. De bedrijfstakgroep is van mening dat alle opleidingen deze kunnen onderschrijven. Hoofdstuk 3 biedt de direct verantwoordelijken voor een opleiding (afdelingshoofden, opleidingsmanagers en opleidingsteams) handvatten bij het concreet vormgeven van de uitgangspunten. Dat doen we aan de hand van de opleidingscyclus. Daarmee sluiten we zo dicht mogelijk aan bij de werkelijkheid van die doelgroep die immers direct verantwoordelijk is voor de ontwikkeling, uitvoering, evaluatie en verbetering van de opleidingen. In het vierde en laatste hoofdstuk vindt de lezer tips voor de praktische toepassing van het kader.
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
5
MBO Raad 2010
2 Onderwijskundig kader Btg ESB&I De uitgangspunten op deze en volgende pagina’s vormen het nieuwe onderwijskundige kader voor het middelbaar beroepsonderwijs ten behoeve van de Btg ESB&I. Het hoger management van roc’s (directie en raad van bestuur) kan deze uitgangspunten benutten bij het aanscherpen van (onderwijskundig) beleid. Het middenmanagement (afdelingshoofden, opleidingsmanagers e.d.) kan ze gebruiken als kader bij het daadwerkelijk verbeteren en vernieuwen van examinering en onderwijs. Het kader biedt bovendien houvast bij de (onderwijskundige) afstemming tussen beide managementniveaus; bijvoorbeeld ten aanzien van belangrijke randvoorwaarden als personeelsontwikkeling, voorzieningen en financiën. Om het overzicht te bevorderen, zijn de uitgangspunten in categorieën ingedeeld.
Randvoorwaarden a. Om stabiliteit, rust en herkenbaarheid in de sector te bevorderen dringt de Btg ESB&I bij betrokken partners aan op handhaving van de huidige indeling van de kwalificatiedossiers naar kerntaken en werkprocessen, ten minste voor de periode 20102015. Alleen dan is zorgvuldige verbetering van examinering en onderwijs mogelijk. b. De Btg ESB&I stimuleert de vertaling van de kwalificatiedossiers naar sectorale examenprofielen1 als landelijke standaard voor de examinering. c. De opleiding beschouwt het opleidingsteam als centrale factor voor de kwaliteit van examinering en onderwijs. In dat kader faciliteert het management de teams om alle rollen te ontwikkelen die voor goed onderwijs noodzakelijk zijn. Het ondersteunt dit proces met een expliciet en gericht personeelsontwikkelingsbeleid2. d. De opleiding betrekt het bedrijfsleven in de regio zoveel mogelijk bij de ontwikkeling, uitvoering, evaluatie en verbetering van examinering en onderwijs (alumni, leerbedrijven, beroepenveldcommissie etc.).
Ontwikkeling en uitvoering van examinering en onderwijs e. In de inrichting van haar examinering en onderwijs houdt de opleiding rekening met het uitstroomniveau van voortgezet onderwijs en het instroomniveau van hoger onderwijs (doorstroming). f.
Een opleiding heeft een expliciet examenplan en een expliciet onderwijsplan. Het examenplan maakt duidelijk wanneer een student welke kwalificerende toets aflegt. Het onderwijsplan maakt duidelijk wanneer en hoe de student zich de daartoe noodzakelijke kennis, vaardigheden en houdingen eigen maakt. Examen- en onderwijsplan zijn op elkaar afgestemd, waarbij het examenplan leidend is.
g. De werkprocessen en kerntaken uit het betreffende kwalificatiedossier vormen het inhoudelijke richtsnoer voor zowel het examen- als het onderwijsplan. Zo leert de student datgene wat voor het functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar noodzakelijk is.
1 De sectorale examenprofielen zijn in overleg met de verschillende branches opgesteld en vormen heldere en betrouwbare standaarden, gebaseerd op de vigerende kwalificatiedossiers en de standaarden van de inspectie. 2 Het gaat onder andere om de rollen instructeur, docent, groepsmentor, beoordelaar, persoonlijk begeleider, praktijkbegeleider, leertrajectbegeleider, coach, BPV-docent, ontwikkelaar, relatiebeheerder. Zie ook: ECABO: Beroepscompetentieprofiel van de docent BVE.
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
6
MBO Raad 2010
h. Het examenplan is dekt alle aspecten van het kwalificatiedossier. De opleiding geeft er bovendien helder in aan uit welke onderdelen het kwalificerende examen bestaat, wanneer een student voor het diploma in aanmerking komt en of en zo ja welke mogelijkheden er zijn om bepaalde examenonderdelen te compenseren. i.
Zowel examen- als onderwijsplan besteden, naast de veelal op werkprocessen en kerntaken gerichte examen- en onderwijsonderdelen, ook expliciete en structurele aandacht aan het aanleren en toetsen van voorwaardelijke algemene en vakgerichte kennis en vaardigheden3.
j.
De opleiding besteedt gedurende het gehele leertraject bewust aandacht aan de integratie van aangeleerde voorwaardelijke kennis, vaardigheden en attituden in daadwerkelijke beroepshandelingen; zowel binnenschools als in de beroepspraktijkvorming en zowel in de examinering als in het onderwijs.
k. De opleiding handhaaft in haar onderwijs voldoende diversiteit aan didactische werkvormen en stimuleert de leden van het opleidingsteam om hun arsenaal aan werkvormen continu uit te breiden.
Buitenschoolse examinering en onderwijs l.
