AANTEEKENING EN OVER
N8d8rlandsch8 V8rst88ning8n Ul'l' HET
LEIDSCH GEOLOGISCH MUSEUM DOOR
Dr.
FR.
VOGEL.
Verhandelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen til Amsterdam. (TW"EEDE
SECTIE).
Deel IV. NO. 7.
c:>~:c
AMSTERDAM,
JOHANNES MÜLLER. 1895.
Aanteekeningen over Nederlandsche versteeningen uit het Leidsch Geologisch Museum. DOOR
Dr. FR. VOGEL.
Bij de inrichting van het nieuwe Museum voor Geologie en Mineralogie te Leiden rees de vraag, of voldoend materiaal aanwezig ware voor het samenstellen eener overzichtsverzameling , die geschikt zou zijn een beeld van de voordiluviale lagen van Nederland te geven, en wel op grond der daarin voorkomende versteeningen. Het bleek nu bij nader onderzoek, dat de vindplaatsen van de palaeozoïsche en mezozoïsche afzettingen in vroegeren tijd door verschillende personen zoo vlijtig doorzocht zijn, dat men uit de verzamelingen van Staring, Bosquet, Kneppelhout en anderen in staat is iets samen te stellen, hetgeen aan billlijke eischen voor het beoogde doel kan voldoen. In de eerste plaats moest hierbij naar zoo groote volledigheid worden gestreefd als noodig was, om een juist begrip te verkrijgen van de Fauna's der verschillende Formatiën, maar buitendien kwam natuurlijk vooral ook de toestand in aanmerking, waarin de voorwerpen waren bewaard. De wetenschappelijke arbeid, die bij deze gelegenheid moest verricht worden, was in de eerste plaats de determinatie der voorwerpen, en wel moesten bijna alle versteeningen opnieuw worden gedetermineerd, uitgezonderd het onderzoekingsmateriaal van Bosquet, hetgeen thans een gedeelte der Staringsche Collectie uitmaakt. Maar ook hierbij was eene herziening met het oog op de sedert verschenen Literatuur DOodig, terwijl al deze werkzaamheden niet 1*
4
AANTEEKENINGEN OVER NEDERLANDSCHE VEBBTEENINGEN.
weinig door de gebrekkige litterarische hulpmiddelen 1) te Leiden werden bemoeielijkt. Ten gevolge van de voorgenomen determinatien heeft het werk, hetgeen, zooals gezegd is, oorspronkelijk alleen met het oog op de inrichting van het Museum ondernomen werd, ook wetenschappelijke vruchten afgeworpen, en het is zeker niet overbodig in wijderen kring bekend te maken, welk materiaal voor de Geologie van Nederland in het Leidsch Museum aanwezig is en welke wetenschappelijke uitkomsten bij een voorloopig onderzoek zijn verkregen. Tot mijn leedwezen was ik nog niet in de gelegenheid onderzoekingen in het veld met die in het studeervertrek te verbinden. Er dient nog te worden opgemerkt, dat bij de keuze voor de beoogde verzameling ook enkele lagen opgenomen werden, die, wel is waar in Nederland niet voor den dag komen, maar onmiddellijk aan den anderen kant der grens zich bevinden, zoodat het zeer waarschijnlijk wordt, dat deze lagen ook deel nemen aan de samenstelling van den ondergrond van Nederland. Zooals bekend, is de oudste der voor ons in aanmerking komende formatiën het Ca rb 0 0 n van Kerkrade, tevens de eenige afzetting uit het palaeozoïsch tijdvak. Dit Carboon is door eene reeks van p1antenafdruksels vertegenwoordigd. Uit Dy as, Tri a s en het Ju r atijdvak zijn geenerlei afzettingen bekend, tenzij men tot het laatstgenoemde de Wealden-formatie wil rekenen, die op verschillende plaatsen aan de oostelijke grens van het land voor den dag komt, maar geene bijzonder goed bewaarde fossielen oplevert. Wanneer men enkele vindplaatsen, die onmiddellijk aan genen kant van de grenzen gelegen zijn, er bij voegt, en de ouderdomsbepaling van Staring's "Bodem van Nederland" ten grondslag legt, dan hebben ook wij bij de genoemde Wealdenformatie met twee afdeelingen te rekenen. 'rot Onder-Wealden behoort alsdan de "Willinksche steen," die vooral bij Winterswijk aangetroffen wordt, tot Bov e n-We a I den daarentegen behooren versteeningen en gesteenten van Masterveld in de nabijheid van Vreden in het Regierungsbezirk Münster. Terwijl het bovenstaande vooral ter wille van de volledigheid werd aangehaald, zonder dat daarin bepaald iets nieuws is medegedeeld, zoo leverden enkele groepen der Krijtformatie velerlei op hetgeen voor de wetenschap wel nieuw is. Dit geldt o.a. voor het ') Verllloedelijk is hierin ook de oorzaak gelegen, dat verscheidenen determinatiën uit vroegere tijden ons thans bevreemden.
