GEMEENTE LEIDEN
Leven in Leiden Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie 2025 De Kracht van mensen na vaststelling 26-4-012
Voorwoord .............................................................................................4 Samenvatting ........................................................................................5 1. Inleiding ...........................................................................................8 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2
Aanleiding .......................................................................................................... 8 Doel en werking ................................................................................................. 8 Relatie met andere beleidsstukken .................................................................... 8 Totstandkoming visie ........................................................................................10 Leeswijzer .........................................................................................................10
Hoofdopgaven Leven in Leiden ................................................... 11 2.1 2.2 2.3
Korte terugblik Staat van Leiden .......................................................................11 Visie ..................................................................................................................12 Leidend thema en hoofdopgaven ......................................................................12
3. Uitgaan van de kracht van mensen ............................................. 14 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
4
Leiden, aantrekkelijke stad, stad van ontdekkingen .................. 18 4.1 4.2 4.3 4.4
5
Huidige situatie ................................................................................................22 Trends...............................................................................................................23 Ambities ............................................................................................................24 Uitgangspunten.................................................................................................25
Iedereen doet mee ........................................................................ 26 6.1. 6.2 6.3 6.4
7
Huidige situatie .................................................................................................18 Trends...............................................................................................................19 Ambities ............................................................................................................20 Uitgangspunten.................................................................................................21
Het versterken van de arbeidsmarkt............................................ 22 5.1 5.2 5.3 5.4
6
Aanleiding .........................................................................................................14 Uitwerking .........................................................................................................14 Hulp waar hulp nodig is .....................................................................................14 Talentontwikkeling.............................................................................................15 Vrijwilligers en mantelzorgers............................................................................15 Publieksparticipatie ...........................................................................................16 Civil society .......................................................................................................16 Uitgangspunten.................................................................................................17
Huidige situatie .................................................................................................26 Trends...............................................................................................................26 Ambities ............................................................................................................27 Uitgangspunten.................................................................................................31
Samenwerking en veranderende rol............................................ 33 7.1 7.2 7.3
Centrumfunctie en samenwerking .....................................................................33 Veranderende rol van de gemeente ..................................................................34 Regierol ............................................................................................................34
2
8
Het kompas.................................................................................... 36 8.1 8.2 8.3
9
Toetsingskader .................................................................................................36 Voorzieningenbeleid..........................................................................................37 Subsidiebeleid...................................................................................................38
Uitvoeringsagenda........................................................................ 39 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
10.
Doorvertaling voorzieningen..............................................................................39 Uitgangspunten toepassen................................................................................39 Financiële plan- en sturingsinstrumenten ..........................................................39 Veranderende rol gemeente..............................................................................40 Tot slot ..............................................................................................................40
De Beleidsmonitor ..................................................................... 41
10.1 Meetbaar maken van beleid ..............................................................................41 10.2 De doelen en indicatoren ..................................................................................41 BIJLAGE 1 Overzicht van de uitgangspunten ..........................................................47 BIJLAGE 2 Trends en ontwikkelingen in sociaal-maatschappelijke voorzieningen ...49 1 Inleiding ....................................................................................................................49 2. Trends en doorkijken per beleidsterrein ....................................................................49 2.1 Onderwijs..............................................................................................................49 2.2 Kind en Jeugd.......................................................................................................51 2.3 Zorg ......................................................................................................................53 2.4 Welzijn ..................................................................................................................57 2.5 Kunst en Cultuur ...................................................................................................59 2.6 Sportvoorzieningen ...............................................................................................62
3
Voorwoord Met gepaste trots presenteren wij u de Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie. Hierin leggen we onze langetermijnambities op sociaal maatschappelijk gebied vast. Om Leiden te laten groeien en bloeien zoals de stad verdient, is een goede sociale structuur minstens zo belangrijk als huizen, wegen, parken en pleinen. Leiden heeft een enorm potentieel aan mensen, georganiseerd en ongeorganiseerd, die met passie met de gemeente meedenken: initiatiefrijke buurtbewoners, welzijnsorganisaties, ondernemers die de stad een warm hart toedragen, noem maar op. Dat is opnieuw weer gebleken uit het aanbod van diverse organisaties om mee te denken en werken tijdens de inspraakperiode. Van hun inbreng maken we graag gebruik. Het kernthema van deze visie is dan ook: ‘Uitgaan van de kracht van mensen’. Met deze sociaal-maatschappelijke structuurvisie bieden we iedereen de kans actief deel te nemen aan de maatschappij. Want ‘meedoen’ is heel belangrijk. Voor de samenleving als geheel, maar ook voor het individu; meedoen biedt perspectief. Als zelfstandig meedoen minder goed lukt, zorgen we voor ondersteuning. Deze ondersteuning is gericht op zelfredzaamheid en is niet vrijblijvend. We investeren in de aantrekkelijkheid van onze stad en in goed onderwijs op alle niveaus. Ook versterken we de arbeidsmarkt. Want alleen dán behouden we, en trekken we, voldoende goedopgeleide arbeidskrachten en blijven we een interessante vestigingsplaats voor (internationale) ondernemers. Uitgaan van de kracht van mensen betekent ook dat we onze eigen kracht als gemeente beter moeten benutten. We zien kansen in samenwerking op veler gebied en om daar optimaal gebruik van te maken, moeten we een nieuwe houding aannemen. We willen flexibeler zijn, minder bureaucratisch en een goede balans vinden tussen ruimte geven en controle houden. Bovendien mogen we wel wat meer lef tonen. Als iedereen meedoet, kunnen we veel bereiken. Inwoners, ondernemers, organisaties in stad, gemeenteraad en gemeentelijke organisatie, we nodigen u allen uit deze visie met enthousiasme uit te voeren. Denk mee, doe mee, laat van u horen. Samen brengen we het Leven in Leiden - nu en voor toekomstige generaties - op een hoger niveau. College van burgemeester en wethouders van Leiden
4
Samenvatting Voor u ligt de Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie 2025, Leven in Leiden. Dit is het sociale equivalent van de ruimtelijke Structuurvisie 2025 die we in 2009 hebben vastgesteld. Met deze Sociaal Maatschappelijke visie bieden we een kompas bij het maken van keuzes. Samen met de ruimtelijke structuurvisie is het een overkoepelend en toetsend kader voor al ons gemeentelijk beleid. Visie Leiden is een aantrekkelijke stad waar iedereen meedoet, door te werken, te leren of op een andere wijze; Iedereen telt mee. Dit sluit aan bij onze ambitie voor de stad die is verwoord in de stadsvisie Leiden, Stad van ontdekkingen. Bij het realiseren van deze visie gaan we uit van kracht. Leidend thema Op basis van onderzoek, analyses, trends en prognoses in de Staat van Leiden is het volgende uitgangspunt leidend: ‘Uitgaan van de kracht van mensen’. Iedereen heeft talent en kracht die zichtbaar en aanspreekbaar is. De wijze waarop, en de mate waarin mensen deze kracht (voor zichzelf en anderen) kunnen inzetten, is afhankelijk van verschillende factoren. Denk hierbij aan de levensfase waarin men verkeert, de gebeurtenissen die men overkomt (bijvoorbeeld een ziekte of scheiding), de beschikbare vrije tijd, het opleidings- of inkomensniveau dat iemand heeft. Leidse inwoners, ondernemers en instellingen zijn sterk betrokken bij de stad en willen hier ook een bijdrage aan leveren. Als gemeente willen en moeten we gebruik maken van deze kracht. We staan open voor initiatieven, faciliteren en geven ruimte aan experiment en talent. We zien dat het overgrote deel van onze inwoners zelfredzaam is. Zij zorgen voor zichzelf en hun directe leefomgeving en zijn vaak ook bereid zich in te zetten als mantelzorger of vrijwilliger. De mensen die onvoldoende zelfredzaam zijn, kunnen rekenen op ondersteuning. Deze hulp is gericht op het bevorderen van kracht. Om de kracht van inwoners, ondernemers en instellingen ook bij de voorbereiding van besluitvorming te benutten, zetten we sterker in op publieksparticipatie. Drie hoofdopgaven We werken met drie hoofdopgaven: • investeren in een aantrekkelijke stad, Leiden Stad van Ontdekkingen • versterken van de arbeidsmarkt • iedereen doet mee Deze drie hoofdopgaven zijn nevengeschikt. Ze zijn sterk met elkaar verbonden en liggen in elkaars verlengde. We moeten aan alle drie de hoofdopgaven werken, ze beïnvloeden elkaar en kunnen elkaar versterken. Leiden aantrekkelijke stad, stad van ontdekkingen Een aantrekkelijke stad die zich blijft ontwikkelen, biedt werkgelegenheid en andere mogelijkheden om zo veel mogelijk mensen mee te laten doen in de samenleving. Een aantrekkelijke stad ben je niet zomaar. De wereld is uiterst mobiel en de concurrentie tussen de steden gaat verder en wordt steeds heviger. Wij willen bij de top van Nederland blijven 5
horen. Dit betekent dat we investeren in mensen, onderwijs, bereikbaarheid, mogelijkheden voor ondernemers, de binnenstad, cultuur, huisvesting, leefbaarheid, groen en voorzieningen. Versterking arbeidsmarkt Leiden wil ook in een situatie van vergrijzing en ontgroening een goed functionerende arbeidsmarkt hebben. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van de stad en voor de ontwikkeling van onze inwoners. Om voldoende bedrijven voor de stad te behouden, moeten we zorgen voor voldoende arbeidskrachten. We trekken kenniswerkers en andere hogeropgeleiden naar de stad. Studenten en scholieren verleiden wij om in de stad te blijven en om hier te komen werken. We stimuleren ondernemers om ook mensen met een beperking in dienst te nemen. Met de juiste ondersteuning kunnen ook zij goed op de reguliere arbeidsmarkt functioneren. Samen met onze partners bevorderen we de aansluiting van het onderwijsaanbod op de arbeidsmarkt. Iedereen doet mee Het grootste deel van de Leidenaren redt zich goed. Zij hebben van instellingen of van onze gemeente geen ondersteuning nodig. Zij werken, leren of doen op een andere manier mee in onze maatschappij. Een klein deel van de mensen redt zich onvoldoende. Voor hen is er ondersteuning. De ondersteuning is zoveel mogelijk gericht op zelfredzaamheid, zelfregie en het versterken van een sociaal netwerk. Hulp is niet vrijblijvend. Wij organiseren een vangnet voor de zeer kwetsbare inwoners met meervoudige problemen die niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen. We maken in onze ondersteuning waar dat kan gebruik van de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers, evt. ondersteund of aangevuld met inzet van professionals. Leefbaarheid, sociale cohesie en het hebben van perspectief zijn essentieel voor het functioneren en de ontwikkeling van mensen. Samenwerking en veranderende rol Om optimaal te presteren werken we veel samen. We benutten de kracht van partners in de stad en van andere gemeenten in de regio. Die samenwerking met andere gemeenten is vooral gericht op de verdeling van voorzieningen, de uitwisseling van kennis en internationale profilering. Om in de rol van samenwerkingspartner effectief te zijn, moeten we richting geven, ruimte bieden, vertrouwen geven en verwerven, en lef tonen. Dat vraagt om een gemeentelijke organisatie die snel, proactief, meedenkend, wendbaar en weinig bureaucratisch is. Het kompas We vertalen deze Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie naar de praktijk met een toetsingskader dat leidend is voor ons handelen en beleid. Aan de hand van vijf stappen wegen we af op welke manier een nieuw initiatief of een nieuwe taak bijdraagt of bij kan dragen aan onze sociaal-maatschappelijke doelstellingen. Aan de hand daarvan besluiten we in hoeverre we aan voorzieningen of subsidies een bijdrage leveren. Effectiviteit, efficiëntie, maatwerk, anticiperen op toekomstige ontwikkelingen en sturen op resultaat zijn kernbegrippen in dit proces.
6
Uitvoeringsagenda Om verder uitvoering te geven aan de inhoud van deze visie investeren we in: 1. het doorvertalen van het voorzieningenbeleid dat aangeeft waar welke voorzieningen in de stad nodig zijn; 2. het toetsen van huidig beleid en het ontwikkelen van nieuw beleid op basis van het leidende thema en de hoofdopgaven met hun uitgangspunten; 3. verbetering van financiële plan- en sturingsinstrumenten; 4. onze veranderende rol. De komende jaren ontwikkelen we sociaal-maatschappelijk en ruimtelijk beleid nog meer in samenhang met elkaar. Beleidsmonitor We leggen vast met welke indicatoren we meten of we de doelen in deze visie realiseren.
7
1.
Inleiding 1.1
Aanleiding
Met een Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie leggen we onze langetermijnambities op sociaal maatschappelijk gebied vast. De behoefte om zo’n visie op te stellen, bestond in Leiden al enige tijd en werd steeds sterker. Dit heeft onder andere te maken met de aanhoudende bezuinigingen van het Rijk en demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing en ontgroening. Ook nieuwe taken, zoals de te verwachten Wet werken naar vermogen, decentralisaties op het gebied van Jeugdzorg en Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), en invoering van het nieuwe stelsel passend onderwijs1, vragen om een overkoepelende visie en prioriteitstelling. Bij de behandeling van de Structuurvisie 2009-2025 (RV 09.0130) heeft de gemeenteraad daarom besloten een langetermijnvisie op te stellen voor de sociale infrastructuur van Leiden.
1.2
Doel en werking
Deze Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie beschrijft onze ambities voor de sociale agenda van de stad tot 2025. We maken helder welke grote opgaven de komende 15 jaar spelen op sociaal maatschappelijk gebied en hoe we daar aan willen werken. Het is een overkoepelend en toetsend kader voor bestaand en nieuw beleid, en kan gebruikt worden als kompas bij het maken van keuzes. Bij het vaststellen van beleid hanteren we de in deze visie genoemde uitgangspunten. In de onderliggende beleidsstukken worden de uitgangspunten en vernieuwende werkwijze geconcretiseerd. Wanneer we de komende jaren afwegingen moeten maken over de inzet van middelen en capaciteit geven we de in deze visie genoemde hoofdopgaven (zie hoofdstuk 2 en verder) prioriteit. Deze Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie geeft ook richting aan het bepalen van het maatschappelijk voorzieningenniveau en de inrichting van onze subsidiestroom.
1.3
Relatie met andere beleidsstukken
De Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie valt onder de overkoepelende Stadsvisie: Leiden, Stad van ontdekkingen en staat naast de ruimtelijke structuurvisie, de Structuurvisie Leiden 2025.
Stadsvisie Leiden, Stad van ontdekkingen Hoe moet Leiden eruit komen te zien in 2030? Dat was de centrale vraag die in 2004 heeft geleid tot de Stadsvisie Leiden, Stad van ontdekkingen. De Stadsvisie in het kort: ‘Leiden heeft een lange historie als bolwerk van kennis en wil zich daarmee in de toekomst sterker gaan profileren. In de kennisstad draait het om onderwijs en onderzoek op alle niveaus. Tegelijkertijd zet Leiden ook in op andere kwaliteit: een aantrekkelijk historisch centrum, een prettige leefomgeving en goede voorzieningen.’ 2 De Stadsvisie zorgt voor veel enthousiasme bij de gemeentelijke organisatie en bij onze partners in de stad en men geeft er graag navolging aan.
1
Het kabinet werkt aan een nieuw stelsel waarin scholen de plicht krijgen een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. 2 Toekomstvisie in het kort; Leiden, Stad van ontdekkingen, juni 2004.
8
Inmiddels zijn diverse programma’s in lijn met de Stadvisie opgezet, zoals het programma Binnenstad en het programma Bereikbaarheid. In 2011 is afgesproken de Stadsvisie ‘op te frissen’. We actualiseren de cijfers uit deze visie en bekijken of aanscherping van de visie nodig is.
Structuurvisie Leiden 2025 Eind 2009 is de Structuurvisie Leiden 2025 vastgesteld. Hiermee wordt de Stadsvisie vertaald in ruimtelijke ambities. Deze structuurvisie geldt als toetsingskader voor nieuwe gebiedsvisies en bestemmingsplannen. In de Structuurvisie is aangegeven dat ‘Leiden zich met de regio Holland Rijnland in een vrije rol tussen de Noord- en Zuidvleugel verder ontwikkelt tot een sterke kennisstad waar het goed wonen is op het kruispunt van duinen, plassen en polders. Het is dan ook belangrijk om: de historische binnenstad te benutten; het Bio Science Park verder te ontwikkelen; de bereikbaarheid van Leiden te verbeteren; de groene en blauwe structuren rondom de stad te versterken en te verbeteren; de kansen die zich in het Stationsgebied en op de Waard voordoen te benutten om met wonen en werken een bijdrage te leveren aan de versterking van de kennisstad; behoedzaam om te springen met de gebieden die niet als ontwikkelingslocatie op de Structuurvisiekaart staan.’ 3
Twee structuurvisies: onderling verbonden De ruimtelijk structuurvisie en de Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie staan op hetzelfde niveau en zijn onderling met elkaar verbonden. De ‘hardware’ (stenen) en de ‘software’ (de mensen) kunnen immers niet zonder elkaar. Bijvoorbeeld: een aantrekkelijk woonmilieu heeft invloed op het gedrag van mensen. Of: als ergens nieuwe woningen worden gebouwd is het verstandig vanaf het begin rekening te houden met welke voorzieningen daar nodig zijn.
Basis voor nieuw beleid De twee structuurvisies zijn de basis voor nieuw beleid. Ook bestaand beleid wordt aan deze visies getoetst. In uitvoering zijn op dit moment verschillende nieuwe sectorale nota’s: de Cultuurnota, de Nota Wonen, de Economische visie en de Sportnota. De Jeugdnota en het Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning worden herijkt. Zie ook onderstaand schema:
Ontwikkelingsvisie 2030 “Leiden, Stad van Ontdekkingen
Ruimtelijke structuurvisie
Kadernota bereikbaarheid
3
Verder Kadernota Beleidsmet de openbare kader binnenstad ruimte vastgoed
Sociaal-maatschappelijke structuurvisie
Economische visie
Structuurvisie Leiden 2025, januari 2010.
9
Sport- Cultuur- Nota Beleidsplan nota nota Wonen WMO
Etc.
1.4
Totstandkoming visie
Bij de behandeling van de Structuurvisie 2009-2025 (RV09.0130) heeft de gemeenteraad besloten ook een langetermijnvisie op te stellen voor de sociale infrastructuur voor Leiden. Als voorbereiding hierop is de Staat van Leiden anno 2011 gemaakt. Dit document geeft een actueel beeld van Leiden met betrekking tot een aantal onderwerpen die van invloed zijn op de vitaliteit van de stad, zoals de inwoners, de sociale infrastructuur, de economie en arbeidsmarkt, en de woon- en leefomgeving. Daarnaast is ingegaan op ontwikkelingen en trends met betrekking tot deze onderwerpen. Tijdens het opstellen van deze visie hebben we op verschillende momenten contact gezocht met ‘de stad’. We hebben een aantal sleutelfiguren4 gesproken. We hebben bijeenkomsten gehouden met instellingen, de regio en inwoners. Hierin is de Staat van Leiden gepresenteerd. Tijdens één van die bijeenkomsten is met maatschappelijke partners en belangenorganisaties van gedachten gewisseld over de mogelijke hoofdopgaven van deze visie. Ook hebben we een advies ontvangen van de adviesraad Wmo Leiden. Na vaststelling van de visie door het college hebben we de visie aan de stad gepresenteerd en was het voor iedereen mogelijk op de visie te reageren. Omdat deze visie draait om de inwoners van Leiden leek het ons mooi om de stad door hun ogen te verbeelden. We schreven een fotoprijsvraag uit over het leven in Leiden en ontvingen ongeveer vijftig reacties. Hieruit zijn drie winnaars gekozen. De ingezonden foto’s gebruiken we als illustraties in de door de gemeenteraad vastgestelde visie.
