‘Naar een Financieel Vangnet’
Inhoudsopgave 1. Inleiding ........................................................................................................................................ 3 2. Achtergrond: een vangnet als voorwaarde voor vernieuwing .............................................. 4 3. Huidige armoede beleid ..................................................................................................... 5 4. Nieuw financieel vangnet ............................................................................................................ 6 Bijzondere bijstand ....................................................................................................................... 6 Maatwerkbudget gebiedsteams................................................................................................... 6 Participatiefonds .......................................................................................................................... 7 Kindpakket ................................................................................................................................... 7 5. Flankerend beleid............................................................................................................. 10 Collectieve ziektekostenverzekering .......................................................................................... 10 6. Begroting en financiering .................................................................................................. 11 Bijlagen bij de nota Bijlage 1: Overzicht veranderingen minimabeleid naar financieel vangnet en flankerend beleid ... 12
2
1. Inleiding. Met ingang van 1 januari 2015 krijgen de gemeenten er een groot aantal nieuwe taken bij. Het gaat om de decentralisatie van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de invoering van de Jeugdwet 2015 en om de invoering van de Participatiewet. Met de overdracht van deze taken van het Rijk naar de gemeenten is tegelijk een korting op het budget gemoeid. Om de nieuwe taken goed te kunnen uitvoeren is het noodzakelijk dat het sociaal domein in Noardwest Fryslân anders wordt ingericht. Het werk moet slimmer worden gedaan en de zelfredzaamheid en eigen inzet (eigen kracht) van inwoners zal moeten worden versterkt. Alleen dan kan een goede dienstverlening met minder geld worden georganiseerd. De kaders en uitgangspunten voor die nieuwe aanpak staan in de nota “Vaststellen en doorpakken”. Deze kaders zijn inmiddels uitgewerkt in beleidsvoorstellen in de beleidsnota “Sociaal domein in de praktijk”, waarover in oktober 2014 besluitvorming in de raden plaatsvindt. Gemeenten hebben op verschillende onderdelen van de nieuwe wetten de vrijheid om zelf invulling te geven aan hun opgave om te vernieuwen en te bezuinigen. In de beleidsnota is vastgelegd dat de inrichting van een (financieel-) vangnet voor ondersteuning en bescherming voor de meest kwetsbare inwoners een belangrijke voorwaarde is om de gewenste vernieuwing in het sociaal domein te realiseren. In deze notitie werken we een concreet voorstel uit voor de inrichting van een financieel vangnet. Voorgesteld wordt om het huidige minimabeleid te hervormen, door de huidige “categorale” regelingen in het minimabeleid te vervangen door een financiële vangnetregeling. Die vangnetregeling biedt alle ruimte om kwetsbare burgers precies op maat financieel te ondersteunen en zo de noodzakelijk zorg te bieden. Daarmee wordt het beste aangesloten bij de vraag van individuele kwetsbare burgers. In hoofdstuk 2 wordt de achtergrond van het vangnet nader beschreven. Vervolgens geeft hoofdstuk 3 een korte schets van het huidige armoede beleid. In hoofdstuk 4 gaan wij nader in op het nieuwe financiële vangnet dat bestaat uit bijzondere bijstand inclusief een maatwerkbudget voor het gebiedsteam, een specifiek pakket maatregelen ter bestrijding van de gevolgen van armoede bij kinderen en een participatiefonds. In Hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan flankerend beleid bestaande uit een collectieve ziektekostenverzekering en schuldhulpverlening. Hoofdstuk 6 schetst kort de begroting en financiering van het vangnet.