AANTEEKENINGEN OVER NEDERLANDSCHE VERSTEENINGEN.
5
Ne 0 c oom, waartoe, zooals bekend het gesteente van Losser bij Oldenzaal en van Gildehuis bij Bentheim behoort. Reeds herhaaldelijk heeft deze vorming de aandacht der geologen getrokken, zoodat eene reeks van publicatiën over dit Neocoom bestaat, en wel zijn het vooral Ferd. Roemer, Credner en Staring, die zich daarmede bezig hielden. De eerstgenoemde heeft de ouderdomsbepaling gemaakt en de daar gevonden fossielen gedetermineerd, zoodat de typische exemplaren op het oogenblik voor het grootste gedeelte in het geologisch Museum der Universiteit te Bonn berusten. De overige geologen hebben zich meer bezig gehouden met de studiën over stratigrafische toestanden der omstreken van Losser-Bentheim. Men kan intusschen niet zeggen, dat de desbetreffende studiën voltooid zijn 1). Uit het gesteente van Losser en Gildehuis is hier eene reeks van fossielen aanwezig, die in verband met de opgaven van Roemer den grondslag hebben geleverd voor eene lijst van fossielen door Staring in 't licht gegeven, maar buitendien vond ik in de Verzameling Staring een onbewerkt materiaal van verscheidene kub. Meters inhoud, waaruit het mij gelukte eene reeks van determineerbare fossielen af te scheiden. De vergelijkende overzichtstabellen aan het slot dezer mededeeling toonen aan in hoeverre de kennis der Fauna der bedoelde Neocoomafzetting door mijne onderzoekingen is vermeerderd geworden. Het kwam m~j namelijk wenschelijk voor, ook de reeds bekende fossielen opnieuw door te werken, aangezien onze kennis van den aequivalenten Neocoom:Zlwdsteen in het Teutoburger Wald sedert de onderzoekingen van Roemer zeer is vooruit gegaan, en wel door een publicatie van Weerth. Mijne uitkomsten zullen meer uitvoerig binnenkort het licht zien in het tijdschrift van het Geologisch Museum te Leiden (Sammlungen des Geol. Reichs-Museums in Leiden). De op het N eocoom volgende étages, met name G a u I t, een oman en rl'uron zijn slechts door kleine reeksen der voornaamste fossielen vertegenwoordigd, afkomstig van plaatsen, die onmiddellijk over de grens zijn gelegen, namelijk van den Barler Berg bij Wüllen (Ga uit) van Odink (Cenoman) en van Graes bij Ahaus (Turon). Al deze voorwerpen geven mij geen aanleiding tot verdere opmerkingen. Daarentegen is de jongste afdeeling van het krijt, het 1) Meer in het bijzond~r bestaan nog tegenstrijdigheden ten opzichte van de grenzen der formatiën. Credner beschouwt in zijn in 1861 gepubliceerden arbeid den ondersten zandsteen van Hagelshoek als We aId en, terwijl Roemer in eene aanteekening van 1855, die Credner over het hoofd heeft gezien, Peet en crassitesta rf,. Exogyra sinuata, dus typische Neocoom-fussielen, aanhaalt.
6
AANTEEKENINGEN OVER NEDERLANDSCHE VERSTEENINGEN.