1.5
Leeswijzer
Hoofdstuk 1, Inleiding. Hier kunt u in kort bestek lezen wat er in deze visie staat. Hoofdstuk 2. Hoofdopgaven Leven in Leiden. In dit hoofdstuk kijken we kort terug op de basis voor deze visie, de Staat van Leiden, en geven we het leidende thema en de drie hoofdopgaven van de visie aan. Hoofdstuk 3, Uitgaan van de kracht van mensen. Hier kunt u lezen hoe we tot ons leidend thema gekomen zijn en hoe we invulling geven aan dit centrale uitgangspunt. Hoofdstuk 4, 5, 6. Per hoofdopgave formuleren we de huidige situatie, trends en onze ambities. We sluiten af met de uitgangspunten die leidend zijn voor ons (toekomstig) beleid. Hoofdstuk 7, Samenwerking en veranderende rol. Hier kunt u lezen hoe we om onze doelstellingen te behalen, inzetten op samenwerking en werken aan onze veranderende rol in de samenleving. Hoofdstuk 8, Het kompas. Hier laten we u zien hoe de visie doorwerkt in ons beleid en presenteren we het toetsingskader dat we daarbij gebruiken. Hoofdstuk 9, Uitvoeringsagenda. In dit hoofdstuk beschrijven we op welke punten we als organisatie de komende jaren moeten inzetten om op de juiste manier invulling te geven aan deze visie. Hoofdstuk 10, De Beleidsmonitor. Tot slot presenteren we in het laatste hoofdstuk de doelen en indicatoren op basis waarvan de realisatie van deze visie gemonitord wordt. 4
De heren A. van Bochove, B. Noorlander, F. Vos, M. de Winter en M. Roumen.
10
2
Hoofdopgaven Leven in Leiden
De Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie heeft de naam Leven in Leiden gekregen. In dit hoofdstuk kijken we eerst kort terug op de basis voor deze visie, de Staat van Leiden, en geven we het leidende thema en de drie hoofdopgaven van de visie aan.
2.1
Korte terugblik Staat van Leiden
Voorafgaand aan en ter voorbereiding op de Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie onderzochten we de ‘staat’ van de stad. Het document de Staat van Leiden beschrijft de stand van zaken en trends en ontwikkelingen met betrekking tot de volgende onderwerpen: de Leidse inwoners, de sociale infrastructuur, wonen en leefomgeving, en economie en arbeidsmarkt. Hieronder geven we een korte samenvatting van deze Staat. We gaan in op de belangrijkste demografische ontwikkelingen en de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen en trends. Huishoudensverdunning Leiden kent een stabiel aantal inwoners met een relatief jonge en hoogopgeleide bevolking. Het inwonersaantal schommelde de afgelopen jaren tussen de 116.000 en 119.000. Voor 2030 schatten we het inwonersaantal op 118.300. We hebben te maken met huishoudensverdunning. De komende jaren neemt het aantal eenpersoonshuishoudens zeer sterk toe (met 17%). Er zijn dus meer woningen nodig voor het huisvesten van hetzelfde aantal mensen. Vergrijzing en ontgroening De landelijke trend van vergrijzing en ontgroening speelt ook in Leiden. In 2030 is circa 24% van de Leidse bevolking 65 jaar of ouder. Nu is dit nog 12%. Rond 2018 heeft Leiden meer 65+ dan 20- inwoners. Het aantal Leidenaren in studentenleeftijd blijft ongeveer gelijk. Het aantal Leidenaren onder de 20 jaar daalt naar 18% van het totale aantal inwoners.5 Percentages allochtonen en autochtonen De ontwikkeling naar meer allochtonen en minder autochtonen zet zich in de prognoses voort. In 2030 is bijna 31% van de Leidenaren van buitenlandse herkomst6: 17% is van nietwesterse herkomst en 14% is van westerse afkomst. 7 Stijgende lijn inkomens Wat betreft de inkomens van de Leidenaren zien we vanaf 2005 een stijgende lijn. Het gemiddelde inkomen ligt net iets onder het landelijk gemiddelde8. Dit komt doordat we relatief 5
het aantal 20- jarigen daalt van 24.400 (2011) naar 20.000 inwoners (2030) Iemand is van buitenlandse herkomst als minimaal één van zijn/haar ouders buiten Nederland is geboren; is de persoon zelf ook in het buitenland geboren dan is het volgens de definitie een allochtoon van de eerste generatie, is de persoon in Nederland geboren dan betreft het een allochtoon van de tweede generatie. 7 van Nederlandse herkomst 69,2% van niet-westerse herkomst, eerste generatie 9,3% van niet-westerse herkomst, tweede generatie 7,4% van westerse herkomst, eerste generatie 7,8% van westerse herkomst, tweede generatie 6,3% 6
8
in 2008 is het landelijk gemiddelde inkomen € 34.300,--. In Leiden is het gemiddelde inkomen € 33.400,-- (bron CBS Statline)
11
veel eenpersoonshuishoudens hebben. Leiden scoort iets hoger als we het besteedbare inkomen herleiden tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden waardoor een onderlinge vergelijking mogelijk is.9 Belangrijke maatschappelijke trends en ontwikkelingen individualisering; snelle technologische ontwikkelingen met name in de ICT; duurzaamheid; vervangende nieuwbouw; meer bureaucratisering en schaalvergroting; nadruk op controle (bijvoorbeeld handelingen vertalen in minuten in de thuiszorg); toenemend besef dat zowel staatsschulden als individuele schulden minder moeten worden; globalisering en internationalisering; lokalisering (als tegenreactie op globalisering); door elkaar heen lopen van werken, wonen en zorgen; toenemende verstrengeling van zorg, innovatie en commercie. Voor meer informatie hierover verwijzen wij graag naar de Staat van Leiden.
2.2
Visie
Leiden is een aantrekkelijke stad waar iedereen meedoet, door te werken, te leren of op een andere wijze; Iedereen telt mee. Dit sluit aan bij onze ambitie voor de stad die is verwoord in de stadsvisie Leiden, Stad van ontdekkingen. Bij het realiseren van deze visie gaan we uit van kracht.
2.3
Leidend thema en hoofdopgaven
Op basis van de gegevens uit de Staat van Leiden en diverse gesprekken hebben we voor deze Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie gekozen voor een leidend thema met daaronder drie hoofdopgaven. Leidend thema Het leidende thema bij het opstellen van deze visie is ‘uitgaan van de kracht van mensen’. Leidse inwoners, ondernemers en instellingen zijn sterk betrokken bij de stad en willen hier ook een bijdrage aan leveren. Als gemeente willen en moeten we gebruik maken van deze kracht. We staan open voor initiatieven, faciliteren en geven ruimte aan experiment en talent. We gaan ervan uit dat iedereen talent en kracht heeft die zichtbaar en aanspreekbaar is. De wijze waarop, en de mate waarin mensen deze kracht (voor zichzelf en anderen) kunnen inzetten, is afhankelijk van verschillende factoren. Denk hierbij aan de levensfase waarin men verkeert, de gebeurtenissen die men overkomt (b.v. een ziekte of scheiding), de beschikbare vrije tijd, het opleidings- of inkomensniveau dat iemand heeft. Hoofdopgaven We werken met drie hoofdopgaven: • investeren in een aantrekkelijke stad, Leiden Stad van Ontdekkingen • versterken van de arbeidsmarkt • iedereen doet mee 9
in 2008 is het landelijk gemiddeld gestandaardiseerd inkomen €23.900,--. In Leiden is dit inkomen €
24.300,--
12
Deze drie hoofdopgaven zijn nevengeschikt. Ze zijn sterk met elkaar verbonden en liggen in elkaars verlengde. We moeten aan alle drie de hoofdopgaven werken, ze beïnvloeden elkaar en kunnen elkaar versterken. Bijvoorbeeld: in een aantrekkelijke stad vestigen mensen zich graag, een groot arbeidspotentieel trekt vervolgens bedrijven en dat is goed voor de werkgelegenheid. En: meer banen betekent ook meer mogelijkheden voor mensen om zich te ontwikkelen en mee te doen in de maatschappij. In hoofdstuk 3 gaan we nader in op het leidende thema en in de hoofdstukken daarna op de drie hoofdopgaven. In hoofdstuk 9 leest u hoe onze visie doorwerkt in ons beleid en specifiek het voorzieningen- en subsidiebeleid.
13
3.
Uitgaan van de kracht van mensen
In dit hoofdstuk leggen we uit waarom ‘Uitgaan van de kracht van mensen’ het centrale uitgangspunt is van deze Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie Leven in Leiden 2025. Ook laten we zien hoe we invulling aan dat thema geven.
3.1
Aanleiding
De veranderende samenleving en de in Leiden zichtbaar aanwezige kracht van mensen brengen ons ertoe ‘Uitgaan van de kracht van mensen’ als leidend thema voor deze visie te kiezen. Veranderende samenleving Onze samenleving is de laatste jaren steeds complexer, sneller en individualistischer geworden. Aan de ene kant zien we mondige, zelfstandige inwoners met veel initiatief. Aan de andere kant is er nog altijd een kleine groep die niet in staat is zijn problemen zelfstandig op te lossen. Als gemeente hebben we te maken met een verschuiving van taken en verantwoordelijkheden. We krijgen meer taken overgeheveld van het Rijk en tegelijkertijd zijn we niet (meer) de enige partij die een antwoord geeft op lokale maatschappelijke vraagstukken. Soms geven inwoners of andere partijen antwoord en is dat antwoord veel beter dan dat van ons ooit zou kunnen zijn. We zetten ons in voor die vraagstukken die niet zonder onze steun door de samenleving opgepakt kunnen worden. Kracht in Leiden Het overgrote deel van onze inwoners is zelfredzaam en wil niet meer dat de overheid hen alles uit handen neemt. Integendeel: veel mensen willen juist liever zelf aan de slag. We zien betrokkenheid bij de stad en bij elkaar, ofwel de civil society10. Een paar voorbeelden: de oprichting van Stadslab in 200911 en de Stadsvisie Op weg naar een complete Stad van de commissie Stadsbreed Ondernemersfonds Leiden. Veel mensen in Leiden zetten zich in als vrijwilliger in bijvoorbeeld een vereniging of mantelzorger.
3.2
Uitwerking
Uitgaande van de kracht van mensen en het vergroten van die kracht, zetten we in op onderwijs en het bevorderen van talentontwikkeling, het bevorderen en ondersteunen van vrijwilligerswerk en mantelzorg, en publieksparticipatie. Daar waar geen of te weinig kracht is, bieden we hulp, gericht op het versterken van de eigen kracht.
3.3
Hulp waar hulp nodig is
We vinden het van belang expliciet in te gaan op de vraag: wat als er geen of te weinig kracht aanwezig is? In Leiden krijgen degenen die minder goed voor zichzelf kunnen zorgen de hulp die zij nodig hebben. Juist door de in de samenleving aanwezige kracht te benutten, kunnen we of anderen op de plekken waar wél ondersteuning nodig is deze ook bieden.
10
Het maatschappelijk middenveld, samenwerkingsverbanden die zich situeren naast de overheid en naast de op winst gerichte economische actoren. De civil society kan een rol spelen bij maatschappelijke vraagstukken die de markt of de overheid niet wil of kan oplossen. 11 Een groep professionals en geïnteresseerde inwoners van Leiden die zich belangloos inzet om onze stad Leiden bruisender, innovatiever, cultureler en spannender te maken.
14
Deze ondersteuning is, ook weer denkend vanuit kracht, zo veel mogelijk gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid. We stimuleren mensen de regie in eigen hand te houden en streven naar hulp die zo dicht mogelijk bij het eigen sociale netwerk staat. We zorgen voor bereikbare voorzieningen en sluitende aanpakken voor de zeer kwetsbaren.
3.4
Talentontwikkeling
Met de Stadvisie Leiden, Stad van ontdekkingen hebben we de ambitie uitgesproken de stad te blijven ontwikkelen met kennis als uitgangspunt. Dat vraagt om allerhande investeringen. Niet alleen in gebouwen, bedrijven, kantoorlocaties en infrastructuur, maar ook in mensen, onderwijs, sfeer, cultuur en netwerken waar inspiratie en samenwerking kan ontstaan. Het gaat in het bijzonder om investeringen in talent. Het ontwikkelen van talent - op elk niveau is daarnaast van belang voor de arbeidsmarkt en voor sociale mobiliteit. Een recent advies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling12 bevestigt dit. In 2005 heeft het toenmalige College in het rapport Talentenstad Leiden elf succesfactoren benoemd waarmee talent ontdekt kan worden en tot volle wasdom kan komen.13 Er lopen diverse projecten (gericht op verschillende opleidingsniveaus) die kinderen de kans geven hun talent te ontdekken, zoals het Technolab, het Junior Sciencelab en Talent on Playground14. Ook zijn er projecten die leerlingen helpen hun talenten verder te ontwikkelen zoals het hoogbegaafden onderwijs (Bright Kids), de Kopklas, de Weekendklas en het MKBadoptieproject. De aandacht voor het bevorderen van talent lijkt de laatste tijd echter wat op de achtergrond te zijn geraakt. We bekijken of we samen met onze partners talentontwikkeling meer kunnen stimuleren.
3.5
Vrijwilligers en mantelzorgers
Steeds meer mensen in Leiden doen aan vrijwilligerswerk. Bijna vier op de tien Leidenaren zetten zich op die manier in voor anderen.15 Landelijk ligt dit cijfer lager. De meeste vrijwilligers zijn actief bij een sportvereniging. Overige organisaties waar men zich voor inzet zijn belangenorganisaties, de kerk en zorg- en dienstverlenende organisaties. In Leiden leverde in 2009 ongeveer 20% van de inwoners minder of meer intensief mantelzorg16. Deze vorm van hulp onderscheidt zich van vrijwilligerswerk doordat er sprake is van een persoonlijke band met degene die zij verzorgen. Doordat zorgbehoevenden steeds vaker buiten instellingen wonen en ouderen steeds langer zelfstandig blijven wonen, neemt de vraag naar mantelzorg in de toekomst toe. Het doen van vrijwilligerswerk en het bieden van mantelzorg is niet alleen vanuit economisch oogpunt belangrijk17, het levert ook een grote sociale bijdrage aan de maatschappij. Deze informele inzet legt verbindingen en zorgt ervoor dat meer mensen mee kunnen blijven doen in de samenleving.
12
Nieuwe ronde, nieuwe kansen, Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, april 2011. rapport Talentenstad Leiden, 2005. 14 Talenten uit de wijk stimuleren kinderen uit de eigen wijk. 15 Stadsenquête Leiden 2010, Gemeente Leiden, juli 2010. 16 Mantelzorgers zorgen langdurig en onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Zij geven zorg omdat ze een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen. 17 In Nederland verrichten vier tot vijf miljoen burgers gezamenlijk zo’n 20 miljoen uur vrijwillige inzet per week. Dat is ruim 1 miljard uur of ongeveer 600.000 fulltime arbeidsplaatsen per jaar. 13
15
Wij zetten ons in om vrijwilligers te werven en ondersteunen vrijwilligers- en mantelzorgorganisaties. Bijvoorbeeld door in te zetten op goede ‘matching’, scholing en het verstevigen van het ondersteuningsaanbod.
3.6
Publieksparticipatie
In het Bestuursakkoord 2010 Samen Leiden is afgesproken dat (organisaties van) inwoners vanaf het begin invloed kunnen hebben op de planvorming van de gemeente. Een goed voorbeeld hiervan is de manier waarop de Cultuurnota in 2011 tot stand is gekomen. Voordat de nota werd opgesteld, zijn inwoners, culturele partners op verschillende manieren (waaronder via de sociale media) betrokken. Met een goed participatietraject kunnen we ons beleid beter laten aansluiten bij de behoeften. Dit geldt voor burgerparticipatie breed maar ook specifiek voor cliëntparticipatie. We noemen dit onderwerp expliciet omdat we de komende jaren meer zorgtaken krijgen. Juist voor deze nieuwe taken is het van belang gebruik te maken van ervaringsdeskundigen. Door publieksparticipatie verbreden we bovendien het draagvlak voor ons beleid en vergroten we het vertrouwen in de politiek. Heldere verwachtingen over de hoeveelheid invloed zijn daarbij van belang. We scheppen de juiste verwachtingen door duidelijk te communiceren over de aard van de participatie.18 We werken uit hoe we inwoners nog meer kunnen laten participeren en hoe we die participatie verder vorm kunnen geven. Jongeren Speciale aandacht hebben we voor het betrekken van de jeugd bij zo veel mogelijk aspecten van de maatschappij. We betrekken jongeren bij het maken van beleid en laten hen helpen bij het organiseren van vrijetijdsactiviteiten. In Leiden kennen wij nu onder andere het Leidse Jeugdpanel19, King for a day20 en het Leidse Jeugd- en Jongerenwerk21.
3.7
Civil society
Tussen markt en staat bevinden zich in elke samenleving heel veel verschillende vormen waarin mensen samenwerken. Dat brede scala aan activiteiten, organisaties en informele verbanden valt onder de noemer civil society. De meest gangbare vertaling van civil society is ‘maatschappelijk middenveld’. Hieronder vallen onder meer kerken, vakbonden, buurtcomités, sportverenigingen en maatschappelijke organisaties. Civil society verenigt de inzet en betrokkenheid van mensen om zaken in (hun eigen) leefomgeving te verbeteren of in stand te houden. Het maatschappelijk middenveld kan hierdoor een rol vervullen die anders en aanvullend is op de rol van markt en overheid. We willen de organisatie en rol van de civil society op gang brengen en in stand houden. Dit doen we door mensen indien nodig te faciliteren in hun ontmoeting met elkaar (b.v. door inrichting van openbare ruimte, of het organiseren van activiteiten). Ook stimuleren we hen om zich in te zetten voor elkaar. Daarnaast betrekken we de civil society nadrukkelijk bij de het oplossen van vraagstukken. Daar waar de civil society (nog) niet krachtig of toereikend, is heeft de overheid een rol. 18
We maken daarbij gebruik van de participatieladder, die onderscheid maakt tussen informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen. 19 Voor het Leidse Jeugdpanel hebben zich ruim 700 jongeren opgegeven. 20 King for a day verstrekt microkredieten aan jongeren met eigen initiatief en verzorgen adviessessies. 21 Het Leidse Jeugd- en Jongerenwerk richt zich op jongeren vanaf 10-15 jaar en 16+. Uitgangspunt hierbij is de participatie en de zelfwerkzaamheid van de jongeren. Jongeren organiseren allerlei activiteiten en hebben een rol in het sportjongerenwerk en in Talent on Playgrounds.
16
3.8
Uitgangspunten
De kracht van mensen is het leidende thema in ons beleid. We hanteren daarbij de volgende uitgangspunten: 1. Iedereen werkt, leert of participeert in de samenleving. Mensen die zich onvoldoende redden, krijgen ondersteuning. De ondersteuning is zoveel mogelijk gericht op zelfredzaamheid, zelfregie en het versterken van een sociaal netwerk. Hulp is niet vrijblijvend. 2. Talentontwikkeling hoort bij Leiden, Stad van ontdekkingen. We bieden kansen aan onderwijs op alle niveaus en talentontwikkeling. 3. Vrijwilligers en mantelzorgers zijn belangrijk voor onze maatschappij. Wij zetten ons in om vrijwilligers te werven en ondersteunen mantelzorgers, vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. 4. Een goed participatietraject is noodzakelijk om mensen vanuit hun kracht bij gemeentelijke planvorming te betrekken. 5. We vinden het belangrijk dat jongeren actief deelnemen aan de maatschappij kunnen meedenken over ons beleid. 6. We willen de civil society ruimte bieden. We stimuleren mensen zich voor elkaar in te zetten o.a. door ontmoeting te faciliteren.
