Erfgoedkwartet Coevorden Educatief project voor groep 3 en 4
Docentenhandleiding
Inhoud Voorwoord
pag. 3
Inleiding Wat is het? Doelstelling Erfgoeddoelen Taaldoelen Lesstofverrijkend Materiaal Aanvullende informatie
pag. 4 pag. 4 pag. 4 pag. 4 pag. 4 pag. 5 pag. 5 pag. 5
Lesopzet per thema Activiteit, doel en voorbereiding Taaltips, groep 3 en 4 lezen Taaltips, groep 3 en 4 woordenschat
pag. 6 pag. 6 pag. 7 pag. 9
Bijlage 1 Aanvullende informatie bij kwartetkaarten met erfgoeden taaltips
pag. 10
Bijlage 2 Het erfgoedkwartet digitaal
pag. 41
Bijlage 3 De spelregels
pag. 42
Bijlage 4 Extra taalactiviteiten
pag. 43
Bijlage 5 Erfgoedtips
pag. 44
Verantwoording
pag. 45
Consulentschap Drents Plateau
pag. 46
Dankwoord
pag. 47
Bronnen
pag. 47
Colofon
pag. 48
2
Voorwoord In opdracht van Gemeente Coevorden heeft Drents Plateau het Erfgoedkwartet Coevorden ontwikkeld. Dit prachtige product is geschikt voor groep 3 en 4 van het primair onderwijs. Komende jaren wordt een leerlijn wordt voor het onderwijs ontwikkeld. De producten worden via het Cultuurmenu 2009/2012 aan de scholen aangeboden. Drents Plateau heeft samen met lokale historische verenigingen, pilotscholen, het gemeentearchief en Cedin hard gewerkt om dit erfgoedkwartet tot stand te brengen. Voor het kwartet zijn bijzondere historische foto’s gebruikt, aangeleverd door historische verenigingen uit de stad Coevorden, de dorpen en het gemeentearchief. Het kwartet laat leerlingen zien hoe het leven er vroeger uitzag in hun eigen omgeving. Het kwartet is meer dan alleen een geschiedenisspel. Het bevat onder andere een docentenhandleiding vol erfgoed- en taaltips, applicaties voor het digitale schoolbord en een eventueel aanvullend bezoek aan het Stedelijk Museum Coevorden. Het Erfgoedkwartet is beschikbaar voor groep 3 en 4 van alle deelnemende scholen aan het Cultuurmenu 2009-2012. Alle scholen ontvangen een leskist met hierin 7 kwartetspellen, een leitje met twee griffels en de docentenhandleiding. De leskist hoeft niet retour, deze mag u op school houden. Wij wensen u veel plezier tijdens de uitvoering van het project!
3
Inleiding Wat is het? Het Erfgoedkwartet is een spel over de geschiedenis van Coevorden. Op de kwartetkaarten staan sfeervolle historische foto’s uit de gemeente Coevorden die het leven van alledag weergeven in de tijd van de overgrootouders van de leerlingen. Het doel van het kwartet is leerlingen kennis te laten maken met de geschiedenis van de omgeving waarin zij wonen. Door de vorm van een kwartetspel, dat de leerlingen vaak al kennen, worden leerlingen op een speelse manier bewust van de verschillen tussen vroeger en nu. Doelstellingen (leerdoelen) Het kwartetspel is geschikt voor leerlingen van groep 3 en 4 van het basisonderwijs. Het is aan te raden om het kwartet vanaf de tweede helft van groep 3 te gebruiken in verband met de woordenschat van de leerlingen. Het Erfgoedkwartet kent verschillende leerdoelen: o De leerlingen leren verschillen tussen vroeger en nu; o De leerlingen worden bewust van het begrip ‘vroeger’ en maken een start met het ontwikkelen van historisch besef; o De leerlingen leren dat het alledaagse leven er vroeger anders uitzag dan tegenwoordig. Er waren beroepen, voorwerpen, spelletjes die nu niet meer bestaan; o De leerlingen breiden hun (erfgoed)woordenschat uit; o De leerlingen lezen lange en onbekende woorden in combinatie met beeld. Erfgoeddoelen Het kwartetspel geeft leerlingen een beeld van het dagelijks leven in (over-)grootmoeders tijd. In het spel zijn negen categorieën opgenomen, ieder met een eigen thema dat aansluit bij het dagelijks leven. De gebruikte thema’s zijn: beroepen, vervoer, school, wonen, feest, melk, brood, veen en gebouwen. Ieder thema bestaat uit vier kwartetkaarten. Alle vier de kaarten geven samen een goed beeld over het thema en hoe dat aspect van het dagelijks leven er vroeger uitzag. Taaldoelen Het kwartet draagt bij aan de taalontwikkeling van leerlingen. Door het spel te spelen verwerven de leerlingen in groep 3 en 4 kennis over erfgoed en taalkennis door de plaatjes te koppelen aan woordbeeld en letters van het woord. Ze breiden hun woordenschat uit. Verder kan de leerkracht het erfgoedkwartet goed verbinden met rijke taalcontexten zoals het maken van visuele gedichten of het ontwerpen van een tentoonstelling (zie ook bijlage 1 en 4). Het beleven van erfgoed en taalontwikkeling gaat hand in hand. Leerlingen kunnen genieten van de grappige klank of de bijzondere betekenis van een woord zoals armenhuis, olieman of poepstoel. Leerlingen krijgen vanuit de erfgoedkennis meer greep op de betekenis van een woord door de foto’s en de uitleg (Mijn oma zegt altijd: heb je de wc doorgetrokken? Zij moest aan een touwtje trekken. Tegenwoordig drukken we op een knop). Door het meerdere keren te spelen van het kwartetspel en door de activiteiten met de taaltips zijn er heel veel kansen voor leerlingen om zich de erfgoedwoorden eigen te maken en de woorden actief te gaan gebruiken. Lesstofverrijkend Het Erfgoedkwartet en de activiteiten rond het kwartet zijn lesstofverrijkend voor groep 3 en 4. Het spel sluit aan bij verschillende thema’s die vallen onder wereldoriëntatie en taalontwikkeling. Denk daarbij aan thema’s als beroepen, vervoer, school en feest. U kunt bij de behandeling van de thema’s gebruik maken van de kwartetkaarten, van de achtergrondinformatie bij de kaarten verderop in de handleiding en van de foto’s die terug te
4
vinden zijn op de website van Drents Plateau, www.drentsplateau.nl. Deze kunt u in de klas projecteren via een digitaal schoolbord. (Zie bijlage 2) Er zijn verschillende mogelijkheden voor het gebruik van het kwartet in de les. Zo is het mogelijk om de kwartetten binnen een korte periode te behandelen, in het kader van wereldoriëntatie, en daarna de leerlingen het kaartspel te laten spelen. Een andere mogelijkheid is om per kwartet aan te sluiten bij een thema uit de taal- of leesles. Door aan te sluiten bij thema’s kunt u de kwartetten op verschillende momenten in het jaar gebruiken. Daarnaast is het mogelijk om het kwartet te gebruiken tijdens lesstof verdiepende activiteiten. Een voorbeeld hiervan is een circuit. De leerlingen besteden 6 weken lang een middag per week aan verdieping. Hiervoor worden ze in kleine groepjes verdeeld en gaan elke week naar een andere verdieping. Het kwartet met de daarbij behoren erfgoed- en taaltips wordt hierbij aangeboden als één van de verdiepingen. Materiaal Archiefdoos 7 kwartetspellen 1 leitje en 2 griffels Docentenhandleiding Het kwartet met extra fotomateriaal is digitaal beschikbaar op www.drentsplateau.nl Aanvullende informatie Alle scholen die deelnemen aan het Cultuurmenu 2009-2012 krijgen een leskist met al het materiaal. Deze leskist hoeft niet retour, deze mag op school blijven. Zo kunt u het gehele jaar op verschillende momenten gebruik maken van het Erfgoedkwartet. Indien u vragen of opmerkingen heeft, neem dan contact op met Drents Plateau via
[email protected] of 0592-305947.
5
Lesopzet Activiteit: Doel:
Duur: Lesmateriaal:
Klassikaal bespreken van de kwartetkaarten per thema en het spelen van het kwartetspel. De leerlingen leren verschillen tussen vroeger en nu. De leerlingen worden bewust van het begrip ‘vroeger’ en maken een start met het ontwikkelen van historisch besef. De leerlingen leren dat het alledaagse leven er vroeger anders uitzag dan tegenwoordig. Er waren beroepen, voorwerpen, spelletjes die nu niet meer bestaan. De leerlingen breiden hun (erfgoed)woordenschat uit. De leerlingen lezen lange en onbekende woorden in combinatie met beeld. ca. 45 minuten per thema Kwartetkaarten, digitale schoolbord
Voorbereiding In de kring kunt u het kwartetspel inleiden. U kunt ingaan op het begrip vroeger. Welke verschillen zijn er tussen het leven vroeger en nu? Wat is vroeger? Hoe lang is dit geleden? Coevorden zag er vroeger anders uit en mensen leefden vroeger anders. Een hoop voorwerpen die we nu dagelijks gebruiken, bestonden vroeger nog niet. Uitvoering U kunt de kwartetkaarten visueel maken door met behulp van het digitale schoolbord de kaarten weer te geven. U vindt het kwartet digitaal op www.drentsplateau.nl (ziet u voor de precieze locatie de beschrijving in bijlage 2). Aan de hand van de grote digitale kaarten kunt u per thema de verschillen tussen het leven van vroeger en het leven nu met de leerlingen bespreken. Zien de leerlingen wat er op de foto’s staat? Wat weten de leerlingen al over dit thema en de afbeeldingen op de kwartetkaarten? Kunnen de leerlingen lezen welke vier kwartetkaarten bij het thema horen? U kunt zelf ook iets vertellen over het leven van vroeger. Een bijzondere aanvulling is dat u het verhaal achter de foto’s in de klas kunt vertellen. Deze verhalen zijn opgenomen in de docentenhandleiding. Per kaart vindt u informatie over de foto zelf, over het onderwerp, eventuele plaatjes en links naar filmpjes/animaties. (zie bijlage 1) Verwerking Na het bespreken kunnen de leerlingen in groepjes het Erfgoedkwartet Coevorden spelen. De spelregels treft u aan onder bijlage 3. Door het kwartet te spelen zullen de leerlingen niet alleen het verhaal achter het erfgoed in hun eigen omgeving leren kennen, maar ook de taal en erfgoedwoorden die gebruikt worden.
6
Aanvullende tips voor groep 3 en 4 lezen Activiteit: Doel: Duur: Lesmateriaal:
Klassikaal bespreken van de kwartetkaarten aan de hand van de woorden en het lezen van deze woorden. De leerlingen lezen lange en onbekende woorden in combinatie met beeld. ca. 15 minuten leesinstructie Kwartetkaarten, woordrijtjes uit de leesmethoden
Voorbereiding In groep 3 en 4 zijn er diverse mogelijkheden om aan te sluiten bij de leesmethode. (Zie voor allerlei tips bijlage 4 Tips voor taal-leesactiviteiten) Leerlingen kunnen door de voorkennis van de plaatjes bij het kwartet en de informatie over het onderwerp moeilijker woorden lezen, dan waar ze in didactische zin aan toe zijn. U kunt uw leesles aanvullen met woorden uit het kwartet. Of u kunt de erfgoedactiviteit aanvullen met een extra leesoefening. Het merendeel van de erfgoedwoorden moeten de leerlingen leestechnisch kunnen lezen vanaf kern 11 (VLL). Eventueel kunt u de spelregels van het kwartet aanpassen. Als leerlingen leestechnisch de woorden nog niet kunnen lezen, mogen ze een omschrijving geven wanneer ze een kaart vragen. In de praktijk blijkt dat leerlingen de woorden opslaan in hun geheugen en behoorlijk nauwkeurig aangeven welke kaart ze willen. Nieuwe woorden kunt u terug vinden in onderstaande tabel (vetgedrukt). Kern 10
Kern 11
Kern 12
Lezen van woorden met open lettergrepen en samenstellingen
Lezen van 1 of 2 bekende woorddelen in lange woorden
Herhaling
Herhaling
nieuw!
bakker, bakt, boer, brood, dag, graan, huis, klas, melk, plein, schaap, klomp, man, olie, stil, tram, paard, riet, school, tol, vee, lezen,schrijven
Spelen, zitten, samen, molen, steken, kermis
Armenhuis,rietdekker, poepstoel, doofpot, strijkijzer, koffiemolen, hondenkar, ganzenmarkt, Koninginnedag, schaapherder,klompenmaker vervoeren.
nieuw!
Fabriek, Kasteel, olieman, tolhuis, nieuw! wagen,melkvee, Aak,lei,turf,lossen,haantje,stokje melkboer, Oogsten, brengt (kernen Veilig Leren Lezen maanversie)
Heel veel werkvormen die in Lekker Lezen van Malmberg worden gebruikt (voortgezet technisch lezen) kunt u ook gebruiken met de kwartetkaarten. In groep 3 : woorden met drie medeklinkers achter elkaar vooraan een woord, achteraan of in het midden. Kleur die letters en lees het woord vlot. Brengt, oogsten, markt In groep 4: Kleur de woorden met drie stukken. Laat de leerlingen door klappen controleren en daarna alle woorden vlot lezen. (Armenhuis,rietdekker, poepstoel, doofpot, strijkijzer, koffiemolen, hondenkar, ganzenmarkt)
7
Laat de leerlingen bekende woorddelen in een lang woord kleuren. Bespreek met hen de strategie: als je van een lang woord al een woord kent, wordt het gemakkelijker om dat woord te lezen. In groep 4 wordt geoefend met samengestelde woorden en woorden met 2, 3 of 4 lettergrepen. Uitvoering Introduceer de nieuwe woorden uit de tabel met het kwartet zelf. U kunt het voordoen met het kwartetspel of door de foto te laten zien (via het digitale schoolbord). U kunt bijvoorbeeld het woord hondenkar aanpakken door bekende woorddelen te benoemen (formuleren van een begrijpend leesstrategie). Schrijf daarna de volgende woorden op het bord en laat leerlingen aangeven welke bekende woorddelen ze zien Begin met de makkelijk te lezen woorden: olieman, tolhuis, melkvee, melkboer. Daarna:armenhuis, rietdekker, hondenkar, ganzenmarkt, Koninginnedag, schaapherder,klompenmaker. Laat leerlingen dan die woorden opzoeken in het spel en in tweetallen steeds sneller lezen. U kunt nog extra laten oefenen met woorden uit de methode. Verwerking Laat ze dan het spel spelen, zodat ze hun leestechnische vaardigheid in het kwartetspel kunnen toepassen.
8
Aanvullende tips voor groep 3 en 4 woordenschat Activiteit:
Klassikaal bespreken van de kwartetkaarten aan de hand van de onbekende woorden en het spelen van het spel
Doel: Duur: Lesmateriaal:
De leerlingen breiden hun (erfgoed)woordenschat uit ca. 15 minuten (aanleren) 5 minuten (gebruiken) Kwartetkaarten
Voorbereiding Het kwartetspel kan ingezet worden voor het productief gebruiken van erfgoedwoorden zoals aak, olieman, rietdekker, lei, griffel, oogsten, armenhuis, tolhuis, turf steken, turf branden, melkboer. Dit gebeurt nadat de leerlingen de woorden zorgvuldig aangeleerd hebben gekregen met de drie uitjes (uitbeelden, uitleggen, uitbreiden). Het aanleren kan gebeuren met de foto’s van het kwartet, de extra foto’s op de site van het Drents Plateau, een thematafel, het digitale schoolbord met foto’s en filmpjes, met foto’s van thuis over vroeger, door bezoek aan bijv. het Tolhuis of door een eigen tentoonstelling in de klas van voorwerpen van vroeger. Uitvoering U heeft de kwartetkaarten opgehangen op de woordmuur. Elke ochtend besteedt u aandacht aan een aantal woorden. Bijvoorbeeld: een kind gaat de klas uit. De andere leerlingen kiezen een woord. Het kind komt terug en stelt net zo lang vragen aan de anderen totdat het weet welk woord is uitgekozen. Of: vier leerlingen beelden elk een woord van één van de kwartetten uit. De overige leerlingen moeten raden om welk kwartet en om welke woorden het gaat. Verwerking Laat leerlingen dan het spel spelen, zodat ze hun actieve woordenschat in het kwartetspel kunnen toepassen. (Zie verder ook de tips voor Taalleesactiviteiten in bijlage 4).
