‘Naar een federatie’
Ontwerpplan
Versie 14 April 2014
Inhoudsopgave 1
Inleiding........................................................................................................................................04
2
Achtergronden .............................................................................................................................05 2.1 Argumenten voor federatievorming .....................................................................................05 2.2 Verwachtingen bij federatievorming.....................................................................................06 2.3 Doelstelling federatievorming ...............................................................................................07 2.4 Voorwaarden federatievorming............................................................................................07
3
Missie, doelgroepen & naamgeving ...........................................................................................09 3.1 Missie .....................................................................................................................................09 3.2 Doelgroepen ..........................................................................................................................09 3.3 Naamgeving ...........................................................................................................................09
4
Positionering, profiel & samenwerking ......................................................................................11 4.1 Positionering ..........................................................................................................................11 4.2 Profiel en kernwaarden .........................................................................................................11 4.3 Samenwerkingsrelaties..........................................................................................................12
5
Kerntaken, werkwijze & communicatie .....................................................................................14 5.1 Kerntaken ...............................................................................................................................14 5.2 Werkwijze ..............................................................................................................................15 5.3 Communicatie ........................................................................................................................16
6
Bestuursstructuur ........................................................................................................................17 6.1 Rechtsvorm: stichting............................................................................................................17 6.2 Aansluitingsovereenkomst ....................................................................................................18 6.3 Bestuur ..................................................................................................................................18 6.4 Raad van Advies.....................................................................................................................19 6.5 Commissies ............................................................................................................................19
7
Organisatie ...................................................................................................................................21 7.1 Het nieuwe WIJ......................................................................................................................21 7.2 Directie ..................................................................................................................................21 7.3 Personeel ...............................................................................................................................22 7.4 Vrijwilligersbeleid ..................................................................................................................22 7.5 Leden en donateurs...............................................................................................................23 7.6 Leden- en financiële administratie........................................................................................23 7.7 Huisvesting ............................................................................................................................23
8
Financiën ......................................................................................................................................24 8.1 Uitgangspunten financieel beleid .........................................................................................24 8.2 Inkomsten ..............................................................................................................................24 8.3 Uitgaven.................................................................................................................................26 8.4 Rekening en verantwoording ................................................................................................26 8.5 Meerjarenbegroting ..............................................................................................................26
9
Evaluatie.......................................................................................................................................28
2
Bijlagen Oprichtende partijen ....................................................................................................................................29 Samenstelling projectgroep .........................................................................................................................31 Organogram .................................................................................................................................................32 Concept-statuten van de federatie ..............................................................................................................33 Concept-aansluitingsovereenkomst ............................................................................................................39 Lijst van afkortingen .....................................................................................................................................42
3
1
Inleiding
In december 2013 ondertekenden de besturen van de NVVS, FOSS en SH-Jong een intentieverklaring waarin zij afspraken dat zij fasegewijs een traject zouden doorlopen dat uiteindelijk tot een verregaande vorm van samenwerking moest leiden. Er werd een projectgroep benoemd met als taak de genoemde samenwerking tussen de drie organisaties vorm te geven en te implementeren. 1 Ten aanzien van het tijdpad werd afgesproken dat het proces, dat al eerder in gang werd gezet, in het voorjaar van 2014 zou leiden tot een omschrijving van de concrete organisatievorm, zodanig dat uiterlijk vanaf 1 januari 2015 de beoogde samenwerking (incl. organisatievorm) operationeel zou kunnen zijn. Thans ligt een ontwerpplan voor een federatieve stichting (het nieuwe WIJ) voor. De besturen van de drie hiervoor genoemde organisaties hebben met het plan ingestemd en het plan is vervolgens aan de ledenvergaderingen van de drie organisaties aangeboden. Wanneer de algemene ledenvergaderingen van de NVVS, FOSS en SH-Jong met het plan kunnen instemmen, zal de implementatie in gang gezet worden opdat uiterlijk 1 januari 2015 de beoogde samenwerking binnen een federatieve stichting is gerealiseerd. Leeswijzer In dit ontwerpplan wordt na deze inleiding achtereenvolgens ingegaan op achtergronden en doelstellingen van de samenwerking (§ 2). Hierna worden de missie en doelgroepen van de federatie (§ 3), de positionering, het profiel en de samenwerking(relaties) (§ 4), alsmede de kerntaken, werkwijze & communicatie (§ 5) besproken. Vervolgens wordt de bestuursstructuur (§ 6) behandeld en wordt ingegaan op de organisatie van federatie (§ 7). Het plan is voorzien van een financiële paragraaf en een (indicatieve) meerjarenbegroting (§ 8). Tenslotte wordt ingegaan op de evaluatie van de federatie (§ 9). In de bijlagen is vooral praktische informatie (organogram, concept-statuten, concept-aansluitingsovereenkomst, etc.) opgenomen.
1
Voor de samenstelling van de projectgroep zie bijlage 2.
4
2
Achtergronden
2.1
Argumenten voor federatievorming
Complexiteit van de belangenbehartiging De complexiteit van de belangenbehartiging neemt de laatste jaren enorm toe. Dit leidt tot een groeiende betrokkenheid van de organisaties op allerlei verschillende beleidsterreinen (zorg, welzijn, onderwijs, arbeid, financiële positie, etc.). Een en ander betekent een grotere belasting voor het werk van de drie organisaties. Deze zal in de toekomst alleen maar toenemen. Individualisering Daarbij is onze samenleving veranderd. Sociale verbanden hebben grote wijzigingen ondergaan en er is sprake van een toenemende individualisering. Mensen zijn niet alleen meer uit idealisme lid van een organisatie, maar bezien hun lidmaatschap van of betrokkenheid bij een vereniging vanuit hun individueel belang (wat levert het mij op?). Die individualisering zie je ook terug in het overheidsbeleid; bijvoorbeeld in wetgeving op het gebied van de onafhankelijke indicatiestelling, persoonsgebonden budgetten, functionele omschrijvingen van hulpmiddelen, etc. Ook de achterban van NVVS, FOSS en SH-Jong individualiseert. Leden hebben steeds meer behoefte aan individuele ondersteuning, service en dienstverlening. Alleen ‘moderne’ organisaties die kiezen voor een cliëntgerichte benadering hebben op termijn overlevingskansen. Een en ander vraagt om verdergaande professionalisering en dit kost tijd, inspanningen en geld. Versnippering Binnen de wereld van mensen met hoorproblemen en taalontwikkelingsstoornissen is sprake van versnippering. Voortkomend uit diverse doelgroepen en regio’s, komen diverse patiënten-, cliënten- en ouderorganisaties regionaal of nationaal op voor de belangen van zichzelf of van hun kinderen. Die versnippering komt de effectiviteit van handelen en de vindbaarheid voor de buitenwereld niet ten goede. Bestaande overeenkomsten en samenwerking Hoewel er natuurlijk ook verschillen zijn, hebben NVVS, FOSS en SH-Jong zeer veel gemeen. De achterbannen (de doelgroepen) van de drie organisaties zijn niet identiek, maar vertonen veel gelijkenissen. Het zijn organisaties die zich direct dan wel indirect (via de ouders) inzetten voor de belangen van slechthorenden. De FOSS werkt daarnaast voor (ouders van) kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. NVVS, FOSS en SH-Jong kennen verder een overlap in hun doelstellingen en hebben dezelfde kerntaken; belangenbehartiging, het geven van informatie en voorlichting en het organiseren van contacten tussen de leden (lotgenotencontact). Men ontwikkelt c.q. organiseert vergelijkbare activiteiten. Men heeft veel dezelfde samenwerkingspartners en er is overlap in het netwerk. De verschillen die er zijn, staan verdere clustering niet in de weg. De NVVS richt zich niet alleen op slechthorenden maar ook op andere, gehoorgerelateerde problemen. Tussen NVVS, FOSS en SH-Jong is een differentiatie in leeftijdsgroepen. Deze verschillen kunnen goed naast elkaar bestaan en kunnen elkaar op onderdelen versterken. De organisaties hebben een wens tot meer samenhang en afstemming van activiteiten en binnen de drie organisaties is er sprake van een ‘open cultuur’. Sinds geruime tijd werken de organisaties op een aantal terreinen al naar tevredenheid samen en op facilitair gebied is sprake van een nauwe relatie (o.a. gezamenlijke huisvesting).
5
2.2
Verwachtingen bij federatievorming
0 tot 100+ voor alle doelgroepen Een samengaan leidt tot een gezamenlijke organisatie die zich inzet voor het hele leeftijdsspectrum van 0 tot 100+, voor alle doelgroepen. Dat legt een stevige basis voor een brede (maar waar nodig: doelgroepspecifieke) profilering, het ontwikkelen van een ‘totaalpakket’ aan activiteiten en een goede continuïteit van binding aan onze organisaties, wanneer mensen van de ene naar de volgende levensfase gaan: ‘je leven lang verbonden, je leven lang ‘vriend’. Een effectievere belangenbehartiging Het samengaan leidt tot schaalvergroting. Door de bundeling van krachten zal de effectiviteit van de collectieve belangenbehartiging (verder) worden vergroot (macht van het getal, samen sterk). Men wordt een (nog) serieuzer gesprekspartner voor overheid, zorg- en onderwijsinstanties en bedrijfsleven. Informatie en kennisuitwisseling verloopt soepeler, innovatie en vormgeving van strategische beleid komt eenvoudiger tot stand, er ontstaat een groter draagvlak voor nieuw onderzoek, etc. Een betere externe positionering Er ontstaat een organisatie die daadwerkelijk opkomt voor mensen met hoorproblemen en taalontwikkelingsstoornissen van alle leeftijden (incl. hun ouders). Dit heeft een positief effect op de externe positionering. Mogelijk heeft een en ander een aanzuigende werking op andere organisaties die zich op hetzelfde ‘speelveld’ bevinden en ook voorstander zijn van meer samenwerking op het gebied van belangenbehartiging voor mensen met een auditieve en/of taalstoornis. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de vereniging SpraakSaam (het nieuwe initiatief van TOS-jongeren). Meer service- en dienstverlening Door de met een nauwere samenwerking gepaard gaande schaalvergroting en betere positionering, is een nieuwe organisatie in staat de dienstverlening aan en de ondersteuning van de achterban verder te optimaliseren en te verbeteren. Vanwege de toename van het aantal (potentiële) leden, donateurs, deelnemers en andere ‘volgers’, ontstaat er een groter afzetgebied voor bestaande en nieuw te ontwikkelen producten en diensten. Indien men hierin succesvol is, heeft dit ongetwijfeld een aanzuigende werking op nieuwe leden, donateurs, deelnemers en andere belangstellenden. Een grotere naamsbekendheid De naamsbekendheid van FOSS en SH-Jong is, mede gezien hun organisatiewijze, relatief beperkt. Veel ouders van slechthorende kinderen of TOS-kinderen zijn lid van een ouderraad en via die raad aan de FOSS verbonden, maar zijn beperkt op de hoogte van de het werk van de FOSS. SH-Jong zou met meer leden nog beter aan de weg kunnen timmeren. De naamsbekendheid van de NVVS is beter, maar kan ook bij ouders van slechthorende kinderen en slechthorende jongeren verder verbeterd worden, zeker wanneer voor de nieuwe samenwerking een nieuwe, pakkende naam gekozen wordt. Een vergroting van de naamsbekendheid heeft positieve effecten op de mogelijkheden voor leden- en donateurswerving en de kansen op effectieve belangenbehartiging. Meer efficiency Een nauwe samenwerking leidt naar verwachting tot vergroting van de efficiëntie van het eigen handelen. Onder andere door de schaalvergroting kunnen mensen en middelen doelmatiger worden ingezet. Er kan –op termijn- overgaan worden tot de uitgave van één verenigingsblad met daaraan gekoppeld doelgroepgerichte, digitale informatievoorzieningen. Met een nauwe samenwerking kunnen er mogelijk ook organisatievoordelen door grotere efficiëntie
6
worden geboekt (gezamenlijke inkoop van artikelen, automatisering, administratieve ondersteuning etc.). Betere inzet vrijwilligerspotentieel Zowel NVVS, FOSS als SH-Jong zijn primair vrijwilligersorganisaties. In een tijd van toenemende individualisering is het steeds moeilijker voldoende vrijwilligers te vinden voor o.a. bestuursfuncties, lidmaatschappen van commissie, etc. Door een nauwere samenwerking zijn de wel beschikbare vrijwilligers efficiënter inzetbaar. Betere mogelijkheden voor fondsenwerving Omdat men als nieuwe organisatie een betere positionering kent en een beter imago heeft. Gekoppeld aan het fondsenwervend vermogen van de huidige NVVS kan dit een win-winsituatie voor zowel NVVS, FOSS als SH-Jong betekenen. Ook de kansen op structurele subsidie door de landelijke overheid worden door clustering vergroot. Hoe meer middelen de organisaties kunnen borgen en nieuw kunnen verwerven, hoe groter de kans om in gezamenlijkheid te overleven en te groeien. Mogelijkheden voor verdere professionalisering Een nauwere samenwerking biedt de drie partijen de mogelijkheden om verder te professionaliseren. Er kan een organisatie neergezet worden die voldoet aan de wensen van leden en donateurs en de eisen die hier – op korte termijn - door VWS aan worden gesteld.