17
4 Leiden, aantrekkelijke stad, stad van ontdekkingen Deze visie werkt uit hoe we vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt invulling kunnen geven aan de stadsvisie Leiden, Stad van ontdekkingen. Het is dan ook logisch dat de uitgangspunten van de stadsvisie ook in deze Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie zijn terug te vinden. Bovendien biedt een aantrekkelijke stad die zich blijft ontwikkelen werkgelegenheid en andere mogelijkheden om zo veel mogelijk mensen mee te laten doen in de samenleving. In dit hoofdstuk schetsen we hoe we ook in de toekomst die aantrekkelijke stad kunnen zijn. Sommige van onze unique selling points vereisen nauwelijks extra inspanning, andere des te meer. De wereld is uiterst mobiel en de concurrentie tussen de steden gaat verder en wordt steeds heviger. Wij willen bij de top van Nederland blijven horen. Dit betekent dat we blijven investeren in mensen, onderwijs, bereikbaarheid, de binnenstad, cultuur, studentenhuisvesting, groen en voorzieningen.
4.1
Huidige situatie
Mensen wonen prettig in een plaats waar geschikte woningen zijn en een goede leefomgeving is met voldoende voorzieningen. Op een plek waar het veilig is, waar steeds wat te doen en te zien is, waar ze elkaar kunnen ontmoeten, in een gemeente waarover ze met trots kunnen spreken en van waaruit andere belangrijke plaatsen makkelijk te bereiken zijn. Leiden heeft dat allemaal te bieden. In de woonaantrekkelijkheidsindex22 van de 50 grootste steden van Nederland staat Leiden op de 9e plaats.23 Wat opvalt is dat Leiden vooral een grote aantrekkingskracht heeft op hoogopgeleide en creatieve inwoners. Dat verklaren we door de aanwezigheid van de universiteit, de mooie historische binnenstad en de vele (culturele) voorzieningen in de stad. Ook de gunstige ligging ten opzichte van concentraties werkgelegenheid enerzijds en de Noordzeekust anderzijds draagt daaraan bij.24 Verder zijn de kwaliteit van het onderwijsaanbod, de concentratie van kennis en mogelijkheden op het gebied van zorg en de concentratie van kennisinstituten op het gebied van levenswetenschappen pluspunten voor Leiden. De aantrekkelijkheid van onze stad kunnen we nog verbeteren door: het verbeteren van de bereikbaarheid en toegankelijkheid; het versterken van de kenniseconomie; meer samenwerking met de regio; verbetering van de woningvoorraad (renovatie bestaande voorraad, bouwen voor middeninkomens en hogere inkomens); uitbreiding van het winkelaanbod (meer mode, meer luxe winkels en winkels waarin je iets kunt ‘beleven’); verbetering van de leefbaarheid in zijn algemeenheid, met name in wijken waar de leefbaarheid minder goed is (zie ook hoofdstuk 6);
22
De woonaantrekkelijkheidsindex bestaat uit de volgende indicatoren: kwaliteit van woningen, een historische binnenstad, het cultuuraanbod, de nabijheid van natuur, de goede bereikbaarheid van banen en veiligheid. 23 Atlas voor gemeenten 2011, Marlet 24 Stadsfoto Leiden 2008 Atlas voor gemeenten
18
-
-
versterking van de groep mensen die niet zo goed meekomt, vanwege werkloosheid, lage opleiding, gebrekkige taalbeheersing, armoede, een slechte gezondheid, beperking, handicap of ouderdom; meer gebruik te maken van de aanwezige talenten; het zichtbaarder maken van het culturele aanbod; sportvoorzieningen in betere conditie te brengen; verbetering van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt; betere samenwerking/profilering met andere steden, hierdoor krijgt Leiden een meer internationale uitstraling; zorg te dragen voor een groene leefomgeving.
4.2
Trends
Gelijkblijvend inwonersaantal Eerder gingen wij nog uit van groeiscenario’s voor wat betreft het inwonersaantal. Tegenwoordig houden wij rekening met een gelijkblijvend inwonersaantal. Wel heeft de Leidse bevolking in de toekomst een andere samenstelling: meer ouderen, minder jongeren en meer allochtonen (zie ook 3.1). Ook zien we meer eenpersoonshuishoudens. De vergrijzing en de stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens hebben consequenties voor onze woningvoorraad en voor onze (culturele) voorzieningen. Werk volgt wonen en brengt welvaart In steden waar mensen graag willen wonen, neemt ook de werkgelegenheid toe. Dit zorgt voor welvaart: als er werk is, daalt de werkloosheid en stijgen de inkomsten van inwoners en gemeente. Dit vergroot op zijn beurt weer de aantrekkelijkheid van de stad. Voor de ontwikkeling van Leiden en de (Leidse) regio is het van belang dat de economie zich goed ontwikkelt. Wij zien daarin veel kansen voor de kennisindustrie. We dragen bij aan de ontwikkeling van deze sector door een goed vestigingsklimaat te scheppen voor studenten en (internationale) hogeropgeleiden. Aangezien hoog gekwalificeerd werk laag gekwalificeerd werk genereert, werken we zo ook aan de werkgelegenheid voor lageropgeleiden. Voor de concurrentiepositie van steden speelt ook cultuur een belangrijke rol. Steden met een groot en gevarieerd cultuuraanbod zijn over het algemeen ook de populaire woonsteden. Hoogopgeleide mensen vestigen zich daar waar cultuur aanwezig is. Arbeidspotentieel onder druk Door demografische ontwikkelingen staat het arbeidspotentieel onder druk. Er komen minder mensen beschikbaar op de arbeidsmarkt en er is een groeiende strijd tussen steden om bedrijven binnen te halen en te houden. Met name kennisbedrijven verhuizen relatief makkelijk en zijn afhankelijk van (jonge en hoogopgeleide) werknemers. Het hebben van goed onderwijs is dus van cruciaal belang voor de vestiging van deze bedrijven. Vermenging van functies We zien dat kleine zelfstandigen, en steeds vaker ook grotere bedrijven, meer en meer behoefte hebben aan een inspirerende werkomgeving, zoals een historische binnenstad. Dit gaat ten koste van de behoefte aan aparte kantoor- of bedrijfslocaties. Maar steden met historische centra ontwikkelen zich niet automatisch tot economische hotspots. Voorwaarde is dat een binnenstad goed bereikbaar is. Ook laagdrempelige gelegenheden waar mensen elkaar kunnen vinden om ideeën uit te wisselen, zaken te doen of samen te werken (Third places) zoals bedrijfsverzamelgebouwen à la Nieuwe Energie zijn van belang.
19
Vaak vindt de uitwisseling van ideeën en het zaken doen ook plaats in horecagelegenheden met wifi-hotspots; traditioneel gescheiden functies als werken en horeca vervlechten zich. Het is dan ook nodig om het ruimtelijk economische beleid hieraan aan te passen.
Economische crisis De economische crisis heeft langdurige effecten op de financiële mogelijkheden van de gemeente en haar partners, zoals corporaties, ontwikkelaars en welzijnsinstellingen. Een van de gevolgen hiervan is dat we in de stad leegstand van kantoor- en winkelpanden zien. Dit willen we zo veel mogelijk voorkomen. Als er leegstand is op een ‘strategische plek’, proberen we het leegstaande pand een andere (tijdelijke) functie te geven, zodat het weer een aanwinst voor de stad wordt. We zijn ons er wel van bewust dat onze beïnvloedingsmogelijkheden hiertoe beperkt zijn. Groot aantal westerse allochtonen We hebben een opvallend groot aantal westerse allochtonen in Leiden wonen. Volgens de prognoses groeit deze groep de komende jaren.
4.3
Ambities
We willen aantrekkelijk zijn voor verschillende (toekomstige) doelgroepen: onze inwoners, ondernemers en instellingen, werknemers van bedrijven en instellingen, en bezoekers Hieronder laten we zien hoe we deze ambities per doelgroep kunnen verwezenlijken. Inwoners Voor onze inwoners werken we aan aantrekkelijke woonmilieus in een veilige omgeving met een goede fysieke en sociale infrastructuur25. Ondernemers en instellingen We kunnen onze aantrekkelijkheid voor ondernemers en instellingen vergroten door in te zetten op betaalbare en aantrekkelijke laagdrempelige, flexibele huisvesting, en de aanwezigheid van voldoende personeel (versterken van de kenniseconomie). Ook de aanwezigheid van een glasvezelnetwerk draagt hieraan bij. We zorgen bovendien voor een goed bereikbare en doorgaanbare stad, waar voldoende mogelijkheden zijn voor het uitwisselen van kennis (Third Places) en voor zakelijk ontmoetingen in horecagelegenheden. Wij maken graag gebruik van de bereidheid van de ondernemers om mee denken over het stimuleren van talentontwikkeling en ondernemerschapvaardigheden. Werknemers van bedrijven/instellingen: Werknemers die nog niet in Leiden wonen, willen we verleiden om te verhuizen. Dat betekent dat we naast de punten die hierboven zijn genoemd onder het kopje Inwoners ook blijven werken aan de beschikbaarheid van woningen, de uitstraling van de stad, het cultuuraanbod en een goede bereikbaarheid van strand en natuur. Bezoekers Onze aantrekkelijkheid voor bezoekers vergroten we door te werken aan de uitstraling van de stad, aan onze bereikbaarheid en aan het cultuur- en winkelaanbod. 25
Een goede sociale infrastructuur betekent dat we een goed sociaal leefklimaat hebben met voldoende voorzieningen van goede kwaliteit op de juiste afstand (o.a. kinderopvang, onderwijsaanbod, sport, cultuur).
20
Dit kan niet zonder investeringen in tijd, geld en moeite. Het gaat om gemeentelijke investeringen, maar ook investeringen van onze partners, ondernemers, instellingen en inwoners.
4.4
Uitgangspunten
Het investeren in een aantrekkelijke stad is één van de drie manieren waarop we antwoord geven op onze sociaal-maatschappelijke vraagstukken. Bij de verdere uitwerking van dit speerpunt kiezen we voor de volgende uitgangspunten: 1. Kennis, innovatie en experiment hangen met elkaar samen. Ons beleid is gericht op het stimuleren en faciliteren hiervan. 2. Hoogopgeleiden en bedrijven komen af op een stad met een internationaal georiënteerd kennisimago, op een vindplaats van talenten en innovatie. Ons onderwijsbeleid sluit hierop aan. 3. Goede culturele voorzieningen, die zichtbaar zijn, zijn essentieel voor een aantrekkelijke stad, het versterkt de levendigheid en de identiteit. Het culturele aanbod is expliciet ook aantrekkelijk voor studenten, kenniswerkers en hogeropgeleiden. Hierbij wordt rekening gehouden met het grote aantal internationale studenten en expats. 4. Voorzieningen moeten aansluiten bij de behoeften van de inwoners van Leiden. Het aanbod wordt meer vraaggestuurd. 5. De stad is een visitekaartje en is dus schoon, mooi en esthetisch opvallend. De stad beschikt over een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en voldoende groen. Het is prettig om buiten te zijn en de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte is groot en nodigt uit tot ontmoeting. 6. Een aantrekkelijke stad is bereikbaar, toegankelijk en doorgaanbaar. Er is voldoende parkeergelegenheid. 7. Onze woningbouwopgave sluit aan bij onze Stadsvisie Leiden Stad van ontdekkingen. Dit uitgangspunt wordt uitgewerkt in de Nota Wonen. 8. We verbeteren de leefbaarheid in wijken waar die minder goed is. 9. De stad is een natuurlijke habitat voor bedrijven. Wij sluiten aan bij vragen en kansen uit het bedrijfsleven. We richten ons vooral op de kenniseconomie. 10. Een van de aantrekkelijkste steden van Nederland vervult haar centrumpositie met verve en werkt goed samen met de regio en in andere samenwerkingsverbanden.
21
5
Het versterken van de arbeidsmarkt
Leiden wil ook in een situatie van vergrijzing en ontgroening zorgen voor een goed functionerende arbeidsmarkt. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van de stad en voor de ontwikkeling van onze inwoners. Werk verschaft mensen een inkomen en biedt hen kansen om zich verder te ontwikkelen en nieuwe sociale contacten te leggen. Het inkomen is van belang omdat het mensen in staat stelt om onafhankelijk te kunnen zijn, maatschappelijke activiteiten te ondernemen en sociale netwerken te onderhouden. Om voldoende bedrijven voor de stad te behouden, moeten we zorgen voor voldoende arbeidskrachten. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we dat, aanvullend op de punten die in hoofdstuk 4 al aan de orde zijn gekomen, realiseren.
5.1
Huidige situatie
Arbeidsparticipatie De netto arbeidsparticipatie ligt in Leiden iets hoger dan het landelijk gemiddelde: 69% in Leiden ten opzichte van 68% landelijk.26 De arbeidsparticipatie van vrouwen is in Leiden hoger dan gemiddeld; 66% ten opzichte van 60 % landelijk. Stijging aantal banen De afgelopen jaren is het aantal banen in Leiden met 11,6% toegenomen tot ruim 58.000 banen. De zorgsector zorgt voor de grootste stijging. Daarna volgen ‘overige dienstverlening’ en ‘industrie’. Beroepsbevolking ontleed De potentiële beroepsbevolking27 omvat in 2011 ruim 85.000 personen; ongeveer 57.000 hiervan werken. In Leiden worden aan de beroepsbevolking circa 8.800 uitkeringen verstrekt (WW, WAO, WIA, WAJONG en bijstand).28 Rond de 1.000 Leidenaren hebben een dienstverband ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening. 29 De overige niet-werkende leden van de beroepsbevolking studeren of zijn niet-werkend zonder uitkering. Breed en goed onderwijsaanbod We hebben in Leiden een onderwijsaanbod dat een kennisstad past; het is breed en van goede kwaliteit. Dit is een belangrijke bouwsteen voor de stad, want het behalen van een diploma (startkwalificatie) vergroot de kans op het vinden van een baan en verlaagt de kans op bijvoorbeeld criminaliteit en een uitkering. Arbeidspotentieel Jaarlijks komen duizenden jongeren in Leiden wonen om te studeren aan de universiteit of de hogeschool. De grote groep leerlingen van de ROC’s mogen we daar nog bij optellen. Dit is een fantastisch toekomstig arbeidspotentieel.
26
zie De Staat van Leiden, hoofdstuk 2.4 arbeidsparticipatie, Leiden, april 2011. potentiële beroepsbevolking: alle personen gerekend met een leeftijd van 15 tot en met 64 jaar. 28 Zie De Staat van Leiden, hoofdstuk 5, april 2011. 29 Het aantal van 1.000 Leidenaren is geheel afhankelijk van de bijdrage die het rijk beschikbaar stelt. Het rijk stelt dit bedrag jaarlijks vast en kan sterk wisselen. 27
22
Voortijdige schoolverlaters Meer dan 300 jongeren per jaar stoppen voortijdig met school. Deze jongeren hebben geen startkwalificatie30 en zijn daarmee onvoldoende opgeleid om goed aan het werk te kunnen gaan en blijven. Belangrijke oorzaken hiervan zijn een verkeerde opleidingskeuze, persoonlijke omstandigheden (thuissituatie) en geen binding met school.
5.2
Trends
Daling potentiële beroepsbevolking In Leiden en omgeving (Holland Rijnland) daalt de potentiële beroepsbevolking tussen 2011 en 2030 flink, namelijk met ongeveer 7%. Dit is te wijten aan de vergrijzing en ontgroening. In Leiden daalt de potentiële beroepsbevolking van ruim 86.000 mensen naar circa 76.000 in 2030. Hierdoor ontstaat mogelijk een tekort aan arbeidskrachten. Op dit moment is circa 12% van de Leidse bevolking 65 jaar of ouder. In 2030 is dat 24%. Daarnaast is de verwachting dat door bezuinigingen op kinderopvang de arbeidsparticipatie daalt. Internationale oriëntatie De kenniseconomie zorgt voor veel werkgelegenheid in Leiden. We koesteren en stimuleren dit, onder andere met het programma ‘Leiden Kennisstad’. Daarbij realiseren we ons dat de kenniseconomie een internationale markt heeft. We profileren ons daarom beter op deze markt, vaak in samenwerking met andere steden (bijvoorbeeld Medical Delta). We houden, met name als het gaat om onderwijs en cultuur, rekening met het feit dat een steeds groter deel van de inwoners van Leiden bestaat uit hoogopgeleide mensen met verschillende nationaliteiten. Op wereldniveau verschuift het zwaartepunt van de economie naar het (verre) oosten. Dit kan leiden tot een grotere behoefte aan meertalig onderwijs en een toenemende interesse voor Asian studies. Tekorten Er zijn groeiende tekorten aan beroepskrachten op mbo-niveau 3 en 4 in alle sectoren, en aan leerlingen die de technische/science kant kiezen (beginnend in het vmbo)31. Daarnaast zien we in de toekomst een groot tekort ontstaan aan werknemers in de zorg en in het onderwijs in z’n algemeenheid. Deze tekorten remmen de groei van de economie en de ontwikkeling van de stad en regio. Door het gebrek aan leerlingen dat op het vmbo de technische of science kant kiest, lopen we zelfs het risico dat in onze stad de technische opleidingen in het vmbo verdwijnen. Als gevolg daarvan kunnen ook die opleidingen in het mbo onder druk komen te staan. De projecten Technolab en Junior Sciencelab zijn erop gericht de belangstelling voor techniek en science te vergroten en talent in die richting te ontwikkelen. Meer mensen doen mee Re-integratie neemt binnen DZB Leiden een steeds prominentere plek in. Mensen werken steeds meer buiten de poorten van het Sociale Werkvoorzieningenbedrijf (van binnen naar buiten). De groep ‘SW-ers’ die beschut blijft werken op locatie (de sociale werkplaats) wordt kleiner. De problematiek binnen deze groep wordt lastiger.
30 31
startkwalificatie: diploma op tenminste niveau van mbo niveau 2, havo of vwo. Foto Arbeidsmarkt, Blauwberg 2008.
23
5.3
Ambities
Verkleinen kloof vraag en aanbod arbeidsmarkt Voor een goed functionerende arbeidsmarkt is samenwerking tussen de drie o's, ondernemers, onderwijs en overheid, noodzakelijk. We zetten ons samen met de regio in om de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verkleinen. Als centrumgemeente hebben we hierbij een belangrijke agenderende en verbindende rol. We creëren hiervoor, samen met de regiogemeenten, gunstige randvoorwaarden. Iedereen een startkwalificatie Wij willen dat iedere schoolverlater een startkwalificatie heeft, zodat iedereen kan (blijven) meedoen op de arbeidsmarkt. Langzamerhand zien wij in het aantal voortijdig schoolverlaters een lichte daling. Inzet op dit thema, zeker in een kennisintensieve stad als Leiden, blijft zeker belangrijk. Er lopen dan ook diverse regionale en lokale projecten om het behalen van een startkwalificatie te stimuleren. Een andere manier om hier aan bij te dragen, is ook door het bevorderen van een stabiele thuissituatie en van goede communicatie tussen school en thuis. Voorbeelden hiervan zijn: het aanbieden van opvoedingsondersteuning, schoolmaatschappelijk werk en het werken binnen scholen met zorgadviesteams te stimuleren. Huisvesting voor arbeidspotentieel De duizenden jongeren die jaarlijks in Leiden komen wonen om te studeren en de grote groep leerlingen van de Leidse ROC´s behouden we ook na afronding van hun opleiding graag voor onze stad en onze arbeidsmarkt. Wij zetten ons daarom extra in voor geschikte huisvesting voor studenten en pas afgestudeerden. Om Leiden als woonplaats interessant te houden, geven we ook op cultureel gebied voldoende aandacht aan deze groep (zie ook hoofdstuk 4). Ook mensen met een beperking werken De (aankomende) krapte op de arbeidsmarkt vraagt erom al het arbeidspotentieel beter te benutten. Mensen met een beperking32 willen en kunnen met de juiste ondersteuning goed op de reguliere arbeidsmarkt functioneren. Aangezien er ook mensen zijn die vanwege een lichamelijke en of verstandelijke handicap geen startkwalificatie kunnen halen, geven wij ook aandacht voor aansluiting van het voortgezet speciaal onderwijs op de arbeidsmarkt. We stimuleren ondernemers om mensen met een beperking in dienst te nemen. Een van de instrumenten die we daarvoor inzetten, zijn onder andere loondispensatie33 en het bieden van begeleiding (bijvoorbeeld zorgen voor een goede match tussen werkgever en werknemer). Hier ligt een belangrijke taak voor het Werkplein.34.