Examinering en onderwijs vinden voor een substantieel deel buitenschools plaats (BPV). De omvang en invulling van dat deel wordt vooral bepaald door de aard van de kwalificaties en de beschikbaarheid van leerbedrijven met voldoende ruimte voor zinvolle taken en goede begeleiding.
m. De opleiding bepaalt in overleg met de leerbedrijven in de regio de buitenschoolse leerdoelen en het buitenschoolse leerproces (leeractiviteiten, begeleiding en beoordeling). De opleiding is en blijft eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de buitenschoolse examinering en het buitenschoolse onderwijs. n. De opleiding draagt zorg voor een optimale aansluiting van binnenschoolse examinering en onderwijs op de BPV. o. De opleiding heeft met de leerbedrijven afgestemde BPV-procedures ingevoerd voor: het plaatsen van de leerling in een leerbedrijf (een goede match tussen de leerbehoeften van de leerling en de mogelijkheden van het leerbedrijf); het voorbereiden van de leerling op het leren in de praktijk; de begeleiding en ontwikkelingsgerichte/kwalificerende beoordeling tijdens de BPV.
Evaluatie en verbetering van examinering en onderwijs p. De opleiding evalueert het onderwijs regelmatig schriftelijk onder studenten, betrokkenen vanuit de beroepspraktijk en betrokkenen vanuit de onderwijsinstelling. Het opleidingsteam (ontwikkelaars en uitvoerenden) analyseert de evaluatieresultaten periodiek en vertaalt deze aantoonbaar naar verbeteringen van examinering, onderwijs en/of onderwijsorganisatie.
Studieloopbaanbegeleiding q. De opleiding biedt studenten een vorm van maatwerk die past bij de aard van de studenten (niveau, leerstijl en dergelijke) en bij de organisatorische randvoorwaarden (haalbaarheid). De opleiding / school hanteert een passende vorm van onderwijslogistiek zodat de organisatorische condities voor maatwerk (instroom, doorstroom en uitstroom) geborgd zijn.
3 De begrippen “kennis” en “vaardigheden” worden in de praktijk nogal verschillend ingevuld. Om discussies over woorden te vermijden, gebruiken we in dit document steeds de combinatie van “kennis en vaardigheden”; het gaat immers steeds om de combinatie van feitelijke en procedurele kennis en de vakbekwame toepassing daarvan.
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
7
MBO Raad 2010
r.
Zelfsturing door de student is geen doel op zich en gaat altijd gepaard met een passende structuur (opdracht, materiaal etc.) en begeleiding vanuit de opleiding. De opleiding handhaaft gedurende het hele leertraject een passende balans tussen enerzijds aansturing en begeleiding van het leerproces door de opleiding en anderzijds zelfsturing door de leerling. Deze balans past bij het moment in de opleiding c.q. de mate van zelfsturing die de gemiddelde leerling aankan. Zelfsturing bereikt uiteindelijk maximaal het niveau dat van een beginnend beroepsbeoefenaar verwacht mag worden.
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
8
MBO Raad 2010
3 Handreiking bij de uitgangspunten: de opleidingscyclus In dit hoofdstuk bieden we opleidingsmanagers en opleidingsteams handvatten voor de omgang met de uitgangspunten uit hoofdstuk 2. Dat doen we aan de hand van de opleidingscyclus, oftewel het continue proces waarin een team een opleiding ontwikkelt, uitvoert, evalueert en verbetert. Daarbij onderscheiden we steeds twee deelprocessen: examinering en onderwijs:
examinering is het proces waarin het team toetst of studenten de beoogde vakbekwaamheid hebben verworven (kwalificerende toetsing); onderwijs is het totaal aan leeractiviteiten die studenten ondernemen om zich de kwalificaties eigen te maken die samen de beoogde vakbekwaamheid vormen.
3.1 Globale beschrijving van de opleidingscyclus Onderstaande figuur toont deze opleidingscyclus. In deze paragraaf gaan we eerst op het geheel in en op de centrale positie van de toetsing aan randvoorwaarden. Daarna volgen paragrafen (3.2 tot en met 3.6) waarin steeds een van de 5 stappen in de buitenste ring wordt beschreven.
De opleidingscyclus
1 5
Analyse kerntaken en werkprocessen (KD)
Evaluatie en verbetering
2 Toetsing aan exen interne randvoorwaarden
Constructie examenplan Constructie onderwijsplan
Uitvoering examinering en onderwijs
4
3
Uitwerking binnenschoolse examinering en onderwijs Uitwerking buitenschoolse examinering en onderwijs
Start en volgorde De buitenste processtappen vormen samen een cyclus die een opleiding continu doorloopt. De volgorde van die stappen is logisch maar niet dwingend. Dat lichten we toe aan de hand van voorbeelden. Bij de ontwikkeling van een volledig nieuwe opleiding ligt het voor de hand te starten met de analyse van kerntaken en werkprocessen en vervolgens met de klok mee de volgende stappen te doorlopen. Maar bij een bestaande opleiding verloopt het proces niet altijd zo. Zowel de beginstap als de vervolgstappen kunnen verschillen. Zo kan een evaluatie
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
9
MBO Raad 2010
(beginstap) uitwijzen dat er meer tijd nodig is om een bepaald leerdoel te realiseren. In dat geval zal men het opleidingsplan deels opnieuw construeren (vervolgstap) en vervolgens in de verschillende vormen van onderwijs uitwerken. Maar evaluatie (beginstap) kan ook uitwijzen dat een deel van het kwalificatiedossier nog niet geëxamineerd wordt. In dat geval zal er meestal eerst opnieuw een (deel)analyse van de betreffende werkprocessen en kerntaken (vervolgstap) plaatsvinden voordat het examenplan (en eventueel ook het onderwijsplan) kan worden aangepast. Kortom: middelbaar beroepsonderwijs is een continu en cyclisch proces waarin een opleidingsteam de geschetste stappen, afhankelijk van de situatie doorloopt.
