MRE MASTER THESIS EDWIN VERHAAGEN
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
AMSTERDAM SCHOOL OF REAL ESTATE MASTER OF REAL ESTATE 2010-2012 MASTER THESIS, DECEMBER 2014 AUTEUR: DE HEER ING. E. VERHAAGEN BEGELEIDING: DE HEER PROF. DR. E.F. NOZEMAN DE HEER DR. F. DE VOR
V
VOORWOORD
Met het voorliggende onderzoek rond ik mijn studie Master of Real Estate af. Het is een intensieve, maar ook bijzonder inspirerende tijd geweest. Met plezier kijk ik terug naar de wekelijkse colleges en de studiereizen naar Lissabon en New York. De verschillende achtergronden van medestudenten en de diversiteit van de studiemodules hebben mij een breed inzicht gegeven in het vakgebied vastgoedkunde. De programmaleiding van Amsterdam School of Real Estate is er mijn inziens in geslaagd een hoge kwaliteit neer te zetten. Hierbij wil ik de personen bedanken die ik heb mogen interviewen. Door hun inzet en expertise hebben zij een belangrijke bijdrage geleverd aan deze Master Thesis. In het bijzonder wil ik ook mijn scriptiebegeleider Ed Nozeman bedanken voor de begeleiding, de inspirerende gesprekken en opbouwende feedback. Daarnaast wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om mijn dank uit te spreken aan Mohammed Amlal, klasgenoot tijdens de studie en inmiddels goede vriend, voor de vakkundige en pragmatische wijze waarop hij mij een aantal keren op het rechte studiepad heeft teruggezet en er mede voor gezorgd heeft dat ik dit onderzoek en daarmee de studie succesvol heb kunnen afronden. Tot slot wil ik mijn werkgever GroenWest bedanken voor het mij in de gelegenheid stellen om deze studie te volgen. Amsterdam, december 2014 Edwin Verhaagen
In deze thesis zijn verschillende foto’s van woningbouwcomplexen gebruikt. Dit betreffen projecten van Geusebroek Verheij Architecten uit Amsterdam. BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
3
S
SAMENVATTING
Dit onderzoek is een eerste aanzet naar het vormgeven van
de afzonderlijke strategisch management processen van
mogelijke kansrijke en toekomstbestendige businessmodellen
strategie formulering en strategie implementatie met elkaar
voor woningcorporaties. Het doel is om inzicht te verschaffen
worden geïntegreerd. De strategische oriëntaties geven
in
in
de (hoofd)focus voor de organisatie weer en bepalen de
kunnen zetten om ook in de toekomst hun maatschappelijke
waardepropositie van de organisatie. Deze waardepropositie
doelstellingen te kunnen blijven behalen.
is de specifieke samenstelling van producten en diensten die
hoe
woningcorporaties
businessmodelinnovatie
toegevoegde waarde schept voor de klantsegmenten van de De
omgeving
aan
snelle
waarin
woningcorporaties
opeenvolgende
veranderingen
acteren
is
organisatie.
onderhevig.
Woningcorporaties staan voor de uitdaging om met deze
Met de keuze voor een kwadrant wordt een woningcorporatie
veranderende omgeving om te gaan. Het draait hierbij
gedwongen na te denken over en een duidelijke keuze te
om grip krijgen op de omgeving. Dit geschiedt door het
maken voor een te voeren strategie en deze tevens integraal
ontwikkelen en vaststellen van een strategie en deze integraal
te implementeren in de organisatie (strategic alignment). Op
in de organisatie door te voeren. Het operationaliseren
deze wijze kunnen woningcorporaties een businessmodel
van strategie is de uitwerking van het businessmodel. Een
ontwikkelen waarmee zij onderscheidend vermogen kunnen
wijziging in de strategie leidt daarom altijd tot wijzigingen in
creëren en zo ook in de toekomst toegevoegde (klant)waarde
het businessmodel.
voor de volkshuisvesting blijven leveren.
Het krachtenveld (complexe maar vooral een veranderende
Het empirisch onderzoek is uitgevoerd door middel
context) dwingt woningcorporaties in toenemende mate om
van diepte-interviews met zowel woningcorporaties als
na te denken over het vernieuwen van het businessmodel.
adviesbureaus. Uit de resultaten van de interviews kan worden
Daarmee
voor
geconcludeerd dat het gepresenteerde model wordt gezien
woningcorporaties om ook in de toekomst hun doelstellingen
als een goed instrument dat kan bijdragen aan het proces
te kunnen blijven behalen.
van businessmodelinnovatie binnen woningcorporaties. Het
is
businessmodelinnovatie
essentieel
dwingt om na te denken over de strategische keuze en de Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat er een theoretisch
gevolgen daarvan voor het businessmodel van de organisatie.
model is ontwikkeld, het Businessmodel Oriëntatie Kwadrant. Doel van dit model is de inzet van businessmodelinnovatie
Naar aanleiding van het empirisch onderzoek is een
door woningcorporaties om ook in de toekomst hun
verbetering bij het theoretisch model doorgevoerd. Het
maatschappelijke doelstellingen te kunnen blijven behalen.
betreft het visualiseren van de drempelwaarde die aangeeft dat naast de hoofdfocus er ook minimale aandacht besteed
Om tot het theoretisch model te komen zijn vier strategische
moet worden aan de andere oriëntaties .
oriëntaties geënt op woningcorporaties geïntroduceerd. Voor een organisatie geldt echter dat het formuleren van een
Tot slot zijn er naar aanleiding van het empirisch onderzoek
nieuwe strategie alleen niet voldoende is. Een strategie moet
een aantal aanbevelingen geformuleerd.
het model toe te voegen, namelijk businessmodelinnovatie. Op basis van de wijziging in strategie dient de organisatie te transformeren. Verandering van de strategie genereert een nieuw businessmodel. Hiervoor zijn vier invalshoeken voor businessmodelinnovatie onderscheiden. Een combinatie van de strategische oriëntaties en deze invalshoeken voor businessmodelinnovatie leidt ertoe dat
RESOURCES EXCELLENCE
ASSET EXCELLENCE
INNOVATIE FOCUS OP INNOVATIE
PRODUCT FOCUS OP PRODUCTVERNIEUWING
DREMPEL
ONDERSCHEIDEN DOOR INNOVATIEVE PRODUCTEN EN DIENSTEN VOOR NIEUWE KLANTEN EN MARKTEN DOOR RADICALE INNOVATIE
FOCUS OP PROCES
ONDERSCHEIDEN DOOR DE NIEUWSTE PRODUCTEN EN DIENSTEN
KLANT WAARDE
ONDERSCHEIDEN DOOR PRODUCTEN EN DIENSTEN VOOR CONCURRERENDE PRIJZEN MET CONSTITENTE KWALITEIT DOOR KOSTENEFFICIENTIE
DREMPEL
DOOR INCREMENTELE INNOVATIE
FOCUS OP KLANT ONDERSCHEIDEN DOOR HET OPBOUWEN EN ONDERHOUDEN VAN EEN DUURZAME KLANTRELATIE DOOR KLANTRELATIEMANAGEMENT
PROCES
OPERATIONAL EXCELLENCE
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
KLANT
KLANTGEDREVEN
Dit kan worden gerealiseerd door een tweede perspectief aan
INVESTERINGGEDREVEN
strategie implementatie.
RESOURCEGEDREVEN
zijn daarom de processen van strategie formulering en
AANBODGEDREVEN
door de gehele organisatie worden doorgevoerd. Essentieel
CLIENT EXCELLENCE
5
I BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD 3 SAMENVATTTING 5
1 ONDERZOEKSOPZET
2 CONTEXTANALYSE
1.1.
Aanleiding
9
1.2.
Probleemstelling
9
2.1.
Macro-economische
1.3.
Doel- en vraagstelling
2.1.1. Demografische ontwikkelingen
1.4.
Eindproduct
10
2.1.2. Economische ontwikkelingen
1.5.
Relevantie
10
1.6.
Onderzoeksterrein
1.7. 1.8.
15
Sector- en marktkrachten
20 20
15
2.2.2. Afnemers
21
16
2.2.3. Leveranciers
21
2.1.3. Sociaal-maatschappelijke ontw.
17
2.2.4. Substituten
21
10
2.1.4. Technologische ontwikkelingen
17
2.2.5. Concurrenten
22
Onderzoeksmethode
11
2.1.5. Ecologische ontwikkelingen
18
2.2.6. Conclusie sector- en marktkrachten
Leeswijzer
12
2.1.6. Politieke ontwikkelingen
18
2.1.7. Conclusie DESTEP-analyse
20
3 STRATEGIE EN BUSINESSMODEL 3.1.
2.2.
2.2.1. Potentiële toetreders
9
ontwikkelingen en trends
2.3.
analyse
22
Conclusie
22
4 NAAR EEN THEORETISCH MODEL
Strategie
25
3.2.
27
4.1.
3.1.1. Historie strategie
25
3.2.1. Definitie businessmodel
27
4.1.1. Resources Excellence
34
3.2.2. Strategie versus businessmodel
27
4.1.2. Operational Excellence
35
3.1.2. Strategie vanuit organisatorisch perspectief
25
3.1.4. Definitie strategie
4.1.3. Client Excellence
35
4.1.4. Asset Excellence
35
26
3.2.4. Businessmodelinnovatie
29
4.2.
Een geïntegreerd model
35
26
3.3.
31
4.3.
Conclusie
37
Conclusie
6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 39
5.2.3. Businessmodel
43
6.1.
Conclusies
51
5.1.1. Doelstelling en onderzoeksopzet
39
5.2.4. Businessmodel Oriëntatie Kwadrant 43
6.2.
Aanbevelingen
52
5.1.2. Eenhedenselectie
39
5.3.
6.2.1. Ten aanzien van het
5.1.3. Dataverzameling
40
5.3.1. Keuze strategische (hoofd)focus
45
5.1.4. Analyseproces
41
5.3.2. Onderscheidend vermogen
45
6.2.2. Voor verder onderzoek
52
5.3.3. Wendbare en flexibele organisaties
46
6.3.
53
42
5.3.4. Businessmodelinnovatie
46
6.3.1. Onderzoeksmethodologie
53
5.2.1. Omgeving
42
5.3.5. Businessmodel Oriëntatie Kwadrant 47
6.3.2. Onderzoeksresultaten
53
5.2.2. Strategie
42
5.4.
5.2.
Methodologische verantwoording
33
28
5 EMPIRISCH ONDERZOEK 5.1.
Strategische oriëntaties
businessmodellen
3.2.3. Ontwikkelen en analyseren van
3.1.3. Strategieformulering en implementatie
Businessmodel
Resultaten interviews woningcorporaties
BIBLIOGRAFIE
55
BIJLAGEN
59
Resultaten interviews adviesbureaus 45
Conclusie
onderzoeksthema Reflectie
52
48
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
7
O BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
ONDERZOEKSOPZET
1
ONDERZOEKSOPZET
1.1. Aanleiding
Hoewel sommige woningcorporaties bijzonder complexe
Tot voor kort was het voor woningcorporaties nog mogelijk
organisaties zijn, zijn zij alle te beschrijven in de vorm van
werkzaam te zijn op een breed terrein op het gebied van
een uniek businessmodel. Het businessmodel geeft aan hoe
volkshuisvesting. De omgeving waarin woningcorporaties
de woningcorporatie activiteiten ontplooit, partnerships
acteren is echter aan snelle opeenvolgende veranderingen
aangaat en investeert om toegevoegde waarde te leveren
onderhevig. Deze veranderingen beperken de speelruimte en
aan afnemers en belanghebbenden. Een goed businessmodel
zetten het businessmodel van de woningcorporaties onder
heeft relevantie, is onderscheidend en resulteert in voldoende
druk.
toegevoegde waarde voor de belanghebbenden.
Het verdienmodel, een belangrijk onderdeel van het
Magretta (2002) stelt dat een goed businessmodel essentieel is
businessmodel van woningcorporaties, voldoet niet meer. Met
voor elke succesvolle organisatie. In de literatuur zijn meerdere
de brutering in 1995 kwamen de woningcorporaties financieel
definities van de term ‘businessmodel’ te vinden. Kenmerkend
op eigen benen te staan. Hiermee werd de corporatiesector
voor een businessmodel is het een dynamisch model is dat
een ‘revolving fund’, wat inhoudt dat iedere euro die wordt
continu aangepast en verbeterd wordt. Osterwalder (2009) stelt
uitgegeven uiteindelijk weer moet worden terugverdiend. Dat
dat het noodzakelijk is om de omgeving waarin een organisatie
terugverdienen wordt steeds moeilijker. Het inflatievolgend
zich bevindt, de zogenaamde businessmodelomgeving,
huurbeleid zorgt ervoor dat woningcorporaties de huren
te blijven scannen op structurele wijzigingen en hierop te
jaarlijks alleen maar met de actuele inflatie mogen verhogen,
anticiperen
dit terwijl de exploitatiekosten hoger oplopen dan het De
omgeving
steeds minder opbrengsten uit de verkoop van (bestaand)
aan
snelle
bezit en worden deze opbrengsten sterk beïnvloed door
Woningcorporaties staan voor de uitdaging om met deze
de ontwikkelingen op de woningmarkt. De woningmarkt
veranderende omgeving om te gaan. Dit is essentieel om de
stagneert onder andere door zwaardere financieringseisen
continuïteit van de organisatie te waarborgen en om ook in de
van banken en politiek ingrijpen in de hypotheekrenteaftrek.
toekomst hun doelstellingen te kunnen blijven behalen. Het
inflatieniveau.
Daarnaast
generen
woningcorporaties
waarin
woningcorporaties
opeenvolgende
veranderingen
acteren
is
onderhevig.
draait hierbij om grip krijgen op de omgeving. Dit geschiedt Ook is er sprake van diverse heffingen voor de sector die een
door het ontwikkelen en vaststellen van een strategie en deze
groot beslag leggen op de beschikbare middelen. Bijvoorbeeld
integraal in de organisatie door te voeren. Het operationaliseren
de verhuurderheffing ter financiering van de huurtoeslag en
van strategie is de uitwerking van het businessmodel. Amlal
de heffing voor het saneringsfonds van het CFV als gevolg
(2012) stelt daarom dat een wijziging in de strategie daarom
van de derivatenproblematiek bij collega-corporaties. Tot
altijd zal leiden tot wijzigingen in het businessmodel.
slot zijn de relatief hoge beheers- en onderhoudskosten, de stichtingskosten voor nieuwbouw en de kosten voor
Het krachtenveld (complexe maar vooral een veranderende
kwaliteitsverbetering niet in evenwicht met de netto
context) dwingt woningcorporaties in toenemende mate om
opbrengsten uit exploitatie. Woningcorporaties moeten meer
na te denken over het vernieuwen van het businessmodel.
lenen om te kunnen investeren en de rentelasten lopen verder
Daarmee
op (Ernst & Young LLP, 2013).
woningcorporaties om ook in de toekomst hun doelstellingen
is
businessmodelinnovatie
essentieel
voor
te kunnen blijven behalen. Door dit onderzoek kan een eerste De huidige context is zeer geschikt voor onderhavig
aanzet worden gegeven naar het vormgeven van mogelijke
onderzoek. Woningcorporaties staan voor de uitdaging om
kansrijke en toekomstbestendige businessmodellen voor
met een sterk veranderende omgeving om te gaan teneinde
woningcorporaties.
toch hun maatschappelijke doelstellingen te kunnen blijven behalen. Het is interessant te onderzoeken in hoeverre nieuwe
1.3. Doel- en vraagstelling
businessmodellen hieraan kunnen bijdragen.
Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verschaffen in hoe woningcorporaties businessmodelinnovatie in kunnen zetten
1.2. Probleemstelling
om ook in de toekomst hun maatschappelijke doelstellingen
Het businessmodel van een woningcorporatie beschrijft hoe
te kunnen blijven behalen. De centrale vraagstelling in dit
de woningcorporatie waarde creëert, levert en waarborgt.
onderzoek luidt als volgt:
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
9
ONDERZOEKSOPZET
Hoe moeten woningcorporaties hun businessmodel verbeteren
(2011), Mast, I., van der & Folkers, E. (2012) en Ernst & Young
om, gezien de structurele veranderingen in en rond de Nederlandse
LLP (2013) hebben hier hun onderzoek op gericht. Echter
corporatiesector, hun maatschappelijke doelstellingen te kunnen
uit literatuuronderzoek blijkt dat er nog weinig onderzoek is
blijven behalen?
gedaan naar businessmodellen van woningcorporaties. Door in dit onderzoek de koppeling tussen businessmodelinnovatie
Bijbehorende deelvragen bij de centrale vraagstelling luiden
en
woningcorporaties
nader
te
onderzoeken
wordt
als volgt:
beoogd tot nieuwe inzichten op dit thema te komen.
1.
Hoe ziet de omgeving waarin woningcorporaties
Maatschappelijke relevantie
acteren er hedentendage uit? Wat zijn de
Naast wetenschappelijke relevantie heeft het onderzoek
belangrijkste ontwikkelingen en trends?
ook een grote maatschappelijke relevantie. Zoals eerder
2.
Welke invloed hebben deze ontwikkelingen en
gesteld is de omgeving waarin woningcorporaties acteren
trends op woningcorporaties?
aan
3.
Wat zijn de definities van strategie, businessmodel
Deze veranderingen beperken de speelruimte en zetten
en businessmodelinnovatie?
het businessmodel van de woningcorporaties onder druk.
4.
Hoe hebben strategie, businessmodel en
Woningcorporaties staan voor de uitdaging om met een
businessmodelinnovatie invloed op een organisatie?
sterk veranderende omgeving om te gaan teneinde toch
5.
Welke strategische oriëntaties kunnen voor
hun maatschappelijke doelstellingen te kunnen blijven
woningcorporaties worden onderscheiden?
behalen. Dit vraagt een verdere professionalisering van de
6.
Op welke wijze kunnen woningcorporaties
woningcorporatiesector en daar wordt met dit onderzoek een
toegevoegde (klant)waarde creëren?
bijdrage aan geleverd.
snelle
opeenvolgende
veranderingen
onderhevig.
1.4. Eindproduct
1.6. Onderzoeksterrein
Dit onderzoek is een exploratief onderzoek naar hoe
Het onderzoek heeft enkel betrekking op woningcorporaties
woningcorporaties
kunnen
als onderdeel van de vastgoedmarkt. Andere actoren worden
zetten om ook in de toekomst hun maatschappelijke
businessmodelinnovatie
in
in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. In dit onderzoek
doelstellingen te kunnen blijven behalen. Hiervoor wordt
wordt een woningcorporatie gedefinieerd als een door de
een theoretisch model ontwikkeld. Doel van dit model is de
minister van Wonen en Rijksdiensten (cq rechtsopvolger)
inzet van businessmodelinnovatie door woningcorporaties
toegelaten instelling die zich richt op het bouwen, beheren en
om ook in de toekomst hun maatschappelijke doelstellingen
verhuren van woonruimte (sociale woningbouw).
te kunnen blijven behalen. Dit wordt bereikt door het specifiek zichtbaar maken van strategische oriëntaties
Woningcorporaties bedienen verschillende klantsegmenten
geënt op woningcorporaties. Door deze oriëntaties te
doordat zij een zestal verschillende primaire activiteiten met
koppelen aan de invalshoeken voor businessmodelinnovatie
een verschillende dynamiek uitvoeren. Deze activiteiten c.q.
wordt een theoretisch model gevormd waarmee het
taakvelden zijn door het voormalig ministerie van VROM
businessmodelinnovatie proces kan worden vormgegeven.
(2005) vastgelegd in het Besluit beheer sociale-huursector.
Hiermee kunnen woningcorporaties een businessmodel
Op basis van deze prestatievelden dienen woningcorporaties
ontwikkelen waarmee zij onderscheidend vermogen creëren.
toegevoegde waarde te leveren voor de volkshuisvesting.
Op deze wijze kunnen zij ook in de toekomst toegevoegde (klant)waarde voor de volkshuisvesting blijven leveren.
De zes prestatievelden waarop de woningcorporaties verantwoordelijkheid dragen zijn:
1.5. Relevantie
10
Wetenschappelijke relevantie
1.
Passend huisvesten van de doelgroep.
In de wetenschap is steeds meer aandacht voor strategie in
2.
Kwalitatief in stand houden van het woningbezit.
relatie tot vastgoed. Veelal richten de onderzoeken zich op
3.
Betrekken van bewoners bij beleid en beheer.
strategievorming en organiseren in relatie tot commerciële
4.
Waarborgen van de financiële continuïteit.
vastgoedsectoren. Ook strategievorming bij woningcorporaties
5.
Bevorderen van de leefbaarheid in wijken en buurten.
heeft recent meer aandacht gekregen. Onder andere KPMG
6.
Bijdragen aan de combinatie wonen en zorg.
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
ONDERZOEKSOPZET
1.7. Onderzoeksmethode
het meten van de mate van concurrentie binnen een bepaalde
Gezien de beperkte beschikbaarheid van kennis met
branche (Van Soest, 2011). Door deze tweevoudige analyse van
betrekking tot businessmodellen van woningcorporaties is het
de omgeving te verrichten worden verschillen in de omgeving
onderzoek te kenmerken als een exploratief onderzoek.
van de woningcorporaties beter zichtbaar en kan deze context beter worden begrepen.
