Muziek maakt de mens Een onderzoek naar de samenhang tussen muziek en identiteit
Josien Arts Studentnummer: 5745047 Begeleider: H. Abbing Tweede lezer: L. Verplanke Datum: 14 juni 2010 Aantal woorden: 12.779
Inhoudsopgave 1. Inleiding
3
2. Theoretisch kader
5
2.1 Luisteraars
5
2.2 Muzieksmaak
6
2.3 Sociale en persoonlijke functies van muziek
8
2.4 Muziek en identiteit
10
3. Probleemstelling en verwachtingen
12
4. Methoden
13
4.1 Onderzoeks- en interviewvragen
13
4.2 Respondenten
14
4.3 Datacollectie
15
4.4 Data-analyse
15
4.5 Kwaliteitscriteria
16
5. Resultaten en analyse
19
5.1 Indeling van muzieksoorten en luisteraars
19
5.2 Ontwikkeling van de muzieksmaak
25
5.2.1 Invloeden
25
5.2.2 Ontwikkeling in fases
26
5.2.3 Stabilisering
27
5.3 Investering in muziek
28
5.4 Functies van muziek
29
5.4.1 Muziek als sociaal bind- en distinctiemiddel
30
5.4.2 Muziek als persoonlijke ervaring
31
5.4.3 Muziek beïnvloedt emoties
32
5.5 Muziek en identiteit 5.5.1 Selectie van potentiële partners
32 34
6. Conclusie en discussie
36
7. Literatuur
39
8. Bijlagen
41
8.1 Vragenlijst
41
8.2 Audio materiaal interviews
42
2
1 Inleiding “Music is surely something else besides or other than identities, and identities are something more (or less) than music” 1
Iedereen vraagt zich gedurende zijn of haar leven regelmatig af ‘wie ben ik?’. Om hierop een antwoord te vinden gaan mensen op zoek naar een identiteit of meerdere identiteiten. Identiteit kan omschreven worden als een verzameling karakteristieke eigenschappen die toegeschreven worden aan en in stand gehouden worden door individuen en groepen mensen. Hieruit volgt dat er sprake kan zijn van een identiteitscrisis wanneer er twijfel en onzekerheid is ontstaan ten opzichte van iets dat voorheen als vanzelfsprekend, vaststaand, coherent en stabiel werd gezien (Negus 1996: 99). Een identiteit kan worden uitgedrukt door middel van een label op basis van bijvoorbeeld geslacht of etniciteit. Een identiteit maakt dat iemand ergens bij hoort en tegelijkertijd juist van bepaalde groepen is uitgesloten. Als je een vrouw bent, ben je geen man en als je een Nederlander bent, ben je geen Amerikaan2. Er zijn talloze factoren die een identiteit mede bepalen. Niet alleen deze factoren kunnen veranderen, je kunt bijvoorbeeld verhuizen, ook de betekenis zelf kan veranderen. Wat een vrouw nu is, is anders dan wat een vrouw honderd jaar geleden was. Het concept ‘identiteit’ is dus complex en er zijn vele opvattingen over mogelijk. Wel zijn veel sociologen het erover eens dat identiteiten sociaal geconstrueerd en dynamisch zijn. Mensen zijn reflexieve wezens. Dit betekent dat zij het vermogen hebben bewust te zijn van zichzelf, hun lichaam, en de sociale en fysieke wereld om zich heen. Door middel van reflexiviteit creëren individuen een idee over wie zij zijn, bezien vanuit het standpunt van anderen. Zij kunnen zo de aard van en redenen voor het gedrag dat zij vertonen, beredeneren en interpreteren (Giddens 1991: 35). De identiteit van een individu is de manier waarop diegene zichzelf ziet. Dit is niet gegeven. Giddens stelt dat “a self-identity has to be created and more or less continually reordered against a backdrop of shifting experiences of day-today life and the fragmenting tendencies of modern institutions” (1991: 198). Het vormen van een identiteit is een proces dat gedurende de tijd verandert en wordt beïnvloed door verschillende sociale structuren (bijvoorbeeld familie, school en vrienden) waar een individu mee te maken heeft. “We are not what we are, but what we make of ourselves” (Giddens 1991: 75). 1
Negus & Velazquez (2002: 140) Dat deze grenzen overigens ook nog flexibel zijn, bewijzen travestieten en transseksuelen. En met een dubbel paspoort heb je bijvoorbeeld zowel de Nederlandse als Amerikaanse nationaliteit. 2
3
Ook kunnen verschillende identiteiten naast elkaar bestaan. Volgens Pete Nutall (2009) kunnen individuen door middel van consumptiemiddelen verschillende identiteiten verwerven. In de huidige kapitalistische samenleving waarin wij leven, wordt identiteit steeds meer vertaald naar het bezit van bepaalde goederen. “Individual needs of personal autonomy, selfdefinition, authentic life or personal perfection are all translated into the need to possess, and consume, market offered goods” (Bauman 1989: 189). Maar tegelijkertijd moet een eigen identiteit bevestigd worden door middel van sociale interactie en is de ontwikkeling hiervan ingebed in sociale praktijken (Nutall 2009: 213). Simon Frith (1996) voegt hieraan toe dat muziek een belangrijke factor is in het proces van individuen om een ‘zelf’ te creëren. Muziek maakt het mogelijk voor mensen om zich te kunnen identificeren met bepaalde groepen en uiting te geven aan een eigen identiteit. Mensen kunnen hierdoor ontsnappen aan fysieke en mentale grenzen die zij ervaren binnen de sociale groepen waarin zij leven. Een voorbeeld is de betekenis van muziek voor jongeren die zich willen afzetten tegen hun ouders en een identiteit willen creëren die los staat van hen. Muziek is dus een middel dat mensen bindt en sociale groepen creëert, maar tevens een scheiding tussen verschillende sociale groepen mogelijk maakt. Muziek en identiteit zijn vaak met elkaar verbonden. Dit ontstaat meestal in de adolescentie en blijft ook daarna een belangrijke factor in het leven van veel mensen. Iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht, woonplaats en sociale klasse, wil zichzelf onderscheiden en uniek zijn, maar tegelijkertijd sociaal geaccepteerd worden. In de huidige tijd waarin wij leven, is steeds meer informatie beschikbaar die kan bijdragen aan de zoektocht naar de betekenis van onszelf en de wereld om ons heen. Er zijn steeds meer voorbeelden die als maatstaf dienen en idealen waaraan wij willen voldoen. Op muzikaal gebied is er sprake van een enorme toename van genres en artiesten. Muziek is tegenwoordig overal om ons heen. In deze diffuse wereld is het lastig de muziek te vinden die past bij het beeld dat wij van onszelf hebben en dat wij aan anderen willen overbrengen. Muziek is uiteraard niet het enige, zoals uit het openingscitaat blijkt, maar wel een belangrijk element dat bijdraagt aan de constructie en uiting van onze identiteit, want, zoals Frith stelt, “without it we wouldn’t know who we are and what we are capable of being” (2007: 178). De vraag die volgt, is hoe muziek en identiteit zich tot elkaar verhouden. Het doel van dit onderzoek is om daar een antwoord op te vinden.
4
2 Theoretisch kader Om te achterhalen hoe muziek en identiteit met elkaar samenhangen, dient eerst gekeken te worden naar de manier waarop muziek en individuen met elkaar in verband staan. Muziek wordt door mensen beluisterd. Zij hebben hierbij om verschillende redenen bepaalde voorkeuren. Bovendien heeft muziek sociale en persoonlijke functies. Tot slot bestaan er ideeën over de manier waarop muziek en identiteit met elkaar samenhangen. 2.1 Luisteraars Theodor Adorno onderscheidt twee soorten luisteraars van populaire muziek. De eerste is de persoon die verloren is in de massa. Deze is gemakkelijk te beïnvloeden door groepen mensen. De tweede soort luisteraar is een obsessief individu dat vervreemd is van de mensen om zich heen en niet volledig is geïntegreerd in de samenleving. Volgens Keith Negus (1996) is deze tweedeling te herkennen in stukken die door de tijd heen zijn geschreven door mensen die zich zorgen maakten om de ‘jeugd’. Het obsessieve individu wordt vaak geïdentificeerd met jonge fans van zware rock muziek die, vervreemd van familie en vrienden, eenzaam in hun slaapkamers langdurig en intensief naar muziek luisteren waardoor ze neurotische en suïcidale gedachten zouden kunnen krijgen. Daartegenover staan de ‘ravers’ (deelnemers aan grote houseparty’s) die in groten getale bij elkaar komen om zichzelf te verliezen in de menigte ten koste van hun individualiteit en creativiteit. Vooral in de jaren tachtig en negentig werden deze omschrijvingen van jongeren veel gebruikt door geestelijk en politieke leiders, ouders en sociaal werkers (Negus 1996: 10-12). Omdat de twee type luisteraars van Adorno slechts passieve ontvangers van populaire muziek zijn, hebben veel onderzoekers geprobeerd te achterhalen of en hoe luisteraars een actieve rol spelen in het consumeren van muziek. David Riesman is hiervan een voorbeeld. Hij maakte op basis van onderzoek een ander onderscheid dan Adorno. Volgens hem was er een groep van minderheden en een groep van meerderheden. De meeste jongeren die hij in zijn onderzoek is tegengekomen zijn onderdeel van de meerderheid. Zij maken geen onderscheid tussen verschillende soorten popmuziek. Ze luisteren naar grote radiostations en bekende artiesten die vaak voorkomen in hitlijsten. De manier waarop de muziek wordt geproduceerd is voor deze luisteraars niet van belang. Hiertegenover stelt Riesman de leden van de minderheid. Zij stellen zich kritischer op ten opzichte van populaire muziek. Het zijn actieve luisteraars die een onderscheid maken tussen verschillende soorten muziek. Zij hanteren uitgebreide en genuanceerde standaarden wanneer zij muziek beluisteren en baseren hierop 5
hun waardeoordelen. De leden van deze groep luisteren juist niet graag naar grote radiostations en muziek van bekende artiesten. Zij geven de voorkeur aan onbekende bands die (nog) niet commercieel succesvol zijn. De leden van de groep minderheden in het onderzoek van Riesman plaatsten zichzelf buiten, en vaak boven, de leden van de groep meerderheden. Dit deden zij bijvoorbeeld door een soort eigen taal te hanteren die zij, zodra deze werd overgenomen door leden van de andere groep, niet meer gebruikten. Het onderscheid van Riesman is niet alleen een kwantitatief onderscheid tussen meerderheid en minderheid, maar ook een onderscheid op basis van de houding die luisteraars aannemen ten opzichte van popmuziek. De leden van de meerderheid zijn in het algemeen vaak passief en conformistisch, terwijl de leden van de minderheid juist actief en progressief zijn (Negus 1996: 12-13). Het onderscheid tussen een meerderheid en een minderheid komt terug in veel onderzoeken naar en theorieën over muziekconsumptie. Een voorbeeld hiervan zijn de vele ideeën over subculturen. Een subcultuur is een minderheid die zich verhoudt ten opzichte van de bestaande meerderheid. In dit idee schuilt de veronderstelling dat er een mainstream bestaat die gevormd wordt door de meerderheid die de norm stelt. Minderheden die hiervan afwijken of zich er zelfs tegen verzetten, worden als subcultuur bestempeld. Een andere visie is dat een cultuur bestaat uit meerdere culturen die verschillen in grootte. Er is dan geen sprake van een ‘hoofdcultuur’. De sociale ervaring van een individu en de daarmee gepaard gaande culturele activiteiten worden gevormd door verschillende factoren zoals gender, etniciteit, leeftijd en sociale klasse. Het culturele leven is dan een combinatie van verschillende factoren die ook weer een culturele betekenis hebben en waardoor dominante en ondergeschikte culturen ontstaan. Dit beeld is dus complexer dan de tweedeling tussen mainstream en subcultuur, maar het idee dat er dominante culturen zijn en culturen die daarvan afwijken, blijft bestaan (Negus 1996: 14-15). Om te achterhalen of deze theoretische ideeën empirisch te onderbouwen zijn, kan worden gekeken naar de manier waarop individuen muziek en luisteraars indelen.
