Naar een nieuwe structuur voor beroepen in de zorg Werkdocument, september 2014 Zorginstituut Nederland Innovatie Zorgberoepen en Opleidingen
Inhoud Naar een nieuwe structuur voor beroepen in de zorg ............................................................................ 1 1 Inleiding ............................................................................................................................................ 2 2 De noodzaak tot een nieuwe beroepenstructuur ............................................................................ 2 3 Uitgangspunten ................................................................................................................................ 3 4 Werkwijze ......................................................................................................................................... 4 5 Tussentijdse resultaten .................................................................................................................... 7 Quick scans ...................................................................................................................................... 7 De Nationale DenkTank over de zorg voor gezondheid .................................................................. 8 De focusgroepen ............................................................................................................................. 8 Prognoses van de zorgvraag in 2030 ............................................................................................... 8 De denktanks ................................................................................................................................... 9 6 Expertisegebieden .......................................................................................................................... 11 Voorzorg ........................................................................................................................................ 11 Gemeenschapszorg ....................................................................................................................... 12 Laagcomplexe zorg ........................................................................................................................ 14 Hoogcomplexe zorg ....................................................................................................................... 15 Literatuur ........................................................................................................................................... 17 Bijlage 1 Omschrijving begrippen ...................................................................................................... 18 Bijlage 2 Bijeenkomsten 2013-2014 .................................................................................................. 20
1
1 Inleiding De Commissie Innovatie Zorgberoepen en Opleidingen van Zorginstituut Nederland adviseert de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de gewenste ontwikkeling van beroepen en opleidingen in de gezondheidszorg. De Commissie heeft de taak benodigde innovatie te doen ontwikkelen en te beleggen in een nieuwe toekomstgerichte beroepenstructuur en een daarbij aansluitend opleidingscontinuüm1. De commissie richt zich op de hele (gezondheids)zorg: de ziekenhuiszorg, eerstelijnszorg, geestelijke gezondheidszorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg, thuiszorg, publieke gezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en jeugdzorg. De Nederlandse gezondheidszorg is in transitie. Dit is het gevolg van economische, sociaal demografische en maatschappelijke ontwikkelingen. De financiële en economische crisis en het feit dat de gezondheidszorg als de grootste collectieve sector een steeds groter deel van het bruto binnenlands product verklaart, dwingt de overheid tot ingrijpen. Hiernaast zien we dat Nederland collectief vergrijst. Deze vergrijzing gaat gepaard met een forse toename van het aantal Nederlanders met een of meer chronische aandoeningen. Maatschappelijk zien we in toenemende mate de burger meer zelfstandig worden en hogere eisen stellen. Mensen willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven en eigen keuzes kunnen maken. Voor de gezondheidszorg betekent dit een andere visie op gezondheid. Waar men uitgaat van de definitie van de WHO uit 1948 moet plaats gemaakt worden voor een nieuwe visie die meer gericht is op veerkracht, functioneren en eigen regie van burgers. De tijd is rijp voor omvangrijke innovaties in de gezondheidszorg. De aanbodgerichte benadering in de gezondheidszorg moet plaatsmaken voor een vraaggerichte benadering: wat is er nodig?, in plaats van productiedoelstellingen. Chronische aandoeningen gaan lang niet altijd gepaard met ziektelast en door de snelle ontwikkelingen op het gebied van ondersteunende technologie en e-health zullen mensen lang in staat zijn zelfmanagement te voeren.
2 De noodzaak tot een nieuwe beroepenstructuur De gezondheidszorg is teveel gefragmenteerd, het ontbreekt aan samenhang en afstemming. Er zijn meer dan 2400 verschillende beroepen en functies. Er zijn ruim 1700 verschillende zorgopleidingen. Zorgopleidingen worden niet op basis van de vraag ontwikkeld, maar op basis van de markt. De gezondheidszorg is teveel aanbodgericht en geeft onvoldoende antwoord op de vraag wat daadwerkelijk nodig is. De gezondheidszorg richt zich voornamelijk op de behandeling van kwalen en aandoeningen en onvoldoende op het functioneren van burgers. Hierdoor is overbehandeling ontstaan. Er wordt te weinig ingezet op de zelfredzaamheid van burgers. Burgers hebben in toenemende mate behoefte aan het voeren van eigen regie over hun leven. Dit is niet goed mogelijk binnen het huidige zorgsysteem. De inzet van Technologie, e-health en domotica in de gezondheidszorg loopt achter bij de huidige en toekomstige mogelijkheden. Er zijn veel innovaties in de gezondheidszorg. Deze worden te weinig ingezet. Hierbij ontbreekt het tevens aan samenhang en afstemming. Innovaties zijn teveel afhankelijk van subsidies. Samengevat vormt de huidige beroepen- en opleidingenstructuur in de gezondheidszorg een onoverzichtelijk, onsamenhangend en duur systeem dat onvoldoende antwoord geeft op de huidige en toekomstige zorgvraag.
1
Zie bijlage 1 voor een omschrijving van een aantal begrippen.
2
3 Uitgangspunten De commissie heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd: 1. De vraag centraal: wat is er nodig in 2030 Niet het bestaande aanbod aan zorg, beroepen en opleidingen, maar de toekomstige zorgvraag is maatgevend. Inzicht in de toekomstige zorgvraag levert onderbouwing voor wat er straks nodig is aan zorg en beroepen en opleidingen. Gekozen is voor 2030 als stip op de horizon: ver genoeg weg om de benodigde veranderingen te bewerkstelligen en dichtbij genoeg om gefundeerde voorspellingen te kunnen doen. Met dit inzicht kunnen we ook vaststellen welke innovaties wel en welke niet passen bij de toekomstige zorgvraag of bijgesteld moeten worden.
2. Een nieuw concept van gezondheid: veerkracht en eigen regie De nog steeds ongewijzigde definitie van de WHO uit 1948 beschrijft gezondheid als een staat van volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn. Volgens deze definitie is bijna niemand gezond. Het ideaal van volledig welzijn draagt volgens de critici bij aan medicalisering en ook zegt de statische definitie niets over het dynamische vermogen van mensen om adequaat om te (leren) gaan met ziekte of beperkingen. In reactie op de herhaalde kritiek op de definitie van de WHO hebben Huber et al (2011) een nieuw concept van gezondheid geïntroduceerd: ‘gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven’. In dat concept betekent gezond zijn het zich kunnen aanpassen aan verstoringen, veerkracht hebben, een balans weten te handhaven of te hervinden zowel lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk. 3. Functioneren centraal Het centraal stellen van functioneren betekent dat in de eerste plaats de functioneringsproblemen in kaart moeten worden gebracht. Tot nu toe zijn de prognoses uitsluitend gebaseerd op demografische en epidemiologische ontwikkelingen. Een belangrijke toevoeging is het in kaart brengen van functioneringsproblemen van ouderen met behulp van de door TNO ontwikkelde functioneringsprofielen (Chorus et al, 2013).
