Naar een optimale huisvestingskwaliteit voor onderwijs & kinderopvang ir. F.J. (Ferdie) van de Winkel Februari, 2013 Vertrouwelijk tot 01-03-2014
1
A catalogue record is available from the Eindhoven University of Technology Library ISBN: 978‐90‐444‐1193‐5 (Eindverslagen Stan Ackermans Instituut ; 2013/011) 2
4
Naar een optimale huisvestingskwaliteit voor onderwijs en kinderopvang De ontwikkeling van een additioneel dienstverleningsconcept voor Stichting Ruimte‐OK vanuit marktperspectief op basis van het 3TU‐KITS instrumentarium Rapport is vertrouwelijk tot 01‐03‐2014 Auteur: F.J. (Ferdie) van de Winkel MSc Opdrachtgevers: Stichting Ruimte voor Onderwijs & Kinderopvang (Ruimte‐OK) te Eindhoven & 3TU‐ADMS te Eindhoven Begeleidingscommissie: TU Eindhoven (3TU‐ADMS):
prof. dr. H.J.P. (Harry) Timmermans (voorzitter) drs. ir. T.J.P. (Tibor) Goossens PDEng. ir. C.J.E. (Clemens) Witteveen MBA dr. A.F.H.J. (Ad) den Otter arch. AvB
Stichting Ruimte‐OK:
mr. J.W. (Jan) Schraven M. (Marco) van Zandwijk arch. AvB
Stichting Carmelcollege:
M.M. (Michiel) Keuper MBA
Datum: Februari, 2013
5
6
Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksrapport dat het resultaat vormt van de bedrijfsopdracht ter afronding van de postdoctorale opleiding ‘Architectural Design Management Systems’ (ADMS). ADMS is een tweejarige fulltime postdoctorale ontwerpersopleiding, die afgestudeerde academici opleidt tot procesontwerper en –manager van ontwerpprocessen in de bouw. ADMS maakt onderdeel uit van 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute (SAI), en wordt inhoudelijk verzorgd door de faculteiten Bouwkunde en Industrial Engineering & Innovation Sciences van de TU Eindhoven. De opleiding wordt beheerd door de faculteit Bouwkunde1. Deze bedrijfsopdracht is uitgevoerd in opdracht van ADMS en Stichting Ruimte voor Onderwijs en Kinderopvang (Ruimte‐OK) waarin de ontwikkeling van een dienstverleningsconcept voor Ruimte‐OK centraal staat. De bedrijfsopdracht vormt daarmee het sluitstuk van een reeks aan ADMS‐ bedrijfsopdrachten naar het verbeteren van de kwaliteit van schoolgebouwen in het Primair en Secundair Onderwijs in Nederland. Deze voorgaande opdrachten betreffen:
Het ontwerp van een evaluatiemodel voor schoolgebouwen (EGGO), opgeleverd in juni 2011 door Wouter Roemaat in opdracht van het POH en SCS; Het ontwerp van een systematische aanpak om te sturen op prestaties (IPM), opgeleverd in januari 2012 door Eline Jonkers in opdracht van Stichting Carmelcollege en POH; Het ontwerp van een routekaart gebruikersparticipatie (GPM), opgeleverd in september 2012 door Gerrie KleinJan in opdracht van het POH en Stichting Ruimte‐OK.
Het specifieke doel van deze bedrijfsopdracht is dan ook gericht op het ontwikkelen van een dienstverleningsconcept voor Stichting Ruimte‐OK voor de drie instrumenten die uit de voorgaande bedrijfsopdrachten zijn voortgekomen. Dit betekent tevens dat Ruimte‐OK dit instrumentarium dus verder zal gaan beheren en exploiteren, waarbij het ontwikkelde dienstverleningsconcept als leidraad dient. Dit dienstverleningsconcept is niet enkel vanuit de organisatie van Ruimte‐OK ontwikkeld, maar ook vanuit het perspectief van de markt. Om die reden is schoolbestuur Stichting Carmelcollege als medeopdrachtgever van het IPM en als potentiële klant toegevoegd als commissielid. Ik wil hierbij dan ook van de gelegenheid gebruikmaken om Michiel Keuper van Carmelcollege te bedanken voor zijn begeleiding waarmee de klantgerichtheid is bewaakt. Daarnaast wil ik Ruimte‐OK als opdrachtgever bedanken, specifiek Jan Schraven en Marco van Zandwijk als directe begeleiders en Martijn Arts voor hun inhoudelijke begeleiding, alsook voor de voor mij in het vooruitzicht gestelde baan bij Ruimte‐OK! Verder ben ik dank verschuldigd aan mijn TU/e‐begeleiders, in de personen van Harry Timmermans, Ad den Otter, Clemens Witteveen en Tibor Goossens voor hun begeleiding alsook voor hun steun en vertrouwen. Last but not least wil ik mijn collega’s Gerrie, Jeroen, Maikel, Aury, Moniek en de andere oud‐ADMS collega’s bedanken voor hun inspirerende gesprekken, hulp, steun, en koffie. Alsook alle mensen die een bijdrage hebben geleverd aan mijn bedrijfsopdracht in welke vorm dan ook. Ferdie van de Winkel
Management samenvatting De afgelopen twee jaar zijn drie ADMS‐bedrijfsopdrachten en twee ADMS‐casestudies uitgevoerd met als doel het ontwikkelen van een totaalpakket aan instrumentarium t.b.v. het verbeteren van de kwaliteit van onderwijshuisvesting in het Primair en Voortgezet Onderwijs in Nederland. Deze onderzoeken hebben geresulteerd in de volgende drie instrumenten:
Het EGGO, bestaande uit de twee evaluatie‐instrumenten EGO en IGO, die resp. de gebruikerstevredenheid en het feitelijk presteren van het gebouw in kaart brengen; De routekaart gebruikersparticipatie (GPM), die het mogelijk maakt om gebruikers te betrekken bij de (ver)bouw; Het prestatiesturingsinstrument (IPM), dat het mogelijk maakt om te sturen op de laatste prestatie‐eisen en deze tevens te borgen.
Er zijn diverse constateringen te benoemen die de behoefte aan dergelijke kwaliteitsevaluatie‐ en kwaliteitssturingsinstrumenten onderschrijven. Zo is het binnenklimaat en werkklimaat bij veel schoolgebouwen ondermaats, is er sprake van een forse veroudering van het gebouwenbestand en krijgen schoolbesturen door (door)decentralisatie steeds meer taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van huisvesting. Het ontbreken van een dergelijk instrumentarium is de reden geweest voor het opzetten van een strategische samenwerking, genaamd 3TU‐KITS, waarin 3TU‐ADMS, het Platform Onderwijshuisvesting en het voormalig Servicecentrum Scholenbouw in participeert, die uiteindelijk heeft geresulteerd in de ontwikkeling van de zojuist genoemde instrumenten. Daarnaast heeft ook schoolbestuur Stichting Carmelcollege bijgedragen, specifiek bij de ontwikkeling van het IPM. Om uiteindelijk de gewenste kwaliteitsimpuls te genereren, zal het ontwikkelde instrumentarium in praktijk gebracht moeten worden, en dus te worden beheerd en geëxploiteerd. Dit zal worden gedaan door de Stichting Ruimte voor Onderwijs en Kinderopvang (Ruimte‐OK). Een recent opgerichte stichting zonder winstoogmerk, die als belangrijkste drijfveer heeft om een grote sprong voorwaarts te maken in de kwaliteit van gebouwvoorzieningen voor onderwijs en kinderopvang. Het 3TU‐KITS instrumentarium zal dan worden vermarkt naast hun eigen producten en diensten. Echter het is onduidelijk hoe exact het instrumentarium ingebed kan worden in de bestaande organisatie van Ruimte‐OK, en hoe de instrumenten in de markt gezet dienen te worden. Het antwoord op deze vragen vormt dan ook de doelstelling van dit onderzoek, die luidt: Het faciliteren van Stichting Ruimte‐OK in het uitbreiden van haar diensten met het KITS instrumentarium en deze adequaat te kunnen aanbieden aan haar klanten, door het ontwikkelen van een dienstverleningsconcept dat vanuit de bestaande organisatie en vanuit marktperspectief wordt ontwikkeld. Om dit doel te bereiken, is allereerst een uitgebreide literatuurstudie uitgevoerd naar de begrippen dienst en dienstverlening en onderzocht hoe een dienstverleningsconcept wordt ontworpen. In dit onderzoek wordt het begrip dienst gezien als een ontastbaar product dat tevens karakteristieken bevat van vergankelijkheid, heterogeniteit, en onafscheidelijkheid van productie en consumptie. Het begrip dienstverlening wordt gezien als de verlening van een product, waarbij het product ten 11
minste bestaat uit een dienst. Het ontwikkelen of ontwerpen van een concept voor dienstverlening bestaat uit een 12‐tal stappen. Kortweg dient eerst te worden begonnen met het specificeren van de doelmarkt, om vervolgens de strategie te bepalen hoe je als organisatie jezelf wil positioneren in deze markt. Daarna kan er begonnen worden met het daadwerkelijk ontwerpen van de dienst en de (leverings)processen, inrichten van de organisatie en de kwaliteitsverbetering van het gehele systeem. Ook al zijn deze stappen als op zichzelf staande stappen geformuleerd, nimmer mag hun onderlinge samenhang uit het oog worden verloren om uiteindelijk de dienstverlening goed te kunnen laten functioneren als één vloeiend systeem in de organisatie met speciale aandacht voor zowel marketing‐, uitvoerings‐, en personeelsmanagement. Hoe beter dit met elkaar is afgestemd, des te groter de kans op een succesvolle dienstverlening en een toename van de klantloyaliteit. Deze 12 stappen vormen de leidraad voor het onderzoek om te komen tot een dienstverleningsconcept, en dus ook voor het bereiken van de doelstelling van dit onderzoek. Allereerst is er begonnen met een uitgebreide analyse naar zowel Ruimte‐OK als naar haar directe omgeving waarin ze opereert, respectievelijk via een interne en externe analyse. In de interne analyse is vastgesteld hoe de organisatie van Ruimte‐OK is opgebouwd en wat haar visie, missie en strategie is. Ook is vastgesteld hoe de huidige marketingmix eruitziet van Ruimte‐OK waarmee ze een concurrentievoordeel behaalt. Deze interne analyse maakt het mogelijk om uiteindelijk het dienstverleningsconcept vanuit de bestaande organisatie te kunnen ontwikkelen. In de externe analyse is geanalyseerd hoe de wereld eruit ziet die zich buiten Ruimte‐OK bevindt en waardoor ze wordt beïnvloed, zonder zelf hierop invloed te hebben. Specifiek is een omgevingsanalyse, marktanalyse, klantanalyse en een concurrentieanalyse uitgevoerd. Deze externe analyse maakt het mogelijk om het dienstverleningsconcept vanuit markt/behoefteperspectief te ontwikkelen. Met behulp van een SWOT‐analyse zijn de interne en externe analyse verder doorgelicht, en vormt de input voor het opstellen van een strategie die inbedding van het 3TU‐KITS instrumentarium mogelijk maakt. Deze strategie in de vorm van aandachtspunten vormt de input voor het daadwerkelijke ontwerp van het dienstverleningsconcept zoals in onderstaand schema staat weergegeven. Ontwerp dienstverleningsconcept
Servicestrategie
Serviceconcept
Serviceblauwdruk
Ondersteunende processen
Het ontwerp van het dienstverleningsconcept begint met een uitwerking van het serviceconcept. Hierin is voor het instrumentarium uitgewerkt wat de specifieke voordelen, oplossingen en de waarden zijn die de dienstverlening van het instrumentarium beoogt te bieden. Voor potentiële afnemers betekent deze dienstverlening het voorzien in hun behoefte aan het zelf grip krijgen en sturen op de kwaliteit van het gebouw over de gehele levenscyclus. Voor Ruimte‐OK betekent het instrumentarium een welkome aanvulling op hun bestaand aanbod, waarmee Ruimte‐OK nog beter invulling kan geven aan de twee pijlers waar ze op steunt, namelijk haar kwaliteits‐ en kennispijler. De combinatie van beide pijlers leidt ertoe dat Ruimte‐OK haar doelgroepen (specifiek de schoolbesturen en –directies, gemeenten en kinderopvangorganisaties) in staat stelt zelf grip te laten krijgen op hun huisvesting voor onderwijs en kinderopvang door de combinatie van kennisoptimalisatie via kennisborging en kwaliteitsoptimalisatie via kwaliteitsborging.
12
Het volgende onderdeel in het ontwerp betreft de uitwerking van de dienstverleningsprocessen en de ondersteunende processen die samen het dienstleveringssysteem vormen. Het ontwerp van deze processen vormt het fundament van dienstverlening. Immers deze processen beschrijven de volgorde waarin de stappen van dienstverlening plaatsvinden, en de manier waarop ze aan elkaar gekoppeld zijn om zodoende een waardevolle klantervaring te creëren. Voor elk apart instrument is een ontwerp gemaakt van zowel het dienstverleningsproces alsook de ondersteunende processen middels een serviceblauwdruk, een stromenschema waarin frontoffice‐ en backoffice‐activiteiten per instrument schematisch staan weergegeven. Met het uitwerken van zowel het serviceconcept als het dienstleveringssysteem is het operationele gedeelte of uitvoeringsgedeelte van het dienstverleningsconcept voor het 3TU‐KITS instrumentarium ontworpen. Echter om alles als één systeem te laten functioneren en inbedding van het instrumentarium mogelijk te maken in de bestaande organisatie, is ook een ontwerp nodig voor het Human Resource Management (HRM) alsook een uitwerking van het Marketingprogramma. Het ontwerp van het HRM bestaat uit niet meer dan een opsomming van 8 specifieke eisen c.q. taakbeschrijvingen die moeten worden gesteld aan de ‘operationele’ medewerker om het 3TU‐KITS instrumentarium nu en in de toekomst gedegen te kunnen aanbieden aan de markt als dienstverlening. Het Marketingprogramma betreft een invulling van de marketingmix, een mix aan beslissingvariabelen waarmee Ruimte‐OK communiceert met de markt waarop ze zich focust, en waarmee ze de markt tevredenstelt. Het marketingprogramma is uitgewerkt door een invulling te geven aan: het product/instrument, prijs, plaats/distributie, promotie, participanten, proces en de fysieke omgeving. Met deze laatste uitwerking is het volledige ontwerp van het dienstverleningsconcept voltooid, dat specifiek is ontwikkeld vanuit de bestaande organisatie van Ruimte‐OK en vanuit marktperspectief. Dit ontwerp stelt Ruimte‐OK in staat om het 3TU‐KITS instrumentarium als dienstverlening in te bedden in haar bestaande organisatie en deze tevens adequaat aan te bieden aan haar klanten. Daarmee is met dit ontwerp de doelstelling van het onderzoek bereikt. Tot slot volgt er een laatste toevoeging. Immers het gaat niet enkel om dienstverlening an sich, maar om een dienstverlening die succesvol is. Een succesvolle dienstverlening over een langere periode kan enkel worden verkregen door kwaliteit te leveren en daarmee klantloyaliteit af te dwingen zodat ze blijven terugkomen. Het leveren van kwaliteit wordt bereikt door het aandacht schenken aan de volgende drie aspecten die reeds in het ontwerp zijn meegenomen: Meten van kwaliteit: Via een feedbackmechanisme worden klanten na de dienstlevering gevraagd naar hun tevredenheid over de dienst en dienstverlening. Op basis van deze uitkomsten kunnen gerichte acties worden ondernomen om de kwaliteit te herstellen dan wel te optimaliseren. Voorkomen van fouten: In het ontwerp pro‐actief sturen of fouteliminatie middels het toepassen van het GAP‐Model van Zeithaml e.a. in het ontwerp. Oplossen en leren van fouten: Opstellen van een effectieve procedure (=herstelsysteem) om falende dienstverlening te herstellen. Deze bestaat uit de drie stappen: 1) Maak het gemakkelijk voor de klant om te klagen, 2) Maak een optimaal herstel mogelijk, en 3) Zorg voor een adequate compensatieregeling. 13
14
1 Inleiding 1.1 Aanleiding De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor de kwaliteit van onderwijshuisvesting in het Primair‐ (PO) en Voortgezet Onderwijs (VO). Dit is niet verwonderlijk, gezien de relatie tussen de kwaliteit van huisvesting en de kwaliteit van onderwijs. Een goed functionerend schoolgebouw biedt immers ondersteuning om kwalitatief goed onderwijs te kunnen faciliteren en heeft daarnaast ook invloed op de prestaties van leerlingen en leerkrachten. Zo heeft onderzoek in Nederland namelijk aangetoond dat een slecht binnenmilieu nadelige effecten heeft op de leer‐ en doceerprestaties, en op de gezondheid van zowel leerlingen als leerkrachten (TNO, 2007; Meijer, 2007). Verontrustend zijn dan ook de berichtgevingen over de slechte gesteldheid met de kwaliteit van onderwijshuisvesting in Nederland, zowel bij nieuwbouw als bestaande bouw (Jonkers, 2012). Uit onderzoek blijkt dat 80% van de onderzochte schoolgebouwen ondermaats presteren (Mol, 2009), wat omgerekend inhoudt dat dit 1,2 miljoen leerlingen treft. Daarnaast voldoet ook het werkklimaat voor de docenten niet meer aan de Arbo‐eisen in veel scholen (PO‐raad, 2012). Reden genoeg voor Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol om in 2010 de tweejaarlijkse prijs voor beste nieuwbouwschool niet uit te reiken, omdat volgens haar niet enkel naar de buitenkant van een schoolgebouw gekeken zou moet worden (AOB, 2010). Verder is het gebouwenbestand zwaar verouderd met een gemiddelde leeftijd van 30‐35 jaar, en de instandhouding van de huidige kwaliteit ten aanzien van energieverbruik, duurzaamheid, binnenklimaat en functionaliteit blijkt steeds problematischer te worden (Van Midden, 2011). Aangezien de schoolbesturen verantwoordelijk zijn voor zowel de kwaliteit van het onderwijs alsook voor de schoolgebouwen (Van Midden, 2011), is er dan ook een toenemende behoefte bij schoolbesturen en ook schooldirecties om inzicht te krijgen in het functioneren van hun schoolgebouwen alsook aan instrumentarium om te kunnen sturen op een goede huisvesting (Roemaat, 2011). Deze behoefte wordt nog extra versterkt door de huidige aandacht voor de (gebrekkige) kwaliteit van onderwijshuisvesting, toenemende concurrentie tussen scholen vanwege leerlingenkrimp (Epha, 2012) en de continue ontwikkelingen op onderwijsgebied (BNA, 2011), (D66, 2012). Eén van de ontwikkelingen is het besluit van de Rijksoverheid om per 1 januari 1997 de taken en bevoegdheden t.a.v. onderwijshuisvesting in het PO en VO over te dragen van het Rijk aan de gemeenten (=territoriale decentralisatie), waarbij de scholen de verantwoordelijkheid kregen voor het binnenonderhoud (Regioplan, 2012). Sinds die tijd is het mogelijk om (een deel van) deze taken en bevoegdheden vrijwillig te doordecentraliseren van de gemeenten naar de schoolbesturen. Sinds 2005 zijn de scholen in het VO al verantwoordelijk voor zowel binnen‐ als buitenonderhoud en momenteel wordt onderzocht om dit ook voor het PO mogelijk te maken. Door deze wijziging krijgen schoolbesturen steeds meer sturingsmogelijkheden op de kwaliteit van hun gebouwen en directe omgeving, en kunnen sneller overgaan tot besluitvorming over noodzakelijke ingrepen om de kwaliteit in stand te houden dan wel te verbeteren (Ecorys, 2009). Hiermee is de behoefte naar evaluatie‐ en sturingsinstrumenten van huisvestingskwaliteit bij schoolbesturen en –directie onderschreven, wat tevens is onderschreven door AgentschapNL in hun eindrapportage ‘Marktinitiatieven Frisse Scholen’ (2012). 15
Tot voorkort ontbrak het echter aan een dergelijk adequaat instrumentarium om de huisvestingskwaliteit van gebouwen in kaart te brengen, zowel de ‘objectieve’ gebouwprestaties als de ‘subjectieve’ gebruikerstevredenheid. Deze gebruikerstevredenheid is namelijk van belang omdat de huisvestingskwaliteit zowel direct als indirect invloed uitoefent op hen, zoals eerder omschreven is. Maar het gaat niet alleen om het meten van huisvestingskwaliteit van bestaande gebouwen zoals reeds is aangegeven, ook voor de ontwikkeling van nieuwe gebouwen is sturing op kwaliteit gedurende het ontwikkelproces door schoolbestuurders en ‐directies van groot belang (Mol, 2009; Roemaat, 2011). In 2010 is er een start gemaakt met de ontwikkeling van evaluatie‐ en sturingsinstrumenten om tegemoet te komen aan de wens van schoolbesturen en –directies om meer grip te kunnen hebben op de huisvestingskwaliteit van onderwijsgebouwen. Via een strategische samenwerking, genaamd 3TU‐KITS2, tussen het Servicecentrum Scholenbouw (SCS), het Platform Onderwijshuisvesting (POH) en 3TU‐ADMS, heeft 3TU‐ADMS een onderzoeksplan geformuleerd voor de ontwikkeling van evaluatie‐ en (proces)sturingsinstrumenten ten behoeve van de verbetering van huisvestingsprestaties. Dit onderzoeksplan bestaat uit drie meetinstrumenten, te weten: 1) de EGGO (Evaluatiemodel Gebruikerswaardering & Gebouwprestaties Onderwijshuisvesting), 2) het IPM (Integrale Processturingsmethodiek, ontwikkeld i.s.m. Stichting Carmelcollege) en 3) de GPM (Gebruikersparticipatiemodel). Met de ontwikkeling van deze instrumenten wordt door de samenwerking beoogd de huisvestingskwaliteit van VO en PO te borgen, te monitoren en te verbeteren. Het SCS is per 1 juli 2012 opgeheven, aangezien het Ministerie van OCW de financiering naar het Kenniscentrum heeft stopgezet conform het overheidsbeleid om de onderwijssector zelf hiermee aan de slag te laten gaan (SCS, 2012). Daartoe is er een landelijk nieuw onafhankelijk Kenniscentrum opgericht, dat deels voortborduurt op de kennis en expertise van het voormalige SCS. Dit nieuw kenniscentrum draagt de naam: Stichting Ruimte voor Onderwijs en Kinderopvang, afgekort tot ‘Ruimte‐OK’. Deze nieuwe stichting vormt een samenwerkingverband tussen de Stichting Waarborgfonds Kinderopvang (SWK), de PO‐Raad, de VO‐Raad en de VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (KIDS, 2012). Het beheer en exploitatie van het ontwikkeld instrumentarium zal worden verzorgd door Ruimte‐OK. Daarnaast is het de wens van Ruimte‐OK/SWK om ook de kwaliteit van onderwijshuisvesting in de Kinderopvang te meten en in ontwikkelprocessen betere sturing te krijgen op kwaliteit. Hierdoor zal ook de huisvestingskwaliteit van zogenaamde Brede scholen en Kinderopvang gemeten kunnen gaan worden.
2
KITS staat voor Kennis en Informatie Transfer Scholenbouw
16
1.2 Probleemstelling Zoals eerder beschreven zal het nieuwe kenniscentrum Stichting Ruimte voor Onderwijs en Kinderopvang (Ruimte‐OK) het ontwikkelde 3TU‐KITS evaluatie‐ en (proces)sturingsinstrumentarium operatief gaan inzetten. Dit wordt uitgevoerd naast hun eigen reeds ontwikkelde Scholenbouwwaaier (voormalig SCS i.s.m. Atelier Rijksbouwmeester), die bedoeld is als communicatiemiddel tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers voor het ondersteunen bij het ontwikkelen van het Programma van Eisen voor de bouw en verbouw van huisvesting voor onderwijs en kinderopvang. Op basis van deze Scholenbouwwaaier wordt momenteel door Ruimte‐OK gewerkt aan de opzet van een Kwaliteitsstandaard voor onderwijshuisvesting, gericht op het PO en wellicht generiek toepasbaar voor het VO. Door deze recente ontwikkelingen is het zeer wenselijk om alle (in ontwikkeling zijnde) instrumenten kritisch te beoordelen op hun onderlinge samenhang en hoe deze naar schoolbesturen, schooldirecties en andere geïnteresseerden aangeboden kunnen gaan worden. Door de instrumenten onderling op elkaar te laten aansluiten en eenduidig te zijn t.a.v. terminologie, wordt immers de drempel verlaagd voor potentiële afnemers en zullen de instrumenten elkaar daardoor nog meer versterken. Naast de onderlinge samenhang tussen de instrumenten, is het van belang om inzicht te krijgen in de wijze waarop de producten als dienst geleverd gaat worden aan de afnemers. Dit inzicht ontbreekt momenteel en geldt voor de door 3TU‐KITS ontwikkelde instrumenten, en in het bijzonder de EGGO. Het inzicht hebben in de facetten van dienstverlening is noodzakelijk om als Ruimte‐OK producten/diensten te kunnen aanbieden met een voldoende legitieme grondslag zowel vanuit het kenniscentrum zelf als vanuit de markt.
1.3 Doelstelling Om het 3TU‐KITS instrumentarium succesvol onder te kunnen brengen bij Stichting Ruimte voor Onderwijs en Kinderopvang, dienen er nog een aantal noodzakelijke stappen te worden gezet. Deze stappen zijn nodig op zowel het instrumentele vlak als op het organisatorische vlak. Het doel van dit onderzoek luidt dan ook als volgt: Het faciliteren van Stichting Ruimte‐OK in het uitbreiden van haar diensten met het KITS instrumentarium en deze adequaat te kunnen aanbieden aan haar klanten, door het ontwikkelen van een dienstverleningsconcept dat vanuit de bestaande organisatie en vanuit marktperspectief wordt ontwikkeld. De relevantie van dit onderzoek is vooral praktisch ingericht. Stichting Ruimte‐OK zal middels het dienstverleningsconcept worden voorzien van een tool dat nadrukkelijk de afstemming zoekt tussen het KITS instrumentarium, hun eigen (in ontwikkeling zijnde) instrumentarium en de potentiële afnemers van het instrumentarium. Ruimte‐OK is hierdoor in staat haar klanten op een adequate wijze te voorzien in hun informatiebehoefte. De waardecreatie die dit met zich meebrengt voor de organisatie, zal tevens bijdragen aan de continuïteit van Ruimte‐OK als onafhankelijk kenniscentrum en een positieve impuls geven aan de ambities en specifieke doelstellingen t.a.v. het optimaal huisvesten van onderwijs en kinderopvang.
17
1.4 Onderzoeksvraag Om de geformuleerde doelstelling te bereiken, is de volgende hoofdvraag geformuleerd die in dit onderzoek zal worden beantwoord. De hoofdvraag luidt: “Op welke wijze dient Stichting Ruimte‐OK het KITS instrumentarium als nieuwe dienst in te bedden in hun bestaande organisatie, zodat deze dienstverlening aansluit op de organisatie zelf en op de specifieke (informatie)behoefte van haar klanten? Om deze hoofdvraag op een gestructureerde wijze te beantwoorden, zijn de volgende deelvragen geformuleerd. Het beantwoorden van deze deelvragen maakt het mogelijk om de hoofdvraag te beantwoorden. 1. 2. 3. 4.
Welke stappen zijn van belang voor de totstandkoming van een dienstverlening? Wat kenmerkt Stichting Ruimte‐OK als organisatie? Welke vraagstukken worden aan het 3TU‐KITS instrumentarium geadresseerd? Welke ondersteunende (informatie)behoefte is er bij klanten op deze vraagstukken die aan het KITS instrumentarium wordt geadresseerd? 5. Welke uitgangspunten bepalen hoe inbedding van het 3TU‐KITS instrumentarium vanuit de klantbehoefte mogelijk is in de bestaande organisatie van Ruimte‐OK?
1.5 Afbakening Om deze bedrijfsopdracht binnen de gestelde termijn gedegen af te kunnen ronden, is een afbakening noodzakelijk. Deze afbakening is als volgt gemaakt:
De focus van dit onderzoek richt zich op één enkele organisatie, namelijk Stichting Ruimte‐OK; De focus van dit onderzoek beperkt zich enkel tot datgene dat strikt noodzakelijk is om inbedding van het 3TU‐KITS instrumentarium binnen Ruimte‐OK mogelijk te maken; Als dienst zal alleen gekeken worden naar het huidig (in ontwikkeling zijnde) instrumentarium. Verdere verbeter‐ of uitbreidingsmogelijkheden zullen enkel als aanbeveling worden meegenomen.
18
1.6 Onderzoeksmodel Figuur 1 geeft het onderzoeksmodel weer. Dit model is een schematische weergave van het onderzoeksdoel en de stappen die globaal gezien gezet dienen te worden om het doel te kunnen bereiken. Het model laat in één oogopslag zien hoe het onderzoek is opgebouwd, en weerspiegelt zodoende de onderzoeklogica.
Figuur 1: Onderzoeksmodel
In het onderzoek wordt begonnen met de probleemidentificatie en de ontwikkeling van een (theoretisch) denkkader waarbinnen de oplossing van het geïdentificeerde probleem kan worden gezocht. Hierbij worden documenten, literatuur, personen en media zoals informatie‐ of kennisbronnen ingezet. De probleemidentificatie is reeds in paragraaf 1.1 & 1.2 behandeld. Zodra er inzicht is in het exacte probleem en er een denkkader is ontwikkeld, kunnen de interne en externe analyse worden uitgevoerd. De Interne Analyse is gericht op het van Ruimte‐OK in kaart brengen van haar beschikbare bedrijfsmiddelen (fysieke activa, kennis van zaken, personeel, etc.), eventuele beperkingen, doelstellingen (winst, groei. etc.) en de manier waarop de bedrijfswaarden invloed hebben op het zakendoen (Lovelock, 2011). De externe Analyse bestaat uit een analyse van de markt en van de concurrentie. Bij de marktanalyse gaat het om het analyseren van de omvang van de markt en de ontwikkelingen van de vraag en waar deze plaatsvindt. Bij de concurrentieanalyse gaat het om een beeld te krijgen van wat de sterke en wat de zwakke punten zijn van de concurrenten (Lovelock, 2011). Door de interne en de externe analyse aan elkaar te koppelen ontstaat er voor Stichting Ruimte‐OK inzicht in welke mogelijkheden er zijn om differentiatie en concurrentievoordeel te behalen (Lovelock, 2011). Kortom deze ‘diagnostische’ stap bepaalt hoe Stichting Ruimte‐OK zich dient te positioneren in de markt en vormt het uitgangspunt voor het ontwerpen van het dienstverleningsconcept waarmee inbedding van het 3TU‐KITS instrumentarium wordt mogelijk gemaakt. Met dit ontwerp zal de hoofdvraag worden beantwoord en automatisch ook het doel van dit onderzoek worden bereikt.
19
1.7 Onderzoeksmethode Op basis van de geformuleerde doelstelling kan worden gezegd dat het onderzoek een praktijkgericht onderzoek betreft. Dit onderzoek levert namelijk een bijdrage aan een “interventie” om een bestaande praktijksituatie te veranderen. Zoals gebruikelijk binnen ADMS‐opdrachten, is dit onderzoek opgedeeld in drie fases, te weten: Oriëntatiefase, Analysefase en Ontwerpfase (zie ook figuur 1). De oriëntatiefase vormt de basis van het onderzoek. Hierin wordt toegewerkt naar een probleemstelling waar alle belanghebbenden achterstaan. In de analysefase wordt de probleemsituatie volledig onderzocht, en wordt geprobeerd om de oorzaken bovenwater te krijgen. Het kenmerk van deze fase is dat er een analyse wordt gemaakt van de uitgangssituatie waarin alle oorzaken van de problemen duidelijk moeten zijn. In de ontwerpfase wordt op basis van de analyse uit de vorige fase een duidelijk plan gevormd waarin het doel en de middelen staan om tot de verbeterde situatie te komen. Er dient te worden opgemerkt dat het doen van onderzoek een cyclisch proces is, waarbij er geen sprake is van een begin en een einde. Gedurende een onderzoek ontstaan immers nieuwe inzichten waardoor eerder genomen keuzes, beslissingen of motivaties moeten worden herzien. Praktijkgericht onderzoek kent vijf fasen (Verschuren, 2010), (Van Aken, 1994), de genoemde drie fasen en uitgebreid met de ingreep (implementatie of interventie) en evaluatie (van de ingreep). Deze evaluatie leidt weer tot nieuwe inzichten/problemen en vormt zodoende een cyclus. Deze cyclus wordt aangeduid met de regulatieve cyclus van Van Strien (1986), en is algemeen geaccepteerd voor het oplossen van praktijkproblemen. Om toch het onderzoek af te kunnen bakenen in tijd en een beoordeling mogelijk te maken, zal dit onderzoek uiteindelijk een gemarkeerd einde krijgen d.m.v. het opleveren van een ontwerp. Dit verklaart dat ADMS‐opdrachten slechtst beperkt blijven tot de zojuist benoemde drie fasen. 1.7.1 Onderzoeksstrategie Om op een adequate wijze dit ontwerpgericht praktijkonderzoek te kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk om een strategie te bepalen. Onder een onderzoeksstrategie wordt verstaan het geheel van met elkaar samenhangende beslissingen over de wijze waarop het onderzoek zal worden uitgevoerd. Hiermee wordt vooral gedoeld op het vergaren van relevant materiaal en de verwerking van dit materiaal tot valide antwoorden op de geformuleerde (deel)vragen (Verschuren, 2010). Er zijn diverse strategieën mogelijk. De belangrijkste strategieën zijn: Survey, experiment, casestudy, gefundeerde theoriebenadering en bureauonderzoek. De survey valt af als strategie, aangezien dit type onderzoek en het onderzoeksobject zich niet leent om te kiezen voor de breedte en generaliseerbaarheid. Ook het experiment valt af als strategie, aangezien de relevantie mist om binnen dit onderzoek specifieke effecten te bestuderen van diverse aangedragen oplossingsrichtingen onder gecontroleerde condities. Tot slot valt ook de gefundeerde theoriebenadering af, aangezien dit onderzoek te typeren is als een praktijkgericht onderzoek. Dit houdt dus in dat de onderzoeksstrategie dat binnen dit onderzoek zal worden gehanteerd, een combinatie is tussen casestudy en bureauonderzoek.
20
Een casestudy is een arbeidsintensief onderzoek dat de mogelijkheid biedt om een diepgaand en integraal beeld te krijgen van het onderzoeksobject dat in dit onderzoek is geïdentificeerd. Deze strategie kenmerkt zich doordat slecht een smal domein wordt bestudeerd. Voor dit onderzoek houdt het in dat Ruimte‐OK zal worden bestudeerd (zowel de organisatie zelf als haar diensten), tezamen met de potentiële klanten/afnemers. Dit houdt automatisch in dat op een kwalitatieve wijze en middels een selectieve steekproef gegevens verzameld dienen te worden. Bij deze strategie zal ook veel meer in de diepte worden gewerkt. Een ander karakteristiek van een casestudy is dat er wordt geprobeerd om een integraal beeld te krijgen van de onderzoeksobjecten als geheel. Ten slotte is het kenmerkend voor een casestudy dat de onderzoeksobjecten in zijn natuurlijke omgeving wordt bestudeerd (Verschuren, 2010). Zoals de naam al doet vermoeden, is een bureauonderzoek een onderzoek dat zich met name afspeelt achter het bureau, in de bibliotheek en/of in archieven. Het onderzoek wordt dan gebaseerd op bestaande literatuur en/of materiaal die door anderen bijeen is gebracht (Verschuren, 2010). Gezien de onderzoeksvraag van dit onderzoek houdt het in dat (wetenschappelijke) literatuur wordt bestudeerd met name over dienstverleningsprocessen en informatievoorziening. 1.7.2 Onderzoeksmateriaal De bronnen waar informatie en/of kennis wordt uitgehaald, staan in onderstaande tabellen 1 t/m 3 uitgewerkt per fase. Tabel 1: Bronnen in de oriëntatiefase.
Bronnen Literatuur
Soort Wetenschappelijke artikelen Wetenschappelijke boeken Personen Potentiële klanten Ruimte‐OK Team Ruimte‐OK Media Elektronische media (Internet) Documenten Interne rapportages Ruimte‐ OK en ADMS
Soort Wetenschappelijke artikelen Wetenschappelijke boeken Personen Potentiële klanten Ruimte‐OK Team Ruimte‐OK Overige deskundigen Media Elektronische media (Internet) Documenten Interne rapportages Ruimte‐ OK en ADMS
1.8 Betrouwbaarheid en validiteit De kwaliteit van een onderzoek wordt bepaald door de mate van geldigheid en betrouwbaarheid van het onderzoeksontwerp, de uitvoering van het onderzoek en de uiteindelijke verslaglegging. Met geldigheid of validiteit wordt bedoeld of je meet wat je moet meten om conclusies te mogen trekken, waarbij het dan gaat om keuzes in onderzoeksontwerp, afbakening en keuzes van meetmethoden (Cronie, 2007). Binnen dit onderzoek wordt de validiteit bewaakt door:
Gedegen afbakening van het onderzoek; Gedegen motivatie bij de aanpak van het conceptueel en onderzoektechnisch ontwerp van het onderzoek.
Met betrouwbaarheid wordt bedoeld dat indien iemand anders het onderzoek zou herhalen, hij of zij met dezelfde resultaten komt (Cronie, 2007). Binnen dit onderzoek wordt de betrouwbaarheid bewaakt door:
Openheid van bronnen te geven (zowel geraadpleegde literatuur als geïnterviewde personen); (Diepte)interviews te houden onder een goede mix van voldoende personen; Indien nodig, uitgewerkte interviews aan te bieden aan de geïnterviewden en (ondertekend) te laten retourneren voor akkoord of interviews op te nemen zodat terugluisteren mogelijk is.
22
1.8.1 Onderzoeksplanning Dit onderzoek is onderverdeeld in de drie fasen: Oriëntatiefase, Analysefase en Ontwerpfase. Elke fase omvat een tijdsbestek van drie maanden (= 13 weken). In onderstaande tabel 4 staan de activiteiten opgesomd die per fase zullen worden uitgevoerd. Deze activiteiten worden uitgevoerd om antwoord te kunnen geven op de geformeerde hoofd‐ en deelvragen uit paragraaf 1.4 om uiteindelijk de doelstelling van dit onderzoek uit paragraaf 1.3 te kunnen bereiken. Tabel 4: Onderzoeksplanning
Fasering onderzoek Oriëntatiefase (meijuli)
Analysefase (aug.okt.)
Ontwerpfase (nov.jan.)
Activiteiten Ontwerpen onderzoeksproject o Conceptueel ontwerp o Onderzoektechnisch ontwerp Opzet theoretisch kader: dienstverleningsprocessen Presentatie Oriëntatiefase (begin augustus) Beschrijving gewenste situatie: o Literatuurstudie naar informatiemanagement o Interviews o Media (internet) Beschrijving huidige situatie o Documentenonderzoek o Interviews Reflectie huidig vs. gewenste situatie (diagnose) Verslaglegging Presentatie Analysefase (half november) Formuleren ontwerpuitgangspunten Voorlopig ontwerp dienstverleningsproces Validatie ontwerp Definitief ontwerp dienstverleningsconcept Conceptrapport Definitief onderzoeksrapport Presentatie Ontwerpfase (eind januari)
2 Theoretisch denkkader: Dienst en dienstverlening 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal het theoretisch denkkader worden gevormd. Dit denkkader werkt ondersteunend voor de rest van het onderzoek en geeft tevens een antwoord op de eerste deelvraag van dit onderzoek: “Welke stappen zijn van belang voor de totstandkoming van een dienstverlening?” Om deze deelvraag te kunnen beantwoorden, zal allereerst in paragraaf 2.2 het begrip “dienst” en dienstverlening nader worden toegelicht, om vervolgens in paragraaf 2.3 uit te kunnen leggen hoe dienstverlening tot stand komt. Gezien de doelstelling van het onderzoek zal in paragraaf 2.4 dieper worden ingaan op de totstandkoming van een dienstverlening, waarbij er nader wordt gekeken hoe het ontwerp van een dienst tot stand komt om klantwaarde en klanttevredenheid te creëren. Om het concept van dienstverlening goed te kunnen begrijpen zal tot slot in paragraaf 2.5 worden uitgelegd hoe dienstverlening als systeem opereert binnen een organisatie. Het hoofdstuk sluit af met de conclusie in paragraaf 2.6 waarin antwoord wordt gegeven op de eerste deelvraag.
2.2 Het begrip dienst Het verlenen van een service of dienst, of te wel dienstverlening, is vanaf de 19e eeuw en in het bijzonder in de 2e helft van de 20e eeuw steeds belangrijker geworden binnen de economie. In deze periode kwam ook het inzicht dat er duidelijk een verschil bestond tussen producten en diensten (Schulp, 2006). Desondanks laat het begrip “dienst” of “service” zich niet vatten in één heldere definitie (De Vries, 2001; Grönveldt, 2006; Johnston, 2008), en dient op een lager abstractieniveau bepaald te worden: op een specifiek tijdstip, in een specifiek bedrijf, voor een specifieke dienst en vanuit een specifiek perspectief (Edvardsson, 2005). Om toch helder inzicht te krijgen in het begrip, beargumenteert Grönveldt (2006) dat het nuttig is om een onderscheid te maken tussen services/diensten en klantenservice. Diensten, in de breedste zin van het woord, omvatten een breed spectrum van industrieën die elk een set van diensten aanbiedt naargelang de wensen of behoefte van de klant. Ook klantenservice wordt door bijna alle industrieën geleverd, maar dit betreft de dienst die als ondersteuning wordt geleverd bij de levering van hun (kern)producten. Bij deze klantenservice kan dan gedacht worden aan het telefonisch beantwoorden van vragen t.a.v. het product of rekeningen. Klanten ontvangen hier echter geen directe rekening voor. Kortom, er kan worden geconcludeerd dat diensten andere karakteristieken bezitten dan goederen of tastbare producten (Grönveldt, 2006). Wat precies het verschil is tussen deze drie termen, wordt verder verduidelijkt door De Vries (2001) via de volgende formule: DIENSTEN + GOEDEREN = PRODUCTEN In deze formule wordt de relatie tussen diensten, goederen en producten aangeduid als een soort van optelsom. Diensten kunnen worden opgevat als producten met overwegend ontastbare aspecten, terwijl de goederen producten zijn die juist wel een tastbaar karakter hebben. Ondanks dat dit onderscheid duidelijk te maken, is het niet altijd helder of we te maken hebben met een dienst (bijv. geven van onderwijs) of een goed (bijv. schoolboek), doordat het merendeel van de
25
producten in meer of mindere mate een mengvorm is (De Vries, 2001) zoals in onderstaande figuur 2 staat afgebeeld (Haksever, 2000).