2.2 Muzieksmaak De keuze voor bepaalde muziekstijlen is een voorbeeld van een culturele activiteit die vaak gehanteerd wordt om mensen te categoriseren. Er zijn talloze theoretische modellen die de keuze van groepen mensen voor bepaalde muziekstijlen proberen te verklaren. Vaak wordt daarbij een indeling in categorieën gemaakt, maar empirisch onderzoek ondersteunt deze 6
theoretische modellen niet altijd. De smaak van individuen is vaak eclectisch. Mensen luisteren naar verschillende soorten muziek. Het idee dat gender, etniciteit, leeftijd en sociale klasse bepalend zijn voor de muzikale activiteiten van individuen wordt slechts gedeeltelijk bevestigd door empirisch materiaal. Er bestaan geen duidelijke grenzen en categorieën als het gaat om groepen mensen en hun muzikale praktijk (Negus 1996: 32). Dit idee wordt steeds breder gedragen nu de stabiliteit en samenhang van sociale identiteiten vaker in twijfel wordt getrokken. Niet alleen met betrekking tot muzikale praktijken, maar ook in bredere zin, zijn identiteiten steeds meer gefragmenteerd geraakt in de loop van de tijd. Dit is voornamelijk het gevolg geweest van het proces van globalisering, waarin grenzen vervagen en relatieve afstanden verkleinen (Hall 1996: 4). Dat mensen een muziekvoorkeur ontwikkelen, is wel duidelijk. Volgens Holbrook & Schindler (1989) ontstaat de voorkeur van een individu voor bepaalde muziek in de adolescentie en is deze bepalend voor de rest van het leven van deze persoon. De adolescentie kan opgedeeld worden in twee perioden. De vroege adolescentie (12-14 jaar), waarin individuen voornamelijk informatie verzamelen en ervaringen opdoen, en de late adolescentie (15-18 jaar), waarin zich een identiteit ontwikkelt en de eerder verzamelde informatie wordt gebruikt om een nieuwe identiteit vorm te geven (Nutall 2009: 216). In de adolescentie wordt gemiddeld genomen het meest aantal uren aan muziek besteed. Ook vinden in deze periode de meeste veranderingen plaats in de muziekvoorkeur. Dit komt door veranderende relaties en de grote invloed van leeftijdsgenoten op de muziekvoorkeur van adolescenten. Tot slot wordt de adolescentie gezien als een periode waarin de muziekvoorkeur van individuen min of meer vast komt te staan. Aan het einde van de adolescentie hebben de meeste individuen een muzieksmaak die, naarmate zij ouder worden, relatief weinig zal veranderen (Delsing et al 2008: 111). De verklaring voor deze stabilisering ligt wellicht in het feit dat het zelfbeeld van adolescenten steeds stabieler wordt als gevolg van het identiteitsvormingsproces dat gedurende deze periode plaatsvindt (Ibid: 125). Om veranderingen in muziekvoorkeuren van adolescenten te onderzoeken, is het nuttig om te kijken naar de invloed van leeftijdsgenoten en eventuele andere factoren die hierop van invloed zijn (Ibid: 127). Delsing et al concluderen dat oudere adolescenten, naast het hebben van een min of meer gestabiliseerde muziekvoorkeur, meer avontuurlijk en autonoom en minder conventioneel en opstandig zijn wat betreft hun muziekvoorkeur.
7
2.3 Sociale en persoonlijke functies van muziek Naast het proces waarin muziekvoorkeuren ontstaan en veranderen, is het interessant om te proberen inzicht te krijgen in de manier waarop muziek wordt gebruikt. Een voorbeeld van dergelijk onderzoek is dat van Nutall (2009). Hij heeft de manier waarop adolescenten muziek consumeren onderzocht. Hij hanteerde daarbij drie criteria: 1. De mate van investering (in tijd en geld) 2. De manier waarop de identiteit (of meerdere identiteiten) wordt gecommuniceerd 3. De behoefte om door middel van het gebruik van muziek bij bepaalde sociale groepen te horen Volgens Nutall waren alle respondenten het eens over de functie die muziek voor hen als adolescenten heeft. Het is een manier waarop zij zichzelf kunnen uiten en door muziek kunnen zij bepaalde stemmingen versterken. Daarnaast kan muziek sociale groepen creëren en dient het als grens tussen ‘insiders’ en ‘outsiders’. Ook kan muziek een leidraad zijn voor de keuze voor bepaalde gedragingen en andere consumptiemiddelen zoals kleding en make-up (2009: 217). Niet alle adolescenten participeren of identificeren zich op dezelfde manier met muziek. Er is sprake van verschil in de mate van toewijding en investering. Op basis hiervan komt Nutall tot de conclusie dat er drie categorieën adolescenten zijn met betrekking tot muziekconsumptie: Insiders, Regulars en Tourists (2009: 218-221) Insiders -
Zijn vaak fan van een bepaalde artiest of een bepaald genre (met daarbij gepaard gaande fysieke en emotionele eigenschappen)
-
Investeren veel tijd en geld in hun muziek van voorkeur (hoge mate van toewijding)
-
Gebruiken platen en cd’s om cultureel kapitaal te verkrijgen of te uiten
-
Bezitten ‘Insider knowledge’
-
Hebben een authentiek consumptiepatroon (hun eigen kenmerk dragend)
-
Maken op pro-actieve wijze hun identiteit en de sociale groep waarbij zij horen kenbaar door middel van muziekconsumptie
-
Gebruiken kleding (voornamelijk vrouwen) in grote mate om hun identiteit naar buiten te communiceren
-
Investeren in grote mate in culturele consumptie. De consumptiegoederen worden gebruikt om de identiteit op te baseren en geven het gevoel ergens bij te horen
8
Regulars -
Hebben een kameleon-achtige muziekconsumptie. Deze hangt af van de situatie (alleen of in groepsverband)
-
Gebruiken muziek om met bepaalde situaties om te kunnen gaan
-
Gebruiken muziek om ergens bij te horen
-
Staan afwijzend tegenover het nemen van risico’s en zijn daarom negatief beïnvloedbaar door leeftijdsgenoten (bang voor afwijzing). Hierdoor hanteren zij meerdere ‘selves’
Tourists (Zwervers) -
Voelen zich niet verbonden met een bepaald muziekgenre
-
Worden in hun muziekkeuze niet negatief beïnvloed door leeftijdsgenoten (zij zijn bijvoorbeeld niet bang voor afwijzing als gevolg van hun afwijkende muzieksmaak en zijn niet bang voor het nemen van risico’s)
-
Tonen een eclectische en veranderende muziekconsumptie
-
Zijn gemotiveerd om alternatieve of nieuwe muziek te zoeken
-
Zijn in mindere mate geïnteresseerd in populaire muziek
-
Zijn meer filosofisch over muziek
-
Gebruiken muziek niet om ergens bij te horen
-
Staan kritisch tegenover de muzieksmaak van anderen
-
Gebruiken muziek om sociale groepen, die zij zelf willen vermijden, te identificeren
-
Zijn van mening dat anderen muziek gebruiken om ergens bij te horen (wat zij zelf dus niet doen)
-
Hebben door hun eclectische en veranderende muziekkeuze de mogelijkheid om veel kennis op te doen van verschillende muziekgenres. Hierdoor is het mogelijk om een bepaalde identiteitspositie in hun eigen sociale groep in te nemen (dit geldt vooral voor mannen)
Het onderzoek van Nutall laat zien hoe jongeren muziek gebruiken in sociale interactie. Muziek is een onderdeel van de identiteitsvorming en wordt tevens gebruikt om deze te uiten. Ook wordt het gebruikt om sociale groepen te onderscheiden en heeft het voor velen een persoonlijke functie. Muziek is een persoonlijk hulpmiddel dat wordt gebruikt om het zelf te beïnvloeden, te reguleren en te ordenen. Het draagt bij aan de organisatie van het geheugen,
9
de autonomie, de constructie van een identiteit en de uiting hiervan. Ook wordt het door veel mensen gebruikt om emoties te beïnvloeden (DeNora 2004: 218). Naast deze persoonlijke functies kan muziek, zoals eerder naar voren is gekomen, vormen van verwantschap, banden en een gevoel van erbij horen uiten. De vraag die regelmatig gesteld wordt, is of muziek ervoor zorgt dat mensen het gevoel hebben ergens bij te horen, of dat mensen al het gevoel hebben ergens bij te horen en daarom naar bepaalde muziek luisteren. Volgens Blacking (1995: 36) kan muziek geen banden creëren. Het kan slechts bevestigen wat er al was. Frith (1996: 124) ziet dit anders. Muziek draagt volgens hem bij aan de productie van het ‘zelf’. Het ‘zelf’ kan worden gedefinieerd als meerdere individuele identiteiten en de daarbij gepaard gaande subjectieve en eigengemaakte eigenschappen, die zowel een sociaal construct als een sociale verplichting zijn van de moderne samenleving (Giddens 1991). Muziek kan zorgen voor een soort denkbeeldige verbintenis en het maakt het voor mensen mogelijk om zichzelf te plaatsen in (ingebeelde) sociale groepen (Negus & Velazquez 2002: 140). Muziek kan ook zorgen voor afstand. Muziek creëert zowel geluidsmuren als –bruggen. Het wordt continu gebruikt om grenzen aan te geven, om duidelijk te maken wie erbij horen en wie niet. “The feeling of distance may well be experienced as anomie; estrangement from the tastes, norms and values of others, a feeling of not being part of a group, of not identifying with those who are “into” the music or not sharing anything other than a love of the music with the producers of that music” (Negus & Velazquez 2002: 142).
2.4 Muziek en identiteit Het idee dat er een connectie bestaat tussen een sociale groep en bepaalde muziek is regelmatig onderwerp van discussie. Hier ligt een algemeen theoretisch debat aan ten grondslag, namelijk de vraag of individuen die bij een bepaalde sociale groep horen essentiële eigenschappen bezitten die tot uiting komen in culturele praktijken (essentialisme) of dat culturele identiteiten op geen enkele essentiële manier vaststaan, maar veranderlijk zijn en actief worden gecreëerd in communicatieprocessen, sociale praktijken en uitingen in specifieke omstandigheden (Negus 1996: 100). Dit onderscheid impliceert een verschil in de verhouding tussen cultuur en mensen. Bij het essentialisme wordt uit gegaan van een reflectiemodel waarbij culturele praktijken individuen en groepen in de samenleving weerspiegelen. Volgens deze Reflection Theory geeft cultuur een beeld weer van de identiteit(en) die mensen bezitten 10
(Negus & Velazquez 2002: 134-136). Hier tegenover staat het idee dat culturele praktijken juist identiteiten construeert. Deze Construction Theory gaat er vanuit dat identiteiten worden geconstrueerd in sociale processen waarbij mensen in verbinding staan met elkaar (Negus 1996: 133). Beide theorieën kunnen gebruikt worden in het onderzoek naar de samenhang tussen muziek en identiteit.
