Gemeenteblad Nijmegen
Jaartal / nummer
2006 / 20 Naam
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw (2005 - nota bedoeld als beleidsregel) Publicatiedatum
15 februari 2006 Opmerkingen
-
Vaststelling van de beleidsregel (onder intrekking van de nimmer gepubliceerde regulering van juni 2002) bij besluit van het college van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 (agendapuntnummer 1.13 - registratienummer 05.0671061). De datum van inwerkingtreding is 16 februari 2006, waarbij toepassing van het beleid sedert besluitvorming.
Aantal bladzijden / verkoopprijs
30 / € 1,50
gb06-020
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Inhoudsopgave Samenvatting
3
Hoofdstuk 1 Brandveiligheid: Algemeen deel
4
1.1 1.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10
Aanleiding Brandpreventiebeleid bestaande bouw Doel van de nota De vernieuwde nota in historisch perspectief Handreiking Brandpreventiebeleid bestaande bouw De eerste nota: Brandpreventiebeleid bestaande bouw gemeente Nijmegen De vernieuwde nota Oktober 2004: Reden voor Evaluatie Wettelijk kader Motiveren De verschillende niveau’s van het Bouwbesluit 2003 Toepassingsgebied van de nota De toetsingssystematiek Monumenten
Hoofdstuk 2 Brandveiligheid: Toelichting beleidspakketten 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
4 4 4 5 5 6 6 8 8 8 9 10
11
De beleidspakketten Algemene uitgangspunten De brandveiligheidsaspecten Concrete weegfactoren Gelijkwaardigheid
11 11 12 14 15
Hoofdstuk 3 Brandveiligheid: Beleidspakketten
17
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Bijeenkomstfunctie Celfunctie Gezondheidszorgfunctie Logiesfunctie Kantoorfunctie Onderwijsfunctie Winkelfunctie Sportfunctie Industriefunctie
18 19 20 21 22 23 24 25 26
Bijlage A: Matrix beleidsniveau’s
27
Bijlage B: Deuren bestaande bouw
29
Bijlage C: Schematische weergave deuren bestaande bouw
30
Versie maart 2005
Pagina - 2 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Samenvatting Deze nota beoogt een nadere invulling te geven aan de beleidsvrijheid die gemeenten hebben om het niveau van bestaande bouwwerken op te hogen om daarmee een verantwoord en aanvaardbaar brandveiligheidsniveau voor bestaande bouw te realiseren. Door dit beleid te formaliseren en inzichtelijk te maken, levert deze nota bovendien een positieve bijdrage om rechtsongelijkheid zo veel mogelijk te voorkomen. Gelet op het feit dat inmiddels ruim twee jaren zijn verstreken na de eerste nota inzake Beleid bestaande bouw en in die tijd ervaring is opgedaan met zowel het Bouwbesluit 2003 en de gekozen opzet, is evaluatie gewenst en noodzakelijk. De ervaringen met Beleid bestaande bouw in de praktijk, wijzen uit dat de behoefte bestaat aan een nota die praktisch beter hanteerbaar is. Ook juridische aspecten zijn tegen het licht gehouden. De belangrijkste veranderingen zijn:
Het schrappen van ballast om daamee de nota minder omvangrijk, beter toegankelijker en beter werkbaar te maken. Het verwerken van recente ontwikkelingen en inzichten. Het verbeteren van de onderbouwing en motivatie van de beleidsniveau’s. Het opnemen van een toepassingsgebied voor de nota. Het benadrukken van de noodzaak van een deugdelijk motivering voor te treffen voorzieningen. Het opnemen van de toetsingssystematiek. Het aanbieden van een kader voor gelijkwaardige oplossingen.
Opgemerkt moet worden dat niet alle gebruiksfuncties in de vernieuwde nota aan bod komen. De keuze is gemaakt voor de gebruiksfuncties die in het kader van de gebruiksvergunning het meest aan bod komen. Vandaar dat de woonfunctie, de overige gebruiksfunctie en de functie bouwwerken geen gebouw zijnde, niet in de nota zijn opgenomen. Ook onderwerpen als kamerverhuur, kinderopvang en leegstandsbeheer en anti-kraak maken geen deel uit van de nota. Wellicht dat de nota in de toekomst middels supplementen met betrekking tot deze onderwerpen zal worden uitgebreid.
Pagina - 3 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Hoofdstuk 1
Brandveiligheid : Algemeen deel
1.1 Aanleiding Brandpreventiebeleid bestaande bouw Het rapport van de commissie Alders naar aanleiding van de cafébrand in Volendam in januari 2001 is voor veel gemeenten de reden geweest om de brandveiligheid van bouwwerken binnen hun verzorgingsgebied te onderzoeken. Uit die onderzoeken kwam naar voren dat vrijwel alle gemeenten een achterstand hadden met het verstrekken van gebruiksvergunningen. Voordat een begin kon worden gemaakt met het wegwerken van deze achterstand, moest eerst het noodzakelijke brandveiligheidsniveau van deze bouwwerken worden vastgesteld. Het Bouwbesluit maakt immers onderscheid tussen nieuwbouw en bestaande bouw. Bij de beoordeling van een bouwwerk in het kader van een gebruiksvergunning zal men in een groot deel van de gevallen te maken hebben met de voorschriften inzake bestaande bouw. De vraag dringt zich dan ook op wat de waarde en het nut van het niveau bestaande bouw is en hoe hier mee omgegaan kan en moet worden. Een duidelijk beleidskader is dan noodzakelijk.
1.2 Doel van de nota Invulling geven aan de beleidsvrijheid die gemeenten hebben om het niveau van bestaande bouwwerken op te hogen en daarmee een verantwoord en aanvaardbaar brandveiligheidsniveau voor bestaande bouw te realiseren. Daarnaast is het doel om rechtsongelijkheid zo veel mogelijk te voorkomen.
1.3 De vernieuwde nota in historisch perspectief Het rapport van de commissie Alders heeft geleid tot bestuurlijke aandacht en het besef dat de uitvoering sterk achterbleef bij de in de regelgeving vastgelegde kaders. Wanneer we kijken naar het verleden, zien we dat zaken op het gebied van brandpreventie waren opgenomen in de Brandbeveiligingsverordening uit 1973 van de gemeente Nijmegen. Na de invoering van het Bouwbesluit, is gekozen voor een andere systematiek. De kaders voor brandpreventie zijn sindsdien vervat in het Bouwbesluit, de gemeentelijke Bouwverordening en de Brandbeveiligingsverordening voor inrichtingen. 1.3.1 Handreiking Brandpreventiebeleid bestaande bouw Eind februari 2002 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ter stimulering van het proces alle Nederlandse gemeenten de ‘Handreiking Brandpreventiebeleid bestaande bouw’ (Handreiking) toegestuurd. De Handreiking is destijds opgesteld in opdracht van de gemeente Amsterdam door het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) en door BZK landelijk beschikbaar gesteld. De Handreiking is getoetst op landelijke bruikbaarheid door het Landelijk Netwerk voor Brandpreventie van de Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding (NVBR). De Handreiking bestond oorspronkelijk uit verschillende onderdelen zoals een algemene toelichting, beleidspakketten, werkpakketten, termijnstructuur, sancties, checklists e.d.