2.3
Doelstelling federatievorming
Het doel van de voorgenomen federatie ligt primair op de gebieden van de krachtenbundeling en van de vergroting van de effectiviteit en bereik, van het optimaliseren van kansen op het verkrijgen van subsidies en sponsormiddelen en het waar mogelijk behalen van efficiencywinst. Specifiek heeft de federatie tot doel: Synergie bij de uitoefening van de kerntaken: voorlichting & informatievoorziening, lotgenotencontact en belangenbehartiging; Een organisatievorm met meer bestuurlijke kracht en organiserend vermogen, waarbij het geheel krachtiger is dan de afzonderlijke delen; Eén werkorganisatie; De leden van de drie organisaties meer inhoud en diensten bieden; Verbetering taakverdeling en afstemming; Overige schaalvoordelen.
2.4
Voorwaarden aan federatievorming
Aan dit proces van federatievorming zijn de volgende voorwaarden verbonden: De doelgroepen en leden/donateurs van de verschillende organisaties moeten zich goed kunnen herkennen in de organisatievorm; De kaderleden (besturen, vrijwilligers) moeten zich goed kunnen herkennen in de organisatievorm en – belangrijker nog – zich verbonden voelen met de federatie. Bovendien moeten zij op adequate wijze kunnen bijdragen aan activiteiten en de koers van de nieuwe organisatie; De organisatievorm moet leiden tot efficiëntere taakverdeling, op alle niveaus van de nieuwe organisatie. De federatie moet niet tot meer maar tot minder overlegvormen leiden, zowel voor
7
vrijwilligers, medewerkers als bestuurders. De organisatievorm moet leiden tot een effectievere inzet van medewerkers en tot meer mogelijkheden tot specialisme. Een efficiënt ingerichte front- en backoffice zijn voorwaarden voor zo’n werkwijze. De organisatievorm moet een solide financiële basis hebben en de kansen op subsidies en sponsormiddelen moeten daadwerkelijk verzilverd kunnen worden; Er moeten duidelijke afspraken zijn over financiële stromen. Er moeten duidelijke afspraken zijn over vermogens en over geoormerkte gelden. Financiële risico’s moeten bekend zijn en ondervangen kunnen worden.
8
3
Missie, doelgroepen & naamgeving
3.1
Missie
In totaal zijn er circa 1,6 miljoen mensen in ons land die een verminderd gehoor, een aan het gehoor gerelateerd probleem of een taalontwikkelingsstoornis hebben. Dit heeft een grote invloed op alle aspecten van het sociaal en maatschappelijk functioneren. Dat vormt de rode draad in onze inzet voor deze doelgroepen. Voor de federatie zal een missie geformuleerd worden op basis van het volgende: ‘Iedereen heeft het recht heeft om mee te doen in de maatschappij. Ook mensen bij wie het gehoor of het spreken voor problemen zorgt. Iedereen met een hooraandoening of een taalontwikkelingsstoornis moet zo goed mogelijk kunnen functioneren in een omgeving met horende en communicatief vaardige medemensen. Is het meedraaien in de maatschappij door hoorproblemen of een taalontwikkelingsstoornis (tijdelijk) niet haalbaar, dan streeft de federatie naar erkenning door partners, familie, ouders, vrienden, werkgevers en andere betrokkenen’.
3.2
Doelgroepen
De federatie richt zich met haar activiteiten in ieder geval op de volgende doelgroepen:
SH-algemeen SH-jongeren SH-kinderen en hun ouders TOS-jongeren TOS-kinderen en hun ouders CI (cochleaire implantatie) Tinnitus Hyperacusis Ziekte van Ménière Brughoektumor
Om ten behoeve van de hiervoor opgesomde patiënten- en cliëntengroepen haar doelstellingen te realiseren, richt de federatie zich niet alleen rechtstreeks tot de genoemde groepen, maar ook op het algemene publiek. De federatie wil obstakels of kwaliteitsbeperkingen bij maatschappelijke instanties aankaarten, opdat die beter gaan functioneren voor de genoemde doelgroepen. Daartoe richt de federatie zich op tal van relevante organisaties en instanties: overheid, politiek, zorgorganisaties, onderwijsinstellingen, (zorg)verzekeraars, relevante bedrijven en ondernemers, etc.
3.3
Naamgeving
De federatie krijgt een nieuwe naam die de nieuwe vlag wordt waaronder de drie samenstellende organisaties gaan varen. Het vinden van een geschikte naam is een complexe en gevoelige zaak. Vooral in een nieuw te kiezen naam willen federatiepartners bijna altijd hun eigen achterbannen maximaal tegemoet komen. Dat is op zichzelf niet onlogisch of ongewenst, mits de nieuwe naam doet wat het
9
moet doen; communiceren. De naam van de federatie dient:
op een positieve en krachtige wijze de intentie van de federatie te verbeelden; helder en compact te communiceren; herkenbaar en erkenbaar te zijn; goed in het gehoor te liggen; ook voor ‘gewone mensen’ goed te begrijpen te zijn; geen ingewikkelde afkortingen op te leveren; geen concurrentie met derden te suggereren; geen woorden bevatten als ‘slecht’ of ‘verlies’; niet verwijzen naar het aantal deelnemers in de federatie (vgl. ‘het schaap met de vijf poten’ of ‘pento’).
Een definitieve keuze voor een nieuwe naam zal op een zo’n rationeel mogelijke wijze tot stand dienen te komen, waarbij het verwerven van zowel een intern als een extern draagvlak belangrijk is. In het keuzeproces dienen strategische argumenten (vooral extern gericht) en inhoudelijke argumenten (vooral intern gericht) tegen elkaar afgewogen te worden. Omdat er op dit moment nog geen keuze voor een nieuwe naam gemaakt kan worden, wordt de volgende procedure gehanteerd:
De projectgroep bepaalt de criteria waaraan een nieuwe naam dient te voldoen en spreekt zich uit over het belang c.q. de prioriteit van de verschillende criteria. Daarbij worden (eerder of recent aangedragen) naamopties betrokken. Met ondersteuning van een communicatiedeskundige wordt een of meer brainstormsessies gehouden. Op basis van deze sessie(s) wordt een groslijst van beschikbare alternatieven en een lijst van maximaal 10 potentiële kanshebbers opgesteld. Op voordracht van de projectgroep, bepalen de besturen van de drie partijen uiteindelijk welke naam wordt gekozen. Belangrijk: de besturen kiezen dus gezamenlijk één naam en leggen deze zo gewenst nog aan (een deel van) achterban voor. De naam dient vastgesteld te zijn uiterlijk op het moment dat de federatie-statuten bij de notaris worden aangeboden.
10
4
Positionering, profiel & samenwerking
4.1
Positionering
De federatie beschouwt zichzelf als DE organisatie voor mensen met hoorproblemen of een taalontwikkelingsstoornis ongeacht hun leeftijd. Zij is daarbij DE informatiebron en HET aanspreekpunt voor onafhankelijke, ervaringsgerichte kennis en deskundigheid. Op landelijk niveau vertegenwoordigt de federatie circa 1,6 miljoen mensen. Op alle terreinen waarop belangen van hen in het geding zijn, zal de federatie als spreekbuis naar buiten optreden. De federatie wil door beleidsbepalende instanties op een vroegtijdig moment betrokken worden bij het ontwikkelen en bijstellen van beleid. Daarnaast wil de federatie allen die een hoorprobleem of taalontwikkelingsstoornis hebben, stimuleren het optimale uit henzelf en hun leven te halen. Waar mogelijk wijst de federatie hen daarbij de weg of bieden de federatie hen de mogelijkheid met anderen ervaringen uit te wisselen. Landelijk én regionaal De federatie werkt als een nationaal opererende organisatie, met een landelijk beleid, -aanpak en uitstraling. Indien nodig voor doelstellingen en het bereiken van doelgroepen vertalen we de landelijke activiteiten naar een lokale of regionale aanpak. Die lokale en regionale aanpak vindt plaats in het kader van het landelijke beleid en draagt daar constructief aan bij. De landelijke organisatie behoudt de regie en coördinatie over de lokale en regionale structuren. De afdelingen van de NVVS dragen bij aan deze werkwijze (de wijze waarop dat binnen de NVVS wordt vormgegeven, is nog onderwerp van nader onderzoek).
4.2
Profiel en kernwaarden
Profiel De federatie stáát voor horen en communiceren. Binnen de eigen geledingen profileert zij zich als volgt:
Uitgaan van eigen kracht; Vraaggericht en bottom-up; Innovatief (inventief, creatief, nieuw elan); Actief op zowel landelijk als decentraal (regionaal) niveau; Communicatief, open voor vernieuwing en verandering;
Naar buiten wil de federatie zich profileren met een open, op interactie gerichte cultuur. Hierin staat zij open voor verschillende vormen van samenwerking met andere organisaties. Door deze samenwerking tracht de federatie haar netwerk uit te breiden, de beschikbaarheid aan kennis en kunde te vergroten, haar positie te versterken en een grotere slagvaardigheid te bereiken. Daarbij past het volgende profiel:
Deskundig; Gelijkwaardige en betrouwbare gespreks- en onderhandelingspartner; Actief op zowel landelijk als decentraal (regionaal) niveau; Netwerkorganisatie, strategische allianties en partnerships; Geprononceerd en krachtig communicatiebeleid.
11
Kernwaarden Uit het bovenstaande profiel vloeien de volgende kernwaarden voort: Interactief en proactief De federatie bouwt op de ervaringsdeskundigheid van leden en niet-leden met gehoorproblemen of een taalontwikkelingsstoornis. Op basis van die ervaringen constateert de federatie proactief de knelpunten en tekortkomingen bij betrokken partijen in de zorg, de maatschappij en in de politiek. De acties en belangenbehartiging van de federatie verlopen altijd in goed overleg met de achterban. Kwalitatief De federatie is een eigentijdse, efficiënte en professionele organisatie die bestaat uit een mix van vrijwilligers en beroepskrachten. De federatie organiseert activiteiten op regionaal en nationaal niveau en geeft voorlichting op thema. Kwaliteit staat bij het nieuwe organisatie hoog in het vaandel. Onafhankelijk De federatie is een onafhankelijke stichting. In een branche waar commerciële en politieke belangen een rol spelen, wil de federatie onafhankelijk zijn. De federatie laat zich breed informeren om deze positie te kunnen behouden. Constructief De federatie is de spin in het web in de wereld van mensen met hoor- en taal-spraakproblemen. De federatie bouwt aan vertrouwen en betrouwbaarheid voor een stevige onderhandelingspositie ten opzichte van partijen in de (hoor)zorg. De federatie bundelt om de doelen te bereiken haar krachten met zusterorganisaties vanuit het principe: 'één doel, één strategie, één stem'. Samen proberen we betere resultaten te bereiken voor verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met hoor- en taal-spraakproblemen. De federatie draagt constructief bij aan oplossingen waaraan we ons durven te committeren. Aansprekend voor jongeren De federatie richt zich ook expliciet op jongeren. Zij wil slechthorende jongeren en jongeren met een taalontwikkelingsstoornis laten zien dat zij niet te bescheiden moeten zijn in hun ambities. Ook zij kunnen hun kansen pakken. Daartoe biedt de federatie een plek waar jongeren elkaar inspireren en zich met elkaar kunnen verbinden om hun positie te verbeteren.
4.3
Samenwerkingsrelaties
De belangen van mensen met hoorproblemen of een taalontwikkelingsstoornis zijn veelsoortig en lopen geregeld samen met de belangen van anderen, waaronder die van andere patiënten- en consumentenorganisaties, familieorganisaties, aanbieders van zorg, onderwijsorganisaties, brancheorganisaties, organisaties op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, etc. Met sommige organisaties vindt reeds een regelmatige, intensieve uitwisseling plaats. De huidige samenwerkingsrelaties van NVVS, FOSS en SH-Jong zullen binnen de federatie gecontinueerd worden. Met andere organisaties is het contact om uiteenlopende redenen nu nog minder intensief dan gewenst. Deze contacten zullen door de federatie aangehaald worden. De federatie zal derhalve waar nodig samenwerkingsrelaties aanknopen met alle relevante partijen in zorg, onderwijs, beleid en maatschappij.