Figuur 2: Goederen vs. Diensten, gebaseerd op Haksever (2000).
Ondanks dat de term dienst zich lastig laat omvatten door een definitie, lijkt er toch enige consensus te bestaan over wat de karakteristieken zijn van een dienst. De in de wetenschappelijke literatuur breed geaccepteerde vier kenmerken van een dienst zijn (Edvardsson, 2005; Sampson, 2006; Bawa, 2009; Moellier, 2010):
Ontastbaarheid: Diensten zijn geen fysieke objecten, ze kunnen dus niet gezien, gevoeld, geproefd of aangeraakt worden voordat ze worden gekocht. Diensten zijn een prestatie, een inspanning; Onafscheidelijkheid: Diensten worden eerst verkocht, vervolgens tegelijkertijd geproduceerd en geconsumeerd. De dienstverlener is vaak fysiek aanwezig gedurende deze consumptie; Heterogeniteit: Moeilijk om te standaardiseren, aangezien de klant participeert als coproducent; Vergankelijkheid (uitsluiting van de inventaris): De prestatie resulteert niet in een substantie of verkoopbaar artikel, en kan dus ook niet als voorraad worden opgeslagen.
Echter deze opsomming lijkt gebaseerd te zijn op observaties, anekdotes en praktijkervaringen, en niet gebaseerd op (empirisch) onderzoek. (Edvardsson, 2005; Mollier, 2010). Net als de definitie zijn er bij deze kenmerken voorbeelden te verzinnen van diensten die niet overeenkomen met de opgesomde kenmerken, wat bijvoorbeeld in figuur 2 ook schematisch staat weergegeven. Daarnaast concludeert Edvardsson (2005) dat de karakteristieken gedateerd zijn om als generiek te beschouwen. Aangezien er ook geen generieke definitie bestaat van diensten, beveelt Edvardsson (2005) aan om een dienst slechts te zien als een perspectief. Kortom, het definiëren en karakteriseren van het begrip ‘dienst’ hangt af van wie het gebruikt en waarvoor het gebruikt wordt (Edvardsson, 2005; Mollier, 2010). Er zal dan ook niet geprobeerd worden om geforceerd te zoeken naar een sluitende definitie die past binnen de kaders van dit onderzoek. Het begrip ‘service of dienst’ zal conform de aanbeveling binnen dit onderzoek slechts worden beschouwd als een perspectief om het verschil aan te geven met het begrip ‘goed’. Hierbij wordt de omschrijving van De Vries (2001) aangehouden, 26
waarin de dienst als het ontastbare product wordt beschouwd dat elementen bezit van onafscheidelijkheid, heterogeniteit en vergankelijkheid. De term product of instrument zal in dit onderzoek worden gehanteerd indien er de combinatie tussen goed en service/dienst wordt bedoeld. Met het begrip dienstverlening wordt in dit onderzoek bedoeld de verlening van het product, dat ten minste bestaat uit een dienst.
2.3 De totstandkoming van dienstverlening Een service of dienst ontstaat niet zomaar. Net als bij het ontwikkelen van goederen gaat er immers een heel proces vooraf voordat een dienst tot stand komt. Het is voor bedrijven interessant om inzicht te krijgen in welke volgorde bepaalde activiteiten dienen plaats te vinden bij de ontwikkeling van een nieuwe dienst. Vooral bedrijven die regelmatig nieuwe diensten ontwikkelen, voelen zich vaak genoodzaakt om te zoeken naar manieren om herhaling te voorkomen van in het verleden gemaakte fouten en om hen in staat te stellen bestaande know‐how te hergebruiken (Bullinger, 2003). Om dit te bereiken wordt door bedrijven vaak begonnen met het beschrijven van hun ontwikkelingsproces en met de standaardisatie van de individuele stappen in dit proces. Deze “formalisering” van het ontwikkelingsproces van diensten houdt niet in dat deze werkwijze voorschrijvend is, het is enkel bedoeld als leidraad (Bullinger, 2003). Bullinger (2003) beschrijft dat het formaliseren van ontwikkelingsprocessen van diensten gebaseerd kan worden op basis van zogenoemde referentiemodellen. Vaak zijn deze modellen afgeleid van traditionele goederen/productontwikkeling en softwareontwikkeling, en vertaald naar dienstontwikkeling. In geval van dienstontwikkeling, bevatten deze referentiemodellen de activiteiten die nodig zijn om de desbetreffende dienst te ontwikkelen, inclusief hun onderlinge relaties en volgorde van uitvoering. Er zijn diverse referentiemodellen die worden gebruikt, namelijk:
Watervalmodel: Is een lineaire reeks van discrete opeenvolgende processtappen. Voordat met de ene stap kan worden verdergegaan dient de voorganger volledig te zijn afgerond. Daarnaast vormt de uitkomst van de vorige stap de input voor de volgende stap. Het grote voordeel van dit model is de transparantie van de stappen en het feit dat van elke stap een specifieke uitkomst wordt verwacht. Nadeel is het gebrek aan flexibiliteit vanwege het strakke patroon. Dit type model wordt overigens het meest gebruikt door theoretici en professionals en bijna alle modellen voor dienstontwikkeling vallen onder dit type (Bullinger, 2003). Spiraalmodel: Is een vergevorderde versie van het watervalmodel met een iteratief karakter. Bij dit model wordt het watervalmodel diverse keren herhaald. Het spiraalmodel wordt overigens bijna nooit toegepast voor diensten (Bullinger, 2003). Prototypemodel: Bij dit model wordt een testversie van de dienst gemaakt, die vervolgens als basis wordt gebruikt als onderzoeksobject waarin vervolgens de attributen en functionaliteit van de testversie worden verfijnd. De ontwikkelstappen van een prototypemodel zijn overigens niet discreet en er kan gedeeltelijke overlap in zitten. Ook dit type model wordt in dienstverlening bijna nooit toegepast (Bullinger, 2003).
Aangezien het watervalmodel het meest gebruikt wordt, zal dit model verder worden uitgewerkt. Alam (2002) concludeert op basis van een literatuuronderzoek dat er globaal gezien twee soorten modellen zijn in de ontwikkeling van een nieuwe dienst, namelijk het 8‐stadia model en het 15‐ stadia model. Zelf heeft hij in zijn onderzoek een 10‐stadia model ontwikkeld. Deze drie modellen hebben veel overlap met elkaar, en de keuze is gemaakt om het veelgebruikte 15‐stadia model 27
verder uit te werken, omdat dit type watervalmodel wordt omschreven in de literatuur als het normatieve model voor nieuwe dienstontwikkeling (Grönfeldt, 2006). Dit normatieve model dat bedacht is door Scheuing e.a. (1989), bestaat uit 15 stappen die weer verder samengevat kunnen worden in een 4‐tal stadia zoals in onderstaande tabel 5 is te zien. Deze 4 stadia zullen in de volgende subparagrafen kort worden toegelicht (Scheuing, 1989; Haksever, 2000; Grönfeldt, 2006). Tabel 5: Normatief model voor nieuwe dienstontwikkeling. Vrij vertaald uit Scheuing e.a. (1989).
Richting 1. Formuleren doel en strategie dienstverleni ng 2.Idee ontwikkeling 3. Idee screening
4.Concept‐ ontwikkeling
5. Concept testen
Ontwerp 7.Project‐ autorisatie
10.Ontwerp marketing‐ programma en testen
8. 11. Dienstontwerp Personeels‐ en testen training 6. 9. Proces‐ en Commerciële systeemontwer haalbaarheid p en testen
Testen Introductie 12. Dienst 14. Volledige testen en lancering pilots draaien
13. 15. Marketingtest Post‐lancering review
2.3.1 Richting Het bepalen van de richting omvat de 1e drie stappen uit het model. Hierin bepaalt het managementteam van de organisatie welke richting ze met deze organisatie op willen. De eerste stap hierin is het formuleren van het doel en strategie van de nieuwe dienst (1). Deze strategie van de dienst moet ondersteunend zijn aan de bovenliggende organisatiestrategie, en moet tevens gericht zijn op het voorzien in de specifieke behoeftes van de klanten in het marktsegment of moet een specifiek probleem voor hen oplossen. Wanneer dit besluit is genomen over welk klantprobleem of ‐behoefte de dienst in zal voorzien, dan vormt de dienststrategie het inzicht in welke waarde de dienst gaat leveren voor de klanten voor prijs de hij/zij betaalt. De tweede stap vormt het genereren van ideeën (2) voor de nieuwe dienst. Deze ideeën kunnen van diverse bronnen komen zoals van klanten, concurrenten, leverancier of de eigen medewerkers. De derde stap bestaat uit het screenen van het idee (3), immers niet elk idee is geschikt om te gaan omzetten in een dienst. Haalbaarheid en winstgevendheid vormen de belangrijkste beslissingscriteria om een goede schifting te maken, waarbij voorzichtigheid geboden is om geen ideeën weg te gooien enkel omdat ze ongebruikelijk zijn. 2.3.2 Ontwerp Het ontwerp omvat stap 4 tot en met stap 11. Hierin wordt het ontwerp van de nieuwe dienst gemaakt en gefinetuned, inclusief zijn leveringssysteem en marketingprogramma. Stap 4 en tevens de eerste stap in het ontwerp bestaat uit de conceptontwikkeling. De ideeën uit stap 3 worden hierin verder doorontwikkeld in service/dienstconcepten in samenwerking met 28
potentiële afnemers. Een dienstconcept is een beschrijving van een potentiële nieuwe dienst met hierin de voordelen, oplossingen en de waarde die de dienst beoogt te bieden aan zijn afnemers. Stap 5 gaat over het testen van dit dienstconcept (5). Concepttesten is een onderzoekstechniek om te evalueren of potentiële klanten het idee begrijpen, positief hierop reageren en voelen dat de dienst voordelen oplevert die voorziet in hun onvervulde behoeftes. Indien het dienstconcept het testen goed heeft doorstaan, wordt onderzocht of het concept commercieel haalbaar is. Dit wordt geanalyseerd in stap 6 doormiddel van een marktanalyse, vraaganalyse, opbrengstverwachting en een kostenanalyse. Stap 7 betreft de projectautorisatie. Indien het concept voldoende commercieel haalbaar blijkt te zijn, zal het project worden goedgekeurd door het topmanagement en er zullen middelen worden toegewezen aan het ontwerp en implementatie van de nieuwe dienst en het bijbehorende systeem voor dienstverlening. Nadat het concept is goedgekeurd, wordt er in de volgende stap 8 een gedetailleerde beschrijving gemaakt van de dienst, samen met de specifieke kenmerken en karakteristieken van de dienst die zich daarmee differentieert van de concurrentie. Tevens wordt het ontwerp onderworpen aan testen, waarmee na elke test het ontwerp steeds wordt verbeterd. Er dient te worden opgemerkt dat deze stap altijd gelijktijdig dient plaats te vinden met stap 9. Zoals in paragraaf 2.2. is beschreven, zijn de meeste diensten een prestatie of inspanning, en dus automatisch de uitkomst van een proces. Het zijn dus processen die de dienst creëren. In stap 9 wordt het ontwerp gemaakt van dit proces en het systeem als geheel. Ook hier worden testen uitgevoerd om verder inzicht te krijgen in de potentiële acceptatie van de dienst. In deze stap 9 vindt het meest gedetailleerde ontwerp plaats en, zoals al reeds gemeld, dient deze stap gelijktijdig met stap 8 plaats te vinden. Dit is tevens ook de stap waar de kwaliteit en waarde in de dienst wordt gecreëerd. In paragraaf 2.4 zal hier dieper op worden ingegaan hoe klantwaarde kan worden gerealiseerd in het ontwerp. Verder is belangrijk dat de ontwerpers aandacht hebben voor de invloed van de diverse dienstkarakteristieken op het procesontwerp. Ook dienen de ontwerpers oog te hebben voor wat er op de voorgrond speelt (front‐office) en wat op de achtergrond (back‐office). Hoe een dergelijk systeem eruit ziet, zal worden uitgewerkt in paragraaf 2.5. Stap 10 heeft betrekking op het ontwerp van het marketingprogramma en het testen hiervan. Deze stap helpt om de verkoopbaarheid van de dienst te vergroten, en helpt tevens om alternatieven te ontdekken zoals verschillende prijstarieven of marketingopties. Stap 11 en tevens laatste stap van het ontwerp gaat over het trainen van personeel. Alle medewerkers moeten immers bekend worden met de aard en operationele details van de nieuwe dienst. Immers een dienst kan falen indien medewerkers de dienst niet (volledig) snappen en dus niet naar behoren kunnen verkopen of leveren. 2.3.3 Testen De eerste stap binnen de testfase is stap 12. In deze stap wordt de dienst getest en pilots gedraaid. Pilots zijn rechtstreekse testen waarbij de dienst wordt aangeboden op gelimiteerde basis. Behalve dat het slechts in beperkte mate wordt aangeboden, zijn verder de dienst zelf, de medewerkers en de klanten echt. Door deze stap kan de acceptatie van de klant uit de eerste hand worden bepaald, 29
en kunnen noodzakelijke verbeteringen en aanpassingen worden gemaakt op basis van de informatie die vanuit de klanten is verzameld. Stap 13 en tevens de laatste stap in de testfase, heeft betrekking op het testen van de marketing. Deze stap onderzoekt de verkoopbaarheid en effectiviteit van de marketing van de nieuwe dienst door de dienst aan te bieden op gelimiteerde basis, maar wel op een grotere schaal dan stap 12. In deze stap wordt onder andere informatie verzameld over de klantreacties op deze nieuwe dienst en het resultaat van de verschillende marketingmixen. Deze resultaten worden gereviewd en resulteren eventueel in een aangepast marketingplan. 2.3.4 Introductie De introductie is het laatste stadium in de dienstontwikkeling. Indien alle testen compleet zijn en de noodzakelijke aanpassingen en modificaties zijn doorgevoerd, is de dienst klaar om op grote schaal te lanceren en aan te bieden aan de gehele markt. Dit gebeurt in stap 14. In stap 15 en tevens laatste stap wordt de lancering gereviewd. Hierin wordt bepaald of het beoogde doel is bereikt, en wordt bepaald of er verdere verbeteringen en modificaties nodig zijn. Deze reviews dienen op regelmatige intervallen plaats te vinden. Met input van zowel (frontoffice)medewerkers als klanten.
2.4 Het dienstontwerp In paragraaf 2.3.2 is reeds uitgelegd dat het ontwerp van een dienst bestaat uit de stappen 4 (Conceptontwikkeling) t/m 11 (Personeelstraining). Edvardsson (1996) en meer in detail Haksever (2000) gaan hier dieper op in. Haksever (2000) definieert 12 stappen die kunnen en zelfs moeten worden uitgevoerd om een dienst te ontwerpen om klantwaarde en klanttevredenheid te kunnen creëren. Deze stappen zijn als volgt: 1. Ken je klanten: Identificeer je klanten en hun behoeftes, waarbij moet worden opgemerkt dat niet alle klanten kunnen worden bediend vanuit de organisatie. 2. Bepaal welke klantbehoeftes worden ingewilligd: Klanten hebben vele behoeftes, waarbij er dient te worden opgemerkt dat niet alle behoeftes kunnen worden ingewilligd. De focus moet liggen op 1 of slechts enkelen. De kerndienstverlening moet zich richten op het inwilligen van de belangrijkste klantbehoefte. De andere diensten die ook voordelen opleveren voor klanten, maar in mindere mate, vormen de additionele, aanvullende of ondersteunende diensten. Deze aanvullende diensten kunnen overigens een belangrijke rol spelen in het creëren van concurrentievoordeel (Lovelock, 2011). Het bepalen van de kern‐ en aanvullende/ondersteunende diensten leidt tot het serviceconcept oftewel dienstconcept (Edvardsson, 1996; Haksever, 2000). 3. Ontwikkel een servicestrategie, en positioneer de service voor concurrentievoordeel: Hierbij gaat het erom dat de dienst verschilt van de concurrerende diensten en de wijze waarop de meeste toegevoegde waarde aan de klant wordt gegeven, afgezet tegen de kosten van deze dienst. Dit alles hangt samen met de operationele strategie van de organisatie en het positioneren van de organisatie (=marketingstrategie). De servicestrategie dient daarbij aan te sluiten bij de algemene strategie van de organisatie. 4. Ontwerp de dienst, het leveringsproces/systeem, de personeelseisen, en het tastbare gedeelte gelijktijdig: Het ontwerp dient een teaminspanning te zijn waarin iedereen vertegenwoordigd is die betrokken is bij het ontwerpen en het leveren van de dienst.
30
5. Ontwerp het serviceproces vanuit klantperspectief: Nadat het concept is ontwikkeld, is het meest belangrijke aspect binnen het ontwerp het ontwerpen en ontwikkelen van het proces. Dit komt omdat veruit de meeste diensten een proces zijn, en verdient dus extra aandacht. 6. Minimaliseer betrokkenheid personeelsleden of afdelingen: Bij vele diensten vindt verwerking van de klant of zijn bezittingen plaats door meer dan 1 personeelslid of afdeling. Dit verhoogt de kans dat er iets misgaat, meestal veroorzaakt door verkeerde of gebrekkige communicatie. Er dienen dus zo min mogelijk ‘schakels’ te zijn dat nodig is om een goede dienstverlening te kunnen aanbieden. 7. Ontwerp de backoffice‐activiteiten om de frontoffice‐activiteiten te ondersteunen: De frontoffice is het gedeelte waar hoofdzakelijk de ontmoeting plaatsvindt met de klant en tevens de plek waar de mening van de klant wordt gevormd over de dienst en de organisatie. Echter bijna alles wat in de backoffice plaatsvindt, heeft invloed op de frontoffice‐activiteiten en dus ook op de klanttevredenheid. Daarom is het belangrijk dat de backoffice‐activiteiten zo ontworpen worden zodat de frontoffice feilloos funtioneert en fouten worden vermeden. 8. Bed dataverzameling in in het procesontwerp: Een dienstleverende organisatie heeft data nodig om o.a. klanttevredenheid te monitoren en te meten, prestaties te meten en zichzelf te verbeteren. Dataverzamelingsmechanismen die pas na het lanceren van de dienst worden geïnstalleerd kan leiden tot diverse problemen. 9. Bepaal de mate van klantcontact en klantparticipatie: Klantbetrokkenheid in het proces creëert vele uitdagingen voor het management maar geeft ook kansen op een sublieme service‐ervaring bij klanten. Over het algemeen bepaalt het type dienst de mate van klantcontact en klantparticipatie. De mate van klantparticipatie bepaalt op zijn beurt het type en aard van de vaardigheden en informatie die de klant moet hebben om te kunnen participeren. 10. Bouw flexibiliteit en robuustheid in het systeem: Er zullen altijd klanten zijn met behoeften die leiden tot een situatie waar de ontwerpers niet aan gedacht hebben. Er kunnen ook fouten ontstaan door externe factoren zoals stroomuitval of vertraagde leveringen. Servicesystemen moeten kunnen omgaan met deze onvoorziene situaties, en de dienst kunnen blijven leveren. Flexibiliteit in regels en processen vormt een belangrijk aspect hierin. 11. Ontwerp personeels‐ en klantloyaliteit in het systeem: Groei en winst zijn gelinkt aan klantloyaliteit, klantloyaliteit is gelinkt aan klanttevredenheid, klanttevredenheid is gelinkt aan servicewaarde, servicewaarde is gelinkt aan personeelsproductiviteit, personeelsproductiviteit is gelinkt aan personeelstevredenheid, personeelstevredenheid is gelinkt aan de interne kwaliteit van het werk. Deze link wordt omschreven als de dienstverlening‐winstketen (Haksever, 2000; Lovelock, 2011). Gezien deze winstketen is het van belang dat er aandacht wordt besteed tijdens het ontwerp aan klant‐ en werknemersloyaliteit. De dienstverlening‐winstketen wordt nog nader toegelicht in paragraaf 2.5.2. 12. Verbeter continu: Aanpassingen aan dienstontwerpen zijn relatief gemakkelijk en goedkoper dan aanpassingen aan ontwerpen van productiegoederen. Dit maakt het continu verbeteren van diensten een belangrijk aandachtsgebied, en er dient hier meer belang aan te worden gehecht dan aan de duurzaamheid/levenscyclus van de dienst.
31
2.5 Organisatorische inbedding van dienstverlening In de vorige paragrafen is uitgelegd wat een dienst is, en hoe deze wordt ontwikkeld en ontworpen. Belangrijk bij het ontwerp is dat alles goed op elkaar moet worden afgestemd, oftewel de stappen dienen niet los van elkaar te worden gezien en dienen dus in samenhang te worden ontwikkeld. Want de dienstverlening is het primaire proces van de organisatie en de overige (ondersteunende processen) moeten het primaire proces faciliteren. Immers het kunnen aanbieden van een goede dienstverlening heeft direct invloed op het succes en winstgevendheid van de organisatie. In subparagraaf 2.5.1 zal daartoe een hulpmiddel worden geïntroduceerd waarmee de samenhang tussen de stappen van het dienstverleningsontwerp inzichtelijk kan worden gemaakt. Uiteindelijk is het doel om een succesvolle dienstverlening te ontwerpen voor Ruimte‐OK. In subparagraaf 2.5.2 wordt uitgelegd wat een dienstverlening succesvol maakt voor een organisatie, zodat tijdens het ontwerp van het dienstverleningsconcept dit ingebed kan worden. 2.5.1 Dienstverlening als systeem Hoe dienstverlening werkt als een systeem in de interne organisatie, wordt hieronder uitgelegd aan de hand van onderstaande figuur 3 (Haksever, 2000). Deze figuur helpt bij het doorlopen van de stappen bij het ontwerpen van de dienstverlening om grip te krijgen op de onderlinge samenhang tussen al deze verschillende stappen en wat dit betekent voor de organisatie als geheel.
Figuur 3: Systeem van dienstverlening (Haksever, 2000)
Bovenstaande figuur 3 kan op de volgende wijze worden gelezen. De Dienstorganisatie bestaat om een product/dienst of een combinatie van producten/diensten te leveren aan haar klanten. De koers van de organisatie wordt bepaald door haar missie, strategieën en beleid, en die beïnvloeden dus de marketing, human resources en de uitvoering. Het Uitvoeringsysteem ontwerpt het servicepakket en het leveringssysteem samen met Marketing, Financiën en Human Resources/Personeel. Andere functies van het Uitvoeringsysteem zijn het
32
dagelijks runnen van het systeem, toewijzen van de middelen om de dienst te leveren en het leveren van input voor personeelstrainingen. Het Marketingsysteem managet het contact tussen de organisatie en haar klanten, inclusief het adverteren, verkopen, promoten, distribueren en het marktonderzoek. De Uitvoering en Marketing kunnen elkaar overlappen, bijvoorbeeld als personeel een dienst levert en tegelijkertijd andere diensten probeert te verkopen. Beide systemen dienen nauw samen te werken om succesvol te zijn. Het meest belangrijke facet waar deze samenwerking van belang is, is het ontwerp van de dienst en het ontwerpen van het dienstleveringssysteem. Het Marketingsysteem verzamelt data en levert informatie aan de Uitvoering t.a.v. klantbehoeften en eisen. Dit is de belangrijkste input in het ontwerpproces. Bij het dienst/serviceontwerp zou ook de missie, strategieën, competenties en middelen van de organisatie moeten worden bekeken. Andere input voor het dienstontwerp omvat de omgevingsfactoren. Het doel van het ontwerpproces is om te bepalen welke voordelen aan de klant zullen worden geleverd. Het ontwerpproces van het dienstleveringssysteem richt zich op het bepalen van waar, wanneer en hoe deze voordelen geleverd zouden moeten worden. Een dergelijk dienstleveringssysteem bestaat uit gereedschappen/tools/instrumenten, fysieke faciliteiten, processen en personeel. Het dienstleverende personeel speelt een cruciale rol in de levering van de dienst en in het succes van de organisatie. De Selectie, het aannemen en trainen van deze dienstleveraars, wordt verzorgd door de functie Human resources. Het dienstleveringssysteem kan worden opgedeeld in de twee delen: frontoffice en backoffice. De frontoffice is het gedeelte van het leveringssysteem dat zichtbaar is voor de klant. Dit is waar de klant interactie heeft met de dienstleveraars en in contact komt met de faciliteiten en de processen. De backoffice is onzichtbaar voor de klant en bestaat uit al het personeel, faciliteiten, gereedschap en processen die ondersteuning geven aan de frontoffice personeel en processen. De klant heeft geen boodschap aan de backoffice, echter fouten in de backoffice kan een serieuze impact hebben op de frontoffice‐activiteiten en klanttevredenheid. Tot slot geeft de figuur weer dat klanten en/of hun bezittingen de input vormen voor het dienst(leverings)proces. De output van het dienst(leverings)proces vormt een verbetering van de klanten en/of hun bezittingen die in waarde zijn toegenomen. Naast dit uitgewerkte systeem van een dienstverlening op basis van Haksever (2000) zijn er nog anderen modellen beschikbaar zoals de facetten van (strategische) dienstverlening van De Vries (2003) en het Service Design Planning model van Goldstein (2002). Deze twee modellen zullen niet verder worden behandeld daar zij exact dezelfde aspecten benoemen als in bovenstaand model maar enkel in een andere opzet (De Vries, 2003) of als ingekorte versie (Goldstein, 2002). Beide modellen zijn opgenomen in bijlage 1.
33
2.5.2 Voorwaarden voor succesvolle dienstverlening Succesvolle (commerciële) dienstverlening is gericht op het vergroten van de waarde voor de aandeelhouders. Waardevergroting kan op de lange termijn enkel standhouden als er waarde wordt gecreëerd voor klanten. Want geen enkele organisatie kan een hogere inkomstenstroom vasthouden tenzij klanten bereid zijn om de diensten af te nemen tegen prijzen die kostendekkend zijn voor de organisatie en tevens ruimte overlaten voor een winstmarge en nieuwe investeringen (Lovelock, 2011). Klanttevredenheid speelt hierbij een cruciale rol (Haksever, 2000). Hiervoor is het belangrijk dat de organisatie de markt segmenteert (=marktsegmentatie) en zich vervolgens richt op die doelmarkt (=targetting) waarvan de organisatie denkt dat ze deze het beste kunnen bedienen en winstgevend kunnen zijn. Immers een organisatie kan nooit volledig tegemoetkomen aan alle klanten en bijbehorende klantbehoeften en voorkomt daarmee ontevreden klanten. Vervolgens is het aan de organisatie om zich zo te positioneren dat de dienst in het geheugen van de (potentiële) klanten belandt en waarmee de organisatie zichzelf en/of de dienst differentieert van de concurrentie (Haksever, 2000). Het toepassen van deze marketingactiviteiten ‐segmentering, targetting en positionering‐ helpt de organisatie om slechts die klanten te bedienen die de organisatie adequaat kan bedienen, en is de beste manier om als organisatie te kunnen overleven en succesvol te zijn in de dienstverlening. Echter klanttevredenheid alleen is niet voldoende voor een organisatie om succesvol en winstgevend te zijn. Dit wordt visueel weergegeven in onderstaand model in figuur 4, wat wordt aangeduid als de servicewinstketen (Schulp, 2006) oftewel de dienstverlening‐winstketen (Lovelock, 2011; Haksever, 2000).
Figuur 4: De dienstverlening‐winstketen (Lovelock, 2011)
Dit model is gebaseerd op acht voorwaarden die het mogelijk maken om de organisatie effectief te managen. Deze acht voorwaarden die in onderstaande tabel 6 staan opgenomen, zijn aan elkaar gelinkt en vormen zo de bovenstaande dienstverlening‐winstketen.
34
Tabel 6: Verbanden in de dienstverlening‐winstketen (Lovelock, 2011)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Klantloyaliteit leidt tot winstgevendheid en groei. Klanttevredenheid leidt tot klantloyaliteit. Toegevoegde waarde leidt tot klanttevredenheid. Productiviteit van het personeel leidt tot waarde. Loyaliteit onder het personeel leidt tot productiviteit van het personeel. Tevredenheid onder het personeel leidt tot loyaliteit onder het personeel. Interne kwaliteit leidt tot tevredenheid onder het personeel Leiderschap van het topmanagement vormt de basis voor het succesvolle verloop van de keten.
De verbanden 1 en 2 uit bovenstaand model richten zich op de klant, en tonen het vaststellen en in kaart brengen van klantbehoeften, investeringen in klantbehoud en de ingebruikname van nieuwe prestatiemaatstaven waarmee zaken zoals loyaliteit en tevredenheid onder klanten en personeel gekwalificeerd kunnen worden. Verband 3 richt zich op de waarde die door het dienstverleningsconcept wordt gecreëerd, en onderstreept de noodzaak van investeringen in de kwaliteit en productiviteit. Verbanden 4 t/m 7 hebben te maken met het personeel en zaken die daarmee verband houden zoals training, beloning en taakomschrijvingen. Tot slot laat verband 8 zien waar de basis ligt voor een succesvolle winstketen, namelijk het leiderschap van het topmanagement.
35
2.6 Conclusie In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de 1e deelvraag: “Welke stappen zijn van belang voor de totstandkoming van een dienstverlening?”. Daarvoor is eerst nader onderzocht wat dienst en dienstverlening betekent binnen dit onderzoek. Het begrip dienst laat zich moeilijk definiëren doordat het begrip afhangt van wie het gebruikt en waarvoor. Binnen dit onderzoek zal er dan ook niet geforceerd gezocht gaan worden naar een sluitende definitie, maar enkel het begrip te zien als een ontastbaar product dat tevens karakteristieken bevat van vergankelijkheid, heterogeniteit en onafscheidelijkheid van productie en consumptie. De term product of instrument zal in dit onderzoek worden gehanteerd indien er de combinatie tussen goed en service/dienst wordt bedoeld. Met het begrip dienstverlening wordt in dit onderzoek bedoeld de verlening van een product, waarbij het product ten minste bestaat uit een dienst. De stappen die van belang zijn voor de totstandkoming van een dienstverlening, omvatten 15 stappen. Grofweg wordt eerst begonnen met het bepalen van de richting waar de organisatie naar toe wilt. Als dit inzichtelijk is gemaakt, kan er begonnen worden met het ontwerp van de dienst bijbehorende processen en systemen. Nadat het ontwerp klaar is, kan het ontwerp worden getest via pilots, om uiteindelijk op grote schaal in de markt te kunnen lanceren. Het ontwerp van een dienst, dat tevens de doelstelling vormt van deze opdracht, kan op zijn beurt weer worden opgedeeld in een 12‐tal stappen. Kort samengevat dient er eerst te worden begonnen met het specificeren van de doelmarkt, om vervolgens de strategie te bepalen hoe je als organisatie jezelf wil positioneren in deze markt. Daarna kan er begonnen worden met het ontwerpen van de dienst en de (leverings)processen, inrichten van de organisatie en de kwaliteitsverbetering van het gehele systeem. Deze stappen zijn als op zichzelf staande stappen geformuleerd. Echter om dienstverlening goed te kunnen inbedden in de organisatie en winstgevend te zijn is het van belang om goed zicht te hebben op hoe dienstverlening werkt als systeem binnen een organisatie. Speciale aandacht dient er te worden gegeven aan de onderlinge samenhang tussen marketingmanagement, uitvoeringsmanagement en het personeelsmanagement die gezamenlijk uiteindelijk bepalen hoe het dienstverleningssysteem functioneert en dus ook welke waarde er wordt geleverd aan de klant. Hoe beter dit onder controle is, des te groter de kans op een succesvolle dienstverlening. Klanten zullen immers meer tevreden zijn waardoor klantloyaliteit ontstaat en wat weer resulteert in extra inkomen en winstgevendheid. Deze winst kan dan weer geïnvesteerd worden om de dienstverlening verder te verbeteren.
36
OPZET ANALYSEFASE EN ONTWERPFASE In de oriëntatiefase (hfdst. 2) is uitgelegd welke stappen er doorlopen dienen te worden om te komen tot een succesvolle dienstverlening. Deze stappen zullen in de volgende hoofdstukken verder worden uitgewerkt. Terugverwijzend naar de doelstelling van dit onderzoek waarin de ontwikkeling van een dienstverleningsconcept centraal staat, zal in de analysefase worden geïnventariseerd wat precies de specifieke uitgangspunten in de vorm van aandachtspunten zijn voor Stichting Ruimte‐OK om het dienstverleningsconcept op basis van het 3TU‐KITS instrumentarium te kunnen ontwikkelen in de ontwerpfase. Van belang bij het ontwerp is dat het concept daarbij vanuit de bestaande organisatie en vanuit marktperspectief dient te worden ontwikkeld. Om dit concept te kunnen ontwikkelen zijn er een aantal stappen nodig, welke reeds in paragraaf 2.4 volledig staan opgesomd, aangevuld met de opmerking dat de onderlinge samenhang tussen de stappen niet moet worden vergeten (paragraaf 2.5.1) en het oog hebben voor de dienst‐winstketen om te komen tot een succesvolle dienstverlening (paragraaf 2.5.2) . Samengevat staat in onderstaande figuur 5 de stappen die op hoofdlijnen gezet dienen te worden in de volgende hoofdstukken: de analysefase (hoofdstuk 3) en de ontwerpfase (hoofdstuk 4).
Bovenstaande figuur 5 omvat het stappenplan om alle aspecten t.a.v. de organisatie en activiteiten goed uit te lijnen. Zoals in de figuur staat beschreven, zal in de analysefase een interne en externe analyse worden uitgevoerd. Bij de interne analyse wordt bekeken hoe Stichting Ruimte‐OK er intern voorstaat ‐waarbij de beschikbare bedrijfsmiddelen worden vastgesteld en beoordeeld‐, en wordt bekeken hoe deze kunnen worden ingezet en of er eventueel extra middelen nodig zijn. Gelijktijdig aan de interne analyse vindt ook de externe analyse plaats. Hierbij wordt een markt‐ en concurrentieanalyse uitgevoerd om zicht te krijgen op welke markten voor Ruimte‐OK het meeste perspectief bieden. De interne en externe analyse kunnen vervolgens met elkaar worden vergeleken, waarmee wordt vastgesteld wat de sterke punten, zwakke punten, kansen en bedreigingen zijn met betrekking tot de marketing, operations/management en Human Resource Management. Beide analyses leiden tot een overzicht van de benodigde activa. Bij marketingactiva gaat het globaal om informatie over de huidige klantenportefeuille (omvang, grootte en waarde), de aanwezige kennis over markt en concurrentie, productlijnen, merkreputatie, competenties op het gebied van marketingimplementatie en de positioneringsstrategie. Deze marketingactiva dienen vervolgens te worden vergeleken met de operationele activa. Hierbij gaat het om de vraag of Ruimte‐OK het zich kan veroorloven om de benodigde middelen, apparatuur, informatietechnologie, en personeel in te zetten om de diensten effectief in de markt te zetten, te verbeteren of nieuwe diensten te introduceren. Ook omgekeerd geldt: Geeft de analyse van de operationele activa nieuwe kansen voor het verbeteren van deze diensten? (Lovelock, 2011). De operationele‐ en de marketingactiva bepalen waar Stichting Ruimte‐OK voor staat en vormen daarmee de missie van Ruimte‐OK. Vanuit de marketing bekeken is de volgende stap de implementatie, waarvoor een marketingconcept nodig is. Met het concept wordt het voor de klant duidelijk wat de geboden voordelen en kosten zijn. Hierbij gaat het specifiek over het kernproduct en de aanvullende diensten, inclusief de prestaties, stijl en waar, wanneer en hoe de klant van de dienst gebruik kan maken. T.a.v. de kosten gaat het om het aspect geld maar ook over de tijd, mentale en fysieke inspanningen en de mogelijke negatieve ervaringen van de klant (Lovelock, 2011). Gelijktijdig vindt ook de definiëring plaats van het operationeel concept. Dit concept geeft inzicht in de mogelijke processen en hoe en waar de diverse operationele activa moeten worden ingezet om het beoogde doel te bereiken.
38
3 Interne vs. Externe analyse 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de interne en externe analyse uitgevoerd. Bij de interne analyse wordt geanalyseerd hoe Ruimte‐OK er intern voorstaat. Met deze analyse wordt tevens een antwoord gegeven op de tweede deelvraag: “Wat kenmerkt Ruimte‐OK als organisatie?” en op de derde deelvraag: “Welke vraagstukken worden aan het 3TU‐KITS instrumentarium geadresseerd? Bij de externe analyse wordt de omgeving geanalyseerd waarin Ruimte‐OK zich bevindt. Deze analyse zal een antwoord geven op de vierde deelvraag: “Welke ondersteunende (informatie)behoefte is er bij klanten op deze vraagstukken die aan het KITS instrumentarium wordt geadresseerd?” Respectievelijk vinden deze twee analyses plaats in de paragrafen 3.3 en 3.4, nadat eerst in paragraaf 3.2 een toelichting wordt gegeven hoe de analysefase is uitgevoerd. Het hoofdstuk wordt afgesloten met paragraaf 3.5 waarin een SWOT‐Analyse wordt gemaakt op basis van de interne en externe analyse. Tevens worden in deze paragraaf specifieke opmerkingen aangehaald uit de interviews die betrekking hebben op het 3TU‐KITS instrumentarium. De conclusies die met name volgen uit deze laatste paragraaf, vormen het antwoord op de vijfde deelvraag: “Welke uitgangspunten bepalen hoe inbedding van het 3TU‐KITS instrumentarium vanuit de klantbehoefte mogelijk is in de bestaande organisatie van Ruimte‐OK?”
3.2 Toelichting aanpak analysefase Het (her)ontwerp van een dienstverleningsconcept zoals voorgesteld in paragraaf 2.4 via het stappenplan en tevens samengevat in figuur 5, gaat uit van een situatie waarin op basis van een interne en externe analyse wordt bepaald om een nieuwe dienstverlening te ontwikkelen voor een organisatie of de bestaande dienstverlening van een organisatie aan te passen aan de (markt)omstandigheden. Het unieke aan dit onderzoek is dat het KITS instrumentarium reeds is ontwikkeld buiten de Stichting Ruimte‐OK om, en waarbij de vraag wordt gesteld of en hoe dit instrumentarium ingebed kan worden in de bestaande organisatie van Ruimte‐OK. Dit betekent een gewijzigde opvatting dan waar het ontwerp van een dienstverlening en het bijbehorende stappenplan in eerste instantie voor is bedoeld. De stappen die staan opgesomd in paragraaf 2.4 om te komen tot een(her)ontwerp van een dienstverlening, zullen in dit onderzoek wel worden gevolgd maar de uitwerking van deze stappen zal deels afwijken van de in de literatuur beschreven aanpak. Onderstaande figuur 6 verduidelijkt dit verschil van aanpak.
39
Figuur 6: Traditionele aanpak (links) vs. huidige aanpak onderzoek (rechts)
Specifiek voor de analysefase houdt dit in dat het KITS instrumentarium zal worden beschouwd alsof het reeds deel uitmaakt van de dienstverlening van Ruimte‐OK (zie figuur 6). Deze aanpak maakt het mogelijk het stappenplan te blijven volgen, om uiteindelijk te komen tot een opsomming van voorwaarden waar rekening mee dient te worden gehouden om een “aangepast en verbeterd” dienstverleningsconcept te ontwikkelen op basis van het KITS instrumentarium voor Ruimte‐OK en daarmee een succesvolle organisatorische inbedding van het instrumentarium mogelijk te maken. Bijkomend voordeel van deze aanpak is dat al tijdens de diverse analyses (interne, externe, SWOT) continu inzichten worden ontwikkeld in de wijze waarop het KITS instrumentarium idealiter ingebed kan worden binnen Ruimte‐OK en wat de noodzakelijke aanpassingen hiervoor zijn. Dit komt de efficiëntie en effectiviteit van het onderzoek ten goede doordat bij de SWOT‐analyse al direct de voorwaarden voor het (her)ontwerp naar voren komen voor het dienstverleningsproces van het KITS instrumentarium (zie figuur 6). Indien de traditionele aanpak gevolgd zou zijn, dan zou het reeds ontwikkelde KITS instrumentarium pas vergeleken kunnen worden bij de strategiebepaling, dus na de SWOT‐analyse. Vervolgens zou een extra analyse nodig zijn om te komen tot voorwaarden die nodig zouden zijn om het dienstverleningsproces te kunnen ontwerpen, ervan uitgaande dat als strategie gekozen zou worden om het KITS instrumentarium over te nemen. Aansluitend op deze andere aanpak dient tot slot te worden opgemerkt dat de diverse (marketing‐ en strategie)modellen die in de literatuur staan beschreven om de analyses uit te voeren, slecht (volledig) worden toegepast indien deze voldoende relevant zijn en bijdragen aan het realiseren van de doelstelling van dit onderzoek. Voor de verdere uitvoering van de interne en externe analyse wordt gebruik gemaakt van zowel literatuur als interviews. De interviewopzet en de namen van geïnterviewde personen zijn in bijlage 2a te vinden.