Pagina - 4 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
1.3.2 De eerste nota: Brandpreventiebeleid bestaande bouw gemeente Nijmegen De Handreiking Brandpreventiebeleid bestaande bouw is vervolgens als leidraad gebruikt om te komen tot een gemeentelijke beleidsnota inzake bestaande bouw. In samenwerking met de Regionale brandweer is in juli 2002 de nota in het college gebracht en vastgesteld. De eerste nota ‘Brandpreventiebeleid bestaande bouw gemeente Nijmegen’ was daarmee een feit. In de gemeente Nijmegen is de Handreiking in een wat afgeslankte vorm overgenomen, namelijk de algemene toelichting alsmede de beleidspakketten. Voor het vaststellen van de eisen hebben als uitgangspunt gediend de ‘Handleiding brandweerzorg’ en de ‘Brandbeveiligingsconcepten’, uitgaven van het ministerie van BZK. Deze nota staat ook wel bekend als het Beleid bestaande bouw. 1.3.3 De vernieuwde nota In grote lijnen komt de inhoud van de vernieuwde nota overeen met de lijn die in het verleden is ingezet. De nota wijkt inhoudelijk nauwelijks af van de eerste nota inzake Beleid bestaande bouw en sluit evenals de eerste nota uit 2002 redelijk goed op de kaders van vóór 2002 aan. Sterker nog, op sommige onderdelen legt de nota de lat zelfs iets lager dan voorheen op basis van de oude Brandbeveiligingsverordening werd geëist, bijvoorbeeld op het gebied van brandcompartimentering. Dit is op basis van de huidige inzichten verantwoord. Van het stellen van bovenwettelijke eisen is geen sprake, temeer daar de nieuwbouw-eisen van het Bouwbesluit 2003 nergens worden overschreden. Een schematisch overzicht van het beleidsniveau per toetsingscriterium treft u in de onderstaande figuur op hoofdlijnen aan.
ru ik G eb
s In st a
lla
tie
en er ia l M at
on st ru
ct ie
s
en C
O nt
vlu
ch t
te n tim en
pa r m
oo kc o
R
Br an
dc
om pa
rti m en
te n
Niveau
Hoofdlijnen Beleid bestaande bouw
Beoordeelde aspecten Bestaande bouw
Beleid bestaande bouw
Nieuwbouw
Pagina - 5 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Overigens komen niet alle gebruiksfuncties in de vernieuwde nota aan bod. De keuze is gemaakt voor de gebruiksfuncties die in het kader van de gebruiksvergunning het meest aan bod komen. Vandaar dat de woonfunctie, de overige gebruiksfunctie en de functie bouwwerken geen gebouw zijnde, niet in de nota zijn opgenomen. Ook onderwerpen als kamerverhuur, kinderopvang en leegstandsbeheer en anti-kraak maken geen deel uit van de nota. Wellicht dat de nota in de toekomst middels supplementen met betrekking tot deze onderwerpen zal worden uitgebreid.
1.4 Oktober 2004: Reden voor evaluatie Gelet op het feit dat inmiddels ruim twee jaren zijn verstreken na de eerste nota inzake Beleid bestaande bouw en in die tijd ervaring is opgedaan met zowel het Bouwbesluit 2003 en de gekozen opzet, is de tijd rijp voor evaluatie. De ervaringen met Beleid bestaande bouw in de praktijk, wijzen uit dat de behoefte bestaat aan een nota die praktisch beter hanteerbaar is. Vandaar de keuze om in deze nota de aspecten waarvoor het beleid niet afwijkt van de artikelen inzake bestaande bouw van het Bouwbesluit 2003, te weten (hoofddraag-)constructies en materialen, niet in deze nota op te nemen en te schrappen uit de beleidspakketten. Alleen de aspecten waarvoor beleid geldt dat afwijkt van de bepalingen inzake bestaande bouw van het Bouwbesluit 2003, zijn in deze nota verwerkt. Het schrappen van overbodige zaken is een eerste aanzet om te komen tot een meer pragmatische nota. Daarnaast was het noodzakelijk om recente ontwikkelingen en inzichten in deze nota te verwerken om zodoende eventuele tegenstrijdigheden te voorkomen. De brochure “Vluchten bij brand” uit augustus 2004 speelt in dat kader een rol. Deze brochure bevat een toetsingssystematiek voor bestaande bouw. Deze nota sluit aan op de betreffende toetsingssystematiek. Ook juridische aspecten zijn tegen het licht gehouden. De brandbeveiligingsconcepten van BZK spelen een meer prominente rol in de toelichting op de beleidsniveau’s, de noodzaak om de vereiste voorzieningen per individueel geval nader te motiveren komt sterker naar voren, de motivering voor de verschillende beleidsniveau’s is uitgebreid en de verhouding tot de beleidslijn uit het verleden komt meer naar voren. Deze aanpassingen zullen in de praktijk voldoende handvaten bieden om tot een deugdelijke motivering van noodzakelijke voorzieningen te komen. Tot slot wordt een kader geboden waarbinnen gelijkwaardige oplossingen kunnen worden getoetst. Dit kader is zowel voor de burger van belang als voor de interne organisatie. Beide partijen hebben op deze wijze de beschikking over hetzelfde referentiekader om tot een gelijkwaardige oplossing te komen. Op detailniveau kan worden opgemerkt dat in de brandveiligheidsrapportages die worden opgesteld, nadrukkelijk per voorziening de juridische grondslag staat vermeld. Dit komt de rechtszekerheid van de burger ten goede en zal een positive invloed hebben op het beeld dat bestaat als zou er sprake zijn van willekeur. Beleid bestaande bouw betekent maatwerk.
1.5 Wettelijk kader De wet- en regelgeving die van toepassing kan zijn op een bouwwerk is divers en complex. Voor het oprichten van een bouwwerk van enige omvang is veelal een bouwvergunning verplicht. Voor wat in het bouwwerk gebeurt en de mogelijke effecten daarvan op het (leef-)milieu kan een milieuvergunning verplicht zijn, het gebruik kan gebruiksvergunningplichtig zijn en daarnaast kunnen eveneens eisen uit de arbowetgeving voortvloeien. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een BHV-organisatie.
Pagina - 6 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
De Woningwet is de basis van de bouwregelgeving in Nederland. Wanneer het gaat om de voorschriften betreffende het bouwen en de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen, verwijst de Woningwet in afdeling 1 van hoofdstuk II naar een Algemene maatregel van Bestuur (AmvB). Met deze AmvB wordt het Bouwbesluit 2003 bedoeld. In dit kader zijn met name de technische voorschriften inzake brandveiligheid van belang. Het Bouwbesluit 2003 bevat in hoofdstuk 2 de voorschriften uit het oogpunt van veiligheid. Bij of krachtens AmvB worden, uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu, technische voorschriften gegeven omtrent het bouwen van woningen, woonketen, woonwagens en andere gebouwen (artikel 2 lid 1 Woningwet). Bij of krachtens AmvB worden, uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu, technische voorschriften gegeven omtrent de staat van bestaande woningen, woonketen en woonwagens en andere gebouwen (artikel 2 lid 2 Woningwet).
Daarnaast kent het Bouwbesluit nog een aantal belangrijke artikelen. Allereerst is dat artikel 1.5 Bouwbesluit 2003 inzake gelijkwaardigheid. Een nadere uitwerking daarvan kunt u vinden onder ‘Gelijkwaardigheid’. Bovendien bevat het Bouwbesluit enkele relevante artikelen met betrekking tot ontheffingen. Burgemeester en wethouders kunnen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing verlenen, van een bij of krachtens het Bouwbesluit vastgesteld voorschrift omtrent het bouwen van een bouwwerk, tot het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een bestaand bouwwerk, tenzij bij het voorschrift anders is aangegeven (artikel 1.11 lid 1 Bouwbesluit 2003). Burgemeester en wethouders kunnen, voorzover bij of krachtens dit besluit geen voorschrift is vastgesteld omtrent de staat van een bestaand bouwwerk, bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van het bouwwerk ontheffing verlenen van een voorschrift omtrent het bouwen van een bouwwerk tot het rechtens verkregen niveau (artikel 1.11 lid 2 Bouwbesluit 2003).