Daarnaast zal het onderzoek kwalitatief van aard zijn. Bij exploratie staat de ontwikkeling van begrippen, hypothesen
Vervolgens worden aan de hand van een theoretische
of een theorie voorop (Baarda et al., 2009). Een kwalitatief
verkenning de begrippen strategie, businessmodel en
onderzoek kan er specifiek op gericht zijn om stap voor stap
businessmodelinnovatie nader onderzocht. Op basis van
een theorie te ontwikkelen. Dit proces is primair gericht op
de uitkomsten van deze verkenning wordt een theoretisch
het opsporen van relevante gegevens, in tweede instantie
model gepresenteerd. Hiermee kunnen woningcorporaties
op het ordenen en categoriseren daarvan. Vervolgens op het
een businessmodel ontwikkelen waarmee zij onderscheidend
ontwikkelen van begrippen en tot slot op het groeperen van
vermogen en toegevoegde (klant)waarde kunnen creëren.
die begrippen in een model. In het praktijkgedeelte van dit onderzoek wordt door middel De zes deelvragen vormen het theoretisch kader voor dit
van diepte-interviews onderzocht hoe businessmodelinnovatie
onderzoek. De antwoorden op deze deelvragen worden aan de
wordt toegepast binnen woningcorporaties, of het theoretisch
hand van een literatuurstudie geformuleerd. Allereerst wordt
model toepasbaar is in de praktijk en waar dit model eventueel
aan de hand van een contextanalyse de omgeving waarin
moet worden aangepast aan de hand van een patronen
woningcorporaties acteren in kaart gebracht. Dit gebeurt
analyse van de interviewresultaten. De geïnterviewden
aan de hand van de DESTEP-analyse (Veldman, 2008) en het
betreffen medewerkers van woningcorporaties die op een
Vijfkrachtenmodel van Porter (1980). De DESTEP-analyse dient
leidinggevend of strategisch niveau werkzaam zijn. Daarnaast
om de belangrijkste marktveranderingen en trends binnen de
zijn medewerkers van adviesbureaus geïnterviewd die
businessmodelomgeving op macroniveau vast te stellen en
gespecialiseerd zijn in het adviseren van woningcorporaties op
te beschrijven. Het Vijfkrachtenmodel dient als handvat voor
het gebied van strategie en organiseren. Op deze manier wordt
FIGUUR 1 - ONDERZOEKSMODEL ONDERZOEKSOPTIEK
CONTEXTANALYSE
THEORIE
ONDERZOEKSOBJECT
ONDERZOEKSDOEL
PRAKTIJKONDERZOEK
VERGELIJKING THEORIE EN PRAKTIJK
INZICHT IN DE
INZICHT IN DE
MET BEHULP VAN
STRUCTURELE
BEGRIPPEN
INTERVIEWS MET
VERANDERINGEN
STRATEGIE,
IN DE
BUSINESSMODEL EN
10
CORPORATIESECTOR
BUSINESSMODEL-
WONINGCORPORATIES
EN EVENTUEEL AANPASSEN THEORETISCH MODEL
INNOVATIE EN
5 ADVIESBUREAUS THEORETISCH MODEL
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Bron: eigen bewerking VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
11
ONDERZOEKSOPZET
er enerzijds informatie verzameld vanuit twee verschillende
van een theoretische verkenning van de begrippen strategie
invalshoeken en anderzijds een verdieping gegeven aan
en businessmodel. Middels deze verkenning kan antwoord
het onderzoeksthema. De resultaten van het empirisch
worden gegeven op de derde en vierde deelvraag.
onderzoek leiden mogelijk tot een aanpassing of aanvulling van de theoretische studie. Vervolgens zal aan de hand hiervan
De integratie van de contextanalyse en het theoretisch
antwoord worden gegeven op de centrale vraagstelling.
kader leidt tot hoofdstuk 4 waarin het theoretisch model wordt gepresenteerd. Het doel van dit model is de inzet van
Om het onderzoek als proces te visualiseren is een
businessmodelinnovatie door woningcorporaties om tot een
onderzoeksmodel gemaakt (figuur 1). In dit model worden
kansrijk en toekomstbestendig businessmodel te komen. In
de
dit hoofdstuk zal uiteindelijk antwoord worden gegeven op de
onderzoeksoptiek,
het
onderzoeksobject
en
het
onderzoeksdoel onderscheiden.
laatste twee deelvragen.
1.8. Leeswijzer
In hoofdstuk 5 worden de resultaten van het empirisch
Het
de
onderzoek gedeeld. Hierbij is aan de hand van de in dit
deelvragen de hoofdstuk indeling van deze thesis weer.
onderzoeksmodel
geeft
in
combinatie
met
onderzoek centraal staande thema’s en het ontwikkelde
In hoofdstuk 2 wordt stilgestaan bij de context waarin
model onderzocht of dit theoretisch model toepasbaar is op
woningcorporaties acteren. Hiervoor worden door middel
woningcorporaties.
van een contextanalyse de belangrijkste marktveranderingen, trends en concurrentiekrachten in kaart gebracht. Op basis
In hoofdstuk 6 wordt afgesloten met de conclusies en
van deze contextanalyse worden de eerste twee deelvragen
aanbevelingen naar aanleiding van dit onderzoek.
beantwoord. In bijlage 1 is een begrippenlijst opgenomen waarin de
12
Hoofdstuk 3 bevat het theoretisch kader voor dit onderzoek.
definities van de belangrijkste begrippen uit dit onderzoek
In dit hoofdstuk wordt de hoofdvraag bestudeerd aan de hand
worden weergegeven.
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
19
C BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
CONTEXTANALYSE
2
CONTEXTANALYSE
Om het theoretisch kader en de empirische analyse te
2.1.1. Demografische ontwikkelingen
contextualiseren wordt in dit hoofdstuk nader ingegaan op
Bevolkingsomvang
de context van woningcorporaties. Doorgaans is er sprake van
De bevolkingsgroei in Nederland zal nog enige tijd doorzetten.
een groot aantal externe ontwikkelingen. Deze liggen zowel
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft in 2012
op macroniveau als in de directe omgeving (mesoniveau) van
onderzoek gedaan naar de bevolkingsgroei en stelt dat de
de woningcorporaties. De laatste jaren is de dynamiek van
bevolking in Nederland tot 2060 groeit tot een omvang van
de externe omgeving sterk toegenomen. Woningcorporaties
circa 17,8 miljoen inwoners (CBS, 2012).
staan voor de uitdaging om met deze snelle opeenvolgende veranderingen om te gaan om zo toch hun maatschappelijke
Deze bevolkingsgroei kent echter regionale verschillen.
doelstellingen te kunnen blijven behalen.
Volgens de regionale bevolkingsprognose 2011-2040 van het Planbureau voor de leefomgeving (PBL, 2011) zal in
Allereerst zal met behulp van een DESTEP-analyse (Veldman,
2040 in ruim een derde van de Nederlandse gemeenten de
2008) een weergave worden gegeven van de belangrijkste
bevolking zijn afgenomen. De centrale delen van Nederland,
ontwikkelingen en trends in de macro-omgeving van
in het bijzonder de Randstad, gaan groeien. De krimp ontstaat
woningcorporaties. Daarna zal ook worden ingegaan op welke
onder andere door vergrijzing en doordat jongeren vanuit de
effecten deze veranderingen hebben op het businessmodel
periferie wegtrekken.
van woningcorporaties. Vervolgens wordt met behulp van het Vijfkrachtenmodel (Porter, 1980) de sector- en
Toename aantal huishoudens
marktkrachten, en daarmee de mate van aantrekkelijkheid van
Het aantal huishoudens zal sterker toenemen dan de
de bedrijfsomgeving, inzichtelijk gemaakt.
bevolking. Tot 2025 zal het aantal huishoudens in Nederland
2.1. Macro-econ. ontwikkelingen en trends Om
de
veranderingen
binnen
de
omgeving
met 630.000 toenemen tot 8,2 miljoen. De huishoudensgroei is in tegenstelling tot de bevolkingsgroei wel verspreid over
van
de verschillende regio’s. In de Randstad, maar ook rondom
woningcorporaties op macroniveau te toetsen en de
de stad Groningen, in Noord-Overijssel en in grote delen van
belangrijkste ontwikkelingen en trends vast te stellen wordt
Gelderland en Noord-Brabant groeit dit aantal. Alleen in de
gebruik gemaakt van de DESTEP-analyse. Met deze analyse
krimpregio’s blijft het aantal huishoudens stabiel. Opgemerkt
worden de volgende omgevingselementen onderzocht:
moet worden dat tot 2025 drie kwart van de toename van alleenwonenden 65-plussers betreft.
•
Demografische ontwikkelingen.
•
Economische ontwikkelingen.
De dubbele vergrijzing: we worden met meer mensen nog ouder
•
Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen.
In de komende decennia zal het aandeel 65-plussers in
•
Technologische ontwikkelingen.
versnelde mate stijgen. Vanaf 2025 zal vervolgens ook het
•
Ecologische ontwikkelingen.
aandeel 80-plussers binnen de groep 65-plussers sterk
•
Politieke ontwikkelingen.
toenemen. Doordat we langer leven worden we met nog meer mensen nog ouder (de dubbele vergrijzing). De
Een DESTEP-analyse beschrijft de omgevingsfactoren die
verwachting is dat rond 2040 ruim 4,6 miljoen Nederlanders
van invloed kunnen zijn op een markt of deelmarkt. Dit zijn
(26% van de bevolking) 65 jaar of ouder is. Een derde daarvan
factoren waar de markt geen grip op heeft. Deze factoren
is dan 80-plusser. Na 2040 neemt het aandeel 65-plussers
worden daarom als gegeven beschouwd.
ten opzichte van de totale bevolking weer iets af, hoewel het aandeel 80-plussers nog wel blijft stijgen.
Vervolgens kan gekeken worden naar de toekomstige impact van deze factoren. Uit onderzoek van Van der Mast
Gevolgen demografische ontwikkelingen voor woningcorporaties
en Folkers (2012) naar de toekomst van woningcorporaties
Voor de woningmarkt geldt dat de demografie de primair
blijkt dat voornamelijk de krachten die voortkomen uit
drijvende kracht is. Een woning is een eerste levensbehoefte,
politieke en economische ontwikkelingen veel impact hebben
waardoor de ontwikkeling van het aantal inwoners en
op woningcorporaties en onzekerheid meebrengen voor
het aantal huishoudens direct doorwerkt in de vraag. De
woningcorporaties. De overige krachten hebben relatief
bevolkingsgroei en de toename van het aantal huishoudens
gezien minder impact.
zorgen ervoor dat er een aanhoudende kwantitatieve druk
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
15
CONTEXTANALYSE
op de vraag naar woningen blijft bestaan. Echter doordat de
Volgens het Kwartaalbericht Woningmarkt van de Rabobank
ontwikkeling in bevolkingsomvang niet gelijkmatig is verdeeld
(2014) zal de woningmarkt zich in 2014 stabiliseren. Een
over het land heeft dit voor verschillende woningcorporaties
snel herstel wordt echter nog niet verwacht. Huizen zijn nu
verschillende gevolgen. Zo is voor woningcorporaties in
betaalbaarder dan 5 jaar geleden. De reden die de Rabobank
krimpregio’s op lange termijn risico op een overaanbod met
hiervoor noemt is dat huizenprijzen circa 20 procent gedaald
als gevolg leegstand, prijsdaling en langere verkooptijden. Dit
zijn maar tegelijkertijd het besteedbaar inkomen minder hard
kan gevolgen hebben voor de leefbaarheid in (delen van) deze
is gedaald. Desondanks staan de inkomens als gevolg van de
regio’s. Voor woningcorporaties in groeiregio’s is het risico dat
economische crisis en de werkloosheid nog steeds onder druk.
zij niet aan de (toenemende) vraag kunnen voldoen met als
Daarnaast worden lagere hypotheek verstrekt als gevolg van
gevolg langere wachttijden en prijsstijgingen.
strengere regelgeving rond hypotheken. Hierdoor verwacht de Rabobank dat de huizenprijzen niet snel zullen stijgen.
Naast de kwantitatieve druk ontstaat er ook een kwalitatieve frictie op de woningmarkt. Vooral de groei van het aantal
Veranderende financiële markt
eenpersoonshuishoudens en de vergrijzing van de bevolking
Sinds de aanscherping van de normen voor verstrekking van
zorgen in toenemende mate voor veranderende woonwensen.
de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) door de Stichting
Indien woningcorporaties er niet in slagen om hun
Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) en doordat grenzen
vastgoedportefeuille aan te passen aan deze veranderende
gesteld zijn aan de omvang door de Autoriteit Financiële
woonwensen is er een risico dat de vraag naar deze woningen
Markten (AFM) zijn de mogelijkheden van starters op de
zal afnemen.
woningmarkt verder beperkt. Hierdoor is de verhouding van koop- en huurwoningen de laatste jaren meer in het voordeel
Om de risico’s als gevolg van de kwantitatieve druk en
van de huurwoningen komen te liggen. Elsinga et al. (2011)
kwalitatieve frictie te beperken is het van belang dat
stellen dat zolang de starters op de koopwoningenmarkt
woningcorporaties de omvang en samenstelling van hun
niet zorgen voor druk ‘van onderaf’, ook de rest van de markt
vastgoedportefeuille
voorlopig in de slaapstand zal blijven. Dit komt doordat
afstemmen
op
de
demografische
ontwikkelingen.
potentiële doorstromers niet kunnen doorstromen als zij hun huidige woning niet kunnen verkopen.
2.1.2. Economische ontwikkelingen Recessie en gevolgen woningmarkt
Op basis van de Basel III wet- en regelgeving moeten
De recessie in 2008, 2011 en sombere vooruitzichten voor
financiële instellingen meer eigen vermogen aanhouden van
de komende jaren hebben reeds sporen nagelaten op de
een hogere kwaliteit ten opzichte van de voormalige Basel II
woningmarkt. Het vertrouwen in financiële instellingen en de
wet- en regelgeving. Door de hogere kosten die dit met zich
economie is verdwenen. Naast de demografie is economie een
meebrengt voor de financiële instellingen, wordt investeren
belangrijke driver voor de woningmarkt. Door de toegenomen
met relatief veel risico minder aantrekkelijk. Daarnaast zijn ook
onzekerheden is de woningmarkt ´op slot`. Door de onzekere
voor dergelijke financieringen de kredieteisen aangescherpt.
economische situatie stelden veel huishoudens verhuizing
De hefboom voor financiële instellingen neemt hierdoor af. Dit
uit. Het aantal transacties nam af en tevens daalden de
heeft als direct gevolg dat zij met hetzelfde kapitaal minder
huizenprijzen.
leningen kunnen en willen verstrekken. De hogere kosten van de financiële instellingen zullen worden doorbelast aan de
Als
gevolg
hiervan
hebben
woningcorporaties
klant (Elsinga et al., 2011). Ook woningbouwprojecten lijden,
moeten afboeken op de waarde van grondposities en
vanwege hun verhoogde risicoprofiel, onder deze nieuwe eis.
nieuwbouwprojecten. Tegenvallende verkoopresultaten en het
De verkoop stagneert en de afzet is niet meer gegarandeerd.
geen doorgang vinden van ontwikkelingsplannen hebben de
16
liquiditeitspositie aangetast. Door middel van de verkoop van
Gevolgen economische ontwikkelingen voor woningcorporaties
woningen kunnen woningcorporaties hun reserves aanvullen.
De financiële en economische crisis hebben er reeds toe
Traditioneel doen zij dit door middel van uitponden, al dan niet
geleid dat de laatste jaren de woningprijzen flink zijn gedaald
via de liquiditeitsverschaffer Wooninvesteringsfonds. In het
en er stagnatie is ontstaan doordat huurders en kopers
verleden zijn ruim 40.000 corporatiewoningen verkocht onder
verhuisbeslissing uit hebben gesteld. Ondanks dat de eerste
voorwaarden van een terugkoopregeling. Deze verkopen
tekenen van een stabilisatie zich aandienen kan er nog niet
kunnen in de toekomst nog vermogensverliezen veroorzaken.
gesproken worden van een herstel van de woningmarkt.
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
CONTEXTANALYSE
Er blijft voor woningcorporaties dus een risico op lagere
2.1.4. Technologische ontwikkelingen
verkoopopbrengsten en langere verkooptijden met als gevolg
Snel veranderend IT-landschap
een toenemende druk op de liquiditeitspositie.
Het IT landschap voor woningcorporaties is de laatste jaren
De crisis heeft er ook toe geleid dat regelgeving voor de
enorm veranderd. De gevolgen voor bedrijfsprocessen (zowel
financiële sector is aangescherpt (o.a. Basel III, Solvency II).
primair als ondersteunend en sturend) zijn ingrijpend. Denk
Hierdoor wordt financiering van vastgoedprojecten complexer
daarbij aan de gevolgen van Het Nieuwe Werken, de grote
en duurder.
behoefte aan gedetailleerde direct leverbare informatie over uiteenlopende onderwerpen, de daarmee gepaard gaande
Met het duurder worden van financiering, de terugloop van
complexiteit en de vorming van klant-contact-centra. Aan
inkomsten uit bouwprojecten en de verkoop van woningen
de prestaties van de IT-systemen worden steeds hogere
moeten woningcorporaties op zoek naar innovatieve
eisen gesteld. Nieuwe ontwikkelingen volgen elkaar snel
oplossingen voor het verdienmodel om als woningcorporatie
op, waardoor het aanpassen van de IT-systemen voor veel
toekomstbestendig te blijven. Naarmate de financierbaarheid
woningcorporaties moeilijk bij te benen is.
verder onder druk komt te staan, zullen ook alternatieve financieringsbronnen gezocht moeten worden.
Sociale media en participatie De opkomst van social media is van grote invloed. De
2.1.3. Sociaal maatschappelijke ontwikkelingen
explosieve groei van beschikbaarheid van informatie heeft de
Een doorzettende trend van individualisering
mondigheid van de burger definitief veranderd. De behoefte
Uit onderzoek van De Jong (2007) naar de regionale
aan invloed en participatie wordt in feite afgedwongen.
Huishoudensprognose blijkt dat de huishoudensveranderingen
Woningcorporaties hebben in het kader van leefbaarheid,
samenhangen met zowel bevolkingsontwikkelingen als met
investeringen, verhuur, beheer en onderhoud dagelijks te
maatschappelijke trends. Met name de continuerende trend
maken met veeleisende huurders en wijkbewoners. Vooral
van ‘individualisering’ is van grote invloed. De Jong stelt dat
de ontwikkeling van internet is hierbij van belang. Online
persoonlijke voorkeuren de rode draad vormen bij de invulling
dienstverlening wordt de toekomst. Uit onderzoek van Dorr &
van de levensloop. Een voorbeeld hiervan is het gegeven dat
Wittenberg (2012) blijkt dat 71% van de Nederlandse huurders
tegenwoordig circa de helft van de kinderen direct alleen gaat
in 2011 toegang heeft tot internet. Dat percentage is de
wonen nadat zij het ouderlijk huis hebben verlaten. Voorheen
afgelopen 5 jaar gestegen met circa 25%. Vandaag de dag zijn
was het voor de meeste kinderen normaal om uit huis meteen
ook meer dan 50% van de hurende 55-plussers online.
te trouwen en een gezin te stichten. Uit het onderzoek van De Jong blijkt ook dat een groot deel van de toekomstige
Ketenintegratie
huishoudenstoename verklaard kan worden door de stijging
Voor woningcorporaties is ook de vooruitgang in de (ver)
van het aantal alleenstaanden, na relatieontbinding.
bouwprocessen door ketenintegratie van belang. Door ketenintegratie kan goedkoper worden gebouwd, gerenoveerd
Gevolgen
sociaal-maatschappelijke
ontwikkelingen
voor
en meer kwaliteit worden geleverd. Minder procesverlies en
woningcorporaties
goedkopere bouwtechnieken leveren een belangrijke bijdrage
De trend van individualisering heeft gevolgen voor zowel de
aan de betaalbaarheid van wonen. Goed opdrachtgeverschap
kwantitatieve vraagzijde (een toename van ((eenpersoons)
is daarbij essentieel. Ketenintegratie heeft de potentie om
huishoudens) als de kwalitatieve vraagzijde (veranderende
(winst)resultaten te verbeteren. Uitwisseling van kennis
woonwensen). Indien woningcorporaties niet slagen om hun
in de sector moet daarvoor verder gestimuleerd worden.
vastgoedportefeuille aan te passen aan deze veranderende
Samenwerking wordt hiermee ook voor woningcorporaties
woonwensen bestaat het risico dat de vraag naar deze
steeds belangrijker.
woningen zal afnemen. Klanten hebben een groeiend wensenpakket. Het is belangrijk om producten en diensten
Gevolgen technologische ontwikkelingen voor woningcorporaties
hierop aan te passen. Dit vraagt om veel flexibeler bouwen
De impact van de technologische ontwikkelingen op
om in te kunnen spelen op deze veranderingen. Ook de
woningcorporaties is groot. Werkzaamheden zullen structureel
wens om meer individueel te kunnen kiezen leidt ertoe dat
veranderen en het aantal fte’s, vooral administratieve
woningcorporaties hierin mee moeten gaan door meer
werkzaamheden, zullen fors verminderen. Volgens Dorr &
keuzevrijheid te bieden en zelfs ondersteuning hierbij.
Wittenberg (2012) heeft de digitalisering met name gevolgen
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
17
CONTEXTANALYSE
voor de primaire processen van de woningcorporatie en de
van de kritiekpunten vanuit Brussel is de mismatch tussen
relatie met de klanten. Het grootste deel van de werkzaamheden
het aantal sociale woningen en de werkelijke behoefte in de
zal in de toekomst digitaal worden afgehandeld. Hierdoor zijn
markt (het aantal mensen dat werkelijk aanspraak maakt op
er voor woningcorporaties kansen om kosten te besparen en
deze woningen). Er is sprake van een toenemend tekort aan
kritischer wordende klanten tevreden te houden. Daarnaast
huurwoningen in het midden- en dure segment (PBL, 2011)
ontstaat door het digitaliseren van de communicatieprocessen
en er zijn nog steeds wachtlijsten voor sociale huurwoningen.
de mogelijkheid om meer te weten te komen van wat huurders
In absolute zin zijn er in Nederland voldoende huurwoningen.
willen en kunnen. Dit vergt een optimalisatie van de organisatie
Door zogenaamde scheefwoners zijn deze echter niet
inrichting en de bedrijfsvoering.
beschikbaar.