9
Bijlage 1: Aanvullende informatie bij kwartetkaarten met erfgoed- en taaltips Beroepen Algemeen Vroeger waren er veel beroepen die nu niet meer bestaan, zoals een lantaarnopsteker. Dat was iemand die voor de uitvinding van de electriciteit de kaarsen in de lantaarnpalen aanstak. Of wat te denken van de olieman, die olie verkocht voor in de petroleumstellen en de olielampjes thuis. Beroepen en hun invulling zijn afhankelijk van de tijdgeest, de omgeving, het landschap etc. Ook de status van een beroep kan door de tijd heen veranderen. Nu heeft een klompenmaker geen hoge status. Maar vroeger was dat juist een heel belangrijk beroep. Voor een politieman geldt het omgekeerde, vroeger had hij geen hoge status, maar tegenwoordig wel. Schaapherder Algemeen Tegenwoordig zijn er veel minder schaapherders dan vroeger. Schapen speelden vroeger een grote rol in de Drents landbouw. Dat maakte het beroep van schaapherder erg belangrijk. De herder liet zijn kudde op de essen en heidevelden lopen. De schapen hielden de begroeiïng niet alleen kort, ze poepten er ook op. Zo werd de arme Drentse grond bemest en konden er grotere oogsten binnengehaald worden. Niet alleen de schapenpoep was veel waard. De schapen leverden ook wol, melk en vlees. Een schaap dat wegliep betekende een groot verlies. De herder deed zijn werk niet alleen. Hij werd geholpen door een hond. In de negentiende eeuw werd kunstmest uitgevonden. Hierdoor waren er steeds minder schapen nodig om de grond te bemesten en verloor de schaapherder zijn belangrijke positie. Over de foto Op de foto zien we schaapherder Tinus de Wit. Hij was schaapherder op de Kiel, vlakbij camping de Kiel. De foto is genomen rond 1954 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van Schoonoord. Samen met zijn schapen heeft Tinus jaren rondom Schoonoord rondgelopen. Op de foto staat zijn trouwe herdershond naast hem. Samen zorgden ze ervoor dat de schapen bij elkaar bleven. Tips • •
•
U kunt de leerlingen vragen of zij wel eens een herder en zijn schaapskudde hebben gezien. Wat viel ze op? Waarom waren de schaapsherders vroeger belangrijker dan nu? Heeft u een schaapskooi in uw omgeving? U kunt daar met de leerlingen een kijkje nemen, ook worden er soms speciale activiteiten voor leerlingen georganiseerd.
Taal Lezen van een klassentekst Wat zag schaapherder Tinus op de hei, in de buurt van de hei en op weg naar de hei? Wat ziet de huidige schaapherder op de hei? U maakt twee bordhelften vrij voor het verhaal van Tinus en voor het verhaal van de fictieve hedendaagse schaapherder. U schrijft de ideeën van de leerlingen op het bord of tikt ze in en projecteert de tekst via het digitale schoolbord. Lees deze tekst met de leerlingen in koor. Vul de tekst elke dag weer aan met nieuwe ideeën. Leerlingen kunnen ook hun ouders of grootouders vragen of Tinus bijvoorbeeld wel eens brommer over de hei heeft zien rijden.
10
Klompenmaker Algemeen Tegenwoordig loopt bijna iedereen op schoenen. Maar vroeger was dit heel anders. Schoenen waren duur, veel duurder dan klompen. En daarom was het ambacht van klompenmaker heel belangrijk. Bijna elk dorp in Nederland had vroeger een eigen klompenmaker, tegenwoordig zijn er nog maar zo’n 10 klompenmakers die zelf klompen maken en verkopen. Om klompen te maken wordt eerst de boomstam verdeeld, in verschillende blokken hout. Als twee stukken gelijk zijn, vormen zij het begin van een klompenpaar. Eerst wordt er wat hout afgehaald, zodat er een heel ruwe vorm van de klomp overblijft. Daarna snijdt de klompenmaker kleine delen eraf, zodat sommige delen goed worden gevormd: de hak, de bovenkant, en de voorkant. Daarna boort hij twee gaten in het voorste deel (waar je je voet indoet), en worden de houten delen verwijderd. Zo zijn de twee gaten verbonden, en is het een lange gang geworden. Daarna hakt de maker nog meer hout weg, zodat de voet in de klomp kan. Om de klomp mooi vlak en egaal te krijgen, gebruikt de maker een heel scherp mesje. Als hij daarmee klaar is, worden de klompen aan elkaar gebonden met een touwtje om ze bij elkaar te houden, zodat maat 36 niet met maat 40 wordt verward. Dan moeten ze nog even drogen en daarna kunnen de klompen beschilderd worden. Dit hele proces duurt zo'n twee à drie uur. Als het schilderwerk en het hout dan gedroogd zijn, kunnen de klompen worden verkocht. Over de foto Op de foto is klompenmaker Roelof Meijering uit Dalen. De familie Meijering was een echte ‘klompenmakersfamilie’. Zowel de vader als de zoon van Roelof bleven het vak van klompenmaker uitvoeren en zo werd het klompenmakersbedrijf doorgegeven van vader op zoon. De kleinzoon van Roelof, ook weer Roelof geheten, heeft nog een aantal jaren in Wachtum een machinale klompenmakerij gedemonstreerd. Op de foto is te zien hoe het maken van klompen met de hand gebeurde. Een stuk hout werd uitgehold en daarna werd de vorm van een klomp eruit gehaald. Met een mesje werd dit geheel netjes afgewerkt en dat is te zien op de foto. Tips • • •
Praat met de leerlingen over de klomp als schoeisel. Waarom werden klompen vroeger zoveel gedragen door leerlingen? En was hier een verschil tussen leerlingen van rijke en van arme ouders? Zijn er nu nog leerlingen met klompen in de klas? Wanneer dragen zij deze vooral? En is dit een verschil met vroeger? Laat uw leerlingen een filmpje zien over het maken van klompen: o Filmpje over klompen maken vroeger en nu (zoekwoord klompenmaker): http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20081231_klompenmaker01
Taal Woordenschat Maak met de leerlingen woordraadsels over de klompenmaker. Geef elk kind een papierstrook in drieën gevouwen. Laat leerlingen in tweetallen werken. Ze beginnen met een tekening van een voorwerp van de foto of een voorwerp uit het verhaal dat u over de klompenmaker heeft verteld (houtblok, mes, bijl, werkbank,) in het midden. Links schrijven ze het raadsel (Dat is van groot belang voor het vatten van de woordbetekenis). in het midden staat de tekening en rechts komt het antwoord. Andere tweetallen kunnen het raadsel oplossen. Zij krijgen het woordraadsel aangeleverd door het drieluik dicht te vouwen zodat alleen het raadsel te lezen is. U kunt van deze raadsels een raadselboekje maken, zodat leerlingen het vaker gaan gebruiken. Dat is voor het consolideren van de begrippen (inoefenen van de woorden en de betekenis) van belang.
11
Wat is het?
Tekening werkbank
Een werkbank
De klompenmaker gebruikt dit om de klompen vast te zetten.. Olieman Algemeen Tegenwoordig heeft iedereen thuis gas en electriciteit zodat de verwarming aan kan en zodat er gekookt kan worden. Vroeger was dit niet zo. De mensen hadden geen gas en ook geen electriciteit. Tegenwoordig gebruiken mensen vooral aardgas, maar ook dit was vroeger nog niet beschikbaar voor het gebruik. Daarom maakten veel huishoudens gebruik van de brandstof petroleum. Men gebruikte een petroleumstel om eten op te koken. Ook het water voor de thee of de afwas werd op dit stelletje warm gemaakt. Omdat de mensen nog geen electriciteit hadden konden ze ook geen lampen aandoen als het donker werd. Ze staken dan een kaars aan of gebruikten lampen met daarin petroleum als brandstof. De petroleum was te koop bij de drogist of bij het petroleummannetje. Een andere naam voor een olieman was petroleumverkoper. Maar in de volksmond werd deze ambachtsman ook wel ‘Pieteröliepot’ genoemd. Hij ging als kleine zelfstandige met zijn kar langs de deuren om de kostbare brandstof te verkopen. Over de foto Op de foto uit Coevorden is olieman Arend Pot te zien. De foto is genomen bij de spoorwegovergang Krimweg, vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Met zijn petroleumhandkar reed de olieman rond in de buurt. Mensen die petroleum of petroleumstelletjes nodig hadden konden dit bij de rondrijdende verkoper kopen. Arend Pot verkocht ook een aantal petroleumstelletjes. De petroleum zelf bewaarde hij op de plank er onder. Tips •
•
Praat met de leerlingen over electriciteit en gas, waarvoor wordt dat allemaal gebruikt in huis? Hoe deden de mensen dit vroeger dan? Benadruk hierbij dat er vroeger veel minder spullen in de huizen stonden. Laat de leerlingen thuis of bij opa en oma kijken of er nog een oud petroleumstelletje is, of koop er zelf een bij bijvoorbeeld een kringloopwinkel. Laat aan de leerlingen zien hoe dit werkte en hoe lastig het eigenlijk was om hier een complete maaltijd op te koken.
Taal Woordenschatspel Introduceer bij de leerlingen het volgende spel. Jullie zijn allemaal kinderen van vroeger. Olieman Arend Pot is langs geweest. Jouw moeder heeft petroleum gekocht. Wat wil jij graag koken op het petroleumstel? U begint zelf met de zin: De olieman is geweest. Ik heb petroleum. IK ga water voor de thee koken. Het eerste kind herhaalt: De olieman is geweest. IK heb petroleum gekocht. Ik ga water voor de thee koken en soep. Het volgende kind herhaalt de beide dingen en voegt zelf iets toe. Als elk kind geweest is, sluit u af met: Nou is de petroleum op en moeten we wachten tot Arend Pot weer langs is geweest. Op deze manier oefenen leerlingen het woord olieman en petroleum (moeilijk uit te spreken) en krijgen ze zicht op hoe het vroeger was zonder gas en elektriciteit.
12
Rietdekker Algemeen Het beroep van rietdekker is vroeger ontstaan, maar het is een beroep dat nog steeds wordt uitgeoefend. In de loop der eeuwen is het ambacht nauwelijks veranderd. Het riet wordt aangebracht op een kapconstructie waarop sporen en rietlatten zitten. Aan deze rietlatten wordt het riet vastgebonden. Een rietdekker heeft verschillende gereedschappen: o Het drijfbord is een houten plank van ca. 25 x 35 cm., met gaatjes erin die dienen om het riet gelijk te kloppen. Aan het drijfbord zit de kruk of zetje om het riet vast te zetten tussen rietgaarde en rietlat. o De naald; deze wordt gebruikt om de ijzerdraad onder de rietlat door te doen en aan de bovenkant er uit te halen. Boven op de gaarde wordt de draad vastgeknoopt. Ook worden andere hulpstukken zoals boomhaken, tang, mes, stromes, dakstoeltjes, ladders en steigermaterialen gebruikt. Bij schuren, stallen en soms ook nog bij monumenten kan je van binnenuit tegen de onderkant van het rieten dak kijken. Over de foto Op de foto zien we Harm Keen (rechts) en zijn werknemers Henk Engbers en Jo Meijering aan het werk. Harm, uit Wachtum, had zijn eigen rietdekkersbedrijf. Waar de foto gemaakt is, is onbekend. Wel weten we dat de foto gemaakt is in de jaren ’70. Op de foto is duidelijk te zien dat de mannen op een houten balk staan, vanaf die balk werken ze aan het riet op het dak. De man in het midden heeft een drijfbord in zijn hand om het riet gelijk te kloppen. Opvallend is dat alle mannen klompen dragen. Is dat wel handig bij dit soort werk? Tips •
•
Praat met de leerlingen over werkkleding. Wat vinden ze ervan dat de mannen allemaal op klompen werken? Waarom zou dat bij het rietdekken onhandig kunnen zijn? Zou het vak van rietdekker nog steeds bestaan? Waarom wel of juist niet?
Taal Woordenschat Maak een groot kartonnen dak van een halve kartonnen doos. Laat alle leerlingen een rietdekker tekenen in werkkleding en gereedschap. Deze rietdekkers worden op het dak geplakt. Maak met leerlingen plakbriefjes met de begrippen. Klomp, broek, mes. Plak die op het juiste deel van het dak. Om de beleving te versterken kunt u alle leerlingen ook een spreekballon laten maken waarin de leerlingen aangeven hoe hun rietdekker het vindt om zo hoog op een dak te moeten werken. Denk aan Ik ben bang dat ik val of Ik zie alles goed. De leerlingen weten vast meer mogelijkheden te bedenken.
Vervoer Algemeen Vliegtuigen, hoge snelheidstreinen, vrachtauto’s, racewagens en cruiseschepen: als er iets is veranderd, dan is het wel het vervoer, en de snelheid waarmee we ons kunnen verplaatsen. Bijna iedereen heeft een auto, en anders neem je de trein of de bus. In een halve dag kun je van het noorden naar het zuiden van Nederland reizen. En in een dag ben je aan de andere kant van de wereld. Dat was vroeger wel anders. De mogelijkheden om te reizen waren zo beperkt, dat de meeste mensen niet verder kwamen dan hun eigen dorp en streek. Als je ergens naar toe wilde, dan moest je lopend, met de trekschuit, tram of met paard en wagen. Dat kostte veel tijd.
13
Hondenkar Algemeen Tot in de jaren twintig van de vorige eeuw kon je de hondenkar aantreffen in de straten. Een hondenkar had veel voordelen boven een paard en wagen. Een hond was veel goedkoper dan een paard en stelde minder hoge eisen. Een paard had speciaal voer nodig, terwijl de hond de resten van de maaltijd opat. De hondenkar werd veel gebruikt door boeren, handelaren, fotografen, groenteboeren, bakkers en kruideniers, maar ook bijvoorbeeld om te verhuizen. In 1910 mocht niet zomaar iedereen meer een hond voor de kar laten lopen. Er werd een wet ingesteld: de trekhondenwet. Die wet hield in dat honden moesten worden geregistreerd, en dat de kar een drinkbak en een ligplank moest hebben. Ook mochten de honden niet jonger zijn dan een jaar, en moesten ze een schofthoogte van minimaal 60 cm hebben. Over de foto Op de foto uit 1930 zijn Lammechien Biemold-Smeenge en haar dochter Henderkien Biemold-Venekamp te zien. Moeder en dochter zijn op de foto samen op weg met hun hondenkar om in het land te gaan melken. Als de koeien waren gemolken hoefden de dames de zware melkbussen niet zelf te tillen of te duwen op een kar. Ook hoefden ze niet te lopen maar konden ze worden getrokken door de hond. Op de foto zijn de melkbus en de emmer voor het melken goed te zien. Voor kinderen was de hondenkar ook leuk speelgoed. Op deze foto zien we Frits en zijn zusje Jantje Kuipers in 1925 spelen met de hondenkar. Hun hond Sultan trok braaf de kar als de kinderen met de kar speelden en wanneer vader Kuipers de melkbussen van het land moest halen. Het jongetje op de foto is in 2010 een krasse oude man van 90 jaar. Hij woont nog steeds met zijn vrouw in het ouderlijk huis aan de Achterkamp 14 in Dalen. Deze foto kan via de website vergroot worden laten zien aan de leerlingen. Tips o Waarom hadden veel mensen vroeger liever een hondenkar dan een paard en wagen? o Waarom zouden er regels zijn gekomen over het gebruik van de hondenkar? o Lijkt het de leerlingen leuk om met de hondenkar te spelen, net zoals Frits en Jantje Kuipers deden? Taal Lezen van vragen en woordenschat Laat leerlingen vragen bedenken voor Lammechien en Henderkien. Zorgen ze goed voor hun hond? Denk aan vragen als: Hoe oud is jullie hond? Mag hij een hondenkar trekken? Kan jullie hond drinken als hij de kar trekt? Mag jullie hond ook rusten onderweg? Wat mag hij eten? 14
Is de kar niet te zwaar? Een kind mag Lammechien spelen en een ander kind Henderkien. U heeft de vragen op stroken geschreven. Een van de leerlingen (of een tweetal) pakt de strook, leest de vraag voor en kijkt de of Lammechien of Henderkien aan. Zij geven om de beurt antwoord. Zorg dat u dit met Lammechien en Henderkien voorbereid. Ze mogen elkaar aanvullen. Zorg de leerlingen die de twee vrouwen spelen de foto voor hun neus hebben om op terug te vallen. U kunt met de leerlingen van de vragen en antwoorden een verhaal schrijven voor de schoolkrant of het digibord. Ook hier geldt dat leerlingen zich inleven in vroeger, maar vooral de erfgoedwoorden actief gaan gebruiken. Tram Algemeen Vroeger, toen er net auto’s waren, hadden maar weinig mensen een auto. Er reden toen trams door de gemeente Coevorden. Zo konden mensen makkelijk van de ene plek naar de andere komen. De trams reden net als treinen over een rails. Toen heel veel mensen een auto kregen was de tram niet meer zo nodig en zijn alle rails weggehaald. Nu rijden er alleen nog maar trams in hele grote steden zoals Amsterdam. Over de foto Op de foto is een personentram met locomotief te zien vlakbij het station van Dalen. Op de tram staat de conducteur met een aantal passagiers. Op de grond staat de machinist van de tram. De hond op de grond hoorde bij de conducteur. Net als nu controleerde de conducteur de kaartjes van de passagiers die wilden reizen met de tram. Tips •
•
Waarom hadden nog niet zoveel mensen een auto toen auto’s net bestonden? Ken je nu nog een plaats in jouw omgeving waar een tram rijdt? Hoe kan dat?
