4
Stedebouw & Architectuur Brand/Veiligheid
interview
Brandveiligheid Interview: Wijnand Beemster
EXPERTPANEL brandveiligheid bestaande woningen Margriet Reijnders Woonstichting SSW
Verder kijken dan
uDoor woningbranden in onder meer Hoofddorp en Zaandam zijn veel woninbouwcorporaties gealarmeerd geraakt. Hoe zit het met de brandveiligheid van het woningbestand? VROM drong aan op inspectie. En wat is nu de conclusie? Is het inderdaad slecht gesteld met de brandveiligheid van
Rembrandt Bokdam Adviesbureau Munnik
Jan Kees Gijsbers De Alliantie
Annegreeth Nijhof Lefier
Larson van Dijk Fermacell
woningen? Deze en andere vragen legde Stedebouw & Architectuur voor aan een expertpanel.
1. Veel woningbouwcorporaties lichten hun bestand door op brandveiligheid. Is er een aanleiding die deze hausse verklaart? Rembrandt Bokdam: “In 2008 heeft brand in Hoofddorp en in Zaandam een aantal woningen verwoest. De brand kon zich snel voortplanten omdat de brandscheidingen niet op orde waren. Door dit soort incidenten is de vraag gerezen: hoe kon het gebeuren dat de brand in die mate zo kon doorslaan. Corporaties raakten gealarmeerd. Hoe is het gesteld met de brandveiligheid van andere (woon)complexen?”
Margriet Reijnders: “De directe aanleiding bij SSW was een verontruste bewoner. Nader onderzoek leerde dat een doorvoering in de meterkast niet brandwerend afgedicht was. Door het plaatsen van brandmanchetten hebben we het probleem opgelost. Ook hadden we kort daarvoor een brand gehad in een ander complex, waarbij drie woningen schade hadden opgelopen. De impact van deze brand met de bijbehorende schade heeft ons alert gemaakt. Voor ons reden om de vraag te stellen hoe het met de brandveiligheid in het overige woningbezit gesteld is.”
Jan Kees Gijsbers: “Een aantal branden, niet alleen in Hoofddorp, maar ook in Zaanstad en Heerlen, alle met een vergelijkbare oorzaak, was voor de VROM-inspectie aanleiding om corporaties te benaderen met de vraag of in hun woningbestand vergelijkbare omstandigheden zitten. Het gaat dan om bouwjaarklasse en constructieopbouw, toegespitst op het risico van branddoorslag en brandoverslag.”
Larson van Dijk: “Er is ook nog een andere aanleiding. Momenteel worden veel woningen gerenoveerd — mede als gevolg van de huidige economische omstandigheden die duurdere nieuwbouw veelal tot een onhaalbare investering maken. Corporaties lopen dan tegen zeer gedateerde panden aan die opgewaardeerd moeten worden naar de huidige eisen. Daarnaast spelen de verhoogde brandveiligheidseisen en algemene bewustwording van de gevaren van brand zeker ook een rol.”
Het volledig verslag van het expertpanel ‘brandveiligheid bestaande woningen’ vindt u op www.stedebouwarchitectuur.nl. U kunt daar ook meediscussiëren.
Stedebouw & Architectuur Brand/Veiligheid
5
bestaande woningen bestaande wet- en regelgeving.
2. Hoe pakken woningcorporaties het upgradings traject aan? Jan Kees Gijsbers: “We hebben een selectie gemaakt naar bouwjaarklasse en constructieopbouw. De complexen die aan bepaalde voorwaarden ten aanzien van het risico op branddoorslag of brandoverslag voldeden zijn nader onderzocht.”
Margriet Reijnders: “Allereerst hebben we uitgezocht wat de minimale eisen zijn waaraan een woning en/of woongebouw moet voldoen en waar onze verantwoordelijkheid ligt. Vervolgens hebben we een lijst opgesteld met kritische factoren, zoals doorvoeringen, deuren, vluchtwegen enzovoorts. We hebben een eerste inventarisatie laten uitvoeren, een steekproef bij vijftien complexen, om een globaal idee te krijgen hoe we er voor staan qua brandveiligheid. De gebouwen die na 2003 zijn gebouwd of gerenoveerd, hebben we uitgesloten van het onderzoek. Deze voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2003. Ook uitgesloten van het onderzoek hebben we de complexen die binnen drie jaar gerenoveerd gaan worden, omdat bij deze complexen de brandveiligheid op dat moment wordt meegenomen in de plannen. Op grond van de inventarisatie kwamen we tot de conclusie dat de eengezinswoningen voldoen aan de eisen. Bij de hoogbouw kwamen bij een aantal complexen vooral de doorvoeringen als knelpunt boven water. Op grond hiervan hebben we de rest van onze hoogbouw laten onderzoeken. In totaal hebben we 45 complexen (circa 3.000 woningen) geïnventariseerd. Dat is ruim 60 procent van het SSW-bestand.”