40
3.3 Interne analyse 3.3.1 Inleiding In de interne analyse komen de volgende thema’s aan bod: omschrijving organisatie, missie, visie, strategie, organisatiestructuur, marketinganalyse en financiële analyse. Door het analyseren van Ruimte‐OK op deze thema’s kan worden geanalyseerd hoe Ruimte‐OK er intern voorstaat. Met het uitvoeren van de interne analyse wordt de tweede en derde deelvraag beantwoord, resp. “Wat kenmerkt Ruimte‐OK als organisatie?” en “Welke vraagstukken worden aan het 3TU‐KITS instrumentarium geadresseerd? 3.3.2 De organisatie: RuimteOK Stichting Ruimte voor Onderwijs en Kinderopvang, afgekort als Ruimte‐OK, is een behoeftegestuurde onafhankelijke organisatie zonder winstoogmerk die in het voorjaar van 2012 is opgericht op initiatief van de PO‐Raad, VO‐raad, VNG en het Waarborgfonds Kinderopvang. De expertise van de organisatie ligt op het gebied van ontwikkeling, financiering en organisatie van huisvesting voor onderwijs en kinderopvang (Ruimte‐OK, 2012). 3.3.3 Missie RuimteOK De organisaties die zich bezighouden met de huisvesting van onderwijs en kinderopvang staan aan de vooravond van een nieuwe opgave, waarbij het accent steeds meer komt te liggen op beheer, renovatie, (groot)onderhoud, innovatie en zelfs krimpvraagstukken. Ook de kwaliteit van (school)gebouwen waar kinderen dagelijks verblijven valt nog veel te verbeteren, zowel voor bestaande bouw als voor nieuwbouw. Tevens groeit de maatschappelijke behoefte voor een adequaat, integraal aanbod van kinderopvang en onderwijs dat veelal gecombineerd wordt met sport, cultuur en overige welzijnactiviteiten. Hiermee groeit de wens om te komen tot één loket voor sectoroverstijgende vraagstukken, kennis en informatie. Via Ruimte‐OK wordt deze wens ingewilligd, waarbij de organisatie zicht richt op ontwikkeling, financiering en organisatie van huisvesting van onderwijs en opvang voor “kinderen” van 0 tot 18 jaar. Ruimte‐OK gelooft dat het waarborgen van de kwaliteit van de huisvesting vraagt om behoeftegestuurde oplossingen voor de ontwikkeling, financiering en organisatie ervan. Het is dan ook de missie van Ruimte‐OK om kinderopvang en onderwijs in te staat stellen zelf de regie te voeren over deze vraagstukken. Ruimte‐OK richt zich hierbij specifiek op kinderopvangorganisaties, onderwijsorganisaties en gemeenten (Ruimte‐OK, 2012). 3.3.4 Visie RuimteOK De belangrijkste drijfveer voor Ruimte‐OK is een grote sprong voorwaarts te maken in de kwaliteit van gebouwvoorzieningen voor onderwijs en kinderopvang. Dit zal worden gerealiseerd door vanuit de PO‐raad, VO‐raad, VNG en het Waarborgfonds Kinderopvang de krachten te bundelen in Ruimte‐ OK om zo de benodigde (en vaak onbekende en versnipperde) kennis te verzamelen, verspreiden en te vernieuwen voor organisaties die aan de slag moeten met huisvesting voor onderwijs en kinderopvang (Ruimte‐OK, 2012).
41
3.3.5 Strategie: Doelstellingen en maatregelen Het doel van Ruimte‐OK is ruimte creëren voor kinderopvang en onderwijs, binnen een optimale bedrijfsvoering. Ruimte‐OK heeft daarvoor een aantal uitgangspunten benoemd die binnen de bedrijfsvoering worden gehanteerd (Ruimte‐OK, 2012):
Delen; door kennis breed te verspreiden voorkomt Ruimte‐OK dat het wiel steeds opnieuw moet worden uitgevonden; Verbinden; Ruimte‐OK richt zich proactief op samenwerking en verbinding met en tussen kennispartners en sectoren; Inspireren; Ruimte‐OK inspireert door expertise over goede voorbeelden breed te ontsluiten; Eenvoud; Ruimte‐OK biedt kennis zo begrijpelijk mogelijk aan; Behoeftegericht; Ruimte‐OK werkt vanuit een door het veld aangestuurd werkprogramma (middels behoefteonderzoek en Raad van Advies); Pragmatisme; Ruimte‐OK hanteert praktijkgerichte standaarden en modellen; Vernieuwen; Ruimte‐OK zoekt structurele samenwerking met de wetenschap.
3.3.6
Organisatiestructuur
Figuur 7: Organogram Ruimte‐OK Tabel 7: Veldspelers van Ruimte‐OK
Profielschets veldspelers RuimteOK Jan Ervaring als jurist en adviseur. Gespecialiseerd op het terrein van Schraven eigendomsverhoudingen, en mogelijkheden rondom doordecentralisatie onderwijsbudgetten van gemeenten naar schoolbesturen Marco van Ervaring als architect en adviseur. Grondlegger van Scholenbouwwaaier en Zandwijk betrokken bij Kwaliteitsstandaard scholenbouw. Martijn Ervaring met opstarten en uitbouwen van een kinderdagverblijf. Bij SWK Arts beziggehouden met ondersteunen van kinderopvangorganisaties op gebied van investerings‐, huisvestings, en ondernemings‐vraagstukken Jolanda Ervaring als begeleider bij diverse huisvestingsprojecten. Bij SWK beziggehouden Hendriks met projectcoördinatie, beleidsvoorbereiding en communicatie. 42
3.3.7 Marketinganalyse De marketinganalyse wordt uitgevoerd door de marketingmix van Ruimte‐OK te analyseren. De marketingmix bestaat uit variabelen die bestuurd en gemanipuleerd kunnen worden door Ruimte‐ OK om concurrentievoordeel te behalen. Met deze mix aan beslissingsvariabelen communiceert Ruimte‐OK met de markt waarop ze zich focust, en stelt deze markt tevreden (Haksever, 2000; Lovelock, 2011) 3.3.7.1 Product Ruimte‐OK richt zich specifiek op gemeenten, school‐ en kinderopvangorganisatie. Deze worden met de volgende producten bediend zoals weergegeven in onderstaande tabel 8: Tabel 8: Productportfolio Ruimte‐OK
Producten RuimteOK
toepasbaarheid3 KO PO VO Scholenbouw ja Ja/ (Communicatie)middel opgezet rond 5‐tal ja waaier nee hoofdthema’s waarmee gebruikerswensen gestructureerd opgenomen kunnen worden in een Programma van Eisen (PvE). Kan ingezet worden om inspiratie op te doen en ambities t.a.v. huisvesting in een vroeg stadium bespreekbaar te maken en helder te formuleren. Kwaliteits Standaard (uitgangsdocument) gebaseerd op Nee Ja Ja/ standaard Scholenbouwwaaier om gewenste gebouwprestaties nee te definiëren en te evalueren met als doel de (basis)kwaliteit van nieuwe schoolgebouwen te waarborgen. Kennisbank Ja Ja Online te raadplegen kennisbank met documenten Ja ter inspiratie of ter informatie om te ondersteunen bij huisvestingvraagstukken rondom ontwikkeling, organisatie. (Ondersteunende) Ondersteuning bij vraagstukken rondom n.v.t. n.v.t. n.v.t. dienstverlening ontwikkelen, organiseren en financieren van huisvesting: maatwerk, vraagbaak, trainingen Webwinkel Losse verkoop van boeken/publicaties, dvd’s en n.v.t. n.v.t. n.v.t. abonnementen Producten 3TUKITS EGO (onderdeel Online enquête waarmee de subjectieve Ja Ja ja van de EGGO) gebruikerstevredenheid over de huisvesting inzichtelijk kan worden gemaakt. Mogelijkheid tot benchmarking en gebaseerd op de Scholenbouwwaaier. IGO (onderdeel Online invullijst waar d.m.v. objectieve metingen aan nee ja ja van de EGGO) het gebouw het feitelijk presteren ervan inzichtelijk kan worden gemaakt, inclusief de exploitatie en (her)investeringskosten. Mogelijkheid tot benchmarking en gebaseerd op de Scholenbouwwaaier. 3
KO = Kinderopvang, PO = Primair Onderwijs, VO = Voortgezet Onderwijs
43
GPM
Tool die opdrachtgevers ondersteunt in het (her)ontwikkeltraject van een bouw of verbouw om te bepalen wie, hoe, wanneer en in welke mate gebruikers bij de (ver)bouw betrokken kunnen worden t.b.v. draagvlak en kwaliteit. IPM Tool die opdrachtgevers ondersteunt in het (her)ontwikkeltraject van een bouw of verbouw om te blijven sturen op de meest recente prestatie‐eisen en deze te borgen. Benchmark Online af te nemen benchmark die inzicht geeft in de investeringskosten investeringskosten (specifiek directe bouwkosten) en & exploitatiekosten van schoolgebouwen in Nederland. exploitatiekosten: Dit instrument wordt nog ontwikkeld i.s.m. o.a. HEVO en daarom niet verder meegenomen.
Ja/ nee
Ja/ nee
ja
Ja/ nee
Ja/ nee
ja
nee
ja
ja
De specifieke (kern)producten die Ruimte‐OK aanbiedt aan de markt passen in de visie, missie en gekozen strategie van Ruimte‐OK. Het 3TU‐KITS instrumentarium lijkt hier inhoudelijk naadloos op aan te sluiten en toegevoegde waarde te creëren voor de doelgroepen waar Ruimte‐OK zich op richt. De instrumenten zijn tevens op elkaar afgestemd en vullen elkaar aan. Zodoende kan met de inzet van het totaalpakket aan producten over de gehele levenscyclus van het schoolgebouw grip gekregen worden en tevens gestuurd worden op kwaliteit, zoals in onderstaande figuur 8 kan worden gezien. Echter de (3TU‐KITS) producten zijn nog niet op grote schaal getest, en hebben zich dus nog niet bewezen. Dit hoeft geen enkel probleem te zijn, doordat de instrumenten meermalen zijn gereviewd door experts en door toekomstige afnemers, en op basis hiervan zijn doorontwikkeld.
Figuur 8 Inzet instrumentarium Ruimte‐OK over de levenscyclus van een (school)gebouw
3.3.7.2 Plaats & Tijd Het leveren van de producten door Ruimte‐OK gebuurt via specifieke distributiekanalen (fysiek of elektronisch) en binnen een specifiek tijdstraject. Dit kan worden gezien in onderstaande tabel 9. De leveringssnelheid en gemak van de levering vormt een belangrijk aspect in de leveringsstrategie (Lovelock, 2011) en kan uiteindelijk bepalen of een product/dienst een succes wordt.
44
Tabel 9: Afleverplaats en –tijdstip van de Ruimte‐OK producten.
Afleverplaats Producten RuimteOK Online aangeboden en geleverd via website Ruimte‐OK Online aangeboden en geleverd via website Ruimte‐OK Online aangeboden en geleverd via website Ruimte‐OK Locatie Ruimte‐OK of doorheen Nederland
Aflevertijd Direct Direct Direct
Divers, afhankelijk van type Online aangeboden via website Ruimte‐OK, via Max. 4 werkdagen post bezorgd Producten 3TUKITS Online aangeboden en geleverd via website Nog onbekend Ruimte‐OK Online aangeboden en geleverd via website Nog onbekend Ruimte‐OK Online aangeboden en geleverd via website Direct Ruimte‐OK Online aangeboden en geleverd via website Direct Ruimte‐OK
Ruimte‐OK biedt bijna al haar producten hoofdzakelijk elektronisch aan. Dit sluit naadloos aan op de missie en visie van Ruimte‐OK om kinderopvang en onderwijs in te staat stellen zelf de regie te voeren over deze vraagstukken door kennis te verzamelen, verspreiden en te vernieuwen voor organisaties die aan de slag moeten met huisvesting voor onderwijs en kinderopvang. Dit alles om een grote sprong voorwaarts te maken in de kwaliteit van gebouwvoorzieningen voor onderwijs en kinderopvang. Het online aanbieden van producten is het medium bij uitstek om dit voor een grote groep te realiseren, en tevens op efficiënte wijze. De producten van 3TU‐KITS kunnen ook online aangeboden en geleverd worden, en kunnen daarom gemakkelijk ingebed worden in de gangbare distributiekanalen van Ruimte‐OK.
45
3.3.7.3 Promotie & informatievoorziening Ruimte‐OK gebruikt momenteel de volgende promotieactiviteiten om de producten kenbaar te maken aan potentiele afnemers: Tabel 10: Promotie‐ en informatievoorziening door Ruimte‐OK.
In bovenstaande tabel 10 is te zien dat Ruimte‐OK diverse promotieactiviteiten onderneemt. Het hebben van een effectieve communicatiestrategie t.a.v. marketingactiviteiten is zeer belangrijk voor het verstrekken van informatie en advies, en om de klant te overtuigen van de voordelen en aan te moedigen om op bepaalde tijden actie te ondernemen (Lovelock, 2011). Bij de producten van Ruimte‐OK lijkt dit in orde te zijn. Wat betreft de 3TU‐KITS producten moeten nog stappen gezet worden, met name t.a.v. huisstijl (afstemming op Ruimte‐OK) en instructiemateriaal hoe en wanneer de producten gebruikt kunnen worden, wat hun voordelen zijn en hoe ze afgenomen kunnen worden. Daarnaast zou in elk van de aangeboden producten naar elkaar verwezen moeten worden als vorm van reclame en is het noodzakelijk om tastbare aanwijzingen (voorbeeldrapportages, etc.) te geven aan potentiële afnemers over de kwaliteit die ze mogen verwachten t.a.v. de producten. Verder verdient het de aandacht om promotieactiviteiten ook plaats te laten vinden nadat een product is verkocht en geleverd. Dit speelt vooral een rol bij de 3TU‐KITS producten, aangezien deze producten sequentieel ingezet kunnen worden over de gehele gehele levenscyclus van het gebouw. Verkooppromoties en aanbieden van aanvullende producten/diensten (bijv. jaarlijkse benchmark) zou hier bijvoorbeeld prima in passen om klanten te binden aan Ruimte‐OK. Tot slot speelt interne communicatie tussen de mensen van Ruimte‐OK een belangrijke rol. Gedurende interactiemomenten met (potentiële) klanten zou idealiter door de mensen van Ruimte‐ OK kenbaar gemaakt moeten worden van het bestaan van andere producten die wellicht interessant voor ze kunnen zijn. Dit kan alleen als de mensen van Ruimte‐OK op de hoogte zijn van de betekenis van alle producten en de voordelen hiervan kunnen uitleggen.
46
3.3.7.4 Prijs en andere uitgaven van de gebruiker Om uiteindelijk een product geleverd te krijgen, zal een afnemer investeringen moeten doen. Deze omvatten de verkoopprijs, additionele monetaire kosten, tijd, geestelijke en fysieke inspanningen en blootstelling aan negatieve ervaringen zoals verder uiteen gezet is in onderstaande figuur 9.
Figuur 9: Investeringen afnemers van een product (Lovelock, 2011)
De investeringen t.a.v. de producten die door Ruimte‐OK worden aangeboden, zijn opgesomd in onderstaande tabel 11: Tabel 11: Productinvesteringen vanuit klantperspectief.
Overige kosten en inspanningen Producten RuimteOK Tijdsinspanning begrijpen en toepassen waaier Tijdsinspanning begrijpen en toepassen standaard
Abonnement Tijdsinspanning doorzoeken online documentatie €60 per jaar excl. btw Ondersteunende divers divers dienstverlening Webwinkel divers n.v.t Producten 3TUKITS EGO Door Ruimte‐ Kosten en tijd t.b.v. ondersteunende dienstverlening OK nader te (indien gewenst) Tijdsinspanning verspreiding enquête bepalen Tijdsinspanning interpretatie uitkomsten (eventueel negatieve ervaring) IGO Door Ruimte‐ Kosten en tijd t.b.v. ondersteunende dienstverlening OK nader te (indien gewenst) bepalen Additionele kosten uitvoering metingen Invoertijd, afh. van bekendheid gegevens Tijdsinspanning interpretatie uitkomsten (eventueel negatieve ervaring) 47
GPM IPM
Door Ruimte‐ OK nader te bepalen Door Ruimte‐ OK nader te bepalen
Kosten en tijd t.b.v. ondersteunende dienstverlening (indien gewenst) Tijdsinspanning begrijpen en toepassen instrument Kosten en tijd t.b.v. ondersteunende dienstverlening (indien gewenst) Tijdsinspanning begrijpen en toepassen instrument
Belangrijk om te constateren is dat voor afnemers de investeringen in de 3TU‐KITS producten relatief hoger ligt dan voor de eigen producten van Ruimte‐OK, zonder nog specifiek te weten wat de kostprijs is. Aangezien de investeringen die een afnemer moet doen een indicator is voor toegevoegde waarde die met het product wordt gecreëerd (Haksever, 2000), hoeft dit geen probleem te zijn. Lovelock (2011) gebruikt hiervoor de term nettowaarde, oftewel de som van alle waargenomen voordelen (= brutowaarde) minus de som van alle waargenomen kosten van dienstafname. Hoe groter het positieve verschil tussen de twee, des te groter de nettowaarde (=consumentenvoordeel) en groter de kans dat de producten worden afgenomen. Belangrijk voor Ruimte‐OK is dan ook om aangaande de prijsstrategie van het 3TU‐KITS instrumentarium, in het verdere ontwerp rekening te houden met de (netto)waarde die het de klant oplevert, naast de investeringskosten van het instrumentarium en eventueel de prijszetting van concurrerende producten die in de markt worden aangeboden. Belangrijk om hierbij op te merken is dat de nettowaarde positief kan worden beïnvloed door tijdens het (her)ontwerp van de producten de specifieke kosten waar een afnemer mee te maken krijgt te minimaliseren (zie figuur 9), en tegelijkertijd de waargenomen voordelen te maximaliseren om zodoende de (netto)waarde voor de klant te verhogen. Tot slot dient te worden opgemerkt dat Ruimte‐OK haar producten wegzet zonder winstoogmerk. Hiermee wil Ruimte‐OK zoveel mogelijk klanten bedienen om daarmee een grote sprong voorwaarts te maken in de kwaliteit van de huisvesting voor onderwijs en kinderopvang. Deze prijsstrategie wordt marktpenetratie prijzen genoemd (Kotler, 2006). 3.3.7.5 Fysieke omgeving De fysieke omgeving omvat datgene waarmee de afnemers van producten fysiek in aanraking komen wanneer de producten worden afgenomen of de diensten worden geleverd door Ruimte‐OK. De fysieke omgeving, vooral voor diensten, spelen een belangrijke rol in de wijze waarop de kwaliteit van de producten door afnemers wordt gewaardeerd en de complexiteit ervan wordt ervaren. Zoals al geconstateerd, worden de meesten producten van Ruimte‐OK online aangeboden via de website. De website vormt dus de fysieke omgeving en dient zorgvuldig te worden opgezet en aansluiting te zoeken bij de wensen/behoeften van de gebruikers. De website oogt solide, zeer overzichtelijkheid en laagdrempelig en sluit aan op datgene dat Ruimte‐OK nastreeft zoals omschreven in haar missie, visie en strategiekeuze. De 3TU‐KITS producten worden nog niet online aangeboden, zij bevinden zich immers nog in de testfase. Aandachtspunt van het 3TU‐KITS instrumentarium t.a.v. de fysieke omgeving zijn de verwante enquêtes en documenten die bij het instrumentarium horen, zoals de online vragenlijst, toelichtingen en rapportages. Van groot belang is dat er gebruik wordt gemaakt van een uniforme opzet (qua lettertype, layout, kleurgebruik, logo’s, etc.) om de onderlinge samenhang extra te 48
benadrukken. Dit alles heeft een grote invloed op hoe de kwaliteit door de afnemers wordt ervaren, en dus dient goed te worden gemanaged (Lovelock, 2011). 3.3.7.6 Participanten Participanten spelen een belangrijke rol in de kwaliteit van dienstverlening. Met de participanten wordt iedereen bedoeld die een rol speelt in de interactie tussen klant en dienstverlener. Dit zijn dus specifieke mensen van Ruimte‐OK en de klanten die het product afnemen en die een bijdrage (moeten) leveren bij de totstandkoming van de dienstenlevering. Dit betekent dat als er interactie plaatsvindt, de mensen van Ruimte‐OK zich klantgericht opstellen t.a.v. hun gedrag en handelingen. Gezien de jarenlange ervaringen van de veldspelers van Ruimte‐OK lijkt dit geen issue te zijn. Minder gemakkelijk om grip op te hebben is de bijdrage die participanten moeten leveren om de producten/diensten te kunnen aanbieden, en dat terwijl er nooit (persoonlijk) contact mee is geweest. Dit speelt voornamelijk een rol voor de 3TU‐KITS instrumenten, in het bijzonder de EGO waarin een enquête wordt ingevuld door gebruikers. De kwaliteit van hun input heeft direct invloed op de kwaliteit van de output c.q. outputrapportage. Bij het aanleveren van dergelijke producten zal hiermee rekening mee gehouden moeten worden dat er een omgeving wordt gecreëerd waarin gebruikers efficiënt, effectief en eerlijk hun boodschap kwijt kunnen en de prikkels om hiervan af te wijken zo minimaal mogelijk zijn. Een gedegen opzet van de vragenlijst en bijbehorende websiteomgeving is dus cruciaal in het kunnen leveren van een kwalitatief hoogwaardig product. Tot slot lijkt er echter onvoldoende mogelijkheden te zijn voor de afnemers of participanten zelf om op de producten input te leveren, verbetervoorstellen te doen of van commentaar te voorzien. Uit de interviews is het voorstel geopperd om een (web)omgeving te creëren waarin afnemers de producten kunnen waarderen/reviewen en van commentaar te voorzien. Zodoende is Ruimte‐OK in staat haar producten continu een kwaliteitsimpuls te geven, extra waarde te creëren voor de afnemers en de drempel te verlagen om de producten te gebruiken dankzij de gebruikersreviews. Dit laatste geldt vooral voor het 3TU‐KITS instrumentarium. 3.3.7.7 Proces Het totale dienstverleningsproces bestaat meestal uit diverse interacties tussen de klant en de dienstverlener. De wijze waarop deze interactie verloopt, is cruciaal of een product/dienst succesvol is of niet. Elk product of dienst heeft zijn eigen procesverloop. Het ontwerp van het dienstverleningsproces en het dienstverleningssysteem voor het 3TU‐KITS instrumentarium zal uitgebreid aan bod komen in de ontwerpfase. 3.3.8 Financiële analyse Ruimte‐OK is een nieuw opgerichte organisatie. Veel aangeboden producten bevinden zich in de introductiefase of zijn in het geval van de 3TU‐KITS instrumenten nog niet op de markt gebracht. Daardoor is het niet mogelijk een gedegen financiële analyse te maken van de organisatie t.a.v. rentabiliteit, solvabiliteit, liquiditeit en cashflow. Tevens valt het buiten de strekking van dit onderzoek om de organisatie volledig financieel door te lichten. Wel is er t.a.v. de 3TU‐KITS instrumenten een verdienmodel opgesteld en een begroting gemaakt op basis van voorzichtige schattingen (zie bijlage 3a). Hieruit blijkt dat de instrumenten levensvatbaar zijn en volgens de verwachtingen positief bijdragen aan de winstgevendheid van Ruimte‐OK vanaf het jaar 2015, het jaar waarin op basis van de prognose, de investeringskosten volledig zijn afgelost.
49
3.3.9 Conclusie In Interne analyse is gekeken naar de interne organisatie van Ruimte‐OK, met het 3TU‐KITS instrumentarium inbegrepen. Ruimte‐OK kenmerkt zich als een onafhankelijke organisatie zonder winstoogmerk, die zich specifiek richt op het ondersteunen van haar doelgroepen op het gebied van huisvesting. Ruimte‐OK is zeer behoeftegericht en ‐gestuurd, wat afgeleid kan worden uit haar oprichtingswijze, organisatiestructuur, missie, visie en strategie. Ruimte‐OK positioneert zichzelf in een nichemarkt door haar doelgroepen vooral zelf aan de slag te laten gaan met de huisvestingsvraagstukken door ze hulpmiddelen aan te reiken en te inspireren. Hiermee is de tweede deelvraag “Wat kenmerkt Ruimte‐OK als organisatie?” beantwoord. Door te richten op deze nichemarkt positioneert Ruimte‐OK zich hiermee verschillend van adviserende (commerciële) marktpartijen, wat in de marketingmix van Ruimte‐OK duidelijk naar voren komt. Het eigen productenportfolio van Ruimte‐OK vormen de basis om deze nichemarkt te bedienen. Echter het over de gehele levenscyclus van een gebouw gedegen kunnen sturen op kwaliteit en deze kunnen monitoren en borgen (incl. benchmarking), wordt gerealiseerd door het 3TU‐KITS instrumentarium. Daarom vormt het KITS instrumentarium een belangrijke toevoeging aan het bestaande productenportfolio van Ruimte‐OK. Immers dit instrumentarium complementeert het kunnen oppakken van het vraagstuk om concreet en structureel een grote sprong voorwaarts te maken in de kwaliteit van gebouwenvoorzieningen voor onderwijs en kinderopvang. Hiermee is de derde deelvraag “Welke vraagstukken worden aan het 3TU‐KITS instrumentarium geadresseerd?”, beantwoord.
50
3.4 Externe analyse 3.4.1 Inleiding Bij de externe analyse komen de volgende (hoofd)thema’s aan bod: omgevings‐ & marktanalyse, afnemers/klantanalyse en de concurrentieanalyse. Door het analyseren van Ruimte‐OK op deze thema’s kan worden geanalyseerd hoe de wereld eruit ziet die zich buiten Ruimte‐OK bevindt en waardoor ze wordt beïnvloed, zonder daar zelf in te kunnen sturen. Met het uitvoeren van de externe analyse wordt de vierde deelvraag beantwoord: “Welke ondersteunende (informatie)behoefte is er bij klanten op deze vraagstukken die aan het KITS instrumentarium wordt geadresseerd?” 3.4.2 Omgevings & marktanalyse Er zijn specifieke trends en ontwikkelingen gaande in de omgeving waarin Ruimte‐OK opereert, maar waar ze als organisatie geen grip op heeft. Deze ontwikkelingen kunnen een belangrijke invloed hebben op de organisatie en de producten die door Ruimte‐OK worden aangeboden. Belangrijk is om een globaal inzicht te hebben welke ontwikkelingen er momenteel spelen zodat Ruimte‐OK hierop kan anticiperen. Een globaal overzicht van de ontwikkelingen in de omgeving en de markt van Ruimte‐OK is opgenomen in bijlage 4. Dit overzicht van ontwikkelingen en trends onderschrijft alleen maar de potentie van het totaalpakket aan producten dat Ruimte‐OK (en 3TU‐KITS) aanbiedt aan de markt. Daarnaast zijn in het kader van dit onderzoek diverse interviews afgenomen bij potentiële afnemers van de 3TU‐KITS‐producten (zie interviewopzet in bijlage 2a). Doormiddel van het voorleggen van de vraag aan gemeenten en schoolbesturen waar momenteel hun behoefte ligt en waar ze grip op proberen te krijgen, komt uit de interviews een helder beeld naar voren. Namelijk dat het bij schoolbesturen en gemeenten ontbreekt aan grip op de huisvesting en waar het precies aan ligt. In onderstaande figuur 10 is uiteengezet wat daarvan de oorzaken zijn. (overkoepelende) organisaties (door)decentralisatie (ver)bouw (1) Weinig kennis/noodzaak professioneel opdrachtgeverschap Aanvraag voorzieningen Geen aansluiting op Vastgoed geen corebusiness besturen huisvesting vaak verworpen behoefte besturen Ontbreken systeem t.a.v. door gemeente evaluatie prestatie-eisen Onafhankelijkheid in geding Groot risico t.a.v. vervreemden vastgoed Gemeenten verplichten (samenwerking adv.bureaus) Onduidelijke taken & verantwoordelijkheden besturen inbreng “voorzieningen Veel in fouten PvE/behoefte t.a.v. aanpassingen gebouw standaard PvE Geen afstemming onderhoud” bij (ver)bouw Rijksvergoeding Keldering eigen vermogen besturen Normbudgetten Te veel macht/ (BZ vs. OCW) t.g.v. reserveringen “voorzieningen” ontoereikend intimidatie gemeente
gemeente vs. bestuur (1) Onderling machtsspel
Weinig financiële transparantie Onduidelijke taken & verantwoordelijkheden Geen wederzijds begrip Te weinig samenwerking t.a.v. inzet middelen gemeente vs. bestuur (2)
Grote vraag wat te doen met vrijgekomen schoolgebouwen
Budget ontoereikend bij veel leegstand
Tijdens bouw geen rekening gehouden met mogelijkheid vervreemding
Behoefte meer eisen gemeente als ec. eigenaar bij bouw t.a.v. Geen grip hoe om te gaan met verkoopbaarheid (vervangende) nieuwbouw/verbouw vervreemding (ver)bouw (2)
Slecht gekeken naar besparingsmogelijkheden exploitatie
Figuur 10: Oorzaken geen grip op onderwijshuisvesting bij gemeenten en schoolbesturen
Duidelijk kan worden geconcludeerd dat het 3TU‐KITS instrumentarium een groot deel van de geschetste oorzaken afdekt, met name op het onderdeel (ver)bouw), en daardoor bijdraagt aan het tegemoetkomen aan de behoefte in de markt om betere grip te krijgen op de kwaliteit van onderwijshuisvesting. De oorzaken welke door het instrumentarium (gedeeltelijk) worden afgedekt, zijn in het groen weergegeven.
51
3.4.3 Afnemer/klantanalyse & overige belanghebbenden Als behoeftegerichte organisatie richt Ruimte‐OK zich specifiek op organisaties die aan de slag moeten met huisvesting voor onderwijs en kinderopvang. Expliciet zijn dit de gemeenten, schoolbesturen/‐directies en kinderopvangorganisaties. Deze organisaties vormen dan ook de belangrijkste afzetmarkt voor de producten die Ruimte‐OK aanbiedt. Het is echter lastig gebleken om op basis van de interviews en literatuuronderzoek vast te stellen wat exact de verschillen zijn tussen deze doelgroepen als het gaat om specifieke behoeftes t.a.v. huisvestingsvraagstukken. Tussen de diverse doelgroepen en binnen elke doelgroep zelf zijn immers grote behoefteverschillen, afhankelijk van hun grootte, intern beleid en waan van de dag. Ook het eigen behoefteonderzoek dat door Ruimte‐OK zelf is uitgevoerd (Ruimte‐OK, 2012), geeft hierover enkel een globaal beeld zonder verder in detail te treden. Echter door specifieker te bekijken wat voor elke doelgroep de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden zijn t.a.v. huisvesting voor onderwijs en kinderopvang, kan toch per doelgroep een indicatie worden gegeven waar hun belangrijkste behoeften liggen t.a.v. het instrumentarium. In bijlage 5 is dit overzicht weergegeven. Dit overzicht laat zien dat de behoefte van gemeenten vooral lijkt te liggen bij de IGO (en in mindere mate de EGO), en dat de behoefte van scholen (besturen en directies) en kinderopvangorganisaties bij alle vier de instrumenten ligt. Belangrijk om te benoemen is ook dat het instrumentarium in de huidige vorm volstaat, wat inhoudt dat geen essentiële aanpassingen of maatwerk nodig is om in de specifieke behoeftes van de doelgroepen te kunnen voorzien. Een belangrijk aspect om een succesvolle dienstverlening te realiseren is zorgen voor klantloyaliteit. Het leveren van producten met een (extra) toegevoegde waarde voor de klant zorgt ervoor dat deze tevreden is en terugkomt om dezelfde of wellicht andere producten af te nemen (zie winstwaardeketen fig. 4). Klantloyaliteit zorgt immers voor extra inkomen dat weer geïnvesteerd kan worden in het doorontwikkelen van producten waardoor klanten nog beter kunnen worden bediend. Daarom is het belangrijk om goed de (veranderende) behoeften in de gaten houden. Ruimte‐OK maakt hierbij gebruik van een Raad van Advies en de input van de VO‐raad, PO‐raad, VNG en SWK. Tevens biedt Ruimte‐OK de mogelijkheid om via de website (telefonisch of elektronisch) contact op te nemen en vragen of opmerkingen door te geven. Naast deze input van de Raad van Advies, is ook input van andere mogelijke belanghebbenden van belang zoals adviseurs, kennis‐ en onderzoeksinstituten. Doormiddel van (strategische) samenwerking kunnen zij Ruimte‐OK van kennis en kunde voorzien die ze zelf als relatief kleine organisatie moeilijk kan ontwikkelen. Daarmee is Ruimte‐OK in staat nog beter haar klanten te bedienen en hen te ondersteunen bij het realiseren van kwalitatief goede huisvesting voor onderwijs en kinderopvang. Er dient wel te worden gewaakt dat Ruimte‐OK geen afbreuk doet aan haar onafhankelijke status, wat regelmatig in de interviews naar voren is gekomen als belangrijk punt. Momenteel is Ruimte‐OK bezig om een potentiële samenwerking met externen verder vormt te geven.
52
3.4.4 Concurrentieanalyse Naast inzicht in de klanten, de markt en de omgeving waarin Ruimte‐OK opereert, is het ook belangrijk zicht te krijgen op mogelijke concurrenten die een bedreiging kunnen vormen voor de producten die Ruimte‐OK aanbiedt en voor dus ook voor het voortbestaan van Ruimte‐OK als organisatie. De concurrentieanalyse wordt uitgevoerd a.d.h.v. het vijfkrachtenmodel van Porter (zie figuur 11).
Figuur 11: Vijfkrachtenmodel van Porter (Lovelock, 2011)
Dit model geeft een schematische weergave welke dreigingen er mogelijk kunnen zijn en biedt hulp op de volgende vijf vragen (Mandour, 2010):
Hoe intens is de concurrentie binnen deze bedrijfstak? Wat is de macht van de leveranciers? Hoe machtig zijn de afnemers? Welke substituten zijn beschikbaar? Zijn nieuwe toetreders te verwachten?
Deze vragen zullen in de volgende subparagrafen worden behandeld. 3.4.4.1 Intensiteit interne concurrentie Er is een duidelijke behoefte naar de producten die Ruimte‐OK aanbiedt en de wijze waarop Ruimte‐ OK dit doet. Immers Ruimte‐OK is op initiatief van de VO‐raad, PO‐raad, VNG en Waarborgfonds Kinderopvang (SWK) opgericht met als doel gezamenlijk hun krachten te bundelen in Ruimte‐OK om zo de benodigde (en vaak onbekende en versnipperde) kennis te verzamelen, verspreiden en te vernieuwen voor organisaties die aan de slag moeten met huisvesting voor onderwijs en kinderopvang. Alleen al de VO‐raad, PO‐raad en de VNG vertegenwoordigen als belangenbehartiger van haar leden een groot deel van de markt waar Ruimte‐OK zich op richt. De VO‐raad vertegenwoordigt 95% van het totaal aantal VO‐besturen (Vo‐raad, 2012). Bij de PO‐raad is 76% van de PO‐besturen aangesloten (PO‐raad, 2012). Voor de VNG geldt dat alle 415 gemeenten van Nederland vrijwillig lid zijn (VNG, 2012). Kortom, deze koepelorganisaties dekken bijna de volledige markt af waarop Ruimte‐OK zich richt, en is relatief stabiel. Tevens bevindt Ruimte‐OK zich in een nichemarkt door laagdrempelig en zonder winstoogmerk de producten aan te bieden. Hierdoor is de concurrentie nihiel, daar commerciële partijen dit onmogelijk op grote schaal kunnen aanbieden en voor niet‐commerciële partijen lastig is om voldoende draagvlak te krijgen indien zij zich op dezelfde markt gaan aanbieden met concurrerende producten. Daarbij positioneert Ruimte‐OK zich zodanig dat zij niet de concurrentie wil aangaan met adviesbureaus en andere commerciële partijen door niet de specialistische kennis en maatwerk van dergelijke commerciële partijen aan te bieden. 53
Tot slot zijn de marktomstandigheden zodanig dat het niet te verwachten is dat gemeenten, schoolbesturen/directies en kinderopvangorganisaties zelf de kennis en expertise in huis halen die Ruimte‐OK bezit. Kortom de markt waar Ruimte‐OK zich richt, lijkt stabiel en (sterke) concurrentie van zowel commerciële als niet‐commerciële partijen in deze markt is niet te verwachten. Enige kanttekening is dat uit de interviews blijkt dat schoolbesturen steeds meer elkaar opzoeken en kennis met elkaar delen. Dit gebeurt ongestructureerd en ad hoc, waardoor van een echte serieuze bedreiging geen sprake is. 3.4.4.2 Macht leveranciers De macht van leveranciers lijkt beperkt te zijn. Ruimte‐OK is voor haar producten niet afhankelijk van cruciale leveranciers. De meeste producten worden zelf door Ruimte‐OK ontwikkeld. Echter voor de website (o.a. kennisbank), de online enquête van de EGO (servergebruik, dataopslag, rapportage) en de producten die via de webwinkel zijn te bestellen, is Ruimte‐OK afhankelijk van leveranciers. Echter de benodigde kennis en expertise liggen niet geconcentreerd bij deze leveranciers, zodat hun macht zeer beperkt is. Ruimte‐OK kan te allen tijde de leveranciers vervangen door anderen. 3.4.4.3 Macht afnemers De macht van de afnemers is gering gezien het grote aantal dat gebruik kan maken van de producten van Ruimte‐OK. Maar gezien de markt waarop Ruimte‐OK zich richt en de positionering in deze markt is het belangrijk dat Ruimte‐OK continu inspeelt op de behoeften van de afnemers. Als behoeftegeoriënteerde organisatie is dit noodzakelijk. Hiermee is Ruimte‐OK in staat extra omzet te genereren, wat weer geïnvesteerd kan worden in de producten om extra waarde voor de klant te realiseren. 3.4.4.4 Beschikbaarheid substituten Er zijn heel weinig producten beschikbaar voor de markt die aansluiten op de specifieke behoeftes uit de markt om zelf grip te kunnen (blijven) houden op de huisvesting voor onderwijs en kinderopvang. Dit is ook de reden geweest dat Ruimte‐OK is opgericht op initiatief van de markt zelf. Als antwoord op de behoeftes, ontwikkelt Ruimte‐OK haar eigen producten die ze vervolgens aan de markt aanbiedt (Waaier, Standaard, Kennisbank, etc.), en neemt producten over die door externen zijn ontwikkeld (3TU‐KITS instrumentarium) of zet samenwerkingsverbanden op (o.a. met POH, Carmel, HEVO, etc). Hiermee is Ruimte‐OK in staat haar klanten zo goed mogelijk te kunnen voorzien in hun behoeften zonder buitensporige inzet van eigen middelen. Zoals reeds aangegeven zijn er weinig vergelijkbare producten in de markt aanwezig die hetzelfde effect hebben als de producten van Ruimte‐OK. Wel is te zien dat commerciële partijen, zeker in crisistijd, zelf laagdrempelige en vaak gratis producten aanbieden waarmee ze toetreden in de nichemarkt van Ruimte‐OK. De partijen doen dit om hun gevestigde naam te bekrachtigen, om extra naamsbekendheid te krijgen of als middel inzetten om grip te krijgen op de markt en trends te ontdekken waar ze als commerciële partij op kunnen inspelen. Een serieuze bedreiging vormen ze eigenlijk niet echt, want de producten die aanwezig zijn, worden door de eigenaren vaak zelf aangeboden om via Ruimte‐OK uit te zetten (o.a. HEVO benchmark) of zijn aanleiding om op dit terrein een samenwerking aan te gaan met Ruimte‐OK (HEVO Quickscan en Quickscan Carmelcollege) om gebruik te maken van het enorme netwerk en bereik van Ruimte‐OK of ten bate van het maatschappelijk belang (MVO) dat daarmee wordt gediend t.a.v. goede huisvesting voor onderwijs en kinderopvang.
54
Enige bedreiging die er lijkt te zijn is t.a.v. de kennisbank die door Ruimte‐OK via de website wordt aangeboden. Uit de interviews is o.a. gebleken dat potentiële klanten veelvuldig gebruik maken van traditionele online zoekmachines zoals Google. Het is aan Ruimte‐OK om de Kennisbank zodanig te vullen met informatie of kennis die niet via deze traditionele zoekmachines wordt aangeboden. Dit kan o.a. gedaan worden door gebruikers de informatie aan te laten vullen, (verbeter)suggesties te doen of vanuit Ruimte‐Ok zelf informatie om te zetten in kennis. In bijlage 6 is een kleine literatuurstudie opgenomen naar de betekenis van formatie en kennis, en wat dit betekent voor organisaties zoals Ruimte‐OK. Kortom de substituten die aanwezig zijn, zijn beperkt te noemen om een serieuze bedreiging te vormen voor Ruimte‐OK of er wordt al samengewerkt met de partijen die deze substituten aanbieden. 3.4.4.5 Bedreiging door nieuwe toetreders De bedreiging door nieuwe commerciële alsook niet commerciële toetreders tot de (niche)markt waar Ruimte‐OK zich in bevindt, lijkt zeer klein gezien het grote netwerk, draagvlak en bereik van Ruimte‐OK via de PO‐raad, VO‐raad en VNG. Daarnaast zijn de producten van Ruimte‐OK laagdrempelig en hebben ze geen winstoogmerk. Toch zijn er diverse commerciële partijen die zich in de nichemarkt van Ruimte‐OK bevinden. Daar ‘traditionele’ inkomsten teruglopen, proberen commerciële partijen via een gratis aanbod hun naamsbekendheid te vergroten en zodoende de kans op extra omzet te vergroten. Tot slot liggen er diverse kansen om samenwerking te zoeken met (commerciële) partijen die specifieke producten aanbieden aan de markt die, door deze generiek toepasbaar te maken, interessant zijn voor de markt waar Ruimte‐OK zich op richt. Dit biedt zowel voordelen voor Ruimte‐ OK zelf (o.a. beter voorzien in klantbehoefte) als de marktpartijen die momenteel een moeilijk tijd doormaken en via extra naamsbekendheid extra omzet kunnen genereren. Momenteel wordt samenwerking gezocht met o.a. HEVO en Stichting Carmelcollege t.a.v. hun quickscans (vergelijkbaar met EGO/IGO).
