Ontwerpplan in Hoofdlijnen N 331 VOC’s Hasselt
april 2013
Ontwerpplan in Hoofdlijnen N331 VOC’s Hasselt
Provincie Overijssel Eenheid Wegen en Kanalen
April 2013
1
Colofon
Datum
26 maart 2012
Auteur
Royal Haskoning Project/kenmerk
N331 VOC’s Hasselt P07015 9W4624.J9/R006/GKU/RAKLE/Ensc Inlichtingen bij
Andy Reuvers WKIR Tel. nr. 06 4453 6127 Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 www.overijssel.nl
[email protected] www.overijssel.nl/N331Hasselt
2
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Aanleiding Probleembeschrijving Doelstelling Communicatie Leeswijzer
5 5 6 7 7 7
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Beschrijving huidige situatie Beschrijving projectgebied Verkeer en vervoer Leefomgeving Natuur en Ecologie Bodem en water Landschappelijke en cultuurhistorische waarden Conclusie
9 9 16 19 20 21 24 26
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Kaders Inleiding Quickscan Prestatieafspraken Mobiliteit Ruimtelijke ontwikkelingen Toekomstige verkeersintensiteiten Visie ruimtelijke kwaliteit Uitgangspunten bij uitwerking van het ontwerp
27 27 27 29 29 30 30 34
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Beschrijving voorlopig ontwerp Inleiding Vormgeving kruispunten hoofdwegennet Vormgeving kruispunten onderliggend wegennet Ontsluiting scheepswerf Bodewes en jachthaven Fietspad Zwartewaterweg Fietsroute Hoogstaat - Wolfshagenweg Busstation Ruimtelijke kwaliteit
35 35 35 39 40 42 43 43 43
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9
Vergelijking voorlopig ontwerp met referentiesituatie Inleiding Verkeer Leefbaarheid Landschap en cultuurhistorie Flora en Fauna Bodem en water Flexibiliteit Kosten en procedures Conclusie
45 45 46 49 50 50 51 52 53 54
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Planning en proces Inspraak Vervolgstappen Planologische procedures Uitvoering en risico’s
55 55 55 55 56
3
BIJLAGEN: 1. Inventarisatiekaarten 2. Verkeersstromen huidig en toekomstig 3. Akoestische verkenning 4. Luchtkwaliteitsonderzoek 5. Ecoscan 6. Bodem en water 7. Varianten Quickscan 8. Voorlopig ontwerp 9. Berekeningen verkeerscapaciteit 10. Toetsingskader 11. Toelichting procedures
4
1
Inleiding
1.1
Aanleiding In en in de nabijheid van Hasselt liggen drie provinciale wegen: - de N331 provinciale weg gedeelte Zwolle – grens Flevoland, in het rapport verder de N331 genoemd; - de N759 provinciale weg Hasselt – Genemuiden, hierna N759 genoemd; - en de N377 provinciale weg gedeelte Hasselt – grens Drenthe, hierna N377 genoemd. Opgemerkt wordt dat de N377 in de kom van Hasselt in het beheer is van de gemeente Zwartewaterland en daar de Vaartweg heet. De provincie Overijssel en de gemeente Zwartewaterland hebben al jaren de wens om de verkeersproblematiek rondom Hasselt aan te pakken. De problematiek bestaat uit doorstromingsen verkeersveiligheidsproblemen op de N331, N759 en N377, waardoor ook de leefbaarheid rondom deze wegen onder druk komt te staan. Om de problematiek op te lossen is in 2007 een Quickscan naar mogelijke oplossingen uitgevoerd ("oplossingen verbeteren verkeersveiligheid en verhogen bereikbaarheid en leefbaarheid" d.d. 28-06-2007). Uit deze Quickscan zijn een aantal voorkeursvarianten naar voren gekomen (zie paragraaf 3.2). Het ontbrak de provincie destijds echter aan financiële middelen om één van deze voorkeursvarianten daadwerkelijk verder te ontwikkelen en uit te voeren. De voortgang van het project is hierdoor in 2007 gestaakt.
3 5
2 1 4
Afbeelding 1.1: Voorkeursvariant 2 uit Quickscan
5
In 2010 zijn door de provincie Overijssel en de gemeente Zwartewaterland de Prestatieafspraken mobiliteit (zie paragraaf 3.3) gemaakt, waarin onder meer een planstudie naar de verkeersproblematiek rond Hasselt valt. Onder de Prestatieafspraken is tevens een verdeling van de kosten afgesproken. De voorkeur ligt voor beide partijen bij voorkeursvariant 2 uit de Quickscan. Deze dient dan ook als basis voor de op te stellen planstudie. In deze voorkeursvariant wordt een logische verkeerstructuur gecreëerd door één volledig kruispunt tussen N759 en N331 te realiseren waardoor alle uitwisselbewegingen tussen de provinciale wegen op dit kruispunt plaatsvinden. Afbeelding 1.1 geeft voorkeursvariant 2 uit de Quickscan. In voorkeursvariant 2 zijn in hoofdlijnen de volgende onderdelen opgenomen: (zie afbeelding 1.1 voor locatie): 1. rotonde op kruispunt N331/Vaartweg; 2. opheffing aansluiting N331/Hoogstraat; 3. hooggelegen rotonde op kruispunt N759/Nieuweweg/N331; 4. afsluiten van het kruispunt Hanzeweg op de N331; 5. realiseren van een scheiding tussen lokaal en regionaal verkeer (hele plangebied).
1.2
Probleembeschrijving Op de provinciale wegen N331 en de N759 bevinden zich in de omgeving van Hasselt zes verkeersonveilige kruispunten. Op deze kruispunten zijn in het verleden veel ongevallen geregistreerd en de kruispunten zijn ten tijde van de Quickscan als verkeersongevallenconcentraties, afgekort VOC’s, benoemd. Door de afkorting VOC is de officiële naam van het project ‘N331 VOC’s Hasselt’ ontstaan. Definitie VOC Een VOC is een VerkeersOngevallenConcentratie. Dit zijn locaties waar volgens de huidige definitie van de provincie (sinds 2007/2008) in een periode van drie jaar drie gewogen ongevallen zijn geregistreerd. In deze weging tellen letselongevallen en dodelijke ongevallen daarbij als één ongeval en een ongeval met uitsluitend materiele schade telt als 0,1. Het aantal geregistreerde ongevallen is de afgelopen jaren gedaald, waardoor deze kruispunten niet meer tot de VOC’s behoren. Hierbij wordt aangetekend dat de registratiegraad van ongevallen de laatste jaren is gedaald. De locaties worden echter nog steeds als zeer onveilig ervaren. Bovendien is de inrichting ter plekke niet gewijzigd, waardoor deze kruispunten nog steeds als verkeersonveilig worden beschouwd. Het gaat om de volgende kruispunten: - N331 / Vaartweg (N377); - N331 / Hoogstraat; - N331 / Hanzeweg; - N759 / Zwartewaterweg (parallelweg N331); - N759 / oprit N331; - Hanzeweg / Zwartewaterweg (parallelweg N331). De aansluiting van de N331 op de N759 is een onvolledige aansluiting. Onderlinge verkeersuitwisseling tussen de N331 en de N759 is alleen mogelijk vanaf de N759 naar de N331 richting Zwolle. Het verkeer op de overige richtingen maakt gebruik van de Zwartewaterweg (ontsluiting bedrijventerrein) of de parallelweg (langs kern Hasselt). Deze verkeersbewegingen leveren een verhoogde verkeersdruk op deze parallelstructuur, wat de doorstroming en de verkeersveiligheid niet ten goede komt. Daarnaast staat door de hoge intensiteiten op de parallelweg de leefbaarheid langs de parallelweg onder druk. De N377 (Hasselt – Slagharen) sluit ten noorden van Hasselt aan op de N331. De parallelweg van de N331 (Buiten de Venepoort) sluit dicht op de hoofdrijbaan aan op N377. Door de hoge verkeersintensiteiten op zowel de parallelweg als de hoofdrijbanen en door de vormgeving van deze kruising is de situatie onoverzichtelijk en staat zowel de verkeersveiligheid als de doorstroming onder druk.
6
1.3
Doelstelling Doel van dit project is het oplossen van de VOC’s, de leefbaarheidsknelpunten en het realiseren van een robuuste kwaliteit van de verkeersafwikkeling. Dit door het terugbrengen van het aantal aansluitingen op het hoofdwegennet en het scheiden van lokale en regionale verkeersstromen middels optimalisatie en verfijning van de in de Quickscan opgestelde voorkeursvariant. Het ontwerp dient waar mogelijk beter aan te sluiten bij de wensen van lokale belanghebbenden. De provinciale doelstellingen ten aanzien van leefbaarheid, verkeersveiligheid, bereikbaarheid en ruimtelijke kwaliteit dienen in het nader uitgewerkte ontwerp gewaarborgd te blijven. Het ontwerp is in dit rapport uitgewerkt tot een voorlopig ontwerp (VO) dat aan Gedeputeerde Staten wordt aangeboden om vast te stellen en vrij te geven voor inspraak.
1.4
Communicatie Dit Ontwerpplan in Hoofdlijnen is opgesteld door een projectteam, waarin naast medewerkers van de provincie Overijssel ook medewerkers van de gemeente Zwartewaterland hebben deelgenomen. Op 5 oktober 2011 was een inloopbijeenkomst waarin de tekening met het ontwerp van het Ontwerpplan in Hoofdlijnen is getoond. De avond had ten doel om de omgeving te informeren over de stand van zaken van het project en om informatie te verkrijgen die van belang kan zijn voor de planvorming. Bij de uitwerking zijn de tips en aandachtspunten die naar voren zijn gekomen uit de inloopbijeenkomst mee in beschouwing genomen. Naast deze informatieavond is overleg gevoerd met gebruikers/eigenaren van gronden waarop het voorlopig ontwerp is geprojecteerd en met hulpdiensten en OV-bedrijven.
1.5
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie aan de hand van een aantal inventarisatiekaarten beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de kaders waarbinnen de verdere uitwerking van het voorlopig ontwerp is uitgevoerd, waarna het uitgewerkte ontwerp in hoofdstuk 4 wordt beschreven. In hoofdstuk 5 wordt het ontwerp vergeleken met de referentiesituatie op criteria als verkeer, leefbaarheid, landschap en flora en fauna. In het laatste hoofdstuk 6 wordt het vervolg van de procedure beschreven.
7
8
2
Beschrijving huidige situatie
In dit hoofdstuk is een beschrijving gegeven van de huidige situatie. Allereerst is de scope van het project weergegeven, waarna aan de hand van een aantal afbeeldingen de verkeerskenmerken zijn beschreven. Vervolgens zijn diverse omgevingskenmerken beschreven.
2.1
Beschrijving projectgebied De projectscope omvat de maatregelen in voorkeursvariant 2 uit de Quickscan (zie hoofdstuk 1 van dit rapport). In onderstaande figuur zijn de benamingen van de wegen binnen de scope van het project weergegeven.
Afbeelding 2.1: straatnamenkaart VOC’s Hasselt
9
Hieronder zijn de verkeerskenmerken en de ruimtelijke kenmerken van de binnen de projectscope gelegen relevante wegen en locaties weergegeven. 1: Jachthavens Ten noorden van de N331 zijn twee jachthavens gelegen: De Molenwaard en De Nadorst. Jachthaven de Molenwaard wordt ontsloten via de Van Nahuysweg, de kern van Hasselt en de aansluiting van de Hoogstraat op de N331. Jachthaven de Nadorst wordt ontsloten via de Sluizerdijk, welke via een rechte oversteek over de N331 aansluit op de Buiten de Venepoort. Zie onderstaande figuur.
A B
Afbeelding 2.2: ontsluiting De Molenwaard (A) en De Nadorst (B) 2: Kruispunt N331 / Vaartweg Dit kruispunt is één van de verkeersonveilige kruispunten. Op dit kruispunt zijn veel kruisende verkeersstromen door de aansluitingen van de Vaartweg (N377) op de N331 en de parallelweg van de N331. Het snelheidsregime op zowel de parallelweg, de Vaartweg en de N331 is 50 km/uur. Door de ongeregelde verkeerssituatie ontstaan momenteel regelmatig wachtrijen op de parallelweg en de N377. 3: Tankstation Het tankstation is vanaf zowel de N331 als de parallelweg bij Hasselt (zie punt 7) bereikbaar. Het is niet mogelijk om via de pomp vanaf de N331 de parallelweg op te rijden, andersom ook niet. Op de parallelweg bevinden zich aan de zijkant fietsstroken. Vlak voor het tankstation is een oversteek aanwezig over de N331 naar de Sluizerdijk. In de brede grasberm ten oosten van het tankstation staan grote bomen. Het tankstation is naast de supermarkt, het busstation (zie punt 3) en het garagebedrijf één van de bepalende ruimtelijke elementen langs de N331. Samen bepalen ze voor een deel het ruimtelijk beeld van het centrum van Hasselt vanaf de N331. Dit beeld past niet bij het historische karakter van het centrum van Hasselt. 4: Busstation Het busstation is het belangrijkste overstappunt voor buspassagiers in Noordwest Overijssel. De bus halteert zowel aan de N331 als aan de parallelweg (Buiten de Venepoort). Er is ruimte voor vier bussen op het busstation. Door de ligging van het busstation tussen de N331 en de parallelweg ontstaat een groot verhard oppervlak, dat de leesbaarheid van de plek en de verblijfskwaliteit niet ten goede komt. Aan de overzijde van de parallelweg bevindt zich een fietsenstalling ten behoeve van het busstation. Dit is een overdekte stalling die in de schaduw van grote bomen ligt. De stalling heeft een besloten karakter. Ter hoogte van deze fietsenstalling is een versmalling/oversteeklocatie in de parallelweg aangebracht. Er zijn geen parkeervoorzieningen voor het busstation. Momenteel wordt vaak geparkeerd in de groenstrook, dit zijn ook auto’s van werknemers in de omgeving.
10
2
3
2
4 Afbeelding 2.3: foto’s locaties 2 t/m 4 5: Scheepswerf Bodewes De scheepswerf Bodewes is met haar opvallende bebouwing en haven karakteristiek voor de plek en voor Hasselt. De werf heeft een aansluiting op de N331 schuin tegenover het kruispunt N331/Hoogstraat (zie onderstaand punt 6). Deze aansluiting mag uitsluitend gebruikt worden door zware transporten die niet door de Hoogstraat kunnen. Het overige verkeer tussen de N331 en de scheepswerf moet via de kern Hasselt rijden. 6: Kruispunt N331 / Hoogstraat Dit kruispunt is een van de verkeersonveilige kruispunten. De Hoogstraat sluit aan op de parallelweg en de hoofdrijbaan van de N331. De parallelweg ontsluit het centrum van Hasselt, verkeer vanaf de parallelweg moet door middel van een stopbord voorrang geven aan verkeer op de Hoogstraat. Het verkeer op de Hoogstraat moet voorrang verlenen aan het verkeer op de N331. De parallelweg en hoofdrijbaan zijn van elkaar gescheiden door een brede grasberm met grote lindebomen. Het snelheidsregime op zowel de N331 als de parallelweg is 50 km/uur. De centrumwegen vallen allen binnen de 30 km/uur zone van het centrumgebied van Hasselt. Er zijn geen fietsvoorzieningen op dit kruispunt gerealiseerd. Op dit punt wordt de oude Hanzestad Hasselt goed beleefd. Enerzijds door de scheepswerf, anderzijds door de aanwezige karakteristieke kleinschalige bebouwing van het historische centrum en het verdedigingswerk met waardevolle bomen. Het contrast tussen het historische centrum en de infrastructuur is op deze locatie goed zichtbaar: de kleinschaligheid van het centrum en de grootte van het kruisingspunt.
11
5
6
7 Afbeelding 2.4: foto’s locaties 5 t/m 7 7: Hoogstraat De Hoogstraat vormt de entree naar het centrum en geldt als de verbindingsweg naar de jachthaven en het terrein van de scheepswerf. Het valt binnen de 30 km/uur zone van het centrumgebied van Hasselt. In de Hoogstraat geldt een verbod voor vrachtverkeer buiten venstertijden en voor verkeer langer dan negen meter. De Hoogstraat maakt deel uit van het wegenpatroon van de historische Hanzestad Hasselt en ademt nog steeds die sfeer uit. 8: Parallelweg ter hoogte van Hasselt Op de parallelweg ter hoogte van Hasselt ligt een aantal snelheidsremmende maatregelen en is asmarkering aangebracht. De parallelweg is uitgevoerd in asfaltverharding. Daarnaast is de parallelweg ter hoogte van de kern aan weerszijden uitgerust met fietsstroken. Deze komen samen ter hoogte van het plateau bij het Justitie Bastion (nabij het Zwarte Water), om vervolgens als een éénzijdig in twee richtingen bereden onverplicht fietspad over de brug te gaan. Op het plateau bij het Bastion is daarom een fietsoversteek gelegen. Door de breedte van de parallelweg en het materiaalgebruik oogt de parallelweg niet ondergeschikt aan de hoofdrijbaan van de N331. Ter hoogte van de entree van Hasselt conflicteert de parallelweg zelfs met de kleinschaligheid van de bebouwing van het historische centrum. Op de parallelweg geldt een verbod voor vrachtverkeer: tussen de N377 en de Hoogstraat uitgezonderd bestemmingsverkeer en voor het deel tussen de Hoogstraat en de N759 voor al het vrachtverkeer.
9 8
12
10
8
9
10 Afbeelding 2.5: foto’s locaties 8 t/m 10 9: Zwartewaterbrug De brug over het Zwarte Water is een beweegbare brug. Op de brug ligt de volgende infrastructuur: - N331: 2x1 rijstroken voor het doorgaande verkeer. Het snelheidsregime is 80 km/uur. - Parallelweg: 2x1 rijstroken voor lokaal verkeer. Het snelheidsregime ligt hier op 50 km/uur. Daarnaast geldt een verbod voor vrachtverkeer, vanaf het kruispunt parallelweg / Hoogstraat tot aan het kruispunt parallelweg / N759. - Eénzijdig gelegen vrijliggend onverplicht fietspad, samengekomen vlak voor de brug. Ook voetgangers maken gebruik van dit fietspad. Zie voor het bedieningsregime van de brug paragraaf 2.2. Komend vanuit het noorden en oosten heeft de automobilist de eerste kennismaking met de weidsheid van Polder Mastenbroek. Komend vanuit het zuiden en het westen hebben de automobilist en fietser zicht op het historische centrum van Hasselt. Op de noordelijke taluds wordt de weg begeleidt met een stevige opgaande beplanting. De brug zelf fungeert als ruimtelijk herkenningspunt. 10: Kruispunt N759 / Zwartewaterweg Dit kruispunt valt binnen de komgrens, het snelheidsregime is dan ook 50 km/uur. Bromfietsers dienen hier gebruik te maken van de rijbaan, voor fietsers zijn vrijliggende fietspaden aanwezig. Het verkeer op dit kruispunt is een mix van lokaal en regionaal verkeer, veroorzaakt door de onvolledige aansluiting van de N759 op de N331. Verkeer vanaf de N759 verleent voorrang aan verkeer op de Zwartewaterweg, waardoor tijdens het piekmoment in de spits wachtrijen ontstaan. Dit kruispunt is één van de verkeersonveilige kruispunten. De N759 kruist hier een oude kreek. Aan de noordzijde is geen water meer aanwezig, hier ligt een bosje. Aan de zuidzijde van de N759 is de kreek nog aanwezig, deze wordt echter aan het zicht onttrokken door opgaande beplanting rondom de kreek. De kerktoren van Hasselt en de brug over het Zwarte Water zijn zichtbaar, maar worden gedeeltelijk aan het zicht ontnomen door de bedrijfsbebouwing op de westelijke oever van het Zwarte Water.
13
11 11
11 11
12 12 Afbeelding 2.6: foto’s locaties 11 en 12
10
11
12
11: Zwartewaterweg De Zwartewaterweg valt in zijn geheel binnen de bebouwde kom, het snelheidsregime is hier dan ook 50 km/uur. Op de weg is een middenmarkering aangebracht. Aan de oostzijde is vanaf het kruispunt met de N759 een vrijliggend in twee richtingen te berijden onverplicht fietspad aanwezig. De woningen aan de Zwartewaterweg (westzijde) zijn op afstand gelegen. Door middel van twee aansluitingen worden deze woningen ontsloten. Het beeld wordt hier bepaald door het groen ten westen van de weg en het Dijkwegje met daarachter bedrijfsbebouwing. 12: Kruispunt Zwartewaterweg / Hanzeweg. Het kruispunt van de Zwartewaterweg en de Hanzeweg is de entree tot het bedrijventerrein en valt binnen de bebouwde kom, het snelheidsregime is hier 50 km/uur. De komgrens ligt ten westen van het kruispunt, op de Hanzeweg. Dit kruispunt is één van de verkeersonveilige kruispunten. Ondanks dat dit de entree tot het bedrijventerrein vormt, domineert het aanwezige (opgaande) groen hier het beeld.
14
13
14
15 Afbeelding 2.7: Foto’s locaties 13 t/m 15 13: Kruispunt N759 / Cellemuiden / Wolfshagenweg De N759 gaat hier onder de N331 door. De enige verbinding tussen deze wegen op dit kruispunt is van de N759 richting Zwolle. Het snelheidregime op de N759 en de N331 is 80 km/uur, op de Cellemuiden en de Wolshagenweg 60 km/uur. Voor fietsers zijn vrijliggende fietspaden. Dit kruispunt is één van de verkeersonveilige kruispunten. De N759 loopt langs de Polder Mastenbroek. Een smalle bosstrook westelijk parallel aan de N759 ontneemt de automobilist het zicht op de weidsheid van de polder. In de westelijke berm van de N759 staat een laanbeplanting van essen. De N759 kruist een oude kreek. Deze kreek heeft westelijk van de N759 een open karakter. Aan de oostzijde ligt de kreek in de luwte van een boscomplex en is daardoor nauwelijks beleefbaar. De Wolfshagenweg vormt een oude ontginningslijn van de polder. Kenmerkend voor deze ontginningslijn is de lange rechtstand en de, op enige afstand van elkaar staande, boerenerven. Nabij de N759 en N331 is de oorspronkelijke rechtstand van de Wolfshagenweg niet meer volledig aanwezig. De Cellemuiden is de historische dijkweg over de westelijke oeverwal van het Zwartewater. Het vormde vroeger een belangrijke verbinding tussen Hasselt en Genemuiden. Tegenwoordig is het een belangrijke recreatieve route. Langs de Cellemuiden liggen enkele oude kolken. 14: N759 ter hoogte van viaduct N331 Op dit wegvak ligt de komgrens van Hasselt. Aan beide zijden van de weg zijn vrijliggende fietspaden gelegen. Het snelheidsregime is 50 km/uur. Vanaf de N759 heeft men zicht op de kerktoren van Hasselt. De kreek die hier wordt gekruist, is niet beleefbaar. Dat komt door de opgaande beplanting rondom het water.
15
15: Kruispunt N331 / Hanzeweg De Hanzeweg sluit op dit punt aan op de N331. Het is een van de twee ontsluitingswegen van het bedrijventerrein. De Hanzeweg sluit aan op de N331 en de Zwartewaterweg op de N759. Het kruispunt is vormgegeven met opstelvakken voor afslaand verkeer op de N331. Aan weerzijden ligt buiten de rijbaan van de N331 een bushalte. Dit punt vormt weliswaar de entree tot het bedrijventerrein, maar vanaf de N331 zijn de bedrijven niet zichtbaar. Het beeld wordt hier gedomineerd door het (opgaande) groen. Komend vanaf de Hanzeweg heeft men een weids uitzicht over de Polder Mastenbroek. Tegenover de aansluiting naar het bedrijventerrein sluit een locatie met onder ander de houtzagerij Jutjesriet aan op de N331.
2.2
Verkeer en vervoer
2.2.1
Verkeersstructuur en wegencategorisering In onderstaande figuur zijn de lokale en regionale verkeersstromen weergegeven, alsook de intensiteiten in de huidige situatie, uitgedrukt in motorvoertuigen per etmaal. Deze intensiteiten zijn afkomstig uit verkeerstellingen in de jaren 2008 en 2009.
Afbeelding 2.8: Huidige verkeersstructuur en intensiteiten autoverkeer Door het onvolledige kruispunt van de N331 met de N759 wordt de parallelweg zowel door regionaal (doorgaand) verkeer gebruikt als door lokaal (bestemming)verkeer. Het bedrijventerrein Zwartewater langs de N331 wordt ontsloten via de provinciale parallelwegstructuur langs de N331. Het centrum van Hasselt heeft via de Hoogstraat een directe aansluiting op de N331. Via de Telvorenstraat wordt het centrum in noord/oostelijke richting ontsloten via de N377. De hoofdrijbanen van de N331, N759 en N377 zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen, dit geldt tevens voor de parallelle route tussen de Hanzeweg en de N377 (Zwartewaterweg en Buiten de Venepoort). In bijlage 1, kaart 1 is een kaart met de wegencategorisering opgenomen. Op de rechter kaart in afbeelding 2.8 zijn de huidige intensiteiten van het autoverkeer op basis van tellingen gehouden in 2008/2009 weergegeven. In bijlage 2 zijn de verkeersstromen per relatie weergegeven, dit zijn de resultaten van een in 2011 gehouden verkeersstromenonderzoek.
16
Fietsstructuur Er zijn twee hoofdroutes voor de fiets: Hasselt - Zwolle en Hasselt – Zwartsluis. De fietsroute richting Zwolle, over de Zwartewaterweg overgaand in de parallelweg van de N331, wordt gebruikt door zowel scholieren als woon-werk verkeer. De fietsroute over de parallelweg van de N331 richting Zwartsluis wordt veelal gebruikt door scholieren die in Zwartsluis naar de middelbare school gaan. Daarnaast zijn er de minder intensief gebruikte fietsroutes Hasselt – Mastenbroek, Hasselt – Genemuiden en Hasselt – Rouveen/Staphorst. De fietsroute richting Genemuiden over parallelweg en Cellemuiden wordt veelal gebruikt door woon-werk verkeer richting het bedrijventerrein Cellemuiden. De route voert over de dijk van het Zwarte Water. De overige routes verbinden Hasselt met Mastenbroek en Rouveen/Staphorst en de woonwijken van Hasselt met het centrum. Zie voor de fietsstructuur bijlage 1, kaart 2. Busroutes Het busstation Scheepswerf in Hasselt is het belangrijkste overstappunt voor buspassagiers in Noord/West-Overijssel. De lijnen 70, 71 en 74 halteren hier evenals de spitslijn 171 en de scholierenlijn Kampen-Staphorst. Dit betekent dat in de ochtendspits tussen 07:00 en 09:00 uur 33 bussen halteren. In de avondspits tussen 16:00 en 18:00 uur zijn dit er 26. Veelal blijven deze bussen een korte tijd staan zodat buspassagiers uit andere bussen gemakkelijk en snel via het eilandperron over kunnen stappen. De bussen hebben veelal dezelfde vertrektijd, zodat het vaak voorkomt dat er drie of vier bussen tegelijkertijd bij de halte staan. De buslijnen verbinden Hasselt met Kampen, Zwolle, Emmeloord en Steenwijk. Voor scholieren zijn er specifieke lijnen naar Kampen en Staphorst. Hierbij rijdt lijn 74 de gehele dag minimaal een halfuursdienst, in de spitsen wordt dit opgehoogd naar een kwartiersdienst. Lijn 71 rijdt de gehele dag een halfuursdienst en in de avondspits rijdt lijn 171 extra dezelfde route. Lijn 70 rijdt een uursdienst, waarbij in de spitsen minimaal een halfuursdienst wordt gereden. Bij het kruispunt Hanzeweg – N331 is een bushalte
gelegen ten behoeve van het bedrijventerrein Zwartewater. Afbeelding 2.9: Routering buslijnen rond busstation Scheepswerf Vanwege de belangrijke overstapfunctie voor het OV en het grote aantal overstappers, dient het eilandperron te worden behouden. Een andere vormgeving leidt ertoe dat passagiers voor of achter de bussen langs dienen te lopen bij het overstappen. Ontsluiting scheepswerf Bodewes De normale route naar de scheepswerf Bodewes gaat via de Hoogstraat en de Van Nahuysweg. De Hoogstraat heeft een geslotenverklaring voor vrachtverkeer uitgezonderd voor laden en lossen tijdens venstertijden van 7:00-10:00 uur en 18:00-20:00 uur (m.u.v. de vrijdagavond). Daarnaast geldt een verbod voor verkeer langer dan 9,00 m. Ook de andere straten in het centrum van Hasselt kennen een dergelijk verbod. De scheepswerf heeft voor groot verkeer een ontsluitingsmogelijkheid op de N331 welke alleen gebruikt mag worden voor uitzonderlijk vrachtverkeer dat niet door de kern van Hasselt kan of mag rijden. Het gaat hierbij 5 tot 10 keer per week een vrachtwagen van maximaal 18 m lang en 3 m breed voor de levering van staal en grote onderdelen.
17
Maximaal enkele keren per jaar vindt bijzonder transport plaats met afmetingen van maximaal 25 meter lang, 5,5 meter breed en 5,25 meter hoog. Scheepvaart en brugbediening Via het Zwarte Water zijn de waterrijke gebieden in de kop van Overijssel (Giethoorn, de Wieden) en Zuidwest-Friesland te bereiken. Bij Zwolle is een verbinding tussen het Zwarte Water en de IJssel via het Zwolle-IJsselkanaal. Via het Zwarte Meer mondt het Zwarte Water uit in het Ketelmeer. De CEMT-vaarklasse is Va: binnenvaart met lengte tot 110 m, hoogte tot 7 meter en laadvermogen tot 3.000 ton. Het aantal brugopeningen van de Zwartewaterbrug wordt bijgehouden door het brugbedieningscentrum. Uit deze gegevens valt te halen dat in het jaar 2010 de brug in de ochtendspits (07:00-09:00) 111 keer geopend is en in de avondspits (16:00-18:00) 240 keer geopend is. Hierdoor is de avondspits maatgevend. Gemiddeld genomen gaat de brug in de avondspitsuren minimaal één keer open, waarbij het gemiddeld één keer per week voorkomt dat de brug in één spitsuur twee keer geopend wordt. Voor de verdere uitwerking van de voorkeursvariant is één brugopening per spitsuur als maatgevend beschouwd.
2.2.2
Verkeersveiligheid VOC-locaties In de Quickscan is een verkeersveiligheidsanalyse uitgevoerd van de zes Verkeersongevallenconcentraties (VOC’s). Deze analyse is niet verder verdiept omdat de oplossingen voor deze veiligheidsknelpunten met de keuze van de voorkeursvariant uit de Quickscan al zijn bepaald. Op bijgaande kaart zijn de locaties weergegeven.
Afbeelding 2.10: VOC-locaties In de volgende tabel is het aantal ongevallen per locatie van deze oorspronkelijke VOC’s weergegeven. In de tabel zijn letselongevallen en dodelijke ongevallen met factor 1 gewogen en UMS ongevallen met factor 0,1. Wanneer het totaal meer is dan drie in een periode van drie jaren is er sprake van een VOC. Op basis van de tabel blijkt dat de locaties geen VOC punten meer zijn. Dit komt naar verwachting mede door de dalende registratiegraad. Dat de locaties geen formeel VOC punt meer zijn, wil nog niet zeggen dat het nu veilige locaties zijn. Nog steeds gebeuren hier relatief veel ongevallen en worden de locaties als onveilig ervaren. Daarom zijn maatregelen gewenst.
18
Tabel 2.1: Aantal ongevallen per VOC (periode van drie jaren) in de jaren 2007 tot en met 2009 Locatie N331 - Vaartweg
UMS
Letsel
Dodelijk
Totaal (gewogen)
12
1
0
2,2
N331 - Hoogstraat
3
1
0
1,3
N331 - Hanzeweg
5
1
1
2,5
N759 - Zwartewaterweg
5
1
0
1,5
N759 - oprit N331 Hanzeweg Zwartewaterweg
1
1
0
1,1
2
2
0
2,2
In bijlage 1, kaart 3, zijn de ongevallenlocaties voor een langere periode van vijf jaren (2005-2009) weergegeven met 3 tot 10 ongevallen. Ongevallenlocaties met meer dan 5 ongevallen komen alleen voor op de hoofdwegen N331, N759 en Vaartweg. De minder grote ongevallenlocaties komen veelal voor op de wegen binnen Hasselt, de parallelweg of op het bedrijventerrein. Alle eerder genoemde VOC-locaties komen hier naar voren. Opgemerkt dient te worden dat de ongevallenregistratie de laatste jaren verslechterd is, waardoor de aantallen ongevallen in werkelijkheid hoger zijn dan hier weergegeven. In bijlage 1.4 zijn de letselongevallen in de periode 2005-2009 weergegeven. Het gaat hierbij om letsel en dodelijke ongevallen per kruispunt en wegvak. In de Quickscan zijn naast de VOC’s ook nog de volgende locaties als subjectief onveilig benoemd: - fietsoversteek nabij tankstation richting Sluizendijk/jachthaven; - fietsoversteek op de parallelweg tussen Hoogstraat en brug bij de Justitiebastion; - fietspad langs parallelweg tussen Hanzeweg en Hoogstraat is onverplicht, waardoor fietsers op de rijbaan zijn gemengd met met name het vrachtverkeer.
2.3
Leefomgeving Geluid In een akoestische verkenning (zie bijlage 3) is de geluidsbelasting op de gevels als gevolg van het wegverkeer van de hoofdstromen in het plangebied in de huidige situatie weergegeven. Door de geluidsbelastingen niet per bron te toetsen, maar alle geluidsniveaus cumulatief in beeld te brengen ontstaat een beeld van de akoestische milieusituatie. De hoogste geluidsniveaus zijn berekend in de bebouwde kom op de Keppelstraat en bedraagt circa 62 dB. Aan de Justitiebastion is de waarde ca 61 dB. Aan de zuidwestkant bedraagt het maximale geluidniveau circa 60 dB bij Cellemuiden. Luchtkwaliteit De berekende concentraties langs de wegen zijn weergegeven in bijlage 4: Verkenning luchtkwaliteit. Het betreft de in 2011 heersende totale jaargemiddelde concentraties bestaande uit de heersende achtergrondconcentraties ter plaatse inclusief de bronbijdragen als gevolg van de verkeersintensiteiten. In de huidige situatie zijn de concentraties het hoogst. Verder naar de toekomst toe zullen de concentraties NO2 en fijn stof allen verder dalen als gevolg van landelijke maatregelen zoals schonere voertuigen. De concentraties NO2 (meest kritische component) zijn hierbij beneden de jaargemiddelde grenswaarde van 40 μg/m3 gelegen. Voor de component NO2 worden langs het gehele tracé berekende concentratie van beneden de 37 μg/m3 gegeven.
