Naar aanleiding van de rapportage van de Kinderombudsman d.d. 6 november j.l.: “De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen” wil ik graag als vader die al 3 jaar met de onderhavige problematiek te maken heeft hierop reageren. Allereerst wil ik proberen samen te vatten tot welke algemene conclusie de Kinderombudsman komt. Er blijkt sprake te zijn van zeer verschillende werkwijzen van de diverse BJZ’s. Ook blijkt de kwaliteit van de medewerker van BJZ werkend als gezinsvoogd vaak bepalend voor het succes van de OTS. De gezinsvoogd wordt vaak door de man als partijdig ervaren en beide ouders blijken de gezinsvoogd vaak in hun strijd mee te willen nemen in de reddersdriehoek (aanklager, slachtoffer en redder) en vaak ervaart de vader dat de gezinsvoogd de redder gaat spelen t.b.v. moeder. Ook wordt er gesproken van een benodigde betere communicatie tussen de diverse instanties, zoals daar zijn BJZ, Raad voor de Kinderbescherming en de rechterlijke macht en ook wordt er geadviseerd te kijken naar de landelijk grote verschillen in de aanwezige hulpverlening en daar ook kritisch naar te kijken. Ook is geconstateerd dat alle BJZ wel mooie plannen maken ten uitvoering van een OTS, maar dat controle op de uitvoering van deze plannen ten enenmale ontbreekt , oftewel de planning & control cyclus is bij alle BJZ’s op dit moment blijkbaar nog een compleet onbekend fenomeen en ook de wijze van invulling van een OTS bij omgangsproblemen verschilt per gezinsvoogd aanzienlijk. Allemaal waar! Kortom, een betere samenwerking en communicatie tussen de diverse instanties zal leiden tot een hoger niveau van hulpverlening en hierbij wordt ook nog eens geadviseerd om naar de “best practice” BJZ’s te kijken en daar de hulp van landelijke netwerken voor te gebruiken om de benodigde kennis en kunde met elkaar uit te wisselen. Wel ben ik van mening dat er een behoorlijk belangrijk aspect in dit rapport vrijwel over het hoofd wordt gezien en dat is de basisverantwoordelijkheid in deze hele kwestie van de ouders zelf. Deze verantwoordelijkheid van beide ouders is al op dit moment in diverse wetteksten neergelegd: Artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek luidt:
“1. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. 2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe. 3. Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen. 4. Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, na het beëindigen van het geregistreerd partnerschap, of na het beëindigen van de samenleving indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst, recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. En met name lid 3 spoort beide ouders natuurlijk aan om nu echt in het belang van het kind te denken en hun onderlinge strijd per direct te staken. 1
Ook het volgende wetsartikel laat niets aan de verbeelding over, namelijk: Artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht luidt:
"1. Hij die opzettelijk een minderjarige onttrekt aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie. 2. Gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt opgelegd indien list, geweld of bedreiging met geweld is gebezigd, of indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is´´. Beide artikelen geven een duidelijk en stevige kapstok die tot mijn eigen stomme verbazing vrijwel niet gebruikt wordt, want het oplossen van een escalatie tussen ouders is al lastig als beide ouders volstrekt te goeder trouw zijn, maar indien 1 van beide ouders volstrekt te kwader trouw is, of zelfs beide ouders dan staan alle instanties per direct voor een vrijwel onmogelijke opgave, als zij niet per direct aan waarheidsvinding doen en daar komt mijn eigen eerste aanbeveling dan ook aan. Aanbeveling 1: doe bij de intake van de ouders bij een