Muziek op Wielewaalvakantie WAAROM MUZIEK EN WAT KUN JE ERMEE? Je kunt muzikale activiteiten ontplooien om diverse redenen en op verschillende manieren, bijvoorbeeld: • als opening/ afronding van een activiteit; zo zorg je voor een duidelijk begin en een duidelijke afsluiting van je activiteiten; • om aandacht te trekken; muziek draagt ver; een liedje of orkestje zal de mensen al snel duidelijk maken dat er iets gaande is of dat een activiteit begint. (bv. een vast start- of ophaallied voor elk programma); • om de sfeer te verhogen; liedjes zorgen al gauw voor een gezellige sfeer waardoor mensen sneller loskomen en eerder mee gaan doen; • ter ondersteuning van een andere activiteit; muziek (liedjes of instrumentaal) kan een toneelstuk, dans, (griezel)tocht ondersteunen door spanning op te bouwen, effecten, etc.; • als activiteit op zich; door muzikale activiteiten aan te bieden, krijg je meer variatie in je programma. (liedjes maken, geluidsspelletjes, hoorspel, eigen omroep of piratenzender, orkest, etc.); • als herinnering voor later; mensen hebben een beter geheugen voor liedjes dan voor een activiteit op zich. Liedjes blijven nog lang na de activiteit hangen en roepen heel levendig de sfeer van een week of activiteit weer op. (ook tijdens een activiteit op zich kun je hier gebruik van maken, bv. door liedjes bij een toneelstuk: de spelers onthouden hun tekst beter als deze op muziek is gezet). SOORTEN VAN MUZIKALE ACTIVITEITEN • liedjes maken • muziekinstrumenten maken • muzikale ondersteuning bij andere activiteiten • muzikale activiteit op zich (in programma-aanbod) 1. liedjes maken Je kunt bij vrijwel elke afzonderlijke activiteit een liedje maken en gebruiken. Bijvoorbeeld over het stokbrood bakken of het kampvuur, volleybal, kleien enz. Daarnaast kun je een lied ook een grotere functie geven, bijvoorbeeld om mensen te verzamelen, een weeklied dat per dag met nieuwe coupletten wordt uitgebreid, een lied dat elke dag gezongen wordt etc. Hoe maak je nu een lied? Bepaal eerst wat voor sfeer het te maken lied moet hebben. Liedjes om aandacht te trekken, mensen te roepen, een “zwaan-kleef-aan-lied” en dergelijke moeten liefst meezingers zijn. Maak hiervoor de tekst en melodie niet te ingewikkeld. De leukste liedjes zijn vaak de meedeiners, liefst met een paar rare kreten en uithalen erin. Voor een romantisch kampvuur- of afscheidslied kies je natuurlijk meer melodieuze klanken en woorden, maar ook hier geldt: maak het niet te ingewikkeld. Pas woorden en muziek aan aan de sfeer en kenmerken van de activiteit waar voor het lied bestemd is: avontuurlijk/uitgelaten/dromerig/spannend/onzinnig. Bedenk of je een lied wilt maken op een bestaande melodie of dat je tekst én melodie zelf wilt verzinnen. Als je uit wilt gaan van een bestaande melodie, kies dan in ieder geval een melodie die gemakkelijk in het gehoor ligt. Let er bij het schrijven van de nieuwe tekst goed
op of het aantal lettergrepen per regel gelijk is aan de oorspronkelijke regel en of de klémtonen op dezelfde tonen vallen. (zie ‘tekst’) Door een vrij onbekende melodie te kiezen, zal je lied toch ‘nieuw’ zijn voor de meesten die je het lied aanleert. Wil je het liefst met een heel nieuw liedje voor de dag komen, maar zie je jezelf nog niet zomaar allerlei wijsjes verzinnen, zorg dan voor muzikale ondersteuning en begeleiding. Zoek samen uit of je eerst een melodie wilt maken en daar een tekst op schrijven, of het omgekeerde makkelijker is of dat het gelijk op gaat. Als je eerst de tekst schrijft heb je meer vrijheid in het maken van de melodie, die je dan nog optimaal kunt aanpassen aan de sfeer die de tekst uiteindelijk heeft gekregen. Kies de tonen niet te ver uit elkaar (hoog- laag), behalve bij regels met gekke kreten en uitroepen (bv. begin refrein: sláápzakkóm uit je tent!) In de tekst heb je in principe alle vrijheid. Let er alleen op dat je de liedjes niet té leuk wilt maken (leuk bedoelde liedjes zijn vaak flauw). Kreten en yells slaan meestal goed aan en blijven de mensen lang bij. Een liedje zingt het lekkerst als je op elke toon ook een nieuwe lettergreep kunt zingen, liefst met “harde” medeklinkers, zoals p, t, k, s, etc. Bv. kletteren, spetteren, klapperen, sissende e.d. in plaats van wó-hó-hó-nen. Zorg ervoor dat het aantal lettergrepen van een regel gelijk is aan diezelfde regel in het vorige couplet en dat de klemtonen op dezelfde tonen vallen. Een steuntje hierbij is om zo’n eerste couplet, nadat je het af hebt, hardop “op te dreunen” en streepjes te zetten boven de benadrukte lettergrepen. Met dat schemaatje kun je regels in volgende coupletten steeds vergelijken. Bv. óp een klein statiónnetje ‘s mórgens in de vróegte ..... ‘ _ _ _ ‘ _ _ ‘ _ _ _ ‘ _ (“dreun”schema) ónder in m’n régenjas wácht ik op m’n váder .....(nieuwe tekst) Hoewel rijm niet per se nodig is, werkt het vaak erg goed als geheugensteuntje, als mensen een nieuw lied aanleren. Hiervoor is “klankrijm” al voldoende en soms ook leuker, doordat het net iets minder voorspelbaar is (némen/ lévende). Je kunt binnen één regel allerlei woorden laten rijmen ( de oude vrouw snauwt) of de woorden aan het einde van een regel. Voor het rijmen aan het eind van een regel zijn enkele van de meest gebruikelijke rijmschema’s: abab abba NB. Letters staan voor gelijke klanken aan ‘t eind van een regel. abca Pas ervoor op dat refrein en couplet niet teveel op elkaar gaan lijken! Mensen zullen dan snel in de war raken bij het aanleren en zingen van zo’n lied. Zorg bijvoorbeeld voor een ander aantal lettergrepen en andere klemtonen van de regels en verander van toonhoogte en melodie. Als het refrein evenveel lettergrepen en dezelfde klemtonen heeft als de coupletten, zul je bij het verzinnen van een melodie te gauw op een wijsje komen dat erg veel lijkt op de melodie van het couplet. Hoe kun je je net gemaakte liedje het beste onthouden? Een goed muzikaal geheugen is handig, maar kan je onverwachts in de steek laten op ongelegen momenten. Vooral als je bijvoorbeeld voor een musical 3 of 4 liedjes hebt gemaakt - hoe ging die eerste ook alweer? Opnemen op een cassette- of bandrecorder is natuurlijk de zekerste manier. Is iets dergelijks niet voor handen, dan kun je voor jezelf een notatiesysteem verzinnen, die als geheugensteuntje kan dienen. Dit kan bv. door de klemtonen bij de tekst te noteren of door verschillende hoogtes globaal op te schrijven: drie
kleu ter tjes
za
ne klei of:
_ _ -
ten die ___ _ _ -_ _
op een
hek
naast de tekst noteren. -
Het aanleren van een liedje. Schrijf refrein en coupletten met dikke viltstift (géén rode) op grote vellen papier. (rood geschreven letters vallen bij schemer het eerste weg.) Zorg voor muzikale begeleiding (3 akkoorden is vaak al voldoende) en zorg ervoor dat je zelf het lied goed kent. Het is handig als je ook al van te voren hebt bedacht welke stukken in tekst of melodie problemen kunnen opleveren. Zing het lied in z’n totaal eerst één of twee keer voor, waarbij je degenen die je het lied wilt leren verzoekt om alleen te luisteren. (laat dus de tekst nog niet zien, en onderbreek echt wanneer mensen - automatisch - toch mee gaan zingen. Zo horen ze namelijk de echte melodie niet en worden allerlei eigen wijsjes bedacht.) Leer vervolgens het lied in onderdelen aan, bijvoorbeeld per twee regels, door het eerst alleen voor te zingen, waarna iedereen het nazingt. Luister zelf heel goed of er fouten in de melodie sluipen (toonhoogte, korte pauze, gelijk inzetten e.d.). Geef dit op tijd aan door opnieuw alleen dat speciale stukje voor te zingen en maak zo nodig een aantekening op de groot uitgeschreven tekst. Als je dit niet doet zingt straks iedereen de tekst wel, maar op eigen melodie, zodat het gezamenlijk eindresultaat een grauw en monotoon lied wordt. Jammer van de bedachte melodie, want je krijgt het er in een later stadium níet meer uit! Neem gerust wat tijd voor het aanleren van het lied. Mensen vinden het leuk om een liedje goed te kunnen zingen. Als het liedje er éénmaal goed in zit, kun je het nog leuker laten klinken door nieuwe dingen toe te voegen: klappen, gekke geluiden, mannen héél laag en vrouwen stukjes héél hoog enzovoort. Nieuwe coupletten kunnen met elkaar worden bedacht evenals allerlei variatie. Zo zorg je met zo’n lied voor een uitstekende en uitgelaten stemming. Om te bereiken dat mensen bij het liedje gelijk inzetten kun je het beste vooraf duidelijk ademhalen en dan onmiddellijk daarna inzetten. Dit werkt vaak beter dan aftellen. 