De toetsing aan randvoorwaarden In het centrum van de opleidingscyclus staat de toetsing aan randvoorwaarden. Die stap is via een dubbele pijl met alle andere verbonden. Die verbindingen geven aan dat deze toetsing in principe tijdens ieder stap plaatsvindt. Het gaat daarbij om de toetsing aan externe en interne randvoorwaarden.
Externe randvoorwaarden zijn het kwalificatiedossier en daarvan afgeleide sectorale examenprofielen, landelijke, sectorale of regionale afspraken rond de BPV, het Toezichtkader BVE van de inspectie, wettelijke eisen (WEB), het onderwijskundige kader van de Btg ESB&I (zie hoofdstuk 2). Interne randvoorwaarden betreffen onder andere: het (onderwijskundige) beleid van de eigen onderwijsinstelling (bv. een Handboek Examinering), de mogelijkheden en beperkingen van de gemiddelde student (kenmerken doelgroep), de beschikbare capaciteit binnen het team, zowel kwalitatief (rolbeheersing) als kwantitatief (tijd), de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling binnen het team, de beschikbare voorzieningen (gebouw, lokalen, ICT, mediatheek etc.), de beschikbare financiële middelen (kosteneffectiviteit), de mogelijkheden van leerbedrijven en praktijkopleiders: welke onderdelen in het leerbedrijf uitgevoerd kunnen worden en welke waarborgen er zijn voor kwalitatief verantwoorde beoordeling van studenten in het leerbedrijf.
Regelmatige toetsing aan deze randvoorwaarden voorkomt dat een opleiding van externe eisen gaat afwijken en/of dat de uitvoerbaarheid van de opleiding in gevaar komt.
De beschrijving van de stappen Op de volgende pagina’s gaan we dieper in op de vijf stappen van de opleidingscyclus. Daarbij komen achtereenvolgens steeds de volgende aspecten aan bod:
Doel: een beschrijving van de resultaten die de stap moet opleveren. Keuzen en beslissingen: een beschrijving van de belangrijkste punten waarop het opleidingsteam tijdens de stap een heldere keuze of beslissing moet nemen. Hulpbronnen: schriftelijke hulpmiddelen die opleidingsteams kunnen raadplegen bij de uitvoering van een stap. Toelichting: een nadere toelichting op het verloop van de betreffende stap.
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
10
MBO Raad 2010
3.2 Analyse van kerntaken en werkprocessen Doel Deze stap resulteert in een naar leerlijnen geordend overzicht van de beroepsspecifieke en algemene kennis, vaardigheden en attituden die een student zich tijdens de opleiding moet eigen maken. Dat overzicht is het startpunt voor de ontwikkeling van de examen- en onderwijsplannen. Bovendien ontwikkelt het opleidingsteam in deze stap een gemeenschappelijk beeld van de vakbekwaamheid die studenten tijdens de opleiding moeten ontwikkelen.
Keuzen en beslissingen
Hoe vertalen we de inhoud van het kwalificatiedossier (en LLB) naar een zodanig gedetailleerde beschrijving en ordening van kennis, vaardigheden en attituden dat we er examinering en onderwijs voor kunnen ontwikkelen (wie doet wat en welke methode gebruiken we)? Hoe onderscheiden we de kennis-, vaardigheids- en houdingselementen en leggen we deze vast? Welke clusters van kennis-, vaardigheids- en of houdingselementen kunnen we benoemen omdat ze inhoudelijk verwant en/of onderling afhankelijk zijn? Welke kennis-, vaardigheids- en houdingselementen vormen de overlap waar we eventueel generiek onderwijs voor kunnen ontwikkelen? Welke leerlijnen hanteren we en welke kennis, vaardigheden en attituden dienen in welke van die leerlijnen aan bod te komen?
Hulpbronnen
Kennisdeling met andere scholen (best practices), onder andere via kenniskringen4. De kwalificatiedossiers (zie www.ecabo.nl). De sectorale examenprofielen (zie www.mboraad.nl). Geerte Binnema, Kirsten Wittenberg (2010): Ontwikkelen Praktijkgericht Curriculum. Handreiking voor curriculumbouwers: Amersfoort: ECABO. Toetsmatrijzen op www.stichtingpraktijkleren.nl.