In het geval dat het bouwwerk de monumentenstatus heeft, speelt artikel 1.12 Bouwbesluit 2003 een grote rol. Indien een vergunning op grond van de Monumentenwet of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is verleend, prevaleren de voorschriften die zijn verbonden aan een dergelijke vergunning boven de voorschriften zoals gesteld in het Bouwbesluit 2003. In afdeling 2 van hoofdstuk II verwijst de Woningwet naar de gemeentelijke bouwverordening. Hoofdstuk 6 van de gemeentelijke bouwverordening bevat brandveiligheidsvoorschriften. Bovendien verwijst artikel 6.2.1 van de Bouwverordening naar de bijlagen 3 en 4 behorende bij de Bouwverordening. In deze bijlagen zijn voornamelijk rechtstreeks werkende voorschriften opgenomen. Met betrekking tot installatietechnische voorschriften, is artikel 5.2.1 van groot belang. Voor bestaande bouwwerken zijn de artikelen 2.6.1 tot en met 2.6.10 van overeenkomstige toepassing (artikel 5.2.1 Bouwverordening).
Indien het bouwwerk bovendien gebruiksvergunningplichtig is, kunnen o.a. nadere voorwaarden worden gesteld op grond van artikel 6.1.1 lid 2 van de Bouwverordening. In een dergelijke gebruiksvergunning kunnen voorwaarden worden opgenomen met betrekking tot het gebruik van het bouwwerk, alsmede installatietechnische voorzieningen. Naast de Woningwet zijn de brandbeveiligingsconcepten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) van belang. In de brandbeveiligingsconcepten worden de uitgangspunten voor de brandbeveiliging van gebouwfuncties beschreven. Bij het ontbreken van wetgeving bieden de brandbeveiligingsconcepten een kader.
Pagina - 7 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
1.6 Motiveren van de noodzaak en - indien nodig - aanschrijven De gemeenten hebben op grond van de Woningwet een beperkte beleidsvrijheid ten aanzien van het brandveiligheidsniveau van bestaande gebouwen. Indien nodig kunnen gemeenten voor bestaande gebouwen het brandveiligheidsniveau via aanschrijving (in dit kader met name artikel 17 Woningwet) ophogen tot maximaal het niveau voor nieuwbouw. Voorwaarde is dat burgemeester en wethouders de noodzakelijkheid van de te treffen voorzieningen deugdelijk motiveren. Deze motivering kan mede worden gebaseerd op een vastgesteld aanschrijvingsbeleid, waarin het noodzakelijk geachte brandveiligheidsniveau voor bestaande gebouwen is vastgelegd. Nadrukkelijk zal per individueel geval de noodzaak van de voorzieningen nader moeten worden gemotiveerd.
1.7 De verschillende niveau’s van het Bouwbesluit 2003 Het laagste niveau is het ‘niveau bestaande bouw’. Dit niveau is de absolute ondergrens voor bestaande gebouwen en heeft in feite meer een economische achtergrond. Het betreft in grote lijnen een niveau waarop in 1930 gebouwd werd. Het is vanuit het oogpunt van brandveiligheid meer een geaccepteerd niveau dan een acceptabel niveau. Het niveau is eigenlijk te laag om de veiligheid van gebruikers, omwonenden en hulpverleners te kunnen garanderen. Het Bouwbesluit 2003 kent tevens het ‘nieuwbouwniveau’. Dit niveau is de bovengrens en wordt gehanteerd bij nieuwbouw en verbouw. Als er sprake is van gewijzigd gebruik, zal doorgaans een bouwvergunning noodzakelijk zijn. Dit kan ook het geval zijn indien het bouwwerk een nieuwe of gewijzigde bestemming krijgt zonder dat daarvoor een verbouwing is vereist. Bij de bouwaanvraag wordt getoetst of de bouwtechnische en installatietechnische toestand van het bouwwerk in overeenstemming is met het gewenste gebruik. In dat geval zijn in beginsel de nieuwbouweisen van toepassing. Afgezien van de bovengenoemde niveau’s kent het Bouwbesluit 2003 tevens het ‘rechtens verkregen niveau’. Dit is het niveau dat is gerealiseerd met de destijds afgegeven bouwvergunning. Als het betreffende gebouw is gebouwd ná 1930, dan zal dit rechtens verkregen niveau doorgaans boven het niveau bestaande bouw liggen, maar meestal onder het huidige nieuwbouwniveau. In het geval van een aanschrijving op grond van de Woningwet mag het rechtens niveau nooit worden onderschreden. Het niveau van de aanschrijving ligt dan tussen rechtens verkregen niveau en het nieuwbouwniveau.
1.8 Toepassingsgebied van de nota Om te bepalen op welke bouwwerken deze nota van toepassing is, is het noodzakelijk om nader te definiëren welke bouwwerken onder de term bestaande bouw vallen. Deze nota is voornamelijk bedoeld voor de bouwwerken: •
•
Categorie A: Bouwwerken waarvan het rechtens verkregen niveau niet bekend is. Bijvoorbeeld omdat het bouwwerk dusdanig gedateerd is dat geen bouwvergunning kan worden achterhaald of men ten tijde van de oprichting met het verschijnsel bouwvergunning nog onbekend was; Categorie B: Bouwwerken waarvan het rechtens verkregen niveau vaststaat aangezien een bouwvergunning is verleend. Dit rechtens verkregen niveau is echter lager dan het niveau bestaande bouw van het Bouwbesluit 2003.
Pagina - 8 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
•
Categorie C: Bouwwerken waarvan het rechtens verkregen niveau vaststaat aangezien een bouwvergunning is verleend. Dit rechtens verkregen niveau is hoger dan het niveau bestaande bouw van het Bouwbesluit 2003 maar lager dan het gemeentelijk vastgestelde beleidsniveau. In dat geval moeten zwaarwegende argumenten aanwezig zijn om het niveau te verhogen.
Daarnaast zijn er talloze bouwwerken waarvoor destijds een bouwvergunning is verleend en waarvan het niveau zich nagenoeg op het nieuwbouwniveau van het Bouwbesluit 2003 bevindt. Dit zal het geval zijn indien het bouwwerk dateert van ná 1992 aangezien destijds het Bouwbesluit eerste fase van toepassing was. Ook de bouwwerken van ná 1973 en vóór 1992 beschikken veelal over een bouwkundig niveau dat hoger ligt dan het niveau voor bestaande bouw van het Bouwbesluit 2003. Indien bij deze twee laatstgenoemde categorieën een lager bouwkundig niveau wordt geconstateerd, zal de destijds afgegeven bouwvergunning voldoende grond opleveren om te kunnen overgaan tot aanschrijving en hoeft in beginsel geen gebruik te worden gemaakt van deze nota. In de praktijk worden veel zaken uit het verleden gerepareerd omdat het feitencomplex afwijkt van de bouwvergunning of er een functieverandering heeft plaatsgevonden. Oude bouwvergunningen worden bekeken en op dat destijds aangegeven niveau wordt gehandhaafd (indien het niveau boven bestaande bouw Bouwbesluit 2003 ligt). Er is dan geen sprake van nieuwe of hogere eisen maar enkel het handhaven van een rechtens verkregen niveau. Het spreekt voor zich dat een nauwe samenwerking tussen de directie brandweer en de afdeling Bouwen en Wonen noodzakelijk is op het moment dat oude bouwvergunningen een rol gaan spelen. Bouwkundige zaken zijn immers het domein van de afdeling Bouwen en Wonen, terwijl zaken op het terrein van gebruik het domein zijn van de directie brandweer.