3
4 Werkwijze Conceptueel model Het conceptueel model (in aparte bijlage) beschrijft een chronologisch ontwerptraject met de zorgvraag in 2030 als uitgangspunt. Zorgvraag 2030 -> zorglandschap -> expertisegebieden -> beroepenstructuur -> opleidingscontinuüm
De werkwijze kenmerkt zich door een innovatieve en iteratieve aanpak waarin de interactie met het veld staat centraal staat. De inzet hiervan is dat het uit te brengen advies breed gedragen zal worden en de beoogde innovaties in de zorg, beroepen en opleidingen in de praktijk al ingezet worden. Er zijn al veel zorgvernieuwingen gaande en het is van belang om hierbij aan te sluiten en deze te toetsen. In focusgroepen en denktanks denken belanghebbende en betrokken partijen mee over de toekomstige zorg voor gezondheid. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het ontwerp van een nieuwe beroepenstructuur die ook weer in een veldraadpleging wordt voorgelegd. Quick scans Het adviestraject is in de loop van 2012 gestart met een inventarisatie van vier grote vraagstukken met behulp van quick scans: 1. De zorgvraag in 2030: ontwikkelingen in de bevolking, aandoeningen en gezondheidsrisico’s. 2. De huidige beroepen en opleidingen in de zorg (Van der Kwartel et al, 2012). 3. Innovaties in zorgberoepen en opleidingen (Spieker 2012, 2013). 4. Toekomstscenario’s: ontwikkelingen en oplossingsrichtingen die naar voren komen uit recente gezaghebbende rapporten en adviezen. De resultaten zijn samengevat in een publicatie (Van Vliet, Spieker & Kaljouw, 2013). Naar aanleiding van de eerste resultaten heeft de commissie uitgangspunten geformuleerd en is het conceptuele model voor het adviestraject uitgewerkt. De Nationale DenkTank In 2013 was de commissie themapartner van de Nationale Denktank. De Nationale Denktank heeft jaarlijks een ander thema en een andere samenstelling van jonge, getalenteerde mensen uit diverse disciplines die zich gezamenlijk over een maatschappelijk probleem buigen en hiervoor praktische oplossingen bedenken. Het jaarthema van de Nationale Denktank in 2013 was de Zorg voor gezondheid. De Nationale DenkTank 2013 heeft 574 experts gesproken, met diverse zorgverleners meegelopen en uitgebreid literatuuronderzoek gedaan. Focusgroepen (meedenkers over de zorg voor gezondheid) Het Verwey-Jonker Instituut heeft in het najaar van 2013 28 focusgroepen georganiseerd met zorggebruikers, professionals, bestuurders, beleidsmakers, onderzoekers en opleiders. Evenals bij de Nationale Denktank was de doelstelling om te doordenken hoe de gezondheidszorg er in 2030 uit zou moeten zien (De Gruijter et al, 2014). Startpunt daarbij was het nieuwe concept van gezondheid (Huber et al, 2011). Het rapport van het Verwey-Jonker Instituut is beschikbaar op de website van het Zorginstituut (www.zorginstituutnederland.nl -> Beroepen & opleidingen -> Focusgroepen). De broedplaatsen: Friesland, Amsterdam & Amstelveen, Rotterdam Naast landelijke raadplegingen heeft de commissie gekozen voor een regionale focus met zogenaamde broedplaatsen vanwege regionale verschillen en om aan te sluiten bij wat er al gaande is. In 2013 en 2014 zijn drie broedplaatsen gestart waarin de betrokken (zorg)partijen in die regio of stad deelnemen. Als eerste broedplaats is in 2013 de provincie Friesland gestart, gevolgd door Amsterdam en Amstelveen als tweede. Rotterdam is in 2014 gestart als de derde broedplaats. De regionale vraagprognoses vormen een uitgangspunt om samen met de
4
betrokkenen en belanghebbenden in de regio vast te stellen wat er in 2030 nodig is. Na de broedfase volgen de experimenteerfase en evaluatiefase. De zorgvraag in 2030: prognoses van functioneren en chronische aandoeningen TNO verzamelt en analyseert voor de drie broedplaatsen lokale data die voorspellend zijn voor de zorgvraag. TNO heeft niet alleen de lokale of regionale prognoses van aandoeningen en multimorbiditeit maar ook van functioneren. TNO heeft 9 functioneringsprofielen ontwikkeld (Chorus et al, 2014a). TNO geeft een indicatie van de zorgvraag in 2030 van Friesland, Amsterdam en Amstelveen, en Rotterdam met prognoses van het functioneren en chronische aandoeningen. De resultaten zijn beschreven in vier rapporten (Chorus et al, 2014a-d) en beschikbaar op de website van het Zorginstituut (www.zorginstituutnederland.nl -> Beroepen & opleidingen -> Broedplaatsen).
De functioneringsprofielen zijn ontwikkeld op basis van representatieve empirische gegevens over het functioneren van ouderen van 65 jaar en ouder. Uit een statistische analyse is gebleken dat een aantal indicatoren leiden tot 4 fysieke functioneringsprofielen. Deze indicatoren hebben betrekking op ervaren gezondheid, incontinentie en algemene dagelijkse levensverrichtingen en zelfzorgactiviteiten. Het functioneren van ouderen wordt mede beïnvloed door psychische factoren. Een belangrijke psychische factor bij ouderen is dementie. Ernstige dementie leidt tot een sterke verslechtering van het algeheel functioneren en is daarom als apart profiel opgenomen. Daarnaast beïnvloedt ook lichte/matige dementie het functioneren. Daarom wordt in de fysieke profielen onderscheid gemaakt naar de aan- of afwezigheid van lichte of matige dementie. Ook andere psychische en psychosociale factoren zoals eenzaamheid en depressie kunnen het functioneren beïnvloeden. Door het ontbreken van specifieke gegevens hierover in de complete groep ouderen konden deze niet in de analyse worden meegenomen. Wel zijn hierover apart gegevens verzameld. Goede praktijken Het Verwey-Jonker Instituut brengt in beeld welke goede praktijken al gaande zijn in de broedplaatsen. Deze worden getoetst op de uitgangspunten van de commissie en de inzichten die gedurende het adviestraject worden ontwikkeld. Doel is de werkzame en overdraagbare elementen van deze praktijken vast te stellen en de kennis terug te koppelen en over te dragen in en tussen de broedplaatsen en uiteindelijk landelijk. De resultaten komen beschikbaar op een hiervoor te ontwikkelen website. Het zorgberoependebat op 13 december 2013 Het programma van het Zorgberoependebat stond in het teken van de resultaten die de commissie tot dusverre voor haar advies heeft verzameld met presentaties door TNO, TU Delft, de Nationale DenkTank en het Verwey-Jonker Instituut. Daarna was er een debat met diverse
5
vertegenwoordigers uit de broedplaatsen en was er de gelegenheid om van te voren en vanuit de zaal vragen in te brengen. De introductiefilm, een schriftelijk verslag en een beeldverslag van de dag zijn beschikbaar op de website van het Zorginstituut (www.zorginstituutnederland -> Beroepen & opleidingen -> Zorgberoependebat). Lokale denktanks Friesland, Amsterdam & Amstelveen en Rotterdam De prognose van de zorgvraag 2030 in de drie regio’s was het uitgangspunt om in 2014 in denktanks in de broedplaatsen uit te denken wat er straks nodig is aan zorg. Centrale vragen waren: wat kunnen mensen zelf, wat is mogelijk met technologie en e-health, wat kan het sociale netwerk bijdragen, welke professionele zorg is noodzakelijk en waar kan dat geregeld worden. De denktanks bestonden uit deelnemers vanuit de in de broedplaats betrokken partijen (zorggebruikers, zorgorganisaties, zorgverzekeraar(s), opleidingen, gemeente(n), provincie). Afhankelijk van het aantal deelnemers bestonden de denktanks uit 2 of 3 groepen met een diverse samenstelling. Landelijke denktanks De uitkomsten van de denktanks in de broedplaatsen zijn uitgewerkt en aangescherpt in een meerdaagse denktank op Terschelling bestaande uit deelnemers met een verschillende achtergrond en leeftijd (20-plussers tot en met 60-plussers). De uitkomsten zijn vervolgens getoetst in een aantal landelijke denktanks met belanghebbenden en betrokkenen in het veld zoals verpleegkundigen, huisartsen, medisch specialisten, bestuurders, ZZP-ers, ouderen. De denktanks zijn georganiseerd samen met vertegenwoordigende organisaties (zie bijlage 2 voor een overzicht van de georganiseerde bijeenkomsten). Expertteam technologie en ehealth Een team met experts van de technische universiteiten heeft zich gebogen over de vraag wat technologie en ehealth in de toekomst kunnen overnemen dan wel bijdragen aan zorg. Daarnaast is een aantal deskundigen geïnterviewd. Het expertteam is twee keer bijeen geweest. Daarnaast heeft een interviewronde plaatsgevonden (zie bijlage 2). Ontwerp beroepenstructuur In de focusgroepen en de denktanks stond centraal wat er straks nodig is aan zorg en waar die geleverd moet worden. Vervolgens is de vraag aan de orde wie dat moeten doen en welke expertise daarvoor nodig is. Op basis van de uitgangspunten en de resultaten uit de focusgroepen en de denktanks heeft de commissie een concept voor een nieuwe structuur voor beroepen ontwikkeld die nu voorligt en wordt getoetst in een systematische veldraadpleging in het najaar van 2014. De resultaten daarvan worden verwerkt in een definitief ontwerp. In het voorjaar van 2015 zal de commissie het advies over de beroepenstructuur uitbrengen. Het advies wordt aangeboden aan de Minister van Volksgezondheid op een congres op 10 april 2015 in de Jaarbeurs. Ontwerp opleidingscontinuüm De beroepenstructuur dient als basis voor het ontwerp van het opleidingscontinuüm dat eveneens in interactie met het (opleidingsveld) zal plaatsvinden. In de loop van 2016 volgt het advies over een bij de beroepenstructuur aansluitend opleidingscontinuüm. Procesanalyse Het hele traject wordt gevolgd met een procesanalyse met als doel de werkwijze en de opbrengsten daarvan te beschrijven en overdraagbaar te maken. De in de loop van het traject opgedane inzichten bieden aanknopingspunten voor experimenten in de broedplaatsen en aanbevelingen voor de implementatie die al tijdens de laatste fase van het adviestraject in de broedplaatsen in gang wordt gezet.