3.2.1 Toelichting bij analyse van kerntaken en werkprocessen
Leerlijn studieloopbaanbegeleiding
Leerlijn voorwaardelijke kennis en vaardigheden
Integrale leerlijn
In deze stap vertaalt het opleidingsteam de inhoud van het kwalificatiedossier (deel C), het sectorale examenprofiel en de LLB naar gedetailleerde Analyse kerntaken & werkprocessen kennis-, vaardigheids- en houdingsaspecten en ordent Kwalificatiedossier LLB het deze binnen een aantal leerlijnen. De prestatieindicatoren en de benoemde vakkennis en -vaardigheden in het kwalificatiedossier ondersteunen Examenprofiel de keuzes bij het inrichten van de leerlijnen en de samenhang daartussen. In de praktijk hanteren Kerntaken & werkopleidingen verschillende leerlijnen. In deze handreiking processen kiezen we voor de driedeling integrale leerlijn, waarin die onderdelen van examinering en onderwijs worden ondergebracht die direct gericht zijn op kerntaken en/of werkprocessen; de leerlijn voorwaardelijke kennis en vaardigheden, waarin alle examen- en onderwijsonderdelen zijn ondergebracht waarmee studenten zich de voorwaardelijke kennis en vaardigheden eigen maken; 4
De hulpbron “Kennisdeling” geldt vanzelfsprekend voor alle stappen in het proces, maar wordt niet steeds herhaald.
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
11
MBO Raad 2010
een leerlijn studieloopbaanbegeleiding, waarin de student het eigen leerproces leert sturen. Het is essentieel dat teamleden zich verdiepen in (delen van) het kwalificatiedossier en het sectorale examenprofiel. Enerzijds om het gemeenschappelijke doel van de opleiding - de vakbekwaamheid van afgestudeerden - helder voor ogen te houden en anderzijds om de eigen inbreng in het onderwijs optimaal in het geheel te kunnen plaatsen. Een handig hulpmiddel bij deze stap vormen de sectorale examenprofielen die binnen de Btg ESB&I zijn samengesteld. Daarin heeft onder andere al een nadere detaillering van kennis en vaardigheden plaatsgevonden.
3.3 Constructie van examen- en onderwijsplan In het schema op pagina 9 geven we de constructie van examen- en onderwijsplan weer als twee te onderscheiden stappen die met pijlen verbonden zijn tot een apart cyclus. Daarmee brengen we tot uitdrukking dat er twee afzonderlijke plannen worden gemaakt maar dat de constructieprocessen grotendeels tegelijkertijd plaatsvinden. Daarbij is het examenplan leidend, omdat dit garandeert dat de opleiding optimaal gericht wordt op de beoogde vakbekwaamheid (kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier en het sectorale examenprofiel). Voor de helderheid geven we hieronder per plan eerst een overzicht van de doelen, keuzen en beslissingen en hulpbronnen. Daarna volgt dan een toelichting op het proces waarin beide plannen tot stand komen.
3.3.1 Constructie van het examenplan Doel Deze stap levert een planning van examenonderdelen voor de gehele opleiding op. Het plan dient als basis voor de verdere uitwerking en organisatie van de examinering.
Keuzen en beslissingen
Welk globale opleidingsmodel past het beste bij de doelgroep? Denk bijvoorbeeld aan het verschil tussen niveau 2 en niveau 4 studenten, maar ook aan verschillen die de branche met zich meebrengt (bv. eisen aan proeven van bekwaamheid e.d.). Aspecten waarop de modellen zich van elkaar onderscheiden, zijn onder andere o het aandeel buitenschools leren (bv. het verschil tussen bol en bbl); o de goede balans tussen aansturing vanuit de opleiding en zelfsturing door de student (gezien de aard van de doelgroep) o de mate waarin studenten specifieke vakkennis en -vaardigheden moeten verwerven (bv. kennis van wet- en regelgeving); o de hoeveelheid “vrije ruimte”; o specifieke roostermodellen die de school voorschrijft (bv. een vast ritme van onderwijs- en toetsweken). Welke naar verhouding grote (integratieve) examenonderdelen vormen de ruggengraat van het examenplan? o Welke van die examenonderdelen kunnen buitenschools plaatsvinden? o Hoe organiseren we een optimale verbinding tussen buitenschools examineren en binnenschools leren? Welke aanvullende kwalificerende toetsen van voorwaardelijke kennis en vaardigheden zijn daarnaast nodig? Welke algemene kennis en vaardigheden (Nederlands, rekenen, Engels en LLB) toetsen we in de beroepsspecifieke examenonderdelen en welke toetsen we apart? Welke bestaande of nog te ontwikkelen toetsmiddelen (bv. kennistoets, vaardigheidstoets, examenproject, proeve van bekwaamheid) gaan we in de verschillende examenonderdelen inzetten?
Hulpbronnen
De kwalificatiedossiers (zie www.ecabo.nl).
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
12
MBO Raad 2010
De sectorale examenprofielen (zie www.mboraad.nl). Examenstandaarden van de inspectie (zie www.onderwijsinspectie.nl). Geerte Binnema, Kirsten Wittenberg (2010): Ontwikkelen Praktijkgericht Curriculum. Handreiking voor curriculumbouwers: Amersfoort: ECABO. Peter van Dijk: Examineren en de beroepspraktijk. examineren in de sector ESB&I van het mbo. Amersfoort: ECABO. Dijk, P. van, D.J. Helders en A.L. Kuiper (2007): Examenmix. Competentiegerichte examinering in de sector ESB&I van het mbo. Amersfoort: ECABO
3.3.2 Constructie van het onderwijsplan Doel Deze stap levert een planning van onderwijsonderdelen voor de gehele opleiding op. Het plan dient als basis voor de verdere uitwerking en organisatie van het onderwijs (zie volgende stap).