OTS wel degelijk aan waarheidsvinding Doe in zoverre aan waarheidsvinding, dat direct duidelijk is voor alle hulpverleners vanaf welk uitgangspunt ouders samen de huidige escalatie zijn ingegaan om onbegrip bij 1 van de ouders of zelfs bij beide ouders gedurende het verdere verloop van de OTS voor te zijn en te voorkomen. De huidige situatie is dat noch de kinderrechter, noch BJZ, noch de Raad voor de Kinderbescherming aan waarheidsvinding doet, hetgeen door ouders als ongekend onrechtvaardig wordt gezien, want zij voelen zich dan ten enenmale niet gehoord en ook evt. valse aangiftes tegen 1 van de ouders blijft op die manier volstrekt ten onrechte dan jarenlang een eigen leven leiden in het hulpprotocol van BJZ. Kortom; er behoort te allen tijde een deugdelijke feitenconstellatie opgesteld te worden die tot de scheiding en de escalatie tussen ouders heeft geleid als ook een waarschijnlijkheidsberekening om te kunnen zien of het verhaal van de 1 al dan niet aannemelijk is en ook bij het aanwezige profiel past. Bovenstaande gebeurt nog altijd niet; er wordt vrijwel niet met profielen gewerkt en sterker nog, de feitenconstellatie wordt eveneens niet of niet naar behoren opgesteld of onderzocht, hetgeen er helaas voor zorgt dat de vanaf moment 1 aanwezige escalatie maar blijft doorgroeien tussen ouders. De tweede aanbeveling komt vrijwel automatisch voort uit de voorgaande, want al eerder is gesteld dat er geen periodieke voortgangscontrole is op de diverse uitgevoerde OTS-en, hetgeen er voor zorgt dat zowel de voogd als ook ouders regelmatig gedurende het jaar “komen te zwemmen”. Niet duidelijk is in hoeverre het plan van aanpak wordt uitgewerkt en of die ooit wordt uit gewerkt en wat de status is van alle onderzoeken die BJZ naar ouders uitvoert. De tweede aanbeveling is dan ook: Aanbeveling 2: de voortgang van elke OTS behoort periodiek gerapporteerd te worden Elke OTS behoort gepaard te gaan met ten minste een periodieke rapportage per kwartaal door de gezinsvoogd aan zowel beide ouders als ook aan haar eigen management en indien gewenst, bij ernstige zaken, aan de kinderrechter als ook aan de Raad voor de Kinderbescherming.
2
De derde aanbeveling wordt eveneens in het rapport van de Kinderombudsman regelmatig benoemd en dat is de opleiding, kwaliteit en leeftijd en al dan niet vooringenomenheid van de voogd zelf. Aanbeveling 3: stel hogere eisen aan zowel de kennis en kunde van de gezinsvoogd als ook aan de bijbehorende procedures en protocollen waarmee de diverse BJZ’s op dit moment werken De medewerkers, procedures en protocollen van BJZ behoren op een hoogwaardiger niveau geplaatst te worden, waarbij enerzijds planning & control bij de interne procedures het uitgangspunt behoort te zijn en bij de externe procedures (op klanten c.q. ouders gericht) behoort het “hoor en wederhoor-principe` het uitgangspunt te zijn door de voogd bij beide ouders. Door het meermaals ontbreken van het juiste niveau bij zowel de medewerkers als ook van de vigerende procedures en protocollen van BJZ is het per definitie niet mogelijk om een juist beeld te genereren van een situatie of van een escalatie tussen ouders, waardoor de situatie dan ook automatisch verslechtert tussen ouders in plaats van verbetert en dat is toch juist absoluut niet de bedoeling van een OTS. De bedoeling van een OTS is natuurlijk dat beide ouders hun verantwoordelijkheid weer gezamenlijk leren nemen richting hun kind of kinderen en dat dan wel op een dermate goede manier dat de OTS ook conform alle toezichthouders in alle redelijkheid beëindigd kan worden. Medewerkers zijn niet, of niet voldoende opgeleid, missen ten enenmale wat voor ervaring dan ook en kiezen gemakshalve dan maar per definitie er voor om de belangen van de verzorgende ouder te beschermen