Taal Rijke taalomgeving: Wie van de drie Drie leerlingen bereiden zich voor op het feit dat ze conducteur/ machinist zijn op de tram van vroeger. U geeft ze alledrie dezelfde naam. U geeft aan wie de echte conducteur /machinist is. De leerlingen bedenken wat ze onderweg moeten doen op de tram, wat ze voor kleren dragen, wie er onderweg instappen, waar ze naar toe gaan. Daar maken ze een lijstje van. De echte conducteur mag die antwoorden geven. De anderen moeten andere antwoorden geven. De leerlingen moeten raden wie de echte conducteur/machinist van de tram van vroeger is. Ze stellen vragen aan conducteur 1, 2 of 3. Aak Algemeen Door de Drentse kanalen voeren vroeger andere soorten schepen dan nu. Voorbeelden daarvan zijn de snikke en de aak. De aak was een schip dat alleen voor de binnenvaart werd gebruikt. Sommige schepen hadden een zeil, maar de meeste schepen werden met behulp van een lang touw voortgetrokken door dieren of mensen. Dit heet scheepsjagen, waarbij het schip werd voortgetrokken over het jaagpad. Dit was een speciaal aangelegd pad langs het water waarover ‘de jagers’ konden lopen. Rijke schippers huurden een scheepsjager met een paard in om dit te doen. Maar als er geen geld was voor een scheepsjager, zat er niets anders op dan dat de vrouw en de kinderen van de schipper het schip trokken. Dat was erg zwaar werk. De aken hadden een speciale mast, waar het jaagtouw aan vast werd gemaakt. Dat kon niet te laag zijn, anders bleef het touw telkens in de struiken haken. Een aak kon ongeveer 7 km per uur varen.
15
Over de foto Op de foto is een aak te zien van het type Hasselteraak. De aak vaart onder zeil op de verlengde Hoogeveensche vaart. Als u de foto vergroot laat zien via de website is op de voorgrond van de foto het jaagpad goed te zien (op de kwartetkaart is dit stukje weggevallen). Als er niet voldoende wind was, kon deze aak over dit pad worden voortgetrokken door een paard of door menselijke kracht. Op deze foto is dat echter niet nodig omdat er voldoende wind was om het schip voort te bewegen. Wat er op deze aak werd vervoerd is niet bekend. Tips
o U kunt de leerlingen zich laten inleven in kinderen van hun eigen leeftijd, die het turfschip moeten trekken. Dit kan worden gedaan door de leerlingen zelf te laten jagen langs de zandbak. In de zandbak kan iets liggen dat de leerlingen via een touw voort moeten trekken. Taal Woordenschat: er is verschil Geef leerlingen twee kaarten (a5). Op de ene kaart tekenen ze iets van vroeger en op de andere iets van nu. Groep 4 kan er zelf een korte zin bijzetten. Bijv.: Er is verschil tussen Leerlingen die een aak trekken en leerlingen die moeten opruimen De tram vroeger en de trein nu Mensen met een paard en wagen en mensen met een auto Een hond nu en een hond voor de kar vroeger Laat de leerlingen over hun tekening vertellen. Maak een boekje van deze kaarten, dan krijgen de leerlingen opnieuw een kans om woorden als aak, hondenkar, paard en wagen nog eens te gebruiken als ze elkaar voorlezen of elkaar vertellen uit het ‘Er is verschil… boek’. Paard en wagen Algemeen Tegenwoordig wordt een paard en wagen gebruikt voor plezierritjes, of bijvoorbeeld bij een bruiloft. Vroeger zag je overal paarden voor houten wagens lopen. Ze werden bij veel beroepen gebruikt. De meeste boeren hadden een paard en wagen, om bijvoorbeeld de oogst naar de boerderij te halen of om de melk weg te brengen. Ook werden paard en wagen gebruikt voor het vervoer van mensen. Over de foto Op de foto zijn Jan Naber en zijn vrouw Fenna Naber te zien. De foto is genomen rond 1920 in de omgeving van Erm. Het getrouwde echtpaar woonde ook in Erm. Wat zij gingen doen of waar ze vandaan kwamen is niet bekend. Op de foto is goed te zien dat er rond 1920 nog vooral werd gereden over zandpaden. Vooral in de landelijke gebieden rondom de dorpen waren alle wegen nog van zand. Ook is op de foto goed te zien hoe de kleding van een boeren echtpaar er rond de jaren ’20 van de 20e eeuw uit zagen. Vrouwen droegen vrijwel altijd rokken en hadden een doekje op hun hoofd. De mannen droegen dikwijls een pet. Tips o U kunt de leerlingen vragen hoe het zou zijn als er in plaats van auto’s paarden met wagens zouden rondrijden. Wat zijn de voor- en nadelen volgens de leerlingen?
16
o Wie van de leerlingen heeft wel eens een ritje met paard en wagen gemaakt? Hoe was dat? Taal Lezen van een dialoog Bedenk met de leerlingen een klassentekst. Het gaat om een verhaal over Jan en zijn vrouw Fenna Een ritje met paard en wagen. U schrijft de volgende woorden op het bord. Die moeten in het verhaal voorkomen: pet, zandpad, huuuh, pijp, schommelen.U geeft de leerlingen b.v. deze vragen en noteert de zinnen die een dialoog gaan vormen op stroken of op het digibord. Jan en Fenna gaan een ritje maken. Waar gaan ze naar toe? Jan zegt: Kom vrouw, we gaan naar….Jan klimt in de wagen. Fenna kan er niet in klimmen. Wat vraagt ze aan Jan? Wat zegt Jan dan? Jan wil gaan rijden. Wat zegt hij tegen het paard? Wat zegt Fenna dan? Jan zijn pijp valt uit zijn broekzak. Wat zegt Jan tegen het paard? De pijp is in het zand gevallen. Wat zegt Jan tegen Fenna. Wat zegt Jan tegen het paard. Fenna en Jan komen aan op de bestemming. Wat zegt Jan tegen het paard? En wat tegen Fenna.U controleert met de leerlingen of alle woorden er in zitten. U laat dan twee leerlingen plaats nemen op twee stoelen en de dialoog lezen/spelen. Door deze oefening leven leerlingen zich in en kunnen ze hun erfgoedwoordenschat passief en actief gebruiken.
School Algemeen Onderwijs werd in de negentiende eeuw in Drenthe steeds belangrijker. Er kwamen steeds meer scholen op het platteland, waardoor de leerlingen zich beter konden ontwikkelen. Het ging er op scholen vroeger wel anders aan toe dan tegenwoordig. De leerlingen moesten hun eigen hout, turf en dennenappels mee naar school nemen, zodat de kachel kon branden. Leerlingen die kattekwaad hadden uitgespookt, werden in de hoek gezet of moesten strafregels schrijven. Of de meester gooide de pechvogel naar het stoute kind. De pechvogel was een stoffen vogel. Het stoute kind moest de pechvogel naar de meester terugbrengen en kreeg als straf slaag met een liniaal of rietje. Een kind dat het verkeerde antwoord gaf, kreeg van de meester een bordje met een tekening van een ezel erop. Dat was op de scholen vroeger heel normaal. De vakken die nu op school gegeven worden, lijken wel op die van vroeger. De leerlingen leerden onder andere lezen, schrijven, rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde en kennis der natuur. De onderwijzers verdienden niet zoveel geld. Om rond te komen, hadden ze vaak nog andere baantjes. En ze mochten hun eten bij de boeren halen. Zo zorgde de dorpsgemeenschap voor het onderhoud van hun onderwijzer. Niet alle onderwijzers deden dat. Sommige gingen ‘rondeten’. Dat betekende dat ze bij de ouders van hun leerlingen aten. Spelen op het plein Algemeen Net als tegenwoordig speelden de leerlingen vroeger ook buiten tijdens schooltijd. Ze hadden alleen nog bijna geen speelgoed om op het schoolplein mee te spelen. Ze hadden wat hoepels, stelten en blikjes om op te lopen, maar verder niet. Daarom deden de leerlingen veel spelletjes waarvoor ze geen materiaal nodig hadden. Dit waren bijv. kringspelletjes of spelletjes als verstoppertje en tikkertje. Kinderen moesten hierbij wel heel erg oppassen omdat hun kleren niet vies mochten worden. De schoolkleren waren meestal de nette kleren
17
en wasmachines bestonden er nog niet. Daarom speelden ze meestal spelletjes in een kringetje, dikwijls hoorde hier een liedje bij. Over de foto In Dalerveen stond vroeger de basisschool Hakenbos. De school was daar in 1884 gebouwd en uit dit zelfde jaar komt ook de foto. Het was een statig gebouw met een indrukwekkend voorportaal. Dit is ook goed op de foto te zien. Rechts naast het schoolgebouw staat de woning van de hoofdmeester / het schoolhoofd, dit was de directeur van de school. Wat niet op de foto te zien is, is dat er op het schoolplein een grote put stond die gevuld was met geelbruin water. De kleur van het water kwam doordat er veel oerijzer in de Dalerveense bodem zat. De schoolkinderen dronken van het water zonder dat zij zich iets van de kleur aantrokken, ze waren niks anders gewend. In 1951 werd de school in het Hakenbos vervangen door een modern gebouw aan de Hoofdstraat. Tweeëndertig jaar later, in 1883, kwam een samenvoeging met de Openbare School Stieltjeskanaal tot stand en werd de huidige naam ‘Stidalschool’ ingevoerd. Op de foto is te zien hoe de meisjes van de school op het plein aan het spelen zijn. Voor de ingang van de school staat de hoofdmeester, met een hoge hoed op. De meisjes op klompen doen een spelletje waarbij ze in de kring moeten staan. Welk spelletje dit precies is, is onbekend. Tips •
•
• •
Op de foto staan alleen maar meisjes. Praat met de leerlingen over het onderwijs van vroeger waarbij jongens en meisjes apart van elkaar in de klas zaten en niet met elkaar buiten mochten spelen. Waarom was dit zo? En wat vinden de leerlingen hiervan? Kennen de leerlingen een spelletje van vandaag de dag waarbij je in de kring moet staan? En kunnen ze er daardoor achter komen wat voor soort spelletje de meisjes op de foto doen? U kunt op internet op zoek gaan naar spelletjes die leerlingen vroeger speelden, dit kunt u dan met de leerlingen spelen. Beschrijf de kleding van de meisjes, waarom mocht dit niet vies worden?
Taal Woordenschat Maak met de leerlingen een woordenkast. Ga met leerlingen woorden rubriceren. Als u van een a3 vel een woordenkast maakt, kunt u leerlingen woordkaartjes laten rubriceren. Denk aan woorden uit uw verhaal of woorden die passen bij de foto van het kwartetspel. Put, geelbruin water, rij, namen van spelletjes van vroeger. Geef leerlingen ook een woordkaartje mee voor thuis met de vraag of de ouders/grootouders nog een woord willen opschrijven over de school van vroeger.
Schoolplein vroeger
Schoolplein nu
18
Stil zitten in de klas Algemeen De school was vroeger veel kleiner dan tegenwoordig. Soms bestond een school maar uit een of twee lokalen. Daardoor zaten er heel veel leerlingen in een lokaal, in de leeftijd van ongeveer zes tot twaalf jaar. De leerlingen waren wel in klassen opgedeeld. Alle leerlingen van een klas kregen tegelijk dezelfde les. De andere leerlingen moesten dan zelfstandig gaan werken. Meer dan veertig leerlingen in een klaslokaal was geen uitzondering. De leraar had de wind er dan ook goed onder. Zijn lessenaar stond op een verhoging, zodat de leerlingen wisten wie de baas was. Als de leerlingen zich niet gedroegen, kregen ze straf. Over de foto Op de foto zien we een klaslokaal van de Willibrordusschool rond 1925. De school was geopend in 1907 en bestond toen uit 3 lokalen. De ingang van de school lag aan de Krimweg en naast de school stond de woning van het schoolhoofd. Eind 1976 is dit allemaal gesloopt om plaats te maken voor woningen. Omdat er maar 3 lokalen waren zaten er leerlingen met verschillende leeftijden in hetzelfde lokaal. Dit is ook te zien op de foto en we weten dat de broers Tinus en Frans en hun zus Truus Neep allemaal samen in deze klas zaten. Links zitten de oudere leerlingen, en rechts de jongeren. De regels op school waren vroeger veel strenger dan nu. Als de leerlingen stil moesten zijn, moesten ze met hun armen over elkaar zitten. De leerlingen zaten vroeger drie aan drie in een lessenaar. Ook dit is op de foto te zien. Achterin de klas hangen allerlei mooie schoolplaten over het katholieke geloof, hieruit blijkt duidelijk dat de Willibrordusschool een katholieke school was. Achter de leerlingen staan de onderwijzeressen. Tips
o U kunt de leerlingen een kopie van hun eigen klassenfoto geven en ze deze laten vergelijken met de klassenfoto op de kaart. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen? (Denk bijvoorbeeld aan: kleding, haardracht, verhouding jongens en meisjes, aantal leerlingen, houding op de foto, kleding van de docent, uiterlijk van het klaslokaal etc.) Taal Levende woordenschatkast Verdeel de klas in twee groepen. De ene groep is een klas van vroeger, de andere groep de klas van nu. Geef leerlingen korte stroken papier in een kleur. De stroken moeten voldoende groot zijn om een korte zin of aantal woorden op te zetten. Ze schrijven in korte zinnen op hoe je kunt zien dat ze een klas van vroeger of juist van nu zijn. Dan neemt u de stroken in en bespreekt deze klassikaal. Leerlingen bepalen dan of de strook bij de klas van nu hoort of bij de klas van vroeger. Als de strook toebedeeld is aan een groep, laat die groep dat wat op de strook staat ook zien ( bv armen over elkaar doen en luisteren).U kunt de stroken ook in een doos doen en telkens een kind een strook laten pakken en dan laten aangeven bij welk deel van de klas de strook hoort. Het meest duidelijk is het wanneer de stroken op een flap worden geplakt. Dan ziet de klas van nu en de klas van vroeger hun flap groeien. Op deze manier ervaren leerlingen nog eens de verschillen tussen nu en vroeger en leren ze de erfgoedwoorden actief gebruiken. Ze leggen elkaar woorden uit en beelden uit. Lezen met een plankje Algemeen Leerlingen werden vroeger voornamelijk naar school gestuurd om te leren leven en schrijven. Het duurde soms vrij lang voordat de leerlingen konden lezen; in hun omgeving werden ze met veel minder letters geconfronteerd dan de leerlingen tegenwoordig. Leesboekjes, tijdschriften en televisie waren er vroeger bijvoorbeeld nog niet. Het kunnen lezen en schrijven werd erg belangrijk gevonden. Op die manier kon je vooruit komen in de
19
maatschappij. Voor het leren lezen werd op veel scholen gebruik gemaakt van een leesplankje. Over de foto De eerste versie van het leesplankje werd in 1890 ontworpen door de onderwijzer M.B. Hoogeveen. Er werd gebruik gemaakt van zogenaamde ‘normaalwoorden’. Dit zijn woorden waarin letters en tweeklanken zo zuiver mogelijk voorkomen, zoals in aap, Teun, noot of Mies. Het uitgangspunt van het leesplankje was dat de scholieren leerden om de woorden te ontleden in klanken, en leerden dat uit het samenvoegen van klanken woorden konden ontstaan. Met de losse letters konden de leerlingen woorden vormen die bij de plaatjes pasten. Onder de afbeeldingen zat een richeltje, waar de leerlingen hun letters op konden leggen. De eerste versie van het leesplankje was weinig succesvol. Uitgeverij Wolters kocht vervolgens de rechten en zette de onderwijzers Jan Ligthart en Rieks Scheepstra (de schrijver van Ot en Sien) in om het plankje en de lesmethode te vernieuwen. Zij bedachten de woorden aap – noot – mies etc. Cornelis Jetses maakte de bekende tekeningen erbij. Tips o Is er nog een oud leesplankje aanwezig op school? Bespreek en bekijk het plankje met de leerlingen. o Met welke woorden leren de leerlingen van nu lezen? Zijn dat dezelfde woorden als vroeger? Taal Rijke taalomgeving Maak met de leerlingen een eigen leesplankje met leuke erfgoedwoorden (woorden van vroeger) die met de kwartetten te maken hebben. U kunt daarvoor gebruik maken van de foto’s van de kwartetten, onderdelen uit deze foto’s of illustraties van erfgoedwoorden door leerlingen zelf. U kunt steeds met de leerlingen beslissen welk woord mag blijven en welk woord weggaat. Stel voor dat de leerlingen helemaal geboeid zijn door de pechvogel van de meester van vroeger, dan kunt u een nieuw woordkaartje laten maken met een tekening van een kind en dan kan de klas beslissen dat linnenkast verdwijnt en de pechvogel er voor in de plaats komt. Deze werkvorm kan dus gedurende de hele periode dat u het kwartet gebruikt, ingezet worden. Het is een vorm om leerlingen voortdurend uit te nodigen om de erfgoedwoorden actief te gebruiken en bij sommige leerlingen te controleren of ze de betekenis van de erfgoedwoorden kennen. Daarnaast geeft het de leerlingen telkens weer de kans deze woorden vloeiender te gaan lezen. Schrijven met een lei Algemeen Naast leren lezen was schrijven de belangrijkste vaardigheid die leerlingen op school moest worden bijgebracht. Vaak moesten de leerlingen eerst kunnen lezen, voordat zij mochten proberen te schrijven. Dat ging soms anders dan nu: de leerlingen hadden nog geen schrijfschriften of computers. Zij schreven op een lei, die telkens hergebruikt kon worden. Dat had voor- en nadelen. Als je niet netjes had geschreven, moest je het net zo lang overdoen, totdat de meester vond dat je je werk goed gedaan had. En als je je werk heel goed had gedaan, kon je het niet bewaren om thuis te laten zien. Je moest het altijd weer uitvegen. Een voordeel was dat er geen materiaalverlies was: papier en inkt waren vroeger erg kostbaar, en konden maar een keer worden gebruikt.