Belangrijke keuzen en beslissingen
Welk globaal opleidingsmodel past het beste bij de doelgroep? (Zie hierboven bij Constructie van het examenplan.) Welke naar verhouding grote (integratieve) onderwijsonderdelen vormen de ruggengraat van het onderwijsplan? o Welke van die onderdelen kunnen buitenschools plaatsvinden? o Hoe organiseren we een optimale verbinding tussen buitenschools en binnenschools leren? Welke onderwijsonderdelen zijn daarnaast nodig om studenten de voorwaardelijke kennis en vaardigheden bij te brengen die zij in de integrale leerlijn geïntegreerd moet toepassen? Welke algemene kennis en vaardigheden (Nederlands, rekenen en Engels) integreren we in beroepsspecifieke onderwijsonderdelen en welke programmeren we apart? Welke bestaande of nog te ontwikkelen leermiddelen (bv. presentatie, opdracht, oefening, simulatie, beroepsproject) gaan we in de verschillende delen van het onderwijsplan inzetten?
Hulpbronnen
De kwalificatiedossiers (zie www.ecabo.nl). De sectorale examenprofielen (zie www.mboraad.nl). Examenstandaarden van de inspectie (zie www.onderwijsinspectie.nl). Geerte Binnema, Kirsten Wittenberg (2010): Ontwikkelen Praktijkgericht Curriculum. Handreiking Constructie examen- & voor curriculumbouwers: Amersfoort: ECABO. onderwijsplan Leerlijn studieloopbaanontwikkeling
Leerlijn voorwaardelijke kennis en vaardigheden
Integrale leerlijn
Ordenen naar integraliteit, complexiteit, volgordelijkheid en overlap Examenonderdelen
Onderwijsonderdelen
Onderling afgestemde examenen onderwijsplannen
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
3.3.3 Toelichting bij constructie van examen- en onderwijsplan Bij de totstandkoming van een nieuwe opleiding is dit de meest creatieve stap in het proces: uit de “berg” van kennis-, vaardigheids- en houdingselementen creëert het opleidingsteam een examenplan en een daarop afgestemd onderwijsplan. Zo’n plan biedt een globale beschrijving van de onderwijs- of examenonderdelen tijdens de hele opleiding. Gaandeweg plaatst het team deze onderdelen in de tijd (zowel het moment als de omvang), zodat er onderling afgestemde examen- en onderwijsplannen ontstaan. De stap begint met een verdere clustering en ordening van de kennis-, vaardigheids- en houdingselementen binnen de leerlijnen, zoals die in de vorige analysestap
13
MBO Raad 2010
al is begonnen. Het gaat er nu om dat het team de clusters van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten uit die vorige stap verder ordent en combineert tot onderwijs- en examenonderdelen met bijbehorende leerdoelen. Die ordening gebeurt vooral aan de hand van: Integraliteit, bezien vanuit het beroep, toenemende complexiteit (niveau), volgordelijkheid (onderlinge afhankelijkheden) en gemeenschappelijkheid (overlap: kennis en vaardigheden die voor meerdere kerntaken en/of werkprocessen noodzakelijk zijn).
Examenonderdelen beschrijft het team aan de hand van leerdoelen, toetsvorm (bv. tentamen, beroepsproject, vaardigheidstoets, proeve van bekwaamheid, assessment of combinaties daarvan), toetsomgeving (binnen- en/of buitenschools), omvang (tijdsduur) en de relatieve zwaarte/omvang binnen het totale examen. Onderwijsonderdelen beschrijft het team ten minste aan de hand van leerdoelen, leermaterialen ((onderdelen uit) beschikbare methoden, cases, simulaties, opdrachten, projecten etc.), leeromgeving (binnen- of buitenschools) en omvang (studiebelastinguren). De prestatie-indicatoren bij de werkprocessen in de kwalificatiedossiers vormen een goed aanknopingspunt voor het benoemen van examen- en onderwijseenheden (leerdoelen). Met name binnen de integrale leerlijn (waarin kennis-, vaardigheids- en houdingsaspecten geïntegreerd aan bod komen) kunnen examen- en onderwijsonderdelen samenvallen, bijvoorbeeld in een examenproject.
Parallelle ontwikkeling van examen- en onderwijsplannen We nemen in deze stap bewust examen- en onderwijsplan samen. In de praktijk is het niet ongebruikelijk dat een team eerst het onderwijs en daarna de examens ontwikkelt, volgens het principe first things first. Maar onderwijskundig is het raadzamer om beiden parallel te ontwikkelen en bovendien het examenplan leidend te laten zijn. Met het examenplan ontwikkelt het team ook de globale structuur voor het onderwijsplan. Immers, de onderwijsonderdelen dienen zo te zijn gepland dat een student op het kwalificerende toetsmoment daadwerkelijk alle betreffende kennis en/of vaardigheden en/of houdingsaspecten heeft kunnen aanleren.
Van globaal naar gedetailleerd De leidende rol van het examenplan betekent overigens niet dat dit plan eerst in al zijn details tot stand komt en daarna pas het onderwijsplan. Het team werkt afwisselend aan examen- en onderwijsplan en ontwikkelt daarbij eerst globale plannen die gaandeweg verder gedetailleerd worden. Het meest praktisch is om eerst de integrale leerlijn te plannen. De integratieve examen- en onderwijsonderdelen zijn die onderdelen waarin studenten bepaalde afgeronde clusters van kennis-, vaardigheids- en houdingsaspecten tegelijk moeten oefenen (onderwijsplan) c.q. beheersen (examenplan). Het gaat dan meestal om (delen van) beroepstaken, waarbij bijvoorbeeld simulaties, beroepsprojecten of cases als materiaal gebruikt worden. Als de integratieve onderdelen een plaats hebben gekregen, kunnen vervolgens de daaraan voorwaardelijke toetsmomenten en onderwijsonderdelen worden ingepland (de leerlijn voorwaardelijke kennis en vaardigheden). Gaandeweg ontstaan zo robuuste examen- en onderwijsplannen die goed op elkaar zijn afgestemd. Die plannen
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
14
MBO Raad 2010
vormen een goede basis voor de verdere uitwerking van examinering en onderwijs in de volgende ontwikkelstap van de opleidingscyclus.