32
verstandelijk, psychisch en/of fysiek, de doelgroep van de Wet werken naar vermogen en de Wet sociale werkvoorziening 33 Loondispensatie is een middel dat gemeenten kunnen inzetten (na de inwerkingtreding van de Wet werken naar vermogen) voor mensen die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen. 34 Het Werkplein is een samenwerkingsverband tussen UWV en de gemeente op het gebied van werk en inkomen.
24
5.4
Uitgangspunten
Het versterken van de arbeidsmarkt is een van de drie manieren waarop we antwoord geven op onze sociaal-maatschappelijke vraagstukken. Bij de verdere uitwerking van dit speerpunt kiezen we voor de volgende uitgangspunten: 1. Leiden is een kennisstad. We zijn er trots op dat wij goed en breed dekkend onderwijs hebben. Dit houden we zo. 2. We stimuleren waar mogelijk de arbeidsparticipatie van de hele beroepsbevolking, inclusief mensen met een beperking. 3. Randvoorwaarden en voorzieningen die dit mogelijk maken, zoals goede kinderopvang, zijn essentieel. We stimuleren of faciliteren, zodat anderen dit kunnen realiseren. 4. We blijven studenten en net-afgestudeerden aan de stad binden. Het woon- en cultuurbeleid ondersteunen dit. 5. We stimuleren de kenniseconomie en spelen mee op een internationale markt. We zorgen daarom dat we ook een aantrekkelijke woon- en werkstad zijn voor expats en internationale kenniswerkers. 6. Het onderwijs sluit aan op de arbeidsmarkt. Wij gaan hiervoor in overleg met de schoolbesturen en werkgevers en stimuleren hun onderlinge samenwerking. 7. Jongeren hebben minimaal een startkwalificatie voor op de arbeidsmarkt. We ondersteunen/stimuleren jongeren om niet uit te vallen, langer door te leren en opleidingen te kiezen waar vraag naar is op de arbeidsmarkt.
25
6
Iedereen doet mee
Het is belangrijk dat mensen kunnen meedoen in de maatschappij. Door te werken, te leren of op een andere manier actief te zijn. Dat geeft mensen perspectief. Daarnaast is het ook voor de samenleving zelf van belang dat zo veel mogelijk mensen meedoen. Het grootste deel van de Leidenaren dóet mee en heeft daarbij van instellingen of van ons geen ondersteuning nodig. Een klein deel van de mensen kan zich (tijdelijk) onvoldoende redden. Zij krijgen de ondersteuning die zij nodig hebben. In dit hoofdstuk werken we dit nader uit.
6.1.
Huidige situatie
De meeste mensen redden zich goed Het grootste deel van de Leidenaren redt zich goed. Zij verlangen van de gemeente dat die zich inzet voor veiligheid, leefbaarheid en voor de kwaliteit van maatschappelijke voorzieningen. Verder vinden ze ontmoetingsmogelijkheden, sport en een ruim cultureel aanbod en verenigingsaanbod van belang. Ook ontplooiings- en ontspanningsmogelijkheden vinden ze belangrijk. Deze groep is regelmatig zelf actief in het organiseren van activiteiten voor hun omgeving. Als gemeente treden we voor deze groep met name faciliterend op. Een deel van de Leidse bevolking, zo’n 15%, heeft wel behoefte aan meer ondersteuning. Zij ervaren problemen als gevolg van het ontbreken van een sociaal netwerk, een lage opleiding, gebrekkige taalbeheersing, slechte gezondheid35 en/of armoede36. De meesten van hen hebben met een steuntje in de rug weer ontwikkelingsmogelijkheden en daarmee een perspectief. Dit is van belang voor henzelf én voor de stad. We kunnen immers alle talenten goed gebruiken. Van de bovengenoemde 15% heeft zo’n 2 tot 3% van de huishoudens meerdere, vaak complexe, problemen. Dikwijls zien we bij deze mensen problemen van generatie op generatie over gaan. Zij zijn gebaat bij integrale hulp(verlening) die gericht is op hun situatie en leefomgeving.
6.2
Trends
De samenleving verandert De samenleving is aan verandering onderhevig. Traditioneel zorgden de kerk en buurten voor sterke sociale verbanden, maar dergelijke verbanden worden steeds minder bepalend. Individuen nemen vaker deel aan meerdere netwerken en door de opkomst van onder meer internet zijn dit andere verbanden dan vroeger. Ook de samenstelling van de bevolking van Leiden verandert. We hebben te maken met ontgroening, vergrijzing en verkleuring. Tegelijkertijd ontwikkelen mensen zich heel divers. Zo kan het zijn dat een oudere van 80 actiever aan de hedendaagse samenleving deelneemt dan bijvoorbeeld iemand van 50. En het feit dat iemand van allochtone afkomst is, zegt niets over zijn inkomens- of opleidingsniveau. 35
Mensen in lagere sociaal-economische groepen hebben meer gezondheidsproblemen. Verklaring voor deze verschillen is te vinden in meerdere factoren. Het gaat om gedrag/leefgewoonten, werkomstandigheden en psychosociale problemen. 36 Het SCP meet armoede op twee manieren: 1) het hebben van voldoende inkomen voor de meest noodzakelijke dingen, zoals voedsel en kleding. 2) het hebben van voldoende inkomen om de basisbehoeften te betalen, maar geen geld hebben om bijvoorbeeld lid te worden van een club of om er een keer op uit te gaan (maatschappelijke participatie).
26
Hoewel de inwoners van Leiden ondanks verschillende culturele achtergronden doorgaans prettig samenleven, zien we op verschillende plekken, zoals op basisscholen en in speeltuinen, tekenen van segregatie. Veranderende ondersteuningsvraag De ondersteuningsvraag van mensen verandert met de tijd, onder andere onder invloed van technologische veranderingen. Verder verandert de groep zorgvragers: er komen meer chronisch zieken. Hierdoor kan de vraag naar zorg toenemen. Voor deze groep is het bovendien moeilijker werk te vinden en werk te behouden. Tegelijkertijd zijn er straks meer vitale ouderen. Zij hebben meer kracht (betere gezondheid, meer financiële middelen, hogere opleiding en een groter sociaal netwerk). Deze vitale ouderen kunnen (een deel van) de zorg en ondersteuning zelf inkopen. Zij zorgen ook eerder zelf voor aangepaste woonruimte in plaats van zich afhankelijk te maken van gemeentelijke voorzieningen. Een deel van deze groep zet zich graag in als vrijwilliger en mantelzorger. Een deel van de ouderen blijft echter door hun sociaal-economische situatie wel afhankelijk van overheidshulp. Nieuwe gemeentelijke taken De komende jaren vinden er decentralisaties van taken op het gebied van jeugdzorg, arbeidsmarktbegeleiding, zorgbehoevenden plaats. Ook binnen het onderwijsstelsel vinden wijzigingen plaats (Passend onderwijs). Hierdoor zijn we als gemeente nog meer dan voorheen verantwoordelijk voor het vinden van oplossingen voor de ondersteuningsbehoefte van een groep kwetsbare inwoners. Deze ontwikkelingen vragen een intensivering van de samenwerking met de diverse partners of de inzet van generalisten37. Nieuwe werkwijzen ‘De Kanteling’ en ‘Welzijn Nieuwe stijl’ zijn twee landelijke programma’s gericht op het bereiken van een omslag in de werkwijze van gemeenten en (welzijns)instellingen bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), om zo nog beter in te zetten op wat mensen werkelijk nodig hebben. Kernbegrippen zijn: vraagverheldering en het bieden van een oplossing op maat. Hierbij staan behoud van regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop. Het gaat erom samen met de inwoner/zorgvrager vast te stellen wat het resultaat van de ondersteuning moet zijn en welke oplossingen daaraan bijdragen.
6.3
Ambities
Iedereen doet mee Iedere Leidenaar doet mee. Iedereen is aan het werk, op school of anders actief. Dit geeft mensen perspectief. We stimuleren inwoners om hun talenten te ontwikkelen. Mensen zijn in staat zich te emanciperen en hun maatschappelijke positie te verbeteren. Niet iemands afkomst, maar iemands toekomst telt.
37
De generalist voert zelf op tal van terreinen lichte interventies uit en is een bruggenbouwer naar andere meer gespecialiseerde professionals. De generalist is door zijn presentie een bekende in wijken en buurten en bouwt zo aan een vertrouwensrelatie met de bewoners. (Movisie)
27
We zien het als onze taak om de inwoners van Leiden waar nodig en waar mogelijk te ondersteunen om door te groeien in het bovenstaande model. Onze bemoeienis stopt niet op het moment dat zelfredzaamheid is bereikt. We hebben ook daarna een taak om mensen te stimuleren zich verder te ontplooien en bieden daartoe mogelijkheden. Mensen die zich onvoldoende redden, krijgen ondersteuning. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van onvoldoende taalbeheersing, financiële beperkingen of fysieke of psychische beperkingen. Deze ondersteuning is zoveel mogelijk gericht op zelfredzaamheid, zelfregie en het versterken van het sociaal netwerk. De geboden ondersteuning moet aansluiten bij de problemen en mogelijkheden van mensen. Dat betekent dat voor mensen met psychische problemen een andere benadering of tijdpad voor behandeling gekozen kan worden dan b.v. vrouwen in de vrouwenopvang. Deze hulp is niet vrijblijvend. We gaan uit van tweezijdigheid. Hoe die tweezijdigheid er uit ziet, is afhankelijk van de situatie. Samen met de betrokkene wordt gekeken in hoeverre hij of zij zelf een bijdrage kan leveren aan het oplossen van het probleem evt. door eigen inzet en/of eigen financiële bijdrage. Ook wordt,waar mogelijk, een beroep gedaan op inzet vanuit zijn omgeving. Het resultaat van de tweezijdigheid is dat je gezamenlijk komt tot een afspraak over wat de meest passende vorm van ondersteuning is. Dit vraagt om een omslag in de relatie die wij met vragers (voor subsidie of ondersteuning) hebben. Het niet vrijblijvende karakter van het gemeentelijk aanbod bij werk en inkomen komt tot uiting in het hanteren van het begrip ‘wederkerigheid’. Tegenover het recht op een uitkering staat de plicht om naar vermogen mee te werken aan inschakeling op de arbeidsmarkt of indien dit niet mogelijk is minimaal om anderszins actief te zijn. Werk gaat boven een uitkering. De gemeente geeft ondersteuning om belemmeringen weg te nemen. De te bereiken doelen als zelfregie en zelfredzaamheid zijn uiteraard altijd afhankelijk van de beperkingen en mogelijkheden die mensen hebben.
28
Er zijn altijd mensen die afhankelijk zullen blijven van ondersteuning. Wij organiseren een vangnet voor zeer kwetsbare inwoners met meervoudige problemen die niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen. Binnen het domein van de Wmo kunnen we drang als uiterst middel inzetten. Een dergelijke interventie is er op gericht mensen verder te helpen.
Om onze visie waar te maken, zullen we onze taken op een andere manier moeten uitvoeren. We willen, en dat is ook nodig, meer dan voor heen gebruik maken van de kracht die mensen hebben. In de visie spreken we uit dat we op maat keuzes zullen maken in de inzet die we plegen. We geloven er ook in dat door met mensen te zoeken naar oplossingen dat deze beter aansluiten en effectiever zijn. Preventie De focus op risico’s verschuift naar een grotere inzet op preventie. We zetten in op de kracht van de sociale omgeving. Dit gebeurt bij jeugd en opvoeding door vroegtijdig te signaleren en in te grijpen. Ook de inzet van activiteiten rond informatie, advies, vroegsignalering, welzijn en zorg in het dagelijks leven is van belang bij het voorkomen van grotere problemen. Daarmee besparen we hoge(re) kosten. We zetten ons binnen onze mogelijkheden in om (sociale) uitval te voorkomen. Lezen en schrijven van (Nederlandse) taal een belangrijke voorwaarde voor maatschappelijke participatie en het hebben van perspectief. Bovendien bevordert dit de integratie en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Ons armoedebeleid richt zich op het bevorderen van maatschappelijke participatie en niet alleen het wegnemen van achterstand. Een fysiek en sociaal veilige omgeving waar mensen voldoende ruimte hebben en gestimuleerd worden om te bewegen is daarbij van belang. De verblijfskwaliteit van de openbare ruimte speelt daarbij ook een rol. We werken aan een uitnodigende openbare ruimte, die ontmoeting, spel en sport bevordert. Ook organiseren we gezondheidsbevorderende activiteiten voor de jeugd en voor ouderen.
29
Sport Binnen de Leidse gemeenschap speelt sport een belangrijke rol. Sport heeft waarde in zichzelf (het is leuk of uitdagend om te doen) en bevordert daarnaast de gezondheid en zorgt voor sociale samenhang. Met name mensen in een kwetsbare positie, zoals jongeren, ouderen en mensen met een beperking, worden gestimuleerd om te gaan sporten. Het moet voor iedereen mogelijk zijn om deel te nemen aan sport in georganiseerd en ongeorganiseerd verband. We streven naar voldoende goede en toegankelijke sportvoorzieningen die aansluiten bij de behoeften. Leefbaarheid als randvoorwaarde Goede leefbaarheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een volwaardig leven. Denk daarbij aan de kwaliteit en de kwantiteit van de buurtcontacten (wie zich verbonden voelt met medebuurtbewoners zal eerder iets voor de buurt willen betekenen). Er moeten ook voldoende voorzieningen zijn die aansluiten bij de behoeften uit de buurt. Niet alleen opdat mensen zich er prettig voelen, maar ook om participatie mogelijk te maken. Ontmoetingsplekken dragen hier aan bij, maar ook faciliteiten als kinderopvang of dagactiviteitencentra voor ouderen. Met diverse maatregelen investeren we extra in wijken waarin de leefbaarheid minder is, Leiden-Noord, Leiden Zuidwest en Slaaghwijk. We stimuleren de zogenaamde civil society. Dit vraagt om actieve netwerken zoals verenigingen, maar ook om ongeorganiseerde speel- en ontmoetingsplekken. Ook hebben we nadrukkelijk aandacht voor de ontwikkeling van de jeugd in onze stad. Kinderen en jongeren moeten de kans krijgen gezond en veilig op te groeien en zich te ontwikkelen. Daartoe hebben ze een veilige, stabiele en stimulerende omgeving nodig. We stimuleren daarom een positieve ‘pedagogische’ civil society38, waarin jeugdigen ruimte krijgen en leren verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en voor hun omgeving en waar volwassenen zich betrokken voelen bij elkaar, en elkaar en hun kinderen durven aan te spreken. Hulpverlening op maat Wanneer we ondersteuning bieden is dit maatwerk. We gaan hier uit van de filosofie van het ‘compensatiebeginsel’ een begrip wat binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning gehanteerd wordt. Basisgedachte hierbij is dat wij in gesprek met de betrokkene (en zijn naasten) kijken welke compensatie er nodig en niet automatisch wat iemand vraagt. Het gaat om het vinden van een passende oplossing. Dit betekent een verschuiving van denken vanuit rechtmatigheid naar doelmatigheid. Om het gewenste maatwerk te leveren, gaan we als gemeente anders werken. Ook instellingen moeten hun werkwijze aanpassen. Het gaat om een goede verhouding tussen professionele inzet en inzet door vrijwilligers of mantelzorgers. We benutten de kansen die vitale ouderen de samenleving bieden. We zoeken ook naar een doordachte balans tussen collectief en individueel. Dit bereiken we door integraal en resultaatgericht te werken. We baseren ons beleid daarom niet meer op doelgroepen, maar op doelen. Ondersteuning sluit aan bij en is gericht op de directe leefomgeving van de inwoner. We werken toe naar een situatie waarin de zorgvrager een duidelijkere inbreng heeft in het ondersteuningsproces. Efficiëntie Door de decentralisaties van diverse taken (zie trends) krijgen we als gemeente extra taken in de ondersteuning van een groep kwetsbare inwoners. Deze ontwikkelingen vragen een 38
De ‘pedagogische’ civil society duidt de gemeenschappelijke en vrijwillige activiteiten van burgers rond het grootbrengen van kinderen en jongeren aan. Het vindt zijn basis in de verbanden tussen familie, vrienden, buurtgenoten en allen die rond kinderen en jongeren staan. (Nji)
30
intensivering van de samenwerking met verschillende partners. Daarbij zijn in ieder geval de zorgverzekeraars in beeld gezien de belangen die we delen en de samenhang tussen taken die we vervullen. Het voordeel van het feit dat we meer zorgtaken krijgen is dat we makkelijker een samenhangend zorgaanbod kunnen neerzetten, gericht op de zorgvrager én zijn omgeving. Door de ‘hulp dichtbij’ eerder en sneller in te zetten, werken we aan het terugdringen van de stijgende vraag naar gespecialiseerde zorg. Ondersteuning zetten we integraal in, met zo min mogelijk schotten binnen onze eigen organisatie en tussen de organisaties waarmee we samenwerken. Methodisch werken Hulpverleners werken met de betrokkene samen volgens de Presentietheorie39. Om te zorgen voor helderheid en om goed te kunnen samenwerken, gebruiken we zoveel mogelijk dezelfde methodieken. Dat geldt binnen onze eigen organisatie en voor onze samenwerkingspartners. Wanneer het gaat om individuen of gezinnen is dit de ‘wraparound benadering’. ‘Eén gezin één plan’ werkt volgens deze benadering40. Bij samenwerking in projecten, bijvoorbeeld wijkgericht werken, hanteren we een systematische probleemgerichte aanpak, zoals bij ‘Communities that Care’41. Deze aanpak omvat de volgende elementen: een analyse van de situatie, met betrokken partijen aan de hand van gezamenlijk gestelde prioriteiten inzet plegen, monitoren of de gestelde doelen zijn bereikt, evalueren en indien nodig bijstellen. Hiermee hebben we een methode in handen waarmee we gefundeerde keuzes kunnen maken; bepalen waar inzet nodig is en waar niet.
6.4
Uitgangspunten
Het bevorderen van een situatie waarin iedereen actief meedoet in de samenleving is een van de drie manieren waarop we antwoord geven op onze sociaal-maatschappelijke vraagstukken. Bij de verdere uitwerking van dit speerpunt kiezen we voor de volgende uitgangspunten: 1. We richten onze ondersteuning op (zeer) kwetsbare personen die hun leefomstandigheden (nog) niet op eigen kracht of met behulp van hun sociale netwerk kunnen verbeteren. 2. We voeren geen beleid vanuit risicoperspectief, maar vanuit de kracht van de sociale omgeving 3. Deze ondersteuning is zoveel mogelijk gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid, zelfregie en maatschappelijke participatie. 4. We gaan daarbij uit van maatwerk en integrale hulp(verlening) op verschillende leefgebieden is vanzelfsprekend. 5. Voorzieningen op wijkniveau sluiten aan bij initiatieven en behoeften van bewoners en ondernemers in de wijk. Of ze komen voort uit andere gemeentelijke prioriteiten.