Sen 0 0 n, voor ons van te meer beteekenis, omdat die in Limburg in groote volledigheid ontwikkeld is en daarbij zoo rijk aan fossielen als men zelden ziet. De onderste afdeeling van het · Q u a dra ten k r ij t is door de planten van het "Aachener zand" vertegenwoordigd, verder door eene verzameling van fossielen uit het "Groenzand van VaaIs," die in vuursteen veranderd en op die wijze voortreffelijk bewaard zijn, en ten laatste door eenc reeks van minder goed bewaarde versteeningen uit de daartusschen gelegen zandsteenbanken. Het is te betreuren, dat deze schat van het museum, welke tot nu toe tamelijk verborgen was gebleven, niet iets vroeger voor den dag is gekomen; hij zou anders bij de bewerking der uit dezelfde lagen afkomstige fossielen door Boehm en Holzap(el (voor enkele jaren verricht) groote dienst hebben kunnen doen, want de uitkomsten van deze voortreffelijke werken zouden daardoor zeker nog hebben gewonnen. Dit materiaal heeft te meer beteekenis, omdat de betreffende vindpillatsen uitgeput zijn. De bovenste afdeeling van het Senoon, het Mucronatenkrijt, is in de eerste plaats door eene verzameling vertegenwoordigd, die uit het "witte Krijt" van den Schneeberg bij Vaals en uit aequivalente lagen van de omstreken aldaar, afkomstig is. Hierbij moge weer in het bijzonder op de voortreffelijke reeks van Foraminifeeren gewezen worden, die te Leiden uit deze formatie aanwezig is. In de hierop volgende, aan versteeningen rijke afzetting van Kunraed zijn de fossielen, helaas, niet bijzonder goed bewaard, want meestal zijn daarvan slechts afdruksels of steenkernen aanwezig, die evenwel 'voor eene determinatie voldoende bleken. Beter is het in dit opzicht met de Maastrichtsche lagen (s.s.) gesteld, die zooals bekend, vooral in de St. Pietersberg ontwikkeld zijn, en waarvan de fossielen reeds sedert meer dan 100 jaar voor de palaeontologen een onderwerp van nasporingen zijn geweest 1). Van de Vertebrata uit deze lagen mag in de eerste plaats de reusachtige M08a8auru8 Camperi genoemd worden, waarvan hier nog enkele der oorspronkelijke stukken aanwezig zijn, die reeds door ]~aujas St. Fond werden beschreven, en die vermoedelijk in het begin dezer eeuw wederom van Frankrijk naar Nederland zijn teruggebracht. Jammer, dat de schedel van dit beest niet in hetzelfde lot heeft gedeeld, en zoodoende nu slechts als gipsafgietsel in Nederland is vertegenwoordigd. De Chelone Ho.ffmanni is hier door een rugschild I) P. Campel', Conjectllres relative the petrifications found in St. Pieter's mountain near Maastricht London 1786.
AANTEEKENINGEN OVER NEDERLANDSCHE VERSTEENINGEN.
7
vertegenwoordigd, hetgeen door zijne volledigheid en aanzienlijke groote uitmunt. Daaraan sluiten zich overblijfselen van visschen, waarvan kaken en losse tanden in groot aantal aanwezig zijn. Hetzelfde geldt van de lagere dieren, waarvan slechts enkele bijzonder schoone exemplaren hier genoemd mogen worden, b.v. Nautilus Heberti Bink. en andere soorten van Nautilus, enkele schalen van de reusachtige Pinna cratacea Sehloth. en exemplaren van HemipneU8tea atria to-radia tua, die 18-20 cM. doorsnede hebben. De groote belangstelling der palaeontologen in de afzettingen van Maastricht maakt het begrijpelijk, dat de versteeningen daarvan in een groot aantal wetenschappelijke werken zijn vermeld b.v. van Goldfuss, Roemer, d'Orbigny etc. Daarnevens gaf de rijkdom van organische overblijfselen ook aanleiding tot het schrijven van Monographiën, die zich meer in het bijzonder met de Fauna der Maastrichtsche lagen bezig houden 1).
I) Miquel. De fossiele planten van het krijt in het Hertogdom Limburg.