Ook
de
ontwikkeling
in
(ver)bouwprocessen
door
Met een toenemende invloed vanuit Europa wordt de druk
ketenintegratie bieden kansen om voordeliger te (ver)
groter om voor aanbieders op de huurwoningmarkt een level
bouwen met meer kwaliteit als eindresultaat. Om deze
playing field te creëren. Vanaf 1 januari 2014 is het mogelijk
kansen te benutten moeten woningcorporaties inzetten op
om met behulp van huurliberalisatie extra huurverhogingen
samenwerking om de benodigde kennis hiervoor te vergroten.
door te voeren voor hogere inkomens en middeninkomens
Een voorwaarde hiervoor is professioneel opdrachtgeverschap.
(Aedes, 2014). Hiermee wordt beoogd meer marktwerking op de huurwoningmarkt te creëren.
2.1.5. Ecologische ontwikkelingen De opgave op het gebied van verduurzaming van de bestaande
Belastingen en heffingen
bouw
Er zijn de afgelopen jaren diverse wijzigingen in het
Bij woningcorporatie blijkt verduurzaming essentieel om de
belastingstelsel doorgevoerd, welke extra heffingen voor de
stijgende woonlasten voor de huurders beheersbaar te houden.
corporatiesector als gevolg hebben gehad. Sinds 2008 zijn
Een groot deel van het energiegebruik en de CO2-uitstoot
woningcorporaties VpB-plichtig voor de kernactiviteiten.
komt voort uit het gebruik van woningen. Verduurzaming
Woningcorporaties en andere verhuurders met meer dan 10
van de woningvoorraad is dan ook één van de belangrijke
woningen in de gereguleerde sector moeten vanaf 2014 een
opgaven om de maatschappij te kunnen verduurzamen. Van
jaarlijkse verhuurderheffing betalen. Deze heffing is gebaseerd
de woningen in Nederland is ongeveer een derde in bezit
op de waarde van de huurwoningen. De heffing moet het
van woningcorporaties. Omdat de energiekosten een steeds
Rijk in 2014 ruim € 1,1 miljard opleveren en loopt op tot € 1,7
groter deel uitmaken van de woonlasten is het ook voor
miljard in 2017 (Aedes, 2014). Ook moeten woningcorporaties
betaalbaarheid van het wonen van groot belang dat woningen
bijdragen aan de steunregeling voor woningcorporatie Vestia.
energiezuiniger worden.
In 2013 is voor iedere woningcorporatie een eenmalig bijdrage van € 30 per woning vastgesteld.
Gevolgen ecologische ontwikkelingen voor woningcorporaties
18
Woningcorporaties die investeren in de verbetering van
Huurbeleid
hun woningen kunnen daar vaak geen kostendekkende
Ten aanzien van het huurbeleid zijn er wijzigingen doorgevoerd
huurverhoging voor vragen. Dit komt omdat de bewoners
met betrekking tot de woningwaardering en huurverhoging.
die niet willen betalen of omdat huurprijsregulering dat
Het inflatievolgend huurbeleid is gehandhaafd wat een
niet mogelijk maakt. Tegelijkertijd hebben de bewoners wel
negatief effect heeft op de inkomsten van de woningcorporatie.
financieel voordeel van de investeringen; hun energielasten
Woningcorporaties stellen dat dit beleid de doorstroming
gaan immers omlaag. Het voordeel van de investering ligt dus
(verder) belemmert, de hogere inkomens bevoordeelt en
bij de bewoners, terwijl de kosten bij de woningcorporatie
scheefwonen bevordert. Bij een lage inflatie komt de bouw van
liggen. Toch biedt het investeren in de verduurzaming van de
nieuwe woningen door de woningcorporaties in het geding,
vastgoedportefeuille kansen voor de waardeontwikkeling en
omdat de huurinkomsten op woningen achterblijven bij de
de toekomstige betaalbaarheid en de aantrekkelijkheid van de
marktontwikkeling en daarmee de kostendekkendheid van de
woningvoorraad van woningcorporaties.
woningcorporatie in het geding komt (CBRE, 2012).
2.1.6. Politieke ontwikkelingen
Scheiding DAEB en niet-DAEB activiteiten
De invloed van Europa
Eind 2009 is overeenstemming bereikt tussen Nederland en
Europa heeft al sinds 2003 kritiek op het corporatiebestel. Een
de Europese Commissie (EC) over de staatsteundiscussie. Per
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
CONTEXTANALYSE
1 januari 2011 zijn als gevolg van de nieuwe regelgeving de
vermogen uit de markt te trekken.
activiteiten van woningcorporaties verdeeld in enerzijds DAEB (Diensten van Algemeen Economisch Belang) activiteiten en
Hypotheekrenteaftrek
anderzijds niet-DAEB activiteiten (Finance Ideas, 2013). Volgens
In In het Lenteakkoord is afgesproken dat hypotheekrenteaftrek
de regelgeving dienen woningcorporaties minimaal 90%
alleen nog mogelijk is als gedurende de looptijd van nieuw
van de sociale huurwoningen die zij verhuren met een kale
af te sluiten hypotheken volledig wordt afgelost en tevens
huurprijs tot en met €699,48 per maand (peildatum 1 januari
gebruik wordt gemaakt van een annuïteitenhypotheek. Het
2014) te verhuren aan huishoudens met een verzamelinkomen
regeerakkoord van Rutte II gaat nog verder door met ingang
tot en met € 34.085 (peildatum 1 januari 2014). Alleen voor
van 2014 de maximale hypotheekrenteaftrek (de vierde
deze DAEB activiteiten mag staatssteun worden ontvangen.
schijf in box 1) elk jaar tot 2040 met een half procent terug
Dit betekent dat de borging van het Waarborgfonds Sociale
te brengen tot de derde schijf (uiteindelijk 38%). De vierde
Woningbouw (WSW) voorbehouden is aan DAEB activiteiten.
belastingschijf wordt verlaagd van 52% naar 49%. De derde
DAEB activiteiten zijn onder te verdelen in:
schijf wordt verlaagd van 42% naar 38%. De huiseigenaren die de maatregel treffen, worden via de inkomstenbelasting
1.
Het huisvesten van huishoudens met een inkomen
(gedeeltelijk) gecompenseerd. Aan het begin van de looptijd
tot en met € 34.085.
van de hypotheek hebben de maatregelen nauwelijks effect op
2.
Maatschappelijk vastgoed.
de maandlasten van de hypotheekgever. Echter aan het einde
3.
Overige DAEB activiteiten (bijvoorbeeld:
van de looptijd kunnen de maandlasten 40% tot 50% hoger
aan een woning verbonden infrastructuur of
worden. De veranderingen hebben effect op de leencapaciteit
leefbaarheidsinvesteringen).
van de koper en daarmee op de investeringscapaciteit in de woningmarkt (Elsinga et al., 2011).
Activiteiten die niet vallen onder de bovenstaande eisen Het legitimatievraagstuk
worden gezien als niet-DAEB activiteiten.
Het
bestaansrecht
van
woningcorporaties
in
de
De woningcorporaties trekken normaal gesproken vreemd
maatschappij staat al geruime tijd ter discussie. Incidenten
vermogen aan voor het realiseren van woningen. Voor de
bij woningcorporaties, waaronder fraudegevallen, verliezen
woningcorporatie geldt dat zij goedkoper kunnen lenen met
bij projectontwikkeling en hoge salarissen van bestuurders
behulp van het WSW. Deze lagere rente komt voort uit het
roepen publieke verontwaardiging op. Zowel de overheid
feit dat de desbetreffende geldverstrekker de garantie heeft
als de corporatiesector worstelt met de veranderde positie
dat de lening wordt terugbetaald. De voorwaarden die het
in de samenleving. Enerzijds stellen woningcorporaties
WSW stelt aan deze borging zijn gelegen in de solvabiliteit en
dat hun bewegingsvrijheid na de Tweede Wereldoorlog
de liquiditeit van de woningcorporatie. Er dient een positieve
al te zeer beperkt is door de overheid en pleiten zij voor
kasstroomprognose te zijn op basis van een aflossing van 2%
verdere verzelfstandiging. Anderzijds menen anderen dat
per jaar en de waarde van het onderpand dient voldoende te
het verzelfstandigingsproces, dat in de jaren negentig werd
zijn.
ingezet, is doorgeslagen en dat de overheid woningcorporaties weer moet terugbrengen tot hun kerntaken. Daarbij wordt ook
Er zijn twee aspecten die deze borging hebben bemoeilijkt
gesteld dat de overheid haar greep moet verstevigen op de
sinds en tijdens het uitbreken van de crisis. Allereerst zijn sinds
corporatievermogens. De huidige, scherpe maatschappelijke
1 januari 2011 alleen DAEB-activiteiten voorbehouden aan
discussies over de woningcorporaties maken duidelijk dat
borging. Duurdere huur- en koopwoningen kunnen dus niet
het evenwicht tussen het overheidstoezicht, professionele
meer gefinancierd worden met borging, waardoor een hogere
dienstverlening en marktsturing hervonden moet worden
financieringsrente gerekend zal worden met als gevolg dat dit
(Beekers, 2010).
de kasstromen van een woningcorporatie drukken. Daarnaast zorgt de stagnerende woningmarkt voor een waardedaling
Gevolgen politieke ontwikkelingen voor woningcorporaties
van de woningen met als gevolg dat de solvabiliteit en
De invloed vanuit Europa en de overheid op de
liquiditeit van de woningcorporatie onder druk komt te staan.
corporatiesector is groot. Met een toenemende invloed
Het aantrekken van vreemd vermogen, evenals borging door
vanuit Europa wordt de druk groter om voor aanbieders op de
het WSW wordt in grote mate bemoeilijkt en daardoor zijn
huurwoningmarkt een level playing field te creëren. Hierdoor
woningcorporaties steeds meer aangewezen om vreemd
wordt de sector overspoeld met regelgeving die veelal leidt
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
19
CONTEXTANALYSE
tot het drukken van kasstromen en de verdere beperking
hebben op het businessmodel van woningcorporaties en
van financierbaarheid. Allemaal met als mogelijk gevolg dat
worden er suggesties gedaan hoe woningcorporaties met
de toekomstbestendigheid van woningcorporaties in het
deze ontwikkelingen om kunnen gaan.
geding komt. Woningcorporaties moeten op zoek gaan naar nieuwe verdienmodellen. Samenwerking met institutionele
2.2. Sector- en marktkrachten
beleggers of private investeerders en het vinden van
De bedrijfstakanalyse voor woningcorporaties is uitgevoerd
alternatieve kapitaalverschaffers kan mogelijk bijdragen aan
aan de hand van het Vijfkrachtenmodel van Porter (1980).
de toekomstbestendigheid van woningcorporaties.
Hierin wordt aan de hand van vijf krachten bepaald hoe de concurrentiepositie van woningcorporaties is in de markt
Tot slot staat het bestaansrecht van woningcorporaties in de
waarin zij opereren. Het Vijfkrachtenmodel analyseert de
maatschappij al geruime tijd ter discussie. Niet alleen wat
verschillende concurrentiekrachten ten opzichte van een
corporaties presteren, maar ook hoe zij dit doen is voortdurend
onderneming. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van een
onderwerp van maatschappelijke en politieke aandacht.
markt bepaald.
Kwaliteit van bestuur en toezicht ligt voortdurend onder een vergrootglas. Woningcorporaties dienen verantwoording
Volgens Porter (1980) dient een organisatie bij het formuleren
af te leggen over de inrichting van bestuur en toezicht en
van een concurrerende strategie enerzijds te kijken naar het
de keuzes die zij maken. Dit vraagt een grotere nadruk op
gedrag van concurrenten en anderzijds naar de positie van
risicomanagement en risicobeheersing.
de organisatie in de totale context van haar omgeving. Porter benoemt vijf externe krachten die van invloed uit oefenen op
2.1.7. Conclusie DESTEP-analyse
een organisatie. Gezamenlijk vormen deze krachten de mate
Uit de DESTEP-analyse kan worden opgemaakt dat de
van concurrentie binnen een bedrijfstak en hebben zo invloed
woningcorporatiesector met een groot aantal macro-
op de (financiële) resultaten van de organisatie. Wel is het zo
economische ontwikkelingen en trends te maken heeft
dat één of meer van deze krachten dominant kan zijn (Visscher,
die ingrijpende gevolgen hebben voor deze organisaties
2011).
en hun businessmodellen. Het betreft onder andere een veranderende doelgroep, een stagnerende woningmarkt,
2.2.1. Potentiële toetreders
een terugtrekkende overheid, een blijvende financiële druk
Porter (1980) stelt dat nieuwe toetreders in een bedrijfstak
vanuit de overheid, druk vanuit de maatschappij om tot betere
voor extra capaciteit zorgen. Dit komt omdat deze nieuwe
controle en goed bestuur te komen, snelle digitalisering en
toetreders op zoek zijn naar marktaandeel in deze bedrijfstak.
toenemende ambities ten aanzien van duurzaamheid.
Doordat het aanbod toeneemt zullen prijzen dalen of zullen de kosten van bestaande ondernemingen toenemen. In beide
De belangrijkste macro-economische krachten komen voort
situaties is er sprake van een negatieve gevolgen voor de
uit de politieke en economische ontwikkelingen. Vooral
(financiële) resultaten van de bestaande ondernemingen.
het verdienmodel (kostenstructuur en opbrengsten) en de beschikbaarheid van kapitaal (productiemiddelen) staan
Porter stelt ook dat de bestaande toetredingsbarrières
hierdoor onder grote druk. Deze ontwikkelingen beperken
in een bedrijfstak bepalend zijn voor de mate waarin
in grote mate de mogelijkheden voor woningcorporaties
nieuwe toetreders de markt betreden en hoe de bestaande
om hun waardepropositie te blijven leveren en maken het
ondernemingen hierop zullen reageren. Een belangrijke
een uitdaging om de maatschappelijke doelen te behalen.
toetredingsbarrière voor de corporatiesector is het feit dat
Toch bieden een aantal ontwikkelingen ook kansen voor
woningcorporaties toegelaten instellingen zijn. Om een
woningcorporaties. Ontwikkelingen op het gebied van
nieuwe woningcorporatie te starten is goedkeuring nodig van
technologie bieden bijvoorbeeld kansen om bedrijfslasten
het Ministerie van BZK.
te verlagen en voordeliger te (ver)bouwen met een betere kwaliteit als resultaat.
Daarnaast is voor het opstarten van een woningcorporatie een grote hoeveelheid kapitaal benodigd. De kerntaak van
20
In bijlage 2 is een overzicht opgenomen waarin de
een woningcorporatie is het aanbieden van woningen in de
belangrijkste gevolgen van de ontwikkelingen en trends
sociale sector. Kenmerkend hiervoor zijn de bijbehorende
voor woningcorporaties worden weergegeven. Daarnaast
onrendabele toppen op woningen. Woningcorporaties
wordt hierbij aangegeven welke effecten deze veranderingen
trachten die op de lange termijn terug te verdienen. Dit maakt
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
CONTEXTANALYSE
het voor investeerders onaantrekkelijk. Voorts mogen ook
maken met verminderde leencapaciteit doordat banken
gemaakte winsten niet worden uitgekeerd. Voor investeerders
strengere regels stellen voor hypotheekverstrekking. Echter
zijn daarom interessantere alternatieven, zoals beleggen in
bieden woningcorporaties, vanuit hun maatschappelijke
aandelen, vrije sector woningen en commercieel vastgoed.
doelstellingen, hun woningen goedkoper aan.
Door deze toetredingsbarrières is de dreiging van nieuwe toetreders in de corporatiesector niet groot te noemen.
Ook wordt door woningcorporaties hulp geboden bij financiering in de vorm van de Starters Renteregeling. Het
2.2.2. Afnemers
principe hierbij is dat de woningcorporatie 20% van de
Woningcorporaties hebben verschillende klantgroepen. De
maandelijkse hypotheekrente voorschiet voor een periode
voornaamste klanten zijn huurders met lagere inkomens. Het
van 10 jaar. Deze hypotheekrente kunnen kopers onder
betreft huishoudens met een inkomen < € 34.085 (peildatum
voorwaarden wel bijna helemaal aftrekken van het belastbaar
1 januari 2014). In wet- en regelgeving is vastgelegd dat
inkomen. De maandelijkse hypotheeklasten zijn daarmee dus
woningcorporaties minimaal 90% van hun woningbezit met
een stuk lager. Pas wanneer de woning verkocht wordt of na 30
een kale huur van minder dan €699,48 per maand (peildatum
jaar, dient de voorgeschoten hypotheekrente te worden terug
1 januari 2014) aan deze huishoudens dient toe te wijzen. Op
betaald. Enkel als het huis meer waard is geworden.
dit moment is de onderhandelingskracht van deze afnemers nog beperkt omdat de vraag naar betaalbare woningen groter
2.2.3. Leveranciers
is dan het aanbod. In het bijzonder in groot Randstad. De
Leveranciers van woningcorporaties zijn onder andere
huurders met lagere inkomens hebben daardoor een beperkte
gemeenten, toeleveranciers, projectontwikkelaars, aannemers
keuzevrijheid.
en adviseurs. Leveranciers kunnen macht uitoefenen door te dreigen met verhoging van kosten of verlaging van kwaliteit.
Op de langere termijn zal deze kwantitatieve vraag echter
De onderhandelingskracht van gemeenten is groot. Er zijn
veranderen. Naast delen van het land waar de bevolking zal
voor woningcorporaties namelijk geen substituten als het
blijven toenemen, ontstaan ook krimpregio’s. Door de 90%
gaat om het toewijzen van financiële middelen (subsidies),
regeling is voor woningcorporaties in deze regio’s risico op
het verstrekken van (bouw)vergunningen en het naleven
leegstand. De onderhandelingskracht van afnemers is in
van bestemmingsplannen en procedures. Tevens heeft de
deze situatie wel groot. In groeiregio’s kunnen door krapte
gemeente een sterke onderhandelingskracht ten aanzien van
wachtlijsten ontstaan. Dit kan ertoe leiden dat afnemers op
grondposities.
zoek gaan naar substituten. Bij een huurgrens van €699,48 per maand kunnen huurwoningen van commerciële beleggers en
Met betrekking tot de overige leveranciers kan gesteld worden
zelfs koopwoningen een alternatief worden voor (een deel)
dat de onderhandelingskracht afhankelijk is van marktwerking.
van de afnemers.
Als gevolg van de crisis is de bouwproductie Nederland fors afgenomen. Dit leidt ertoe dat veel leveranciers (aannemers,
Ook de kwalitatieve vraag zal gaan veranderen. Als gevolg
projectontwikkelaars, adviseurs) op zoek zijn naar werk. Hun
van de vergrijzing zal de vraag naar levensloopbestendige
onderhandelingskracht is daarom matig.
woningen
toenemen.
Daarnaast
zal
mede
door
de
vergrijzing en de individualiseringstrend de vraag naar
Echter wanneer op langere termijn de markt weer aantrekt
eenpersoonshuishoudens
bezit
en ook de bouwproductie weer op gang komt zal de
van woningcorporaties niet aansluit bij de behoefte
toenemen.
Indien
het
onderhandelingskracht van deze partijen (weer) toenemen. Het
van deze doelgroep kan ook dit tot impopulariteit van
is voor woningcorporaties wel mogelijk om schaalvoordelen te
corporatiewoningen leiden waardoor afnemers eerder op zoek
behalen door samenwerking met andere woningcorporaties.
zullen gaan naar substituten. De onderhandelingskracht van
2.2.4. Substituten
afnemers kan op lange termijn dus sterk toenemen.
Substituten voor de huurwoningen van woningcorporaties zijn Een andere klantgroep van woningcorporaties zijn kopers
huurwoningen van private en institutionele vastgoedbeleggers
van (goedkope) koopwoningen. Woningcorporaties verkopen
en in mindere mate ook koopwoningen.
delen van hun bezit om liquide middelen vrij te maken. Voor afnemers van deze woningen zijn er thans voldoende
Substituten voor de koopwoningen van woningcorporaties
substituten beschikbaar. Afnemers hebben echter wel te
zijn andere koopwoningen die worden aangeboden. Minder
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
21
CONTEXTANALYSE
voor de hand liggend, maar wel van invloed op de verhuur
2.3 Conclusie
en verkoopactiviteiten van woningcorporaties is het feit dat
Op basis van de contextanalyse worden de eerste twee
potentiële klanten hun verhuisbeslissing uitstellen vanwege
deelvragen beantwoord: Hoe ziet de omgeving waarin
onzekerheid in de huidige markt. Het uitstellen van een huur of
woningcorporaties acteren er hedentendage uit? Wat zijn de
koopbeslissing kan daarom ook als substituut worden gezien.
belangrijkste ontwikkelingen en trends? Welke invloed hebben deze ontwikkelingen en trends op woningcorporaties?
2.2.5. Concurrenten Concurrenten voor woningcorporaties zijn andere aanbieders
Uit
van huur- en koopwoningen. Het betreft in dit geval private en
woningcorporaties te maken hebben met een dynamische
institutionele vastgoedbeleggers. In het sociale huursegment
omgeving.
is de concurrentie beperkt te noemen. Het merendeel van
ontwikkelingen en trends hebben ingrijpende gevolgen voor
sociale huurwoningen is in het bezit van woningcorporaties.
deze organisaties en hun businessmodellen. De belangrijkste
In het middeldure segment is er meer sprake van concurrentie.
macro-economische krachten komen voort uit politieke en
In dit segment is ook veel aanbod van commerciële partijen.
economische ontwikkelingen.
Daarnaast hebben woningcorporatie ook te maken met
Daarnaast krijgen woningcorporaties op lange termijn te maken
concurrentie bij de verkoop van woningen. Een groot
met toenemende krachten uit de bedrijfsomgeving. Deze
voordeel van de commerciële sector ten opzichte van de
ontwikkelingen beperken in grote mate de mogelijkheden
woningcorporatie is de geringe wachttijd. Daartegenover staat
voor woningcorporaties om haar waardepropositie te blijven
het feit dat woningcorporaties, vanuit hun maatschappelijke
leveren en maken het een uitdaging om de maatschappelijke
doelstellingen genoegen nemen met een lager rendement
doelen te behalen.
de
contextanalyse Een
kan
groot
worden
aantal
opgemaakt
dat
macro-economische
en daardoor lagere huur- en koopprijzen hanteren dan commerciële partijen.
