Muziek en Meer Muziekmethode voor basisonderwijs Docentenhandleiding voor groep 3
Jennemieke Snijders
© Uitgeverij Lambo Parkstraat 30 6828 JJ Arnhem
telefoon: 026-3515613 internet: www.lambo.nl e-mail:
[email protected]
Muziek & Meer Groep 3 Handleiding: isbn: 90-77318-48.8
Inhoud Inleiding
3
Hoofdstuk 1 Geluid Les 1.1 Les 1.2 Les 1.3 Les 1.4 Les 1.5 Les 1.6
7 8 9 10 11 12
Hoofdstuk 2 Herfst Les 2.1 Les 2.2 Les 2.3 Les 2.4 Les 2.5 Les 2.6
13 14 15 16 17 18
Hoofdstuk 3 Circus Les 3.1 Les 3.2 Les 3.3 Les 3.4 Les 3.5 Les 3.6
19 20 21 22 23 24
Hoofdstuk 4 Verkeer Les 4.1 Les 4.2 Les 4.3 Les 4.4 Les 4.5 Les 4.6
25 26 27 28 29 30
Hoofdstuk 5 Les 5.1 Les 5.2 Les 5.3 Les 5.4 Les 5.5 Les 5.6
31 32 33 34 35 36
Liedjeslijst
37
AAN DE SLAG Algemeen Met Muziek & Meer kun je direct aan de slag. Deze docentenhandleiding omschrijft duidelijk wat de bedoeling is en verwijst naar het leerlingenboek waar nodig. Hieronder vind je aanvullende informatie wat betreft tijd, lesopbouw, het instuderen van liederen en muziekstukken en het gebruik van de cd. Tijd Elk groepsdeel bestaat uit vijf hoofdstukken die zijn onderverdeeld in zes lessen. In totaal zijn er dus 30 lessen die verdeeld worden over een heel schooljaar. De lessen voor groep 3 en 4 nemen 20 tot 30 minuten in beslag. De lessen voor groep 5 en 6 nemen 25 tot 35 minuten in beslag. De lessen voor groep 7 en 8 nemen 30 tot 40 minuten in beslag. Lesopbouw Elke les is opgebouwd uit een inleiding, een kern en een afsluiting. Bij elk onderdeel staan picto’s. Zo zie je in één oogopslag wat de kernactiviteiten van een les zijn. De picto’s staan hiernaast afgebeeld. Een lied aanleren De cd en de docentenhandleiding helpen om liederen aan te leren. Toch wil de docentenhandleiding niet telkens opnieuw uitleggen hoe een lied aangeleerd moet worden, dit om de overzichtelijkheid te bewaren. Zorg dus dat je de volgende handvatten beheerst: - Het is essentieel dat de leerlingen goed naar het lied luisteren. Muziek & Meer helpt daarbij door te vermelden welke vragen je vooraf zou kunnen stellen. Zing nooit een lied voordat je de leerlingen minstens één luisteropdracht hebt gegeven! - Zorg dat de leerlingen rechtop zitten en met een goede ademhaling zingen. - Laat het lied in zijn geheel horen en blijf dit doen, ook tijdens de aanleerfase. Uitzonderingen hierop zijn moeilijke teksten (zie de lessen wereldmuziek). - Laat de leerlingen eerst de meest eenvoudige delen zingen, totdat ze het hele lied kennen. - Gebruik niet meer dan 8 minuten om een lied aan te leren. De concentratieboog kan niet langer gespannen blijven. - Schrijf afbeeldingen, symbolen, trefwoorden of beginletters op het bord als deze helpen de tekst van een lied beter te onthouden. Of verzin bijpassende bewegingen. - Zing een lied regelmatig zonder dat de leerlingen naar de tekst / notatie kijken. Het geheugen wordt zo gestimuleerd en er wordt vaak ‘muzikaler’ gezongen. - Evalueer regelmatig, eventueel samen met de leerlingen. Wordt het zuiver gezongen? In de maat? Doet iedereen mee? Klopt de expressie? Een liedbegeleiding / speelstuk / ritmestuk aanleren De cd en de docentenhandleiding helpen om muziekstukken aan te leren. Toch een paar handvatten: - Benoem vanaf groep 5 altijd de notennamen (achtste, kwart-, halve, hele noot). Staan de noten in een notenbalk, noteer dan de notennamen onder de noten (schrik niet: de notennamen staan in het leerlingenboek voor de docent onder de noten). - Geef bij het instuderen vier tellen vooraf. - Staan de noten in een notenbalk, stimuleer de leerlingen dan om tijdens het luisteren de notennamen in gedachten mee te lezen. - Geef leerlingen die nog niet hoeven te spelen geen instrument of klopper. Met een instrument in handen is de verleiding om toch te spelen te groot!