12
De federatie zal nauw en structureel samenwerken met de collega-organisaties van doven en plotsdoven: Dovenschap, Jongerencommissie, FODOK en Stichting Plotsdoven. De nauwe samenwerking uit zich onder andere in gezamenlijke projecten rond belangrijke beleidsterreinen als ondertiteling, telecommunicatie, tolkvoorzieningen, zorg, onderwijs, audiologische hulpmiddelen en CI. Deze samenwerking wordt tot en met 2015 vormgegeven in het zogenaamde Samen Sterkproject, met subsidie van Fonds PGO. Daarnaast wordt samengewerkt in het project Grow2worK en zijn nieuwe samenwerkingsprojecten in ontwikkeling. De nauwe relatie met deze organisaties uit zich ook in de gezamenlijke huisvesting in Houten.
13
5
Kerntaken, werkwijze & communicatie
5.1
Kerntaken
De federatie ziet voorlichting, lotgenotencontact en belangenbehartiging als haar kerntaken. De federatie wil daarbij een maximale levenskwaliteit voor iedereen met een hooraandoening of een taalontwikkelingsstoornis mogelijk maken. De federatie wil dat doen door: Mensen met hoor- en taal-spraakproblemen de weg te wijzen Een goed geïnformeerd iemand kan betere keuzes maken. De federatie streeft ernaar informatie op een onafhankelijke, begrijpelijke en overzichtelijke manier aan te bieden. Dit doen wij via onze websites, ons magazine, onze digitale nieuwsbrief, social media, folders en boeken. Ook verzorgen we op diverse plekken in het land voorlichtingsbijeenkomsten en presentaties. De federatie is dé informatiemakelaar voor mensen met hoor- en taal-spraakproblemen. Wie een vraag heeft over horen kan terecht bij de federatie. Wij hebben het antwoord of we weten wie het antwoord kan geven. De federatie is daarbij onafhankelijk. Mensen met een hoor- en taal-spraakprobleem stimuleren het optimale uit zichzelf te halen Hierdoor komen zij zeker in het leven te staan en kunnen op een positieve manier met hun beperking om (leren) gaan. Uniek aan de federatie is de ervaringsdeskundigheid. De federatie verzamelt ervaringskennis en weet hoe het voelt om met gehoorverlies of (ernstige) taal-spraakproblemen door het leven te gaan. De federatie toont erkenning en herkenning. Lotgenoten met elkaar in contact te brengen Via lotgenotencontact kunnen mensen met een hoor- en taal-spraakprobleem ervaringen uitwisselen en van elkaar te leren. Medische ervaringen, maar ook ervaringen over hoorhulpmiddelen, specialisten en hoe om te gaan met beperkingen op school of werk. De federatie biedt een platform waar lotgenoten elkaar kunnen treffen. Ontmoetingen vinden plaats tijdens onze themamiddagen en voorlichtingsdagen én op digitale forums op onze websites, etc. Zo brengt de federatie mensen (jong en oud) met dezelfde hooraandoening of taal-spraakprobleem met elkaar in contact. Verbeteringen te realiseren waar dat nodig is De federatie houdt ontwikkelingen in de zorg, de techniek en de maatschappij kritisch in de gaten en behartigt waar nodig de belangen van mensen met hoor- en taal-spraakproblemen. De federatie zet zich proactief in voor verbeteringen in de zorg voor mensen met hoor- en taal-spraakproblemen. Wij volgen kritisch de ontwikkelingen in de maatschappij, zorg en politiek. Waar nodig gaat de federatie over tot actie. De federatie denkt graag mee over nieuwe ideeën en nieuwe ontwikkelingen en brengt daarbij graag de eigen ervaringsdeskundigheid in. Begrip en duidelijkheid over en voor mensen met hoor- en taal-spraakproblemen te creëren De federatie wil een genuanceerd beeld creëren over gehoor- en spraakproblemen, zowel voor slechthorenden, mensen met een taalontwikkelingsstoornis, direct betrokkenen als alle Nederlanders.
14
5.2
Werkwijze
Vraaggericht De federatie zal bij de uitvoering van haar kerntaken kiezen voor een vraaggerichte werkwijze. Dat betekent dat er naast het contact met ‘moeder’-organisaties op allerlei manieren ook regelmatig contact zal zijn mensen met een hoorprobleem of een taalontwikkelingsstoornis zelf. Daarbij bestaat er een permanente openheid voor gewenste ontwikkelingen. Een kernwaarde van de federatie is ervaringskennis en –deskundigheid. Typerend voor de werkwijze van de federatie is het opereren vanuit een grote betrokkenheid bij de doelgroepen, waarbij de inzet van de federatie wordt bepaald door ervaringen uit de doelgroepen en het mobiliseren en inzetten van ervaringskennis en –deskundigheid. De federatie kent daarom een nadrukkelijke en essentiële plek toe aan vrijwilligers c.q. ervaringsdeskundigen. De federatie zal gaan werken met commissies per doelgroep of op specifieke thema’s en projecten. Hierin hebben vertegenwoordigers vanuit de achterban (de ervaringsdeskundigen) zitting. De ingestelde commissies functioneren ondersteunend aan de activiteiten van het bureau om een optimale afstemming te krijgen op de wensen van de ‘moeder’-organisaties en hun achterban. De commissies ontvangen inhoudelijke en organisatorische ondersteuning vanuit het bureau. Taakgericht Alle beleidsvoornemens zullen nader toegelicht worden in een Meerjarenbeleidplan 2015-2018. Per kerntaak en doelgroep worden hierin de beleidsvoornemens voor de komende jaren geformuleerd en nader toegelicht. Zo’n Meerjarenbeleidsplan zal de federatie eens in de vier jaar opstellen. Op basis van het mission statement, de kansen en bedreigingen in de omgeving en de eigen sterkten en zwakten, zullen haalbare doelstellingen geformuleerd worden voor de middellange en lange termijn. Het eerste Meerjarenbeleidsplan zal in het voorjaar van 2015 verschijnen. Binnen het kader van het Meerjarenbeleidsplan zal jaarlijks een werkplan opgesteld worden waarin aangeven wordt wat de federatie ten behoeve van de ‘moeder’-organisaties in enig jaar aan activiteiten zal ontplooien. In zo'n werkplan wordt in principe ook vrije ruimte opgenomen om te kunnen reageren op de actualiteit. Bij de opstelling van het werkplan 2015 is het uitgangspunt dat de inhoudelijke activiteiten met betrekking tot informatieverstrekking, belangenbehartiging en lotgenotencontact, zoals deze nu door de NVVS, FOSS en SH-Jong worden uitgevoerd, zoveel mogelijk gecontinueerd worden. Door de gemeenschappelijke uitvoering is efficiëntiewinst te verwachten. Zie ook paragraaf 8.6. Cultuur Zowel in de bestuurscultuur als in de bureaucultuur bestaan er verschillen tussen de ‘moeder’organisaties die gezamenlijk de federatie vormen. Binnen de federatie zal de komende tijd gewerkt worden aan het creëren van één, nieuwe cultuur. Dit proces vergt de nodige aandacht en tijd, waarbij met name gelet zal worden op het adequaat combineren van slagvaardigheid enerzijds en een dienstverlenende houding anderzijds. Mix van landelijk en regionaal Zoals eerder opgemerkt: de federatie werkt als een nationaal opererende organisatie, met een landelijk beleid, -aanpak en uitstraling. Indien nodig voor doelstellingen en het bereiken van doelgroepen vertalen we de landelijke activiteiten naar een lokale of regionale aanpak. Die lokale en regionale aanpak vindt plaats in het kader van het landelijke beleid en draagt daar constructief aan bij. De NVVS-afdelingen kunnen een bijdrage leveren aan deze ‘mix’ van landelijk en regionaal werken.
15
Mix van ervaringsdeskundigheid en professionaliteit In de federatie gaan ervaringsdeskundigheid en professionaliteit hand in hand, in meerdere opzichten. De federatie biedt een actieve ondersteuning aan de vrijwilligers, zodat men zo professioneel mogelijk het werk kan doen. Binnen de federatie werken professionals en vrijwilligers, professionals en ervaringsdeskundigen, samen aan de taken die gedaan moeten worden. Ieder brengt z’n eigen rol en gewicht in, die door de federatie als gelijkwaardig aan elkaar gezien worden. 5.3
Communicatie
De federatie wordt ‘het nieuwe WIJ’, wat betekent dat er een nieuwe naam en een nieuw ‘merk’ neergezet moeten worden. In de eerste jaren zal daarom een actief communicatiebeleid opgezet en uitgevoerd worden. Dit beleid kent in ieder geval de volgende onderdelen: Een nieuwe naam, een nieuw logo, een nieuwe huisstijl, een nieuw ‘merk’. Een aangepaste bladformule voor het ledenperiodiek dat via de federatie wordt uitgegeven. Het ‘nieuwe WIJ’ betekent dat de federatie opnieuw moet bekijken hoe en in welke vorm met de brede achterban gecommuniceerd moet worden en aan de federatie ‘gebonden’ kan worden. Dat zal waarschijnlijk plaats moeten vinden op basis van doelgroepen, waarbij een combinatie van gedrukte én digitale materialen de voorkeur heeft. Een mogelijkheid kan zijn: een algemeen gedrukte periodiek, beperkt van omvang en gericht op ledenbinding, dat circa zes maal per jaar naar alle leden van de aangesloten verenigingen verzonden wordt, aangevuld met digitale of gedrukte-katernen gericht op de specifieke doelgroepen. Een nieuwe website, mogelijk aangevuld met apps. Minimaal moeten de huidige websites aangepast worden aan de huisstijl van de federatie. Wanneer voldoende middelen beschikbaar zijn, zal een nieuwe website gebouwd worden die volledig aansluit bij de nieuwe federatie. Tenslotte zal de federatie de communicatiemiddelen, die op dit moment door de afzonderlijke verenigingen worden ingezet, combineren en deze aanwenden voor de federatie. Daarbij valt te denken aan de digitale nieuwsbrief, social media, facebook-community, etc. De overgang naar ‘het nieuwe WIJ’ dient op zo’n manier en met een zodanig tempo te gebeuren, dat leden, vrijwilligers, samenwerkingspartners en bestuurders zich betrokken blijven voelen bij de overgang van de huidige naar de nieuwe situatie. ‘Een nieuwe naam is altijd onbekender dan je huidige naam’, daarom moet er een goed verander- en communicatieplan worden opgesteld om de stappen zorgvuldig te zetten. Daarbij moet expliciet aandacht zijn voor het risico van verlies van leden, donateurs, naamsbekendheid en vrijwilligers – en moeten dergelijke negatieve dreigingen optimaal geneutraliseerd worden.
16
6
Bestuursstructuur
6.1
Rechtsvorm: stichting
Stichtingsvorm De nieuwe federatie wordt een stichting. Hiertoe worden statuten (en eventueel verschillende reglementen) opgesteld waarin de wijze van samenwerken tussen de drie samenstellende partijen wordt geregeld en wordt aangegeven op welk gebied partijen verplichtingen aangaan. Een voordeel van deze vorm is dat de stichting als zelfstandige eenheid ‘in het maatschappelijk verkeer’ kan optreden en goederen kan verkrijgen, contracten kan sluiten, personeel in dienst kan nemen, etc. Daarbij is het mogelijk dat de stichting een groot deel van de aanwezige rechten en verplichtingen van de samenwerkende organisaties overneemt. ‘Moeder’-organisaties De missies en kerntaken van de ‘moeder’-organisaties blijven ongewijzigd. Hierdoor loopt de financiering van de moederorganisaties geen gevaar en kan het eigen vermogen (voor zover aanwezig) in tact blijven. De ‘moeder’-organisaties besteden het opzetten en uitvoeren van hun activiteiten uit aan de federatieve stichting. Zij stellen hun reguliere inkomsten (met uitzondering van hun vermogens en de rente over de vermogens, zie hieronder) beschikbaar aan de stichting. Uiteraard moeten de moeder’organisaties in staat gesteld worden om de kosten te dragen die gepaard gaan met het in stand houden van de eigen organisatie (denk aan bestuurskosten, ALV-kosten e.d.). De formele structuur van de ‘moeder’-organisaties blijft intact. Het bestuur zal zich blijven verantwoorden aan haar eigen ALV. Het federatiebestuur legt haar beleids- en activiteitenplan, begroting, jaarverslag en jaarrekening voor aan de besturen van de drie ‘moeder’-organisaties. Die drie besturen zullen op hun beurt met hun eigen ALV in gesprek moeten gaan over de voorstellen van het federatiebestuur. De ALV blijft het overleg wat uiteindelijk ‘ja’ of ‘nee’ kan zeggen tegen beleidsvoornemens, activiteitenplannen, begrotingen en jaarrekeningen. De invloed van de ALV’s op de koers van de federatie is op die manier verankerd in de structuur. Opdrachtrelatie De federatieve stichting gaat ‘in opdracht’ de voorgenomen taken uitvoeren op basis van een concreet jaarlijks werkplan, dat geaccordeerd wordt door de besturen (en door de ledenvergaderingen, zie boven) van de moederorganisaties. Door deze ‘opdrachtrelatie’ kan het werk professioneel en efficiënt georganiseerd worden zonder veel bestuurlijke ruis waarvan bij een federatieve vereniging vaak sprake is. Het stichtingsbestuur bewaakt op basis van een vastgelegd mandaat de uitvoering van dit werkplan en is verder onder meer verantwoordelijk voor het personeelsbeleid, de financiële verantwoording, alsmede de bestuurlijke aansturing van het ondersteunend apparaat (het bureau). Verplichtingen De federatiepartners zorgen er voor dat in het geval de stichting juridisch wordt aangesproken op het betalen van ontslagvergoedingen en/of wachtgeldsuppleties (op basis van de geldende cao) zij tot een bepaald bedrag garant staan voor het nakomen van eventuele financiële verplichtingen (zie verder hoofdstuk 8 en bijlage 5). Vermogens en extra financiële middelen Het resterende vermogen blijft van de desbetreffende verenigingen. Mocht in de toekomst een vereniging dit vermogen of andere extra financiële middelen willen inzetten voor bepaalde activiteiten, dan wordt met de federatieve stichting afgesproken dat een plan hiervoor (inclusief de financiële bijdrage vanuit de desbetreffende vereniging) eerst wordt aangeboden aan de federatie. Pas wanneer
17
de federatie geen mogelijkheid ziet om dit plan uit te voeren, kan de vereniging het plan met de daarbij behorende financiële middelen aan een derde partij aanbieden. Het aldus uit te voeren plan mag de belangen van de federatie echter niet schaden.
