NAAR EEN AFVALLOOS TWENTE verslag van het symposium op 4 april 2013 bij Saxion te Enschede
OPENING Mevrouw T. Abbas, de dagvoorzitter van het symposium, opent om 15.30 uur de bijeenkomst en heet iedereen van harte welkom op de bijeenkomst. Mevrouw I. Van Oldeniel, lid van het College van Bestuur van Saxion Enschede, merkt op blij te zijn dat dit onderwerp bij dit symposium aan de orde komt, omdat het erg aansluit met de ambities die Saxion heeft. De instelling wil namelijk toegroeien naar de status van University of Applied Science, wat inhoudt dat voor studenten toegepast onderzoek een nog belangrijkere plaats gaat innemen dan het nu al doet. Het betekent ook dat er een sterke verbinding moet zijn met het bedrijfsleven in de regio Twente. Momenteel is het al zo dat ongeveer 80% van de studenten na hun afstuderen in de regio werkzaam blijft. Straks zullen studenten voor hun afstuderen minder dan tot nu toe het geval is vrij zijn in hun keuze en meer gestimuleerd worden een link te leggen met de behoeften van het bedrijfsleven in de regio. Voor Saxion is Living Technology belangrijk, waarmee wordt aangegeven dat het essentieel is te kijken hoe de technologie goed kan worden ingezet bij maatschappelijke vraagstukken, zoals bij veiligheid, de gezondheidszorg of, zoals in dit geval, bij de afvalproblematiek. Ze wijst er op dat Nederland in dit verband een enorme achterstand heeft, omdat kinderen van jongsaf te weinig gestimuleerd worden te kiezen voor technisch onderwijs. Ze merkt op dat de afvalproblematiek een uitstekend voorbeeld is waar overheid, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven elkaar treffen om een maatschappelijk probleem aan te pakken. Afval wordt al zeer lang gezien als een probleem en een kostenpost. Nu wordt het voor het eerst gezien als een grondstof en dus als een batenpost. De problematiek heeft niet alleen te maken met techniek en logistiek, maar ook met complexe oplossingen tussen de veertien gemeenten die elk een andere startpositie hebben. Dat betekent dat er veel bestuurlijke en ambtelijke moed nodig is om tot een succesvol proces te komen. Ze spreekt de hoop uit dat dit symposium een eerste stap is op dat traject. AANBIEDING VAN HET RAPPORT "SAMENWERKING AFVALBEHEER TWENTSE GEMEENTEN" Mevrouw T. Abbas vraagt wat de inspiratiebron is geweest om opdracht te geven tot het verrichten van dit onderzoek en dus het verschijnen van dit rapport. De heer R. Cazemier, burgemeester van de gemeente Dinkelland en portefeuillehouder Duurzaamheid van Regio Twente, merkt op dat een jaar geleden toenmalig staatssecretaris Atsma een bezoek aflegde bij Twente Milieu en daar de hoge nationale ambitie uitsprak om het percentage hergebruik van het afval te verhogen van 53% naar 60-65%. Kort daarna was er een bijeenkomst van de veertien portefeuillehouders Milieu, Afval en Duurzaamheid met senioronderzoekster Dr. Ljiljana Rodic-Wiersma van Wageningen Universiteit en Researchcentrum, afd. Milieutechnologie, met als centrale thema de uitermate slordige manier waarop in de Westerse wereld wordt omgegaan met schaarse grondstoffen. Een sitiuatie die er toe leidt dat binnen korte tijd bepaalde grondstoffen verbruikt zijn. Een derde belangrijke bijeenkomst was de Afvalestafette te Hengelo, waar voorbeelden werden gepresenteerd hoe andere overheden in Nederland met de afvalproblematiek omgaan. Vanuit deze drie opeenvolgende bijeenkomsten is door de veertien portefeuillehouders besloten onderzoek te laten verrichten met een ambitieuse lange termijndoelstelling, namelijk te komen tot een (nagenoeg) afvalloos Twente. Mevrouw T. Abbas vraagt of die hoge doelstelling uniek is voor Nederland. De heer Cazemier antwoordt dat ook andere regio's een soortgelijk hoog ambitiniveau hebben. Hij wijst er op dat het unieke in de regio is dat de ambities niet vanuit Regio Twente top-down naar de veertien gemeenten worden overgebracht, maar dat hier echt sprake is van een bottom-up benadering, namelijk de veertien gemeenten hebben deze hoge doelstelling aangedragen en de regio gevraagd hiermee aan de slag te gaan. Alle veertien gemeenten hebben laten weten dat ze voor hun burgers aan deze problematiek willen werken. Uiteindelijk zal overal de gemeenteraad beslissen, maar het uitgangspunt van de discussie is om in gezamenlijkheid een zo groot mogelijke inspanning te verrichten. Pagina 1 van 5