6
5 Tussentijdse resultaten Quick scans Demografische en epidemiologische ontwikkelingen Tussen 2012 en 2030 sprake is er sprake van een toename van het aantal (oude) ouderen en een afname van de bevolking tussen 20 en 64 jaar (Van der Kwartel et al, 2012). Het aantal mensen met een chronische ziekte zal toenemen evenals het aantal mensen met meerdere aandoeningen (multimorbiditeit). Op hogere leeftijd zullen we dus met steeds meer aandoeningen kampen. Naar verwachting zal in 2030 38% van de mensen die ouder zijn dan 75 jaar, meer dan drie aandoeningen hebben. Tegelijkertijd zijn er grote regionale verschillen in de bevolkingsontwikkeling en het vóórkomen van aandoeningen. Huidige beroepen en opleidingen in de zorg Er is een groot aantal beroepen en opleidingen in de zorg: respectievelijk 2410 zorg- en zorgverwante beroepen/functies en 1700 opleidingen (Van der Velden et al, 2012). Ongeveer 1,2 miljoen mensen oefenen een zorgberoep uit. 2,3 miljoen mensen hebben een zorgopleiding afgerond (als hoogst behaalde opleiding). Een deel van de mensen die werkzaam zijn in de zorg heeft geen op het beroep aansluitende opleiding gevolgd. De match is het grootst bij hen die een (para-)medisch of verzorgend beroep op wetenschappelijk of middelbaar niveau beoefenen. Er bestaan significante verschillen tussen regio’s wat betreft de verdeling van zorgberoepen en opleidingen. In de centraal-westelijke regio’s zijn er meer personen werkzaam in een paramedisch of sociaal-maatschappelijk beroep op wetenschappelijk niveau en in de noordelijke en oostelijke regio’s juist meer in een verzorgend (para)medisch beroep op middelbaar niveau. Innovaties in beroepen en opleidingen Er zijn veel innovaties in beroepen en opleidingen maar die zijn vaak niet structureel (Spieker, 2012, 2013). Innovaties in beroepen en opleidingen worden vooral bepaald door subsidies, ‘gaten in de markt’, verdergaande versnippering, specialisering, taakherschikking, opwaartse druk en eigen identiteit, en techniek en technologie. Er worden nieuwe opleidingen ontwikkeld voor beroepen die er nog niet zijn maar het is niet duidelijk of daar in de beroepspraktijk behoefte aan is of dat deze aansluiten bij een verwachte zorgvraag. Overigens zijn er grote verschillen tussen de sectoren. In de jeugdzorg en de maatschappelijke ondersteuning is niet zozeer sprake van nieuwe beroepen en opleidingen, maar gebeurt er wel veel in de bestaande beroepen en opleidingen (Spieker, 2013). Net als in de gezondheidszorg heeft de versnippering geleid tot de behoefte aan meer generalisten en betere coördinatie. Gesignaleerde ontwikkelingen en oplossingsrichtingen uit recente rapporten en adviezen De bevindingen uit recente rapporten en adviezen wijzen steeds in dezelfde richting (Van Vliet, Spieker & Kaljouw, 2013). Meer mensen (vooral ouderen) hebben zorg nodig en meer mensen hebben één of meer chronische aandoeningen. Er zijn gezondheidsachterstanden bij allochtonen, hoog opgeleide mensen worden ouder dan laag opgeleide mensen en toenemende verschillen in zorggebruik tussen bevolkingsgroepen. Regionale verschillen in voorzieningenniveau nemen toe. Medicalisering en de zorgconsumptie nemen toe, evenals de bijdragen in de zorgkosten. De zorguitgaven nemen toe en de zorg wordt duurder. De solidariteit komt onder druk te staan, opbrengsten zijn vaak niet zichtbaar. Er zijn minder beschikbare mantelzorgers en de beroepsbevolking krimpt. Tegelijkertijd blijven mensen langer gezond, beslissen ze over hun eigen levensstijl en kiezen zelf hun zorgvorm en krijgen ze ook betere zorg. Er is meer aandacht voor de leefomgeving en voor leefstijl en gedrag. De genoemde oplossingsrichtingen zijn: Het vergroten van de zelfredzaamheid, sturen op gezondheidsdoelen.
7
Meer mensen betere toegang geven tot kennis over de kosten en de kwaliteit. Extramuralisering. Multidisciplinaire integrale behandel- en inloopcentra. Taakherschikking Technologie, ICT, robotica, domotica, distance care. Maatschappelijke participatie, verschillen in gezondheid hoeven daarvoor geen belemmering te zijn.
Uit de resultaten van de quick scans blijkt dat de bestaande kennis onvoldoende aanknopingspunten biedt om te onderbouwen wat er nodig is aan innovaties in de zorg en in het verlengde daarvan in beroepen en opleidingen. De focus op kwalen en aandoeningen geeft geen inzicht in het dagelijks functioneren van individuen en populaties en problemen daarmee. Het centraal stellen van het functioneren van burgers pleit voor een verschuiving van een benadering die uitgaat van ziekte naar een benadering die uitgaat van doelgroepen en populaties en waarin de persoon (en diens leefomgeving) centraal staat. Het pleit eveneens voor een verschuiving van ziekte en zorg naar gedrag en gezondheid. Zorg dient dan gericht te zijn op het bevorderen, het behoud of het herstel van functioneren. Zorg staat in dienst van het functioneren en stelt mensen in staat zo lang en zo goed mogelijk zelfstandig te functioneren in hun eigen leefomgeving. De resultaten uit de quick scans onderstrepen de noodzaak om een nieuwe beroepenstructuur en een daarop afgestemd opleidingscontinuüm te ontwikkelen. Ontwikkelingen in de techniek en technologie gaan snel, terwijl toepassing ervan in de praktijk en opleidingen achterblijft. De ‘oude generatie’ professionals leidt de ‘nieuwe generatie’ op met de kennis van gisteren voor de zorg van morgen. De snelle ontwikkelingen en de toenemende complexiteit van de zorg verhouden zich ook niet goed meer met de gangbare methoden van opleiden en onderzoek doen. Tot slot belemmert de manier waarop de zorg is georganiseerd en gefinancierd de ontwikkeling en vooral ook de invoering van (bewezen) innovaties. Het wegnemen van belemmeringen en het verschaffen van positieve prikkels is een belangrijke voorwaarde voor innovatie.