20
Over de foto Een lei werd gemaakt van leisteen. Je kon gemakkelijk met een schrijfstift of griffel in de steen krassen. Je zag dan grijze krassen. Met water kon je de krassen weer uitvegen. Als de lei weer droog was, kon er opnieuw op geschreven worden. Na een tijdje ging de leisteen wel glanzen, waardoor je de letters minder goed kon zien. De lei werd zelfs tot in 1960 nog op sommige scholen gebruikt. Toen waren de meeste scholen al overgegaan op schrijven met potlood. Tips
• Waarom schreven de leerlingen vroeger op een lei? En niet gewoon zoals nu op papier?
Taal Woordenschat U kunt de lei en de griffel introduceren door leerlingen te laten zien en hun de kans te geven er mee te schrijven. Dit is een optimale kans voor de eerste ui(uitbeelden) van de drie uitjes van Verhallen en Van den Nulft. U legt daarbij uit dat leerlingen vroeger een lei hadden om op te schrijven met een griffel. Ze hadden geen papier met een pen en ook geen computer met een toetsenbord. Als ze op de lei hadden geschreven en de meester had het woord gezien, dan moesten ze het woord weer uitvegen met een spons. Tijdens de uitleg gebruik u het woord lei en griffel zo vaak mogelijk. Door het derde uitje (uitbreiden) wordt het woord lei en het woord griffel verbonden met andere woorden. Maak met leerlingen een woordtrap (laat de leerlingen de woorden ordenen) Vroeger de lei en de griffel het papier en de pen het papier en de balpen de computer en het toetsenbord nu Of maak met de leerlingen twee woordwebben bij lei en griffel en papier en pen
Feest Algemeen Een paar keer per jaar is het feest! Je viert feest als je jarig bent, maar er zijn meer feesten. Kinderen vinden het tegenwoordig leuk als er een feestje is, maar vroeger was dit nog belangrijker dan nu. Nog niet zo lang geleden waren vrije tijd en een feestje heel bijzonder. Mensen werkten door de weeks meestal zo’n 9 uur op een dag en dit 6 dagen achter elkaar. Alleen op zondag waren mensen vrij. Kinderen gingen vaak ook 6 dagen in de week naar school, dus ook op zaterdag! Als er een feestje was, was dit voor veel mensen afleiding van het dagelijks leven. Daarom keken ze er ook extra naar uit. Voor sommige feesten kregen ze zelfs een extra vrije dag, en dat was wel heel bijzonder!
21
Haantje op stokje Algemeen Op de zondag voor Pasen trokken kinderen met versierde palmpasen zingend langs de huizen. Deze palmpasen werden wel ‘haantie op stokkie’ genoemd. De kinderen zongen dan: Haantie op een stokkie / gattie in zien rokkie / gattie in zien linker poot / mörgen is mien haantie dood. De palmpaas was op traditionele wijze versierd. De ‘haan’ was van brooddeeg gebakken en verder werd de palmpaas versierd met strengen suikereitjes, pinda’s, vijgen, rozijnen en een sinaasappel. In plaats van een broodhaan werd ook wel een broodkrans gebruikt. De stok en de zijtakken werden versierd met palmtakjes van buxus. Deze palmtakjes herinneren aan de intocht van Jezus Christus in Jeruzalem, toen palmtakken voor hem op de weg werden gestrooid. De traditie om met de versierde palmpaas zingend langs de deuren te gaan is in de loop van de tijd verdwenen. Wel worden nog optochten met versierde palmhaantjes georganiseerd, zo ook in de Gemeente Coevorden. In de protestantse kerken in Drenthe was het gebruikelijk dat nieuwe leden op palmzondag hun geloofsbelijdenis deden. Ze waren dan gewoonlijk van top tot teen in nieuwe kleding gestoken. 's Middags kwam dominee op bezoek om hen de belijdenisplaat te overhandigen. Over de foto Op de foto zien we de 6-jarige Klaas Nijkamp in 1940. Hij staat klaar met zijn palmhaantje bij zijn ouderlijk huis aan de Westerwijk 35 in Dalen. In Dalen was rond 1940 al de traditie van haantien op een stokkien, tot op de dag van vandaag is deze traditie er nog in Dalen. Jaarlijks wordt er door de lagere school kinderen in een palmpaasoptocht door het dorp gelopen. In de tijd van Klaas Nijkamp maakten de kinderen een palmhaanstok met daaraan enkele takjes dennegroen, sinaasappels en slingers met meelkoekjes, rozijnen en vijgen. Deze onderdelen zijn goed te zien op de stok van Klaas. Tips •
•
Praat me de leerlingen over Pasen. Lopen zij nog rond met een palmpaas? Of vieren zij pasen op een andere manier? Laat de foto van Klaas Nijkamp op groot scherm zien. Vraag de leerlingen welke voorwerpen/producten aan de palmpaas van het jongetje hangen.
Taal Woordenschat Geef de leerlingen een kopie van de foto van het kwartet. U hebt de woorden die bij het haantje horen op het bord geschreven. De leerlingen schrijven deze woorden om de foto en trekken een lijntje van het woord naar het onderdeel op de foto. Om de beleving te versterken kunt u de leerlingen ook een spreekballonnetje laten tekenen uit de mond van Klaas: wat zegt hij zelf over zijn haantje op een stokje? De leerlingen schrijven dat zelfstandig op of u inventariseert een aantal mogelijkheden, schrijft deze zinnen op en laat de leerlingen zelf kiezen. Koninginnedag Algemeen Nog steeds vieren wij op 30 april Koninginnedag. Overal in het land is muziek en kunnen kinderen hun spulletjes verkopen op rommelmarkten. Koninginnedag werd vanaf 1898 gevierd om de verjaardag van de koningin met het hele land te vieren. De moeder van de oma van koningin Beatrix stopte in 1898 als koningin. De nieuwe koningin heette Wilhelmina. Dit was de oma van Beatrix. Omdat het heel bijzonder was om een nieuwe koningin te krijgen, werd een heel groot feest gehouden voor haar verjaardag. Dit was meer dan honderd jaar geleden en sinds 1898 vieren we de verjaardag van de koningin elk jaar nog. 22
Tot 1948 werd koninginnedag gevierd op 31 augustus, omdat dat de verjaardag was van Wilhelmina. Toen Koningin Juliana in 1949 de troon besteeg, werd koninginnedag voortaan gevierd op haar verjaardag, 30 april. Als bewijs van eer, heeft Beatrix dit zo gehouden toen zij aan de macht kwam. Bovendien is Beatrix jarig op 31 januari en dan is het nog te koud om koninginnedag te vieren. Over de foto Op de foto is te zien hoe in 1930 koninginnedag werd gevierd in de Molenstraat in Coevorden. In augustus 1930 werd koninginnedag uitgebreid gevierd omdat Koningin Wilhelmina haar 50e verjaardag vierde. Overal in Coevorden waren de straten versierd en werden op straat feesten gevierd. Zo ook in de Molenstraat. Op de foto is te zien hoe de straat versierd was en er een mooie ereboog was gemaakt. Alle inwoners van de straat staan in hun mooiste kleren bij de boog. Tips •
•
Praat met de leerlingen over koninginnedag. Hoe vieren zij dit nu? En weten ze eigenlijk wel waarom dit feest gevierd wordt? Laat de foto op het digibord zien en praat over de verschillen tussen koninginnedag vroeger en nu. Welke elementen uit de foto herkennen de leerlingen van hoe nu nog koninginnedag wordt gevierd? En waar liggen de verschillen?
Taal Theaterlezen met een klassentekst U laat de leerlingen vertellen wat ze op de foto zien en schrijft dit in korte zinnen op het bord of digibord. Dit wordt de tekst voor de verteller. U laat de leerlingen een kind uitzoeken op de foto. Ze mogen hem/haar een naam geven en vertellen wat hij heeft gedaan om de boog zo mooi te maken. Dit doet u in de directe rede. Ook die tekst schrijft u met een naam ervoor op het bord. Dan laat u de leerlingen nog een volwassene uitkiezen. Ze vertellen wat deze man/vrouw heeft gedaan om zo’n mooie boog te maken. Ook in de directe rede U heeft nu drie stukken tekst. Telkens drie leerlingen lezen de tekst voor. Dit kunt u een paar keer doen. Voorbeeld: Verteller: In de Molenstraat is het feest. De buurt heeft de straat versierd. Kijk eens wat een mooie boog. Koningin Wilhelmina is 50 jaar. Jan: Ik heb klimop gezocht in het bos. Nu is de boog mooi groen. Marie: Ik heb de bloemen gemaakt van papier. Jan: Mijn vader heeft de boog gemaakt van hout. Marie: Ik dans straks onder de boog. Het is feest! Ganzenmarkt Algemeen De Ganzenmarkt: een jaarlijks hoogtepunt in de stad met een historische, folkloristische achtergrond. Ganzen zijn er altijd nog, al worden die niet meer verhandeld. Daarnaast vinden vele andere activiteiten plaats die zich niet alleen afspelen op de dag van Ganzenmarkt, maar zich uitstrekken over het weekeinde daarvoor. Vanaf het einde van de vijftiende eeuw werden door de boeren ganzen vetgemest die op een vast tijdstip naar Coevorden werden gedreven: er was dan Ganzenmarkt. Het drijven van de ganzen gebeurde door de ganzenhoedsters. Op de markt in Coevorden werden de ganzen verhandeld en uiteindelijk via Rotterdam naar Engeland verscheept met als eindbestemming ’de kerstdis’. Tegen het einde van de negentiende eeuw was hierin overigens enige verandering gekomen. Op de markt verminderde het aanbod van ganzen zienderogen. Tijdelijk, rond 1914, kwam hierin wat verbetering. Maar, de Ganzenmarkt in Coevorden 23
verdween zo’n 80 jaar geleden. Wat bleef was een najaarsmarkt met tot besluit een aantal ’Biestemoandagen’, waarop vee werd verhandeld. De Ganzenmarkt was de laatste in een serie van vier ‘Biestenmaondagen’. De eerste markt was een veemarkt, de tweede een gewone wekelijkse markt en de derde kreeg de naam ’olle wievenmarkt’. Boerenvrouwen en schoolgaande kinderen trokken mee naar de markt. De groentevoorraad werd aangevuld, waarbij met name soepgroenten en witte kool erg populair waren. De kool werd thuis in Keulse potten gedaan om er zuurkool van te maken voor de koude winterse dagen. De betekenis van de ganzenhandel werd steeds minder naarmate minder ganzen werden aangevoerd vanuit de moerassen. In het begin van de zestiger jaren werd de oude traditie nieuw leven ingeblazen. Meisjes van de huishoudschool werden ganzenhoedsters. De draagster van de meest traditionele kleding werd beloond met de titel ‘Miss Ganzenhoedster’. Tegenwoordig is de Ganzenmarkt een folkloristisch evenement. Net als vroeger worden ganzen door de winkelstraten van Coevorden gedreven. Dit gebeurt door ganzenhoedsters in oude kledij. Ieder jaar wordt traditiegetrouw een Miss Ganzenhoedster gekozen. Na het binnendrijven van de ganzen komen de ganzenhoedsters op het marktplein bijeen en kiest een jury de Miss Ganzenhoedster. ’s Middags is de verkiezing van de Mini Miss Ganzenhoedster. De gekozen meisjes dragen deze titel een jaar lang en vervullen allerlei representatieve taken in de gemeente Coevorden. Zo zijn zij aanwezig bij officiële bijeenkomsten en openen bijvoorbeeld sportevenementen. Veel oud-Coevordenaren, maar zeker ook vele belangstellenden vanuit de regio, zien de jaarlijkse Ganzenmarkt -altijd op de tweede maandag van november- als een sociale aangelegenheid en komen naar Coevorden om familie, vrienden en bekenden te ontmoeten. Over de foto Op de foto uit 1980 is te zien hoe de Ganzenmarkt nog jaarlijks op folkloristische wijze gevierd worden. De mensen steken zich in oud-Drentse kleding en jagen de ganzen naar de markt toe. De oud-Drentse kleding bestaat uit een jurk, een muts, een schort en een grote mand. Met stokken worden de ganzen de goede kant op geleid. Op de foto is te zien hoe de vrouw aan de rechterkant hiermee bezig is. Op de markt wordt vee verkocht en is daarnaast een grote kermis. Tips •
• •
Zijn de leerlingen wel eens op een veemarkt of ganzenmarkt geweest? Wat vonden ze ervan? Waarom wordt het feest nog altijd gevierd in Coevorden? Heeft het nog wel iets met ganzen te maken? Waar zou de naam ‘Biestenmaondagen’ vandaan komen? Praat met de leerlingen over het woord en probeer te achterhalen waar het vandaan komt.
Taal Woordraadsel Bespreek eerst de kwartetfoto met de leerlingen. Wat zien ze allemaal. Kennen ze de woorden. Ik zie ik zie wat jij niet ziet. Verdeel leerlingen in twee groepen. Laat leerlingen woorden zoeken die op de foto te zien zijn. De leerlingen van groep a geven de leerlingen van groep b een raadsel op. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is …wit. De andere leerlingen mogen 5 vragen stellen. Hebben ze het woord binnen 5 vragen geraden, hebben ze een punt. Hebben ze het niet geraden heeft de andere groep een punt. Dan gaat de beurt naar de andere groep en begint het spel opnieuw.