55
3.4.5 Conclusie In deze externe analyse is gekeken hoe de wereld eruit ziet die zich buiten Ruimte‐OK bevindt en waardoor ze wordt beïnvloed. De omgevingsanalyse laat zien dat vele trends en ontwikkelingen gaande zijn in de (directe) omgeving van Ruimte‐OK. De conclusie die hieruit kan worden getrokken, is dat deze ontwikkelingen en trends veelal een bekrachtiging zijn voor de behoefte naar een organisatie als Ruimte‐OK met het daarbij behorende productenportfolio. De marktanalyse onder de doelgroepen waar Ruimte‐OK zich op richt, laten duidelijk zien dat het hen ontbreekt aan een goede grip op de huisvestingskwaliteit. Tientallen oorzaken liggen daaraan ten grondslag en er ligt bij deze doelgroepen een grote (informatie)behoefte aan een antwoord om met deze huisvestingsvraagstukken (zelf) aan de slag te gaan. Dit wordt tevens onderschreven door het eigen behoefteonderzoek dat door Ruimte‐OK is uitgevoerd. Uit de analyse naar deze specifieke oorzaken, kan worden geconcludeerd dat hiervan meer dan 50% door het 3TU‐KITS instrumentarium worden opgepakt. Hiermee wordt de vierde deelvraag: “Welke ondersteunende (informatie)behoefte is er bij klanten op deze vraagstukken dat aan het KITS instrumentarium wordt geadresseerd?”, beantwoord. De klantanalyse laat zien dat gemeenten, schoolbesturen, schooldirecties en kinderopvangorganisaties de specifieke doelgroepen zijn waar Ruimte‐OK zich op richt. Er kan tevens worden geconcludeerd dat de behoefte van gemeenten vooral lijkt te liggen bij de IGO (en in mindere mate de EGO), en dat de behoefte van scholen (besturen en directies) en kinderopvangorganisaties bij alle vier de instrumenten ligt. Een belangrijke constatering hierbij is, is dat de instrumenten in hun huidige vorm voldoende tegemoet komen aan ieders behoefte, en geen essentiële aanpassingen of maatwerk nodig is. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het productportfolio dat Ruimte‐OK gaat aanbieden aan deze doelgroepen, het best niet doelgroepspecifiek gesegmenteerd kan worden als hiertoe geen aanleiding voor is. Om eventuele doelgroepen met afwijkende behoeften toch tevreden te houden, is het beter om ‐als het specifieke product dit toelaat, maatwerk te leveren naast het continu blijven monitoren van ieders (veranderende) behoeftes om als Ruimte‐OK hierop te kunnen blijven inspelen. Daarnaast zijn er overige belanghebbenden bij datgene wat Ruimte‐OK aanbiedt voor haar doelgroepen. Hierdoor kan het voor Ruimte‐OK interessant zijn samenwerking te zoeken met deze belanghebbenden om nog beter aan te kunnen sluiten bij de behoeftes van de doelgroepen door het leveren van extra toegevoegde waarde via deze samenwerking. Hierdoor neemt ook weer de tevredenheid toe van de doelgroepen. Ruimte‐OK dient echter hierbij wel te waken voor haar status van onafhankelijkheid. Tot slot laat de concurrentieanalyse zien dat in de wijze waarop Ruimte‐OK zich positioneert, nagenoeg geen sprake is van enige vorm van concurrentie. Dit geldt echter enkel omdat Ruimte‐OK zich bevindt in een nichemarkt waarbij ze nagenoeg volledig wordt gesteund door de doelgroepen zelf vanuit hun overkoepelende organisaties. Hier schuilt echter ook direct het gevaar dat, wanneer de doelgroepen zich niet genoeg ondersteund voelen in hun behoeften, het onmogelijk is voor Ruimte‐OK in deze nichemarkt te blijven opereren, met alle gevolgen van dien.
56
3.5 Strategiebepaling 3.5.1 Inleiding In deze paragraaf wordt met behulp van een SWOT‐analyse de interne analyse en externe analyse verder onderzocht, en worden respectievelijk de sterktes/zwaktes en de kansen/bedreigingen van Ruimte‐OK aan het licht gebracht. Dit zal worden weergegeven in subparagraaf 3.5.2. Verder worden in subparagraaf 3.5.3 specifieke opmerkingen uit de interviews aangehaald die van belang zijn voor dit onderzoek. Met deze inzichten kan vervolgens in subparagraaf 3.5.4 als conclusie een strategie worden gekozen hoe het 3TU‐KITS instrumentarium zo goed mogelijk in de organisatie kan worden ingebed. Deze conclusies vormen tevens de input voor de ontwerpfase in hoofdstuk 4. Deze subparagraaf geeft daarmee antwoord op de laatste deelvraag van dit onderzoek die luidt: “Welke uitgangspunten bepalen hoe inbedding van het 3TU‐KITS instrumentarium vanuit de klantbehoefte mogelijk is in de bestaande organisatie van Ruimte‐OK?” 3.5.2 SWOTanalyse De SWOT‐analyse brengt op basis van de interne en externe analyse de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen aan het licht van Ruimte‐OK. Deze bepalen uiteindelijk welke strategie/uitgangspunten in het ontwerp er gekozen dient te worden in de vorm van aandachtspunten om inbedding van het 3TU‐KITS‐instrumentarium mogelijk te maken in de bestaande organisatie van Ruimte‐OK en vanuit de klantbehoefte. Om de SWOT goed te kunnen uitvoeren, dient er een specifiek doel geformuleerd te worden waar vanuit de SWOT‐analyse ingevuld gaat worden. Het doel luidt: “Het verschaffen van een totaalpakket aan behoeftegerichte producten en diensten (incl. 3TU‐KITS instrumentarium) vanuit Ruimte‐OK, dat klanten in staat stelt zelf de regie te laten voeren over specifieke vraagstukken aangaande de huisvesting voor onderwijs en kinderopvang.” De SWOT‐analyse staat verder uitgewerkt in onderstaande tabellen 12 en 13.
57
Tabel 12: Interne Sterktes en Zwaktes van Ruimte‐OK
Sterktes RuimteOK (o.b.v. interne analyse) S1) Medewerkers hebben veel (complementaire) kennis en expertise van de sector waar Ruimte‐ OK actief in is [zie 3.3.6, tabel 7].
Zwaktes RuimteOK (o.b.v. interne analyse) Z1) Beperkte middelen in o.a. personele bezetting resulteren in het niet kunnen oppakken van alle kansrijke initiatieven uit de markt [zie 3.3.6, figuur 7]. Z2) Onderlinge aansluiting producten niet voldoende zichtbaar (huisstijl, verwijzingen, etc.) [zie 3.3.7.3] Z3) Producten richten zich niet op alle doelgroepen waar Ruimte‐OK zich op richt [zie 3.3.7.1, tabel 8]. Z4) Met name de 3TU‐KITS producten hebben nog geen trackrecord [zie 1.2]
S2) Eigen producten Ruimte‐OK en KITS‐ instrumentarium zijn complementair aan elkaar [zie 3.3.7, figuur 8] S3) Online distributie van producten wat producten toegankelijk maakt voor iedereen tegen geringe inspanningen [zie 3.3.7.2, tabel 9] S4) Groot bereik en draagvlak in de kinderopvang‐, VO‐, PO‐ sector en bij de VNG [zie 3.3.2]. S5) In potentie flexibele en dynamische Z5) Nettowaarde producten (kosten‐baten) voor organisatie [zie 3.3.6]. de klant niet geheel duidelijk [zie 3.3.7.4] Z6) Extra aandacht nodig voor de fysieke omgeving van de diensten [zie 3.3.7.5 en 3.3.7.6] Z7) Beperkte input‐ of reviewmogelijkheden van afnemers op de producten [zie 3.3.7.6] Tabel 13: Externe Kansen en Bedreigingen van Ruimte‐OK
Kansen RuimteOK (o.b.v. externe analyse) K1) Grote (toenemende) behoefte naar oppakken specifieke vraagstukken die gerelateerd zijn aan de producten van Ruimte‐ OK (standaard PvE’s, flexibiliteit, PPS, exploitatie, etc.)[zie 3.4.2] K2) Producten in huidige “standaard”‐vorm komen voldoende tegemoet aan behoeftes van doelgroepen. Segmentatie is overbodig [zie 3.4.3]. K3) Behoefte vanuit (commerciële) partijen aan inhoudelijke of strategische samenwerking met Ruimte‐OK [zie 3.4.3, 3.4.4.1 en 3.4.4.5] K4) Enige serieuze aanbieder in deze specifieke nichemarkt [zie 3.4.4.1]
Bedreigingen RuimteOK (o.b.v. externe analyse) B1) (Commerciële) partijen die vanuit hun ideaal of afzetvergroting toetreden tot dezelfde nichemarkt [zie 3.4.4.4 en 3.4.4.5]
B2) Potentiële afnemers die zichzelf steeds meer (ad hoc) verenigen en kennis met elkaar delen [3.4.4.1] B3) Mogelijk klantverlies t.g.v. samenwerking met commerciële partijen [zie 3.4.3]
58
3.5.3 Specifieke opmerkingen uit interviews Tijdens de interviews die zijn afgenomen met een aantal doelgroepen en experts (zie bijlage 2a), zijn specifieke opmerkingen geplaatst die relevant zijn om meegenomen te worden in het eventuele ontwerp van het dienstverleningsconcept, of ten minste als aanbeveling. Deze opmerkingen staan opgesomd in bijlage 2b. 3.5.4 Conclusie In deze paragraaf is met behulp van de SWOT‐analyse de interne analyse en externe analyse verder onderzocht en respectievelijk de sterktes/zwaktes en de kansen/bedreigingen van Ruimte‐OK aan het licht gebracht. Samen met de opmerkingen uit de interviews die voor het ontwerp van belang zijn, is de volgende strategie c.q. uitgangspunten vastgesteld in de vorm van aandachtspunten waarmee inbedding van het KITS instrumentarium mogelijk wordt. Deze staan in onderstaande tabel 14 weergegeven. Deze subparagraaf geeft daarmee antwoord op de vijfde en tevens laatste deelvraag van dit onderzoek die luidt: “Welke uitgangspunten bepalen hoe inbedding van het 3TU‐ KITS instrumentarium vanuit de klantbehoefte mogelijk is in de bestaande organisatie van Ruimte‐ OK?” 59
Tabel 14: Strategie in de vorm van ontwerpaandachtspunten
Ontwerpaandachtspunten t.b.v. inbedding KITS instrumentarium 1) Duidelijkheid verschaffen over de nettowaarde van het instrumentarium naar klanten toe, en deze nettowaarde zoveel mogelijk maximaliseren.
Motivatie, met koppeling naar de SWOT (xx)
Hoe groter de nettowaarde en hoe beter de nettowaarde inzichtelijk is voor de klant, des te eerder zullen ze de producten gaan afnemen (Z5). Daarnaast heeft het instrumentarium nog geen track‐record (Z4) waardoor de bewezen waarde vanuit de praktijk ontbreekt, en extra duidelijkheid hierover noodzakelijk is. KITS instrumentarium geeft al in standaardvorm voldoende 2) Instrumenten in standaardvorm online aanbieden invulling aan de behoeftes van alle doelgroepen waar Ruimte‐OK als excellent product, maatwerk zich op richt (K2). Als organisatie met beperkte middelen (Z1) is het aanbieden van een standaard ‘excellent’ product dat tevens als optie. online kan worden aangeboden, efficiënter en effectiever (S3). Optie voor maatwerk om tegemoet te komen aan specifieke wensen/behoeftes t.b.v. omzetvergroting. 3) Instrumentarium geschikt Instrumentarium richt zich niet op alle doelgroepen (Z3), wat maken voor zowel PO, VO en KO. een negatieve impact heeft op de omzet, alsook een efficiënte en effectieve promotie bemoeilijkt via de bestaande kanalen van de PO‐raad, VO‐raad, VNG en Kinderopvang (S4). Als behoeftegerichte organisatie noodzakelijk om tegemoet te 4) Inbedden van (blijven) komen aan de (veranderende) behoeftes van de instrumentevaluatie c.q. klanttevredenheidsmeting in de klanten (Z7) zodat het instrumentarium daarop kan worden aangepast of kan worden geoptimaliseerd om aansluiting te dienstverlening. blijven hebben op de klantbehoeftes, en daarmee de toekomst van Ruimte‐OK zeker te stellen. 5) Samenwerking initiëren met Ruimte‐OK kan alle kansen die zich voordoen (K1) niet zelf externe partners oppakken (Z1). Maar via een samenwerking met externe partijen (K3) kan er een win‐win‐situatie worden gecreëerd. Ruimte‐OK is als potentiële flexibele en dynamische organisatie (S5) vlug in staat om kansen op te pakken die ze vanuit haar kennis en expertise opmerkt (S1). Door dit samen te doen met geïnteresseerde partners, worden de lasten verdeeld en de doelgroepen van Ruimte‐OK nog beter bediend. Ook zullen (commerciële) partijen dan minder snel toetreden tot de nichemark van Ruimte‐OK (K4, B1). Echter dient er te worden opgelet dat klanten de samenwerking niet afkeuren (B3). 6) Producten onderling op elkaar De producten van zowel Ruimte‐OK zelf als het KITS laten aansluiten t.b.v. promotie. instrumentarium zijn complementair aan elkaar (S2), maar dient meer zichtbaar te worden gemaakt voor de klant (Z2). Door de onderlinge samenhang te laten zien, wordt immers extra waarde gecreëerd voor de klant door te laten zien dat over de gehele levenscyclus van het gebouw gestuurd kan worden op kwaliteit, en deze ook geborgd kan worden.
60
4 Ontwerp dienstverleningsconcept 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het ontwerp van het dienstverleningsconcept uitgewerkt op basis van de ontwerpaandachtspunten die zijn geconcludeerd in paragraaf 3.5.4, alsook op basis van de specifieke opmerkingen die in de interviews zijn geplaatst zoals beschreven in bijlage 2b. Allereerst zal in paragraaf 4.2 de ontwerpaanpak worden toegelicht. Daarna zal deze aanpak verder worden uitgewerkt in aparte paragrafen en subparagrafen. In paragraaf 4.3. zal het serviceconcept worden toegelicht en in paragrafen 4.4 en 4.5 het dienstleveringssysteem, resp. het dienstverleningsproces en ondersteunende processen. In paragraaf 4.6 wordt de kwaliteit van de dienstverlening verder uitgewerkt. Verder wordt in paragraaf 4.7 het personeelsbeleid uitgewerkt en tot slot wordt er geëindigd in paragraaf 4.8 met het Marketingprogramma als operationalisering van het dienstverleningsconcept via invulling van de marketingmix. Door middel van deze uitwerking van dit ontwerp wordt tevens een antwoord gegeven op de hoofdvraag van dit onderzoek die luidt: “Op welke wijze dient Stichting Ruimte‐OK het KITS instrumentarium als nieuwe dienst in te bedden in hun bestaande organisatie, zodat deze dienstverlening aansluit op de organisatie zelf en op de specifieke (informatie)behoefte van haar klanten?”
4.2 Ontwerpaanpak Het ontwerpen van een dienstverleningsconcept bestaat uit diverse stappen, welke reeds staan uitgelegd in paragrafen 2.4 & 2.5 van de oriëntatiefase. Samengevat komen de belangrijkste stappen neer op de volgende vier hoofdthema’s zoals weergegeven in onderstaande figuur 12, aangevuld met extra thema’s die van belang zijn om het dienstverleningsconcept als systeem te laten functioneren.
Figuur 12: Aanpak ontwikkeling dienstverleningsconcept (gebaseerd op Davis, 2010)
Servicestrategie: Een vanuit klantbehoeften ontwikkeld plan om de dienst onderscheidend te laten zijn t.a.v. concurrerende diensten in de markt d.m.v. een operationele strategie (middelen) en de positioneringstrategie (marketing). Deze strategie en tevens de ontwerpuitgangspunten in de vorm van aandachtspunten, staat weergegeven in tabel 14 van paragraaf 3.5.4. Al deze punten zijn reeds verwerkt in het gehele ontwerp op de volgende wijze:
Aandachtspunt 1: Volledig uitgewerkt in paragraaf 4.3 en in bijlage 13 e.v; Aandachtspunt 2: Volledig opgepakt doorheen gehele ontwerp; Aandachtspunt 3: EGO is uitgebreid, IGO‐uitbreiding in ontwikkeling, en IPM/GPM gemakkelijk om te zetten in generiek model. Echter de uitbreiding ligt buiten de scope van dit onderzoek, en wordt dus ook niet verder beschreven; Aandachtspunt 4: Ontwikkeling van een feedbacksysteem, uitgewerkt in paragraaf 4.5; Aandachtspunt 5: Meegenomen in de aanbevelingen; Aandachtspunt 6: Meegenomen bij promotie in paragraaf 4.8.4. 61
Serviceconcept: Een service/dienstconcept beschrijft o.a. de voordelen, oplossingen en de waarde dat de dienst biedt aan zijn afnemers (operationeel concept & marketing concept). Service blauwdruk: Een stroomdiagram dat het dienstverleningsproces inzichtelijk maakt via een beschrijving van frontoffice‐ en backofficeactiviteiten. Ondersteunende processen: Bestaat uit alle overige processen die samen met het dienstverleningsproces het dienstleveringssyteem vormen. Samen met het dienstverleningsproces vormen beiden het dienstleveringssysteem. Deze vier stappen vormen respectievelijk de hoofdthema’s waaruit dit ontwerphoofdstuk is opgebouwd. Als aanvulling worden thema’s toegevoegd om uiteindelijk het dienstverleningsconcept als systeem in te bedden in de organisatie van Ruimte‐OK en een succesvolle dienstverlening te realiseren. Daarvoor worden drie extra hoofdthema’s uitgewerkt, namelijk Kwaliteit van dienstverlening, Human Resource Management en het Marketingprogramma. Deze in totaal 7 stappen maken het mogelijk om het 3TU‐KITS instrumentarium als nieuwe dienst in te bedden in de bestaande organisatie van Ruimte‐OK, zodat deze dienstverlening aansluit op de organisatie zelf en op de specifieke (informatie)behoefte van haar klanten of doelgroepen.
4.3 Het serviceconcept 4.3.1 Introductie Een dienst‐ of serviceconcept is een beschrijving van een potentiële nieuwe dienst met hierin de voordelen, oplossingen en de waarde die de dienst beoogt te bieden aan zijn afnemers (Haksever, 2000). Het concept vormt tevens de verbindende schakel tussen de servicestrategie en het dienstverleningsproces (zie figuur 12). In de volgende subparagrafen wordt het serviceconcept verder uitgewerkt vanuit klantperspectief alsook vanuit het perspectief van Ruimte‐OK. 4.3.2
4.3.2.1 Voordelen voor de klant Zoals reeds is uitgelegd in subparagraaf 3.3.7.1, stelt het totaalpakket aan 3TU‐KITS instrumentarium de afnemers in staat om zelf grip te krijgen en te sturen op de kwaliteit van het gebouw gedurende over de gehele levenscyclus hiervan. Deze waardepropositie sluit naadloos aan op de specifieke klantbehoefte van de klant, namelijk het meer grip willen krijgen op huisvestingkwaliteit. Diverse oorzaken hiervan liggen ten grondslag zoals in onderstaand figuur 13 nogmaals uiteen is gezet. De groengekleurde oorzaken geven aan waar het 3TU‐KITS instrumentarium een bijdrage levert in het al dan niet volledig wegnemen van deze oorzaken. Overigens laat de figuur ook zien dat meer dan 50% van de oorzaken dankzij het instrumentarium (volledig) wordt aangepakt.
62
Figuur 13: Oorzaken geen grip op onderwijshuisvesting bij gemeenten en schoolbesturen Het totaalpakket aan 3TU‐KITS instrumentarium bestaat uit de losse instrumenten EGO, IGO, IPM en GPM die naadloos op elkaar zijn afgestemd en dus tevens als totaalpakket kunnen worden aangeboden aan de doelgroepen. Verder uitleg over de specifieke instrumenten en hun voordelen, is te vinden in bijlage 13, en samengevat in bijlage 3b. Verdere uitleg over het totaalpakket aan instrumentarium en hun onderlinge samenhang met de producten van Ruimte‐OK is te vinden in bijlage 7. 4.3.2.2 Kosten voor de klant Gelet op de kosten die Ruimte‐OK maakt, de waarde die het instrument vertegenwoordigt voor de klant en de investeringskosten van het instrumentarium, is de basiskostprijs (adviesprijs) voor het 3TU‐KITS instrumentarium vastgesteld op:
EGO: € 500 gemiddeld op basis van € 395 + 1€ per respondent IGO: € 295,‐ excl. BTW (excl. bijkomende metingen op locatie) GPM: € 395,‐ excl. BTW IPM: € 395,‐ excl. BTW Deze bedragen voor de EGO, IGO, GPM en IPM vormen de basisadviesprijs. Verdere nazorg en ondersteunende dienstverlening vormen hier nadrukkelijk geen onderdeel van. Deze worden immers apart gefactureerd indien deze zich voordoen, wat wel betekent dat dit duidelijk gecommuniceerd dient te worden naar de potentiële afnemers toe. Wel is de aanbeveling om standaard gratis telefonische ondersteuning aan te bieden voor deze bedragen. Ook dient te worden opgemerkt dat is aangenomen dat de investeringskosten (160.000 euro) in 2015 volledig worden terugbetaald. Dit heeft een fors prijsopdrijvend effect van 171 euro per instrument. Om eventueel de kostprijs voor de klant verder omlaag te brengen, zou terugbetaling van de investeringskosten over een langere periode overwogen kunnen worden.
De volledige uitwerking en motivatie van deze basiskostprijs voor het instrumentarium staat uitgewerkt in bijlage 3b. Naast deze kostprijs, heeft de klant ook te maken met andere kosten/investeringen waaronder tijdsinspanningen. Al deze extra kosten staan opgesomd in tabel 16 van bijlage 3b.
4.3.3.1 Voordelen voor RuimteOK Naast de grote toegevoegde waarde voor de klant om het 3TU‐KITS instrumentarium af te nemen, heeft ook Ruimte‐OK een groot belang om het instrumentarium in hun organisatie in te bedden. Dit wordt middels onderstaande figuur 14 weergegeven.
Figuur 14: Business model Ruimte‐OK, bezien vanuit het totaalpakket aan instrumentarium.
64
Deze figuur 14 geeft grofweg het business model weer van Ruimte‐OK, gebruikmakend van het totaalpakket aan instrumentarium dat vanuit Ruimte‐OK wordt aangeboden. Gelet op de visie, missie en strategie van Ruimte‐OK, zoals beschreven in paragraaf 3.3., steunt Ruimte‐OK op twee fundamentele pijlers: een kennispijler (pijler 1) en een kwaliteitspijler (pijler 2). Kennispijler: De kennispijler steunt op het fundament van kennisborging. Deze kennisborging komt tot stand door kennis op het gebied van huisvestingsvraagstukken te ontsluiten in de kennisbank van Ruimte‐OK. Deze kennisbank wordt (aan)gevuld door wijdverspreide reeds bestaande kennis te verzamelen en te bundelen, of door nieuwe kennis zelf te ontwikkelen al dan gesteund door samenwerkingspartners zoals 3TU‐ADMS. Een voorbeeld hiervan is de EGO en IGO waarmee via benchmarking interessante kennis kan worden ontwikkeld. Deze nieuwe kennis kan via kennisvalorisatie i.c.m. kennisuitwisseling nuttig worden gemaakt voor de doelgroepen die Ruimte‐ OK aanspreekt. Door kennis met elkaar uit te wisselen en te borgen in de kennisbank is Ruimte‐OK in staat kennisoptimalisatie te realiseren voor haar doelgroepen zodat deze aan de slag kunnen met het zelf oppakken van hun huisvestingsvraagstukken. In bijlage 6 is een korte literatuurstudie uitgevoerd naar de betekenis van informatie en kennis. Kwaliteitspijler: De kwaliteitspijler steunt op het fundament van kwaliteitsborging. Deze kwaliteitsborging komt tot stand door het samenspel tussen het geheel aan beschikbare instrumenten. De kwaliteitsstandaard definieert de basiskwaliteit van de huisvesting middels criteria waaraan een goed schoolgebouw ten minste dient te voldoen. Deze criteria kunnen worden aangevuld of verder gespecificeerd worden op basis van de Kennisbank, Scholenbouwwaaier en via gebruikersparticipatie oftewel de GPM. Het toepassen van de IPM zorgt op zijn beurt ervoor dat de criteria c.q. prestatie‐eisen goed gedocumenteerd blijven gedurende het gehele traject. Uiteindelijk vindt inbedding van de criteria plaats in de vorm van een gebouw met een ogenschijnlijke kwaliteitsoptimalisatie als resultaat. Of dit daadwerkelijk zo is, kan worden aangetoond d.m.v. de EGO en/of IGO. Op basis van deze uitkomsten via o.a. benchmarking kan een herdefiniëring plaatsvinden van de criteria waarmee de cyclus opnieuw kan worden doorlopen. De combinatie van beide pijlers leidt ertoe dat Ruimte‐OK haar doelgroepen in staat stelt zelf grip te laten krijgen op hun huisvesting door de combinatie van kennisoptimalisatie via kennisborging en kwaliteitsoptimalisatie via kwaliteitsborging. Kortom, het samenspel tussen het eigen instrumentarium van Ruimte‐OK en het 3TU‐KITS instrumentarium stelt Ruimte‐OK in staat ruimte te creëren voor kinderopvang en onderwijs, binnen een optimale bedrijfsvoering waarover zelf de regie over gevoerd kan blijven worden. Hiermee wordt een grote sprong voorwaarts gemaakt in de kwaliteit van gebouwvoorzieningen voor onderwijs en kinderopvang, en past dus volledig in de missie, visie en strategie van Ruimte‐OK. 65
4.3.3.2 Kosten voor RuimteOK Op basis van de eigen begroting, zoals opgenomen in bijlage 3a, zijn de kosten voor Ruimte‐OK als volgt:
Op basis van de begrote afnameaantallen over de periode 2013‐2015, bedraagt de gemiddelde kostprijs per instrument € 222,60 (excl. aflossing) en € 394,50 (incl. aflossing). Een volledige uitwerking van de kosten is te vinden in bijlage 3b. Met de adviesprijzen zoals eerder vastgesteld, houdt Ruimte‐OK over de periode 2013‐2015, per jaar een bescheiden winst over van iets minder dan 28.000 euro (incl. aflossing investeringskosten). Dit bedrag kan gebruikt worden om eventuele onvoorziene tegenvallers op te vangen en zo bijdragen aan een risico‐reductie voor Ruimte‐OK t.a.v. het inbedden van het 3TU‐KITS instrumentarium in haar organisatie.
66
4.4 Dienstverleningsproces: blauwdrukken 4.4.1 Inleiding Dienstverleningsprocessen vormen het fundament van de dienstverlening. Deze processen beschrijven immers de volgorde waarin de stappen van een dienstverlening plaatsvinden, en de manier waarop ze aan elkaar gekoppeld zijn om zodoende een waardevolle klantervaring te creëren (Lovelock, 2011). Processen die slecht zijn ontworpen leiden vaak tot een vertraagde, frustrerende en slechte levering van diensten, met als resultaat teleurgestelde klanten die wellicht geen producten/diensten meer willen afnemen van de organisatie. Het opstellen van dienstverleningsprocessen kan helpen bij: Het opsporen van kritieke punten, het vinden van tekortkomingen, het koppelen van mensen aan taken, het maken van een managementmodel, het ontwikkelen of optimaliseren van systemen en het vastleggen van werkwijzen in een stappenplan (Lovelock, 2011). Volgens Lovelock (2011) kan een dienstverleningsproces het duidelijkst omschreven worden door het opstellen van een stroomdiagram, en meer specifiek, in een blauwdruk of blueprint. Tevens is een blauwdruk het meest populaire en bruikbare tool voor het analyseren van diensten (Shahin, 2010). In blauwdrukken worden processen uitgebeeld op basis van informatiestromen, aannames, onderlinge relaties en verbanden (Lovelock, 2011). Daarnaast noemt Martinich (1997) de volgende zes specifieke voordelen wanneer er gebruik wordt gemaakt van blauwdrukken: 1. De visuele representatie maakt het makkelijker om te bepalen welke activiteiten echt nodig zijn, welke verwijderd kunnen worden, en welke aangepast. 2. Klantcontactpunten worden duidelijk geïdentificeerd. Dit helpt om activiteiten te signaleren die afzonderlijk uitgevoerd kunnen worden en waar kansen bestaan om ze gezamenlijk uit te voeren. 3. Er kunnen gemakkelijker faalpunten worden ontdekt. Dit helpt om de kans te reduceren dat er een fout optreedt en in het identificeren van mogelijke ‘correctieve’ acties daar waar fouten optreden. 4. Een blauwdruk is een uitermate geschikte tool om medewerkers te trainen. Ze kunnen zien welke activiteiten ondernomen moeten worden en hoe, waar fouten het gemakkelijkst kunnen optreden en hoe deze te voorkomen en te corrigeren. Tevens draagt het bij aan transparantie om tijdens de dienstverlening te zien waar men zich precies bevindt. 5. De blauwdruk is nuttig om de benodigde gereedschappen en materialen te identificeren, en hoe de dienstfaciliteiten het beste ruimtelijk georiënteerd kunnen zijn om de dienst te faciliteren. 6. Blauwdrukken kunnen regelmatig worden geherstructureerd en gebruikt worden om het servicesysteem doorheen de tijd te evalueren en te verbeteren, vooral wanneer nieuwe technologieën beschikbaar komen en de diensten, geleverd door het systeem, wijzigen of uitbreiden. Voor het opstellen van een blauwdruk bestaat geen ‘normatief’ format, enkel een beschrijvende standaardaanpak (Lovelock, 2011). Tevens geldt er een leidend principe, namelijk dat het 67
belangrijkste is: wat de klant ondervindt en wat hij doet (Schulp, 2006). Dit maakt blauwdrukken verschillend van andere stroomdiagrammen doordat de klant centraal wordt gezet, zodat alle andere activiteiten gezien kunnen worden als ondersteunend aan de waardepropositie die wordt aangeboden aan / ontwikkeld met de klant (Bitner, 2007). Op basis hiervan kan een blauwdruk als volgt worden opgebouwd zoals in onderstaande figuur 15 staat weergegeven:
Figuur 15: Processtructuur blauwdruk. Vrij vertaald uit Lovelock, 2011; Schulp, 2006; Bitner, 2007
Klantacties: Omvatten alle stappen die klanten zetten als onderdeel van het leveringsproces;
Zichtbare contactacties medewerker: Zijn de acties die medewerkers ondernemen als onderdeel van een face‐to‐face ontmoeting (=frontoffice). De interactielijn geeft deze klant‐ medewerkerinteractie weer;
Onzichtbare contactacties medewerker: Zijn alle overige acties die medewerkers ondernemen, zowel de niet‐zichtbare acties met klanten (o.a. telefoneren) maar ook (voorbereidende) activiteiten gericht om klanten te bedienen of die onder hun rolverantwoordelijkheid vallen. De zichtbaarheidslijn geeft aan welke onderdelen zichtbaar zijn voor de klant, en welke niet (=backoffice);
Ondersteunende processen: Dit zijn alle activiteiten die worden uitgevoerd door individuen en afdelingen binnen de organisatie die geen contactmedewerkers zijn, maar noodzakelijke activiteiten uitvoeren om de dienst te kunnen leveren. De lijn van interne interactie geeft de relatie weer tussen deze groep medewerkers en de contactmedewerkers (=backoffice). Verticale lijnen van deze ondersteunende sectie naar andere secties van de blauwdruk laten de inter‐ functionele verbindingen en ondersteuning zien die essentieel zijn om de dienst te kunnen leveren aan de klant;
Fysiek bewijs: Zijn alle tastbaarheden waar klanten aan worden blootgesteld die hun kwaliteitsperceptie kunnen beïnvloeden. Deze worden beschreven aan de top van de blauwdruk.
68
Bij het opstellen van een blauwdruk wordt gebruik gemaakt van standaard symbolen. De veelgebruikte symbolen zijn (Shahin, 2010): = activiteit = beslissing/splitsing
= start‐ en eindpunten
= Documentatie/rapportage
= Input/output
= richting van werkstroom
‐‐‐‐‐‐‐
= separatielijn
F
= faalpunt
t = X min.
= tijdsindicatie in minuten, nodig voor het uitvoeren van de desbetreffende activiteit
4.4.2 Dienstverleningsproces EGO Het dienstverleningsproces van de EGO is middels een blauwdruk schematisch weergegeven in onderstaande figuur 16. Een gedetailleerdere weergave kan worden gevonden in bijlage 8a.
Figuur 16: Blauwdruk dienstverleningsproces EGO (zie bijlage 8a).
Het dienstverleningsproces van de EGO begint met het aanvragen hiervan door de klant via de website van Ruimte‐OK (1.). Bij het aanvragen dient de afnemer zijn gegevens in te vullen. Zodra dit is gebeurd, komt er automatisch een melding in de backoffice en kan de aanvraag verder worden verwerkt (2.). Bij deze verwerking wordt door de backofficemedewerker voor de aanvrager een 69
unieke link aangemaakt om anonieme toegang te verschaffen tot de online EGO‐enquête op de server van LaQuSo voor de respondenten van de desbetreffende PO‐, VO‐school of kinderopvangorganisatie. Tevens wordt de enquête opengesteld. Na het aanmaken van deze link en het openstellen van de enquête, wordt een e‐mailbericht opgesteld (3.) Als bijlage bij dit e‐mailbericht wordt naast deze link een standaard uitnodigingsbrief en ‐e‐mail bijgevoegd om respondenten uit te kunnen nodigen. Ook wordt een vragenlijst toegevoegd uit de enquête die dient ter voorbereiding van de specifieke vragen die gericht zijn aan de directeur en wellicht enige voorbereiding vergen. Na het opstellen van dit e‐mailbericht met bijlagen wordt deze naar de klant verzonden (4.) binnen 2 werkdagen na aanvraag, die op zijn beurt het bericht opent en leest (5.). Vervolgens verspreidt de klant de EGO‐ link digitaal per brief of e‐mail naar potentiële respondenten (6.) die de enquête zullen gaan invullen (7.). De gegenereerde data van de ingevulde enquête wordt opgeslagen en verzameld in de EGO‐database (8.). Deze database wordt in de backoffice op regelmatige basis beheerd (o.a. back‐up) en onderhouden (9.) en ondersteunt daarmee de dienstlevering. De enquête blijft 3 weken geopend, en wordt ten minste 2 maal (in week 1 en week 2) door de backoffice medewerker gecheckt op het aantal respondenten dat de enquête reeds heeft ingevuld (10.). Bij het checken wordt de beslissing genomen (11.) om, op basis van het aantal respondenten, een algemene reminder te sturen aan de klant (12.) om te informeren over de huidige stand van zaken en tevens het verzoek om vanuit de klant in week 1 een 1e of in week 2 een 2e reminder te versturen. De klant verstuurt vervolgens een reminder aan mogelijke respondenten (13.) op identieke wijze als bij de allereerste uitnodiging om de enquête in te vullen. Na 3 weken wordt de enquête gesloten door de backoffice medewerker (14.) waardoor de link naar de enquête niet meer functioneert. Bij het sluiten van de enquête kan mogelijk een eerste faalpunt (F1.) optreden waardoor er een serieus probleem kan optreden in de (kwaliteit van) dienstverlening. Specifiek houdt dit mogelijk faalpunt in dat te weinig respondenten de enquête hebben ingevuld om een gedegen outputrapportage samen te stellen. Dit faalpunt wordt zoveel mogelijk tot een minimum gereduceerd door het versturen van reminders en een goede uitleg te geven over het belang van het invullen van deze enquête. Het risico van te weinig respondenten ligt echter conform de voorwaarden volledig bij de klant, zoals staat opgenomen in de bijlagen van het e‐mailbericht (3.). Nadat de enquête gesloten is, wordt de factuur aangevraagd (op basis van aantal respondenten) (15a.). Deze wordt vervolgens in de backoffice aangemaakt (16.), wat resulteert in een factuur (17.). Gelijktijdig met de factuuraanvraag, wordt ook de outputrapportage opgevraagd (15b.) die automatisch vanuit de database wordt samengesteld (9.). Dit resulteert in een concept outputrapportage (17b.), die nadat deze is geverifieerd en eventueel is aangepast (o.a. check op open vragen) door de backoffice medewerker (18.), uiteindelijk resulteert in een definitieve outputrapportage (19.). De definitieve outputrapportage samen met de factuur vormen één van de bijlagen voor een e‐ mailbericht naar de klant c.q. aanvrager. Tevens wordt een feedbackformulier bijgevoegd waarin wordt gevraagd het product en dienstverlening te evalueren. Nadat het bericht is opgesteld en bijlagen zijn toegevoegd (20.), wordt deze verstuurd naar de aanvrager c.q. klant binnen max. 5 werkdagen na sluiting van de enquête (21.) 70
De klant opent en leest vervolgens dit e‐mailbericht (22.), waarna de klant de factuur betaalt (23b.) die vervolgens in de backoffice wordt verwerkt (24.). Ook neemt de klant het besluit om het feedbackformulier in te vullen of niet (23a.). Indien wordt besloten om dit te gaan doen, dient de klant op de link te klikken in het feedbackformulier dat direct toegang geeft tot een online vragenlijst op de server van LaQuSo. Met deze vragenlijst kan de EGO, of verlening hiervan, anoniem geëvalueerd worden middels een aantal vragen (25.). Deze data wordt vervolgens weer opgeslagen en verzameld in de Feedback‐database (26.), welke in de backoffice op regelmatige basis wordt beheerd (o.a. back‐up) en onderhouden (9.). In de EGO‐vragenlijst staat tevens een open slotvraag opgenomen waarin respondenten specifieke opmerkingen t.a.v. de enquête kenbaar kunnen maken. Deze opmerkingen worden tevens in de feedbackdatabase opgenomen door deze opmerkingen vanuit de conceptrapportage hierin weg te schrijven. Afhankelijk van de vraag naar de EGO, wordt regelmatig deze feedback‐database bezocht door de backoffice medewerker om de feedback te verwerken/lezen en de data te interpreteren (27.). Afhankelijk van de informatie die dit oplevert, wordt door de backoffice medewerker acties ondernomen om de dienstverlening verder te optimaliseren (28.). Naast de zojuist behandelde ‘standaard procedure’, wordt bij het verlenen van de dienst veelvuldig gebruik gemaakt van o.a. e‐mailverkeer, websites (Ruimte‐OK als Limesurvey) en specifieke documentatie. Deze zijn als front‐office zichtbaar voor de klant en leveren daardoor een significante bijdrage aan de kwaliteitsperceptie van de dienstverlening (Lovelock, 2011). Kortom, het is belangrijk dat deze zichtbare aspecten vanuit een standaard format worden aangeboden/doorlopen om de kwaliteit te waarborgen gedurende het leveringsproces van de dienst. Deze aanpak heeft als belangrijkste voordelen dat er tijd en dus ook kosten worden bespaard in de backoffice tijdens de dienstverlening, en dat de kwaliteit wordt gewaarborgd door het voorkomen van o.a. (typ)fouten en het alles aanbieden vanuit een standaard huisstijl. Dit draagt bij aan een positieve kwaliteitsperceptie van de klant. De belangrijkste standaard formats voor o.a. documentatie en processen die tijdens de dienstverlening van de EGO worden gebruikt, zijn:
(1.) Aanvraagformulier op de website van Ruimte‐OK (zie bijlage 9a);
(2.) Stappenplan t.b.v. openstellen enquête in LimeSurvey en aanmaken van een toegangslink naar de server van LaQuSo (zie bijlage 9b);
(3.) Format tekst van e‐mailbericht naar de aanvrager c.q. klant, incl. Enquêtelink (zie bijlage 9c) en Format digitale brief / e‐mailbericht om te versturen aan eindgebruikers ter uitnodiging van het invullen van de vragenlijst (zie bijlage 9d) en een specifieke vragenlijst voor de directeur ter voorbereiding (zie bijlage 9e);
(12.) Format versturen reminder/stand van zaken aan klant (zie bijlage 9f);
(14.) Stappenplan hoe de enquête in LimeSurvey gesloten moet worden (zie bijlage 9g);
(20.) Format feedbackformulier, incl. toegangslink naar feedbacklijst op server LaQuSo (zie bijlage 9h) en Format tekst van e‐mailbericht naar de aanvrager c.q. klant t.b.v. versturen rapportage, feedbackformulier en factuur (zie bijlage 9i). 71
4.4.3 Dienstverleningsproces IGO Het dienstverleningsproces van de IGO is middels een blauwdruk schematisch weergegeven in onderstaande figuur 17. Een gedetailleerdere weergave kan worden gevonden in bijlage 8b.
Figuur 17: Blauwdruk dienstverleningsproces IGO (zie bijlage 8b).
Het dienstverleningsproces van de IGO begint met het aanvragen hiervan door de klant via de website van Ruimte‐OK (1.). Bij het aanvragen dient de afnemer zijn gegevens in te vullen. Daarnaast dient de afnemers ook de volgende twee dingen aan te geven:
Welke fysieke metingen op locatie uitgevoerd dienen te worden; Hoe de afnemer de standaard IGO‐invullijst (incl. protocol) toegestuurd wens te krijgen, welke door de organisatie zelf ingevuld dient te worden: o Per e‐mail (excelbestand) o Per post (geprinte versie)
Zodra dit is gebeurd, komt er automatisch een melding in de backoffice en kan de aanvraag verder worden verwerkt (2.). Bij deze verwerking wordt door de backoffice‐medewerker bekeken of de metingen door Ruimte‐OK zelf kunnen worden uitgevoerd, of dat hiervoor een externe organisatie dient te worden ingeschakeld. Indien het laatste het geval is, wordt de desbetreffende organisatie telefonisch op de hoogte gebracht en worden ten minste 3 data geprikt wanneer de metingen op locatie uitgevoerd zouden kunnen worden (3a.). Indien de metingen door Ruimte‐OK zelf uitgevoerd kunnen gaan worden, wordt de desbetreffende medewerker op de hoogte gesteld en tevens 3 data geprikt wanneer de metingen op locatie uitgevoerd zouden kunnen worden (3b.).