19
2.4
Natuur en Ecologie
2.4.1
Flora en Fauna In bijlage 5 is een Ecoscan opgenomen op basis van veldbezoeken in juli 2011. Hieronder de belangrijkste conclusies uit deze veldbezoeken. Planten Tijdens het veldbezoek is één beschermde plantensoort aangetroffen, namelijk het rapunzelklokje (Tabel 2, FF-wet). Enkele exemplaren van deze soort waren aanwezig in een schrale wegberm oostelijk langs de Zwartewaterweg ter hoogte van de brugopgang. Overige zwaar beschermde soorten in het overig deel van het plangebied worden niet verwacht. Vleermuizen Uit de omgeving zijn waarnemingen bekend van diverse vleermuissoorten. Tijdens het veldbezoek zijn geen holen, gaten of spleten aangetroffen welke kunnen dienen als verblijfplaats in de te kappen bomen. Verblijfplaatsen zijn dan ook niet aanwezig. Vleermuizen gebruiken lijnvormige elementen in het landschap als vliegroute, welke gebruikt worden in de schemer om van hun slaapplaatsen naar de foerageergebieden te vliegen. Het is mogelijk dat de bomen en sloten in en in de omgeving van het plangebied gebruikt worden als foerageer- en/of vliegroute. Grondgebonden zoogdieren Het plangebied blijkt niet geschikt te zijn voor zwaar beschermde zoogdieren of deze komen niet in de omgeving voor. Wel is het plangebied geschikt voor verschillende algemene soorten die licht zijn beschermd (Tabel 1. FF-wet) zoals diverse muizensoorten, konijn en egel. Vogels In het gebied zijn voldoende nestgelegenheden voor verschillende algemene broedvogels. Tijdens het veldbezoek zijn er soorten als ekster, gierzwaluw, aalscholver, visdief, buizerd, meerkoet, waterhoen en zwartkop aangetroffen. Meerdere van deze soorten kunnen broeden in het plangebied. Iedere broedende vogelsoort is beschermd en mag niet verstoord worden. In het plangebied zijn meerdere categorie 1 t/m 5 soorten (zie bijlage 5) aangetroffen, zo hebben categorie 1 soorten nesten die het hele jaar gebruikt worden als vaste rust-/verblijfplaats en categorie 5 soorten hebben de flexibiliteit om zich elders te vesitigen. Zo worden de huizen langs het plangebied mogelijk gebruikt als nestlocatie door huismus en gierzwaluw en wordt een boom langs de oprit van de N759 naar de N331 richting Zwolle gebruikt als broedgelegenheid door buizerd, dit zijn jaarrond beschermende verblijfplaatsen. In de andere bomen zijn geen verblijfplaatsen (nesten, holen en spleten in de bomen) van categorie 1 t/m 5 soorten aangetroffen. Amfibieën en reptielen Vanwege het ontbreken van geschikt habitat licht- en zwaarbeschermde soorten kan de aanwezigheid van deze soorten in of rond het plangebied worden uitgesloten. Mogelijk kan wel de rugstreeppad zich tijdens werkzaamheden in het plangebied gaan vestigen omdat het plangebied dan meer geschikt wordt. Waarschijnlijk maken algemene soorten zoals bastaardkikker, bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad, wel gebruik van de plangebieden. Op deze soorten is de zorgplicht van toepassing. Vissen De sloten in het plangebied zijn allen voorzien van een laag kroos of opgedroogd en dus niet geschikt voor beschermde vissensoorten. In het plangebied is een kreek aanwezig. Deze kreek is mogelijk geschikt voor kleine modderkruiper en bittervoorn. Voor bittervoorn is nader onderzoek noodzakelijk om vast te stellen of deze soort aanwezig is. Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden Er wordt niet verwacht dat beschermde dagvlinders, libellen of ongewervelde soorten gebruik maken van het plangebied.
20
2.4.2
Ecologische hoofdstructuur en Natura2000 De ecologische hoofdstructuur (EHS) rondom Hasselt bevindt zich voornamelijk rondom het Zwarte Water, zie bijlage 1, kaart 5. Het Zwarte Water is in zijn geheel opgenomen binnen de EHS. Daarnaast zijn ook de aftakkingen en het ontstaande moeraslandschap ten zuiden van Hasselt in de EHS opgenomen. Ten noorden van Hasselt zijn de door dijkdoorbraken ontstane kolken en de uiterwaarden van het Zwarte Water opgenomen in de EHS. Het Natura2000 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht gebied rondom Hasselt (zie bijlage 1, kaart 6) valt volledig binnen de EHS en is vormgegeven door de uiterwaarden van het Zwarte Water en de Overijsselse Vecht. Daarnaast is de gehele polder ten westen van Hasselt, de uiterwaarden plus het Zwarte Water en het oude stadsgedeelte van Hasselt opgenomen in het Nationaal Landschap IJsseldelta.
2.5
Bodem en water Maaiveldhoogte Voor de maaiveldhoogte is het AHN1 geraadpleegd. In afbeelding 2.11 is de uitsnede van het AHN weergegeven. Ten westen van de N331 bevindt zich de laaggelegen Polder Mastenbroek. De maaiveldhoogte bevindt zich op circa NAP - 0,2 tot -0,5 meter. Ten oosten van de N331 bevinden zich de hogere delen (oeverwallen).
Afbeelding 2.11: Hoogtekaart Bodemopbouw De bodemtypen rondom Hasselt zijn heel divers. Ten westen van Hasselt in de polder komen voornamelijk waardveengronden en weideveengronden voor, het Zwarte Water en de Dedemsvaart zorgen voor veel water in de omgeving. Ten noorden en westen liggen voornamelijk weideveengronden, afgewisseld met vlakvaaggronden en ten zuiden van Hasselt kom ook nog poldervaaggronden voor. In de weideveengronden is onder invloed van rivier- en kwelwater een circa 2 meter dik veenpakket ontstaan. Het veenpakket wordt afgedekt door een 20 á 35 cm dik zavel- of kleidek, afgezet door overstromingswater vanuit het Zwarte Water. De bodemkaart (afbeelding 2.12) geeft geen inzicht in de bodem ter plaatse van het stedelijke gebied. Uit het DINOLoket2 zijn 11 grondboringen opgevraagd. Uit de grondboringen volgt dat er in de eerste meters beneden maaiveld een deklaag wordt aangetroffen waarvan de bodemsamenstelling varieert van zand, klei en leem. 1
Actuele Hoogtebestand Nederland; landsdekkend digitaal hoogtebestand met een celgrootte van 5 meter. 2
DINOLoket: Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO), TNO. 21
Onder de deklaag wordt een zandlaag aangetroffen bestaande uit matig fijn tot matig grof en zeer grof zand met bijmengingen van grind. De zanddieptekaart geeft een beeld van het voorkomen van zand in meters beneden maaiveld. In bijlage 6 is een uitsnede hiervan weergegeven. Ten zuiden van het Zwarte Water bevindt het pleistocene zand zich op circa 1,0 á 2,0 meter beneden maaiveld. Ten noorden van het Zwarte Water wordt het pleistocene zand op een diepte van circa 1,0 meter beneden maaiveld aangetroffen. Boven het pleistocene zand wordt hoofdzakelijk klei en veen aangetroffen, met inschakelingen van (dunne) zandlagen.
Afbeelding 2.12: Bodemkaart en locatie van de grondboringen Waterhuishouding De N331 ligt in de Polder Mastenbroek, in het beheer bij waterschap Groot Salland. Het oppervlaktewaterpeil is ’s winters NAP -1,30 meter en zomers NAP – 1,10 meter. Midden door het onderzoeksgebied stroomt het Zwarte Water. Rijkswaterstaat is de beheerder van het Zwarte Water. De waterstand varieert van NAP -1,0 meter tot NAP + 1,0 meter. Over een gemiddeld jaar (gemeten in 1999 en representatief voor de huidige situatie) is de gemiddelde waterstand zomers NAP -0,23 meter en ’s winters NAP -0,07 meter. De grondwatertrappenkaart (bijlage 6) geeft ruimtelijke informatie over de fluctuatie en het niveau van de grondwaterstand in de GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) en GLG (Gemiddeld Laagste Grondwaterstand) weer. In het onderzoeksgebied wordt hoofdzakelijk grondwatertrap II aangetroffen: de GHG bevindt zich ondieper dan 25 en 40 cm beneden maaiveld en de GLG tussen de 50 en 80 centimeter beneden maaiveld.
22
Watergangen De bepalende watergang in Hasselt is het Zwarte Water (zie bijlage 1, kaart 7), die stroomt vanaf Zwolle richting de IJssel en het IJsselmeer. Het vormt de afscheiding tussen de polder en het “vasteland”. De Dedemsvaart is een oud veen-kanaal dat liep tussen Hasselt en Gramsbergen. Grote gedeelten zijn intussen gedempt, het heeft geen betekenis voor scheepvaart meer. Ter hoogte van Hasselt is de Dedemsvaart nog wel zichtbaar. Daarnaast zijn er een aantal hoofdwatergangen welke allen afwateren op het Zwarte Water, al dan niet via de Dedemsvaart. Binnen het plangebied zijn vooral de hoofdwatergangen langs de Zwartewaterweg, N759 en de Sluizerdijk van belang. Waterkeringen In onderstaande figuur zijn de waterkeringen in en om Hasselt weergegeven. Aan weerszijden van het Zwarte Water zijn primaire waterkeringen aanwezig. Het ontwerp van de voorkeursvariant leidt ertoe dat er in of aan de waterkering gewerkt moet worden, dit geldt vooral ten westen van Hasselt (waar reeds infrastructuur op de waterkering aanwezig is). Voor werken in of aan een waterkering geldt dat bij de voorbereiding van het plan een afspraak met het Waterschap dient te worden gemaakt om aandachtspunten en beperkingen te bespreken. Verder gelden de volgende inhoudelijke aandachtspunten: - uitvoering moet gebeuren buiten het 'stormseizoen' van 15 oktober t/m 15 april; - stabiliteit en sterkte van (primaire) waterkeringen moeten aantoonbaar gewaarborgd zijn; - ook vanuit het oogpunt van bereikbaarheid van de keringen kunnen er beperkingen optreden.
Afbeelding 2.13: ligging van primaire waterkeringen Kabels en leidingen De belangrijkste kabels en leidingen in het plangebied zijn (zie bijlage 1, kaart 8): - hoge druk gasleiding noordelijk en zuidelijk langs de N759; - hoge druk gasleiding oostelijk langs de N331 (volledig traject met uitzondering van Zwartewaterbrug); - riool onder druk langs N331 ter hoogte van tankstation en kruispunt N331/N377; - waternet op enkele locaties in het volledige plangebied.
23
2.6
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden Ruimtelijke kwaliteit De Ruimtelijke kwaliteit is in beeld gebracht aan de hand van de Omgevingsvisie Overijssel, het Landschapsontwikkelingsplan Zwolle, Zwartewaterland en Kampen en door een plaatselijke gebiedsinventarisatie. Uitgangspunt van de Omgevingsvisie voor ruimtelijke kwaliteit is een zevental ambities, voor deze opgave zijn er drie van belang: - de brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus. Elk buurtschap, dorp en stad heeft zijn eigen kleur; - voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen; - zichtbaar en beleefbaar mooi landschap. Ruimtelijke kwaliteit behelst veel meer dan slechts een mooi beeld. Het gaat om het leggen van een verbinding tussen het verhaal van het gebied en de opgave. Het gaat daarmee onder meer over de cultuurhistorische betekenis, ecologische, economische en sociaal-culturele waarden die de omgeving vertegenwoordigen en die in de toekomst met nieuwe ontwikkelingen versterkt kunnen worden. Daarbij is het van belang dat de juiste dingen op de juiste plek worden gedaan. Het gaat dus om de beleving van het gebied voor diverse doelgroepen en om de versterking van het landschap, de cultuurhistorische en de natuurwaarden. De volgende drie waarden zijn hierbij van belang: - belevingswaarde; - gebruikswaarde; - toekomstwaarde. De uitdaging is er in gelegen ontwikkelingen aan elkaar te koppelen en slimme combinaties te maken. Dat zal leiden tot de versterking van bestaande gebiedskwaliteiten en tot nieuwe kwaliteiten.
1. De Lange Riete
3.
4.
6. 5.
1. Molenstreng
4.
2.
Afbeelding 2.14 Landschapskenmerken op hoofdlijnen
24
De N331 en N759 liggen ter hoogte van Hasselt in het Nationale Landschap IJsseldelta. Dit gebied kenmerkt zich door krachtige landschappelijke structuren en eenheden, die onderling sterk van elkaar verschillen qua verschijningsvorm. De kernkwaliteiten van Polder Mastenbroek (1) zijn de grote weidsheid en het sterke orthogonale patroon van weteringen en ontginningswegen met daaraan gekoppeld huisterpen. Langs de randen van de polder steken enkele kreken (4) het gebied in, waaronder de kreken De Lange Riete en Molenstreng. De kreken zijn relicten uit de tijd van de Zuiderzee. Het kwam destijds voor dat, na een noordwester storm, het water tot aan Hasselt stond. Daarna trok het water zich terug richting Zuiderzee via geulen. Deze geulen zijn nog steeds als grillige lijnen in het landschap zichtbaar. Polder Mastenbroek heeft grillige randen (2), gevormd door de oeverwallen van onder andere het Zwarte Water. Deze oeverwallen hebben een meer besloten karakter. Langs de oude dijkwegen liggen diverse oude kolken, ontstaan als het gevolg van dijkdoorbraken. Het Zwarte Water met de brug (3) is een belangrijk herkenningspunt. Het zicht op en daarmee de beleving van de brug en het Zwarte Water vanaf de N331 laten echter te wensen over. Langs het Zwarte Water zijn enkele Hanzesteden ontstaan, waaronder Hasselt. Deze Hanzestad Hasselt (5) is door de rijke cultuurhistorie en beleving ervan te beschouwen als aantrekkelijke pleisterplaats. De plek van de scheepswerf van Bodewes (6) is als nautisch erfgoed een markant zichtbaar punt. Het historisch centrum van Hasselt wordt echter vanaf de N331 maar zeer beperkt beleefd. Dat komt mede doordat de zichtlijnen op het historisch centrum van Hasselt niet altijd optimaal zijn als gevolg van bedrijvigheid of opgaande beplanting. Vanaf de N331 wordt de weidsheid van Polder Mastenbroek evenmin goed beleefd en zijn de kreken nauwelijks zichtbaar. Dit komt door opgaande beplanting die het zicht wegneemt. Recreatie Het studiegebied kent de volgende recreatieve trekkers: - Jachthavens de Molenwaard, de Nadorst en Zwartsluizerdijk. Jachthaven de Molenwaard trekt veel jachtbezitters welke vaak ook een recreatiewoning op het terrein bezitten. In totaal staan er 70 recreatiewoningen op het terrein. - De natuurijsbaan aan de Stenendijk. - Het gemeentelijke zwembad, gelegen aan de Zwartewaterweg op het bedrijventerrein, dat volledig bestaat uit buitenbaden. - Kalkovens: net buiten het centrum liggen de kalkovens, welke sinds 1990 niet meer in gebruik zijn en nu zijn opengesteld voor bezoekers. - Molen de Zwaluw: deze korenmolen aan de Stenendijk is de enige overgebleven molen in Hasselt. - Grote of Sint-Stephanuskerk: een grote kerk in het centrum van Hasselt, gebouwd aan het einde van de 14e eeuw. De kerk is open voor bezoekers en er worden nog steeds concerten en diensten gehouden. - Bed & Breakfast: in het centrum van Hasselt bevinden zich twee Bed & Breakfasts hotels. Naast deze recreatieve trekkers heeft het landschap rondom Hasselt ook grote recreatieve waarde. Dit gebied en de trekkers worden ontsloten door ondermeer fiets- en wandelroutes. Deze recreatieve netwerken zijn opgenomen in bijlage 1, kaart 9. Het projectgebied wordt doorkruist door een lange afstand fietsroute (Zwolle - Hasselt - Staphorst/Rouveen) en een lange afstand wandelroute (het Overijssels Havezatenpad, Oldenzaal - Hasselt - Steenwijk). Het fietsknooppuntennetwerk is onderdeel van het landelijke fietsknoopppuntennetwerk waarbij fietsers zelf hun route kunnen bepalen aan de hand van de verschillende knooppunten. De Zwartwaterweg, de parallelweg en Cellemuiden maken onderdeel uit van dit fietsknooppuntennetwerk. Archeologie Het plangebied buiten de bebouwde kom heeft vooral een lage archeologische verwachtingswaarde. In bijlage 1 in kaart 10 zijn de verwachtingswaarden weergegeven. Mede doordat Hasselt een Hanzestad is, heeft het centrumgebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. De locaties met een hoge ecologische verwachtingswaarde in het plangebied zijn: - de rand van de kreek de Molenstreng net ten zuiden van de N759 tussen de N331 en de Zwartewaterweg; - de Zwartewaterweg ter hoogte van de Productieweg; - het gebied direct ten westen van Zwartewaterweg/Dijkwegje; - de tussenberm tussen hoofdrijbaan N331 en parallelweg ter hoogte van de Hoogstraat; - de locatie scheepswerf Bodewes.
25
2.7
Conclusie Op basis van de inventarisatie wordt het volgende geconcludeerd:. - Door de indirecte aansluiting van de N759 op de N331 wordt de parallelstructuur binnen de bebouwde kom van Hasselt zwaar belast, waardoor de veiligheid en leefbaarheid op deze parallelle structuur onder druk staat. - Het aantal geregistreerde verkeersongevallen is sterk afgenomen, concentraties van ernstige ongevallen zijn daarmee in de huidige situatie niet meer aanwezig. - Bepalende waarden in het gebied zijn de rijke cultuurhistorie van Hasselt en de daarbij behorende archeologische verwachtingswaarden, het Zwarte Water en het Nationaal Landschap IJsseldelta ten westen van Hasselt. - Ter hoogte van het centrum van Hasselt bevindt zich een busstation met een belangrijke regionale overstapfunctie. Vanwege deze de vele overstappers dient de huidige vormgeving van het busstation (eilandperron) behouden te blijven. - Tijdens het veldbezoek is één beschermde plantensoort en een buizerd aangetroffen (een boom langs de oprit van de N759 naar de N331 richting Zwolle heeft een jaarrond beschermd nest van een buizerd). Voor de soort bittervoorn is nader onderzoek noodzakelijk om vast te stellen of deze soort aanwezig is. - Het project biedt goede mogelijkheden om de historische kern van Hasselt en de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het Nationaal Landschap IJsseldelta beter zichtbaar te maken.
26
3
Kaders
3.1
Inleiding Voorafgaand aan de voorliggende planstudie is in 2007 een Quickscan uitgevoerd naar de problematiek en mogelijke oplossingen op de N331, N759 en Vaartweg bij Hasselt. De Quickscan is kaderstellend voor deze planstudie: op basis van de Quickscan hebben de provincie Overijssel en de gemeente Zwartewaterland de voorkeur uitgesproken voor de zogenaamde voorkeursvariant 2 uit de Quickscan. Het voorliggende hoofdstuk beschrijft op hoofdlijnen de resultaten van de Quickscan en de daaruit volgende kaders voor de planstudie. Naast de Quickscan worden de kaders voor de planstudie gevormd door de Prestatieafspraken Mobiliteit tussen de gemeente Zwartewaterland en de provincie Overijssel, de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel en enkele ruimtelijke gebiedskenmerken. Tot slot worden de kaders gevormd door vragen vanuit de omgeving waarvoor nadere uitwerking van de voorkeursvariant noodzakelijk is.
3.2
Quickscan Op basis van de Quickscan blijken er in grote lijnen drie typen knelpunten: - Verkeersveiligheid, zowel objectief als subjectief. o Objectief: verkeersongevallenconcentraties (VOC punten). o Subjectief: fietsers op de parallelstructuur ervaren gevoelens van verkeersonveiligheid, vooral door de menging met gemotoriseerd (vracht)verkeer. - Bereikbaarheid. o Kleine hiaten in de verkeersstroom op de N331, waardoor het verkeer uit de zijrichtingen (veel) moeite heeft om de N331 op te rijden, met congestie tot gevolg. o Ongewenst doorgaand verkeer op parallelweg/Zwartewaterweg. - Leefbaarheid. o Hoge verkeersdruk op gemeentelijke wegen, vooral als gevolg van de bestaande (onlogische) aansluiting van de N331 op de N759 via het lokale wegennet. Op basis van de geconstateerde problematiek is er voor gekozen om de knelpunten op de N331, N759 en N377 bij Hasselt op twee manieren aan te pakken: - Enerzijds verminderen of oplossen van de problematiek door locatiegerichte maatregelen, zoals het opheffen of aanpassen van de kruispunten waarop veel ongevallen zijn geregistreerd. - Anderzijds verminderen of oplossen van de problematiek door ontvlechting van de bestaande verkeersstructuur en het realiseren van directe uitwisseling tussen de provinciale wegen. Op basis van bovenstaande knelpuntanalyse en doelen zijn in de Quickscan eerst drie varianten ontwikkeld (zie bijlage 7) en vervolgens de volgende twee voorkeursvarianten, die zich als volgt onderscheiden: 1. Een oplossing die zich richt op het oplossen van de VOC punten door middel van locatiegerichte maatregelen. Maatregelen zijn bijvoorbeeld: aanpassing van de vormgeving van bestaande kruispunten en het realiseren van verkeerswerende maatregelen op het lokale wegennet, ter verbetering van de verkeersveiligheid en leefbaarheid op en langs het lokale wegennet. De bestaande verkeersstructuur blijft verder gehandhaafd.
27
2.
Een oplossing die zich richt op het oplossen van de VOC punten én de realisatie van een logische verkeersstructuur. De logische structuur wordt gerealiseerd door middel van een kruispunt met directe uitwisseling tussen de N331 en de N759. Dit kruispunt dient te worden vormgegeven als meerstrooksrotonde, met het doel het aanbod van het verkeer op hoogwaardige wijze af te wikkelen.
Directe aansluiting N331/N759 door middel van rotonde
Afsluiten Hoogstraat
Afsluiten Hanzeweg
Rotonde kruispunt N331/Vaartweg
Afbeelding 3.1: Voorkeursvariant 2 Bij beide oplossingen wordt de aansluiting van de Hoogstraat op de N331 afgesloten en wordt het kruispunt tussen de N331 en de Vaartweg gereconstrueerd tot rotonde. In afbeelding 3.1 is voorkeursvariant 2 weergegeven. Variant 1 is goedkoper dan variant 2, maar voorkomt niet dat dat regionaal verkeer gebruik maakt van de lokale verkeersstructuur. De provincie Overijssel en de gemeente Zwartewaterland hebben daarom gekozen voor voorkeursvariant 2. In afbeelding 3.2 is (rechts) de bijbehorende verkeersstructuur weergegeven.
Afbeelding 3.2: Verkeersstromen in huidige situatie en toekomstige situatie
28
3.3
Prestatieafspraken Mobiliteit De gemeente Zwartewaterland en de provincie Overijssel zijn op 25 mei 2010 de Prestatieafspraken Mobiliteit overeengekomen waarin een samenhangend pakket van uit te voeren maatregelen is opgenomen. Dit ter stimulering van openbaar vervoer, fietsgebruik, goederenvervoer over water, verkeersveiligheid en doorstroming van het autoverkeer. Onderdelen van dit pakket zijn: - Planstudie N331 VOC’s Hasselt. Beide partijen hebben een sterke voorkeur voor voorkeursvariant 2 uit de quick-scan (2007). In deze variant wordt een scheiding aangebracht tussen de hoofdverkeersstructuur (provinciale wegen) en de lokale verkeersstructuur. De wegen N331 (Zwolle-Hasselt) en N759 (Hasselt-Genemuiden) worden onder meer daarbij rechtstreeks op elkaar aangesloten door een volledig kruispunt (op hoogte) waardoor alle uitwisselbewegingen tussen de provinciale wegen op dit kruispunt plaatsvinden. De in de overeenkomst opgenomen budget voor dit project is € 7 miljoen euro. - Hiernaast enkele onderzoeken en op te starten projecten die in dit kader relevant zijn: o Fietsverbinding Industrieweg Hasselt in relatie tot het waterfront: een betere aansluiting van het fietspad op de parallelweg. De provincie neemt deze mee in de planstudie VOC’s Hasselt. o Aanleg van een rotonde bij de zandwinning langs de N331 en een verbindingsweg naar het bedrijventerrein. Aansluiting zandwinning/bedrijventerrein in de vorm van een rotonde op de provinciale weg. Dit voornemen maakt geen onderdeel uit van de planstudie VOC’s Hasselt. o Overdracht van de Zwartewaterweg in Hasselt. Een deel van de Zwartewaterweg (van N759 naar Hanzeweg) krijgt een andere functie. Het resultaat is dat de gemeente de weg overneemt in eigendom, beheer en onderhoud. Ook dit voornemen maakt geen onderdeel uit van de planstudie VOC’s Hasselt.
3.4
Ruimtelijke ontwikkelingen In en rondom de kern Hasselt staan tot 2030 de volgende (grotere) ruimtelijke ontwikkelingen op het programma (zie bijlage 1, kaart 11 voor de locaties): - Woonwijk Hasselt om de Weede: in het noordoosten van Hasselt gelegen plangebied voor een nieuwe woonwijk waar 1000 tot 1200 woningen worden gerealiseerd. De woonwijk wordt ontsloten door een nieuwe aansluiting op de Vaartweg (N377). - Appartementen Diamantenbolwerk: circa 60 appartementen worden ontwikkeld in het appartementencomplex Diamantenbolwerk aan de zuidzijde van het centrum van Hasselt. - Bedrijvenpark 2: het bestaande bedrijventerrein Zwartewater wordt in zuidelijke richting uitgebreid. - Zandwinlocatie: ten zuiden van de uitbreiding van het bedrijventerrein wordt op korte termijn een zandwinlocatie gerealiseerd. Deze locatie zal ongeveer 300 vrachtwagenbewegingen per dag generen (150 beladen/ 150 leeg). - Rotonde N331/Zandwinning: om het nieuwe gedeelte van het bedrijventerrein en de zandwinlocatie te ontsluiten wordt een nieuwe rotonde gerealiseerd op de N331. - Faunapassage: in het kader van het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) wordt onder de N759 een faunapassage gerealiseerd. De voorgenomen activiteit met betrekking tot de VOC’s Hasselt staat bovenstaande ontwikkelingen niet in de weg. Waar mogelijk wordt aangesloten op bovenstaande ruimtelijke ontwikkelingen. Wel dient rekening gehouden te worden met gewijzigde verkeersstromen en –intensiteiten als gevolg van deze ontwikkelingen.
29
3.5
Toekomstige verkeersintensiteiten In de volgende afbeelding zijn de intensiteiten van het autoverkeer in 2024 weergegeven in de autonome situatie en bij uitvoering van de voorkeursvariant uit de Quickscan. De prognoses van de toekomstige situatie zijn voortgekomen uit het in 2011 uitgevoerde verkeersstromenonderzoek en jaarlijkse groeicijfers op basis van het NRM (Nieuw Regionaal Verkeersmodel) waarin ruimtelijke ontwikkelingen en autonome groei van het verkeer zijn meegenomen. Deze intensiteiten vormen de basis voor de geluid- en luchtkwaliteitsonderzoeken. In bijlage 2 staan de intensiteiten in de spitsuren voor de jaren 2020 en 2030. Deze laatste cijfers zijn gebruikt voor de capaciteitsberekeningen van de rotondes.
Afbeelding 3.3: Etmaalintensiteiten autoverkeer 2024 autonome situatie (links) en bij uitvoering voorkeursvariant Quickscan (rechts)
3.6
Visie ruimtelijke kwaliteit De voorkeursvariant uit de Quickscan richt zich vooral op de oplossing van de verkeersveiligheid-, bereikbaarheid- en leefbaarheidproblematiek op en langs de provinciale wegen en het lokale wegennet in en om Hasselt. Dit vormt de opgave van het project. Vanuit de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel is ruimtelijke kwaliteit een ‘rode draad’ bij ingrepen in de fysieke ruimte. Daarom dient er bij de uitwerking van de voorkeursvariant in de planstudie nadrukkelijk aandacht te zijn voor behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit gaat om het leggen van een verbinding tussen de opgave en het verhaal van het gebied. Bij het verhaal van het gebied zijn de volgende waarden van belang: - belevingswaarde; - gebruikswaarde; - toekomstwaarde. In de onderstaande visie is het accent gelegd op de belevingswaarde. Dit omdat de gebruikswaarde en de toekomstwaarde al in de opgave aan bod komen (zoals verkeersveiligheid en bereikbaarheid). Zie voor de inventarisatie van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten het voorgaande hoofdstuk.
30
Visie ruimtelijke kwaliteit Om de ruimtelijke kwaliteit te versterken is de volgende visie opgesteld voor de verschillende onderdelen: 1. Versterken van de weidsheid, zichtlijnen, orthogonaal patroon, huisterpen, weteringen en kreken in de polder (LOP Zwolle Zwartewaterland Kampen, Nationaal Landschap IJsseldelta); 2. herstel van de kreken en de zichtbaarheid ervan verbeteren (LOP Zwolle Zwartewaterland Kampen, Nationaal Landschap IJsseldelta); 3. ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de Hanzestad Hasselt behouden en versterken (Omgevingsvisie); 4. behoud van het nautisch erfgoed (LOP Zwolle Zwartewaterland Kampen); 5. zichtlijnen als beleving van landschap en herkenningspunten behouden of versterken. Per locatie (oost- en westzijde van het Zwarte Water) wordt hieronder een uitwerking op deze visie gegeven, waarmee in het op te stellen voorlopig ontwerp waar mogelijk rekening wordt gehouden door onderdelen voor zover mogelijk nu mee te nemen in het Voorlopige Ontwerp en daar waar het (door beperkte financiële middelen of beperkte fysieke ruimte) nu niet kan worden meegenomen, het Voorlopige Ontwerp zo te maken dat deze visie later kan worden ontwikkeld en gerealiseerd.
Afbeelding 3.4: Huidige situatie en visie westzijde Zwarte Water Locatie 1: Westzijde Zwarte Water A: Versterken groene buffer tussen polder en bedrijventerrein: - Zuidelijk van de kreek de groene structuur tussen Polder Mastenbroek en het bedrijventerrein versterken. - Door de groenstructuur te verdichten aan de oostzijde van de weg vormt dit een groter contrast met de weidsheid van de polder, waardoor deze weidsheid meer zal worden beleefd.
31
B: Versterken (beleving) kreek: - De aanwezige kreken zichtbaar maken en herstellen. Voor kreek Molenstreng zijn de volgende ingrepen nodig om de kreek weer beleefbaar te maken: - Opschonen / verwijderen opgaande beplanting rondom de kreek. - Verwijderen opgaande beplanting langs de N331 waardoor de kreek aan weerszijden van de weg weer wordt beleefd. - Het eventueel verlengen van de kreek Molenstreng door doortrekking van de kreek in noordelijke richting, richting de Zwartewaterbrug. - Het leggen van een visuele relatie van de kreek aan weerszijden van de N331 en N759. Door de kruisende infrastructuur zo smal mogelijk te houden / te versmallen ter plekke van de kreek wordt de zichtbaarheid en beleving van de kreek geoptimaliseerd. Voor De Lange Riete (de kreek die door de N759 wordt gekruist) zijn de volgende ingrepen nodig om de kreek weer beleefbaar te maken: -
Bosje langs de westzijde van de N759 verwijderen en meer openheid / natte natuur ontwikkelen aan weerszijden van de kreek.
-
N759 zo smal mogelijk houden en eventueel verplaatsen in westelijke richting, zodat de zichtbaarheid en beleving van de kruisende kreek wordt geoptimaliseerd.
C: Behoud en versterken zichtlijn - Versterken / herstellen van het orthogonaal patroon in de polder: wegen (Wolfshagenweg), weteringen, en sloten. - De rotonde N759/N331 zodanig positioneren en vormgeven dat er zichtlijnen ontstaan op de kerktoren van Hasselt. - Komend vanuit het zuiden, zichtlijnen vanaf de N331 op de brug en Hasselt creëren door opschonen / verwijderen opgaande beplanting in het gebied tussen N331 en het Zwartewater. - Zichtlijnen vanaf de N331 en N759 naar de weidsheid van de polder, te realiseren door verwijderen begeleidende beplanting. D: Rotonde N331/N759 - De rotonde N331/N759 sober inrichten en open houden in verband met de openheid van de polder en de zichtbaarheid van de polder vanaf de rotonde. Locatie 2. Oostzijde Zwarte Water Zie afbeelding 3.5 voor de verbeelding van de visie. E: Karakter Hasselt versterken: parallelweg ruimtelijk opwaarderen Parallelweg als onderdeel van historisch centrum Hasselt: - Ruimtelijk/stedenbouwkundig opwaarderen qua vormgeving, maatvoering en materialisering, aansluiting qua beeld en materiaal bij het historisch centrum (rood/bruin gebakken materiaal, etc.). - Mobiliteitspunt: busstation, tankstation en fietsenstalling op één punt, waardoor ter hoogte van de Hoogstraat een beter en rustiger zicht op de kern ontstaat en daarmee de beleving ervan vergroot. - Aantrekkelijke route voor fietsers en voetgangers van busstation richting historisch centrum. - Groene berm met boomgroepen tussen provinciale weg en parallelweg. In afbeelding 3.5 zijn de donkergroene bomen bestaande bomen. De lichtgroene bomen worden toegevoegd, zodat een aantrekkelijk groen beeld ontstaat. F: Entree Hasselt - Behoud, versterking en beleving historie, waaronder verdedigingswerk met grote bomen, bebouwing, etc. - Behoud nautisch erfgoed; herkenningspunt voor Hasselt. - Entree historische binnenstad vormgeven: parallelstructuur een Hoogstraata als entreefunctie voor Hasselt (voor het bestemmingsverkeer). Materialisering parallelstructuur gelijk aan de binnenstad. Dit geeft herkenning, eenheid en rust in het beeld.
32
Afbeelding 3.5: Huidige situatie en visie oostzijde Zwarte Water
33
G: Rotonde N331/Vaartweg - Bij de inrichting van het middeneiland van de rotonde N331/Vaartweg de historie en identiteit van Hasselt als inspiratie te laten dienen. Hierdoor wordt de herkenbaarheid en identiteit van de plek en van Hasselt versterkt. H: Karakter en water zichtbaar maken Water als belangrijk onderdeel van de identiteit en beleving van Hasselt vanaf de N331, komend vanuit het noorden. Vergroot tevens de beleving voor de inwoners en toeristen. - Beleving verdedigingswerk en gracht vergroten door ter plaatse van het Erfgenamenwegje en het huidige busstation de gracht en de jachthaven door te trekken tot de N331.
3.7
Uitgangspunten bij uitwerking van het ontwerp Het voorlopig ontwerp moet invulling geven aan de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden: -
-
-
34
Maatregelen moeten invulling geven aan de doelstelling van het project: verbetering van verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. De Omgevingsvisie en de Prestatieafspraken zijn van toepassing op dit project. Basisprincipes Duurzaam Veilig staan voorop: provinciale hoofdwegen zo veel als mogelijk inrichten als gebiedsontsluitingsweg, gericht op doorstroming van verkeer met een minimaal aantal aansluitingen, voor (brom-)fietsers als kwetsbare verkeersdeelnemers veilig oversteken en scheiden van snelverkeer waar nodig. Bestaande landschappelijke en ruimtelijke structuren en kwaliteiten en het karakter en de beleving van het historisch centrum van Hasselt dienen behouden te blijven en waar mogelijk versterkt te worden: versterken beleving kreek, groene buffer, weidsheid Polder Mastenbroek, zichtlijnen op het landschap en het historisch centrum. Waterkering (dijk) moet gehandhaafd blijven en mag niet aangepast worden. Maatregelen passen binnen huidige busvervoerconcessie van Overijssel. Het planjaar is 2030 om een toekomstvaste oplossing te bepalen.
4
Beschrijving voorlopig ontwerp
4.1
Inleiding In dit hoofdstuk is het ontwerp uit de Quickscan binnen de grenzen van het project (de knelpunten op het provinciale wegennet bij Hasselt) uitgewerkt tot een voorlopig ontwerp. Daarbij is getracht binnen de in de Prestatieafspraken overeengekomen kosten van 7 miljoen euro te blijven. Binnen deze opgave zijn de voorgestelde maatregelen op grond van de visie ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit uit paragraaf 3.6 bij de uitwerking van de opgave meegenomen. Verschillende van deze maatregelen vallen echter buiten de scope van de opgave en passen niet binnen het taakstellende budget en zullen daarom niet in het kader van de opgave uitgevoerd worden. Bij de uitwerking van het voorlopig ontwerp zijn geen van deze maatregelen onmogelijk gemaakt, waardoor de flexibiliteit en de toekomstwaarde van het plan geborgd is. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk is een opsomming opgenomen van de ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen uit de visie die integraal onderdeel vormen van het voorlopig ontwerp, en van maatregelen die eventueel later kunnen worden uitgevoerd. In paragraaf 3.2 (beschrijving Quickscan) is de voorkeursvariant en de bijbehorende verkeersstructuur op hoofdlijnen beschreven. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het uitgewerkte voorlopig ontwerp. In de volgende paragraven is per ontwerponderdeel nader ingegaan op de uitwerking van het voorlopig ontwerp. De onderdelen betreffen vooral kruispunten op het provinciale wegennet en het onderliggende wegennet, enkele overige aansluitingen en oversteeklocaties. De wegvakken tussen deze onderdelen vallen in principe buiten de scope van het project. Indien een optimaal ontwerp van de onderdelen tot gevolg heeft dat (delen) van wegvakken moeten worden aangepast, is dat wel in het ontwerp meegenomen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de realisatie van extra opstelstroken voor een kruispunt.