De Nationale DenkTank over de zorg voor gezondheid Onder de titel ‘Chronisch gezond in 2030’ presenteerde de Nationale DenkTank tijdens het eerste Zorgberoependebat van de commissie een toekomstbeeld waarin zij onder andere pleit voor een verschuiving van de focus in de gezondheidszorg van ziekte naar gezondheid: van wat iemand niet meer kan naar wat iemand nog wel kan. Uitgaande van het nieuwe concept van gezondheid heeft de Nationale DenkTank 10 oplossingen voor veerkrachtszorg bedacht (De Nationale Denktank, 2014). De resultaten zijn beschikbaar op de website van de Nationale DenkTank.
De focusgroepen De uitkomsten uit de focusgroepen laten zien dat er een groot draagvlak is voor het nieuwe concept van gezondheid (De Gruijter et al, 2014). Als belangrijkste kanttekening wordt genoemd dat niet alle burgers in staat zijn om eigen regie over hun gezondheid te voeren. Een belangrijk aandachtspunt is dat burgers ook de ruimte moeten krijgen van andere partijen om het eigenaarschap over hun gezondheid te claimen. Het gezondheidszorgsysteem zal volgens de deelnemers uit de focusgroepen veranderen van een systeem naar een netwerk rond de zorgbehoefte van burgers. Dit netwerk is een combinatie van formele en informele zorg en zal minder hiërarchisch zijn. Voor de professional betekenen deze veranderingen een andere invulling van het werk, waarbij een flexibele houding die gericht is op de capaciteit en de behoefte van de zorgvrager noodzakelijk is.
Prognoses van de zorgvraag in 2030 De prognoses van functioneringsproblemen en chronische aandoeningen in de vier broedplaatsen laten zien dat alleen al door de demografische verschuivingen in alle broedplaatsen het aantal mensen met één of meerdere chronische aandoeningen groeit (Chorus et al, 2014a, 2014b, 2014c,
8
2014d). De meest voorkomende chronische aandoeningen zijn aandoeningen van het bewegingsapparaat. Zowel het aantal ouderen met als het aantal ouderen zonder functioneringsproblemen groeit substantieel in alle broedplaatsen. Functioneringsproblemen kunnen de zelfredzaamheid van ouderen bedreigen, en zijn niet alleen afhankelijk van de medische situatie. Naast verouderingsprocessen en chronische aandoeningen spelen ook persoonlijke factoren en omgevingsfactoren een rol. Dit vraagt om maatregelen die zijn gericht op het voorkómen van functioneringsproblemen, het versterken van de eigen mogelijkheden om de zelfredzaamheid te behouden of te bevorderen en het beïnvloeden van niet-ziektegebonden factoren die dit bedreigen.
De denktanks De lokale denktanks in de broedplaatsen hebben onafhankelijk van elkaar op basis van de prognoses van de zorgvraag voor hun provincie of stad het zorglandschap in 2030 ontworpen. De uitkomsten uit de lokale denktanks komen sterk met elkaar overeen en sluiten ook aan bij de uitkomsten van de focusgroepen. De landelijke denktanks onderschrijven de uitkomsten uit de lokale denktanks in grote lijnen en hebben die vanuit hun perspectief aangevuld. De resultaten uit de denktanks leiden tot de indeling van het toekomstige zorglandschap in vier gebieden: A: Voorzorg B: Gemeenschapszorg C: Laagcomplexe zorg D: Hoogcomplexe zorg A. Voorzorg We zetten voluit in op het voorkomen van problemen en aandoeningen, dat wil zeggen op gezond leven vanaf de geboorte tot het einde van ons leven. Dat kan alleen met een integrale aanpak met aandacht voor gezondheidsvaardigheden in het onderwijs, het werk, de buurt en de zorg. Integraal betekent ook dat lijnen (0e, 1e, 2e, 3e lijn) de schotten in de zorg en met aanpalende domeinen verdwijnen en dat er integrale centra komen (zie B). Zorg en welzijn zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voorzorg richt zich zowel op het functioneren van personen in hun leefomgeving als op doelgroepen of populaties (jeugd, werkenden, ouderen, mensen met een verhoogd risico op bepaalde problemen, mensen in een kwetsbare situatie). B. Gemeenschapszorg Als er dan toch zorg nodig is dan wil iedereen het zoveel mogelijk zelf, samen en in de buurt regelen. Daarbij zijn ook andere terreinen zoals de woningbouw betrokken. Woningen en buurten zijn geschikt voor mensen met functioneringsproblemen. Technologie speelt een grote rol in het mogelijk maken van zelfstandig blijven functioneren in de eigen leefomgeving. Er wordt veel gebruik gemaakt van digitale informatie. Op basis van een ‘foto van de buurt’ die regelmatig wordt geactualiseerd, wordt vastgesteld wat er nodig is in die buurt. Mensen regelen alles zoveel mogelijk zelf en samen, maar als het nodig is, is professionele ondersteuning of behandeling beschikbaar. Er is één goed bereikbaar en toegankelijk aanspreekpunt. Voor mensen die zorg mijden is er een professioneel vangnet. C. Laagcomplexe zorg Op lokaal niveau zijn er sociale knooppunten voor basiszorg [iets zeggen over de schaalgrootte bijv. STAG-model: per 15.000 inwoners?]. Dit zijn integrale multidisciplinaire centra waar alle zorgverleners zitten die laagcomplexe zorg en behandeling verlenen die niet thuis kan plaatsvinden voor alle leeftijds- of doelgroepen. De centra zijn ook een ontmoetingsplek waar men terecht kan voor sociale activiteiten. D. Hoogcomplexe zorg
9
Hoogcomplexe zorg en behandeling wordt geconcentreerd. In de praktijk betekent dit dat er veel minder ziekenhuizen nodig zijn. Hoogcomplexe zorg voor mensen met ernstige verstandelijke en/of psychische beperkingen, ouderen met ernstige dementie en mensen in de terminale fase wordt wel zoveel mogelijk lokaal georganiseerd in kleinschalige woonzorgvormen. De centrale doelstellingen in de door de denktanks geschetste aanpak zijn het bevorderen van functioneren en participeren en de-escaleren. De-escaleren houdt in: mensen zo snel mogelijk weer terug brengen in hun eigen omgeving, dus niet in de zorg houden als dat niet nodig is.