Verhandelingen, uitgegeven door de Commissie, belast met het vervaardigen eener geologische beschrijving en kaart van Nederland, I Deel. Haarlem 1853. Ettinghausen ti; De/Jey. Ueber die Kreideflora von Aachen und Maastricht. Sitzungsberichte der k.k. Akademie in Wien. Mathem. natu.rw. Klasse XV, 1857. Debey ti; Ettingltausen. Die urweltlichen Thallophyten des Kreidegebirges von Aachen und Maastricht. Denkschriften der mathematisch naturwissenschaftl. Klasse der Akad. d. W. Wien. Bd. 16. 1859. Reuss. Palaeontologïsche Beiträge. Foraminiferen des Kreidetuft's von Maastricht. Sitzungsberichte der k. k. Akademie der Wissensch. Naturw. Klasse. 44 Band I. Abth. 1861. Beyssel. Die Foraminiferen der Aachoner Kreide, herausgegeben von Holzapfel. Abhandlungen der kgl. preuss. geol. Landesanstalt. Hagenow. Die Bryozoën der Maastrichter Kreidebildnngen. Cassel 1851. Ubaghs. Neue Bryozoënarlen aus der Tuft'kreide von Maastricht. Palaeontographica 1854. H'l.mm. Die Bryozoën des Maastrichter Obersenon I Th. Die cyclostomen Bryozoën. Bosquet. Notice sur quelques nouveaux Brachiopodes du système maastrichtien. Verhandeling uitgegeven door de Commissie etc. 1854. B08quet. Monographie des Brachiopodes fossiles du terrain crtlt. sup. du Duché de Limbourg. Part. I 1860. Bayle. Rudistes. Bull. de la Soc. geol. de XV 1858. Binkhorst. Mouographie des Gastéropodes et des Cephalopodes de la craie sup. du Limbourg 1861. Kaunhowen. Die Gastropoden der Maastrichter Kreide. Berlin; Diss. Bosquet. Monographie des crustacées fossiles du terr. crét. du Duché de Limbourg. Verhandelingen uitgegeven door de Commissie etc. TI Deel Haarlem 1854. Bosquet. Notice sur quelques Cirripèdes recemment decouvert dans Ie terr. crét. de Limbourg. Natuurk. Verh. v. d. Holland. Maatsch. van Wetenschappen te Haarlem 1856. Binkhorst. Neue Krebse aus der Mastrichter Kreide. Verhandelungen des naturhist. Vereins für Rheinland und Westphalen XIV 1857. Nötling. Ueber einige Brachyuren aus dem Senon von Maastricht und dem Tertiär Norddeutschlands Zeitschr. d. deutsch. geol. Geselsch. 1881.
8
AANTEEKENINGEN OVER NEDERLANDSCHE VERSTEENINGEN.
Maar toch zijn dergelijke monographiën niet over alle diergroepen geschreven, en de voorloopige lijsten, door Bosquet gegeven, konden, hoe belangrijk ook, de nog ontbrekende monographische bewerkingen niet vervangen, aangezien geen kritiek daar op kon worden toegepast. Reeds bij eene vroeger door mij geschreven verhandeling bemerkte ik met leedwezen het ontbreken een er monographische bewerking der Mollusken; en aangezien ik nu in het Leidsch Museum daarvan een rijk onderzoekingsmateriaal vond, zoo greep ik de gelegenheid aan, om daarvan een gedeelte, namelijk de Lamellibranchiaten, te bewerken 1). Telt men de namen van Lamellibranchiaten uit de l\Iaastrichtsche lagen, - die van Kunraed er onder begrepen - te zamen, dan komt men afgezien van ontwijfelbare Synonima tot het getal van 129. Hiervan dient intusschen een gedeelte te worden afgetrokken, omdat in enkele gevallen uitsluitend namen zijn gegeven, terwijl de betreffende voorwerpen Of in 't geheel niet Of slechts zeer onvoldoende zijn beschreven. In andere gevallen hebben wij met aanhalingen te doen, waarbij onjuiste bestemmingen zijn opgenomen. Bij eene enkele soort, die werd beschreven als in 't bijzonder bij Maastricht voorkomende, was het zelfs mogelijk aan te toonen, dat de oorspronkelijke exemplaren waarschijnlijk bij vergissing tot de Maastrichtsche lagen waren gerekend. Na aftrek van alle onvertrouwbare opgaven bleven nog altijd 100 soorten van Pelecypoden over, die zeker in de Maastrichtsche krijtIagen thuis behooren en den grooten rijkdom aan vormen in de betreffende boven-se none fauna aantoonen. Ik voeg aan het slot eene lijst dezer Maastrichtsche soorten toe. Over de fossielen uit tertiaire en quartaire afzettingen, die eveneens in Leiden uitstekend zijn vertegenwoordigd, hoop ik bij eene latere gelegenheid nog enkele mededeelingen te doen. Dames. Fischzähne aus der obersenonen Tuffkreide von Maastricht. Sitzungsberichte der
Ges. naturforschender Freunde zu Berlin 1881. Winkier. De la Tortue de Maastricht. Des Tortues fossiles conservées dans Ie Musée
Teyler. Archiv du Musée Teyler Vol. II 1869. Seeley. On the Dinosaurs hom the Maestricht beds. Quart. Journ. of geol. Soc. Vol.