11
3 Probleemstelling en verwachtingen Op basis van interesse in het onderwerp in combinatie met bestaande literatuur hierover, is er een algemene onderzoeksvraag geformuleerd: Hoe verhouden muziek en identiteit zich tot elkaar? Het gaat hierbij om het luisteren en niet het maken van muziek. Omdat deze onderzoeksvraag erg breed is, is gekozen voor meer specifieke subvragen. Het onderzoek is echter inductief van aard. Het is de bedoeling om concepten te formuleren op basis van de data die worden verkregen door middel van de interviews. Om het onderzoek richting te geven, is het nodig om op basis van bestaande theorieën en verwachtingen specifiekere onderzoeksvragen te stellen. Uiteindelijk zijn de volgende subvragen geformuleerd: -
Hoe delen mensen muziek in?
-
Hoe delen mensen groepen luisteraars in en wat doen zij met deze indeling?
-
Wanneer ontstaat een bepaalde muzieksmaak?
-
Welke factoren zijn daarbij van invloed?
-
Stabiliseert de muzieksmaak naarmate de leeftijd toeneemt?
-
Op welke manier en in welke mate investeren mensen in muziek?
-
Welke functies kan muziek hebben?
-
Hoe worden identiteiten actief geconstrueerd door middel van muziek?
-
Hoe gebruiken mensen muziek om hun identiteit weer te geven?
-
Hoe ervaren mensen hun eigen identiteit?
De verwachting is, op basis van het onderzoek van Riesman, dat mensen muziek indelen in brede categorieën, zoals mainstream en alternatief. Hierover hebben zij waarschijnlijk ook een mening. De muzieksmaak zal, zoals Holbrook & Schindler reeds hebben onderzocht, naar verwachting in de adolescentie ontstaan en, zoals Delsing et al. stellen, stabiliseren naarmate de leeftijd toeneemt. In de wijze en mate van investering in muziek, zal waarschijnlijk een lijn te ontdekken zijn, zoals Nutall op basis van zijn onderzoek concludeerde. Ook zullen mensen bepaalde persoonlijke en sociale functies van muziek onderscheiden. Tot slot wordt verwacht dat muziek zowel bijdraagt aan het proces waarin identiteiten worden geconstrueerd als het uiten van identiteiten.
12
4 Methoden De aanleiding voor dit onderzoek is een brede interesse in de manier waarop identiteit en muziek zich tot elkaar verhouden. Om zicht hierop te krijgen is gekozen voor kwalitatief onderzoek. De reden voor deze keuze is dat dit onderzoek is gebaseerd op verschillende theorieën waarin verschillende concepten worden gehanteerd. Het is niet de bedoeling deze theorieën te toetsen en concepten te meten. Het doel is om meer inzicht te verkrijgen in de manier waarop mensen spreken over identiteit, over hoe zij met muziek omgaan en hoe deze met elkaar in verband staan. Omdat het hierbij minder om gedrag gaat, maar meer om beschrijvingen en verhalen, is gekozen voor het afnemen van interviews. Zowel een positivistisch als interactionistisch uitgangspunt hebben hierin een rol gespeeld. Naar verwachting leveren de interviewdata feiten over het gedrag en houdingen van de respondenten op, maar het gaat vooral om authentieke ervaringen van de respondenten die op hun eigen wijze in interactie met anderen de sociale wereld actief construeren (Silverman 1993: 90-91). Er zijn elf semi-gestructureerde interviews afgenomen onder vrouwen in de leeftijdscategorie tussen 23 en 28 jaar. Op basis van de onderzoeksvragen en verwachtingen zijn interviewvragen geformuleerd. Deze zijn afgenomen onder elf respondenten die op basis van bepaalde criteria zijn geselecteerd. De data die hieruit voort is gekomen is geanalyseerd. Om aan de kwaliteitscriteria van kwalitatief onderzoek te voldoen, is bij elke stap gereflecteerd, zijn problemen geconstateerd en, indien mogelijk, opgelost. 4.1 Onderzoeks- en interviewvragen De in hoofdstuk drie geformuleerde onderzoeksvragen hebben geleid tot een vragenlijst die als leidraad heeft gediend voor het afnemen van de interviews (zie bijlage 8.1). Bij het formuleren van deze vragenlijst is gelet op de volgorde en overgang van de vragen. De vragen dienen elkaar logisch op te volgen, maar het moet ook mogelijk zijn om van deze volgorde af te wijken. De vragenlijst is gebaseerd op de hoofd- en subvragen van dit onderzoek en het is de bedoeling dat de antwoorden op de interviewvragen bijdragen aan het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Ook is gelet op de woordkeuze, zodat de vragen begrijpelijk en relevant zijn voor de respondenten (Bryman 2004: 324). De interviewvragen bestaan uit verschillende soorten vragen. Allereerst is begonnen met persoonlijke feiten, zoals de leeftijd, de woonplaats en het opleidingsniveau. Daarna is er naar persoonlijke feiten gevraagd met betrekking tot muziekconsumptie. Dit onderzoek is in grote mate gebaseerd op feitenkennis van de 13
respondenten met betrekking tot hun verleden. De waarde van de informatie is dus afhankelijk van het geheugen van de respondenten. Hierdoor is de verkregen informatie minder betrouwbaar dan wanneer respondenten naar recente ervaringen wordt gevraagd. Omdat het bij dit onderzoek echter gaat om de ervaringen van respondenten en hun eigen interpretatie, is het minder van belang of de informatie die zij geven over hun verleden overeenkomt met de werkelijkheid. Elk verhaal dat door respondenten wordt verteld is een geïnterpreteerd verhaal. Aangezien in een deel van het interview de nadruk ligt op ervaringen uit het verleden, zal er sprake zijn van veel interpretatie van de respondenten. Het is niet voor elke respondent eenvoudig om zich te herinneren naar welke muziek zij op een bepaald moment geluisterd heeft en waarom zij op dat moment hiervoor gekozen heeft. Dit is een zwakte van het onderzoek. Aangezien het vooral gaat om de manier waarop de respondenten zichzelf zien, zowel in het verleden als tegenwoordig, en hoe zich dit verhoudt tot muziekvoorkeuren, hoeft dit geen probleem te zijn. Naast vragen over feiten, zijn er ook vragen gesteld over normen en waarden en vragen over de karaktereigenschappen van de respondent. Deze laatste vragen zijn alleen gesteld als dat uit de antwoorden op de andere vragen niet duidelijk genoeg naar voren kwam. Het doel hiervan is te voorkomen dat er teveel geïnterpreteerd wordt door de onderzoeker (Bryman 2004: 150-151). Tijdens het interview is steeds doorgevraagd op relevante en onvolledige antwoorden. Wanneer een respondent teveel uitweidde, is dit door de interviewer gestuurd. De respondenten hadden dus niet alle vrijheid om te vertellen wat zij kwijt wilden. Het diende wel relevant te zijn voor het onderzoek. Door middel van het herhalen of herformuleren van het antwoord van de respondent is geprobeerd te achterhalen of de interpretatie van de interviewer juist is. De vragen zijn zoveel mogelijk open gesteld om de respondenten de gelegenheid te geven hier hun eigen invulling aan te geven en uit te weiden over het onderwerp. Er is geprobeerd om vragen te stellen die niet sturend zijn, zodat de respondent zoveel mogelijk haar eigen antwoord zal geven (Bryman 2004: 324). 4.2 Respondenten Op basis van voorgaand onderzoek is gebleken dat factoren zoals gender, leeftijd, etniciteit en vooral sociale klasse van invloed zijn op de muzieksmaak van individuen. Om deze reden zijn de respondenten in dit onderzoek geselecteerd op deze eigenschappen. De groep respondenten dient zo homogeen mogelijk te zijn, zodat bovengenoemde factoren de resultaten zo weinig mogelijk beïnvloeden. De respondenten dienen ook de adolescentie ruim te zijn gepasseerd, zodat de vorming van de identiteit relatief ver ontwikkeld is. Op basis van 14
deze argumenten is gekozen voor vrouwen tussen 23 en 28 jaar. Zij hebben allemaal een diploma behaald in het Hoger Beroepsonderwijs (HBO), Wetenschappelijk Onderwijs (WO) of zijn nog bezig met een opleiding van een van beide niveaus. Zij hebben allen de Nederlandse nationaliteit en zijn woonachtig in grote steden. De respondenten zijn in verschillende mate met muziek bezig. Geen van hen is muzikant. Er is gekozen voor een zo uiteenlopend mogelijke groep respondenten wat betreft de muziekvoorkeuren. Ook zijn de respondenten in verschillende mate met muziek bezig. Het contact met de respondenten is gelegd met behulp van vrienden en bekenden. Er zijn uiteindelijk veertien respondenten gevonden die aan de selectiecriteria voldeden. Uiteindelijk hebben elf hiervan toegezegd. Deze zijn geïnterviewd. 4.3 Datacollectie De data voor dit onderzoek zijn verkregen door middel van semi-gestructureerde interviews. Vooraf is een lijst met interviewvragen geformuleerd. Deze heeft bij elk interview als leidraad gediend. Elk interview is met de eerste vraag van de vragenlijst begonnen. Daarna is de loop van het interview afhankelijk geweest van de respondent. Het doel was dat alle respondenten in voldoende mate de nodige informatie verschaften, maar tegelijkertijd vrij waren om zelf hun verhaal te doen. Daarom is ervoor gezorgd dat alle vragen die vooraf geformuleerd zijn, zijn beantwoord. De volgorde verschilt echter per interview. Het is ook aan de respondenten gelaten hoe lang zij over een bepaald onderwerp wilden uitweiden. Op basis van hun antwoorden zijn vervolgens vragen gesteld die niet op de lijst stonden. De interviews verschillen daarom onderling qua lengte en soms qua inhoud, maar zij komen grotendeels overeen, omdat gebruik is gemaakt van de vooraf opgestelde vragenlijst (Bryman 2004: 321324). Alle interviews zijn opgenomen op band (zie bijlage 8.2). 4.4 Data-analyse De opnames van de interviews zijn met behulp van software voor kwalitatieve data-analyse (Atlas.ti) geanalyseerd. Hierbij hebben de onderzoeksvragen een sturende functie gehad, maar is tevens geprobeerd zo dicht mogelijk bij de data te blijven door in eerste instantie open te coderen in termen van de respondenten zelf. Nadat deze eerste fase van coderen is afgerond, is gekeken of bepaalde codes konden worden samengevoegd of juist gesplitst. Hierbij is steeds teruggekeerd naar de data zelf. Er is ook gekeken naar eventuele verbanden tussen de data en de theorie die het kader biedt voor dit onderzoek. Wanneer er concepten of theorieën uit de literatuur geschikt waren voor het coderen van de data, zijn deze gebruikt. Daarnaast is er 15