Mevrouw J. Oude Alink, wethouder gemeente Hengelo en voorzitter Stuurgroep Afvalonderzoek, biedt het eerste rapport aan de heer Cazemier aan. Ze merkt op dat het rapport een goed overzicht biedt hoe het in de veertien gemeenten voorstaat met de afvalproblematiek. Uit het rapport spreekt ook het enthousiasme dat bij iedereen al leeft om de problematiek aan te pakken. Ze geeft aan dat hoe meer iedereen zich in de problematiek verdiepte, des te meer het besef groeide dat er enorme economische en sociale mogelijkheden liggen. Een geweldige kans om de Twentse burgers mee te nemen in een uitdagende opdracht. De heer R. Cazemier dankt mevrouw Oude Alink als voorzitter van de Stuurgroep die er samen met de heer P. de Bruin, projectleider IPR Normag, hard aan heeft gewerkt binnen korte tijd dit onderzoek te realiseren. Mevrouw Abbas vraagt hoe de Stuurgroep vanuit die bottomup-benadering heeft gefunctioneerd en waarom is gekozen voor zo'n hoge ambitie. Mevrouw Oude Alink antwoordt dat er eerst voor is gezorgd dat de ambtenaren van de veertien gemeenten nauw bij het proces betrokken zijn geweest. Vervolgens is geïnventariseerd wat de actuele stand van zaken is en welke mogelijkheden er vanuit die situatie zijn. Bij dat proces zijn alle wethouders en gemeenteraden steeds betrokken. Gezamenlijk hebben alle betrokkenen dus stap voor stap het eindrapport zien ontstaan. In de loop van het proces groeide steeds meer het besef dat er grote kansen liggen, waardoor dus gekozen kon worden voor een hoog ambitieniveau. Daar speelde ook mee dat er een grote economische noodzaak is om om de lange termijn structureel te werken aan een oplossing voor de afvalproblematiek. Een hoog ambitieniveau moet de veertien gemeenten ook blijven stimuleren om er gezamenlijk aan te blijven werken. ALGEMENE TOELICHTING OP HET RAPPORT De heer P. de Bruin, projectleider IPR Normag, geeft een toelichting op de inhoud van het onderzoeksrapport. Hij begint met de opmerking dat Regio Twente in de gelukkige omstandigheid is dat er al een samenwerkingsverband voor de veertien gemeenten is. In andere regio's staat men bij het gezamenlijk willen aanpakken van een probleem altijd voor de vraag hoe men dat moet organiseren. Die stap is in de regio al lang gemaakt, zodat aanzienlijk sneller gewerkt kan worden. Dit onderzoek heeft tot doel de mogelijkheden in beeld te brengen van gezamenlijk afvalbeheer en -beleid, alsmede de uitvoering daarvan. Dit onder de voorwaarde dat de gemeentelijke autonomie gewaarborgd blijft. Hij geeft aan dat afval tot op heden een maatschappelijk vraagstuk was, waarbij als de markt het probleem niet oppakt voor de overheid een rol is weggelegd. In de Nederlandse landelijke doelstelling is vastgelegd dat in 2015 moet zijn gerealiseerd dat 65% van het afval wordt hergebruikt. Dat is momenteel 53% in de regio Twente. Ook producenten worden er op aangesproken om hun productieprocessen zodanig in te richten dat minder afval wordt geproduceerd en dat wat geproduceerd wordt beter geschikt is voor hergebruik. Het blijft echter een overheidstaak het proces te organiseren. Dat betreft (a) inzamelen, op welk vlak de relatie met burgers belangrijk is. In het onderzoek worden vier scenario's aangeboden hoe deze relatie kon worden aangepast om de doelstelling te halen; (b) overslag en transport; (c) materiaal en product hergebruik; (d) duurzame energie. Al dat afval is steeds meer een grondstof geworden, waarbij geldt dat hoe beter men preventief kan scheiden, hoe lager de kosten zijn voor het verwerken van het restafval. De regio Twente kent veertien gemeenten met in totaal 627.000 inwoners, die samen 325.000 ton