zingen
spelen
ontwerpen
presenteren
luisteren
gesprek
voorlezen
opdracht
spel
bewegen
7
Over de cd Liedjes Elk lied staat tweemaal op de cd: één gezongen versie en één karaoke-versie. Elk lied wordt voorafgegaan door een intro, die duidelijk aangeeft wanneer het lied ingezet moet worden. Ben je niet bang om te zingen, gebruik de gezongen versie dan als voorbeeld voor jezelf (dit heeft de absolute voorkeur!). De karaoke-versie gebruik je dan in de klas. Speel je een akkoordinstrument, dan heeft het ‘live’ laten horen van een lied de voorkeur. De akkoorden staan boven elk lied vermeld. Deze akkoorden hebben nog een reden: leerlingen die muzikaal verder gevorderd zijn dan hun klasgenoten, kunnen de liedjes thuis zingen. En indien het leerlingenboek mee naar huis wordt genomen, kunnen muzikale ouders samen met hun kind zingen. Liedbegeleidingen Elke liedbegeleiding staat éénmaal op de cd: de genoteerde partij wordt gespeeld. Elke liedbegeleiding wordt voorafgegaan door vier tellen. Je kunt de liedbegeleiding op twee manieren inzetten: 1. de liedbegeleiding dient als luistervoorbeeld 2. de leerlingen spelen mee met de liedbegeleiding Optie 1 verdient de voorkeur. Wil je de leerlingen met iets laten meespelen, gebruik dan de karaoke-versie van het bijbehorende lied. NB I
Zijn er meerdere partijen, dan worden deze onder hetzelfde cd-nummer, na telkens opnieuw aftellen, gespeeld. Ook is vooraf te horen om welke partij het gaat. Dus: “partij 1” – “1 2 3 4” – melodie/ritme _ “partij 2” – “1 2 3 4” – melodie/ritme _ “partij 3” – “1 2 3 4” – melodie/ritme. Gebruik de pauzetoets om de partijen van elkaar te scheiden.
NB II
Is de liedbegeleiding erg eenvoudig zoals in de groepen 3 en 4, dan klinkt de liedbegeleiding op de gezongen en de karaoke-versie van het lied.
NB III
Wil je de liedbegeleiding zonder cd instuderen, dan kan de cd uiteraard achterwege gelaten worden. In de docentenhandleiding wordt hiermee geen rekening gehouden.
Speelstukken Elk speelstuk staat tweemaal op de cd: éénmaal de genoteerde partij zonder begeleiding en één begeleidingsversie. Elk speelstuk wordt voorafgegaan door vier tellen. Gebruik de eerste versie als luistervoorbeeld en de tweede versie als begeleiding. NB I
Zijn er meerdere partijen, dan worden deze onder hetzelfde cd-nummer, na telkens opnieuw aftellen, gespeeld. Ook is vooraf te horen om welke partij het gaat. Dus: “partij 1” – “1 2 3 4” – melodie/ritme _ “partij 2” – “1 2 3 4” – melodie/ritme _ “partij 3” – “1 2 3 4” – melodie/ritme. Gebruik de pauzetoets om de partijen van elkaar te scheiden.
NB II
Wil je het speelstuk zonder cd instuderen, dan kan de cd uiteraard achterwege gelaten worden. In de docentenhandleiding wordt hiermee geen rekening gehouden.
Luisterfragmenten Luisterfragmenten staan telkens éénmaal op de cd. Indien er meerdere luisterfragmenten zijn, dan worden deze voorafgegaan door een stem die aangeeft om welk luisterfragment het gaat. Dus: “nummer 1” – melodie/ritme _ “nummer 2” – melodie/ritme _ “nummer 3” – melodie/ritme. Gebruik de pauzetoets om de luisterfragmenten van elkaar te scheiden.