4.2
Vormgeving kruispunten hoofdwegennet Om de vormgeving van de kruispunten op het hoofdwegennet te bepalen zijn diverse kruispuntberekeningen uitgevoerd, waarvan de uitkomsten zijn opgenomen in bijlage 8. In deze berekeningen is de verkeersafwikkeling getoetst voor het planjaar 2030. Voor het bepalen van de meest geschikte rotondevorm is in eerste instantie gebruik gemaakt van de Meerstrooksrotondeverkenner3, een rekenprogramma waarmee de capaciteit van velerlei standaardvormen van (turbo)rotondes zijn door te rekenen. De uiteindelijke rotondevormen zijn dermate op de locatie toegespitst, en daardoor afwijkend, dat deze niet in dit rekenprogramma voorkomen. Door per afzonderlijke tak van de rotonde de berekening uit te voeren is het ontwerp wel goed te vergelijken met de standaard rotondevormen uit de Meerstrooksrotondeverkenner. Ook is met VISSIM (Verkeer In de Stad SIMmulaties) microsimulaties de vormgeving verder verfijnd. VISSIM simuleert individuele voertuigen in een verkeersnetwerk waardoor complexe situaties zijn te analyseren. Hiertoe laat het programma als het ware in het wegontwerp de voertuigen rijden. In deze simulaties is het netwerk van de N331, N759, Vaartweg (N377) en de parallelweg met de daarop aansluitende wegen gebruikt. Ook de opening van de brug is hierin gesimuleerd. Kenmerkend voor beide rotondes is de situatie voor, tijdens en na de brugopening.
3
Bron: Provincie Zuid Holland 35
Doordat het verkeer zich tijdens de brugopening ophoopt voor de brug zijn maatregelen nodig om blokkade van de rotonde N759 / N331 te voorkomen. In totaal zijn voor vier verschillende ontwerpen simulaties uitgevoerd om tot de meest optimale vormgeving te komen. Vormgeving rotonde N331 / Vaartweg In verband met de nabijheid van het kruispunt N331/Vaartweg tot het kruispunt Vaartweg/parallelweg is een weefvak tussen de rotonde en de parallelweg niet mogelijk. Bij een eventuele verschuiving van de rotonde in noordelijke richting ontstaat wel voldoende ruimte. In dat geval ontstaat een aanzienlijk uitbuiging van het tracé van de N331, wat vanuit de ruimtelijke kwaliteit onwenselijk is. Daarnaast is een dergelijke verschuiving van de rotonde niet mogelijk in verband met de aanwezige waterkering. Een rotonde met één afgaande rijstrook richting de Vaartweg is daardoor een randvoorwaarde. Ook is het hier door deze korte afstand niet mogelijk om twee volwaardige opstelvakken op de Vaartweg voor de rotonde te maken. De oversteek over de Vaartweg wordt daarmee namelijk voor onder andere fietsers op de parallelweg onoverzichtelijker en daarmee onveiliger. Gelet op deze (ruimtelijke) randvoorwaarden wordt de rotonde uitgevoerd als een partiële turborotonde. Deze rotonde is niet geschikt als een oversteek voor fietsers: fietsers tussen de Vaartweg en de parallelweg aan de overzijde van de N331 kunnen straks oversteken bij de Sluizerdijk en de Zwarsluizerweg (zie paragraaf 4.3),
Carpoolplaats
N331-Oost N
N331-West
N377
Afbeelding 4.1: Vormgeving rotonde N331/Vaartweg Verkeersafwikkeling rotonde N331/Vaartweg De Rotondeverkenner laat zien dat in 2030 de verzadigingsgraden (verhouding tussen intensiteit van het verkeer en de capaciteit van de weg) met hoogste waarden van c.a. 0,70 ruim onder de 0,80 blijven. Daarmee is onder normale onstandigheden (bij een gesloten brug) een goede verkeersafwikkeling gegarandeerd. Indien de verzadigingsgraad boven 0,80 komt, staat de kwaliteit van de verkeersafwikkeling onder druk. In tabel 4.1 zijn de waarden per tak weergegeven voor de ochtend- en avondspits, in bijlage 9 zijn uitgebreidere gegevens opgenomen.
36
Tabel 4.1: Verzadigingsgraden rotonde N331 / Vaartweg in 2030 Rotonde N331 - N377
Ochtendspits
Avondspits
Tak
Verzadigingsgraad
Oost
0,70
Zuid
0,65
West
0,49
Noord
0,27
Oost
0,26
Zuid
0,71
West
0,71
Noord
0,04
Verkeer dat vanaf de Vaartweg linksaf wil slaan naar de parallelweg Buiten de Venepoort houdt het achterop komend verkeer tegen. Een linksafvak kan de doorstroming hier verbeteren, maar omdat hierdoor de overzichtelijkheid van het kruispunt voor met name overstekende fietsers slechter wordt zal dit nadelig zijn voor de verkeersveiligheid. Als alternatieve oplossing is nu gekozen voor een brede middengeleider zodat afslaand verkeer zich tussen de rechtdoorgaande verkeersstromen op de Vaartweg kan opstellen en ook de overstekende fietsers hier de ruimte krijgen om zich hier veilig in de middenberm op te stellen. Daarbij wordt vanwege het primaire projectdoel van het oplossen van de ongevallenconcentraties dus prioriteit gegeven aan de verkeersveiligheid boven een optimale doorstroming. Mochten deze maatregelen in de toekomst niet voldoende zijn (door de lange periode dat vooruitgekeken wordt zijn er de bijbehorende onzekerheden in de te verwachten groei van het verkeer) dan kan de doorstroming hier eventueel worden verbeterd door de parallelweg Zwartsluizerweg (naar de Stadsweg) hier af te sluiten voor autoverkeer, en verderop aan de N331 een nieuwe toegang naar deze parallelweg te realiseren. Daarnaast blijft de mogelijkheid open om in de toekomst alsnog een tweede opstelvak op de Vaartweg voor rechtsafslaand verkeer richting de N 311 aan te leggen. Om de verkeersveiligheidsproblemen bij het oversteken van de Vaartweg te verhelpen kan dan een fietstunnel in de tussenberm aangelegd worden, daarvoor is voldoende ruimte beschikbaar. Deze maatregel is nu echter niet in het ontwerp opgenomen vanwege het beperkt beschikbare budget. Vormgeving rotonde N331 / N759 Deze rotonde krijgt een vormgeving als partiële turborotonde met twee rijstroken op de rotonde. Hiermee wordt een relatief compacte en overzichtelijke rotondevorm gecreerd. Met deze vormgeving wordt tevens een eenheid gecreerd in de vormgeving van alle rotondes op de N331. De vormgeving van de rotonde sluit hiermee immer aan bij de vormgeving van de rotondes bij de Vaarweg en de zandwinning. Om de doorstroming te optimaliseren zijn wel enkele aanvullende maatregelen opgenomen (zie volgende pagina).
N331-Noord
N759 N
Zwartewaterweg
N331-Zuid Afbeelding 4.2: Vormgeving rotonde N331/ N759 37
De N331 ten westen van Hasselt is gelegen op een dijklichaam. De nieuwe rotonde zal op het dijklichaam worden geïntegreerd (zie afbeelding 4.3).
Afbeelding 4.3: Hoogteligging rotonde N331/ N759 Verkeersafwikkeling rotonde N331/N759 In 2030 hebben de verzadigingswaarden van de rotonde een hoogste waarde van 0,78 in de ochtendspits (verkeer vanaf Genemuiden) en van 0,77 in de avondspits (verkeer vanaf de Zwartewaterweg). Dit blijft onder de gestelde grens van 0,80. Daarmee is onder normale onstandigheden (bij een gesloten brug) een goede verkeersafwikkeling gegarandeerd. In tabel 4.2 zijn de waarden per tak weergegeven voor de ochtend- en avondspits, in bijlage 9 staan aanvullende gegevens. Tabel 4.2: Verzadigingsgraden rotonde N331 / N759 in 2030 Rotonde N331 – N759
Ochtendspits
Avondspits
Tak
Verzadigingsgraad
Oost
0,34
Zuid
0,35
West
0,78
Noord
0,58
Oost
0,77
Zuid
0,70
West
0,55
Noord
0,33
Gevolgen opening Zwartewaterbrug voor vormgeving rotonde N331/N759 De rotonde N331 / N759 ligt relatief dicht bij de brug. Om te voorkomen dat de wachtrij voor de brug de rotonde gaat blokkeren worden doseerlichten toegepast op de rotonde voor de richtingen naar de brug. Als de staart van de wachtrij voor de brug de rotonde bereikt gaan de lichten voor de opstelstroken voor de rotonde richting de brug op rood, zodat dit verkeer voor de rotonde wacht en andere richtingen door kunnen rijden. Voor verkeer op de N759 richting bedrijventerrein Zwartewater is dan een alternatief beschikbaar door rechtsaf te slaan en via de nieuwe rotonde zandwinning te rijden. Verkeer vanuit Zwolle wordt voor de rotonde zandwinning middels een DRIP (Dynamisch Route Informatie Paneel) attent gemaakt op de opening van de brug zodat het kan kiezen voor een alternatieve route via de nieuw aan te leggen weg naar de zandwinning. Door langere opstelvakken op de N331 uit de richting Zwolle en op de N759 vanuit Genemuiden te maken kan het voor de doseerlichten wachtende verkeer gepasseerd worden. Een extra bufferruimte tussen de rotonde en de brug door het aanleggen van een extra rijstrook levert weinig winst op. Bij brugopeningen is verkeer niet geneigd van deze strook gebruik te maken omdat als na sluiting van de brug het verkeer weer gaat rijden dit verkeer voorrang moet verlenen aan het verkeer op de andere rijstrook (op de brug is maar ruimte voor één rijstrook) en dus pas als laatste aan de beurt is.
38
Gevolgen opening Zwartewaterbrug voor doorstroming autoverkeer Na de sluiting van de brug duurt het in de spitsuren enige tijd duurt voordat het opgehoopte verkeer de rotondes heeft gepasseerd. Het verkeer op de hoofdwegen stroomt het eerst weer door, het verkeer op het onderliggend wegennet (parallelweg Buiten de Venepoort en parallelweg Zwartewaterweg) moet het langst wachten. Op de rotonde N331 / Vaartweg is dit qua volgorde vergelijkbaar met wanneer de huidige situatie gehandhaafd zou blijven: ook dan is het verkeer op de parallelweg als laatste aan de beurt. Uit de simulaties blijkt dat als de huidige situatie gehandhaafd zou blijven het in de toekomst erg lang duurt voordat het verkeer weer gaat rijden: het verkeer komt lange tijd vast te staan door blokkades van de aansluitingen Hoogstraat en Vaartweg. De rotonde bij de Vaartweg geeft dus in zijn totaliteit een vermindering van de wachttijden van de automobilisten en daarmee een verbetering van de doorstroming. Op de rotonde N331 / N759 is de situatie wel anders. Als de huidige situatie gehandhaafd zou blijven is er meer bufferruimte aanwezig op de N331 tussen de brug en de huidige aansluiting Hanzeweg. Hierdoor komen verkeersstromen minder snel in conflict met elkaar. Om dit in de situatie met rotonde deels te compenseren wordt het verkeer vanuit de richting Zwolle naar het bedrijventerrein omgeleid via de rotonde Zandwinning middels een voorwaarschuwing ten zuiden van deze nieuw te realiseren rotonde. In de situatie met rotonde stroomt na een brugopening het doorgaande verkeer op de N331 en N759 vrij vlot weer door, terwijl het onderliggend wegennet langer moet wachten. Dit heeft als positief voordeel dat dit deze routes onaantrekkelijker gemaakt voor doorgaand verkeer.
4.3
Vormgeving kruispunten onderliggend wegennet Parallelweg Zwartsluizerweg De aansluiting van de zijweg Zwartsluizerweg op de N331 mag voor autoverkeer nu alleen gebruikt worden van en naar de richting Zwartsluis (rechtsaf er af en linksaf er op) en als rechte oversteek van oost naar west. Fietsers mogen in beide richtingen oversteken. In de nieuwe situatie is afslaan van- en naar de hoofdrijbaan niet meer toegestaan om het aantal potentiële conflictpunten zo veel mogelijke te beperken en daarmee de verkeersveiligheid te verbeteren. Door de aanleg van de rotonde N331/N377 ontstaat een goed alternatief om veilig de N331 op te rijden. Er blijft wel de mogelijkheid bestaan om over te steken. Sluizerdijk De Sluizerdijk sluit in de huidige situatie aan op de parallelweg langs de N331. De hoofdrijbaan van de N331 wordt in één keer overgestoken. Een veiliger verbinding met de Sluizerdijk wordt gecreëerd door de Sluizerdijk middels een parallelweg aan te sluiten op nieuwe rotonde N331/Vaartweg. Omdat de turborotonde vanwege de vele opstelvakken voor fietsers niet op een veilige wijze is over te steken blijft de huidige oversteek Sluizerdijk van de hoofdrijbaan voor fietsers gehandhaafd. Om de oversteekbaarheid en de verkeersveiligheid voor de fietsers te verbeteren wordt een middengeleider in de hoofdrijbaan aangebracht zodat fietsers in twee stappen kunnen oversteken.
Zwartsluizerweg
N331 Afbeelding 4.4: Aansluiting Zwartsluizerweg Sluizerdijk
N331 Afbeelding 4.5: Oversteek Sluizerdijk
39
Hoogstraat De aansluiting van de Hoogstraat op de N331 en de parallelweg is een van de eerder vastgestelde verkeersonveilige kruispunten. In het voorlopig ontwerp vervalt de aansluiting van de Hoogstraat op de N331 voor het autoverkeer. Het streven vanuit Duurzaam Veilig is immers om zo weinig mogelijk aansluitingen op een doorgaande weg te hebben, zodat het aantal conflictpunten geminimaliseerd wordt. Ook is hiermee een goede scheiding mogelijk van doorgaand verkeer op de hoofdrijbaan en bestemmingsverkeer naar het centrum van Hasselt via de parallelweg. Wel blijft hier een aansluiting nodig voor het busverkeer aangezien dit de enige locatie is waar de tussenberm voldoende breedte heeft om bussen een lus te kunnen laten rijden om het busstation (zie verder paragraaf 4.7).
Afbeelding 4.6: Aansluiting Hoogstraat
Wanneer de situatie zich voordoet dat na het neergaan van de brug de opgestroopte verkeersstromen weer gaan rijden en busverkeer hierdoor langer moet wachten om de N331 te kunnen oprijden, is het mogelijk een verkeersregelinstallatie te plaatsen. Hierdoor kan de hoofdstroom even worden onderbroken, zodat de bus de N331 vlot en veilig kan oprijden. Op basis van de huidige intensiteit wordt een dergelijke maatregelen niet direct noodzakelijk geacht en is daarom niet opgenomen in het voorlopig ontwerp. Wanneer de verkeersdruk in de toekomst toeneemt komen verkeerslichten nadrukkelijk in beeld. Een alternatieve route voor de bus via de parallelweg naar de rotonde N759 is voor de bus in het spitsuur geen goed alternatief: de verkeerstroom vanaf de parallelweg komt hier immers als laatste aan de beurt (zie paragraaf 4.2). N331/Hanzeweg Dit kruispunt wordt opgeheven als kruispunt in het hoofdwegennet. Wel blijft hier een oversteek bestaan om de Werkerlaan aan de westzijde van de N331 (met o.a. houtzagerij Jutjesriet) bereikbaar te houden. Met de aanleg van een middengeleider wordt een rustpunt in de oversteek gecreëerd, vooral voor fietsers en voor voetgangers naar de hier gelegen bushalte. Een alternatieve oplossing om de Werkerlaan bereikbaar te maken vanaf de Cellemuiden/Wolfshagenweg middels een parallelweg is onwenselijk omdat hierdoor de ruimtelijke kwaliteit zou afnemen als gevolg van extra verharding, verminderde zichtbaarheid van de kreek en verminderde beleving van de weidsheid van de polder. De kosten van een dergelijke oplossing zijn daarnaast erg hoog vanwege de hier aanwezige slechte ondergrond. Afbeelding 4.7: Oversteek Hanzeweg
4.4
Ontsluiting scheepswerf Bodewes en jachthaven De scheepswerf Bodewes en de daarnaast gelegen jachthaven de Molenwaard hebben geen directe aansluiting op de N331. De scheepswerf en deze jachthaven worden via de Hoogstraat en Van Nahuysweg aangesloten op de N331. Al het bestemmingsverkeer voor deze functies beweegt zich door de historische kern van Hasselt, waarmee vooral het vrachtverkeer en de auto’s met boottrailers moeite hebben als gevolg van de geparkeerde auto’s in de kern. De grote voertuigen zorgen tevens voor overlast in de kern van Hasselt. In deze paragraaf wordt bezien of mogelijk is deze verkeersoverlast te verminderen door een directe aansluiting van het gebied ten noorden van de N331 op de N331 te realiseren. Randvoorwaarden voor het onderzoek naar een directe ontsluiting zijn: - Een eventuele aansluiting op de N331 mag geen negatief effect hebben op de doorstroming. - In het kader van Duurzaam Veilig en de verbetering van de verkeersveiligheid op de N331 is gesteld dat het aantal uitwisselingspunten op de N331 zo laag mogelijk moet zijn, dus een volledige aansluiting is niet mogelijk. Alleen een halve aansluiting (rechts in, rechts uit) is bij minimaal gebruik eventueel acceptabel. - De aansluiting van de Hoogstraat op de N331 vervalt, conform de uitgangspunten uit de Quickscan.
40
Op het terrein van de jachthaven staan 70 recreatiewoningen, waarvan het grootste gedeelte in bezit is van jachteigenaren die hun jacht voor langere tijd in de jachthaven hebben liggen. Deze recreatiewoningen worden voor het grootste gedeelte van het jaar bewoond door de eigenaren. In bijgaande afbeelding is de situatie weergegeven. De ontsluiting van de scheepswerf Bodewes, de jachthaven en de recreatiewoningen gaat via de Hoogstraat, het burgemeester Royerplein en de Van Nahuysweg. Vooral vrachtverkeer zogt voor overlast in het centrum en heeft heeft moeite met deze route door de vele geparkeerde auto’s in de Hoogstraat en op het burgemeester Royerplein. De Hoogstraat heeft een geslotenverklaring voor vrachtverkeer uitgezonderd voor laden en lossen tijdens venstertijden van 7:00 – 10:00 uur en 18:00-20:00 uur (m.u.v. de vrijdagavond). Daarnaast bestaat hier een verbod voor verkeer langer dan 9,00 m. De scheepswerf heeft voor groot verkeer een ontsluitingsmogelijkheid op de N331 welke alleen gebruikt mag worden voor uitzonderlijk vrachtverkeer dat niet door de kern van Hasselt kan of mag rijden. Het gaat hierbij 5 tot 10 keer per week om een vrachtwagen van maximaal 18 m lang en 3 m breed voor de levering van staal en grote onderdelen. Enkele keren per jaar komt bijzonder transport voor met afmetingen van maximaal 25 meter lang, 5,5 meter breed en 5,25 meter hoog. Daarnaast is de aansluiting te gebruiken door hulpdiensten, wanneer er zich calamiteiten voordoen op het terrein van Bodewes. Op basis van deze gegevens ontstaan de volgende ontsluitingsmogelijkheden: 1. Huidige situatie handhaven met alleen een uitweg van de werf voor uitzonderlijk vrachtverkeer (ter plaatse van locatie alternatief 2/3). 2. Huidige ontsluiting werf gebruiken voor al het verkeer van en naar de werf als halve aansluiting (rechtsaf in, rechtsaf uit). 3. Halve aansluiting (rechtsaf in, rechtsaf uit) op de N331 ter hoogte van de bestaande aansluiting op het terrein van scheepswerf Bodewes voor jachthaven, recreatiewoningen én werf als openbare weg. 4. Halve aansluiting (rechtsaf in, rechtsaf uit) op de N331 meer richting de brug op openbaar terrein voor jachthaven, recreatiewoningen én werf als openbare weg.
Afbeelding 4.8: alternatieven ontsluiting Bodewes
41
Scheepswerf Bodewes heeft aangegeven dat variant 3, een openbare weg via het huidige grondgebied van de werf geen optie is omdat zij geen ruimte kunnen inleveren. Een verkeerskundig gevolg van hier een openbare halve aansluiting in de varianten 3 en 4 is dat deze route via de Van Nahuysweg ook meteen de toegangsweg wordt voor verkeer van/naar het centrum van Hasselt. Omdat de aansluiting met de Hoogstraat vervalt, wordt dit een aantrekkelijk alternatief. Hiermee wordt deze aansluiting meer dan alleen een ontsluiting van werf en jachthaven, wat onwenselijk is in de verkeersafwikkeling en -structuur en -veiligheid. Dit geeft immers een verzwaring van de verkeersdruk op de Van Nahuysweg met meer verkeersoverlast voor de bewoners als gevolg. Variant 2 waarin de huidige aansluiting wordt gebruikt voor alle verkeer van de werf druist in tegen de principes van duurzaam veilig en de categorisering van wegen. De N331 is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg, op dit type wegen zijn in principe geen erfontsluitingen. Dit om onverwachte verkeerssituaties te voorkomen. Voor het verkeer naar de werf is (behalve voor het uitzonderlijk vervoer) het bestaande alternatief door het centrum van Hasselt aanwezig. De mogelijkheid van variant 2 vervalt hiermee waardoor variant 1, handhaving van bestaande situatie, over blijft. In deze variant moet er wel voor gewaakt worden dat de grote transporten de werf nog kunnen bereiken. Dit is op de volgende manieren mogelijk door de vorm, locatie en afmetingen van de poort en inrit te optimaliseren: - Verplaatsing van ingang scheepswerf naar een locatie recht tegenover de busdoorsteek bij de Hoogstraat: dit is mogelijk voor incidenteel groot transport (maximaal enkele keren per jaar) dat dan van de busdoorsteek gebruik kan maken (uitgangspunt is dat de busdoorsteek niet recht voor de Hoogstraat komt te liggen om te voorkomen dat verkeer uit de Hoogstraat per ongeluk de busdoorsteek neemt). In de verdere uitwerking dient de doorsteek zodanig ontworpen te worden dat het groot uitzonderlijk vervoer hier incidenteel gebruik van kan maken. - Verbreding van de huidige toegang zodat groot transport indien nodig hier schuin in kan rijden.
4.5
Fietspad Zwartewaterweg Op de Zwartewaterweg maakt fietsverkeer samen met het (vracht)verkeer van- en naar het bedrijventerrein gebruik van dezelfde rijbaan. Veelal zijn dit middelbare scholieren, die in grote groepen vanuit Hasselt naar school fietsen. In combinatie met het gebiedsontsluitende karakter van de weg en het vele vrachtverkeer leidt deze situatie tot een hoge mate van (subjectieve) verkeersonveiligheid. De gewenste (veilige) fietsroute is over het Dijkwegje, zie figuur 4.9. Dit is een onverplicht fietspad. De gemeente heeft in 2012 een kortsluiting aangelegd om fietsers te stimuleren van deze veiliger route gebruik te maken. In het voorlopig ontwerp is aangesloten op de aangelegde kortsluiting tussen het Dijkwegje en de Zwartewaterweg. Op enige afstand van de bocht in de hoofdroute van de Zwartewaterweg naar de Hanzeweg is een fietsoversteek met middengeleiders geprojecteerd. Bij de overdracht van de Zwartewaterweg naar de gemeente Zwartewaterland is het voor de gemeente wellicht zinvol de mogelijkheden te onderzoeken om aan beide zijden van de Zwartewaterweg tussen de aansluiting N759 en de Hanzeweg een in één richting te berijden verplicht fietspad aan te leggen. Daarvoor moet het bestaande fietspad aan de oostzijde omgebouwd worden tot fietspad voor verkeer in één richting. Dit fietspad valt buiten de scope van dit project en is dus geen onderdeel van deze studie.
Afbeelding 4.9: Fietsroutes Zwartewaterweg
42
4.6
Fietsroute Hoogstaat - Wolfshagenweg Op de fietsroute naar de Mastenbroekpolder ontstaat een nieuwe route: doordat ter plaatse van de rotonde N331 /N759 het lokale verkeer (op maaiveldniveau) wordt gescheiden van het doorgaande verkeer (via op hoogte aangelegde rotonde) ontstaat hier een veilige route voor de fietsers.
Afbeelding 4.10: Fietsroutes ter hoogte van rotonde N331 / Vaartweg
4.7
Busstation Door de vele overstapbewegingen dient het busstation zijn huidige vormgeving als eilandperron te behouden, zodat reizigers vlot kunnen overstappen. In het voorlopig ontwerp blijft het busstation op de huidige plek gehandhaafd. Als in de toekomst financiële middelen beschikbaar komen kan bijvoorbeeld de verharding van het busstation worden verbeterd. Aanpassing van de verharding zal leiden tot een beter leesbare situatie; het busstation zal dan als schakel worden vormgegeven in het groen tussen de lokale (parallelweg) en regionale (N 311) verkeersstructuren. Daarmee wordt een groot verhard oppervlak bestaande uit parallelweg, busstation en N331 zo veel mogelijk voorkomen. Vanuit een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is een verplaatsing van het busstation in oostelijke richting gewenst, maar dit is binnen de huidige concessie van het busvervoer in Overijssel niet mogelijk. Deze verplaatsing zou effect hebben op buslijnen in de wijde omgeving, en daarmee effect op de rijtijden en de beprijzing van de concessie. De kwaliteit van de fietsenstalling bij het busstation laat momenteel te wensen over. Het heeft een gesloten uitstraling en de architectonische kwaliteit is matig. Voor een nieuwe fietsenstalling is vanuit de gemeente reeds een budget beschikbaar en zijn ontwerpen gemaakt van een glazen geheel, mede om er een onaantrekkelijke plek van te maken voor hangjongeren.
4.8
Ruimtelijke kwaliteit Zoals aangegeven in paragraaf 4.1 zijn alleen maatregelen op grond van de visie op ruimtelijke kwaliteit meegenomen die direct binnen de opgave vallen, te weten: - optimalisatie van de beleving van de weidsheid van Polder Mastenbroek door verdichting van de groenstructuur ten oosten van de N331; - het middeleiland en de buitenberm rondom de rotonde N331 / N759 dient sober ingericht te worden en open gehouden te worden in verband met de openheid van de polder en de zichtbaarheid van de polder vanaf de rotonde; - de Molenstreng kreek wordt beter beleefbaar gemaakt doordat de opgaande beplanting langs de N331 ten noorden de kreek wordt gekapt. Daarnaast wordt de beplanting rondom de kreek opgeschoond; - de kreek De Lange Riete wordt beter beleefbaar gemaakt door het parallelgelegen bosje aan de westzijde van de N759 te kappen;
43
-
-
-
optimalisatie zicht vanaf N331 op de Zwartewaterbrug door verwijdering van de opgaande beplanting ten oosten van de toekomstige rotonde; optimalisatie zicht op de stad / de kerktoren van Hasselt vanaf de rotonde N759/N331 door verlegging van de aansluiting Zwartewaterweg; parkeren in de tussenberm tussen N331 en de parallelweg ordenen met het doel een rustiger beeld te realiseren. Dit kan bijvoorbeeld door het aanplanten van hagen om daarmee duidelijk te maken waar wel of niet geparkeerd mag worden. rondom de rotonde N331 / N377 ontstaat een bredere middenberm. Deze berm wordt groen ingericht door middel van gras met boomgroepen. De bestaande bomen worden gehandhaafd en uitgebreid; het middeneiland van de rotonde N331/Vaartweg wordt zodanig ingericht dat deze bijdraagt aan de identiteit van Hasselt; de doorsteek voor bussen tussen de parallelweg en N331 wordt zo bescheiden mogelijk gehouden. Deze doorsteek dient ondergeschikt te blijven aan het groene beeld van de middenberm. Dit betekent ondermeer dat er geen slagboom komt, maar op afstand bedienbare paaltjes.
Andere maatregelen die in paragraaf 3.6 genoemd zijn niet in het voorlopig ontwerp opgenomen aangezien deze buiten de projectscope vallen of niet binnen het beschikbare budget te realiseren zijn. Deze oplossingen worden door de gekozen oplossing echter niet onmogelijk gemaakt. Zodra hiervoor budget (indicatief € 0,5 tot 4 miljoen euro) beschikbaar is kan overwogen worden om (een gedeelte van) de overige voorgestelde maatregelen te realiseren. Hierbij gaat het om de volgende maatregelen: - zuidelijk van de kreek de groene structuur tussen Polder Mastenbroek en het bedrijventerrein versterken; - het verlengen van de kreek Molenstreng door doortrekking van de kreek in noordelijke richting, richting de Zwartewaterbrug. - het leggen van een visuele relatie tussen de beide zijden van de kreken die de N759 en N331 kruisen door versmalling van het totale wegprofiel van de kruisende infrastructuur. - de kreek De Lange Riete beter beleefbaar maken door meer openheid / natte natuur te ontwikkelen aan weerszijden van de kreek; - het totale wegprofiel van de N759 ter hoogte van De Lange Riete versmallen of verplaatsen in westelijke richting, zodat de zichtbaarheid en beleving van de kruisende kreek wordt geoptimaliseerd; - versterken / herstellen van het orthogonaal patroon in de polder door wegen (Wolfshagenweg), weteringen, en sloten aan te passen; - parallelweg bij Hasselt ruimtelijk/stedenbouwkundig opwaarderen qua vormgeving, maatvoering en materialisering, aansluiting qua beeld en materiaal bij het historische centrum (rood/bruin gebakken materiaal, etc.); - mobiliteitspunt realiseren bij Hasselt: busstation, tankstation en fietsenstalling op één punt, waardoor ter hoogte van de Hoogstraat een beter en rustiger zicht op de kern ontstaat en daarmee de beleving ervan vergroot; - aantrekkelijke route realiseren voor fietsers en voetgangers van busstation richting historisch centrum; - entree historische binnenstad vormgeven met materialisering gelijk aan de binnenstad. Dit geeft herkenning, eenheid en rust in het beeld; - beleving verdedigingswerk en gracht vergroten door ter plaatse van het Erfgenamenwegje de gracht en de jachthaven door te trekken tot de N331.
44
5
Vergelijking voorlopig ontwerp met referentiesituatie
5.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt het voorlopig ontwerp (VO) vergeleken met de referentiesituatie. In de referentiesituatie vinden er geen aanpassingen aan de N331 en N759 bij Hasselt plaats. De referentiesituatie vervult een puur vergelijkende functie en scoort op alle criteria neutraal (0). Het voorlopig ontwerp is beoordeeld op diverse thema’s. Per thema zijn meerdere beoordelingscriteria mogelijk. De beoordeling per criterium is inzichtelijk gemaakt met een uniform beoordelingskader. De volgende indeling is hiervoor toegepast: Tabel 5.1: Indeling beoordelingskader Waardering effect Effect ten opzichte van referentie situatie ++ Groot positief effect + Positief effect 0 Geen verandering (autonome ontwikkeling) Negatief effect -Groot negatief effect Het volledige beoordelingskader is opgenomen in bijlage 10 van dit plan waarin per criterium is uitgewerkt wanneer een (zeer) negatieve, (zeer) positieve of neutrale waardering wordt toegekend. De beoordeling is gebaseerd op de gebiedsinformatie in de voorgaande hoofdstukken, het voorlopig ontwerp en de volgende bronnen: - capaciteitsberekeningen rotondes (bijlage 9); - akoestische verkenningen in het kader van toetsing aan de Wet geluidhinder (Wgh) (bijlage 3); - luchtkwaliteitberekeningen in het kader van toetsing aan de Wet Milieubeheer (bijlage 4); - ecoscan (bijlage 5); - voortoets in het kader van Natura 2000 (Witteveen en Bos, 20 april 2010); - kostenraming.
45
5.2
Verkeer De effectbeoordeling verkeer splitst zich uit naar verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Tabel 5.2: effecten en effectbeoordeling verkeersveiligheid Toetsingscriterium Effect(en) Aanpak VOC-locaties
Aantal aansluitingen op provinciale wegen. Elke aansluiting is een discontinuïteit en een mogelijk conflictpunt. Helderheid en logica wegenstructuur
Aantal oversteeklocaties voor langzaam verkeer met geen of verlaagde wachttijd. Een hoge wachttijd leidt tot risicovoller oversteekgedrag.
Er zijn in de huidige situatie zes VOC-locaties aanwezig (zie hoofdstuk 1). Door middel van het voorlopig ontwerp worden twee van deze locaties gereconstrueerd tot rotonde (N331/N759 en N331/Vaartweg) en twee locaties worden opgeheven (N331/Hoogstraat en N331/Hanzeweg). Door deze maatregelen treden er tevens positieve effecten op als gevolg van gewijzigde lagere verkeersstromen op de VOC-locaties N759/Zwartewaterweg en Hanzeweg/Zwartewaterweg. Ook wordt de vormgeving van de locaties N759/Zwartewaterweg en Hanzeweg/Zwartewaterweg aangepast, met onder meer een gewijzigde voorrangssituatie. Deze maatregelen en effecten leiden tot een zeer positieve beoordeling ten aanzien van de aanpak van de zes VOC-locaties. In het voorlopig ontwerp worden twee aansluitingen op de hoofdrijbaan van de provinciale weg N331 afgesloten: de aansluitingen N331/Hanzeweg en de aansluiting N331/Hoogstraat. Deze maatregelen leiden tot een positieve beoordeling.
Door middel van het voorlopig ontwerp wordt de bestaande verkeersstructuur rondom Hasselt ontvlecht en is directe uitwisseling van het verkeer tussen de provinciale wegen mogelijk. Het doorgaande (regionale) verkeer hoeft niet meer te worden afgewikkeld over het onderliggende (gemeentelijke) weggennet in Hasselt. Dit leidt tot een zeer positieve beoordeling.
Beoordeling
++
+
++
Locaties met lange wachttijd in de huidige situatie betreffen de oversteeklocaties over de N331. In het voorlopig ontwerp treden er ten aanzien van de oversteeklocaties over de N331 de volgende wijzigingen op (van zuid naar noord): - De oversteek over de N331 ter plaatse van de Hanzeweg wordt uitgevoerd als gefaseerde oversteek door de aanleg van een middengeleider. - De oversteek N331/Sluizerdijk wordt uitgevoerd als gefaseerde oversteek door de aanleg van een middengeleider. - Op de (nieuwe) rotonde N331/Vaartweg is geen fietsoversteek aanwezig, in verband met de vormgeving als meerstrooksrotonde. De bestaande mogelijkheid om als fietser hier over te steken vervalt daarmee. Door de nieuwe verbinding tussen de Sluizerdijk en de rotonde Vaartweg ontstaat een veilige alternatieve route met een beperkte omrijafstand. ++ Verder worden in het VO de volgende maatregelen getroffen op het onderliggende wegennet: - Gefaseerde oversteek over de Zwartewaterweg door de aanleg van een middengeleider ter hoogte van de Hanzeweg. - De Wolfshagenweg/Cellemuiden kruist de N759 niet meer gelijkvloers, maar gaat onder de N759 door, waardoor fietsers richting de polder Mastenbroek de N759 ongelijkvloers kunnen oversteken. - In de Vaartweg wordt een brede middengeleider gerealiseerd, voldoende groot voor groepen fietsers die van de parallelweg gebruik maken. Door bovenstaande maatregen neemt de wachttijd voor het overstekende (langzame) verkeer op de genoemde locaties (sterk) af. Dit leidt tot een zeer positieve beoordeling.
46
Toetsingscriterium
Effect(en)
Beoordeling
Kwaliteit van de doorgaande verbinding volgens de ontwerprichtlijnen duurzaam veilig.