3
2. Achtergrond: een vangnet als voorwaarde voor vernieuwing. In het integrale beleidsplan “Sociaal domein in de praktijk” is de keuze om een sociaal vangnet in te richten uitgewerkt. Het sociaal vangnet wordt gedefinieerd als “de voorzieningen die de gemeenten NWF in stand houden voor de kwetsbare groep inwoners, die niet zonder deze voorzieningen in staat zijn te participeren”. Het vangnet zal in ieder geval de leefgebieden inkomen, zorg, bescherming/veiligheid en huisvesting moeten bestrijken. Voor het vangnet is verder van belang wie in welke situatie een beroep op dit vangnet kan doen. De gemeenten houden onder andere de volgende voorzieningen in stand: Bijstand, Armoedebeleid, Kwijtscheldingen, Schuldhulpverlening, Vrouwenopvang, Pleegzorg, AMHK, Ambulante bemoeizorg, Veiligheidshuis, Meldpunt Overlast, Jeugdbescherming, Jeugdreclassering, Jeugd-GGZ, Jeugd-LVG, Maatschappelijke opvang, Langdurige opvang, Crisisopvang, Beschermd Wonen, WMO-voorzieningen, Collectief vervoer, Begeleiding individueel, Groepsbegeleiding (dagopvang) en Persoonlijke Verzorging. De gemeente zorgt er zo voor dat een basisinfrastructuur in stand wordt gehouden die garandeert dat kwetsbare personen met (acute) problemen – die niet zelfredzaam zijn en niet terug kunnen vallen op een sociaal netwerk – altijd op hulp en ondersteuning mogen rekenen. Een financieel vangnet vormt een essentieel onderdeel van het bredere sociale vangnet. In de nieuwe aanpak staat centraal dat eigen mogelijkheden van burgers worden benut. Dat uitgangspunt zal ertoe leiden dat ook vaker een beroep zal worden gedaan op een eigen bijdrage. Voorkomen moet worden dat er bewoners zijn die vanwege financiële kwetsbaarheid geen beroep op ondersteuning kunnen doen. Daarnaast wordt in de nieuwe aanpak “maatwerk” geleverd. In dat maatwerk past het om aan of voor een burger een individueel budget beschikbaar te stellen voor noodzakelijke uitgaven, juist om de zelfredzaamheid te versterken. Een regeling in de vorm van een financieel sociaal vangnet maakt het voor hulpverleners mogelijk om precies op maat te ondersteunen. Er zijn minder regels, het budget kan worden ingezet voor de burgers die het echt nodig hebben. In de uitwerking kan worden voorgesteld om in eerste instantie te kijken naar verstrekkingen in natura(b.v. lidmaatschap sportclub) en pas in tweede instantie een geldbedrag ter beschikking te stellen. In de beleidsnota is op basis van deze argumenten de volgende beleidskeuze geformuleerd: “Er wordt een financieel sociaal vangnet ingericht, waarin het huidige minimabeleid en bijzondere bijstand worden opgenomen. In plaats van categorale inzet van de budgetten wordt een regeling uitgewerkt, gericht op het realiseren van maatwerk in financiële ondersteuning voor burgers.” De keuze voor de inrichting van een financieel vangnet maakt het noodzakelijk om het huidige minimabeleid te herzien. Daarvoor zijn trouwens nog meer redenen. Zo is uit de armoedemonitor1 gebleken, dat sommige regelingen niet altijd effectief zijn. Er is landelijk een pleidooi om steun voor kinderen te organiseren2. En in de nieuwe Participatiewet is uitgangspunt dat categorale voorzieningen, waaruit ons minimabeleid nu voor een groot deel bestaat niet meer zijn toegestaan. In plaats daarvan wordt gepleit voor de aanpak die ook onze voorkeur heeft: het mogelijk maken van maatwerk, ook in financiële ondersteuning.
1 2
Onderzoek Kenniscentrum Welzijn, Inkomen en Zorg(Kwiz); 2012. Rapport 2013 “Kinderen in armoede in Nederland” van de Kinderombudsman.
4
3. Huidige armoedebeleid Voor de transitie van het huidige armoedebeleid naar het nieuwe is het nodig een goed beeld te hebben van de huidige instrumenten die wij inzetten. Het huidige armoedebeleid bestaat uit een zestal categoriale regelingen: 1. Sprokkelkosten; 2. Meedoen Kinderen; 3. Meedoen Gezin; 4. Duurzame gebruiksgoederen; 5. Collectieve ziektekostenverzekering minima(AV Frieso); 6. Langdurigheidstoeslag. Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor burgers een beroep te doen op bijzondere bijstand, een individuele maatwerkregeling. Tenslotte is er de wet op de gemeentelijke schuldhulpverlening en kan onze gemeente beleid voeren op het terrein van kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Van de regelingen houden de eerste vier op te bestaan. De collectieve ziektekostenverzekering kan op basis van de nieuwe wet blijven bestaan. De langdurigheidstoeslag tenslotte wordt omgevormd van een categoriale regeling tot een maatwerkvoorziening, de individuele inkomenstoeslag
5
4. Nieuw financieel vangnet Kader In het kader van armoedebestrijding willen wij een financieel vangnet realiseren. Daartoe zijn extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd onder de noemer “budget bijzondere bijstand”. Wij willen het vangnet in lijn met de nieuwe Participatiewet richten op individuele situaties. Het is daarnaast wel beleidsmatig mogelijk specifieke groepen die aandacht behoeven te benoemen. Het eerder genoemde Kwiz onderzoek geeft twee aanbevelingen die hierop aansluiten: - Geef prioriteit aan de doelgroepen “huishoudens met kinderen” en langdurige minima; - Ontwikkel een integraal dienstverleningsconcept, omdat er overlap is tussen WWBers, Wmo gebruikers, huishoudens in de schuldhulpverlening en gebruikers van minimaregelingen. In deze nota over een “Nieuw Financieel Vangnet” laten we de wettelijke verplichte regelingen “Individuele Inkomenstoeslag” en “Individuele Studietoeslag” buiten beschouwing; deze regelingen worden vastgelegd in twee onderscheiden verordeningen die ook in November 2014 aan de gemeenteraden worden voorgelegd. Het nieuwe vangnet Het voorgestelde nieuwe financieel vangnet bestaat uit bestaat uit de volgende componenten: -
De Bijzondere Bijstand, Het Maatwerkbudget Gebiedsteams, Een Participatiefonds, Een Kindpakket.