8
LES 1.2. Nodig - werkboek blz. 4 + 5 - cd 3 + 4 lied Watjes - cd 5 opdracht 1.2. - triangels Inleiding Lees het volgende gedichtje voor: Dokter, dokter, kijk eens goed Sinds gisteren hoor ik minder goed Ja mevrouw, ik zie het al Het volgende is het geval: U heeft watjes in uw oren Daardoor kunt u niets meer horen! Vraag de leerlingen wat je nodig hebt om goed te kunnen horen (oren en geluid).
cd 3+4
Kern Laat het lied Watjes horen. Stel achteraf de volgende vragen: waar heeft mevrouw last van? Hoe komt het dat ze minder goed hoort? Leer de leerlingen het lied. Zing de laatste twee regels heel hard, alsof de dokter een beetje boos is om de dommigheid van de mevrouw. Als de leerlingen het lied kennen, herhaal dan het lied voorzien van begeleiding op de triangel (op elke eerste tel van de maat geef je een tik op de triangel). Wie kan het ook? Deel de triangels uit en laat de leerlingen meespelen. Herhaal dit met andere leerlingen.
cd 5
Afsluiting Als alles stil lijkt te zijn, kun je vaak toch horen waar je bent. De leerlingen nemen opdracht 1.2. voor zich. Ze omcirkelen de juiste afbeelding bij het juiste ‘omgevingsgeluid’. Vraag na elk ‘omgevingsgeluid’ welke afbeelding de leerlingen hebben omcirkeld.
Opdracht 1.2
2, 1, 5, 3, 4
7
LES 1.5. Nodig - cd 7 + 8 lied De kus - twee telefoons Inleiding Vraag de leerlingen wat je nodig hebt om met elkaar te kunnen spreken (oren en geluid/stem). Hoe spreken mensen die niets kunnen horen met elkaar? Laat de leerlingen vertellen. Kern Pak een telefoon. Wijs een leerling aan. Vraag of je op deze manier hem/haar kunt bellen. Nee, dat gaat niet, daarvoor moet je twee telefoons hebben. Pak de tweede telefoon erbij en bel de leerling op. Voer een kort gesprek. Speel het volgende spel: Zet twee stoelen voor de klas, met de ruggen naar elkaar toe. Vraag een leerling (leerling 1) op een stoel te komen zitten. Terwijl leerling 1 niet kijkt, vraag je een andere leerling (leerling 2) om op de andere stoel te komen zitten. Leerling 1 weet niet wie leerling 2 is. Leerling 1 gaat leerling 2 bellen om daar achter te komen. Leerling 2 mag echter niet zijn/haar naam zeggen! Leerling 1 probeert aan de stem te horen wie leerling 2 is. Daarvoor moet hij/zij leerling 2 aan de praat houden door vragen te stellen. Weet leerling 1 wie op de andere stoel zit, dan moet hij/zij dat direct zeggen. NB Bespreek voor je aan dit spel begint welke vragen je zoal kunt stellen.
cd 7+8
Afsluiting Vertel dat je laatst het volgende telefoongesprek afluisterde: laat het lied De kus horen (alleen het eerste couplet). Leer de leerlingen het lied. Als de leerlingen het lied kennen, zing dan het lied als wisselzang, waarbij de meisjes en jongens de volgende tekst zingen: Meisjes : Dag meneer, hoe gaat het nou? Hoe is dat toch zo gekomen?
Jongens: Dag mevrouw, ik ben wat flauw Deze nacht in enge dromen Kuste ik een hagedis
Nou meneer, dat is niet mis
8
LES 1.6. Nodig - werkboek blz. 6 - cd 7 + 8 lied De kus
cd 7+8
Inleiding Herhaal het lied De kus als wisselzang. Zing nu ook de coupletten 2 en 3. Vraag na afloop naar de plaats en vorm van hagedissen- en papegaaienoren. Kern Dieren kunnen ook horen, maar hun oren zien er heel anders uit dan die van mensen. De leerlingen nemen opdracht 1.6. voor zich. Daar zien ze allerlei dierenoren. Bespreek gezamenlijk welk oor bij welk dier hoort. Vraag ook welk dier het beste hoort en waarom. Kom tot de conclusie dat grote oren meer geluid kunnen opvangen. Neem de proef op de som door gezamenlijk de handen achter de oren te zetten en te luisteren naar de omgevingsgeluiden.
cd 7+8
Afsluiting Herhaal het lied De kus als wisselzang. Verzin en zing met de leerlingen nieuwe coupletten, bijvoorbeeld: …kuste ik een wit konijn Nou meneer, dat is niet fijn …kuste ik een zwarte haan Nou meneer, dat is spontaan …kuste ik een dikke koe Nou meneer, wat een gedoe
9
10