afval produceren, waarvan de verwerking 55 miljoen euro per jaar kost. Het is één logistiek samenhangend gebied, waarin bij milieu, duurzaamheid en afvalverwerking (Twence en Twente Milieu) al intensief wordt samengewerkt. Wat wel opvalt is dat de meeste gemeente geen actief afvalbeleid voeren aan de hand van concrete doelstellingen, maar dat reactief wordt gereageerd op ontwikkelingen van buiten. In het algemeen doet de Regio Twente het goed. De hoeveelheid restafval is de afgelopen jaren al gedaald van 300 kg naar 250 kg per huishouden per jaar; als deze tendens zich doorzet zou men uitkomen op ongeveer 200 kg per huishouden per jaar. Met aangepast beleid moet deze hoeveelheid verder teruggedrongen kunnen worden. Een tweede belangrijke factor is het scheidingspercentage. Dat ligt nu in Twente gemiddeld op 53%, waarbij als de trend zich doorzet uitgekomen gaat worden op 60%. Er is dus een duidelijke trendbreuk nodig om deze twee trends om te buigen naar 50 kg per huishouden per jaar en 90% hergebruik. Die trendbreuk levert de gemeenten een besparing op van zo'n 7 miljoen euro (12,5% van de huidige kosten) doordat minder restafval moet worden verwerkt en verder levert het verwaarden van de grondstoffen bij de huidige tarieven een bedrag van omstreeks 4 miljoen euro (7,5% van de huidige kosten), zodat de totale kosten in de regio teruglopen van 55 miljoen naar 44 miljoen euro. Pagina 2 van 5
Om die trendbreuk te realiseren staat de overheid vier principiële besturingsmechanisme ter beschikking: • Burgers overtuigen via een eenduidige boodschap en goede marketing; • Verleiden van burgers door het aanbieden van betere scheidinsgmethoden; • Positieve en negatieve prijsprikkels (bijv. lagere afvalstoffenheffing of tarieven o.b.v. "de vervuiler betaalt"; • Dwingen via het opleggen van sancties, waarvoor de gemeente dus toezicht moet houden. Er zijn vier scenario's om de inzamelstructuur te regelen, waarbij geldt dat elk scenario een verdere reikwijdte heeft dan alleen de inzameling op gemeentelijk niveau: • Optimaliseren van het huidige afvalbeheermodel, wat inhoudt dat burgers meer papier, glas, textiel, ed. naar de bestaande verzamelcontainers brengen. Het is het eenvoudigste model, maar met dit scenario kan het scheidingspercentage slechts worden verhoogd naar 60%; • Omgekeerd inzamelen, waarbij ondergrondse afvalcontainers en enkele tonnen aan huis worden geplaatst voor het inzamelen van bijvoorbeeld gft, plastic en papier, dat dus aan huis wordt opgehaald. Uit de praktijk bij andere gemeenten blijkt dat gekomen kan worden tot ongeveer 80% scheiding. • Gebruik maken van meerdere tonnen aan huis inclusief een grondstoffenton en restafval op afstand in ondergrondse afvalcontainers. De grondstoffenton wordt gebruikt om alle droge afvalstoffen in te verzamelen (plastic flessen, verpakkingen, afgedankte elektrische apparatuur), die dan elders worden gesorteerd. Met dit scenario kan de doelstelling van 90% worden gehaald. Het vergt echter ook investeringen in onder meer innovatieve technische mogelijkheden. • Milieu-eilandjes, namelijk voor burgers op goed bereikbare plaatsen met een hoge dekkingsgraad pleintjes inrichten waar containers staan voor (rest-)afval. Dit scenario kan uitkomen op een scheidingspercentage van 80-90%. Het vergt behoorlijke investeringen, maar biedt ook een hoog rendement. Hij sluit af met de opmerking dat alle scenario's om een aanpak vraagt die enerzijds gebiedsgericht moet zijn en dus gebaseerd moet zijn op regionale samenwerking en eenduidigheid in beleid en uitvoering, maar anderzijds ook een hoge mate van lokaal maatwerk in zich moet hebben. AFVALSAMENWERKING IN TWENTE: KENNISINSTELLINGEN OVER VERVOLGSTAPPEN De heer M. Arentsen, hoogleraar aan het Centre for Studies in Technology and Sustainable Development van de Universiteit Twente (CSTM/UT), betoogt dat kennisinstellingen hebben meegekeken bij het onderzoek en dat hun conclusie is dat het rapport erg ingaat op het proces van inzamelen. De vier principiële