Daarnaast willen wij flankerend beleid voeren door de regeling “Collectieve ziektekostenverzekering” uit te breiden. 4.1. Bijzondere bijstand De bijzondere bijstand krijgt meer dan voorheen zijn oorspronkelijke maatwerkfunctie terug. Als gevolg van de keuze het vangnet voor de kosten van Wmo voorzieningen onder te brengen bij de regeling voor bijzondere bijstand verwachten wij een stijging van het aantal aanvragen(Vangnet Wmo 2015). Iedere burger die aan bepaalde voorwaarden voldoet kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Om te bepalen of een burger bijzondere bijstand toegekend kan krijgen, zijn noodzaak, het ontbreken van een voorliggende voorziening, inkomen en vermogen bepalend. Omdat in tegenstelling tot bij de Wmo 2015 ook vermogen meetelt bij de bepaling van de draagkracht is er bij de ontwikkeling van het Wmo beleid voor gekozen bijzonder bijstand als vangnet voor de Wmo 2015 te hanteren. Bijzondere bijstand is een open einde regeling. Dat betekent dat op voorhand geen zekerheid bestaat over het beroep dat hierop wordt gedaan. 4.2. Maatwerkbudget gebiedsteam De gebiedsteams vormen de spil in de toegang naar ondersteuning op het gebied van werk, wonen, welzijn en zorg. Doordat leden van het gebiedsteam in de wijken en dorpen 6
aanwezig zijn, kennen ze de problemen goed. Zij komen bij de mensen thuis en krijgen aan de hand van een keukentafelgesprek inzicht in de gezinssituatie van de burger. Bij het constateren van problemen willen wij dat zij direct kunnen regelen wat echt nodig is, zodat zij acute problemen als gevolg van armoede snel kunnen oplossen. Wij willen het gebiedsteam mogelijkheden bieden slagvaardige en efficiënte ondersteuning te geven. Ervaring in de wijkteams in Leeuwarden leert dat met een relatief klein bedrag, 70 tot 80% van de financiële noden bij gezinnen kan worden opgelost. Wij stellen voor om vanuit de middelen voor de sprokkelkostenregeling een maatwerkbudget beschikbaar te stellen van maximaal € 300,-- per gezin, per jaar om noodzakelijke kosten te betalen. Hiermee krijgen de gebiedsteams de mogelijkheid snel, voor beperkte problematiek, oplossingen te bieden waarmee tevens de administratieve lasten wordt beperkt. Beleidskeuze: Een Maatwerkbudget voor de gebiedsteams beschikbaar stellen van maximaal € 300,-- per gezin per jaar.
4.3. Participatiefonds Het streven van de gebiedsteams is om mensen naar vermogen te laten participeren aan de samenleving. Gebiedsteams staan in direct contact met burgers en hebben goed inzicht in de armoedesituatie van wijkbewoners. Zij kunnen van dichtbij beoordelen welke bijdrage wenselijk is. In dat maatwerk kan het passen om aan of voor een burger een budget beschikbaar te stellen voor noodzakelijke uitgaven, om de zelfredzaamheid te versterken. Niet alle kosten om belemmeringen op te heffen komen echter in aanmerking voor vergoeding vanuit de individuele bijzonder bijstand. Een alternatief is dat de middelen van het huidige minimabeleid kunnen worden ingezet voor de financiering van een participatiefonds. Met een participatiefonds voor maatwerk kunnen professionals in het gebied snel hulp leveren. Verschil met de oude regelingen is dat uitkering alleen op basis van een declaratie mogelijk is. Om ook mensen net boven het sociaal minimum toegang te geven tot deze regeling vanwege het feit dat men in die groep door omstandigheden ook snel terug valt op het sociaal minimum, wordt vanuit redelijkheid voorgesteld de maximumgrens op 110% van het sociaal minimum te stellen. Beleidskeuzen: Burgers met een inkomen tot 110 % van het sociaal minimum in aanmerking laten komen voor de regeling Participatiefonds.