6.2
Aansluitingsovereenkomst
Anders dan bij een federatieve vereniging ontstaat er niet direct een organisatierechtelijke betrekking tussen de federatieve stichting en de ‘moeder’-organisaties. De stichting gaat zoals gesteld in opdracht van de moederorganisaties alle (of veel van de) ondersteunende en uitvoerende activiteiten van de drie organisaties uitvoeren. Om voldoende binding met de ‘moeder’-organisaties te houden en (vooraf) belangrijke voorwaarden adequaat te regelen, nemen vertegenwoordigers van de drie oprichtende partijen: NVVS, FOSS en SH-Jong, zitting in het bestuur van de stichting. Daarnaast worden de ‘moeder’-organisaties formeel deelnemer in de nieuwe stichting. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder de aansluiting plaats heeft, wordt vooraf geregeld in een per organisatie af te sluiten aansluitingsovereenkomst. Zie ook bijlage 5. Bijkomend voordeel van deze constructie is dat ook na verloop van tijd andere partijen zich relatief gemakkelijk bij de stichting c.q. de federatie kunnen aansluiten. Indien hiervan sprake is, zal op dat moment door het bestuur van de federatie bepaald worden onder welke voorwaarden (rechten en verplichtingen) de aansluiting zal kunnen plaatsvinden.
6.3
Bestuur
Het bestuur van de federatie is belast met het besturen van de stichting. Zij doet dit met een ruim voldoende mandaat overeenkomstig het opgestelde beleid, de daarop gebaseerde werkplannen (incl. begrotingen). Daarbij richt het bestuur zich op de hoofdlijnen en delegeert zij bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan de directie c.q. het bureau. Het bestuur stimuleert de totstandkoming van nieuw beleid, bewaakt de uitvoering van reeds vastgesteld beleid en staat de directie zo nodig met raad ter zijde. Het bestuur behoudt voor het totaal de eindverantwoordelijkheid. Samenstelling en benoeming Het eerste federatiebestuur wordt gevormd door drie bestuursafgevaardigden van de drie ´moeder´organisaties. Daarnaast heeft het federatiebestuur een onafhankelijk voorzitter. Om de onafhankelijkheid te borgen, heeft de voorzitter geen stemrecht. Daarnaast kiest het bestuur uit zijn midden een secretaris en een penningmeester. Het eerste bestuur van de federatie wordt door de ALV-en van de drie partijen benoemd. Alle overige zaken omtrent taak, samenstelling, werkwijze, wijze van bijeenroepen, benoeming en voordracht van bestuursleden, etc. worden vastgelegd in de statuten en/of het bestuurs- en directiereglement. Het federatiebestuur zal bij aanvang bestaan uit:
Eduard Cohen (onafhankelijk voorzitter) Jan Heijboer (bestuurslid namens de FOSS ) Elisa Ostet (bestuurslid namens SH-Jong)
(namens de NVVS)
Vertegenwoordiging De federatie wordt formeel (in rechte, etc. ) vertegenwoordigd door het bestuur of door twee
18
gezamenlijk handelende bestuursleden. Het bestuur kan een volmacht verlenen aan een of meer bestuursleden en ook aan de directeur of derden om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen. In de dagelijkse praktijk wordt de stichting in het merendeel van de gevallen vertegenwoordigd door de directeur, medewerkers, commissieleden, etc. Zij gaan namens de federatie op pad om de belangen van de aangesloten organisaties en hun leden te vertegenwoordigen in overlegsituaties, werkgroepen, in de media, etc. Verantwoording Het bestuur legt verantwoording af aan de drie deelnemende verenigingen. De jaarstukken (jaarverslag en jaarrekening over het voorgaande jaar) worden tijdig beschikbaar gesteld aan de deelnemende verenigingen, zodat hun ALv’s zich een oordeel kunnen vormen over de activiteiten en financiering. Hetzelfde geldt voor beleidsvoornemens, activiteitenplan en begroting voor het navolgende jaar: ook deze worden tijdig, beschikbaar gesteld aan de deelnemende verenigingen, zodat hun ALv’s zich kunnen uitspreken over de koers en de financiering.
6.4
Raad van Advies
De federatie kent ook een Raad van Advies (RvA). Deze Raad bestaat uit minimaal zeven en maximaal 12 leden, die benoemd worden door het bestuur. De Raad zelf kan kandidaten voordragen. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar en zijn éénmaal herbenoembaar. Zij behoeven zelf niet noodzakelijkerwijs een hoorprobleem of taalontwikkelingsstoornis te hebben, maar hebben op een of meer terreinen waarop de federatie actief is een brede deskundigheid en dragen de federatie en haar doelstellingen 'een warm hart toe'. De Raad komt gemiddeld twee keer per jaar bijeen, fungeert als 'denktank' en heeft tot taak het bestuur te adviseren over onder andere het te voeren strategisch middellange en langetermijnbeleid (visieontwikkeling). In een reglement worden de taak, samenstelling en werkwijze van de Raad nader omschreven, waarbij aandacht besteed zal worden aan de binding c.q. afstemming met de commissies van de federatie.
6.5
Commissies
De federatie zal gaan werken met commissies per doelgroep of op specifieke thema’s en projecten. In de commissies hebben vertegenwoordigers vanuit de achterban zitting. De ingestelde commissies functioneren ondersteunend aan de activiteiten van het bureau om een optimale afstemming te krijgen op de wensen van de ‘moeder’-organisaties en hun achterban. Zij zijn bij een 'bottom-up' werkwijze onmisbaar en vormen een essentiële schakel bij de totstandkoming van het inhoudelijk beleid van de federatie. Commissies worden door het bestuur ingesteld en hebben tot taak op basis van de beschikbare (ervarings)deskundigheid het bureau van de federatie gevraagd en ongevraagd te adviseren op een bepaald terrein. Bovenal vormen de commissies het coördinatie- en inspiratiepunt van de uitvoering van voorlichting, lotgenotencontact en belangenbehartiging door de vrijwilligers. De voorzitter van een commissie of op zijn of haar verzoek een of meer van de leden kunnen zo gewenst de federatie extern vertegenwoordigen. De commissies worden ondersteund door het bureau. De voorzitters van de in te stellen commissies zullen minimaal eenmaal per jaar ook gezamenlijk overleg voeren, bijvoorbeeld ten behoeve van de opstelling van het jaarlijks werkplan, het bevorderen van samenhang tussen de activiteiten van de
19
commissies, het onderling gebruik kunnen maken van inzichten en succesformules voor activiteiten, het benoemen van aandachtspunten in ondersteuning en deskundigheidsbevordering van de vrijwilligers. De taak en werkwijze van commissies wordt vastgelegd in een reglement. Bij de start van de federatie worden in ieder geval commissies ingesteld voor de volgende doelgroepen. SH-algemeen SH-jongeren SH- en TOS-kinderen en hun ouders Cochléaire implantatie- en OPCI-participatie Tinnitus & Hyperacusis Ménière Brughoektumor In deze commissie kunnen de volgende thema’s aan de orde komen: Hulpmiddelen & zorg Arbeid & Participatie Onderwijs Zorg Media & Pr
20
7
Organisatie
De federatie beschikt over een bureau. Bij de start van de federatie op 1 januari 2015 is voorzien dat 8 mensen (5,53 fte) op de vaste loonlijst zullen staan.2 Het bureau van de federatie kan als volgt gekarakteriseerd worden:
Professioneel en taakgericht; Flexibel, slagvaardig en waar mogelijk pragmatisch van aard; Vraaggericht, creatief en aansluitend op de praktijk; Gezonde bedrijfseconomische bedrijfsvoering;
Het bureau ondersteunt enerzijds het bestuur (beleidsvoorbereiding) , voert (samen met de vrijwilligers) het door het bestuur vastgestelde werkplan uit en richt zich op de serviceverlening en ondersteuning van de leden van de (aangesloten) organisaties. Het bureau van de federatie wordt ingericht aan de hand van de geformuleerde kerntaken, doelgroepen en beleidsambities.
7.1
Het nieuwe WIJ
De federatie wordt ‘het nieuwe WIJ’: de federatie gaat de drie namen en ‘merken’ vervangen van de drie ‘moeder’-organisaties. De drie namen FOSS, NVVS en SH-Jong zullen stapsgewijs op de achtergrond verdwijnen en de nieuwe naam zal voorop komen staan. Straks kent iedereen ons onder de nieuwe naam. Alleen dan kan de meerwaarde van de gezamenlijkheid maximaal verzilverd worden: 0 tot 100+, eenduidige profilering, betere vindbaarheid, meer kansen op sponsormiddelen. Met andere woorden: als de federatie een vierde bureau en naam wordt naast de drie bestaande namen en bureaus, zal de situatie er voor onze doelgroepen, ons netwerk en het brede publiek niet duidelijker op worden – integendeel. Deze koers heeft risico’s: verlies van naamsbekendheid en gewaardeerde ‘merknamen’; verlies van leden, vrijwilligers, naamsbekendheid, opgebouwde positieve reputaties. Deze moeten ondervangen worden door een doordachte en voortvarende campagne vanaf de start van de federatie: binnen 1 jaar zullen wij stapsgewijs overgaan van drie namen naar één naam, een gerichte campagne opzetten om ‘het nieuwe WIJ’ intern én extern succesvol te implementeren, leden en vrijwilligers te behouden en de vindbaarheid van de federatie sterk op de kaart te zetten. Aandachtspunt daarbij: het profileren van de jongerenactiviteiten. Er zal een verander- en communicatieplan worden opgesteld dat duidelijk maakt hoe ‘het nieuwe WIJ’ zal worden opgebouwd en hoe de hierboven genoemde risico’s geminimaliseerd kunnen worden c.q. kunnen worden omgebogen naar kansen.
7.2
Directie
Het bureau wordt aangestuurd door één directeur. Deze draagt binnen de door het bestuur aangegeven kaders de eindverantwoordelijkheid voor het beleid en het beheer van het bureau en legt daarover verantwoording af aan het bestuur. De directeur draagt zorg voor de voorbereiding van door het bestuur vast te stellen beleid en is verantwoordelijk voor de uitvoering van bestuursbesluiten, voor zover niet anders is afgesproken. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de organisatie . De directeur is verantwoordelijk voor het personeels- en organisatiebeleid en draagt daarnaast zorg voor de interne budgettering. De 2
In bijlage 1 bij bijlage 5 (de aansluitingsovereenkomst) is de volledige formatie van het bureau opgenomen.
21
directeur kan taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden overdragen aan andere functionarissen van de organisatie. Delegatie laat de eindverantwoordelijkheid van de directeur onverlet. De (overige) taken van de directeur zullen worden opgenomen in de statuten van de federatie en zullen met de bijbehorende verantwoordelijkheden nader vastgelegd worden in een directiereglement. De directeur wordt ondersteund door een rechtstreeks aan te sturen directiesecretariaat. De functie van directeur van de federatie zal worden bekleed door Joop Beelen.