Woningcorporaties staan voor de uitdaging om met een
2.2.6. Conclusie sector en marktkrachten analyse
continu veranderende omgeving om te gaan. Om grip te krijgen op deze dynamische omgeving dienen woningcorporaties hun
Uit de sector- en marktkrachtenanalyse kan worden opgemaakt
strategie te herzien en deze integraal in de organisatie door te
dat woningcorporaties op lange termijn te maken krijgen met
voeren. Het operationaliseren van strategie is de uitwerking
toenemende krachten uit de bedrijfsomgeving.
van het businessmodel.
De dreiging van nieuwe toetreders is gering vanwege de
Een wijziging in de strategie leidt derhalve tot wijzigingen
benodigde
toegelaten
in het businessmodel. Daarmee is businessmodelinnovatie
instelling te worden en de hoeveelheid kapitaal die benodigd
essentieel voor woningcorporaties om ook in de toekomst hun
is. De onderhandelingskracht van afnemers is nog beperkt. Er
doelstellingen te kunnen blijven behalen.
overheidsgoedkeuring
om
een
is sprake van een grotere vraag dan aanbod van betaalbare woningen. Op lange termijn zal zowel de kwantitatieve als
FIGUUR 2 - VIJFKRACHTENMODEL CORPORATIESECTOR
kwalitatieve vraag echter veranderen. Dit zorgt er voor dat de
DREIGING NIEUWE TOETREDERS NU: LAAG TOEKOMST: LAAG
onderhandelingskracht van afnemers zal toenemen. De onderhandelingskracht van gemeenten is nu al groot. Daarnaast
zal
de
onderhandelingskracht
van
overige
leveranciers (aannemers, ontwikkelaars en adviseurs) op lange termijn toenemen naarmate de woningmarkt en daarmee de bouwproductie weer aantrekt. Door overheidsingrijpen wordt
MACHT VAN LEVERANCIERS NU: GEMIDDELD TOEKOMST: HOOG
INTENSITEIT CONCURRENTIE NU: LAAG TOEKOMST: HOOG
MACHT VAN AFNEMERS NU: LAAG TOEKOMST: HOOG
gestuurd op meer marktwerking op de woningmarkt. Mede door de hogere sociale huurgrens ontstaat er meer concurrentie en daarmee ook meer substituten voor woningcorporaties.
DREIGING VAN SUBSTITUTEN NU: GEMIDDELD TOEKOMST: HOOG
In figuur 2 zijn de resultaten van de sector- en marktkrachtenanalyse schematisch weergegeven. 22
Bron: eigen bewerking (o.b.v. Vijfkrachtenmodel Porter, 1980)
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
27
S BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
STRATEGIE EN BUSINESSMODEL
3
STRATEGIE
In de literatuur is het vakgebied strategie uitgebreid
Treacy en Wiersema (1995) stelden, in navolging van Porter, dat
beschreven. De koppeling met het vakgebied vastgoedkunde
ondernemingen een duidelijke focus moeten kiezen bij een
is nog beperkt. In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader
keuze voor een strategie. Kim en Mauborgne (2005) stelden
gevormd door het inzichtelijk maken van de begrippen
dat de kern van de strategie gericht moet zijn op het creëren
strategie en businessmodel op basis van de literatuur.
van nieuwe markten. Dit in tegenstelling tot het concurreren in een bestaande markt.
3.1. Strategie 3.1.1. Historie strategie
In de loop van de tijd is er overeenstemming ontstaan over de
In historisch perspectief is het begrip strategie aan verandering
invulling van het begrip strategie, namelijk dat dit bijna altijd
onderhevig geweest. Het begrip ‘strategie’ kan worden
betrekking heeft op de aantrekkelijkheid van de bedrijfstak en
teruggeleid naar het Griekse woord ‘strategos’, de kunst van het
de concurrentiepositie van een onderneming (Veldman, 2008).
oorlog voeren. Het is een verwijzing naar de strijd om voordeel te verkrijgen ten opzichte van de tegenstanders. Daaruit blijkt
3.1.2. Strategie vanuit organisatorisch perspectief
dat strategie essentieel is voor een eventueel succes.
Indien de omgeving verandert moeten organisaties mee veranderen om succesvol te worden en te blijven. Een goede
Vanuit wetenschappelijk perspectief heeft het begrip
strategie is een van de instrumenten die een organisatie
strategie vorm gekregen door de Tweede Industriële Revolutie
hiertoe in staat stellen. De gekozen strategie geeft richting aan
(Veldman, 2008). Dit als gevolg van de oprichting van de
de manier waarop een organisatie zich op de lange termijn
diverse business scholen, zoals de Harvard Business School.
positioneert binnen een bepaalde markt. Die strategie moet
De kerngedachte op deze scholen was dat managers getraind
ook richting geven zodat de organisatie, de medewerkers, de
moesten worden in strategisch denken.
structuur en de cultuur die positionering ondersteunen.
Vervolgens borduurde Andrews hier eind jaren vijftig op voort
Wanneer
door te stellen dat elke ondernemingsorganisatie, elke afdeling
haar bedrijfstak kan zij zich beter verdedigen tegen de
en zelfs elk individu een aantal duidelijk omschreven doelen
concurrentiekrachten of deze krachten in haar eigen voordeel
moet hebben om er zo voor te zorgen dat de onderneming in
laten werken. Omdat een organisatie met een groot aantal
een duidelijk gekozen richting blijft functioneren.
verschillende krachten vanuit haar bedrijfsomgeving te
een
organisatie
zich
goed
positioneert
in
maken heeft is het essentieel dat organisaties streven naar een Levitt (1960) benadrukte dat het succesvol zijn van
duurzaam concurrentievoordeel om zo een onderscheidende
ondernemingen afhankelijk is van hun vermogen om hun
positie in de sector te creëren en ook te kunnen behouden.
producten en diensten aan te passen aan de veranderende omgeving. Ansoff (1965) stelde dat ondernemingen zich eerst
Verondersteld wordt dat strategie leidt tot duurzaam
moeten afvragen of een nieuw product ‘gemeenschappelijke
concurrentievoordeel (competitive advantage). Een duurzaam
kenmerken’ heeft met al bestaande producten. Ansoff
concurrentievoordeel wordt door een organisatie bereikt als
ontwikkelde op basis van deze gedachte zijn model van
het waardecreatieprocessen bezit die onderscheidend, niet
product/markt matrix.
dupliceerbaar en niet imiteerbaar zijn. Veldman (2008) stelt dat er sprake is van een duurzaam concurrentievoordeel wanneer
Lidell Hart (1967) stelde dat ondernemingen vanuit hun eigen
een organisatie een voordeel heeft ten opzichte van andere
sterktes en zwaktes een manier moeten vinden om beter
organisaties in een bedrijfstak en dit voor een langere tijd
te presteren dan de concurrenten. Porter (1980) omschreef
kan behouden. Als een organisatie een concurrentievoordeel
strategie als: “Positioning a business to maximize the value of
bereikt, zal die organisatie in de bedrijfstak de beste (financiële)
the capabilities that distinguish it from its competitors”.
resultaten behalen.
Hamel en Prahalad (1994) stelden dat de kernkwaliteiten van
Het is echter niet voldoende enkel deze positie te bereiken. Het
een onderneming, de aspecten waar een onderneming goed
is daarom van belang de juiste strategie en de bijbehorende
in is, de basis vormen van strategie. De beschikbare bronnen
organisatiestructuur te kiezen die ervoor zorgen dat het
van een onderneming vormen hierbij de randvoorwaarden
concurrentievoordeel behouden blijft. Voorwaarde hiervoor is
voor
dat een organisatie zich continue bezig houdt met verbeteren
een
strategieformulering
en
uiteindelijke
concurrentievoordeel dat een onderneming kan behalen.
het
en vernieuwen (innovatie), door te focussen op toekomstige
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
25
STRATEGIE EN BUSINESSMODEL
ontwikkelingen en het buiten de bestaande kaders denken
strategische keuzen heeft gemaakt zal worden overgegaan
met betrekking tot nieuwe klantgroepen en nieuwe
tot implementatie van de strategie in de organisatie. Hierbij
producteigenschappen (Van der Gijp, 2013).
moeten de gemaakte strategische keuzen worden vertaald in veranderingsprocessen die uiteindelijk zullen leiden tot een
Wanneer een organisatie door combinatie van activiteiten een
aanpassing van de blauwdruk van de organisatie (Johnson &
concurrentievoordeel behaalt, dan is dit moeilijker kopieerbaar.
Scholes, 1999).
Hierdoor kan een organisatie zich onderscheidend positioneren. Volgens Porter (1985) zijn een aantal fundamentele principes
3.1.4. Definitie strategie
te onderscheiden om zich als organisatie te positioneren.
In de definitie van het begrip strategie neemt concurrentie en
Organisaties moeten het juiste doel stellen. Doelstellingen
positionering daarom ook een belangrijke positie in. Volgens
uitgedrukt in volume of marktaandeel met de veronderstelling
Porter (1980) is de essentie van strategie het begrijpen van en
dat een voldoende rentabiliteit wordt gerealiseerd, leiden
omgaan met concurrentie, daarbij speelt het beter doen dan
nooit tot goede strategieën. Strategie beschrijft volgens Porter
de concurrenten een belangrijke rol. Volgens Porter (1980)
(1985) op welke wijze een organisatie unieke toegevoegde
bereiken organisaties dit door zich te onderscheiden. In de
waarde aan haar klanten levert. De toegevoegde waarde
woorden van Porter (1996): ‘Strategy is about being different. It
moet vervolgens tot uitdrukking komen. Dit geschiedt door
means deliberatly choosing a different set of activities to deliver
onderscheidende activiteiten in de waardeketen te ontplooien.
a unique value mix.’ Organisaties kunnen zich onderscheiden
Positionering draait in beginsel om het maken van keuzes
door strategie, ondanks dat organisaties mogelijkerwijs
(trade-offs).
hetzelfde te bieden hebben. Daarbij is het proces van formulering en vervolgens de uitvoering van deze strategie
3.1.3. Strategieformulering en implementatie
belangrijk om zich als organisatie te kunnen onderscheiden.
Door Sanchez & Heene (1997) wordt strategisch management
Volledig doorgevoerde strategieën leiden tot versterking van
omschreven als een verzameling processen die als volgt
het functioneren van een organisatie waardoor zij zich kan
verdeeld kunnen worden: strategische analyse, strategische
profileren ten opzichte van de concurrenten.
keuze en strategie implementatie. Deze processen zijn enerzijds gericht op het definiëren van de organisatiedoelstellingen en
In de keuze voor een strategie is focus kiezen en het integraal
anderzijds op het inrichten, structureren en coördineren van
in de organisatie doorvoeren belangrijk. Organisaties met een
de organisatie om uiteindelijk deze organisatiedoelstellingen
duurzaam concurrentievoordeel kenmerken zich zowel in hun
te kunnen behalen.
organisatie- als in hun marketingstrategie door de focus die zij kiezen. In essentie draait het bij strategie om keuzes maken en
Het doel van een strategische analyse is volgens Johnson
focus. Keuzes maken betekent de realisatie van trade-offs bij
& Scholes (1999) om inzicht te krijgen in wat de meest
het aangaan van concurrentie. Trade-offs leiden tot situaties
invloedrijke factoren zijn die op korte en lange termijn effect
waarbij een organisatie een (kern)kwaliteit of competentie
kunnen hebben op een organisatie. De strategische analyse
loslaat in ruil voor een (nieuwe) andere (kern)kwaliteit of
bestaat uit een omgevingsanalyse en een interne analyse.
competentie met als doel om zich te onderscheiden van
Met de omgevingsanalyse worden de belangrijkste kansen
concurrenten. Er is geen sprake van een keuze als er geen trade-
die voortkomen uit de omgeving inzichtelijk gemaakt. Met de
offs worden gemaakt. Het maken van een duidelijke keuze, in
interne analyse worden de belangrijkste competenties van de
feite het realiseren van trade-offs, houdt in dat je als organisatie
organisatie in beeld gebracht. Johnson & Scholes benadrukken
er ook voor kiest om bepaalde activiteiten bewust niet (meer)
tevens dat er bij strategische analyse ook gekeken moet
te doen. Alleen door focus op één strategische oriëntatie kan
worden naar de verwachtingen van stakeholders en eventuele
een organisatie zich onderscheiden en toegevoegde (klant)
andere factoren die van invloed zijn op de omgeving. Hierbij
waarde creëren.
valt te denken aan factoren als cultuur, corporate governance en de publieke opinie.
Voor dit onderzoek wordt aangesloten bij de theorieën van Porter (1980, 1985) en definiëren wij het begrip strategie als
26
Op basis van de strategische analyse kunnen vervolgens
volgt: “Strategie is de richting en afbakening van de activiteiten
strategische keuzen worden gemaakt. Met name de
van een organisatie op de lange termijn, hetgeen de organisatie
strategische keuze is bepalend voor het succes van een
concurrentievoordeel oplevert door de strategische inzet van
organisatie op lange termijn. Nadat een organisatie
middelen, om in een veranderende omgeving tegemoet te
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
STRATEGIE EN BUSINESSMODEL
komen aan de behoeften van de markten en de verwachtingen
componenten die in de verschillende definities naar voren
van belanghebbenden” (Veldman, 2008).
komen zijn: waardepropositie, resources, organisatiestructuur en organisatieprocessen. Osterwalder (2009) heeft met
De
voor
zijn onderzoek getracht om nader inzicht te verschaffen in
woningcorporaties ook van toepassing indien zij hun
elementen
uit
voorgaande
paragrafen
zijn
het begrip businessmodel. Zijn onderzoek sluit aan bij de
maatschappelijke doelstellingen succesvol willen behalen.
eerdere definities. Hij beschrijft de grondgedachte van het
Woningcorporaties dienen daarvoor een duidelijke strategische
businessmodel als hoe een organisatie waarde creëert, levert
(hoofd)focus te kiezen en deze integraal door te voeren in hun
en behoudt. In dit onderzoek wordt deze definitie voor het
organisatie. Hiermee bakenen zijn hun activiteiten af en geven
begrip businessmodel gehanteerd.
zij hun organisatie een duidelijke richting. Op deze manier kunnen zij zich onderscheidend positioneren in de sector en
3.2.2. Strategie versus businessmodel
maximale toegevoegde (klant)waarde creëren.
Over de relatie tussen strategie en businessmodellen is al veel geschreven. Opvallend is dat er verschillend gedacht
3.2. Businessmodel
wordt over de vraag of strategievorming onderdeel is van het
3.2.1. Definitie businessmodel
businessmodel, of dat het losstaande elementen zijn. Makinen
De term businessmodel is nog relatief jong. Pas sinds de
en Seppanen (2007) stellen dat het bij strategievorming meer
jaren ’90 wordt meer wetenschappelijk onderzoek verricht en
gaat om onderscheidend vermogen en bij het businessmodel
verschijnen steeds meer publicaties over de diverse concepten
meer om waardecreatie. Volgens Morris et al (2005) kan
van businessmodellen en de waarde ervan. Opvallend is dat
het businessmodel gebruikt worden als een middel om
er verschillende definities worden gebruikt. Hierdoor wordt
onderscheidend vermogen te creëren. Innovaties die leiden
het begrip regelmatig op onjuiste wijze gehanteerd. Veelal
tot nieuwe businessmodellen kunnen leiden tot superieure
wordt de begrip businessmodel verward met het begrip
toegevoegde
verdienmodel. Het verdienmodel (de wijze waarop een
blijkt dat het businessmodel een cruciale functie heeft bij
organisatie haar geld verdient) is echter een onderdeel van het
strategievorming. Daardoor kunnen deze twee begrippen in
businessmodel.
feite niet los van elkaar worden gezien.
Afuah en Tucci (2001) stellen dat het businessmodel de
Seddon (2003) stelt dat het zinvol zou zijn om de verschillen
werkwijze toont waarop een organisatie haar resources
tussen het businessmodel en strategie toe te schrijven aan de
ontwikkeld en inzet om toegevoegde klantwaarde te leveren
mate van abstractie. Bij het beschrijven van strategie dient stil
en hiermee winst te creëren. Daarbij stellen zij dat er een directe
gestaan te worden bij de context van het concurrentieveld
relatie is tussen het businessmodel en de resultaten van een
(omschrijving van de concurrenten), de toeleveranciers,
organisatie. Amit en Zott (2010) zien het businessmodel als een
de klantgroepen en het productieproces. Veldman (2008)
analyse-instrument dat een systeemperspectief biedt hoe een
veronderstelt dat deze context de zogenaamde strategic
organisatie moet ondernemen. Het beschrijft de activiteiten
alignement is. Dit is de mate waarin een onderneming
van de organisatie en haar partners en is een bron van waarde
concurrentie, strategie, interne structuur en bedrijfsprocessen
creatie. Magretta (2002) omschrijft businessmodellen als
op elkaar afstemt. Hetgeen leidt tot een strategic fit, waarmee
het hart en de verhalen van een organisatie. Deze verhalen
een concurrentievoordeel wordt behaald. Seddon (2003)
vertellen hoe een organisatie functioneert. Volgens Magretta
ziet een businessmodel als een meer abstracte kijk op de
is een goed businessmodel essentieel voor elke succesvolle
organisatie zonder al deze gedetailleerde informatie.
waarde.
Uit
de
verschillende
definities
organisatie. Op de lange termijn is een organisatie succesvol door het In alle definities van het businessmodel staat het creëren
hebben van een uniek, onderscheidend en authentiek
van toegevoegde waarde centraal. Het gaat hierbij niet
businessmodel. Operationalisering van strategie is in feite de
alleen om toegevoegde waarde voor de organisatie maar
uitwerking van het businessmodel. Strategie is de keuze die
ook toegevoegde waarde voor de klant. Deze toegevoegde
een organisatie maakt. Volgens Veldman (2011) illustreert het
waarde ontstaat uit een samenstelling van verschillende
businessmodel deze keuze en de uitvoering daarvan. Strategie
componenten die nauw met elkaar verbonden zijn en sterk
en businessmodel zijn hierdoor onlosmakelijk verbonden
van invloed op elkaar zijn en die uiteindelijk tot een duurzaam
met elkaar. Wanneer de strategie wordt gewijzigd zal ook het
concurrentievoordeel leiden. Een aantal voorbeelden van deze
businessmodel wijzigen. Beide zijn complementair aan elkaar.
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
27
STRATEGIE EN BUSINESSMODEL
FIGUUR 3 - BUSINESSMODELOMGEVING VOLGENS OSTERWALDER REGELGEVING TECHNOLOGIE MAATSCHAPPELIJK & CULTUREEL SOCIAAL-ECONOMISCH
KERN TRENDS
P
LEVERANCIERS
A
WP
R
S
SEGMENTEN BEHOEFTEN
STAKEHOLDERS BRANCHE KRACHTEN
CONCURRENTEN NIEUWKOMERS
P
MARKT KRACHTEN
D
K
MARKTISSUES SWITCHING COSTS
O
AANTREKKELIJKHEID
SUBSTITUTEN
MACRO ECON. KRACHTEN
MONDIALE KRACHTEN KAPITAALMARKT ECONOMISCHE INFRASTRUCTUUR RESOURCES
Bron: Osterwalder, 2009
3.2.3. Ontwikkelen businessmodellen
en
analyseren
van
kan het Business Model Canvas van Osterwalder (2009) worden toegepast. Het is een visuele manier om de 9
Osterwalder (2009) stelt dat het noodzakelijk is om de
belangrijke elementen van een businessmodel te beschrijven.
omgeving waarin een organisatie zich bevindt, de zogenaamde
In het Business Model Canvas staat de waardepropositie die
businessmodelomgeving, te blijven scannen op structurele
de organisatie aan haar klanten biedt centraal. Daarnaast
wijzigingen en hierop te anticiperen. Omdat er sprake is van een
zijn de vier hoofdkenmerken van iedere onderneming,
dynamische omgeving waarin woningcorporaties acteren is
te weten klanten, aanbod, infrastructuur en financiële
inzicht krijgen in en grip krijgen op de businessmodelomgeving
middelen, onderdeel van het Business Model Canvas. Deze
belangrijker geworden dan ooit. Door het begrijpen van de
vier hoofdgebieden heeft Osterwalder verder uitgesplitst
veranderingen in de omgeving zijn organisaties effectief.
in 9 bouwstenen. In figuur 4 zijn de negen bouwstenen
Een goed businessmodel is voorwaarde van overleven voor
schematisch weergegeven die samen het Business Model
elke organisatie. Ten Have, et al. (2011) stellen dan ook dat de
Canvas vormen.
kan worden vastgesteld welke elementen uit het businessmodel
ACTIVITEITEN
dienen te worden aangepast. In figuur 3 wordt schematisch weergegeven hoe Osterwalder de businessmodelomgeving samenvat. In deze geschematiseerde weergave van de businessmodelomgeving zijn zowel de DESTEP-analyse als
PRODUCTIE MIDDELEN
KLANTRELATIES
DISTRIBUTIE KANALEN
het Vijfkrachtenmodel van Porter (1980) terug te vinden. Deze analyse methoden zijn ook gehanteerd in hoofdstuk 2 voor de contextanalyse voor dit onderzoek. Voor het ontwikkelen en analyseren van businessmodellen 28
KOSTENSTRUCTUUR
Bron: Osterwalder, 2009
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
OPBRENGSTEN
KLANTSEGMENTEN
Aan de hand van de analyse van de businessmodelomgeving
FIGUUR 4 - BUSINESS MODEL CANVAS WAARDEPROPOSITIE
op elkaar aan moeten sluiten.