besturingsmechanisme en de vier inzamelscenario's hebben betrekking op dit deel van het proces. Er zijn nog twee elementen van belang: Verwerking en Verwaarden. Hij adviseert alle gemeentelijke bestuurders goed de tijd te nemen om te beoordelen wat het voor een gemeente betekent om die verwerking en verwaarding in een duidelijk gemeentelijk perspectief te plaatsen. De gemeente kan achterover leunen en het overlaten aan de markt, die vervolgens vanuit de verwaarding bijvoorbeeld luxueuze boten in de jachthavens in Zuid-Frankrijk aanschaft. De gemeente kan ook zorgen dat de verwaarding aan de gemeente zelf, dus aan de burgers ten goede komt. De elementaire vraag is dus: waar komt de waarde straks terecht? Als iedereen werkelijk wil dat het geld uit de verwaarding van de afvalstromen in de regio blijft dient men dat onderdeel goed te verkennen. Duidelijk is dat het een eenduidige regionale samenwerking vereist. Dat vereist als logische vervolgstap op het nu gepresenteerde onderzoeksrapport dat er een ketenbrede analyse moet worden gedaan naar de samenwerkingsvormen van Twente gemeenten. Dat impliceert niet dat een zwaar onderzoek moet worden opgezet, maar dat een goed, zakelijk overleg moet plaatsvinden tussen de drie belangrijke partijen, de zogenaamde innovatiedriehoek: gemeenten, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Alle samenwerking betekent dat meer waarde wordt gegenereerd, want samenwerking is meer dan de som der delen. Twente heeft al een overheid die goed georganiseerd is, met Twence en Twente Milieu is ook de industriële kant al aardig vormgegeven en met de universiteit en Saxion heeft men twee vooraanstaande kennisinstellingen in huis. Daarbuiten zijn er nog meer bedrijven en kennisinstellingen die nuttig kunnen zijn. Alle kennis over de techniek, innovatie, organisatie en de markt is dus in huis. Hij geeft ter overweging mee om al die kennis in te zetten door een Publiek Regiobedrijf Twente in het leven te roepen, die als doel heeft de verwaarding ten behoeve van de Twentse gemeenten te optimaliseren. Er zit een wereld van organisatie en coördinatie achter zo'n optimaal en ketenbreed samenwerkingsmodel.
Pagina 3 van 5
BEVINDINGEN STUURGROEP Mevrouw Oude Alink deelt mee dat de Stuurgroep zich realiseert dat er een gezamenlijk commitment nodig is om het hoge ambitieniveau waar te maken. Het is voor elke gemeente en voor de regio als geheel een enorme uitdaging om dit op te pakken. De Stuurgroep wil het in elk geval graag op zich nemen om te zorgen dat gemeenten er positief op reageren en dat dan de logische vervolgstappen kunnen worden genomen. DEBAT Mevrouw Abbas deelt mee dat ze het debat wil voeren aan de hand van drie stellingen, waarbij ze gebruik maakt van de expertise van twee vertegenwoordigers van de Stuurgroep, de heer A. Steggink (wethouder van de gemeente Dinkelland) en de heer J. Beintema (wethouder van de gemeente Hellendoorn). Stelling 1: Naar een afvalloos Twente met 90% hergebruik en 50 kg restafval is een reeële ambitie; Met de eerste stelling wordt bijna algemeen ingestemd. Er komen de volgende vragen en opmerkingen: • De ambitie mag nog best wat hoger liggen, namelijk naar 0 kg restafval. Waarom zouden we immers genoegen nemen met 50 kg per huishouden aan restafval. Het moet technisch mogelijk zijn nog lager uit te komen. Waaruit moet die resterende 50 kg per huishouden eigenlijk nog bestaan? De heer P. de Bruin antwoordt dat er altijd een deel overblijft aan natte, vervuilde stoffen die niet goed te scheiden zijn, maar dat het inderdaad mogelijk moet zijn om nog wat lager dan die 50 kg uit te komen. • Het is in onze circulaire-economie al lang niet meer zo dat de gemeenten alle afvalstromen in handen krijgen, zodat het lastig is te concentreren op het scheidingspercentage en beter kan worden geconcentreerd op de hoogte van het restafval. Gemeenten dienen zich er van bewust te zijn dat men nu aan de slag moet gaan om te voorkomen dat de winst (verwaarding) elders terecht komt en de gemeenten