1.9 De toetsingssystematiek De wijze van toetsing vertoont nauwe samenhang met hetgeen in de paragraaf ‘Toepassingsgebied van deze nota’ is gesteld. Alvorens de nota toe te passen, dient overigens de bezettingsgraad te worden vastgesteld wanneer artikelen op nieuwbouwniveau worden toegepast. Met betrekking tot deze bezettingsgraadklassen, wordt voor bestaande bouw uitgegaan van de eisen voor nieuwbouw. •
•
•
•
Allereerst wordt bekeken of een bouwvergunning voor het pand is afgegeven. Zo ja en voldoet het bouwwerk aan de bouwvergunning maar is het bouwkundig niveau beneden het niveau bestaande bouw van het Bouwbesluit, dan is deze nota van toepassing. Voldoet het bouwwerk aan de bouwvergunning en is het bouwkundig niveau boven het niveau bestaande bouw van het Bouwbesluit maar beneden het bouwkundig niveau van deze nota, dan is deze nota van toepassing (zwaarwegende argumenten noodzakelijk). Indien het rechtens verkregen niveau niet bepaald kan worden, zal worden gekeken naar de gebruiksfunctie, bezettingsgraad (Staatsblad 1998, 618) en de artikelen van het Bouwbesluit 2003 inzake bestaande bouw. Deze nota is wederom van toepassing. Vervolgens wordt bepaald of en zo ja met betrekking tot welke brandveiligheidsaspecten, voorzieningen moeten worden getroffen om een veilige ontvluchting en veilig gebruik mogelijk te kunnen maken. De beleidsniveau’s zijn per gebruiksfunctie aangegeven in bijlage A. De nadere onderbouwing van de beleidsniveau’s is terug te vinden in het volgende hoofdstuk.
Pagina - 9 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
De hier geschetste wijze van toetsing sluit aan bij het beoordelingsschema dat is terug te vinden in de brochure ‘Vluchten bij brand’ van het Ministerie van VROM (uitgave augustus 2004).
1.10 Monumenten Zoals reeds eerder gesteld, hebben monumenten een bijzondere status aangezien in een monumentaal bouwwerk niet zonder meer veranderingen kunnen worden aangebracht. De monumentenstatus is er nu juist om de specifieke karaktertrekken van het bouwwerk te behouden voor het nageslacht. Dat betekent dat nog meer dan bij andere bouwwerken het geval is, de omstandigheden van het geval, de aanwezige risicofactoren met betrekking tot brandveiligheid en de monumentenstatus op hun juiste waarde moeten worden geschat. Zoals de brochure ‘Vluchten bij brand’ van het Ministerie van VROM (uitgave augustus 2004) aangeeft, spelen overwegingen als de intensiteit van het feitelijk gebruik, het soort bouwwerk, mogelijkheden van rookbuffering (= mogelijkheid om rook in een buffer te kunnen opslaan), zelfredzaamheid van mensen en de overzichtelijkheid van de ruimte een belangrijke rol. Het hangt van deze overwegingen af of de huidige bouwtechnische staat van het bouwwerk voor de gebruiksfunctie waarvoor het wordt gebruikt, een voldoende mate van veiligheid kan bieden dan wel aanpassingen noodzakelijk zijn om tot een aanvaardbaar niveau van brandveiligheid te komen voor het gewenste gebruik. Naast de bouwtechnische staat van het bouwwerk, is van belang op welke wijze organisatorische en beheersmatige voorzieningen een veilig gebruik van het bouwwerk mogelijk maken. Indien dat niet mogelijk is en het opleggen van een gebruiksbeperking weinig zinvol is, zal voor het bouwwerk moeten worden omgezien naar een ander gebruik.
Pagina - 10 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Hoofdstuk 2
Brandveiligheid: Toelichting beleidspakketten
2.1 De beleidspakketten De beleidspakketten zijn de door het gemeentebestuur vastgestelde pakketten brandveiligheidseisen voor bestaande gebouwen. Bij de opzet van deze pakketten zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Het niveau moet zodanig eenduidig zijn dat er bij de toepassing geen verschillen van inzicht kunnen bestaan; Er dient op een eenvoudige wijze inzicht te zijn in het niveau dat wordt vastgesteld (het gemeentelijk beleidsniveau); Er dient op eenvoudige wijze inzicht te zijn in de motivatie van het gekozen gemeentelijk beleidsniveau. Om aan deze uitgangspunten te voldoen is gekozen voor een matrix-overzicht (zie bijlage A). Uit deze matrix is op te maken welk brandveiligheidsniveau per gebouwfunctie wordt gehanteerd en met betrekking tot welk cluster. De beleidspakketten zijn in beginsel opgesteld voor de gebouwfuncties die in het Bouwbesluit 2003 staan vermeld. De brandveiligheidsaspecten waarmee middels deze nota wordt afgeweken van de artikelen inzake bestaande bouw van het Bouwbesluit 2003, worden vervolgens nader toegelicht. Het betreft de navolgende brandveiligheidsaspecten: Brandcompartimentering; Rookcompartmentering; Ontvluchten; Brandbeveiligingsinstallaties; Kleine blusmiddelen. NB: De brandveiligheidsaspecten Materialen en (hoofddraag-)constructies worden niet nader toegelicht. Voor deze aspecten volstaat een verwijzing naar de betreffende artikelen inzake bestaande bouw van het Bouwbesluit 2003.
2.2 Algemene uitgangspunten In de ‘Brandbeveiligingsconcepten’, uitgaven van het ministerie van BZK zijn een viertal algemene uitgangspunten geformuleerd voor de brandbeveiliging van gebouwen. 1. De kans dat gebruikers van een bouwwerk, brandweerpersoneel, andere hulpverleners en derden, slachtoffer worden van een brand moet aanvaardbaar klein zijn. 2. Een brand moet binnen aanvaardbare grenzen kunnen worden gehouden. 3. De kans dat ten gevolge van brand niet acceptabele milieuverontreiniging optreedt moet aanvaardbaar klein zijn.
Pagina - 11 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
4. De kans op materiële schade ten gevolge van brand moet in redelijke verhouding staan tot de kosten van maatregelen en voorzieningen om die schade te beperken. Verder speelt bij brand het element tijd een belangrijke rol. Er is sprake van een tijdrace tussen enerzijds rookverspreiding plus branduitbreiding en anderzijds ontdekking, ontruiming en blussing. Minuten 0 Ontdekkingstijd
Ontdekkingstijd
13 Alarmeringstijd
Meldtijd
15 Ontruimingstijd
Opkomsttijd 23 Inzettijd
30 Redtijd/ blustijd
De repressieve dienst moet binnen 30 minuten, na het ontstaan van een brand, in staat zijn een adequate redding en inzet uit te voeren. Dit komt overeen met de uitgangspunten, zoals deze worden gehanteerd in de ‘Brandbeveiligings-concepten’ van BZK, waaruit blijkt dat zelfredzame personen zelfstandig binnen 30 minuten na het ontstaan van een brand het object veilig moeten kunnen verlaten (links) en de brandweer binnen 30 minuten na het operationeel zijn (is 60 minuten na het ontstaan van een brand) de zich nog in het bedreigde gebied bevindende personen heeft gered en verdere uitbreiding van de brand in beginsel heeft voorkomen uitgaande van een normatief brandverloop (rechts).