PARTNERS
context van een organisatie en haar businessmodel naadloos
STRATEGIE EN BUSINESSMODEL
Centraal
in
het
midden
van
het
canvas
staat
de
3.2.4. Businessmodelinnovatie
waardepropositie van de organisatie. De waardepropositie is
Businessmodelinnovatie kan gezien worden als het proces
de specifieke samenstelling van producten en diensten die
van het ontwerpen van een compleet nieuw businessmodel
waarde schept voor de klantsegmenten van de organisatie.
of het aanpassen en verbeteren van een reeds bestaand
Voor een woningcorporatie bestaat deze waardepropositie
businessmodel (Osterwalder, 2009). Osterwalder stelt vier
onder andere uit het realiseren van passende woonlasten voor
invalshoeken voor van waaruit businessmodelinnovatie kan
huurders, het ontzorgen van huurders en belanghebbenden of
plaatsvinden. Elk van deze vier invalshoeken kan dienen als
het bieden van duurzaamheids- of leefbaarheidsoplossingen
startpunt voor een businessmodel verandering en elke kan
door het leveren van energiezuinige woningen en veilige
een krachtige impact hebben op de andere acht bouwstenen.
wijken.
Deze vier invalshoeken voor businessmodelinnovatie zijn resource gedreven innovatie, investeringsgedreven innovatie,
De linker helft van het canvas geeft de bronnen (resources)
klantgedreven innovatie en aanbodgedreven innovatie. Alle
van de organisatie weer. Het onderdeel activiteiten
innovaties die ontstaan uit één enkel invalshoek beïnvloeden
beschrijft de belangrijkste activiteiten die nodig zijn om
de andere businessmodel bouwstenen.
de waardepropositie te leveren, klanten te bedienen en uiteindelijk inkomsten te genereren. Primaire processen van
Elk businessmodelinnovatieproces is uniek en brengt zijn
woningcorporaties zijn bijvoorbeeld verhuren, beheren,
eigen uitdagingen, obstakels en kritieke succesfactoren met
ontwikkelen, en bemiddelen, maar ook beleggen en het
zich mee. Elke organisatie start vanuit een ander punt en heeft
voeren van ketenregie. Het onderdeel partners betreft de
haar eigen context en doelstellingen wanneer zij zich gaat
belangrijkste samenwerkingsverbanden die de organisatie in
buigen over haar businessmodel.
staat stellen waarde toe te voegen. Te denken valt aan allianties met zorg- en welzijnsinstellingen of projectontwikkelaars, maar
Resourcegedreven businessmodelinnovatie
ook aan stakeholders als gemeenten, huurdersorganisaties,
Osterwalder (2009) stelt dat resourcegedreven innovaties
financiers
een
ontstaan uit de bestaande infrastructuur van een organisatie
woningcorporatie zich bijvoorbeeld wil onderscheiden op
of uit partnerships om het businessmodel uit te breiden of te
het vlak van leefbaarheid in wijken, liggen partnerships met
transformeren. Deze invalshoek voor businessmodelinnovatie
maatschappelijke instellingen en gemeenten voor de hand. Ligt
is schematisch weergegeven in figuur 5.
Wanneer
de nadruk op duurzaamheid dan zijn vooral partnerships met specifieke leveranciers van duurzaamheidsoplossingen zoals energiebedrijven relevant. Het onderdeel productiemiddelen beschrijft
de
benodigde
hulpbronnen,
zoals
fysieke-,
financiële-, intellectuele- of menselijke middelen, om de
FIGUUR 5 - INVALSHOEK RESOURCEGEDREVEN B.M.INNOVATIE ACTIVITEITEN
waardepropositie tot stand te brengen en te leveren aan de klanten. Voor een woningcorporatie zijn dit kapitaal, vastgoed
PRODUCTIE MIDDELEN
en goed gemotiveerde en gekwalificeerde medewerkers. De verschillende onderdelen aan de linkerzijde van het
KLANTRELATIES
KLANTSEGMENTEN
toeleveranciers.
WAARDEPROPOSITIE
overige
PARTNERS
en
DISTRIBUTIE KANALEN
businessmodel vertalen zich in een kostenstructuur van de organisatie.
KOSTENSTRUCTUUR
OPBRENGSTEN
De rechterhelft van het canvas beschrijft de wijze waarop de organisatie daadwerkelijk waarde levert aan haar klanten. Dit betreft welk type klanten en welke relaties op welke wijze
Bron: Osterwalder, 2009
worden bereikt en hoe dit resulteert in inkomstenstromen voor
Bij innovatie die ontstaat uit de bestaande infrastructuur
de organisatie. Het onderdeel klantsegmenten definieert de
kan gedacht worden aan een woningcorporatie die haar
verschillende klantgroepen die de organisatie wil bereiken en
beheer activiteiten ook aan derden gaat aanbieden. Deze
bedienen. Klantgroepen worden bijvoorbeeld onderscheiden
uitbreiding van activiteiten vraagt aanpassingen aan het
op basis van hun specifieke behoefte, gedrag of inkomen.
bestaande businessmodel en heeft dus consequenties voor
Organisaties kunnen zich op specifieke klantgroepen richten
de overige businessmodel bouwstenen. Met deze nieuwe
of juist geen onderscheid maken naar doelgroep. VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
29
STRATEGIE EN BUSINESSMODEL
activiteit wordt een nieuwe waardepropositie gecreëerd, een
processen kunnen worden uitbesteed. Hiervoor dient een
nieuw klantsegment bediend en worden nieuwe opbrengsten
woningcorporatie wel te beschikken over andere competenties
gegenereerd. Daarnaast zijn voor de nieuwe activiteit mogelijke
dan wanneer zij deze activiteiten zelf doet. Hierbij draait het
extra productiemiddelen (mensen/kennis, materiaal) nodig en
om een goed opdrachtgever te zijn, daarbij de eisen en wensen
worden mogelijk extra kosten gemaakt.
duidelijk te formuleren en enkel daarop te sturen. De keuze om activiteiten uit te besteden heeft dus consequenties voor de
Bij een innovatie vanuit partnerships kan gedacht worden
productiemiddelen (mensen/kennis, materiaal).
aan wanneer een woningcorporatie een samenwerking aangaat met een vrijwilligersorganisatie om aanvullende
Klantgedreven businessmodelinnovatie
dienstverlening te bieden aan bestaande klantsegmenten.
Klantgedreven innovaties zijn gebaseerd op klantbehoeften,
Bijvoorbeeld de inzet van vrijwilligers bij een complex met
vereenvoudigde toegang of toegenomen gemak. Deze
(alleenstaande) senioren waarbij diensten en activiteiten
invalshoek voor businessmodelinnovatie is schematisch
worden geleverd om eenzaamheid tegen te gaan en de
weergegeven in figuur 7.
(de vrijwilligers) bediend en mogelijk worden er nieuwe opbrengsten gegenereerd. Daarnaast zijn er voor nieuwe
ACTIVITEITEN
partnerships mogelijke extra productiemiddelen (mensen/ kennis, materiaal, (aangepast) vastgoed) nodig en worden er
PRODUCTIE MIDDELEN
mogelijk extra kosten gemaakt.
KLANTRELATIES
KLANTSEGMENTEN
klanten worden gedeeltelijk door een nieuw distributiekanaal
FIGUUR 7 - INVALSHOEK KLANTGEDREVEN B.M.INNOVATIE WAARDEPROPOSITIE
wordt ook een nieuwe waardepropositie gecreëerd, bestaande
PARTNERS
zelfredzaamheid te bevorderen. Met deze nieuwe partnerships
DISTRIBUTIE KANALEN
Investeringsgedreven businessmodelinnovatie Investeringsgedreven innovaties worden gestimuleerd door nieuwe
inkomstenstromen,
prijszettingmechanismen
of
KOSTENSTRUCTUUR
OPBRENGSTEN
teruggedrongen kostenstructuren die andere businessmodel bouwstenen
beïnvloeden.
Deze
invalshoek
voor
businessmodelinnovatie is schematisch weergegeven in figuur 6.
Bij
PRODUCTIE MIDDELEN
KLANTRELATIES
KLANTSEGMENTEN
ACTIVITEITEN
WAARDEPROPOSITIE
FIGUUR 6 - INVALSHOEK INVESTERINGSGEDREVEN B.M.INNOVATIE PARTNERS
Bron: Osterwalder, 2009
DISTRIBUTIE KANALEN
een
innovatie
die
ontstaat
uit
klantbehoeften,
vereenvoudigde toegang of toegenomen gemak kan worden gedacht wanneer een woningcorporatie haar dienstverlening gaat digitaliseren. Naast de telefoon en de balie kan door middel van een online klantenportaal een extra communicatieen servicekanaal ontstaan waar klanten elk moment van de dag gebruik van kunnen maken. Het online aanbieden van diensten en producten geeft klanten keuzevrijheid en verhoogt de bereikbaarheid op een efficiënte wijze. Met deze nieuwe manier van dienstverlening wordt invulling gegeven aan het onderhouden van de klantrelaties met zowel bestaande als
KOSTENSTRUCTUUR
OPBRENGSTEN
nieuwe klantensegmenten. Doordat deze werkwijze kan leiden tot een efficiëntieslag in diverse primaire processen heeft deze innovatie ook kostenvoordelen en daardoor gevolgen voor de kostenstructuur. Daarnaast zijn voor de nieuwe vorm van
Bron: Osterwalder, 2009
dienstverlening extra productiemiddelen (mensen/kennis,
Bij een innovatie die ontstaat uit de kostenstructuur kan
ICT) nodig.
gedacht worden aan wanneer een woningcorporatie er
30
voor kiest om bepaalde activiteiten uit te besteden om zo
Aanbodgedreven businessmodelinnovatie
kostenvoordeel te behalen. Dorr & Wittenberg (2012) geven
Aanbodgedreven innovaties creëren nieuwe waardeproposities
in hun onderzoek aan dat zowel primaire als ondersteunende
die andere businessmodel bouwstenen beïnvloeden. Deze
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
STRATEGIE EN BUSINESSMODEL
invalshoek voor businessmodelinnovatie is schematisch
er ook voor kiest om bepaalde activiteiten bewust niet (meer)
weergegeven in figuur 8.
te doen. Alleen door focus op één strategische oriëntatie kan een organisatie zich onderscheiden en toegevoegde (klant)
PRODUCTIE MIDDELEN
KLANTRELATIES
KLANTSEGMENTEN
ACTIVITEITEN
WAARDEPROPOSITIE
PARTNERS
FIGUUR 8 - INVALSHOEK AANBODGEDREVEN B.M.INNOVATIE
DISTRIBUTIE KANALEN
waarde creëren. Het volledig doorvoeren van strategieën in een organisatie leidt tot versterking van het functioneren van die organisaties waardoor deze zich kunnen profileren ten opzichte van de concurrenten. De operationalisering van de gekozen strategie geschiedt door de uitwerking van het businessmodel. Daarmee illustreert het businessmodel de reeks van keuzes (trade-offs) die een organisatie maakt om uiteindelijke waarde te kunnen creëren,
KOSTENSTRUCTUUR
leveren en behouden. Strategie en businessmodel zijn
OPBRENGSTEN
hierdoor onlosmakelijk verbonden met elkaar. Wanneer de strategie wordt gewijzigd zal ook het businessmodel wijzigen. Beide zijn complementair aan elkaar.
Bron: Osterwalder, 2009 Bij een innovatie die ontstaat uit de creatie van een nieuwe
Osterwalder (2009) heeft met zijn onderzoek getracht om
waardepropositie
wanneer
nader inzicht te verschaffen in het begrip businessmodel. Zijn
een woningcorporatie zich bij haar vastgoed focust op
onderzoek sluit aan bij de eerdere definities. Hij beschrijft de
duurzaamheid
grondgedachte van het businessmodel als hoe een organisatie
kan en
gedacht
worden
energiebesparende
aan
maatregelen.
Hiermee biedt de woningcorporatie (vastgoed)producten
waarde creëert, levert en behoudt.
waarbij huurders lagere woonlasten krijgen. Met deze nieuwe producten wordt een nieuwe waardepropositie
Om succesvol te zijn dienen organisaties een uniek,
gecreëerd en mogelijk worden er nieuwe opbrengsten
onderscheidend en authentiek businessmodel te ontwikkelen.
gegenereerd. Daarnaast zijn voor de nieuwe producten extra
Hiervoor
productiemiddelen (mensen/kennis, materiaal, (aangepast)
toe te passen. Daarmee kunnen zij een geheel nieuw
vastgoed) nodig en worden er mogelijk extra kosten gemaakt.
businessmodel ontwerpen of hun bestaande businessmodel
dienen
organisaties
businessmodelinnovatie
aanpassen
en
verbeteren. Voor
3.3. Conclusie
analyseren
van
Tot slot wordt in deze paragraaf antwoord gegeven op
Model Canvas van Osterwalder (2009) worden toegepast.
deelvragen die betrekking hebben op dit theoretisch
Daarnaast stelt Osterwalder vier invalshoeken voor van
hoofdstuk: Wat zijn de definities van strategie, businessmodel en
waaruit businessmodelinnovatie kan plaatsvinden. Deze
businessmodelinnovatie? Hoe hebben strategie, businessmodel
vier
en businessmodelinnovatie invloed op een organisatie?
investeringsgedreven innovatie, klantgedreven innovatie en
invalshoeken
businessmodellen
zijn
resource
het kan
ontwikkelen het
gedreven
en
Business
innovatie,
aanbodgedreven innovatie. De theorieën van Osterwalder Strategie bepaalt de lange termijn richting en afbakening
worden in de wetenschap breed gedragen. Daarnaast worden
van de activiteiten van een organisatie. Daarnaast draait
deze in de praktijk ook ondersteund en al veel gebruikt.
het bij strategie om het begrijpen van en omgaan met concurrentie. Het gaat er daarbij om dat een organisatie beter presteert dan haar concurrenten. Hierdoor kunnen organisaties zich onderscheidend positioneren in hun sector teneinde toegevoegde (klant)waarde creëren. Daarbij is het proces van formulering en vervolgens de uitvoering van deze strategie essentieel. Cruciaal hierbij is het maken van keuzes en het volledig doorvoeren van de gekozen strategie in de organisatie. Er is geen sprake van een keuze als er geen tradeoffs worden gemaakt. Het maken van een duidelijke keuze, in feite het realiseren van trade-offs, houdt in dat je als organisatie VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
31
N BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
NAAR EEN THEORETISCH MODEL
4
NAAR EEN THEORETISCH MODEL
In dit hoofdstuk wordt een theoretisch model voor
kostenfocus en differentiatiefocus.
woningcorporaties gepresenteerd. Doel van dit model is de inzet van businessmodelinnovatie door woningcorporaties
Er moet duidelijk voor één van deze strategieën gekozen
om ook in de toekomst hun maatschappelijke doelstellingen
worden. Wanneer een onderneming geen duidelijke keuze
te kunnen blijven behalen. Dit wordt bereikt door het
maakt ontstaat het “stuck in the middle” fenomeen waardoor
specifiek zichtbaar maken van strategische oriëntaties
een onderneming geen uitzonderlijke toegevoegde waarde
geënt op woningcorporaties. Door deze oriëntaties te
en onderscheidend vermogen ten opzichte van haar
koppelen aan de invalshoeken voor businessmodelinnovatie
concurrenten zal creëren.
wordt een theoretisch model gevormd waarmee het businessmodelinnovatie proces kan worden vormgegeven.
Treacy
Hiermee kunnen woningcorporaties een businessmodel
waardedisciplines (lees: strategische oriëntaties) op het gebied
en
Wiersema
ontwikkelen waarmee zij onderscheidend vermogen creëren.
van kosten, product en klant die elk kunnen leiden tot een
Op deze wijze kunnen zij ook in de toekomst toegevoegde
positie van marktleiderschap. Dit zijn de waardedisciplines
(klant)waarde voor de volkshuisvesting blijven leveren.
Operational
Excellence
(1995)
onderscheiden
(excelleren
in
drie
operationele
bedrijfsvoering), Productleadership (productleiderschap) en
4.1. Strategische oriëntaties
Customer Intimacy (klantenrelatie loyaliseren). Uitgangspunt
Volgens Treacy en Wiersema (1995) moeten organisaties in
hierbij is het (pro-actief ) inspelen op de behoeften van
hun keuze voor een strategie een duidelijke focus kiezen.
klanten. Treacy en Wiersema stellen dat het onmogelijk is om
Dit geldt ook voor woningcorporaties. Een keuze voor een
overal goed in te zijn en geen enkele organisatie is in staat om
strategische oriëntatie welke integraal in de organisatie
alles te betekenen voor haar klanten. Marktleiders zijn goed in
wordt doorgevoerd. Porter (1985) benadrukt eveneens het
het leveren van één waarde aan haar klanten. Het is van belang
belang van een strategie waarmee de organisatie zich van
om unieke waarde aan te bieden door in behoefte te voorzien
concurrenten kan onderscheiden. Succesvolle organisaties
en dat kan alleen door te focussen op een bepaald gebied.
kenmerken zich zowel in hun organisatiestrategie als in hun
Er moet daarom gekozen worden voor één waardediscipline.
marketingstrategie door een duidelijke oriëntatie te kiezen.
In figuur 9 zijn de waardedisciplines van Treacy en Wiersema
Porter
schematisch weergegeven.
(1985)
stelt
dat
er
drie
verschillende
concurrentiestrategieën te onderscheiden zijn die door organisaties ingezet kunnen worden. Hiermee kunnen organisaties
toegevoegde
waarde
en
FIGUUR 9- WAARDEDISCIPLINES VOLGENS TREACY EN WIERSEMA
onderscheidend
OPERATIONAL EXCELLENCE
vermogen ten opzichte van haar concurrenten creëren. Het betreft:
TB
UI LIN
Lage kostenstrategie
PE
bedrijfsprocessen met als doel om een kostenvoorsprong te
N KE
EM DR
Deze strategie heeft als uitgangspunt het optimaliseren van
L
behalen ten opzichte van concurrenten.
SH Y
Focusstrategie Met deze strategie richt een organisatie zich op het aangaan van concurrentie in een niche van de markt in plaats van in de
OD UC TL
AC
TIM
IN
van een uniek positie.
PR
ER
EA
M
DE R
TO
differentiëren van haar concurrenten met als doel het creëren
S CU
Met deze strategie streeft een organisatie ernaar om zich te
IP
Differentiatiestrategie
Bron: Treacy en Wiersema, 1995
totale markt. Door zich op een niche te focussen heeft deze
De waardedisciplines van Treacy en Wiersema hebben veel
organisatie een grotere kennis van de beoogde klantgroepen
overeenkomsten met de Generieke strategieen van Michael
kan daardoor beter op de behoefte van deze klantgroepen
Porter. Het grote verschil is dat het model van Treacy en
inspelen. Binnen deze strategie zijn er twee mogelijkheden:
Wiersema de markt waar je in opereert buiten beschouwing
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
33
NAAR EEN THEORETISCH MODEL
laat, en de Customer intimacy introduceert.
hierbij van belang om zo de positionering te realiseren die leidt tot onderscheidend vermogen en toegevoegde (klant)
Kim en Mauborgne (2005) stellen dat een organisatie vanuit
waarde. Vanuit deze strategische oriëntaties start het traject
zichzelf moet kijken naar wat het kan en op welke manier het
van de ontwikkeling van een nieuw businessmodel. De vier
radicaal kan innoveren. De basis van deze theorie is niet om de
strategische oriëntaties worden in de volgende paragrafen
concurrentie aan te gaan in de bestaande markt, maar juist een
nader toegelicht.
nieuwe markt (een blauwe oceaan) te vinden waarin nog geen concurrentie is. Concurrentie leidt tot een (bloederige) rode
4.1.1. Resources Excellence
oceaan. Het element dat bij radicale innovatie een centrale
De (hoofd)focus bij de strategische oriëntatie Resources
rol speelt is waarde-innovatie. De waarde-innovatie behelst
Excellence is gericht op innovatie. Door het ontwikkelen van
het vergroten van de klantwaarde, terwijl de kosten worden
innovatieve producten en diensten kunnen nieuwe klanten in
gereduceerd. Kostenreductie realiseren door (vanuit het
nieuwe markten worden bediend en kan een organisatie een
perspectief van de klant gezien) minder belangrijke diensten
onderscheidende positie verkrijgen binnen haar sector. Om dit
te elimineren of de te handhaven onderscheidende diensten
te bereiken moet een organisatie continu bezig zijn met het
te optimaliseren. Het vergroten van de klantwaarde kan
ontwikkelen van nieuwe producten en met het exploreren van
door bestaande diensten of onderscheidende kenmerken te
nieuwe markten door middel van radicale innovatie.
verbeteren, zonder de kosten te laten toenemen. Bij een radicale innovatie moet er worden nagedacht over In figuur 10 is de combinatie van het Business Model Canvas
wat de vraag in de toekomst zal zijn. De focus ligt dus op de
van Ostenwalder en de Blue Ocean Strategy van Kim en
lange termijn. Daarnaast is radicale innovatie onafhankelijk
Mauborgne schematisch weergegeven.
van bestaande producten of diensten. Dit in tegenstelling tot incrementele innovatie waarbij het draait om een verbetering
KOSTEN PRODUCTIE REDUCEREN MIDDELEN
KLANTRELATIES
KLANTSEGMENTEN
ACTIVITEITEN
WAARDEPROPOSITIE
PARTNERS
FIGUUR 10 - BLUE OCEAN STRATEGIE VS. BUSINESSMODEL CANVAS
WAARDE- DISTRIBUTIE KLANTWAARDE INNOVATIEKANALEN VERGROTEN
van bestaande producten of diensten. Bij radicale innovatie is er dus sprake van compleet nieuwe producten of diensten met een nieuwe toepassing. Radicale innovaties zijn risicovol en vereisen vaak grote investeringen. Dit komt doordat ze zulke ingrijpende veranderingen teweeg brengen waar mensen vaak aan moeten wennen. Hierdoor is het niet zeker of ze succesvol zullen zijn. De oriëntatie Resources Excellence is gebaseerd op de radicale
KOSTENSTRUCTUUR
OPBRENGSTEN
innovatie theorie van Kim en Mauborgne (2005). Kim en Mauborgne gaan ervan uit dat een organisatie eerst moet analyseren wat haar sterktes zijn om na te kunnen bepalen
Bron: Kim en Mauborgne, 2005, Osterwalder, 2009.
op welke wijze zij radicaal kan innoveren. De basis van deze theorie is niet om de concurrentie aan te gaan in de bestaande
In zowel het model van Treacy en Wiersema als die van
markt, maar juist een nieuwe markt (een blauwe oceaan) te
Kim en Mauborgne draait het om het verwerven van een
vinden waarin nog geen concurrentie is. Concurrentie leidt tot
onderscheidende concurrentiepositie om zo toegevoegde
een (bloederige) rode oceaan.