Annegreeth Nijhof: “Lefier is begonnen me een tien procent inventarisatie om een goed beeld te krijgen van alle tekortkomingen in het woningbestand. Daarbij kijken we naar de BIO-onderdelen (bouwkundig, installatietechnisch en organisatorisch). Vandaaruit gaan we een plan de campagne maken welke woningen zeer risicovol zijn en op korte termijn aanpassingen nodig hebben (kans x effect = risico). Ook kijken we naar het risico op een brand/vastgoedstrategie met het wel/niet doen van (grote) aanpassingen. Waar mogelijk zullen we ook sterker gaan sturen op het betrekken van onze huurder bij het onderwerp veiligheid.”
Rembrandt Bokdam: “Wij adviseren woningbouwverenigingen in de aanpak. Op basis van de regelgeving stellen we met de woningbouwverenigingen een beleidsplan op. De ondergrens waar de gebouwen qua brandveiligheid tenminste aan moeten voldoen, staat daarin beschreven (minimaal bestaande bouw Bouwbesluit 2012). In sommige gevallen (bijvoorbeeld door de langere aanrijtijden van de brandweer) geven wij het advies om de extra voorzieningen of een hogere brandwerendheid aan te houden. In het beleidsplan is ook een hoofdstuk prioritering opgenomen. Omdat in geval van een groot en gevarieerd gebouwenbestand niet alle gebouwen kostentechnisch en tijdstechnisch tegelijk kunnen worden geïnventariseerd, is een risicoanalyse gemaakt voor de bestaande gebouwen om vast te stellen welke met de hoogste prioriteit dienen te worden aangepakt. Bijvoorbeeld woongebouwen waarbij de ontvluchting niet in orde is, waardoor risico bestaat op grote aantallen slachtoffers bij calamiteiten.”
Lessons learned en best practice volgens Larson van Dijk. “We missen het integraal en het langetermijndenken. In onze gesprekken met woningbouwcorporaties zijn wij ons bewust geworden van het niet-integraal denken en de nu-gedachte. Detailleringen waarvan we dachten dat die aansloten op de toekomstgedachte van de woningbouw, oftewel het voortschrijdende inzicht van komende verhoging(en) van eisen ten aanzien van brand, akoestiek en energie, bleken maar moeilijk te kunnen worden ontvangen. Het heeft ons gemotiveerd hier constructief over na te denken over hoe wij deze brug alsnog kunnen slaan. Er wordt naar onze mening te weinig gekeken naar de invloed van renovatieoplossingen op elkaar, over de ruimtes heen. De huidige ontwerpgedachte grijpt nog voornamelijk terug op wat men al kent en wat men altijd al gedaan heeft. Duurzame verbeteringen die verder gaan dan de actuele eisen worden daardoor al snel te duur gevonden en daarom wordt er vaak gekozen voor een goedkope oplossing. Maar goedkoop resulteert dan uiteindelijk in duurkoop, want de verplichtte verandering naar een beter, duurzamer en veiliger ontwerp dient zich dan al weer snel aan… De slimme investering die corporaties moeten doen, ligt volgens Fermacell in het integraal denken: het doorrekenen van de effecten van renovatieoplossingen over de ruimtes heen. Zo kan er met de helft van het materiaal en arbeid (vanuit het ½-doos-in-doosprincipe) voor een geheel complex, toch een maximaal verbeteringsrendement behaald worden die strookt met het Bouwbesluit op energetisch, brandtechnisch en akoestisch niveau. Uit onderzoek (1) en ontwikkeling door Fermacell van renovatieoplossingen voor appartementencomplexen (bouwperiodes: vooroorlogs, vroeg na-oorlogs, woningnood en energiecrisis) is gebleken dat dit principe mogelijk is.” Noot 1. Rapportnummer D 2797-1-RA (Peutz) Berekening van de te verwachten geluidisolatie (verbetering) door het aanbrengen van Fermacell systemen, cf. ½-doos-in-doos-principe, in een aantal representatieve renovatiesituaties.