10
6 Expertisegebieden De ABCD-indeling (voorzorg, gemeenschapszorg, laagcomplexe zorg en hoogcomplexe zorg) geeft aanleiding tot het formuleren van expertisegebieden. Deze expertisegebieden staan niet op zichzelf. De grenzen zijn hybride, ze vormen als het ware een continuüm. De expertisegebieden worden hieronder weergegeven. Expertisegebieden 1 Signaleren, monitoren en voorkomen van risico’s en problemen op het gebied van functioneren 2 Stimuleren, ondersteunen en begeleiden van functioneren en participeren 3 Vaststellen, herstellen en behandelen van laagcomplexe problemen op het gebied van functioneren 4 Vaststellen, herstellen en behandelen van hoogcomplexe problemen op het gebied van functioneren 5 Overnemen van functioneren
Voorzorg Voorzorg richt zich op de totale Nederlandse bevolking, 17miljoen mensen in 2030. Bij voorzorg gaat het om de bescherming van mensen tegen ziektes, maar ook over het bevorderen van gezondheid. Het gaat over participeren van mensen in de maatschappij, maar ook over zelfredzaamheid en veerkracht. Voorzorg is in principe van mensen zelf, behalve als het gaat om de bescherming van mensen tegen ziektes of andere gezondheidsbedreigingen zoals bijvoorbeeld giftige stoffen. Het bevorderen van gezondheid betekent dat mensen geïnformeerd moeten worden over gezond gedrag en over gezonde voeding. Dit betekent dat de context belangrijk is. Gezond gedrag kan gestimuleerd worden op het werk, op school en in de buurt. Gemeentes zouden er een belangrijk thema van kunnen maken. Het belang van participatie zou veel meer aandacht kunnen krijgen, het hebben van werk, meedoen en er bij horen voorkomt vaak een bezoek aan de huisarts. Voorzorg is, evenals preventie, een begrip met een grote reikwijdte. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt, “wat is gezondheidszorg en wat niet”. Kijkend naar voorzorg gaat het, zoals eerder gezegd, over bescherming tegen ziektes, gezondheidsbevordering, ziektepreventie, participatie en zelfredzaamheid gericht op het voorkomen van functioneringsproblemen. Om een concreter beeld te krijgen is per expertisegebied een fictieve casus toegevoegd die betrekking heeft op 2030. Hieronder wordt de casus over de familie Rozeveld beschreven. Het is 2030. De familie Rozeveld bestaat uit twee ouders 45 en 47 jaar en twee thuiswonende studerende kinderen, 20 en 24 jaar. Beide ouders werken in deeltijd, ook de kinderen hebben een deeltijdbaan De familie Rozeveld is een deeltijd gezin. Ze hebben minder geld, maar meer tijd. Die tijd besteden de ouders aan vrijwilligerswerk. Zij is gezelschapsdame bij een oudere dame die niet meer zelfstandig de deur uit kan en onderhoudt een volkstuin. Hij is buurtkok en kookt twee keer per week voor de buurtbewoners. Allemaal vers uit eigen volkstuin. De twee kinderen studeren, ze hebben een Europese beurs gekregen. Niet alleen omdat ze goed presteerden op school, maar ook omdat ze geweldige sportprestaties hadden. Dit laatste is er natuurlijk met de paplepel ingegoten. Vanaf de eerste dag op school werd duidelijk dat er weinig gezeten ging worden. Een deel van de dag staan, een deel lopen en een deel zitten of liggen. De dag starten met een wandeling in de buitenlucht, regen of niet. Wekelijks informatie over gezond gedrag, ook voeding. Kinderen van zes jaar weten niet beter, je eet gezond, niet te veel, je beweegt genoeg, dat doe je samen en je doet een sport die je leuk vindt. De citotoets is afgeschaft, kinderen mogen doen waar ze goed in zijn. Onderwijs is ingericht op “een leven lang leren”, op vaardigheden en bekwaamheden, op speciale talenten. Gezond gedrag maakt deel uit
11
van onderwijs, ook een leven lang. Naast hun deeltijdbanen, zodat ze kunnen bijdragen aan de kosten voor levensonderhoud, coachen de kinderen andere kinderen op het gebied van gezond gedrag. Dit gebeurt gewoon in de wijk op straat. Een appel is gezonder dan een kroket hoewel dit een academische discussie is geworden, kroketten bestaan in 2030 niet meer, vet, suiker en zout zijn in de ban. Bijna alle bewoners uit de buurt hebben een device waarop een aantal functies op te roepen zijn. Niet alleen bereikbaarheid of nieuws, maar ook sportprestaties, eetpatroon, slaapritme, mensen worden gewaarschuwd bij risico’s. Een enkele keer maakt een van de gezinsleden gebruik van het gezondheidssysteem in Nederland. Dan gaat het om een vraag of een hardnekkige klacht. De meeste zaken lossen ze zelf op, of ze vragen het in de buurt.
Gemeenschapszorg Gemeenschapszorg richt zich op de gemeenschap die in netwerken wordt georganiseerd. Ook hier betreft het in principe de gehele Nederlandse bevolking, echter met de nadruk op het tweede expertisegebied “stimuleren, ondersteunen en begeleiden van functioneren en participeren”. Deze expertise is gericht op mensen met, of met risico op, functioneringsproblemen, multimorbiditeit, chronische aandoeningen, psychosociale problemen, psychische aandoeningen, verstandelijke beperking, lichamelijke beperking en laagcomplexe problemen. Gemeenschapszorg wordt voornamelijk door mensen zelf in buurten, wijken of netwerken georganiseerd. Slimme technologie, e-health en domotica gaat een belangrijke rol spelen. De ontwikkeling hiervan gaat zo snel dat het onmogelijk is te voorspellen wat de mogelijkheden in 2030 zijn. Het grootste (zorg)probleem is het functioneringsprobleem bij mensen van 65 jaar en ouder dat voornamelijk wordt veroorzaakt door klachten aan het bewegingsapparaat wel of niet gecombineerd met dementie. Dit probleem gaat vaak samen met psychosociale problemen als eenzaamheid, angst en depressie. Burgernetwerken kunnen hier een belangrijke rol spelen, maar niet alleen. Woningbouwcoöperaties en de gemeente zullen bij deze problemen betrokken moeten worden om mensen in staat te stellen zo lang mogelijk te blijven wonen en functioneren in de eigen leefomgeving. Van de totale Nederlandse bevolking zullen in 2030 zo’n 8 miljoen mensen een of meerdere chronische aandoeningen hebben. De meeste mensen zullen hierdoor geen functioneringsproblemen ervaren. Ze kunnen bijna alles zelf met behulp van e-health, robotica en domotica. Een kleinere groep zal echter wel een vorm van ondersteuning en of begeleiding nodig hebben. Hiervoor zal de (gedeeltelijke) inzet van een professional, in samenwerking met het netwerk, noodzakelijk zijn. Een grote groep mensen kampt met psychosociale problemen zoals eenzaamheid, angst en depressie, vaak gecombineerd met andere (gezondheids)problemen. Ook hier is het van belang om keuzes te maken, “ wat is gezondheidszorg en wat niet”. Er zal een grote inzet gevraagd worden van burgernetwerken en ook hier is het belangrijk dat ook de gemeente zowel betrokken als ingezet wordt. Belangrijk is te weten of er mensen tussen wal en schip dreigen te raken. Hiervoor zal over een vangnetconstructie moeten worden nagedacht. Veel gezondheidszorg kan met en door de mensen, wel of niet georganiseerd in een netwerk, zelf of samen georganiseerd en uitgevoerd worden. Toch zullen ook binnen de gemeenschapszorg professionals nodig zijn voor zorg die niet kan worden uitgevoerd door mensen zelf. Ter illustratie is de casus van mevrouw de Lange toegevoegd. Het is 2030. Mevrouw de Lange, leeftijd 76 jaar, woont zelfstandig in een appartement op de derde verdieping. Alleenstaand, twee gehuwde dochters (45 en 47 jaar), vijf kleinkinderen(allen > 20 jaar). Klachten aan bewegingsapparaat, mobiliteitsproblemen, diabetes en slechtziend. Krijgt een nieuwe heup wegens ernstige artrose.