4.4. Kindpakket Binnen het armoedebeleid is een belangrijk speerpunt het terugdringen van de gevolgen van armoede onder kinderen. In het in 2013 uitgebrachte rapport “Kinderen in armoede in Nederland” van de Kinderombudsman is hier veel aandacht aan besteed. Armoede is voor 7
kinderen minder een probleem van geld, maar vooral een probleem van niet kunnen participeren. Het vergroten van de mogelijkheden voor kinderen om mee te doen en hierdoor kansen te krijgen is een belangrijk doel. Het is de vraag in hoeverre de bestaande meedoenregeling, waarbij ouders, vrij te besteden, tussen de € 75,= of € 100,=per kind ontvangen, werkelijk heeft bijgedragen aan het verhogen van de maatschappelijke deelname van kinderen. Voorgesteld wordt deze regeling te vervangen door een regeling met verstrekkingen in natura. Staatssecretaris Klijnsma heeft voor dit doel, en voor schuldhulpverlening, structureel 90 miljoen op jaarbasis extra in het gemeentefonds gestort. Zij pleit ervoor om meer gebruik te maken van private initiatieven(fondsen). Wij stellen voor een nader te bepalen deel van de “Klijnsma middelen” beschikbaar te stellen aan het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Stichting Leergeld. Gevolg hiervan is dat deelname aan sport of cultuur toegankelijker wordt en dat deelname gegarandeerd is(middelen gaan naar de vereniging). De aanvraag loopt via intermediairs, zodat de rol van maatschappelijke organisaties wordt vergroot. Op provinciaal niveau is afgesproken dat de 3 fondsen nauwer met elkaar gaan samenwerken. Voor de uitvoering van het Kindpakket is er een rol voor de fondsen (Jeugdcultuurfonds, Jeugdsportfonds, Stichting Leergeld) en de verschillende gebiedsteams. Door in de uitvoering van het Kindpakket samen te werken met de gebiedsteams, maatschappelijke organisaties en de fondsen vindt ondersteuning dicht bij de kinderen plaats. Zij weten door hun werkwijze de kinderen het beste te bereiken. De gebiedsteams en de fondsen hebben hun eigen communicatiekanalen om kinderen en ouders te bereiken. Belangrijke redenen om met deze fondsen samen te werken zijn: - Fondsen nemen een belangrijk deel van de uitvoering op zich; - Fondsen maken gebruik van vrijwilligersnetwerken en zetten deskundigen in; - Fondsen hebben toegang tot particulier geld en landelijke (rijks)middelen; - Fondsen signaleren veelvoorkomende problemen; - Fondsen brengen specifieke kennis in vanuit verschillende domeinen; - Fondsen voorkomen dat we als gemeente zelf kosten moeten maken voor uitvoering van regelingen; - Fondsen bieden (ook) hulp in natura. Onderstaande tabel geeft weer wie in het kader van het Kindpakket welke voorzieningen kan verschaffen. Thuis Basisbenodigdheden: - Kleding - Schoeisel - Fiets
School Basisbenodigdheden als: - Tas/agenda - Computer - Zwemles
Uitvoering via gebiedsteams
Uitvoering via Stichting Leergeld
Cultuur - Meedoen aan kunstbeoefening - Toegang tot bibliotheek
Sport - Meedoen aan sport
Uitvoering via Jeugdcultuurfonds
Uitvoering via Jeugdsportfonds
8
De doelgroep moet volgens de Kinderombudsman bestaan uit kinderen die in een huishouden leven met een besteedbaar inkomen van maximaal 120% van het voor het huishouden geldende sociale minimum. Wij stellen voor hierop niet aan te sluiten, maar conform de norm voor het Participatiefonds (zie onder 4.3) de maximumgrens op 110% van het sociaal minimum te stellen. Beleidskeuzen: 1. De voorzieningen zoveel mogelijk in natura te verstrekken; 2. Om de participatie van kinderen te bevorderen de samenwerking te zoeken met het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Stichting Leergeld; 3. Huishoudens met een inkomen van maximaal 110 % van het sociaal minimum in aanmerking laten komen voor de regeling Kindpakket.