7.3
Personeel
De huidige personeelsleden komen in dienst van c.q. raken direct verbonden aan de federatieve stichting. Deze ‘exploiteert’ het ondersteunend bureau ten behoeve van de deelnemers (de drie verenigingen). Op facilitair niveau wordt op deze wijze efficiënt gebruik gemaakt van kennis, menskracht en beschikbare apparatuur, etc. Rechtspositie In de federatie beschikt het personeel in principe over dezelfde rechtspositie als de medewerkers van hun rechtsvoorgangers (NVVS, FOSS). Op of omstreeks 1 november 2014 zullen alle medewerkers, in de vorm van een aanstellingsbrief, een arbeidscontract met de federatie voorgelegd krijgen. Alle huidige medewerkers in vaste dienst krijgen binnen de federatie dezelfde arbeidsvoorwaarden als die waarover men nu reeds beschikt. Contracten voor bepaalde tijd worden door de federatie overgenomen onder dezelfde voorwaarden. Sommige medewerkers hebben bij hun indiensttreding of nadien speciale arbeidsvoorwaarden bedongen. Deze zullen door de federatie volledig gerespecteerd worden.
7.4
Vrijwilligersbeleid
De federatie beschikt naast medewerkers in loondienst ook over een groot aantal ervaringsdeskundige vrijwilligers en maatschappelijk betrokkenen. Met ‘vrijwilliger’ worden iedereen bedoeld die zich onbezoldigd inzet voor de federatie en/of haar ‘moeder’-organisaties. Vrijwilligers kunnen actief zijn in commissies, in afdelingen of (niet gebonden aan een commissie of afdeling) voor specifieke activiteiten van de federatie en/of haar ‘moeder’-organisaties. Vrijwilligers kunnen uitvoerende, coördinerende en/of bestuurlijke taken hebben. Vrijwilligers kunnen zich ad hoc inzetten, met een beperkt of een groot aantal uur, over een korte of langere periode. De aanduiding ‘vrijwilliger’ betreft dus een bijzonder groot aantal mensen die zich onbezoldigd inzetten voor de federatie en/of haar ‘moeder’organisaties. Vrijwilligers zijn bij een 'bottom-up' werkwijze onmisbaar. De federatie krijgt een herkenbare organisatievorm waarin vrijwilligers duidelijke taken op zich kunnen nemen. Dit gebeurt onder andere in de vorm van thema-commissies, waarin de doelgroepen van de drie ‘moeder’-organisaties georganiseerd worden (die grotendeels een voortzetting zijn van de huidige commissies en uitvoerende taken van de besturen van de drie federatiedeelnemers). Vrijwilligers worden via het bureau ingeschakeld voor deze commissies, afdelingen en voor andere activiteiten. Zij voeren activiteiten op het gebied van ‘voorlichting & informatievoorziening’ en ‘lotgenotencontact’ uit. Daarnaast vormen zij een essentiële schakel bij de totstandkoming van inhoudelijk beleid. Bestuursleden van de moederorganisaties kunnen in principe geen taken uitoefenen binnen een themacommissie. Dit om belangenverstrengeling te voorkomen. Incidenteel kan hier onder strikte voorwaar-
22
den van worden afgeweken. Alle vrijwilligers kunnen rekenen op ondersteuning van het federatiebureau. Bijvoorbeeld in de vorm van advies, coaching of deskundigheidsbevordering. Er moet actief gezocht worden naar nieuwe vrijwilligers, en de kwaliteit van het vrijwilligerswerk moet actief gestimuleerd en ondersteund worden. Daarnaast moeten zaken als aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering goed geregeld zijn. De federatie moet een stimulerende en inspirerende werkplek voor vrijwilligers zijn, waar men zich gezien en gewaardeerd voelt. De federatie zal een en ander vastleggen in een vrijwilligersbeleid. De stichting zorgt dat minimaal één medewerker de taak krijgt als ondersteuner van alle vrijwilligers op te treden. Deze medewerker is verantwoordelijk voor het vrijwilligersbeleid De overgang naar de nieuwe situatie zal speciale aandacht vragen voor het vrijwilligersbeleid en de vrijwilligersondersteuning.
7.5
Leden en donateurs
De leden van de drie samenstellende verenigingen blijven lid van de organisatie(s) waar ze op dit moment lid van zijn. M.a.w. het is niet zo dat de leden van NVVS, FOSS en SH-Jong als lid overstappen naar de federatie. De federatievorming zoals hier beschreven, leidt in zekere zin tot een dilemma: enerzijds willen we ‘het nieuwe WIJ’ neerzetten, tegelijkertijd blijft men lid van de ‘oude’ organisatie. Dat roept een aantal vraagstukken op ten aanzien van ledenbinding en ledenbehoud, herkenbaarheid richting de leden, werving van nieuwe leden maar ook bijvoorbeeld richting de positionering en ‘afzender’ van het ledenperiodiek. Ook spelen hier lastige vragen over eventuele harmonisering van verschillen in hoogte van de contributie of over wat een lid wel of niet voor de contributie mag terugverwachten. Deze vragen worden geinventariseerd maar op onderdelen moeten de antwoorden nog geformuleerd worden. Bij die antwoorden gelden dezelfde uitgangspunten als bij het nog te formuleren communicatiebeleid van de federatie: het is essentieel dat niet alleen de kansen maar ook de risico’s van ‘het nieuwe WiJ’ goed in kaart worden gebracht en dat de verandering van ‘drie’ naar ‘één’ stapsgewijs en doordacht plaatsvindt. Ledenbinding en herkenbaarheid voor de leden moeten centraal blijven staan.
7.6
Leden- en financiële administratie
De leden- en financiële administratie van de ‘moeder’-organisaties wordt ondergebracht bij de federatie, die daarbij gebruik zal maken van een extern bureau. Om deze administraties zo efficiënt en overzichtelijk mogelijk in te richten, zullen er zo min mogelijk financiële en administratieve zaken bij de drie ‘moeder’-organisaties achterblijven. Dit geldt in principe ook voor de inning van de contributie. Op dit moment wordt nog onderzocht welke variant de voorkeur heeft: variant 1 = inning via de drie moederorganisaties; variant 2 = inning via de federatie. Pas als een keuze is gemaakt voor variant 1 of 2, kan bepaald worden hoe de samenvoeging van de administraties er uit zal gaan zien. 7.7
Huisvesting
De federatie blijft de komende jaren gehuisvest te Houten aan de Randhoeve 221.
23
8
Financiën
8.1
Uitgangspunten financieel beleid
Sluitende begroting Het bestuur wil jaarlijks werken met een sluitende begroting. Dat gebeurt enerzijds door het voldoende verwerven van baten, anderzijds door het, voor zover noodzakelijk, beperken van de kosten. Vergroten structurele baten Door het versterken van naamsbekendheid, imago en bereik, realiseren van verdere aanwas van nieuwe leden bij de ‘moeder’-organisaties en daarmee meer structurele baten. Beperken van ledenverlies bij de ‘moeder’-organisaties en aanbieden van alternatieven aan vertrekkende leden. Vergroten inkomsten uit verkoop: assortiment uitbreiden, promotie van producten. Aanboren van geldstromen via fondsen, sponsors, donateurs, crowdfunding. Lobby naar Fonds PGO voor een doelmatige subsidieregeling vanaf 2016. Projectacquisitie Een project is altijd budget-neutraal; als er vanuit de stichting een financiële investering noodzakelijk is, is deze van tevoren afgesproken. Actieve acquisitie van projecten en actief ‘vermarkten’ van stichtingsactiviteiten. Investeren in ontwikkeling van nieuwe projecten en verwerven van fondsen en sponsormiddelen. Verschuiven activiteiten: van structureel naar projectmatig. Bijvoorbeeld de belangenbehartiging inzake hoortoestellen grotendeels overzetten naar het SamenSterk-project (voucher-project) resp. vermarkten CQI en andere projectmatige activiteiten. Ontwikkelen nieuwe publicaties alleen projectmatig aanpakken. Personeelsbeleid en interne organisatie aan laten sluiten bij projectmatig werken. Voorwaarde: goed systeem voor kostencalculatie, kostenbeheersing en projectmanagement. Voorwaarde: aanpassen personeelsbeleid – een deel van de vaste personele uren zal worden ingezet voor projecten. Dit zal rechtspositioneel goed worden geregeld.
8.2
Inkomsten
Structurele inkomsten De oprichtende partijen stellen hun structurele inkomsten beschikbaar aan de federatie. Onder ‘structurele inkomsten’ worden verstaan:
contributie-inkomsten; bijdragen van deelnemers; inkomsten uit dienstverlening; advertentie-inkomsten; sponsorbijdragen; donaties, schenkingen en nalatenschappen; projectsubsidies en bijdrage van fondsen; vacatiegelden.
24
De taken en activiteiten van de federatie worden gefinancierd door middel van deze inkomstenbronnen. Contributie-inkomsten De ‘moeder’-organisaties blijven zelf verantwoordelijk voor de hoogte van de contributie van hun leden. Dit betekent dat in de praktijk de contributies tussen de leden van de NVVS, FOSS en SH-jong kunnen verschillen. Projectsubsidies, fondsenwerving Naast de bijdragen van de oprichtende partijen wordt voor zover gewenst en mogelijk gewerkt met aanvullende projectsubsidies en donaties ten bate van concrete (project)activiteiten. Een projectsubsidie of –sponsorbedrag is geoormerkt voor dit specifieke doel. Een projectbegroting is per definitie sluitend, bezien over de gehele projectperiode. De federatie zal de komende periode via fondsenwerving, sponsoring en marktgerichte dienstverlening aanvullende middelen moeten genereren ter dekking van haar activiteiten. Vermogen De federatiepartners NVVS en FOSS zorgen er voor dat in het geval de stichting juridisch wordt aangesproken op het betalen van ontslagvergoedingen en/of wachtgeldsuppleties (op basis van de geldende cao) zij tot een bepaald bedrag garant staan voor het nakomen van eventuele financiele verplichtingen. Het resterende vermogen blijft van de desbetreffende verenigingen. Mocht in de toekomst een vereniging dit vermogen willen inzetten voor bepaalde activiteiten, dan wordt met de federatieve stichting afgesproken dat een plan hiervoor (inclusief de financiële bijdrage vanuit de desbetreffende vereniging) eerst wordt aangeboden aan de federatie. Pas wanneer de federatie geen mogelijkheid ziet om dit plan uit te voeren, kan de vereniging het plan met de daarbij behorende financiële middelen aan een derde partij aanbieden. Het aldus uit te voeren plan mag de belangen van de federatie echter niet schaden. Garantstelling Ten behoeve van de hiervoor genoemde garantstelling zal de FOSS voor haar personeel een bedrag van € 75.000 reserveren. Deze middelen worden door de FOSS opgebouwd in de jaren 2013 tot en met 2017 (€ 15.000 per jaar). Indien voor 2018 gebruik gemaakt dient te worden van deze garantstelling en het beschikbare bedrag ontoereikend is, zal de NVVS garant staan voor het ontbrekende bedrag tot een maximum van € 30.000. Ook de NVVS zal voor haar huidige medewerkers garant staan. Hiertoe is inmiddels een voldoende reservering opgebouwd. Het precieze bedrag wordt nog nader vastgesteld. Daarnaast voorziet de NVVS een tekort op haar begroting in 2015, dat meegenomen zal worden in de federatiebegroting 2015. De NVVS zal zorgen dat dit tekort gedekt kan worden uit de financiële middelen van de NVVS. Bijdragen ten behoeve van de begroting 2015 Ten behoeve van de begroting 2015 zullen de federatiepartners naar verwachting het volgende bijdragen (bedragen gebaseerd op begroting 2014: baten + tekort: NVVS: € 527.000 FOSS: € 90.700 SH-Jong: € 48.600 De definitieve bedragen zullen vastgesteld worden in het kader van de meerjarenbegroting
25
2015-2017. 8.3
Uitgaven
De jaarlijkse uitgaven zijn nauw verbonden met de uitvoering van het werkplan van de federatie. Jaarlijks wordt een begroting opgesteld die gelijk met het werkplan door het bestuur voor 1 november van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar wordt vastgesteld. Om een helder beeld te krijgen van de ontwikkeling van de baten en lasten, zal daarnaast gewerkt gaan worden met een meerjarenbegroting over een periode van drie jaar. Een eerste meerjarenbegroting voor de federatie zal toegevoegd worden aan het organisatieplan.
8.4
Rekening en verantwoording
Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar. In de eerste helft van het jaar keurt het bestuur de jaarrekening van het voorafgaande jaar goed. Deze wordt uitgebracht door het bestuur en bestaat uit een balans en een rekening van baten en lasten van de vereniging over het afgelopen boekjaar, met een toelichting. Binnen vier maanden na afloop van het kalenderjaar stelt de directeur in opdracht van het bestuur van de federatie een jaarverslag op. Dit verslag wordt door het bestuur in dezelfde vergadering als die van de jaarrekening vastgesteld.