12
Deze dame regelt haar leven voornamelijk zelf. Zij gebruikt een rollator, heeft een iPad waarmee ze regelmatig Skypet met haar kleinkinderen. Ze doet boodschappen met een van haar dochters of een van de kleinkinderen. Ook de bovenbuurvrouw gaat wel eens mee. Soms maakt ze gebruik van de boodschappenservice die iedere supermarkt heeft, gewoon online boodschappen doen, bezorging aan huis. De logistiek wordt ook bijgehouden door haar koelkast (wat op is, wat verlopen is en wat aangevuld moet worden). Er is een heupoperatie gepland in samenspraak met mevrouw de Lange. Het kan zo geregeld worden dat een van haar dochters een weekje bij haar in huis komt na de operatie. De opname is kort als de operatie voorspoedig verloopt. Dag 1 operatie, dag 2 lopen, trap op, trap af en dag 3 naar huis als alles lukt. Thuis revalideren met behulp van een revalidatieprogramma dat op een scherm kan worden afgespeeld (ze krijgt een persoonlijke inlogcode). Van te voren is alles geregeld. Slaapkamer gelijkvloers, boodschappen in huis, observatie en consultatie online. De operatie staat gepland in een multidisciplinaire kliniek waar ze allerlei orthopedische ingrepen doen. De Lange zorgt zelf voor vervoer zowel heen als terug, haar dochter vergezelt haar. Eenmaal thuis op dag drie start de online revalidatie. Ze doet het rustig aan, gaat af en toe rusten. De medicatie wordt thuis bezorgd (pijnstilling, antistolling, insuline, ….). Dit gebeurt door een drone die op maximaal 15 meter vliegt en eventueel ook maaltijden bezorgt. Twee keer per dag (de eerste week) wordt in de ochtend en laat in de middag contact opgenomen door een professional. Soms is dit persoonlijk aan huis, vaak online. Data wordt verzameld en centraal ingevoerd, is toegankelijk voor alle relevante professionals. Mevrouw de Lange beheert haar eigen digitale dossier samen met haar dochters. Bij een eventuele complicatie consulteert ze de kliniek waar ze geopereerd is. Deze behandelen de complicatie in nauwe samenwerking met het netwerk. Het is mogelijk een professional (gezondheidsspecialist) uit de kliniek (kortdurend) te detacheren naar het netwerk. Het is eveneens mogelijk mevrouw de Lange tijdelijk op te vangen in een multidisciplinair integraal gezondheidscentrum. Bij hardnekkige infecties of andere problemen kan dit een tijdelijke oplossing zijn. Belangrijkste doelstelling is om mevrouw de Lange zo snel mogelijk weer in staat te stellen om zelfstandig te functioneren. Soms is het nodig om hiervoor aanpassingen in huis te doen. In geval van mevrouw de Lange zou dit bijvoorbeeld de badkamer kunnen zijn waarbij ze zich op diverse plaatsen kan vasthouden, de robotrollator er gemakkelijk in past, zijn werk kan doen, en er een inloopdouche is zodat ze kan zitten. Ook als het gaat om psychosociale problematiek kan niet alles door de buurt of het netwerk worden opgelost. Belangrijk is vooral de samenwerking en afstemming tussen professionele ondersteuning, netwerk en “ probleemeigenaars” zelf. Ter illustratie is de casus over de familie van Dam toegevoegd. Het is 2030. De familie van Dam, woont in een achterstandswijk, werkloos, drie kinderen. Vader (38 jaar) in het criminele circuit, moeder (36 jaar)alcoholist. Kinderen 18, 16 en 15 jaar, alleen de jongste twee gaan nog naar school. Het gezin is bekend bij politie, in de wijk en bij de gemeente. Vader zit regelmatig in detentie, de oudste zoon nu voor de eerste keer na een inbraak met geweld samen met zijn vader. Omdat de meeste mensen inmiddels deeltijd werken is er voldoende werk voor iedereen, ook voor vader en moeder van Dam. Bij het gezin van Dam is het belangrijk dat politie, gemeente en het netwerk samenwerken. Moeder van Dam wordt geholpen met haar verslavingsprobleem, hiervoor is professionele hulp nodig. De aanleiding echter is nog belangrijker. Hieraan ligt haar alcoholisme ten grondslag. Uitzichtloosheid, armoede en achterstand stimuleren mevrouw van Dam niet. Er bij horen en meedoen wel! Hier heeft de wijk een belangrijke taak. De familie van Dam wordt in eerste instantie betrokken bij wijkactiviteiten. Ook de familie van Dam heeft talenten, die heeft iedereen. Niet alleen de wijk, maar ook de school waar de twee jongste kinderen naar toe gaan wordt betrokken. De krachten worden gebundeld tussen de familie van Dam, professionele
13
ondersteuning, de wijkagent, de buurt en de school. Er is iemand die aanspreekpunt is en het hele proces coördineert. Als mevrouw van Dam wat meer vertrouwen krijgt en het gevoel heeft dat ze mee mag doen verandert haar houding. Ze ziet voorbeeldgedrag van de wijkbewoners, ze krijgt tips om met minder meer te doen. Als haar man en zoon uit detentie komen helpen de gebundelde krachten om ze aan te haken. Ook voor de heren van Dam worden activiteiten gezocht, samen met anderen. Dit soort processen verlopen met vallen en opstaan en ook lukt het niet altijd. Toch zal ons maatschappelijk systeem zich blijven inzetten om mensen als de familie van Dam uit hun isolement te halen en weer uitzicht te bieden door ze mee te laten doen en ze het gevoel te geven dat ze er bij horen en er toe kunnen doen.
Laagcomplexe zorg Laagcomplexe zorg richt zich op het vaststellen, herstellen en behandelen van laagcomplexe problemen op het gebied van functioneren. Hiernaast wordt nadruk gelegd op de-escaleren waarmee bedoeld wordt mensen zo snel mogelijk weer in staat te stellen naar huis te gaan. Laagcomplexe zorg kan zowel thuis als in een behandelcentrum worden uitgevoerd, afhankelijk van de aard en ernst van het probleem. Laagcomplexe zorg is gericht op mensen met functioneringsproblemen, multimorbiditeit, chronische aandoeningen, psychosociale problemen, psychische aandoeningen, verstandelijke beperking, lichamelijke beperking en laagcomplexe problemen zoals botfracturen en infecties. Een behandelcentrum voor laagcomplexe zorg is een multidisciplinair centrum en kan zowel integraal als specifiek georganiseerd zijn. Bij een integraal centrum worden alle voorkomende (gezondheidszorg)problemen vastgesteld, hersteld en behandeld. Bij specifieke centra kan gedacht worden aan bijvoorbeeld orthopedische ingrepen. Laagcomplexe zorg wordt voornamelijk door professionals uitgevoerd. Dit kan zowel in een behandelcentrum of in de wijk of buurt plaatsvinden. Locatie gaat een steeds kleinere rol spelen, het gaat om de samenwerking en de afstemming tussen professionals, netwerk en burger. Afhankelijk van de aard en ernst van het probleem wordt de beste locatie gekozen (een operatie voer je uit in een operatiekamer, maar de nazorg kan prima thuis). Professionals zullen niet langer gericht zijn op locaties, maar op mensen afhankelijk van de plaats waar die zich bevinden. Ook binnen de laagcomplexe zorg speelt context een belangrijke rol. Een netwerk staat nooit op zichzelf. Een netwerk is een dynamisch onderdeel van de maatschappij. Bij jeugdproblemen speelt ook de gemeente, de politie en de school een rol, bij functioneringsproblemen de woningbouw. Voor zorgprofessionals betekent dit dat ze hier kennis van en contacten met zullen moeten hebben. Slimme technologie wordt niet alleen ter ondersteuning van mensen en netwerken ingezet, maar ook ter ondersteuning van professionals. Communicatie krijgt een hele nieuwe vorm, net als informatie. Ook hierop moeten professionals worden voorbereid. Ter illustratie is de casus van mevrouw Breedveld toegevoegd. Het is 2030. Mevrouw Breedveld, leeftijd 69 jaar, woont zelfstandig in een rijtjeshuis. Gehuwd, twee kinderen wonen in het buitenland. Valt van de trap, kneust en breekt haar ribben, breekt haar rechter sleutelbeen en heeft een klaplong. Deze dame staat midden in het leven. Ze wandelt veel en is lid van de bridgeclub. Ze is vrijwilliger in het integrale behandelcentrum waar ze een loketfunctie heeft en mensen doorverwijst naar netwerkvoorzieningen. Te haastig is ze de trap afgelopen, haar armen vol met was. Dan glijdt ze uit en voor ze het weet ligt ze onder aan de trap. Ze kan zich niet bewegen en nauwelijks ademhalen. Ze heeft geen telefoon in de buurt. Een paar uur later slaat de buurvrouw alarm, ze heeft gelukkig de sleutel. Ze belde Breedveld en
14
die nam niet op. Dat is vreemd en dus belde ze aan, ze wist dat Breedveld thuis was. Niet veel later wordt Breedveld per ambulance vervoerd naar het dichtstbijzijnde behandelcentrum 30 km verderop. De diagnose is snel gesteld, gekneusde en gebroken ribben, een klaplong en een gebroken sleutelbeen, allemaal erg pijnlijk. Pijnstilling is lastig, ze gaat er slechter door ademen en loopt dan risico op een longontsteking. Ze krijgt een thoraxdrain vanwege de klaplong. Als het longvlies hersteld is zou ze weer naar huis kunnen, maar ze kan zich nauwelijks bewegen van de pijn, ze heeft een flink functioneringsprobleem vanwege haar ribben en de breuk in haar sleutelbeen. Binnen vier dagen is het longvlies hersteld, mevrouw Breedveld mag naar huis. De buurvrouw heeft een schema opgesteld en alle bridgevrouwen hebben een taak. Een van de professionals uit het behandelcentrum coacht de bridgevrouwen en leert ze een aantal handigheidjes en handelingen. Ze hebben dagelijks contact. De huisrobot maakt schoon en ondersteunt bij ADL. De bridgevrouwen koken. Mevrouw Breedveld heeft de belangrijkste taak, zij moet weer gaan lopen en haar eigen leven oppakken.