24
Kermis Algemeen De kermisattracties van nu zijn anders en vaak veel spannender dan die van vroeger. Denk maar aan de achtbaan, de spin, de botauto’s of attracties waarbij de over de kop vliegt. Een kermis trok vroeger in een dorp altijd veel belangstelling. Gewoonlijk was een kermis verbonden aan een markt, de voorjaars- of najaarsmarkt, maar ook wel aan een school- of dorpsfeest. De opbouw van een kermis was in het bijzonder in trek bij de opgroeiende jeugd. Natuurlijk kwam er een draaimolen, die vroeger de mallemeul werd genoemd, die later voor de groten werd omgebouwd tot zweefmolen. Bij de opbouw van deze mallemeul werd de jeugd vaak ingeschakeld. Zij kregen voor hun hulp dikwijls een vrijkaartje. De draaimolen werd vroeger door paardenkracht in beweging gebracht. Het paard moest de hele dag rondjes lopen. In het bakje naast het paard zat een jongen die het paard moest aanjagen. Over de foto De foto is gemaakt rond 1920 tijdens de Sleenermarkt op de Brink van Sleen. Twee keer per jaar werd de Sleenermarkt gehouden, op de tweede dinsdag in april en de tweede dinsdag in september. Vroeger was de markt voor de verkoop paarden, runderen en schapen. Maar in de loop van de jaren werd de markt daarnaast steeds meer een feest voor de inwoners van Sleen. Rechts naast de draaimolen staat Meneer Ossel (de man met de hoed op), hij was de eigenaar van de draaimolen. In de jaren ’20 was het bedrijf Ossel en Zoon bekend op het gebied van draaimolens. De twee meisjes met de hoedjes waren Enja en Liesbeth Grootenhuis. De dag voor de markt hielpen zij de familie Ossel met het poetsen van de draaimolen zodat hij er extra mooi uit zag. De meisjes namen een laken mee van huis om als poetsdoek te gebruiken. In ruil voor hun hulp kregen ze een vrijkaartje voor de draaimolen van 9.00 tot 17.00. Rond 17.00 was het voor de boeren tijd om de koeien te gaan melken en dan verdween alle vee van de markt. De draaimolen werd dan omgebouwd tot zweefmolen. Dit kon pas als alle vee van de markt af was omdat de zweefmolen veel meer ruimte nodig had dan de draaimolen. Tips • •
•
U kunt de leerlingen vragen naar hun ervaringen op de kermis. Welke attracties waren er? Waar zijn ze in geweest? Wat vonden ze ervan? Hebben de leerlingen weleens in een draaimolen gezeten? Waarom zou de draaimolen pas worden omgebouwd tot zweefmolen als alle vee van de markt af was?
Taal Woordenschat Maak met de leerlingen i.p.v. een woordparaplu, een woordzweefmolen. U kunt een tuinparasol neerzetten. Leerlingen mogen met elkaar woorden bedenken die te maken hebben met een zweefmolen (lampjes, muziek, stoeltjes,draden). Die hangen ze met draden aan de parasol. Geef de woorden die met bewegen te maken hebben een eigen kleur, zoals zweven, draaien, schommelen. U kunt met leerlingen deze woorden rubriceren: wat vinden ze het fijnst ( bovenaan) wat minder fijn (onderaan). Laat leerlingen bij het ophangen van de woorden het begrip zweefmolen vaak gebruiken,want dat is het woord dat u uitbeeldt, (parasol) uitlegt en met alle woorden erbij uitbreidt. ( drie uitjes). Op You tube zijn er heel wat filmpjes over de zweefmolen. Die filmpjes leveren een bijdrage aan het uitbeelden en het uitleggen.
Wonen Algemeen De foto’s uit het kwartet wonen zijn gemaakt in het Stedelijk Museum Coevorden. Het museum is gevestigd in het Ammunitiehuys, in het vroegere Musketkogelhuis. In de loop der jaren heeft het gebouw verschillende benamingen gehad. Begin 17e eeuw heette het het 25
Ammunitiehuys. Daarna sprak men van het Magazijn van de Generaliteit of alleen maar van het Magazijn. Ook werd het wel eens het Tuighuis genoemd. Het Arsenaal lag midden in de stad en aan de haven, zodat zowel goederen als troepen over het water konden worden aan-en afgevoerd. In 1850 werd besloten dat het Arsenaal mocht worden verkocht. In de periode erna had het gebouw verschillende gebruikers zoals levensmiddelen-groothandel Feijen, firma Scholten en Zonen die er lijnzaadkoeken, lijnolie en lijnmeel produceerden en de Centrale Handels Maatschappij die er graan opsloeg. In 1974 werd een begin gemaakt met de restauratie van het gebouw. De gevels werden aangepakt en ook de balklagen werden hersteld. In 1976 was het Musketkogelhuis klaar. Vanaf 1979 is het gebouw een museum over de geschiedenis van Coevorden. Tegenwoordig is het gebouw te bezoeken als museum. Het bezoek aan het museum is een leuke aanvulling op het erfgoedkwartet. Poepstoel Algemeen Vroeger bestond er nog geen w.c. maar hadden mensen een poepstoel. Er was nog geen stromend water en ook nog geen electriciteit. Mensen konden niet gewoon naar de w.c. om daarna door te trekken. Alles moest met de hand worden gedaan. Over de foto Op de foto is te zien dat het een houten stoel is met daarin een rond gat met een deksel erop. Als je moest, haalde je de deksel ervan af en ging je op dat gat zitten. Als je klaar was, kon je alleen niet doortrekken, want er was geen kraan om door te trekken. De poep bleef in de stoel liggen. Aan het einde van de dag werd de po die in de stoel zat geleegd in een gat in de tuin of in het kanaal. De po die te zien is op de foto is geen onderdeel van de originele stoel, deze porseleinen po is later toegevoegd. Wat zal die doos/po gestonken hebben! Ook bestond er vroeger nog geen toiletpapier. Om de bips af te vegen werden vroeger kranten gebruikt. Op sommige boerderijen was geen poepstoel in huis, maar een toilet buiten. Er was dan een houten stellage gemaakt boven een heel diep gat. Je kon op de stellage zitten en je poep viel zo diep in het gat. Het was makkelijker dan de poepdoos omdat het niet meer hoefde te worden geleegd. Hoe dit ging is te zien op de foto hiernaast. Op deze foto zien we een man uit Sleen ‘op het toilet zitten’. Deze foto kan via onze website vergroot aan de leerlingen worden laten zien. Tips • •
•
Waarom hadden de mensen vroeger geen toilet zoals wij die nu hebben? Hoe komt het dat kanalen vroeger veel meer stonken dan tegenwoordig? Praat met de leerlingen over hygiëne, waren de mensen vroeger viezer dan dat wij nu zijn? Waarom vinden ze dit? Hoe zou dit zijn gekomen?
Taal Woordenschat poepstoel of poepgat Maak met de hele groep een rij van minimaal 5 woorden die passen bij poepstoel of poepgat stoel, gat, po, krant, vol, stank, hout). Een kind gaat naar de gang. De klas zoekt een van de woorden uit. Het kind komt terug en probeert door vragen achter het woord te komen. Doofpot Algemeen Een doofpot is oorspronkelijk een pot waar in woningen met kachelverwarming de nog niet uitgebrande brandstof in werd gestopt. Doordat de pot luchtdicht gesloten kan worden, stopt de verbranding al gauw, wegens gebrek aan zuurstof. De overgebleven resten brandstof 26
kunnen opnieuw worden gebruikt om later een nieuw vuur in de kachel mee aan te maken. Hout kan in de doofpot verkolen tot houtskool. Een bekende uitdrukking is tegenwoordig “iets in de doofpot stoppen”. Hiermee wordt bedoeld dat mensen bepaalde gebeurtenissen liever niet openbaar maken en er zoveel mogelijk over zwijgen. Als de gebeurtenissen toch worden ontdekt, spreekt men schande over het verzwijgen ervan. Zaken die in de doofpot worden gestopt worden pas ontdekt, als de deksel van de doofpot wordt gehaald. Over de foto Op de foto zien we een bruine emaille doofpot met deksel. Aan de pot zat een hengsel om hem aan op te tillen. Dit was ook wel nodig want soms werd de pot heel warm van de brandstof. Daarom zaten er ook pootjes onder de pot, zodat hij niet direct op de tafel hoefde te staan. Tips •
•
Praat met de leerlingen over de uitdrukking “iets in de doofpot stoppen”. Probeer stap voor stap aan de hand van het voorwerp te laten ontdekken waar de uitdrukking vandaan komt. Hebben de leerlingen zelf wel eens iets “in de doofpot willen stoppen”? En werd dit toen uiteindelijk ontdekt?
Taal Rijke taalomgeving De leerlingen mogen allemaal een geheimpje op een strook papier zetten. U geeft eerst een paar voorbeelden van vroeger en nu. De strook met het geheim (geen naam) stoppen ze in de doofpot. Bedenk nu met de leerlingen wat u doet. Als u een pot heeft waarmee u veilig papier kunt verbranden is, dat natuurlijk het meest illustratief. U kunt de briefjes ook aan een ballon binden, onder water zetten of in kleine stukjes scheuren. Strijkijzer Algemeen Iedereen wil er graag netjes uitzien en dat betekent dat je kleren zonder kreukels wilt hebben. Omdat we tegenwoordig electriciteit hebben kunnen we ons strijkijzer in het stopcontact stoppen. Je moet even wachten tot hij opgewarmd is, en kunt dan al je kleren netjes glad strijken. Vroeger ging dit heel anders. Er was nog geen electriciteit en strijken gebeurde letterlijk met een stuk ijzer. Daar komt ook de naam strijkijzer vandaan. Oude strijkijzers bestonden uit massieve ijzerblokken die op een kachel verhit konden worden. Iets later werden het gietijzeren bakjes die met gloeiende kolen gevuld werden. Vanaf het begin van de 20e eeuw kwamen er strijkijzers die verwarmd werden door electriciteit. Over de foto Op de foto zien we twee oude strijkijzers. Om de ijzers te gebruiken moesten ze eerst een poos op de kachel staan om warm te worden. Als het ijzer warm genoeg was werd het van de kachel gehaald met een doek er omheen. Het handvat van het strijkijzer werd namelijk ook warm op de kachel. Het kledingstuk werd op een plank gelegd en kon dan voorzichtig worden gestreken. Het ijzer mocht niet te lang op dezelfde plek blijven want dan kwam er een brandplek in het kledingstuk. Na een paar kledingstukken was het ijzer koud geworden en moest het opnieuw op de kachel. Pas als het weer warm genoeg was kon er verder worden gestreken. Voor de vrouw des huizes was het wassen en strijken een belangrijke taak waar ze een aantal dagen per week mee bezig was. Tips •
Praat met de leerlingen over het woord strijkijzer. Hoe heeft het apparaat zijn naam gekregen? 27
• Waarom was strijken een belangrijk, maar soms best gevaarlijk klusje? Taal Rijke taalomgeving Laat leerlingen met een moeder om de beurt strijken. Ze schrijven hun ervaring in hun Strijkboekje Of op de computer.Laat er tekeningen bij maken. Blz. 1: Dit is leuk als je strijkt Blz. 2 Dit is niet leuk als je strijkt Blz 3: Pas op met strijken: de gevaren Blz.4: Wat kun je allemaal strijken? Blz.5: Blij met een gestreken…( laken, bloes, zakdoek, ……) Blz 6: Strijkijzer van vroeger: leerlingen tekenen een strijkijzer van vroeger en schrijven er drie dingen bij die opvallen ( zwaar, ijzer, moest je opwarmen). Het is leuk als er dan ook een strijkijzer van vroeger in de klas is. Koffiemolen Algemeen Koffie zetten duurt tegenwoordig niet zo lang. Water in een kan, wat koffie in een filter en op een knopje drukken, even wachten en klaar is kees! Met een Senseo-apparaat gaat het zelfs nog sneller. Vroeger duurde het toch wat langer om koffie te zetten. Koffie wordt gemaakt van koffiebonen. ’s Ochtends moesten eerst de bonen gemalen worden. Daarna moest er water gekookt worden in een ketel. Pas dan kon je koffie zetten. Vaak werd een hele pot gemaakt voor de hele dag, dan hoefde er niet zo vaak gemalen te worden. De koffie werd dan bewaard in een koffiepot. Deze waren vaak mooi versierd. Onder aan de pot zit een kraantje, als deze opengedraaid werd, kwam er koffie uit de pot. Over de foto Op de foto zijn een aantal koffiemolens te zien. Boven in de molen gingen de koffiebonen. Met het hendeltje kon je malen en in het laatje kwam de gemalen koffie. Dit malen werd vaak gedaan door een van de kinderen. Het molentje werd zittend tussen de knieën geklemd en dan konden de koffiebonen worden gemalen. Dit was veel veiliger dan wanneer het molentje op tafel stond. De gemalen koffie kon worden gebruikt om koffie van te maken. Sommige mensen malen nog steeds zelf hun koffie omdat al eerder gemalen koffie sneller haar smaak verliest. Ook zijn er tegenwoordig koffiezetapparaten die eerst de bonen malen en zo elke dag verse koffie kunnen zetten. Tips •
•
Waarom konden mensen vroeger niet op dezelfde manier koffie zetten als tegenwoordig? Laat de leerlingen een schema maken met daarin een kolom vroeger en een kolom nu. Laat het de leerlingen invullen over de voorwerpen van het kwartet wonen. De doofpot is wat lastiger, maar voor het koffie zetten, het strijken en het naar de w.c. gaan is dit goed te doen.
28
Taal Taal beleven Als u een oude koffiemolen kunt bemachtigen is het fantastisch om leerlingen bonen te laten malen. Laat de leerlingen benoemen wat ze doen. Terwijl ze benoemen ervaren ze het draaien, horen ze het kraken van de bonen en ruiken ze de geur van gemalen koffie. Laat ze de gemalen koffie naar de keuken brengen en in een filter doen. Laat de juffen en meesters dan reageren met een briefje. Wat vonden ze van de zelf gemalen koffie. Woordenschat memory U gebruikt de foto’s van het kwartet Wonen ( zie www.drentsplateau.nl en uitleg bijlage 2) als basis voor een memory. U laat de leerlingen deze foto’s op 4 kaartjes plakken. De leerlingen schrijven de betekenis op identieke kaartjes. Met deze 8 kaarten laat u leerlingen memory spelen. U kunt ook nog 8 extra kaartjes in het spel brengen: met een plaatje wat we nu gebruiken (wc-pot bv) ipv vroeger(poepdoos bv) en de naam op het bijpassende kaartje. In plaats van plaatjes kunt u de leerlingen ook zelf laten tekenen wat we nu gebruiken. Door de combinatie van beeld (uitbeelden), de uitleg die u leerlingen geeft of laat geven voor u gaat spelen en het spelen zelf, geeft u leerlingen veel kansen om zich de erfgoedbegrippen eigen te maken.
Brood Algemeen Veel mensen kopen tegenwoordig hun brood in een zakje in de supermarkt of bij de bakker. Kinderen weten daardoor vaak niet hoe brood gebakken wordt. Dit kwartet laat het proces van graan tot brood. De werkwijze van nu is nog hetzelfde als vroeger, maar alles kan veel makkelijker en sneller. Graan wordt nu geoogst met een machine en voor het malen van graan zijn nu geen molens meer nodig. Toch zijn er nogsteeds molens die op de traditionele manier malen. Veel brood wordt nu in fabrieken gebakken. Maar gelukkig zijn er nog steeds bakkers die zelf ook brood bakken in hun eigen oven. Sommige bakkers verkopen ook hun eigen brood, maar er is tegenwoordig geen ‘broodbezorger’ meer. Samen graan oogsten Algemeen Rogge werd verbouwd en geoogst door de boeren. In augustus en september werd de rogge geoogst en bij elkaar gebonden tot schoven. Dit opbinden werd ook wel ophokken genoemd. Hierbij moest vaak het hele gezin helpen en als het dreigde te gaan regenen gingen ze soms de hele nacht door. Over de foto Op de foto staan mensen die bezig zijn met het zetten van een korenmijt van rogge. De foto is gemaakt in Gees omstreeks 1950. Mannen, vrouwen en kinderen werkten samen aan het samenbinden van de rogge. Door het samen te binden kon de rogge goed drogen en daarna werd het naar de molen gebracht om te malen. Op de foto zien we Hendrik Kuipers, Johannes Hoving, Geert Kamps (de knecht), Egbert Kuipers, Hendrik Braam en Hendrikje Hoving-Kuipers. Tips •
Waarom werd het koren eerst opgehokt voordat het naar de molen ging?
• Vaak moest het hele gezin helpen bij dit klusje. Vooral als het dreigde te gaan regenen werd het hele gezin, soms zelfs dag en nacht, ingezet. Moeten de leerlingen hun ouders ook wel eens helpen bij klusjes? Waarom is dat?