6
Stedebouw & Architectuur Brand/Veiligheid
Lesson learned volgens Margriet Reijnders. “We zitten nog midden in het proces van voorbereiding en besluitvorming. De uitvoering gaat pas in 2013 van start. Wat we wel geleerd hebben tijdens dit proces is dat het goed is om de kennis over brandveiligheid binnen onze organisatie te versterken. Bijvoorbeeld als we voordeuren vervangen, dan is het belangrijk dat we weten of er brandwerende beglazing in moet zitten of niet. Onze ervaring is dat leveranciers daar niet altijd alert op zijn.”
Lesson learned volgens Jan Kees Gijsbers. “Wij hebben complexen met ouderenhuisvesting. In een gebouw in Amersfoort stonden de scootmobiels in de vluchtweg. Deze scootmobiels leveren gevaar op bij ernstige rookontwikkeling en kunnen de vluchtweg blokkeren. In overleg met de brandweer hebben wij brandveilige scootmobielruimtes gemaakt. Daarnaast plaatsen we in alle regio’s bij nieuwbouw en verbeterprojecten op strategische plaatsen rookmelders.”
Brandgevaarlijke situatie volgens Jan Kees Gijsbers.
Voorlichtingsbijeenkomst door brandweer aan huurders De Alliantie.
interview
Annegreeth Nijhof: “Bij Lefier proberen we wel verder te kijken dan wet- en regelgeving. Soms zijn de regels namelijk niet voldoende om een brandveilige situatie te creëren. Kosten blijven een grote rol spelen en een goed contact met de brandweer en gemeente is van belang.”
Larson van Dijk: “Over de aanpak van de corporaties? De corporaties kijken scherp naar de kosten voor woningverbetering. Die mogen niet te hoog zijn, want de woning wordt anders onverhuurbaar, omdat de klant uiteindelijk opdraait voor de investering. Daarnaast wordt er vooral gekeken naar de geldende eisen van nu. Er wordt vooralsnog minder gedaan met het voortschrijdend inzicht voor de komende verhoging van eisen ten aanzien van brand, akoestiek en energie.”
3. Is het onderzoek uitbesteed of doen jullie het zelf? En hoe zit het met herstelwerk. Doen jullie dat zelf? Annegreeth Nijhof: “We besteden het onderzoek voor een nul-meting uit, in de toekomst willen we dit intern gaan toetsen tijdens of voorafgaand aan groot onderhoud/ serviceonderhoud/renovatieprojecten. Klein herstelwerk voeren we zelf uit, maar de meeste werkzaamheden gaan naar externe partijen.”
Margriet Reijnders: “We hebben het onderzoek uitbesteed aan een bedrijf dat gespecialiseerd is in brandveiligheid. Onze organisatie met 40 mensen (36,3 fte) is lean & mean ingericht, met als consequentie dat deze specialistische kennis niet in huis is. De resultaten van het onderzoek zijn net bekend. We hebben hetzelfde bedrijf ook gevraagd om een prioriteitenschema op te stellen. We stellen nu beleid op waarbij we de nodige aanpassingen in de meerjarenonderhoudsbegroting opnemen. Binnen zes jaar voldoen we dan aan alle eisen op het gebied van brandveiligheid uit het Bouwbesluit 2012. De aanpassingen die gemakkelijk op te lossen zijn, zoals deurdrangers herstellen pakken we meteen op. Aanpassingen met een hoge investering nemen we apart op in de begroting. We hebben geen eigen onderhoudsbedrijf, dus besteden we alle werkzaamheden uit.”
Jan Kees Gijsbers: “Het dossieronderzoek hebben we zelf gedaan. Het vervolgtraject verschilt per vestiging van De Alliantie. In Amersfoort zijn we begeleid door een bouwfysisch adviseur. De uitvoering is aan een aannemer uitbesteed. Het veldonderzoek in Amsterdam is in samenwerking met de Amsterdamse Federatie voor Woningcorporaties gebeurd, de ene corporatie deed de Pijp en de andere de Jordaan, afhankelijk van de omvang van het bezit. Op basis daarvan is geëxtrapoleerd. Daar waar nodig is actie ondernomen. Er zijn geen één op èèn vergelijkbare complexen aangetroffen. Wel waren complexen op een andere manier niet geheel brandveilig. Daarna was er in Amsterdam een grootschalige uitrol van het plaatsen van rookmelders in woningen, dit gebeurde in samenwerking met de brandweer.”