39
De zorggever gaat als het ware naast de zorgvrager staan en ziet zo wat er bij die ander op het spel staat – van verlangens tot angst. Daardoor begrijpt hij wat er in de desbetreffende situatie gedaan kan worden (Prof. A. Baart) 40 Bij ‘één gezin één plan’ gaat het om ‘coördinatie van de zorg’: zorgen dat samenhangend afgesproken wordt wat er moet gebeuren en wie wat wanneer doet met en voor het gezin. De eigen kracht van gezinnen en families zijn uitgangspunt bij het beantwoorden van hulpvragen. 41 Een methode voor preventief jeugdbeleid die o.a. wordt gehanteerd in de Stevenshof.
31
6. We bevorderen de (pedagogische) civil society waarin organisaties en verbanden zich inzetten voor de samenleving en waar jeugdigen leren verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en voor hun omgeving. 7. We dragen zorg voor goed over de stad verspreide sportvoorzieningen.
32
7
Samenwerking en veranderende rol
Om onze taken optimaal te kunnen uitvoeren, werken we samen. Niet alleen met partners in de stad, maar ook met andere gemeenten in de regio. Daarnaast hebben we speciale aandacht voor onze veranderende rol in de samenleving. In dit hoofdstuk werken we deze onderwerpen nader uit.
7.1
Centrumfunctie en samenwerking
We benutten onze centrumpositie goed. We werken constructief samen met de regio en in andere samenwerkingsverbanden. Bijvoorbeeld waar het gaat om de verdeling van voorzieningen en de uitwisseling van kennis. Samenwerking moet uiteraard altijd een meerwaarde opleveren. Op basis van de inhoud van een onderwerp bepalen we met wie we samenwerken en op welke manier we dat doen. Verdeling voorzieningen Voor inwoners van Leiden en regiogemeenten zijn gemeentegrenzen niet vanzelfsprekend. Mensen werken in Leiden en wonen in Katwijk, of andersom. Kinderen uit Leiden gaan soms in Oegstgeest naar de basisschool en de middelbare school. En de middelbare scholen in Leiden trekken veel scholieren (meer dan de helft) uit de regio. Mensen uit de hele regio maken gebruik van Leidse voorzieningen zoals ziekenhuizen, musea, winkels, sporthallen, station Leiden Centraal en de schouwburg. Leiden vervult een centrumfunctie voor de regio en heeft de regio ook nodig om deze voorzieningen op peil en overeind te houden. Het is daarbij noodzakelijk dat Leiden met de regiogemeenten in gesprek gaat over welke voorzieningen nodig zijn en wie deze voorzieningen in stand houdt of realiseert. Dit om te voorkomen dat dure voorzieningen in stand worden gehouden, terwijl deze weinig worden gebruikt omdat buurgemeenten een zelfde voorziening hebben. Uitwisseling van kennis In toenemende mate vindt tussen de grote (kennis)steden in Zuid-Holland afstemming en uitwisseling van kennis plaats. De ontwikkeling van een Metropoolregio Rotterdam-Den Haag versterkt dergelijke samenwerkingsoperaties, evenals de intensievere samenwerking die tussen de universiteiten in Zuid-Holland ontstaat. Leiden doet mee op al deze niveaus en probeert deze samenwerking te versterken. Samenwerking op het terrein van kenniseconomie zien we ook in de Zuidvleugel van de Randstad. Samen met Delft en Rotterdam is een succesvol samenwerkingsverband opgericht, Medical Delta, waarin de drie steden, hun universiteiten, academische ziekenhuizen en de provincie Zuid-Holland hun krachten bundelen op het terrein van de bioscience. Huidige samenwerkingsverbanden Leiden werkt op dit moment op verschillende manieren en niveaus samen: strategische samenwerking op Holland Rijnland niveau (15 gemeenten); operationele samenwerking op Leidse regio niveau (4 à 5 gemeenten); uitvoerende samenwerking, o.a. Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en Veiligheidstaken, op Midden-Holland niveau (28 gemeenten); strategische samenwerking op het niveau van de Zuidvleugel, Medical Delta (3 gemeenten). Bij de evaluatie van de Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie nemen we regionale ontwikkelingen die invloed hebben op de Leidse sociale infrastructuur mee.
33
7.2
Veranderende rol van de gemeente
We willen inwoners, instellingen en ondernemers de ruimte bieden om een eigen bijdrage te leveren aan de maatschappelijke opgaven die we zien. Dit gebeurt al regelmatig in de Leidse samenleving: inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers weten elkaar makkelijk te vinden en definiëren samen problemen en kansen. In sommige gevallen wordt daarbij een beroep op ons gedaan voor financiële of andere steun. Wij zijn dan een van de partijen in het maatschappelijk krachtenveld. Dat vraagt om een andere rol dan die we hadden als gemeente ‘oude stijl’. Onze nieuwe rol vullen we in door: richting te geven; ruimte te bieden aan anderen; vertrouwen te hebben in de partners waar we mee samenwerken; ervoor te zorgen dat deze partners ook vertrouwen hebben in ons (afspraak is afspraak); lef te hebben (bijvoorbeeld om knopen door te hakken). Bovendien moeten we om maatschappelijk relevante resultaten te boeken in steeds andere rollen steeds andere allianties sluiten. Ook binnen één beleidsterrein kan onze rol per situatie verschillen. Voor het bepalen welke rol we nemen, overleggen we met betrokkenen. Zo kunnen we met elkaar kijken hoe ieder vanuit zijn eigen deskundigheid en mogelijkheden het beste kan bijdragen. Wanneer maatschappelijke vraagstukken zo complex zijn dat de betrokken partijen er op eigen kracht niet uitkomen, nemen we uiteraard onze verantwoordelijkheid. Dit betekent niet dat we het dan allemaal zelf oplossen: we vervullen dan de rol van regisseur. Ook in andere situaties hebben we als gemeente de regierol.
7.3
Regierol
Als regisseur bundelen we onze gemeentelijke kracht en onze financiële bijdrage met het creatieve, organiserend en financiële vermogen van andere overheden, ondernemers, en instellingen. Wij brengen waar nodig partijen bij elkaar en organiseren de samenwerking. We laten goede voorbeelden zien en lokken met stimuleringsbudgetten investeringen en vernieuwing uit. We leveren zelf resultaat en vertonen normatief leiderschap. Waar nodig treden we regulerend op, handhaven we en hakken we knopen door. De wijze waarop we onze regierol vormgeven hangt af van de mate van beleidsvrijheid die we rond onderwerpen hebben en van het feit of we al dan niet doorzettingsmacht hebben42. We zijn in ieder geval geen hindermacht. Het zal per onderwerp verschillen hoeveel ruimte we geven aan de inbreng van en uitvoering door anderen. In een samenwerking met partners of individuele Leidenaren geven we daarom altijd duidelijk aan hoe taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden verdeeld zijn. Om succesvol te zijn in onze regierol is er, naast het al genoemde ‘richting geven’, ‘ruimte bieden’, ‘vertrouwen’ en ‘lef’, behoefte aan een hoogwaardige gemeentelijke organisatie die snel, proactief, meedenkend, wendbaar en minder bureaucratisch is. De afgelopen jaren zijn al acties in gang gezet om de cultuur van onze organisatie in die richting te veranderen en
42
Partners+Pröpper ‘Lokale regie uit macht of onmacht’, 2004
34
onze externe oriëntatie te versterken. Deze acties voeren we verder uit. Als blijkt dat dit tot onvoldoende resultaat leidt, vergroten we onze inzet op deze onderwerpen.
35
8
Het kompas
De Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie is de paraplu en het kompas voor sociaalmaatschappelijk beleid. De visie geeft richting aan de uitwerking van nieuw beleid en het huidige beleid kan eraan getoetst worden. De sectorale beleidsnota’s delen zo dezelfde, in deze visie vastgelegde, uitgangspunten. Bij elk nieuw initiatief en bij elke nieuwe taak wegen we af of, en zo ja in welke mate, dit initiatief of deze taak bijdraagt (of bij kan dragen) aan onze hoofdopgaven. Dat doen we aan de hand van een algemeen ‘toetsingskader’. Dit kader is leidend voor ons voorzieningen- en subsidiebeleid. Met dit kader sluiten we aan bij de filosofie van het compensatiebeginsel. We kijken naar wat, gezien het vraagstuk dat er ligt, passende en voldoende inzet is. Het accent ligt op doelmatigheid. Daarbij kan het organiseren van inzet ook een vorm van ondersteuning. Niet alles hoeft door de gemeente uitgevoerd of gefinancierd te worden. Naast het toetsingskader staan in dit hoofdstuk een aantal richtinggevende uitspraken voor het voorzieningen- en subsidiebeleid. De exacte uitwerking van het gewenste subsidie- en voorzieningenniveau vindt plaats binnen de sectorale nota’s.
8.1
Toetsingskader
Het toetsingskader bestaat uit de volgende stappen: 1. 2. 3. 4. 5.
Verkennen van het vraagstuk. Bepalen van het gewenste resultaat samen met betrokkene(n). Oriëntatie op hoe het meest effectief en efficiënt een antwoord kan worden geven op dit vraagstuk. Kiezen voor wel of niet inzetten van capaciteit en/of middelen. Als we kiezen voor inzet dan is deze passend, op maat, doelgericht en effectief.
Bij stap 1 kijken we naar de aard en het karakter van het vraagstuk. We onderzoeken wat precies de vraag is (zit er misschien een vraag achter de vraag?) Bij stap 2 gaat het om het formuleren van een passende oplossing voor een probleem of van een passend aanbod op een vraag. Dit gebeurt altijd in samenspraak met degenen waar de oplossing of het aanbod voor bedoeld is. Bij stap 3 komen de volgende vragen aan de orde: Sluit het initiatief aan op of past de vraag bij het thema ‘uitgaan van de kracht van mensen’? Draagt het bij aan één of meerdere hoofdopgaven en is het conform hun uitgangspunten? Hebben inwoners, instellingen en/of organisaties onze steun nodig om de activiteit te kunnen uitvoeren? Welke bestaande functies zijn er al? En in hoeverre is de voorgestelde functie of activiteit daarop een aanvulling? Op welke manier kan de inzet aansluiten bij bestaande voorzieningen en activiteiten? Welk schaalniveau c.q. verzorgingsgebied heeft een functie/voorziening?43 43
We maken daarbij een onderscheid tussen wijk-, stedelijk- en regioniveau. Bij het bepalen van het schaalniveau zijn twee aspecten van belang: welke functie vervult de voorziening en hoeveel
36
Bij stap 4 kijken we naar onze rol en of wij een (wettelijke) taak hebben. Ook als er geen sprake is van een wettelijke taak kan onze inzet gewenst zijn. Gemeentelijke inzet moet echter wel een toegevoegde waarde hebben. We kijken daarom eerst of inwoners, instellingen en ondernemers zelf de voorziening of activiteit kunnen organiseren en verlenen bijvoorbeeld geen subsidie als de markt voldoende voorziet in de behoefte van bewoners. In deze stap kiezen we of we wel of geen inzet plegen. Áls we kiezen voor inzet, bekijken we bij stap 5 of deze passend, inzet op maat, doelgericht en effectief is. Leiden heeft een diverse samenstelling in bevolking. De stad is niet uniform en de verschillen tussen wijken kunnen groot zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om leeftijd (er zijn vergrijzende, maar ook juist hele kinderrijke wijken) of opleidingsniveau. Afhankelijk van het onderwerp waarop beleid ontwikkeld wordt, kijken we naar specifieke kenmerken van een wijk of een groep mensen. In de Staat van Leiden zijn onder andere kaartjes te vinden die op districtsniveau informatie geven over inkomen, opleidingsniveau, leeftijd en leefbaarheid. Ook individuen vragen om maatwerk. In Hoofdstuk 6.2 zijn in dit kader De Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl genoemd. Onze inzet moet uiteraard effectief zijn. Dat betekent voor sociaal-maatschappelijke problemen dat we werken aan structurele oplossingen. We investeren alleen tijd en geld in tijdelijke projecten als deze ondanks hun tijdelijkheid toch langdurig resultaat opleveren
8.2
Voorzieningenbeleid
Als we het hier over voorzieningen hebben dan doelen we op functies die een ruimtelijke vertaling hebben: publieke faciliteiten zoals een school, speeltuin, bibliotheek of sportaccommodatie. Het voorzieningenbeleid is één van de middelen waardoor aan behoeften van mensen kan worden voldaan. Daarbij kan een voorziening een oplossing bieden voor problemen die mensen ervaren. Voorzieningen moeten aansluiten bij en anticiperen op de (toekomstige) vraag van inwoners en bij de in de stad aanwezige kracht. Vraaggestuurd zijn bijvoorbeeld kinderopvang of jongerenhangplekken. Het ondersteunen van de kracht van inwoners kan bijvoorbeeld door te zorgen voor ontmoetingsplekken, daar waar die niet automatisch aanwezig zijn, of door het bieden van vergaderfaciliteiten aan vrijwilligersorganisaties. Voor het goed functioneren van een wijk (incl. mate van burgerparticipatie) moeten in die wijk een aantal functies aanwezig zijn. Deze hoeven niet in een vaste set voorzieningen vormgegeven te worden. Een speeltuin of sportaccommodatie kan, net zo goed als een buurthuis, als ontmoetingsplek functioneren. We kiezen niet voor een vaste set aan basisvoorzieningen en willen de ruimte behouden om een invulling op maat te maken, aansluitend bij wat in de wijk aan faciliteiten aanwezig is en hoe mensen in die wijk leven. In bijlage 2 is per beleidsterrein per voorziening het volgende aangegeven: de gemeentelijke rol; het schaalniveau van de voorzieningen; het huidige voorzieningenniveau; trends en ontwikkelingen binnen het beleidsterrein; de mogelijke effecten van deze trends en ontwikkelingen op het voorzieningenniveau. Ook bevat de bijlage kaarten van de huidige voorzieningen. Deze presenteren we themagewijs en per district. Inmiddels hebben we een redelijk compleet beeld voor de
gebruikers heeft de voorziening nodig om bestaansrecht te hebben? Zo heeft een speeltuin duidelijk een wijkfunctie en een zwembad meer een regiofunctie.]
37
voorzieningen in het onderwijs44 en sport45. Voor kunst, cultuur, kind en jeugd, zorg en welzijn werken wij dit nog nader uit in een uitvoeringsprogramma. Ook de ruimtelijke consequenties nemen wij hierin mee. In het kader van voorzieningenbeleid vervullen we verschillende rollen ten aanzien van het vastgoed. We kunnen dit in bezit hebben en het ter beschikking stellen of verhuren. In het Beleidskader Vastgoed (RV 09.0108) is vastgelegd dat de vastgoedportefeuille van de gemeente onder andere beleidsondersteunend vastgoed voor organisaties en functies omvat. Om te bepalen welk vastgoed beleidsondersteunend is gebruiken we het toetsingskader.
8.3
Subsidiebeleid
Subsidie is een instrument om voorzieningen te financieren of om activiteiten te laten uitvoeren. We sturen op doelen en boeken resultaten. Rechtmatigheid is belangrijk, maar nooit een doel op zich. Een deel van de gewenste resultaten wordt bereikt door de inzet van instellingen. We werken daarom zo min mogelijk met exploitatiesubsidies en sturen door middel van output-afspraken. We zetten subsidies zodanig in, dat we de kracht van de stad ermee stimuleren. Dit kunnen we doen door budgetten te bundelen, door te werken met fondsen en door flexibeler te zijn. We zoeken daarbij een evenwicht tussen ruimte bieden en controle houden. We geven uitvoerende organisaties de ruimte, maar spreken ze wel aan op resultaat. Het traject om te komen tot subsidieafspraken is hierop ingericht: wij formuleren in overleg de gewenste resultaten en inwoners of instellingen komen met een passend aanbod om die resultaten te behalen. Wanneer het gewenste resultaat de expertise van meerdere partijen vraagt, stimuleren we deze partijen een gezamenlijk aanbod te doen. In de programmabegroting verbinden we, beter dan nu het geval is, budgetten en doelen met elkaar.
44 45
Wij nemen binnenkort een besluit over het nieuwe Integraal Huisvestingsplan. Wij stellen de Kadernota Sport spoedig vast.
38
9
Uitvoeringsagenda
Toekomstig beleid voldoet aan ons leidende thema ‘uitgaan van de kracht van mensen’. Daarnaast ondersteunt het een of meer van de hoofdopgaven. In deze uitvoeringsagenda beschrijven we op welke punten we als organisatie de komende jaren moeten inzetten om op de juiste manier invulling te geven aan deze visie. Om verder uitvoering te geven aan de inhoud van deze visie investeren we in: 1. het doorvertalen van de trends en ontwikkelingen in sociaal maatschappelijke voorzieningen; 2. het toetsen van huidig beleid en het ontwikkelen van nieuw beleid op basis van het leidende thema en de hoofdopgaven met hun uitgangspunten; 3. verbetering van financiële plan- en sturingsinstrumenten; 4. onze veranderende rol.
9.1
Doorvertaling voorzieningen
Bijlage 2 geeft een goed overzicht van onze huidige voorzieningen en welke trends en ontwikkelingen hierin op ons afkomen. Inmiddels hebben we een redelijk compleet beeld voor de voorzieningen in het onderwijs46 en sport47. Voor kunst, cultuur, kind en jeugd, zorg en welzijn werken wij dit nog nader uit in een uitvoeringsprogramma. Ook de ruimtelijke consequenties nemen wij hierin mee.
9.2
Uitgangspunten toepassen
Om in lijn met deze visie invulling te geven aan nieuw beleid, gaan we de in deze visie geformuleerde uitgangspunten toepassen. U vindt ze in bijlage 1 op een rij. De komende jaren ontwikkelen we op basis hiervan nieuw beleid rond de Wet werken naar vermogen en de decentralisaties op het gebied van Jeugdzorg en de AWBZ. Ongeveer gelijktijdig met deze visie verschijnen de Economische visie, de Cultuurnota en de Sportnota. Ook deze stukken zijn ontwikkeld in lijn met deze Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie.
9.3
Financiële plan- en sturingsinstrumenten
In de Perspectiefnota 2012 – 2015 zijn scherpe keuzes gemaakt voor de periode 2012 – 2015. Maar daarmee zijn wij er nog niet, want deze visie loopt tot 2025. Sociaal investeringsplan In de periode na 2015 zijn flinke investeringen in sociaal-maatschappelijk voorzieningen nodig, terwijl tegelijkertijd bezuinigingen op stapel staan. Dat betekent dat we voor de toekomst nog scherpere keuzes moeten maken. Om ook de overige noodzakelijke investeringen op sociaal-maatschappelijk terrein mogelijk te maken, onderzoeken we de mogelijkheid van het opstellen van een sociaal investeringsplan. Doorontwikkeling programmabegroting Bij de doorontwikkeling van de programmabegroting verbinden we doelen en middelen directer. Zo werkt de programmabegroting nog beter als sturingsinstrument.
46 47
Wij nemen binnenkort een besluit over het nieuwe Integraal Huisvestingsplan. Wij stellen de Kadernota Sport spoedig vast.