60 Nablustijd Nazorgtijd
De temperatuursontwikkeling van een brand is niet evenredig met het tijdsverloop. In de verschillende ‘Brandbeveiligingsconcepten’ wordt in het ‘normatieve brandverloop’ een koppeling gemaakt met een aantal punten op de tijdsas, die normatief zijn voor brandveiligheidsmaatregelen en – voorzieningen.
2.3 De brandveiligheidsaspecten De aspecten waarvan middels deze nota wordt afgeweken van de artikelen inzake bestaande bouw van het Bouwbesluit 2003, zijn hieronder per aspect nader toegelicht.
Brandcompartimentering Een gebouw wordt verdeeld in brandcompartimenten. Brandcompartimenten hebben tot doel een brand te beperken tot een vooraf vastgesteld gebied. Hiermee kan worden voorkomen dat de brand zich over een te groot oppervlak kan verspreiden, onbeheersbaar wordt en daardoor niet meer effectief kan worden bestreden en onaanvaardbare schade tot gevolg heeft. Brandcompartimenten kunnen gerealiseerd worden door bouwkundige maatregelen, of door het installatietechnisch beheersen van brand en rook.
Pagina - 12 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Voor wat betreft de omvang van de brandcompartimenten zijn de eisen voor de bestaande bouw maatgevend. Voor wat betreft de brandwerendheid op branddoorslag en brandoverslag wordt afgeweken van het niveau bestaande bouw van het Bouwbesluit 2003. Het bouwbesluit 2003 geeft aan dat inzake bestaande bouw 20 minuten brandwerendheid voldoende is. Dat is echter onvoldoende om de brandweer de kans te geven de brand binnen het brandcompartiment tegen te houden, zodat een verdere branduitbreiding naar naastgelegen brandcompartimenten mogelijk is. Uitgaande van de uitgangspunten van de brandbeveiligings-concepten (pas 30 minuten na het ontstaan van brand een inzet van de brandweer), gelet op het brandveiligheidsbeleid op grond van de oude Brandbeveiligingsverordening (brandwerendheid van 30 en 60 minuten), de verhouding tussen de financiële aspecten bij het hanteren van nieuwbouwniveau en de meerwaarde daarvan voor de ontvluchting van personen (de ontvluchting is immers van het grootste belang), is gekozen voor een tussenniveau van 30 minuten. Dit biedt voldoende garanties voor de brandweer om in veel gevallen (niet te groot of hoog gebouw en/of een snelle brandmelding) de uitbreiding van de brand tijdig tot staan te brengen en personen in het gebouw het pand in staat te stellen het pand veilig te verlaten.
Rookcompartimenten Als de brandcompartimenten bekend zijn worden deze onderverdeeld in één of meer rookcompartimenten. Rookcompartimenten hebben tot doel de rookverspreiding te beperken waardoor de bij brand vluchtende mensen niet te lang door de rook moeten vluchten. Rookcompartimenten kunnen gerealiseerd worden door bouwkundige maatregelen (rookscheidingen, vluchtdeuren) of door installatietechnische voorzieningen (bijvoorbeeld rookafvoer). Op basis van de oude Brandbeveiligingsverordening (alsmede de AROR = algemene richtlijnen inzake ontvluchting en redding) is al een niveau gehanteerd vergelijkbaar met het niveau voor nieuwbouw uit het Bouwbesluit 2003. Uitgangspunt voor de rookcompartimenten is het niveau nieuwbouw, omdat deze eisen alles te maken hebben met een veilige ontvluchting (het lopen van maximaal 30 meter in een omgeving met rook met een snelheid van 1 meter per seconde). De zwaarte van deze eisen is afhankelijk van de bezetting van het gebouw. Hoe meer mensen per gebruiksoppervlakte, hoe zwaarder de eisen.
Ontvluchting Nadat de personen het rookcompartiment hebben verlaten moeten zij via de aanwezige vluchtmogelijkheden een veilig gebied kunnen bereiken. Bij het dimensioneren van deze routes moet rekening gehouden worden met de onafhankelijkheid van de vluchtmogelijkheden en het maximaal aantal personen welke van deze routes gebruik zullen maken. Tevens zijn voor een veilige ontvluchting de inrichting van de vluchtwegen (zoals bijvoorbeeld materiaalgebruik) van belang.
Pagina - 13 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Ook hier geldt dat deze eisen direct te maken hebben met een veilige ontvluchting en er dus niet getornd wordt aan het niveau nieuwbouw. Een uitzondering op deze regel is toegepast. De draairichting van deuren wordt niet beschouwd conform niveau nieuwbouw doch conform een tussenniveau (zie bijlage B).
Brandbeveiligingsinstallaties Deze installaties zijn noodzakelijk om er voor te zorgen dat het ontdekken of bestrijden van brand en het veilig ontvluchten in geval van brand effectief plaats kan vinden. Daarnaast zijn bepaalde brandbeveiligingsinstallaties noodzakelijk om de brandbestrijding te ondersteunen. Uitgangspunt voor de brandbeveiligingsinstallaties is daarom het nieuwbouw niveau. Omdat noodverlichting voor een snellere en veilige ontruiming zorgt, zijn ook hier de eisen voor nieuwbouw aangehouden. Voor wat betreft ontruimingsinstallaties en brandmeldinstallaties zijn de toepassingen in de gemeentelijke bouwverordening omschreven. Deze eisen gelden zowel voor nieuwbouw als voor bestaande bouw, omdat de gemeentelijke bouwverordening bij ontruimings- en brandmeldinstallaties geen onderscheid maakt tussen nieuwbouw en bestaande bouw.
Blusmiddelen Voor de toepassing van brandslanghaspels is in beginsel het niveau nieuwbouw aangehouden. Een prestatie-eis voor bestaande bouw ontbreekt. Deze paragraaf dient dan ook gezien te worden als een nadere invulling van de functionele eis die in afdeling 2.21 van het Bouwbesluit 2003 is omschreven. Deze functionele eis is hetzelfde voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw. Brandslanghaspels zijn echter niet in ieder gebouw verplicht. Bij een aantal gebruiksfuncties geldt de eis voor toepassing van brandslanghaspels pas vanaf een gebruiksoppervlakte van 500 m2. Bij een kleinere gebruiksoppervlakte kan een brandblusmiddel echter ook zeer effectief zijn om een beginnende brand te blussen. Daarnaast dient de aanwezigheid van een draagbaar blustoestel en/of een minihaspel te worden gezien als enige compensatie voor het feit dat niet voor alle aspecten een nieuwbouw-niveau wordt geëist Bijvoorbeeld brandcompartimentering: de omvang en kwaliteit daarvan is immers gehandhaafd op een tussenniveau. Ook is de kosten/baten-analyse voor een klein blusmiddel gunstig en is het gevoelsmatig niet acceptabel (en aan het publiek moeilijk uit te leggen) dat er wel investeringen aan bijvoorbeeld rookscheidingen gedaan moeten worden, maar dat uit oogpunt van brandveiligheid een blusmiddel niet noodzakelijk is. Om deze redenen is in die gevallen dat er pas vanaf 500 m2 een brandslanghaspel noodzakelijk is, de toepassing van een klein blusmiddel opgenomen: • Gebruiksoppervlakte tussen 0 en 250 m2: draagbaar blustoestel met 6 kg of liter blusstof. Het type is afhankelijk omstandigheden. • Gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m2 (1000m2 bij industriegebouwen): minihaspel met een slanglengte van 15 meter. Een zodanig aantal minihaspels zodat het volledige gebruiksoppervlak kan worden bestreken.