De doorgaande verbinding is binnen de projectscope zoveel mogelijk conform de ontwerprichtlijnen duurzaam veilig vormgegeven. Dit betekent onder meer dat: er geen langzaam verkeer en geen landbouwverkeer op de N331 en N759 is toegestaan, dat kruispunten tussen gebiedsontsluitingswegen (GOW) onderling zijn vormgegeven als rotonde, dat zo min mogelijk (erf)aansluitingen op de N331 en N759 aansluiten en dat de markering op de weg aansluit op de essentiële herkenbaarheidkenmerken van wegen binnen en buiten de bebouwde kom. Buiten de scope wordt niet voldaan aan de duurzaam veilig kenmerken geen erfontsluitingen (scheepswerf Bodewes) en binnen de bebouwde kom GOW uitvoeren met trottoirbanden (om een duidelijk onderscheid tussen binnen- en buiten bebouwde kom helder te maken). Als gevolg van de maatregelen wordt voldaan aan de essentiële herkenbaarheidkenmerken van GOW en neemt het aantal ontwerprichtlijnen waaraan wordt voldaan ook toe. Dit leidt tot een positieve beoordeling. Totaalbeoordeling verkeersveiligheid
+
++
Tabel 5.3: effecten en effectbeoordeling bereikbaarheid Toetsingscriterium Effect(en) Bereikbaarheid centrum Als gevolg van het voorlopig ontwerp neemt de reistijd van en naar het Hasselt centrum van Hasselt via de N331 uit oostelijke richting en westelijke richting toe met een zeer beperkte tijd. Dit komt door de afsluiting van de aansluiting N331/Hoogstraat, waardoor het verkeer op de relatie N331 – centrum Hasselt (en andersom) via de parallelstructuur langs de N331 wordt ontsloten en daardoor moet omrijden. De extra reistijd heeft niet of nauwelijks invloed op de totale reistijd van het verkeer op de genoemde relaties en leidt daarom tot een neutrale beoordeling. Bereikbaarheid De bestaande directe aansluiting van de Hanzeweg op de N331 wordt bedrijventerrein afgesloten. In het voorlopig ontwerp wordt het verkeer op de relatie uit Zwartewater het zuiden (Zwolle) en het bedrijventerrein ontsloten via de nieuw te realiseren rotonde N331/zandwinning. Als gevolg daarvan verandert er voor het verkeer van/naar zuidelijke richting (zeer) weinig qua afstand en reistijd.
Beoordeling
0
0
Bereikbaarheid Sluizerdijk en jachthaven De Nadorst
Het verkeer uit noordelijke richting dient in de bestaande situatie ook gebruik te maken van de aansluiting N331/Hanzeweg. In het VO wordt dit verkeer ontsloten via de rotonde N331/N759 en de Zwartewaterweg, parallel aan de N331. Qua gereden afstanden verandert er voor het verkeer uit noordelijke richting weinig tot niets. Gezien de (bijna) ongewijzigde reisafstanden, is het VO daarom neutraal beoordeeld. In het voorlopig ontwerp verbetert de bereikbaarheid van de Sluizerdijk en jachthaven De Nadorst voor het gemotoriseerde verkeer als gevolg van de aanleg van de rotonde N331/Vaartweg. Hierdoor wordt de Sluizerdijk direct en veilig ontsloten op de N331. Voor het fietsverkeer verbetert de bereikbaarheid ook, als gevolg van de realisatie van de middengeleider op de bestaande oversteek over de hoofdrijbaan van de N331. Het VO scoort om bovenstaande redenen positief op dit criterium.
47
+
Doorstroming van het autoverkeer
Doorstroming van het busverkeer
Aantasting of wijziging van het netwerk voor het fiets- en wandelverkeer.
Voor de doorstroming van het verkeer op de N331 zijn de kruispunten en de beweegbare brug over het Zwarte Water maatgevend. De kruispunten op de N331 zijn in het voorlopig ontwerp vormgegeven als meerstrooksrotonde. De verzadigingsgraad op de rotondes N331/N759 en N331/Vaartweg blijkt volgens de berekeningen in 2030 onder de maximale waarde van 0,80 te liggen. Dit betekent vooral een verbeterde afwikkeling van het verkeer op de Vaartweg, dat nu voorrang moet verlenen aan al het verkeer op de N331. Ook heeft het verkeer van en naar de N759 een betere afwikkeling in het VO doordat dit verkeer niet meer de indirecte aansluiting met de N331 en de Vaartweg heeft. Met het dynamische verkeersmodel VISSIM is het effect van de opening van de brug over het Zwarte Water op de doorstroming van het verkeer in beeld gebracht. Bij een brugopening ontstaan er dusdanig lange wachtrijen voor de brug dat de rotonde N331/N759 vast kan lopen. Hiervoor zijn in het VO op en bij de rotonde maatregelen zoals doseerlichten en extra rijstroken getroffen. Om het wachtende verkeer na het sluiten van de brug af te wikkelen is tijd nodig. Na de brugopening stroomt het verkeer op de hoofdwegen het eerst door, het verkeer op het onderliggende wegennet stroomt als laatste weer door. Dit geldt voor beide rotondes. Vergeleken met de autonome situatie stroomt het verkeer na een brugopening in de spitsuren met rotondes eerder weer door: in de autonome situatie loopt het verkeer op en om de aansluitingen Hoogstraat en Vaartweg vast en komt maar heel moeizaam weer op gang. De brug is echter vaker omlaag dan omhoog, daarom weegt dit effect minder zwaar door in de beoordeling. Omdat de situatie bij het VO zonder brugopening verbetert, scoort het VO positief. Voor dit criterium gelden grotendeels dezelfde effecten als voor het autoverkeer. Met de maatregelen stroomt het verkeer beter door, waardoor de bus die mee rijdt met het overige verkeer hier ook profijt van heeft. Hiernaast is echter wel een nadelig effect: als gevolg van het toenemende verkeer op de N331 wordt het oprijden van de N331 voor busverkeer vanuit de doorsteek ter hoogte van de Hoogstraat moeilijker. Dit geldt met name als de brug over het Zwarte Water is geopend en er wachtrijen op de N331 ontstaan die na de brugopening weer gaan rijden. Als toekomstige maatregel op de locatie N331/Hoogstraat kan, als dit bij toenemende verkeersdruk nodig mocht blijken te zijn, een verkeersregelinstallatie (VRI) geplaatst worden. Hiermee kunnen hiaten in de verkeersstroom op de N331 worden gecreëerd zodat de bus de N331 kan oprijden. Vanwege de overall verbeterde doorstroming van het verkeer, en de mogelijkheid voor het plaatsen van een VRI, scoort het VO positief. De fiets- en wandelroutes in de omgeving van Hasselt blijven grotendeels ongewijzigd in termen van directheid, afstand en snelheid. Het voorlopig ontwerp scoort door het nagenoeg ongewijzigde netwerk neutraal.
De situatie met betrekking tot het busstation in Hasselt blijft ongewijzigd. De bereikbaarheid van de bushalte bij de locatie N331/Hanzeweg wordt iets verbeterd door aanleg van een middengeleider in de N331. Dit (kleine) positieve effect komt niet tot uitdrukking in de beoordeling van het voorlopig ontwerp. Totaalbeoordeling bereikbaarheid
+
+
0
Bereikbaarheid van de bushaltes.
48
0
0/+
5.3
Leefbaarheid Tabel 5.4: effecten en effectbeoordeling leefbaarheid Toetsingscriterium Effect(en) Luchtkwaliteit Op vier punten zijn verspreidingsberekeningen uitgevoerd naar de concentraties NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof), voor zowel het voorlopig ontwerp als de referentiesituatie. De resultaten van de berekeningen zijn in bijlage 4 opgenomen. Geconcludeerd is dat de concentraties (ruim) beneden de wettelijke grenswaarden zijn gelegen. Dit leidt daarom tot een neutrale beoordeling. Geluid Voor de effectbepaling betreffende geluid zijn verkennende berekeningen uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 3. Uit de berekeningen blijkt dat als gevolg van het voorlopig ontwerp de geluidbelasting in het studiegebied op een aantal woningen toeneemt en dat voor 12 woningen sprake is van reconstructie conform de Wet geluidhinder (Wgh). Daarom scoort het voorlopig ontwerp negatief. Er zijn op specifieke locaties ook woningen waar de geluidsniveau’s niet toenemen of zelfs afnemen. Er zijn diverse maatregelen mogelijk om de geluidsniveaus te doen dalen. Deze maatregelen zijn vooralsnog niet in het voorlopig ontwerp en de berekeningen opgenomen. Door middel van toepassing van stil wegdek kan de toename op de meeste locaties worden gemitigeerd. Een alternatieve maatregel (bij de rotonde Vaartweg voor een enkele woning en voor een lengte van 100 m langs de N759) is een geluidsscherm, al dan niet in combinatie met een stil wegdek. De realisatie van schermen is uit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit (beleving) echter niet gewenst: schermen langs de N759 leiden tot visuele hinder en tasten het bestaande open landschap aan. Bovendien zijn schermen, gezien het beperkte aantal woningen dat ervan profiteert, naar verwachting financieel niet doelmatig (zie bijlage 3). Wanneer het ontwerp in het volgende ontwerpstadium verder uitgewerkt is en de ligging van de diverse wegen definitief vast ligt, kunnen de definitieve geluidsberekeningen gemaakt worden. Op basis van de uitkomsten van de berekeningen dient dan bepaald te worden waar maatregelen noodzakelijk zijn en welk type maatregel het meest gewenst is en/of dat een hogere waarde procedure wordt gevolgd. Verkeersleefbaarheid Door de maatregelen wordt de verkeersleefbaarheid in de kern van kern Hasselt Hasselt beter doordat de verkeersintensiteit op de parallelstructuur daalt. Tevens maakt het regionaal (doorgaand) verkeer in het voorlopig ontwerp gebruik van de hoofdrijbaan, op de parallelweg rijdt hoofdzakelijk nog lokaal (bestemmings)verkeer. De verkeersleefbaarheid krijgt hierdoor een positieve beoordeling. Visuele hinder In de referentiesituatie ligt de N759 op maaiveldhoogte. In het voorlopig ontwerp gaat de N759 omhoog om aan te sluiten op de op het talud gelegen rotonde in de N331. Dit leidt tot extra visuele hinder als gevolg van het VO. Het VO scoort daarom negatief op dit criterium.
Beoordeling
0
-
+
-
Totaalbeoordeling leefbaarheid
0/-
49
5.4
Landschap en cultuurhistorie Tabel 5.5: effecten en effectbeoordeling landschap en cultuurhistorie Toetsingscriterium Effect(en) Landschappelijke en Het voorlopig ontwerp heeft een negatieve invloed op de cultuurhistorische cultuurhistorische en landschappelijke waarden/patronen in het landschap waarden/patronen als gevolg van de realisatie van relatief grootschalige en deels verhoogde (leesbaarheid van infrastructuur. Hier tegenover staat een positief effect als gevolg de het landschap en van logischere wegenstructuur. het centrum van In het voorlopig ontwerp wordt beplanting verwijderd met als doel de Hasselt) landschappelijke en cultuurhistorische waarden en patronen te versterken en beter beleefbaar te maken. Er wordt op andere plekken beplanting toegevoegd wat ertoe leidt dat deze structuren krachtiger worden. Het contrast tussen de open en besloten landschappen wordt daarmee versterkt. Per saldo scoort het VO licht positief. Zicht op en beleving Voor passanten wordt het aanzicht op het historisch centrum niet van het landschap en beïnvloed, het zicht op het landschap (o.a. Mastbroekpolder) wordt beter het oude centrum van door de grotere openheid. Voor bewoners/bezoekers van Hasselt wordt Hasselt (zowel vanuit de beleving slechter door het vervallen van de directe aansluiting op het het landschap als centrum. Het VO scoort per saldo licht negatief, doordat de verbeterde vanaf de weg) (logischere) route de negatieve effecten betreffende zicht en beleving enigszins compenseert. Landschapselementen en cultuurhistorische elementen
In het voorlopig ontwerp worden beplantingselementen verwijderd en toegevoegd wat ertoe leidt dat de structuren krachtiger worden. De elementen op zich blijven van dezelfde kwaliteit zodat dit er gemiddeld genomen toe leidt dat het VO op dit criterium neutraal scoort.
De maatregelen in het voorlopig ontwerp liggen grotendeels in gebieden met lage archeologische verwachtingswaarden. Uitzonderingen zijn: - de noordzijde van de kreek Molenstreng: hier wordt de oostelijke oprit naar de rotonde N759 gemaakt; - Zwartewaterweg ter hoogte van Productieweg: hier wordt een fietspad aangelegd; - Zwartewaterweg ter hoogte van de opgang naar de brug: hier wordt het fietspad naar het Waterfront onder de brug door aangelegd. Doordat het relatief kleine gebieden zijn is de score licht negatief. Totaalbeoordeling landschappelijke en cultuurhistorische waarden/patronen
Beoordeling
0/+
0/-
0
Archeologie
5.5
0/-
0
Flora en Fauna Tabel 5.6: effecten en effectbeoordeling flora en fauna Toetsingscriterium Effect(en) Aantasting flora In het kader van de voorliggende studie is een Ecoscan uitgevoerd. De Ecoscan is opgenomen in bijlage 5. Er is in het kader van deze scan één beschermde plantensoort (Rapunzelklokje) in de omgeving van de N331 aangetroffen. De locatie van de plant is gelegen op de grens van het plangebied, zie bijlage 5. Het heeft de voorkeur om de locatie van deze soort te ontzien. Wanneer dit niet mogelijk is, moet een ontheffing in het kader van de flora- en faunawet worden aangevraagd en zal of zullen de aanwezige plant(en) verplaatst moeten worden. Het VO scoort licht negatief door de (mogelijke) aantasting van één locatie met een beschermde plantensoort.
50
Beoordeling
0/-
Aantasting fauna
In de Ecoscan (bijlage 5) zijn naast beschermde flora ook beschermde fauna in beeld gebracht. Zwaar beschermde grondgebonden diersoorten worden in het kader van de scan niet in het plangebied verwacht. Voor bittervoorn is echter wel nader onderzoek noodzakelijk om vast te stellen of deze soort aanwezig is. Er komen wel enkele zwaar beschermde vogelsoorten voor. Negatieve effecten voor deze soorten kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Deze effecten kunnen door mitigerende maatregelen wel worden verzacht of weggenomen. Deze maatregelen zijn in veel gevallen noodzakelijk. Omdat het VO verder een negatieve invloed heeft op bijvoorbeeld het areaal weiland en oevers en daarmee een negatief effect kan hebben op algemene soorten, scoort het VO licht negatief. Ecologische In de Ecoscan (bijlage 5) is de eventuele aantasting van de EHS in beeld hoofdstructuur (EHS) gebracht. Daarbij is gekeken naar de (netto) oppervlakte van de EHS en naar de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Het voorlopig ontwerp doorsnijdt geen EHS gebied en leidt daarom niet tot een (netto) verlies aan oppervlakte. Op basis van de Ecoscan worden verder ook geen significante effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS verwacht als gevolg van bijvoorbeeld licht- of geluidverstoring. Het VO scoort daarom neutraal. Natura2000 Er is in 2010 een voortoets uitgevoerd door het bureau Witteveen + Bos (Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 wijziging wegenstructuur Hasselt d.d. 20 april 2010), gericht op mogelijke effecten op Natura 2000gebieden (zie de Ecoscan in bijlage 5). Op basis van de voortoets is geconcludeerd dat negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht’ uitgesloten zijn. Het voorlopig ontwerp scoort daarom neutraal. Totaalbeoordeling flora en fauna
5.6
0/-
0
0
0/-
Bodem en water Tabel 5.7: effecten en effectbeoordeling bodem en water Toetsingscriterium Effect(en) Zetting. De mate waarin De rotonde N331/N759 in het voorlopig ontwerp is gelegen op de ingreep invloed heeft veengrond. Als gevolg van deze maatregel dient er nieuwe op de zetting van de infrastructuur te worden gerealiseerd en zijn er nieuwe grondlichamen bodem. Zand wordt als nodig. De maatregelen in combinatie met de bodemopbouw leiden tot niet zettingsgevoelig een hoge kans op zetting. Dit is als negatief beoordeeld. beschouwd, klei en veen als zettingsgevoelig. Bodemverontreiniging. Er zijn geen gevallen van bodemverontreiniging bekend binnen het plangebied. Af te graven licht vervuilde bermen worden in principe binnen het werk verwerkt in nieuwe bermen. Het voorlopig ontwerp scoort daarom neutraal. Grondwater. Mate waarin de ingreep invloed heeft op het grondwatersysteem.
Oppervlaktewater. Mate waarin de ingreep invloed heeft op omvang en doorstromingscapaciteit.
Beoordeling
-
0
De ondergrond is tot op grote diepte zo waterdoorlatend dat het aanbrengen van de benodigde constructies naar verwachting geen invloed heeft op het grondwatersysteem. Vanwege de bodemstructuur is tijdens de uitvoeringsfase bemaling niet toe te passen waardoor tijdens de werkzaamheden de grondwaterstand niet verlaagd zal worden. Er is verder geen sprake van een noemenswaardige toename van het verharde oppervlak. Om deze redenen scoort het voorlopig ontwerp neutraal. De kreek tussen de N331 en het Zwarte Water wordt niet doorsneden. Bermsloten die doorsneden worden, worden langs de nieuwe infrastructuur hersteld. Het voorlopig ontwerp heeft daarom geen invloed op de omvang en de doorstroomcapaciteit van het oppervlaktewater en scoort daarom neutraal.
0
0
Totaalbeoordeling bodem en water
0/-
51
5.7
Flexibiliteit Tabel 5.8: effecten flexibiliteit Toetsingscriterium Effect(en) Toekomstvastheid Voor de capaciteit en doorstroming van het verkeer zijn de wegcapaciteit beweegbare brug en de kruispunten op de provinciale wegen maatgevend. Voor de rotondes zijn de verwachte verkeersintensiteiten voor het jaar 2030 gehanteerd. Hieruit blijkt dat de te realiseren rotondes N331/N759 en N331/Vaartweg over voldoende capaciteit beschikken om het verkeer dan af te wikkelen. Eventueel zijn aanvullende maatregelen uit te voeren die capaciteitsverhogend zijn zoals een tunnel voor de fietsers op de parallelweg onder de Vaartweg door in combinatie met een extra voorsorteervak op de Vaartweg voor rechts afslaand verkeer. Zie ook hoofdstuk 4 van dit rapport. Dit geeft een positieve beoordeling van dit criterium. Het bedieningsregime van de beweegbare brug over het Zwarte Water wordt in het voorlopig ontwerp niet gewijzigd, waardoor negatieve effecten als gevolg van tijdelijke brugopening op de verkeersafwikkeling blijven bestaan. Het negatieve effect van een openstaande brug op de afwikkeling van het verkeer wordt door middel van de kruispuntmaatregelen in het voorlopig ontwerp wel verzacht. Mogelijkheid Het voorlopig ontwerp staat de geplande ruimtelijke ontwikkelingen toekomstige (geplande) niet in de weg. Waar mogelijk is aangesloten op de geplande ruimtelijke ruimtelijke ontwikkelingen en is er rekening gehouden met gewijzigde ontwikkelingen verkeersstromen en –intensiteiten als gevolg van deze ontwikkelingen. De beoordeling is daarom positief. Mogelijkheid Aanpassing van het busstation tot een centraal “mobiliteitspunt” is een toekomstige gewenste, gewenste maatregel uit het oogpunt van de kwaliteit van het openbaar maar niet in het plan vervoer, het comfort voor de fietsers en voetgangers en ruimtelijke opgenomen kwaliteit (zie paragraaf 3.6). Maatregelen in dat kader passen echter verkeerskundige niet binnen het taakstellende budget. Het voorlopig ontwerp maakt de gewenste aanpassingen aan het busstation niet onmogelijk, waardoor maatregelen deze op later moment gerealiseerd kunnen worden. Wat betreft de ontsluiting van scheepswerf Bodewes is het uitgangspunt dat de werf bij voorkeur niet direct ontsluit op de provinciale weg. Daarnaast geldt dat in de kern Hasselt een verbod geldt voor (groot) vrachtverkeer. Om deze reden wordt voor uitzonderlijk vrachtverkeer een uitzondering gemaakt wat betreft directe ontsluiting op de provinciale weg. In het voorlopig ontwerp worden nog twee manieren opengelaten voor een goede en veilige ontsluiting van (uitzonderlijk) vrachtverkeer van/naar Bodewes op de provinciale weg N331. Doordat een gewijzigde ontsluiting van Bodewes voor uitzonderlijk vrachtverkeer en een “mobiliteitspunt” later alsnog te realiseren zijn, is de beoordeling positief. Mogelijkheid In paragraaf 4.9 zijn de maatregelen op een rij gezet die op later toekomstige gewenste, moment kunnen worden getroffen om de ruimtelijke kwaliteit op en maar niet in het plan langs de provinciale wegen bij Hasselt te verbeteren. Geen van de opgenomen, gewenste maatregelen uit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit worden maatregelen m.b.t. in het voorlopig ontwerp onmogelijk gemaakt, waardoor er sprake is ruimtelijke kwaliteit van een positieve beoordeling. Totaalbeoordeling flexibiliteit
52
Beoordeling
+
+
+
+
+
5.8
Kosten en procedures Tabel 5.9: effecten en Toetsingscriterium Investeringskosten - incl. verwerving - excl. BTW - excl. planschade
Grondverwerving
Herziening bestemmingsplan en andere procedures
effectbeoordeling kosten en procedures Effect(en) De kosten voor de realisatie van het voorlopig ontwerp zijn volgens de Standaardsystematiek voor Kostenramingen geraamd op een bedrag van € 9,4 miljoen (exclusief BTW, prijspeil 2012) met een onzekerheidsmarge van +/- 20%. De bandbreedte van de kosten ligt hierdoor tussen de € 7,5 en € 11,3 miljoen. De geraamde bedragen zijn hoger dan het taakstellende budget van € 7,0 miljoen uit de Prestatieafspraken. Het verschil is te verklaren door de volgende redenen: - Het taakstellende projectbudget lag destijds onder een raming van de voorkeursvariant uit de Quickscan € 8,4 miljoen (exclusief BTW) uit 2007. Destijds is een onzekerheidsmarge van +/- 40% aangegeven. De bandbreedte van de raming lag hierdoor tussen de € 5 en € 12 miljoen. Het projectbudget is toen, uitgaande van een te verwachten aanbestedingsvoordeel en binnen de bandbreedte, vastgesteld op € 7 miljoen. - De kostenstijging komt met name door extra kosten als gevolg van: o sterk veenhoudende lagen die leiden tot kostbaardere constructies van de funderingen; o noodzakelijk gebleken verbreding van het viaduct in de N331 over de N759 vanuit het oogpunt van verkeersafwikkeling en capaciteit, waardoor extra rijstroken op de N331 gerealiseerd moeten worden; o verschillende prijspeiljaren (2007 en 2012); in de eerste raming is geen rekening gehouden met de inflatieontwikkeling tot 2012. Ten behoeve van de realisatie van de rotondes N331/N759 en N331/Vaartweg en de toeleidende infrastructuur is grondaankoop noodzakelijk. Daarom scoort het VO op dit criterium negatief. Om het voorlopig ontwerp planologisch mogelijk te maken, dient het vigerende bestemmingsplan te worden herzien. Hiervoor dient de bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen. Andere benodigde procedures zijn: - eventuele procedure voor de aanvraag van hogere waarden in het kader van de Wet geluidhinder; - eventuele aanvraag voor een ontheffing in het kader van de FF-wet; - het archeologisch onderzoek in de gebieden met een hoge verwachtingswaarde (zie verder in bijlage 11) - verkeersbesluiten voor gewijzigde verkeerssituaties.
Beoordeling
-
-
-
Daarom scoort de voorkeursvariant op dit criterium negatief. De voorgenomen maatregelen in het voorlopig ontwerp zijn niet zo groot dat ze boven de drempelwaarde van de D-lijst van het Besluit Milieueffectrapportage te komen. Hierdoor is niet direct een Milieu Effectrapportage of een m.e.r -beoordeling nodig is. Daar waar voor de wijziging van een (stukje) autoweg (dit is dus volgens de Europese overeenkomst ook een voorrangsweg met een o.a. geslotenverklaring voor landbouwverkeer) een bestemmingsplanwijziging nodig is valt dit onder de drempelwaarde van de D-lijst en is wel een vormvrije m.e.r.beoordeling nodig. Deze dient als input voor het bestemmingsplan. Hierin wordt nagegaan of sprake kan zijn van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen. Uit deze vormvrije m.e.r.-beoordeling komt het antwoord op de vraag of de voorgenomen activiteit volgens het BesluitM.E.R. wel of niet m.e.r. plichtig is. Bij de maatregelen ter hoogte van de rotondes is dit het geval. In bijlage 11 is een nadere toelichting over de m.e.r. beoordeling opgenomen. Totaalbeoordeling kosten en procedures M.e.r.-procedure
53
0
-
5.9
Conclusie Uit de effectbeoordeling komt naar voren dat het voorlopig ontwerp tot zeer positieve effecten leidt betreffende verkeersveiligheid. Tevens is er sprake van een licht verbeterde bereikbaarheid en verbeterde verkeersleefbaarheid in de kern van Hasselt. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde inhoudelijke doelen van het project. Op ruimtelijke en milieukundige aspecten treden er geen of mogelijk kleine negatieve effecten op. De investeringskosten van € 9,4 miljoen euro (+/- 20%, exclusief BTW, prijspeil 2012) zijn hoger dan het projectbudget. Voordat het voorlopig ontwerp kan worden gerealiseerd, dienen diverse procedures doorlopen te worden, waaronder een bestemmingsplanwijziging. Tabel 5.10: overzicht effectbeoordeling Aspect Verkeersveiligheid Bereikbaarheid Leefbaarheid Landschap en cultuurhistorie Flora en fauna Bodem en water Flexibiliteit Kosten en procedures
Beoordeling ++ 0/+ 0/0 0/0/+ -
Aandachtspunt betreft de toename van de geluidbelasting. Voor de toename van geluidbelasting dienen voor 12 woningen mitigerende maatregelen te worden overwogen, zoals een stil wegdek of eventueel schermen. Deze zijn nu nog niet opgenomen in het voorlopig ontwerp. Voor de meeste woningen is met een stiller wegdek de geluidstoename weg te nemen. Een scherm kan (al dan niet in combinatie met de stiller asfalt) een oplossing bieden bij de rotonde Vaartweg en voor een lengte van 100 m langs de N759. Indien deze maatregelen bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van kosten of ruimtelijke kwaliteit of ruimtelijke inpassing niet doelmatig of niet wenselijk zijn, dienen hogere waarden in het kader van de Wet geluidhinder te worden aangevraagd.
54
6
Planning en proces
6.1
Inspraak Na besluitvorming door Gedeputeerde Staten over het Ontwerpplan in Hoofdlijnen (oPiH) start de inspraakperiode. In deze periode worden het voorliggende oPiH en het bijbehorende ontwerp van het voorlopig ontwerp zes weken ter inzage gelegd op het provinciehuis te Zwolle en het gemeentehuis van de gemeente Zwartewaterland. Gedurende deze periode van zes weken kan iedereen een schriftelijke of mondelinge reactie indienen op het oPiH met het voorlopig ontwerp. Gedurende de inspraakperiode vindt tevens een (tweede) informatieavond plaats in Hasselt, waar de resultaten van het oPiH met het voorlopig ontwerp worden gepresenteerd en toegelicht. De binnengekomen schriftelijke reacties worden gebundeld en beantwoord in een reactienota. Van eventuele mondelinge reacties wordt een verslag gemaakt, waarvan op aanvraag een afschrift naar de indiener van de reactie wordt gestuurd (conform de inspraakverordening van de provincie Overijssel). Indien de inhoud van (één of meer van) de reacties daar aanleiding toe geeft, worden het oPiH met voorlopig ontwerp, waar nodig, aangepast. Na verwerking van de reacties is de status van oPiH gewijzigd naar Plan in Hoofdlijnen (PiH). De reactienota is een bijlage bij het PiH.
6.2
Vervolgstappen Na de inspraakperiode en de afronding van het Plan in Hoofdlijnen (PiH) met het voorlopig ontwerp volgt de definitieve besluitvorming door Gedeputeerde Staten en wordt het PiH door GS vastgesteld. Dit gebeurt eind 2012/begin 2013. Na de inspraak- en besluitvormingperiode start de ontwerp- en voorbereidingsfase. In deze fase wordt onder meer het Definitief Ontwerp (DO) opgesteld, wordt gestart met de benodigde planologische bestemmingsplanprocedure en vergunning- of ontheffingprocedures en de aankoop van benodigde gronden. Naar verwachting is deze fase begin 2014 doorlopen, uitgaande van de benodigde tijd zonder beroepsprocedures in het kader van het bestemmingsplan. Zie voor een nadere toelichting § 6.4 over uitvoering en risico’s. Na de ontwerp- en voorbereidingfase start de aanbesteding- en realisatiefase. Deze fase omvat onder meer de contractvorming ten behoeve van de uitvoering van het project en de aanbesteding van de uit te voeren werkzaamheden. Vervolgens voert deze aannemer de realisatiewerkzaamheden uit. Afhankelijk van de voortgang van de benodigde procedures kan in 2014 of 2015 worden gestart met de realisatie. Voor de realisatie van het project is twee jaar nodig (zie § 6.4 over de uitvoering en risico’s). In 2016 is het project dan gerealiseerd.
6.3
Planologische procedures De infrastructurele maatregelen in het project kunnen niet worden gerealiseerd binnen het geldende bestemmingsplan. Na de vaststelling van het Plan in Hoofdlijnen moet daarom het bestaande bestemmingsplan worden herzien. Onderdeel van de onderbouwing/toelichting van het bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling (zie hoofdstuk 5). Vormvrij betekent: de wet schrijft hiervoor geen procedure voor. Wel moet het bevoegde gezag expliciet motiveren waarom geen m.e.r. nodig wordt geacht. Deze motivering kan opgenomen worden in het moederbesluit (het besluit waaraan de m.e.r.-beoordeling is gekoppeld), bij dit project is dat de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan.
55
De beoordeling dient, gezien de resultaten in dit oPiH, vooral gericht te zijn op de effecten en maatregelen voor (de bescherming van) beschermde soorten in het kader van de Flora- en Faunawet en voor (de beperking van) geluid in het kader van de Wet geluidhinder. Het bestemmingsplan zal de gebruikelijke procedure doorlopen, waarin formeel bezwaar en beroep mogelijk is. De eventuele procedure voor de aanvraag van hogere waarden in het kader van de Wgh, de eventuele aanvraag voor een ontheffing in het kader van de FF-wet en de toets voor het archeologisch onderzoek in de gebieden met een hoge verwachtingswaarde kunnen gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. De noodzaak hiervoor is afhankelijk van de maatregelen die worden getroffen om de toename van de geluidbelasting te beperken (zie ook hoofdstuk 5 en bijlage 3 over het akoestisch onderzoek) en de maatregelen die worden getroffen om de locatie van de beschermde florasoort Rapunzelklokje te ontzien (zie hoofdstuk 5 en bijlage 5). Uit de voortoets blijkt dat er geen vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is, omdat negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied ‘Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht’ uitgesloten zijn (zie bijlage 5).
6.4
Uitvoering en risico’s Ten opzichte van de referentiesituatie, vergt het voorlopig ontwerp procedure- en realisatietijd. Gedurende realisatie kan hinder optreden als gevolg van de bouw, zoals geluidhinder, stof en verkeershinder. Hiermee dient rekening te worden gehouden door middel van het opstellen van een uitvoeringsplan, waarin onder meer mogelijkheden en onmogelijkheden voor verkeersmanagement worden gesignaleerd. Aandachtspunten zijn in ieder geval: - De bereikbaarheid van Hasselt over het Zwarte Water, via de N331 en/of de parallelweg. - De bereikbaarheid van Hasselt uit oostelijke richting, waarbij de rotonde Vaartweg naast de huidige hoofdrijbaan kan worden aangelegd. - De bereikbaarheid van bedrijventerrein Zwartewater, de aansluiting Hanzeweg kan pas worden afgesloten als de ontsluiting Zandwinning (met rotonde op de N331) gereed is. - De bereikbaarheid van Genemuiden via de N759. Om de voorkeursvariant planologisch mogelijk te maken, dient het bestemmingsplan te worden herzien en dienen er gronden te worden aangekocht. Indien gedurende de bestemmingsplanprocedure geen beroep wordt ingesteld, is de doorlooptijd van de totale procedure circa één jaar. Indien beroep wordt ingesteld, kan de totale doorlooptijd van de procedure oplopen tot twee jaar. De voorbereiding voor de realisatie (uitvoering) van het project omvat het maken van het definitieve ontwerp, het bestek en het uitvoeren van relevante onderzoeken (onder meer onderzoek naar kabels en leidingen, bodemonderzoek, grondwateronderzoek, akoestisch onderzoek, nader flora en fauna onderzoek, archeologisch onderzoek etc.). Deze voorbereiding loopt deels gelijk met de bestemmingsplanprocedure: na een half jaar voorbereidingswerkzaamheden kan worden gestart met de bestemmingplanprocedure. De bodemopbouw is voor een deel bekend en de slappe bodem leidt tot een uitvoeringstijd van circa twee jaar. Door de slappe bodemopbouw is een gefaseerde uitvoering noodzakelijk. Dit betekent dat na de grondwerkzaamheden het werk een tijd stil ligt voor voorbelasting van de ondergrond (het zandpakket wordt bovenop de veenlaag gelegd waarna deze onderlaag de tijd moet krijgen om in te klinken) en er geen sprake is van continue werkzaamheden. Totaal is er sprake van circa 3,5 – 4,5 jaar voorbereiding- en realisatietijd, afhankelijk eventuele beroepsprocedures in het kader van het bestemmingsplan.