Hoogcomplexe zorg Hoogcomplexe zorg richt zich op het vaststellen, herstellen en behandelen van hoogcomplexe problemen op het gebied van functioneren. Ook hier wordt nadruk gelegd op de-escalatie. Hoogcomplexe zorg kan ook zijn het overnemen van functioneren (bij mensen die niet in staat zijn keuzes te maken, wilsonbekwaam zijn, bijvoorbeeld ernstige dementie). Hoogcomplexe zorg kan alleen worden uitgevoerd in topklinische centra. Hoogcomplexe zorg is gericht op mensen met een hoogcomplexe aandoening, maar ook op functioneringsproblemen, chronische aandoeningen, psychosociale problematiek, psychische aandoeningen, verstandelijke beperking en lichamelijke beperking. Een topklinisch centrum voor hoogcomplexe zorg is een multidisciplinair centrum en kan zowel integraal als specifiek georganiseerd zijn. Met specifieke organisatie wordt in deze situatie concentratie van zorg bedoeld (bijvoorbeeld het Maxima Kinderoncologische Ziekenhuis in Utrecht). Topklinische zorg wordt uitsluitend door hoogopgeleide professionals uitgevoerd. Topklinische zorg is locatiegebonden, lang niet alles kan overal. Toch is het belangrijk dat professionals die werkzaam zijn in een topklinische setting samenwerken en afstemmen met de andere gezondheidszorggebieden. Zowel bij voorzorg als bij gemeenschapszorg en laagcomplexe zorg is soms expertise gewenst uit de hoogcomplexe zorggebieden. Dit houdt in dat professionals ook in deze gebieden inzetbaar moeten zijn. Van deze professionals wordt niet alleen bijzondere expertise verwacht op een bepaald vakgebied, maar bijzondere kennis van technologie. Ook kijkt de professional niet uitsluitend naar het specifieke probleem, maar ook naar het geheel en de context. Ter illustratie worden casuïstiek van het echtpaar van Zanten en Kees de Winter toegevoegd. Het is 2030. De familie van Zanten, een echtpaar 32 jaar en drie kinderen van 7, 5 en 3 jaar, woont in een kindvriendelijke wijk in de randstad in een hoekwoning. Het jongste kind, een meisje, is gediagnosticeerd met leukemie en onder behandeling in het kinderoncologische ziekenhuis in Utrecht Van een vrolijk gezin is geen sprake meer. Het gezin is ontredderd en bang. Mevrouw van Zanten heeft haar baan opgezegd om zoveel mogelijk bij haar dochtertje te kunnen zijn. De buren vangen vaak de andere twee kinderen op. De eerste periode speelt zich voornamelijk af in een gespecialiseerd kinderziekenhuis. Er moet steeds bloedonderzoek plaatsvinden om het meisje goed in te kunnen stellen op de behandeling. Er wordt continu gecontroleerd of het juiste effect gerealiseerd wordt. Het leven van dit gezin staat op zijn kop, niets is meer hetzelfde. Het ziekenhuis beschikt niet alleen over hoog gekwalificeerde professionals op het gebied van kinderen met kanker, maar ook over hoog gekwalificeerde professionals op het gebied van
15
ondersteuning en begeleiding. Het hele gezin kan hier terecht, ook de andere kinderen. Na verloop van tijd ontstaat enige regelmaat, de leden van het gezin schikken zich in hun nieuwe rollen. Het meisje zelf ontgaat het meeste, ze is nog maar drie jaar oud en is snel gewend aan de afwijkende structuur in haar leven. Het is veel meer haar omgeving die worstelt. Op enig moment kan de behandeling thuis verder plaatsvinden. Dagelijks wordt thuis onderzoek gedaan en digitaal naar het ziekenhuis gestuurd. De moeder is getraind in een deel van de behandeling, die voert ze inmiddels zelf uit. Natuurlijk kan ze op ieder gewenst moment een professional consulteren De medicatie wordt thuis bezorgd, evenals bloedbestanddelen. Alles wordt door de moeder toegediend. Dagelijks is er overleg, dit gebeurt online. Ook de ondersteuning en begeleiding is verplaatst naar huis. Als het meisje herstelt krijgt het gezin langzaam haar oude structuur weer terug, gaat iedereen weer aan het werk en naar school, de periode wordt afgesloten. Wanneer dit niet zo is zal het gezin lange tijd ondersteuning krijgen, het netwerk zal hier de meeste inzet plegen. Het is 2030. Kees de Winter, 67 jaar, gepensioneerd, woont zelfstandig, is alleenstaand, amateur wielrenner. Zakt in elkaar na 30 km fietsen. De Winter fietst in een groep. Een van de groepsleden belt direct na het incident 112, de ambulance is snel ter plaatse. De Winter is niet aanspreekbaar, heeft bijna geen bloeddruk, ziet bleek en is klam. Met loeiende sirene wordt hij afgevoerd naar het dichtstbijzijnde topklinische centrum. De ambulance heeft de functie van een mobiele spoedeisende hulp. Er kunnen zelfs kleine operaties worden uitgevoerd. Als de Winter aankomt in het topklinische centrum wordt hij inmiddels beademd, heeft verschillende infusen en is hij gesedeerd. Hij wordt direct naar het operatiekamercomplex gebracht waar een gespecialiseerd team hem opwacht. In de ambulance is de diagnose gesteld, een lekkende lichaamsslagader, een levensbedreigende situatie. Het team begint direct en redt zijn leven. Nog geen drie uur later ligt Kees de Winter op de uitslaapkamer, de herstelperiode begint. De volgende dag mag hij naar huis. Het probleem was weliswaar groot, de ingreep relatief klein. Kees kreeg een klein sneetje in de lies en via een katheter door het bloedvat is het lek opgespoord en gedicht. Thuis krijgt Kees nog een week bewaking op afstand. Dit gaat via zijn horloge waarop een aantal controles zijn ingevoerd die regelmatig naar het behandelend team worden gestuurd. Hij krijgt een bloedverdunner waarvan hij de dosering zelf regelt, via zijn iPhone. Na een week zit Kees weer op de fiets.
De vier beschreven zorgterreinen lopen in elkaar over of maken zelfs deel uit van elkaar. Het gevolg hiervan is dat de eerder beschreven expertisegebieden van toepassing zijn in de verschillende zorgterreinen. Signaleren, monitoren en voorkomen (van erger) is niet alleen van toepassing in voorzorg, maar ook in gemeenschapszorg, laagcomplexe en hoogcomplexe zorg. Deze constatering pleit voor een hybride dynamische benadering van professionele rollen. De huidige lijn-benadering (0e – 3e) heeft geleid tot schotten en fragmentatie. De huidige zorgprofessional is teveel gericht op het eigen werkveld en het beschikbare aanbod. De toekomstige professional zal niet alleen veel meer gericht moeten zijn op de vraag “ wat is nodig in het licht van functioneren” , maar ook op samenwerken in multidisciplinaire teams. Niet langer staat de organisatie en het aanbod centraal maar het functioneren van mensen en de vraag wat hiervoor nodig is. Burgers worden eigenaar van hun eigen dossier en voeren zelf regie. Veel kan door mensen zelf en/of door net netwerk worden opgelost. Dit houdt direct in dat de grootste taakherschikking niet plaats vindt tussen professionals maar tussen professionals en burgers. Een tweede vorm van taakherschikking is die tussen mens en techniek. De ontwikkeling gaat razendsnel en het is dan ook niet te voorspellen wat de mogelijkheden in 2030 zullen zijn. Zeker is wel dat met behulp van e-health, robotica en domotica de mens tot veel meer in staat zal zijn dan nu het geval is, zowel op het gebied van voorzorg, gemeenschapszorg, laagcomplexe- en hoogcomplexe zorg. De professional van de toekomst zal hiervoor moeten worden uitgerust.