2. muziekinstrumenten maken Met behulp van kosteloos (filmkokertje, wc-rolletjes, blikken, sloopwaar) en ander materiaal (bamboe, pvc-buis) zijn allerlei muziekinstrumenten te maken. Een handig boekje hierover is onder andere “Muziekinstrumenten zelf maken/ zelf bespelen” van Ad Heerkens, of “Muziekinstrumenten van oude rommel” van Nikolaus Buzasi (vertaald uit het Duits). De Cultuurdienst heeft in samenwerking met Ad Heerkens drie sets instrumenten als bouwpakket samengesteld (informatie bij de Cultuurdienst, 034) Hieronder enkele eenvoudige voorbeelden van zelf te maken muziekinstrumenten die wellicht tot inspiratie kunnen dienen. verschillende soorten raspen Het eenvoudigst is een stuk golfkarton, waar met een ander voorwerp over heen wordt geraspt, of hetzelfde bij een stuk schuurpapier om een plankje. Een stukje bezemsteel, op regelmatige afstanden ingekerfd of omwikkeld met ijzerdraad, wat je met een spijker ‘berispt’ geeft al snel resultaat. Dezelfde kerving in bamboe geeft een beter geluid en staat exotischer (bamboe is te krijgen bij bloemist of kwekerij -tuinstok- of in andere diameters bij een speciaalzaak).
verschillende soorten rammelinstrumenten Twee plastic bekertjes, kuipjes of doosjes met wat rijst en bruine bonen tegen elkaar gelijmd, geeft al na 5 minuten rammelplezier. Hetzelfde resultaat bereik je nog sneller met gevulde lucifersdoosjes of plastic doosjes van fotorolletjes. andere ritme-instrumenten tamtam : grote trom met een donker geluid, gemaakt van een leeg olievat, dat je neerlegt of liever nog ophangt: slaan op de bodem, uit de open kant komt het geluid. Je kunt ook een kartonnen waspoedervaatje, groot conservenblik of dunne houten kist bespannen met rubber, bv. auto-binnenband. gong : opgehangen plaat ijzer, bv. bakblik (zwaar metaal draagt ‘t verst) cimbalen : blikken deksel, pannendeksels etc. tingels : opgehangen ijzerwaren (vaten, buizen, platen), keukengerei en gereedschap, waar je met een stokje of grote spijker op slaat. xylofoon : allemaal flessen, met verschillende hoeveelheden water gevuld, ophangen en bespelen met een houten stokje. kalimbo : stevige houten stokken van verschillende lengte en dikte, waar je, na ze te hebben opgehangen, met houten stokken op slaat. soorten blaasinstrumenten Bij alle blaasinstrumenten gaat het erom dat er lucht door een zo klein mogelijke opening wordt geperst. Dit kan door je lippen samen te knijpen en in een buis of trechter te blazen of neuriën, door tegen een stukje vloeipapier rond een kam zacht te zingen/ neuriën of door gebruik te maken van “rietjes”, die in de mondstukken van bv. hobo of saxofoon zitten (los verkrijgbaar bij muziekwinkels). panfluit: zaag pvc buis of bamboe (bamboe blaast moeilijker aan) in stukken van 11, 9, 5, 8, 7 en 6 cm (met een ijzerzaagje). Het aan elkaar verbinden kan het meest eenvoudig met breed plastic tape en lijm. Wie er meer werk van wil maken, gebruikt dwarsstokjes en koord, bv. vliegertouw. De onderkant wordt afgesloten met kurkjes. Stemmen: de kurk er iets meer induwen of uithalen, of druppelen met kaarsvet. Nog wat aanvullende informatie over instrumenten en geluid: De geluidsgolven moeten bij voorkeur vrij kunnen bewegen: de snaren van een gitaar staan los van de ondergrond door een kam, die de snaren optilt. Zo kun je ook veel objecten of instrumenten ophangen. Een klankkast zorgt voor versterking van het geluid: de grote holle ruimte van de gitaar en een gat om het geluid naar buiten te laten klinken. Door een instrument of object geheel ‘vrij’ op te hangen, wordt een maximaal resonerend (=trillend) effect bereikt. Een snaar of vel moet strak worden opgespannen om een duidelijke klank te krijgen. Dit betekent dat je materiaal sterk moet zijn (bv. binnenband i.p.v. landbouwplastic). Hoe strakker gespannen, hoe hoger de toon. Hoe harder de (trommel)stokken, hoe harder het geluid. Met je vingers kun je het geluid dempen en een toonverschil veroorzaken.