en de niet verzorgende ouder per definitie in het beklaagdenbankje te zetten en dat betekent in de praktijk kiezen voor moeder in een 90% van de gevallen en vaak wordt er dan door BJZ ook nog eens vanuit een soort Pavlov-reactie voor de “waarheid van moeder” gekozen. Vader wordt daarbij vaak zelfs in het geheel niet gehoord en zelfs vrijwel automatisch protocollair gestraft, want protocollair worden slechts met name de dingen die verbetering behoeven of fout gaan in de rapportages over vader getolereerd. Positieve zaken worden door de leiding van BJZ niet geaccepteerd, omdat dat volgens het management “niet ter zake doend en ook niet relevant is”. Elke management consultant weet dat je op deze manier zelf problemen creëert en zelfs in stand houdt, maar BJZ ziet dat zelf blijkbaar nog altijd niet.. De volgende aanbeveling die ik vanuit eigen ervaring wens te doen is het verschil in kosten tussen beide ouders waardoor het maken van misbruik van recht wordt bevorderd indien 1 van de partijen wilt dat de andere partij op de korte termijn afhaakt. Het is geen toeval dat ik het laatste half jaar 4 x voor de kinderrechter heb moeten verschijnen. Moeder procedeert elke keer door middel van een toevoeging en is voor al deze 4 rechtszaken een Euro 240 kwijt en vader met zijn eigen bedrijf mag dat volledig uit zijn eigen zak betalen en dat kost hem alleen dit jaar al een Euro 40.000. Dat kinderen op een goede en liefdevolle wijze door beide ouders gedurende hun gehele jeugd worden begeleid en opgevoed is mijn inziens een onvervreemdbaar basisrecht van elk kind als ook omgekeerd het recht van elk kind op een goede affectieve hechting naar beide ouders ook een onvervreemdbaar basisrecht van een kind is. De huidige praktijk schiet hierbij ernstig tekort. De vierde aanbeveling luidt dan ook: Aanbeveling 4: beide ouders hebben te allen tijde recht op betaalbare of gratis rechtsbijstand 3
Beide ouders hebben te allen tijde recht op betaalbare of gratis rechtsbijstand inzake rechtszaken die hun kinderen en/of de belangen van hun kinderen betreft, zodat zij de in artikel 1: 247 BW opgenomen wettelijke plicht ook daadwerkelijk kunnen nakomen in de dagelijkse praktijk. Kortom, dat betekent dat beide ouders in aanmerking moeten komen voor een toevoeging of in elk geval te allen tijde verzekerd dienen te zijn van betaalbare professionele rechtsbijstand. Je kunt niet aan de ene kant een wettelijke regel stellen en deze dan op oneigenlijke gronden niet laten invullen door 1 van de ouders. Het absurde verschil in kosten tussen vader en moeder zorgt er natuurlijk vaak voor dat er helemaal geen sprake kan zijn van wat voor “recht” dan ook. Ben je een vader met een gemiddeld inkomen dan kun je vaak niet anders dan na verloop van tijd afhaken om niet zelf te kiezen voor je eigen persoonlijk faillissement. Verder ben ik van mening dat een 80% van de procedures die nu bij de kinderrechter aanhangig worden gemaakt niet meer aanhangig gemaakt zouden worden op het moment dat we er op politiek niveau voor kiezen om voor 4 spelregels te kiezen tussen alle ouders die gezamenlijk een kind op de wereld zetten. Deze spelregels worden al ondersteund door het huidige wetsartikel 1: 247 BW Spelregel 1: elke ouder is 100% verantwoordelijk voor een goede hechting van een kind aan de andere ouder Hier spreken we over het echte belang van het kind, want elke zichzelf serieus nemende personal coach weet dat cliënten met een slechte hechting in de vroege jeugdjaren aan 1 of beide ouders vrijwel niet en zeker niet goed en structureel te helpen zijn als zij later in de problemen komen. Je helpt ze even op de rit en bij de eerste tegenslag stort het huis weer in, kortom het is dan net alsof de heipalen onder het huis ontbreken en het is werkelijk meer dan bizar