39
9.4
Veranderende rol gemeente
Uit hoofdstuk 8 blijkt dat er behoefte is aan een hoogwaardige gemeentelijke organisatie die snel, proactief, meedenkend, wendbaar en minder bureaucratisch is, en meer lef toont. Deze visie zet dit onderstreept op de agenda. Medewerkers gaan steeds meer werken vanuit de uitgangspunten: richting geven, ruimte bieden, vertrouwen geven en verwerven, en lef tonen. Eerder hebben wij een verandertraject ingezet om als organisatie beter te kunnen inspelen op vragen uit de samenleving. Hieruit zijn een paar goede dingen gekomen. We realiseren ons dat wij er als organisatie nog niet zijn. Wij geven de cultuurverandering binnen onze organisatie hoge prioriteit. Het is noodzakelijk dat wij op korte termijn hierin keuzes maken hoe wij dit proces verder inrichten. Het gaat om een cultuuromslag bij de gemeente, maar ook bij instellingen en inwoners. .
9.5
Tot slot
Fysieke plannen en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen werken op elkaar in. We willen goede, toekomstbestendige plannen maken en daarbij goed onderbouwd afwegen hoe we geld, grond en capaciteit inzetten. Hiervoor is het van belang een analyse te maken waarin in samenhang aandacht wordt besteed aan: de sociale infrastructuur; de fysieke infrastructuur en functionele samenhang; gebiedsontwikkeling en (grond-)exploitatie. Vervolgens koppelen we deze informatie aan een analyse van maatschappelijke trends en ontwikkelingen. De komende jaren ontwikkelen we sociaal-maatschappelijk en ruimtelijk beleid nog meer in samenhang met elkaar.
40
10. De Beleidsmonitor Monitoren kan worden omschreven als het systematisch waarnemen en verzamelen van informatie, gedurende langere tijd met een bepaalde bedoeling. Dit doen we al jaren voor met name de indicatoren voor de Programmabegroting, en incidenteel ook voor andere beleidsstukken of verantwoordingsdocumenten. We willen deze werkwijze standaard toe te passen voor alle beleidsnota’s. Vandaar ook in deze visie een Beleidsmonitor.
10.1
Meetbaar maken van beleid
Meetbare doelstellingen zijn van belang om richting te geven aan het beleid. Het resultaat ervan zichtbaar en meetbaar te maken, te evalueren en verantwoording over af te leggen. Wanneer doelstellingen en prestaties zelf niet meetbaar zijn, worden indicatoren gebruikt. Een indicator staat als het ware voor een effect of prestatie. We kijken naar wat we willen bereiken. Vervolgens werken we verschillende (beleids)doelen uit. Een doel is erop gericht een bepaald maatschappelijk effect of resultaat te bereiken. Met het meetbaar maken van beleid zijn we in de gemeente Leiden al een aantal jaren bezig. Zowel in de Programmabegroting als in beleidsnota’s wordt al resultaatgericht gewerkt. Dat wil niet zeggen dat we voor alle beleidsdoelen al passende indicatoren hebben. Sommige doelen zijn zo abstract of subjectief dat ze zich niet eenvoudig laten vangen in een indicator. Soms is er wel een logische indicator, maar kunnen we hem niet meten of ontbreken de middelen hiervoor.
10.2
De doelen en indicatoren
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de doelen die we nastreven en de indicatoren waarmee we meten of we de doelen ook realiseren. Visie: Leiden is een aantrekkelijke stad waar iedereen werkt, leert of op een andere wijze mee doet. Indicator
Bron
Leidend thema: 1. % inwoners 18 t/m 64 jaar Uitgaan van de kracht met hoge opleiding van mensen
CBS / EBB
Frequentie Jaarlijks (meerjaargemiddelde)
2. % volwassen inwoners dat vrijwilligerswerk doet
Stadsenquête
Tweejaarlijks
3. % volwassen inwoners dat wel eens heeft meegedacht met de gemeente
Stadsenquête
Tweejaarlijks
41
Hoofdopgaven: Aantrekkelijke stad voor: • (potentiële) inwoners, • bedrijven & instellingen • bezoekers
Versterken van de arbeidsmarkt: • verminderen van de kloof tussen vraag en aanbod • iedereen een startkwalificatie • huisvesting voor arbeidspotentieel • ook mensen met een beperking werken • een hoge arbeidsparticipatie
4. Positie woon-aantrekkelijkheidsindex binnen 50 grootste gemeenten
Atlas voor gemeenten
Jaarlijks
5. Overzichtskaartje Leiden per postcodegebied: Leefbaarometer
Leefbaarometer
Tweejaarlijks
6. Positie Leiden in ‘MKBvriendelijkste gemeente van Nederland’
MKB Nederland
Jaarlijks
7. Aantal afgelegde bezoeken aan Leiden door inwoners van Nederland (zie ook Programma Binnenstad)
Continu Vakantie Onderzoek
Jaarlijks
8. Percentage Leidenaren dat Stadsenquête vindt dat er genoeg te beleven valt in de binnenstad van Leiden.
Tweejaarlijks
9.Rapportcijfer voor de levendigheid van de binnenstad.
Stadsenquête
Tweejaarlijks
10. Aantal (openstaande) vacatures
UWV/CBS
Jaarlijks
11. Aandeel uitkeringsgerechtigden (als % van de potentiële beroepsbevolking)
SZW-net/CBS
Jaarlijks
12. Aandeel niet-werkende werkzoekenden (NWW-ers)
UWV
Jaarlijks
14. WSW’ers werken zo regulier mogelijk (% begeleid werken)
DZB
Jaarlijks
15. Minima doen mee in de samenleving en raken niet sociaal geïsoleerd
SZW-net
Jaarlijks
16. Netto arbeidsparticipatie vrouwen en mannen
CBS/EBB
Jaarlijks (meerjaargemiddelde)
13. Aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters woonachtig in Leiden
42
17. Sportdeelname volwassenen: % Leidenaren dat sport (of norm Gezond Bewegen)
Stadsenquête
Tweejaarlijks
19. Sociale cohesie
Veiligheidsmonitor
Jaarlijks
20. % volwassen Leidenaren dat afgelopen jaar actief is geweest om de buurt te verbeteren
Veiligheidsmonitor
Jaarlijks
Iedereen doet mee: • gezondheid • sporten • sociale cohesie in 18. % inwoners > 18 jaar dat de buurt eigen gezondheid als goed beschouwt (onder voorbehoud)
43
44
BIJLAGEN
45
46
BIJLAGE 1
Overzicht van de uitgangspunten
In deze bijlage presenteren we de uitgangspunten van het leidende thema en de hoofdopgaven van de Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie Leven in Leiden in 2025. Aan deze uitgangspunten moet al ons gemeentelijk beleid voldoen. Leidend thema: Uitgaan van de kracht van mensen 1. Iedereen werkt, leert of participeert in de samenleving. Mensen die zich onvoldoende redden, krijgen ondersteuning. De ondersteuning is zoveel mogelijk gericht op zelfredzaamheid, zelfregie en het versterken van een sociaal netwerk. Hulp is niet vrijblijvend. 2. Talentontwikkeling hoort bij Leiden, Stad van ontdekkingen. We bieden kansen aan onderwijs op alle niveaus en talentontwikkeling. 3. Vrijwilligers en mantelzorgers zijn belangrijk voor onze maatschappij. Wij zetten ons in om vrijwilligers te werven en ondersteunen mantelzorgers, vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. 4. Een goed participatietraject is noodzakelijk om mensen vanuit hun kracht bij gemeentelijke planvorming te betrekken. 5. We vinden het belangrijk dat jongeren actief deelnemen aan de maatschappij kunnen meedenken over ons beleid. 6. We willen de civil society ruimte bieden. We stimuleren mensen zich voor elkaar in te zetten o.a. door ontmoeting te faciliteren.
Hoofdopgave: Leiden, aantrekkelijke stad, stad van ontdekkingen 1. Kennis, innovatie en experiment hangen met elkaar samen. Ons beleid is gericht op het stimuleren en faciliteren hiervan. 2. Hoogopgeleiden en bedrijven komen af op een stad met een internationaal georiënteerd kennisimago, op een vindplaats van talenten en innovatie. Ons onderwijsbeleid sluit hierop aan. 3. Goede culturele voorzieningen, die zichtbaar zijn, zijn essentieel voor een aantrekkelijke stad, het versterkt de levendigheid en de identiteit. Ons culturele aanbod is expliciet ook aantrekkelijk voor studenten, kenniswerkers en hogeropgeleiden. Hierbij wordt rekening gehouden met het grote aantal internationale studenten en expats. 4. Voorzieningen moeten aansluiten bij de behoeften van de inwoners van Leiden. Het aanbod wordt meer vraaggestuurd. 5. De stad is een visitekaartje en is dus schoon, mooi en esthetisch opvallend. De stad beschikt over een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en voldoende groen. Het is prettig om buiten te zijn en de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte is groot en nodigt uit tot ontmoeting. 6. Een aantrekkelijke stad is bereikbaar, toegankelijk en doorgaanbaar. Er is voldoende parkeergelegenheid. 7. Onze woningbouwopgave sluit aan bij onze Stadsvisie Leiden Stad van ontdekkingen. Dit uitgangspunt wordt uitgewerkt in de Nota Wonen. 8. We verbeteren de leefbaarheid in wijken waar die minder goed is. 9. De stad is een natuurlijke habitat voor bedrijven. Wij sluiten aan bij vragen en kansen uit het bedrijfsleven. We richten ons vooral op de kenniseconomie. 10. Een van de aantrekkelijkste steden van Nederland vervult haar centrumpositie met verve en werkt goed samen met de regio en in andere samenwerkingsverbanden.
47
Hoofdopgave: Versterken van de arbeidsmarkt 1. Leiden is een kennisstad. We zijn er trots op dat wij goed en breed dekkend onderwijs hebben. Dit houden we zo. 2. We stimuleren waar mogelijk de arbeidsparticipatie van de hele beroepsbevolking, inclusief mensen met een beperking. 3. Randvoorwaarden en voorzieningen die dit mogelijk maken, zoals goede kinderopvang, zijn essentieel. We stimuleren of faciliteren, zodat anderen dit kunnen realiseren. 4. We blijven studenten en net-afgestudeerden aan de stad binden. Het woon- en cultuurbeleid ondersteunen dit. 5. We stimuleren de kenniseconomie en spelen mee op een internationale markt. We zorgen daarom dat we ook een aantrekkelijke woon- en werkstad zijn voor expats en internationale kenniswerkers. 6. Het onderwijs sluit aan op de arbeidsmarkt. Wij gaan hiervoor in overleg met de schoolbesturen en werkgevers en stimuleren hun onderlinge samenwerking. 7. Jongeren hebben minimaal een startkwalificatie voor op de arbeidsmarkt. We ondersteunen/stimuleren jongeren om niet uit te vallen, langer door te leren en opleidingen te kiezen waar vraag naar is op de arbeidsmarkt.
Hoofdopgave: Iedereen doet mee 1. We richten onze ondersteuning op (zeer) kwetsbare personen die hun leefomstandigheden (nog) niet op eigen kracht of met behulp van hun sociale netwerk kunnen verbeteren. 2. We voeren geen beleid vanuit risicoperspectief, maar vanuit de kracht van de sociale omgeving 3. Deze ondersteuning is zoveel mogelijk gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid, zelfregie en maatschappelijke participatie. 4. We gaan daarbij uit van maatwerk en integrale hulp(verlening) op verschillende leefgebieden is vanzelfsprekend. 5. Voorzieningen op wijkniveau sluiten aan bij initiatieven en behoeften van bewoners en ondernemers in de wijk. Of ze komen voort uit andere gemeentelijke prioriteiten. 6. We bevorderen de (pedagogische) civil society waarin organisaties en verbanden zich inzetten voor de samenleving en waar jeugdigen leren verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en voor hun omgeving. 7. We dragen zorg voor goed over de stad verspreide sportvoorzieningen.
48
BIJLAGE 2 Trends en ontwikkelingen in sociaal-maatschappelijke voorzieningen 1 Inleiding Deze bijlage is bedoeld als input voor het voeren van de discussie over welke voorzieningen we de komende jaren realiseren of in stand houden. Als we het hier over voorzieningen hebben dan doelen we op functies die een ruimtelijke vertaling hebben: publieke faciliteiten zoals een school, speeltuin, bibliotheek of sportaccommodatie (zie ook 8.2). In de Staat van Leiden staan al trends en ontwikkelingen. Deze bijlage gaat specifiek in op die trends en ontwikkelingen die van invloed zijn op het voorzieningenniveau van de stad. De bijlage beschrijft per beleidsterrein: de gemeentelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van de voorziening, het voedingsgebied, het huidige aanbod en de trends die bij dat beleidsterrein spelen en van invloed zijn op sociaal-maatschappelijke voorzieningen. Vervolgens geven we een doorkijk naar hoe hier in de toekomst mee omgegaan kan worden. Bij een aantal komen dezelfde ontwikkelingen terug. Dit heeft te maken met de samenhang. Waar mogelijk en relevant, is bij het beschrijven van het aanbod van de in Leiden aanwezige voorzieningenniveau afgezet tegen landelijke cijfers en kengetallen48. Een dergelijke vergelijking is vooral interessant om een aantal kenmerken van Leiden in beeld te krijgen. Zo maken afwijkingen in de cijfers bijvoorbeeld de regiofunctie duidelijk, zoals het geval is bij onderwijs, maatschappelijke opvang, cultuur en sport. Ook het feit dat hier veel hoogopgeleide mensen wonen waardoor in verhouding meer gebruik gemaakt wordt van kinderopvang dan het landelijke gemiddelde, wordt zichtbaar. Achtereenvolgens komen de volgende terreinen aan bod: onderwijs, kind en jeugd, zorg, welzijn, kunst & cultuur, en sport. We hebben de maatschappelijke voorzieningen op kaart (themagewijs en per district) aangegeven. 2.
Trends en doorkijken per beleidsterrein
2.1
Onderwijs
Gemeentelijke relatie Onderwijshuisvesting is een wettelijke taak die is vastgelegd in de Wet op het op Primair Onderwijs, de Wet op het Voortgezet Onderwijs en de Wet op de Expertisecentra. Op gemeentelijk niveau beschrijft de verordening onderwijshuisvesting (VVHO) de randvoorwaarden voor onderwijsvoorzieningen. De planning van nieuwbouw en uitbreiding van schoolgebouwen wordt beschreven in het Integraal Huisvestingsplan (IHP). In 2009 is het 'IHP voor het onderwijs 2008-2020' vastgesteld. Dit IHP is in 2010 geactualiseerd. De uitvoering is inmiddels ter hand genomen. In het najaar 2011 verschijnt het nieuwe, beleidsrijke IHP voor het onderwijs 2012-2027. Onderwijshuisvesting is een wezenlijke randvoorwaarde voor het geven van kwalitatief voldoende en op de lokale situatie afgestemd onderwijs.
48
via het model van Stipo consult, Van Mensen naar Meters.
49
Scholen zijn qua omvang vaak de grootste publiek gefinancierde voorziening in een gemeente of wijk. De gemeente is verantwoordelijk voor de huisvesting, onderhoud en aanpassingen, en de schoolbesturen voor de exploitatie van het schoolgebouw. Onderhoud is cruciaal om het scholenbestand in Leiden in een goede staat te houden. De afgelopen jaren zijn er in Leiden relatief veel nieuwe schoolgebouwen in gebruik genomen. Hierdoor is de gemiddelde ouderdom van de schoolgebouwen teruggebracht. We hebben qua huisvesting locaties geen verantwoordelijkheden t.a.v. het MBO, de volwasseneneducatie, het HBO en de Universiteit. Uiteraard werken we samen als het gaat om gebiedsontwikkeling, het creëren van randvoorwaarden zoals bereikbaarheid en studentenhuisvesting. Temeer daar wij vinden dat een breed en kwalitatief goed onderwijsaanbod een belangrijke bijdrage levert aan Leiden, Stad van ontdekkingen. Voedings-/verzorgingsgebied49 Basisschool: wijk Voorgezet onderwijs: stad en regio Speciaal onderwijs: stad en regio MBO: regio Volwasseneneducatie: regio HBO:regio Universiteit: regio en landelijk Huidig aanbod Leiden huisvest op dit moment 34 basisscholen (circa 9.000 leerlingen), 11 scholen voor voortgezet onderwijs (10.500 leerlingen waarvan ruim 4.000 leerlingen uit de regio) en 6 scholen met speciaal onderwijs (1.000 leerlingen). Deze cijfers zijn inclusief de scholen voor 3 scholen voor speciaal basisonderwijs (SBO) met meerdere locaties verspreid over de stad. In Leiden is een aantal zeer grote basisscholen. Leiden is een 100.000+ stad en vervult een regiofunctie ten aanzien van voortgezet onderwijs. Leiden telt twee universiteiten en een hogeschool. De universiteit heeft zes faculteiten en meer dan 19.000 studenten. Sinds 1983 heeft ook de Amerikaanse Webster University een vestiging in Leiden. De Hogeschool Leiden is een hbo-instelling met ruim 6000 studenten. In het Leiden Bio Science Parc bevinden zich vestigingen van verschillende kennisinstituten, tezamen met een aantal biotechnologische bedrijven. Van alle studenten die Leiden rijk is, wordt geschat dat er zo’n 10.000 in Leiden woonachtig zijn. Het merendeel van deze studenten volgt een universitaire opleiding. Ook voor middelbaar beroepsonderwijs zijn er verschillende instellingen. Regionale opleidingencentra zijn het ROC Leiden, met ruim 10.000 leerlingen, het ROC Mondriaan en het ID college. De Leidse Instrumentmakersschool verzorgt specifieke opleidingen in fijnmechanische techniek is hiermee de enige in Nederland.
49
het aantal inwoners dat globaal gebruik maakt van de voorziening. Indien het aantal gebruikers onder de 15.000 inwoners ligt, wordt gesproken van wijkvoorzieningen. Vanaf 15.000 tot 120.000 inwoners wordt gesproken over stedelijke voorzieningen. Regionale voorzieningen hebben een voedingsgebied waarin meer dan 120.000 inwoners wonen.