3. Ondersteuning bij andere activiteiten Zowel met bestaande als gemaakte instrumenten, kan muziek op allerlei manieren als ondersteuning van een bepaalde activiteit worden gebruikt. Zo kunnen sferen in een toneelstuk of tocht worden onderstreept door muziek en geluid (romantiek, spanning, climax, dreiging, schrikeffect etc.) Rituelen bij een themadag krijgen meer “body”, een toneelstuk wordt begrijpelijker en leuker om naar te kijken door enkele liedjes, of mensen kleien of schilderen naar aanleiding van muziek. Zoals gezegd zorgt muziek al gauw voor sfeer, dus met dat doel kun je op allerlei manieren muzikale toepassingen zoeken. Voorbeelden van muzikale sferen en effecten: onweer: plaat blik, die hard heen en weer gezwiept wordt. regen: gieter op een plaat blik laten kletteren. bliksem: plaat blik ophangen en vasthouden, erop slaan met omwonden stok. piepende: natgemaakt piepschuim langs een glazen ruit strijken. ramen/deur circusroffel: deksel van een pan ophangen en daarop roffelen, eventueel andere lichte metalen voorwerpen, aan deksel hangen (meetrillen). dreigende: zware balken op twee dwarsliggers, waarop met stevige voetstappen stokken wordt geslagen. (van licht getrippel tot reuzenpas, afhankelijk van dikte van het hout) vallend kopje/: meerdere flessen in een bak met scherven/ flessen laten kapotte ruit vallen. komische: ratel, fietsbel, stuk stof scheuren (of klitteband), ijzeren plaat effecten laten wapperen, stemmenecho’s in blikjes, opentrekken van flessen, afbrekende takken, twee plankjes schuurpapier langs elkaar schuren als iemand zich krabt, etc. Wanneer je de beschikking hebt over opnameapparatuur en de mogelijkheid om dit daarna versterkt af te draaien, kun je wellicht iets met deze suggesties: • ritselen met papier (brand) • je vingers in een lucifersdoosje bewegen (lopen over grind) • druppelen van een kraan • pruttelende pannetjes, bradend vlees, smeltende jus • zoemende machines (ijskast, kassa) • afkoelende automotor • geluiden met je mond (blazen = wind, hijgen = hardlopen, etc.) • geluiden van de radio (tunes, piepjes van het tijdsein) • geluiden om je heen: op geluidenjacht door met een opnameapparaat (op pauzestand zodat je alle interessante geluiden op kunt nemen) Als je muziekeffecten of sfeertekeningen bij een andere activiteit wilt gebruiken, moeten vooraf duidelijke afspraken gemaakt worden over: • welke geluiden/ muziekjes precies nodig zijn; • hoeveel tijd ze mogen of moeten duren; • in welke volgorde een en ander zich gaat afspelen; • wie welk onderdeel gaat verzorgen;
• • • •
op welke seintjes deze mensen straks moeten reageren; wie deze muzikale ondersteuning gaat dirigeren (en kijkt of het één geheel wordt); wie van te voren controleert of elk geluid ook te horen is voor het publiek; wanneer een gezamenlijke “generale” gehouden wordt.