(klant)waarde te creëren. De modellen van Treacy en
34
Wiersema en Kim en Mauborgne zijn voor dit onderzoek naar
Het element dat bij radicale innovatie tevens een centrale
een viertal strategische oriëntaties voor woningcorporaties
rol speelt is waarde-innovatie. De waarde-innovatie behelst
vertaald. Bij deze strategische oriëntaties gaat het om de
het vergroten van de klantwaarde, terwijl de kosten worden
positionering van de woningcorporaties in de sector. Bij de
gereduceerd. Kostenreductie realiseren door (vanuit het
bepaling van de uiteindelijke strategie is het de bedoeling
perspectief van de klant gezien) minder belangrijke diensten
dat aan alle oriëntaties aandacht wordt geschonken. Echter
te elimineren of de te handhaven onderscheidende diensten
één strategische oriëntatie wordt zover ontwikkeld, dat
te optimaliseren. Het vergroten van de klantwaarde kan
deze de hoofdfocus in de strategie krijgt. Op deze oriëntatie
door bestaande diensten of onderscheidende kenmerken te
dient de woningcorporatie te excelleren. Keuzes maken is
verbeteren, zonder de kosten te laten toenemen.
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
NAAR EEN THEORETISCH MODEL
4.1.2. Operational Excellence
De oriëntatie Client Excellence is gebaseerd op de
De (hoofd)focus bij de strategische oriëntatie Operational
waardediscipline ‘Customer Intimacy’ van Treacy en Wiersema
Excellence is gericht op de processen. Door producten en
(1995). In deze strategie streeft een bedrijf naar opbouwen
diensten voor een concurrerende prijs en van consistente
en onderhouden van een hechte en langdurige relatie met
kwaliteit aan te kunnen bieden kan een organisatie een
de klant. Het bedrijf richt zich niet zozeer op wat de markt
onderscheidende positie verkrijgen binnen haar sector.
als geheel wil, maar op wat specifieke klanten willen. Men
Om dit te bereiken moet een organisatie continu bezig met
is gespecialiseerd in het vervullen van de wensen van de
kostenefficiëntie en daarvoor de doorlooptijd van processen
individuele klant en past het aanbod daar voortdurend op aan
te optimaliseren en activiteiten te standaardiseren.
(maatwerk).
Het onderscheidend vermogen bij Operational Excellence zit
4.1.4. Asset Excellence
hem niet alleen in de concurrerende prijs, maar vooral in het
De (hoofd)focus bij de strategische oriëntatie Asset Excellence
totale kostenvoordeel voor de klanten. Het gaat erom continu
is gericht op de producten en diensten. Door continu de
producten en diensten aan te kunnen bieden tegen de laagste
nieuwste en beste producten en diensten aan te kunnen
prijs, met de kortste wachttijden, de laagste onderhoud- en
bieden kan de organisatie een onderscheidende positie
gebruikskosten, met het minste koopongemak en met een
verkrijgen binnen haar sector. Om dit te bereiken moet een
plezierige koop-/huurtransactie. Belangrijk hierbij is een
organisatie creatief zijn, moet ze haar ideeën snel tot uitvoering
eenduidige communicatie zodat de klant weet wat hij kan
kunnen brengen en moet ze continu bezig zijn haar producten
verwachten.
en diensten te verbeteren of vernieuwen door middel van incrementele (geleidelijke) innovatie.
De oriëntatie Operational Excellence is gebaseerd op de waardediscipline ‘Operational Excellence’ van Treacy en
Incrementele innovatie is van essentieel belang voor
Wiersema (1995). Bedrijven die voor deze strategie kiezen
organisaties om concurrentievoordeel te behalen. Bij
houden zich niet bezig met het aanbieden van innovatieve
incrementele innovatie richt een organisatie zich op
producten of met het onderhouden van individuele
toegevoegde waarde creëren op korte termijn. De producten
klantrelaties, maar bieden hun producten tegen de laagste
en diensten worden daarbij op op een zodanige manier
prijs aan bij een breed publiek. De nadruk ligt niet op
verbeterd dat klanten ze bij wijze van spreken morgen willen
vernieuwing van het product, maar op het optimaliseren van
kopen. Hiervoor is een korte ontwikkeltijd van belang, net als
het productieproces.
kennis en het beheersen van de risicofasen in product- en of dienstontwikkeling. Daarnaast is het van belang veel kennis te
4.1.3. Client Excellence
hebben van de klanten om zo snel in te kunnen spelen op de
De (hoofd)focus bij de strategische oriëntatie Client Excellence
behoeften van de klant.
is gericht op de klant. Door een duurzame relatie met klanten op te bouwen en te onderhouden kan een organisatie een
De oriëntatie Asset Excellence is gebaseerd op de
onderscheidende positie verkrijgen binnen haar sector. Dit
waardediscipline ‘Product leadership’ van Treacy en Wiersema
wordt bereikt door producten en dienstverlening continu
(1995). Deze strategie kenmerkt zich door het aanbieden
aan te kunnen passen aan de veranderingen in de markt en
van grensverleggende nieuwe producten. De onderneming
aan de veranderende wensen van klanten door middel van
is voortdurend bezig met ontwikkeling van nieuwe, unieke
klantrelatiemanagement.
producten en heeft dan voor korte tijd een monopoliepositie. De klant is bereid voor deze producten een hogere prijs te
De organisatie stelt de behoeften van de klant centraal en signalen worden vertaald naar verbetering van het product
betalen.
en de diensten. Er wordt veel tijd, geld en energie in de relatie
4.2. Een geïntegreerd model
geïnvesteerd, omdat wordt verondersteld dat op de lange
De insteek is dat woningcorporaties zich onderscheiden door
termijn deze investering wordt terugverdiend. Essentieel is
toepassing van innovatieve businessmodellen. Als we de
dat een klantgerichte organisatie bereid is zich continu aan
context waarin woningcorporaties acteren bezien, kan worden
te blijven passen aan de veranderingen in de markt en aan de
geconstateerd dat deze gekenmerkt wordt door een hoge
veranderende wensen van klanten. Alleen op deze wijze wordt
dynamiek en sterk op elkaar volgende veranderingen. Het grip
een duurzame klantrelatie opgebouwd.
krijgen op deze omgeving geschiedt door het ontwikkelen en VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
35
NAAR EEN THEORETISCH MODEL
vaststellen van een strategie, welke richting en focus aan de
worden geïntegreerd. De strategische oriëntaties geven
organisatie geeft. Het operationaliseren van deze strategie is
de (hoofd)focus voor de organisatie weer en bepalen de
de uitwerking van het businessmodel.
waardepropositie van de organisatie. Deze waardepropositie is de specifieke samenstelling van producten en diensten die
Om tot een theoretisch model te komen zijn in de vorige
toegevoegde waarde schept voor de klantsegmenten van de
paragraaf vier strategische oriëntaties voor woningcorporaties
organisatie.
geformuleerd. Voor een organisatie geldt echter dat het formuleren van een nieuwe strategie alleen niet voldoende
Om de gekozen strategische oriëntatie succesvol te
is. Een strategie moet door de gehele organisatie worden
implementeren dient het businessmodel vanuit de juiste
doorgevoerd. Essentieel zijn daarom de processen van
invalshoek te worden ontwikkeld of aangepast. Hiervoor
strategieformulering en strategie- implementatie. Dit kan
dienen de vier invalshoeken voor businessmodelinnovatie.
worden gerealiseerd door een tweede perspectief aan het
Met de keuze voor een kwadrant wordt een woningcorporatie
model toe te voegen, namelijk businessmodelinnovatie. Op
gedwongen na te denken over en een duidelijke keuze te
basis van de wijziging in strategie dient de organisatie te
maken voor een te voeren strategie en deze tevens integraal
transformeren. Verandering van de strategie genereert een
te implementeren in de organisatie (strategic alignment). Op
nieuw businessmodel. Hiervoor zijn in paragraaf 3.2.3 de vier
deze wijze kunnen woningcorporaties een businessmodel
invalshoeken voor businessmodelinnovatie onderscheiden.
ontwikkelen waarmee zij onderscheidend vermogen kunnen creëren en zo ook in de toekomst toegevoegde (klant)waarde
Een combinatie van de strategische oriëntaties en deze
voor de volkshuisvesting blijven leveren.
invalshoeken voor businessmodelinnovatie leidt ertoe dat de afzonderlijke strategisch management processen van
Het kwadrant Resource Excellence betreft een strategische
strategie formulering en strategie implementatie met elkaar
(hoofd)focus op (radicale) innovatie. De invalshoek voor
ASSET EXCELLENCE
INNOVATIE
PRODUCT
FOCUS OP INNOVATIE
FOCUS OP PRODUCTVERNIEUWING
ONDERSCHEIDEN DOOR INNOVATIEVE PRODUCTEN EN DIENSTEN VOOR NIEUWE KLANTEN EN MARKTEN DOOR RADICALE INNOVATIE
FOCUS OP PROCES
ONDERSCHEIDEN DOOR DE NIEUWSTE PRODUCTEN EN DIENSTEN
KLANT WAARDE
ONDERSCHEIDEN DOOR PRODUCTEN EN DIENSTEN VOOR CONCURRERENDE PRIJZEN MET CONSTITENTE KWALITEIT
DOOR INCREMENTELE INNOVATIE
FOCUS OP KLANT ONDERSCHEIDEN DOOR HET OPBOUWEN EN ONDERHOUDEN VAN EEN DUURZAME KLANTRELATIE DOOR KLANTRELATIEMANAGEMENT
DOOR KOSTENEFFICIENTIE
PROCES
KLANT
OPERATIONAL EXCELLENCE
CLIENT EXCELLENCE
Bron: eigen bewerking 36
AANBODGEDREVEN
RESOURCES EXCELLENCE
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
KLANTGEDREVEN
INVESTERINGGEDREVEN
RESOURCEGEDREVEN
FIGUUR 11 - BUSINESSMODEL ORIENTATIE KWADRANT
NAAR EEN THEORETISCH MODEL
businessmodelinnovatie bij deze strategische oriëntatie
en Operational Excellence) geënt op woningcorporaties
is resourcegedreven. Osterwalder (2009) stelt dat deze
en
businessmodelinnovaties
(resourcegedreven,
ontstaan
uit
de
bestaande
de
invalshoeken
voor
businessmodelinnovatie
investeringsgedreven,
klantgedreven
infrastructuur van een organisatie of uit partnerships om het
en aanbodgedreven) worden de afzonderlijke strategisch
businessmodel uit te breiden of te transformeren.
management processen van strategie formulering en strategie implementatie met elkaar geïntegreerd.
Het kwadrant Operational Excellence betreft een strategische (hoofd)focus op proces(optimalisatie). De invalshoek voor
De strategische oriëntaties geven de (hoofd)focus voor
businessmodelinnovatie bij deze strategische oriëntatie
de organisatie weer en bepalen de waardepropositie van
is
businessmodelinnovaties
de organisatie. Deze waardepropositie is de specifieke
worden volgens erwalder (2009) gedreven door nieuwe
investeringsgedreven.
Deze
samenstelling van producten en diensten die toegevoegde
inkomstenstromen,
waarde schept voor de klantsegmenten van de organisatie.
prijszettingsmechanismen
of
teruggedrongen kostenstructuren die andere businessmodel bouwstenen beïnvloeden.
Om de gekozen strategische oriëntatie succesvol te implementeren dient het businessmodel vanuit de juiste
Het kwadrant Client Excellence betreft een strategische
invalshoek te worden ontwikkeld of aangepast. Hiervoor
(hoofd)focus op de klant(tevredenheid). De invalshoek
dienen de vier invalshoeken voor businessmodelinnovatie.
voor
businessmodelinnovatie
bij
deze
strategische
oriëntatie is klantgedreven (Osterwalder, 2009). Deze
Met de keuze voor een kwadrant wordt een woningcorporatie
businessmodelinnovaties zijn gebaseerd op klantbehoeften,
gedwongen na te denken over en een duidelijke keuze te
vereenvoudigde toegang of toegenomen gemak.
maken voor een te voeren strategie en deze tevens integraal te implementeren in de organisatie (strategic alignment). Op
Het kwadrant Asset Excellence betreft een strategische
deze wijze kunnen woningcorporaties een businessmodel
(hoofd)focus
invalshoek
ontwikkelen waarmee zij onderscheidend vermogen kunnen
strategische
creëren en zo ook in de toekomst toegevoegde (klant)waarde
voor
op
product(vernieuwing).
businessmodelinnovatie
bij
De
deze
oriëntatie is aanbodgedreven (Osterwalder, 2009). Deze
voor de volkshuisvesting blijven leveren.
businessmodelinnovaties creëren nieuwe waardeproposities
Het is niet de pretentie van dit onderzoek om businessmodellen
die andere businessmodel bouwstenen beïnvloeden.
voor te schrijven. Het ontwikkelen van businessmodellen is van veel verschillende factoren afhankelijk en organisaties
In figuur 11 is het uiteindelijke theoretische model, het
verschillen van elkaar. Daarentegen wordt het model gezien
Businessmodel Oriëntatie Kwadrant, weergegeven.
als kicker van het businessmodelinnovatie proces.
4.3. Conclusie Dit hoofdstuk geeft antwoord op de volgende deelvragen: Welke strategische oriëntaties kunnen voor woningcorporaties worden onderscheiden? Op welke wijze kunnen woningcorporaties toegevoegde (klant)waarde creëren? Het antwoord op deze deelvragen is feitelijk de vertaalslag naar het theoretisch model. Het gepresenteerde model is
gebaseerd
waarbij
wordt
op
de
eerder
verondersteld
behandelde dat
theorieën,
woningcorporaties
door businessmodelinnovatie ook in de toekomst hun maatschappelijke doelstellingen blijven behalen. Eveneens is de veronderstelling geponeerd dat het begrijpen van en grip krijgen op de context leidt tot succes. Door een combinatie van een viertal strategische oriëntaties (Resources Excellence, Asset Excellence, Client Excellence VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
37
E BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
EMPIRISCH ONDERZOEK
5
EMPIRISCH ONDERZOEK
Op basis van de contextanalyse en het theoretisch kader is in
interviewresultaten.
het vorige hoofdstuk een theoretisch model gepresenteerd. In dit hoofdstuk worden de methode en de resultaten van het
5.1.2. Eenhedenselectie
empirisch onderzoek besproken. Aan de hand van een analyse
De eenhedenselectie heeft plaatsgevonden op basis van
van resultaten uit het empirisch onderzoek worden indien
purposive sampling (Erlandson et al., 1993). Omdat dit
nodig de uitkomsten van het theorie onderzoek aangepast.
onderzoek tot doel heeft om beelden te verzamelen en
Uiteindelijk kan hierdoor de centrale vraagstelling worden
patronen te ontdekken die in de onderzoekscontext aanwezig
beantwoord.
zijn heeft een representatieve steekproef niet de voorkeur. Bij purposive sampling worden individuen door de onderzoeker
5.1. Methodologische verantwoording
doelmatig benaderd voor deelname aan het onderzoek.
5.1.1. Doelstelling en onderzoeksopzet
Dit gebeurt vanuit de veronderstelling dat het individu
Gezien de beperkte beschikbaarheid van kennis met
over relevante informatie beschikt met betrekking tot het
betrekking tot businessmodellen van woningcorporaties is het
onderzoeksthema. Deze methode wordt ook onderschreven
onderzoek te kenmerken als een exploratief onderzoek. Tevens
door Rubin & Rubin (2005).
is het onderzoek kwalitatief van aard. Er is gebruik gemaakt van verschillende methoden van dataverzameling. Het betreft
De eenhedenselectie heeft geleid tot interviews met 10 grote
document analyse, diepte-interviews en observaties.
woningcorporaties en vijf adviesbureaus. De geïnterviewden bij de woningcorporaties betreffen medewerkers die op
Doordat deze verschillende methoden en bronnen in
een leidinggevend of strategisch niveau werkzaam zijn.
dit onderzoek tegelijkertijd zijn toegepast is triangulatie
Zij bevinden zich in de onderzoekscontext en beschikken
bereikt. Er is voor deze onderzoeksmethode gekozen omdat
daarmee over relevantie kennis en inzichten met betrekking
hiermee een actueel en reëel beeld verkregen kan worden
tot het onderzoeksthema.
over hoe businessmodelinnovatie wordt toegepast binnen woningcorporaties.
De
geïnterviewden
bij
de
adviesbureaus
betreffen
medewerkers die gespecialiseerd zijn in het adviseren van Daarnaast is voor deze methode gekozen om na te gaan
woningcorporaties op het gebied van strategie en organiseren.
of het theoretisch model toepasbaar is in de praktijk en
Omdat de adviesbureaus werkzaam zijn voor een groot
om te beoordelen waar dit model eventueel moet worden
aantal woningcorporaties hebben zij een sectoroverstijgend
aangepast aan de hand van een patronen analyse van de
beeld op het onderzoeksthema. Op deze manier wordt er
TABEL 1 - OVERZICHT 10 VAN DE GROOTSTE WONINGCORPORATIES OP BASIS VAN VHE HUURWONINGAANBOD WONINGCORPORATIES NEDERLAND TOTAAL HUURWONINGAANBOD ORGANISATIE
VHE
%
2.413.400
100,00
VHE
%
YMERE
82.585
3,42
DE ALLIANTIE
59.165
2,45
EIGEN HAARD
58.342
2,42
PORTAAL
54.640
2,26
HAVENSTEDER
47.362
1,96
ROCHDALE
43.883
1,82
WOONBRON
39.759
1,65
STADGENOOT
35.102
1,45
STAEDION
33.725
1,40
MITROS
29.342
1,22
483.936
20,05
AANDEEL
Bron: O.b.v. cijfers Corporatie in Perspectief over 2011 van CFV (www.cfv.nl) VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
39
EMPIRISCH ONDERZOEK
TABEL 2 - OVERZICHT DEELGENOMEN WONINGCORPORATIES EN GEINTERVIEWDEN ORGANISATIE
GEINTERVIEWDE
FUNCTIE
YMERE
DRS. J. FRISSEN
DIRECTEUR STRATEGIE, BELEID, INNOVATIE
DE ALLIANTIE
DR. A. HOOGVLIET
MANAGER STRATEGIE EN BELEID
EIGEN HAARD
MR. P. HOOGENBOOM
MANAGER STRATEGIE
PORTAAL
IR. B. VAN DER LAAG
MANAGER STRATEGIE EN VASTGOED
HAVENSTEDER
IR. B. PLUIJMERS
DIRECTEUR STRATEGIE EN PORTEFEUILLE
ROCHDALE
DRS. J. HUIJSMANS DRS. W.P. GISPEN
MANAGER STRATEGIE EN BELEID DIRECTEUR FINANCIEN
WOONBRON
DRS. M. VAN SPRUNDEL
MANAGER MARKT EN BELEID
STADGENOOT
MR. J. VAN HAM
DIRECTEUR STRATEGIE EN BELEID
STAEDION
W. STIKKELMAN MSc BA
MANAGER STRATEGIE EN BELEID
MITROS
DRS. B. STAFFHORST
MANAGER STRATEGIE EN ADVIES
Bron: eigen bewerking TABEL 3 - OVERZICHT DEELGENOMEN ADVIESBUREAUS EN GEINTERVIEWDEN ORGANISATIE
GEINTERVIEWDE
FUNCTIE
ATRIVE
DRS. D.C. DORR
BUSINESSLEADER SLIM ORGANISEREN
BDO CONSULTANTS
DRS. E.H.G. SCHIJVENS MBA
PARTNER ORGANISATION & CONTROL
ERNST & YOUNG
DRS. W. VAN OLST RA
PARTNER WONINGCORPORATIES
KPMG
DRS. J. VAN HOOF
PARTNER WONINGCORPORATIES
TWYNSTRA GUDDE
DRS. I. VAN DER MAST
PARTNER WONINGCORPORATIES
Bron: eigen bewerking enerzijds informatie verzameld vanuit twee verschillende
gemaakt van verschillende methoden van dataverzameling.
invalshoeken en anderzijds een verdieping gegeven aan het
Met betrekking tot document analyse is voor dit onderzoek
onderzoeksthema.
gebruik gemaakt van verschillende documenten: intranet, internet, onderzoeksrapporten, jaarverslagen, publicaties,
Gezamenlijk
vertegenwoordigen
de
ruim
400
artikelen en persberichten. Om de ideeën en opvattingen van
woningcorporaties meer dan 2,4 miljoen huurwoningen
mensen over het onderzoeksthema te kunnen achterhalen
(bijna 32% van het totale woningaanbod in Nederland) met
is gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews en
een totale WOZ-waarde van ongeveer € 376 miljard (CFV,
observaties.