alleen met het dure restafval blijft zitten. • Er blijkt vanuit de discussie een brede consensus dat het realiseren van deze doelstellingen vereist: een hoog draagvlak onder de burgers, verantwoordlijkheid nemen door het bedrijfsleven, eenduidigheid in beleid en uitvoering, een gezamenlijke communicatie naar alle relevante partijen en de bereidheid om van de ervaringen in andere gemeenten te leren. • De gemeente Rijssen-Holten meldt dat zij samen met Twence een pilot hebben waarvan de eerste uitkomsten tot tevredenheid stemmen. De uitkomsten worden met de andere gemeenten gedeeld. De gemeente Hengelo meldt dat ze de positieve ervaringen opdoen met het Diftar-systeem, dat nog niet zo lang geleden bij hen is ingevoerd, met anderen delen. Door Twente Milieu wordt opgemerkt dat de invoering van Diftar in Hengelo tot gevolg had dat het scheidingspercentage in één keer steeg van 53% naar 61%. Hij benadrukt dat het belangrijk is opgedane ervaringen te delen en dat het ook essentieel is open te staan voor "gekke ideeën". Het inzamelen van plastic en blik werd nog niet al te lang geleden weggezet als onrealistisch en is nu al praktijk. Een houding om open te staan voor innovatieve ontwikkelingen is belangrijk om het ambitieniveau te halen. Diverse sprekers merken op dat het binnen deze problematiek juist erg belangrijk kan zijn dat twee of meer gemeenten een gezamenlijke pilot doen. • Er wordt opgemerkt dat sinds plastic gescheiden wordt ingezameld pas blijkt hoe gigantisch veel plastic via de dagelijkse boodschappen in huis wordt gehaald en direct weggegooid. Een belangrijk aspect in het hele proces is de burger er niet alleen van te overtuigen dat het afval goed gescheiden moet worden, maar minstens even belangrijk is om dezelfde burger duidelijk te maken dat men anders moet inkopen ofwel beter naar het verpakkingsmateriaal moet kijken. Stelling 2: Alleen door samenwerking in de keten halen we de doelstelling; Met de tweede stelling wordt bijna unaniem ingestemd. Er komen de volgende vragen en opmerkingen: • Het is minder belangrijk naar de keten te kijken, maar vooral naar het gedrag van huishoudens en de dingen waar zij op kunnen bezuinigen. Het is dan ook zaak te kijken naar bijvoorbeeld afvalwater en stookgedrag. Op deze aspecten kan ook veel winst gehaald wordt ten aanzien milieu en duurzaamheid. Het ambitieniveau kan hoger en breder. Door het Waterschap wordt opgemerkt dat ten aanzien van het afvalwater al een hele ketenbenadering in gang is gezet, onder meer met als doelstelling 80% van het fosfor te filteren en opnieuw te gebruiken. Ten aanzien van medicijnen ligt hier een groot probleem en net als bij plastic geldt hier dat de burger eerst moeten worden gestimuleerd minder medicijnen te gebruiken en minder via het afvalwater weg te gooien. Geconcludeerd wordt dat de problematiek van het afvalwater/stroomgebruik buiten de scoop van het afvalbeleid valt, maar dat het onderwerp duidelijk naar voren brengt: de keten begint bij de producenten en bij de burgers. Daar valt de eerste en de grootste winst te halen. Pagina 4 van 5
• Een tweede element dat duidelijk naar voren komt: de burger moet er niet alleen van overtuigd worden dat een beter afvalbeleid goed is voor het milieu en de duurzaamheid, maar dat er ook een belangrijk financieel belang mee is gemoeid voor de gemeente en uiteindelijk ook voor hem. In dit verband wordt herhaald dat moet worden voorkomen dat particuliere bedrijven er met de winst van door gaan en de overheden met de kosten van het restafval laat zitten. • Er wordt opgemerkt dat het volstrekt contraproductief is de burger boetes of andere sancties op te leggen, zoals het vierde besturingsmechanisme aangeeft. De overheid moet inzetten op een bewustwordingsproces. Een van de spreeksters geeft aan dat bewustwoording zich vooral moet concentreren op degene die verantwoordelijk is voor de huishoudelijke taken. Zij zijn in het proces van scheiding van afvalstoffen binnen het huishouden de belangrijkste factor. Door