56
BIJLAGE 1 Inventarisatiekaarten
57
N759
N331
N377
N331
revisie
ingsweg (provincie)
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
GK akk
project
revisie
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
GK akk
project
en (kruispunt)
revisie
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
GK akk
project
punt)
revisie
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
GK akk
project
nsde EHS, bestaande natuur
revisie
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
GK akk
project
erwaarden Zwarte Water en Vecht
revisie
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
GK akk
project
revisie
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
GK akk
project
Enexis)
revisie
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
GK akk
project
kkers
revisie
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
GK akk
project
VERKLARING Verwachtingswaarde
revisie
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
Arc akk
project
elt om de Weede
revisie
omschrijving
opdrachtgever
gecontroleerd
getekend
JOS
LSME
GK akk
project
BIJLAGE 2 VERKEERSSTROMEN HUIDIG EN TOEKOMSTIG
59
10b 262 7 138 39 107 4 0 13 10 1 6 586
)
9b 0 0 0 0 0 0 0 3 0 0 0 3
9b 1 0 0 0 1 0 1 4 0 0 0 8
10b 8 1 9 3 1 0 0 11 0 0 0 33
10b 7 0 4 1 4 2 0 4 0 0 0 24
rtuigen)
9b 16 1 8 10 27 0 1 14 0 0 0 79
0 9 0 1 21 111 4 19 0 30 126 0 4 65 39 120 241 746
11b 1 0 7 2 4 0 8 0 0 0 0 22
2020
11b 2 0 0 0 0 1 4 0 0 0 0 8
2020
11b 64 1 38 10 24 34 92 0 0 2 2 266
2020
22 2 8 12 1 29 0 2 96
12b 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
12b 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
12b 10 0 0 0 10 0 10 0 0 0 0 30
13b 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 1
13b 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
13b 3 0 1 2 4 0 0 2 0 0 0 12
4 65 7 14 133 341 48 102 19 58 104 535 8 207 0 515 572 2671
0 0 14 6 0 0 24 25 75
7 0 0 1 0 12 4 13 43
Zwaar verkeer avond (voertuigen) Naar 14b Totaal Van 1b 5-1a 5-2a 5-3a 8b 0 19 1a 0 0 1 1 3 0 1 5-1b 0 0 0 0 0 1 24 5-2b 1 0 0 0 3 0 7 5-3b 0 0 0 0 0 1 23 8a 4 1 7 3 0 0 4 9a 0 0 0 0 1 1 34 10a 0 1 5 2 6 0 25 11a 6 1 9 3 2 0 0 12a 10 0 0 0 0 0 1 13a 0 0 0 0 0 0 1 14a 0 0 0 0 0 3 138 Totaal 21 3 22 8 16 9b 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Middelzwaar verkeer avond (voertuigen) Naar 14b Totaal Van 1b 5-1a 5-2a 5-3a 8b 9b 0 18 1a 0 0 1 1 6 1 0 1 5-1b 0 0 0 0 0 0 1 16 5-2b 1 0 0 0 3 0 1 4 5-3b 0 0 0 0 0 0 0 15 8a 7 1 4 2 0 0 0 11 9a 2 0 1 0 0 0 1 23 10a 2 0 3 1 1 0 0 16 11a 1 0 4 1 1 0 0 0 12a 10 0 0 0 0 0 0 0 13a 0 0 0 0 0 0 0 1 14a 0 0 0 0 0 0 2 104 Totaal 22 2 14 5 11 1
10b 7 0 7 3 2 0 0 6 0 0 0 26
10b 7 0 2 1 7 3 0 1 0 0 0 20
10b 156 6 139 58 159 28 0 183 10 4 6 749
58 22 0 21 1 2 0 2 0 1 31 108 1 0 1 2 0 0 0 108 102 38 65 0 30 13 1 37 113 41 7 87 349 132 116 515
Licht verkeer avond (voertuigen) Naar 14b Totaal Van 1b 5-1a 5-2a 5-3a 8b 9b 1 891 1a 0 5 45 17 156 14 0 14 5-1b 3 0 2 2 2 1 17 369 5-2b 82 1 0 1 115 60 13 106 5-3b 35 1 1 0 3 13 4 456 8a 308 12 103 39 0 73 8 208 9a 13 4 32 11 35 0 19 575 10a 183 15 130 43 90 6 3 67 11a 106 6 58 20 27 62 0 30 12a 10 0 0 0 10 0 0 13 13a 2 0 4 1 4 0 0 21 14a 0 0 5 4 1 2 65 2752 Totaal 743 45 380 137 442 231
4a 29 5-1b 3 5-2b 76 5-3b 32 7a 73 8a 290 9a 19 10a 165 Totaal 687
11b 3 0 3 0 5 0 2 0 0 0 0 15
2020
11b 0 0 3 1 2 1 2 0 0 0 0 9
2020
11b 15 1 47 6 8 22 36 0 0 3 1 139
2020
53 1 54 14 8 71 0 7 227
12b 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
12b 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
12b 10 0 0 0 10 0 10 0 0 0 0 30
13b 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1
13b 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1
13b 1 0 5 1 6 0 1 5 0 0 0 19
73 263 5 14 151 435 68 125 91 280 199 778 30 157 0 458 769 2913
H-B matrix 2030 9b 18 2 9 11 29 0 1 16 0 0 0 85
10b 282 8 149 42 115 4 0 14 11 1 6 632
11b 69 1 41 10 26 36 99 0 0 2 2 287
2030
Licht verkeer avond (voertuigen) Naar 12b 13b 14b Totaal Van 1b 5-1a 5-2a 5-3a 8b 9b 11 3 1 960 1a 0 6 48 18 168 15 0 0 0 15 5-1b 3 0 2 2 2 1 0 1 19 398 5-2b 89 1 0 2 124 65 0 2 14 114 5-3b 37 1 1 0 3 14 11 4 4 492 8a 332 13 112 42 0 79 0 0 9 225 9a 14 4 34 12 37 0 11 0 20 620 10a 198 16 140 46 96 6 0 2 3 72 11a 114 7 62 21 29 67 0 0 0 32 12a 11 0 0 0 11 0 0 0 0 14 13a 3 1 4 2 5 0 0 0 0 23 14a 0 0 6 4 1 3 32 13 70 2965 Totaal 800 48 410 148 476 249
Zwaar verkeer ochtend (voertuigen) Naar 14b Totaal Van 1b 5-1a 5-2a 5-3a 8b 9b 0 15 1a 0 0 2 1 8 0 0 1 5-1b 0 0 0 0 0 0 2 17 5-2b 0 0 0 2 6 0 1 5 5-3b 0 0 0 0 1 0 2 24 8a 7 0 8 3 0 0 0 2 9a 0 0 1 0 3 0 2 17 10a 5 0 9 2 11 0 1 27 11a 2 0 4 1 4 3 0 10 12a 0 0 0 0 0 0 0 1 13a 0 0 0 0 0 0 0 1 14a 0 0 0 0 0 0 7 119 Totaal 14 1 24 10 34 3
10b 8 1 9 4 2 0 0 12 0 0 0 36
11b 1 0 8 2 4 0 8 0 0 0 0 24
2030
Zwaar verkeer avond (voertuigen) Naar 12b 13b 14b Totaal Van 1b 5-1a 5-2a 5-3a 8b 0 0 0 20 1a 0 0 2 1 4 0 0 0 1 5-1b 0 0 0 0 0 0 0 1 26 5-2b 1 0 0 0 4 0 0 0 8 5-3b 0 0 0 0 0 0 0 1 24 8a 5 1 7 3 0 0 0 0 4 9a 0 0 0 0 1 0 0 1 36 10a 0 1 5 2 6 0 1 0 27 11a 6 1 10 3 2 0 0 0 0 12a 11 0 0 0 0 0 0 0 1 13a 0 0 0 0 0 0 0 0 2 14a 0 0 0 0 0 0 1 3 149 Totaal 23 3 24 9 17
9b 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Middelzwaar verkeer ochtend (voertuigen) 2030 Middelzwaar verkeer avond (voertuigen) Naar Naar 14b Totaal Van 1b 5-1a 5-2a 5-3a 8b 9b 10b 11b 12b 13b 14b Totaal Van 1b 5-1a 5-2a 5-3a 8b 9b 0 15 1a 0 0 1 0 7 1 7 2 0 0 0 19 1a 0 0 2 1 6 1 0 0 5-1b 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 5-1b 0 0 0 0 0 0 1 10 5-2b 4 0 0 1 7 0 5 0 0 0 1 17 5-2b 1 0 0 0 4 0 1 3 5-3b 2 0 0 0 1 0 2 0 0 0 1 5 5-3b 0 0 0 0 0 0 1 24 8a 5 0 4 1 0 1 5 0 0 0 0 16 8a 7 1 5 2 0 0 0 7 9a 2 0 1 0 5 0 3 1 0 0 0 12 9a 2 0 1 0 0 0 1 10 10a 10 0 3 1 4 1 0 4 0 0 1 24 10a 2 0 4 1 1 0 0 9 11a 1 0 5 1 1 5 4 0 0 0 0 17 11a 1 0 4 1 1 0 0 10 12a 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 12a 11 0 0 0 0 0 0 1 13a 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 13a 0 0 0 0 0 0 0 1 14a 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 14a 0 0 0 0 0 0 5 91 Totaal 24 0 14 5 25 8 25 8 0 0 3 112 Totaal 24 2 15 6 12 2
Licht verkeer ochtend (voertuigen) Naar 14b Totaal Van 1b 5-1a 5-2a 5-3a 8b 1 421 1a 0 2 96 31 448 0 16 5-1b 2 0 2 0 1 43 493 5-2b 29 1 0 26 123 20 138 5-3b 13 0 1 0 21 50 769 8a 120 3 136 44 0 1 146 9a 9 3 61 37 66 48 560 10a 119 3 206 38 122 17 483 11a 7 0 20 6 5 0 30 12a 11 0 0 0 11 0 20 13a 1 0 4 2 4 0 19 14a 0 0 5 3 6 180 3095 Totaal 311 12 532 186 806
10b 7 0 8 3 3 0 0 6 0 0 0 28
10b 7 0 2 1 8 3 0 1 0 0 0 22
10b 168 7 150 63 172 30 0 197 11 4 6 808
BIJLAGE 3 AKOESTICHE VERKENNING
60
Notitie HASKONING NEDERLAND B.V. PLANNING & TRANSPORT
Aan Van Datum Kopie Onze referentie
: : : : :
Gerard Kuiper RHK Enschede Gert de Haas 31 januari 2012 Archief 9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
Betreft
:
Akoestische verkenning Voorkeursvariant N 311 te Hasselt
Aanleiding Op verzoek van de provincie Overijssel is er een verkennend onderzoek gedaan naar het akoestische effect van de wegaanpassing van N 331 te Hasselt. Doel van deze notitie is om op basis van de Wet geluidhinder de verschillende wegvakken te toetsen aan het reconstructie criterium van de wet, binnen het wettelijke kader, maar zonder een volledige toetsing te verrichten. Door middel van het voorliggende onderzoek ontstaat er duidelijkheid over eventuele akoestische knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen. In de Voorkeursvariant (VKV) wordt de kruising van de N 331 met de N 377 (Vaartweg) ten noordoosten van Hasselt vervangen door een rotonde. Ook de aansluiting van de N 331 op de N 759 ten westen van Hasselt wordt vervangen door een rotonde met een gewijzigde aansluiting op het onderliggende wegennet. Doel van de aanpassing is het scheiden van de regionale en lokale verkeersstromen. De volgende figuren lichten de voorgenomen wegaanpassing toe. Huidige situatie
A company of Royal Haskoning
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
1/21
Toekomstige situatie Voorkeursvariant
In de huidige situatie is de N 331 ten westen van Hasselt gelegen op een dijklichaam. In de VKV zal ook de N 759 deels op een dijklichaam worden gerealiseerd, zie onderstaande twee figuren. Huidige situatie N 331 ten westen van Hasselt
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
2/21
N 331 te en westen van n Hasselt in de d VKV met d de nieuwe rottonde en gew wijzigde aanslluiting op de N 759
Uitgang gspunten Snelhed den In onderstaande figuur zijn de maximum m sn nelheden we eergegeven die in het oonderzoek zijn gehante eerd. Huidige situatie: max ximale (wettellijke) snelhed den
31 januarri 2012
9W46224.J7/Not2/902 23339/Nijm
3/21
Voorkeursvariant: ge ehanteerde sn nelheden
Wegdekk In de hu uidige situatiie bestaat he et wegdek o op alle wegv vakken uit ee en standaard rd wegdek va an DAB (Dicht A Asfalt Beton)). In de Voorrkeursvarian nt is voor alle e wegdekke en voor een ggoede verge elijking ook uitg gegaan van DAB. Verkeerrsintensiteite en De relevvante verkee erscijfers zijn afkomstig uit diverse bronnen: x Ken ntekenonderzoek 2003, x Kru uispunttelling gen 2006, x Gemeentelijke tellingen 20 009, x Pro ovinciale tellingen 2008 en 2010, x Ken ntekenonderzoek Dufec c 2011 x verrkeersmodellberekeninge en (NRM 3.0 01) provincie Overijssel 2010. In de vo olgende figuur zijn de we egvakken w weergegeven n waarvan de verkeersinntensiteiten bekend zijn.
31 januarri 2012
9W46224.J7/Not2/902 23339/Nijm
4/21
Overzicht wegvakken huidig en toekomst
De huidige situatie is planjaar 2013 (jaar voor uitvoering), autonoom 2024 (zonder wegaanpassing) en Voorkeursvariant in planjaar 2024 (10 jaar na uitvoering). De gehanteerde etmaalintensiteiten zijn opgenomen in onderstaande tabel. De gegevens met betrekking tot de samenstelling van het verkeer zijn opgenomen in bijlage 1. Etmaalintensiteiten
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
5/21
Rekenmodel Het SRMII rekenmodel bevat een zo nauwkeurig mogelijke 3D weergave van de omgeving waarbij alle reflecterende en afschermende objecten en bodemgebieden zijn meegenomen. Het rekenmodel is gebouwd met Winhavik versie 8.33 en de berekeningen zijn uitgevoerd met het Haskoning rekenhart SRM15.05. Het opgestelde rekenmodel en rekenhart voldoen aan de vigerende voorschriften van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 (RMG2006). Als bron voor het geluidmodel is gebruik gemaakt van: x BCtopo00.dwg : topografische ondergrond (GBKN) x ncontw00 Voorkeursvariant 1.dwg : ontwerptekening 1 x Google streetview : hoogte gebouwen en omgeving x AHN : actueel hoogte bestand In de huidige situatie is er geen sprake van verkeersregelinstallatie(s), dus is er geen geluidtoeslag vanwege afremmend en optrekkend verkeer in rekening gebracht. In de toekomstige situatie is bij de rotondes een optrekcorrectie (geluidtoeslag) in rekening gebracht. Aanpak van het onderzoek In deze verkenning wordt de Wet geluidhinder (Wgh) als kader gehanteerd om mogelijke knelpunten vast te stellen zonder een volledige toetsing aan de wet te doen. Voor een volledige toetsing moeten onder meer alle relevante geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van 200 meter (binnenstedelijk) en 250 meter (buitenstedelijk) ten opzichte van kant verharding opgenomen worden in het rekenmodel. De rekenresultaten zijn weergegeven in Lden inclusief de aftrek ex artikel 110g Wgh. Deze aftrek bedraagt 2 dB op de wegvakken waar 70 km/u en harder wordt gereden en 5 dB op de wegvakken waar tot 70 km/u wordt gereden. Er is gerekend op enkele representatieve geluidgevoelige woningen, op een hoogte van 5 meter. Deze hoogte wordt representatief gesteld voor de gehele woning. In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de locatie van deze rekenpunten. Volgens de regels van de Wet geluidhinder worden alle wegvakken gereconstrueerd. Bij enkele wegvakken wordt het tracé verschoven, maar als dat binnen de geluidzone gebeurd blijft er sprake van en reconstructie wegvak. Binnen dit onderzoek is er om deze redenen niet sprake van aanleg nieuwe weg. Bij de beoordeling van de rekenresultaten is de Wet geluidhinder als uitgangspunt genomen. De wet stelt het volgende: 1. Bij een geluidtoename tussen huidige (referentie) en toekomstige situatie van 1,5 dB of meer is er sprake van het reconstructiecriterium van de wet. 2. Een toename van meer dan 5 dB is niet toegestaan. 3. De voorkeurswaarde van de wet bedraagt 48 dB. 4. Het maximale plafond bij wegreconstructies bedraagt 68 dB. Geluidmaatregelen om de geluidbelasting te reduceren worden overwogen indien sprake is van punt 1 en 2 en een overschrijding van punt 4.
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
6/21
Bij punt 1 is van belang dat eventueel verleende hogere waarden in kader voorgaande wegreconstructies of MTG’s1 vergeleken worden met de huidige waarde. De laagste van de twee wordt de referentiewaarde. In dit verkennende onderzoek is niet bekend of er sprake is van hogere waarden of MTG’s. De nu berekende effecten kunnen dan in sommige gevallen mogelijk groter worden. Rekenresultaten In bijlage 3 zijn de rekenresultaten per representatief rekenpunt gedetailleerd weergegeven. In deze tabel staat met kleur aangegeven waar mogelijk een knelpunt ontstaat (rood) indien wordt getoetst aan de Wet geluidhinder. Hieronder is per bron conform de Wet geluidhinder getoetst op het reconstructiecriterium van de wet en zijn mogelijke maatregelen geformuleerd. Bron N 331 Uit bijlage 3.1 volgt dat ten gevolge van de reconstructie van de N 331: x er maximale reconstructie-effecten optreden van 3 dB; x de maximale geluidbelasting ten gevolge van de N 331 61 dB bedraagt. Het reconstructie-effect treedt op bij de volgend locaties, aan weerszijden van de N 331: x Zwarsluizerweg 2 : +2 dB x Sluizerdijk 1 : +3 dB x Justitiebastion 20a/37 : +2 dB x Van Nahuijsweg 1a/1c : +2 dB x Cellemuiden 46/47 : +2 dB Conclusies Wgh: x er is hier sprake van een reconstructie conform de Wgh; x de geluidtoename is lager dan 5 dB; x de maximale geluidsbelasting van 68 dB wordt niet overschreden. Maatregelen: De geluidtoenames zijn weg te nemen met bijvoorbeeld een stiller wegdek. Met Dunne Deklagen type A (DDL-A) kan een geluidreductie worden bereikt van circa 4 dB. Gelet op de ligging van de woningen (Kern Hasselt) is vanuit kostenefficiëntie dit wegdek toepasbaar vanaf de noordelijke komgrens richting de brug over het Zwartewater, maar niet ter plaatse van de rotonde bij de N 377 i.v.m. schades vanwege het afremmende wringende verkeer op de rotonde. Op het brugdek geeft dit asfalt mogelijk problemen met de levensduur en ten westen van de brug zijn er nog twee woningen (Cellemuiden 46 en 47) waar dit stille asfalt uit kostenefficiëntie mogelijk niet toepasbaar zal zijn. Schermen zijn in stedelijk gebied dikwijls moeilijk inpasbaar en niet wenselijk vanwege de sociale veiligheid, verkeersveiligheid, barrière werking en ruimtelijke kwaliteit. Vooralsnog is de overweging om deze daarom niet te plaatsen. 1
MTG = maximaal toelaatbare geluidsbelasting. Deze term wordt gebruikt bij de autonome sanering wegverkeerslawaai (aanpak bestaande geluidhinder knelpunten). Dit zijn dan zogenoemde saneringswoningen met vastgestelde hogere waarden.
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
7/21
Conclusie: Door middel van een hogere waarden procedure kan de reconstructie van de N 331 worden gerealiseerd. Gelet op de woonkern Hasselt en het hoge aandeel doorgaande verkeer wordt de voorkeur uitgesproken om de geluidtoename vanwege de reconstructie aan te pakken met een stiller wegdek tussen de noordelijke komgrens en de brug over het Zwartewater. Voor de twee woningen aan Cellemuiden moet worden nagegaan of schermmaatregelen boven in het talud kosteneffectief zijn. Bron N 377 De aansluiting van de N 377 op de N 331 wordt gereconstrueerd tot een rotonde en de bron van de N 377 wordt iets verlengd door een noordelijker ligging van de N 331. Uit bijlage 3 volgt dat ten gevolge van de plaatselijke reconstructie van de N 377 voor de aansluiting op de N 331: x er een maximaal reconstructie-effect optreedt van 2 dB op één woning (DeVelde 1, rekenpuntnrs 6 en 7); x de maximale geluidbelasting ten gevolge van de N 331 57 dB bedraagt. Conclusies Wgh: x er is hier sprake van een reconstructie conform de Wgh; x de geluidtoename is lager dan 5 dB; x de maximale geluidsbelasting van 68 dB wordt niet overschreden. Maatregelen: De geluidtoename is weg te nemen met bijvoorbeeld een stiller wegdek. Gezien de directe nabijheid van de rotonde en de Parallelweg zal dit op problemen stuiten vanwege wegdek schades. Een effectief scherm zal circa 2,5 meter hoog worden en de Parallelweg voor de woning afsluiten. Geadviseerd wordt deze vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit en inpasbaarheid niet te plaatsen. Conclusie: Door middel van een hogere waarden procedure kan de reconstructie van de N 331 worden gerealiseerd. Maatregelen zijn op basis van kosten en praktisch oogpunt zeer waarschijnlijk niet haalbaar of doelmatig. Bron N 759 De bestaande aansluiting van de N 759 op de N 331 wordt geknipt en de N 759 wordt naar het zuiden verplaatst voor de nieuwe aansluiting op de rotonde in de N 331. De doortrekking van de N 759 naar de Zwartewaterweg/Werkerlaan ligt ongeveer ter plaatse van de bestaande Hasselterdijk. Uit bijlage 3 volgt dat ten gevolge van de reconstructie van de N 759: x er reconstructie-effecten optreden van 2 tot 4 dB op drie woningen;. x de maximale geluidbelasting ten gevolge van de N 331 52 dB bedraagt.
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
8/21
De woningen waar de reconstructie-effecten van toepassing zijn, zijn de Wolfshagenweg 6, Hasselterdijk 10 en Industrieweg 3a. Het reconstructie effect wordt veroorzaakt door de doortrekking van de N 759 naar de Zwartewaterweg/Werkerlaan. Conclusies Wgh: x er is hier sprake van een reconstructie conform de Wgh; x de geluidtoename is lager dan 5 dB; x de maximale geluidsbelasting van 68 dB wordt niet overschreden. Maatregelen: De geluidtoenames zijn hier weg te nemen met bijvoorbeeld een stiller wegdek. Met Dunne Deklagen type A (DDL-A) kan een geluidreductie worden bereikt van circa 4 dB. Gelet op de beperkte toepasbare lengte van ruim 100 meter is er mogelijk vanuit onderhoud en strooiregime bezwaar tegen deze toepassing. Een effectief scherm zal circa 2,5 meter hoog en 100 meter lang worden. Conclusie: Door middel van een hogere waarden procedure kan de reconstructie van de N 759 worden gerealiseerd. Gelet op bezwaren vanuit onderhoud en strooiregime voor een stiller wegdek, wordt de voorkeur uitgesproken om de geluidtoename vanwege de reconstructie aan te pakken met een scherm. Nagegaan moet worden of schermmaatregelen kosteneffectief zijn. Bron Parallelweg Door de gewijzigde westelijke aansluiting gaat er minder verkeer over de Parallelweg rijden. Modelmatig loopt de bron Parallelweg vanaf de aansluiting op de N 377 naar het zuiden over de brug tot de oude aansluiting van de N 759. Uit bijlage 3 volgt dat ten gevolge van de reconstructie van de Parallelweg er geen sprake is van een reconstructie conform de Wgh. Er zijn geen aanvullende maatregelen en/of procedures benodigd. Parallelweg in elementenverharding: Mogelijk wordt in een deel van de parallelweg het asfalt vervangen door betonklinkers. Een traditionele betonklinker levert circa 4 dB meer geluid dan asfalt. Een alternatief is de verharding in keperverband aanbrengen, dan is de geluidtoename circa 2 dB meer dan asfalt en komt de geluidsituatie min of meer overeen met de toekomstige autonome situatie. Beter is het om te kiezen voor ‘stille’ betonstraatstenen2. Die hebben een geluidreductie van ongeveer 1 dB ten opzichte van asfalt en hierdoor verbetert de milieusituatie. Bron Wolfshagenweg De bestaande zuidelijke aansluiting op de N 759 wordt afgesloten en de Wolfshagenweg wordt ongelijkvloers onder het nieuwe verschoven tracé van de N 759 geleid. Modelmatig is het
2
In stille betonstraatstenen zijn de geluideigenschappen verder geoptimaliseerd door een optimale fijne textuur en een open structuur aan de bovenkant. Verder wordt er extra aandacht besteed aan de fundering vanwege de vlakheid.
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
9/21
bestaande weggedeelte van de oude N 759 tussen de N 331 en de Zwartewaterweg/Werkerlaan toegevoegd aan de bron. Uit bijlage 3 volgt dat ten gevolge van de reconstructie van de Wolfshagenweg er geen sprake is van een reconstructie conform de Wgh. Er zijn geen aanvullende maatregelen en/of procedures benodigd. Bron Cellemuiden De Cellemuiden wordt niet gereconstrueerd maar is wel voor de volledigheid berekend. Uit bijlage 3 volgt dat de geluidbelasting lager is dan de 48 dB voorkeurswaarde van de wet. Dit komt door het lage aantal motorvoertuigen dat van deze weg gebruikt maakt. Bron Zwartewaterweg/Werkerlaan De Zwartewaterweg/Werkerlaan wordt plaatselijk gereconstrueerd voor de gewijzigde aansluiting van de doorgetrokken N 759. Uit bijlage 3 volgt dat ten gevolge van de reconstructie van de Zwartewaterweg/Werkerlaan er geen sprake is van een reconstructie conform de Wgh. Er zijn geen aanvullende maatregelen en/of procedures benodigd. Akoestische milieusituatie Door de geluidsbelastingen niet conform de wet geluidhinder per bron te toetsen, maar alle geluidsniveaus cumulatief in beeld te brengen ontstaat een beeld van de akoestische milieusituatie. In deze notitie is al het wegverkeer van de besproken wegvakken gecumuleerd berekend en opgenomen in bijlage 4. Uit bijlage 4 volgt dat in de toekomstige autonome situatie door de groei van het wegverkeer de geluidsniveaus toenemen met circa 1 dB. In de Voorkeursvariant neemt dit met maximaal 2 dB toe, maar er zijn ook woningen waar de geluidsniveaus niet toenemen of er een afname optreedt. De hoogste geluidsniveaus komen voor in de bebouwde kom ter hoogte van de Keppelstraat en bedraagt circa 63 dB in de autonome situatie en 62 dB bij de Voorkeursvariant. Aan de zuidwestkant van Hasselt bedraagt het maximale geluidniveau circa 61 dB bij Cellemuiden.
Om de milieusituatie te verbeteren zijn meerdere maatregelen of combinaties mogelijk: 1. snelheidsbeperking op de N 331, te beginnen bij westelijke rotonde richting Hasselt (effect circa 3 dB); 2. schermen plaatsen, bijvoorbeeld tussen N 331 en Parallelweg (effect circa 1 tot 3 dB); 3. stillere wegdekken toepassen (effect circa 1 tot 4 dB); 4. een combinatie van voorgaande maatregelen.
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
10/21
Bijlage 1 Overzicht samenstelling verkeer Wegvak
Dagdeel
Voertuigverdeling weekdag 2013 (autonome situatie) Licht
1
N331 (ten zuiden van Hanzeweg)
3
4
5
6
7
8
9
10
N331 (Hanzeweg Oprit N331)
Oprit N331
N331 (Viaduct N759 Hoogstraat)
N331 (Hoogstraat Vaartweg)
N331 (ten noorden van Vaartweg)
Zwartewaterweg (Hanzeweg - N759)
Parallelweg (N759 Hoogstraat)
Parallelweg (Hoogstraat Vaartweg)
Vaartweg (N331 Telvorenstraat)
Totaal
Licht
Middelverkeer
Zwaar
Totaal
Licht
Middelzwaar
Zwaar verkeer
Totaal
Etmaal (0-24)
8957
847
739
10543
10456
989
863
12307
9183
868
758
10809
7101
673
586
8359
8289
785
683
9758
7280
690
600
8570
Avond (19-23)
1059
100
87
1246
1236
116
102
1454
1086
102
89
1277
797
75
66
938
931
87
78
1095
817
77
68
962
Etmaal (0-24)
7889
1033
748
9671
8904
1166
845
10915
9183
868
758
10809
Dag (7-19)
6341
829
600
7770
7157
936
677
8769
7280
690
600
8570
Avond (19-23)
834
111
81
1025
941
125
91
1157
1086
102
89
1277
Nacht (23-7)
714
94
68
876
806
106
77
989
817
77
68
962
Etmaal (0-24)
1193
156
113
1462
1383
181
131
1696
Dag (7-19)
959
125
91
1175
1112
145
105
1362
Avond (19-23)
126
17
12
155
146
19
14
180
Nacht (23-7)
108
14
10
132
125
16
12
154
Wegvak niet aanwezig
Etmaal (0-24)
6612
866
627
8105
7420
972
704
9096
10695
1138
979
12812
Dag (7-19)
5314
695
503
6512
5964
780
564
7308
8485
926
816
10227
Avond (19-23)
699
93
68
859
784
104
76
964
1232
107
82
1422
Nacht (23-7)
599
78
57
734
672
88
64
824
978
104
81
1163
Etmaal (0-24)
6934
908
658
8500
7830
1026
743
9598
8550
1120
811
10481
Dag (7-19)
5573
729
527
6829
6293
823
595
7712
6872
899
650
8421
Avond (19-23)
733
97
71
901
827
110
80
1017
903
120
88
1111
Nacht (23-7)
628
82
60
770
709
93
68
869
774
101
74
949
Etmaal (0-24)
7718
699
346
8763
8540
774
382
9696
8540
774
382
9696
Dag (7-19)
6122
555
272
6949
6773
615
300
7688
6773
615
300
7688
Avond (19-23)
872
78
41
992
965
86
46
1097
965
86
46
1097
Nacht (23-7)
724
66
33
823
801
73
36
910
801
73
36
910
Etmaal (0-24)
2957
440
502
3900
3380
503
574
4457
3203
477
544
4223
Dag (7-19)
2396
388
411
3195
2739
444
469
3652
2595
421
445
3460
Avond (19-23)
325
18
33
376
371
21
38
429
352
20
36
407
Nacht (23-7)
237
34
58
329
270
39
67
376
256
37
63
356
Etmaal (0-24)
5855
464
514
6833
6735
534
592
7861
3460
368
317
4145
Dag (7-19)
4578
388
448
5414
5266
446
516
6228
2745
300
264
3309
Avond (19-23)
736
33
29
798
847
38
33
918
399
35
27
460
Nacht (23-7)
541
44
37
622
622
50
43
716
316
34
26
376
Etmaal (0-24)
2413
316
229
2958
2665
349
253
3266
1944
255
184
2384
Dag (7-19)
1940
254
183
2377
2142
280
203
2624
1563
204
148
1915
Avond (19-23)
255
34
25
314
282
37
27
346
205
27
20
253
Nacht (23-7)
219
29
21
268
241
32
23
296
176
23
17
216
Etmaal (0-24)
8837
615
441
9893
10424
725
520
11669
10424
725
520
11669
Dag (7-19)
6955
484
347
7785
8204
571
409
9184
8204
571
409
9184
Avond (19-23)
1016
71
51
1138
1199
83
60
1342
1199
83
60
1342
866
60
43
969
1022
71
51
1144
1022
71
51
1144
Nacht (23-7)
31 januari 2012
Zwaar
Voertuigverdeling weekdag 2024 (plansituatie)
Dag (7-19)
Nacht (23-7) 2
Middelzwaar
Voertuigverdeling weekdag 2024 (autonome situatie)
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
11/21
Wegvak
Dagdeel
Voertuigverdeling weekdag 2013 (autonome situatie) Licht
11
12
13
14
15
16
N759 (Zwartewaterweg Cellemuiden)
Cellemuiden (ten noorden van N759)
N759 (Cellemuiden Genemuiden)
Cellemuiden (N759 Oprit N331)
Wolfshagenweg
N759 (Zwartewaterweg N331) (Plansituatie)
31 januari 2012
Middelzwaar
Zwaar
Totaal
Voertuigverdeling weekdag 2024 (autonome situatie) Licht
Middelverkeer
Zwaar
Totaal
Voertuigverdeling weekdag 2024 (plansituatie) Licht
Middelzwaar
Zwaar verkeer
Totaal
Etmaal (0-24)
6686
530
587
7804
7737
614
680
9030
1981
186
101
2268
Dag (7-19)
5231
443
512
6187
6054
513
593
7159
1568
163
94
1826
Avond (19-23)
813
36
32
881
940
42
37
1019
252
7
7
266
Nacht (23-7)
640
52
44
736
741
60
51
852
160
16
0
176
Etmaal (0-24)
377
27
9
414
421
30
11
462
421
30
11
462
Dag (7-19)
299
23
8
331
334
26
9
370
334
26
9
370
Avond (19-23)
55
1
1
58
62
1
1
64
62
1
1
64
Nacht (23-7)
22
3
0
25
25
4
0
28
25
4
0
28
Etmaal (0-24)
6568
656
507
7732
7739
773
598
9110
7739
773
598
9110
Dag (7-19)
5128
511
396
6036
6042
603
467
7111
6042
603
467
7111
Avond (19-23)
759
77
60
895
894
90
70
1055
894
90
70
1055
Nacht (23-7)
682
68
51
801
804
80
60
944
804
80
60
944
Etmaal (0-24)
2637
299
204
3139
2978
339
231
3548
1595
157
100
1852
Dag (7-19)
2101
251
169
2521
2373
284
191
2849
1262
139
86
1487
Avond (19-23)
302
22
17
341
340
25
20
385
194
6
6
206
Nacht (23-7)
234
26
18
277
264
29
20
313
139
13
8
160
Etmaal (0-24)
1444
143
91
1677
1595
157
100
1852
1595
157
100
1852
Dag (7-19)
1142
126
78
1346
1262
139
86
1487
1262
139
86
1487
Avond (19-23)
176
5
5
186
194
6
6
206
194
6
6
206
Nacht (23-7)
126
11
7
145
139
13
8
160
139
13
8
160
Etmaal (0-24)
5268
468
341
6076
Dag (7-19)
4150
373
270
4792
Avond (19-23)
615
51
39
704
Nacht (23-7)
503
45
32
580
Wegvak niet aanwezig
Wegvak niet aanwezig
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
12/21
Bijlage 2 Overzicht ligging representatieve rekenpunten op woningen
Figuur Noord-oost
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
13/21
Figuur midden
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
14/21
Figuur Zuid-west
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
15/21
Bijlage 3.1 Rekenresultaten N 331 geluidbelasting incl art 110g in Lden
Toename VKV tov.
wnp
adres
huisnr
huidig
auto 2024
VKV
huidig
Auto 2024
1
Zwartsluizerweg
2
54.0
54.5
55.2
1.2
0.7
2
Zwartsluizerweg
2
49.3
49.8
51.7
2.3
1.8
3
Sluizerdijk
1
51.9
52.4
54.6
2.7
2.2
4
Sluizerdijk
1
52.4
52.9
54.3
1.9
1.4
5
De Velde
3
56.6
57.1
54.5
-2.1
-2.6
6
De Velde
1
57.0
57.5
54.8
-2.2
-2.7
7
De Velde
1
53.6
54.1
53.6
0.0
-0.5
8
Erfgenamenweg
11
53.9
54.5
53.9
0.0
-0.5
9
Erfgenamenweg
9
53.6
54.1
53.5
0.0
-0.5
10
Erfgenamenweg
1
57.9
58.4
58.6
0.6
0.1
11
Erfgenamenweg
1
55.1
55.6
56.1
1.0
0.5
12
Keppelstraat
1
58.0
58.5
59.0
1.0
0.5
13
Hoogstraat
50
54.1
54.6
55.3
1.2
0.7
14
Hoogstraat
50
54.2
54.7
55.5
1.3
0.8
15
Justitiebastion
37
56.2
56.7
57.9
1.7
1.2
16
Justitiebastion
37
56.3
56.8
58.0
1.7
1.2
17
Justitiebastion
20a
56.3
56.8
58.0
1.7
1.2
18
Justitiebastion
20a
59.6
60.2
61.4
1.8
1.3
19
Van Nahuijsweg
1a
56.4
56.9
57.9
1.6
1.1
20
Van Nahuijsweg
1c
56.2
56.7
57.9
1.7
1.2
21
Cellemuiden
46
57.8
58.3
59.6
1.8
1.3
22
Cellemuiden
46
59.0
59.5
60.8
1.8
1.3
23
Cellemuiden
47
58.4
58.9
60.1
1.7
1.2
24
Cellemuiden
47
53.6
54.1
55.3
1.7
1.2
25
Wolfshagenweg
6
52.3
52.8
52.7
0.4
-0.1
26
Wolfshagenweg
6
50.6
51.1
50.6
-0.1
-0.6
27
Wolfshagenweg
6
48.0
48.5
49.4
1.4
0.9
28
Hasselterdijk
10
52.0
52.6
53.1
1.0
0.5
29
Wolfshagenweg
6
53.1
53.6
54.0
0.9
0.4
30
Industrieweg
3a
51.1
51.6
52.4
1.3
0.8
31
Industrieweg
3a
50.8
51.3
51.7
0.9
0.3
32
Sluizerdijk
4
44.9
45.4
46.2
1.3
0.8
33
Sluizerdijk
6
44.5
45.0
46.1
1.6
1.1
34
Zwartsluizerweg
2b
49.9
50.4
50.6
0.7
0.2
35
Zwartsluizerweg
2b
44.3
44.8
45.0
0.7
0.2
36
Sluizerdijk
3
46.5
47.0
48.8
2.3
1.8
geen reconstructie effect reconstructie effect
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
16/21
Bijlage 3.2 Rekenresultaten N 377 geluidbelasting incl art 110g in Lden
toename VKV tov.