8.5
Meerjarenbegroting
De jaarlijkse uitgaven van de stichting zijn nauw verbonden met de uitvoering van het jaarlijks op te stellen werkplan. Jaarlijks wordt een begroting opgesteld die gelijk met het werkplan door het bestuur voor 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar wordt vastgesteld. Om een helderder beeld te krijgen in de ontwikkeling van de baten en lasten zal daarnaast gewerkt gaan worden met een meerjarenbegroting voor een periode van drie jaar (2015 t/m 2017). De meerjarenbegroting van de federatie borduurt voort op de begrotingen van de drie deelnemende organisaties. Om een indruk te krijgen van de orde van grootte van de begrote cijfers 2014: huidige begroting 2014 eigen organisatie, baten eigen organisatie, lasten netto investering in projecten resultaat
NVVS
FOSS
SH-Jong
448.000 -483.500 -44.000 -79.500
90.700 -90.700 0 0
46.450 -36.700 -12.000 -2.250
In de begrotingen 2014 van NVVS, FOSS en SH-Jong blijkt het volgende: Deze conceptbegroting bestaat uit een optelsom van de gezamenlijke baten en lasten. Vooralsnog schatten we in dat er een efficiencywinst valt te boeken van circa € 35.000. Deze komt als volgt tot stand: Organisatiekosten In deze bedragen zijn ook de bestuurskosten opgenomen. Als de besturen van de drie moederorganisaties meer naar de achtergrond treden, wordt enige besparing verwacht. Deze wordt
26
begroot op € 5.000. Deze besparing kan nog oplopen naarmate de drie organisaties verder naar elkaar toegroeien en mogelijk nog meer bestuurs- en ALV-kosten kunnen gaan besparen. Inzet externe administratiekantoren De NVVS geeft op dit moment € 60.000 uit aan de inzet van Het Ondersteuningsbureau (HOB). FOSS geeft een bedrag van € 6.600 uit aan een ander administratiekantoor. In totaal € 66.600 aan administratiekosten. SH-Jong heeft geen noemenswaardige administratiekosten. De NVVS is al bezig om de eigen administratieve kosten te beperken. Een eerder onderzoek/advies van eind 2013 liet zien dat outsourcen qua kosten niet veel scheelt met de administratie ‘terug in huis halen’. De federatie is daarom van plan om alle administratie bij het HOB onder te brengen en meteen een besparing in te boeken. Er wordt ingezet op het terugbrengen van de totale kosten van € 69.000 naar € 50.000. Op dit moment loopt een nieuw offertetraject met HOB. Kosten voor ledenperiodiek Tegenover de advertentiebaten van € 55.000 uit HOREN en € 9.000 uit FOSS-taal staan in totaal € 47.800 aan materiële kosten en inzet van externe schrijvers, fotografen en vormgevers. Daarnaast zijn er interne personeelskosten. De federatie gaat er vanuit dat die constant zullen en moeten blijven. In de loop van 2015 zal gestart worden met een gezamenlijke ledenperiodiek, maar er wordt nog nagedacht over de vraag hoe dat doelgroep-gesegmenteerd kan. Hier kan zeker een besparing gevonden worden, maar van welke omvang is op dit moment nog niet duidelijk. Als uitgangspunt gaat de federatie er van uit dat het bedrag van € 47.800 naar € 37.000 (materiële kosten en inzet van externen) teruggebracht kan worden. Tegelijkertijd is een investering nodig om de ‘lancering’ van de federatie tot een succes te maken. De federatie moet immers ‘het nieuwe Wij’ worden, wat betekent dat er een nieuwe naam en een nieuw ‘merk’ neergezet moet worden (zie ook paragraaf 5.3). Daarom is een investering nodig in onder andere: Een nieuwe naam, een nieuw logo, een nieuwe huisstijl, een nieuw ‘merk’. Een aangepast communicatiebeleid. Een aangepaste bladformule voor het ledenperiodiek dat via de federatie wordt uitgegeven. Het ‘nieuwe WIJ’ betekent dat de federatie opnieuw moet bekijken hoe en in welke vorm met de brede achterban gecommuniceerd moet worden en aan de federatie ‘gebonden’ kan worden. Dat zal waarschijnlijk plaats moeten vinden op basis van doelgroepen, waarbij een combinatie van gedrukte én digitale materialen de voorkeur heeft. Een nieuwe website, mogelijk aangevuld met apps.
27
9
Evaluatie
De federatie hecht veel waarde aan de evaluatie van haar functioneren en activiteiten. Dit gebeurt onder meer op de 'klassieke' manier, waarbij het bestuur verantwoording aflegt aan de oprichtende partijen onder andere met een jaarverslag en een jaarrekening. Daarnaast zal de federatie, mede om te kunnen beoordelen of, en zo ja in hoeverre, de federatie aan de verwachtingen voldoet, de eerste jaren ook specifieke onderdelen van haar functioneren evalueren. Deze evaluaties, die vooral een intern karakter hebben, omvatten zowel de werkwijze en organisatie van de federatie als enkele in gang gezette activiteiten en de geleverde service en producten. Hoewel primair het bestuur en de directie een verantwoordelijkheid in deze hebben, dient iedereen betrokken bij de federatie; commissies, werkgroepen, medewerkers, continu alert blijven op het functioneren van de federatie, haar werkwijze en cultuur en op door derden geventileerde meningen over de federatie. Na twee jaar zal er ook een externe evaluatie plaats vinden. Deze evaluatie dient antwoord te geven op de volgende vragen. Welke activiteiten, ondersteuning en producten zijn door de federatie ontwikkeld en/of uitgevoerd? In hoeverre hebben die bijgedragen aan de vooraf geformuleerde resultaten c.q. beleidsdoelstellingen? In hoeverre functioneert de federatie organisatorisch als gepland? In hoeverre is er sprake van synergie? In hoeverre zijn de leden van de aangesloten organisaties op de hoogte van de activiteiten, ondersteuning van de federatie? In hoeverre maken zij hiervan gebruik en zijn zij hierover tevreden? Zijn er externe omstandigheden die het functioneren van de federatie beïnvloeden en welke zijn dat? Wat is het toekomstperspectief van de federatie, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een inhoudelijke, organisatorische en een financiële benadering. Bij de beantwoording van deze vragen zal onder andere gebruik gemaakt worden van interviews, schriftelijke enquêtes en een activiteiten- en productanalyse. Interviews kunnen plaatsvinden met bestuursleden, medewerkers en vertegenwoordigers in werkgroepen en commissies van de federatie. Daarnaast zal een selectie van vertegenwoordigers van (aangesloten) organisaties gemaakt worden waarmee gesprekken plaatsvinden. Voorts zal minimaal één schriftelijke enquête onder alle leden van (aangesloten) organisaties worden gehouden. Ten slotte zullen ook derden (het ‘veld') bevraagd worden. Voor het verkrijgen van een onafhankelijk oordeel of vanuit praktische overwegingen kan evaluatieonderzoek worden uitbesteed. Wel zal in verband met de onderzoeksmethode in een vroegtijdig stadium een keuze voor de onderzoeksmethode moeten worden gemaakt. Bij het beoordelen van een ontwikkelingsgang van de federatie kan een nulmeting als startpunt dienen.
28
Bijlage 1
OPRICHTENDE PARTIJEN
NVVS NVVS (Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden) is al meer dan 100 jaar dé vereniging voor iedereen met een hoorprobleem. Diverse hooraandoeningen Anders dan de naam doet vermoeden richt de NVVS zich niet alleen op slechthorenden. Men is er ook voor mensen met oorsuizen (tinnitus), overgevoeligheid voor geluid (hyperacusis) of een brughoektumor. En voor mensen met de ziekte van Ménière (draaiduizelingen) of met implantaten zoals een CI (cochleair implantaat). Wat wil de NVVS? De NVVS zet zich in voor een sterke positie van iedereen met een hoorprobleem. Stimuleren dat mensen zich kunnen ontwikkelen tot een gelijkwaardige en kritische gesprekspartner tegenover zorgaanbieders, zorgverzekeraars en commerciële partijen. Zodat men optimale hoorzorg krijgt en zo goed mogelijk kan functioneren in de samenleving. Daarnaast wil de NVVS mensen in de gelegenheid stellen ervaringen uit te wisselen. Want van elkaar kan men leren en samen staat men sterk. Wat doet de NVVS? aandacht vragen voor verschillende hoorproblemen en erkenning bevorderen; bieden van onafhankelijke informatie; mogelijk maken van lotgenotencontacten en deze stimuleren; zich opstellen als krachtige, kritische en duidelijk zichtbare behartiger van relevante belangen. Organisatie De NVVS is een vereniging met ruim 7.300 leden. De Algemene Ledenvergadering (ALV) is het hoogste besluitvormend orgaan van de vereniging. Samen met het NVVS-bestuur buigen zij zich over het NVVS-beleid. Het NVVS-bestuur zorgt voor de algemene aansturing van de vereniging. De NVVS werkt met landelijke commissies en lokale en regionale afdelingen. De commissies richten zich op activiteiten voor specifieke doelgroepen ging. De afdelingen organiseren activiteiten voor hun regio. Het landelijk bureau ondersteunt alle organisatorische onderdelen van de vereniging. De NVVS is een vrijwilligersorganisatie waar zo’n 300 vrijwilligers actief zijn. De NVVS financiert haar activiteiten uit fondsenwerving, contributiegelden, donaties, inkomsten uit verkoop en uit nalatenschappen. Daarnaast verwerft men structurele en projectsubsidies. FOSS Advies en ondersteuning voor gezin, school en werk. De FOSS (Nederlandse Federatie van Ouders van Slechthorende kinderen en van kinderen met Spraaktaalmoeilijkheden )biedt uitgebreide advisering en extra ondersteuning van haar leden, onder andere door het uitgeven van diverse publicaties en audiovisuele middelen. Ook verzorgt de FOSS lezingen en organiseert bijeenkomsten. Via onder andere het internetforum brengt de FOSS ouders bij elkaar om ervaringen uit te wisselen. Ook streeft de FOSS naar een goede hulpmiddelenverstrekking en ijvert voor financiële tegemoetkomingen voor ouders van communicatief gehandicapte kinderen. Gezin Het is voor het hele gezin van belang te leren omgaan met bijzondere en moeilijke situaties die de beperking
29
meebrengt. Ouders moeten daarom betrokken worden bij essentiële keuzes en bij de behandeltrajecten. Om dit goed te realiseren is onafhankelijke informatie op een vindbare plaats noodzakelijk en is het recht op informatie onontbeerlijk. Onderwijs De maatschappelijke tendens is zoveel mogelijk kinderen met een handicap te laten integreren in reguliere instellingen en scholen. Maar met een auditieve of communicatieve beperking is dat niet eenvoudig. Gespecialiseerde ondersteuning is in een aantal situaties noodzakelijk. Voor veel kinderen blijft speciaal onderwijs de beste keus. De invloed van de FOSS is groot, juist omdat men onafhankelijk is. De enige drijfveer is: het beste voor elk kind. Werk De FOSS is er zowel voor ouders van jonge kinderen als voor tieners en jong-volwassenen. Zo zet de FOSS zich ook in voor verbetering van de positie van jongeren, op het gebied van werk als vrije tijd. Organisatie Met vragen kan men terecht bij het landelijk FOSS-bureau in Houten. Het FOSS-bureau zit in een kantoorpand samen met zes andere organisaties die te maken hebben met slechthorendheid, doof zijn en spraak-taal problemen. Hierdoor is een nog betere samenwerking ontstaan tussen belangenorganisaties op het gebied van mensen met een auditief/communicatieve beperking. Voor een belangrijk deel van de kosten van het FOSS-bureau en personeel ontvangt de FOSS een subsidie van het Ministerie van VWS. SH-Jong SH-Jong wil een goede positie creëren voor slechthorende jongeren in de samenleving, door een plek te bieden waar slechthorende jongeren elkaar inspireren en verbinden. SH-Jong wil slechthorende jongeren laten zien dat ze de kansen kunnen pakken die het leven hen biedt onder het motto “Wees niet bescheiden in je ambities. Met slechthorendheid kun je elk levensdoel bereiken dat je jezelf stelt. Deel je ervaringen én oplossingen met anderen!“ Challenge Life”. Positie Wat is die goede positie in de samenleving? Slechthorendheid is geen belemmering meer om een goede positie in de samenleving te krijgen, maar niet elke slechthorende jongere is zich hiervan bewust of heeft niet de tools om een betere positie te kunnen bemachtigen. Een goede positie betekent voor SH-Jong dezelfde kansen met betrekking tot werk als horende jongeren, zonder belemmering kunnen studeren en kunnen participeren in de maatschappij. Dit dankzij de aanwezigheid van hulpmiddelen en een samenleving die weet hoe met slechthorende jongeren om te gaan. Ontmoeten Acceptatie en begrip; SH-Jong is een plek waar je jezelf kan zijn. Ergens bij horen (maakt gelukkig), binding met elkaar. Bij SH-Jong ben je gewoon binnen een groep. Jouw slechthorendheid is hier normaal en vormt geen belemmering in het sociale contact. Je wordt uitgedaagd om je grenzen te verkennen samen met anderen. Dit versterkt je zelfvertrouwen. Dit geeft je het gevoel dat je midden in de maatschappij staat. Je werkt zelf aan het verbeteren en verstevigen van jouw positie, het bereiken van de doelstellingen in jouw leven! Tools ‘Iets krijgen maakt afhankelijk.’ Als slechthorende jongeren kun je best veel dingen zelf doen en regelen. De maatschappij, de slechthorende jongere en/of zijn ouders denken daar soms anders over. Door alles voor de slechthorende jongere te regelen, wordt deze jongere niet weerbaar en zal het voor hem / haar lastiger zijn zich als volwassene staande te houden in een maatschappij die veel zelfstandigheid verlangt.