50
Trends Noodzaak opleiden en relevante arbeidsmarktkwalificaties gericht op duurzame uitstroom (levenlang leren). Opkomst multifunctionele accommodaties met meerdere voorzieningen onder een dak; een voorbeeld zijn de brede scholen. Ook multidisciplinaire samenwerking kan functie van scholen verbreden. Scholen worden steeds meer als vindplaatsen voor aanpak van opvoed- en opgroeiproblematiek gezien waarbij op de locatie naast onderwijs ook een aanbod op dat vlak wordt georganiseerd. Vanwege de scheiding van het juridische en economische eigendom van schoolgebouwen is de gemeente in het huisvestingbeleid van onderwijsinstellingen vaak sterk afhankelijk van de medewerking en samenwerking met afzonderlijke instellingen. Naast vergrijzing is er sprake van ontgroening: op termijn is er een daling van het aantal kinderen te verwachten, waardoor op macroniveau de behoefte aan basisonderwijs daalt. Voor het voortgezet onderwijs zien wij vanwege onze regiofunctie een lichte stijging van het aantal leerlingen. Voor het speciaal onderwijs verwachten wij een stabiel aantal leerlingen. Landelijk zijn er experimenten met de ‘0-groep’. Dit is een peutergroep onder regie van het basisonderwijs. Invoering van ‘Passend Onderwijs’50 kan op termijn veranderingen in leerlingenstromen tot gevolg hebben. Wat kan dit betekenen? Door de veranderende samenstelling van de bevolking moet op de lange termijn rekening gehouden worden met een dalende behoefte naar onderwijshuisvesting voor zowel primair als voortgezet onderwijs. Verdere decentralisatie van regels en bevoegdheden zal er waarschijnlijk toe leiden dat scholen in de toekomst de volledige verantwoordelijkheid krijgen voor het onderhoud van het gebouw. Hierdoor zal de invloed van de gemeente op het gebied van huisvesting verder afnemen. Wanneer het concept van de 0-groep doorgevoerd wordt, kan dit betekenen dat de lokalen voor peuteronderwijs ook ruimtelijk bij basisscholen gevoegd worden. 2.2
Kind en Jeugd
Gemeentelijke relatie In Leiden maakt een groot gedeelte van de kinderen gebruik van een voorschoolse voorziening. Kinderen worden zo gestimuleerd in hun ontwikkeling en voorbereid op het onderwijs. Waar nodig krijgen (doelgroep) kinderen zelf extra aanbod VVE (voorschoolse educatie). Ouders krijgen daarnaast via kinderdagopvang en de bso de gelegenheid om werk en zorg te combineren. Peuterspeelzaalwerk en kinder(dag)opvang zijn daarmee belangrijke pijlers in het jeugdaanbod. Het peuterspeelzaalwerk ontvangt subsidie van de gemeente (naast de ouderbijdrage). De kinderopvang is financieel toegankelijk vanwege de landelijk beschikbaar gestelde kinderopvangtoeslag. De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen stelt eisen omtrent de kwaliteit. De gemeente voert hierop toezicht en is verantwoordelijk voor handhaving. Daarnaast treedt de gemeente regelmatig ook op als verhuurder voor peuterspeelzaal of kinderopvang. Daarmee 50
Het kabinet werkt aan een nieuw stelsel waarin scholen de plicht krijgen een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben
51
zet de gemeente zoveel mogelijk in op multifunctionele accommodaties en koppelingen met bijvoorbeeld onderwijs en sport. De gemeente is verantwoordelijk voor de realisatie van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s). Voor de omvang en spreiding van kinderspeelruimte bestaat geen wet- of regelgeving. Wel is financiering, realisatie en onderhoud van speelruimten een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Leiden heeft dit, alsook het benadrukken van het belang van kwaliteit van spelen, vastgelegd in het speelbeleid. Voedings- / verzorgingsgebied peuterspeelzalen: wijk kinderopvang: wijk CJG: wijk en stad Speel- en trapveldjes: buurt Huidige aanbod Peuterspeelzalen en kinderopvang Peuterspeelzaalwerk verschilt van de kinderdagopvang in die zin dat het geen opvang betreft maar heeft als doel te spelen, leren, ontwikkelen en ondersteunen. In 2000 is daar de Vooren Vroegschoolse Educatie (VVE) bijgekomen om eventuele taalachterstanden bij kinderen weg te werken voordat zij naar de basisschool gaan. In Leiden is een aantal kindplaatsen beschikbaar van 1.175. Het aantal kindplaatsen in de dagopvang van 0 tot en met 3 jaar is in Leiden per 1 januari 2011 1.558 en het aantal kindplaatsen voor buitenschoolse opvang (BSO, 4 tot 11 jaar) 1.803. CJG’s Er zijn twee Centra voor Jeugd en Gezin, één in de Stevenshof en één in Zuidwest. Er volgen er nog twee, eind dit haar wordt er één in de Professorenwijk geopend en bij de realisatie van de Bredeschool één in Leiden-Noord. De minimale functies die een CJG biedt, zijn: De jeugdgezondheidszorg 0-23 jaar De 5 preventieve WMO-taken op het terrein van opvoed- en opgroeiondersteuning: informatie en advies geven, (vroeg)signaleren van problemen, mensen verwijzen naar het lokale en regionale hulpaanbod, licht pedagogische hulp bieden, de zorg voor jongeren en gezinnen coördineren Een schakel met Bureau Jeugdzorg Schoolmaatschappelijkwerk Een schakel met het onderwijs Speel en trapveldjes Voor elke groep jeugd moeten er voorzieningen zijn op de geëigende schaal: voor 0-5 jarigen in en om het huis, voor 6-11 jarigen dicht bij huis. Voor 12-18 jarigen is er geen afstandsnorm maar ontmoeting in de eigen sociale omgeving is belangrijk. Iedere gemeente kan zelf bepalen hoe groot speelvoorzieningen zijn. In het Leidse speelbeleid wordt naast de kwantiteit het belang van kwaliteit benadrukt, en wordt de actieradius van het kind meegenomen. Het Stipo hanteert een landelijke richtlijn, de zgn., 3% regel: 300m2 per 1.000 kinderen. Wanneer we deze richtlijn afzetten tegen de huidige situatie van beschikbare formele speelruimte in Leiden komen we op een getal van 346 vierkante meter per 1.000 kinderen van 0-11 jaar uit. Voor de oppervlakte zijn de totalen van de 16 speeltuinen van de Leidse Speeltuinvereniging meegenomen. 52
Voor de leeftijd tussen 12 en 18 jaar zijn in Leiden trap- en basketbalveldjes beschikbaar verspreid over de stad. Trends Er wordt landelijk ingezet op positief jeugdbeleid: niet langer staan overwegend risico’s en problemen centraal, maar draait het in het jeugdbeleid meer en meer om het bieden van kansen aan de jeugd, talentontwikkeling en burgerschapvorming. Voorzieningen moeten hieraan ondersteunend zijn. Harmonisatie van financiering van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang:het op één lijn brengen van de regelgeving: financiering, kwaliteit, inspectie en aanbod van programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Na de niet aflatende groei in de kinderopvang van de afgelopen jaren wordt er vanaf 2012 door het Rijk bezuinigd op de kinderopvangtoeslag. Integrale kindcentra voor kinderen van 0 – 12 jaar zijn landelijk in opkomst. Hierin worden voorschoolse voorzieningen, basisonderwijs en buitenschoolse opvang verenigd, bij voorkeur door één organisatie aangestuurd. (zie ook bij ‘Onderwijs’ het stukje over de 0-groep). Decentralisatie jeugdzorg naar gemeenten. De tolerantie ten opzicht van elkaar lijkt af te nemen. Hierdoor wordt op sommige plekken eerder overlast ervaren. Spelen (0-11 jaar): er is een trend dat andere partijen zoals woningcorporaties bijdragen aan de kosten. Wat kan dit betekenen? Het is door alle ontwikkelingen op dit moment lastig in te schatten hoe de vraag naar kinderopvang zich ontwikkelt. Puur op basis van kindertal en de landelijke bezuinigingen is de verwachting dat de vraag flink daalt. Peuterspeelzaalwerk en buitenschoolse opvang zullen in de toekomst naar verwachting vaker worden gecombineerd met andere functies. Voor een deel is deze trend al ingezet, denk hierbij bijvoorbeeld aan de brede school en multifunctioneel gebruik van sportaccommodaties. De decentralisatie van taken uit de jeugdzorg vraagt mogelijk om nieuwe of ander gebruik van bestaande voorzieningen. Gezamenlijke aanpak van meerdere beleidsdomeinen sport, zorg, spelen en onderwijs voor een zo efficiënt mogelijk gebruik van de ruimte in de stad. 2.3
Zorg
Gemeentelijke relatie We zijn in het kader van de Wet publieke gezondheid (Wpg) verantwoordelijk voor het in stand houden van de GGD. We doen dit vanuit een regionale samenwerking op het niveau van Midden Holland. We zijn ook vanuit de WPG wettelijk verantwoordelijk voor het jeugdgezondheidszorg (JGZ). Deze heeft een plek binnen de CJG’s (zie ook kind en jeugd). We hebben ten aanzien van de realisering/bouw en exploitatie van eerste- en tweedelijnsgezondheidszorg geen wettelijke taken. De gemeente heeft wel de verantwoordelijkheid om te waken voor een goed functionerende zorgstructuur voor haar inwoners. Daarom bevordert de gemeente waar mogelijk de vestiging van praktijken en zorgvoorziening in wijken waar hiervan een (dreigend) te kort is.
53
De gemeente heeft in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning verantwoordelijkheid als het gaat om het bevorderen van participatie van mensen aan de samenleving. Daarbij gaat de aandacht vooral uit naar mensen met een beperking. Tot voorkort ging het hierbij vooral om ouderen. Met de overheveling/decentralisatie van diverse taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektesten (AWBZ) (start 2009 met het schrappen van de grondslag psychosociaal uit de AWBZ tot de gefaseerde overgang van begeleiding en dagbesteding in 2013/14) verbreedt deze groep zich tot mensen met fysieke, psychische en verstandelijke beperkingen. Onder de paragraaf Welzijn (2.4) zijn nu ontmoetingsactiviteiten voor ouderen te vinden. Afhankelijk van de verdere beleidsontwikkeling rond de decentralisatie van AWBZ-taken op het gebied van begeleiding en dagbesteding komen er onder dit kopje Zorg nieuwe voorzieningen. Voor de opvang van kwetsbare groepen heeft Leiden binnen de regio een centrumfunctie. Het gaat hier om een wettelijke taak. Voedings-/verzorgingsgebied Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD): regionaal Eerste lijnsgezondheidszorg: Huisarts: wijk Tandarts: wijk Apotheek: wijk Fysiotherapeut: wijk Verloskundige: stad Tweede lijnsgezondheidszorg: Verzorgingstehuis: stad en regio Verpleegtehuis: stad en regio Ziekenhuis: stad en regio -
Maatschappelijke opvang: stad en regio
Huidig aanbod GGD De GGD heeft een vestiging in Leiden van waar zij diverse beleidsmatige en uitvoerende taken uitoefent: Gezondheidbevorderende activiteiten zoals voorlichting en cursussen onderzoek Reizigersinformatie en vaccinaties Meldpunt zorg en overlast Steunpunt huiselijk geweld Nazorg ex-gedetineerden Tuberculosebestrijding SOA –onderzoek Sociaal- medische advisering Keuringen kindercentra Advies en inspecties gericht op medische Milieukunde. Voorkómen, opsporen en bestrijden van infectieziekten in de bevolking. JGZ De jeugd gezondheidszorg heeft een plek gekregen binnen de centra voor jeugd en gezin. Zie ook ‘kind en jeugd’ 2.2.
54
Eerstelijns gezondheidszorg Leiden heeft aan huisartsen 0.47 fte per 1.000 inwoners werkzaam, en zit daarmee licht boven het landelijk gemiddelde (0.43 fte). Er zijn in Leiden 31 tandartspraktijken. Er kan overigens beter over ‘Mondzorg’ gesproken worden, omdat verscheidene taken niet meer alleen door tandartsen uitgevoerd worden maar door mondhygiënistes, tandartsspecialisten, en mondprothetici. Er zijn 164 fysiotherapeuten; dit komt neer op 1,11 fte per 1.000 inwoners (landelijk gemiddelde is 0.95 fte). De eerstelijns verloskundige zorg in Leiden bestaat uit drie verloskundigenpraktijken waar in totaal 16 verloskundigen werkzaam zijn. Dit komt vrijwel overeen met het kengetal van 0.60 verloskundigen per 1.000 vrouwen in de leeftijd van 15-39 jaar. Voor wat betreft de Leidse apotheken (0,11 per 1.000 inwoners) is er een summier verschil met het kengetal dat door het Stipo gehanteerd wordt (0.14 per 1.000 inwoners), nl. 0,03 te zien. Deze situatie blijft naar verwachting voorlopig gelijk. De behoefte zal qua bevolkingsomvang niet dalen of stijgen en het aanbod dat Leiden heeft is op dit moment voldoende. Ouderenzorg In Leiden zijn op dit moment 458 bedden in verpleeghuizen en de 723 bedden in verzorgingstehuizen beschikbaar. Daarnaast is binnen de gemeentegrenzen nog een aantal serviceflats aanwezig die niet in deze berekening zijn meegenomen. Het kengetal voor het aantal bedden in verzorgingstehuizen is 46.05 bedden per 10.000 65-plussers. Leiden scoort met een huidige situatie van 49,7 bedden iets hoger. Wat betreft bevolkingsprognose is te zien dat het leeftijdscohort van 65 jaar en ouder is gestegen met 9.615 mensen in 2025. Procentueel stijgt het aandeel ouderen van 12.3% (huidig) tot 20.4% in 2025. De behoefte aan intramurale zorg zal dan ook onvermijdelijk stijgen, ondanks dat de trend is dat mensen langer zelfstandig willen blijven wonen. Maatschappelijke opvang, Verslavingsbeleid en OGGZ De doelgroep van de OGGZ (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) zijn kwetsbare mensen die een reëel risico lopen op sociale uitsluiting. Het betreft dak- en thuislozen, en mensen die zorgmijdend zijn, verslavingsproblemen of psychiatrische beperkingen hebben. Vaak is sprake van een combinatie van deze factoren. Maatschappelijke opvang bestaat uit dak- en thuislozenopvang, vrouwenopvang, en de crisisopvang. Leiden vervult als centrumgemeente een regiofunctie, wat duidelijk in de interpretatie van de getallen meegenomen dient te worden. Organisatie St. de Binnenvest St. de Binnenvest St. de Binnenvest St. de Binnenvest St. de Binnenvest Rosa Manus51
Rosa Manus GGZ 51
Type opvang
Aantallen per 1 januari 2011 Nachtopvang 40 bedden Dagopvang 40 plaatsen Sociaal pension 26 plaatsen Crisisopvang 25 plaatsen Outreach (ambulante 92 cliënten zorg) Vrouwenopvang 66 opvangplaatsen voor vrouwen en hun kinderen (totaal 24 gezinnen) Ambulante hulpverlening 25 gezinnen Inloophuis 60
In 2009 maakten in totaal 140 vrouwen en 152 kinderen gebruik van de vrouwenopvang
55
Uit de monitor OGGZ 2008-2009 Zuid-Holland Noord (GGD, jan. 2011) blijkt dat het aantal feitelijk daklozen met ca. een derde gedaald is ten opzichte van 2005. Het aantal mensen dat gebruik maakt van de dagopvang in Leiden blijft redelijk stabiel. De trend is dat er in toenemende mate sprake is van meervoudige problematiek. Zo hebben veel dak- en thuislozen ook een verslavingsprobleem en een grote schuldproblematiek. Daar komt bij dat een deel van deze groep een zorg mijdende houding vertoont: contact met zorginstellingen wordt vermeden. Trends Doordat meer mensen in deeltijd werken komen er in aantal meer huisartsen, tandartsen en verloskundigen. De taken van huisartsen worden meer gedifferentieerd en over gedragen aan assistenten en functies als nurse practitioner. Steeds vaker betreden maatschappen van beroepsbeoefenaars de markt. Deze nieuwe organisaties hebben vaak een meer bedrijfsmatige kijk op huisvesting en locatie. Decentralisatie taken AWBZ en Jeugdzorg Verschuiving taken en verantwoordelijkheden binnen AWBZ en de Zorgverzekeringswet Scheiden van wonen en zorg: de huisvestingskosten voor intramurale zorg komen voor rekening van de cliënt en worden niet meer betaald uit de AWBZ. Groeiende groep steeds ouder wordende ouderen en chronisch zieken kan leiden tot een toename naar de vraag naar zorg. Door toename van de individualisering en complexiteit van de samenleving heeft een deel van de inwoners moeite om ‘mee te komen’. Extramuralisering. Steeds vaker willen ouderen, die behoefte hebben aan (intensieve) verzorging of verpleging zelfstandig blijven wonen. Ook patiënten van de geestelijke gezondheidszorg en verstandelijk gehandicapten blijven vaker met begeleiding thuis of gaan in kleinschalige woonvormen wonen in plaats van in een tehuis. Vanwege de stijging in de ziektekosten vinden er binnen de gezondheidszorg veel bezuinigingen plaats. In toenemende mate wordt ervaren dat huisvesting voor kwetsbare groepen, die nu vaak langdurig in de maatschappelijke opvang verblijven, de belangrijkste stap is richting stabilisatie en herstel (‘Housing First’). In Leiden is het vinden van huisvesting voor deze doelgroep problematisch, gezien het voortdurende tekort aan sociale huurwoningen en het tekort aan ruimte in de stad. Door bezuinigingen op het onder andere het Participatiebudget vallen de doelgroepen die het minst op hun eigen kracht vooruit komen in toenemende mate buiten de boot als het gaat om activering en weer deelnemen aan de samenleving. Het betreft hier bijvoorbeeld probleemjongeren en OGGZ cliënten. Door de ingevoerde eigen bijdrage in de AWBZ neemt het aantal zorgmijders toe. Wat kan dit betekenen? De eisen aan de praktijkruimten veranderen door nieuwe taken als ‘nurse practitioner’ en het feit dat er meer ; namelijk behoefte aan meer kamers.) Behoeften aan samenwerking multidisciplinair of als groep waardoor behoeften aan andersoortige praktijkruimten zoals gezondheidscentra, HOED’s (huisartsen onder een dak) of TOED’s (tandartsen onder een dak) Op basis van het groeiend aantal ouderen zijn er in 2025 onvoldoende intramurale zorg voor ouderen in verzorgings- en verpleegtehuizen: op basis van het genomen kengetal een absoluut tekort van 208 bedden in verpleeghuizen, en 389 bedden in verzorgingstehuizen. Dit werken we verder uit in het uitvoeringsprogramma.
56
2.4
Welzijn
Gemeentelijke relatie De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is vanaf 1 januari 2007 van kracht en vormt de wettelijke basis voor het gemeentelijk welzijnsbeleid. Organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting. Omdat de gemeente vaak hun belangrijkste financier is, en omdat zij eigenaar is van veel accommodaties in de wijken, vervult de gemeente in de praktijk een belangrijke rol in de organisatie van de huisvesting. Voedings- verzorgingsgebied Buurthuizen: buurt en wijk Jongerencentra: buurt en wijk Ouderen ontmoetingscentra: buurt en wijk Maatschappelijke dienstverlening: stad en regio Migrantenorganisaties: stad en regio Andere belangenorganisaties: stad en regio Vrijwilligerswerk/mantelzorg: wijk Juridische bijstand: stad Gehandicaptenvoorzieningen: stad en regio Huidige aanbod Buurthuizen en jongerencentra Voor wat betreft buurthuizen en jongerencentra geldt beide een kengetal van 0.10 per 1.000 inwoners. Leiden scoort met 9 buurthuizen en met 7 jongerencentra onder het landelijk gemiddelde. De spreiding over de stad van de gebouwen is redelijk op orde, echter de staat van onderhoud laat nogal eens te wensen over. De huidige inzet tot verbetering van de huisvesting leidt tot hogere kosten. Hierbij is een risico dat bij gelijkblijvende gemeentesubsidies, als gevolg van hogere huurlasten, de uren van het jongeren- en welzijnswerk in de wijken omlaag gaan. Maatschappelijke dienstverlening Onder maatschappelijke dienstverlening wordt hier Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) verstaan. In Leiden hebben we algemeen maatschappelijk werk (voor Leiden 14,35 fte), schoolmaatschappelijk werk (basisonderwijs en voortgezet onderwijs: 3,22 fte), buurtmaatschappelijk werk (3,56 fte) en gezinscoaching (2,22 fte). Juridische bijstand Er zijn 4 raad – en daadwinkels gevestigd in: Leiden-Noord, Slaaghwijk, Leiden Zuidwest en het Morskwartier. Vanuit de stichting Kwadraad (maatschappelijk werk) werken sociaal raadslieden. De Leidse Rechtswinkel, heeft een eigen locatie op de Langegracht sinds eind 2008 De Kinder- en Jeugdrechtswinkel is gevestigd in het Kinderrechtenhuis aan de Hooglandse Kerkgracht. Leiden is daarnaast ook een van de dertig landelijke vestigingen van het Het Juridisch Loket. Dit loket heeft een regionale functie en richt zich uitsluitend op het informeren en adviseren. Migranten- en andere belangenorganisaties In Leiden zijn 14 migrantenorganisaties gevestigd, waarvan 5 organisaties een eigen pand hebben (HTIB, Moultaqua, TCV , Fatih en Turkse Moskee.). Daarnaast is er een koepel van migrantenorganisaties. (het samenwerkingsverband van migrantenorganisaties (SWV)).