wnp
adres
huisnr
huidig
auto 2024
VKV
huidig
auto 2024
1
Zwartsluizerweg
2
36.4
37.0
37.6
0.0
0.6
2
Zwartsluizerweg
2
37.7
38.2
38.9
0.0
0.7
3
Sluizerdijk
1
42.9
43.5
44.6
0.0
1.1
4
Sluizerdijk
1
42.3
42.8
43.2
0.0
0.4
5
De Velde
3
46.0
46.5
48.3
0.3
1.7
6
De Velde
1
49.7
50.2
51.9
2.2
1.7
7
De Velde
1
55.1
55.6
56.6
1.5
1.0
8
Erfgenamenweg
11
48.2
48.7
49.5
1.3
0.8
9
Erfgenamenweg
9
46.9
47.4
48.2
0.2
0.8
32
Sluizerdijk
4
36.6
37.1
37.7
0.0
0.6
33
Sluizerdijk
6
36.7
37.2
37.9
0.0
0.6
34
Zwartsluizerweg
2b
35.5
36.0
36.9
0.0
0.9
35
Zwartsluizerweg
2b
32.7
33.2
33.6
0.0
0.5
Sluizerdijk
3
41.5
42.0
42.9
0.0
0.9
36
geen reconstructie effect reconstructie effect
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
17/21
Bijlage 3.3 Rekenresultaten N 759 geluidbelasting incl art 110g in Lden
toename VKV tov.
wnp
adres
huisnr
huidig
auto 2024
VKV
huidig
auto 2024
16
Justitiebastion
37
38.9
39.5
39.6
0.0
0.1
17
Justitiebastion
20a
34.0
34.5
35.2
0.0
0.6
18
Justitiebastion
20a
38.4
38.9
39.0
0.0
0.1
19
Van Nahuijsweg
1a
39.7
40.2
41.9
0.0
1.8
20
Van Nahuijsweg
1c
40.5
41.0
41.9
0.0
0.8
21
Cellemuiden
46
35.9
36.4
37.8
0.0
1.4
22
Cellemuiden
46
44.1
44.6
45.4
0.0
0.8
23
Cellemuiden
47
49.0
49.6
48.4
-0.6
-1.1
24
Cellemuiden
47
51.4
51.9
51.2
-0.2
-0.8
25
Wolfshagenweg
6
46.0
46.5
51.2
3.2*
4.6
26
Wolfshagenweg
6
26.0
26.5
36.0
0.0
9.5
27
Wolfshagenweg
6
40.7
41.2
43.1
0.0
1.9
28
Hasselterdijk
10
47.6
48.1
50.4
2.4*
2.3
29
Wolfshagenweg
6
48.5
49.0
52.0
3.5
3.0
30
Industrieweg
3a
47.8
48.3
49.9
1.9*
1.6
Industrieweg
3a
42.9
43.4
49.4
1.4
6.0
31
geen reconstructie effect reconstructie effect * toename t.o.v. voorkeurswaarde van 48 dB
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
18/21
Bijlage 3.4 Rekenresultaten Parallelweg geluidbelasting incl art 110g in Lden
toename VKV tov.
wnp
adres
huisnr
huidig
auto 2024
VKV
huidig
auto 2024
3
Sluizerdijk
1
43.3
43.8
42.3
0.0
-1.5
4
Sluizerdijk
1
45.6
46.1
44.4
0.0
-1.7
5
De Velde
3
45.7
46.2
45.8
0.0
-0.4
6
De Velde
1
48.9
49.4
38.7
0.0
-10.6
7
De Velde
1
47.2
47.7
46.0
0.0
-1.8
8
Erfgenamenweg
11
52.3
52.8
51.2
-1.1
-1.6
9
Erfgenamenweg
9
51.8
52.3
50.7
-1.1
-1.6
10
Erfgenamenweg
1
55.5
56.0
54.3
-1.1
-1.6
11
Erfgenamenweg
1
51.8
52.3
50.9
-0.8
-1.3
12
Keppelstraat
1
60.0
60.5
58.9
-1.1
-1.6
13
Hoogstraat
50
55.0
55.5
53.4
-1.6
-2.1
14
Hoogstraat
50
55.4
55.9
53.5
-1.9
-2.4
15
Justitiebastion
37
56.8
57.3
55.0
-1.8
-2.3
16
Justitiebastion
37
55.3
55.8
53.4
-1.9
-2.4
17
Justitiebastion
20a
53.9
54.4
52.0
-1.9
-2.4
18
Justitiebastion
20a
55.8
56.3
53.9
-1.9
-2.4
19
Van Nahuijsweg
1a
51.0
51.5
49.1
-1.8
-2.4
20
Van Nahuijsweg
1c
49.7
50.2
47.9
0.0
-2.4
21
Cellemuiden
46
48.8
49.3
46.9
0.0
-2.4
22
Cellemuiden
46
47.5
48.0
45.6
0.0
-2.4
23
Cellemuiden
47
44.0
44.5
42.1
0.0
-2.5
24
Cellemuiden
47
23.8
24.3
22.0
0.0
-2.3
25
Wolfshagenweg
6
36.5
37.0
34.8
0.0
-2.2
26
Wolfshagenweg
6
27.7
28.2
25.9
0.0
-2.3
27
Wolfshagenweg
6
41.7
42.2
40.1
0.0
-2.1
28
Hasselterdijk
10
41.6
42.1
40.0
0.0
-2.1
29
Wolfshagenweg
6
24.0
24.5
22.5
0.0
-2.0
30
Industrieweg
3a
44.3
44.8
42.4
0.0
-2.4
31
Industrieweg
3a
41.7
42.2
39.8
0.0
-2.4
geen reconstructie effect reconstructie effect
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
19/21
Bijlage 3.5 Rekenresultaten Wolfhagenweg, Cellemuiden en Zwartewaterweg/Werkerlaan Wolfhagenweg geluidbelasting incl art 110g
toename VKV tov.
wnp
adres
huisnr
huidig
auto 2024
VKV
huidig
auto 2024
21
Cellemuiden
46
21.9
22.4
23.4
0.0
1.0
22
Cellemuiden
46
36.5
37.0
31.8
0.0
-5.2
23
Cellemuiden
47
38.7
39.2
39.6
0.0
0.4
24
Cellemuiden
47
46.7
47.2
39.5
0.0
-7.7
25
Wolfshagenweg
6
49.0
49.5
48.5
-0.5
-1.0
26
Wolfshagenweg
6
50.6
51.1
50.9
0.3
-0.2
27
Wolfshagenweg
6
26.6
27.1
29.6
0.0
2.6
28
Hasselterdijk
10
33.6
34.2
37.6
0.0
3.4
29
Wolfshagenweg
6
33.6
34.1
37.9
0.0
3.8
30
Industrieweg
3a
32.6
33.1
37.9
0.0
4.8
31
Industrieweg
3a
32.1
32.6
35.3
0.0
2.8
geen reconstructie effect
Cellemuiden geluidbelasting incl art 110g
toename VKV tov.
wnp
adres
huisnr
huidig
auto 2024
VKV
huidig
auto 2024
18
Justitiebastion
20a
25.3
25.8
25.8
0.0
-0.1
20
Van Nahuijsweg
1c
26.1
26.6
26.6
0.0
0.0
21
Cellemuiden
46
49.5
50.0
50.0
0.5
-0.1
22
Cellemuiden
46
45.6
46.1
46.1
0.0
0.0
23
Cellemuiden
47
41.9
42.4
42.4
0.0
0.0
24
Cellemuiden
47
37.1
37.6
37.5
0.0
0.0
25
Wolfshagenweg
6
23.3
23.9
23.3
0.0
-0.5
geen reconstructie effect
Zwartewaterweg/Werkerlaan geluidbelasting incl art 110g
toename VKV tov.
wnp
adres
huisnr
huidig
auto 2024
VKV
huidig
auto 2024
23
Cellemuiden
47
36.0
36.5
36.0
0.0
-0.5
24
Cellemuiden
47
30.3
30.8
30.6
0.0
-0.2
25
Wolfshagenweg
6
33.9
34.4
34.2
0.0
-0.1
26
Wolfshagenweg
6
33.5
34.0
33.9
0.0
-0.1
27
Wolfshagenweg
6
52.7
53.2
53.1
0.4
-0.1
28
Hasselterdijk
10
50.7
51.2
51.0
0.3
-0.1
30
Industrieweg
3a
49.9
50.4
50.0
0.1
-0.3
Industrieweg
3a
53.1
53.6
53.3
0.2
-0.3
31
geen reconstructie effect
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
20/21
Bijlage 4 Gecumuleerde geluidsbelasting geluidbelasting incl art 110g in Lden wnp
adres
huisnr
huidig
auto 2024
VKV
1
Zwartsluizerweg
2
54
55
55
2
Zwartsluizerweg
2
50
50
52
3
Sluizerdijk
1
53
53
55
4
Sluizerdijk
1
54
54
55
5
De Velde
3
57
58
56
6
De Velde
1
58
59
57
7
De Velde
1
58
58
59
8
Erfgenamenweg
11
57
57
57
9
Erfgenamenweg
9
56
57
56
10
Erfgenamenweg
1
60
60
60
11
Erfgenamenweg
1
57
57
57
12
Keppelstraat
1
62
63
62
13
Hoogstraat
50
58
58
58
14
Hoogstraat
50
58
58
58
15
Justitiebastion
37
60
60
60
16
Justitiebastion
37
59
59
59
17
Justitiebastion
20a
58
59
59
18
Justitiebastion
20a
61
62
62
19
Van Nahuijsweg
1a
58
58
59
20
Van Nahuijsweg
1c
57
58
58
21
Cellemuiden
46
59
59
60
22
Cellemuiden
46
60
60
61
23
Cellemuiden
47
59
60
61
24
Cellemuiden
47
56
57
57
25
Wolfshagenweg
6
55
55
56
26
Wolfshagenweg
6
54
54
54
27
Wolfshagenweg
6
54
55
55
28
Hasselterdijk
10
55
56
57
29
Wolfshagenweg
6
54
55
56
30
Industrieweg
3a
55
55
56
31
Industrieweg
3a
56
56
57
32
Sluizerdijk
4
46
46
47
33
Sluizerdijk
6
45
46
47
34
Zwartsluizerweg
2b
50
51
51
35
Zwartsluizerweg
2b
45
45
45
36
Sluizerdijk
3
48
48
50
31 januari 2012
9W4624.J7/Not2/9023339/Nijm
21/21
BIJLAGE 4 LUCHTKWALITEITSONDERZOEK
61
A COMPANY OF
Notitie HASKONING NEDERLAND B.V.
Aan Van Datum Kopie Onze referentie
: : : : :
Provincie Overijssel Dhr. P. van den Eijnden (Royal Haskoning) 31 oktober 2011 9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm
Betreft
:
Indicatieve bepaling effect alternatieven N 331 op luchtkwaliteit
INDUSTRY & ENERGY
Inleiding De provincie Overijssel is voornemens de N 331 ter hoogte van Hasselt aan te passen. De kruising N 331 met de Vaartweg wordt vervangen door een rotonde en de aansluiting van de N 331 op het onderliggende wegennet en de N 759 ten westen van Hasselt wordt vervangen door een rotonde. Doel van de aanpassing is het scheiden van de regionale en lokale verkeersstromen. Bovenstaande aanpassingen aan de N 331 zullen effect hebben op de verkeersbewegingen op de N 331, de parallelstructuur en de aansluitende wegen. Hierdoor zullen veranderde emissies naar de lucht optreden waarvoor in de Wet milieubeheer grenswaarden zijn opgenomen. Om te bepalen of de veranderde inrichting van de N 331 leidt tot knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit in de omgeving is deze notitie opgesteld. Hiertoe is allereerst het wettelijk kader ten aanzien van luchtkwaliteit geschetst. Vervolgens is aangegeven wat de voorgenomen maatregelen op de N 331 inhouden. Daarna is op basis van de voorgenomen wijzigingen en met behulp van het luchtkwaliteitrekenmodel CAR II een inschatting gedaan van de effecten. Deze notitie omvat een bepaling van het effect van de alternatieven van de N 331 op de luchtkwaliteit. Hiervoor is gebruik gemaakt van de wettelijke regels voor luchtkwaliteitsonderzoeken, opgenomen in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl 2007), onderdeel van de Wet Milieubeheer. 1.
Wettelijk kader luchtkwaliteit
1.1 ‘Wet luchtkwaliteit’ Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen wordt weergegeven in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk stelsel is van kracht sinds november 2007 en wordt ook wel de ‘Wet luchtkwaliteit’ (verder Wlk) genoemd. In algemene zin kan worden gesteld dat de Wlk bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen van maximumconcentraties voor een aantal componenten. Hierbij gaat het om componenten als zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx als NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), koolmonoxide (CO), lood, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen. Voor wat betreft de componenten zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx als NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), koolmonoxide (CO), lood en benzeen wordt in de Wlk aangegeven op welke termijn aan de normen voldaan dient te worden en welke bestuursorganen verantwoordelijkheden hebben bij het realiseren van de normen. De normen zijn gebaseerd op recente inzichten van de WHO
31 oktober 2011
9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm
1/1
(World Health Organisation) in de mogelijke effecten van luchtverontreinigingen op de gezondheid van de mens. Voor bovengenoemde componenten zijn grenswaarden geformuleerd. Voor de componenten ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen zijn aanvullend richtwaarden opgenomen. In Nederland kunnen twee componenten van de eerder genoemde componenten problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Het betreft hierbij NO2 en fijn stof (PM10). Fijn stof (PM10) wordt beïnvloed door grote industriële bronnen (met name uit het buitenland), diffuse bronnen zoals het totale wagenpark, natuurlijke bronnen en in mindere mate door lokale bronnen. NO2 wordt voornamelijk beïnvloed door het wagenpark (verkeersbewegingen). Aangezien deze emissies problemen kunnen opleveren met betrekking tot overschrijdingen van de grenswaarden worden enkel deze componenten in deze notitie in beschouwing genomen. Verder kan worden opgemerkt dat sinds 1 augustus 2009 in de Wlk ook grenswaarden zijn opgenomen voor de component PM2,5 waarin in het jaar 2015 dient te worden voldaan. PM2,5 heeft een directe relatie met PM10. Uit onderzoek van het RIVM1 komt naar voren dat over het algemeen een vaste concentratieverhouding bestaat tussen PM10 en PM2,5. Dit maakt dat wanneer aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan tegelijkertijd ook aan de grenswaarde voor PM2,5 zal worden voldaan. In het Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) uit 2009 staat hierover dat in het rapport 'PM2,5 in the Netherlands; consequences of the new European air guality standards ' (uit 2007) geconcludeerd wordt dat Nederland met de maatregelen voor het voldoen aan de grenswaarden voor PM10 naar verwachting ook aan de grenswaarden en blootstellingsconcentratieverplichting voor PM2,5 zal voldoen. Op basis van dit gegeven wordt de component PM2,5 in onderhavig onderzoek buiten beschouwing gelaten. 1.2 Grenswaarde relevante componenten De voor fijn stof (PM10) en NO2 geldende grenswaarden zijn opgenomen in de onderstaande tabel 1.1. De immissieconcentraties dienen aan deze grenswaarde te voldoen. Tabel 1.1 Grenswaarden PM10 en NO2 Component
Concentratie
Status
Omschrijving Jaargemiddelde concentratie
3
[μg/m ] Fijn stof
40
Grenswaarde vanaf 11 juni 2011
(PM10)
50
Grenswaarde vanaf 11 juni 2011
24 uurgemiddelde dat 35 keer per jaar mag worden overschreden
NO2
40
1), 2)
200
1), 2)
Grenswaarde vanaf 2015
Jaargemiddelde concentratie
Grenswaarde vanaf 2015
Uurgemiddelde dat 18 keer per jaar mag worden overschreden
1)
Voor de agglomeratie Heerlen/Kerkrade geldt 1 januari 2013 in plaats van 1 januari 2015.
2)
Gedurende de derogatietermijn (tot 2015) ligt de grenswaarde 50% hoger.
Naast de ‘Wet luchtkwaliteit’ is ook de ‘Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007’ van kracht (verder: Rbl 2007). In deze Regeling zijn onder meer regels vastgelegd over de manier waarop luchtkwaliteitsonderzoeken dienen te worden uitgevoerd. Onderhavig luchtkwaliteitsonderzoek is uitgevoerd conform deze regeling. 1 'Attainability of PM2,5 air quality standards, situation for the Netherland in a European context', rapport 500099015, Pbl, J. Matthijssen e.a
31 oktober 2011
9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm
2/1
2
Beschrijving studiegebied en ontwikkelingsvarianten
In onderhavige figuur 2.1 is een overzicht gegeven van de huidige situatie van de N 331 ter hoogte van Hasselt.
Figuur 2.1: Huidige situatie N 331 Hasselt
De beoogde aanpassingen aan de N 331 betreffen de volgende: x kruising N 331 met de Vaartweg vervangen door een rotonde; x aansluiting N 331 op het onderliggende wegennet en de N 759 ten westen van Hasselt vervangen door een rotonde. Voor deze aanpassingen een varianten ontworpen welke hieronder is weergegeven.
Figuur 2.2: Toekomstige e situatie van he het alternatief
Door vast te stellen of de aanpassingen aan de N 331 leiden tot een verandering van de luchtkwaliteitsparameters en door vast te stellen wat de impact is van deze eventuele
31 oktober 2011
9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm
3/1
verandering, kan bepaald worden of de maatregelen invloed hebben op de luchtkwaliteit in de omgeving en of het project mogelijk zal leiden tot knelpunten ten aanzien van de ‘Wlk’. 3
Heersende luchtkwaliteit N 331
Om een indicatie te verkrijgen van de heersende luchtkwaliteit langs de N 331 kan de Monitoringstool van het NSL gebruikt worden. Deze is opgesteld door VROM en geeft voor verschillende jaren de berekende concentraties langs wegen weer. Hierin zijn de heersende totale jaargemiddelde concentraties opgenomen welke bestaan uit de heersende achtergrondconcentraties ter plaatse inclusief de bronbijdragen als gevolg van de verkeersintensiteiten. Hierbij is het jaar 2011 relevant. Dit betreft het huidige jaar waarin de concentraties het hoogst zullen zijn. Verder naar de toekomst toe zullen de concentraties NO2 en fijn stof allen verder dalen als gevolg van landelijke maatregelen zoals schonere voertuigen. In onderstaande figuur 3.1 is de heersende luchtkwaliteit in het gebied langs de N 331 en de Vaartweg weergegeven voor de componenten NO2 (meest kritische component) in het jaar 2011 (meest kritische jaar).
Figuur 3.1: Concentratie NO2 langs relevante wegen in jaar 2011
De concentraties zijn hierbij beneden de jaargemiddelde grenswaarde van 40 μg/m3 gelegen. Voor de component NO2 worden langs het gehele tracé berekende concentratie van beneden de 37 μg/m3 gegeven. Op basis van bovenstaande weergegeven heersende NO2 concentraties is de verwachting dat het effect van wijzigingen van de N 331 in 2014, gezien deze lage heersende concentraties in 2011 en de daling van de achtergrondconcentraties en emissiefactoren van de voertuigen naar de toekomst, niet zal leiden tot overschrijdingen van de geldende grenswaarden.
31 oktober 2011
9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm
4/1
Wat hierbij ook een rol speelt is de ontwikkeling in de toekomst dat een groot deel van het verkeer zal gaan rijden over de hoofdrijbaan, welke een betere doorstroming heeft en waarbij de emissiebronnen verder van de (blootgestelde) woningen zijn gelegen. Dit alles heeft ook een positieve werking op de luchtkwaliteit. Om meer inzicht te geven in de mogelijke effecten op de luchtkwaliteit zijn in de volgende paragrafen de effecten nader gekwantificeerd. 4
Verspreidingsberekeningen
Ten einde nader inzicht in de luchtkwaliteit als gevolg van de wijziging van de N 331 te verkrijgen zijn verspreidingsberekeningen uitgevoerd. Hierbij is de ontwikkelingsvariant doorgerekend voor het jaar 2014, het planjaar voor de wijziging. Wanneer deze situatie niet tot knelpunten leidt is hiermee aangetoond dat het onderwerp luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de aanpassingen. 4.1
Invoergegevens berekeningen luchtkwaliteit
Om de luchtkwaliteit vast te stellen langs de wegen is in dit onderzoek gebruik gemaakt van het berekeningsmodel CAR II. CAR II (Calculation of Air pollution from Road traffic) is een methode om de luchtkwaliteit langs wegen vast te stellen. In het onderzoek is gebruik gemaakt van CAR II versie 10.0, de meeste recente versie. 4.2
Beschouwde wegen
De beschouwde wegen betreffende de N 331 en de Vaartweg. In onderstaande figuur 4.1 is aangegeven waar de berekeningen van de luchtkwaliteit hebben plaatsgevonden. Dit betreffend een drietal locaties op de N 331 en één locatie op de Vaartweg.
Figuur 4.1: Locaties voor bepaling luchtkwaliteit (paarse stippen) 31 oktober 2011
9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm
5/1
4.3 Modelparameters Voor de berekeningen met het CAR II rekenmodel zijn een aantal modelparameters benodigd. Dit betreffen onder andere de verkeersintensiteit (etmaal), de verdelingen van voertuigen (licht/middel/zwaar), de snelheid, het wegtype, de bomenfactor en de toetsingsafstand. De op de wegen aanwezige verkeersintensiteiten en verdelingen zijn afkomstig uit: Kentekenonderzoek 2003, Kruispunttellingen 2006, Gemeentelijke tellingen 2009, Provinciale tellingen 2008 en 2010, Kentekenonderzoek Dufec 2011 en verkeersmodelberekeningen (NRM 3.01) Provincie Overijssel 2010. Betreffende de snelheid, het wegtype, de bomenfactor zijn deze bepaald op basis van expert judgement met behulp van diverse kaartmaterialen. Voor de toetsingsafstand is, conform de Rbl, de kortste afstand van 10 meter vanaf kant verharding gehanteerd. Betreffende het te beschouwen jaar is dit het jaar 2014. Als bijlage 1 aan deze notitie zijn de invoerbestanden van de berekeningen toegevoegd. Hierin zijn voor de beschouwde wegen alle invoergegevens aanwezig. 4.4
Resultaten verspreidingsberekeningen
De resultaten van de verspreidingsberekeningen zijn weergegeven in onderstaande tabellen 4.1 en 4.2. Het betreft hierbij de berekeningen voor het jaar 2014.
31 oktober 2011
9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm
6/1
Tabel 4.1 Jaargemiddelde concentraties ten gevolge van het verkeer Locatie
Grenswaarde Wlk
Achtergrondconcentratie
Totale jaargemiddelde concentratie
[μg/m3]
[μg/m3]
[μg/m3]
NO2
40
15,1
20,2
PM10
40
21,6
22,3
NO2
40
13,9
19,5
PM10
40
21,2
22,0
NO2
40
13,9
24,6
PM10
40
21,2
22,6
NO2
40
15,0
21,8
PM10
40
21,8
22,7
1)
Component
N 331 Noord Plan Vaartweg Plan
N 331 Midden Plan N 331 Zuid Plan 1)
De berekende waarde voor PM10 zijn ongecorrigeerd voor zeezout.
Tabel 4.2
Locatie
Overschrijdingen grenswaarde ten gevolge van het verkeer
1)
Component
Maximaal toelaatbaar aantal
Aantal overschrijdingen grenswaarde
overschrijdingen
[aantal per jaar]
[aantal per jaar]
t.g.v. de achtergrond concentratie en beschouwde weg
N 331 Noord Plan
NO2
18
0
PM10
35
11
NO2
18
0
PM10
35
10
NO2
18
0
PM10
35
11
NO2
18
0
PM10
35
11
Vaartweg Plan
N 331 Midden Plan N 331 Zuid Plan 1)
De berekende waarde voor PM10 zijn ongecorrigeerd voor zeezout.
Uit de resultaten van de berekeningen komt naar voren dat de berekende concentraties langs alle beschouwde wegen voor de componenten NO2 en PM10 (ruim) beneden de grenswaarde uit de ‘Wlk’ zijn gelegen. 5
Conclusie
Op basis van onderhavig uitgevoerd luchtkwaliteitsonderzoek komt naar voren dat de reconstructie van de N 331 niet leidt tot knelpunten ten aanzien van de ‘Wlk’.
31 oktober 2011
9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm
7/1
Bijlage 1 Invoerbestand CAR II rekenmodel
31 oktober 2011
9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm
8/1
CAR Version 10.0 Hasselt;N 331Noord;203000;512340;9695;0,08;0,04;0;0;c;2;1;13;0 Hasselt;N 377;202890;512070;11669;0,06;0,04;0;0;c;2;1;13;0 Hasselt;N 331Midden;202640;512020;12864;0,11;0,08;0;0;c;3a;1;13;0 Hasselt;N 331Zuid;202100;511530;10808;0,08;0,07;0;0;c;2;1;13;0
31 oktober 2011
9W4624.J8/N001/PVDE/Nijm
9/1
BIJLAGE 5 ECOSCAN
62
Ecoscan Hasselt
Provincie Overijssel 29 september 2011 Definitief rapport 9W4624.J8
A COMPANY OF
HASKONING NEDERLAND B.V. VESTIGING ENSCHEDE
Colosseum 3 Postbus 26 7500 AA Enschede +31 (0)53 483 01 20
Telefoon
+31 (0)53 432 27 85
Fax
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
Ecoscan Hasselt
Verkorte documenttitel
Ecoscan Hasselt
Status
Definitief rapport
Datum
29 september 2011
Projectnaam
Ecoscan Hasselt
Projectnummer
9W4624.J8
Opdrachtgever
Provincie Overijssel
Referentie
Auteur(s) Collegiale toets Datum/paraaf Vrijgegeven door Datum/paraaf
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc
E.J. (Eelke) Schoppers L.F. (Erik) Klop ………………….
………………….
J. (Jorrit) Stegeman ………………….
………………….
E-mail Internet KvK
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3
1 1 2 2
Aanleiding Doel Leeswijzer
2
TOETSINGSKADER
3
3
METHODIEK
5
4
INVENTARISATIE HUIDIGE SITUATIE 4.1 Beschrijving plangebied 4.2 Inventarisatie beschermde soorten 4.2.1 Vaatplanten 4.2.2 Zoogdieren 4.2.3 Vogels 4.2.4 Amfibieën 4.2.5 Reptielen 4.2.6 Vissen 4.2.7 Dagvlinders 4.2.8 Libellen 4.2.9 Overige ongewervelden
7 7 7 7 8 10 11 12 12 13 13 13
5
EFFECTBESCHRIJVING 5.1 Voorgenomen plannen 5.2 Effecten op soorten 5.2.1 Vaatplanten 5.2.2 Zoogdieren 5.2.3 Vogels 5.2.4 Vissen 5.3 Toetsing aan de EHS 5.3.1 Inleiding 5.3.2 Beleid EHS 5.3.3 Effecten
15 15 15 15 16 16 17 18 18 19 19
6
MITIGERENDE MAATREGELEN/WERKWIJZE
20
7
CONCLUSIES
23
8
LITERATUUR
24
BIJLAGE 1. Toetsingskader
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc -i-
29 september 2011
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding De provincie Overijssel heeft het voornemen om enkele wegen en kruispunten in en rond Hasselt aan te passen. Zoals alle ruimtelijke ontwikkelingsprojecten in Nederland dient dit initiatief getoetst te worden in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. In het kader van dit project is eerder een Ecoscan (Witteveen+Bos, 2010) uitgevoerd. De plannen zoals vermeld in deze Ecoscan zijn veranderd. Daarom is besloten om opnieuw een scan uit te voeren voor de gewijzigde plannen. Deze scan wordt in dit rapport besproken. Flora- en faunawet Veel planten en dieren zijn beschermd door de Flora- en faunawet. Verstoring van populaties en het aantasten van leefgebieden van beschermde soorten is niet toegestaan zonder ontheffing. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten getoetst worden op mogelijke effecten op beschermde soorten. Dit vindt in eerste instantie plaats middels een verkennende toets, de zogenaamde Ecoscan. Natuurbeschermingswet Projecten of plannen in de buurt van een Natura 2000-gebied dienen getoetst te worden op effecten op de beschermde waarden van het Natura 2000-gebied. Om de invloed van projecten of plannen op dit Natura 2000-gebied te bepalen moet een toetsing plaatsvinden. Dit vindt in eerste instantie plaats middels een verkennende toets, de zogenaamde Voortoets. In het kader van dit project is al een voortoets uitgevoerd door Witteveen en Bos. In deze voortoets1 is geconcludeerd dat negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht’ uitgesloten zijn. Voor het voornemen is dan ook geen vergunning nodig inzake de Natuurbeschermingswet 1998. Gelet op de conclusie uit de voortoets zal in deze rapportage de Natuurbeschermingswet niet meegenomen worden. Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Het ruimtelijke beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (hierna EHS) is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS het ‘nee, tenzij’-regime. Indien een voorgenomen ingreep de ‘nee, tenzij’-afweging met positief gevolg doorloopt, kan de ingreep plaatsvinden, mits eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het ‘nee, tenzij’-regime kan de ingreep niet plaatsvinden. De EHS is in het plangebied gelegen.
1
Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 wijziging wegenstructuur Hasselt, Witteveen en Bos, kenmerk HST133-1/beub/00,9 d.d. 20-04-20110
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc -1-
29 september 2011
1.2
Doel Flora- en faunawet Deze Ecoscan heeft als doel de waarde van het plangebied voor beschermde flora en fauna in kaart te brengen. Ook worden eventuele ecologische relaties met omringende gebieden als de EHS in kaart gebracht. Op basis hiervan worden de voorgenomen werkzaamheden getoetst aan de Flora- en faunawet en of eventueel een ontheffing of nader onderzoek vereist is.
1.3
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het wettelijke kader toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens de gehanteerde methodiek beschreven. In hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van het plangebied en de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. De werkzaamheden en de mogelijke effecten op beschermde soorten en EHS hiervan worden beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op mitigerende maatregelen en de conclusies worden vermeld in hoofdstuk 7.
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt -2-
Definitief rapport
2
TOETSINGSKADER Projecten en plannen die mogelijk effect hebben op de natuur in Nederland dienen getoetst te worden in het kader van de bestaande natuurwetgeving, namelijk de Flora- en faunawet en EHS. In de voortoets2 is geconcludeerd dat de toename van geluid en vermesting door het voornemen slechts minimaal is en plaatselijk. Hierdoor zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht’ uitgesloten. Daarom s geen vergunning nodig inzake de Natuurbeschermingswet 1998. In onderstaande alinea’s wordt de voor dit project relevante wetgeving kort besproken. Voor een uitgebreide beschrijving wordt naar bijlage 1 verwezen. Flora- en faunawet Effecten op beschermde soorten worden getoetst aan de Flora- en faunawet. Het uitgangspunt van de FF-wet is dat geen afbreuk mag worden gedaan aan ‘de gunstige staat van instandhouding’ van de soorten. Bij de toetsing wordt gekeken naar de beschermingsstatus van een bepaalde soort. Hierbij is de volgende driedeling gemaakt: 1. licht beschermde soorten (tabel 1); 2. matig beschermde soorten (tabel 2); 3. zwaar beschermde soorten (tabel 3). Voor ‘Tabel 1 soorten’ geldt bij ruimtelijke ontwikkeling of inrichting een algemene vrijstelling. Het aanvragen van een ontheffing voor deze soorten is dus niet nodig. Deze Ecoscan heeft dan ook voornamelijk betrekking op soorten uit tabel 2 en 3. Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Het ruimtelijke beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS gebieden. Daarom geldt in de EHS het ‘nee, tenzij’-regime. Indien een voorgenomen ingreep de ‘nee, tenzij’-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het ‘nee, tenzij’-regime kan de ingreep niet plaatsvinden.
2 Voortoets Natuurbeschermingswet 1998 wijziging wegenstructuur Hasselt, Witteveen en Bos, kenmerk: HST133-1/beub/009 d.d. 20-04-2010 Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc -3-
29 september 2011
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt -4-
Definitief rapport
3
METHODIEK Om na te gaan wat het belang is van het plangebied voor de bij wet beschermde soorten is het volgende stappenplan gevolgd: Stap 1. Inventarisatie van beschermde soorten en gebieden Om een indruk te krijgen van het voorkomen van beschermde dieren en planten in het plangebied is gebruik gemaakt van meerdere literatuur- en internetbronnen welke zijn vermeld in de literatuurlijst. De zo verkregen informatie is geïnterpreteerd aan de hand van expert judgement en twee veldbezoeken. Deze veldbezoeken zijn uitgevoerd op 11 en 28 juli 2011. Deze veldbezoeken zijn geen volledige inventarisatie aangezien daarvoor elke soortgroep een eigen methodiek (en geschikt jaargetijde) vereist is. De veldbezoeken zijn wel geschikt om een indruk te krijgen van aanwezige soorten en habitats. Gespecialiseerd onderzoek is nog niet noodzakelijk omdat het een planstudie betreft. Stap 2. Vaststelling van de effecten Om vast te stellen of het project effecten heeft op beschermde flora en fauna en EHS is een beknopte beschrijving gemaakt van de activiteiten en de mogelijke effecten hiervan. Stap 3. Consequenties voor beschermde soorten Door de resultaten van stap 1 en stap 2 te toetsen zijn de effecten van het voorgestelde project op de aanwezige natuurwaarden inzichtelijk gemaakt. Stap 4. Voorstellen van mitigerende maatregelen In deze stap zijn voorstellen gedaan om eventuele effecten te mitigeren die anders zouden kunnen leiden tot het overtreden van verbodsbepalingen. Stap 5. Conclusie In deze stap wordt bepaald of het waarschijnlijk is dat het project in het licht van de wet- en regelgeving ten aanzien van beschermde soorten doorgang kan vinden. Hierbij wordt rekening gehouden met de onder de Flora- en faunawet en het EHS-beleid vastgestelde criteria.
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc -5-
29 september 2011
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt -6-
Definitief rapport
4
INVENTARISATIE HUIDIGE SITUATIE
4.1
Beschrijving plangebied Het plangebied omvat meerdere gebieden in het westelijk deel van Hasselt en bestaat voornamelijk uit bermen met enkele slootjes en plaatselijk enkele bomen.
Figuur 4.1 Globale ligging plangebied (rood)
4.2
Inventarisatie beschermde soorten In dit hoofdstuk is beschreven welke beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn binnen het plangebied. Naar aanleiding van de veldbezoeken, verspreidingskaarten en literatuurbronnen is een verwachting opgesteld over het voorkomen van beschermde soorten. In de volgende paragrafen wordt dit per soortgroep toegelicht.
4.2.1
Vaatplanten Tijdens de veldbezoeken zijn verschillende plantensoorten in en aan de rand van het plangebied aangetroffen. In de wegbermen zijn onder andere de volgende soorten aangetroffen: boerenwormkruid, canadese fijnstraal, dagkoekoeksbloem, duizendblad, fluitenkruid, geknikte vossenstaart, gewone berenklauw, gewone brunel, gewone hennepnetel, gewone klit, gewone raket, gewone rolklaver, gewoon reukgras, hazelaar, hazenpootje, hopklaver, jakobskruiskruid, kaal knopkruid, Kleefkruid, klein springzaad, klein streepzaad, kweek, muskuskaasjeskruid, muurpeper, rapunzelklokje, sint janskruid, uitstaande melde, valse voszegge, witte abeel en witte waterlelie. In en langs de sloten staan o.a. blaartrekkende boterbloem, brede waterpest, smalle waterpest, gekroesd fonteinkruid, gele lis, gele plomp, grote lisdodde, holpijp, kleine egelskop en liesgras. Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc -7-
29 september 2011
Tijdens het veldbezoek is één beschermde plantensoort aangetroffen, namelijk het rapunzelklokje (Tabel 2, FF-wet). Enkele exemplaren van deze soort waren aanwezig in een schrale wegberm (zie onderstaand figuur), samen met soorten als hazenpootje en boerenwormkruid. Op de andere locaties zijn geen zwaar beschermde soorten (tabel 2 of 3 FF-wet) aangetroffen. Op deze locaties stonden enkel algemeen voorkomende plantensoorten welke kenmerkend zijn voor voedselrijke of verstoorde bodem. Gezien de samenstelling van de vegetatie is het overige deel van het plangebied niet erg geschikt voor zwaar beschermde soorten van voedselarme omstandigheden of andere specifieke standplaatsen. Gezien dit feit en dat beschermde soorten niet zijn aangetroffen worden zwaar beschermde soorten in het overig deel van het plangebied niet verwacht.