30
SH-Jong stimuleert dat slechthorende jongeren tools en voorlichting krijgen om zelf hun eigen levensdoelen te kunnen bepalen zonder zich door de slechthorendheid te laten beperken."
31
Bijlage 2
SAMENSTELLING PROJECTGROEP
Joop Beelen Arend Verschoor Mikael de Vries
NVVS FOSS SH-jong
Rob de Graaf
Adviseur PGOsupport
32
Bijlage 3 ORGANOGRAM FEDERATIE
NVVS
FOSS
SH-Jong
ALV
ALV
ALV
NVVS
FOSS
SH-Jong
bestuur
bestuur
bestuur
federatiebestuur
directeur
bureau
Comm.
Comm.
Comm.
Ménière
Brughoektumor
CI/OPCI-participatie
SH-Kinderen + ouders TOS-Kinderen + ouders
Comm.
Tinnitus en hyperacusis
Comm.
SH-Jong
Projecten
Comm.
SH-algemeen
Thema’s
Comm.
Vrijwilligers
33
Bijlage 3
CONCEPT-STATUTEN VAN DE FEDERATIE
NAAM EN ZETEL Artikel 1 1. De stichting draagt de naam [Stichting]. De stichting is bij afkorting genaamd: AFKORTING. 2. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd. 3. Zij is gevestigd te Houten. DOEL Artikel 2 1. De stichting heeft ten doel: [invullen] 2. Zij tracht dit doel te bereiken door onder meer: [invullen] VERMOGEN Artikel 3 Het vermogen van de stichting wordt gevormd door: bijdragen van de deelnemers; donaties, giften; erfstellingen en legaten; subsidies; overige baten. ORGANEN Artikel 4 1. De stichting kent als orgaan het bestuur. 2. Daarnaast kent de stichting een bureau met een directeur, die belast is met de door het bestuur gemandateerde bevoegdheden. 3. Binnen de stichting kunnen voorts een Raad van Advies en een of meerdere commissies ingesteld worden. DEELNEMERS Artikel 5 1. De stichting kent deelnemers. 2. Deelnemers zijn patiënten- en cliëntenorganisaties die opkomen voor de belangen van hun leden die een hoorprobleem of een taalontwikkelingsstoornis hebben in de breedste zin des woords, voor zover deze een aansluitingsovereenkomst met de stichting hebben getekend. 3. De aansluiting van deelnemers bij de stichting, de voorwaarden van aansluiting, de vaststelling van de bijdragen van de deelnemers, de wijze waarop de aansluiting eindigt, zullen in een aansluitingsovereenkomst worden geregeld. 4. Andere patiënten- of cliëntenorganisaties die voldoen aan de door het bestuur te stellen eisen, kunnen zich bij de stichting aansluiten en aldus gebruik maken van de door de stichting geboden faciliteiten. SAMENSTELLING EN BENOEMING BESTUUR Artikel 6
34
1. De stichting staat onder leiding van het bestuur dat uit minimaal 4 en maximaal 7 leden bestaat. 2. Elke deelnemer, die een aansluitingsovereenkomst met de stichting heeft gesloten, is gerechtigd één bestuurslid voor te dragen. Het betreft een bindende voordracht en aan het op deze wijze voorgedragen bestuurslid worden op grond van deze statuten geen nadere eisen gesteld. 3. De overige bestuursleden worden door het bestuur zelf benoemd. 4. Het bestuur wijst uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aan. Het bestuur kent een onafhankelijke voorzitter. De onafhankelijke voorzitter wordt door het bestuur in functie benoemd. Onder een onafhankelijke voorzitter wordt verstaan: een voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de deelnemers respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de deelnemers. De voorzitter heeft geen stemrecht. 5. Het bestuur is verplicht bij het ontstaan van een vacature van een op voordracht benoemd lid, als bedoel in het tweede lid van dit artikel, de voordragende instantie daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis te stellen. 6. Een voordracht zal vervolgens binnen drie maanden na deze mededeling schriftelijk bij het bestuur moeten worden ingediend, bij gebreke waarvan het bestuur vrij is in haar keuze. 7. Niet benoembaar tot leden van het bestuur zijn personen, die op het moment van benoeming: o werknemer zijn van de stichting, alsmede hun bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad en degene met wie een gemeenschappelijk huishouding wordt gevoerd, waaronder mede wordt begrepen een geregistreerd partner. o werknemer van een van de deelnemers zijn of zijn geweest en nog geen twee jaar uit dienst zijn. Artikel 7 1. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaar. Zij treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden bestuurslid is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan zes jaar. Het in een tussentijdse vacature benoemd bestuurslid neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd. 2. In vacatures moet zo spoedig mogelijk worden voorzien. Ingeval van één of meer vacatures in het bestuur vormen de overblijvende bestuursleden niettemin een wettig bestuur. SCHORSING EN ONTSLAG BESTUURSLEDEN Artikel 8 1. Het bestuur kan een bestuurslid schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen. Het bestuur legt hierover achteraf verantwoording af aan de deelnemers. 2. De bestuursleden zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden. 3. Een lid van het bestuur defungeert: o door zijn overlijden; o door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen; o door zijn aftreden; o door zijn ontslag; o door het verlies van de functie of kwaliteit op grond waarvan hij tot bestuurder is benoemd of indien hij in een situatie komt te verkeren, dat hij op grond van het bepaalde in artikel 6, tweede lid van deze statuten niet tot lid van het bestuur benoembaar zou zijn geweest. BESTUURSVERGADERINGEN Artikel 9 1. Bestuursvergaderingen worden gehouden zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee van de overige bestuursleden zulks wensen. 2. Jaarlijks binnen vier maanden na afloop van het boekjaar wordt een vergadering van het bestuur gehouden, waarin in elk geval aan de orde komt de goedkeuring en vaststelling van het jaarverslag over de gang van zaken in de stichting en over het gevoerde beleid alsmede de balans en de staat van baten en lasten;
35
3.
4. 5. 6. 7. 8.
Voor 1 oktober van enig jaar wordt een vergadering van het bestuur gehouden waarin in ieder geval aan de orde komen het jaarlijks werkplan alsmede de begroting die het bestuur voor het komend jaar wil voorleggen aan de deelnemers. Voor 31 december van enig jaar wordt een vergadering van het bestuur gehouden waarin het werkplan alsmede de begroting voor het navolgende jaar definitief worden vastgesteld. Voor zover deze statuten niet anders bepalen, geschiedt de bijeenroeping van een bestuursvergadering door de voorzitter of ten minste twee van de overige bestuursleden, dan wel namens deze(n) door de secretaris, en wel schriftelijk onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen, op een termijn van ten minste zeven werkdagen, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend. Indien de bijeenroeping niet schriftelijk is geschied, of onderwerpen aan de orde komen die niet bij de oproeping werden vermeld, dan wel de bijeenroeping is geschied op een termijn korter dan zeven werkdagen, is besluitvorming niettemin mogelijk, mits met algemene stemmen en mits ter vergadering alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Bestuursvergaderingen worden gehouden ter plaatse te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept. Toegang tot de bestuursvergaderingen hebben de bestuursleden, alsmede zij die door de ter vergadering aanwezige bestuursleden worden toegelaten. De directeur woont de vergaderingen van het bestuur bij en heeft een adviserende stem. De bestuursvergaderingen worden geleid door de voorzitter. Bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding. Van het verhandelde in de vergadering worden notulen opgemaakt. De notulen worden vastgesteld door het bestuur en ten blijke daarvan door de voorzitter en secretaris van de desbetreffende vergadering ondertekend. De vastgestelde notulen zijn ter inzage voor alle bestuursleden.
BESLUITVORMING BESTUUR Artikel 10 1. Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven, worden alle bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. leder bestuurslid heeft daarbij één (1) stem. 2. Een niet aanwezig bestuurslid kan een ander bestuurslid schriftelijk mandateren om namens hem zijn stem uit te brengen. 3. Over personen wordt schriftelijk en over zaken mondeling gestemd, tenzij de voorzitter een andere wijze van stemming bepaalt of toelaat en geen van de stemgerechtigde bestuursleden zich voor de, stemming tegen de wijze van stemming verzet. Schriftelijk stemming geschiedt bij ongetekende gesloten briefjes. 4. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht. 5. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden zich schriftelijk, door middel van een van de gangbare communicatiemiddelen, omtrent het desbetreffende voorstel hebben uitgesproken. Van een besluit buiten vergadering wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd. 6. Bij staking van stemming is het voorstel verworpen. 7. In alle geschillen omtrent stemmingen niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter. TAAK, BEVOEGDHEDEN EN BEZOLDIGING BESTUUR Artikel 11 1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting en met het beheren van en het beschikken over het vermogen van de stichting binnen de grenzen van haar doel. Het bestuur kan als zodanig één of meer van zijn taken, mits duidelijk omschreven, overdragen. Degene die aldus taken uitvoert en/of bevoegdheden uitoefent, handelt onder verantwoordelijkheid van het bestuur. 2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, alsook tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
36
3. Voor zijn werkzaamheden ontvangt een bestuurslid geen vergoeding. Kosten in de uitoefening van zijn functie gemaakt, worden aan een bestuurslid vergoed, tenzij het bestuur in bepaalde gevallen anders beslist. VERTEGENWOORDIGING Artikel 12 1. De stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur. Voorts kan de stichting worden vertegenwoordigd door twee tezamen handelende bestuursleden. 2. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan een of meer bestuursleden alsook aan de directeur of derden om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen. Het bestuur kan voorts besluiten aan gevolmachtigden een titel te verlenen. 3. Het bestuur zal van het toekennen van doorlopende vertegenwoordigingsbevoegdheid opgave doen bij het handelsregister. DIRECTIE Artikel 13 1. Het bestuur benoemt een directeur die leiding geeft aan de dagelijkse gang van zaken binnen de stichting en die is belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van de stichting en bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten. 2. De directeur maakt geen deel uit van het bestuur. 3. De directeur geeft leiding aan het personeel dat is verbonden aan de stichting en is verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van het ondersteuningsbeleid. 4. Het bestuur, alsmede de voorzitter en de secretaris, mandateren het beheer over de stichting aan de directeur binnen in een directiereglement omschreven grenzen en voor zover het niet betreft bevoegdheden die in lid 7 van dit artikel zijn voorbehouden aan het bestuur. 5. Het bestuur stelt voor de directeur een directiereglement vast waarbinnen hij zijn taken en bevoegdheden dient uit te oefenen. 6. Het bestuur kan middels daartoe strekkende volmacht de directeur de bevoegdheid geven om de stichting in en buiten rechte te vertegenwoordigen. 7. Voorbehouden aan het bestuur is (besluitvorming strekkende tot): a. goedkeuring en vaststelling van de strategische doelstellingen van de stichting (missie en visie); b. goedkeuring en vaststelling van het werkplan en de (meerjaren)begroting van de stichting; c. vaststelling van het jaarverslag van de stichting; d. vaststelling van het directiereglement alsmede vaststelling van eventuele kaders voor de directeur; e. de aanwijzing van de registeraccountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; f. aanvraag van faillissement van de stichting en van surséance van betaling; g. benoeming of ontslag en vaststelling of wijziging van de arbeidsvoorwaarden van de directeur van de stichting; h. wijziging van de statuten, tot fusie of splitsing van de stichting en ontbinding van de stichting, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo. RAAD VAN ADVIES Artikel 14 1. Het bestuur kan een Raad van Advies instellen. Het bestuur stelt daarbij de taak en de bevoegdheden van de Raad van Advies vast. 2. De leden van de Raad van Advies worden benoemd en ontslagen door het bestuur. COMMISSIES Artikel 15 1. Het bestuur kan één of meerdere commissies instellen en opheffen. Het bestuur stelt daarbij de taak en de bevoegdheden van de commissies vast. 2. De leden van de commissies worden benoemd en ontslagen door het bestuur.