29
Taal Woordenschat: woordweb Maak met de leerlingen een woordweb rondom graan oogsten. Een kind gaat buiten de klas. De klas spreekt af welk woord van het woordweb ze kiezen. Het kind komt terug en mag door het stellen van 4 vragen het woord achterhalen. Zorg er wel voor dat de woorden van het woordweb bij alle leerlingen bekend zijn. De molen maalt het graan Algemeen De molens werden vroeger gebruikt voor het malen van graan, het zagen van hout, het maken van papier of het leegmalen van polders. Tegenwoordig worden molens bijna niet meer gebruikt. Molens waren vroeger heel belangrijk. De mensen kwamen overal vandaan om bij de molen hun rogge, haver of boekweit te laten malen tot meel. Dan bleven ze bij de molen wachten tot hun graan gemalen was. Dat was gezellig en spaarde weer een rit met paard en wagen uit. Bij de molen sprak je nog eens iemand, zodat je weer op de hoogte was van de laatste nieuwtjes. Er was toen namelijk nog geen krant en ook geen journaal. Iedereen was blij als er besloten werd een molen in een dorp te bouwen. Dan hoefde je geen lange reis meer te maken. Je kon nu snel je graag laten malen. Over de foto Op de foto zien we De Molenbelt uit Coevorden. De foto is gemaakt rond 1928 voor een leporello uitgave met beelden van Coevorden. Een leporello uitgave was een luxe folder met daarin veel foto’s over een bepaald onderwerp, in dit geval dus Coevorden. De foto werd gemaakt voor de firma Hilarius. Sommige van de afbeeldingen werden later verwerkt tot ansichtkaart. Commandeur Krijn de Blaeu kreeg in 1609 toestemming van stadhouder Willem Lodewijk om een windmolen te bouwen op het bastion Stad en Lande. De windmolen kreeg de naam “de Meulenbelt”. Een belt is een kunstmatig heuveltje waarop de molen staat. Met paard en wagen kon men door de belt rijden en goederen lossen en laden. Door de belt staat de molen ook wat hoger wat gunstig is voor het vangen van de wind. Ze torende zichtbaar boven de stad uit. De laatste molenaars waren Jan en Johan Belt. Nadat de molen meer dan 300 jaar heeft gemalen werd hij tijdens de Tweede Wereldoorlog afgebroken. Op de kwartetkaart is een uitsnede van de foto te zien. Mochten de leerlingen er geen molen in herkennen, dan kunt u via onze website de gehele foto vinden. Voor meer informtie hierover kunt u kijken in bijlage 2. Tips o Waarom was de molen vroeger een van de belangrijkste gebouwen in het dorp? Hoe is dat nu? o Een leuke aanvulling op het onderwerp molens is een bezoek met uw leerlingen aan een molen in uw buurt. Op afspraak kunt u vaak een rondleiding krijgen door de molen. o Bespreek met de leerlingen welk gebouw in een stad/dorp de sociale functie van de molen heeft overgenomen. o Filmpjes over het malen in de molen: o http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20021104_meel02 o http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20021104_meel01 Taal Rijke leeromgeving: Molenansicht maken Geef de leerlingen allemaal een foto van de molen. Ze mogen er een ansichtkaart van maken. Een korte tekst voorop vertelt wat je kunt zien ( molen op de belt). Achterop schrijven 30
ze aan hun opa, oma, vader, moeder wat ze weten over de molen. Het leukst is, dat de leerlingen de kaart ook echt versturen. Dat kan ook per computer naar de huisadressen van de leerlingen. Laat ze dan een mail schrijven aan hun ouders of grootouders. Verzamel ook de antwoorden. En laat ze voorlezen door de betrokken leerlingen. De bakker bakt het brood Algemeen Het beroep bakker bestond al vroeg en is door de jaren heen blijven bestaan. Een bakker was vaak een bekend persoon in het dorp en had een belangrijke taak. Brood was voor alle lagen van de bevolking gewild voedsel. Iedere religieuze stroming had haar eigen bakker. De katholieken bijvoorbeeld, gingen alleen naar de katholieke bakker in het dorp. Over de foto Op de foto staat Bakker Steffens uit Nieuw-Schoonebeek. Nieuw-Schoonebeek had wel 7 bakkers, best veel voor een klein dorp. Ook had bijna iedereen in Nieuw-Schoonebeek een bijnaam. Bakker Steffens heette de kikkerbakker. Waarom, zul je misschien wel denken. Dat kwam doordat de bakker in die tijd voor het deeg water gebruikte uit de sloot. Die haalde hij eruit met een emmer. Op een dag vond een klant een kikker in zijn brood. Vanaf die dag werd Steffens de kikkerbakker genoemd. Ook had hij er niet minder klandizie om, mensen konden er in die tijd wel om lachen. Zijn brood smaakte er niet minder om. De bakkerij heeft er nog lange tijd gezeten en is pas sinds kort verdwenen. Tips • • •
Laat de leerlingen bedenken waarom de bakker de kikkerbakker werd genoemd. Denken ze dat de bakkers van nu ook water gebruiken uit de sloot? Waarom deed bakker Steffens dat toen?
Taal Woordenschat: woorden lijmen De mensen uit Nieuw-Schoonebeek hebben het woord kikker en bakker aan elkaar gelijmd. Wat kan de bakker nog meer in zijn deeg hebben gehad? Denk eraan dat hij het water uit de sloot haalde. Maak met de kinderen woordkaartjes. Kinderen mogen hun kaartje dan aan het woord bakker leggen. (vissen, torren, salamander) De bakker brengt het brood Algemeen Vroeger bakte de bakker niet alleen brood, hij bracht zijn zelfgebakken brood ook rond naar zijn klanten. Hiervoor gebruikte de bakker een bakfiets of een paard en wagen.Veel mensen vertelden hun nieuwtjes aan de bakker. De bakker kon de nieuwtjes dan weer doorvertellen als hij bij de volgende klant kwam. Over de foto Op de foto zien we Marinus Lahuis. Hij was in de jaren ’60 broodbezorger in Gees en omgeving. Naast brood bezorgde hij ook allerlei kruidenierswaren namens Coop Algemeen Belang Gees. In en bovenop zijn wagen kon hij veel verschillende spullen tegelijk meenemen. Tips •
•
De broodbezorger bezorgde naast brood en kruidenierswaren ook het nieuws bij de mensen. Waarom was hij hier zo geschikt voor? Wordt brood tegenwoordig ook nog bij mensen thuis bezorgd?
Taal 31
Rijke taalomgeving: Nieuws doorgeven Wat gebeurde er vroeger? Zet vijf leerlingen op een rij voor de groep.Wijs een bakker aan uit de rest van de groep en vraag of deze even op de gang wil wachten. Elk kind mag nieuws bedenken uit die tijd. Wat is er gebeurd op de boerderij of thuis. Laat de leerlingen dat verwoorden dan kunt u met de groep checken of dergelijk nieuws in die tijd kon. Dan komt de bakker langs met zijn broodmand. Kind 1 vertelt wat er gebeurd is, bakker vertelt het aan kind 2, kind twee vertelt ook weer een nieuwtje, bakker gaat naar kind 3 en vertelt nieuwtje van kind 1 en 2. Kind 3 vertelt ook weer een nieuwtje, bakker gaat naar kind 4 en vertelt nieuwtje van kind 1, 2 en 3 en luistert naar nieuw nieuwtje. Lukt het de bakker om alle nieuwtjes goed door te vertellen?
Gebouwen Algemeen Vroeger kon je de status van een dorp aflezen aan het aantal belangrijke gebouwen. Denk maar aan een molen, een school of een kerk. Zodra een dorp deze voorzieningen had, hoefden de inwoners veel minder ver te reizen om hun graan te laten malen of om naar school of de kerk te gaan. Dit scheelde veel tijd: het was vroeger niet raar om een uur heen en terug te lopen naar school of naar de kerk. Ander vervoer dan de benenwagen was er vaak niet. Alleen een enkeling kon zich een paard met een wagen permitteren. Armenhuis Algemeen Het Drentse woord voor armenhuis was Armhoes, en zo werd er in de volksmond ook altijd over gesproken. Om de zwervers van de straat te krijgen werd een armenhuis of aalmoezeniershuis gebouwd. Op bepaalde dagen van de week kregen de mensen die daar waren ingeschreven, eten, kleren en brandstof uitgedeeld. De nog rondlopende zwervers en bedelaars werden opgepakt en in het tuchthuis aan het werk gezet. De mannen kwamen terecht in het rasphuis, de vrouwen in het spinhuis. Voor bejaarde vrouwen die voldoende geld hadden, werden hofjes gesticht; meestal door rijke particulieren. In iedere stad was wel een weeshuis waar het soms krioelde van de kinderen die geen ouders meer hadden. Over de foto Het armenhuis dat we zien op de foto komt uit Sleen. Vanaf 1855 is dit in gebruik geweest als armenhuis. De foto is genomen tijdens de opnames van de tv-serie Bartje in 1972. Op de foto staan de mensen die meespeelden in de serie. Het armenhuis staat nog steeds aan de Heirweg in Sleen. Nadat het niet meer werd gebruikt als armenwerkhuis heeft het dienst gedaan als boerderij en ontmoetingscentrum. Nadat de tv-serie Bartje was opgenomen is het huis in gebruik genomen als particuliere woning. Tips •
•
Praat met de leerlingen over armoede. Wat gebeurt er tegenwoordig met arme mensen? Kijk met de leerlingen naar de tv-serie Bartje, waarin ook dit armenhuis aan de orde komt.
Taal Rijke taalomgeving: spelen in het armenhuis Laat leerlingen een tekening maken van ‘speelgoed’ voor arme leerlingen. Het mag ook een bouwtekening zijn als leerlingen het leuk vinden om te ontwerpen. Laat ze bij de tekening schrijven waar het speelgoed van gemaakt is. Bundel deze tekeningen tot een Speelgoedboekje of verzamel maak er een tentoonstelling van. Kunnen leerlingen hun ontwerp of idee meenemen in het echt. Laat ook een speelgoedje uit de Wereldwinkel zien van leerlingen die van blik de mooiste dingen maken.
32
De fabriek Algemeen In de gebieden rondom en op het veen was een strookartonfabriek een bekend fenomeen. In zo’n soort fabriek werd een stoommachine gestookt op turf gebruikt. In de stoommachine werd van stro karton gemaakt. Daarna ging het karton meestal naar het buitenland om daar verhandeld te worden. Over de foto Op de foto van omstreeks 1925 zien we de Cooperatieve Drentsch-Overijselsche Strookartonfabriek. De fabriek was gebouwd als een kasteel en ontworpen door de gebroeders Wierenga. De fabriek was in 1907 klaar en stond langs het kanaal CoevordenAlmelo aan de zuidzijde van Coevorden. Op de voorgrond van de fabriek staat de directeurswoning. In 1925 ging de fabriek failliet en rond de 100 werknemers stonden op straat. Maar gelukkkig niet voor lang. De heren De Muinck Keizer en Driessens, eigenaars van een kartonfabriek in Emlichheim in Duitsland, verplaatsten hun bedrijf naar de fabriek in Coevorden. Vanaf toen kreeg de fabriek de nieuwe naam; “Hollandia”. Op 21 februari 1944 is de fabriek door een bombardement van de geallieerden verwoest. Alleen de directeurswoning werd gespaard en deze staat er vandaag de dag nog steeds. Na afloop van de oorlog werd er wel weer een nieuwe stoomfabriek fabriek gebouwd op de plaats van de oude fabriek. Met de stoomfluit van de fabriek werd de wisseling van de werkploegen op vaste tijden gefloten. Deze fluit was in de verre omtrek van Coevorden te horen. De inwoners van Coevorden waren er zo aan gewend geraakt, dat toen rond 1990 door bedrijfsovername door Triton de fluit zou gaan verdwijnen, de Coevordenaren protesteerden dat “hun” fluit er niet meer was. Daarna heeft Triton de fluit in ere hersteld en fluit ze vandaag de dag nog steeds weer als vanouds. Tips •
•
Bestaan er tegenwoordig nog steeds fabrieken die van stro karton maken? Waarom denken de leerlingen van wel, of juist van niet? Waarmee kun je het fluiten van de stoomfluit van de fabriek wel vergelijken? Bijvoorbeeld met een kerkklok of een schoolbel voor het aangeven van de tijd.
Taal Rijke taalomgeving Praat met leerlingen over geluiden omzetten in letters. Wafwaf, woef-woef: blaffen Kukeleku- kraaien. Tok-tok- tokken, kwaak-kwaak kwaken. De fabriek maakt ook een geluid. Dat noemen mensen fluiten. Maar hoe klinkt het? Laat leerlingen de fabriek tekenen. Laat leerlingen het geluid bij de fabriek schrijven. Wie van de leerlingen heeft met letters het beste het geluid benaderd? Het kasteel Algemeen Het kasteel in Coevorden is het enige kasteel in de provincie Drenthe. Het kasteel is in de loop van de tijd verschillende malen verwoest en herbouwd. De oudste bouwdelen van het huidige gebouw dateren uit de 15e eeuw. Het Kasteel kreeg ongeveer de huidige vorm na de verbouwingen in de periode 1522-1528 door Karel van Gelre en daarna in de periode 15361551 onder leiding van keizer Karel V. Rond 1551 bestond het complex uit een stenen hoofdgebouw met toren en een aantal bijgebouwtjes van vakwerk rondom een binnenplaats. Het geheel werd omringd door een wal. Tot in de 17e eeuw werd het Kasteel gebruikt als woonverblijf van de drost, de hoogste functionaris die vóór 1814 in Drenthe werkzaam was op bestuurlijk en rechterlijk terrein. In de 18e eeuw werd het gebouw meestal verhuurd, o.a. aan een aantal predikanten. In 1796 werd het Kasteel verkocht en kwam het in particuliere handen. In de 19e eeuw werd het pand 33
in tweeën gesplitst. Een deel werd als pakhuis gebruikt en daardoor vonden er de nodige verbouwingen plaats. Rond 1830 werd de toren bijvoorbeeld gesloopt. In 1938 werd Het Kasteel aangekocht door de gemeente. Pas na 30 jaar werd begonnen met de restauratie van het gebouw. Hierbij werd de 17e eeuwse situatie hersteld. Met hulp van een helderziende werd een tekening van een van de torens opgespoord en op basis daarvan werd deze herbouwd. Ook de laatste vleugel, die gebouwd was tussen 1558 en 1563, werd herbouwd. Het gebouw kreeg zijn opvallende, originele, rode kleur terug. Tegenwoordig maakt Het Kasteel deel uit van het gemeentehuis van Coevorden. Over de foto Op de foto zien we Het Kasteel zoals het eruit zag tussen 1930 en 1960, dus voor de restauratie waarmee in 1968 werd begonnen. Op de foto lijkt Het Kasteel meer een groot landhuis, onder meer doordat de torens waren afgebroken. Tips • •
•
Kijk met de leerlingen naar de foto uit het kwartet van Het Kasteel en laat de leerlingen ook een foto van Het Kasteel heden ten dage zien. Wat zijn de verschillen? Wat vinden de leerlingen ervan dat dingen weer zo worden gemaakt zoals ze er vroeger uitzagen? Zijn de leerlingen zelf weleens in een kasteel in Nederland geweest? Of in het buitenland?
Taal Rijke taalomgeving: een kaartje uit Coevorden Geef leerlingen een foto van het Kasteel van nu. Zij mogen de foto als ansichtkaart naar de ouders sturen of naar opa en oma. Op deze kaart schrijven ze een korte boodschap: wat hebben ze gezien en wat ze mooi vinden aan het Kasteel. Als u met de leerlingen over de verschillen hebt gesproken tussen nu en de foto van het kwartet, kunt u de leerlingen ook een verschil laten benomen met de zin: toen jij klein was opa/oma toen was …… er nog niet. Tolhuis Algemeen Reizen dat betekende vroeger tol betalen! Op strategische punten versperde een slagboom de doorgang en diende er betaald te worden. De opbrengsten gingen naar de heer van het gebied. De tarieven werden door de overheid vastgesteld. Postiljons en de paarden en rijtuigen van het leger en het koninklijk huis hoefden nooit tol te betalen. De tolwachter mocht geen herberg of tapperij in het tolhuis hebben en daarom kwamen deze juist wel in de boerderijen in de omgeving van het tolhuis. Een tolhuis is meestal herkenbaar aan een erker met vensters, van waaruit de weg in beide richtingen overzien kon worden. Op de foto is dit echter niet te zien. In het algemeen pachtten de tolwachters de woning van de wegbeheerder, dit was meestal de gemeente. De wegbeheerders mochten in het tolhuis wonen en hadden vaak de beschikking over een stuk land om zichzelf te kunnen onderhouden. Over de foto Op de foto zien we het tolhuis aan de noordkant van Wachtum in de jaren ’40. Het tolhuis ligt op de hoek van de Rieweg en de Oosterhesselerweg. In de volksmond werd het tolhuis dikwijls een ‘tolhek’ genoemd. Wanneer het tolhuis gebouwd werd is niet bekend. Na het afschaffen van de tolheffing was “t Tolhek” een verzamelpunt voor de jeugd van Wachtum, Oosterhesselen en Dalen. Een van de laatste bewoners van het tolhuis was de familie Habing. Zij hadden geen stroom. De woning werd in het begin van de jaren ’60 afgebroken.