Rembrandt Bokdam: “Onze klanten vragen ons soms voor het gehele traject. Inclusief het coördineren van herstelwerk en nacontrole. Wij adviseren de klant om intern medewerkers op te leiden zodat men zelf de controle kan uitvoeren, en we ontwikkelen in samenspraak met de klant een systeem waardoor het opgewaardeerde bestand kan worden bewaakt. Het gaat er om dat men onveilige situaties leert herkennen, waarbij basale dingen die geconstateerd worden door de vestigingen zelf kunnen worden opgelost. Bij de lastige situaties kan men ons weer raadplegen.”
De Alliantie plaatst in alle regio’s bij nieuwbouw en verbeterprojecten op strategische plaatsen rookmelders.
Stedebouw & Architectuur Brand/Veiligheid
4. Wat zijn de (voorlopige) conclusies? Is er het nodige mis? Margriet Reijnders: “Bij een enkel complex moet de vluchtweg verbeterd worden. Dit betekent een grote investering. De meeste aanpassingen betreffen de doorvoeringen, die we meenemen bij het planmatig onderhoud van de complexen.”
Annegreeth Nijhof: “De tekortkomingen zijn tweeledig. Bouwkundig en installatietechnisch. Het gaat voornamelijk om doorvoeringen, materiaalgebruik (bijvoorbeeld zachtboard), en meterkasten met te weinig groepen voor het huidige gebruik. Op het gebied van bewonersgedrag zien we nog vaak dat (soms net aangebrachte) voorzieningen weer onklaar zijn gemaakt door onze huurders. Drangers worden gedemonteerd of deuren geblokkeerd, vluchtwegen staan vol met spullen et cetera.”
Rembrandt Bokdam: “De (voorlopige) conclusies zijn dat in woongebouwen met name de portieksituatie risicovol is. Bij oudere complexen (van voor het eerste Bouwbesluit van 1992) voldoen de voordeuren vaak niet aan de gewenste brandwerendheid, en zijn de doorvoeringen niet brandwerend uitgevoerd. Vaak komen wij in de portieken een brandgevaarlijke inrichting tegen. Omdat er in dat geval maar één vluchtroute is, wordt deze daarmee direct belemmerd. Brandscheidingen boven verlaagde plafonds lopen vaak niet door tot de brandscheiding. Doordat de verlaagde plafonds in de meeste gevallen niet brandwerend zijn uitgevoerd, kan er boven dus branddoorslag plaatsvinden.”
7
Fatale woningbranden 2011. In 2011 vonden er in totaal 26 woningbranden plaats met een fatale afloop. In totaal vielen er 28 dodelijke slachtoffers. Dit blijkt uit onderzoek van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) naar de oorzaken, omstandigheden en het verloop van woningbranden met dodelijke afloop. Het NIFV verzamelt sinds enige jaren data over fatale woningbranden in Nederland. Met opzet veroorzaakte fatale woningbranden zijn van het onderzoek uitgesloten. De fatale woningbranden in 2011 zijn getraceerd op basis van ANP-berichten, aangeleverd door het Nederlands Brandweer Documentatie Centrum. Het onderzoek is opgezet als enquête onder de brandweerkorpsen die bij de fatale woningbranden in 2011 betrokken waren en de brandonderzoekteams in de betreffende veiligheidsregio’s. De belangrijkste oorzaken van de 26 fatale woningbranden in 2011 waren roken en kortsluiting. De door de brandweer meest genoemde factoren voor fataliteit van de brand, zijn rookontwikkeling, late ontdekking en beperkte mobiliteit van het slachtoffer. Van de fatale woningbranden ontstonden er zes in meubilair en drie in het bed of de matras. Acht van deze branden ontstonden door roken.
Meer weten? www.stedebouwarchitectuur.nl u Fatale woningbranden 2011. Jan Kees Gijsbers: “In Amersfoort hadden we twee complexen in bezit met een vergelijkbare constructie als in Hoofddorp. Een van die twee staat op de slooplijst, hier zijn tijdelijke maatregelen getroffen in de vorm van een rookmelder op iedere verblijfsen verkeersruimte. In een ander complex zijn de zachtboardplafonds verwijderd, de doorvoeren gedicht, het plafond voorzien van een dubbele gipsplaat en rookmelders aangebracht. Als hier de dakbedekking wordt vernieuwd, in de planning in 2018, dan wordt het dak gecompartimenteerd. In de andere regio’s zijn vergelijkbare acties geweest: in Amsterdam is het complex Oostenburg tijdens renovatie voorzien van brand- en rookmelders en een sprinklerinstallatie. In Gooi en Vechtstreek hebben we dit soort woningen (met een dergelijke kapconstructie) vrijwel niet in bezit. Van een complex bejaardenwoningen waren in de woningscheidende muren op de zolders ‘poortjes’ aanwezig. Deze zijn (in 2009) meteen dichtgemetseld, en de woningen zijn verkocht (dat zou sowieso gebeuren).”