72
Als de 3 mogelijke data bekend zijn, wordt een e‐mailbericht opgesteld (4.). In dit bericht worden de 3 mogelijke data voorgesteld. Tevens wordt als bijlage toegevoegd de standaard IGO‐invullijst, welke dient te worden ingevuld door de organisatie zelf (verplicht gedeelte en optioneel gedeelte) en ingevuld teruggestuurd te worden naar Ruimte‐OK per mail of post. Tot slot wordt gevraagd in het e‐ mailbericht om 1 van de drie voorgestelde data definitief vast te leggen en dit te bevestigen t.b.v. het uitvoeren van de metingen op locatie. Na het opstellen van dit e‐mailbericht met bijlage wordt deze verzonden naar de klant binnen 2 werkdagen na aanvraag (5.), die op zijn beurt het bericht opent en leest (6.). Vervolgens stuurt de klant een bevestiging van de datum (7a.) en vult de IGO‐invullijst in (of besteedt dit uit) (7b.). De ingevulde meetlijst wordt t.z.t. door de klant weer teruggestuurd naar Ruimte‐OK (per post of e‐ mail) (8.). Parallel hieraan worden de metingen op locatie uitgevoerd op de afgesproken datum (9.). Nadat de metingen zijn uitgevoerd, wordt deze data opgeslagen en verzameld in de IGO‐database, alsook de data uit de ontvangen IGO‐meetlijst (10.). Deze database wordt in de backoffice op regelmatige basis beheerd (o.a. back‐up) en onderhouden (11.). In dit proces ontstaat een eerste faalpunt (F1.). Aangezien de klant zelf verantwoordelijk is voor het invullen en retourneren van de IGO‐invullijst, kunnen er problemen ontstaan. Zo kan het retourneren lang op zich laten wachten of er kunnen fouten zijn gemaakt in de meetlijst (bijv. meetfout, ontbrekende waarde). Het laatste kan worden beperkt door in de backoffice kritisch naar de ingevulde waarde te kijken voordat er met de data‐analyse wordt begonnen. Eventueel kan dan contact opgenomen worden met de klant. Het voorkomen van een lange wachttijd kan worden ingeperkt door duidelijk aan te geven dat zonder deze lijst er geen rapportage kan worden gemaakt. Een andere optie om de wachttijd in te perken is om pas met de fysieke metingen op locatie te starten, zodra de IGO‐lijst door Ruimte‐OK is ontvangen. Deze laatste optie kan echter negatieve consequenties hebben voor de planning, en verdient niet de voorkeur. Nadat deze verzameling heeft plaatsgevonden, wordt de data in de backoffice verwerkt (12a.) en wordt er een factuur aangevraagd bij de financiële afdeling van Ruimte‐OK (12b.) en aangemaakt (13.). Beiden resulteren respectievelijk in een outputrapportage (14a.) en in een factuur (14b.). Zowel de outputrapportage als de factuur vormen de bijlagen van een e‐mailbericht naar de klant c.q. aanvrager. Tevens wordt een feedbackformulier bijgevoegd waarin wordt gevraagd het product en dienstverlening te evalueren. Nadat het bericht is opgesteld en de bijlagen zijn toegevoegd (15.), wordt deze verstuurd naar de aanvrager c.q. klant binnen max. 5 werkdagen na de laatste meting (16.). De klant opent en leest vervolgens dit e‐mailbericht (17.) waarna de klant de factuur betaalt (18a.) en dat vervolgens in de backoffice wordt verwerkt (19.). Ook kan de klant besluiten om het feedbackformulier in te vullen of niet (18b.). Indien wordt besloten om dit te gaan doen, dient de klant op de link te klikken in het feedbackformulier dat direct toegang geeft tot een online vragenlijst op de server van LaQuSo. Met deze vragenlijst kan de IGO zelf, of de dienstverlening hiervan, anoniem geëvalueerd worden middels een aantal vragen (20.). Deze data wordt vervolgens weer opgeslagen en verzameld in de feedback‐database (21.), welke in de backoffice op regelmatige basis wordt beheerd (o.a. back‐up) en onderhouden (11.). Afhankelijk van de vraag naar de IGO, wordt regelmatig deze feedback‐database bezocht door de backoffice medewerker om de feedback te verwerken/lezen en de data te interpreteren (22.). 73
Afhankelijk van de informatie die dit oplevert, worden door de backoffice medewerker acties ondernomen om de dienstverlening verder te optimaliseren (23.). De belangrijkste standaard formats voor o.a. documentatie en processen die tijdens de dienstverlening van de IGO worden gebruikt, zijn:
(1.) Aanvraagformulier op de website van Ruimte‐OK (zie bijlage 10a).
(4.) Format tekst van e‐mailbericht naar de aanvrager c.q. klant (zie bijlage 10b).
(15.) Format feedbackformulier, incl. toegangslink naar feedbacklijst op server LaQuSo (zie bijlage 10c) en Format tekst van e‐mailbericht naar de aanvrager c.q. klant t.b.v. versturen rapportage, feedbackformulier en factuur (zie bijlage 10d).
4.4.4 Dienstverleningsproces IPM en GPM Het dienstverleningsproces van de IPM en GPM zijn vergelijkbaar. Vandaar dat beide instrumenten middels dezelfde blauwdruk schematisch worden weergegeven, zoals te zien is in onderstaande figuur 18. Een gedetailleerdere weergave kan worden gevonden in bijlage 8c.
Figuur 18: Blauwdruk dienstverleningsproces IPM/GPM (zie bijlage 8c).
Het dienstverleningsproces van de IPM/GPM begint met het aanvragen hiervan door de klant via de website van Ruimte‐OK (1.). Bij het aanvragen dient de afnemer zijn contactgegevens in te vullen en de IPM/GPM direct af te rekenen via IDEAL. Het direct afrekenen wordt gedaan omdat de IPM/GPM vooral gezien kan worden als een tastbaar product c.q. goed, meer dan een echte dienstverlening. Ook kan de aanvrager op de website aangeven dat er behoefte is aan ondersteunende dienstverlening in de vorm van een training/ondersteuning, welke pas gefactureerd wordt nádat deze training/ondersteuning heeft plaatsgevonden. Zodra de betaling van de IPM/GPM heeft plaatsgevonden (dus niet van de training), gaat er automatisch een melding naar het backoffice waarin de betaling (2.) en de aanvraag (3.) verder verwerkt worden. Bij het verwerken van de aanvraag wordt de IPM/GPM als product klaargemaakt, en gekeken of er behoefte is aan een
74
training/ondersteuning. Zo ja, dan wordt telefonisch contact opgenomen met de aanvrager (4a.) waarbij het volgende wordt afgestemd:
Training voor de IPM/GPM (korting indien zowel IPM als GPM worden afgenomen); Training bij Ruimte‐OK (korting) of bij de aanvrager; Vermelden van de (extra) kosten c.q. kosten per uur; Prikken van een datum.
In de blauwdruk staat het proces aangaande deze optionele training <cursief weergegeven>. Na de verwerking wordt de IPM/GPM als werkmap per post opgestuurd (4b.) naar de aanvrager, en wordt er een e‐mailbericht opgesteld met de volgende bijlagen: het IPM/GPM als pdf (beveiligd) en de 3 Excel invulschema’s/hulpmiddelen specifiek voor de IPM (4c.). Na het opstellen van dit e‐mailbericht met bijlagen wordt deze naar de klant verzonden binnen 2 dagen na aanvraag (5.), die op zijn beurt het bericht opent en leest (6a.), en het poststuk in ontvangst neemt (6b.). Daarna kan de klant gebruikmaken van de IPM/GPM, zowel digitaal (pdf) als fysiek middels de werkmap (7.). Na de verwerking wordt de optionele training/ondersteuning verzorgd (8.) waarbij ook gevraagd wordt naar de factuurgegevens. Nadat deze training heeft plaatsgevonden, wordt de factuur aangevraagd bij de financiële afdeling van Ruimte‐OK (9.). Deze wordt in het backoffice aangemaakt (10.), wat resulteert in een factuur (11.). Deze factuur vormt de bijlage van een e‐mailbericht naar de klant c.q. aanvrager. Tevens wordt een feedbackformulier bijgevoegd waarin wordt gevraagd het product en de training te evalueren. Nadat het bericht is opgesteld en de bijlagen zijn toegevoegd (12.), wordt deze verstuurd naar de aanvrager c.q. klant binnen max. 5 werkdagen na de training (13.). De klant opent en leest vervolgens dit e‐mailbericht (14.) waarna de klant de factuur betaalt (15b.) die vervolgens in het backoffice wordt verwerkt (2.). Op hetzelfde moment wordt ook door de klant besloten om het bijgevoegd feedbackformulier in te vullen of niet (15a.). Indien wordt besloten om dit te gaan doen, dient de klant op de link te klikken in het feedbackformulier dat direct toegang geeft tot een online vragenlijst op de server van LaQuSo. Met deze vragenlijst kan de IPM/GPM zelf, of de training/ondersteuning, anoniem geëvalueerd worden middels een aantal vragen (16.). Deze data wordt vervolgens weer opgeslagen en verzameld in de Feedback‐database (17.), welke in de backoffice op regelmatige basis wordt beheerd (o.a. back‐up) en onderhouden (18.). Afhankelijk van de vraag naar de IPM, wordt regelmatig deze feedback‐database bezocht door de backoffice medewerker om de feedback te verwerken/lezen en de data te interpreteren (19.). Afhankelijk van de informatie die dit oplevert, worden door de backoffice medewerker acties ondernomen om de dienstverlening verder te optimaliseren (20.). Indien er geen training wordt verzorgd, wordt na ongeveer 2 weken na het toesturen van de IPM/GPM het feedbackformulier apart toegestuurd per mail (12.). De belangrijkste standaard formats voor o.a. documentatie en processen die tijdens de dienstverlening van de IPM/GPM worden gebruikt, zijn:
(1.) Aanvraagformulier op de website van Ruimte‐OK (zie bijlage 11a)
(4c.) Format tekst van e‐mailbericht naar de aanvrager c.q. klant (zie bijlage 11b). 75
(12.) Format feedbackformulier, incl. toegangslink naar feedbacklijst op server LaQuSo (zie bijlage 11c) en Format tekst van e‐mailbericht naar de aanvrager c.q. klant t.b.v. versturen factuur en feedbackformulier (zie bijlage 11d)
4.5 Ondersteunende processen Ondersteunende processen vormen alle overige processen die nodig zijn om de dienst te kunnen leveren, en samen met het dienstverleningsproces het dienstleveringssysteem vormen. Zoals reeds in paragraaf 2.5 is geconstateerd, kunnen fouten in deze ondersteunende processen in de backoffice een serieuze impact hebben op de frontoffice activiteiten en dus ook op de klanttevredenheid. In de volgende subparagrafen worden de specifieke ondersteunende processen van de instrumenten nader uitgewerkt. 4.5.1 Ondersteunende processen bij de EGO/IGO/IPM/GPM De ondersteunende processen t.b.v. het dienstverlening van de instrumenten, staan reeds vermeld in de desbetreffende blauwdrukken (zie bijlage 8). Deze ondersteunende processen waarvan gebruik wordt gemaakt, betreffen:
Databases van de EGO, IGO en feedback, inclusief databasebeheer & ‐onderhoud; Facturering; Feedbackmechanismes t.b.v. kwaliteitsmonitoring.
4.5.1.1 Databases De EGO‐vragenlijst alsook de feedback‐vragenlijsten worden afgenomen via LimeSurvey. Dit is een krachtig open source programma dat het mogelijk maakt om complexe vragenlijsten, zoals de EGO, online af te kunnen nemen. Toegang tot LimeSurvey wordt aangeboden door LaQuSo, gevestigd op de TU/e‐campus. LaQuSo stelt hun server beschikbaar om de EGO en feedback‐vragenlijst uit te kunnen zetten en de data hiervan op te slaan, ook de IGO‐data. Tevens verzorgt LaQuSo de outputrapportages van de EGO (en op termijn ook van de IGO) inclusief benchmarking op basis van de data die in de database aanwezig is. Zeker bij grote afnames dienen de IGO‐, EGO‐, en Feedbackdatabases onderhouden te worden om stabiliteit te garanderen en crashes te voorkomen. Ook dient er te worden voorzien in een back‐up om de data en dus ook de benchmarking veilig te stellen. Dit alles kan tevens door LaQuSo worden verzorgd. Daartoe wordt er in onderling overleg met Ruimte‐OK t.z.t. een offerte verstuurd naar LaQuSo t.b.v. het uitvoeren van de zojuist benoemde activiteiten. Op basis van deze offerte kan Ruimte‐OK besluiten dit alles volledig uit te besteden aan LaQuSo, het zelf op te pakken of een andere organisatie hiervoor te benaderen. 4.5.1.2 Facturering Voor elk product dient te worden betaald. Het aanmaken van de factuur alsook de verwerking van de betaling zodra de klant de factuur heeft betaald, vormen één van de ondersteunende processen die in het backoffice plaatsvindt. Het dienstverleningsproces van de EGO en IGO is zo ingericht, dat de betaling pas gebeurt nadat de dienstverlening heeft plaatsgevonden. Achteraf betalen is namelijk gebruikelijk voor dienstverlening en wordt tevens geprefereerd door de afnemers. Toch is ervoor gekozen om het dienstverleningsproces van de IPM en GPM zo in te richten, dat vooraf betaald dient te worden via IDEAL. In de nabije toekomst behoort overigens vooruitbetaling en eenmalige machtiging ook tot de betalingsopties. Zodra de betaling is ontvangen voor het een IPM/GPM, wordt 76
hiervan (automatisch) een melding van gemaakt in de backoffice, waarna het dienstverleningsproces in werking treedt. Er is gekozen voor voorafbetaling omdat de IPM/GPM vooral gezien kan worden als een tastbaar product c.q. goed, meer dan een echte dienstverlening. Voorafbetaling is immers voor goederen gebruikelijk, brengt minder financieel risico met zich mee voor Ruimte‐OK en werkt efficiënter doordat geen extra factuur aangemaakt hoeft te worden. Enkel de betaling hoeft te worden verwerkt. Zeker in de opstartfase kan het de afnemers van de IPM/GPM afschrikken om vooraf voor een product te betalen zonder goed te weten wat ze ervoor terugkrijgen. Daarom wordt aanbevolen om zeker in de opstartfase de IPM en GPM als pilots in de markt te zetten, en facturering achteraf plaats te laten vinden. Dit biedt tevens de mogelijkheid om specifieke kortingen te geven aan afnemers indien ze i.s.m. Ruimte‐OK bijdragen aan het doorontwikkelen van deze producten. 4.5.1.3 Feedbackmechanisme (bijlage 8 t/m 11) In het dienstverleningsproces zit een feedbacksysteem ingebouwd. Een feedbacksysteem is een online informatiesysteem via LimeSurvey waarmee afnemers van de 3TU‐KITS instrumenten feedback kunnen leveren. Feedback kan bestaan uit o.a. tevredenheidsmeting, specifieke verbeterpunten, of aanbevelingen. Het belang van informatiemanagement voor organisaties als Ruimte‐OK is verder uitgewerkt in bijlage 6. Deze feedback zal, afhankelijk van de animo voor de instrumenten, regelmatig worden geraadpleegd en intern binnen Ruimte‐OK worden besproken om zodoende kwaliteitsborging te realiseren. Het Management (MT) van Ruimte‐OK bepaalt vervolgens of, en zo ja, welke specifieke acties al dan niet zullen worden genomen op basis van de input. Deze aanpak wordt momenteel al binnen Ruimte‐OK (specifiek Waarborgfonds) gehanteerd. Het verdient echter de aanbeveling om specifieke klachten niet via dit feedbackmechnisme te laten plaatsvinden maar enkel persoonlijk via e‐mail of telefoon. Via het feedbackmechanisme bestaat immers de kans dat klachtenafhandeling te langzaam wordt opgepakt met een negatieve klantervaring tot gevolg. Ook verdient het de aanbeveling om in het beginstadium van de productverkoop nog apart (of i.p.v. het feedbackmechanisme) telefonisch contact op te nemen met de afnemer/klant, om in de opstartfase gedetailleerde feedback te krijgen om zo spoedig mogelijk de dienstverlening op het gewenste niveau te krijgen.
77
4.6 Kwaliteit van dienstlevering Kwaliteit laat zich moeilijk definiëren (Haksever, 2000, Lovelock, 2011). Immers het woord kwaliteit heeft diverse betekenissen, afhankelijk van de context waarin het woord wordt gebruikt. Binnen dienstverlening wordt veelal de gebruikersgebaseerde benadering voor kwaliteit gebruikt. Kwaliteit wordt in deze benadering gezien als de mate waarin het geheel van eigenschappen en kenmerken van een product, dienst of proces voldoet aan de eisen van de gebruiker. Deze eisen kunnen verschillen per gebruiker, en dus is kwaliteit zeer subjectief te noemen. In deze benadering is kwaliteit vaak de ‘fitness for use’, waarbij de klant koning is en als de dienst aansluit bij zijn of haar gebruik, dan wordt dit gezien als kwaliteit (Vries, 2001). 4.6.1 Kwaliteitsperceptie van de klant Zoals reeds vastgesteld, hanteren klanten vaak subjectieve normen om kwaliteit vast te stellen. Deze complexiteit van totale kwaliteitsperceptie wordt door Grönroos weergegeven als het verschil tussen de verwachte kwaliteit en de ervaren/waargenomen kwaliteit. (Lovelock, 2011). Kortom, Grönroos en andere onderzoekers stellen dat de waargenomen kwaliteit van een dienst de resultante is van een beoordelingsproces waarbij de klanten de ervaren dienstverlening vergelijken met hun verwachtingen (Lovelock, 2011). In het beoordelingsproces van de dienstverlening gebruiken de afnemers de volgende ‘subjectieve’ criteria (Boomsma, 2010):
Betrouwbaarheid: De mate waarin aan verwachtingen wordt voldaan c.q. afspraken worden nagekomen; Responsiviteit: De bereidheid om de klant te helpen en het gemak waarmee de klant de leverancier kan bereiken; Zekerheid: Het gevoel en de benaderingswijze die de klant vertrouwen geeft, waardoor hij zich veilig voelt bij de dienstverlener; Empathie: Het inleven in de klantsituatie en de zorg om de klant; Tastbare elementen: De uitstraling van de tastbare elementen van de dienst, maar ook van gebouwen en inrichting.
4.6.2 Meten van kwaliteit Om de kwaliteit van de dienstverlening te meten, hebben Zeithalm e.a. de onderzoeksmethode SERVQUAL ontwikkeld, gebaseerd op de zojuist benoemde vijf criteria. Dit in de literatuur breed geaccepteerd model gaat uit van de verwachtingen en ervaringen van de klant als basis voor de kwaliteit. Het bestaat uit een vragenlijst, waarbij elk criterium uit 4 tot 5 specifieke vragen bestaat. Op basis van deze 20‐25 vragen kan worden vastgesteld in hoeverre de dienstverlening kan voldoen aan de verwachtingen. Echter de aard van het 3TU‐KITS instrumentarium maakt deze meetmethode minder goed toepasbaar. Daarbij is er een groot risico bij dit model wanneer er sprake is van weinig concurrentie, zoals het geval is bij het instrumentarium. Immers de verwachtingen kunnen dan heel laag zijn (is immers geen vergelijking mogelijk) dat zelfs met een slechte kwaliteit toch een klant tevreden kan zijn. Daarvoor is gekozen om de kwaliteit te meten aan de hand van een feedbackmechanisme zoals eerder uitgelegd. Klanten hebben hiermee de mogelijkheid om elke dienstverlening te evalueren en hun tevredenheid te uiten, en dus ook de kwaliteit. Immers kwaliteit van dienstverlening is direct gekoppeld aan klanttevredenheid (Lovelock, 2011). Op basis van de uitkomsten, kunnen gerichte acties worden genomen om de kwaliteit te herstellen dan wel te optimaliseren. Deze methode van kwaliteitsmeting d.m.v. feedback is specifiek gekozen omdat het een goedkoop en tevens meest 78
krachtige middel is dan andere methoden zoals een jaarlijkse klanttevredenheid, undercoverklanten of focusgroepen (Lovelock, 2011). Hoe dit feedbackmechanisme werkt en eruitziet voor elke 3TU‐ KITS instrument, wordt respectievelijk verwezen naar de specifieke blauwdrukken en ondersteunende processen. 4.6.3
Leveren van kwaliteit
4.6.3.1 Voorkomen van fouten Om de beste kwaliteit te leveren waarin wordt voldaan aan de klantverwachtingen, dan zal Ruimte‐ OK deze verwachtingen moeten kennen, en omzetten in concrete specificaties om ervoor te zorgen dat er volgens deze specificaties wordt geleverd. Dit is in onderstaande figuur 19 weergegeven.
Figuur 19: Het GAP‐model of SERVQUAL‐model (Bron: Daska Consultants B.V., 2012)
Het bovenstaand schema betreft het GAP‐model van Zeithaml e.a. dat is ontwikkeld om een beschrijving en verklaring te kunnen geven van tekortkomingen in dienstverlening. In het schema zijn vijf gaten of kloven (gaps) te zien waar deze tekortkomingen kunnen plaatsvinden. Door deze gaps te onderkennen tijdens het ontwerp, kan proactief worden gehandeld om deze te voorkomen. De vijf gaps zijn (Boomsma, 2003; Mandour, 2010; Emmerik, 2007): Gap 1: Het management neemt de wensen/behoeften of verwachtingen van de klanten verkeerd waar, of de wensen van de klant worden niet op waarde geschat; Gap 2: Het vertalen van verwachtingen in richtlijnen en specificaties gebeurt niet goed; Gap 3: Het personeel voert de dienstverlening niet uit conform de opgestelde richtlijnen; Gap 4: De reclame belooft meer dan wat kan worden waargemaakt; Gap 5: De verwachtingen van de klant komen niet overeen met zijn ervaringen wat leidt tot ontevredenheid (= optelsom van de vorige gaten)
79
De stappen die zijn ondernomen in dit onderzoek en binnen de eigen organisatie van Ruimte‐OK om de vijf tekortkomingen te minimaliseren, zijn als volgt: Gap 1 Gap 2
Gap 3
Gap 4 Gap 5
Behoefte‐onderzoek uitgevoerd door Ruimte‐OK (paragraaf 3.4.2) Behoefte‐onderzoek 3TU‐KITS instrumentarium (paragraaf 3.4.3) Raad van Advies in de organisatie van Ruimte‐OK (zie paragraaf 3.3.6) Potentiële afnemers en experts betrokken bij het ontwerp. Binnen het onderzoek is dit ingevuld door Stichting Carmelcollege, POH en gem. Amsterdam Ontwerp blauwdrukken (zie bijlage 8) Ontwerp protocollen voor dienstverlening (zie paragraaf 4.4 en bijlage 8 e.v.) Juiste (training van) personeel (paragraaf 4.7) Standaard formats voor externe communicatie (promotie) over betekenis (voordelen) en gebruik instrumenten, inclusief voorwaarden (zie paragraaf 4.8) Voorbeelden van outputrapportages (geen onderdeel van dit onderzoek) Feedbacksysteem voor kwaliteitsborging (zie paragraaf 4.6.2) Klachtenformulier op website Ruimte‐OK
4.6.3.2 Oplossen en leren van fouten Ondanks alle pogingen, optimalisaties en metingen t.a.v. kwaliteit is het bijna onmogelijk om elke dienstverlening foutloos en conform de verwachtingen van klanten te laten verlopen (Vries, 2001). Toch zal er alles moeten worden gedaan om deze verwachtingen van de klant waar te maken. Er is echter sprake van een tolerantiezone tussen wat een klant/afnemer verwacht van een dienst en wat hij/zij geleverd krijgt, wat in onderstaande figuur 20 is weergegeven (Boomsma, 2003).
Gewenste kwaliteit tolerantiezone Adequate kwaliteit Figuur 20: Tolerantiezone
Het gewenste niveau betreft het niveau van dienstverlening dat de klant graag zou willen en hoopt te krijgen. Het adequate niveau betreft het niveau dat de klant nog net als voldoende ervaart waarvan hij verwacht dat het in ieder geval wordt geleverd. Kortom, alles tussen deze twee uitersten is de klant tevreden, waarbij er geen enkel reden is om een klacht in te dienen bij Ruimte‐OK en er geen reden is om weg te gaan (=klantloyaliteit). Middels het toepassen van het GAP‐model wordt getracht de klantervaring ten minste aan te laten sluiten bij zijn minimale verwachting (= adequate kwaliteit), welke wordt beïnvloed door de eerdere ervaringen met Ruimte‐OK, persoonlijke behoeften en mond‐tot‐mondreclame (zie figuur 19). Toch kan er een aanleiding zijn voor specifieke klachten, al dan niet buiten de controle van Ruimte‐ OK, met het gevaar dat de geleverde kwaliteit buiten de tolerantiezone valt met alle gevolgen van dien. Afnemers kunnen door bijvoorbeeld te hoge prijzen, falende dienstverlening of slechte klachtenafhandeling overstappen naar een andere dienstverlener, negatieve verhalen verspreiden, juridische stappen ondernemen of gaan klagen (Lovelock, 2011). Kortom, allemaal schadelijke 80
effecten die voorkomen moeten worden. Daarom dient er een effectieve procedure te zijn om falende dienstverlening te herstellen. Dergelijke procedures zijn gebaseerd op drie principes: 1. Maak het gemakkelijk voor de klant om te klagen; 2. Maak een optimaal herstel mogelijk; 3. Zorg voor adequate compensatieregelingen. Voor stap 1 geldt dat afnemers van het 3TU‐KITS instrumentarium goed gewezen dienen te worden op de mogelijkheid om een klacht in te dienen, en verwezen te worden hoe de klacht kan worden ingediend. Dit dient duidelijk te worden vermeld op de website middels een speciaal klachtenformulier of bij de contactgegevens. Het is aan Ruimte‐OK dit op hun website op te nemen. Voor stap 2 geldt de aanbeveling om te kiezen voor een standaard procedure om het herstel mogelijk te maken. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van het herstelsysteem van Lovelock (2011), welke in onderstaande figuur 21 staat weergegeven. Verdere uitwerking van dit herstelsysteem is afhankelijk van het type klacht, en zal dus niet verder worden uitgewerkt.
Figuur 21: Herstelsysteem voor falende dienstverlening (Lovelock, 2011)
Voor stap 2 geldt dat de afnemer die de klacht heeft ervaren, gecompenseerd wordt, zoals bedoeld wordt in stap 3. De mate van compensatie hangt af van hoe het 3TU‐KITS instrumentarium in de markt is gezet (volwaardig of als pilot), de ernst van de falende dienstverlening en wie de benadeelde is. De combinatie van deze drie bepaalt wat er uiteindelijk als compensatie wordt gegeven, en dient in onderling overleg in het Management Team van Ruimte‐OK te worden besproken. De combinatie van het hebben van een herstelsysteem i.c.m. een klachtenregistratie en een feedbacksysteem leidt ertoe dat Ruimte‐OK en haar instrumentarium een lerende organisatie wordt dat continu haar dienstverlening optimaliseert. Dit leidt tot klanttevredenheid en klantloyaliteit, en draagt bij aan de (financiële) gezondheid van Ruimte‐OK naar de toekomst toe.
81
4.7 Human Resource Management Zoals in de blauwdrukken kan worden gezien, spelen medewerkers een belangrijke rol in de dienstverlening en dus ook in de winstketen van de dienstverlening zoals in paragraaf 2.5.2. figuur 4 kan worden gezien. De meest veeleisende taken in dienstverlening vormen de zogenoemde frontofficetaken. Dit zijn taken die worden uitgevoerd door de medewerkers en waarbij er direct contact is met de klant. Deze frontoffice medewerkers bepalen in belangrijke mate of een klant wegloopt of de organisatie trouw blijft (Lovelock, 2011). Echter de dienstverlening van het 3TU‐KITS instrumentarium speelt zich hoofdzakelijk af in de backoffice, en er is dus geen sprake van een contactintensieve dienstverlening. Dit betekent dat in eerste instantie in het competentieprofiel geen specifieke eisen hoeven te worden gesteld t.a.v. gedrag en attitude die nodig om de klantrelatie te onderhouden en te optimaliseren. Er gelden wel specifieke eisen om de dienstverlening in de backoffice te kunnen verzorgen. Belangrijke eisen c.q. taakbeschrijving die moeten worden gesteld aan de ‘operationele’ medewerker zijn:
Gedetailleerde kennis over de EGO, IGO, GPM, IPM (en het totaalpakket); Kennis van enquêteprogramma LimeSurvey; Pro‐actief kunnen herkennen van problemen en veranderende wensen/behoeftes bij afnemers, en dit kunnen vertalen in verbeterslag en doorvoeren hiervan t.a.v. het instrumentarium; Reactief interpreteren van klantfeedback (en klachten) en dit kunnen vertalen in een verbeterslag voor het instrumentarium; R&D‐activiteiten oppakken om instrumentarium te optimaliseren en kansen die ontstaan vanuit het instrumentarium op te kunnen pakken; Uitvoeren van beheer en onderhoud aan instrumentarium; Kunnen leveren van maatwerk; Promotieactiviteiten opzetten en eventueel uitvoeren.
Om aan deze eisen of taakbeschrijving te voldoen, is er een bepaalde personeelcapaciteit nodig om de dienstverlening van het 3TU‐KITS instrumentarium te kunnen (blijven) leveren. In bijlage 3a kan worden gezien dat er wordt aanbevolen om 1 FTE hiervoor vrij te maken. Tot slot dient te worden opgemerkt dat, bijvoorbeeld ingeval van ziekte, het beschreven takenpakket al dan niet kortstondig overgenomen moet kunnen worden door 1 of meerdere werknemers binnen Ruimte‐OK. Een basistraining voor de dienstverlening van het 3TU‐KITS instrumentarium is hiervoor vereist om een adequate dienstverlening te kunnen blijven garanderen.
82
4.8 Marketingprogramma Deze paragraaf betreft de laatste inhoudelijke paragraaf van dit onderzoek, en richt zich specifiek op de marketing van het 3TU‐KITS instrumentarium. In dit onderzoek wordt marketing gezien als het proces waarin Ruimte‐OK waarde creëert, communiceert, en levert aan haar doelgroepen en een sterke klantrelatie bouwt dat voordelig is voor de organisatie. Deze definitie komt overeen met die van de American Marketing Foundation (Kotler, 2006; Armstrong, 2009). De uitwerking van de marketing gebeurt op basis van de marketingmix, dat bestaat uit variabelen die bestuurd en gemanipuleerd kunnen worden door Ruimte‐OK om concurrentievoordeel te behalen. Met deze mix aan beslissingsvariabelen communiceert Ruimte‐OK met de markt waarop ze zich focust, en stelt deze markt tevreden (Haksever, 2000; Lovelock, 2011). In de analysefase (paragraaf 3.3.7) is reeds de huidige marketingmix van Ruimte‐OK uitgewerkt. Deze paragraaf geeft een verdere invulling aan deze marketingmix, specifiek gericht op het 3TU‐KITS instrumentarium en op basis van de strategie/ontwerpuitgangspunten in de vorm van aandachtspunten die aan het eind van de analysefase in subparagraaf 3.5.4 staan benoemd als conclusie. 4.8.1 Product/dienst Het 3TU‐KITS instrumentarium bestaat uit de producten EGO, IGO, IPM en GPM. De betekenis en specifieke voordelen van de instrumenten, zowel losstaand als gezamenlijk, voor de doelgroepen waar Ruimte‐OK zich op richt, staat volledig uitgewerkt in bijlagen 7 en 13. Tevens is het belangrijk om de mogelijkheid te benoemen dat bij de producten ook maatwerk geleverd kan worden. Dit dient in de externe communicatie te worden opgenomen. 4.8.2 Prijs De adviesprijs voor de instrumenten die reeds zijn vastgesteld in paragraaf 4.3.3, houdt niet in dat deze voor altijd vastliggen. Ruimte‐OK dient immers haar prijzen aan te passen conform de veranderingen in de vraag en kosten, en rekening te houden met toekomstige variaties in de klanten en (markt)situaties. Ruimte‐OK kan daarbij kiezen uit legio strategieën om haar omzet te maximaliseren en prijzen aan te passen (Armstrong, 2009; Kotler, 2006). De voor Ruimte‐OK meest relevante strategieën die kunnen worden overwogen in de toekomst of bij marktintroductie, staan in tabel 15 weergegeven. De uitwerkingen van de strategieën die zijn onderstreept, zijn reeds opgepakt binnen dit onderzoek. De overige uitwerkingen dienen nog verder te worden opgepakt, wat buiten de scope ligt van dit onderzoek, of is geheel afhankelijk van de toekomstige noodzaak/behoefte.
83
Tabel 15: Prijs(aanpassings)strategieën.
STRATEGIE 1. Toevoegingen maken aan de instrumenten waardoor nettowaarde stijgt voor de klant, tegen een (licht) hogere verkoopprijs. 2. Prijzen van optionele producten
3. Prijzen van bijproducten
4. Prijzen van prijsbundels
5. Kortingen
6. Promotie
MOGELIJKE UITWERKING Risicoreductie door aanbieden van onbeperkte telefonische ondersteuning Voor EGO en IGO: aanbevelingsdocument toegevoegd waarmee negatieve uitkomsten kunnen worden verklaard, gereduceerd of opgelost. EGO en/of IGO outputrapportage met benchmark op niveau van schoolbestuur, gemeentelijk of regionale benchmark Ondersteunende dienstverlening / maatwerk EGO: Follow‐up groepsgesprek met schoolafgevaardigden op basis van uitkomsten EGO IGO: Inspectie op locatie (voor niet meetbare criteria) IGO: Metingen op locatie IPM: Onafhankelijke expert‐beoordeling/review per wijziging GPM: Begeleiding van participatieactiviteiten Gratis jaarlijkse benchmark exploitatiekosten & investeringskosten, jaarabonnement Ruimte‐OK, etc. Losse verkoop van de EGO‐ of IGO‐Benchmark of eventuele bevindingen/aanbevelingen die uit de instrumenten voortvloeien Fee voor Ruimte‐OK per doorverwijzing naar externe (gespecialiseerde) partij Combinatieverkoop van EGO en (gedeeltelijke) IGO als evaluatie‐ instrumentarium in (her)gebruiksfase Combinatieverkoop IPM en GPM als procesinstrumentarium in (her)ontwikkelingsproces Combinatieverkoop EGO, IGO, GPM, IPM als kwaliteitssturing‐ en borgingsinstrumentarium over gehele gebouwlevenscyclus Korting op adviesprijs als abonnementhouder van Ruimte‐OK Korting bij deelname aan benchmark exploitatiekosten‐ en investeringskosten Korting bij herhaalde of grotere afnames. Voorstel: Grotere afnamen van zelfde product ‐10% (tot 10), ‐15% (tot 20), ‐25% (vanaf 20) Herhaalde afnamen zelfde product (‐10%) Herhaalde afnamen ander product (‐5%) Tijdelijke prijsreductie om (eerste) verkoop te stimuleren
4.8.3 Plaats/distributie De levering van het 3TU‐KITS instrumentarium zal online gebeuren via de website van Ruimte‐OK en via e‐mail, net zoals de eigen producten van Ruimte‐OK. Dit betekent lage kosten en een snelle leveringsmogelijkheid, waarmee iedereen (tegelijkertijd) bediend kan worden. Het online leveren met de daarbij behorende voordelen past ook uitstekend bij de visie, missie en strategie van Ruimte‐ OK. De leveringstijd is overigens afhankelijk van het product, die kan worden gezien in de desbetreffende blauwdrukken welke in de bijlage 8 zijn opgenomen.
84
4.8.4 Promotie Diverse bronnen kunnen worden gebruikt om het 3TU‐KITS instrumentarium onder de aandacht te brengen. De volgende promotiemiddelen die voor het 3TU‐KITS instrumentarium zeer geschikt zijn en voor een deel al worden ingezet, zijn als volgt: Pre‐consumptiefase: gericht op wegnemen risico’s aankoop en voordelen te onderschrijven
Verkoop: onderlinge verwijzing naar andere producten/instrumenten;
Klantenservice: front‐office medewerkers die producten onder de aandacht brengen;
Telemarketing: telefonisch contact zoeken met potentiële afnemers (bij nieuwbouw‐ of renovatieprojecten);
Mond‐tot‐mondreclame: (potentiële) afnemers die onderling reclame maken voor de producten, bijvoorbeeld het POH of gemeente Amsterdam Zeeburgereiland;
Drukwerk: brochures over betekenis en voordelen van de instrumenten;
Direct mail: (persoonlijke) mail via klantenbestand Ruimte‐OK over betekenis en voordelen van de instrumenten, alsook via de achterban van PO‐raad, VO‐raad, VNG, Waarborgfonds Kinderopvang;
Persberichten (bijv. via Schoolfacilities) over betekenis en voordelen van de instrumenten;
Speciale evenementen: bijv. symposia, beurzen;
Website: betekenis van, voordelen van, en extra informatie over de instrumenten;
Handleidingen: specifiek over gebruik van de instrumenten;
Huisstijl (o.a. logo’s): briefpapier, folders, overige documentatie en website.
Post‐consumptiefase: gericht op instandhouding klantrelatie c.q. klantloyaliteit
Persberichten: jaarlijks benchmark rapport (EGO en IGO) eventueel aangevuld met succesverhalen, nieuwe ontwikkelingen c.q. productupdates en eventueel (lopende) onderzoeken.
Tevens verdient het de aanbeveling om de instrumenten zowel losstaand als 1 totaalpakket te promoten (ook samen met de Scholenbouwwaaier, Kwaliteitsstandaard en wellicht ook met Kennisbank). Zodoende wordt de toegevoegde waarde van het instrumentarium extra benadrukt en benut. 4.8.5 Participanten Met de participanten wordt iedereen bedoeld die een rol speelt in de interactie tussen klant en dienstverlener en die dus een bijdrage levert bij de totstandkoming van de dienstenlevering. Voor het 3TU‐KITS instrumentarium zijn de participanten als volgt: 85
Backoffice personeel van Ruimte‐OK Afnemer(s) van de producten / klanten Overige participanten die een bijdrage (moeten) leveren voor een succesvolle dienstverlening, specifiek: o Respondenten voor de EGO‐enquête o Gespecialiseerde adviesbureaus t.b.v. IGO‐metingen
Aangezien de participanten bijdragen aan de totstandkoming van de dienstenlevering, hebben zij een grote impact op de kwaliteit van de dienstverlening. Deze participanten dienen dus op een gedegen wijze geïnstrueerd te worden om te participeren. Dit wordt als volgt opgepakt:
Backoffice personeel van Ruimte‐OK: Gebruik van standaard formats en protocollen (zie bijlage 8 e.v.);
Afnemer(s) van de producten of klanten: Gedegen handleiding en/of uitleg t.b.v. gebruik instrumentarium (zie bijlage 13);
Respondenten voor de EGO‐enquête: Gedegen opzet LimeSurvey‐omgeving waarin respondenten efficiënt, effectief en eerlijk hun boodschappen kwijt kunnen. Tevens goede toelichting over het belang van hun bijdrage (zie bijlagen 9d en 13);
Gespecialiseerde adviesbureaus t.b.v. IGO‐metingen: gebruik van ontwikkelde meetlijst t.b.v. correcte en consistente uitvoering van de metingen.
4.8.6 Proces Het proces omvat specifiek het dienstverleningsproces. Voor elk instrument is een aparte blauwdruk gemaakt om het proces van dienstverlening van begin tot eind inzichtelijk te maken, inclusief de ondersteunende processen.