3.4 Uitwerking examinering en onderwijs In deze stap werkt het opleidingsteam de examen- en onderwijsplannen uit in gedetailleerde lesplannen, lesschema’s en toets- en onderwijsmiddelen. Verschillende teamleden zullen verschillende onderdelen voor hun rekening nemen. De toewijzing van die onderdelen geschiedt in onderling overleg of door de opleidingsmanager. In de beschrijving van deze stap maken we onderscheid tussen het binnen- en buitenschoolse gedeelte. Dat doen we omdat beide delen een eigen benadering vragen. Dat betekent natuurlijk niet dat binnen- en buitenschoolse onderdelen volledig los van elkaar kunnen worden ontwikkeld. Er dient regelmatige afstemming plaats te vinden tussen de ontwikkelaars van het ene en het andere gedeelte, zodat binnen- en buitenschools leren optimaal op elkaar zijn afgestemd. Dat wordt in het overzicht van pagina 9 met de verbindingspijlen tot uiting gebracht.
3.4.1 De uitwerking van binnenschoolse examinering en onderwijs Doel Het resultaat van deze stap is dat alle binnenschoolse examen- en onderwijsonderdelen in detail zijn uitgewerkt en dat alle bijbehorende materialen en documentatie beschikbaar zijn.
Belangrijke keuzen en beslissingen
Welke exameninstrumenten en/of leermaterialen kopen we in en welke ontwikkelen we zelf? Welke combinatie van werkvormen (instructie, projectbegeleiding, coaching, reflectiegroep etc.) en welke studiematerialen (literatuur, methoden, presentaties, opdrachten, simulaties, beroepsprojecten, praktijkwijzers etc.) zijn geschikt voor de verschillende onderwijsonderdelen? Hoe borgen we de kwaliteit van zelfontwikkelde exameninstrumenten (validiteit en betrouwbaarheid)? Hoe borgen we voldoende diversiteit aan werkvormen in het onderwijs?
Hulpbronnen
Ontwikkelmodel examenproducten Stichting Praktijkleren. Afstemming leerproducten Stichting Praktijkleren. Uitwerking binnenschools leren Afgestemde examen- en onderwijsplannen Examenonderdeel
Onderwijsonderdeel
Exameninstrument
Leermaterialen
Beoordelingsmodel
Werkvormen
3.4.2 Toelichting bij uitwerking van binnenschoolse examinering en onderwijs In deze stap werken teamleden op basis van de hen toegewezen onderdelen uit het examen- en onderwijsplan in detail uit. Dat betekent concreet dat zij voor de betreffende onderwijsonderdelen (eventueel) het beschikbare materiaal bewerken en werkvormen kiezen en voorbereiden (bv. in lesschema’s). Docenten die het examenprogramma verder uitwerken selecteren of ontwikkelen de concrete exameninstrumenten (incl. beoordelingsmodellen, cesuren etc.).
3.4.3 Uitwerking buitenschoolse examinering en onderwijs (BPV) Doel Het resultaat van deze stap is een met de leerbedrijven in de regio afgestemde werkwijze voor het leren in de praktijk (BPV). Deze werkwijze heeft betrekking op de voorbereiding, de Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
15
MBO Raad 2010
uitvoering en de beoordeling van het praktijkleren. De partners hebben afspraken gemaakt over de organisatie, aansturing en evaluatie van het leren in de praktijk. Bovendien zijn na deze stap de voor het buitenschoolse leren noodzakelijk hulpmiddelen (opdrachten, beoordelingsinstrumenten en dergelijke) beschikbaar.
Belangrijke keuzen en beslissingen
Hoe borgen we de relevantie van het buitenschools leren voor student en opleiding (zinvolle taken)? o Wat hebben regionale leerbedrijven te bieden aan taken en bijbehorende begeleiding? Wat is een heldere en werkbare verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen opleiding, student en leerbedrijf? Op welke prestaties en op welke wijze wordt de student ter afsluiting van een praktijkleerperiode beoordeeld, hetzij ontwikkelingsgericht, hetzij kwalificerend? Hoe borgen we de kwaliteit van examinering in de praktijk? Welke voorwaardelijke onderwijs- en/of examenonderdelen bieden we wanneer (binnen of buitenschools) aan ter ondersteuning van het praktijkleren. Welke hulpmiddelen (opdrachten, beoordelingsformulieren e.d.) hebben leerbedrijven en praktijkopleiders nodig voor een adequate begeleiding en beoordeling van studenten tijdens de beroepspraktijkvorming? Wie is binnen het opleidingsteam verantwoordelijk voor de voorlichting en begeleiding van welke leerbedrijven en praktijkopleiders (relatiebeheer)?