2.4 Concrete weegfactoren Hieronder zijn een aantal factoren (niet-limitatief) aangegeven die afhankelijk van de specifieke situatie - kunnen worden gebruikt om de noodzaak van de te treffen voorzieningen nader te onderbouwen:
Pagina - 14 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
•
de staat van de interne organisatie ingeval ontruiming noodzakelijk zou zijn. Is de organisatie in staat om de taken naar behoren uit te voeren, opleidingsniveau/getraindheid personeel, aanwezigheid personeel in de dag/nachtsituatie; • een hogere bezettingsgraadklasse dan B1. In dat geval speelt gelijkwaardigheid een grote rol; • een ongunstige situering of verdeling van vluchtdeuren en/of vluchtroutes. Denk daarbij aan omhoog vluchten, vluchten over daken en vluchten omlaag (bijvoorbeeld kelders); • aanwezigheid van hoogteverschillen in vluchtroutes (bordes, treden e.d.) en in ruimten met een hoge bezettingsgraad; • de aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen in het gebouw. Denk daarbij aan bejaarden, socio-woningen, kleine kinderen, bedlegerige patiënten e.d.; • de aanwezigheid van slapende personen in het bouwwerk. Denk daarbij aan bouwwerken waarin incidenteel overnachting plaatsvindt (scouting); • de aanwezigheid van brandgevaarlijke of explosiegevaarlijke stoffen; • gebouwen hoger dan 20 meter. Redding van mogelijke slachtoffers middels een hoogwerker is dan niet mogelijk; • ondergrondse bouwwerken zoals parkeergarages; • het bijzondere karakter van het bouwwerk. Denk daarbij aan monumentale gebouwen maar ook gesloten inrichtingen (spanningsveld detentie en ontvluchting); • gebruik van het bouwwerk in nachtsituaties; • zeer hoge vuurbelasting; • brandgevaarlijke werkzaamheden. Een enkele verwijzing naar bovenstaande weegfactoren is onvoldoende. Het feitencomplex, de weegfactoren in kwestie en de nadere motivering vormen een basis om de noodzaak van de voorzieningen te onderbouwen. 21 2.5 Gelijkwaardigheid Indien het bouwwerk niet voldoet aan de eisen die zoals die staan vermeld in het Bouwbesluit 2003, is het toegestaan om middels een andere oplossing tot een ‘gelijkwaardig’ niveau te komen. Een gebruiksfunctie met een hogere bezettingsgraad dan B1 behoort tot de mogelijkheden maar in zo’n geval bestaat er voor de regeltoepasser een discretionaire bevoegdheid om te bepalen of het pand voldoende veilig en snel kan worden verlaten. Aan een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk gesteld voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een bouwwerk of een gedeelte daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift (artikel 1.5 Bouwbesluit).
Om burgers en ondernemers van dienst te zijn, wordt hieronder een kader geschetst waarbinnen de gelijkwaardigheid van oplossingen zal worden getoetst. Bij een beroep op gelijkwaardigheid dienen in ieder geval de navolgende aspecten aan bod te komen: 1. Het aangeven van de specifieke omstandigheden. Naast het aangeven van de gebruiksfunctie, is het van groot belang hier ook eventuele bijzondere omstandigheden van het geval te vermelden. Deze specifieke omstandigheden moeten de reden zijn dat een beroep op gelijkwaardigheid gerechtvaardigd is. Op deze wijze wordt inzichtelijk gemaakt dat sprake is maatwerk en niet van willekeur. Mede gelet op mogelijke precedentwerking, is een nadere onderbouwing vereist.
Pagina - 15 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
2. Het aangeven van de wet- en regelgeving (inclusief NEN-normen, NPRrichtlijnen, publicaties NVBR e.d.) die in beginsel van toepassing is en waarvan men wenst af te wijken. Hieronder valt ook het aangeven van de functionele eis uit het Bouwbesluit. Op deze wijze is men verplicht om de wet- en regelgeving nader te bekijken en zodoende een weloverwogen en beargumenteerde keuze te maken voor een gelijkwaardige oplossing.
3. Het aangeven van de categorie waarin de gelijkwaardige oplossing valt. In beginsel zijn een aantal categorieën mogelijk. De gelijkwaardige oplossing heeft betrekking op a) één brandveiligheidsaspect b) meerdere brandveiligheidsaspecten c) één artikel uit de bouwregelgeving d) meerdere artikelen uit de bouwregelgeving e) een combinatie van de voorgaande categorieën.
4. De gelijkwaardige oplossing dient te worden getoetst aan de brandveiligheidsconcepten van BZK. 5. Het aangeven van de redenen waarom in casu sprake is van gelijkwaardigheid. In dit kader is van belang dat men niet alleen oog heeft voor de voordelen maar tevens aandacht schenkt aan de mogelijke nadelen van de voorgestelde gelijkwaardige oplossing.
6. De gelijkwaardigheid mag niet tegenstrijdig zijn met andere voorschriften. Hierbij moet gekeken worden naar alle beoordelingsaspecten. De gelijkwaardige oplossing moet in zijn totaliteit een gelijkwaardig product opleveren.
Naast een kader voor de burger en de ondernemer, is dit tevens leidraad voor bureau Preventie van de directie Brandweer om tot een beoordeling van mogelijke gelijkwaardige oplossingen te komen. Het kader verschaft inzicht en duidelijkheid en biedt een waarborg tegen de eventuele schijn van willekeur die maatwerk met zich mee kan brengen.
Pagina - 16 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Hoofdstuk 3
Brandveiligheid: Beleidspakketten
Pagina - 17 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
3.1 BELEIDSPAKKET Gemeentelijk beleidsniveau bijeenkomstfunctie 1. Brandcompartimenten Eis 1: De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande bijeenkomstfuncties. Eis 2: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 30 minuten.
2. Rookcompartimenten Eis 3: De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen bijeenkomstfuncties.
3. Ontvluchten Eis 4: De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen bijeenkomstfuncties. Eis 5: De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn, waarbij de bijlage B van dit beleidspakket (deuren bestaande bouw) maatgevend is.
4. Noodverlichting Eis 6: De aanwezigheid en uitvoering van noodverlichting dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen bijeenkomstfuncties.
5. Blusmiddelen Eis 7: Een bijeenkomstfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m2 dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel. Eis 8: Een bijeenkomstfunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m2 dient te zijn voorzien van een minihaspel. Eis 9: De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen bijeenkomstfuncties.
Pagina - 18 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
3.2 BELEIDSPAKKET Gemeentelijk beleidsniveau celfunctie 1. (Sub-)brandcompartimenten Eis 1: De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande celfuncties. Eis 2: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 30 minuten. Eis 3: De subbrandcompartimenten dienen wat betreft de brandwerendheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen celfuncties. De ligging en omvang dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande celfuncties.