gekeken naar verbanden tussen de codes binnen een interview en tussen codes in de verschillende interviews. Zo nodig zijn er nieuwe codes gemaakt, bestaande codes aangepast of verwijderd. Op deze manier is de data gecodeerd. Hieruit zijn concepten en theoretische noties ontstaan. Deze moeten niet op de data worden geforceerd, maar dienen hieruit voort te komen (Bryman 2004: 409). De data-analyse bestaat uit constante vergelijking tussen de data onderling, codes en data, en codes onderling. Eerst zijn verschillende uitspraken binnen een interview met elkaar vergeleken om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het verhaal, en de samenhang hierbinnen, van de desbetreffende respondent. De interviews zijn op basis van een aantal kenmerken in groepen ingedeeld. Deze groepen zijn ontstaan tijdens de analyse van de interviews en hebben bij gedragen aan de verdere analyse. Interviews uit dezelfde groepen en interviews uit verschillende groepen zijn met elkaar vergeleken om zo meer inzicht te krijgen in de data en concepten en theoretische noties aan te scherpen (Boeije 2002). 4.5 Kwaliteitscriteria Om de kwaliteit van een onderzoek te waarborgen, is het van belang aan een aantal kwaliteitscriteria te voldoen. Dat is in dit onderzoek geprobeerd door op de eerste plaats te letten op de geloofwaardigheid. De interpretatie van de onderzoeker dient zo nauwkeurig mogelijk overeen te komen met die van de respondenten. Dit is geprobeerd te bewerkstelligen door tijdens het interview antwoorden te interpreteren en deze interpretatie voor te leggen aan de desbetreffende respondent. Daarnaast is tijdens het analyseren van de data geprobeerd te voldoen aan dit kwaliteitscriterium door nauwkeurig en in termen van de respondenten zelf te coderen met behulp van software voor kwalitatieve data-analyse. Het tweede kwaliteitscriterium waar in dit onderzoek aan voldaan dient te worden is de mogelijkheid tot generalisatie. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van semi-gestructureerde interviews die zijn afgenomen onder een groep respondenten die geselecteerd zijn op basis van een combinatie van beschikbaarheid en geschiktheid op basis van selectiecriteria (geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en woonplaats). Dit maakt generaliseren naar een andere populatie niet goed mogelijk. Dat is ook niet het doel van dit onderzoek. Met dit onderzoek wordt geprobeerd te generaliseren naar een theorie door op basis van de data uitspraken te doen over de samenhang tussen muziek en identiteit. Dit onderzoek kan vervolgens als leidraad dienen voor vervolgonderzoek onder andere groepen en op andere tijdstippen. Het derde criterium is betrouwbaarheid. Door zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven welke keuzes er tijdens het onderzoek zijn gemaakt en deze te verantwoorden, is geprobeerd 16
een zo hoog mogelijke mate van betrouwbaarheid te bewerkstelligen. Dit maakt het mogelijk het onderzoek, wellicht met respondenten uit andere sociale groepen, te herhalen. Het interview is op een proefpersoon getest voor het is afgenomen. Bij elk interview is dezelfde vragenlijst gehanteerd. Alle interviews zijn opgenomen. Bij de analyse van de data vindt selectie en interpretatie plaats door de onderzoeker. De opnamen van de interviews zijn als bijlage toegevoegd, waardoor het mogelijk is om te achterhalen welke selectie tijdens de dataanalyse heeft plaatsgevonden. Ook kan de kwaliteit van de interviews en de objectiviteit van de onderzoeker hiermee worden gecontroleerd (Bryman 2004: 273-276). Een van de zwakke punten van dit onderzoek is de selectie van respondenten. Omdat deze in de omgeving van de onderzoeker zijn gezocht en op basis van beschikbaarheid zijn geselecteerd, zou een andere onderzoeker per definitie een andere groep respondenten hebben. Om deze reden gelden de uitspraken die op basis van dit onderzoek worden gedaan slechts voor de respondenten die aan dit onderzoek hebben meegedaan. Door een zo homogeen mogelijke groep respondenten te selecteren is geprobeerd generalisatie naar een hoger analytisch niveau mogelijk te maken. Een ander zwak punt van dit onderzoek is het concept identiteit. Dit concept is moeilijk te operationaliseren. In dit onderzoek is de volgende definitie gehanteerd: Een verzameling karakteristieke eigenschappen die toegeschreven worden aan en in stand gehouden worden door individuen en groepen mensen. Het gaat hierbij om de manier waarop de respondenten hun eigen identiteit ervaren. Of het beschrijven van kwaliteiten de identiteit meet, valt te bediscussiëren. Bovendien kunnen respondenten hierover vertellen op een manier die door hen als sociaal wenselijk wordt ervaren. Hierdoor ontstaat een social desirability bias. Dit houdt in dat de data verstoord is doordat de respondenten proberen te antwoorden conform sociaal geaccepteerde overtuigingen (Bryman 2004: 544). Het kan bijvoorbeeld zijn dat respondenten bescheiden willen overkomen en niet te veel positieve kwaliteiten aan zichzelf toe willen schrijven. Om die reden is hen ook gevraagd naar de mening van anderen. Dit is echter niet bevestigd door in de omgeving van de respondent navraag te doen. Een algemeen zwak punt van dit onderzoek is het feit dat wat de respondenten zeggen te doen, niet overeen hoeft te komen met wat zij werkelijk doen. De voorkeur voor een bepaalde muziekstijl kan bijvoorbeeld een wenselijke, maar geen werkelijke voorkeur zijn. Ook is het een probleem dat veel van de vragen over het verleden van de respondent gaan. Aangezien het geheugen niet altijd een betrouwbare bron is, is de verkregen data dit ook niet volledig (Bryman 2004: 156). Door middel van longitudinaal onderzoek en participerende observatie zouden deze problemen opgelost kunnen worden. 17
Deze zwakke punten bieden richtlijnen voor vervolgonderzoek en een kader waarbinnen de uitspraken die op basis van dit onderzoek worden gedaan, dienen te blijven.
18
5 Resultaten en analyse De resultaten van dit onderzoek kunnen in vijf categorieën worden ondergebracht. Ten eerste delen de respondenten muzieksoorten en luisteraars op bepaalde manieren in. Deze indelingen hebben gevolgen voor sociale interacties. Ten tweede begint voor de meeste respondenten de ontwikkeling van de muzieksmaak al in de kindertijd. Verschillende factoren zijn hierbij van invloed geweest. De meeste respondenten hebben het idee dat hun muzieksmaak is gestabiliseerd. Ten derde is er onder de respondenten een verschil in de mate en wijze van investering in muziek. Ten vierde worden door de respondenten verschillende functies die muziek kan hebben, onderscheiden. Ten slotte hangen muziek en identiteit voor veel respondenten nauw samen. 5.1 Indeling van muzieksoorten en luisteraars Alle respondenten proberen verschillende muzieksoorten een label te geven. De labels ‘Pop’, ‘Dance’, ‘R&B’, ‘Rock’, ‘Jazz’ en ‘Klassiek’ worden het meest gehanteerd. Voor de meesten is dit echter niet voldoende genuanceerd en worden categorieën als ‘Soft rock’, ‘Indie-pop’ en ‘Techno’ gebruikt om muziekstijlen nauwkeuriger te omschrijven. Veel respondenten geven voorbeelden van artiesten om hun indeling te verduidelijken. Wat opviel, is dat er door de meeste respondenten een grove tweedeling wordt gemaakt. Er wordt gesproken over ‘mainstream’ of commerciële muziek en ‘alternatieve’ of minder commerciële muziek. Die eerste categorie wordt in bijna alle gevallen geassocieerd met de top 40 of andere hitlijsten die bekend zijn van de radio en muziekzenders als The Music Factory (TMF) en Music Television (MTV). “De eerste vier jaar van de middelbare school luisterde ik heel veel naar top 40-muziek, veel r&b. Dat vind ik nu echt verschrikkelijk. Dat was vooral commerciële muziek. Toen ik wat ouder was, ging ik wat meer naar de gitaarmuziek, iets minder commercieel ook. Ik denk dat mijn smaak toen gewoon veranderde. Ik ging toen ook cd’s kopen van de wat meer alternatieve bandjes” (R 07).
Voor mainstream muziek hoeft je minder moeite te doen dan voor muziek die daarbuiten valt, omdat mainstream muziek overal te horen is. Het komt vanzelf op je af. Het is de muziek die ‘in’ is en ‘waar iedereen naar luistert’.
19
“TMF was in en daar keek ik altijd naar. Daar kreeg ik de muziek van mee. Iedereen keek daarnaar, dus ik ging daar vanzelf in mee. Daar dacht ik eigenlijk niet eens over na. Ik vond de muziek zelf wel ook echt leuk op dat moment. (…) Ik ben best wel meegegaan met de mainstream” (R 01).
Mainstream muziek valt over het algemeen samen met de categorie ‘Pop’, maar daarover bestaat geen eenduidigheid. Ook ‘R&B’ en ‘Dance’ behoren vaak tot de mainstream. Deze worden dan als subcategorieën van de popmuziek gezien. Veel respondenten merken op dat tegenwoordig vrijwel alle soorten muziek onder de popmuziek te scharen is. Alleen de ‘extreme’ varianten van elke categorie dienen nog onder een eigen label te worden ingedeeld. “Ik houd ook niet van extreme muziek. Ik vind veel soorten muziek leuk, maar niet de extremen ervan. Dus ja, dan kom je toch een beetje bij de mainstream uit” (R 04). “Alles wat heel extreem is, luister ik niet. Zoals Heavy Metal en echte Rap ofzo. Van dat extreme Jazz is ook niet echt mijn ding. Dat doet me gewoon niet zoveel” (R 09).
Het valt op dat Rock, Jazz en Klassiek volgens de meeste respondenten niet tot de popmuziek behoren. Klassieke muziek is in dit onderzoek nauwelijks aan de orde geweest. Een enkele respondent noemde het bij haar voorkeuren, maar besteedde er weinig aandacht aan. Een ander onderscheid dat door een aantal respondenten werd gemaakt, is tussen leuke en goede muziek. Dit onderscheid hanteren sommige respondenten zelf. “Je hebt liedjes die zijn gewoon lekker, die luisteren lekker weg en die zijn dan op een bepaald moment leuk, maar die verdwijnen ook weer. En je hebt bands die blijven altijd, dat vind ik gewoon goede muziek. Goede muziek is muziek die me meer raakt, dat blijft meer hangen” (R 04).
Voor anderen is het een onderscheid dat door derden wordt gemaakt, maar waar zij zelf niet achter staan. “Ik houd ook wel van foute muziek. Fout in de ogen van anderen dan, want ik vind het zelf niet fout” (R 05).
Op basis van dit onderscheid worden luisteraars ingedeeld. Mensen zijn in meer of mindere mate een muziekliefhebber. Ook hiervoor geldt, dat dit soms door respondenten zelf wordt gedaan en soms door mensen in hun omgeving.
20
“Sommige mensen houden meer van mainstream muziek en willen er alleen maar leuk op dansen. Die doen meer met hun lichaam dan met hun gevoel. Zo luisteren zij naar muziek. Ik hups wel een beetje mee, maar ik dans nooit echt heel erg. (…) Mensen die zich helemaal niet in muziek interesseren, vind ik echt heel raar, daar snap ik niks van” (R 02). ”Het stoort mij dat mensen vaak doen alsof commerciële muziek minder is. Dan laat ik me ook in die positie brengen dat ik minder ben, wat muziek betreft dan. Maar er is toch eigenlijk niks mis mee als je dat mooi vindt? Dat gevoel krijg ik soms wel” (R 04).