EGO: zie subparagrafen 4.4.2 en 4.5 IGO: zie subparagrafen 4.4.3 en 4.5 IPM en GPM: zie subparagrafen 4.4.4 en 4.5
4.8.7 Fysieke omgeving Alle diensten hebben fysiek bewijs nodig, iets tastbaars. Deze dienstverleningsomgeving wordt ook wel servicecapes genoemd (Lovelock, 2011). Deze omgeving kan zowel positieve als negatieve associaties oproepen en draagt bij aan de kwaliteitsperceptie, en dienen dus zorgvuldig te worden gekozen en opgezet te worden. Hierbij kan worden gedacht aan consistent en zorgvuldig gekozen kleurgebruik, lay‐out, lettertype en lettergroottes. Tevens kan de fysieke omgeving een bijdrage leveren aan de reductie van de complexiteit van de producten dat weer leidt tot een grotere afzet. De fysieke omgeving van het 3TU‐KITS instrumentarium kan worden afgeleid uit de specifieke blauwdrukken ( =fysiek bewijs). Kort samengevat zijn de belangrijkste servicecapes als volgt:
Instrumenten‐website (voor de opzet, zie bijlage 13); Limesurvey‐enquête (voor een voorbeeld, zie bijlage 12);
Tekstberichten zoals rapportages, e‐mail formats, handleidingen, etc., welke bijna allemaal staan uitgewerkt in de bijlagen 8 e.v. 86
4.9 Validatie dienstverleningsconcept De validatie heeft plaatsgevonden door het conceptontwerp van het dienstverleningsconcept voor te leggen aan zowel Ruimte‐OK als aan schoolbestuur Stichting Carmelcollege. Beide partijen zijn betrokken bij dit onderzoek. Er is dan ook bewust gekozen om de validatie enkel intern te bespreken met deze twee partijen. Ruimte‐OK als opdrachtgever van dit onderzoek gaat immers het dienstverleningsconcept implementeren in haar organisatie. Het is voor Ruimte‐OK dan ook zeer belangrijk dat het ontwerp duidelijk en werkbaar is voor de organisatie zodat implementatie zo vlekkeloos mogelijk kan verlopen. Stichting Carmelcollege is juist betrokken bij dit onderzoek om als potentiële afnemer kritisch vanuit klantperspectief het conceptontwerp te beoordelen. Daarbij heeft Carmelcollege kennis van het 3TU‐KITS instrumentarium en is dus beter in staat om de gemaakte keuzes in het ontwerp te doorgronden, wat bij een validatie bij externen minder snel het geval zou zijn. Dit zou namelijk negatieve consequenties kunnen hebben bij het overnemen van hun adviezen in het definitief ontwerp, omdat deze adviezen van externen gebaseerd zouden kunnen zijn op misinterpretatie of onvolledig begrijpen van het instrumentarium en bijbehorend dienstverleningsconcept, met alle gevolgen van dien voor het definitief ontwerp. Tijdens de validatie zijn aan zowel Ruimte‐OK (Martijn Arts) als aan Carmelcollege (Michiel Keuper) de volgende twee vragen gesteld die zich specifiek richten op de meest kritische aspecten van het ontwerp: 1) Zijn de dienstverleningsprocessen, als belangrijkste onderdeel van een dienstverlening, helder en werkbaar? 2) Is de prijssetting van het instrumentarium acceptabel? T.a.v. vraag 1 gaven beide partijen aan dat het dienstverleningproces van elk instrument duidelijk was omschreven, afgezien van een aantal kleine details/verbeterpunten welke zijn opgepakt in het definitieve ontwerp. Ruimte‐OK gaf tevens aan dat dit een efficiënte en effectieve inbedding mogelijk zou maken in de organisatie doordat duidelijk aan is gegeven welke activiteiten in welke volgorde doorlopen dienen te worden om de diensten te kunnen verlenen. Ruimte‐OK merkte wel op dat het binnen Ruimte‐OK gebruikelijk is om afnemers eerst voor de producten te laten betalen, en deze dan pas af te leveren. Echter Carmelcollege plaatste de opmerking dat voorafbetaling potentiële afnemers zou kunnen afschrikken. Deze ogenschijnlijke tegenstelling is op de volgende wijze opgelost in het definitief ontwerp. De dienstverleningsprocessen zijn zo aangepast dat de EGO en IGO pas worden betaald, nadat deze producten/diensten zijn geleverd/verleend. Deze twee producten, en met name de EGO, dragen het meeste bij aan de verwachte omzet en zijn dus cruciaal voor Ruimte‐OK. Het is dus belangrijk om dan ook zoveel mogelijk drempels weg te nemen voor potentiële afnemers om deze producten af te nemen. Tevens kunnen deze twee producten gezien worden als een echte dienstverlening, waarbij achterafbetaling gebruikelijk is. De IPM en GPM daarentegen, zullen wel op voorhand worden betaald. Dit is acceptabel, gezien het feit dat deze vooral gezien kunnen worden als een tastbaar product c.q. goed, meer dan een echte dienstverlening. Voorafbetaling is immers voor goederen meer gebruikelijk, brengt minder financieel risico met zich mee voor Ruimte‐OK en werkt efficiënter doordat geen extra factuur aangemaakt hoeft te worden. Enkel de betaling hoeft te worden verwerkt. Zeker in de opstartfase kan dit de 87
afnemers echter afschrikken om vooraf voor een product te betalen zonder goed te weten wat ze ervoor terugkrijgen. Daarom is aanbevolen om zeker in de opstartfase de IPM en GPM als pilots in de markt te zetten, en facturering achteraf plaats te laten vinden. Dit biedt tevens de mogelijkheid om specifieke kortingen te geven aan afnemers indien ze i.s.m. Ruimte‐OK bijdragen aan het verder doorontwikkelen van deze producten. T.a.v. vraag twee is door Carmelcollege aangegeven dat de beredeneerde adviesprijzen voor de producten als zeer schappelijk worden ervaren. Voor Ruimte‐OK geldt dat de adviesprijzen overeenkomen met hun eigen schattingen, waarbij wel de opmerking is gemaakt om de EGO te verhogen naar €650. In het definitief ontwerp is echter de adviesprijs gebaseerd op € 395 + €1 per respondent. Deze keuze voor een respondentafhankelijke prijssetting is gemaakt omdat het door Ruimte‐OK voorgestelde bedrag voor organisaties met weinig respondenten minder goed te verantwoorden is dan voor organisaties met veel respondenten.
88
Conclusie Op basis van de strategie c.q. uitgangspunten in de vorm van aandachtspunten die in de analysefase zijn vastgesteld, is in de ontwerpfase invulling gegeven aan de stappen die in de oriëntatiefase zijn vastgesteld om een dienstverlening te ontwerpen. Dit heeft geleid tot een dienstverleningsconcept dat Ruimte‐OK in staat stelt om het 3TU‐KITS instrumentarium als nieuwe dienst adequaat toe te voegen aan haar bestaande organisatie en dat tevens aansluit op de organisatie zelf en op de specifieke (informatie)behoefte van haar klanten. Het ontwerp is niet enkel een sequentiële invulling van de stappen om tot een concept te komen. Er is nadrukkelijk rekening gehouden dat een dienstverlening enkel succesvol kan zijn als tijdens het ontwerp de gehele dienstverlening wordt gezien als één groot systeem waarin alles op elkaar is afgestemd. Dit is gerealiseerd door niet enkel de uitvoerende kant van dienstverlening te bekijken, het dienstleveringssysteem, maar ook Marketing, Human Resources en Kwaliteitsmonitoring en ‐ boring van het instrumentarium gezamenlijk mee te nemen in het ontwerp en de onderlinge afhankelijkheid te onderkennen. Op deze wijze wordt Ruimte‐OK in staat gesteld om een succesvolle dienstverlening van het 3TU‐KITS instrumentarium te leveren aan de doelgroepen waar ze zich op richt. Hiermee is de hoofdvraag beantwoord die luidt: “Op welke wijze dient Stichting Ruimte‐OK het KITS instrumentarium als nieuwe dienst in te bedden in hun bestaande organisatie, zodat deze dienstverlening aansluit op de organisatie zelf en op de specifieke (informatie)behoefte van haar klanten?” Door het beantwoorden van de hoofdvraag is automatisch ook de doelstelling van dit onderzoek bereikt die luidt: Het faciliteren van Stichting Ruimte‐OK in het uitbreiden van haar diensten met het KITS instrumentarium en deze adequaat te kunnen aanbieden aan haar klanten, door het ontwikkelen van een dienstverleningsconcept dat vanuit de bestaande organisatie en vanuit marktperspectief wordt ontwikkeld.
89
90
Aanbevelingen EGO Onderzoeken naar de mogelijkheid voor een ingekorte versie van de EGO zonder verdiepende vragen (enkel meten van tevredenheid), zodat het invullen 50‐75% minder tijd in beslag neemt. De eerste aanvragers hebben geen mogelijkheid tot benchmarking aangezien het ontbreekt aan vergelijkingsmateriaal. Het verdient de aanbeveling hen te compenseren door de benchmarkgegevens in een later stadium eenmalig gratis te verstrekken. Het wordt aanbevolen om benchmarking niet enkel op landelijk niveau te laten plaatsvinden, maar ook op regionaal niveau (bijv. postcode) en op bouwjaar als toegevoegde waarde op de rapportage. Deze optie is mogelijk in de toekomst, en zal worden voorbereid in de programmering van de outputrapportage. De EGO kan worden uitgebreid met een extra instrument, namelijk met de Focus Groepsessies (Preiser, 2005; Ornstein, 2009). Dit zijn groepsessies met (afgevaardigden van) leerlingen, docenten, schoolleiding en overig personeel waarin de kwaliteit van de huisvesting onderling wordt bediscussieerd. Dit kan bijvoorbeeld als verdiepende aanvulling op de EGO worden uitgevoerd. Tevens kan de EGO worden uitgebreid met een extra bijlage aan de outputrapportage waarin staat vermeld hoe om te gaan met bepaalde negatieve uitkomsten en/of hoe deze te reduceren of op te lossen. IGO Het verdient de aanbeveling om te werken met ‘preferred partners’. Namelijk adviesbureaus die bepaalde aspecten uit de IGO tegen een vooraf vastgesteld tarief kunnen meten. Met zekerheid over de kosten wordt het afnamerisico en dus de drempel verlaagd voor potentiële afnemers. De verwachting is dat de IGO in de toekomst een krachtig instrument gaat worden, bijvoorbeeld als prestatiedocument i.c.m. de Kwaliteitsstandaard. Echter op korte termijn zal de afname niet groot zijn vanwege de substantiële kosten en de brede acceptatie in onderwijs‐ en kinderopvangsector. Daarom is de aanbeveling om de IGO (nog) niet via LimeSurvey aan te bieden maar ‘handmatig’ via Excel, inclusief benchmarking. Dit is goed mogelijk aangezien het om zeer behapbare data gaat, waarbij de data tevens door externen zal worden geleverd. Daarbij levert dit bij geringe afname een kostenbesparing op en maximale flexibiliteit. De IGO kan worden uitgebreid met een extra instrument, namelijk met de Walktrough (Preiser, 2005; Ornstein, 2009). Dit instrument laat een expert door het gebouw lopen (bijv. met een ckecklist) om de kwaliteitsaspecten die zich lastig objectief laten meten, toch te kunnen waarderen. Dit kan bijvoorbeeld als verdiepende aanvulling op, of als goedkopere variant van de IGO worden uitgevoerd. Tevens kan de IGO worden uitgebreid met een extra bijlage aan de outputrapportage waarin staat vermeld hoe om te gaan met bepaalde negatieve uitkomsten en/of hoe deze te reduceren of op te lossen. 91
EGGO Met de EGGO‐rapportage, waarin de uitkomsten van de EGO en de IGO met elkaar worden vergeleken en aanbevelingen worden gedaan, zou bij voorkeur niet door Ruimte‐OK moeten worden uitgevoerd. Ruimte‐OK zou zich daarmee op het terrein van een adviserende partij begeven. Het vergelijken van de EGO en IGO is wel mogelijk in een aparte rapportage (=maatwerk), maar het formuleren van aanbevelingen op basis van de uitkomsten niet. IPM & GPM: Het verdient de aanbeveling om beide procesinstrumenten verder uit te breiden en zo extra waarde toe te voegen voor de klant. De IPM kan worden uitgebreid met een extra service waarin een onafhankelijke expert voorgestelde wijzigingen en de impact hiervan kritisch beoordeelt. De GPM kan worden uitgebreid door begeleiding aan te bieden bij de “hoe”‐vragen c.q. aanpak zoals beschreven in de routekaart gebruikersparticipatie. Exploitatie‐ en investeringskosten: Het verdient de aanbeveling om tevens een benchmark exploitatiekosten & investeringskosten te introduceren. Hiermee wordt een vergelijking mogelijk tussen investeringskosten en exploitatiekosten, waar tevens een marktbehoefte voor is (zie paragraaf 3.4.1) Een andere mogelijkheid is de vergelijking tussen kwaliteit en kosten. Beide vergelijkingen leveren potentiële interessante inzichten op t.a.v. huisvestingsbeleid van onderwijs en kinderopvang. Voor deze benchmark zou de jaarlijkse exploitatiebenchmark van HEVO kunnen worden overgenomen c.q. vanuit Ruimte‐OK worden beheerd, aangevuld met een benchmark investeringskosten. Totaalpakket instrumentarium: Voor Ruimte‐OK kan het interessant zijn om een nieuw verdienmodel te ontwikkelen dat zichzelf in stand houdt en uitbreidt via het opzetten van een (virtuele) community of forum. Hierin participeren gratis de doelgroepen waar Ruimte‐OK zich op richt en bijvoorbeeld de 3TU’s, en betaald de aanbieders zoals advies‐ en ontwerppartijen, toeleverende industrie, etc. In deze community wordt gestructureerd elkaar geholpen, discussies gevoerd en kennis met elkaar gedeeld, alsook documenten gereviewd en beoordeeld. E.e.a. conform de thematisering van de Scholenbouwwaaier. Eventuele resultaten kunnen vervolgens weer worden toegevoegd aan de Kennisbank (per thema) of vormt een aanleiding om het 3TU‐KITS instrumentarium, de Waaier, de Standaard of specifieke documentatie in de Kennisbank aan te scherpen of uit te breiden met de extra inzichten. Deze community draagt bij aan het tegemoet komen aan twee grote wensen die mede in de interviews zijn vastgesteld, namelijk: (1) op een gestructureerde wijze kennis met elkaar delen en (2) ontwikkelen van een standaard PvE voor onderwijshuisvesting (zie paragraaf 3.4.1) waarbij de kennisbank als onderlegger voor kan dienen. Voor Ruimte‐OK kan het interessant zijn om een nieuw verdienmodel te ontwikkelen waarbij het doorverwijzen van een afnemer/klant naar een adviseur voor Ruimte‐OK een fee/vergoeding oplevert. Deze doorverwijzing kan dan bijvoorbeeld gaan over het geven van een gedetailleerde verklaring voor de EGO en/of IGO‐uitkomsten, het uitbesteden van het IPM of GPM of verder gedetailleerd advieswerk te geven. Hierbij dient te worden opgelet dat Ruimte‐OK de 92
afnemer/klant niets verplicht en de optie moet openlaten om met andere adviseurs in zee te gaan. Ook is de aanbeveling om de doorverwijzing gepaard te laten gaan met een gratis oriënterend gesprek met de adviseur, zonder verdere wederzijdse verplichting. Overige aanbevelingen: Het verdient de aanbeveling om met het instrumentarium aansluiting te zoeken bij Vensters voor Verantwoording (zowel PO als VO). Hierin wordt cijfermatige informatie over scholen verzameld in één landelijk systeem. Echter huisvesting staat hierin niet vermeld, en dus een grote kans voor Ruimte‐OK om hierop aan te sluiten. Er dienen echter wel concrete afspraken te worden gemaakt t.a.v. vertrouwelijkheid van gegevens met de desbetreffende organisaties. Stichting Carmelcollege beschikt o.a. over een kwaliteitsevaluatiemodel dat veel raakvlakken vertoond met de EGO/IGO. Daarnaast beschikt Carmelcollege over andere tools die interessant zijn voor de rest van Nederland, en die dus eventueel via Ruimte‐OK kunnen worden aangeboden. In een onderling overleg tussen Ruimte‐OK en Carmelcollege is geconstateerd dat samenwerking zeker tot de mogelijkheden behoort. Deze samenwerking dient echter nog concreter gemaakt te worden. Het verdient de aanbeveling om, op het moment dat de instrumenten breed geaccepteerd zijn, een kwaliteitslabel of certificering te introduceren op basis van de Kwaliteitsstandaard, gemeten door de IGO. Hiermee ontstaat een definitieve verankering van het instrumentarium in de onderwijs‐ en kinderopvangsector, met als primair doel het waarborgen van kwalitatief goede huisvesting. Zoals in de interviews is vastgesteld, zijn er dikwijls spanningen en conflicten tussen gemeenten en schoolbesturen als het gaat om de (ver)bouw van onderwijshuisvesting. Ruimte‐OK kan hierin als onafhankelijke stichting een bemiddelde rol in vervullen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het 3TU‐KITS instrumentarium, of de hieruit voortkomende benchmarks, om een impasse te doorbreken. Tot slot verdient het de aanbeveling om de benamingen EGO, IGO, GPM en IPM aan te passen t.b.v. de marketing. Een eerste voorstel is om de instrumenten als volgt te benoemen: o EG‐OK: Enquête Gebruikerstevredenheid voor Onderwijs en Kinderopvang o IG‐OK: Inventarisatie Gebouwprestaties voor Onderwijs en Kinderopvang o RG‐OK: Routekaart Gebruikersparticipatie voor Onderwijs en Kinderopvang o IP‐OK: Integrale Prestatiesturing voor Onderwijs en Kinderopvang
93
94
Literatuurlijst AgentschapNL, 2012, “Marktinitiatieven Frisse Scholen”, Weesp, juli 2012. Aken, J.E. van, 1994, “De bedrijfskunde als ontwerpwetenschap. De regulatieve en de reflectieve cyclus”, Bedrijfskunde, 66, 1994, no 1, pp. 16‐26. Alem, I. en Perry, C., 2002, “A customer‐oriented new service development process”, Journal of Service Management, Vol 16 (6), pp. 515‐534. Al‐Fedaghi, S., en Al‐Azmi, F., 2011, “Evolution of Data into an Information Hierarchy”, Journal of Convergence Information Technology, Vol. 6 (2), pp. 9‐21. AOB, 2010, “Scholenbouwprijs uitgesteld”, het Onderwijsblad, vol. 16 (2010), Algemene Onderwijsbond. Armstrong,G., en Kotler, P., 2009, “Marketing. An introduction”, Peason Education, Inc., Upper Saddle River, New Jersey, 9e editie. Baker, M. en Hart, S., 2008, “The Marketing Book” , Elsevier/Butterworth‐Heinemann, Amsterdam/ Boston, 6e editie. Bates, M.J., 2005, “Information and knowledge: an evolutionary framework for information science”, Information Research (IR), Vol. 10, No. 4. Batini, C. et al., 2009, “Methodologies for Data Quality Assessment and Improvement”, ACM Computing Surveys, Vol. 31 (3), Article 16. Bawa, A., en Kansal, P., 2009, “Cognitive Dissonance and the Marketing of Services: Some Issues”, Journal of Services Research, Vol 8 (2). Bitner, M. e.a., 2007, “Service Blueprinting: A Practical Technique for Service Innovation”, Center for Services Leadership, Arizona State University, Working paper. BNA, 2011, “Luisteren naar schoolgebouwen: hoe presteren schoolgebouwen?”, BNA Onderzoek, Amsterdam. Boekhorst, A. et al., 2001, “Informatievaardigheden”, Uitgeverij Lemma, Utrecht, 2e druk. Boomsma, S. en Borrendam, A. van, 2003, “Kwaliteit van dienstverlening. De integratie van dienstenmarketing kwaliteit en management”, Kluwer, Deventer, 4e druk. Bruins, R., en Pinkster, B., 2007, “Informatiemanagement”, Pearson Education Benelux, Amsterdam. Bullinger, H., e.a., 2003, “Service engineering‐methodical development of new service products”, International Journal of Production Economics 85 pp. 275‐287. Cronie, R., 2007, “Onderzoeksmethoden”, Syllabus 3176, minor RSV, Saxion, Deventer.
95
D66, 2012, “Het spel en de knikkers: Symposium onderwijshuisvesting”, Presentatie Gert‐Jan van Midden, Technische Universiteit Eindhoven, d.d. 26 januari 2012. Davis, M. en Heineke, J., 2010, “Service science: A structured approach for the cocreation of value”. Beschikbaar via: http://www.summersoc.eu/summersoc2011/wp‐ content/uploads/2011/01/Service‐Innovation‐II‐Designing‐Service‐Processes‐september‐27‐ 2009.pdf Derksen, T., en Crins, H., “AIV Informatiekunde voor het HBO, Academic Service”, 6e druk. ECORYS, 2009, “Baas over eigen school, onderzoek naar doordecentralisatie van onderwijshuisvesting in het voortgezet onderwijs”, i.o.v. Onderwijsraad, Rotterdam. Edvardsson, B. et al., 2005, “Service portraits in service research: a critical review”, Journal of Service Management, 16 (1), p.107‐121. Edvardsson, B., en Olsson, J., 1996, “Key Concepts for New Service Development”, The Service Industries Journal, VOl 16, pp. 140‐164. Emmerik, R., 2007, “Kwaliteitsmanagement”, Pearson Education Benelux BV, Amsterdam. Epha, 2012: http://www.lichtopbinnenklimaat.nl/, laatst bezocht op 23 april, 2012. Faucher, J., et al., 2008, “Reconstituting knowledge management”, Journal of Knowledge Management, Vol. 12, NO.3, pp. 3‐16. FMM, 2012 http://www.fmm.nl/nieuws/nieuws/onderwijshuisvesting‐krijgt‐minder‐geld‐ van.113911.lynkx, laatst geraadpleegd op 02‐11‐2012 Ge, M. et al., 2011, “Information quality assessment: Validating measurement dimensions and processes”, European Conference on Information Systems (ECIS) Proceeding, paper 75. Goldstein, S., e.a. , 2002, “The service concept: the missing link in service design research?”, Journal of Operations Management, vol. 20, pp. 121‐134. Gronfeldt, S. and Strother, J., 2006, “Service Leadership. The Quest for Competitive Advantage”, SAGE Publications, Inc. Haksever, C., e.a., 2000, “Service Management and Operations”, tweede editie, Pretence Hall, Upper Saddle River, New Jersey. Johnston, R and Clark, G., 2008, “Service Operations Management. Improving Service Delivery”, Pearson Education Limited, third edition. Jonkers, E., 2012, “Sturen op Prestatie. Sturen op de meest recente prestatie‐eisen tijdens het ontwikkelingsproces van schoolgebouwen”, 3TU‐ADMS, Stan Ackermans Institute, Eindhoven. KIDS, 2012: http://www.kennisindesteigers.nl/pages/nl/home/, laatst bezocht op 21 mei, 2012 Kotler, P. en Keller, K., 2006, “Marketing Management”, 12 ed, Pearson Education, Inc., Upper Saddle River, New Jersey. 96
Kotler, P. en Keller, K., 2006, “Marketing Management”, Pearson Education, Inc., Upper Saddle River, New Jersey, 12e editie. Losee, R.M., 1997, “A Discipline Independent Definition of Information”, Journal of the American Society for Information Science”, 48(3), pp 254‐269. Mandour, Y en Bekkers, M., 2010, “Marketing‐ en Strategiemodellen”, 2e herziene editie, Sdu Uitgevers bv., Den Haag. Mandour, Y. en Bekkers, M., 2010, “Een praktische kijk op Marketing en strategiemodellen”, Sdu Uitgevers bv., Den Haag, 2e herziende druk. Martinich, J.S., 1997, “Production and operations management – An applied modern approach”, New York: John Wiley & Sons, Inc. McGee, J. en Prusak, L., 1996, “Strategisch informatiemanagement”, BoekWerk, Groningen. Meadow, C. en Yuan, W., 1997, “Measuring the impact of information: defining the concepts”, Information Processing & Management, Vol. 33, No. 6, pp 697‐714. Meijer, A. e.a., 2007, “Literatuurstudiescholen en kindercentra Binnenmilieu, gezondheid en leerprestaties”, Onderzoeksinstituut OTB, Technische Universiteit Delft. Midden, G. van, 2011, “Leg wettelijk vast dat het schoolgebouw niet langer de sluitpost van de gemeentelijke begroting is”, Schoolfacilities, Mei 2011, Wolters Uitgeverij B.V., Steendere. Moellier, S., 2010, “Characteristics of services‐a new approach uncovers their value”, Journal of Services Marketing 25 (5) pp. 359‐368. Mol, A., Broekhuizen, D., 2009, “Gezond en goed, Scholen in topconditie”, Atelier Rijksbouwmeester, Den Haag. Nagle, T. e.a., 2011, “The strategy and tactics of pricing”, Prentice Hall, One Lake Street, Upper Saddle River, New Jersey, 5th edition. Oberon, 2012, “Trends in Onderwijshuisvesting”, Utrecht, mei 2012, i.o.v. Ministerie OCW. Ornstein, S e.a.,2009, “Improving the quality of school facilities through building performance assessment”, Journal of Educational Administration, Vol. 47, no.3 pp. 350‐367. PO‐raad, 2012, http://www.poraad.nl/content/stille‐bezuinigingen‐brengen‐primair‐onderwijs‐rode‐ cijfers‐de‐rek‐eruit, laatst geraadpleegd op 02‐11‐2012 PO‐raad, 2012: http://www.poraad.nl/content/kwaliteit‐gebouwen, laatst bezocht op 22 maart, 2012. PO‐raad, 2012: www.poraad.nl, laatst bezocht op 1‐11‐2012 Preiser, W., en Vischer, J., 2005, “Assessing Building Performance”, Elsevier Butterworth‐Heinemann, Oxford.
97
Regeerakkoord, 2012, “Bruggen slaan‐Regeerakkoord VVD‐PVDA”, 29 oktober 2012. Regioplan, 2012, “Onderzoek overheveling buitenonderhoud schoolgebouwen PO”, Regioplan Beleidsonderzoek, Amsterdam. Roemaat, W., 2011, “Het ontwerpen van een evaluatiemodel voor schoolgebouwen. De aansluiting tussen gebruiker en gebouw”, 3TU‐ADMS, Stan Ackermans Institute, Eindhoven. Rowley, J., 2007, “The wisdom hierarchy: representations of the DIKW hierarchy”, Journal of Information Science, 33(2), pp. 163‐180. Ruimte‐OK, 2012, “Marktonderzoek Ruimte voor Onderwijs en Kinderopvang”, interne documentatie. Sampson, S. en Froehle, C., 2006, “Foundations and Implications of a Proposed Unified Services Theory”, Production and Operations Management Society”, Vol 15 (2) pp. 329‐343. Scheuing, E., en Johnson, E., 1989, “A proposed model for new service development”, Journal of Service Management, Vol. 3 (2), pp.25‐34. Schulp, J., 2006, “Operationeel management in de dienstverlening”, Pearson Education Benelux. SCSB, 2012: http://www.scsb.nl/, laatst geraadpleegd op 24 juli, 2012. Shahin, A., 2010, “Service Blueprinting: An Effective Approach for Targeting Critical Service Processes‐ With a Case Study in a Four‐Star International Hotel”, Journal of Management Research, Vol 2, No. 2: E9, pp. 1‐16. Strien, P.J. van, 1986, “Praktijk als wetenschap. Methodologie van het sociaal‐wetenschappelijk handelen”, Van Gorcum, Assen. TNO, 2007, “Het effect van ventilatie op de cognitieve prestaties van leerlingen op een basisschool”, TNO Bouw en Ondergrond. Vandergriff, L.J., 2008, “Welcome to the Intelligence Age: an examination of intelligence as a complex venture emergent behavior”, Journal of Information and Knowledge Management Systems, Vol. 38, No. 4, pp. 432‐444. Verschuren, P. en Doorewaard, J., 2010, “Het ontwerpen van een onderzoek”, Boom Lemma uitgevers, vierde druk. VNG, 2012, “Stand van zaken wetswijziging doordecentralisatie onderwijshusivesting”. VNG, 2012: www.vng.nl, laatst bezocht op 1‐11‐2012 VO‐raad, 2012: http://www.vo‐raad.nl/dossiers/bezuinigingen, laatst geraadpleegd op 02‐11‐2012 VO‐raad, 2012: www.vo‐raad.nl, laatst bezocht op 1‐11‐2012 Vries, W. de, e.a., 2001, “Dienstenmarketing management”, Derde druk, Wolters‐Noordhoff bv Groningen/Houten, The Nederlands. 98
Vries, W. de, en Goud, A., 2003, “Strategische dienstverlening”, Wolters‐Noordhoff bv Groningen/Houten, The Nederlands. Wijnhoven, F., 2009, “Information Management: informing approach”, Routledge, Abingdon & New York, first edition. Wijnneconsult, 2012: http://www.wynneconsult.com/root/HomePageKB01.htm, geraadpleegd op 28 mei 2012.
laatst
Zins, C., 2007, “Conceptual Approaches for Defining Data, Information, and Knowledge”, Journal of the American Society for Information Science and Technology, 58(4), pp 479‐493.
99
100
Bijlage 1: Dienstverlening als systeem Facetten van dienstverlening
Figuur 22: Facetten van dienstverlening (De Vries, 2003)
De Vries (2003) beschrijft in bovenstaand model (fig. 22) wat de aandachtsgebieden zijn voor een organisatie t.a.v. (strategische) dienstverlening. Hij noemt hierbij vijf facetten (rechter deel figuur) en het aspect concurrentie en andere invloeden (linker deel figuur) die een rol spelen of kunnen spelen bij elke interne en externe transactie, of te wel dienstverleningsproces. Het aspect concurrentie en andere omgevingsinvloeden (demografische, regulerende, economische, technologische en sociale) staat afgezonderd, aangezien de organisatie hier geen directe invloed op kan uitoefenen maar die wel van belang is binnen de strategie van een organisatie.
Dienstverlening vs. bedrijfsstrategie Dienstverleningsconcept
Mensen Technologie Processen Fysieke faciliteiten Gereedschap
Meting
Output Dienstleveringssysteem
Prestaties Serviceuitkomsten Dienstervaring
Figuur 23: Integratie bedrijfsstrategie en dienstverlening (Goldstein, 2002)
Goldstein (2002) beschrijf in haar bovenstaand model (fig. 23) hoe het dienstverleningsconcept de verbindende factor vormt tussen de organisatiestrategie en het leveren van diensten door de organisatie.
101
102
Bijlage 2a: Interviewopzet Opzet interview Open interview met 1 basisvraag: “Wat speelt er momenteel t.a.v. (kwaliteit) onderwijshuisvesting en waar hebben jullie geen grip op?” Afhankelijk van het antwoord vervolgvragen gesteld om een beeld te vormen over volgende hoofdthema’s:
Ed Peeters: Bestuursadviseur Integrale huisvestingsplanning bij gemeente Eindhoven Henk Rademakers: Beleidsmedewerker Welzijn en Onderwijs bij gemeente Leudal, Heythuysen Ton van Helvoort: Beleidsmedewerker onderwijs bij Gemeente ‘s Hertogenbosch
Schoolbestuur VO
Frank Lemmens: Hoofd Vastgoed Facilitair Inkoop bij Stichting Limburg Voortgezet Onderwijs (LVO), Sittard Ruud van Rijn: Algemene zaken/Inkoop College van Bestuur bij Onderwijsgemeenschap Venlo eo.
Schoolbestuur PO
Herbert Hoedemakers: Algemeen directeur bij Stichting Triade, Geleen Peter Meijboom, adviseur huisvesting/ICT bij AWBR, Amsterdam
Overige gesprekken Ruimte‐OK
Martijn Arts Marco van Zandwijk Jan Schraven
Schoolbestuur
Liesbeth Wieland, bestuursadviseur Facilitair Management bij Lucas Onderwijs, Den Haag In het kader van samenwerking: o Leo van Wijchen, teamleider huisvesting & facilities, Stichting Carmelcollege, Hengelo o Marcus Tastekin, beleidsondersteunend medewerker Vastgoedmanagement, Stichting Carmelcollege, Hengelo 103
Adviseur
Fred de Gier, Unitmanager/huisvestingsadviseur Onderwijs bij BOAG Advies en Management, Rotterdam T.b.v. opzet online enquete: o Martijn Klabbers, Consultant bij LaQuSo, Eindhoven In het kader van samenwerking: o Hans Heijltjes, senior huisvestingsadviseur bij HEVO, ’s Hertogenbosch o Willem Adriaanssen, partner bij HEVO, ‘s Hertogenbosch
Gemeente
In het kader van samenwerking en als klant: o Caroline Blommers, projectmanager bij gemeente Amsterdam (stadsdeel Noord) o Albert Duyst, Directeur bij Duyst & Projecten, Amsterdam
Opzetten website waarin de instrumenten worden gekoppeld aan relevante documenten. Zodoende leg je een structuur aan en wordt alles aan elkaar gekoppeld waarbij je hele gebouwlevenscyclus afdekt. Ideaalsituatie: Documenten zo aan elkaar koppelen dat je bij wijze van spreke komt tot een PvE zou schitterend zijn, dan samen met een adviseur hier een definitief verhaal van maken. Via bijv. documenten mensen met elkaar in contact brengen. Daardoor hecht/koppel je waarde aan de documenten en de mensen leren van elkaar. Model (EGO/IGO) moet gemakkelijk zijn en moet waarde hebben. Meten is weten, maar hoe gaan we datgene wat we weten vertalen naar beleid. Kortom, gaat erom dat je hebt gemeten wat we eigenlijk al wisten, maar nu heb je het onderbouwd en gekwalificeerd. Wat kunnen we daarmee? Nou, normen aanpassen, hogere eisen stellen aan gebouw, waar moeten we beter op letten, etc. Zo kun je toewerken naar een PvE dat helemaal is toegespitst op type onderwijs, omvang, levensduurverlenging, renovatie, etc. Benchmark zeer interessant, echter ervoor waken dat het geen vergaarbak wordt met data waar je niet weet waar je moet zoeken als je specifieke informatie nodig hebt. Hiervoor zijn de thema’s van de Waaier gebruiken. Bijv. als iemand in DO‐fase zit en die snel dingen wil nalopen als check, dan werkt dit fantastisch. Opletten t.a.v. juridische aansprakelijkheid als je adviezen gaat geven op basis hiervan. Gaat volgens mij meer om kennisdeling en gebruikers met elkaar in contact te brengen. T.a.v. EGO‐outputrapportage: bijv. top‐10 aandachtspunten en benchmark is geweldig. Wel opletten dat je geen appels met peren aan het vergelijken bent. Het kostentechnisch verhaal van instrumenten is totaal geen probleem, zeker als je het vergelijkt met de kosten van nieuwbouw of renovatie dan is een paar honderd euro peanuts. Kinderopvang onvoldoende aan bod gekomen, terwijl dit steeds vaker speelt in bijv. combinatie met voorschool.
104
Bijlage 3a: Verdienmodellen, prognoses en begroting Verdienmodellen VERDIENMODELLEN, genoemde bedragen excl. BTW Producten/Diensten Ruimte‐OK Scholenbouwwaaier (verwijzing naar andere instrumenten opnemen) Kwaliteitsstandaard (verwijzing naar andere instrumenten opnemen) IPM GPM EGO (incl benchmark)
Gratis (web)
Vast bedrag (eenmalige afname)
Indirect (reclame, fee doorverwijzing)
€
X (losse verkoop waaier à € 22,50 )
X
X (à €395) X (à €395) X (à €395+1€ per respondent incl. rapportage) X (indien eenmalig, à €295, incl. rapportage maar excl. fysieke meting!)
X (voor extra hulp) X (voor extra hulp) X (voor intakegesprek/aanpassing rapportage of vragen) X (voor metingen, waarbij tijdsduur afhankelijk is van wat ze willen laten meten. Metingen kunnen ook uitbesteed worden!) X (analyse uitkomsten EGO & IGO)
X (periodieke metingen, elke 2‐3jr)
X (periodieke metingen, elke 2‐3 jr)
EGGO
Advieswerk
Abonnement (jaarlijks/maandelijks)
X (gratis download)
IGO (incl. benchmark)
Kennisbank/database Ruimte‐OK
Ondersteunende dienstverlening (supportfunctie à 75/uur)
X (bijv. pakket doordecentralisatie)
X
X
X
X (doorverwijzingen, reclame, rapporten in kennisbank plaatsen, etc.)
Bijlage 3b: Prijssetting Prijs kan in enge zin worden gedefinieerd als het bedrag dat wordt gerekend voor een product of dienst. In brede zin kan prijs worden gezien als de som van alle waardes die klanten opgeven om de voordelen te verkrijgen door het hebben of gebruiken van het product of dienst (Armstrong, 2009). De prijs is het enige element in de marketingmix dat winst realiseert terwijl de anderen alleen maar geld kosten. Daarom is een goede prijsstrategie van groot belang voor Ruimte‐OK. De huidige prijsstrategie van Ruimte‐OK laat zich kenmerken door de prijzen laag te houden om daarmee zoveel mogelijk klanten te bereiken, ook wel marktpenetratie genoemd. Deze strategie betekent dat Ruimte‐OK haar producten en diensten aanbiedt tegen een zo laag mogelijke prijs, die wel (ruim) voldoende is om als stichting zonder winstoogmerk continu te kunnen inspelen op (veranderende) behoeften en producten te kunnen (door)ontwikkelen, oftewel de continuïteit van de organisatie zeker te stellen naar de toekomst toe. Dit is tevens de beste strategie die Ruimte‐OK kan hanteren, gelet op haar doelstelling, visie en missie. Deze strategie van marktpenetratie vormt dan ook het uitgangspunt voor het bepalen van de kostprijs voor de instrumenten. Voor het bepalen van de kostprijs voor het KITS‐instrumentarium dient Ruimte‐OK niet alleen naar de kosten te kijken, maar ook naar de klantwaarde die de instrumenten vertegenwoordigen (Nagle, 2011; Lovelock, 2011; Baker, 2008). Normaal gesproken dient er gekeken te worden naar de prijzen van concurrerende producten, zoals in onderstaande figuur 24 staat weergegeven. Maar zoals eerder is vastgesteld, zijn er geen echte concurrerende producten die ook niet verder worden meegenomen bij de kostprijsbepaling. Dit betekent dat de prijzen voor de instrumenten ergens tussen twee uitersten komt te liggen, namelijk tussen de maximale prijs en de minimale prijs.
Figuur 24: De driepotige prijskruk (Lovelock, 2011)
De minimale prijs wordt bepaald door de kosten, want een vraagprijs onder de kostprijs betekent een verlies voor Ruimte‐OK. De maximale prijs wordt bepaald door de klantwaarde c.q. waardeperceptie van de klant, want een prijs boven de ‘klantwaarde’ betekent dat de klanten meer zullen moeten investeren dan de producten waard zijn, en deze producten dus nooit zullen afnemen. In de volgende subparagraaf zal een schatting worden gemaakt van zowel deze minimumprijs als de maximale prijs. 108
Maximumprijs Deze wordt bepaald door de waardeperceptie van de klanten, gebaseerd op klantgedreven prijzen. Oftewel, wat is de klant bereidt om te betalen voor deze instrumenten. Hierbij maken ze de afweging tussen de ervaren voordelen en de waargenomen kosten die moeten worden betaald (Lovelock, 2011), oftewel inzicht in de nettowaarde. Zoals reeds in paragraaf 3.3.7.4 is behandeld, bestaan de kosten uit zoekkosten, kosten van aanschaf, kosten van gebruik en kosten na gebruik. Deze kosten zijn zowel van monetaire als niet‐monetaire aard zoals tijd, negatieve ervaringen, geestelijke‐ en fysieke inspanningen. In onderstaande tabel 16 staan de (mogelijke) voordelen en kosten van de instrumenten benoemd. Er dient echter te worden opgemerkt dat de voordelen en kosten zich lastig laten specificeren, aangezien ze sterk verschillen per situatie waarin ze gebruikt worden. Tabel 16: Voordelen en kosten per instrument
EGO & IGO
GPM
IPM
(Mogelijke) voordelen Inzicht kwaliteit huisvesting en hierop kunnen sturen en borgen (i.c.m. benchmarking). Slimmer/gerichter kunnen investeren in de huisvesting Ondersteuning bij beleidsvorming‐ en uitvoering (nieuw‐ of verbouw) d.m.v. monitoringsfunctie Toenemende gebruikerstevredenheid, reductie ziekteverzuim, toenemende leerprestaties Kostenbesparing d.m.v. aanscherping PvE’s (aantonen onder‐ of overspecificatie) Versterking concurrentiepositie Risicoreductie als onderdeel van prestatiecontracten Gebruik van kennis, expertise en verbeeldingskracht gebruikers, dat kan leiden tot een beter gebouw Meer tevreden gebruikers (beter inzicht in de gemaakte keuzes, realistischere verwachtingen, meer draagvlak, begrip) Reductie faalkosten, welke momenteel op 10% van de bouwkosten liggen.
(Mogelijke) kosten Basiskostprijs (en eventueel bijkomende kosten voor IGO‐ metingen op locatie Tijdsinspanning invullen c.q. verspreiden vragenlijst(en) Tijdsinspanning interpretatie uitkomsten Belasting t.a.v. eventuele negatieve uitkomsten Investeringen t.a.v. extra ondersteunende dienstverlening Probleemoplossende investeringen
Door de voordelen af te zetten tegen de kosten, zou het mogelijk moeten zijn om een indicatie te geven voor de maximumprijs voor de instrumenten. Echter de voor‐ en nadelen variëren sterk per situatie, waardoor de richtbedragen (fors) per situatie van elkaar kunnen verschillen. Om toch een uitspraak te kunnen doen over een maximum drempelbedrag is deze vraag indirect voorgelegd aan experts op het vakgebied van (onderwijs)huisvesting en potentiële gebruikers (zie interviewopzet bijlage 2a). Gelet op de kosten van nieuw of verbouw, kosten van ziekteverzuim, en de hoge faalkosten, worden de basiskostprijzen voor de EGO, IGO, IPM en GPM onder de 1000 euro als zeer schappelijk ervaren. Hogere bedragen zijn ook schappelijk, mits daarvoor een duidelijke toegevoegde waarde aan ten grondslag ligt. Er dient wel te worden opgemerkt dat het merendeel van de geïnterviewde personen slechts op hoofdlijnen inhoudelijk bekend was over de betekenis van de instrumenten, en dat het genoemde bedrag vooral beredeneerd is vanuit enkel de voordelen die de instrumenten met zich meebrengen. Minimumprijs Deze wordt bepaald door alle kosten die Ruimte‐OK moet maken om de producten geleverd te krijgen. Deze kosten zijn (Nagle, 2011):
Vaste kosten (overheadkosten): Dit zijn de (organisatie)kosten die niet variëren met het verkoopniveau. Hierbij zitten ook de marketingkosten en de kosten om de instrumenten verder te verbeteren en door te ontwikkelen. Variabele kosten: Dit zijn de (organisatie)kosten die variëren met het verkoopniveau.
Daarnaast heeft Ruimte‐OK ook te maken met de oorspronkelijke R&D‐kosten, dit zijn de investeringskosten die zijn gemaakt om het 3TU‐KITS instrumentarium te ontwikkelen. Deze dienen op termijn (voorstel 2015) te worden afbetaald. De exacte specificering en berekening van deze begrote kosten zijn te vinden in deze bijlage onder het kopje “begroting”. Samengevat zijn de kosten als volgt:
Op basis van deze gegevens is het mogelijk om de basiskostprijs voor elk instrument te bepalen. Er dienen echter wel nog een aantal aannames en uitgangspunten te worden benoemd. Deze zijn:
De verkoopprognose voor het aantal te verkopen instrumenten over periode 2013‐2015 is als volgt (zie bijlage 3a): o EGO: 722 o IGO: 159 o GPM: 25 o IPM: 25 totale verkoopaantallen: 931 110
In 2015 dienen de investeringskosten (160.000) volledig te zijn afbetaald. Dit is conform de afspraken die met de TU/e zijn gemaakt, e.e.a. natuurlijk afhankelijk van de geboekte resultaten. Deze investeringskosten worden daarom opgeteld bij de vaste kosten. Daarmee wordt alles evenredig verdeeld over elk verkocht instrument, wat verdedigbaar is aangezien de investeringskosten en vaste kosten vanuit organisatieoogpunt voor elk instrument vergelijkbaar zijn. Ondersteunende dienstverlening wordt niet meegerekend, aangezien de instrumenten zichzelf dienen terug te verdienen. Ondersteunende dienstverlening wordt als een extra beschouwd, en dus ook extra doorbelast aan de klant. De berekening zal worden gemaakt over de periode 2013 t/m 2015.