2011). Het onderzoek is afgebakend door als doelgroep te
40
kiezen voor tien van de grootste woningcorporaties (tabel
Met betrekking tot dataverzameling bij kwalitatief onderzoek
1). Deze doelgroep vertegenwoordigt ruim 20% van de
zijn een viertal betrouwbaarheidscriteria van belang. Het
sociale huursector en is actief op een breed werkterrein en
betreft: interne- en externe validiteit, betrouwbaarheid en
in gevarieerde landdelen. In tabel 2 wordt een overzicht
objectiviteit. Om de betrouwbaarheid van het uitgevoerde
weergegeven van de woningcorporaties en geïnterviewden
onderzoek zeker te stellen is aansluiting gezocht bij
die hebben deelgenomen aan het onderzoek.
naturalistische onderzoeksmethoden.
De deelnemende adviesbureaus betreffen gerenommeerde
Interne validiteit
organisaties die gespecialiseerd zijn in strategie en organiseren
Met de interne validiteit wordt inzicht gegeven in de mate
en werkzaam zijn voor een groot aantal woningcorporaties
waarin de conclusies van het onderzoek geldig zijn voor de
verspreid over het land. In tabel 3 wordt een overzicht
onderzoeksdoelgroep. De volgende technieken van Erlandson
weergegeven van de adviesbureaus die hebben deelgenomen
et al. (1993) zijn in dit onderzoek toegepast om de interne
aan dit onderzoek.
validiteit van de verzamelde data te borgen:
5.1.3. Dataverzameling
•
Prolonged engagement: De onderzoeker is
Zoals eerder benoemd is voor het empirisch onderzoek gebruik
reeds geruime tijd werkzaam in de onderzoekscontext
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
EMPIRISCH ONDERZOEK
(woningcorporatie). Hierdoor is er geen sprake van
waarmee inzicht wordt gegeven in alle (tussen)resultaten.
een kennis achterstand en kunnen de tijdens het
onderzoek verzamelde gegevens juist
Objectiviteit
geïnterpreteerd worden.
Om vertekening van de onderzoeksresultaten te voorkomen
•
Triangulation: Voor het empirisch onderzoek
wordt bij kwantitatief onderzoek getracht de rol van de
is gebruik gemaakt van verschillende methoden
onderzoeker te minimaliseren. Echter bij kwalitatief onderzoek
van dataverzameling. Het betreft document analyse,
is het minimaliseren van de rol van de onderzoeker niet
diepte-interviews en observaties. Doordat deze
wenselijk omdat hierbij juist de persoonlijke kwaliteiten
verschillende methoden en bronnen in dit onderzoek
van
tegelijkertijd worden toegepast wordt triangulatie
interpretatie) essentieel zijn. Om toch de kans op vertekening
bereikt. Op deze wijze worden verschillende
van de onderzoeksresultaten te beperken dient de rol van de
gegevens verzameld over hetzelfde
onderzoeker juist zichtbaar te worden gemaakt. Ook hiervoor
onderzoeksthema en kan een breed scala aan
is voor dit onderzoek een onderzoeksarchief opgesteld
werkelijkheden in beeld worden gebracht.
en onderhouden waarmee inzicht wordt gegeven in het
•
Peer debriefing: Gedurende het onderzoek zijn de
onderzoeksproces en de rol van de onderzoeker.
voortgang en analyses regelmatig besproken
met deskundigen op het onderzoeksgebied. Het
Om de ideeën en opvattingen van mensen over het
betreft de begeleider van dit onderzoek,
onderzoeksthema te kunnen achterhalen is gebruik gemaakt
studiegenoten en collega’s.
van semigestructureerde interviews en observaties. Daarbij is
de
onderzoeker
(waarneming,
communicatie
en
gebruik gemaakt van een vaste vragenlijst welke, inclusief een Externe validiteit
korte toelichting, vooraf aan de deelnemers is verstrekt. Het
Met de externe validiteit wordt inzicht gegeven in de mate
voordeel van diepte interviews is dat er goed doorgevraagd
waarin de conclusies van het onderzoek ook van toepassing zijn
kan worden naar achterliggende motivaties, gedachten en
op de gehele populatie (generaliseerbaarheid). De volgende
ideeën. Zo kan er gedetailleerdere informatie vrijkomen
technieken van Erlandson et al. (1993) zijn in dit onderzoek
over het onderzoeksthema. Een ander voordeel is dat er een
toegepast om de externe validiteit van de verzamelde data te
toelichting gegeven kan worden indien de geïnterviewde de
borgen:
vraag niet begrijpt.
•
Thick descriptions: Voor dit onderzoek is een
Een nadeel waar je als onderzoeker bewust van moet zijn is
uitgebreide contextanalyse gemaakt. Deze
het risico dat je door deze toelichtingen de antwoordruimte
contextanalyse is het uitgangspunt voor dit
van geïnterviewde mogelijk inperkt of zelfs vooraf invult.
onderzoek en voor de interviews geweest.
Het is daarom van belang om je als onderzoeker zo objectief
•
Purposive sampling: De eenhedenselectie heeft
mogelijk op te stellen ten aanzien van de interviewvragen en
plaatsgevonden op basis van purposive sampling
de geïnterviewde (Baarda et al., 2009). Door de interviewvragen
(Erlandson et al., 1993).
en hypothesen te voorzien van een korte toelichting en deze vooraf aan de geïnterviewde te verstrekken wordt dit risico van
Betrouwbaarheid
mogelijke beïnvloeding verkleind. De interviewvragen voor de
Bij de betrouwbaarheid gaat het om de deugdelijke uitvoering
woningcorporaties en adviesbureaus zijn respectievelijk terug
van het van het onderzoek. Wanneer het onderzoek herhaald
te vinden in bijlage 3 en 4.
zou worden dienen dezelfde onderzoeksresultaten naar voren te komen. Omdat het onderzoek wordt uitgevoerd in
De interviews hebben elk een duur van circa anderhalf uur
een sociale onderzoekscontext die continu aan verandering
gehad. De interviews hebben ‘in huis’ bij de geïnterviewden
onderhavig is, is herhaling van het onderzoek niet eenvoudig.
plaatsgevonden. Daarnaast zijn de antwoorden anoniem
Daarom moeten de resultaten van het onderzoek betrouwbaar
verwerkt. Door beide maatregelen kan een geïnterviewde zich
zijn en moeten veranderingen in de resultaten te herleiden zijn
beter op zijn gemak voelen waardoor mogelijk eerlijker wordt
naar veranderingen in de onderzoekscontext. Een techniek die
geantwoord. Tevens zijn de interviews, met goedkeuring van de
Erlandson et al. (1993) hiervoor beschrijft is het opstellen en
geïnterviewden, opgenomen waardoor de antwoorden zoveel
onderhouden van een onderzoeksarchief. Voor dit onderzoek
mogelijk letterlijk verwerkt konden worden. Op basis van deze
is daarom een onderzoeksarchief opgesteld en onderhouden
uitwerking heeft de patronen analyse plaatsgevonden.
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
41
EMPIRISCH ONDERZOEK
5.1.4. Analyseproces
dat vooral de politieke en economische krachten van invloed
Bij het analyseren van de verzamelde data is het belangrijk
zijn op de organisaties. De gewijzigde politieke kaders zorgen
dat er gezocht wordt naar patronen. De interactie tussen
ervoor dat de investeringsruimte van woningcorporaties fors
dataverzameling en analyse is één van de belangrijkste
beperkt wordt. Daarnaast staat het verdienmodel onder druk
kenmerken van goed uitgevoerd kwalitatief onderzoek
vanwege de stagnerende woningmarkt en is er sprake van
(Erlandson et al., 1993). Voor dit onderzoek zijn de verzamelde
een alsmaar groeiende vraag naar betaalbare woningen. Deze
data uit de interviews met woningcorporaties eerst
zienswijzen komen overeen met conclusies uit contextanalyse.
gestructureerd en vervolgens geanalyseerd. Het structureren geschiedt door het ordenen en vervolgens het labelen van
In de interviews is ook stilgestaan bij de invloed van sector- en
de data (Baarda et al., 2009). Hierbij zijn de data gefilterd
marktkrachten. Geïnterviewden stellen dat deze krachten thans
op relevantie en teruggebracht tot de essentie. Daarna zijn
matig van invloed zijn op de organisaties. Er wordt nog weinig
de resterende data gelabeld om zo patronen te kunnen
actie van beleggers gesignaleerd die zich op het zelfde terrein
ontdekken. Deze patronen zijn geanalyseerd en worden in
(sociale en (middel dure) vrije sector huurwoningen) willen
paragraaf 5.2 bij de betreffende thema’s behandeld.
begeven. Wel is er sprake van enige concurrentie in de vorm van een groter aanbod koopwoningen en een groeiend aanbod
Voor het vervolgonderzoek zijn de resultaten uit de
in vrije sector huurwoningen dat door (collega) corporaties
interviews met woningcorporaties vertaald naar hypothesen.
wordt aangeboden. De verwachting bij de betrokken
Deze hypothesen zijn behandeld in de interviews met de
woningcorporaties is dat dit in de toekomst niet significant
adviesbureaus. Uit de interviews is gebleken of de hypothesen
zal wijzigen. Dit is opvallend omdat uit de contextanalyse
zijn bevestigd of ontkend. Bij het bespreken van de hypothesen
blijkt dat op lange termijn de sector- en marktkrachten
is door middel van open vragen doorgevraagd om argumenten
wel zullen toenemen. Wanneer woningcorporaties hun
te achterhalen voor een eventuele bevestiging of ontkenning.
omgevingsanalyse niet goed of onvoldoende uitvoeren kan dit
Voor het aannemen van een hypothese dient 80% van de
ertoe leiden dat zij niet de juiste strategie kunnen formuleren
geïnterviewden de hypothese te bevestigen. Ook de data uit de
om in de toekomst grip te kunnen houden op hun omgeving.
gesprekken met adviseurs zijn gestructureerd en geanalyseerd
Omdat de omgeving continu aan verandering onderhevig is, is
om tot een aanscherping van de eerdere resultaten te komen.
het voor woningcorporaties essentieel om deze omgeving te
De resultaten hiervan worden in paragraaf 5.3 behandeld.
blijven analyseren en hierop te anticiperen.
5.2. Resultaten interviews woningcorporaties
5.2.2. Strategie
In de volgende deelparagrafen worden de onderzoeksresultaten
De huidige context heeft er bij de betrokken organisaties
uit
behandeld.
toe geleid dat de ondernemingsstrategie recent is herijkt
Eerst worden de resultaten met betrekking tot de thema’s
of men is zich hier op dit moment op aan het voorbereiden.
omgeving, strategie en businessmodel behandeld. Vervolgens
Door de gewijzigde context kiezen de organisaties ervoor
wordt afgesloten met de resultaten met betrekking tot het
hun activiteiten te beperken, enerzijds qua klantgroepen
theoretisch model en hoe deze op basis van de resultaten uit
en anderzijds qua werkgebied. Het doel hiervan is om met
de empirie is aangepast.
beperktere middelen efficiënter en gerichter resultaat te
de
interviews
met
woningcorporaties
behalen. De nieuwe koers kenmerkt zich dan ook door een
5.2.1. Omgeving
focus op het efficiënter en wendbaarder maken van de
Het uitgangspunt van de interviews is de omgeving
organisaties om zo in te kunnen spelen op de veranderende
waarin
de
omgeving. Daarbij worden veranderingen doorgevoerd
omgeving
om ervoor te zorgen dat verantwoordelijkheden laag in de
analyseren en daarop anticiperen. Tijdens de interviews
organisatie komen te liggen. Daarnaast wordt ook de structuur
is gesproken over de invloed van deze omgeving op de
van de organisaties aangepast bijvoorbeeld door het laten
woningcorporaties.
vervallen van een management laag.
wijze
de
woningcorporaties
waarop
de
zich
bevinden
woningcorporaties
De
deze
geïnterviewden
en
onderschrijven
allen de bevindingen uit de contextanalyse waaruit blijkt dat woningcorporaties acteren in een dynamische
Door het merendeel van de geïnterviewden wordt het
omgeving die aan continue veranderingen onderhevig is.
verandervermogen van de sector als conservatief en reactief beschouwd. Daarentegen wordt het verandervermogen van
Vanuit de macro omgeving wordt door geïnterviewden gesteld 42
de eigen organisatie als groot beschouwd. Een mogelijke
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
EMPIRISCH ONDERZOEK
verklaring hiervoor is dat bij de betreffende organisaties recent
geïnterviewden aangegeven dat voornamelijk de linkerzijde
organisatiewijzigingen zijn doorgevoerd om zo de organisatie
van het Business Model Canvas onder handen is genomen. Dit
aan te passen op de nieuwe strategische koers. Wel wordt
betreft de infrastructuur en kostenstructuur van de organisatie.
door geïnterviewden aangegeven dat het veranderproces
De wijzigingen zijn doorgevoerd vanuit het perspectief van
daarmee nog niet ten einde is. Veranderen geschiedt veelal in
kostenefficiency.
kleine stapjes en wordt als ontwikkeling bestempeld. Dit wordt met name beïnvloed door de menszijde van de organisaties.
De vertaalslag (operationalisering) van de gekozen strategie
Er wordt meer flexibiliteit en professionaliteit van de mensen
naar een businessmodel is beperkt of zelfs nauwelijks
verwacht dan voorheen wat een cultuur omslag betekend.
zichtbaar binnen de organisaties. Dit is opvallend omdat juist
Duidelijk komt naar voren dat cultuur veel moeilijker is te
het businessmodel inzicht geeft in hoe een organisatie haar
veranderen dan andere aspecten van de organisatie.
verschillende activiteiten moet inzetten om toegevoegde waarde voor klanten te genereren. Door de vertaalslag van
De geïnterviewden bevestigen dat strategie noodzakelijk is
de strategische keuze (focus) naar een businessmodel niet of
om grip te krijgen op de omgeving waarin zij acteren. Binnen
onvoldoende uit te voeren kunnen woningcorporaties niet
de betrokken organisaties wordt het thema strategie jaarlijks
succesvol zijn in het verwerven van een onderscheidende
uitgebreid behandeld. Om tot een strategie te komen hebben
positie binnen hun sector en daarmee ook niet in het creëren
de meeste betrokken organisaties de afgelopen jaren een
van toegevoegde (klant)waarde.
planning en controlcyclus ontwikkeld. Eens per ongeveer vier jaar wordt een nieuw ondernemingsplan gemaakt. Dit plan
5.2.4. Businessmodel Oriëntatie Kwadrant
wordt vervolgens jaarlijks door vertaald in kaderbrieven en
In hoofdstuk 4 is een theoretisch model gepresenteerd. Dit
jaarplannen. Bij deze ontwikkelende en bottom up benadering
model is aan de geïnterviewden voorgelegd. De meningen
worden medewerkers en stakeholders uitgebreid betrokken.
van geïnterviewden over de oriëntatie Resources Excellence
Uit de interviews is gebleken dat de strategische keuzes die de
als (hoofd)focus voor een woningcorporatie zijn verdeeld.
organisaties in het verleden hebben gemaakt niet succesvol zijn
Een deel van de geïnterviewden stelt dat deze oriëntatie het
geweest. Het is de organisaties niet gelukt om met de gekozen
minst voor de hand ligt. Voornaamste reden die hiervoor
ondernemingsstrategie grip te krijgen op hun omgeving. Dit
gegeven wordt is dat radicale innovatie moeilijk en risicovol
blijkt onder andere uit het feit dat er naarstig gezocht wordt
is. Woningcorporaties zullen daarom nooit voorop lopen
naar aanpassing van het verdienmodel om rendementen
op het gebied van innovatie. De werkelijke innovatie wordt
te
kostenbesparing,
overgelaten aan andere (markt) partijen en vervolgens door
huurmaximalisatie en strakkere sturing. Daarnaast worden
woningcorporaties geïmplementeerd nadat de meerwaarde
aanpassingen van bestuursmodellen onderzocht om de
van deze innovaties is bewezen. Het andere deel van de
verschillende functies en rollen die woningcorporaties nu in
geïnterviewden bevestigd dat radicale innovatie wel degelijk
de vastgoedwaardketen vervullen (onder andere vermogen
een (hoofd)focus kan zijn om uiteindelijk een onderscheidende
verschaffen, beleggen, vastgoed beheren en diensten
positie mee te verwerven. Bijvoorbeeld door het leveren
verlenen) te scheiden en te optimaliseren.
van bestaande diensten (beheer en onderhoud) aan nieuwe
verbeteren.
Onder
andere
door
klanten (beleggers) of nieuwe diensten (een woning inclusief
5.2.3. Businessmodel
huishoudelijke apparatuur verhuren) aan bestaande klanten
Uit de interviews blijkt dat bij geen van de organisaties
leveren om zo nieuwe inkomsten bronnen te creëren.
het begrip businessmodel (bewust) wordt gehanteerd. Het definiëren van het businessmodel bleek dan ook geen
Geïnterviewden geven aan zich goed te kunnen vinden
gemakkelijke opgave. Het zorgde voor de nodige discussies,
in de strategische oriëntatie Operational Excellence als
waarbij vaak werd teruggevallen op de term verdienmodel.
(hoofd)focus voor een woningcorporatie. Zij stellen dat een
Uit de literatuurstudie is gebleken dat een businessmodel
woningcorporatie in basis zo efficiënt mogelijk moet werken
niet hetzelfde is als het verdienmodel. Het verdienmodel is
om zo optimaal mogelijke de maatschappelijke doelstellingen
onderdeel van het businessmodel en beantwoord enkel de
te kunnen behalen. Als gevolg van de huidige context staat
vraag op welke wijze de organisatie haar geld verdient.
de investeringsruimte van woningcorporaties onder druk. Hierdoor is het voor woningcorporaties noodzakelijk om
Aanvullend is gevraagd welke van de bouwstenen uit het
hun organisaties efficiënter en professioneler te maken. Een
Business Model Canvas recent zijn aangepast. Hierbij is door
(hoofd)focus op Operational Excellence ligt dan voor de hand.
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
43
EMPIRISCH ONDERZOEK
Echter wordt door geïnterviewden de kanttekening geplaatst
Asset Excellence als (hoofd)focus voor een woningcorporatie
dat deze oriëntatie nu (in de huidige context) wordt toegepast
zijn verdeeld. Een deel van de geïnterviewden stelt dat deze
om de ‘basis op orde’ te krijgen, maar dat deze focus op lange
oriëntatie ook minder voor de hand ligt. Het innoveren van de
termijn mogelijk geen of onvoldoende onderscheidend
producten (bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid)
vermogen oplevert. Van alle betrokken organisaties is er slecht
en diensten (bijvoorbeeld online dienstverlening) wordt wel
één die niet kiest voor Operational Excellence als (hoofd)focus
beschouwd als onderdeel van de activiteiten. Echter wordt
maar voor Client Excellence.
ook hierbij gesteld dat de werkelijke innovatie moet worden overgelaten aan andere (markt)partijen. Het andere deel van
Geïnterviewden geven aan zich ook goed te kunnen vinden
de geïnterviewden bevestigt dat incrementele innovatie wel
in de strategische oriëntatie Client Excellence als (hoofd)focus
een (hoofd)focus kan zijn om uiteindelijk een onderscheidende
voor een woningcorporatie. Gezien de maatschappelijke
positie mee te verwerven.
doelstelling van woningcorporaties zou de klant centraal moeten staan. Om deze klant zo goed mogelijk te bedienen
Bij de vraag welke strategische oriëntatie van toepassing is op de
dienen producten en diensten te worden aangepast aan de
organisatie wordt er in eerste instantie door het merendeel van
wensen van de (verschillende) klanten. Door geïnterviewden
geïnterviewden aangegeven dat de focus van hun organisatie
wordt wel opgemerkt dat volledig maatwerk niet mogelijk
op zowel Operational Excellence als Client Excellence is gericht.
is omdat woningcorporaties ook hun maatschappelijke en
Dit is opvallend omdat uit de literatuurstudie is gebleken
financiële doelstellingen in het oog moeten houden. Slechts
dat een organisatie één duidelijke focus moet kiezen bij het
één van de betrokken organisaties kiest werkelijk voor een
opstellen van een strategie. Bij doorvragen wordt door, op één
(hoofd)focus op Client Excellence.
na, alle geïnterviewden bevestigd dat de hoofdfocus van hun organisatie gericht is op Operational Excellence. Slechts één
Ook de meningen van geïnterviewden over de oriëntatie
organisatie geeft aan expliciet te focussen op Client Excellence.
INNOVATIE
PRODUCT
FOCUS OP INNOVATIE
FOCUS OP PRODUCTVERNIEUWING
DREMPEL
ONDERSCHEIDEN DOOR INNOVATIEVE PRODUCTEN EN DIENSTEN VOOR NIEUWE KLANTEN EN MARKTEN DOOR RADICALE INNOVATIE
INVESTERINGGEDREVEN
ASSET EXCELLENCE
FOCUS OP PROCES
ONDERSCHEIDEN DOOR DE NIEUWSTE PRODUCTEN EN DIENSTEN
KLANT WAARDE
ONDERSCHEIDEN DOOR PRODUCTEN EN DIENSTEN VOOR CONCURRERENDE PRIJZEN MET CONSTITENTE KWALITEIT DOOR KOSTENEFFICIENTIE
DREMPEL
DOOR INCREMENTELE INNOVATIE
FOCUS OP KLANT ONDERSCHEIDEN DOOR HET OPBOUWEN EN ONDERHOUDEN VAN EEN DUURZAME KLANTRELATIE DOOR KLANTRELATIEMANAGEMENT
PROCES
KLANT
OPERATIONAL EXCELLENCE
CLIENT EXCELLENCE
Bron: eigen bewerking 44
AANBODGEDREVEN
RESOURCES EXCELLENCE
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
KLANTGEDREVEN
RESOURCEGEDREVEN
FIGUUR 12 - BUSINESSMODEL ORIENTATIE KWADRANT
EMPIRISCH ONDERZOEK
Een verschuiving in de focus zou in de toekomst
woningcorporatie moet in de huidige dynamische context
volgens geïnterviewden wel mogelijk zijn. Belangrijkste
duidelijke en heldere strategische keuzes maken. Indien geen
randvoorwaarden voor een keuze in oriëntatie lijkt de
keuzes worden gemaakt, dan blijft de organisatie, zoals Porter
marktsituatie en de regio waarin een woningcorporatie actief
(1985) stelt, “stuck in the middle”. Dit heeft als gevolg dat
is. Daarnaast is een keuze voor een oriëntatie afhankelijk van
een organisatie nooit haar doelen succesvol kan behalen. De
in welke regio een woningcorporatie actief is. Er zijn namelijk
organisatie kan namelijk geen unieke en duurzame positie voor
veel regionale verschillen (krimp vs. groei). Ook geven
zichzelf creëren. Het beeld is ontstaan dat woningcorporaties
geïnterviewden aan dat voor het veranderen van oriëntatie
het niet eenvoudig vinden om zich enkel te richten op één
het verandervermogen van de organisatie van groot belang is.
strategische oriëntatie. Door keuzes (trade-offs) te maken kan de organisatie zich beter positioneren in de sector.