dat deze wettekst tot op de dag van vandaag niet veel actiever een rol speelt bij een eventueel groot conflict tussen ouders. Spelregel 2: elke ouder is verplicht om te allen tijde de communicatie met de andere ouder open te houden. Nu schrijven alle protocollen bij zowel BJZ als ook bij de Raad voor de Kinderbescherming voor dat de omgangsregeling van een ouder niet uitgebreid kan worden op het moment dat er geen goede of onvoldoende communicatie bestaat tussen ouders en wat gebeurt er? Een ouder kan nu jarenlang de communicatie met de andere ouder weigeren, waardoor de ANDERE ouder zijn omgangsregeling niet uitgebreid krijgt, want daarvoor is een goede communicatie tussen beide ouders benodigd!! Spelregel 3: elke ouder is verplicht zich van elke negatieve uitlating richting andere ouder te onthouden, aangezien dat sec niet in het belang van het kind is. Bovenstaande spelregel had mij zelf een groot aantal rechtszittingen bespaard. Persoonlijk vind ik het nog altijd vrij absurd dat je van alles en nog wat beticht kan worden en dat je daar als man geen enkel verweer en ook geen enkele verdediging tegen blijkt te hebben, want niemand doet er in het gehele traject van zogenaamde ketenpartners aan waarheidsvinding. De rechtbank niet, BJZ niet, de Raad voor de Kinderbescherming niet en daar sta je dan als vader zonder enige wetsbescherming.
4
Ook moet me wel echt van het hart dat een rechtbank en ook BJZ dergelijke beschuldigingen wel heel erg graag lijken te horen over een willekeurige vader en op het moment dat je als vader dan werkelijk bijna kapot van verdriet vertelt dat geen enkele van bovenstaande beschuldigingen op jou ook daadwerkelijk van toepassing is en ook zelfs nooit eerder door iemand anders bij hem zijn geconstateerd dan krijg je normaal gesproken als vader wel een dun lachje van de kinderrechter. “Wij doen niet aan waarheidsvinding beste meneer X. Wij zien slechts dat er strijd is tussen beide ouders, grote strijd zelfs en deze strijd achten wij niet in het belang van het kind.” En daarna komt er dan in vrijwel alle gevallen wederom een beperkende uitspraak richting vader en een beschermende uitspraak richting moeder en kind zonder enige verificatie en zonder enig onderzoek en dat maakt een dergelijke zaak voor een vader ondraaglijk en ook zeer onwenselijk. De vierde spelregel luidt dan ook: Spelregel 4: bij een voortdurende escalatie tussen ouders van langer dan 1 jaar behoort er te allen tijde een derde onafhankelijke partij ingeschakeld te worden die wel aan waarheidsvinding doet. Met deze bijdrage hoop ik de discussie met betrekking tot de huidige omgangs-OTS-en te activeren en hoop ik ook mijn steentje te hebben bijgedragen om in de toekomst zoveel mogelijk escalaties tussen ouders te voorkomen wat de omgangsregeling met hun natuurlijke kinderen betreft. Naar mijn eigen ervaring zijn er bij een langdurige en voortdurende escalatie tussen ouders geen winnaars aan te wijzen. Moeder, vader en kind leiden hier op een ongekende manier onder en ik hoop dat de grote pijn en het vele verdriet bij ons door deze 4 aanbevelingen en 4 spelregels de omgangsregelingen in de naaste toekomst bij andere ouders zal vereenvoudigen en versoepelen. Oproep aan alle ketenpartners is dan ook om de verantwoordelijkheid weer terug te leggen bij de personen bij wie deze verantwoordelijkheid ook hoort, namelijk de natuurlijke ouders van een kind!! En daarbij vanaf moment 1 dat ouders in het hulpverleningscircuit terecht komen gebruik maken van de mogelijkheden die zowel artikel 1: 247 BW als ook artikel 279 WvSr reeds nu biedt, zodat aan ouders vanaf moment 1 direct de prikkel ontnomen wordt om tot verdere escalatie over te gaan. Samenvatting De volgende 4 aanbevelingen worden gedaan t.b.v. BJZ en de rechtsgang omtrent de OTS: Aanbeveling 1: doe bij de intake van de ouders bij een OTS wel degelijk aan waarheidsvinding Aanbeveling 2: de voortgang van elke OTS behoort periodiek gerapporteerd te worden Aanbeveling 3: stel hogere eisen aan zowel de kennis en kunde van de gezinsvoogd als ook aan de bijbehorende procedures en protocollen waarmee de diverse BJZ’s op dit moment werken Aanbeveling 4: beide ouders hebben te allen tijde recht op betaalbare of gratis rechtsbijstand