2. Rookcompartimenten Eis 4: De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen celfuncties.
3. Ontvluchten Eis 5: De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen celfuncties. Eis 6: De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn, waarbij de bijlage B van dit beleidspakket (deuren bestaande bouw) maatgevend is. 4. Noodverlichting Eis 7: De aanwezigheid en uitvoering van noodverlichting dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor nieuw te bouwen celfuncties.
5. Blusmiddelen Eis 8: De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen celfuncties.
36 37
Pagina - 19 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
3.3 BELEIDSPAKKET Gemeentelijk beleidsniveau gezondheidszorgfunctie 1. (Sub-)brandcompartimenten Eis 1: De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande gezondheidszorgfuncties. Eis 2: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 30 minuten. Eis 3: De subbrandcompartimenten dienen wat betreft de brandwerendheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen gezondheidszorgfuncties. De ligging en omvang dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande gezondheidszorgfuncties
2. Rookcompartimenten Eis 4: De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen gezondheidszorgfuncties.
3. Ontvluchten Eis 5: De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen gezondheidszorgfuncties. Eis 6: De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn, waarbij de bijlage B van dit beleidspakket (deuren bestaande bouw) maatgevend is.
4. Noodverlichting Eis 7: De aanwezigheid en uitvoering van noodverlichting dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor nieuw te bouwen gezondheidszorgfuncties.
5. Blusmiddelen Eis 8: Een (gedeelte van een) gezondheidszorgfunctie dat niet is bestemd voor aan bed gebonden patiënten met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m2 dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel. Eis 9: Een (gedeelte van een) gezondheidszorgfunctie dat niet is bestemd voor aan bed gebonden patiënten met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m2 dient te zijn voorzien van een minihaspel. Eis 10: De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels ingeval van aan bed gebonden personen dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen gezondheidszorgfuncties.
Pagina - 20 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
41 3.4 BELEIDSPAKKET Gemeentelijk beleidsniveau logiesfunctie 1. (Sub-)brandcompartimenten Eis 1: De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande logiesfuncties. Eis 2: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 30 minuten. Eis 3: De subbrandcompartimenten dienen wat betreft de brandwerendheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen logiesfuncties. De ligging en omvang dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande logiesfuncties
2. Rookcompartimenten Eis 4: De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen logiesfuncties. 42 3. Ontvluchten Eis 5: De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen logiesfuncties. Eis 6: De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn, waarbij de bijlage B van dit beleidspakket (deuren bestaande bouw) maatgevend is.
4. Noodverlichting Eis 7: De aanwezigheid en uitvoering van noodverlichting dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor nieuw te bouwen logiesfuncties.
5. Blusmiddelen Eis 8: Een logiesfunctie niet gelegen in een logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m2 dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel. Eis 9: Een logiesfunctie niet gelegen in een logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m2 dient te zijn voorzien van een minihaspel. Eis 10: De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen logiesfuncties.
Pagina - 21 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
3.5 BELEIDSPAKKET Gemeentelijk beleidsniveau kantoorfunctie 1. Brandcompartimenten Eis 1: De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande kantoorfuncties. Eis 2: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 30 minuten.
2. Rookcompartimenten Eis 3: De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen kantoorfuncties.
3. Ontvluchten Eis 4: De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen kantoorfunctie. Eis 5: De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn, waarbij de bijlage B van dit beleidspakket (deuren bestaande bouw) maatgevend is.
4. Noodverlichting Eis 6: De aanwezigheid en uitvoering van noodverlichting dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen kantoorfuncties. 5. Blusmiddelen Eis 7: Een kantoorfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m2 dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel. 48 Eis 8: Een kantoorfunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m2 dient te zijn voorzien van een minihaspel. Eis 9: De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen kantoorfuncties.
Pagina - 22 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
3.6 BELEIDSPAKKET Gemeentelijk beleidsniveau onderwijsfunctie 1. Brandcompartimenten Eis 1: De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande onderwijsfuncties. Eis 2: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 30 minuten.
2. Rookcompartimenten Eis 3: De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen onderwijsfuncties.
3. Ontvluchten Eis 4: De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dient (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen onderwijsfuncties. Eis 5: De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn, waarbij de bijlage B van dit beleidspakket (deuren bestaande bouw) maatgevend is.
4. Noodverlichting Eis 6: De aanwezigheid en uitvoering van noodverlichting dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen onderwijsfuncties.
5. Blusmiddelen Eis 7: Een onderwijsfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m2 dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel. 48 Eis 8: Een onderwijsfunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m2 dient te zijn voorzien van een minihaspel. Eis 9: Een onderwijsfunctie groter dan 500 m2 dient te zijn voorzien van brandslanghaspels.
53
Pagina - 23 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
3.7 BELEIDSPAKKET Gemeentelijk beleidsniveau winkelfunctie 1. Brandcompartimenten Eis 1: De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande winkelfuncties. Eis 2: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 30 minuten.
2. Rookcompartimenten Eis 3: De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen winkelfuncties.
3. Ontvluchten Eis 4: De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen winkelfuncties. Eis 5: De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn, waarbij de bijlage B van dit beleidspakket (deuren bestaande bouw) maatgevend is.
4. Noodverlichting Eis 6: De aanwezigheid en uitvoering van noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen winkelfuncties.
5. Blusmiddelen Eis 7: Een winkelfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m2 dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel. 56 Eis 8: Een winkelfunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m2 dient te zijn voorzien van een minihaspel. Eis 9: De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen winkelfuncties.
Pagina - 24 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
3.8 BELEIDSPAKKET Gemeentelijk beleidsniveau sportfunctie 1. Brandcompartimenten Eis 1: De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande sportfuncties. Eis 2: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 30 minuten.
2. Rookcompartimenten Eis 3: De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen sportfuncties.
3. Ontvluchten Eis 4: De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dient (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen sportfunctie. Eis 5: De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn, waarbij de bijlage B van dit beleidspakket (deuren bestaande bouw) maatgevend is.
4. Noodverlichting Eis 6: De aanwezigheid en uitvoering van noodverlichting dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen sportfunctie.
5. Blusmiddelen Eis 7: Een sportfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m2 dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel. Eis 8: Een sportfunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m2 dient te zijn voorzien van een minihaspel. Eis 9: De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen sportfuncties.
61
Pagina - 25 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
3.9 BELEIDSPAKKET Gemeentelijk beleidsniveau industriefunctie 1. Brandcompartimenten Eis 1: De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande industriefuncties. Eis 2: De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 30 minuten.
2. Rookcompartimenten Eis 3: De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen industriefuncties. 3. Ontvluchten Eis 4: De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen industriefuncties. Eis 5: De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn, waarbij de bijlage B van dit beleidspakket (deuren bestaande bouw) maatgevend is.
4. Noodverlichting Eis 6: De aanwezigheid en uitvoering van noodverlichting dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen industriefuncties.
5. Blusmiddelen Eis 7: Een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m2 dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel. 32 Eis 8: Een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 1000 m2 dient te zijn voorzien van een minihaspel. Eis 9: De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen industriefuncties.