39. 1883. Dalia. Première Note sur les Mosasauriens de Maestricht. Bull. de la Soc. BeIge de Geo-
logie, Palaeout. etc. T. IV. 1890. I) Alleen de Rudisten heb ik niet nader onderzocht, omdat die reeds vroeger bewerkt waren.
AANTEEKENINGEN OVER NEDERLANDSCHE VERSTEENINGEN.
9
LIJST der zeker bekende Lamellibranchiaten uit het Boven-Mucronatenkrijt van Lilllburg. NAAM. Ostrea curvirostris Nilss. acutirostris Nilss. " cf. Devillei Coq. " Scaniensis Coq. " Merceyi Coq. " Bronni Müll. " hippopodium Nilss. " vesicularis Lamk. " ungulata Schloth.
"
VINDPJ.AATS.
AANTAL.
Maastricht
12 2 1 2 2 3 50 3 + 150
" " " " "
" Kunraed, Maastricht Kunraed, Maastricht Nedercanne 3+150+3 2 Maastricht 17 " 3 Geulem 4 Maastr., Valkenburg 2 Kunraed 4 Maastr., Valkenburg 1 Maastricht 1
lunata Nilss. pectinata Lamk. decussata Goldf. auricularis Goldf. laciniata Nilss. subinflata d'Orb. lateralis Nilss. " cf. plicifera Coq. " " * " conirostris Münst. " 40 Cyclostreon Nilssoni Rag. " -2 + 1 Kunraed, Maastricht Anomia cretacea Vgl. l Maastricht spec. " 1 Spondylus asper Münst. " 6 subplicatus d'Orb. " " sublaevis MÜllst. * " " Geulem 2 Maastricht, Lima Dunkeri Hag. Maastricht * " squamifera Goldf. truncata Münst. * " " 20 muricata Goldf. " " tecta Goldf. Maastr., Valken burg 1+ 1 " nobilis MÜllst. spec. 6 Maastricht " cf. denticulata Nilss. 2 Maastricht, Geulem " semisulcata Nilss. Kunraed, Geulem, Lima Maastricht 15 + 2 8
" " " " " "
+
10
AANTEEKENINGEN OVER NEDERLANDSCHE VERSTEENINGEN.
NAAM.
VINDPI,AATS.
AAN1'AL.
Pecten spathulatus Roem. Nilssoni Goldf. " membranaceus Nilss.
Maastricht
20 14
"
cf. spurius MÜllst. " pulchellus Nilss. " virgatus Nilss. ." actinodus Goldf. " cicatrisatus Goldf. " Faujasi Defr. " spec. " * " complicatus Goldf. * " ptychodes Goldf. Vola quadricostata Sow. striato-costata Goldf. " substriato-costata d'Orb. " Avicula approximata Schloth. triptera Bronn " pectinoides Reuss. " Geulemensisspec. nov. " spec. " * " semicostata Goldf. Gervillia solenoides Defr. Mytilus Ciplyanus de Rijkh. Modiola radiatula Stol. nuda de Rijkh. " Lithodomus similis de Rijkh. Ciplyanus de Rijkh. " cf. imbricata Rag. Pinna cretacea Schloth.
"
Cucullaea subglabra d'Orb. spec. nov. " Arca spec. indet. Geulemensis spec. nov.
"
Pectunculus lrnichensis spec. nov. cf. lens Nilss.
"
Kunraed," Geulem Maastricht Maastricht
12 + 9 + 1 2 35 Kunraed, "Maastricht 10 + 13 Maastricht 2 6 " 4 " 4
" "
" Maastr., Valkenburg Maastricht Kunraed, Maastricht Maastricht Kunraed, Maastricht Geulem " Maastricht Valkenburg Kunraed Kunraed, Maastricht Maastricht Kunraed Maastricht
"
100 7 7 + 15 30 6+3 6
30 1 1 3+3 8
5 1 1 2
Kunraed, "Maastricht, 20 Schaasberg Kunraed, Maastricht 1+ 4 4 Kaberg bij Maastricht 1 Kunraed, Kunraed, Benzenraedhof, Geulem, Maastr. 9+1+16+1 Maastricht Geulem
6
12
AANTEEKENINGEN OVER NEDERLANDSCHE
NAAM.
V~RSTEEN[NGEN.
VINDPLAATS.