37
REGLEMENTEN Artikel 16 1. Het bestuur is bevoegd een of meer reglementen, waaronder het directiereglement, vast te stellen, waarin de onderwerpen worden geregeld, waarvan nadere regeling wenselijk wordt geacht. 2. Een reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn. 3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd een reglement te wijzigen of op te heffen. 4. Op een besluit tot vaststelling, wijziging en opheffing van een reglement is het bepaalde in artikel 18, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing. BOEKJAAR EN JAARSTUKKEN Artikel 17 1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar. 2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend. 3. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen vier maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten met bijbehorende toelichting van de stichting op te maken en op papier te stellen. 4. Het bestuur is verplicht door een door de deelnemers aan te wijzen registeraccountant de in het vorige lid bedoelde balans en staat van baten en lasten te laten controleren. 5. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld. 6. De balans en de staat van baten en lasten, met bijbehorende toelichting, wordt ten blijke van de vaststelling door alle bestuursleden ondertekend; ontbreekt de ondertekening van een of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. 7. Het bestuur is verplicht de in de leden 2 en 3 bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende tien jaren te bewaren. 8. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave van de gegevens en deze gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt. 9. De jaarstukken worden jaarlijks na vaststelling aan de deelnemers ter kennisneming toegezonden. STATUTENWIJZIGING, FUSIE EN SPLITSING Artikel 18 1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen en tot fusie of splitsing te besluiten. Het besluit daartoe moet worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Is een vergadering, waarin een dergelijk besluit aan de orde is, niet voltallig, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de eerste vergadering. In deze tweede vergadering kan rechtsgeldig omtrent het voorstel, zoals dit in de eerste vergadering aan de orde was, worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen. 2. Bij de oproeping tot de vergadering, waarin een statutenwijziging zal worden voorgesteld, dient een afschrift van het voorstel, waarin de voorgedragen wijziging woordelijk is opgenomen, te worden gevoegd. De bijeenroeping tot deze vergadering geschiedt door de voorzitter of ten minste twee van de overige bestuursleden, dan wet namens deze(n) door de secretaris, en wet schriftelijk op een termijn van ten minste tien werkdagen, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend. 3. De statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. leder bestuurslid is afzonderlijk bevoegd gemelde notariële akte te verlijden.
38
ONTBINDING Artikel 19 1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. 2. Op het besluit van het bestuur tot ontbinding is het bepaalde in het vorige artikel van overeenkomstige toepassing. 3. De stichting blijft na ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. In stukken en aankondigingen die van haar uitgaan, moet aan haar naam worden toegevoegd: in liquidatie. De vereffening eindigt op het tijdstip waarop geen aan de vereffenaars bekende baten meer bekend zijn. 4. De bestuursleden zijn de vereffenaars van het vermogen van de stichting. Op hen blijven de bepalingen omtrent de benoeming, de schorsing en het ontslag van bestuursleden van toepassing. De overige statutaire bepalingen blijven eveneens voor zo veel mogelijk van kracht tijdens de vereffening. 5. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt door de vereffenaars teruggegeven aan de deelnemers, naar rato van hun bijdrage aan de stichting in de vijf daaraan voorafgaande boekjaren. 6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren onder berusting van de door het bestuur aangewezen persoon. SLOTBEPALING Artikel 20 In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur. OVERGANGSBEPALING Artikel 21 In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt het aantal bestuursleden voor de eerste maal bij deze akte vastgesteld en worden de bestuursleden voor de eerste maal bij deze akte benoemd. SLOTVERKLARING Ten slotte verklaren de comparanten, ter uitvoering van het bepaalde in artikel 21, dat het aantal bestuursleden van de stichting bij aanvang wordt vastgesteld op vier (4) en dat voor de eerste maal tot bestuursleden van de stichting worden benoemd: 1. Eduard Cohen 2. Jan Heijboer 3. Elisa Ostet 4.
39
Bijlage 5
CONCEPT-AANSLUITINGSOVEREENKOMST
Stichting ………………………………………… gevestigd te Houten, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door: ……………………………. hierna te noemen: de federatie A. NVVS te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door ………………….(naam)………………………….(functie) hierna ook te noemen: de aangeslotene A. B. FOSS te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door ………………….(naam)………………………….(functie) hierna ook te noemen: de aangeslotene B. C. SH-Jong te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door ………………….(naam)………………………….(functie) hierna ook te noemen: de aangeslotene C. overwegende dat: - de besturen van partijen A, B en C zich wensen aan te sluiten bij voornoemde federatie om ….. - de federatie de onder A, B en C genoemde partijen als aangeslotenen van de stichting wenst toe te laten. komen overeen: Algemeen Artikel 1 1. Partijen A, B en C sluiten zich aan als bedoeld in artikel 5 van de statuten van de federatie en onderwerpen zich daarmee aan de in deze overeenkomst geregelde verplichtingen jegens de federatie, een en ander op basis van de statuten van de federatie. 2. De federatie accepteert partijen A, B en C als aangeslotenen als bedoeld in artikel 5 van de statuten van de federatie en onderwerpt zich daarmee aan de in deze overeenkomst geregelde verplichtingen jegens de aangeslotenen, een en ander op basis van die statuten. 3. Deze aansluiting geldt voor onbepaalde tijd doch eindigt indien: a. de aangeslotene ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie; b. de aangeslotene de aansluitingsovereenkomst opzegt; c. namens de stichting de aansluitingsovereenkomst wordt opgezegd; d. de aansluitingsovereenkomst wordt ontbonden. 4. Voor de opzeggingstermijnen en overige bepalingen omtrent het aangesloten zijn wordt verwezen naar hetgeen daarover in de statuten of daarop gebaseerde reglementen van de federatie staat vermeld. 5. De juridische, organisatorische, personele en financiële gevolgen voortvloeiende uit de beëindiging van de aansluiting dient de instemming van alle aangeslotenen te hebben. Rechten jegens de federatie Artikel 2
40
1. De aangeslotenen hebben het recht gebruik te maken van/deel te nemen aan het samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen dat de federatie ten behoeve van de aangeslotenen realiseert. 2. De aangeslotenen hebben het recht deel te nemen in de besluitvorming binnen de federatie over beleid, activiteitenplan en begroting zoals is geregeld in de statuten van de federatie. 3. De aangeslotenen hebben het recht bij de federatie het verzoek neer te leggen voor de leden van de aangeslotenen een passend ondersteuningsaanbod vorm te geven. 4. De aangeslotenen hebben het recht de federatie om advies te vragen over de ondersteuningsbehoefte van leden van de aangeslotenen. 5. De aangeslotene heeft het recht op een rekening en verantwoording door het bestuur van de federatie en in dat kader recht op ontvangst van de jaarrekening en het jaarverslag van de federatie. Plichten jegens de federatie Artikel 3 1. De aangeslotene draagt er zorg voor dat uit zijn organisatie één (1) afgevaardigde de functie van bestuurslid van de federatie vervult conform de statuten van de federatie. 2. De aangeslotene draagt er zorg voor dat deze afgevaardigde op de vergaderingen van de federatie aanwezig is of een ander bestuurslid mandateert om namens hem zijn stem uit te brengen. 3. De aangeslotene voorziet het bestuur en de directie van de federatie tijdig van alle informatie welke nodig is voor een goede uitvoering van de taken van de federatie. 4. De aangeslotene houdt zich aan het privacyreglement van de federatie. 5. Voor zover op hem betrekking hebbend zal de aangeslotene de bepalingen in de statuten van de federatie nakomen. Verplichtingen voortvloeiend uit arbeidsovereenkomsten Artikel 4 1. De voormalige werknemers van partijen A en B die per 1 januari 2015 in dienst zullen treden van de federatie (deze zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze overeenkomst) zullen hierna worden genoemd de ‘werknemers’. De federatie verklaart dat zij zal zorgdragen voor de nakoming van alle verplichtingen die voor haar voortvloeien uit de arbeidsovereenkomsten met de werknemers. 2. Indien de federatie op enig moment ontslagvergoedingen en/of wachtgeldsuppleties verschuldigd wordt ten opzichte van een van deze werknemers, zal a. partij A voor zijn voormalige werknemers op eerste verzoek van de federatie deze voor de federatie aan de desbetreffende werknemers voldoen op basis van artikel 6:30 BW. Partij A staat daarbij garant voor een maximum bedrag van € …... [NOG INVULLEN] b. partij B voor zijn voormalige werknemer op eerste verzoek van de federatie deze voor de federatie aan de desbetreffende werknemer voldoen op basis van artikel 6:30 BW tot een bedrag van maximaal € 75.000,--. c. De onder a. en b. genoemde bedragen worden eens in de vijf jaar herberekend in verband met de tussentijdse personeelswisselingen. 3. Zolang partij B niet in staat is zelfstandig aan het verzoek, zoals bedoeld in het tweede lid, onder b. te voldoen, staat partij A tot uiterlijk 1 januari 2017 voor deze verplichting van partij B garant tot een bedrag van maximaal € 30.000,-- . 4. Partijen A en B verkrijgen door de voldoening van bedragen als bedoeld in het tweede lid, onder a. en b. een regresvordering op de federatie ter hoogte van hetzelfde bedrag. 5. Dit is geen derdenbeding in de zin van artikel 6:253 BW, zodat de werknemers hieraan geen rechten kunnen ontlenen. Inzet vermogen Artikel 5 1. Indien partij A, B of C voornemens is zelfstandig activiteiten te ondernemen met financiering uit het eigen vermogen, vraagt de desbetreffende partij primair de federatie om deze activiteiten namens haar uit te voeren.
41
2. Slechts in die omstandigheden dat de federatie geen mogelijkheid ziet om deze activiteiten uit te voeren, kan partij A, B of C het plan met de daarbij behorende financiële middelen ter uitvoering aan een derde partij aanbieden. 3. De in dat geval door derden uit te voeren activiteiten mogen de belangen van de federatie niet schaden. Geschillen en rechtskeuze Artikel 6 1. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. 2. Indien zich een geschil tussen partijen voordoet, verplichten partijen zich eerst met elkaar in overleg te treden teneinde te trachten het geschil via middellijke weg op te lossen. Als met dit overleg geen oplossing wordt bereikt, zal het geschil door een partij worden voorgelegd aan de bevoegde rechtbank. Slotbepalingen Artikel 7 1. Indien enige bepaling in deze overeenkomst nietig is, respectievelijk nietig wordt verklaard, blijft deze overeenkomst voor het overige in stand. 2. Indien zich omstandigheden voordoen waarin deze overeenkomst niet voorziet (zoals wijziging of vervanging van wet- of regelgeving), en die om een aanpassing vragen op onderdelen, treden partijen met elkaar in overleg om tot een wijziging van de overeenkomst te komen die zoveel mogelijk aansluit bij de oorspronkelijke bedoeling van partijen. 3. Geen van de partijen bij deze overeenkomst zal haar rechten onder deze overeenkomst aan een derde overdragen, zonder de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de andere partij, behoudens voor zover uit hoofde van deze overeenkomst anders voortvloeit. Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend te Houten op …. 2014. NVVS ………………………….…. (naam) FOSS …………………………….. (naam) SH-Jong ………………………….…. (naam)
Bijlage bij aansluitingsovereenkomst: Personeelsleden in dienst bij partij A en B: NVVS (A): Joop Beelen Nicole van Dalen Astrid van den Hoek Ursula Jerphanion Laura Larens Angélique van Lynden Jeanette Noordhof Janny Spronk
0,78 fte 0,86 fte 0,83 fte 0,44 fte 0,50 fte (project) 0,56 fte 0,57 fte 0,67 fte
FOSS (B): Arend Verschoor
0,83 fte
42
Bijlage 6
LIJST VAN AFKORTINGEN
ALV CG-raad CI EFHOH FENAC FEPEDA Fonds PGO FOSS GAIN IFHOH NOAH NVAB NVLF NVVS RNID SH-Jong SOAP TOS VSOP VSST VWS ZonMw
Algemene Leden Vergadering Chronisch zieken en Gehandicaptenraad; Cochléaire implantatie; European Federation for the Hard of Hearing; Federatie van Nederlandse Audiologische Centra; Federation Européenne de Parents d'Enfants Deficients Auditifs; Fonds voor Patiënten-, Gehandicaptenorganisaties en Ouderenbonden Federatie van Ouders van Slechthorende kinderen en kinderen met Spraak-taal moeilijkheden; Gezamenlijke Audiologische Industrieën Nederland; International Federation for the Hard of Hearing; Nationaal Overleg Audiologische Hulpmiddelen; Nederlandse Vereniging van Audiciens Bedrijven; Nederlandse Vereniging voor Logopedie Nederlandse Vereniging van Slechthorenden; Royal National Institute for Deaf people; Slechthorende Jongerenorganisatie; Samenwerkingsverband Ondertiteling Alle Programma’s; Taalontwikkelingsstoornis Vereniging Samenwerkende Ouder en Patiëntenorganisaties op het gebied van erfelijke aandoeningen; Vereniging voor Stem-, Spraak- en Taalstoornissen Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Zorgonderzoek Nederland/Medische Wetenschappen NWO
43