5
De volgende 4 spelregels worden geadviseerd waaraan beide ouders zich hebben te houden: Spelregel 1: elke ouder is 100% verantwoordelijk voor een goede hechting van een kind aan de andere ouder Spelregel 2: elke ouder is verplicht om te allen tijde de communicatie met de andere ouder open te houden. Spelregel 3: elke ouder is verplicht zich van elke negatieve uitlating richting andere ouder te onthouden, aangezien dat sec niet in het belang van het kind is. Spelregel 4: bij een voortdurende escalatie tussen ouders van langer dan 1 jaar behoort er te allen tijde een derde onafhankelijke partij ingeschakeld te worden die wel aan waarheidsvinding doet. Conclusies Deze 4 aanbevelingen en 4 spelregels behoren ervoor te zorgen dat een escalatie tussen ouders nu juist vanaf het allereerste begin niet de kracht kan krijgen om op een ongekende manier en volstrekt ongewilde manier te blijven groeien en te blijven voortwoekeren. Vanaf het allereerste begin wordt er conform deze aanbevelingen door BJZ nu juist wel aan waarheidsvinding gedaan, waardoor er al in een pril stadium rust en duidelijkheid naar en tussen partijen c.q. ouders geschapen gaat worden. Door deze nieuwe handelwijze worden twee grote doelen gerealiseerd. Minder en minder langdurige escalaties tussen ouders en daardoor ook minder tijdsbeslag bij de hulpverleners. Duidelijk is dat deze 4 aanbevelingen en 4 spelregels net wat verder gaan dan het rapport van de Kinderombudsman en als zeer bezorgde vader vraag ik dan ook aan alle ketenpartners vriendelijk om te onderzoeken of deze 4 aanbevelingen en 4 spelregels van toegevoegde waarde kunnen zijn in de discussie om de effectiviteit van de ondertoezichtstellingen bij omgangsregelingen te optimaliseren. Ook is het van belang om te melden dat de mythe dat een kind met name belang heeft bij een goede affectieve hechting aan de moeder in de moderne vakliteratuur al enige jaren als volledig en dan ook als volstrekt achterhaald gezien wordt. Een goede hechting aan beide ouders blijkt volgens de nieuwste inzichten van het allergrootste belang te zijn voor een kind om op een evenwichtige en goede manier tot volwassenheid en volledige ontplooiing te kunnen komen en dat maakt de verantwoordelijkheid van beide ouders om aan deze goede hechting van het kind aan beide ouders optimaal mee te werken bijzonder groot! Juist deze verantwoordelijkheid van beide ouders behoort in het familierecht en het jeugdrecht veel en veel meer de nadruk te krijgen dan op dit moment het geval is. Het besef bij alle ouders dient aanwezig te zijn dat zij een grotere verantwoordelijkheid hebben dan hun eigen gelijk te willen halen, namelijk de verantwoordelijkheid naar het kind om zonder problemen in een liefdevolle omgeving op te kunnen groeien, waarbij beide families van het kind het kind daarbij behoren te ondersteunen. Ook de omgeving van het kind behoort dan ook veel meer dan nu het geval is ook in de analyse van BJZ meegenomen te worden, want het blijkt ook vrij vaak voor te komen dat ouders ook juist door hun omgeving in een vrijwel nooit eindigende escalatie gehouden worden en nogmaals, dat is totaal niet in het belang van het kind. Het recht op een goede affectieve hechting behoort dan ook meer en meer benadrukt te worden in zowel wet- en regelgeving als ook door ouders en hulpverleners. 6