Limopsis K unraediensis spec. nov. Kunraed rhomboidalis Alth. Leda" Foersteri Müll. Kunraed, "Maastricht siliqua Goldf. Kunraed " N ucula cf. tenera Müller " rrrigonia Geulemensis spec. nov. Geulem Astarte cf. similis Münst. Kunraed, volgens Bosquet Maastricht Crassatella Bosquetiana d'Orb. Kunraed? Maastricht, Nedercanne cf. arcacea Roem. Maastricht " spec. Corbis " Cardium producturn Sow. Kunraed subaltern at urn spec. " nov. Maastricht Lundgreni nov. nom. Kaberg " Maastricht * " propinquurn Goldf. spec. " " Isocardia spec. Kunraed Cytherea plana Sow. " Venus nuciformis Müll. " Geulem spec. indet. " Tapes faba Sow. Dosinia Maastrichtiensis spec. Maastricht" (St. Pietersnov. berg en Kaberg) Tellil1a Geulemensis spec. nov. Geulern Solen spec. " Siliqua concentristriata Müll. Kunraed Pholadomya Esmarkü Nilss. Valkenburg Goniornya designata Goldf. Kunraed Anatina millepunctata spec. nov. Liopistha aequivalvis Goldf. Kunraed," Geulem Corbula lineata Müller Kunraed Teredospee. indet. " voracissima Müller Maastricht " ? Gastrochaena arnphisbaena Goldf. " aspergilloides Forbes ? Geulern
"
AANTAL.
3 3
50
+1 3 1 18 1 30 3 9 3 2 9
1 34 2 100 12 4 8 6 1 1 1 1 4
5
+ 10 1 ? ? ? 1
11
12
AANTEEKENINGEN OVER NIi:DERLANDSCHE VERSTEENINGE~.
LIJST van verateeningen uit het Neocoom van Loaaer en Gildehuis.
Volgens Ferd. Roemer.
Crioceras Duvali d'Orb.?
Aanmerkingen.
Nienwe bewerking.
Volgens Staring.
Ancyloceras Dnvalii d'Orb.
5 Crioceras Roemeri N. & U. Crioceras spec. 1 Ammonites Decheni Roem. Olcostephanus Decheni A. Roem. 2 Olcostephanus cf. Philli psi Roem. 1 1 Ammonites spee. Belemnites spec. Belemnites subquadratus Belemnites snhquadratus Roem. Roem. Solarinm spee. 1 Exogyra sinuata Sow. Exogyra sinuata Sow. Ostrea Conloni Defr. 6 Pecten striato punctatus Roem. 2 Pecten crassitesta' ·Roem. Pecten cTas~itesta Roem. "crassitesta Roem. 11 laminosus Mant. " laminosus Maut. n Losseriensis spec. nov. 12 I " n spec. 20 I Perna Mulleti Desh. Pema Mulleti Desh. 2 Avicula Cornueliana d'Orb. Avicula Comueliana d'Orb. Avicula Cornueliana d'Orb. 3 Pinna Robinaldina d'Orb? 1 Pinna spec. " Iburgensis Weerth. 2 3 Mytilus Comuelianus d'Orb. Mytilns spee. 4 Lima longa Roem. = (?) Lima cf. Robinaldina d'Orb. Lima spec. cf. expansa 28 Forbes spee.? Lima Cottaldina d'Orb. n 1 Dnpiniana d'Orb. " 1 Astarte cf. snbstriata Leym. Trigonia Trigonia spec. 3 Lueina spee. 1 n Cornueliana d'Orb. 2 Thracia Robinaldina d'Orb. Thracia Phillipsi Roem. Thracia Phillipsi Roem. 1 Cardium spee. Venus spec. 19 Thetis minor Sow. Cyprina spee. Cyprina spec. Panopaea spec. 1 " TeutobnrgensisWeerth. 1 Panopaea spee. cf. Carteroni d'Orb. = (?) Panopaea arcnata d'Orb. " Neocomiensis d'Orb. 2 Pholadomya spec. PholadomyaWeerthii nov. nom. 2 Goniomya caudata Ag. Goniomya eandata Ag. 6 Pholas Heteropora ramosa Dnnkr. Bryozoën afdruksels. u. Koch
21
=II
Vermoedelijk zijn deze op· gayen geb8.8eerd op afdruksels van denzelfden aard.
Vermoedelijk zijn dit de rechte en linke,' klep van de"elfde soort.
Niet MytiluS:Cornuelianus, Het is onzeke,' of de Lima doer Staring bedoeld dezelfde is als de bier L. Robinaldinl\ genoemde,
Het is niet zeker, dat het door Roemer opgenoemde fos.iel met P. neocomisensis overeenstemt.