Leg deze afspraken en het totale verloop van de activiteit vast in een draaiboek (waar ook alle scènes van een toneelstuk of onderdelen van een tocht vermeld staan). In een draaiboek staan de totale werkzaamheden, de volgorde van die werkzaamheden en de taakverdeling. 4. Muzikale activiteit in je programma-aanbod Enkele muzikale programma’s zijn ook hiervoor al besproken, bijvoorbeeld samen met de vakantiegangers een lied maken en muziekinstrumenten maken Daarnaast zijn er nog andere muzikale programma’s te bedenken, die je de vakantiegangers aan kunt bieden. Denk bijvoorbeeld aan een hoorspel maken, een radio-piratenzender, allerlei geluidsspelletjes of een orkest samenstellen, waarna groots optreden. Voor sommige van deze activiteiten is het handig als je zelf in deze richting al wat ervaring hebt, sommige andere kun je ook heel goed samen met je vakantiegangers uitproberen. Hoorspel Dit kan als onderdeel van een zelfgemaakt radioprogramma worden aangeboden, het kan een kant en klare band zijn die bij een schimmenspel wordt afgedraaid, of het zijn “geluidsschilderijen” bij een gegeven opdracht, etc. Als het geheel wordt opgenomen, zijn de benodigdheden: een recorder (walkman, cassette of band), microfoon, allerlei geluiden en geluidsvoorwerpen, vakantiegangers om de geluiden te maken, een draaiboek en een voor díe opname geschikte plek (werken zonder gestoord te worden, achtergrondgeluid wat bij de sfeer van de opname past, bv. bij een opname die zich in de grote stad moet afspelen niet alleen vogelgeluid). Om met de recorder te beginnen: laat iemand die er verstand van heeft of dit na uitleg heeft gekregen, het apparaat bedienen. Deze persoon is ook verantwoordelijk voor seintjes (‘stilte, opname’), houdt de nummers bij (teller op recorder - waar staat welk geluid) en houdt in de gaten of de batterijen het nog lang genoeg zullen volhouden. Wat betreft geluiden en geluidsvoorwerpen: zie punt 3. ‘muzikale ondersteuning’ etc. Zoals hierboven al staat vermeld moet vooraf een draaiboek zijn opgesteld met een hieruit voortvloeiende taakverdeling. Zo’n draaiboek kan heel goed samen met de vakantiegangers worden opgesteld. Iedereen moet óf zo’n draaiboek zelf hebben, óf het hangt groot uitgeschreven en voor iedereen leesbaar, zodat een ieder tijdens de opname in stilte de nodige informatie kan vinden. De opbouw van een hoorspel kan er als volgt uitzien: • aankondiging (al dan niet met sfeermuziek, geluid of gesproken tekst); • sfeertekening van de plaats van handeling (omgevingsgeluid); • duidelijk verschil in stemmen (hoog/ laag, snel/ langzaam, accent, taalgebruik); • verloop in spanning, opbouw naar climax en ontknoping (ondersteund en duidelijk gemaakt door allerlei geluiden). In de beginsituatie moet duidelijk worden waar het allemaal om gaat, onderweg ontstaan allerlei verwikkelingen, en dat alles loopt uit op een climax en ontknoping; • afkondiging (wie hebben er meegedaan, bedanken van mensen die op andere manier hebben geholpen, bv. een boer op wiens erf je opnames gemaakt hebt).