34
Tips o Waarom zou een tolhuis vaak een ‘tolhek’ genoemd worden? Heeft dit soms iets te maken met de functie van het gebouw? o In de omgeving van Dalen lagen heel veel tolhuizen waar tol werd geheven. Bijgevoegd een lijstje met de tolprijzen (deze staat ook op de website van Drents Plateau en kan dus op het digitale schoolbord worden laten zien). Praat met de leerlingen over de verschillende prijzen. Waarom zouden ze verschillen?
Taal Woordenschat tolhuis Laat leerlingen goed naar de foto (uitbeelden) kijken van het tolhuis. Nadat u over het tolhuis hebt verteld (uitleggen) laat u de leerlingen een woordweb maken met woorden die allemaal bij het tolhuis passen (uitbreiden). U kunt de leerlingen ook een afdruk van de foto geven en de woorden op die afdruk laten schrijven. Zorg dat leerlingen het kernwoord Tolhuis vaak kunnen gebruiken.
Veen Algemeen Veen is een natte, sponsachtige grondsoort. Veen ontstaat door dode plantenresten die op elkaar stapelen. Dat duurt heel erg lang en dan ontstaat er veen. Veen kun je in blokken uitscheppen. Die kun je drogen. Er werd veel geld verdiend met turfgraven. Honderden jaren lang was het een van de belangrijkste vormen van brandstof. Na het afgraven van het veen werd de grond geschikt gemaakt voor landbouw. Het afgegraven land dat lager lag, kwam onder water te staan. In de veengebieden werden kanalen gegraven om de turf af te voeren. Dat gebeurde altijd per schip. De wegen waren slecht en onverhard en met paard en wagen kon je lang niet zoveel turf vervoeren. Werken in het veen was verschrikkelijk zwaar. Niet alleen mannen werkten. Ook de vrouwen en kinderen. Ze maakten lange dagen en vaak gingen de kinderen bijna niet naar school. Sommige kinderen gingen alleen in de winter naar school, omdat ze dan niet konden werken in het veen. Er was veel sociale problematiek: veel mannen grepen naar de alcohol om hun uitzichtloze bestaan te vergeten. Dat zorgde weer voor problemen binnen het gezin. Turf steken Algemeen Uit het veen werden rechthoeken gestoken met speciaal gereedschap. Deze rechthoeken waren de turven. Het gebeurde in ploegen van zes tot negen mannen, hoewel het soms ook wel door vrouwen en jongens werd gedaan. Een ploeg turfstekers kon in een dag ongeveer 10.000 turven steken. Het graafseizoen begon vaak in april en stopte op 1 juli. Alle turf die daarna nog gestoken zou worden, kon niet voldoende drogen voor de winter. De turf werd gestoken met speciaal gereedschap, dit werd ook wel de turfsteker of turfstikker genoemd.
35
Zodra de turfstekers een kruiwagen vol hadden bracht de kruier (iemand die achter de kruiwagen loopt) de turf naar het zetveld. Op het zetveld stapelden vrouwen de turven op. Dat moest netjes gebeuren, zodat de turven goed konden drogen en de stapels niet zouden instorten. Over de foto Binnen de gemeente Coevorden was vooral in de regio Dalerpeel veel veen te vinden. Vanaf 1860 vestigden zich gezinnen in dit gebied die leefden van de veentontginning. De bevolking van Dalerpeel werkte voornamelijk in de turf. Elke dag werd er gewerkt van 6 uur ’s ochtends tot 6 uur ’s avonds, door zowel volwassenen als kinderen. Op zaterdag werkten de mensen niet in het veen, maar in hun eigen tuintje. Ze verbouwden daar groenten en aardappels en voorzagen zo zichzelf in hun avondeten. De mensen in de Dalerpeel waren arm, maar hielpen elkaar met eigenlijk alles. Tips o U kunt met de leerlingen over kinderarbeid praten. Kinderen die de leeftijd van de leerlingen hadden, waren al aan het werk. Hoe zou het zijn om niet naar school te kunnen en zwaar lichamelijk werk te moeten verrichten? Ook kun u de leerlingen laten nadenken over kinderarbeid in onze tijd. o Filmpje over turf steken: o http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20030328_hoogveen03 Taal Woordenschat: stoelendans U bepaalt zelf hoeveel begrippen over het veen u de leerlingen wilt aanleren. Minimaal zijn het de woorden van het kwartet. Maar als u over het veen gaat vertellen komen er nog meer onbekende woorden naar voren. Erfgoedwoorden die u dan ook weer met de 3 uitjes kunt uitleggen en die leerlingen minimaal 9 keer moeten gebruiken om ze te kunnen onthouden. De stoelendans is een manier om te controleren of leerlingen de woorden passief kunnen gebruiken. U vertelt de leerlingen dat ze blijven lopen als u woorden van nu gebruikt (zoals televisie) en als u een woord over het veen gebruikt (turf) gaan ze zitten op een stoel. U heeft een stoel minder dan er leerlingen zijn. Mogelijke woorden van nu: computer, auto, vliegtuig, mp 3-speler, mobiele telefoon, klittenband. Woorden uit het veen: klompen, plank, veenarbeider, turf, water, kruiwagen, steken, vrouwen, veen, koffie, kinderarbeid. Nog mooier is het als u de woorden in korte zinnen aanbiedt en daarna meteen los. Turf vervoeren Algemeen Zowel binnen als buiten Drenthe was turf een populaire brandstof. Op grote schepen werd de turf vervoerd door de kanalen naar Drentse dorpjes maar ook naar andere plaatsen in Nederland. Een belangrijk deel van de lading turf werd op het dek van de turfschepen vervoerd. De turf mocht niet van het schip vallen of schuiven en daarom moest ze met deskundigheid worden opgestapeld. Dit noemde men het loegen en stoegen van de turf. Vooral de vrouwen waren in dit loegen vaak heel goed. Over de foto Op de foto, die gemaakt is tussen 1945 en 1955, zien we een turfschip in het Stieltjeskanaal bij Schoonebeek. Vanuit de stadsgracht van Coevorden werd turf vervoerd naar NieuwAmsterdam via het Stieltjeskanaal. Van 1880 tot 1884 werd er door ongeveer 300 arbeiders met de schop gegraven, door hen is het Stieltjeskanaal ontstaan. Op de boot liggen de brokken turf netjes opgestapeld. Zo kon er zoveel mogelijk tegelijk vervoerd worden en zou er niks van de boot afvallen. Tips •
Waarom was het belangrijk dat de turf goed ‘geloegd’ werd? 36
•
•
Wie waren hier vooral heel goed in? Waarom werd er voor het vervoer van turf vooral gebruik gemaakt van grote boten?
Taal
Zie werkvorm bij turf lossen. Turf lossen Algemeen Nadat de turf was gestoken en was verzameld op het zetveld moest het worden vervoerd. Het laden van turf in turfpramen (een soort turfschip) en andere turfschepen startte in het najaar. Het was gebruikelijk dat de schipper zelf de turf op zijn schip laadde. Daarvoor gebruikte hij de veenarbeiders met hun familie die woonden in de veengebieden. Kinderen stapelden de turven van de vuren op de kruiwagens; mannen reden deze naar de wijk en over een smalle plank aan boord van het schip; vrouwen stouwden de turven aan boord. Het was een echte familie bezigheid. Zodra het schip vol geladen was ging het op weg. Over de foto Op de foto is te zien hoe de turf na het vervoer weer van het schip af werd gehaald. Dit werd ook wel het turf lossen genoemd. De mannen laadden de brokken turf op kruiwagens en reden de kruiwagens via een loopplank aan land. Op de foto zien we alleen mannen die bezig zijn met het lossen van de turf, maar dikwijls was het lossen net als het laden een bezigheid voor de hele familie. Vader, moeder en de kinderen hadden elk hun eigen rol in het proces. Op de foto zien we het lossen van turf aan de Spoorsingel in Coevorden. Tips
• Welke rol hadden de mannen bij het laden en lossen van turf? En de vrouwen? En de kinderen? Waarom was die rolverdeling op deze manier?
Taal Woordgedicht Laat leerlingen met het woord turf het patroon maken van natte turven drogen (zie voorbeeld), van het stapelen van turven op de kruiwagen, of van het stapelen van turven op een boot. Het leukste is het als leerlingen tussen de turf een klein woordje verstoppen zoals het woordje knoop, tand (alle dingen die mensen vroeger konden verliezen als ze hard aan het werk waren).
37
Turf branden Algemeen Gedroogd veen heet turf. Dat werd vroeger gebruikt als brandstof. Turf kan makkelijk aangestoken worden en als het brand, dan geeft het lang warmte. Daarom was turf heel populair als brandstof. Vroeger hadden de mensen nog geen verwarming zoals nu. Mensen hadden een kachel waar ze hout in konden doen of ze brandden hout en/of turf op een open vuur in de woonkeuken. Boven die vuur hing dan vaak een ketel om water in te koken. Over de foto Op de foto zien we Kars Kip bij het laatste open vuur in Dalen. De familie Kip behoorde tot het ‘eerdaodig’ volk in Dalen. Eerdaodig was de benaming voor een typisch oud-Drentse bevolkingsgroep met als kenmerken stipt, niets op aan te merken en zeer voorzichtig in hun uitlatingen, beweringen en gedragingen. Kars Kip was een vrij grote boer en daarom had hij de aanduiding ‘tweepeerdsboer’, wat betekende dat hij in het bezit was van twee paarden. Dat was alleen weggelegd voor de rijkere boeren. Op de foto zit Kars Kip in zijn woonkeuken met betegelde schouw, aan Noordwijk 21 in Dalen. Hier woonde hij samen met zijn vrouw Alberdina en hun kinderen Jan Harm, Teunis, Hendrik en Geesje. De pot hing aan de ‘haol’ boven het open vuur. Kars is een stille, leergierige man die altijd voor alles en iedereen tijd heeft. Elke avond leest hij voor en als hij wat ouder is, probeert hij wijs te worden uit de wiskundeboeken van zijn kleinzoon. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog, als hij al ouder dan 70 is, leert hij nog fietsen! De foto is begin jaren ’50 gemaakt. Tips • •
•
Waarom kon turf goed als brandstof worden gebruikt? Waarom werd een vrij grote boer aangeduid als een ‘tweepeerdsboer’? Waarom is het bijzonder dat Kars Kip leerde fietsen?
Taal Theaterlezen met Kars Kip Maak met de leerlingen een klassentekst over Kars Kip die bij het vuur zit of Kars die leert fietsen (deze laatste mogelijkheid werken we uit). Hoe gaat dat als je al oud bent? Hoe komt Kars op de fiets, hoe leert hij sturen en trappen? Dit wordt de tekst voor de verteller. Er zijn drie andere personen. Zijn kleinkind (naam bedenken) van 10 jaar, zijn vrouw, de knecht. Wat zeggen ze om Kars te helpen? Welke tips geven ze? Schrijf de zinnen van de leerlingen zoveel mogelijk op in spreektaal. Als de tekst op het bord staat met de namen voor de zinnen, dan gaan de leerlingen om de beurt per 4 lezen. Voor een optimaal effect: laten ze het in groepjes voorbereiden. Doel: lezen oefenen met verschil in snelheid (spannend- dan snel) .
Melk Algemeen Melk staat nu gewoon in pakken en flessen in de supermarkt. Maar de meeste leerlingen weten niet meer waar de melk vandaan komt. Tegenwoordig zijn er grote melkveebedrijven die melk leveren aan fabrieken. Vroeger gebeurde dat op veel kleinere schaal. Er waren veel kleine melkfabrieken en kleine melkveehouderijen. Melkvee Algemeen Veel boeren hadden hun vee in de buurt van de boerderij staan om te laten grazen. Bij slecht weer of in de winter kon het vee dan makkelijk in de stal van de boerderij staan. Ook konden de koeien makkelijk 2 keer per dag worden gemolken door de boer, de boerin of een van hun 38
kinderen. Door gras te eten maken koeien melk in hun uiters. Hiervoor gaat het gras wel door 4 verschillende magen. Vroeger had bijna iedereen wel een eigen koe. Zo konden ze van hun eigen melk drinken en kaas en boter maken. Over de foto De foto van de koeien is gemaakt rond 1900. Waarschijnlijk is de foto genomen in de buurt van de Reutchensberg op de Achterkamp in Dalen. Het landschap is hier rond 1925 geëgaliseerd. Tips •
•
Waarom hadden veel mensen vroeger een eigen koe? Waarom is dat nu niet meer zo? Zou je nu nog koeien zo los naast je boerderij kunnen laten grazen? Waarom denken de leerlingen van wel, of juist van niet?
Taal Taal op de weg van koe naar kaas Geef leerlingen een strook papier en laat hen deze strook vouwen tot een harmonicaboekje. Op de bovenste pagina tekent een kind een koe en op de laatste kaas, of karnemelk. Wat gebeurde er vroeger om van de koe naar de kaas te komen. Leerlingen tekenen de weg en zetten er korte zinnen bij. U kunt de zinnen ook op het bord zetten zodat leerlingen kunnen kiezen. Iedere keer als een kind weer een nieuwe stap heeft bedacht, kunt u deze stap op het bord zetten. Zo zullen sommige leerlingen het zeven van de melk niet noemen en anderen wel. Melken Algemeen Het melken ging vroeger nog met de hand. Dat kostte heel veel tijd. Tegenwoordig gaat dat veel sneller, want er zijn nu machines die de koeien melken. De melk werd na het melken in grote melkbussen gegoten. Deze melkbussen weren ook wel pullen genoemd. In de pullen werd de melk naar de zuivelfabriek gebracht. Over de foto Op de foto, die gemaakt is tussen 1948 en 1958 zien we Rika Kuipers-Kamp tijdens het melken. Ze was bezig op een perceel land dat lag aan de Zweeloërstraat 7 in Noord-Sleen. Op de foto gaat de gemolken melk in een emmer. De melk werd uit de emmer in een zeef gegoten. En kwam via de zeef in een melkbus van 30 liter. De melkbussen werden naar de boerderij of naar de zuivelfabriek gebracht. Tips • • •
Waarom zou de melk via een zeef de melkbus ingaan? Wie heeft er wel eens met de hand een koe gemolken? Waarom zouden ze dat tegenwoordig met machines doen? Filmpje over melken (zoekwoord melken): o http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20081124_koemelken01
Melkfabriek Algemeen De melk werd met een boot of met paard en wagen naar de melkfabriek gebracht. In de fabriek werd van de melk verschillende producten gemaakt, bijvoorbeeld karnemelk, boter en kaas. Vroeger stond in bijna elk dorp wel een melkfabriek. Dat is nu niet meer zo.
39
Over de foto Op de foto zien we de stoomzuivelfabriek Dalen. In een stoomzuivelfabriek werden de machines niet aangedreven door mensenhanden of door dieren, maar door een stoommachine. Vooral het maken van boter ging hierdoor een stuk sneller en beter. De boter uit de stoomzuivelfabrieken kon een stuk langer worden bewaard. De foto is genomen in 1939 toen de fabriek haar 50-jarig jubileum vierde. Voor de fabriek zit de directeur met het bestuur van de fabriek. Aan de voorkant van het gebouw is het laadperron van de fabriek goed te zien. Via het laadperron kwamen de melkbussen de fabriek binnen. De zuivelproducten die van de melk gemaakt waren, gingen ook via het laadperron weer weg. Op de achtergrond is een grote pijp te zien om de stoom af te voeren. Tips • •
Welke producten worden er, zowel vroeger als nu, allemaal van melk gemaakt? Waarom stond er vroeger in bijna elk dorp een melkfabriek? En waarom is dat tegenwoordig niet meer nodig? Kijk met de leerlingen naar de foto op het digibord. Welke onderdelen van de fabriek zouden waarvoor hebben gediend?