Het blijkt dat de indeling van muziek in categorieën gevolgen heeft voor de indeling van luisteraars van deze verschillende categorieën. De meeste respondenten ervaren muziek als een middel dat sociale groepen creëert en bevestigt. Sommigen van hen doen daar actief aan mee en hanteren muzieksmaak als middel om zichzelf en anderen te onderscheiden. “Ik heb een hele hardstyle fase gehad. (…) De mensen die ik toen interessant vond, die waren op die feesten. Die waren stoer en dat waren de types waar ik op viel. Nu zou ik nog steeds helemaal uit mijn dak kunnen gaan op die muziek, maar het volk dat daar op af komt, is wat simpeler. Toen ik in die fase zat, leefde ik van feestje naar feestje. Maar dat was toen en sommige mensen leven nog steeds zo en daar kan ik me nu niet meer zo mee identificeren” (R 04). “Ik weet niet of het nog steeds zo is, maar muziek was altijd een heel groot iets in het dorp waar ik vandaan kom. Iedereen wilde ook altijd in een bandje spelen. Ik zat toen ook wel in een leeftijd en vriendengroep waarbij subculturen heel erg op muziek waren gebaseerd. Wij waren altijd heel erg verliefd op van die skaters die naar rockmuziek luisterden en als die dan een vriendin hadden die naar r&b luisterde, dat kon echt absoluut niet” (R 06).
Anderen ervaren wel het onderscheidende karakter dat muziek kan hebben, maar hechten er persoonlijk niet veel waarde aan. “Ik ben nooit echt iemand die erbij heeft gehoord wat betreft muziek. Ik vind dat ook niet zo belangrijk” (R 05).
Ook zijn er respondenten die muziek niet zo sterk ervaren als middel dat groepen onderscheidt. Andere factoren zijn soms belangrijker, zoals kleding.
21
“Het maakte niet zoveel uit wat anderen van mijn muzieksmaak vonden. Het maakte meer uit hoe je jezelf presenteerde, met kleding bijvoorbeeld. Muziek had daarbij nog niet zoveel invloed. Dezelfde keuze voor muziek maakte wel de band met iemand sterker” (R 01).
De indeling van sociale groepen op basis van muziek gaat overigens vaak gepaard met een indeling op basis van uiterlijke verschijning zoals kledingstijl, sieraden en make-up. “Ik luisterde naar stoere rockbands en heel veel punkbandjes. Ik had ook dreadlocks en een piercing en altijd kleurtjes aan. Zag er niet uit man! Ik heb nog steeds wel die link daarmee. Je zult me nog steeds niet zien in een roze tuttig jurkje” (R 06).
Wanneer de muziekvoorkeur verandert, verandert de kledingstijl soms mee. “Toen ik happy hardcore leuk vond, droeg ik ook trainingsbroeken en sportschoenen” (R 07).
Dat muziek en uiterlijke verschijning een grote invloed kan hebben op de afbakening van groepen, blijkt uit het volgende fragment. “Hoe wij eruit zagen, dat kon op het vwo, maar dat kon op de mavo absoluut niet. Op het vwo luisterden ze naar bandjes of rockmuziek en op de mavo luisterden ze naar hiphop en r&b, of gewoon geen muziek” (R 06).
Dit speelde voornamelijk in de adolescentie. Op latere leeftijd is dit minder sterk of in ieder geval meer subtiel. “Op het einde van de middelbare school toen iedereen wat ouder was, was het meer hetzelfde” (R 06).
Muziek onderscheidt echter niet alleen groepen en individuen, het bindt hen ook. Dat hebben sommige respondenten als zodanig ervaren. “We waren al bevriend, maar we hebben deze muziek onafhankelijk van elkaar ontdekt. Omdat we allemaal de Backstreet Boys zo geweldig vonden, zijn we sterker naar elkaar toegegroeid. (…) In mijn beleving voelden we hetzelfde als we naar de teksten van de Backstreet Boys luisterden. We voelden dat we in dezelfde fase in ons leven waren en de dingen op dezelfde manier beleefden denk ik” (R 01).
22
Uit deze resultaten blijkt dat de tweedeling die Riesman heeft geconstateerd door veel respondenten wordt ervaren (Negus 1996). Er wordt een indeling gemaakt in mainstream en alternatieve muziek, maar hierbinnen worden wel categorieën onderscheiden. Er wordt door de respondenten in dit onderzoek een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten popmuziek, maar dit onderscheid wordt tegelijkertijd gerelativeerd, omdat bijna alle muziek tegenwoordig onder de popmuziek te scharen is, op enkele extreme varianten van een bepaalde stijl na. Veel luisteraars luisterden voornamelijk in hun adolescentie naar bekende artiesten die vaak voorkomen in hitlijsten, maar zij daar in de loop van de tijd vanaf geweken en hebben hun eigen stijl ontwikkeld. Deze stijl komt voor sommige respondenten nog steeds overeen met de muziek die door de meerderheid wordt geluisterd. Het verschil is echter dat zij daar nu bewuster voor kiezen. Een aantal respondenten luistert graag naar onbekende bands die (nog) niet commercieel succesvol zijn. De redenen die hiervoor gegeven worden verschillen. Voor sommige respondenten is de voorkeur voor onbekende muziek een pragmatische keuze. Als muziek bekend en commercieel succesvol wordt, wordt het vaker gedraaid en verliezen sommigen hun interesse. Ook ervaren sommige respondenten een verandering in stijl bij toenemend commercieel succes van een artiest. “Als het commercieel wordt, wordt het vaak gedraaid en dan ben je er sneller op uitgekeken. Het is echt niet dat ik het dan niet meer cool vindt. Ik kan er vaak genoeg nog wel een cd van opzetten. Vaak zet ik dan wel wat oudere cd’s van een bepaalde band op, want als ze commercieel worden, verandert de muziek vaak ook. Dat is gewoon zo” (R 07). “Ik vind het wel fijn als ik bandjes ken die anderen niet zo goed kennen, want die zijn dan ook echt van mij en dan hoop ik stiekem wel dat dat ook zo blijft, want dan is dat echt mijn muziek ofzo. Ik vind muziek wel heel persoonlijk en ik vind het bijvoorbeeld ook heel vervelend als ik een nummer heel mooi vind en dat ik dat dan continu overal hoor, want dan is die associatie die ik ermee had, die verdwijnt dan en dat vind ik altijd wel jammer. Dus ik vind het ook wel jammer als bandjes waar ik naar luister, heel bekend worden, want dan voelt het alsof het zo uit je vingers glipt ofzo” (R 11).
Wat opvalt is dat er naast pragmatische argumenten wordt gesproken over het verlies van een persoonlijk element in de muziek als deze door meerdere mensen wordt geluisterd. Hierin is het idee van Riesman te herkennen dat mensen door middel van het luisteren naar minder bekende muziek, zichzelf buiten of zelfs boven luisteraars van commerciële muziek plaatsen.
23
“Ik heb niet zoiets van ik wil perse dingen mooi vinden die anderen niet mooi vinden waardoor ik dan anders ben. Maar als ik zelf iets al heel mooi vond en op een gegeven moment vindt iedereen dat mooi, dan heb ik wel zoiets van maar ik vond dat al eerder ofzo” (R 09). “Er is een artiest waarvan ik alle cd’s heel goed vind, maar ik merk wel omdat het zo mainstream is en zoveel mensen het zo goed vinden, dat ik het dan misschien ook wel weer lastig vind ofzo. Dan heb ik het idee dat ik ook een beetje mee ga met de rest. Ik weet niet hoe ik het uit moet leggen. Je hoort die muziek zo vaak op de radio dat het op een gegeven moment niet meer leuk is en dat vind ik het nadeel, want ik merk dan wel dat ik dan uitgekeken kan raken op bepaalde dingen , terwijl als je muziek hebt die niet zo vaak wordt gedraaid dan blijft het leuk. (…) Ik vind het ook vervelend dat mensen die normaal niet van r&b houden, maar een nummer wel in een keer leuk vinden, ja ik weet niet, het voelt ergens misschien wel als indringen ofzo. Het is niet dat ik het alleenrecht heb, maar ik luister het dan al jaren en ik houd gewoon van die stroming en dan zijn er mensen die zich daar dan in een keer mee gaan bemoeien en daar een mening over hebben terwijl ik dan denk je hebt er helemaal geen verstand van (…) Het hoort ook een beetje bij je identiteit. Misschien onderscheid je je toch wel ook door naar die muziek te luisteren” (R 10).
Dit speelde voor een aantal respondenten voornamelijk in de adolescentie, maar tegenwoordig wordt dit door veel van hen als minder belangrijk ervaren. “Als ik zei dat ik Coldplay leuk vond en mensen zeiden dan ‘huh wat?’ dan voelde ik me wel speciaal” (R 01). “Als je het niet kende, dan was je ook echt een debiel. Dus als je een bepaalde naam hoorde vallen deed je ook wel moeite om die muziek te vinden. Ik wilde daar ook graag altijd het eerste mee zijn, dus ik deed moeite om nieuwe muziek te vinden” (R 06). “Ik wilde ook altijd wel nieuwe muziek ontdekken en een beetje als eerste daarmee zijn en dan tegen anderen zeggen van ken je die muziek al? En dan vond ik het wel leuk als zij dat dan ook konden waarderen en dat ik ze dan zeg maar een beetje geholpen had in het vinden van iets nieuws. Dat vond ik dan wel een beetje stoer. Dat heb ik tegenwoordig veel minder. Het is tegenwoordig trouwens ook niet meer bij te houden, er zijn echt teveel bands en er zijn mensen die veel meer op de hoogte zijn dan ik, maar daar hecht ik gelukkig nu ook minder waarde aan” (R 11).
Op basis van deze resultaten kan niet gesteld worden dat de respondenten zijn in te delen in leden van een passieve en conformistische meerderheid en een actieve progressieve minderheid. Bijna alle respondenten kiezen bewust voor bepaalde muziek en zien zichzelf niet 24
als passief en conformistisch. Wel ervaren de respondenten duidelijke grenzen en categorieën als het gaat om groepen mensen en hun muzikale praktijken. Dit speelde voornamelijk in de adolescentie, maar is ook op latere leeftijd nog van belang. 5.2 Ontwikkeling van de muzieksmaak Voor veel respondenten is de ontwikkeling van de muzieksmaak al vroeg begonnen. Zij herinneren zich als kind al het luisteren naar, dansen op en meezingen met de muziek van de ouders, andere familieleden of vriendjes en vriendinnetjes. 5.2.1
Invloeden
Voor alle respondenten geldt dat mensen in de omgeving in meer of mindere mate de muzieksmaak hebben beïnvloed. Voor sommigen hebben de ouders een grote rol gespeeld “Ik luisterde ook altijd naar wat mensen in mijn omgeving luisterden. Met je ouders bijvoorbeeld, dat krijg je gewoon automatisch mee. Ik denk dat dat zeker mijn muzieksmaak heeft beïnvloed. Ik luister nu naar sommige muziek waar ik niet naar had geluisterd als ik dat vroeger niet had meegekregen” (R 09).
De meeste respondenten zijn voornamelijk door leeftijdsgenoten beïnvloed in de ontwikkeling van de muzieksmaak. Vaak betekende dat, dat de muzieksmaak overeenkwam met dat wat populair was bij de leeftijdsgenoten. “Ik heb ook veel vrienden en vriendinnen gehad die veel naar r&b, hiphop en rap luisterden, dat is nog steeds muziek waar ik veel naar luister en die ik echt leuk vind” (R 05).