Pagina - 26 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Bijlage A: Matrix beleidsniveau's
NB BB
= =
Nieuwbouw Bouwbesluit 2003 Bestaande Bouw Bouwbesluit 2003
Brandcompartiment
Rookcompartiment
Ontvluchten
Bijeenkomstfunc tie
-omvang brandcompartiment BB -WBDBO brandcompartiment 30 min. tussenniveau
-rookcompartiment NB
Celfunctie
-omvang brandcompartiment BB -WBDBO brandcompartiment 30 min. tussenniveau - WBDBO subbrandcompartiment NB - ligging en omvang subbrandcompartiment BB -omvang brandcompartiment BB -WBDBO brandcompartiment 30 min. tussenniveau - WBDBO subbrandcompartiment NB - ligging en omvang subbrandcompartiment BB
-rookcompartiment NB
uitvoering en inrichting NB draairichti ng en uitgangen bijlage B uitvoering en inrichting NB draairichti ng en uitgangen bijlage B
Gezondheidszor g functie
-rookcompartiment NB
uitvoering en inrichting NB draairichti ng en uitgangen bijlage B
Installatie s - noodverlichting NB - brandmelden ontruimingsi nstallaties Bouwverordening
Blusmiddelen Tot 250 m2 draagbaar blustoestel; tussen 250 m2 en 500 m2 minihaspel. Brandslanghaspe ls NB
Brandslanghaspe - noodverlichting ls NB NB - brandmelden ontruimingsi nstallaties Bouwverordening
- noodverlichting NB - brandmelden ontruimingsi nstallaties Bouwverordening
Tot 250 m2 draagbaar blustoestel; tussen 250 m2 en 500 m2 minihaspel; ingeval aan bed gebonden patienten brandslanghaspe ls NB
Pagina - 27 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Logiesfunctie
-omvang brandcompartiment BB -WBDBO brandcompartiment 30 min. tussenniveau - WBDBO subbrandcompartiment NB - ligging en omvang subbrandcompartiment BB
-rookcompartiment NB
uitvoering en inrichting NB draairichti ng en uitgangen bijlage B
- noodverlichting NB - brandmelden ontruimingsi nstallaties Bouwverordening
Tot 250 m2 draagbaar blustoestel; tussen 250 m2 en 500 m2 minihaspel; indien gelegen in logiesfunctie brandslanghaspe ls NB
Kantoorfunctie
-omvang brandcompartiment BB -WBDBO brandcompartiment 30 min. tussenniveau
-rookcompartiment NB
- noodverlichting NB - brandmelden ontruimingsi nstallaties Bouwverordening
Tot 250 m2 draagbaar blustoestel; tussen 250 m2 en 500 m2 minihaspel. Brandslanghaspe ls NB
Onderwijsfunct ie
-omvang brandcompartiment BB -WBDBO brandcompartiment 30 min. tussenniveau
-rookcompartiment NB
uitvoering en inrichting NB draairichtin g en uitgangen bijlage B uitvoering en inrichting NB draairichtin g en uitgangen bijlage B
- noodverlichting NB - brandmelden ontruimingsi nstallaties Bouwverordening
Tot 250 m2 draagbaar blustoestel; tussen 250 m2 en 500 m2 minihaspel. Boven 500m2 brandslanghaspe ls
Winkelfunctie
-omvang brandcompartiment BB -WBDBO brandcompartiment 30 min. tussenniveau
-rookcompartiment NB
- noodverlichting NB - brandmelden ontruimingsi nstallaties Bouwverordening
Tot 250 m2 draagbaar blustoestel; tussen 250 m2 en 500 m2 minihaspel. Brandslanghaspe ls NB
Sportfunctie
-omvang brandcompartiment BB -WBDBO brandcompartiment 30 min. tussenniveau
-rookcompartiment NB
- noodverlichting NB - brandmelden ontruimingsi nstallaties Bouwverordening
Tot 250 m2 draagbaar blustoestel; tussen 250 m2 en 500 m2 minihaspel. Brandslanghaspe ls NB
Industriefunct ie
-omvang brandcompartiment BB -WBDBO brandcompartiment 30 min. tussenniveau
rookcompartiment NB
uitvoering en inrichting NB draairichtin g en uitgangen bijlage B uitvoering en inrichting NB draairichtin g en uitgangen bijlage B uitvoering en inrichting NB draairichti ng en uitgangen bijlage B
- noodverlichting NB - brandmelden ontruimingsi nstallaties Bouwverordening
Tot 250 m2 draagbaar blustoestel; tussen 250 m2 en 500 m2 minihaspel ingeval andere industriefuncti e. Brandslanghaspe ls NB
Pagina - 28 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Bijlage B: Deuren bestaande bouw Een entree die tegen de vluchtrichting indraait, telt in de berekening van het maximaal toegestane aantal personen in het bouwwerk, mee voor 50 personen. Indien de entree tevens de enige toegang is, mogen maximaal 50 personen in het bouwwerk worden toegelaten. Indien de toegangen, niet zijnde de entree, fungeren als nooduitgang en tegen de draairichting indraaien, is dat bij wijze van uitzondering toegestaan, op voorwaarde dat (cumulatief): a. deze toegangen op minstens 5 meter afstand van elkaar zijn gelegen; b. deze toegang een vrije doorgang heeft van minimaal 0,6 meter en een hoogte van tenminste 1,9 m; c. het totaal aantal personen in het bouwwerk niet meer bedraagt dan 99 personen. Bij een aantal van meer dan 99 personen moeten minimaal twee toegangen aanwezig te zijn. Minimaal één van de toegangen moet met de vluchtrichting mee draaien; d. de maximale bezettingsgraad wordt niet overschreden; e. het bouwwerk voldoet aan het nieuwbouwniveau van het Bouwbesluit 2003 inzake ontvluchting (rookcompartimentering/loopafstanden, noodverlichting en verlichte vluchtroute-aanduiding). Indien een toegang, niet zijnde de entree, fungeert als nooduitgang en voldoet aan de bovenstaande voorwaarden, telt deze toegang die tegen de vluchtrichting indraait, mee voor 25 personen.
Dringend advies: Het Bouwbesluit 2003 staat onder bepaalde omstandigheden toe dat een toegang tegen de vluchtrichting indraait. Gelet op het feit dat mensen het beeld hebben dat een nooduitgang met de vluchtrichting meedraait en gelet op factoren als een hoge bezettingsgraad, alcoholgebruik, nachtsituaties e.d. verzoeken wij gebruikers van bouwwerken dringend om een dergelijke deur toch met de vluchtrichting mee te laten draaien, ook in díe gevallen waarin deze deur volgens het Bouwbesluit 2003 niet met de vluchtrichting mee zou hoeven draaien.
Een schematische weergave van het bovenstaande treft u aan in Bijlage C.
Pagina - 29 -
Brandveiligheid: Beleid bestaande bouw
Bijlage C: Schematische weergave deuren bestaande bouw Uitgaande van het gestelde in bijlage B: ¾ Bezettingsgraad is B1. ¾ Uitgaande van een deurbreedte van 1 meter. ¾ Afstand tussen de deuren minimaal 5 meter. ¾ Minimaal maat nooduitgang hoogte 1,90 mtr. x breedte 0,60 mtr. ¾ Schuifdeur thans (januari 2005) toegestaan, niet wenselijk
DraaiRichting
135 25
50
25
+
+
+
50
50
50
135 < 100
≥ 100
25
25
≥ 100
25 25
50 50
Aantal personen
Aantal Deuren ≥ 100, 2 uitg. waarvan 1 in vlr.
Niet toegestaan!! Overige voorwaarden/eisen, Bouwbesluit Nieuwbouw, zoals: ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
Loopafstanden Noodverlichting Verlichte vluchtrouteaanduiding Hang- en Sluitwerk Uitkomend op de openbare weg
Voor het overzicht zijn de tekeningen in dezelfde grootte uitgevoerd. In werkelijkheid kan de oppervlakte verschillen in bovenstaande situaties.
Pagina - 30 -