Hulpbronnen
Het resultaat van het BPV-protocol-project van de MBO Raad Swager, R. (2010): Werkplekleren. Handreiking voor de opleidingspraktijk in de ESB&Isector. Amersfoort: ECABO. Dijk, P. van (2010): Examineren en de beroepspraktijk, examineren in de sector ESB&I van het mbo. Amersfoort: ECABO. Praktijkwijzer ECABO/Stichting Praktijkleren CINOP (2009): Meer leren van de praktijk. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Uitwerking buitenschools leren Afgestemde examen- en onderwijsplannen Buitenschoolse examen- en onderwijsonderdelen Beoordelingsinstrumenten
Zinvolle taken (opdrachten)
Concrete BPV-afspraken opleiding - student - leerbedrijf
3.4.4 Toelichting bij uitwerking van buitenschoolse examinering en onderwijs Een beroepsopleiding dient studenten voor te bereiden op de beroepspraktijk. Het ligt dus voor de hand om een (substantieel) deel van de opleiding in die beroepspraktijk te laten plaatsvinden (uitgangspunten d en l). De uitwerking van buitenschools leren betreft in het bijzonder de voorbereiding, begeleiding, beoordeling en aansturing ervan. Want, hoewel het buitenschoolse leren buiten de directe invloedssfeer van de opleiding plaatsvindt; zij blijft wel verantwoordelijk voor zowel de kwaliteit van het leerproces als het diploma (de kwalificaties van de student).
Communicatie doorslaggevend Een eerste beslissende aandachtspunt in de voorbereiding is de communicatie richting leerbedrijven. Die blijkt in de praktijk doorslaggevend te zijn voor succesvol buitenschools leren. Opleidingen dienen dus structureel te investeren in de kwaliteit van deze communicatie. In dit verband past het aanwijzen en faciliteren van vaste aanspreekpunten voor leerbedrijven binnen het opleidingsteam (relatiebeheerders).
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
16
MBO Raad 2010
Zinvolle taken en een goede begeleiding en beoordeling Een opleiding kan de voorbereiding en aansturing van het buitenschoolse leren op verschillende manieren vormgeven. De opleiding stelt in nauw overleg met de leerbedrijven vast welke kerntaken en werkprocessen studenten kunnen oefenen (zinvolle taken); welke “bagage” een student minimaal moet meebrengen om stage te kunnen lopen. De school kan dan beter inspelen op die verwachtingen en in het curriculum toewerken naar dat beginniveau dat door bedrijven wordt gewenst. welke bijdragen de leerbedrijven kunnen leveren aan de begeleiding van het leerproces en de beoordeling van leerresultaten. Een opleiding zal in het (buitenschoolse) onderwijsplan al zoveel mogelijk inspelen op die kerntaken en werkprocessen die studenten binnen leerbedrijven kunnen oefenen. Maar de daadwerkelijke mogelijkheden binnen de leerbedrijven zijn natuurlijk leidend. Kortom de afstemming hieromtrent kan het beste al in de voorgaande planfase starten. Een heldere omschrijving van deze taken (inclusief leerdoelen en beoordelingscriteria) is een belangrijk hulpmiddel voor zowel de student als de praktijkopleider binnen het leerbedrijf. Het helpt de praktijkopleider om de student zinvolle taken te geven en adequaat te begeleiden en te beoordelen.
Verdeling taken en verantwoordelijkheden Een ander belangrijk aandachtspunt bij het buitenschoolse leren is duidelijkheid omtrent de verdeling van taken en verantwoordelijkheden: wat doet de school, wat doet de student en wat doet het leerbedrijf. In dit verband kunnen opleidingen gebruik maken van het BPVprotocol waarin deze samenwerkingsaspecten in grote lijnen zijn vastgelegd.
3.5 Uitvoering van examinering en onderwijs Doel Studenten zodanig opleiden en examineren dat ze als beginnend beroepsbeoefenaar tot tevredenheid van de beroepspraktijk aan de slag kunnen.
Belangrijke keuzen en beslissingen
Is de onderwijslogistiek voor het leren op school en in de praktijk op orde? Bijvoorbeeld: o Klopt de roostering? o Zijn alle benodigde lokalen en leermiddelen in voldoende mate en op het juiste moment beschikbaar? Beschikken we over voldoende geschikte docenten binnen het team of moeten we externe capaciteit en kwaliteit inhuren? Zijn studenten op de hoogte van het geplande binnen- en buitenschoolse onderwijs en de bijbehorende procedures (bv. ziekmelding)? Zijn alle leerbedrijven en praktijkopleiders voldoende Uitvoering van onderwijs en examinering geïnformeerd en toegerust voor de BPV? Onderwijsen examenmiddelen
Voorzieningen
Leerbedrijf
Docent
Student
Onderwijs
Examinering
Gekwalificeerde studenten
Tevreden beroepspraktijk
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
Hulpbronnen
Voorbeeldmodellen werkgerelateerd beoordelen
3.5.1 Toelichting bij uitvoering van examinering en onderwijs Naarmate het resultaat van de vorige stappen (het ontwerp van de opleiding) robuuster en efficiënter is, zullen daadwerkelijk onderwijs en examinering succesvoller kunnen zijn. Maar er zijn ook andere factoren die dat succes beïnvloeden. Het gaat dan vooral om de eerder beschreven interne randvoorwaarden. We lichten er twee uit, om de directe
17
MBO Raad 2010
invloed van deze factoren op de kwaliteit van de uitvoering te illustreren. Het opleidingsteam is natuurlijk een van de belangrijkste factoren (zie uitgangspunt c). Het gaat dan onder andere om de bekwaamheid van de afzonderlijke leden. Een onderwijsprogramma dat bijvoorbeeld een breed scala aan werkvormen bevat, staat of valt met docenten die al die werkvormen in de praktijk kunnen hanteren. De beschikbare bekwaamheden binnen een team bepalen ook de mate waarin dat team alle voor het onderwijs noodzakelijke rollen in voldoende mate kan bezetten. De mate waarin het team efficiënt samenwerkt, ten slotte, is weer heel belangrijk om onvoorziene situaties succesvol het hoofd te kunnen bieden. Een tweede belangrijke interne randvoorwaarde die de kwaliteit van de uitvoering mede bepaalt, zijn de voorzieningen. Een opleidingsontwerp dat geen rekening houdt met de eventuele schaarste aan lokalen en hulpmiddelen, plaatst een opleidingsteam (en de school als geheel) voor heel lastige, vaak onoplosbare problemen.