Figuur 4.2
4.2.2
Locatie rapunzelklokje (luchtfoto www.bing.com/maps)
Zoogdieren De soortgroep ‘zoogdieren’ wordt hier opgesplitst in vleermuizen en grondgebonden zoogdieren. Vleermuizen De Atlas van de Nederlandse vleermuizen (Limpens et al. 1997) en zoogdieratlas.nl laten zien dat er waarnemingen uit de omgeving bekend zijn van diverse vleermuissoorten, waaronder de watervleermuis, meervleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis en baardvleermuis. Tijdens het veldbezoek zijn geen holen, gaten of spleten aangetroffen welke kunnen dienen als verblijfplaats in de te kappen bomen. Verblijfplaatsen zijn dan ook niet aanwezig. 9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt -8-
Definitief rapport
Vleermuizen gebruiken lijnvormige elementen in het landschap als vliegroute, welke gebruikt worden in de schemer om van hun slaapplaatsen naar de foerageergebieden te vliegen. Het is mogelijk dat de bomen en sloten in en in de omgeving van het plangebied gebruikt worden als foerageer- en/of vliegroute door sommige bovengenoemde soorten. Grondgebonden zoogdieren Uit ‘De Zoogdieren van Overijssel’ (Bode et al. 1999) en zoogdieratlas.nl blijken waterspitsmuis, das, boommarter en eekhoorn in of in de nabije omgeving van de plangebieden voor te komen De waterspitsmuis komt voor rond zuiver, niet te voedselrijk water met een goed ontwikkelde oevervegetatie. Poelen, natuurlijke vijvers, rivieren, snelstromende (bos)beekjes, moerassen en moerasbossen, rietlanden, elzenbroekbossen en kruidenrijke oevervegetaties vormen vaak geschikte biotopen. Ook een goed ontwikkelde struikvegetatie in de buurt behoort tot één van de habitatvereisten. Bovenstaand habitat komt in het plangebied niet voor. De waterspitsmuis wordt daarom niet in het plangebied verwacht. Boommarters, das en eekhoorn komen met name in bebost gebied voor. Ook de steenmarter maakt gebruik van bebost gebied. Open gebied wordt, mits er voldoende bossage aanwezig is, gebruikt als leefgebied voor de steenmarter. Randen van het stedelijk gebied worden ook als leefgebied gebruikt door de steenmarter. Gezien de omgeving (bebouwd gebied en meerdere bossen) kunnen bovengenoemde zwaarder beschermde soorten in de omgeving voorkomen. Het plangebied bevindt zich binnen de bebouwde kom. Daarom wordt verwacht dat de das en boommarter geen gebruik maken van het plangebied. Tijdens het veldbezoek zijn de aanwezige bomen, takkenbossen en andere locaties goed onderzocht op aanwezigheid van sporen en verblijfplaatsen (holen, nesten en gaten in de bomen) van bovengenoemde soorten. Verblijfplaatsen en sporen als uitwerpselen en pootafdrukken van deze soorten zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen en worden dan ook niet verwacht. Daarnaast verdwijnen er geen huizen waar mogelijk steenmarter in voor kunnen komen. Voor andere zwaar beschermde soorten is het plangebied niet geschikt of deze komen niet in de omgeving voor (zoogdieratlas.nl, 2011; zoogdiervereniging.nl, 2011). Wel is het plangebied geschikt voor verschillende algemene soorten die licht zijn beschermd (Tabel 1. FF-wet) zoals diverse muizensoorten, konijn en egel.
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc -9-
29 september 2011
4.2.3
Vogels Broedvogels Uit het veldbezoek blijkt dat er voldoende nestgelegenheden zijn voor verschillende algemene broedvogels. Tijdens het veldbezoek zijn er soorten als ekster, gierzwaluw, aalscholver, visdief, buizerd, meerkoet, waterhoen en zwartkop aangetroffen. Meerdere van deze soorten kunnen broeden in het plangebied. Iedere broedende vogelsoort is beschermd en mag niet verstoord worden. Jaarrond beschermende verblijfplaatsen In het plangebied zijn meerdere categorie 1 t/m 5 soorten (zie bijlage 1) aangetroffen. Zo worden de huizen langs het plangebied mogelijk gebruikt als nestlocatie door huismus en gierzwaluw en wordt een boom (onderstaande kaart) gebruikt als broedgelegenheid door buizerd. In de andere te kappen bomen zijn geen verblijfplaatsen (nesten, holen en spleten in de bomen) van categorie 1 t/m 5 soorten aangetroffen.
Figuur 4.3
Locatie buizerdnest (luchtfoto www.bing.com/maps)
Watervogels Tijdens het veldbezoek zijn meerdere watervogels aangetroffen zoals waterhoen en meerkoet aangetroffen.
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt - 10 -
Definitief rapport
4.2.4
Amfibieën Uit verspreidingkaartjes van RAVON (Creemers et al., 2009 & RAVON, 2010) blijkt dat licht beschermde soorten als bastaardkikker, meerkikker en kleine watersalamander in of rond het plangebied voorkomen. Daarnaast zijn de zwaar beschermde rugstreeppad, knoflookpad, heikikker en poelkikker in of rond het plangebied aangetroffen. Andere zwaar beschermde soorten amfibieën komen volgens de gegevens van RAVON niet in de omgeving voor. De rugstreeppad (zwaar beschermd) is een bewoner van zandige terreinen met een betrekkelijk hoge dynamiek, zoals de duinen, de uiterwaarden van de grote rivieren, opgespoten terreinen, heidevelden en akkers, maar kan ook op klei- en veengronden worden aangetroffen. Voor de voortplanting is de rugstreeppad afhankelijk van ondiepe wateren die vrij snel opwarmen. Vaak wordt gebruik gemaakt van tijdelijke poeltjes en plassen, maar ook slootjes en vennen kunnen geschikt zijn (RAVON, 2011). In het plangebied is geen geschikt habitat voor deze soort aanwezig. De heikikker komt voor in heidegebieden en laag- en hoogveengebieden. Daarnaast wordt deze soort ook wel aangetroffen in vochtige schraalgraslanden, duinvalleien en bosranden (RAVON, 2011). In het plangebied is geen geschikt habitat voor deze soort aanwezig. De poelkikker is een kritische soort die houdt van voedselarm, schoon water. Hij heeft een voorkeur voor zwak zure, stilstaande wateren in bos- en heidegebieden op de hogere zandgronden, in vennen, poelen en watergangen in hoogveengebieden, en in uiterwaarden (RAVON, 2011). In het plangebied is geen geschikt habitat voor deze soort aanwezig. Het leefgebied van de knoflookpad bestaat uit rivierduinen en kleinschalig agrarisch landschap met bos in de nabijheid. Een absolute voorwaarde voor deze grotendeels ondergronds levende soort is de aanwezigheid van open zandplekken omringd door vegetatie, waarbij het zand een zodanige structuur moet hebben dat het goed vergraafbaar is. Ook extensief bewerkte akkers (bijvoorbeeld asperge en aardappelen) voldoen hieraan. Het voortplantingshabitat bestaat vaak uit vrij grote en diepe poelen met een weelderige onderwater- en oevervegetatie en vaak een eutroof karakter (RAVON, 2011). In het plangebied is geen geschikt habitat voor deze soort aanwezig. Vanwege het ontbreken van geschikt habitat voor bovengenoemde soorten kan de aanwezigheid van deze soorten in of rond het plangebied worden uitgesloten. Mogelijk kan wel de rugstreeppad zich tijdens werkzaamheden in het plangebied gaan vestigen omdat het plangebied dan meer geschikt wordt. Waarschijnlijk maken algemene soorten zoals bastaardkikker, bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad, wel gebruik van de plangebieden. Op deze soorten is de zorgplicht van toepassing.
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc - 11 -
29 september 2011
4.2.5
Reptielen Uit verspreidingkaartjes van RAVON (Creemers et al., 2009) blijkt dat in of rond het plangebied één zwaar beschermde soort is waargenomen. Het gaat hier om de ringslang. Andere zwaar beschermde reptielensoorten komen volgens de gegevens van RAVON niet in de omgeving voor en deze worden dan ook niet in de plangebieden verwacht. Ringslangen worden aangetroffen in de nabijheid van water. De ringslang kan voorkomen in de buurt van oevers in vochtige veengebieden of moerasachtige locaties die afgewisseld zijn met hogere, liefst zandige overwinteringgebieden (RAVON, 2011). In het plangebied is bovenstaand habitat niet aanwezig. Deze soort wordt daarom niet verwacht.
4.2.6
Vissen Uit verspreidingkaartjes van RAVON (2010) blijkt dat in of nabij het plangebied zwaar beschermde soorten als bittervoorn, grote modderkruiper en kleine modderkruiper zijn waargenomen. Kleine modderkruipers worden aangetroffen in sloten, beken, rivierarmen en meren. Stilstaande en langzaam stromende wateren vormen ideale biotopen. De kleine modderkruiper is aangepast aan een leven op en in de bodem en heeft een grotere voorkeur voor harde en zandige bodems dan de grote modderkruiper (LNV, 2010). De grote modderkruiper leeft in ondiep, stilstaand of zeer langzaam stromend water met een dikke modderlaag op de bodem en een rijke begroeiing. Van nature komt de soort voor in vergevorderde verlandingsstadia van grote en kleine wateren en in overstromingsvlaktes langs oevers. De grote modderkruiper komt ook voor in langzaam stromende rivieren en beken maar wordt in ons land het meest aangetroffen in kleine wateren, vooral in poldersloten, met een geschikte waterkwaliteit. Vaak zijn de vindplaatsen locaties met kwelwater en/of bicarbonaatrijk water. Zowel zuurstofrijk en zuurstofarm water is geschikt voor de grote modderkruiper (LNV, 2010). De bittervoorn wordt aangetroffen in stilstaand of langzaam stromend water boven een niet te weke bodem, zoals in sloten, plassen en vijvers. Verder is een goed ontwikkelde onderwatervegetatie vereist, die beschutting geeft aan de jonge vissen. In stromend water kan de vis in de oeverzone worden aangetroffen (LNV, 2010). Voor de voortplanting is de bittervoorn afhankelijk van het voorkomen van zoetwatermosselen, waarop de eitjes worden afgezet. Volwassen rivierprikken komen voor in mondingen van rivieren en de kustwateren. Larven (en volwassenen) worden aangetroffen in de midden- en bovenloop van grotere rivieren en hun zijstroompjes. Ook zijn ze te vinden in de grotere beken. De te verdwijnen sloten in het plangebied zijn allen voorzien van een laag kroos of opgedroogd en dus niet geschikt voor beschermde vissensoorten. In het plangebied is een kreek aanwezig. Deze kreek is mogelijk geschikt voor kleine modderkruiper en bittervoorn (de andere twee soorten worden niet verwacht). 9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt - 12 -
Definitief rapport
Tijdens het veldbezoek zijn de wateren binnen het plangebied steekproefsgewijs en globaal onderzocht met een schepnet. Op verschillende locaties zijn schepnetmonsters (inclusief slootbodem) genomen. Tijdens dit korte onderzoek zijn voornamelijk tiendoornige stekelbaarsjes gevangen. Bittervoorn en kleine modderkruipers zijn niet aangetroffen maar deze zijn ook lastiger te inventariseren met een schepnet. Mogelijk maken deze soorten gebruik van de kreek. Hoewel deze soorten niet zijn aangetroffen, kan op basis van de globale schepnetbemonstering de aanwezigheid van deze soorten niet geheel worden uitgesloten. Om de aan- of afwezigheid vast te stellen van vooral bittervoorn is een nader onderzoek (door middel van elektrisch vissen) noodzakelijk. 4.2.7
Dagvlinders Uit verspreidingkaartjes van de Vlinderstichting (www.vlindernet.nl) blijkt dat in of rond het plangebied één beschermde dagvlinder is waargenomen, namelijk de rouwmantel. Deze soort is echter uit Nederland verdwenen en wordt enkel als zwerver waargenomen. Tijdens het veldbezoek zijn algemene (onbeschermde) dagvlinders als klein koolwitje en kleine vos waargenomen. Beschermde dagvlinders zijn echter gebonden aan hun waardplanten. Deze waardplanten stellen zeer specifieke eisen aan hun habitat en komen voor op habitat als hoogveen en schrale graslanden. Deze habitats zijn niet aanwezig in het plangebied. Gezien het habitat is dus niet te verwachten dat beschermde dagvlinders gebruik maken van het plangebied.
4.2.8
Libellen Uit verspreidingkaartjes van de Vlinderstichting (www.vlindernet.nl) en Brachytron (Vlinderstichting, EIS & NVL, 2008) blijken de zwaar beschermde groene glazenmaker en gevlekte witsnuitlibel in de omgeving van de plangebieden voor te komen. Tijdens het veldbezoek zijn zeer algemene soorten als blauwe breedscheenjuffer, lantaarntje, gewone oeverlibel en steenrode heidelibel aangetroffen. De groene glazenmaker komt voor in stilstaande wateren met dichte krabbenscheervelden zoals plassen, sloten en petgaten in laagveengebieden en sloten in veenweidegebieden. De gevlekte witstnuitlibel houdt van laagveenmoerassen en vegetatierijke vennen en duinplassen. In het plangebied zijn bovenstaande habitats niet aanwezig. Deze soorten worden daarom niet verwacht.
4.2.9
Overige ongewervelden Zwaar beschermde overige ongewervelden stellen zeer specifieke eisen aan hun leefgebied zoals helder stromend water of goed ontwikkelde bossen met dood hout. Binnen het plangebied is geen geschikt habitat voor deze soorten aanwezig. Daarnaast zijn er geen populaties in de omgeving aanwezig. Beschermde ongewervelde soorten worden dan ook niet verwacht.
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc - 13 -
29 september 2011
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt - 14 -
Definitief rapport
5
EFFECTBESCHRIJVING
5.1
Voorgenomen plannen De werkzaamheden bestaan onder anderen uit: x aanleg asfalt; x ontgraven grond; x kappen van bomen; x dempen van sloten en kreek (deels).
5.2
Effecten op soorten Zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk worden in het plangebied geen matig of zwaar beschermde soorten grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen of insecten verwacht. Voor licht beschermde soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen. De effectbeoordeling richt zich daarom op vleermuizen, broedvogels en vissen (allen zwaar beschermd). Voor tabel 1 en alle overige soorten is overigens wel de zorgplicht van toepassing (zie hoofdstuk 6). Het is mogelijk dat de rugstreeppad en oeverzwaluw tijdens werkzaamheden zich in het plangebied gaat vestigen. Op dit moment is zijn deze soorten echter niet aanwezig. Wanneer tijdens de werkzaamheden een rugstreeppad of oeverzwaluw (broedend) wordt aangetroffen zullen de werkzaamheden stil moeten worden gelegd en op dat moment gekeken worden waar de vervolgstappen uit bestaan. Deze kunnen voor de rugstreeppad bijvoorbeeld bestaan uit het creëren van geschikt habitat elders in de omgeving. Vervolgens kunnen de aanwezige rugstreeppadden (op het werkterrein) gevangen en worden uitgezet op deze locatie. Operationele fase De effecten gedurende de uitvoering van de werkzaamheden betreffen de volgende tijdelijke effecten: x tijdelijke toename aanwezigheid van mensen en machines tijdens bouwwerkzaamheden; x tijdelijke toename zwaar verkeer door bouwactiviteiten; x tijdelijke toename van licht, geluid en trillingen; x mogelijk doden van dieren. Na de werkzaamheden De effecten gedurende de gebruiksfase betreffen de volgende permanente effecten in het plangebied: x afname leefgebied voor meerdere soorten; x permanente toename geluid, voertuigen en mensen.
5.2.1
Vaatplanten Tijdens het veldbezoek is één beschermde plantensoort aangetroffen, namelijk het rapunzelklokje (figuur 4.2). Het heeft bij deze soort de voorkeur om de locatie te ontzien en voor een alternatief te kiezen. Wanneer dit niet mogelijk is moet een ontheffing worden aangevraagd en zullen de aanwezige planten verplaatst moeten worden.
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc - 15 -
29 september 2011
5.2.2
Zoogdieren De bomenrij van het aanwezige buizerdnest (figuur 4.3) is tijdens de twee veldbezoeken onderzocht op vleermuizen. Dit onderzoek is niet volgens het vleermuisonderzoek uitgevoerd maar diende ter indicatie. Tijdens deze bezoeken zijn langs de betreffende bomenrij drie gewone dwergvleermuizen en twee laatvliegers waargenomen. Mogelijk worden de bomenrijen incidenteel gebruikt als vliegroute en de sloten in de omgeving als foerageergebied. De sloten in het plangebied worden nauwelijks geschikt geacht als foerageergebied (korte smalle slootjes met teveel kroos). Daarnaast zijn in de omgeving ruim voldoende uitwijkmogelijkheden en alternatieven. Het is mogelijk dat de te kappen bomenrijen incidenteel als vliegroute gebruikt worden. De vleermuizen die in het plangebied voorkomen zijn de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Uit verschillende literatuurbronnen (DWW, 2004; Kapteijn, 1995 en 1997 & Lina, 1994) komt naar voren dat van de Nederlandse vleermuissoorten deze twee soorten het minst afhankelijk zijn van lijnvormige vegetatie-elementen in het landschap om de voedselgebieden te bereiken. Daarnaast vormen de bomenrijen geen route van verblijfplaats naar foerageergebied. Belangrijke migratie- en vliegroutes en foerageergebieden die van belang zijn voor de instandhouding van een vaste rust- of verblijfplaats van de soort op populatieniveau, komen niet in gevaar. Het functionele leefgebied van de soort wordt niet aangetast, waardoor het voortbestaan van de locale populatie vleermuizen gegarandeerd is. Vleermuizen zijn niet bijzonder gevoelig voor beweging en geluid. Wel worden ze mogelijk verstoord door lichtuitstraling ’s nachts. Er wordt vanuit gegaan dat de aanlegwerkzaamheden zoveel mogelijk overdag plaatsvinden. Indien er ’s nachts gewerkt gaat worden , dient de verlichting zodanig te zijn afgesteld dat strooilicht en verlichting van de bomenrijen wordt vermeden. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is niet vereist.
5.2.3
Vogels Broedvogels Algemene broedvogels maken zeker gebruik van het plangebied en de naaste omgeving. Op de al aanwezige weg komen geen broedvogels voor. De broedvogels vlak naast de weg, zijn niet of nauwelijks gevoelig voor optische- en geluidsverstoring omdat er het gehele jaar al auto’s rijden en mensen aanwezig zijn (bijvoorbeeld op fiets- en wandelpaden langs de weg). Door werkzaamheden aan de bestaande weg zullen broedvogels dan ook niet verstoord worden. Wanneer buiten deze weg gewerkt gaat worden (zoals werkzaamheden aan sloten en het kappen van bomen) kunnen mogelijk wel nesten van vogels vernield worden of jongen gedood. Alle broedvogels zijn beschermd middels de Flora- en faunawet. Voor verstoring van broedvogels (overtreding artikel 11) wordt geen ontheffing verleend. De werkzaamheden dienen óf buiten het broedseizoen (indicatief tussen 15 maart en 15 juli) te worden uitgevoerd om zo verstoring van broedvogels te voorkomen of vóór het broedseizoen te worden begonnen en continu te worden voortgezet waardoor de 9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt - 16 -
Definitief rapport
huidige broedlocaties ongeschikt zijn en vogels op zoek gaan naar andere broedplaatsen in de omgeving. In de directe omgeving van het plangebied zijn hiervoor voldoende alternatieven aanwezig. Indien vlak voor het broedseizoen wordt gestart moet het plangebied gecontroleerd worden op de aanwezigheid van broedvogels. Voor broedvogels kan geen ontheffing worden verleend. Daarom is het noodzakelijk om de mitigerende maatregelen welke worden beschreven in hoofdstuk 6 toe te passen. Jaarrond beschermende verblijfplaatsen Alle huizen zullen behouden blijven. Hierdoor zullen de vaste verblijfplaatsen van bijvoorbeeld huismus en gierzwaluw behouden blijven. In de te kappen bomen is één vaste verblijfplaats aangetroffen, namelijk een buizerdnest. Tijdens het veldbezoek is een omgevingcheck uitgevoerd. Hieruit bleek dat in de omgeving ruim voldoende uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn voor deze soort. Hierdoor komt de instandhouding niet in gevaar. Daarnaast heeft het wel de voorkeur deze locatie te ontzien wanneer kappen niet per se noodzakelijk is of wanneer andere opties mogelijk zijn. In de andere te kappen bomen zijn geen verblijfplaatsen (nesten, holen en spleten in de bomen) van categorie 1 t/m 5 soorten aangetroffen. Watervogels Met betrekking tot watervogels betekent artikel 11 in de praktijk dat de vogels altijd de ruimte moeten krijgen om de verstoring te kunnen ontvluchten, waarbij ze terecht moeten kunnen in geschikt habitat van vergelijkbare kwaliteit. In de nabije omgeving van het plangebied is voldoende geschikt habitat aanwezig voor alle mogelijk in het plangebied voorkomende vogelsoorten. Hierdoor wordt voldaan aan bovenstaande criteria. 5.2.4
Vissen De kleine modderkruiper en bittervoorn maken mogelijk gebruik van de kreek. De werkzaamheden aan het water bestaan uit het dempen van een deel van de kreek. Voor de kleine modderkruiper kan gewerkt worden volgens de gedragscode van de Unie van Waterschappen. Deze maatregelen worden gesproken in hoofdstuk 6. Door deze maatregelen zullen de effecten tot het minimum beperkt worden. Indien wordt gewerkt volgens de gedragscode is voor de kleine modderkruiper geen ontheffing nodig. Wanneer de bittervoorn aanwezig is binnen de te dempen kreek is volgens deze gedragscode vooraf compensatie van leefgebied noodzakelijk. Om de aanwezigheid of afwezigheid van deze soort vast te stellen is nader onderzoek noodzakelijk. Indien deze soort niet in de te dempen kreek voorkomt is geen compensatie nodig. Daarnaast heeft het wel de voorkeur deze locatie te ontzien wanneer dempen niet per se noodzakelijk is of wanneer andere opties mogelijk zijn.
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc - 17 -
29 september 2011
5.3
Toetsing aan de EHS
5.3.1
Inleiding In onderstaande paragraaf worden effecten op de EHS besproken. Zoals in figuur 5.1 is te zien is de geplande weg in de EHS gelegen.
Figuur 5.1
EHS (groen) en locatie van het plangebied (rood).
De belangrijkste criteria voor de beoordeling van effecten van een ingreep op de EHS zijn: x geen netto verlies in oppervlakte, samenhang of kwaliteit; x behoud van ambitie. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten belangrijk: x zowel de actuele natuurwaarden als het vastgelegde natuurdoel zijn relevant; x natuurwaarden worden in de EHS primair afgemeten aan doelsoorten en natuurlijkheid.
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt - 18 -
Definitief rapport
5.3.2
Beleid EHS In 2009 heeft LNV, samen met provincies en terreinbeherende organisatie, een nieuwe natuurtypologie, de Index Natuur en Landschap, opgezet. Deze is nog steeds in ontwikkeling. De typologie bestaat vooralsnog uit 23 natuurtypen op het hoogste aggregatieniveau, waarvan 17 voor natuurgebied, 4 voor landschapselementen en 2 voor agrarisch natuurgebied. Deze natuurtypen zijn onderverdeeld in beheertypen, respectievelijk 47 beheertypen voor natuur, 20 voor landschap en 5 voor agrarische natuur. De natuurtypen zijn vooral bedoeld voor landelijke sturing en rapportage; de beheertypen vooral voor sturing, monitoring en evaluatie op gebiedsniveau. De beschrijvingen van de beheertypen zijn in 2010 opgesteld waarbij ook een vertaling gemaakt is naar de onderliggende natuurdoeltypen. Op de site van de provincie Overijssel is te zien dat dit deel van de EHS uit het natuurbeheertype N02.01 Rivier bestaat.
5.3.3
Effecten De voorgenomen initiatieven zullen niet voor een netto afname van de EHS zorgen. Daarnaast zullen de werkzaamheden van de weg mogelijk wel verstoring met zich meebrengen door middel van geluid, licht en aanwezigheid van auto’s. Deze verstoring zal echter minimaal zijn omdat vlak naast de EHS al meerdere wegen en bebouwing zijn gelegen. Significante effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden worden daarom niet verwacht.
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc - 19 -
29 september 2011
6
MITIGERENDE MAATREGELEN/WERKWIJZE In dit hoofdstuk worden mogelijke mitigerende maatregelen besproken die eventuele negatieve effecten van bepaalde typen verstoring kunnen voorkomen of beperken. Tabel 6.1
Mitigerende maatregelen per soort
Soortgroep
Maatregel
Alle
Het heeft de voorkeur de locatie van het rapunzelkolkje, de kreek en de boom van de buizerd te ontzien wanneer kappen of dempen niet per se noodzakelijk is of wanneer andere opties mogelijk zijn.
Vleermuizen
De werkzaamheden tijdens de aanlegfase overdag uitvoeren. Indien dit niet mogelijk is dient goed afgestelde verlichting te worden gebruikt zodat verlichting van de bomen wordt vermeden.
Vogels (voor
Werkzaamheden buiten het broedseizoen uitvoeren, de werkzaamheden voor het broedseizoen
werkzaamhe
starten en continu uit te voeren of het gebied voor het broedseizoen ongeschikt te maken voor
den buiten
broedvogels.
de
Wanneer er vlak voor of na het broedseizoen wordt begonnen het plangebied controleren op
bestaande
broedvogels.
weg) Vissen
Bij het dempen van een deel van de kreek werken volgens de gedragscode Unie van Waterschappen (zie onderstaand). Bij het dempen van een deel van de kreek wordt in het kader van de zorgplicht het water één richting uitgedreven naar een naastliggende sloot, opdat aanwezige vissen en amfibieën kunnen ontsnappen.
Alle soorten
Werken volgens de Gedragscode provinciale infrastructuur
Gedragscode Het dempen van watergangen wordt op plaatsen waar juridisch zwaarder beschermde soorten worden verwacht in beginsel uitgevoerd in de periode tussen 15 juli en 1 november, dat wil zeggen na de voortplantingsperiode en vóór de winterrust van vissen, amfibieën en reptielen. Als het niet mogelijk is om in deze periode te werken, dan is extra voorzorg nodig. Bij werkzaamheden tijdens de broedperiode kan men ervoor kiezen het werkgebied tijdelijk ongeschikt te maken voor broedvogels door de vegetatie zeer kort te houden of tevoren te frezen en/of door deze dagelijks te betreden. Dergelijke maatregelen dienen uitsluitend het voorkómen van de vestiging, niet het bestrijden van al aanwezige (vogel)soorten. Met deze aanpak kan men toch de noodzakelijke werkzaamheden in het voorjaar uitvoeren, zodat de vegetatie zich voor de winter kan ontwikkelen. Voorafgaand aan het dempen of vergraven van de watergang wordt deze zoveel mogelijk vrij gemaakt van juridisch zwaarder beschermde dieren en planten: x Juridisch zwaarder beschermde dieren worden weggevangen voorafgaand aan het dempen van de sloot en teruggeplaatst in geschikte biotopen in de omgeving, wanneer deze door de ingreep worden bedreigd (voorafgaand zal het werkgebied afgezet moeten worden). x Wanneer het gaat om leefgebieden van soorten van tabel 3 (zwaar beschermd) wordt voorafgaand aan het dempen eerst voldoende nieuw habitat ingericht. Deze nieuwe habitat moet ecologisch functioneren alvorens tot demping wordt overgegaan (voor werkwijze, zie pagina 17). 9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt - 20 -
Definitief rapport
x
Bij het dempen van een watergang wordt het water één richting uitgedreven naar een naastliggende sloot, opdat aanwezige vissen en amfibieën kunnen ontsnappen. Het vangen van beschermde dieren en het elders terugplaatsen gebeurt onder begeleiding van en op aanwijzing van een ecologisch deskundig persoon met kennis van de betreffende soorten. Uitwerking bij onderzoek en monitoring Het vangen van juridisch zwaarder beschermde soorten gebeurt uitsluitend door bevoegde personen. Bij het vangen van juridisch zwaarder beschermde zoogdieren voor onderzoek en monitoring wordt uitsluitend gewerkt volgens het DEC-protocol uit de Wet op het Dierenwelzijn. Het uitsteken van beschermde planten, het vangen van beschermde dieren en het elders terugplaatsen gebeurt onder begeleiding van en op aanwijzing van een ecologisch deskundig persoon met kennis van de betreffende soorten. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis dienen te zijn opgedaan doordat de deskundige:
x x x
x
op HBO-, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of; als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau, zoals een bureau welke is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus; en/of; zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals Zoogdiervereniging VZZ, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied) en/of; zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of - bescherming.
Zorgplicht Naast de in tabel 6.1 omschreven noodzakelijk maatregelen dient in het kader van de zorgplicht de periode met overlast zo veel mogelijk te worden beperkt. Het concentreren van werkzaamheden in ruimte en tijd beperkt de schade aan flora en fauna. In tabel 6.2 is weergegeven in welke periode de werkzaamheden het best uitgevoerd kunnen worden in verband met het broedseizoen en de gevoelige periodes van vissen. Tabel 6.2 Soortgroep
Geschikte perioden voor uitvoeren van werkzaamheden. Periodes zijn indicatief Jan.
Feb.
Mrt
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Okt.
Nov.
Dec.
Broedvogels Vissen
Toelichting Rood
Ontheffing wordt niet verleend. Indien voorafgaand aan het broedseizoen wordt gestart is het (met betrekking tot broedvogel) mogelijk door te werken in het broedseizoen.
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc - 21 -
29 september 2011
Oranje
Minder geschikt volgens de gedragscode Unie van Waterschappen.
Groen
Optimale periode voor werkzaamheden.
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt - 22 -
Definitief rapport
7
CONCLUSIES x
x x x x x x x x x x
Voor zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren, reptielen, dagvlinders, libellen en overige ongewervelden is het gebied niet geschikt, of deze soorten komen niet in de omgeving voor of zijn niet aangetroffen. Deze zwaar beschermde soorten worden dan ook niet in het plangebied verwacht. In het plangebieden komen wel enkele zwaarder beschermde soorten broedvogels, vleermuizen en mogelijk vissen voor. Daarnaast is een vaste verblijfplaats van buizerd en het rapunzelklokje aangetroffen. Negatieve effecten op deze soorten kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Wel zijn voor meerdere soorten mitigerende maatregelen mogelijk waardoor de effecten kunnen worden verzacht of weggenomen. Indien de mitigerende maatregelen in acht worden genomen is een ontheffing voor vleermuizen niet noodzakelijk. Voor broedvogels moeten mitigerende maatregelen worden genomen waardoor effecten worden voorkomen. De instandhouding van de buizerd komt niet in gevaar. Voor de mogelijk aanwezige kleine modderkruiper kan volgens de gedragscode van de Unie van Waterschappen gewerkt worden. Daardoor is een ontheffing niet noodzakelijk. Voor bittervoorn is nader onderzoek noodzakelijk om vast te stellen of deze soort aanwezig is en of compenserende maatregelen noodzakelijk zijn. Met betrekking tot het rapunzelklokje heeft het de voorkeur om de locatie te ontzien en voor een alternatief te kiezen. Wanneer dit niet mogelijk is moet een ontheffing worden aangevraagd en zullen de aanwezige planten verplaatst moeten worden. Daarnaast heeft het de voorkeur de locatie van de kreek en de boom van de buizerd te ontzien wanneer kappen of dempen niet per se noodzakelijk is of wanneer er andere opties mogelijk zijn. Significante effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS worden niet verwacht.
Ecoscan Hasselt Definitief rapport
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc - 23 -
29 september 2011
8
LITERATUUR Bode, A.D., Dijkstra, A.J., Hoekstra, B., Hoeve, R. en Zollinger R. (1999). De zoogdieren van Overijssel: Voorkomen, verspreiding en ecologie van de in het wild levende zoogdieren. Waanders Uitgevers Zwolle, in samenwerking met de Zoogdierenwerkgroep Overijssel en Natuur en Milieu Overijssel. Creemers R.C.M. & van Delft, J.J.C.W. (2009). De amfibieën en reptielen van Nederland - Nederlandse fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey, Leiden. De Vlinderstichting, EIS & NVL (2008). Brachytron; Een actualisatie van de verspreiding van de Nederlandse Libellen. jaargang 11, nummer 2. DWW (2004). Met vleermuizen overweg. RWS, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft Kapteijn, K., 1995. Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Schuyt & Co, Haarlem. Kapteijn, K., 1997. Laatvlieger Eptesicus serotinus (Schreber, 1774), 191-201. In: Limpens etal, Atlas van de Nederlandse vleermuizen; onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV-Uitgeverij Limpens, H., Mostert, K. & Bongers, W. (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen: Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Vleermuisonderzoek, Utrecht. LNV (1998) Flora- en faunawet, Ministerie van LNV, Den Haag. RAVON. (2010). RAVON38. jaargang 12, nummer 4. december 2010. Vos S. (redactie). (2007). Werkatlas Zoogdieren in Fryslân – verspreiding 1990 - 2006. Provincie Fryslân, Leeuwarden Wltteveen+Bos (2010) Uitgebreide natuurtoets wijziging wegenstructuur Hasselt, HST133-1/beub/011, 27 mei 2010 Websites x Vlindernet (2011). http://www.vlindernet.nl. augustus 2011. x RAVON. (2011). http://www.ravon.nl. augustus 2011. x Zoogdieratlas. (2011). http://www.zoogdieratlas.nl. augustus 2011. x Zoogdierenvereniging. (2011). http://www.zoogdiervereniging.nl. augustus 2011.
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Ecoscan Hasselt - 24 -
Definitief rapport
A COMPANY OF
Bijlage 1 Toetsingskader
TOETSINGSKADER Inleiding natuurwetgeving De natuurwetgeving in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming. Hiervoor zijn twee wetten actief, de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming). In beide wetten zijn naast het nationale natuurbeschermingsbeleid ook tal van internationale verdragen en richtlijnen verankerd, zoals: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands-Conventie, Conventie van Bonn en CITES. In dit rapport wordt aan de Floraen faunawet getoetst. Daarnaast ligt de EHS en een Natura 2000-gebied in de buurt van het plangebied. De effecten op de EHS en Natura 2000-gebied worden ook besproken in dit document. Flora- en faunawet Inleiding De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten en dieren in Nederland door middel van een aantal verbodsbepalingen (zie tabel 1). In de wet zijn soorten opgenomen die op landelijk dan wel op Europees niveau zeldzaam en/of bedreigd zijn of worden. De Flora- en faunawet beoogt niet het instandhouden van een statische populatiegrootte, maar wel het functioneren van de betreffende populatie. Zo kan in sommige gevallen ook met een kleiner aantal individuen de populatie duurzaam blijven voortbestaan. Dit is onder andere afhankelijk van de talrijkheid van de soort, maar ook van zijn flexibiliteit om andere gebieden te bereiken en te koloniseren. Beschermingscategorieën Afhankelijk van zeldzaamheid en bedreiging zijn de soorten verdeeld over drie beschermingscategorieën. Op 23 februari 2005 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) artikel 75 in werking getreden, waarmee drie beschermingsregimes zijn vastgesteld. Hiertoe zijn de beschermde planten en dieren onderverdeeld in drie categorieën. De 1e categorie betreft beschermde soorten die in Nederland algemeen voorkomen. Voor verstoring van deze soorten bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig onderhoud, beheer of gebruik, of bij ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, waaronder de geplande werkzaamheden vallen, geldt een algemene vrijstelling en is geen ontheffing nodig. Voor deze soorten is er geen noodzaak voor inventarisaties. Soorten van de tweede en derde categorie zijn strenger beschermd. Voor deze soorten geldt een ontheffingsplicht bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Bij het afwegingskader is informatie over de verspreiding van de betreffende soort noodzakelijk. Voor de soorten, genoemd in tabel 2 van de Flora- en faunawet, is een ‘lichte toets’ noodzakelijk, tenzij gewerkt wordt met een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode. In de lichte toets moet er voor worden gezorgd dat de gunstige staat van instandhouding wordt gegarandeerd en de activiteit moet een redelijk doel dienen. Er geldt voor soorten uit deze beschermingscategorie dat er geen ontheffing noodzakelijk is, zolang er wordt gewerkt met een goedgekeurde gedragscode.