Voor een respondent was de invloed van leeftijdsgenoten niet zo groot. “Daar had ik eigenlijk wel een beetje lak aan. En dat heb ik eigenlijk altijd wel met muziek gehad, dat ik niet zo beïnvloedbaar was, zo van als dat populair was dan vond ik dat ook leuk” (R 10).
Vriendjes hebben voor de meeste respondenten een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van de muzieksmaak “Met mijn eerste vriendje speelde muziek een belangrijke rol. We vonden vaak dezelfde nummers mooi. Muziek was wel belangrijk voor ons. Toen ik ongeveer achttien was, kreeg ik een ander
25
vriendje en hij liet me vaak muziek horen die ik nog niet kende. Door hem ben ik wel andere muziek gaan luisteren. En die muziek luister ik nu nog steeds” (R 07). “Met mijn tweede vriend ging ik voor het eerst naar concerten. Hij was veel met downloaden bezig en hij heeft me ook wat meer alternatieve muziek laten horen. Toen dat uit ging ben ik daar wel naar blijven luisteren” (R 08). “Door mijn ex-vriendje heb ik wel bepaalde muziek ontdekt (…) Als je weet van iemand die je interessant vindt, dat die een bepaalde band leuk vindt dan ga je daar ook wel naar luisteren” (R 09).
Voor een paar respondenten zijn niet alleen mensen, maar ook gebeurtenissen van invloed geweest op de muzieksmaak. Meestal betreft het een verblijf voor langere tijd in het buitenland. Daar kwamen zij door buitenlandse vrienden, media en uitgaansgelegenheden in aanraking met nieuwe muziekstijlen. Deze verschilden echter niet veel van de in Nederland bekende stijlen, omdat het westerse landen betrof. Toch beschrijft een respondent hoe zij de muziek die zij tijdens haar verblijf in het buitenland regelmatig luisterde, in Nederland niet meer vaak opzette. Zij ervoer weinig begrip voor haar nieuwe muziekstijl. “Niemand begreep het echt. Ik had toen niemand die ook naar die muziek luisterde. Ik vroeg me toen af of de muziek die ik in het buitenland luisterde bij die fase hoorde en niet echt bij mij” (R 01).
5.2.2
Ontwikkeling in fases
De ontwikkeling van de muzieksmaak kent voor de meeste respondenten een aantal verschillende opeenvolgende, soms overlappende fases. In een bepaalde fase is dan een enkele of een aantal muziekstijlen dominant. Ook zijn twee respondenten in zo een fase terug in de tijd gegaan en hebben zij zich verdiept in muziek uit het verleden. “Toen luisterde ik veel naar The Beatles, The Rolling Stones en Bob Dylan. Ik las ook biografieën over hen. Ik wilde weten waar we ook alweer vandaan komen met al die bandjes die de hele tijd omhoog komen” (R 02). “Ik had ook een tijd dat ik in een keer ook ging luisteren naar de klassiekers, Marvin Gaye bijvoorbeeld” (R 10).
26
De ontwikkeling van de muzieksmaak betekende voor sommige respondenten een verbreding van hun smaak naarmate zij ouder werden. Meestal was de muziekvoorkeur in deze gevallen altijd al breed. “Mijn muzieksmaak is denk ik wel breder geworden. Ik sta voor meer dingen open. Aan de andere kant heb ik altijd wel een beetje van alles wat gehad” (R 09).
Voor andere respondenten heeft hun ontwikkeling een specifiekere muzieksmaak tot stand gebracht. Ook hierbij geldt dat de muziekvoorkeur voor sommigen altijd al specifiek was. “Ik ben met een hele brede muzieksmaak opgevoed. Dat is op een gegeven moment wel specifieker geworden, maar ik weet niet hoe dat is gegaan eigenlijk” (R 10). “Terwijl veel mensen altijd zeggen dat ze een brede muzieksmaak hebben, heb ik dat eigenlijk nooit gehad, behalve dan mijn uitstapje in de r&b-fase, maar verder heb ik altijd maar heel weinig muziek leuk gevonden, altijd maar een bepaalde soort en dat heb ik eigenlijk nog steeds wel” (R 11).
5.2.3
Stabilisering
De meeste respondenten zeggen dat hun muzieksmaak in de laatste jaren is gestabiliseerd. Meestal is dit een recente ontwikkeling. “Het is voor het eerst in mijn leven dat ik me stabiel voel in mijn muzieksmaak en ik kan me nu echt identificeren met de muzieksmaak die ik heb” (R 01). “Ik denk dat het wel zo voortgaat, maar misschien kan het nog wel wat uitgebreid worden. Er zijn wel gebieden die ik sowieso nooit meer aan zal raken, zoals Heavy Metal en Dubstep, dat is gewoon een en al lawaai bij elkaar” (R 02). “Ik heb nu wel echt mijn eigen stijl gevonden. Ik weet nou wel heel duidelijk wat mijn smaak is, hoewel er soms wel dingen tussen zitten die er totaal buiten vallen” (R 09). “Mijn muzieksmaak is uitgebreid, maar het is wel hetzelfde genre gebleven. Ik denk niet dat dat nog gaat veranderen” (R 10).
Slechts voor een enkele respondent is de muzieksmaak (nog) aan veel aan verandering onderhevig. 27
“Ik heb periodes dat ik heel veel naar hiphop luister en in andere periodes luister ik heel veel naar jaren tachtig hits, en dan luister ik weer veel naar jaren negentig hits en nu ben ik een beetje naar rockmuziek aan het luisteren, maar ik krijg zeker weer een periode dat ik iets heel anders mooi vind” (R 05).
Wat alle respondenten aan gaven is het belang van teksten in hun keuze voor muziek. Dit heeft niet altijd een grote rol gespeeld, maar zeker naarmate de leeftijd toe is genomen, zijn zij hier meer op gaan letten en is het mede bepalend voor hun voorkeuren. Deze resultaten ondersteunen het onderzoek van Holbrook & Schindler (1989) en Delsing et al. (2008). In de adolescentie hebben voor de meeste respondenten de meeste veranderingen
in
de
muziekvoorkeur
plaatsgevonden.
Hierbij
zijn
voornamelijk
leeftijdsgenoten van invloed geweest. Ook is voor bijna alle respondenten de muzieksmaak inmiddels min of meer vast komt te liggen. 5.3 Investering in muziek Op verschillende manieren investeren de respondenten in muziek. Dit is meestal een combinatie van tijd en geld. De mate van investering verschilt per persoon. De respondenten zijn grofweg in twee categorieën in te delen: degenen die relatief veel in muziek investeren en degenen die relatief weinig in muziek investeren. Degenen die relatief veel investeren, deden dit voorheen ook en degenen die weinig investeren, deden dit voorheen ook niet. Er is dus sprake van weinig ontwikkeling in de mate van investering. Wel is de manier waarop wordt geïnvesteerd in muziek veranderd. Mede door de toename in leeftijd en de opkomst van internet. “Toen ik mijn eigen computer met internet had, ben ik heel veel muziek gaan zoeken op internet” (R 07).
De aanschaf van platen en cd’s is onder de respondenten afgenomen naarmate downloaden gemakkelijker werd. Toch hechten veel van hen nog steeds waarde aan het bezit van cd’s en platen. De aanschaf hiervan is wel selectief. “De laatste tijd probeer ik, als ik naar een concert ga, om daar ook dan de plaat van te kopen als ik het goede muziek vind. Ik vind het met platen mooi dat je de muziek gewoon aan kan raken en als je de plaat stopt, dan stopt de muziek ook. Je hebt het gewoon in de hand, het is zichtbaar,
28
voelbaar. En een mooie hoes erbij natuurlijk. En het gaat niet kapot, een cd beschadigt veel sneller” (R 02). “Downloaden is makkelijk en gratis, maar het is soms ook wel leuk om cd’s te kopen en echt te hebben. De meeste dingen download ik wel gewoon, zeker als het onbekend is, maar als ik echt iets mooi vind en het echt wil hebben, koop ik wel een cd” (R 05). “Ik koop trouwens alleen nog maar cd’s van muziek waar ik echt achter sta, want ik download heel veel en als er dan een cd bij zit waar ik echt heel blij van word, dan koop ik die, want ik vind het nog steeds wel leuk om cd’s te hebben” (R 11).
Sommige respondenten gaan niet regelmatig naar een concert. “Ik heb mijn periodes. Ik ga niet extreem vaak naar een concert. Het is ook niet dat ik nooit ga. Ik heb niet met heel veel artiesten dat ik denk daar zou ik heel graag heen willen. Natuurlijk zou ik iedereen graag live willen zien, maar ik heb daar niet altijd het geld en de moeite voor over” (R 09).
Voor anderen geldt dat het concertbezoek is toegenomen naarmate de leeftijd toenam. “Vanaf mijn achttiende ging ik veel naar optredens. Ik heb bijna alle artiesten waar ik een keer naar toe wilde wel gezien. Dat heb ik nou nog steeds. Als ik iets leuk vind, dan zoek ik het op en als ze dan komen dan wil ik er naar toe. Ik vind het bijzonder om de sfeer mee te krijgen. Soms valt het echt super tegen, maar soms is het ook wel verassend” (R 08).
Op basis van deze resultaten kunnen de categorieën van Nutall (2009) niet worden herkend. In de mate en wijze van investering in muziek is geen duidelijke lijn te ontdekken. Sommige respondenten voelen zich bijvoorbeeld wel duidelijk met een bepaald genre verbonden, maar besteden weinig geld of tijd aan muziek. Het was ook niet het doel van dit onderzoek om te achterhalen of de respondenten op basis van hun muziekconsumptie zijn in te delen in categorieën. Daarvoor is een ander soort onderzoek nodig. De categorieën van Nutall hebben wel bijgedragen aan het begrip over de manier waarop door de respondenten met muziek wordt omgegaan en wat het voor hen betekent. 5.4 Functies van muziek Op basis van de beschrijvingen van de respondenten kan de functie die muziek voor hen heeft opgedeeld worden in drie categorieën: sociaal, persoonlijk en emotioneel. Deze categorieën 29
overlappen en beïnvloeden elkaar uiteraard, zoals door een van de respondenten duidelijk wordt gemaakt. “Muziek vind ik twee dingen, ik vind dat je daar binding mee kunt hebben, je kunt samen iets delen, samen iets heel erg te gek vinden. En muziek is natuurlijk ook superpersoonlijk. Als ik bepaalde nummers heb met een bepaalde beleving, houd ik het liever voor mezelf” (R 08).
Voor analytische doeleinden is toch gekozen voor het onderscheiden van drie categorieën. 5.4.1
Muziek als sociaal bind- en distinctiemiddel
Deze functie is in paragraaf 5.1 al naar voren gekomen. Hierbij hoort de manier waarop muziek als middel wordt gehanteerd om aan anderen iets duidelijk te maken. Kleding heeft hier tijdens de adolescentie voor sommige respondenten een grote en voor anderen een minder grote rol in gespeeld. “Ik heb ook nog een tijdje met een Australian3 gelopen, want dat was heel erg ‘cool’, maar eigenlijk was ik niet zo. Dat was meer om stoer te doen, of om je stoer te voelen ofzo” (R 02) “Er was een tijd dat gabbermuziek in was en ik luisterde daar eigenlijk nooit naar, maar ik droeg dan wel een Australian en Nike Air Max4, dus ik zag er wel zo uit, maar ik luisterde intussen naar hele andere muziek” (R 11). “Ik heb nooit kleding gedragen die in een bepaalde muziekcultuur in was, maar ik heb wel altijd een beetje afgekeken. Ik droeg kleding waarmee ik niet teveel opviel, maar ik zocht wel een beetje de grenzen op” (R 01).