16
Literatuur Chorus AMJ, Perenboom RJM, Hofstetter H, Stadlander MC. Indicatie van de zorgvraag in 2030: prognoses van functioneren en chronische aandoeningen Friesland. TNO 2014a. Chorus AMJ, Perenboom RJM, Hofstetter H, Stadlander MC. Indicatie van de zorgvraag in 2030: prognoses van functioneren en chronisch aandoeningen Amsterdam. TNO 2014b. Chorus AMJ, Perenboom RJM, Hofstetter H, Stadlander MC. Indicatie van de zorgvraag in 2030: prognoses van functioneren en chronisch aandoeningen Amstelveen. TNO 2014c. Chorus AMJ, Perenboom RJM, Hofstetter H, Stadlander MC. Indicatie van de zorgvraag in 2030: prognoses van functioneren en chronisch aandoeningen Rotterdam. TNO 2014d. De Nationale Denktank 2014. 10 oplossingen voor veerkrachtszorg. Gruijter M de, Nederland T, Stavenuiter M. Meedenkers aan het woord. Focusgroepen over ‘Zorg voor Gezondheid in 2030’. Verwey-Jonker Instituut / Zorginstituut Nederland 2014. Huber M, Knottnerus JA, Green L, van der Horst H, Jadad AR, Kromhout D, Leonard B, Lorig K, Loureiro MI, van der Meer JW, Schnabel P, Smith R, van Weel C, Smid H. How should we define health? BMJ 2011 Jul 26;343:d4163 Kwartel AJJ, Bloemendaal I, Velde F van der, Wind W van der. Quick Scan Zorgvraag 2030. Kiwa Prismant 2012 Spieker P, Dringen rond het bed. Een quick scan naar innovaties in zorgberoepen en opleidingen Nieuwegein: Spieker mensen en media, 2012 Spieker P, Quick scan Jeugdzorg en Wmo. Nieuwegein: Spieker mensen en media, 2013. Velden LFJ van der, Putter ID de, Lee I van der, Hassel DTP van, Batenburg RS. Quick scan Beroepen & Opleidingen in de zorg, welzijn en kinderopvang. Utrecht: NIVEL, 2012 (Met 2 aparte bijlagen) Vliet K van, Spieker P, Kaljouw M. Innovatie van zorgberoepen en opleidingen. Samenvatting bevindingen 2012. Zorginstituut Nederland 2013.
17
Bijlage 1 Omschrijving begrippen • Zorgberoepenstructuur Een ordening en clustering van professionele rollen in de gezondheidszorg. Een toekomstgerichte beroepenstructuur is afgestemd op de benodigde zorg om mensen in staat te stellen (zelfstandig en in hun eigen leefomgeving) te kunnen functioneren. Een toekomstgerichte zorgberoepenstructuur is flexibel en dynamisch en wordt regelmatig geactualiseerd om in te kunnen spelen op veranderingen in de benodigde zorg. • Opleidingscontinuüm Een op de beroepenstructuur aansluitend en op elkaar afgestemd doorlopend continuüm van opleidingen voor de gezondheidszorg. Een toekomstgericht opleidingscontinuüm is flexibel en dynamisch (Leven Lang Leren). • Zorgvraag Een indicatie van de zorgvraag zoals door TNO geoperationaliseerd in prognoses van functioneringsproblemen en chronische aandoeningen, op basis van demografische en epidemiologische ontwikkelingen. De zorg die nodig is om (zelfstandig) te kunnen functioneren en participeren. • Functioneren In staat zijn om alle dagelijkse activiteiten te verrichten die nodig zijn voor het huishouden, zelfzorg en deelname aan het maatschappelijk leven. • Functioneringsproblemen Problemen die de dagelijkse activiteiten beperken zoals mobiliteitsproblemen, zelfzorgproblemen of cognitieve problemen. • Participeren In staat zijn tot deelname aan het maatschappelijk leven. • Multimorbiditeit Het optreden van meer dan één (chronische) ziekte in één individu tijdens een bepaalde periode. • Laagcomplexe professionele zorg Institutionele zorg voor mensen met laag of matig complexe of acute enkelvoudige problemen met een laag tot matig risico. • Hoogcomplexe professionele zorg Institutionele zorg voor mensen met ernstige of acute complexe problematiek met een hoog risico. • Chronische aandoeningen Irreversibele aandoeningen zonder uitzicht op volledig herstel en met een relatief lange ziekteduur. •
Psychosociale problemen 18
Psychische problemen die samenhangen met het dagelijks functioneren; eenzaamheid, angst en (niet klinische) depressie. • Psychische aandoeningen Een beperking in functioneren of participeren als gevolg van een stoornis van denken, voelen, willen, oordelen en/of doelgericht handelen. Stemmings-, persoonlijkheids- of gedragsstoornissen. • Verstandelijke beperkingen Een aangeboren of een later in de ontwikkeling optredende beperking in het intellectueel functioneren. Het IQ is 70/75 of lager. • Lichamelijke beperkingen Een motorische of een zintuigelijke beperking. Mensen met een lichamelijke beperking kunnen één of meer lichaamsdelen (bijvoorbeeld arm, been, hand of ogen) niet goed gebruiken. • Multidisciplinair Samenwerkend vanuit verschillende disciplines en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de zorg. • Integraal Allesomvattend of volledig. In een integrale benadering staat de persoon in relatie tot zijn directe leefomgeving centraal. • Topklinische zorg Topklinische zorg is hooggespecialiseerde (academische) zorg waarvoor relatief dure en gespecialiseerde voorzieningen nodig zijn. • Professional Iemand die voldoet aan de professionele standaard. • Overnemen van functioneren Als iemand niet in staat is om zelfstandig te functioneren en waarbij sprake is van wilsonbekwaamheid. • Generalist Een professional die over bekwaamheden beschikt in meer dan één zorggebied (en in de voorzorg en in de gemeenschapszorg en in de laag complexe zorg en in de hoog complexe zorg). • Specialist Een professional die over bekwaamheden beschikt op één zorggebied (of in de voorzorg, of in de gemeenschapszorg, of in de laag complexe zorg of in de hoog complexe zorg).
19
Bijlage 2 Bijeenkomsten 2013-2014
Focusgroepen najaar 2013 Zie het rapport van het Verwey-Jonker Instituut (De Gruijter et al, 2014) voor een overzicht van de 28 focusgroepen (www.zorginstituutnederland.nl -> beroepen & opleidingen -> focusgroepen). Zorgberoependebat Eerste congres op 13 december 2013 in de Jaarbeurs met circa 1000 deelnemers. Broedplaatsen/lokale denktanks Startbijeenkomst broedplaats Friesland Startbijeenkomst broedplaats Amsterdam & Amstelveen Startbijeenkomst broedplaats Rotterdam Denktank Friesland (2 groepen) Denktank Amsterdam & Amstelveen (3 groepen) Denktank Rotterdam (2 groepen) Landelijke denktanks Technologiepanel (experts van met name de technische universiteiten) Denktank Terschelling (meerdaagse denktank) Denktank Jonge specialist en V&VN (Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland) Denktank NPHF (Nederlandse Public Health Federatie) Denktank BOZ (Brancheorganisaties Zorg) Denktank ZZP-Nederland (ZZP-ers zorg en welzijn) Denktank Ouderen (PVGE Vereniging voor senioren en KBO Noord-Brabant) Denktank LHV (Landelijke Huisartsen Vereniging) Denktank OMS (Orde van Medisch Specialisten) • Kunstpanel (3 kunstenaars met verschillende disciplines) Gepland: • Ziekenhuistafel • GGZ-tafel Vervolgbijeenkomst denktank Friesland Vervolgbijeenkomst denktank Amsterdam & Amstelveen Vervolgbijeenkomst denktank Rotterdam Focusgroepen najaar 2014 35 focusgroepen veldraadpleging
20