5. Wat kost het herstel per woning? Larson van Dijk: “Weinig. Wanneer er tegelijkertijd aan woningverbetering wordt gedaan.”
Margriet Reijnders: “We hebben per complex twee woningen laten onderzoeken. Op grond van deze bevindingen komen we uit op circa 450 euro per woning. We gaan er van uit dat we als we het planmatig laten uitvoeren gecombineerd met andere werkzaamheden de kosten lager liggen. Het uiteindelijke beleid en aanpak wordt na de zomervakantie vastgesteld.”
Jan Kees Gijsbers: “In het eerder genoemde complex 1 in Amersfoort kosten de maatregelen 500 euro per woning, in complex 2 tot nu toe 3.500 euro per woning. Alle kosten worden gedragen door De Alliantie.”
Lesson learned volgens Annegreeth Nijhof. “Bewoners van een woning waar twee jaar geleden brand is geweest (Oude Ebbingestraat, Groningen) en waar een meisje is omgekomen, worden nu bij verschillende projecten betrokken. Zij weten als de besten hoe het is om een brand mee te maken en kunnen uit ervaring spreken. Dit maakt veel indruk bij andere huurders.”
Vergroting van overlevingstijd bij woningbranden. In opdracht van het lectoraat Brandpreventie van het NIFV heeft ing. Jan Linssen, student Fire Safety Engineering aan de Hanzehogeschool Groningen, onderzoek gedaan naar de vergroting van de overlevingstijd bij woningbranden. Onderzocht is wat de ‘overlevingstijd’ is waarbij bewoners nog kunnen vluchten uit een woning en welke maatregelen technisch en economisch mogelijk én haalbaar zijn, om het aantal slachtoffers en gewonden bij woningbranden te reduceren. Het onderzoek sluit nauw aan bij het thema van de Nationale Brandpreventieweken van dit jaar.
Meer weten? www.stedebouwarchitectuur.nl u Brand in huis; overleven of overlijden.
8
Stedebouw & Architectuur Brand/Veiligheid
Programma Brandveilig Leven. Volgens de brandweer is er veel winst te behalen bij het voorkomen en beperken van brand in woningen. De brandweer kan bijdragen aan een brandveiliger leven. Dat is de essentie van het project Brandveilig Leven van de NVBR. Voorbeelden voor brandveilig leven bestaan al jaren in landen als Australië, Canada en Groot-Brittannië. Volgens Marcel van Galen, projectleider van het project Brandveilig Leven van brandveiligheidsorganisatie NVBR, kwam de impuls om in Nederland meer aandacht te besteden aan een brandveilig leven vooral uit Groot-Brittannië. In 2006 kwam de brandweer in Liverpool naar het NIFV voor een presentatie over communitysafety. De Britse aanpak had in vijf jaar tijd gezorgd voor 31 procent minder woningbranden en 64 procent minder dodelijke slachtoffers. Brandweer Amersfoort ging als eerste aan de slag en initieerde het project Veilig Wonen. Net las in Groot-Brittannië gaat het om huisaanhuisbezoeken door de brandweer, waarbij een veiligheidsonderzoek mensen bewust maakt van de gevaren van brand. De reacties van alle betrokkenen waren zeer positief en in 2009 won Brandweer Amersfoort met het project de SBR Innovatieprijs Brandveiligheid. In 2010 werd de werkwijze uitgewerkt in het Handboek Veilig Wonen. De ontwikkelingen in Amersfoort gingen aan de brandweer in den lande niet ongemerkt voorbij. Het concept paste bij de strategie van de brandweer van morgen. Meer focus op preventie door burgers en bedrijven bewust te maken van de gevaren en om ze te helpen brand te voorkomen. En dat resulteerde in het landelijk programma Brandveilig Leven. Bij Brandveilig Leven gaat het vooral om het vergroten van de (brand)veiligheid in de directe leefomgeving door de eigen verantwoordelijkheid te stimuleren. Het (landelijke) project richt zich op bepaalde wijken en op de meest door woningbranden bedreigde groepen: ouderen, jeugd en studenten.