Op basis van muziek delen respondenten individuen en groepen in. Het werkt dus zowel inals uitsluitend. “Als er mensen zijn die dezelfde muziek vet vinden, dat is toch mooi, omdat je het niet echt kan omschrijven, maar andere mensen begrijpen het dan wel precies. Dan heb je iets wat je allebei begrijpt, maar je kunt niet echt vertellen wat dat dan is” (R 02).
3 4
Australian is een merknaam voor een bepaald type sportkleding. Nike Air Max is een merknaam voor een bepaald type sportschoenen.
30
Er is een respondent die muziek heeft ervaren als een onderdeel van het losmakingsproces van thuis. “Op een gegeven moment is ook de jazzmuziek gekomen. Mijn moeder vond dat altijd vreselijk. Daar hield zij helemaal niet van. En ik weet nog wel dat ik een jaar of eenentwintig was, toen had ik een radiozender ontdekt waar heel veel jazzliedjes op kwam. Die tijd representeert voor mij ook wel een beetje het loslaten van thuis” (R 10).
Muziek wordt door de respondenten ervaren als iets dat vormen van verwantschap, banden en een gevoel van erbij horen uiten, creëert. Muziek zorgt er voor de meeste respondenten voor dat zij het gevoel hebben ergens bij te horen. Ook hebben een aantal respondenten al het gevoel ergens bij te horen en luisteren zij daarom naar bepaalde muziek luisteren. Dit laatste wordt echter in de meeste gevallen sterker in de adolescentie ervaren en speelt tegenwoordig minder een rol. Zoals Negus & Velazquez (2002) terecht hebben vastgesteld creëert muziek zowel geluidsmuren als –bruggen. Het wordt continu gebruikt om grenzen aan te geven, om duidelijk te maken waar iemand bij hoort en waar niet. 5.4.2
Muziek als persoonlijke ervaring
Een aantal respondenten gaf duidelijk aan dat muziek een persoonlijke functie heeft. Muziek is dan iets van iemand zelf en staat los van interactie met anderen. “Ik ben iemand die heel veel tijd voor mezelf nodig heeft. Ik lig vaak in bed met mijn iPod op. Ik zet hier in huis ook vaak mijn iPod op, terwijl ik gewoon muziek op kan zetten, maar dat is mijn wereldje en ik wil ook niet dat iedereen dat dan hoort of weet. En muziek komt ook veel meer dichtbij als je het met oordopjes luistert” (R 06). “Ik gebruik muziek niet om me te onderscheiden van anderen, maar ik gebruik muziek om iets te vinden wat bij mijn stemming past. Of om mezelf op te peppen of juist rustig te maken. Dat is meer voor mezelf, niet naar buiten toe” (R 08).
Deze persoonlijke ervaring met muziek heeft in veel gevallen te maken met emotionele ervaringen. “Zodra muziek iets emotioneel bij mij los maakt, vind ik het te gek. Dat is wat ik met muziek heel erg heb” (R 05).
31
Muziek wordt soms bewust ingezet om emoties te beïnvloeden. 5.4.3
Muziek beïnvloedt emoties
Muziek kan stemmingen versterken en wordt hiervoor door een aantal respondenten gebruikt. “Ik vind het wel heel belangrijk. Ik luister gewoon heel veel muziek. Het is denk ik ook wel een manier of een middel om sommige dingen mee te verwerken. Ik pak ook steeds vaker mijn gitaar en dan ga ik zelf spelen. Maar dat doe ik puur voor mezelf. Het is denk ik gewoon een manier om iets te uiten. En het kan dingen intenser maken. Als je je rot voelt dan kan muziek dat heel erg versterken, maar het kan ook als je in een vrolijke bui bent en je luistert dan net een goed nummer dan kan het je ook echt even zo’n boost geven van wow, het leven is echt mooi. Dus het is zeg maar een beetje versterking van emoties en ja, het is gewoon mooi” (R 09). “Meestal zet ik muziek op die overeenkomt met mijn stemming. Echt beïnvloeden door middel van muziek doe ik niet, want dat lukt vaak niet. Als ik me echt rot voel, zet ik liever helemaal geen muziek op, want dan kan ik niks met muziek. (…) Dat vind ik wel echt het mooie van muziek, dat het je stemming kan versterken” (R 11).
Maar voor andere respondenten kan muziek naast het versterken van emoties ook een bestaande ongewenste emotie veranderen in een emotie waar de voorkeur aan wordt gegeven. “Muziek speelt een grote rol in mijn leven, want ik vind dat muziek echt je stemming kan beïnvloeden. (…) Ik kan heel melodramatisch muziek uit gaan zoeken en op zetten, maar ik kan ook hele vrolijke muziek opzetten, omdat ik denk, nu wil ik vrolijk zijn” (P 08). “Omdat ik zelf ook nogal zwaar op de hand kan zijn, moet ik niet ook nog naar dat soort muziek gaan luisteren. Dus ik luister liever naar iets luchtigers, iets waar ik ook vrolijk van word. (…) Als ik me rot voel en me beter wil voelen, zet ik altijd muziek op” (R 10).
Muziek heeft dus, zoals Nutall (2009) en DeNora (2004) al opmerkten, een externe en interne functie. Het is een manier waarop respondenten zichzelf kunnen uiten en door muziek kunnen zij bepaalde stemmingen beïnvloeden. 5.5 Muziek en identiteit Muziek hangt voor sommige respondenten nauw samen met de identiteit. Vooral in de adolescentie. Muziek draagt voor hen actief bij aan het construeren van een identiteit. 32
“Ik heb mezelf altijd geprofileerd met muziek. Ik moest altijd weten welke muziek ik ook alweer leuk vond, dan wist ik weer wie ik was. Nu luister ik gewoon wat ik mooi vind. Dat komt denk ik ook omdat muziek tegenwoordig echt overal is en je kunt je niet meer echt profileren met muziek” (R 06). “Ik had heel sterk dat je via muziek kon uiten wie je was en dat je daarmee kon duidelijk maken van kijk dit ben ik en dit hoort bij mij en dat heb ik nu veel minder, want er zijn wel meer dingen dan dat. Het is misschien wel makkelijker via muziek, want je hoeft maar een band te noemen en iemand kan je een beetje plaatsen, terwijl als iemand je echt moet leren kennen, dat duurt natuurlijk veel langer” (R 11).
Een respondent benadrukt hoe muziek heeft bijgedragen aan het vormen van haar identiteit als vrouw. “In een bepaalde fase luisterde ik veel naar muziek van vrouwen. Daar kon ik me in vinden. Ik was heel erg bezig met de vrouw in mij en daar paste deze artiesten bij” (R 01).
Hieruit blijkt dat muziek naast het bijdragen in de constructie van de identiteit tevens als middel fungeert om de identiteit naar anderen te uiten. Dit kan soms met elkaar in conflict zijn. De identiteit die iemand zelf ervaart is niet altijd in overeenstemming met de identiteit die anderen aan deze persoon toeschrijven. Dit wordt aan de hand van muzieksmaak vaak duidelijk. “Mensen denken niet dat ik naar deze muziekstijl luister. Ze denken dat ik van top-40 muziek houd (…) Ik voel alsof ik best goed weet wie ik ben, maar ik heb er moeite mee als mensen zeggen dat ze wat ik doe en waar ik naar luister niet achter me hadden gezocht” (R 01). “Ik ben geen standaard meisje-meisje, maar daar is het dan wel een beetje mee gezegd. (…) Ik denk dat veel mensen niet eens weten dat ik van bepaalde muziek houd” (R 02).
Naast muziek speelt uiterlijke verschijning hierin ook een grote rol. Bij een bepaald uiterlijk wordt door veel mensen een bepaalde muzieksmaak verwacht. “Ik denk dat de meeste mensen denken dat ik naar popmuziek luister, dat ik zo’n pop-meisje ben die van popmuziek houdt. Dat denk ik echt. (…) Ik weet wel dat toen ik net ging studeren, toen had ik van dat lange blonde haar en toen hoorde ik op een gegeven moment van iemand dat ze mij
33
echt zo’n barbiepop vond en dat vond ik toen heel negatief. Ik voelde me toen in een keer ongemakkelijk over hoe ik eruit zag en lang blond haar had en toen heb ik het op een gegeven moment geverfd. Ik ben toen ook gaan letten op de kleding die ik droeg. Toen wilde ik me meer serieus genomen voelen en niet alleen maar dat barbiepop meisje” (R 10).
Uit deze verhalen blijkt dat de ervaring van de respondenten is dat zij essentiële eigenschappen bezitten die tot uiting komen in bijvoorbeeld de keuze voor bepaalde muziek en kleding. Maar deze identiteiten zijn tegelijkertijd veranderlijk en worden actief worden geconstrueerd door de keuze voor bepaalde muziek of kleding en deze naar anderen te uiten. Het idee dat individuen essentiële eigenschappen bezitten die door de muzieksmaak tot uiting komt, manifesteert zich bij de respondenten vooral in de keuze voor partners. 5.5.1
Selectie van potentiële partners
Bijna alle respondenten, op twee na, hanteren muziek als categorie om potentiële partners te selecteren. Dit criterium hanteren zij niet voor vriendschappen. “Mijn vrienden luisteren meer naar mainstream muziek. Ik deel mijn muzieksmaak vooral met vriendjes. Daar zoek ik ze misschien ook wel op uit (…) Je klikt als je dezelfde muziek leuk vindt en als je de muzieksmaak helemaal niks vindt, zal die klik er ook wel niet zijn. Muzieksmaak zegt iets over wie je bent” (R 01). ”Ik vind het wel belangrijk dat mijn vriendje van dezelfde muziek houdt als ik. (…) Ik kwam laatst een jongen tegen, best een leuke jongen, maar die hield echt van die vreselijke muziek en ik merk echt dat ik daar op af knap. Ik zag hem hossen en toen dacht ik, dat is wel een bepaald type dan. En volgens mij sta je dan best wel ver uit elkaar ofzo, op meerdere gebieden. Maar dat kan ik niet concretiseren eigenlijk, ik weet niet precies waar het hem dan in zit. Maar ik denk dat je dan op andere vlakken ook van elkaar verschilt. (…) Ik denk dat een jongen die hele andere muziek luistert ook helemaal een ander type is” (R 07). “Ik had een keer een date met een jongen en die zei dat hij de Toppers leuk vond en toen was het voor mij meteen klaar. Dat is wel echt heel erg, maar het geeft wel weer wat voor iemand het is. Ik vind het heel belangrijk dat iemand dezelfde muziek leuk vindt. Of ja, het lijkt me wel leuk als iemand een hele andere soort muzieksmaak heeft en jou daar weer dingen in kan laten zien, daar sta ik ook wel voor open, maar dan moet dat wel goede muziek zijn. Het lijkt me een beetje lastig als je met iemand samen bent waar je dat niet mee kunt delen. Ik vind het wel belangrijk dat je dat met je partner kunt delen. Lijkt me heel leuk als je samen naar muziek kunt gaan luisteren” (R 08).
34
“Als je een vriendschap met iemand wilt hebben, moet je denk ik wel bepaalde raakvlakken hebben en als dat op andere gebieden wel is, dan maakt muziek niet uit” (R 08).