De basiskostprijs van de instrumenten is vervolgens te berekenen (Nagle, 2011): vaste kosten verkoopaantallen
variabele kosten
basiskostprijs
160.000
44.521 46.759 931
27.754
variabele kosten EGO of IGO of IPM of IPM
De basiskostprijs per instrument, beredeneerd vanuit kostenperspectief/minimumprijs, bedraagt gemiddeld over de periode 2013‐2015:
Adviesprijs Door de vastgestelde maximumprijs en de minimumprijs te bepalen, is nu goed inzicht tussen welke twee uitersten de adviesprijs voor de 3TU KITS‐instrumenten zich dient te bevinden. De volgende strategie zal worden gehanteerd waarbij vanuit twee kanten wordt geredeneerd om uiteindelijk te komen tot deze adviesprijs welke zich ergens tussen de twee uitersten bevindt. Deze ‘argumentatie’strategie is in onderstaande figuur 25 te zien. Bij deze strategie zullen zowel argumenten worden benoemd die ertoe leiden dat de maximumprijs omlaag gaat, alsook argumenten die ertoe leiden dat de minimumprijs omhoog gaat. Uiteindelijk leidt dit beargumenteerd tot een adviesprijs voor elk instrument.
Maximumprijs
-
Minimumprijs
+
+
Adviesprijs
Figuur 25: Argumentatiestrategie prijssetting
111
De argumentatie die voor elk instrument leidt tot een adviesprijs, is als volgt: ALGEMEEN GELDEND VOOR ELK INSTRUMENT (‐) Maximumprijs is met name beredeneerd vanuit de klantvoordelen, niet vanuit de nadelen welke dus negatief meegewogen dienen te worden in de adviesprijs; (‐) Marktpenetratie als strategie, waar tevens de verkoopprognose op is gebaseerd; (+) Minimumprijs op basis van (theoretische) inschattingen, echter de praktijk onzeker is, wat dus extra risico’s met zich meebrengt die moeten worden afgedekt; (+) Continuïteit Ruimte‐OK betekent nieuwe producten (blijven) ontwikkelen om te kunnen voldoen aan de (veranderende) klantbehoeften. De kosten hiervan moeten mede worden afgedekt met de verkoop van de instrumenten. INSTRUMENT‐SPECIFIEK: EGO (‐) Klant levert naast zelf invullen van de EGO, inspanning om de EGO uit te zetten; (‐) Risico van te weinig respondenten ligt volledig bij de klant zelf; (+) In de basis vormt de EGO van alle instrumenten de meeste inspanning voor Ruimte‐OK met daaruit volgend ook de meeste risico’s bij tegenvallers; (+) Bij de EGO is het heel duidelijk wat de klant koopt, immers de opzet van de outputrapportage ligt vast, wat een risicoreductie betekent voor de klant. INSTRUMENT‐SPECIFIEK: IGO (‐) Klant levert zelf nagenoeg alle inspanningen t.a.v. het invullen van de meetlijst, risico is voor Ruimte‐OK hierin dus relatief beperkt bij tegenvallers; (‐) Bij de IGO komen bijkomende (forse) kosten voor de klant t.a.v. het meten op locatie; (+)Bij de IGO is het heel duidelijk wat de klant koopt, immers de opzet van de outputrapportage ligt vast, wat een risicoreductie betekent voor de klant. INSTRUMENT‐SPECIFIEK: IPM EN GPM (‐) Klant levert zelf alle inspanningen doordat het proces‐instrumenten zijn. Hierin zit dus geen risico voor Ruimte‐OK bij tegenvallers; (‐) Onzekerheid over wat het instrument uiteindelijk oplevert voor de klant. Gelet op de benoemde argumenten is de adviesprijs voor elk instrument als volgt:
EGO: IGO: GPM: IPM:
€ 500 gemiddeld op basis van € 395 + 1 euro per respondent € 295 (excl. bijkomende metingen op locatie) € 395 € 395
Er dient te worden opgemerkt dat de kosten voor de IGO t.a.v. fysieke metingen op locatie niet meegenomen zijn in de berekeningen, omdat dit verschilt naargelang de behoefte. Bij een uitgebreide meetbehoefte kan het bedrag van 1000 euro (fors) worden overschreden. Dit is
112
acceptabel, mits er natuurlijk wel een duidelijke toegevoegde waarde is voor de desbetreffende afnemer. Met deze adviesprijzen houdt Ruimte‐OK over de periode 2012‐2015 bekeken, per jaar een bescheiden winst over van iets minder dan 28.000 euro (incl. afschrijving investeringskosten). Dit bedrag kan gebruikt worden om eventuele onvoorziene tegenvallers op te vangen en zo bijdragen aan een risico‐reductie voor Ruimte‐OK t.a.v. het inbedden van het 3TU‐KITS instrumentarium in haar organisatie. Tot slot een extra aanbeveling om voor elk instrument, en met name de IPM en GPM, gratis telefonische ondersteuning aan te bieden. Deze kosten zijn niet direct meegenomen in de kosten, maar zitten verwerkt in de begroting onder het punt “R&D”. Dit is acceptabel, aangezien noodzakelijke telefonische ondersteuning aangeeft dat het instrument op bepaalde punten onduidelijk c.q. tekortschiet, en dankzij klantcontact deze punten verder opgepakt kunnen gaan worden gedurende R&D‐activiteiten.
113
114
Bijlage 4: Trends & Ontwikkelingen Ontwikkelingen in omgeving en markt Ruimte‐OK Economische crisis waardoor fors wordt bezuinigd op onderwijshuisvesting en investeringen uitblijven (VO‐raad; PO‐raad; FMM, 2012) Regeerakkoord Rutte 2: Overheveling van € 256 miljoen uit het gemeentefonds naar de scholen (overheveling naar Lumpsum) ten behoeve van hun huisvesting (Regeerakkoord, 2012). Regeerakkoord Rutte 2: Streven naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Energiebesparing via Green Deals, ook voor schoolgebouwen (Regeerakkoord, 2012). Gemeenten en schoolbesturen hebben geen grip op onderwijshuisvesting (zie figuur 10) Doordecentralisatie buitenonderhoud in PO, naar verwachting per 1‐1‐2014 (VNG, 2012). Gestage stijging volledige doordecentralisatie in VO en PO (Oberon, 2012) Duidelijke stijging realisatie onderwijsvoorzieningen door of i.s.m. woningcorporaties als gevolg van voordelige financiering (Oberon, 2012) Aangenomen motie t.b.v. medewerking regering aan opzetten fonds waarin pensioenfondsen kapitaal kunnen storten om nieuwe schoolgebouwen te realiseren en 20 jr door besturen gehuurd kunnen worden. Onduidelijk uitwerking motie in wetgeving (Oberon, 2012) Naast gemeenten, corporaties en pensioenfondsen zetten schoolbesturen in VO en PO de stap zelf onderwijshuisvesting te financieren dankzij optie doordecentralisatie (Oberon, 2012) Veranderende rolverdeling gemeenten en schoolbesturen. Helder beeld nodig van hun rol en verantwoordelijkheid t.a.v. onderwijshuisvesting binnen gegeven wettelijk kader (Oberon, 2012) Minder vraag kinderopvang en peuterspeelzalen (t.g.v. wijziging financiële vergoedingen en onzekere marktomstandigheden) met als gevolg toenemende financiële problemen kinderopvangorganisaties (Oberon, 2012) Stagnatie Multifunctionele accomodiaties (MFA’s) omdat realiseren en beheren duurder is dan solitaire gebouwen en de inhoudelijke meerwaarde niet kan worden aangetoond. Zoektocht gaande naar verbetering van efficiëntie maatschappelijk vasttoed (Oberon, 2012) Bevolkingskrimp in vele gebieden t.g.v. negatieve migratie of sterfteoverschot. Minder kinderen worden geboren en jongeren trekken naar grote steden, veel scholen te kampen met leegstand, kwaliteit huisvesting komt daardoor onder druk (kosten gekoppeld aan leerlingaantal) en leefbaarheid dorpen onder druk. Daarbij veel gemeenten en besturen onvoldoende bewust van gevolgen en nemen te weinig maatregelen (Oberon, 2012) Wetswijziging aanstaande aangaande invoering Passend Onderwijs om huidig complex en bureaucratisch stelsel van extra ondersteuning aan leerlingen niet houdbaar is. Gevolgen voo huisvesting doordat scholen toegankelijk moeten zijn voor kinderen met beperking. (Oberon, 2012) Anno 2012 bij bouw (bijna) altijd stilgestaan bij kwaliteit binnenklimaat (t.g.v. rapport Rijksbouwmeester) Probleem zijn echter de extra kosten die dit met zich meebrengt (Oberon, 2012) Internationaal: o Engeland: Building Schools for the Future (BSF) programma (start 2004, kosten 45 miljard pond) om elke VO‐school te renoveren of te vernieuwen in looptijd van 15 jr t.g.v. grote achterstand. Stelt gemeenten in staat focus te leggen op nieuwbouw of renovatie met een meer strategische benadering voor financiering, ontwerp, aanbesteding en management van gebouwen. Bevat mix van traditionele vormen en PPS (Oberon, 2012). o België: Start in 2006 (kosten 1 miljard) met programma ‘Inhaalbeweging Schoolinfrastructuur Vlaanderen’ t.b.v. wegwerken achterstand via PPS‐structuur. Vergelijkbar plan voor Wallonie, maar nog niet gestart. o Duitsland: Schoolgebouwen voldoen niet meer. 2009 implementatie PPS‐projecten gestart (landelijk) in kader van aanpak economische crisis. 115
Gemeenten Belangrijkste taken en verantwoordelijkheden
Zorgplicht voor onderwijs: Gemeente is verantwoordelijk voor de realisatie van voldoende en goede onderwijshuisvesting; Verantwoordelijk voor nieuwbouw en uitbreiding, herstel van constructiefouten en schadeherstel i.g.v. bijzondere omstandigheden, buitenonderhoud (PO), aanpassingen aan gebouw binnen (PO). Niet geoormerkte vergoeding van het Rijk via storting in het gemeentefonds; Bouwheerschap, mits deze is overgedragen door het bevoegd gezag/schoolbestuur; Heeft economisch eigendom over de huisvesting. Na gebruik door onderwijsinstelling mag de gemeente het gebouw verkopen of verhuren (economisch claimrecht); Verantwoordelijk voor toezicht op (via GGD en brandweer) en handhaving van de kwaliteit van kinderopvang (e.e.a. conform bouwbesluit 2012). Specifieke afgeleide behoefte vanuit marktanalyse
Meer (financiële) transparantie, wederzijds begrip en meer samenwerking met schoolbesturen; Betere onderbouwing voor vaststelling en beschikbaarstelling (norm)budgetten; Beter grip hebben hoe om te gaan met (vervangende) nieuwbouw en verbouw; Verlaging risico van voorinvesteringen t.b.v. realisatie duurzame en flexibele scholen (= koppeling investeringskosten en exploitatiekosten); Inzicht in staat huisvestingskwaliteit kinderopvang.
Conclusie Gelet op hun specifieke behoeften, zijn de IGO en in mindere mate de EGO, de meest relevante instrumenten voor gemeenten. Deze instrumenten voorzien in hun huidige vorm aan deze behoeftes i.c.m. benchmarking. Dit betekent dat er geen aanpassingen aan het instrumentarium nodig zijn, al kan er wel behoefte zijn aan een aangepaste rapportage (bijv. op portefeuilleniveau). Dit valt onder maatwerk cq. ondersteunende dienstverlening en kan additioneel worden aangeboden. Met deze analyse wordt tevens de noodzaak onderschreven voor een specifieke investeringskosten‐ en exploitatiekosten benchmark.
Scholen (besturen en directies) Belangrijkste taken en verantwoordelijkheden
Bevoegd gezag/schoolbestuur heeft het juridisch eigendom over de huisvesting; Bouwheerschap, dat kan worden overgedragen aan gemeenten of andere partijen (bijv. woningbouwcorporatie); PO: Verantwoordelijk voor materiële instandhouding, water‐ en energieverbruik, schoonmaak, onderhoud (binnenkant, herstelonderhoud en volledig schilderwerk van terrein en gebouw), overige exploitatiekosten. Vergoeding van het Rijk binnen de lumpsum;
117
VO: Verantwoordelijk voor materiële instandhouding, water‐ en energieverbruik, schoonmaak, volledig binnen‐ en buitenonderhoud (gebouw en terrein), aanpassingen aan gebouw binnen, overige exploitatiekosten. Vergoeding van het Rijk binnen de lumpsum; Mogelijkheid doordecentralisatie: gemeente draagt extra verantwoordelijkheden over aan het bevoegd gezag/schoolbestuur voor huisvestingstaken, voor een jaarlijks bedrag.
Meer (financiële) transparantie, wederzijds begrip en meer samenwerking met gemeenten; Betere onderbouwing voor aanvragen voorzieningen huisvesting bij gemeenten en verhoging (norm)budgetten; Meer professioneel opdrachtgeverschap en ondersteuning bij (strategisch) vastgoedmanagement; Foutreductie in PvE en evaluatie van de gebouwprestaties in gebruiksfase (o.a. binnenklimaat); Reductie in faalkosten i.c.m. prestatiecontracten (aansprakelijkheidstelling); Verlaging risico van voorinvesteringen t.b.v. realisatie duurzame en flexibele scholen (= koppeling investeringskosten en exploitatiekosten); Inzicht in besparingsmogelijkheden (o.a. energie).
Conclusie Gelet op hun specifieke behoeften, zijn zowel de EGO, IGO, GPM en IPM zeer relevant voor scholen (bestuur als directie). Deze instrumenten voorzien in hun huidige vorm aan al deze behoeftes i.c.m. benchmarking. Dit betekent dat er geen aanpassingen aan het instrumentarium nodig zijn. Met deze analyse wordt tevens de noodzaak onderschreven voor een specifieke investeringskosten‐ en exploitatiekosten benchmark.
Kinderopvangorganisaties Belangrijkste taken en verantwoordelijkheden
Volledig verantwoordelijk voor zowel de stichting en exploitatie van de huisvesting, incl. financiering.
Mogelijke behoefte
Professioneel opdrachtgeverschap over gehele bouwproces; Inzicht in en verbetering van de kwaliteit van het binnenklimaat.
Conclusie Kinderopvang is niet expliciet meegenomen in de behoefte/marktanalyse. Maar uit het literatuuronderzoek lijkt er toch een mogelijke behoefte te liggen voor zowel de EGO, IGO, GPM en IPM. Al deze instrumenten voorzien in hun huidige vorm aan al deze behoeftes i.c.m. benchmarking. Dit betekent dat er geen aanpassingen aan het instrumentarium nodig zijn, ervan uitgaande dat de uitbreiding naar kinderopvang reeds heeft plaatsgevonden.
118
Mogelijke overige klanten: Rijksoverheid Belangrijkste taken en verantwoordelijkheden Ministerie van OCW verantwoordelijk voor onderwijsstelsel en groot belang bij goede onderwijshuisvesting dat goed onderwijs faciliteit. Samen met ministerie van BZK financieren zij de onderwijshuisvesting (resp. via lumpsum en gemeentefonds). Mogelijke behoefte
Inzicht in de huidige kwaliteit van onderwijshuisvesting over heel Nederland.
Conclusie De Rijksoverheid als klant is niet expliciet meegenomen in de behoefte/marktanalyse. Maar uit recente gesprekken met het ministerie van OCW lijkt er toch een mogelijke behoefte te liggen voor de EGO en de IGO, met name in de uitkomsten c.q. benchmark in de vorm van een permanente monitoring. Dit betekent dat de instrumenten zelf niet te hoeven worden aangepast omdat deze hierin voorzien, maar dat er wel maatwerk nodig is om uiteindelijk op landelijk niveau uitspraken te kunnen doen t.a.v. de huidige kwaliteit van onderwijshuisvesting. Dit valt onder maatwerk cq. ondersteunende dienstverlening en kan additioneel worden aangeboden.
Mogelijke overige klanten: adviseurs onderwijshuisvesting Belangrijkste taken en verantwoordelijkheden Als commerciële partij willen zij zich kunnen onderscheiden en hebben een groot (commercieel) belang om goed en onderbouwd te adviseren en te zorgen dat dit vervolgens leidt tot een optimaal eindresultaat met een tevreden opdrachtgever. Mogelijke behoefte
Risicoreductie; Beter en gerichter kunnen adviseren. Conclusie De commerciële (huisvestings)adviseur als klant is niet expliciet meegenomen in de behoefte/marktanalyse. Toch ligt er bij adviserende partijen een grote behoefte voor met name de IPM en GPM, en de de EGO en IGO, incl. benchmark. Er is immers sprake in de bouwsector van hoge faalkosten (tot 10‐11%) met als gevolg ondermaats presteren van (school)gebouwen en dus ook ontevreden opdrachtgevers. Dit verklaart de interesse van het Platform Onderwijshuisvesting als mede‐initiatiefnemer voor deze instrumenten. De instrumenten stelt hen namelijk in staat om beter en gerichter te adviseren (m.b.v. EGO en IGO) en beter grip te houden op het bouwproces en te sturen op kwaliteit (m.b.v. GPM en IPM) zodat faalkosten gereduceerd worden, en de opdrachtgever en eindgebruikers tevreden zijn. Vanwege de nauwe betrokkenheid van het POH bij de totstandkoming van deze instrumenten, betekent tevens dat de instrumenten niet te hoeven worden aangepast aangezien ze al aansluiten op hun behoeften.
119
120
Bijlage 6: Literatuurstudie kennis & informatie
Informatie Definitie informatie Het concept van kennis, en daarmee samenhangend informatie, wordt al actief bediscussieerd sinds de Oude Grieken. Er bestaan vele definities van informatie zonder enige consensus (Faucher, 2008; Zins, 2007; Bates, 2005; Losee, 1997), en sinds 1934 gerelateerd aan de termen data, kennis, en wijsheid (Meadow, 1997; Vandergriff, 2008). Waar wel consensus over lijkt te zijn binnen de wetenschappelijke literatuur, is dat er een hiërarchie bestaat onder de concepten van data, informatie en kennis (Faucher, 2008; Rowley, 2008). Deze zogenoemde kennishiërarchie wordt weergegeven middels een piramide, die toeneemt van data naar wijsheid zoals in figuur 27 is te zien (Faucher, 2008). Deze kennishiërarchie wordt ook soms gepresenteerd in een zogenoemd Data‐ Informatie‐Kennis‐Wijsheid (DIKW)‐raamwerk (Schumaker, 2011). Dit raamwerk staat weergegeven in figuur 26. Andere benamingen zijn informatiehiërarchie en kennispiramide. Het is één van de fundamentele, breed erkende en geaccepteerde modellen in de informatie‐ en kennisliteratuur, en wordt gebruikt bij het definiëren van de termen data, informatie, kennis en wijsheid (Rowley, 2007).
Figuur 26: DIKW‐raamwerk, gebaseerd op Schumaker (2011)
Figuur 27: Kennispiramide, gebaseerd op Jean‐Baptiste (2008)
Er is echter kritiek op deze zienswijze (Rowley, 2007; Al‐Fedaghi, 2011; Faucher, 2008). Wat betreft de hiërarchie, waarin informatie is gedefinieerd in termen van data, kennis in termen van informatie, en wijsheid in termen van kennis, is er consensus. Minder consistentie zit er in de definiëring van de
121
begrippen en de beschrijving van de processen waarin de lager begrippen in de hiërarchie getransformeerd worden naar de hoger gelegen begrippen (Rowley, 2008). De kritiek en de vele definities in ogenschouw nemend, lijken volgens Faucher (2008) de definities toch enigszins een gezamenlijke basis te hebben binnen de kennismanagementliteratuur:
Data: Worden gezien als onverwerkte ruwe representaties van de werkelijkheid; Bijvoorbeeld: ik zie appels (zie fig. 24).
Informatie: Wordt gezien als data die zijn verwerkt in een aantal betekenisvolle manieren. Bijvoorbeeld: Appels en bananen verschijnen vaak gezamenlijk (zie fig. 24).
Kennis: Wordt gezien als informatie die is verwerkt in een aantal betekenisvolle manieren. Bijvoorbeeld: Als ik appels waarneem, dan waarneem ik ook bananen (zie fig. 24)
Wijsheid: Wordt gezien als kennis die is verwerkt in een aantal betekenisvolle manieren. Bijvoorbeeld: Als ik appels en bananen bij elkaar plaats, dan kan ik mijn verkoop toenemen (zie fig. 24).
In overeenstemming met bovenstaande beschrijvingen definiëren zowel Boekhorst (2001) en Bruins (2007) deze termen, die binnen dit onderzoek ook zullen worden gehanteerd, op de volgende aanvullende wijze: Feiten: Zijn omstandigheden of gebeurtenissen waarvan de werkelijkheid is aangetoond; Data/Gegevens: Zijn objectief vastgelegde en waarneembare weergaven van feiten die op een bepaald medium zijn vastgelegd, zodat uitwisseling mogelijk is. Informatie: Is het toevoegen van betekenis aan gegevens, zodat ze in een context kunnen worden geplaatst, geïnterpreteerd en bewerkt. Kennis: Is een combinatie van beoordeelde informatie met de reeds aanwezige kennis, ervaring, vaardigheden en attitude die al bij iemand aanwezig is. Wijsheid: Hiervan spreken we als er sprake is van inzicht en verstand hoe kennis gebruikt moet worden. Soms wordt ook wel het begrip competentie gehanteerd. Hiermee wordt vooral verwezen naar het vermogen om een bepaald doel te realiseren. De term competentie wordt gebruikt in een beroepssituatie, daarbuiten wordt de term wijsheid gehanteerd. Beide auteurs onderkennen ook de hiërarchische structuur tussen de termen. Boekhorst (2001) spreek van een waardevermeerderingsproces waarbij de feiten de basis zijn, en wijsheid aan de top zit. Hiermee ontstaat het concept van de informatieladder (zie figuur 28).
122
Figuur 28: De Informatieladder (Boekhorst, 2001)
Om specifieke kennis te vergaren zal er eerst gezocht moeten worden naar gegevens om daar vervolgens de benodigde informatie uit te kunnen halen. Of te wel, de treden van de informatieladder worden beklommen om tot wijsheid of competenties te komen (Boekhorst, 2001; Bruins, 2007). Het verhaal eindigt echter niet bij de hoogste treden. Kennis en competenties leiden weer tot nieuwe gegevens die vervolgens weer opnieuw geïnterpreteerd kunnen gaan worden. Deze cyclus wordt de informatiecyclus genoemd. Wijnhoven (2009) geeft specifieker de relatie weer tussen data/gegevens en informatie. Hij noemt drie kenmerken voor data om informerend te zijn: 1. Data moeten betekenis hebben. Het moet voor de mensen mogelijk zijn om de boodschap te begrijpen in de taal die zij gebruiken (=semantisch). 2. Data moet waar zijn. Incorrecte data draagt niet bij aan het begrijpen van de wereld, het wordt hiermee enkel gecompliceerder. 3. Data moet relevant zijn voor de besluitvorming en probleemoplossing (=pragmatisch) Om data in de vorm van informatie nuttig te maken voor besluitvorming en probleemoplossing, is het belangrijk dat de data zo worden geïnterpreteerd, zodat eraan gerelateerd en ernaar gehandeld kan worden (McGee, 1996). Informatie moet bediscussieerd worden in de context van een specifieke toepassing en besluitvorming. Informatie is net als kennis dus tot op zekere hoogte afhankelijk van de gebruiker, en dus persoonsgebonden. Immers, informatie wordt volgens de definitie gecreëerd door gegevens te lezen, eraan te relateren en ze in een context te plaatsen. Informatie kan ook worden ontvangen in de vorm van een memo, boek, rapport of ander medium. Dit medium is het resultaat van wat anderen aan informatie hebben verzameld. Kortom, data kunnen niet zomaar leiden tot informatie en kennis door het persoonsgebonden aspect dat hieraan verbonden zit (McGee, 1996).
123
Het belang van informatie(management) voor organisaties In het huidige tijdperk wordt informatie gezien als een van de belangrijkste bezittingen van een organisatie. Informatie zorgt immers voor waardecreatie, maar doordat er zoveel informatie te vinden is, dient er te worden opgelet dat niet wordt verdronken in de hoeveelheid aan gegevens en de daaruit gedestilleerde informatie. Het managen van de informatie is daarom belangrijk voor organisaties, dat wordt aangeduid met de term informatiemanagement. Informatiemanagement bestaat uit het aggregeren (in samenhang verzamelen) van informatie, het filteren van relevante informatie en het samenvatten van het geheel (Bruins, 2007). Informatiemanagement kan binnen organisaties worden ingezet om bijvoorbeeld productinformatie, markt‐ en klantinformatie, managementinformatie, informatie over de bedrijfsprocessen te krijgen of zelfs specialistische kennis. Vooral voor managers is informatie geen doel op zich, interessanter is vaak de kennis die uit de informatie wordt gehaald. Hiermee kan informatiemanagement op diverse punten voor een organisatie van waarde zijn, namelijk (Bruins, 2007):
Als mogelijkheid tot directe waardetoevoeging aan het product of dienst. Deze krijgen een kwaliteitsimpuls waardoor er meer afnemers zijn en meer geld voor het product of dienst gevraagd kan worden.
Als mogelijkheid tot efficiëntieverbetering, doordat kostenreductie mogelijk is;
Als mogelijkheid tot effectiviteitverbetering doordat risico’s beter beheerd kunnen worden doordat ingrepen in processen en productie eerder kunnen plaatsvinden;
Als mogelijkheid tot nieuwe activiteiten naast de bestaande, aangezien nieuwe productie op gang komt, nieuwe diensten worden geleverd en afzetkanalen kunnen ontstaan.
Zoals in de vorige paragraaf geconcludeerd is, kan niet zomaar worden gesteld dat gegevens automatisch tot informatie en kennis leiden vanwege het persoonsgebonden aspect. Wat bijvoorbeeld voor de ene persoon informatie is, zal voor een andere persoon slechts gegevens blijven omdat hij er geen betekenis aan toekent. Cruciaal is dus om de juiste gegevens te verzamelen zodat deze kunnen informeren, oftewel de gegevens dienen voor de desbetreffende persoon semantisch, pragmatisch en waar te zijn. Dit (informatiemanagement)proces waarin gegevens worden verwerkt tot informatie wordt aangeduid met de term informatieverzorging. De term komt voort uit het gegeven dat de informatie is die mede zorg draagt (vandaar informatieverzorging) voor een adequate uitvoering van de activiteiten, sturing en beheersing van de organisatie. Figuur 29 geeft grafisch weer wat voor een rol (bestuurlijke) informatieverzorging speelt binnen een organisatie.
124
Figuur 29: Informatieverzorging binnen de organisatie (Bruins, 2007).
De organisatie brengt zelf producten en/of diensten voort waarmee ze haar doelen bereikt. Bij de uitvoering hiervan, is de organisatie afhankelijk van een adequate informatieverzorging. De informatieverzorging wordt ondersteund door informatiesystemen. Deze systemen bestaan uit mensen, middelen, gegevens, gegevensverwerking, programma’s en werkwijzen. Informatievoorzieningen, in de vorm van computers, printers of netwerken, betreffen de technische hulpmiddelen die deel uitmaken van de systemen. Informatieverzorging kan worden beschouwd als een informatiemanagementproces (=gegevensverwerking) dat uit de volgende sequentiële stappen bestaat (Bruins, 2007):
Gegevensverzameling Voordat er gegevens verzameld worden, is het belangrijk om te inventariseren wat de informatiebehoefte is. Deze bepaalt immers welke gegevens er verzameld worden en dient vooraf duidelijk omschreven te zijn om op een doelgericht manier te kunnen zoeken. Het verzamelen van gegevens hangt samen met een drietal afwegingen dat gemaakt moeten worden:
Gestructureerde vs. Ongestructureerde data. Het verzamelen en bewerken verloopt eenvoudiger naarmate de data meer gestructureerd zijn. Structureel vs. Eenmalig (ad‐hoc) verzamelen: Naarmate de gegevensverzameling vaker gebeurt, neemt de routine toe en wordt de kans op fouten gereduceerd.
125
Nieuwe vs. bestaande gegevens: Bestaande gegevens zijn gegevens die ergens opgeslagen en bekend zijn voor de organisatie, waardoor het in de praktijk minder lastig is om deze te verzamelen. Nieuwe gegevens kost meer moeite om ze te verkrijgen vanwege de onbekendheid, en zijn tevens nadeliger voor de betrouwbaarheid van de gegevens.
Interne vs. externe bronnen: De gegevens die binnen de organisatie aanwezig zijn, behoren tot de interne bronnen. Alle overigen behoren tot de externe bronnen. Interne bronnen zijn eenvoudiger om te verkrijgen en tevens betrouwbaarder.
Gegevensinvoer Het inlezen of invoeren van gegevens kan gebeuren door mensen of computers, of een combinatie hiervan. Het voordeel van het uit laten voeren door mensen, is dat zij verschillende soorten gegevens kunnen invoeren in tegenstelling tot computers. Het nadeel is de grotere kans op fouten bij het invoeren. Van belang is dat de gegevens bij invoer voldoen aan de vooraf gestelde eisen. Gegevensopslag Veelal willen organisaties de gegevens bewaren om ze (in de toekomst) te kunnen bewerken. Dit opslaan kan zowel analoog (op papier) als digitaal. Bij analoge opslag is het nadeel dat het bewerken tijdrovend kan zijn, zeker wanneer het om grote hoeveelheden aan gegevens gaat. Dit nadeel heeft digitale opslag niet. Gegevensbewerking Voordat er gesproken kan worden over informatie, dienen de gegevens bewerkt te worden. Dit wordt de gegevensverrijking of gegevensveredeling genoemd. Dit bewerken kan worden gedaan door gegevens aan elkaar te koppelen, door ze op te tellen of te sorteren. Door gebruik te maken van bijvoorbeeld databases of spreadsheets kunnen opgeslagen gegevensverzamelingen getransformeerd worden tot (management)informatie). Informatieuitvoer Informatie‐uitvoer is de laatste stap binnen de gegevensverwerking waarin de informatie wordt getoond of gepresenteerd. Er zijn twee manieren waarop de gevraagde informatie gepresenteerd kan worden, namelijk passief (alle rapportages op papier) of interactief. Deze informatie zou idealiter overeen moeten komen met de informatiebehoefte van diegene die de informatie gaat gebruiken. Om exact achter de informatiebehoefte te komen is lastig in de praktijk, zeker wanneer de gebruiker wat hij wil weten of zou moeten willen weten. In het slechtste geval sluit de juiste verzamelde informatie niet aan op de gebruikersbehoefte. Om dit op te lossen moeten informatiedeskundigen al voor het vraaggesprek bekend zijn met de beschikbare informatiebronnen die voor de gebruiker of zijn organisatie waardevol kan zijn (McGee, 1996). Niet enkel de inhoud, ook de vorm waarin de informatie wordt gepresenteerd, dient overeen te komen met de wensen van de gebruiker. Naast vorm en inhoud van de informatieverstrekking speelt de snelheid een steeds belangrijker aspect.
126
Kwaliteit van informatieverzorging Het begrip ‘kwaliteit’ wordt niet eenduidig omschreven in de literatuur. Bruins (2007) definieert kwaliteit als “het verschil tussen verwachting en ervaring”. Kwaliteit wordt dus geleverd als de afnemer datgene ervaart wat in overeenstemming is met zijn verwachting. Is het verschil negatief, dan ervaart de afnemer een slechte kwaliteit. Is het verschil positief, dan heeft de afnemer een extra gunstige kwaliteitsperceptie. Voor een organisatie is het dus belangrijk om inzicht te hebben in de klantverwachtingen en de uiteindelijke ervaring van de klant t.a.v. het product of dienst. Derksen (2006) en Bruins (2007) definiëren kwaliteitseisen t.a.v. informatie, de informatiesystemen en informatieverzorging. Deze kwaliteitseisen t.a.v. informatie sluiten aan bij de opvattingen in de overige wetenschappelijke literatuur (Batini, 2009; Ge, 2011). De kwaliteitseisen staan zijn als volgt opgesomd in onderstaande subparagrafen.
Kwaliteitseisen t.a.v. informatie Volledigheid: De informatie moet alle elementen bevatten die van belang zijn voor het doel waarvoor de informatie wordt verstrekt.
Relevantie: De informatie (inhoud) moet zo goed mogelijk zijn afgestemd op het doel en op de (problemen en behoeften van de) gebruiker waarvoor ze bestemd is. Ook vorm (wijze waarin de informatie wordt gepresenteerd) is belangrijk t.a.v. gebruik en leesbaarheid.
Actualiteit: De informatie moet up‐to‐date zijn, dus in overeenstemming met de werkelijkheid op dat moment.
Juistheid: De informatie moet correct zijn, oftewel een waarheidsgetrouwe weerspiegeling van de werkelijkheid zijn.
Nauwkeurigheid: De informatie moet zo nauwkeurig zijn als voor het gebruiksdoel noodzakelijk is.
Toegankelijkheid: Informatie is door de gebruiker te benaderen
Beschikbaarheid: Informatie is op het juiste moment op de gewenste plaats aanwezig.
Kwaliteitseisen t.a.v. informatiesystemen Flexibiliteit: Het systeem moet in de loop van jaren aan de (informatie)behoeften van de organisatie aangepast kunnen worden
Onderhoudbaarheid: Het systeem moet tegen acceptabele kosten onderhouden kunnen worden
Connectiviteit: De verschillende systemen moeten met elkaar kunnen communiceren om onderling gegevens te kunnen uitwisselen
Testbaarheid: De systemen moeten getest kunnen worden voordat ze ingezet worden t.b.v. bedrijfsprocessen.
127
Kwaliteitseisen t.a.v. informatieverzorging Continuïteit: De informatieverzorging moet een zekere duurzaamheid bezitten om op langere termijn te kunnen voldoen aan de informatiebehoeften
Betrouwbaarheid: Hieronder verstaan we de mate waarin de informatieverzorging in staat is juist, tijdig en volledig te voorzien in de informatiebehoeften van de organisatie. Daarnaast speelt geoorloofdheid/vertrouwelijkheid een belangrijke rol.
Efficiëntie: De inspanningen met betrekking tot de informatieverzorging moeten in een zekere verhouding staan tot het doel waarvoor het wordt ingezet. Gebruiksvriendelijkheid speelt hierbij ook een belangrijke rol.
Effectiviteit: De informatievoorziening draagt bij aan het behalen van de organisatiedoelen, oftewel de informatieverzorging ondersteunt de bedrijfsfunctie.
128
Bijlage 7: Uitleg totaalpakket instrumentarium RuimteOK Een goed functionerend schoolgebouw biedt ondersteuning om kwalitatief goed onderwijs te kunnen faciliteren, en heeft daarnaast ook invloed op de prestaties van leerlingen en leerkrachten. Verontrustend zijn dan ook de recente berichtgevingen over de slechte gesteldheid met de kwaliteit van onderwijshuisvesting in Nederland. Zo blijkt het binnenklimaat vaak niet te voldoen, zowel bij bestaande als nieuwe schoolgebouwen. Daarnaast is er sprake van een verouderd gebouwenbestand en de instandhouding van de huidige kwaliteit ten aanzien van energieverbruik, duurzaamheid, binnenklimaat en functionaliteit blijkt steeds problematischer te worden. Via o.a. interviews zijn diverse oorzaken geconstateerd die ten grondslag liggen van deze problemen, waaronder bezuinigingen en terughoudendheid voor investeringen t.g.v. de crisis, onduidelijke taken en verantwoordelijkheden, hoge faalkosten en moeilijke aansprakelijkstelling bij nieuw‐ of verbouw. Daarbovenop hebben schoolbesturen te maken met meer taken en bevoegdheden t.g.v. (door)decentralisatie, wat gezien de huidige problematiek en onbekendheid voor velen een zware opgave is met alle gevolgen van dien. Kortom, er is een toenemende behoefte geconstateerd bij gemeenten, schoolbesturen en ‐directies om inzicht te krijgen in het functioneren van hun schoolgebouwen alsook om te kunnen sturen op een goede huisvesting. Deze behoefte is ingewilligd met een totaalpakket aan instrumenten die gezamenlijk de gehele levenscyclus van een schoolgebouw afdekken (zie onderstaande figuur). M.u.v. de Scholenbouwwaaier en de Kwaliteitstandaard zijn deze instrumenten door 3TU‐ADMS (TU Eindhoven) ontwikkeld, i.s.m. het voormalig Servicecentrum Scholenbouw, Platform Onderwijshuisvesting en Stichting CarmelCollege. Dit pakket aan instrumenten zal via Ruimte‐OK worden aangeboden.
Wat betekenen deze instrumenten en hoe werken ze? In de initiatief‐ of ideefase van een nieuw‐ of verbouw van een schoolgebouw kan de Scholenbouwwaaier worden ingezet om inspiratie op te doen en ambities t.a.v. de huisvesting in een vroeg stadium van de (ver)bouw bespreekbaar te maken en helder te formuleren. Het is een (communicatie)middel opgezet rond een 5‐tal hoofdthema’s waarmee de gebruikerswensen gestructureerd in een Programma van Eisen kunnen worden opgenomen. Wil men zekerheid over een goede basiskwaliteit van de huisvesting, dan kan de Kwaliteitsstandaard worden gehanteerd als uitgangsdocument. De Kwaliteitsstandaard is ontwikkeld op initiatief van de PO‐raad en gebaseerd op de Scholenbouwwaaier, en dient om de gewenste gebouwprestaties te 129
definiëren en te evalueren met als doel de (basis)kwaliteit van nieuwe schoolgebouwen te waarborgen. Gedurende het ontwikkeltraject van de (ver)bouw is het van groot belang dat de uiteindelijke gebruikers hun inbreng kunnen geven t.a.v. hun wensen en behoeftes, echter gebruikersparticipatie is een complex proces. Het Gebruikersparticipatiemodel ondersteunt opdrachtgevers om te bepalen wie, hoe, wanneer en in welke mate gebruikers betrokken kunnen worden. Met gebruikersparticipatie wordt draagvlak gecreëerd en wordt de kans vergroot op een goed schoolgebouw. Ongetwijfeld zullen harde keuzes gemaakt moeten worden en wellicht ambities worden bijgesteld gedurende het ontwikkeltraject. Om te voorkomen dat (prestatie)afspraken die in het begin worden gemaakt bij oplevering niet of verkeerd worden geïnterpreteerd en gerealiseerd t.g.v. aanpassingen of bijstellingen, dienen de gemaakte wijzigingen goed gemotiveerd, geborgd en gecommuniceerd te worden en hun impact worden onderzocht op de andere prestatie‐eisen. Het Processturingsmodel helpt hierbij om opdrachtgevers meer zekerheid te geven dat er door de ontwerpende en uitvoerende partijen gestuurd blijft worden op de meest recent vastgestelde prestatie‐eisen. Als het gebouw eenmaal in (her)gebruik is genomen, is het van belang regelmatig de gebouwprestaties/kwaliteit te meten om vast te stellen of het gebouw naar behoren presteert t.a.v. van bijvoorbeeld binnenklimaat, functionaliteit of beleving. Dit kan subjectief via de Gebruikerstevredenheidsmeting die vaststelt via een online vragenlijst hoe de gebruikers de diverse kwaliteitsaspecten het gebouw waarderen, en hoe zich deze verhouden met vergelijkbare scholen in Nederland of die vallen onder de verantwoordelijkheid van hetzelfde bestuur. Daarnaast kan ook een objectieve meting worden uitgevoerd via de Gebouwprestatiemeting om te analyseren hoe het gebouw feitelijk presteert, als onderdeel van een prestatiecontract of als vergelijking met de gebruikerstevredenheid bij o.a. negatieve waarderingen. Ook hiermee wordt tevens een vergelijking gemaakt met vergelijkbare scholen in Nederland of met de scholen die vallen onder hetzelfde bestuur. Zodoende kan er vanuit twee invalshoeken, objectief en subjectief, de kwaliteit van het gebouw worden gemonitord. De vastgestelde kwaliteit kan vervolgens afgezet worden tegen de (benchmark) exploitatiekosten die in het Exploitatiekosten‐ en investeringskostenmodel kunnen worden ingevoerd. Doordat zowel de kwaliteit als de exploitatiekosten van het gebouw inzichtelijk zijn, biedt dit gemeenten, schoolbesturen‐ en directies de mogelijkheid om al dan niet gezamenlijk een gericht huisvestingsbeleid te voeren. Dankzij de vergelijking tussen exploitatiekosten en kwaliteit kan een betere afweging worden gemaakt om gerichte (meer)investeringen te doen en daarmee grootschalige en vaak kostbare ingrepen tot een minimum te beperken, of biedt ondersteuning bij het maken van de keuze tussen vervangende nieuwbouw of renovatie. Waarom afscheid nemen van een schoolgebouw dat goed presteert en goed gewaardeerd wordt? Voor de wellicht te hoge exploitatiekosten dient het schoolbestuur dan samen met de gemeente een oplossing te vinden. Immers beiden hebben hierbij een positieve (financiële) prikkel om tot een oplossing te komen. Zijn er nog andere voordelen? De instrumenten zijn allemaal los van elkaar te gebruiken en allemaal op elkaar afgestemd met de Scholenbouwwaaier als basis. Ze dragen bij aan de missie van Ruimte‐OK om een grote sprong 130
voorwaarts te maken in de kwaliteit van gebouwvoorzieningen voor onderwijs en kinderopvang, en om de desbetreffende organisaties in staat stellen zelf de regie te voeren over deze vraagstukken. Naarmate het instrumentarium meer zal worden toegepast in de praktijk, ontstaan tevens nieuwe inzichten die gebruikt kunnen worden om het instrumentarium continu te verbeteren en nieuwe kennis te ontwikkelen. Naast de kostenbesparingen dragen de instrumenten ook bij aan meer transparantie en samenwerking in deze sector, waarin nieuwe kennis met elkaar wordt ontwikkeld en gedeeld op het gebied van ontwikkeling, financiering en organisatie van huisvesting, o.a. beschikbaar gesteld via de Kennisbank van Ruimte‐OK die via de website te raadplegen is.