3.6 Evaluatie en verbetering Doel Het resultaat van deze stap is dat het opleidingsteam, studenten (hun ouders) en de beroepspraktijk vertrouwen hebben in de daadwerkelijke kwaliteit van onderwijs en examinering en in de maatregelen ter verbetering die het team op grond daarvan zo nodig neemt.
Belangrijke keuzen en beslissingen
Hoe meten we dat onderwijs en examinering aan de verwachtingen van studenten, beroepspraktijk en opleidingsteam voldoen? Resulteert het onderwijs in gewenst vakbekwaam handelen bij studenten? Is het opleidingsrendement naar behoren? Denk bv. aan: aantal afgestudeerden en hun niveau, het percentage vroegtijdig schoolverlaters en de tevredenheid van leerlingen en bedrijfsleven. Verlopen onderwijs en examinering effectief en efficiënt?: o Verloopt het onderwijs op de manier die is voorzien? o Voldoen de leermaterialen in het onderwijs? o Voldoen de voorzieningen voor het onderwijs? o Voldoet het opleidingsteam? Is de examinering voldoende valide en betrouwbaar? Hoe analyseren we de resultaten van evaluaties? Hoe bewaken we de voortgang van voorgenomen maatregelen ter verbetering? Hoe houden we studenten, beroepspraktijk en eigen medewerkers op de hoogte van Evaluatie en verbetering evaluatieresultaten en maatregelen ter verbetering? Kritieke prestatie-indicatoren onderwijs en examinering
3.6.1 Toelichting bij evaluatie en verbetering
Een opleiding die zich continu wil verbeteren dient periodiek te evalueren. Dit gebeurt bij voorkeur schriftelijk, zowel onder studenten als in de beroepspraktijk (leerbedrijven, alumni etc.). Schriftelijk, Analyse evaluatieresultaten omdat dit de objectiviteit en continuïteit bevordert. Het is daarnaast belangrijk dat een opleiding scherp voor Verbetering onderwijs en ogen heeft op welke aspecten ze wil evalueren, zodat examinering men studenten en beroepspraktijk alleen zinvolle vragen voorlegt. Dat vergt inzicht in de belangrijkste Informeren studenten en beroepspraktijk prestatie-indicatoren van de opleiding. In grote lijnen gaat het om de daadwerkelijke gerealiseerde kwalificaties, de onderwijsorganisatie(docenten, roostering, begeleiding, voorzieningen etc.) en de mate waarin men zich bij de verbetering van de opleiding betrokken voelt. Evaluatie studenten
Evaluatie beroepspraktijk
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
18
MBO Raad 2010
4 Tips tot slot De Btg ESB&I stimuleert opleidingen om het hier gepresenteerde kader te benutten voor de verbetering van hun examinering en onderwijs. De manier waarop de opleidingen dat doen, laat zij aan de betreffende opleidingsteams. Maar als afsluiting van dit document geeft de Btg wel graag wat tips voor de praktische toepassing van het kader en de handreiking in hoofdstuk 3. Onderstaande tips vormen geen stappenplan, de volgorde is willekeurig en de opleiding kan ze naar behoeve gebruiken.
De onderwijskundige termen in dit document kunnen afwijken van de begrippen die teamleden hanteren. Gebruik het document om de communicatie binnen het team te stroomlijnen: wat bedoelen we precies met de verschillende begrippen en kunnen we een gemeenschappelijk onderwijskundig begrippenkader ontwikkelen.
Bespreek de uitgangspunten uit hoofdstuk 2 binnen het opleidingsteam; welke worden herkend en welke roepen discussie op. Breng in kaart wat die discussie voor de opleiding betekent.
Ga met het hoger management in dialoog over de uitgangspunten; in hoeverre stroken die wel of niet met het staande beleid.
Breng aan de hand van hoofdstuk 3 de eigen opleidingscyclus in kaart en toets deze aan de uitgangspunten in hoofdstuk 2.
Maak van hoofdstuk 3 een eigen kwaliteitszorginstrument door de keuzen en beslissingen om te vormen tot checklists per stap.
Blijf niet te lang steken in een van de stappen: de opleidingskwaliteit is uiteindelijk het meest gebaat bij het regelmatig doorlopen van de hele cyclus. Dat betekent natuurlijk niet dat het team alle stappen telkens helemaal vanaf nul opnieuw uitvoert, maar wel dat het team de samenhang van de stappen scherp in het oog houdt.
Zorg bij alle keuzen en beslissingen ook steeds voor toetsing aan de externe en interne randvoorwaarden.
Onderwijskundig kader Btg ESB&I v1.1
19
MBO Raad 2010