9
5. Flankerend beleid 5.1. Collectieve ziektekostenverzekering Wij krijgen extra middelen om chronisch zieken en gehandicapten tegemoet te komen voor het afschaffen van de Wtcg3 gelden. De huidige Collectieve Ziektekosten- verzekering voor Minima (CZM) is een effectief instrument waarmee gemeenten eenvoudig en laagdrempelig meerkosten kunnen compenseren door een bijdrage in premie. De huidige CZM zal worden aangepast waarbij er een meer uitgebreide variant wordt beoogd, die naast (of in plaats van) de huidige collectiviteit een geoptimaliseerde dekking biedt voor mensen met relatief hoge verwachte zorgkosten, waaronder chronisch zieken en gehandicapten. Op deze manier kan aan deze doelgroep een passende (financiële) ondersteuning worden geboden via een aantrekkelijk en gericht verzekeringspakket, dat betaalbaar wordt gemaakt op basis van het budget bijzondere bijstand voor medische kosten en het gedecentraliseerde budget voor chronisch zieken en gehandicapten als gemeentelijke bijdrage aan de collectieve ziektekostenverzekering. Daarbij is de huidige dekking grotendeels afdoende, eventuele aangevuld met kostensoorten waarop meerkosten ervaren worden zoals mondzorg, hulpmiddelen, vervoer, geneesmiddelen, eigen bijdragen, voeding/dieet, preventie chroniciteit, kleding/beddengoed, huishoudelijke hulp en woningaanpassing. Via de collectiviteit kunnen bijna alle meerkosten gecompenseerd worden. Willen wij ook kosten compenseren die minder logisch in een zorgverzekering passen, bijvoorbeeld extra energiekosten, dan ligt het voor de hand om hiervoor de individuele bijzondere bijstand in te zetten. Uiteraard is een goede verbinding met de Wmo van belang om een juiste mix te realiseren tussen het individuele maatwerk van een Wmo-voorziening en het collectieve maatwerk van een zorgverzekering. Op het moment van schrijven is De Friesland Zorgverzekeraar nog volop in onderzoek naar de mogelijkheden en inhoud van een dergelijk pakket. De toegang tot de CZM wordt bepaald door de inkomensgrens die wij als gemeente kunnen stellen. De maximale bovengrens die gemeenten in zijn algemeen stellen met betrekking tot de toegang CZM ligt op 130% van het sociaal minimum. Hiermee wordt een beroep op bijzondere bijstand voor medische kosten beperkt. Wij stellen voor hierop aan te sluiten om zoveel mogelijk burgers met een laag inkomen te bereiken. Deze grens wijkt om bovenstaande reden af van de eerder gehanteerde 110%.
Beleidskeuzes: 1. Kiezen voor de uitgebreide variant van de collectieve verzekering 2. De inkomensgrens voor deze regeling bepalen op 130% van het sociaal minimum
3
Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten
10
6.
Begroting en Financiering
6.1.
Begroting uitgaven “Nieuw Financieel Vangnet”:
Bijzondere Bijstand Maatwerkbudget Kindpakket Participatiefonds AV Frieso Totaal
6.2.
€ € € € € €
1.921.400 75.000 300.000 210.000 387.000 2.893.400
Inclusief uitgaven compensatie Huishoudelijke Hulp
Financiering:
Voor de financiering zijn de volgende budgetten beschikbaar Bijzonder bijstand (basis begroting 2015); Budgetten Minimabeleid (basis begroting 2015); “Klijnsma middelen” voor intensivering armoede en schuldenbeleid voor Noardwest is in 2015 een bedrag van € 348.892 beschikbaar; Compensatiegelden voor afschaffing Wtcg/CER4. Voor Noardwest is in 2015 een bedrag van € 1.252.385 beschikbaar. Integratie-uitkering: Onder andere de middelen die worden bespaard vanwege het omzetten van de Huishoudelijke Hulp naar een Algemene Voorziening (aandeel uit integratie-uitkering).
4
Rijksregeling Compensatie Eigen Risico.
11
Bijlage 1.
Overzicht veranderingen minimabeleid naar financieel vangnet en flankerend beleid Nieuw Oud Toegang Bijzondere Bijstand met nadruk Bijzondere Bijstand Draagkracht naar op individuele toetsing inkomen/vermogen Sprokkelkosten Maatwerkbudget Gebiedsteam Draagkracht naar inkomen/vermogen Kindpakket Meedoen regeling Kinderen 110% Participatiefonds Meedoen regeling Gezin 110% Duurzame gebruiksgoederen AV Frieso met extra mogelijkheid 130% AV Frieso uitbreiding dekking chronisch zieken
12