Twence wordt aangegeven dat uit onderzoek in elk geval blijkt dat degene die in de keuken staat de hoofdverantwoordelijke binnen een huishouding is voor de scheiding van afval. • De techniek om afvalstoffen te scheiden wordt steeds beter, maar de mondiale schaarste aan grondstoffen kan nooit worden opgelost door betere scheidingstechnieken. Het belangrijkste is de preventie, meer specifiek het bewustzijn dat zeer voorzichtig moet worden omgegaan met schaarse grondstoffen. Er dient gekeken te worden naar de gehele keten, het eerste deel van de keten krijgt onvoldoende aandacht. • Er wordt gepleit meer in te zetten op het voorscheiden van afval confom de Diftar-systematiek. Die heeft vooral als stimulans dat de burger direct ziet welk financieel voordeel hij heeft bij beter gedrag. Twente Milieu vult aan dat mensen niet alleen beter gaan scheiden als men er financieel voordeel mee heeft, maar ook als men ziet wat er mee gebeurt. Er is nog steeds bij veel mensen het misverstand dat afval gescheiden wordt ingezameld, maar buiten hun zicht op een grote hoop wordt gegooid er verwerkt. Het is belangrijk dat soort foutieve beelden tegen te gaan. Maak de keten dus inzichtelijk, bijvoorbeeld door filmpjes hierover op de site te zetten. Hij noemt ook als voorbeeld sjaals die zij hebben uitgedeeld die van plastic zijn gemaakt. Dit soort zaken vergroot de scheidingsbereidheid. • Opgemerkt wordt dat niet altijd goed verplaatst wordt in de situatie van de burger, zodat de resultaten tegenvallen. Zo staan afvalcontainers soms verkeerd, worden ze niet op tijd geleegd, kan niet alle plastic er in en soortgelijke problemen die mensen demotiveren. Er wordt teveel gewerkt vanuit de doelstellingen van de eigen bedrijfsvoering en te weinig gedacht vanuit het referentiekader van de gemiddelde burger. • Opgemerkt wordt dat vanuit de rijksoverheid wellicht een helpende hand moet worden geboden door aanvullende wetgeving, want het lijkt haast onvermijdelijk dat een proces op gang komt dat creatieve ondernemers zich op de markt begeven, dat gemeenten geen instrumenten hebben om hen te verhinderen de profijtelijke zaken over te nemen en de gemeenten te laten zitten met de kosten voor restafval. Stelling 3: Als raadslid kan ik het perspectief van een afvalloos Twente goed uitleggen aan mijn burgers. Met de derde stelling wordt unaniem ingestemd. Er komen de volgende vragen en opmerkingen: • Uit ervaringen zoals Diftar blijkt dat burgers eerst een aversie hebben tegen dergelijke plannen, maar dat nadat de resultaten binnenkomen, er snel een positieve reactie komt en dat men vervolgens sneller bereid is mee te doen met vervolgstappen. In dat hele proces is een goede communicatie onontbeerlijk. • Opgemerkt wordt dat een aantal keren is gezegd dat eenduidige communicatie belangrijk is, maar dat wat qua communicatie goed werkt in de grote stad niet perse goed werkt bij plattelandsgemeenten. Het lijkt van belang voor de communicatie per gemeente maatwerk te leveren binnen een algemeen regionaal kader. AFSLUITING De heer Cazemier vat samen dat blijkt dat er een grote ambitie is om mee te gaan met de doelstellingen voor 2030. Dat enthousiasme geeft sturing aan de bestuurders en nuttige informatie aan de raadsleden. Het rapport toont duidelijk aan dat om te komen van de huidige sitiatie met 60% scheidinsgpercentage en 237 kg restafval per huishouden naar de gewenste situatie een trendbreuk noodzakelijk is. Zo'n trendbreuk kan alleen ontstaan met nauwe samenwerking, wat betekent dat enige autonomie wordt ingeleverd. Wethouders moeten door hun gemeenteraden worden gesteund om aan het proces vorm te geven. Hij roept iedereen op hun wethouder die steun te geven. Mevrouw Oude Alink laat weten dat de Stuurgroep een advies zal opstellen om in de diverse gemeenteraden het debat goed te laten plaatsvinden. Zij dankt iedereen voor de aanwezigheid en spreekt de hoop uit dat overal positieve debatten plaatsvinden. Mevrouw Abbas sluit de bijeenkomst om 18.30 uur.
Pagina 5 van 5