•
Melkboer Algemeen Als de melk uit de melkfabriek kwam, ging een melkboer langs de straten om melk aan de mensen te verkopen. Tegenwoordig koop je melk in pakken in de supermarkt, maar vroeger werd de melk bij de mensen thuisgebracht. In sommige dorpen rijdt ‘de melkboer’ nog langs met een grote kar met eten en drinken. Zijn naam komt oorspronkelijk van de melkman die de melk in het dorp rondbracht. Over de foto Op de foto zien we ‘melkventer’ Tines Koert. Hij loopt in de Hoofdstraat van Dalen met zijn handkar met daarop flessen melk en andere zuivelproducten. De foto is gemaakt rond 1930. Tines Koert was melkboer maar had tussen 1942 en 1956 ook een VIVO winkel aan huis, in de Noordwijk 18. Hier verkocht hij grutterswaren en messen. Daarnast had hij in zijn winkel een soort bibliotheek waar hij boeken uitleende. Tips •
Waarom rijdt in sommige dorpen nog steeds een ‘melkboer’ rond? Is dit bij een van de leerlingen het geval? Kijk met de leerlingen naar de foto van Tines Koert op het digibord, wat staat er allemaal op zijn handkar?
•
Taal Melkboer mag ik…. U schrijft op wat Tines op zijn handkar heeft staan en door de leerlingen wordt benoemd. Elk woord op een apart briefje. Laat leerlingen vervolgens een briefje pakken en het aanwijzen op het digibord of op de foto. Dan mag een kind een briefje pakken en het woord uitbeelden of omschrijven, de anderen raden het. Dit doet u een aantal keren. Dan mag een kind een briefje pakken met een woord en dan stippen zetten voor het aantal letters. Er wordt galgje gespeeld. Bijvoorbeeld met het woord melkbus: P O R
Genoemde letters (voor elke foute letter komt er een streepje bij de galg bij. De goede letters komen op de puntjes te staan): Als er een poppetje aan hangt heeft de klas verloren, hebben ze het eerder geraden, dan wint de klas
.e.k..s
I
A
40
Bijlage 2: Het Erfgoedkwartet digitaal Het Erfgoedkwartet Coevorden kunt u ook digitaal vinden. Dit kunt u gebruiken om de kwartetkaarten op een digitaal schoolbord in het groot weer te geven. Het Erfgoedkwartet is in thema’s onderverdeeld. Zo kunt u de kaarten gebruiken als ondersteuning bij bijvoorbeeld een taalles of bij een ander specifiek onderwerp. Hoe vind u het kwartet digitaal? Op www.drentsplateau.nl gaat u in de linkerbalk naar het kopje erfgoededucatie. Daar kunt u klikken op ‘leerlijn erfgoededucatie’. Onder gemeente Coevorden vindt u bij ‘gebruik erfgoedkwartet’ de kwartetkaarten per thema. Ook vindt u daar meer informatie over het erfgoedkwartet. Onder ‘fotomateriaal’ ziet u de foto’s per dorp die niet gebruikt zijn in het kwartet, maar die u wel kunt gebruiken in uw lessen. Extra fotomateriaal Ook vindt u bij fotomateriaal extra foto’s per regio die u kunt gebruiken als ondersteuning bij de behandeling van een bepaald onderwerp. Heeft u het bijvoorbeeld over gebouwen, dan staan er bij het extra fotomateriaal nog mooie foto’s van de molen.
41
Bijlage 3: De spelregels 1) Het kwartet kan gespeeld worden door een groepje van 4 leerlingen. Schud de kaarten en laat een van de leerlingen de kaarten verdelen onder de spelers. Iedere leerling moet evenveel kaarten krijgen. Bij 4 leerlingen krijgt elk kind 9 kaarten. 2) Als een leerling meteen een set heeft van 4 kaarten, legt hij/zij de set open op tafel. De leerlingen nemen de kaarten in de hand en zorgen dat de andere spelers ze niet kunnen zien. 3) De speler rechts van het kind dat de kaarten heeft gedeeld mag beginnen. De beurt: als een kind van een kwartet 1 of meer kaarten in handen heeft mag het aan een van de spelers vragen of hij of zij die heeft. Hierbij wordt de naam van het kwartet en de gewenste kaart genoemd. Bijvoorbeeld: ‘ mag ik van jou van beroepen, de klompenmaker?’ 4) Heeft degene aan wie het gevraagd wordt die kaart? Dan moet hij/zij die geven. Dan mag het kind nog een kaart vragen aan diezelfde speler of een ander. Heeft de speler de kaart niet dan is de beurt voorbij en mag de volgende. 5) Heeft een speler een set van 4 kaarten dan roept hij of zij KWARTET en legt de kaarten open op tafel.
6) Als alle spelers geen kaarten meer hebben is het spel voorbij. De speler met de meeste kwartetten is de winnaar.
42
Bijlage 4: Taalleesactiviteiten Groep 3: Extra suggesties voor taal-leesactiviteiten Tips voor taal-leesactiviteiten die passen bij Veilig Leren Lezen (Maanversie) Tips bij kern 10 Verzamelen Maak een zakkenmuseum met voorwerpen uit de zakken van leerlingen en voorwerpen die grootouders vroeger in hun zakken hadden. Leerlingen voorzien deze voorwerpen of afbeeldingen van een woordkaart met een toelichting. Deze kaarten worden opgehangen of neergelegd. Zo ontstaat een tentoonstelling. De informatie op de kaarten kan gebundeld worden tot een catalogus zoals de leesmethode dat aangeeft, maar er kunnen ook kwartetkaarten van gemaakt worden. Dit onderdeel kan ook weer een nieuw kwartet opleveren (lege kwartetkaartjes thema: in de zak van mijn grootouders). Tips bij kern 11 Mijn lievelingsboek Maak een weetboek over een van de kwartetonderwerpen: b.v. de Ganzenmarkt of kermis van je grootouders. Leerlingen kunnen vragen stellen aan hun grootouders, fotoboeken bekijken, ze kunnen zoeken op internet en in boeken over vroeger van de bibliotheek. In een weetboek gaat het om tekstjes en woorden. De woorden uit het weetboek kunnen ook weer een extra kwartet opleveren (lege kwartetkaartjes). Tips bij kern 12 Op reis Maak een thematafel met foto’s uit het familiealbum over reizen vroeger van grootouders. Leerlingen voorzien deze foto’s van een bijschrift. Deze thematafel kan de basis zijn voor een nieuw kwartet: vakantie. Tips voor taalleesactiviteiten bij de Leeslijn Tips bij thema 1 De familiefoto Laat leerlingen n.a.v. het verhaal De familiefoto foto’s mee nemen van thuis. Vraag ook om familiefoto’s uit het fotoalbum van opa en oma. Maak met de leerlingen een woordkast: fotoalbum van vroeger en fotoalbum van nu. En prik of plak onder de foto’s van de woordkast woorden als: strik (in het haar) , speldje, schoenen, klompen, etc. De woorden uit de woordkast kunnen ook weer gebruikt worden bij het invullen van het lege kwartet. Tips bij thema 6 Naar de stad Maak met de leerlingen een speelgoedmuseum van vroeger. Verzamel met grootouders, oudere buurtbewoners, ouders voorwerpen als tollen met een zweep, hoepels, knikkers. Maak beschrijvingen. Nodig andere leerlingen of de ouders uit voor een bezoek aan het museum. Laat leerlingen om de beurt de rol van suppoost spelen. Een mooie context om te oefenen met woorden uit de methode (suppoost, tentoonstellen, museum, bezichtigen) en erfgoedwoorden.
43
Bijlage 5: Erfgoedtips Na afloop van het spelen van het kwartetspel is het leuk om met uw leerlingen opzoek te gaan naar erfgoed in de praktijk. Hiervoor geven wij een aantal tips binnen de gemeente Coevorden. Musea • Stedelijk Museum Coevorden: authentieke voorwerpen vertellen hun eigen verhaal over de geschiedenis van Coevorden Kijk voor meer informatie op http://www.museumcoevorden.nl/nl/site/home • Openluchtmuseum Ellert en Brammert Schoonoord: openluchtmuseum over het vroegere leven, wonen en werken in Zuidoost Drenthe Kijk voor meer informatie op http://www.ellertenbrammert.nl/ Molens De meeste molens zijn door de weeks niet standaard open. Maar mocht u met uw leerlingen een bezoek willen brengen dan is in overleg met de molenaar wellicht van alles mogelijk. • Molen Albertdina Noord-Sleen • Molen De Arend Coevorden • Molen De Bente Dalen • Molen De Hoop Sleen • Molen Jan Pol Dalen • Molen Jantina Helling Aalden
44
Verantwoording De foto’s zijn voor het grootste deel authentieke foto’s aangeleverd door 4 historische verenigingen en het gemeentearchief. Voor het kwartet wonen zijn nieuwe foto’s gemaakt in zwart-wit bij het Stedelijk Museum Coevorden. Hiervoor is gekozen omdat er geen beeldmateriaal is van zulke dingen uit het gewone leven. Mensen lieten zich vroeger niet snel fotograferen in de bedstee. Uit het aangeleverde materiaal door de historische vereniging hebben de makers van het Erfgoedkwartet zorgvuldig keuzes gemaakt voor thema’s en de invulling van 4 kaarten voor deze thema’s. Afwegingen voor deze keuze zijn onder meer geweest: welke onderwerpen zijn kenmerkend voor gemeente Coevorden? Welke onderwerpen zijn geschikt voor leerlingen van groep 3 en 4? Welke thema’s en onderwerpen lenen zich voor de vorm van een kwartet? Kan er een kloppende serie van 4 kaarten gemaakt worden binnen een kwartet. Daarnaast moeten kaarten en thema’s aansprekend zijn en passen bij de interesse, niveau en belevingswereld van de leerlingen. De leerkracht moet het verhaal achter het kwartet kunnen uitleggen, leerlingen moeten geboeid worden door de kwartetten. Een thema hunebedden is voor deze doelgroep bijvoorbeeld minder geschikt. De leerlingen zijn nog niet toe aan de behandeling en begraven en dood en het past ook niet binnen de lesstof van groep 3 en 4. Het thema zou beter passen in een product in de leerlijn voor b.v. groep 7 of 8. Dan komt het onderwerp beter tot zijn recht en krijgt het de aandacht en het begrip die het verdient. Ook is het voor u als leerkracht goed om te weten dat we het niveau van het Erfgoedkwartet gelaagd hebben ingestoken. Dit betekent dat sommige woorden (en tips en uitwerking van het onderwerp) voor groep 3 en 4 geschikt zijn. En sommige zijn alleen geschikt voor groep 4. Het is aan de leerkracht een keuze te maken in de onderwerpen die behandeld worden in de klas. Deze docentenhandleiding biedt veel mogelijkheden met erfgoed en taaltips om het onderwerp uit te diepen. Wij geloven dat dit een meerwaarde is; de leerkracht kan zelf gericht keuzes maken hierin op grond van tijd, niveau van de leerlingen, etc. Op die manier blijft het kwartet bruikbaar en uitdagend voor zowel groep 3 als 4. Een leerling die het kwartet al in groep 3 gespeeld heeft, leert toch nieuwe dingen wanneer het kwartet in groep 4 opnieuw behandeld wordt.
45
Consulentschap Drents Plateau Coevorden Drents Plateau Drents Plateau is hét kenniscentrum op het gebied van erfgoed en ruimtelijke kwaliteit in Drenthe. Drents Plateau zet zich in voor behoud, ontwikkeling en waardering van erfgoed en architectuur. Naast afdelingen zoals welstand, monumenten, archeologie en musea is ook erfgoededucatie te vinden onder de paraplu van Drents Plateau. Deze formule biedt de afdeling erfgoededucatie de mogelijkheid om kennis over erfgoed te vertalen naar het onderwijs. Erfgoededucatie bij Drents Plateau De afdeling erfgoededucatie van Drents Plateau is de steunfunctie organisatie voor erfgoededucatie in de provincie Drenthe. De afdeling heeft de volgende taken: • Geven van ondersteuning en advies aan scholen en erfgoedinstellingen • Onderwijs en erfgoedinstellingen bij elkaar brengen • Innovatie en onderzoek op het gebied van de doorgaande leerlijn erfgoededucatie • Verzorgen van deskundigheidsbevordering aan scholen en erfgoedinstellingen Het consulentschap Drents Plateau vervult het consulentschap erfgoededucatie in de gemeente Coevorden. Dit betekent dat u bij ons terecht kunt met vragen zoals: Hoe kan ik erfgoededucatie integreren in mijn cultuurbeleid? Wanneer voldoe ik aan de kerndoelen met erfgoededucatie? Waar en wat voor erfgoed vind ik in Coevorden? Welke educatieve mogelijkheden en activiteiten er zijn op het gebied van erfgoed in mijn omgeving? Wat voor producten erfgoededucatie zijn er voor Coevorden? Ondersteuning Drents Plateau biedt ondersteuning bij het implementeren van de leerlijn erfgoededucatie en het gebruik van de producten uit deze leerlijn. De ondersteuning is een vaste dienst bij het gebruiken van de producten uit de leerlijn erfgoededucatie. Per product bieden wij voor leerkrachten een informatiebijeenkomst. U krijgt tijdens deze bijeenkomst de benodigde informatie over het product, zodat u er gedegen mee aan de slag kan in de klas. Aan het einde van de bijeenkomst ontvangt u het erfgoedproduct. Nieuwsbrief Drie maal per jaar brengen wij een digitale nieuwsbrief voor het primair onderwijs in Drenthe uit. Wilt u de nieuwsbrief ontvangen? Meld u dan aan op onze website www.drentsplateau.nl Contact Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben dan kunt u contact opnemen met een van de erfgoedconsulenten van Drents Plateau. Tel. 0592 305947 Mail
[email protected]
46
Dankwoord Wij bedanken alle instellingen die foto’s uit hun collectie ter beschikking hebben gesteld of op een andere wijze betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het kwartet: • • • • • • • • • •
CBS Dr. Picardtschool Gemeentearchief Coevorden St. Streekeigen Sleen HV Klenckerheugte Oosterhesselen HV Stadt en Heerlickheidt Coevorden St. Aold Daol’n CoeversePlaatties Historische Commissie van de Vereniging Dorpsbelangen Noord-Sleen Stedelijk Museum Coevorden Drents Archief
Bronnen • • • •
Arnoutse, C. & L. Verhoeven (red.), 2003, Tussendoelen gevorderde geletterdheid; leerlijnen voor groep 4 tot en met 8, Expertisecentrum Nederlands, Nijmegen Mommers, C e.a. Handleiding Veilig Leren Lezen ( tweede maanversie), Zwijsen BV Tilburg, 2003. Van Elsäcker, W, Verhoeven, L, Interactief Lezen en schrijven, LCO, 2003 Er is ook gebruik gemaakt van een aantal taalwerkvormen uit Kansrijke Taalhoeken in groep 1-8 van Henk en Monique Hansma, HB uitgevers. De aanpak met de drie uitjes is van Verhallen en Van den Nulft ( Verhallen, Marianne en Dirkje van den Nulft, Met woorden in de weer, Praktijkboek voor het basisonderwijs, Coutinho, Bussum, 2002).
47
Colofon Het Erfgoedkwartet Coevorden is ontwikkeld in opdracht en met steun van de Gemeente Coevorden. Educatieve inhoud erfgoed: Drents Plateau • Linda Reinalda Consulent erfgoededucatie • Sanne Kuipers Consulent erfgoededucatie • Sanne Vellinga Consulent erfgoededucatie • Marieke van Ginkel Projectmedewerker erfgoededucatie Beschrijving taalactiviteiten: • Itie van den Berg, senior adviseur Cedin ( het ABCG is sinds 1 januari 2010 onderdeel van Cedin, Drachten, telefoon 0880 200 300 www.cedin.nl). Vormgeving Erfgoedkwartet: Grafisch Huis te Groningen • Peter de Kan, vormgever (telefoon 050 3183333) Ideeën/ suggesties? Heeft u ideeën, tips, aanvullingen of opmerkingen? Laat het ons weten. We maken graag gebruik van uw ervaring. Stuur uw reactie naar Drents Plateau:
[email protected] of bel naar 0592-305947. Met uw opmerkingen en aanvullingen kunnen we het product eventueel aanpassen.
48