De inhoud van zo’n hoorspel kan uiteraard van alles zijn: een thriller, een reclamespotje etc. Een andere mogelijkheid is “een geluidsschilderij”, iets wat ook als kleinere activiteit zonder opnames e.d., heel goed door een groep vakantiegangers kan worden gedaan, en waarbij ieders vondsten en ideeën telkens kunnen worden toegevoegd. De bedoeling van zo’n klankbeeld is, dat een groep met allerlei geluiden een plaatje weten op te roepen. Een paar voorbeelden: - de stad ontwaakt: ochtendstilte, de wekker, een torenklok, dichtslaande deuren, lopende mensen, startende brommers, sirenes.... - ongeluk op de snelweg: voorbij suizend verkeer, piepende remmen, knal, brekend glas, sirenes van politie en ziekenauto, takelwagen..... Deze twee voorbeelden kunnen uitstekend worden uitgewerkt met alleen maar geluid. Bij het volgende voorbeeld kunnen ook tekst en stemmen worden toegevoegd: op vakantie gaan: wakker worden (wekker, mompelen), wassen (lopende kraan), ontbijten (kletteren van bestek), koffers pakken, tanden poetsen, aankomst autobus, instappen...etc. Dit alles mét praten. Kies een onderwerp wat de leeftijdsgroep van de vakantiegangers aanspreekt. Ook bij deze activiteit is, na overleg en ideeën verzinnen, het maken van een script of draaiboek aan te bevelen, om te zorgen dat het tempo erin blijft, dingen op tijd gebeuren etc. Een opname is niet noodzakelijk maar wel erg leuk omdat je achteraf met elkaar het eindresultaat kunt beluisteren en bespreken. Geluidsspelletjes Een hoorspel is een vrij grote en gecompliceerde activiteit met geluid/muziek. Er bestaan ook tal van kleinere activiteiten en spelletjes waarin luisteren en geluid maken centraal staan. Een boek met allerlei ideeën, suggesties en tips op dit gebied is “Muziekboetiek” van Ad Heerkens, uitgeverij Malmberg, Den Bosch, Praxis-serie nr.2, waarin 40 mogelijkheden, worden beschreven om creatief met muziek om te gaan. Enkele ideeën voor geluidsspelletjes: - een liedje versieren: Zoals al bij ‘liedjes maken en aanleren’ werd genoemd, kun je een liedje op een gegeven moment verlevendigen door allerlei geluiden, variaties e.d. toe te voegen. Dit kan een logisch verband hebben (bv. alle vrouwen zingen een stukje pieperig hoog, of een geluid illustreert de betekenis van een woord) maar kan ook volkomen willekeurig zijn: geef een klap of geluid op elk woord dat met een ‘p’ begint. Uiteindelijk kan een lied helemaal worden vervangen door een instrumentaal stuk van allerlei klanken en geluiden. Verdeel je publiek in verschillende kleine groepjes, die allemaal verschillende stukjes van dit totaal voor hun rekening moeten nemen. - tekst in klanken: Ook een heel gewone tekst, zoals bv. een menu of een krantebericht, kan op een dergelijke manier worden ‘vertaald’ in geluiden en ritme. Zoek eerst met elkaar het ritme op van het stuk tekst, door het hardop een paar maal op te lezen: waar liggen de klemtonen, waar moet het sneller of langzamer, hoger of lager, etc. Zeg de tekst in het gevonden ritme een paar keer achter elkaar met z’n allen op. Vervang de woorden door enkel ritme en zoek illustratieve geluiden voor sommige van de kernwoorden (aardbeving, Mexico). Probeer het ritme zo spannend mogelijk te maken door ook stiltes in te lassen, te versnellen, vertragen, een halve toon verhogen, enzovoorts, zodat uiteindelijk een heel orkest het bericht ‘speelt’.
- levende ritmebox: In het geheugen van een ritmebox kunnen allerlei verschillende ritmes en ritme-instrumenten worden opgeslagen. (drums, bekkens, tamboerijn, handgeklap etc.) Met deze verschillende ingrediënten kan steeds een ander totaalbeeld worden ingetoetst en afgespeeld. Datzelfde kun je ook doen met een hele groep mensen, opgesplitst in “instrumenten” (allerlei klanken om instrumenten te imiteren, maar ook gekke geluiden, zoals kikkergekwaak, blaffen, de bekende scheet op de rug van je hand, knijpen in opgeblazen wangen enz.) Een paar mensen zullen met elkaar de “basislijn” van het stuk (een bekende melodie of een nieuw stuk) moeten vertolken. Vaak laag en eenvoudig met een strak ritme. Zoek iemand met een goed maatgevoel voor een vaste maatslag. Op de basislijn kunnen nu allerlei variaties worden bedacht. Zorg op bepaalde momenten voor een ‘break’ (korte pauze midden in een regel). Je kunt in deze pauze allemaal tegelijk doodstil zijn (op zich al heel spannend om je niet te ‘verspreken’) maar je kunt zo’n moment ook opvullen met bv. een slag op de trommel. - raadspelletjes: Er zijn allerlei spelletjes te verzinnen waarin geluid wordt gemaakt dat door iemand moet worden geraden. Voor jonge kinderen: een kring met diverse voorwerpen; elke kind is geblinddoekt terwijl één persoon op een aantal voorwerpen tikt met een stokje of spijker. Daarna raden welk(e) voorwerp(en) het was (waren). Met verschillende groepen rebussen verzinnen met geluiden die door één groepje moeten worden gemaakt en door anderen moet worden opgelost. - walk-man-live: Drie personen, waarvan alleen de middelste níet geblinddoekt, lopen over het terrein. De buitenste 2 personen zijn de ‘sporen’ van een walkman die door de binnenste persoon wordt bediend. Deze loopt met de ‘sporen’ naar een plaats waar geluid is of wordt gemaakt. Door in de hand van één of beide ‘sporen’ te knijpen wordt de opname aan die kant(en) gestart. Na één of meer opnames (afhankelijk van leeftijd) kan de band worden ‘teruggespeeld’: samen bij gezamenlijk opnames en apart bij alleen linker of rechter ‘kanaal’. Lijkt dit voor een bepaalde groep te moeilijk (het vereist een grote concentratie), dan kunnen de ‘opgenomen’ geluiden ook worden verteld of getekend. - Orkest Allereerst moet worden vastgesteld waar het orkest voor is bedoeld (doel). Moet het: • bijdragen aan een gezellige avond (stemming/ sfeer); • solisten begeleiden bv. bij een songfestival (begeleiding); • eerder gemaakte liedjes arrangeren en in vol ornaat laten horen; • muzikale intermezzo’s verzorgen tussen andere activiteiten in (pauze); • een theaterproduktie van muziek en geluid voorzien (ondersteuning toneel); • puur een gezellig samenspelen opleveren, zoals bv. ‘t “Vuil Harmonisch Orkest” (plezier). Een volgende keuze is: Wil je je orkest samenstellen met mensen die zeer goed muzikaal zijn onderlegd, of kan iedereen die er zin in heeft aan het orkest meedoen? Deze keuze tussen ‘amateurs’ en ‘professionals’ heeft ook te maken met de vraag of je de nadruk wilt leggen op het proces (plezier van het samenstellen) of op het produkt (een zo goed mogelijk klinkend eindresultaat). Toch is het niet zo dat er alleen maar goede eindresultaten ontstaan met mensen die muzikale ervaring hebben. Ook mensen die niets van muziek afweten, kunnen deel uitmaken van het orkest: • Iedereen kan uit willekeurig welk instrument enkele tonen krijgen. Als jij zorgt dat ze díe tonen aanleren die ‘toevallig’ één prachtig accoord vormen, en iedereen duidelijk
maakt wannéér die tonen moeten geproduceerd, ontstaat al een heel aardig klinkend geheel. (Hiervoor moet je zelf wel genoeg van muziek afweten, of een muzikaal persoon in de buurt die je hierbij kan helpen.) • Deel groepen in met verschillende (zelfgemaakte) ritme instrumenten en geef elke groep een duidelijke taak (partij). Door onduidelijke uitleg en veel oefenen kan een heel swingende percussiegroep ontstaan. Kies wel één of meer mensen die goed de maat kunnen houden! • Gebruik de stemmen van mensen; ofwel door zingen, koortjes e.d. of ook voor allerlei geluidseffecten bij bv. een toneelstuk (geroezemoes in een café, ruzie op de markt, etc.) Het zal duidelijk zijn dat je eigen deskundigheid heel belangrijk is voor het samenstellen en begeleiden van een orkest. Er kan, ook met leken, in vrij korte tijd van alles worden bereikt, mits de aanwijzingen en begeleiding goed zijn. PAS OP: als je niet zelf deskundig bent op dit gebied, begin er dan niet zelf aan, tenzij met deskundige hulp van anderen! Enkele algemene opmerkingen: • Zorg voor variatie in de soorten instrumenten die uiteindelijk het orkest gaan vormen (dus niet alleen blokfluiten), waarbij je natuurlijk gebruik kunt maken van allerlei zelfgemaakte (ritme)instrumenten. • Als je één of meer mensen vraagt om muzikale steun en begeleiding, doe dat dan met beleid: niets is vervelender dan ome Joop met de accordeon, die de eerste keer heel leuk speelde, maar zeer vermoeiend wordt als hij daarna overal weer met zijn deuntje op de proppen komt. • Degene die het orkest leidt moet zelf heel goed weten wat hij/zij het orkest wil laten spelen, in welke volgorde er gewerkt gaat worden en dergelijke, zodat elke speler steeds heel duidelijke opdrachten en informatie krijgt. Twee voorbeelden 1. liedjes arrangeren Probeer uit de liedjes die je hebt te selecteren welke instrumenten je nodig hebt en kijk welke instrumenten aanwezig/ te maken zijn. Bijvoorbeeld: voor een smartlap - accordeon voor een popnummer - gitaar en ritme voor romantiek - viool, saxofoon Probeer, zelf of met hulp, de liedjes in een blokschema te zetten (een groot vel met muziekbalken en maatstrepen, waar boven de vakjes het gespeelde akkoord wordt geschreven voor de begeleiding, óp de notenbalk de gespeelde noten voor de melodieinstrumenten en onder de balk de tekst worden genoteerd). Zing en speel het hele schema door, waarbij de melodie-instrumenten (viool, blokfluit, klarinet) de melodie zelf spelen, en de begeleiding-instrumenten (gitaar, accordeon, ukelele) zorgen voor de begeleiding daarvan. Bouw dit verder uit door ritme toe te voegen. Bij popmuziek een lage slag (op olievat, achterkant van de gitaar, trom) op elke 1e tel en een hogere slag op elke 3e tel van de maat (afterbeat) (dit geldt ook voor de wals). Voeg er een koor aan toe (meerstemmig: do-mi-sol tegelijktijdig), verzin een intro, solo’s (voor instrumenten of ‘secties’ = groepjes instrumenten, bv. blazers en strijkers) en bedenk een goed einde.