Ecoscan Hasselt
Bijlage 1: Toetsingskader
Definitief rapport
-1-
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Voor soorten, genoemd in tabel 3, geldt een ‘zware toets’. Er mag hierin geen andere bevredigende oplossing zijn voor de geplande activiteit, de gunstige staat van in standhouding dient te worden gewaarborgd en er moet sprake zijn van een bij de wet genoemd belang. De gunstige staat van instandhouding van soorten uit bijlage 4 van de Habitatrichtlijn dient lokaal beoordeeld te worden. Voor de overige soorten uit tabel 3 is de landelijke populatie van belang. Tabel 1.
Relevante verbodsbepalingen Flora- een faunawet
Artikel 2 (zorgplicht)
Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan temaken.
Artikel 8
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
Artikel 9
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Artikel 10
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Artikel 11
Het is verboden nesten, holen of andere voortplanting- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Artikel 12
Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
Artikel 13
Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, …, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, …, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.
Beoordelingskader Flora- en faunawet Onderstaand stroomschema geeft weer welke stappen er doorlopen dienen te worden om vast te stellen of er een ontheffingsplicht is voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Indien er beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied en de activiteiten hebben een mogelijk negatief effect, dient te worden vastgesteld of het project kan worden uitgevoerd, waarbij een overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen door het nemen van voorzorgsmaatregelen.
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Bijlage 1: Toetsingskader
Ecoscan Hasselt
-2-
Definitief rapport
Figuur 1.
Stroomschema
Ecoscan Hasselt
Bijlage 1: Toetsingskader
Definitief rapport
-3-
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Mitigerende maatregelen Het is mogelijk om een overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen door, vóórdat de werkzaamheden van start gaan, voorzorgsmaatregelen te treffen. Het gaat dan om het behoud van de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort. Het betreft de functies van het leefgebied die ervoor zorgen dat de soort succesvol kan rusten of voortplanten. Mitigerende maatregelen zijn gericht op het voorkomen van de negatieve gevolgen van een activiteit. Dit moet gebeuren binnen het plangebied en voor de soorten die daar voorkomen. Het dient te worden voorkomen dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort wordt aangetast. Er zijn tien punten die kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de vraag of de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de betreffende soort behouden blijft door het nemen van mitigerende maatregelen: 1. De plek of het gebied wordt met een zekere mate van bestendigheid gebruikt. Er is geen sprake van incidenteel gebruik, maar van een vaste rust- en verblijfplaats. 2. De plek of het gebied blijft voorzien in alles wat nodig is voor een specifiek individueel dier in dat gebied en voor alle exemplaren van de populatie ter plekke, om succesvol te kunnen voortplanten of om te kunnen rusten. 3. Er is op geen enkel moment, ook niet tijdelijk, een achteruitgang van de ecologische functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats. De diverse functies die een gebied heeft dienen behouden te blijven. 4. Door mitigerende maatregelen worden negatieve effecten uitgesloten. Dit kunnen negatieve effecten zijn op zowel de kwaliteit als de kwantiteit van functies in het gebied. 5. Mitigerende maatregelen zijn preventief. Dit houdt dus in dat in voorkomende gevallen de mitigatie niet alleen al aanwezig is, maar ook functioneert. 6. Mitigerende maatregelen moeten leiden tot een verbetering of behoud van de ecologische functionaliteit van het gebied (kwantitatief/kwalitatief) voor de betreffende soort. 7. Het positieve effect van mitigatie geeft in evenredige ruimte voor de negatieve effecten van de ingreep. De duurzame ecologische functionaliteit mag op geen enkel moment slechter worden. 8. Het succes van mitigerende maatregelen moet met een hoge mate van zekerheid vóóraf vaststaan en wordt beoordeeld aan de hand van ecologische criteria. 9. De staat van instandhouding en de zeldzaamheid van een diersoort zijn van belang bij het treffen van mitigerende maatregelen. 10. De controle op het effect van de maatregelen is een onderdeel van het ecologisch werkprotocol. Indien er voor het uitvoeren van mitigerende maatregelen dieren gevangen en verplaatst moeten worden, is dat geen overtreding van artikel 9 (vangen) en 13 (verplaatsen). Het is namelijk niet de bedoeling om dieren aan de natuur te onttrekken. Het is toegestaan om soorten te verplaatsen uit de directe gevarenzone naar een vergelijkbaar habitat in de directe omgeving. Dit moet gebeuren binnen de daarvoor benodigde tijd. De soorten dienen ook in één keer te worden verplaatst, zonder onnodig oponthoud. Het vangen en verplaatsen dient te gebeuren buiten de kwetsbare periode van de betreffende soort. Het vangen en verplaatsen dient te gebeuren door of onder de begeleiding van een ter
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Bijlage 1: Toetsingskader
Ecoscan Hasselt
-4-
Definitief rapport
zake kundige. Dit bovenstaande geldt niet voor stressgevoelige dieren, zoals muizen, vleermuizen en vogels. Ontheffingsplicht Er geldt een ontheffingsplicht als de functionaliteit van voortplanting- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort niet kan worden gegarandeerd door het nemen van mitigerende maatregelen. Dit geldt voor soorten uit tabel 3 en voor soorten uit tabel 2 indien er niet gewerkt kan worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Belangrijke vragen voor het verkrijgen van een ontheffing zijn: 1. In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplanting- en/of vaste rust- en verblijfplaats aangetast door de werkzaamheden? 2. Is er een wettelijk belang (niet bij soorten uit tabel 2)? 3. Is er een andere bevredigende oplossing? 4. Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? Er is in onderstaande tabel weergegeven voor welk wettelijk belang een ontheffing kan worden aangevraagd. Dit verschilt tussen bijlage 4-soorten van de Habitatrichtlijn, Vogelsoorten en bijlage 1 soorten (alleen nationaal beschermd). Tabel 2.
Ontheffing op grond van het wettelijk belang
Wettelijk belang
Bijlage 1 soorten
Bijlage 4 soorten
Vogelsoorten
Bescherming van flora en fauna
x
x
x
Veiligheid van het luchtverkeer
-
-
x
Volksgezondheid/Openbare veiligheid
x
x
x
Dwingende redenen van groot openbaar belang
x
x
-
Ruimtelijke inrichting/ontwikkeling
x
-
-
Vogels De bescherming van vogels nemen binnen de Flora- en faunawet een aparte positie in. In de Flora- en faunawet is de bescherming van de meeste vogelsoorten gericht op de nesten van broedvogels. Dit houdt in dat de nesten van broedvogels gedurende het broedseizoen zijn beschermd. Het is gedurende het broedseizoen verboden om de nesten van broedvogels te verstoren en/of weg te nemen. De vogelnesten vallen alleen tijdens het broedseizoen onder de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Buiten het broedseizoen zijn nesten van de meeste vogelsoorten niet beschermd. Een ontheffing is niet noodzakelijk als de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats vinden en ook niet als er maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat er zich vogels vestigen op de bouwplaats. De Flora- en faunawet kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen (zie kader).
Ecoscan Hasselt
Bijlage 1: Toetsingskader
Definitief rapport
-5-
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Broedseizoen Voor een begrip als ‘broedseizoen’ is geen standaardperiode te hanteren. Afhankelijk van de soort en weersomstandigheden in een bepaald jaar kunnen soorten veel eerder of juist later broeden dan normaal het geval zou zijn. Dit kan zelfs per regio verschillen. Voor de wet is van belang of een broedgeval verstoord wordt, ongeachte de datum. De vaak geciteerde periode 15 maart t/m 15 juli is dus slechts een indicatie. De periode tot begin oktober kan theoretisch door broedvogels nog gebruikt worden als een broedperiode. Voor aanvang van de werkzaamheden dient altijd op broedgevallen gecontroleerd te worden.
Er geldt echter voor een aantal vogelsoorten een uitzonderingspositie op het bovenstaande. Deze vogelsoorten zijn ingedeeld in een aantal categorieën en deze zijn gedurende het gehele seizoen beschermd en dan gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de flora- en faunawet: 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk seizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of habitat. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels (geen kolonievogels), die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (kerkuil, ooievaar, slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (boomvalk, buizerd, ransuil). 5. Nesten van vogels, die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar ervoor hebben gebroed of de directe omgeving ervan, maar dan wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Deze soorten zijn buiten het broedseizoen niet beschermd, maar vragen wel extra onderzoek, omdat ze wel jaarrond zijn beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de soorten die vallen binnen bovenstaande beschermingscategorieën. Twee belangrijke vragen bij de beoordeling of er voor de soorten uit de bovenstaande categorieën een ontheffing noodzakelijk is zijn de volgende: x x
Is er voor de soort voldoende gelegenheid om zelfstandig een natuurlijk alternatief nest te vinden? Is er voor de soort voldoende mogelijkheid om met succes een kunstmatig alternatief nest aan te bieden?
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Bijlage 1: Toetsingskader
Ecoscan Hasselt
-6-
Definitief rapport
Tabel 3.
Vogelsoorten met speciaal beschermingsregiem
Soort
In bebouwde
Aanwezig in
Categorie vast
omgeving
(beschermde)
nest
aanwezig?
natuurgebieden?
Nee
Ja
Nee
1
Gierzwaluw
Ja
Ja
Nee
2
Roek
Ja
Ja
Nee
2
Huismus
Ja
Ja
Nee
2
Grote gele kwikstaart
Nee
Nee
Ja
3
Kerkuil
Nee
Ja
Nee
3
Oehoe
Nee
Nee
Ja
3
Ooievaar
Nee
Ja
Nee
3
Slechtvalk
Nee
Ja
Ja
3
Boomvalk
Nee
Nee
Ja
4
Buizerd
Nee
Nee
Ja
4
Havik
Nee
Nee
Ja
4
Ransuil
Nee
Nee
Ja
4
Sperwer
Nee
Nee
Ja
4
Wespendief
Nee
Nee
Ja
4
Zwarte wouw
Nee
Nee
Ja
4
Blauwe reiger
Ja
Ja
Ja
5
Boerenzwaluw
Nee
Ja
Nee
5
Bonte vliegenvanger
Nee
Ja
Ja
5
Boomklever
Nee
Ja
Ja
5
Boomkruiper
Nee
Ja
Ja
5
Bosuil
Nee
Nee
Ja
5
Brilduiker
Nee
Nee
Ja
5
Draaihals
Nee
Nee
Ja
5
Eidereend
Nee
Nee
Ja
5
Ekster
Nee
Ja
Nee
5
Gekraagde roodstaart
Nee
Ja
Ja
5
Glanskop
Nee
Ja
Ja
5
Grauwe vliegenvanger
Nee
Ja
Ja
5
Groene specht
Nee
Nee
Ja
5
Grote bonte specht
Nee
Nee
Ja
5
Hop
Nee
Nee
Ja
5
Huiszwaluw
Nee
Ja
Nee
5
IJsvogel
Nee
Nee
Ja
5
Kleine bonte specht
Nee
Nee
Ja
5
Kleine vliegenvanger
Nee
Ja
Ja
5
Koolmees
Nee
Ja
Ja
5
Kortsnavelboomkruiper
Nee
Ja
Ja
5
Oeverzwaluw
Nee
Ja
Ja
5
Pimpelmees
Nee
Ja
Ja
5
Raaf
Nee
Nee
Ja
5
Ruigpootuil
Nee
Nee
Ja
5
Spreeuw
Nee
Ja
Ja
5
Tapuit
Nee
Nee
Ja
5
Steenuil
Koloniebroeder
Ecoscan Hasselt
Bijlage 1: Toetsingskader
Definitief rapport
-7-
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Soort
Koloniebroeder
In bebouwde
Aanwezig in
Categorie vast
omgeving
(beschermde)
nest
aanwezig?
natuurgebieden?
Torenvalk
Nee
Ja
Ja
5
Zeearend
Nee
Nee
Ja
5
Zwarte kraai
Nee
Ja
Ja
5
Zwarte mees
Nee
Ja
Ja
5
Zwarte roodstaart
Nee
Ja
Ja
5
Zwarte specht
Nee
Nee
Ja
5
Zorgplicht Naast bovenstaande verplichtingen voor beschermde soorten geldt bovendien voor alle soorten de zorgplicht. In de zorgplicht is opgenomen dat alle planten en dieren een intrinsieke waarde hebben en onvervangbaar zijn. De zorgplicht is een fatsoenseis en houdt in dat bij menselijk handelen voldoende zorg in acht genomen wordt om in het wild levende planten en dieren zoveel mogelijk te beschermen. EHS De vorming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een concrete uitwerking van De Nota Ruimte (2005) en de Nota Natuur voor mensen, Mensen voor Natuur (2000). Het ruimtelijke beschermingsbeleid voor de EHS is gericht op het instandhouden van kenmerken en waarden die wezenlijk zijn voor behoud, herstel en ontwikkeling van de EHS-gebieden. Ter versterking van de samenhang van de grotere eenheden binnen de EHS worden ‘robuuste verbindingen’ nader uitgewerkt. Binnen de robuuste verbindingen is naast de functie natuur ook plaats voor functies als recreaties, waterbeheer, landschap en cultuurhistorie. Binnen EHS gebieden geldt het ‘nee, tenzij’ principe. Voorgenomen plannen of projecten kunnen slechts dan plaatsvinden, wanneer de wezenlijke kenmerken en waarden niet worden aangetast. Eventuele nadelige gevolgen moeten worden gemitigeerd en resterende schade moet worden gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het ‘nee, tenzij’ principe kan de ingreep niet plaatsvinden. Het toetsingskader voor EHS gebieden wordt samengevat in figuur 2.
9W4624J8/R001/901029/MDGR/Ensc 29 september 2011
Bijlage 1: Toetsingskader
Ecoscan Hasselt
-8-
Definitief rapport
BIJLAGE 6 BODEM EN WATER
63
Zanddiepte en grondwatertrappenkaart
Afbeelding 1: Uitsnede van zanddieptekaart van het rivierengebied, te raadplegen via http://geodata2.prv.gelderland.nl/apps/wateratlas/
Afbeelding 2: Grondwatertrappenkaart
BIJLAGE 7 VARIANTEN QUICKSCAN
64
Voorkeursvariant 1: hoofdstructuur gehandhaafd
e rotondes, hoofdstructuur gehandhaafd
Variant B: half klaverblad
Voorkeursvariant 2: logische verkeerstructuur
Variant C: verhoogde kruising
BIJLAGE 8 VOORLOPIG ONTWERP
65
BIJLAGE 9 BEREKENINGEN VERKEERSCAPACITEIT
66
Berekening capaciteit rotondes met Meerstrooksrotondeverkenner met gehanteede vormgeving per tak
Tak Rotonde N331 - N377
Ochtendspits
Avondspits
Oost Zuid West Noord Oost Zuid West Noord
Tak Rotonde N331 - N759
Ochtendspits
Avondspits
Oost Zuid West Noord Oost Zuid West Noord
Verzadigings Geimiddelde graad (max) wachttijd (sec/pae) 0,70 12,1 0,65 8,1 0,49 6,5 0,27 43,9 0,26 4,2 0,71 12,8 0,71 9,9 0,04 5,2
Verzadigings Geimiddelde graad (max) wachttijd (sec/pae) 0,34 6,7 0,35 6,7 0,78 33,8 0,58 7,4 0,77 22,0 0,70 13,3 0,55 8,9 0,33 4,7
Vormgeving tak
Partiele ei-rotonde -1strooksrotonde Partiele turborotonde l 1strooksrotonde Partiele ei-rotonde -1strooksrotonde Partiele turborotonde l 1strooksrotonde
Opmerking
Zonder richting 7
Zonder richting 7
Vormgeving tak
Opmerking
Partiele turborotonde l Spriraalrotonde -Partiele turborotonde l Turborotonde l Partiele turborotonde l Spriraalrotonde -Partiele turborotonde l Turborotonde l
Zonder richting 4
Zonder richting 4
BIJLAGE 10 TOETSINGSKADER
67
Beoordelingskader Het Voorlopig Ontwerp is beoordeeld op diverse thema’s. Per thema’s zijn meerdere beoordelingscriteria mogelijk. De beoordeling per criterium is inzichtelijk gemaakt met een uniform beoordelingskader. De volgende indeling is hiervoor toegepast: Waardering effect ++ + 0 --
Effect ten opzichte van referentie situatie Groot positief effect Positief effect Geen verandering (autonome ontwikkeling) Negatief effect Groot negatief effect
Alle beoordelingen zijn gebaseerd op een vergelijking met het referentiealternatief. Het referentiealternatief bestaat uit de huidige situatie inclusief de autonome ontwikkeling 1. In het referentiealternatief vinden er geen wijzigingen plaats aan de N 331. Het referentiealternatief is daarom overal beoordeeld als ‘0’. Per criterium is uitgewerkt wanneer een (zeer) negatieve, (zeer) positieve of neutrale waardering wordt toegekend. Hieronder zijn de criteria en de wijze van beoordeling nader toegelicht.
1
Autonome ontwikkelingen zijn vastgestelde ontwikkelingen die plaatsvinden zonder dat het plan VOC’s Hasselt wordt uitgevoerd.
1. Verkeer en Vervoer Veiligheid Toetsingscriterium Aanpak VOC locaties
Aantal aansluitingen op provinciale wegen. Elke oversteeklocatie is een discontinuïteit en een mogelijk conflictpunt. Helderheid en logica wegenstructuur
Aantal oversteeklocaties voor langzaam verkeer met geen of verlaagde wachttijd. Een hoge wachttijd leidt tot risicovoller oversteekgedrag
Beoordeling ++ + 0 -++ + 0 -++
+ 0 -++ + 0 --
Toetsingscriterium Kwaliteit van de doorgaande verbinding volgens de ontwerprichtlijnen duurzaam veilig*.
Criteria Aanpak >5 VOC-locaties. Aanpak 1 – 5 VOC-locaties. N.v.t. N.v.t. N.v.t. Afname >2 aansluitingen Afname 1 – 2 aansluitingen Huidig aantal aansluitingen Toename 1 – 2 aansluitingen Toename >2 aansluitingen Gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen logisch van elkaar gescheiden in samenhangend netwerk, doorgaand verkeer alleen via hoofdwegenstructuur. Gebruik van wegen in overeenstemming met functie N.v.t. N.v.t. N.v.t. Daling van wachttijd op >2 locaties met lange wachttijd en daardoor een sterke afname van risicovol oversteekgedrag. Daling van 1 – 2 locaties met lange wachttijd en daardoor een afname van ongewenst oversteekgedrag. Geen toe- of afname aantal locaties met lange wachttijden. Stijging 1 - 2 locaties met lange wachttijd en daardoor een toename van het risico op ongewenst oversteekgedrag. Stijging >2 locaties met lange wachttijd en daardoor een sterke toename van het risico op ongewenst oversteekgedrag.
Criteria De hoofdwegen zijn volledig ingericht volgens de ontwerprichtlijnen duurzaam ++ veilig. De hoofdwegen voldoen aan de essentiële herkenbaarheidkenmerken van een GOW volgens DV en het aantal ontwerprichtlijnen waaraan wordt voldaan + neemt toe. 0 Geen wijzigingen. De hoofdwegen voldoen aan de EHK maar het aantal ontwerprichtlijnen waaraan wordt voldaan neemt af. -De hoofdwegen voldoen niet aan de EHK. *De kwaliteit van de doorgaande verbinding wordt beoordeeld op basis van de ontwerprichtlijnen voor duurzaam veilig ingerichte gebiedsontsluitingswegen (GOW) van het CROW. De ontwerprichtlijnen splitsen zich uit naar essentiële herkenbaarheidkenmerken (EHK) en overige kenmerken (‘streefkenmerken’). De EHK zijn kenmerken waaraan een GOW tenminste moet voldoen, zoals de markering, geen (brom)fietsers op de rijbaan en de maximumsnelheid. Streefkenmerken zijn kenmerken waaraan een GOW bij voorkeur aan moet voldoen, zoals geen landbouwverkeer op de weg, geen erfaansluitingen op de rijbaan (buiten de bebouwde kom), zo min mogelijk kruispunten (conflictpunten) en een minimale obstakelvrije ruimte2. Het criterium ‘kwaliteit van de doorgaande verbinding’ is daarmee een criterium dat nuttig is indien er geen objectieve knelpunten betreffende verkeersveiligheid of bereikbaarheid aanwezig zijn, maar waarmee risico’s betreffende verkeersveiligheid en bereikbaarheid op voorhand kunnen worden beperkt.
2
Beoordeling
De obstakelvrije zone is het gebied buiten de verharding zonder obstakels of ontwerpelementen van het dwarsprofiel (talud, sloot), die voor uit koers geraakte voertuigen bij aanrijding ernstige schade aan het voertuig en/of ernstig letsel aan de inzittenden kunnen veroorzaken.
Bereikbaarheid Toetsingscriterium Bereikbaarheid centrum Hasselt
Bereikbaarheid bedrijventerrein Zwartewater
Bereikbaarheid Sluizerdijk en jachthaven De Nadorst
Doorstroming van het autoverkeer
Doorstroming van het busverkeer
Aantasting of wijziging van het netwerk voor het fietsen wandelverkeer.
Bereikbaarheid van de bushaltes.
Beoordeling ++ + 0 -++ + 0 -++ + 0 -++ + 0 -++ + 0 -++ + 0 -+ 0 --
Criteria Grote verbetering Geringe verbetering Geen noemenswaardige wijziging Geringe afname Grote afname Grote verbetering Geringe verbetering Geen noemenswaardige wijziging Geringe afname Grote afname Grote verbetering Geringe verbetering Geen noemenswaardige wijziging Geringe afname Grote afname Grote verbetering Geringe verbetering Geen noemenswaardige wijziging Geringe afname Grote afname Grote verbetering Geringe verbetering Geen noemenswaardige wijziging Geringe afname Grote afname Verbetering van het netwerk op meer dan 2 relaties (in termen van directheid of snelheid). Op 1 - 2 relaties verbetering van het netwerk. Geen wijzigingen aan het netwerk. Op 1 - 2 relaties aantasting van het netwerk. Op >2 relaties aantasting van het netwerk. Grote verbetering Geringe verbetering Geen noemenswaardige wijziging Geringe afname Grote afname
2. Leefbaarheid Toetsingscriterium Luchtkwaliteit
Beoordeling ++
-++ + 0 -++ + 0 -++ + 0 -
Criteria Concentraties fijnstof en stikstofdioxide en aantal overschrijdingen van 24uurs gemiddelde lager dan grenswaarden Wet milieubeheer. En sterke afname van de concentraties fijnstof en stikstofdioxide. Concentraties fijnstof en stikstofdioxide en aantal overschrijdingen van 24uurs gemiddelde lager dan grenswaarden Wet milieubeheer. En afname van de concentraties fijnstof en stikstofdioxide. Concentraties fijnstof en stikstofdioxide en aantal overschrijdingen van 24uurs gemiddelde lager dan grenswaarden Wet milieubeheer. Toename van concentraties fijnstof en stikstofdioxide. Sterke toename van concentraties fijnstof en stikstofdioxide. Sterke verbetering t.o.v. huidige situatie. Verbetering t.o.v. huidige situatie. Geen verandering t.o.v. huidige situatie. Minimale tot matige aantasting t.o.v. huidige situatie. Grote aantasting t.o.v. huidige situatie. Sterke verbetering t.o.v. huidige situatie. Verbetering t.o.v. huidige situatie. Geen verandering t.o.v. huidige situatie. Minimale tot matige aantasting t.o.v. huidige situatie. Grote aantasting t.o.v. huidige situatie. Sterke verbetering t.o.v. huidige situatie. Verbetering t.o.v. huidige situatie. Geen verandering t.o.v. huidige situatie. Minimale tot matige aantasting t.o.v. huidige situatie.
--
Grote aantasting t.o.v. huidige situatie.
+
0
Geluid
Verkeersleefbaarheid kern Hasselt
Visuele hinder
3. Landschappelijke en cultuurhistorische waarden/patronen Toetsingscriterium Landschappelijke en cultuurhistorische waarden/patronen (leesbaarheid van het landschap en van het centrum van Hasselt)
Beoordeling ++ + 0 --
Zicht op en beleving van het landschap en het oude centrum van Hasselt (zowel vanuit het landschap als vanaf de weg) Landschapselementen en cultuurhistorische elementen
Archeologie
++ + 0 -++ + 0 -+
0 --
Criteria Grote bijdrage aan het versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden/patronen. Versterken landschappelijke en cultuurhistorische waarden/patronen. Geen aantasting van oud cultuurlandschap. Aantasting van het landschappelijke en cultuurhistorisch patroon door doorsnijding en/of ruimtebeslag. Grote aantasting van het landschappelijke en cultuurhistorische patroon door doorsnijding. Grote bijdrage aan zicht en belevingswaarde. Versterking van zicht en belevingswaarde. Geen aantasting van zich en belevingswaarde. Minimale aantasting van zicht en belevingswaarde. Grote aantasting van zicht en belevingswaarde. Grote bijdrage aan de versterking van landschapselementen. Versterking van landschapselementen. Geen aantasting landschapselementen. Minimale aantasting landschapselementen. Grote aantasting landschapselementen. N.v.t. (door de aanleg van infrastructuur kunnen er geen positieve effecten optreden, hoogstens kunnen opgravingen e.d. bewaard worden, dit betreft mitigatie van negatieve effecten). Geen aantasting van gebieden van gebieden met middel(hoge) archeologische verwachtingswaarden. Aantasting van gebieden van gebieden met middel(hoge) archeologische verwachtingswaarden. Grote aantasting van gebieden met middel(hoge) archeologische verwachtingswaarden.
4. Flora en Fauna Toetsingscriterium Aantasting flora
Aantasting fauna
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
Beoordeling ++ + 0 -++ + 0 -++ + 0 --
Natura2000
++ + 0 --
Criteria Vergroting diversiteit en aantal flora. Verbetering/vergroting habitat van bestaande flora. Geen aantasting flora Aantasting schrale en/of overige soorten Aantasting door de Flora- en faunawet beschermde soorten Vergroting diversiteit en aantal fauna. Verbetering/vergroting habitat bestaande fauna. Geen extra aantasting beschermde fauna Aantasting van niet beschermde (overige) soorten. Aantasting van door de wet beschermde soorten. Vergroting van oppervlakte EHS en versterking van wezenlijke kenmerken EHS. Versterking van wezenlijke kenmerken EHS. Geen effect Beperkte aantasting van wezenlijke kenmerken EHS Aanzienlijke aantasting van wezenlijke kenmerken EHS en verkleining van oppervlakte EHS. Vergroting van oppervlakte Natura 2000 en versterking van wezenlijke kenmerken Natura 2000. Versterking van wezenlijke kenmerken Natura 2000. Geen effect Beperkte aantasting van wezenlijke kenmerken Natura 2000. Aanzienlijke aantasting van wezenlijke kenmerken Natura 2000 en verkleining van oppervlakte Natura 2000.
5. Bodem en water Toetsingscriterium Zetting. De mate waarin de ingreep invloed heeft op de zetting van de bodem. Zand wordt als niet zettingsgevoelig beschouwd, klei en veen als zettingsgevoelig. Bodemverontreiniging
Beoordeling ++
+ 0 -++ + 0 -
Grondwater. Mate waarin de ingreep invloed heeft op het grondwatersysteem.
-++ + 0 --
Oppervlaktewater. Mate waarin de ingreep invloed heeft op omvang en doorstromingscapaciteit.
++ + 0 --
Criteria N.v.t. er zijn door de aanleg of wijziging van infrastructuur geen positieve effecten mogelijk (alleen geen of meer of minder zetting). N.v.t. Geen verandering betreffende kans op zettingen. Matige zetting te verwachten door constructies op of onder maaiveld in zandgronden. Veel zetting te verwachten door constructies op of onder maaiveld in veen en kleigronden. Veel verontreiniging aanwezig binnen de werkgrens. Op grond van de wet moet deze worden aangepakt. Verontreiniging aanwezig binnen de werkgrens. Op grond van de wet moet deze worden aangepakt. Geen verontreiniging aanwezig binnen de werkgrens. Nieuwe situatie leidt tot kleine kans op bodemverontreiniging. Nieuwe situatie leidt tot grote kans op bodemverontreiniging. Grootschalige afname van verhard oppervlak. Afname van verhard oppervlak. Geen noemenswaardige afname verhard oppervlak, afvoer van grondwater of afsluiting van watervoerend pakket. Tijdelijke afvoer van grondwater en/of het afsluiten van een watervoerend pakket. Permanente afvoer van grondwater en/of het afsluiten van een watervoerend pakket. Grote toename van het oppervlaktewater. Toename oppervlaktewater. Geen toename oppervlaktewater of afname afvoercapaciteit. Afname oppervlaktewater. Grote afname oppervlaktewater en afname afvoercapaciteit.
6. Flexibiliteit Toetsingscriterium Toekomstvastheid wegcapaciteit
Mogelijkheid toekomstige (geplande) ruimtelijke ontwikkelingen
Mogelijkheid toekomstige gewenste, maar niet in het plan opgenomen verkeerskundige maatregelen Mogelijkheid toekomstige gewenste, maar niet in het plan opgenomen maatregelen m.b.t. ruimtelijke kwaliteit
Beoordeling ++ + 0 -++
Criteria Situatie wordt beduiden toekomstvaster Situatie wordt gering toekomstvaster Geen noemenswaardige wijzing Geringe afname toekomstvastheid
+ 0 -
Grote afname toekomstvastheid Biedt extra kansen voor toekomstige (geplande) ruimtelijke ontwikkelingen Staat ruimtelijke ontwikkelingen niet in de weg Geen noemenswaardige wijziging Geeft geringe beperkingen op ruimtelijke ontwikkelingen
-++ + 0 -
Geeft grote beperkingen op ruimtelijke ontwikkelingen Oplossingen kunnen later zeer goed worden ingepast Oplossingen kunnen later goed worden ingepast Oplossingen kunnen later beperkt worden ingepast Oplossingen kunnen later niet goed worden ingepast
--
Oplossingen kunnen later niet worden ingepast
++ + 0 --
Maatregelen kunnen later zeer goed worden ingepast Maatregelen kunnen later goed worden ingepast Maatregelen kunnen later beperkt worden ingepast Maatregelen kunnen later niet goed worden ingepast Maatregelen kunnen later niet worden ingepast
7. Kosten en procedures Toetsingscriterium Investeringskosten - incl. verwerving - excl. BTW - excl. planschade Grondverwerving
Beoordeling ++ + 0 -++ + 0 --
Herziening bestemmingsplan en andere procedures
+ 0
M.e.r.-procedure
+ 0 -
Criteria > 20% goedkoper dan projectbudget van 7 miljoen euro < 20% goedkoper dan projectbudget van 7 miljoen euro Binnen projectbudget van 7 miljoen euro < 20% duurder dan projectbudget van 7 miljoen euro > 20% duurder dan projectbudget van 7 miljoen euro N.v.t. Er zijn geen positieve effecten mogelijk (negatieve grondaankoop/verkoop wordt niet als positief effect beschouwd). Alle grondposities zijn in eigendom gemeente / provincie / RWS Aankoop van 1 - 10 grondposities in private / zakelijke eigendom Aankoop van >10 grondposities in private / zakelijke eigendom Infrastructurele wijzigingen zijn mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan. Geen wijzigingen aan de infrastructuur. Geen wijzigingen aan het bestemmingsplan. Het vigerende bestemmingsplan dient te worden aangepast om de infrastructurele wijzigingen planologisch mogelijk te maken. Geen m.e.r. procedure nodig Vormvrije m.e.r beoordeling nodig Wel MER nodig.
BIJLAGE 11 TOELICHTING PROCEDURES
68
Toelichting benodigde procedures Wet geluidhinder Indien er geen mitigerende maatregelen (zoals schermen) worden getroffen, is aanvraag van hogere waarden in het kader van de Wet geluidhinder waarschijnlijk noodzakelijk. Nadere berekeningen zijn nodig om te bepalen of de toename van de geluidsbelasting door de N 759 wel of niet geheel is weg te nemen met stiller asfalt. Dit kan gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure plaatsvinden. Ter inzage legging van het ontwerpbesluit vindt gelijktijdig plaats met de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan. Flora en Faunawet Eventuele aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet kan eveneens gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure plaatsvinden. Ontheffing is nodig indien de locatie met het Rapunzelklokje niet kan worden ontzien. Daarnaast dient de soort te worden verplaatst of tijdelijk op een depot te worden gezet en vervolgens te worden teruggeplaatst. Wet op archeologische monumentenzorg De Wet op de archeologische monumentenzorg schrijft voor dat de gemeente bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening moet houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten waarden (bron: www.rijksoverheid.nl). Op verschillende plaatsen doorsnijdt het Voorlopig Ontwerp een gebied met hogere archeologische verwachtingswaarde (zie paragraaf 5.4). Op grond van de bestaande wet- en regelgeving dient er archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Hierbij geldt dat indien het project een oppervlakte kleiner dan 100 m2 heeft, of een door de gemeente vastgestelde hiervan afwijkende oppervlakte, geen archeologisch (voor)onderzoek nodig is (bron: www.rijksoverheid.nl). De gemeentelijke regels zijn als volgt: - Voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in plangebieden groter dan 2500 m2 en bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 2500 m2 geldt vrijstelling van archeologisch onderzoek. - Voor gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde groter dan 5000 m2 en bij bodemingrepen dieper dan 40 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voor gebieden (ruimtelijke ontwikkelingen) kleiner dan 5000 m2 en voor gebieden in de bebouwde kom geldt vrijstelling van archeologisch onderzoek. - Voor gebieden met een lage verwachtingswaarde geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek. M.e.r. procedure De aard en omvang van de maatregelen in het project vallen niet boven de drempelwaarden voor projecten in bijlagen C en D van het Besluit Milieueffectrapportage, op basis waarvan de m.e.r.-plicht bepaald kan worden. Er worden ook geen significante effecten verwacht op Natura 2000-gebieden. Echter, dit bekent niet altijd dat een milieueffectbeoordeling in het kader van de m.e.r. niet nodig is. Voor activiteiten die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, maar onder de relevante drempelwaarden vallen, kan in het kader van een zorgvuldige voorbereiding en motivering van een besluit doorgaans toch een korte en eenvoudige m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd (bron: ministerie van I&M). De keuze voor de uitvoering van een m.e.r. is daarmee naast de drempelwaarden in het besluit m.e.r. ook afhankelijk van bijvoorbeeld de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van potentiële effecten. In dat kader dient het volgende te worden overwogen: Er is in dit project sprake van slechts één alternatief (het VO), een belangrijke opgave in een m.e.r. is juist om verschillende alternatieven te beschouwen. Er treden geen of kleine milieueffecten op, op basis van de resultaten van voorliggende studie. Op basis van bovenstaande overwegingen wordt geadviseerd om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Vormvrij betekent: de wet schrijft hiervoor geen procedure voor. Wel moet het bevoegde gezag expliciet motiveren waarom geen m.e.r. nodig wordt geacht. Deze motivering kan opgenomen worden in het moederbesluit (het besluit waaraan de m.e.r.-beoordeling is gekoppeld), bij dit project is dat de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan. Belanghebbenden kunnen niet direct bezwaar en beroep aantekenen tegen de vormvrije m.e.r.-beoordeling of het formele m.e.r.-beoordelingsbesluit. Zij moeten wachten met opmerkingen over de m.e.r.-beoordeling tot het moederbesluit is genomen. De Commissie m.e.r. heeft geen wettelijke rol in de m.e.r.-beoordeling. Het bevoegde gezag kan wel een ‘second opinion’ op het m.e.r.-beoordelingsbesluit vragen (gericht op de vraag of een m.e.r. nodig is of niet).