Algemene voorwaarden, met speciaal aandacht voor: o Vertrouwelijkheid data o Risico onvoldoende respondenten ligt bij de afnemer Invulgegevens voor aanvraag o Contactgegevens, incl. e‐mailadres o Naam en soort organisatie Benoeming kostprijs Contactgegevens Ruimte‐OK bij specifieke vragen
Bijlage 9b: Stappenplan openen van de enquete, en aanmaken toegangslink Het openen van de enquête gebeurt op de volgende wijze: 1. Inloggen in LimeSurvey op de server van LaQuSo via de volgende link: http://kits.laquso.com/limesurvey3/admin Gebruikersnaam: ****(vertrouwelijk) Wachtwoord: **** (vertrouwelijk) 2. Klik rechtsboven op het volgende symbool: 3. Klik op tabblad ‘importeer gegevens’ 4. Klik op ‘bestand kiezen’ en selecteer de EGO enquête op de harde schijf van Ruimte‐OK 5. Klik op ‘importeer enquête’ 6. Selecteer de geïmporteerde enquête rechtsboven in het scherm selecteer ‘bewerk tekst elementen’ 7. Klik links op het volgende symbool: en 8. Vul bij ‘titel van de enquête’ het volgende in: 9. Klik beneden op ‘bewaar’ 10. Klik op het volgende symbool op de groene pijl om de enquête open te stellen: 11. Klik op ‘activeren enquête’ 12. De enquête staat nu online. De toegangslink is te vinden door rechtsboven de enquête te selecteren. In het scherm staat de link (URL) in het groen weergegeven. 137
Bijlage 9c: Format tekst emailbericht Onderwerp: Deelname EGO‐enquête Stichting Ruimte‐OK Geachte heer/mevrouw, Hartelijk dank voor uw interesse in de EGO‐enquête waarmee de gebruikerstevredenheid over de huisvesting in kaart wordt gebracht. De vragenlijst wordt online ingevuld, en is via de volgende link door de respondenten te benaderen: . Deze vragenlijst dient altijd te worden ingevuld door de desbetreffende directeur/leidinggevende t.b.v. organisatiespecifieke vragen. Deze specifieke vragen kunnen wellicht niet direct worden beantwoord, vandaar dat deze ter voorbereiding als bijlage worden toegevoegd. Gelieve deze op voorhand door te nemen. In de bijlage vindt u tevens een standaardbrief en een standaard e‐mailbericht zodat u op twee manieren de mensen kunt uitnodigen om de enquête in te vullen. Beiden kunt u naar eigen inzicht aanpassen. De enquête blijft 3 weken geopend. Na de 1e en in de 2e week ontvangt u van ons een e‐mail met daarin de tussenstand van het aantal respondenten. Hierop kunt u besluiten om een herinnering te sturen mocht het aantal respondenten onvoldoende zijn. Na 3 weken wordt de enquête gesloten, en ontvangt u in max. 5 werkdagen de outputrapportage met daarin de resultaten van de enquête. Een voorbeeld van deze rapportage is te vinden op onze website, evenals extra uitleg en gebruik van de EGO. Ook willen wij u attenderen op onze andere instrumenten, die wellicht interessant kunnen zijn om te sturen op de huisvestingskwaliteit, en om deze te kunnen borgen. Mocht u nog specifieke vragen hebben, dan hoor ik deze graag. Met vriendelijke groet,
138
Bijlage 9d: Format digitale brief en emailbericht Emailbericht uitnodiging respondenten Beste collega’s (en leerlingen), Als school/kinderopvangorganisatie is het belangrijk om inzicht te hebben in welke mate het gebouw (nog) aansluit op de behoefte van zijn gebruikers. Voldoet het gebouw aan mijn verwachtingen als dagelijkse gebruiker? Hoe kunnen wij de functionaliteit en binnenklimaat van dit gebouw optimaliseren? Om o.a. hier achter te komen, vragen we je vriendelijk om via internet een enquête in te vullen. Vanzelfsprekend vul je de enquête anoniem in en is de privacy 100% gewaarborgd. Het invullen van de enquête duurt ongeveer 7‐20 minuten. Daarom bestaat de optie om tussentijds even te stoppen en op een ander tijdstip verder te gaan. Tevens is er voor de respondenten een eenmalige optie om de gegeven antwoorden te printen. De enquête komt op online en wordt op gesloten. Tussentijds zal enkele keren een herinnering verstuurd worden. Je kunt de enquête bereiken via de link: Als de uitslag van de enquête bekend is, zal deze voor alle belanghebbenden worden gepubliceerd. Met vriendelijke groet, directeur ,
Digitale brief uitnodiging respondenten Aan alle collega’s (en leerlingen) van Betreft: digitale enquête gebruikerservaringen gebouw Beste collega’s (en leerlingen), Als school/kinderopvangorganisatie is het belangrijk om inzicht te hebben in welke mate het gebouw (nog) aansluit op de behoefte van zijn gebruikers. Voldoet het gebouw aan mijn verwachtingen als dagelijkse gebruiker? Hoe kunnen wij de functionaliteit en binnenklimaat van dit gebouw optimaliseren? Om hier achter te komen is er een enquête ontwikkeld waarmee deze behoeften en ervaringen van de verschillende groepen gebruikers inzichtelijk kan worden gemaakt. Dat gebeurt door hen te bevragen over diverse kwaliteitsaspecten die van belang zijn voor een goed gebouw. Dat kan leiden tot verdere verbeteringen op en scholen/kinderopvangorganisaties die in de toekomst moeten worden gerenoveerd of zullen worden gebouwd. Daarom vraagt de (school)leiding alle collega’s (en leerlingen) via internet een enquête in te vullen. Nadat de identiteit is vastgesteld (je bent docent, ondersteunende medewerker, leerling of lid van de schoolleiding) krijg je een serie vragen voorgelegd die passend is voor de desbetreffende doelgroep waar je toe behoort. Door te werken met verschillende groepen gebruikers, kunnen 139
ervaringen met elkaar worden vergeleken. Vanzelfsprekend vul je de enquête anoniem in en is de privacy 100% gewaarborgd. Het invullen van de enquête duurt ongeveer 7‐20 minuten. Daarom bestaat de optie om tussentijds even te stoppen en op een ander tijdstip verder te gaan. Tevens is er voor de respondenten een eenmalige optie om de gegeven antwoorden te printen. De enquête komt op online en wordt op gesloten. Tussentijds zal enkele keren een herinnering verstuurd worden. Je kunt de enquête bereiken via de link: Als de uitslag van de enquête bekend is, zal deze voor alle belanghebbenden worden gepubliceerd. Met vriendelijke groet, directeur ,
BRIN‐nummer (indien schoolgebouw): …………………………… BRINVEST/BRIN‐volgnummer (indien schoolgebouw): …………………………… Registratienummer Landelijk Register (indien Kinderopvangorg.):…………………….. Bouwjaar:……………. Totaal aantal leerlingen/kinderen dat leskrijgt/opgevangen wordt in dit (school)gebouw:….. Totaal aantal personeelsleden dat in dit gebouw werkzaam is voor uw organisatie, incl. management en ingehuurde personen voor bijv. schoonmaak: o Totaal aantal personen: ……. o Totaal aantal FTE’s (fulltime‐equivalent, 1 FTE=38 uur/week): ……..
Bijlage 9f: Format versturen reminder
Opzoeken aantal respondenten in LimeSurvey 1. Inloggen in LimeSurvey op de server van LaQuSo via de volgende link: http://kits.laquso.com/limesurvey3/admin/admin.php?sid=78822 Gebruikersnaam: ferdie Wachtwoord: **** (vertrouwelijk) 2. Selecteer de enquête rechtsboven in het scherm 3. Klik op het volgende symbool: en selecteer ‘Responses en statistieken’. 140
Format emailbericht aan afnemer/aanvrager Onderwerp: Update stand van zaken EGO‐enquête Geachte , Middels dit e‐mailbericht wil ik u op de hoogte stellen van de huidige stand van zaken, aangaande het aantal respondenten van de EGO‐enquête. Tot op dit moment hebben de enquête ingevuld, en gedeeltelijk. Op basis van uw eigen verwachtingen, kunt u besluiten een herinnering voor deelname te versturen aan potentiële respondenten. (toevoeging indien 2e aankondiging:) De enquête zal op worden gesloten. In maximaal 5 werkdagen ontvangt u van ons de outputrapportage per e‐mail. Ik hoop u hiermee voldoende op de hoogte te hebben gebracht. Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben, dan hoor ik dit graag. Met vriendelijke groet,
Bijlage 9g: Stappenplan sluiten enquête Resp. stap 1, stap 6 en stap 10 uitvoeren zoals beschreven in bijlage 9b en op de volgende rode knop drukken: Voordat op de rode knop wordt gedrukt, is het aan te bevelen om eerst een back up te maken van de specifieke enquête‐responses en op regelmatige tijdstippen van de gehele database. Dit kan als volgt: Back‐up enquête‐responsen: Na stap 6, klik op het volgende symbool:
en selecteer
‘Responses en statistieken’. Klik vervolgens op 1 van de volgende symbolen: waarmee de responses kunnen worden geëxporteerd naar resp. de bestanden Excel, SPSS of als R‐bestand. Bij voorkeur alle drie gebruiken t.b.v. vervolgonderzoeken. De bestanden opslaan onder ten minste de naam van de school en plaatsnaam. Back‐up complete database: Na stap 1, klik op het volgende symbool:
141
Bijlage 9h: Format feedbackformulier 1. Wat is uw algemene waardering voor dit instrument? <7 pt schaal> 2. Wat is uw waardering over de vragenopzet in de enquête? <7 pt schaal> a. Indien u specifieke verbeterpunten of opmerkingen heeft over de vragenopzet, dan kunt u deze hieronder plaatsen: 3. Wat is uw waardering over de opzet van de outputrapportage? <7 pt schaal> a. Indien u specifieke verbeterpunten of opmerkingen heeft over de outputrapportage, dan kunt u deze hieronder plaatsen: 4. Wat is uw tevredenheid over het leveringsproces van de enquête (incl. tijdspanne)? <7 pt schaal> a. Indien u specifieke verbeterpunten of opmerkingen heeft over het leveringsproces, dan kunt u deze hieronder plaatsen: 5. Zou u dit instrument durven aan te bevelen aan andere organisaties? <ja, nee, weet ik niet> 6. Mochten er nog andere dingen zijn waar u Ruimte‐OK op wilt attenderen of kansen die u graag (in de toekomst) opgepakt ziet worden door Ruimte‐OK, dan kunt u deze hieronder plaatsen of aan ons telefonisch laten weten: Hartelijk dank voor het invullen van deze vragenlijst. Opmerking: deze vragenlijst dient nog in Limesurvey te worden omgezet
Bijlage 9i: Format tekst emailbericht rapportage Beste , Hierbij doe ik u het resultaat toekomen van de EGO‐enquête in de vorm van een outputrapportage. Deze is als bijlage toegevoegd. Tevens is de factuur toegevoegd. Het bedrag kan worden overgemaakt op rekeningnummer xxxx van Ruimte‐OK, met vermelding van het factuurnummer. Wij als Ruimte‐OK hechten veel waarde aan de tevredenheid van de doelgroepen die wij ondersteunen in hun behoeften. Daarom vragen wij u vriendelijk om uw feedback te geven over dit instrument via de volgende link: Met uw feedback zijn wij in staat om onze instrumenten continu te optimaliseren, zodat deze zo goed mogelijk (blijven) aansluiten bij uw behoeftes. Hartelijk dank voor het afnemen van deze enquête en het invullen de feedback. Met vriendelijke groet, Graag verwijzen we u naar onze website www.ruimte‐ok.nl voor andere kwaliteitsinstrumenten en overige producten zoals de Kennisbank die voor u wellicht interessant kunnen zijn.
142
Bijlage 10: Standaard formats IGO Bijlage 10a: Aanvraagformulier website
Algemene voorwaarden, met speciale aandacht voor: o Vertrouwelijkheid data, wel anoniem meenemen in database t.b.v. benchmark o Afschermen ontlenen van rechten c.q. aansprakelijkheid o Belang van het gedegen invullen van de IGO‐meetlijst o Opmerkingen t.a.v. gebruik als prestatiecontract Invulgegevens voor aanvraag: o Contactgegevens, incl. e‐mailadres o Uit te voeren metingen door Ruimte‐OK o Aangeven toesturen IGO‐invullijst per mail (Excel‐bestand) of per post o Kunnen aangeven van specifieke wensen (maatwerk), wordt uitgevoerd tegen standaard tarief. Benoemen van de kosten (basisprijs, maatwerk, metingen) Contactgegevens Ruimte‐OK bij specifieke vragen
Bijlage 10b: Format tekst emailbericht Onderwerp: Aanvraag IGO Stichting Ruimte‐OK Geachte heer/mevrouw, Hartelijk dank voor uw interesse in de IGO waarmee op een objectieve wijze inzicht wordt gegeven in de huidige kwaliteit van uw huisvesting. De IGO bestaat uit twee gedeeltes, een invulgedeelte en een meting op locatie.
IGO‐Invulgedeelte: Deze IGO‐invullijst is als bijlage toegevoegd (of per post opgestuurd) en wordt door u / uw organisatie zelf ingevuld. Deze invullijst dient u zo spoedig mogelijk ingevuld (per post of mail) terug te sturen naar Ruimte‐OK om de outputrapportage en bijbehorende benchmark mogelijk te maken. De vragen met een * zijn verplicht. De overige vragen dienen bij voorkeur ook zoveel mogelijk ingevuld te worden, welke dan natuurlijk ook meegenomen zullen worden in de rapportage en benchmark. U bepaalt daarmee dus zelf hoe uitgebreid de rapportage wordt. Op de website kunt u een voorbeeld zien van de rapportage en benchmark. IGO‐meetgedeelte: Afhankelijk van uw keuze zal Ruimte‐OK op locatie objectieve metingen uitvoeren. U hebt gekozen voor het uitvoeren van de volgende metingen: o Optie A (bijkomende kosten: xxx euro) o Optie Q (bijkomende kosten: xxx euro) o Optie XY (bijkomende kosten: xxx euro)
Mogelijke data om deze metingen op locatie uit te voeren zijn:
Datum 1 143
Datum 2 Datum 3
Ruimte‐OK ontvangt graag van u:
Zo spoedig mogelijk een bevestiging van de datum t.b.v. metingen op locatie (of een tegenvoorstel); De ingevulde IGO‐invullijst (bij voorkeur binnen 3 weken);
Alvast hartelijk dank voor uw bevestiging en toesturen van de lijst. Mocht u vragen of opmerkingen hebben, neem dan gerust met ons contact op. Met vriendelijke groet, Graag verwijzen we u naar onze website www.ruimte‐ok.nl voor andere kwaliteitsinstrumenten en overige producten zoals de Kennisbank die voor u wellicht interessant kunnen zijn.
Bijlage 10c: Format feedbackformulier
Bijlage 10d: Format tekst emailbericht rapportage Beste , Hierbij doe ik u de IGO‐outputrapportage toekomen, alsook de factuur. Beiden zijn als bijlage toegevoegd. Het bedrag kan worden overgemaakt op rekeningnummer xxxx van Ruimte‐OK, met vermelding van het factuurnummer. Wij als Ruimte‐OK hechten veel waarde aan de tevredenheid van de doelgroepen die wij ondersteunen in hun behoeften. Daarom vragen wij u vriendelijk om uw feedback te geven over dit instrument via de volgende link: Met uw feedback zijn wij in staat om onze instrumenten continu te optimaliseren, zodat deze zo goed mogelijk (blijven) aansluiten bij uw behoeftes. Hartelijk dank voor het afnemen van deze enquête en het invullen de feedback. Met vriendelijke groet, Graag verwijzen we u naar onze website www.ruimte‐ok.nl voor andere kwaliteitsinstrumenten en overige producten zoals de Kennisbank die voor u wellicht interessant kunnen zijn. 144
Algemene voorwaarden, met speciale aandacht voor: o Afschermen ontlenen van rechten c.q. aansprakelijkheid Invulgegevens voor aanvraag: o Contactgegevens, incl. e‐mailadres o Aangeven behoefte ondersteunende dienstverlening/Training Benoemen van de kosten, incl. voor training/ondersteuning Betaalmogelijkheid (=IDEAL, later eenmalige machtiging en vooruitbetaling), training/ondersteuning wordt apart gefactureerd nadat deze heeft plaatsgevonden Contactgegevens Ruimte‐OK bij specifieke vragen
Bijlage 11b: Format tekst emailbericht IPM Onderwerp: Aanvraag IPM Stichting Ruimte‐OK Geachte heer/mevrouw, Hartelijk dank voor uw interesse in de GPM, het instrument waarmee u tijdens het proces kunt sturen op de laatste prestatie‐eisen, en deze ook kunt borgen. Als bijlage vindt u het IPM in pdf, alsook de benodigde invul Excel‐invulschema’s die tevens via de website zijn te downloaden in andere formaten. Binnen een aantal dagen ontvangt u tevens per post de IPM in de vorm van een werkmap. Indien u bij de aanvraag heeft aangegeven behoefte te hebben aan ondersteunende dienstverlening in de vorm van training en/of ondersteuning, dan nemen wij binnen 3 werkdagen telefonisch contact met u op om dit verder te bespreken. Mocht u vragen of opmerkingen hebben, neem dan gerust met ons contact op. Met vriendelijke groet, Graag verwijzen we u naar onze website www.ruimte‐ok.nl voor andere kwaliteitsinstrumenten en overige producten zoals de Kennisbank die voor u wellicht interessant kunnen zijn.
145
GPM Onderwerp: Aanvraag GPM Stichting Ruimte‐OK Geachte heer/mevrouw, Hartelijk dank voor uw interesse in de GPM, het instrument waarmee u tijdens het proces (eind)gebruikers op een gedegen manier kunt betrekken bij de (ver)bouw. Als bijlage vindt u de GPM in pdf. Binnen een aantal dagen ontvangt u tevens per post de GPM in de vorm van een werkmap. Indien u bij de aanvraag heeft aangegeven behoefte te hebben aan ondersteunende dienstverlening in de vorm van training en/of ondersteuning, dan nemen wij binnen 3 werkdagen telefonisch contact met u op om dit verder te bespreken. Mocht u vragen of opmerkingen hebben, neem dan gerust met ons contact op. Met vriendelijke groet, Graag verwijzen we u naar onze website www.ruimte‐ok.nl voor andere kwaliteitsinstrumenten en overige producten zoals de Kennisbank die voor u wellicht interessant kunnen zijn.
Bijlage 11c: Format feedbackformulier
Bijlage 11d: Format tekst emailbericht feedbackformulier Feedbackformulier met ondersteunende dienstverlening Onderwerp: Factuur IPM/GPM Stichting Ruimte‐OK Beste , Hierbij doe ik u de factuur toekomen t.b.v. de geven training die is gegeven op , voor het gebruik van de IPM/GPM. Wij als Ruimte‐OK hechten veel waarde aan de tevredenheid van de doelgroepen die wij ondersteunen in hun behoeften. Daarom vragen wij u vriendelijk om uw feedback te geven over dit instrument via de volgende link: Met uw feedback zijn wij in staat om onze instrumenten continu te optimaliseren, zodat deze zo goed mogelijk (blijven) aansluiten bij uw behoeftes. Hartelijk dank voor het afnemen van deze enquête en het invullen de feedback. Met vriendelijke groet, 146
Graag verwijzen we u naar onze website www.ruimte‐ok.nl voor andere kwaliteitsinstrumenten en overige producten zoals de Kennisbank die voor u wellicht interessant kunnen zijn.
Feedbackformulier zonder ondersteunende dienstverlening Onderwerp: Evaluatie IPM/GPM Stichting Ruimte‐OK Beste , Een aantal weken heeft u het IPM/GPM‐instrument aangevraagd. Wij als Ruimte‐OK hechten veel waarde aan de tevredenheid van de doelgroepen die wij ondersteunen in hun behoeften. Daarom vragen wij u vriendelijk om uw feedback te geven over dit instrument via de volgende link: Met uw feedback zijn wij in staat om onze instrumenten continu te optimaliseren, zodat deze zo goed mogelijk (blijven) aansluiten bij uw behoeftes. Hartelijk dank voor het afnemen van deze enquête en het invullen de feedback. Met vriendelijke groet, Graag verwijzen we u naar onze website www.ruimte‐ok.nl voor andere kwaliteitsinstrumenten en overige producten zoals de Kennisbank die voor u wellicht interessant kunnen zijn.
Scholenbouwwaaier Uitleg & voordelen Gebruik Kosten & Bestellen Downloads
Kwaliteitsstandaard
Een goed functionerend schoolgebouw biedt ondersteuning om kwalitatief goed onderwijs te kunnen faciliteren, en heeft daarnaast ook invloed op de prestaties van leerlingen en leerkrachten. Verontrustend zijn dan ook de recente berichtgevingen over de slechte gesteldheid met de kwaliteit van onderwijshuisvesting in Nederland. Ruimte‐OK biedt u de mogelijkheid via een totaalpakket aan instrumentarium om inzicht te krijgen in het functioneren van uw huisvesting alsook om hierop te kunnen sturen. Dit alles over de gehele levenscyclus van het gebouw (zie onderstaande figuur). Lees meer*
Uitleg & voordelen Gebruik Kosten & Bestellen Downloads
Voor meer extra informatie, maatwerk, specifieke vragen of suggesties kunt u contact opnemen met
* De volledige tekst voor de rechterkant is te lezen in bijlage 7.
151
Bijlage 13a EGOtevredenheidsenquête Bijlage 13a.1EGOuitleg en voordelen De Enquête gebruikerswaardering voor Onderwijshuisvesting (EGO) is bedoeld voor alle partijen die een belang hebben in een goede kwaliteit van de huisvesting voor onderwijs en kinderopvang. Dit instrument is dus in het bijzonder bedoeld voor gemeenten, schoolbesturen en schooldirecties die inzicht willen hebben in de gesteldheid van de gebouwkwaliteit vanuit het perspectief van de daadwerkelijke (eind)gebruikers. De EGO is een door experts gevalideerd instrument, dat op een laagdrempelige en efficiënte wijze de gebruikerstevredenheid inzichtelijk maakt over de huisvesting van onderwijs of kinderopvang. Dit inzichtelijk maken gebeurt door via het Internet verschillende groepen gebruikers te bevragen over diverse aspecten die van belang zijn voor een goed functionerend gebouw. Deze aspecten betreffen de belangrijkste thema’s uit de Scholenbouwwaaier, waaronder het binnenklimaat, gebouwuitstraling, (verkeers)veiligheid en van het functioneren van de (onderwijs)ruimtes. De gebouwkwaliteit wordt via de EGO op een subjectieve wijze vastgesteld door de gebruikers te bevragen. Daarnaast biedt Ruimte‐OK ook de Inventarisatie Gebouwprestaties van Onderwijshuisvesting (IGO) aan. Deze IGO, gebaseerd op de Kwaliteitsstandaard, meet op een objectieve wijze de feitelijke prestaties van de huisvesting van onderwijs of kinderopvang.
De EGO (eventueel gecombineerd met de IGO), kan u o.a. helpen bij:
Laagdrempelig en onafhankelijk een onderbouwd inzicht krijgen in de huidige kwaliteit van de huisvesting (en t.o.v. andere huisvesting in Nederland via Benchmark), vanuit het gebruikersperspectief en dus zonder het uitvoeren van kostbare metingen. Een goed functionerend (school)gebouw biedt immers ondersteuning om kwalitatief goed onderwijs en kinderopvang aan te kunnen bieden, en draagt bij aan een goede werkomgeving voor het personeel; Het slimmer/gericht kunnen investeren in de kwaliteit van huisvesting, investeringen beter kunnen verantwoorden en toekomstige of genomen beslissingen met feiten kunnen onderbouwen. Het gedegen kunnen sturen op de kwaliteit van de huisvesting en het borgen hiervan, o.a. bezien vanuit het kader van doordecentralisatie; Aantonen van over‐ of onderspecificatie van de prestatie‐eisen (of t.a.v. de geldende normen/richtlijnen) dat kan dienen als onderdeel van een prestatiecontract en kan gebruikt worden om lering te trekken voor toekomstige nieuw‐ of verbouwopgaven en de hiervoor beschikbare budgetten/financiering;
152
De uitkomsten kunnen strategisch worden aangewend ter versterking van de concurrentiepositie d.m.v. het laten aantonen door een externe en onafhankelijke organisatie dat kinderen verblijven in een kwalitatief ‘goede’ huisvesting met een gezond binnenklimaat; Bij (herhaaldelijk) uitvoeren van de EGO (en IGO) kan monitoring plaatsvinden van zowel gebruikerstevredenheid als de prestatie‐eisen gedurende de levenscyclus van de huisvesting, en bijvoorbeeld ondersteunen bij besluitvorming t.a.v. nieuw‐ of verbouw of om zeer gerichte ingrepen te doen t.a.v. levensduurverlenging, reductie in exploitatiekosten of een gerichte kwaliteitsimpuls te geven aan het gebouw; Het kunnen aantonen van efficiency of effectiviteit van duurzame en/of innovatieve toepassingen; Benchmarkgegevens kunnen worden aangewend om toekomstige Programma’s van Eisen nauwkeuriger op te stellen en daarmee zorgen voor kostenbesparing en een betere afstemming tussen gebruiker en gebouw.
Bijlage 13a.2 Gebruik maken van de EGO U vraagt de EGO aan via de website van Ruimte‐OK waarin wordt gevraagd uw contactgegevens achter te laten. Nadat u de enquête heeft besteld via de website, ontvangt in max. twee werkdagen een e‐mailbericht van Ruimte‐OK met daarin een link naar de online enquête. Tevens zijn als bijlagen toegevoegd een briefopzet en een e‐mailopzet waarmee u op twee manieren de potentiële respondenten kunt uitnodigen om de enquête in te vullen. Als laatste bijlage zal worden toegevoegd een deel van de enquête met vragen die specifiek gericht zijn op de directeur cq leidinggevende. Deze specifieke vragen kunnen wellicht niet direct worden beantwoord, vandaar dat deze ter voorbereiding als bijlage wordt toegevoegd. Het gaat om vragen over o.a. contactgegevens, personeelsomvang en aantal kinderen/leerlingen. De enquête blijft ongeveer drie weken open, en u wordt in deze periode tweemaal op de hoogte gesteld van het aantal respondenten, waarop u kunt besluiten om een herinnering te versturen. U als afnemer draagt immers zelf de verantwoordelijk voor het verkrijgen van voldoende respondenten. Het invullen van de EGO kan worden gedaan door alle gebouwgebruikers, m.u.v. de leerlingen/kinderen in het PO en Kinderopvang). Leerlingen in het VO kunnen wel worden bevraagd. Het invullen van de online enquête neemt tussen de 7 à 20 minuten in beslag, afhankelijk van het type gebruiker, de internetsnelheid en de gegeven antwoorden. De respondenten worden hierbij allereerst gevraagd naar hun tevredenheid over diverse kwaliteitsaspecten van het gebouw. Indien ze niet geheel tevreden zijn, wordt extra gevraagd naar de belangrijkheid van het desbetreffende aspect. Indien de respondent over een bepaald aspect niet geheel tevreden is EN hij/zij vindt dit een belangrijk aspect, dan komt er een vervolgvraag om e.e.a. nader te specificeren/toe te lichten. Op deze wijze krijgen de respondenten enkel relevante vragen. Na 3 weken wordt de enquête gesloten. De verkregen data uit de enquête wordt vervolgens geanalyseerd en gepresenteerd in een outputrapportage (zie voorbeeld op de website) welke u in max. 5 werkdagen na sluiting per e‐mail ontvangt. Deze outputrapportage maakt voor de desbetreffende school of kinderopvang inzichtelijk in hoeverre het gebouw aansluit bij de wensen en eisen van de gebruikers en de activiteiten die plaatsvinden in het gebouw door (grafisch) weer te geven over welke aspecten de gebruikers tevreden of ontevreden zijn, met de eventuele 153
toelichtingen daarbij. Ook de tevredenheid tussen de diverse typen gebruikers (bijvoorbeeld leerling vs. docenten) wordt inzichtelijk gemaakt. Op basis van de uitkomsten kunnen indien noodzakelijk acties worden ondernomen om gerichte verbeterpunten door te voeren. Ook kan besloten worden om met de IGO op objectieve wijze te meten waar de klachten eventueel vanaf komen. Door data te verzamelen van meerdere scholen/kinderopvanglocaties op lange termijn, zal tevens een benchmark worden gerealiseerd. Door de tevredenheid over het gebouw te vergelijken met de tevredenheid bij andere vestigingen, wordt inzicht gegeven in hoe het desbetreffende gebouw presteert ten opzichte van het landelijk gemiddelde of ten opzichte van andere kinderopvanglocaties of scholen die onder hetzelfde schoolbestuur vallen. De anonimiteit blijft te allen tijde gewaarborgd, tenzij de desbetreffende organisatie hierin nadrukkelijk mee heeft ingestemd na persoonlijk contact met Ruimte‐OK hierover.
Suggesties t.a.v. te nemen acties bij negatieve uitkomsten c.q. verklaring mogelijke oorzaken
Bijlage 13b IGOprestatiemeting Bijlage 13b.1IGOuitleg en voordelen De Inventarisatie Gebouwprestaties van Onderwijshuisvesting (IGO) is bedoeld voor alle partijen die een belang hebben in een goede kwaliteit van de huisvesting voor zowel onderwijs als kinderopvang. Dit instrument is dus in het bijzonder bedoeld voor gemeenten, schoolbesturen en schooldirecties die op een objectieve wijze inzicht willen hebben in de gesteldheid van de gebouwkwaliteit. De IGO is een door experts gevalideerd instrument, dat op een laagdrempelige wijze de feitelijke gebouwprestaties van een schoolgebouw of kinderopvanglocatie inzichtelijk maakt. Dit inzichtelijk maken gebeurt door verschillende gebouwkenmerken op een x‐aantal kwaliteitsaspecten objectief te meten en tevens te toetsen. Deze kwaliteitsaspecten zijn gebaseerd op de aspecten van de Kwaliteitsstandaard / Scholenbouwwaaier. De gebouwkwaliteit wordt via de IGO op een objectieve wijze vastgesteld door metingen uit te voeren. Daarnaast biedt Ruimte‐OK ook de Enquete gebruikerswaardering voor Onderwijshuisvesting (EGO). Deze EGO, gebaseerd op de Scholenbouwwaaier, brengt de gebouwkwaliteit op een subjectieve wijze in kaart door gebruikers te bevragen via een vragenlijst.
154
De IGO (eventueel gecombineerd met de EGO), kan u o.a. helpen bij:
Laagdrempelig en onafhankelijk een onderbouwd inzicht krijgen in de huidige kwaliteit van de huisvesting (en t.o.v. andere huisvesting in Nederland via Benchmark), via objectieve metingen. Een goed functionerend (school)gebouw biedt immers ondersteuning om kwalitatief goed onderwijs en kinderopvang aan te kunnen bieden, en draagt bij aan een goede werkomgeving voor het personeel; Het slimmer/gericht kunnen investeren in de kwaliteit van huisvesting, investeringen beter kunnen verantwoorden en toekomstige of genomen beslissingen met feiten kunnen onderbouwen. Het gedegen kunnen sturen op de kwaliteit van de huisvesting en het borgen hiervan, o.a. bezien vanuit het kader van doordecentralisatie; Aantonen van over‐ of onderspecificatie van de prestatie‐eisen (of t.a.v. de geldende normen/richtlijnen) dat kan dienen als onderdeel van een prestatiecontract en kan gebruikt worden om lering te trekken voor toekomstige nieuw‐ of verbouwopgaven en de hiervoor beschikbare budgetten/financiering; De uitkomsten kunnen strategisch worden aangewend ter versterking van de concurrentiepositie d.m.v. het laten aantonen door een externe en onafhankelijke organisatie dat kinderen verblijven in een kwalitatief ‘goede’ huisvesting met een gezond binnenklimaat; Bij (herhaaldelijk) uitvoeren van de IGO (en EGO) kan monitoring plaatsvinden van zowel de prestatie‐eisen alsook de gebruikerstevredenheid gedurende de levenscyclus van de huisvesting, en bijvoorbeeld ondersteunen bij besluitvorming t.a.v. nieuw‐ of verbouw of om zeer gerichte ingrepen te doen t.a.v. levensduurverlenging, reductie in exploitatiekosten of een gerichte kwaliteitsimpuls te geven aan het gebouw; Het kunnen aantonen van efficiency of effectiviteit van duurzame en/of innovatieve toepassingen; Benchmarkgegevens kunnen worden aangewend om toekomstige Programma’s van Eisen nauwkeuriger op te stellen en daarmee zorgen voor kostenbesparing en een betere afstemming tussen gebruiker en gebouw.
Bijlage 13b.2 Gebruik maken van de IGO U vraagt de IGO aan via de website van Ruimte‐OK. Daarin wordt u gevraagd uw contactgegevens achter te laten en om aan te geven welke specifieke metingen op locatie u wilt laten uitvoeren. Op de website bij ‘downloads’ kunt u zien welke metingen door Ruimte‐OK uitgevoerd kunnen worden, inclusief de kosten hiervan. Nadat u de IGO heeft besteld via de website, ontvangt u in maximaal 2 werkdagen een e‐mailbericht van Ruimte‐OK waarin 3 voorsteldata staan genoemd om de door u aangevraagde metingen uit te
155
gaan voeren op locatie. U wordt vriendelijk verzocht om 1 van deze voorgestelde data te bevestigen (of een tegenvoorstel te doen). Tevens is in het e‐mailbericht een bijlage toegevoegd. Deze bijlage betreft de IGO‐invullijst, die diverse vragen over het gebouw bevat (bouwjaar, Bruto Vloeroppervlak, etc.). Deze gegevens zijn noodzakelijk om de rapportage en benchmark mogelijk te maken. U wordt dan ook vriendelijk verzocht deze zo volledig mogelijk in te vullen en per mail terug te sturen aan Ruimte‐OK. De vragen met een *zijn verplicht. De overige vragen dienen bij voorkeur ook zoveel mogelijk ingevuld te worden, welke dan natuurlijk ook meegenomen zullen worden in de rapportage en benchmark. U bepaalt daarmee dus zelf hoe uitgebreid de rapportage wordt. Op de website onder ‘downloads’ kunt u een voorbeeld zien van de uiteindelijke rapportage en benchmark. Op de door u bevestigde datum zal Ruimte‐OK op locatie metingen uitvoeren die door u zijn aangegeven. Nadat deze metingen zijn uitgevoerd, en nadat Ruimte‐OK de ingevulde IGO‐meetlijst van u heeft ontvangen, zal deze data worden verwerkt en worden omgezet in een outputrapportage waaruit de waardering van de gebouwprestaties blijkt. Deze rapportage geeft daarmee een indicatie voor het functioneren van het desbetreffende gebouw. De uitkomsten geven immers een aanwijzing/signalering op welk aspect het gebouw goed of juist ondermaats presteert. De rapportage zal per e‐mail naar u worden opgestuurd in maximaal 5 werkdagen na de laatste metingen op locatie. Door data te verzamelen van meerdere scholen/kinderopvanglocaties op lange termijn, zal tevens een benchmark worden gerealiseerd. Door de gebouwprestaties te vergelijken met andere vestigingen, wordt inzicht gegeven in hoe het desbetreffende gebouw presteert ten opzichte van het landelijk gemiddelde of ten opzichte van andere kinderopvanglocaties of scholen die onder hetzelfde schoolbestuur vallen. De anonimiteit blijft te allen tijde gewaarborgd, tenzij de desbetreffende organisatie hierin nadrukkelijk mee heeft ingestemd na persoonlijk contact met Ruimte‐OK hierover.
Bijlage 13b.3 Kosten IGO en bestellen
Bijlage 13b.4 IGOdownloads
Voorbeeld van een outputrapportage IGO‐meetlijst Lijst met optionele metingen, inclusief kosten
Suggesties t.a.v. de te nemen acties bij negatieve uitkomsten c.q. verklaring mogelijke oorzaken
156
Bijlage 13c IPMprocessturing Bijlage 13c.1IPMuitleg en voordelen In het (her)ontwikkeltraject van een gebouw is het bijna onvermijdelijk om reeds gemaakte afspraken/keuzes, vastgelegd in o.a. een Programma van Eisen, tijdens het traject te herzien als gevolg van bijvoorbeeld budgetgerelateerde, organisatorische of (bouw)technische redenen. Helaas komt het in de praktijk veel te vaak voor dat dergelijke wijzigingen onvolledig, te laat of helemaal zelfs helemaal niet worden gecommuniceerd. Ook is men vaak niet bewust van de consequenties die bepaalde wijzigingen met zich meebrengen, wat uiteindelijk allemaal resulteert in hoge faalkosten. Deze faalkosten liggen in de bouw op bijna 11% van de omzet, zoals blijkt uit onderzoek van USP Marketing Consultancy (2010), en bestaan uit kosten voor het onnodig inefficiënt verloopt van het (ver)bouwproces, het niet voldoen aan de gewenste kwaliteitseisen of t.g.v. herstellen of vervangen van zaken (Scholenbouwwaaier, 2011; SBR, 2001). Deze faalkosten t.g.v. onvolledige of slecht gecommuniceerde wijzigingen kunnen worden beperkt dankzij de inzet van de IPM . De IPM is een door experts gevalideerd instrument dat een systematische procesaanpak beschrijft die het mogelijk maakt om tijdens het gehele (her)ontwikkeltraject van een gebouw doelgericht te blijven sturen op de meest recente prestatie‐eisen. De aanpak die het instrument beschrijft, zal de betrokken partijen, met in het bijzonder de procesmanager, ondersteunen bij hun taak om een (school)gebouw op te leveren dat voldoet aan de wensen en eisen van de school of kinderopvangorganisatie. Door het beschrijven van de aanpak is het voor de opdrachtgever / schoolbestuur meer overzichtelijk hoe er gedurende het (her)ontwikkelproces gecontroleerd wordt op de prestatie‐eisen en via welke weg een eventuele verandering in de prestatie‐eisen doorlopen dient te worden. Dat maakt het voor hen mogelijk om er gedurende het ontwikkelproces efficiënter op toe te zien dat er door de betrokken partijen gestuurd wordt op de meest recent vastgestelde prestatie‐eisen. Door het overzicht dat de tool biedt, wordt ook het nemen van een besluit voor een verandering in de prestatie‐eisen meer transparant en traceerbaar.
Bijlage 13c.2 Gebruik maken van de IPM U vraagt de IPM aan via de website van Ruimte‐OK waarin wordt gevraagd uw contactgegevens achter te laten. Ook kunt u aangeven of u behoefte heeft aan (extra) ondersteunende dienstverlening of training. Zo ja, dan nemen wij binnen 3 werkdagen met u contact op om dit verder te bespreken en in te plannen. Nadat u de IPM heeft besteld en betaald via de website, ontvangt u in max. twee werkdagen een e‐ mailbericht van Ruimte‐OK met daarin de IPM als pdf bijgevoegd, en 3 IPM Excel hulpschema’s die u tijdens het gebruik nodig hebt. Tevens ontvangt u de IPM ook per post in de vorm van een werkmap/boekje zodat u het instrument direct kunt gebruiken. Extra uitleg hoe het instrument gebruikt kan worden, is te vinden bij “downloads”. 157
Bijlage 13c.3 Kosten IPM en bestellen
Bijlage 13c.4 IPMdownloads
IPM Excel hulpbladen (3x) Extra aanvullende documentatie hoe faalkosten verder teruggedrongen kunnen worden (gebruik Scholenbouwwaaier, GPM, samenwerking partijen, etc.), gelinkt aan de Kennisbank Gebruik c.q. globaal overzicht van de IPM, direct over te nemen uit de IPM
Bijlage 13d Routekaart Gebruikersparticipatie (GPM) Bijlage 13d.1GPMuitleg en voordelen De Routekaart gebruikersparticipatie (GPM) is een instrument dat bedoeld is als (proces)ondersteuning voor een schooldirecteur of directeur van een kinderopvanglocatie om (eind)gebruikers te betrekken bij het (ver)bouwproces van een (school)gebouw. Deze routekaart is daarnaast ook waardevol voor een schoolbestuur, gemeente, projectmanager, woningcorporatie en andere personen of partijen die betrokken zijn bij huisvesting voor onderwijs en kinderopvang. Door met deze Routekaart (eind)gebruikers te betrekken bij een (ver)bouwproces kunnen zij waardevolle input leveren over hun behoeften en over hun kennis van het gebruikersproces. Daardoor kan de kwaliteit van het schoolgebouw vergroot worden, in die zin dat het beter aansluit op de wensen en behoeften van de gebruikers. Tegelijkertijd ontstaat er draagvlak en meer tevredenheid over het resultaat, omdat gebruikers onderdeel worden van het proces en zich dus betrokken voelen. Naast deze twee belangrijke redenen om gebruikersparticipatie toe te passen, zijn er nog diverse andere redenen te noemen waarom de (eind)gebruikers betrokken zouden moeten worden bij een nieuw‐ of verbouwproject van een school. Zo kan gebruikersparticipatie bijdragen aan:
Meer inzicht voor gebruikers in de consequenties van het project voor hen; Meer begrip voor de geplande organisatieveranderingen; Het gebruikmaken van de verbeeldingskracht van anderen; Realistische verwachtingen wekken; Het creëren van een meer tevreden gebruikersgroep aan het eind van het project.
Bijlage 13d.2 Gebruik maken van de GPM U vraagt de GPM aan via de website van Ruimte‐OK waarin wordt gevraagd uw contactgegevens achter te laten. Ook kunt u aangeven of u behoefte hebt aan (extra) ondersteunende dienstverlening of training. Zo ja, dan nemen wij binnen 3 werkdagen met u contact op om dit verder te bespreken en in te plannen.
158
Nadat u de GPM heeft besteld en betaald via de website, ontvangt u in max. twee werkdagen een e‐ mailbericht van Ruimte‐OK met daarin de GPM als pdf bijgevoegd. Tevens ontvangt u de GPM ook per post in de vorm van een werkmap/boekje zodat u het instrument direct kunt gebruiken. Extra uitleg hoe het instrument gebruikt kan worden, is te vinden bij “downloads”.
Bijlage 13d.3 Kosten GPM en bestellen
Bijlage 13d.4 GPMdownloads
Extra aanvullende documentatie t.a.v. hulpmiddelen bij de “hoe”‐vragen Gebruik c.q. globaal overzicht van de GPM, direct over te nemen uit de Routekaart