Het is opvallende dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen potentiële partners en vriendschappen. Dit is te begrijpen wanneer we ervan uit gaan dat potentiële partners aan hogere eisen moeten voldoen dan vriendschappen. Het maakt in ieder geval duidelijk dat de respondenten muzieksmaak zien als weergave van de identiteit van een individu. Dit is in lijn met het essentialisme, dat uit gaat van een reflectiemodel waarbij culturele praktijken, zoals muziekvoorkeuren, een beeld geven van de identiteit(en) die mensen bezitten (Negus & Velazquez 2002).
35
6 Conclusie en discussie Muziek is voor veel mensen belangrijk. Hiervoor hebben zij verschillende redenen. Het bindt mensen en vormt groepen. Hierdoor vindt tegelijkertijd in- en uitsluiting plaats. Wie niet dezelfde muzieksmaak heeft, is anders. Dit is enigszins gechargeerd gesteld. Maar het is gebleken dat mensen zichzelf en elkaar onder andere op basis van muzieksmaak indelen. Eerst worden muzieksoorten zelf ingedeeld om vervolgens de luisteraars in te kunnen delen. Muzieksoorten worden grofweg in twee categorieën ingedeeld, ‘mainstream’ en ‘alternatief’. Luisteraars worden als gevolg hiervan ook ingedeeld. Hierbij is een verschil tussen hoe mensen zichzelf zien en hoe anderen hen zien. Luisteraars naar mainstream muziek zien zichzelf niet als passief en conformistisch, terwijl anderen hen weleens wel als zodanig bestempelen. Dit wordt door de luisteraars zelf als storend ervaren. Maar zij hebben op hun beurt een mening over luisteraars naar alternatieve muziek die maar al te graag hun best doen om ‘anders’ te zijn. Deze kritiek is niet geheel onterecht, want deze ‘alternatieve’ luisteraars doen soms ook wel hun best om anders te zijn. Dat er op basis van muzieksoorten en luisteraars een indeling wordt gemaakt, geeft de vermeende samenhang tussen muziek en identiteit weer. Het idee dat de keuze voor bepaalde muziek iets over iemands persoonlijkheid zegt, wordt breed gedragen. Dit uit zich onder meer in de keuze voor potentiële partners. Zij moeten bij voorkeur een muzieksmaak hebben die overeenkomt, of ten minste inspirerend is als deze afwijkt. Ook blijkt de samenhang tussen muziek en identiteit uit de manier waarop muziek gebruikt wordt om karakteristieke eigenschappen aan anderen duidelijk te maken. Het biedt houvast in onzekere tijden, zoals de adolescentie wanneer de ontwikkeling van de identiteit in volle gang is. Maar ook later in het leven dient muziek als communicatiemiddel in sociale interactie. Andere middelen die vaak voor datzelfde doel worden gebruikt zijn kleding en make-up. Wanneer het niet lukt de eigen identiteit over te brengen op anderen, ontstaat een probleem. De keuze voor muziek of kleding dient namelijk niet slechts het doel de identiteit te uiten, het vormt mede de identiteit. Mensen voelen dat een bepaalde muzieksoort of kledingstijl echt bij hen past ook als dit niet in overeenstemming is met hoe zij zichzelf zien of gezien willen worden. Deze discrepantie is een interessant verschijnsel dat zich leent voor onderzoek. Hierbij dient aangetekend te worden dat het beeld dat mensen van zichzelf hebben in veel gevallen niet duidelijk en coherent is. Identiteitsvorming is een continu proces dat eigen is aan de mens als reflexief wezen. De eigen persoon, de wereld eromheen en de verhouding tussen beide zijn onderwerp van overpeinzingen die voor de een meer, voor de ander minder, maar voor iedereen hoe dan 36
ook onderdeel zijn van het dagelijks leven. In dit verband dient muziek dan ook een persoonlijk doel. Het helpt bij het reflecteren op de eigen persoon en innerlijke emoties en om even afgezonderd van de buitenwereld, een eigen moment te creëren. Niet iedereen is evenveel met muziek bezig. De mate en wijze van investering verschilt van persoon tot persoon en is afhankelijk van verschillende factoren. De opkomst van internet heeft voor de meeste mensen een grote rol gespeeld in het verminderen van de uitgaven en het toenemen van het aantal uren dat wordt geïnvesteerd in muziek. De toegankelijkheid is enorm toegenomen, maar tegelijkertijd is de beschikbaarheid van muziek zo immens groot dat het onoverzichtelijk en verwarrend kan zijn. Het wordt steeds minder eenvoudig te achterhalen welke muziek bij iemand past en de grenzen tussen de verschillende genres worden steeds vager. Dit bemoeilijkt het proces van identiteitsconstructie en de uiting ervan. Daarin speelt muziek immers voor veel mensen een belangrijke rol. Sommige mensen gaan daarom ‘terug in de tijd’ en verdiepen zich in de oorsprong van de huidige westerse muziek. Anderen sluiten zich af en beperken zich tot de muziek die voor hen bekend is. De meesten proberen echter in de oneindige stroom van artiesten en genres een eigen weg te vinden. Opmerkelijk genoeg lukt dit best aardig. De eigen muzieksmaak heeft zich voor velen, onder invloed van (groepen) mensen in de omgeving, in de loop van de adolescente periode ontwikkeld en is naarmate de leeftijd is toegenomen min of meer vast komen te liggen. De vraag is hoe de ontwikkeling van de muzieksmaak
van
adolescenten
op
dit
moment,
in
deze
onoverzichtelijke tijd, eruit ziet. Ook dat is een onderzoek op zich. Wat duidelijk is, is dat de vraag ‘wie ben ik?’ in de huidige tijd, waarin het aantal keuzes oneindig lijkt te zijn, voor veel mensen steeds moeilijker te beantwoorden is. Deze uitspraken zijn slechts op dit onderzoek gebaseerd en in principe alleen geldig voor jonge, stedelijke, hoogopgeleide vrouwen, maar wellicht is de geldigheid uit te breiden naar andere groepen mensen. Dit zal uit vervolgonderzoek moeten blijken. Gezien de invloed die mannen op de muzieksmaak van vrouwen kunnen hebben en de selectie van potentiële partners door vrouwen op basis van muziekvoorkeuren, is het uitermate interessant om dergelijk onderzoek te herhalen onder een mannelijke populatie. De vraag is in hoeverre muziek en identiteit voor mannen samenhangen. Wellicht speelt muziek voor mannen over het algemeen een grotere rol in hun leven dan voor vrouwen. Het kan ook zijn dat het een
37
totaal andere rol speelt. De samenhang van muziek en gender als onderdeel van de identiteit kan zo worden onderzocht. Dit onderzoek naar de verhouding tussen muziek en identiteit biedt wellicht voldoende aanknopingspunten voor vervolgonderzoek. Gezien de huidige processen, zoals globalisering, individualisering en informatisering waarmee wij geconfronteerd worden, is de manier waarop mensen identiteiten construeren, uiten en bevestigen meer dan ooit een interessant onderwerp voor sociologisch onderzoek.
38
7 Literatuur Bauman, Z. (1989) Legislators and Interpreters. Cambridge: Polity Press. Boeije, H. (2002) ‘A Purposeful Approach to the Constant Comparative Method in the Analysis of Qualitative Interviews’. Quality & Quantity, 36, pp. 391-409. Blacking, J. (1995) Music, Culture and Experience. Chicago: University of Chicago Press. Bryman, A. (2004, 2e editie) Social Research Methods. Oxford: University Press. Delsing, M.J.M.H.; T.F.M. ter Bogt; R.C.M.E. Engels; W.H.J. Meeus (2008) Adolescents’ Music Preferences and Personality Characteristics. European Journal of Personality, 22 (2), pp. 109-130. DeNora, T. (2004) ‘Historical Perspectives in Music Sociology’. Poetics, 32, pp. 221-221. Frith, S. (1996) ‘Music and Identity’. In: Hall, S. & P. du Gay, Questions of Cultural Identity. Londen: Sage, pp. 108-127. Frith, S. (2007) ‘Why Music Matters’. Critical Quarterly, 50 (1-2), pp. 165-179. Giddens, A. (1991) Modernity and Self-Identity: Self and Society in the Late Modern Age. Cambridge: Polity Press. Hall, S. & P. du Gay (1996) Questions of Cultural Identity. Londen: Sage Holbrook, M.B. & R. M. Schindler (1989) ‘Exploratory Findings on the Development of Musical Tastes’. The Journal of Consumer Research, 16 (1), pp. 119-124. Negus, K (1996) Popular Music in Theory. An Introduction. Cambridge: Polity Press. Negus, K. & P.R. Velazquez (2002) ‘Belonging and Detachment: Musical Experience and the Limits of Identity’. Poetics, 30, pp. 133-145.
39
Nutall, P. (2009) ‘Insiders, Regulars and Tourists: Exploring Selves and Music Consumption in Adolescence’. Journal of Consumer Behaviour, 8 (4), pp. 221-224. Silverman, D. (1993) Interpreting Qualitative Data. Methods for Analysing Talk, Text en Interaction. Londen: Sage.
40
8 Bijlagen 8.1 Vragenlijst 1. Wanneer begon je interesse voor muziek en hoe heeft zich dat ontwikkeld? 2. Wat voor muziek(stijlen) vond je leuk? 3. Hoe kwam je bij deze keuzes? a. Welke mensen of gebeurtenissen (leeftijdsgenoten, vrienden, familie, media) zijn daarbij van invloed geweest (zowel positief als negatief)? 4. Vond je het belangrijk wat anderen van jouw muzieksmaak vonden? 5. Hoeveel tijd besteedde je aan muziek (luisteren, downloaden, concerten bezoeken etc.)? (Onderscheid maken tussen voorgrond en achtergrond activiteit) 6. Hoeveel geld besteedde je aan muziek (cd’s, concerten bezoeken ect.)? 7. Wat betekende muziek voor je/ welke functie(s) had het voor je? a. Gebruikte je het om iets aan anderen duidelijk te maken (misschien gepaard gaande met andere consumptiemiddelen zoals kleding)? b. Gebruikte je het om ergens bij te horen of juist niet? c. Andere redenen (gevoel, herinneringen oproepen of invloed van ouders bijvoorbeeld)? 8. Is je voorkeur voor muziek in de loop van de tijd veranderd? a. Heb je daar verklaringen voor? 9. Naar welke muziek(stijlen) luister je tegenwoordig? a. Is je muzieksmaak gestabiliseerd? b. Heb je daar verklaringen voor? 10. Zijn er mensen (of media) die invloed hebben op jouw muziekkeuze (zowel positief als negatief)? 11. Vind je het nu belangrijk wat anderen van jouw muzieksmaak vinden? 12. Hoeveel tijd besteed je tegenwoordig aan muziek (luisteren, downloaden, concerten bezoeken etc.)? (Onderscheid maken tussen voorgrond en achtergrond activiteit) 13. Hoeveel geld besteed je tegenwoordig aan muziek (cd’s, concerten bezoeken ect.)? 14. Wat betekent muziek nu voor je/ wat voor functie(s) heeft het nu voor je? a. Gebruik je het om iets aan anderen duidelijk te maken? b. Gebruik je het om ergens bij te horen of juist niet?
41
c. Andere redenen (gevoel, herinneringen oproepen of invloed van ouders bijvoorbeeld)? 15. Hoe zou je jezelf omschrijven? 16. Hoe zien anderen jou? Wat hoor je anderen vaak over je zeggen?
8.2 Audio materiaal interviews Zie bijgevoegde CD
42