Let er bij de uitvoering op dat iedereen dicht genoeg bij elkaar zit, zodat de dirigent zichtbaar en hoorbaar is, dat het schema leesbaar is (evt. m.b.v. zaklantaarns) en dat iedereen weet op welke seintjes moet worden gereageerd. 2. Muzikale ondersteuning bij een theatervoorstelling Stel je goed op de hoogte van de verschillende stemmingen en sferen, die in het stuk een rol spelen (romantiek, horror, verdriet, slapstick). Probeer je voorbeelden voor de geest te halen uit films, tv, musicals etc. die ook anderen zich direct voor kunnen stellen (bv. Mike Hammer, Pink Panter, ster-reclames), zodat die sferen voor iedereen zo concreet mogelijk worden. Afhankelijk van de groepsgrootte kun je per sfeer een groepje samenstellen. Bijvoorbeeld: slapstick - ritme romantiek - zang Elk groepje voor zich kan dan (liefst met een begeleider) dát stukje muziek verzinnen/ componeren. Aan het begin, tot slot of allebei, kun je deze groepjes met z’n allen laten spelen op een eenvoudig thema, waarbinnen iedereen z’n eigen aandeel krijgt, (zoals ook bij ‘liedjes arrangeren’). Hierbij kun je, indien nodig, gebruik maken van een grafische partituur. Dit is een notatiesysteem, waarbij je geen noten of akkoorden hoeft te kunnen lezen. Het muzikale verloop wordt, door allerlei symbolen in kaart gebracht, zodat het muziekstuk als het ware ‘ uitgetekend’ wordt. Je kunt deze tekens zelf verzinnen of gebruik maken van allerlei systemen die hiervoor al zijn bedacht, die vaak in vereenvoudigde vorm te vinden zijn in boekjes over ‘muziekmaken met groepen’. In de kleine groepjes kun je met elkaar ook allerlei eigen, eenvoudige notatiemanieren verzinnen, die kunnen dienen als geheugensteuntje. Natuurlijk is het belangrijk dat, zo snel het spel het toelaat, je met de muziekgroep (waarmee je bijvoorbeeld ‘s morgens hebt gerepeteerd) en de spelers samen een repetitie hebt, in verband met timing, spanningsopbouw, geluidseffecten bij bepaalde acties (voorbijrazende auto’s, geroezemoes). Je kunt ervoor kiezen om de muzikanten bij de uitvoering voor het publiek ‘onzichtbaar’ op te stellen; je kunt ze ook een rol in het spel geven, hetzij actief (acteren), het zij passief (als figuranten). Overzicht en aanvulling van literatuur Tarantelle - Ad Heerkens, Uitg. Samson (liederen en canons met veel aanwijzingen over het gebruik van klein slagwerk) Muziekboetiek - Ad Heerkens, Uitg. Malmberg, Praxisserie 2 (40 mogelijkheden om creatief en expressief met muziek om te gaan, met veel suggesties en aanwijzingen om ook in zelf gecomponeerd werk te gebruiken) Muziekinstrumenten zelf maken en bespelen - Ad Heerkens Muziekinstrumenten uit oude rommel - Nikolaus Buzasi Muzikaal Spelenboek - Ger Storms, Uitg. Servire Katwijk (informatief deel over doelstelling, didaktiek e.d. en een praktisch deel, waarin ruim 100 muziek- en geluidsspelletjes zijn uitgewerkt)