57
Er zijn 13 bij het Platform Vluchtelingenorganisaties Leiden (PVL) aangesloten organisaties. Daarnaast zijn er in Leiden belangenorganisaties, zoals de Leidse Vereniging van Mantelzorgers, de ouderenbonden, het Platform Gehandicapten, de patiëntenorganisaties en buurt- en wijkorganisaties. Gemeentelijke adviesorganen Adviesraad Wmo Leiden Cliëntenraad Werk en inkomen Vrijwilligerswerk/mantelzorg De gemeente Leiden faciliteert het contactpunt voor vrijwillige inzet iDOE. Zij zijn momenteel gevestigd op de Breestraat. Vanuit deze locatie biedt iDOE allerlei ondersteunende diensten aan, aan zowel vrijwilligers als vrijwilligersorganisaties in Leiden. iDOE voert ook de functie van maatschappelijk makelaar uit ter ondersteuning van de maatschappelijke stages in Leiden. Voor de uitoefening van deze twee functies heeft de locatie aan de Breestraat ook een openstelling voor publiek op vastgestelde tijdstippen. De algemene ondersteuning voor informele zorg (mantelzorg, vrijwillige thuishulp en buddyzorg) voor Leiden is ondergebracht bij het Bureau Informele Zorg van St. ActiVite in Leiderdorp. Daarnaast bieden de diverse welzijns- en zorginstellingen zelf ook ondersteuning in de vorm van informatieverstrekking aan de mantelzorger die tot het cliëntsysteem behoort (bijvoorbeeld St. Radius, St. Libertas, St. Topaz, 't Huis op de Waard, St. MEE). Gehandicaptenvoorzieningen Stichting Vrijetijdsbesteding Thuishulp en Vormingsactiviteiten organiseert, coördineert en ondersteunt een breed en zinvol vrije tijd- en vormingsaanbod voor mensen met een verstandelijke beperking in de regio Leiden. Deze organisatie is gehuisvest in het clubgebouw VTV aan de Gabriel Metzustraat. Verder zijn er diverse locaties waar sporten voor gehandicapten mogelijk is. Stichting MEE is een organisatie die mensen met een beperking begeleidt. Zij is ook gehuisvest in Leiden. Trends ’Welzijn Nieuwe Stijl’ Dit stimuleringsprogramma van het ministerie van VWS, VNG en de MO-groep kent acht bakens (kenmerken). Deze geven richting aan de kwaliteitsontwikkeling van de welzijnssector, en zijn daarmee ook voor gemeenten in hun rol als opdrachtgever relevant. ‘De Kanteling’. Dit is een project van de VNG: Kantelen staat voor in gesprek gaan met de burger om, uitgaande van de eigen mogelijkheden, te komen tot ondersteuning die bijdraagt aan kunnen blijven ‘meedoen’ in de samenleving. Zo kan de uitvoering van de compensatieplicht veel vaker leiden tot ondersteuning die gevonden wordt in de wijk, dichtbij huis en met vrijwillige inzet. Individuele voorzieningen worden pas verstrekt als er geen andere oplossingen zijn. Door de bezuinigingen binnen de zorg, invoering van eigen bijdragen en aanscherping van toegang tot zorg kan er binnen (gezins-)huishoudens een stapeling van negatieve ontwikkelingen plaatsvinden. Er is steeds meer behoefte aan stut en steun, hiermee kan deels de vaak intensieve kortdurende (crisis-) hulpverlening worden beperkt. Groter wordende kloof tussen arm en rijk en hiermee samenhangend een dreigende maatschappelijke tweedeling: meedoeners en afhakers.
58
-
Mede door de invoering van de Wmo is de welzijnssector zich aan het verbreden52. Zo is bijvoorbeeld de deelname van welzijnsorganisaties in de keten wonen, zorg en welzijn sinds de invoering van de Wmo enorm toegenomen.
Wat kan dit betekenen? Aanbieders van welzijnsactiviteiten op wijk- en buurtniveau gaan meer samenwerken en/of bundelen krachten, onder meer door gezamenlijke huisvesting De gevolgen van de wijzigingen in de wet (Wmo, WWB (Wet Werk en Bijstand)) , vergrijzing, extramuralisering, vermaatschappelijking van de zorg en terugtredende (rijks)overheid zijn nog onvoldoende bekend. Inzicht verkrijgen in dergelijke trends en samenhang is van groot belang voor het ontwikkelen van adequaat toekomstig beleid. Ruimten in wijken zo multifunctioneel mogelijk ontwerpen en inrichten opdat de bezettingsgraad hoog is, efficiënt gebruik kan worden gemaakt van de beperkte ruimte. Burgers moeten in staat worden gesteld om ook zelf verantwoordelijkheid te dragen voor gemeenschapsvoorzieningen. 2.5
Kunst en Cultuur
Gemeentelijke relatie Gemeentelijk cultuurbeleid is autonoom beleid. Dat betekent dat een gemeente niet of nauwelijks taken van het rijk of bij wet opgelegd heeft gekregen, maar zelf keuzevrijheid heeft in wat hij wel of niet doet op het gebied van cultuur. Er is een historisch gegroeide rolverdeling tussen de overheidslagen. Het Rijk zorgt vooral voor de productiekant en subsidieert het aanbod van cultuur door theatergezelschappen, orkesten, musea e.d. De gemeenten zorgen voor de afnamekant. Zij ondersteunen doorgaans de theater- en muziekpodia, bibliotheken en cultuureducatieve centra door middel van subsidies en/of accommodaties Voedings- verzorgingsgebied Leiden heeft een breed en divers aanbod. Niet alleen de inwoners van Leiden maken hier gebruik van. Het cultureel aanbod trekt ook bezoekers uit de regio en uit het land. De theater- en muziekpodia hebben naast lokaal vooral ook een regionaal bereik. De musea trekken (inter)nationaal bezoekers naar de stad. Het cultuureducatieve aanbod (bibliotheek, cursussen en lessen) is vooral op de Leidse bevolking gericht, maar ook mensen uit de regio maken hier gebruik van. Huidige aanbod: het Ringenmodel De Vereniging voor Nederlandse Gemeenten heeft een zgn. Ringenmodel ontwikkeld, waarin wordt aangegeven wat in een stad aan culturele infrastructuur verwacht mag worden. De binnenste ring geldt voor gemeenten met minder dan 30.000 inwoners, de middelste ring voor gemeenten tussen de 30.000 en 100.000 inwoners, en de buitenste voor gemeenten met meer dan 100.000 inwoners. Aan de hand van dit model kunnen de lacunes in het culturele aanbod van Leiden worden aangegeven.
52
Een onderzoek van Movisie (2008) toont aan dat een toenemend aantal organisaties in steeds meer gebieden actief zijn
59
Bron: Vereniging voor Nederlandse Gemeenten
Hierna is dit model uitgewerkt voor Leiden. Per kunstdiscipline is geconcretiseerd wat Leiden te bieden heeft. Het gaat met name om voorzieningen die momenteel en/of gedurende meerdere jaren door de gemeente ondersteund worden: vaak door subsidiering, maar bijvoorbeeld ook door het gebruik van gemeentelijke accommodaties. Onderstaand overzicht noemt de belangrijkste culturele initiatieven. Daarnaast zijn er ook veel culturele initiatieven van particulieren. Culturele aanbod in Leiden, afgezet tegen het Ringenmodel VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) Film - Kijkhuis en bioscopen Media en Letteren - Bibliotheek met wijkvestigingen (BplusC) Cultureel Erfgoed - Vele monumenten - Archeologisch Centrum - Regionaal Archief - De Lakenhal, Molen De Valk en alle rijksmusea Beeldende Kunst/bouwkunst - Rijnlands Architectuur Platform - Openbare tentoonstellingsruimte (De Lakenhal, Scheltemacomplex, Ars Aemula, Wijken voor Kunst, Kunstroute) - Vormgeving van de openbare ruimte - Ateliers (Haagweg 4) Amateurkunst en kunsteducatie - Amateurkunstverenigingen, Werkgroep AmateurKunst, Leids Amateurkunst Festival, Centrum voor Amateurkunst
60
- Instituut voor Kunsteducatie (BplusC) Podiumkunsten - Schouwburg (Leidse Schouwburg) - Andere theaters (LAKtheater, Imperiumtheater, Plantsoentheater) - Concertzaal (Stadsgehoorzaal) - Kleine zaal (Stadsgehoorzaal) - Danstheater (in Schouwburg en LAKtheater) - Kernpodium Popmuziek (LVC, in toekomst De Nobel; daarnaast in Muziekhuis/Qbus) - Oefenruimtes (Muziekhuis) - Theaterwerkplaats (Ins Blau) Conclusie Ringenmodel Leiden heeft een breed en divers aanbod. In alle kunstdisciplines is het aanbod (goed) vertegenwoordigd. Ontbrekende voorzieningen/activiteiten in Leiden zijn: Centrum voor Beeldende Kunst, percentageregeling, kunstuitleen, aankoopfonds, lokale televisie, apart danstheater, beurzen en opdrachten voor schrijvers. Verder zijn er in Leiden weinig theatergezelschappen en – theaterwerkplaatsen en is het aanbod voor artistiek waardevolle films beperkt. Trends Kansrijk is de opkomst van de belevingseconomie. Nu alles op internet is te zien, te beluisteren of te kopen, zit de toegevoegde waarde van het ‘de stad in gaan’ steeds meer in de beleving. Consumenten zijn op zoek naar beleving, avontuur, authenticiteit. Daar liggen mogelijkheden voor de culturele sector en voor het midden- en kleinbedrijf, waaronder de horeca en de detailhandel. In onderlinge samenwerking kunnen zij Leiden een prominente plek in de belevingseconomie geven. Leiden wordt een stad waar je op één dag van alles kan beleven. Inspelen op het ‘meervoudig bezoekmotief’ van bezoekers biedt Leiden een enorme kans! Meer en meer vinden cross-overs plaats tussen kunstvormen en wordt kunst beoefend buiten de bestaande kaders en gevestigde structuren om. Dit leidt tot nieuwe verbanden en partnerships, die het culturele domein dat was voorbehouden aan kunstenaars en culturele instellingen openbreken en vragen om een meer integrale benadering. Zo worden er allianties gesloten tussen culturele instellingen en woningbouwcorporaties om de leefbaarheid in de wijk te vergroten en werken het bedrijfsleven en kunstenaars samen aan innovatie. In het culturele veld is een groeiend besef van het belang van (meer) cultureel ondernemerschap. Zeker jonge kunstenaars stellen zich onafhankelijker op van ondersteuning door de overheid en zoeken andere kanalen om hun werk te realiseren. Sponsoring, crowdfunding en mecenaten worden (nog) vaker gezocht, al is het in tijden van economische crisis niet altijd even gemakkelijk. Culturele organisaties zoeken inkomsten door combinaties met horeca en winkeltjes. Ze zijn steeds meer een ‘third place’, waar het goed toeven is, waar je kan werken, drinken en ontmoeten. Hoe langer bezoekers bij hen verblijven, hoe meer inkomsten gegenereerd kunnen worden. En hoe aantrekkelijker een bezoek aan Leiden voor hen wordt. Ook de culturele sector heeft te maken met de individualisering. Mensen willen hun eigen ding doen, op hun eigen moment en op hun eigen voorwaarden. Vrijheid van keuze, zapgedrag en kortdurende arrangementen horen hierbij. Het cultureel aanbod speelt daar op in. Mensen zoeken nieuwe ontmoetingsplekken, een functie die culturele instellingen in toenemende mate vervullen. Festivals en culturele evenementen beantwoorden aan de behoefte van een wij-gevoel.
61
Snelle technologische ontwikkelingen en digitalisering maken nieuwe kunst- en presentatievormen mogelijk. Ook stellen ze mensen in de gelegenheid zich te informeren over kunstuitingen en cultureel erfgoed. Dat geldt zowel voor (achtergrond)informatie, als om te weten wat er speelt. Deze ontwikkelingen geven ook nieuwe mogelijkheden voor cultuurparticipatie en marketing. De cultuursector zal hier ten volle gebruik van moeten maken, om mee te kunnen met andere concurrerende vrijetijdssectoren. En om de voor een stad belangrijke groep van jongeren, die hier het meest gebruik van maken, te bedienen. De culturele sector staat onder druk. Niet alleen door de economische crisis, maar ook door de aangekondigde bezuinigingen op cultuur bij de rijksoverheid. De prijzen van podia, cursussen, lessen stijgen. Ook de BTW-verhoging is van substantiële betekenis. De rijksbudgetten voor theatergezelschappen worden kleiner. Productiehuizen waar jonge theatermakers zich kunnen ontwikkelen zullen verdwijnen volgens de aangekondigde bezuinigingen. Deze negatieve ontwikkeling biedt Leiden ook kansen om makers naar onze stad te trekken. Wat kan dit betekenen? Clustering van activiteiten van verschillende voorzieningen onder één dak. Op dit moment wordt bekeken of de verschillende functies van BplusC (bibliotheek, muziekschool, volksuniversiteit en het Volkshuis) meer onder één dak gehuisvest kunnen worden. Meer (tijdelijke) ruimtes van de gemeente voor makers tegen huur- of (gebruiks)vergoeding. Leiden ontwikkelt een nieuw poppodium De Nobel. Dit podium zal een brede programmering voor diverse groepen hebben, en een regionaal bereik hebben. De vraag waar het particuliere initiatief begint en de verantwoordelijkheid van de gemeente ophoudt, zal blijvend onderwerp van discussie zijn. Veranderende rollen van burgers, instellingen en overheid zijn nodig om onze ambities te realiseren: meer eigen initiatief, samenwerking en cultureel ondernemerschap vanuit de stad, en vanuit de gemeente een meer faciliterende rol en ondersteuning van initiatieven, alsook intersectoraal werken. 2.6
Sportvoorzieningen
Gemeentelijke relatie Sportbeleid is een gemeentelijke aangelegenheid zonder vastomlijnd wettelijk kader. Zowel in de binnen- als buitensportvoorzieningen en ontmoetingsvoorzieningen spelen wij tot op heden een belangrijke rol. Met name op het gebied van onderhoud en beheer van complexen is er een verantwoordelijkheid, die vanuit het Leids Sportbedrijf worden uitgevoerd. Het Sportbedrijf Leiden is een onderdeel van de gemeente Leiden. Tot de taken behoren: het beheren en exploiteren van de gemeentelijke sportaccommodaties sportstimulering ondersteuning van sportverenigingen het beheren en exploiteren van niet-sport gerelateerde accommodaties De gemeente is daarnaast verantwoordelijk voor de realisatie en financiering van gymzalen. Wij kunnen dan ook besluiten deze functie te combineren met een sportzaal of sporthal (dus: niet-onderwijs functie).
62
Voedings- en verzorgingsgebied Gymzalen: wijk Binnensport (zalen en hallen): wijk en stad Buitensportcomplexen: wijk en stad Zwembaden: stad en regio IJsbaan: stad en regio Trends - Clustering van buitensportvoorzieningen; waarbij bv. ook onderwijs en de buurt gebruik kunnen maken van (kunstgras)velden. - De introductie van kunstgrasvelden bevordert multifunctionaliteit en maakt het bovendien mogelijk intensiever gebruik te maken van de faciliteiten dan het geval is bij natuurgras. - Als gevolg van de periode van welvaart en economische voorspoed in de voorgaande jaren is vooral de interesse in individuele en kapitaalintensieve sporten toegenomen. - Marktwerking: de afgelopen jaren is in een steeds groeiende (individuele) sportbehoefte voorzien door particuliere spelers op de markt, met name in de vorm van commerciële sportscholen en fitnesscentra. - De verwachting is dat het deelnemen aan ongeorganiseerde sport toeneemt. - De stichting van een gymzaal wordt niet gebaseerd op de sportbeoefening, maar is gekoppeld aan het onderwijs in de lichamelijke opvoeding. De behoeftebepaling is daarmee een onderwijsaangelegenheid. De integratie van gymnastiekonderwijs en sportbeoefening wordt steeds meer toegepast. - Binnensport: vanwege de gebruiksmogelijkheden kiezen gemeenten meer en meer voor grotere voorzieningen als sportzalen en sporthallen. Op die manier kunnen overdag scholen gebruik maken van de faciliteit, en ’s avonds en in de weekenden amateurverenigingen. Optimaliseren van gebruik is in Leiden niet anders (zie ook concept Kadernota sport en bewegen 2012-2017). - Buitensport: hetzelfde als bovenstaande voor binnensport geldt voor buitensportaccommodaties. Clustering vindt meer en meer plaats en is belangrijk in een gemeente waar ruimte schaars (en dus duur) is. Huidige aanbod Het handboek sportaccommodaties van NOC/NSF hanteert een norm voor buitensport van een ondergrens van 5m2 per inwoner en een bovengrens van 20m2. Leiden scoort hier nogal mager: met 4.83m2 per inwoner zit de stad zelfs nog net iets onder de minimale norm. Dit geldt voor nu en de toekomst indien niets aan de huidige kwantiteit wordt gedaan. Los van de hoeveelheid is het vraagstuk rondom kwaliteit ook van groot belang. Onderhoud laat nogal eens te wensen over in Leiden (Bron: Sportbedrijf, conceptvisie Sportnota). Het vervangen van meerdere verouderde gymzalen door een sportzaal wordt met name in stadsvernieuwingsgebieden toegepast, al is deze trend ook elders waar te nemen. In Leiden blijkt uit de cijfers dat deze trend zich ook ingezet heeft. Het landelijk gemiddelde voor sporthallen is 0.09 sporthallen met een gemiddelde grootte van 451m2 per 1.000 inwoners. Leiden komt met een iets hoger totaal van 30 sportzalen en hallen op 0.22 per 1.000 inwoners. Het landelijk gemiddelde voor gymzalen is 83,2 m2 aan ‘functie gymzaal’ per 1.000 inwoners. In Leiden komen we met 6.725m2 wat lager uit op 57m2 per 1.000 inwoners. Qua zwembaden heeft Leiden volgens de Rekenkamer voldoende zwemwater.53
53
Rapport Rekenkamercommissie: Meer ruimte voor sport in Leiden?, januari 2012.
63
Wat kan dit betekenen? - De sociaal economische ontwikkeling van de stad en van Nederland bepalen de vraagontwikkeling. - Investering in de aanleg van meer kunstgrasvelden maakt een hogere bezettingsgraad mogelijk en bevordert multifunctionaliteit van het gebruik. - De verwachting is dat de beschikbaarheid van bepaalde sporten en demografische ontwikkelingen (vergrijzing en verkleuring) de vraag sterk beïnvloeden. Deze verschuiving in doelgroepen verandert ook de aard van de sportvoorzieningen. Dit werken we verder uit in het uitvoeringsprogramma van de Kadernota Sport. - Toenemende burgerverantwoordelijkheid: er vindt meer wijk- en buurtbeheer en onderhoud plaats van buitensport- en spelplekken. Dit creëert sociale cohesie en controle in de buurt. - Met de inrichting van de openbare ruimte dienen we rekening te houden met het beoefenen van ongeorganiseerde sport. We bekijken of wij dit multifunctioneel kunnen maken en of het mogelijk is dat wij een aantal ‘wijksportparken’ kunnen realiseren.
64