Meer informatie over brandveilig wonen CCV instrument Brandveilige Wijk: www.hetccv.nl PKVW Beveiligingsrichtlijn en de Productenlijst: www.politiekeurmerk.nl Gemeente Amersfoort; project Veilig Wonen: www.veiligwonenamersfoort.nl Bouwbesluit (onderdeel brandveiligheid): www.bouwbesluitonline.nl Consument en Veiligheid: www.veiligheid.nl/brand Informatie over veiligheid: www.infopuntbrandveiligheid.nl/rollen/bewoner-huurder Brandweer: www.brandweer.nl/brandveiligheid/veilig_wonen Bron: PKVW Handboek Bestaande Bouw 2011.
interview
Annegreeth Nijhof: “Wat het kost per woning: nog geen idee. Naar aanleiding van de tien procent inventarisatie moet dat duidelijk worden. Kosten worden in eerste instantie niet op de huurder verhaald tenzij er extra aanpassingen gedaan worden op verzoek van de huurders. Denk hierbij aan een kleefmagneet om een deur open te houden omdat een normale deurdranger vervelend is bij het naar buiten zetten van bijvoorbeeld de fiets.”
Rembrandt Bokdam: “De kosten voor het herstel variëren per woning, afhankelijk van welke voorzieningen dienen te worden getroffen. Als alleen doorvoeringen moeten worden afgedicht kan met een paar honderd euro worden volstaan, maar als er tevens brandwerend glas moet worden geplaatst, een deur moet worden vervangen of een wand moet worden doorgezet tot aan de brandscheiding kunnen de kosten per woning oplopen tot meer dan 1.000 euro. Daarnaast kunnen er in het bouwkundig ontwerp aanpassingen noodzakelijk zijn zoals een extra vluchttrap. De kosten hangen dus af van de situatie.”
6. Hoe handhaaf je het brandveiligheidsniveau na herstel? Annegreeth Nijhof: “Door inzet van de huismeesters, door allround onderhoudsmedewerkers bij mutatie en tijdens het jaarlijks serviceonderhoud brandveiligheid mee te laten nemen in hun inspectie en door communicatiemiddelen in te zetten, zoals een nieuwsbrief. Ook zoeken we de samenwerking met de brandweer om bijvoorbeeld ontruimingsoefeningen te doen tezamen met de bewoners.”
Margriet Reijnders: “In het najaar wordt aan al onze opzichters, projectleiders en werkvoorbereiders een cursus brandveiligheid gegeven. Ook maken we een checklist zodat bij mutatie de woningen op enkele essentiële punten gecontroleerd worden. De werkvoorbereiders en projectleiders hebben de kennis nodig om bij planmatig onderhoud de juiste kwaliteit aan materialen te bestellen. Op deze manier denken we de kennis over brandveiligheid goed te implementeren in ons bedrijf en onze woningen op peil te houden. Ook het aanspreken van bewoners is onderdeel van de aanpak. Soms plaatst men spullen op de vluchtweg die de doorgang belemmeren of brandgevaarlijk zijn. De discussies met de bewoners zijn niet altijd even gemakkelijk, zaak is dat we het belang goed duidelijk maken.”
Annegreeth Nijhof: “Zo ziet ons toekomstig beleid er ook uit. Het integraal aanpakken van (brand)veiligheidkwesties is heel belangrijk. Hierdoor creëer je een eenduidig beleid dat gedragen wordt binnen de organisatie waardoor je ook helder kunt zijn in de informatie die je richting je huurders geeft.”
Jan Kees Gijsbers: “Complex 2 in Amersfoort is duurzaam verbeterd. De rookmelders zijn aangesloten op het lichtnet. Controle vindt plaats bij mutatie. Complex 1 lost zich definitief op door sloop. In Amsterdam worden rookmelders tijdens de jaarlijkse inspectie- en onderhoudsbeurt van woningen geplaatst en/of gecontroleerd. Overige aanpak verloopt via planmatig onderhoud of renovatie.”
Rembrandt Bokdam: “Medewerkers intern opleiden, zodat corporaties zelf in staat zijn om op basis van een checklist de gebouwen eens in de zoveel jaren of eens per jaar te inventariseren. Bij verbouwwerkzaamheden en mutaties een opleveringscontrole uitvoeren door een ‘opgeleide’ medewerker. Doel is dat de knelpunten worden herkend en basale zaken kunnen worden opgepakt door de vestigingen zelf, bij de twijfelgevallen en de lastige situaties kunnen wij aanvullend onderzoek en advisering doen.”