Door de geïnterviewden wordt bevestigd dat naast de
Hypothese 1 is als volgt geformuleerd: Woningcorporaties
hoofdfocus op een van de oriëntaties ook aandacht besteed
maken geen duidelijke keuze voor één strategische (hoofd)focus
moet worden aan de andere oriëntaties. De hoofdfocus is nu
omdat zij vanuit hun maatschappelijke doelstellingen de klant
duidelijk gericht op Operational Excellence, maar er wordt
centraal willen stellen maar anderzijds gedwongen worden om
wel degelijk ook aandacht besteed aan Client Excellence.
kostenefficiëntie te behalen. Het gevolg is dat woningcorporaties
Daarnaast is er ook aandacht voor Asset Excellence en soms
hun doelen niet succesvol kunnen behalen.
zelfs Resource Excellence. Deze laatste hebben op dit moment echter minder prioriteit.
De eerste hypothese is door de vier van de vijf (80%) geïnterviewden bevestigd en daarmee aanvaard. Zij stellen dat
Geïnterviewden geven aan dat zij zich kunnen vinden in
een eenduidige strategie noodzakelijk is om richting te geven
het gepresenteerde model. Het model wordt gezien als een
aan de organisatie. Wanneer hier geen sprake van is kan een
goed instrument dat kan bijdragen aan de processen van
woningcorporatie haar maatschappelijke doelen niet succesvol
strategieformulering
binnen
behalen. Over de oorzaak waarom woningcorporaties moeite
woningcorporaties. Het dwingt om na te denken over
hebben met het kiezen van een duidelijke strategische (hoofd)
de strategische keuze en de gevolgen daarvan voor het
focus zijn verschillende denkbeelden op tafel gekomen.
en
businessmodelinnovatie
businessmodel van de organisatie. Allereerst Naar
aanleiding
van
de
interviewresultaten
met
wordt
benoemd
dat
de
wijze
waarop
de
woningcorporaties thans acteren vanuit de historie gevormd
woningcorporaties is een verbetering bij het in paragraaf 4.2
is. Tot voor kort was het voor woningcorporaties nog mogelijk
gepresenteerde theoretisch model (figuur 11) doorgevoerd.
werkzaam te zijn op een breed terrein op het gebied van
Het betreft het visualiseren van de drempelwaarde die
volkshuisvesting. Het was voor woningcorporaties niet
aangeeft dat naast de hoofdfocus er ook minimale aandacht
noodzakelijk om hier keuzes in te maken en een focus in aan
besteed moet worden aan de andere oriëntaties. In figuur
te brengen.
12 is het verbeterde en definitieve Businessmodel Oriëntatie Kwadrant weergegeven.
Daarnaast speelt volkshuisvestelijke ideologie een belangrijke rol. Gesteld wordt dat woningcorporaties denken dat zij
5.3. Resultaten interviews adviesbureaus
‘verliezen door te kiezen’. Het maken van een duidelijke
Op basis van de resultaten van de interviews met
keuze, in feite het realiseren van trade-offs, houdt in dat je
woningcorporaties
hypothesen
als organisatie er ook voor kiest om bepaalde activiteiten
geformuleerd. Door deze hypothesen en het theoretisch
bewust niet (meer) te doen. Dit past niet bij de oorspronkelijke
model te bediscussiëren met medewerkers van een
volkshuisvestelijke ideologie van woningcorporaties waarbij
aantal
zijn
gerenommeerde
een
vijftal
voor
niemand in de steek gelaten mag worden. Woningcorporaties
woningcorporaties wordt getracht tot een verdieping van de
adviesbureaus
werkzaam
zijn niet overtuigd dat juist door het ontbreken van een
onderzoeksresultaten te komen.
duidelijke keuze geen van de doelgroepen optimaal worden bediend. Vooral omdat er sprake is van een maatschappelijke
5.3.1. Keuze strategische (hoofd)focus
doelstelling en minimale marges is een strategische focus en
Opvallend is dat in de interviews met woningcorporaties
keuzes maken noodzakelijk voor woningcorporaties om met
naar voren is gekomen dat woningcorporaties moeite
beperkte middelen maximaal effect te behalen en daarmee
hebben één (hoofd)focus voor de organisatie te kiezen. Een
hun maatschappelijke doelen succesvol te behalen.
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
45
EMPIRISCH ONDERZOEK
5.3.2. Onderscheidend vermogen
en lange termijn meer aanbod is dan vraag en daarmee een
Tijdens de interviews met woningcorporaties is het beeld
toenemende (interne) concurrentiedruk. De geïnterviewden
ontstaan dat woningcorporaties het nog niet noodzakelijk
beamen dat er in deze situaties wel sprake is van concurrentie
achten om te streven naar onderscheidend vermogen. Veelal
en dat woningcorporaties zich hier wel moeten onderscheiden
wordt gerefereerd aan de beschermde omgeving waarin
om klanten te behouden en leegstand te voorkomen.
woningcorporaties acteren waarbij geen sprake is van een schaarsteproduct en geen concurrentie. Uit de contextanalyse
5.3.3. Wendbare en flexibele organisaties
blijkt dat de omgeving waarin woningcorporaties acteren
Uit de interviews is het beeld ontstaan dat woningcorporaties
op lange termijn structureel zal wijzigen. Daarom is het
als conservatief en reactief worden beschouwd en dat zij
voor een woningcorporatie noodzakelijk om te streven naar
traag reageren op veranderingen in de omgeving. Om met
onderscheidend vermogen. Enkel op deze wijze kan een
een complexe en dynamische omgeving om te gaan dienen
woningcorporatie een unieke en duurzame positie verkrijgen
woningcorporaties zich aan te passen aan een veranderende
in de sector en toegevoegde (klant)waarde worden gecreëerd.
omgeving. Dit vraagt een wendbare en flexibele organisatie.
Hypothese 2 is als volgt geformuleerd: Woningcorporaties
Wijzigingen in strategie en businessmodel kunnen dan beter
streven niet naar onderscheidend vermogen vanwege de breed
en sneller worden doorgevoerd in de organisatie waardoor
aanwezige perceptie van een beschermde omgeving waarin zij
de woningcorporaties grip houden op hun omgeving en
(ook in de toekomst denken te blijven) acteren. Het gevolg hiervan
toegevoegde klantwaarde kunnen bieden. Hypothese 3 is
is dat woningcorporaties geen onderscheidende positie kunnen
als volgt geformuleerd: Woningcorporaties zijn als organisatie
verkrijgen in hun sector om zo toegevoegde (klant)waarde te
weinig tot niet wendbaar noch flexibel ingericht omdat er tot
kunnen leveren.
voor kort geen externe (politieke en economische) factoren waren die woningcorporaties hiertoe hebben gedwongen. Het gevolg
De tweede hypothese is door de geïnterviewden niet ontkend
hiervan is dat woningcorporaties slechts traag reageren op
maar ook niet bevestigd en daarmee noch verworpen danwel
veranderingen in de omgeving.
aanvaard. De noodzaak voor woningcorporaties om zich te onderscheiden wordt door geïnterviewden betwijfeld. Men
De derde hypothese is door alle geïnterviewden unaniem
vraagt zich af of er wel sprake is van een echte klant. Immers
bevestigd
het grootste deel van de klantgroepen die woningcorporaties
onderschrijven dat woningcorporaties over het algemeen (nog)
bedienen bestaat uit een klant die niet (volledig) kan betalen
geen flexibele en wendbare organisaties zijn. Geïnterviewden
voor de producten en de diensten die worden geleverd. In die
bevestigen dat dit het gevolg is van het feit dat er tot voor
zin is er sprake van gedwongen winkelnering. Deze klant kan
kort geen externe factoren waren die woningcorporaties
niet betalen voor de eventuele toegevoegde klantwaarde die
hebben gedwongen om hun organisaties te veranderen en te
een woningcorporatie kan bieden door zich te onderscheiden.
verbeteren.
Ook vragen de geïnterviewden zich af of er werkelijk sprake is van
Wel wordt door geïnterviewden aangegeven dat een aantal
concurrentie en daarmee de noodzaak om zich als organisatie
woningcorporaties recent hebben aangetoond wel degelijk
onderscheidend te positioneren. Uit de contextanalyse
te beschikken over verandervermogen. Vanwege de huidige
blijkt dat op lange termijn sector- en marktkrachten zullen
politieke en economische druk hebben zij een koerswijziging
toenemen en daarmee de concurrentiedruk groter wordt.
ingezet en daarvoor vaak ook gereorganiseerd. Deze
Geïnterviewden stellen echter dat voor een deel van de
veranderingen zijn echter niet eenvoudig. Belangrijke factor
klantgroep die woningcorporaties bedienen er ook op langere
bij deze veranderslag is cultuur. De gewijzigde koers vraagt
termijn geen concurrentie zal ontstaan. Zij stellen dat er geen
andere competenties van de werknemers dan voorheen. Dit
nieuwe toetreders zullen komen die ook producten en diensten
vraagt een cultuuromslag. Zoals ook in de interviews met de
onder de kostprijs zullen aanbieden. Deze visie komt daarom
woningcorporaties duidelijk naar voren is gekomen blijkt dat
niet overeen met hetgeen uit de literatuur te herleiden is en
cultuur veel moeilijker is te veranderen dan andere aspecten
met de contextanalyse wordt aangetoond. Een ander punt dat
van de organisatie.
en
daarmee
aanvaard.
De
geïnterviewden
in de contextanalyse naar voren komt is dat er thans sprake is
46
van regionale verschillen. Een deel van de woningcorporaties
5.3.4. Businessmodelinnovatie
heeft te maken met krimp van de bevolking in de regio’s
Uit de interviews is het beeld ontstaan dat het ontwikkelen
waar zij actief zijn. In deze gebieden geldt dat er op korte
en uitwerken van businessmodellen niet gebruikelijk is bij
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
EMPIRISCH ONDERZOEK
woningcorporaties. Dit is opvallend omdat een businessmodel
te gaan dat deze positie zonder verdere inspanning behouden
aantoont
de
kan worden. Het gaat om de juiste strategie en de daarbij
organisatie wordt gecreëerd. Een businessmodel geeft inzicht
welke
toegevoegde
(klant)waarde
door
horende organisatiestructuur te kiezen die ervoor zorgt dat
op welke wijze een organisatie toegevoegde (klant)waarde
de voorsprong behouden blijft. Het continue verbeteren en
creëert, levert en behoudt. Daarnaast zorgt het ervoor dat
vernieuwen (innovatie) is hiervoor een voorwaarde. Hypothese
de strategie volledig vertaald en geïmplementeerd wordt
5 is als volgt geformuleerd: Er wordt door woningcorporaties
in de organisatie (operationalisering). Zonder een volledig
geen prioriteit gegeven aan innovatie, omdat zij innovatie als
doorgevoerde strategie kan een organisatie niet succesvol
risicovol en kostbaar beschouwen. Het gevolg hiervan is dat
zijn. Het beheersen van het businessmodelinnovatie proces
woningcorporaties geen duurzaam concurrentievoordeel kunnen
is daarom essentieel voor woningcorporaties. Hypothese 4 is
behalen.
als volgt geformuleerd: Woningcorporaties maken geen gebruik van businessmodelinnovatie, omdat de kennis hiertoe binnen
De vijfde hypothese is door vier van de vijf (80%) geïnterviewden
hun organisaties ontbreekt. Hierdoor kunnen zij hun strategie niet
bevestigd en daarmee aanvaard. Geïnterviewden geven aan
volledig doorvoeren in hun organisatie.
dat zij ook weinig merken van innovatie bij woningcorporaties. Woningcorporaties volgen voornamelijk de markt en lopen
De vierde hypothese is door alle geïnterviewden unaniem
niet voorop wat betreft vernieuwing en innovatie. De oorzaak
bevestigd en daarmee aanvaard. Er wordt gesteld dat binnen
dat er geen prioriteit aan innovatie wordt gegeven ligt
de organisaties de kennis over businessmodellen ontbreekt.
volgens geïnterviewden echter niet in de overtuiging dat
Geïnterviewden geven aan dat ook dit het gevolg is van
innovatie risicovol en kostbaar is maar meer in het feit dat
het feit dat er tot voor kort geen externe factoren waren die
woningcorporaties er nu geen prioriteit aan kunnen geven. Ze
woningcorporaties hebben gedwongen om hun organisaties
zijn volop bezig met de ‘basis op orde’ brengen van organisaties.
te veranderen en te verbeteren. Daarnaast speelt mogelijk
De eerder benoemde koerswijzigingen en reorganisaties
mee dat het begrip businessmodel nog relatief jong is en er
zorgen ervoor dat er vele verander- en verbetertrajecten
nog weinig onderzoek is gedaan naar businessmodellen van
tegelijk lopen bij deze woningcorporaties. Hiermee wordt
woningcorporaties. De geïnterviewden onderkennen dat het
invulling gegeven aan de noodzakelijke korte termijn acties.
noodzakelijk is om een strategie tot uitvoering te brengen
De lange termijn scope en innovatie hebben daarmee een
en volledig door te voeren in de organisatie. Daarvoor is
lagere prioriteit. Een andere oorzaak die door geïnterviewden
businessmodelinnovatie cruciaal.
genoemd wordt is wederom het ontbreken van de externe factoren waardoor woningcorporaties tot op heden niet
Wel wordt door geïnterviewden aangegeven dat het mogelijk
gedwongen zijn om te innoveren. Het gevolg hiervan is dat
een kwestie van tijd is dat businessmodel denken ook bij
de benodigde kennis om te innoveren in deze organisatie
woningcorporaties
Woningcorporaties
ontbreekt. Visie, kennis en leiderschap zijn randvoorwaarden
lopen veelal niet voorop met het implementeren van nieuwe
wordt
toegepast.
voor een organisatie om ruimte te creëren voor innovatie
werkwijzen. Pas recent zijn woningcorporaties overtuigd van
en daarom is een cultuuromslag bij woningcorporaties
het belang van vastgoedsturing c.q. asset management en
noodzakelijk.
wordt er nu bij veel woningcorporaties aan gewerkt om dit te implementeren. Zo kan in de toekomst mogelijk het belang
Door alle geïnterviewden wordt gesteld dat innovatie cruciaal
van businessmodelinnovatie worden ingezien en toch bij
is voor woningencorporaties om zo hun maatschappelijke
woningcorporaties worden ingevoerd.
doelen succesvol te kunnen behalen. Als gevolg van de politieke en economische druk stellen veel woningcorporaties
5.3.5. Innovatie
dat zij gedwongen zijn zich meer en meer te beperken tot het
Uit de interviews is gebleken dat woningcorporaties een lage
enkel beheren van betaalbare woningen en geen mogelijkheid
prioriteit geven aan innovatie. Om zich als woningcorporaties
hebben om een bijdrage te leveren aan andere gerelateerde
onderscheidend te positioneren en een concurrentievoordeel
maatschappelijke
te realiseren is het van belang focus te houden op toekomstige
staan voor de uitdaging om, vanuit hun taakstelling, met
ontwikkelingen, buiten de kaders te denken voor nieuwe
nieuwe innovatieve oplossingen te komen om toch haar
klantgroepen en nieuwe producteigenschappen en een
maatschappelijke doelstellingen te behalen. Door de inzet
innovatiestructuur te creëren die hierop aansluit. Het is
van kennis en door het aangaan van samenwerkingen
onvoldoende om enkel een voorsprong te creëren en er van uit
kunnen woningcorporaties mogelijke een bredere doelgroep
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
vraagstukken.
Woningcorporaties
47
EMPIRISCH ONDERZOEK
bedienen en oplossingen bieden voor meerdere diverse
aanpassen van de producten en diensten op de behoeften van
maatschappelijke vraagstukken.
de klanten ofwel Client Excellence.
5.3.6. Businessmodel Oriëntatie Kwadrant
Door geïnterviewden wordt gesteld dat, kijkend naar het
Het theoretisch model is ook met de geïnterviewde
theoretisch model, er voor woningcorporaties nog werk
adviesbureaus besproken. Met betrekking tot het model
aan de winkel is om de drempelwaarde op het gebied van
zijn een tweetal vragen voorgelegd aan de adviseurs: Kunt
Operational Excellence te behalen. De verschillende processen
u zich vinden in danwel aanvullen op deze vier geformuleerde
kunnen nog verder worden verbeterd en echt ‘lean’ worden
strategische oriëntaties voor een woningcorporatie? Welke
ingericht. Met betrekking tot Asset Excellence wordt gesteld
strategische oriëntatie ziet u als de meest effectieve danwel
dat de drempelwaarde mogelijk al ruim behaald is. Dit omdat
de meest waarschijnlijke voor een woningcorporatie? Kunt u
de kwaliteit van de sociale huurwoningvoorraad al van hoog
aangeven waarom u dit zo ziet?
niveau is. Met de invoering van klantcontactcentra en de verdere digitalisering van verhuur- en mutatieprocessen
Ook de geïnterviewden bij de adviesbureaus hebben positief
wordt er door woningcorporaties wel al aan gewerkt om
gereageerd op het theoretisch model en kunnen zich vinden
de drempelwaarde met betrekking tot Client Excellence in
in de strategische oriëntaties. Eén van de geïnterviewden
stand te houden. Tot slot wordt gesteld dat, om redenen die
gaf aan moeite te hebben met het feit dat de strategische
ook benoemd zijn in paragraaf 5.3.5., de drempelwaarde met
oriëntaties gebaseerd zijn op concurrentiestrategieën. Dit
betrekking tot Resources Excellence op dit moment niet door
vanuit de overtuiging dat deze niet van toepassing zijn op
woningcorporaties wordt behaald. Geïnterviewden geven
maatschappelijke organisaties die een schaarsteproduct
unaniem aan dat dit de strategische oriëntatie is die voor lange
bieden. De andere deelnemers hebben echter bevestigd
termijn het beste zou passen bij woningcorporaties en waar de
dat op lange termijn de context waarin woningcorporaties
strategische (hoofd)focus op zou moeten liggen.
acteren zal veranderen. Net als uit de contextanalyse blijkt kan daarmee de concurrentiedruk toenemen en kunnen de
5.4. Conclusie
gepresenteerde strategische oriëntaties wel degelijke van
Het doel van het empirisch onderzoek was om inzicht te krijgen
toepassing zijn voor woningcorporaties. Daarnaast bevestigen
in hoe businessmodelinnovatie wordt toegepast binnen
geïnterviewden dat businessmodelinnovatie noodzakelijk is
woningcorporaties. Daarnaast was het doel om na te gaan of
voor de operationalisering van de gekozen strategie om deze
het theoretisch model toepasbaar is voor woningcorporaties
daarmee geheel door te kunnen voeren in de organisatie. Het
en om te beoordelen waar dit model eventueel moet
model dwingt daarom enerzijds om na te denken over de
worden aangepast. Hiervoor is inzicht verkregen vanuit twee
strategische keuze en anderzijds over de consequenties die
invalshoeken. Enerzijds vanuit woningcorporaties zelf en
deze keuze heeft voor het businessmodel van de organisatie.
anderzijds vanuit adviesbureaus.
Door geïnterviewden wordt aangegeven dat de termen
Uit de interviews blijkt dat bij geen van de betrokken
Operational Excellence en Client Excellence regelmatig
woningcorporaties het begrip businessmodel (bewust) wordt
gebruikt worden bij woningcorporaties maar dat betwijfeld
gehanteerd. Ook werd enige verwarring over het begrip
wordt of de betreffende organisaties werkelijk de essentie
businessmodel geconstateerd. Het businessmodel is diverse
van deze strategieën begrijpen. Er wordt op dit moment
keren enkel als verdienmodel gezien. Door de vertaalslag van
door veel woningcorporaties gewerkt aan reorganisaties. Dit
de strategische keuze (focus) naar een businessmodel niet of
uit zich vooralsnog voornamelijk in het terugdringen van de
onvoldoende uit te voeren kunnen woningcorporaties niet
kosten door het verminderen van het aantal werknemers en
succesvol zijn in het verwerven van een onderscheidende
het beperken van de activiteiten. Dit betekent echter nog
positie binnen hun sector en ook niet in het creëren van
niet dat er bij deze organisaties sprake is van een focus op het
toegevoegde (klant)waarde.
continue verbeteren en efficiënter maken van processen ofwel
48
Operational Excellence. Ook wordt er door woningcorporaties
Vanuit de invalshoek van adviseurs is bevestigd dat de
vaak gesteld dat de klant centraal staat. Echter worden
benodigde kennis en met betrekking tot het omgaan met een
woningcorporaties door geïnterviewden nog steeds als
businessmodel bij woningcorporaties nog ontbreekt. Daarbij
aanbod gedreven organisaties gezien. Er is geen sprake van
wordt wel benoemd dat dit mogelijk een kwestie van tijd is dat
een klantgerichte organisatie met een focus op het continue
hier verandering en verbetering in komt.
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
EMPIRISCH ONDERZOEK
Opvallend is dat in de empirie naar voren komt dat
is cultuur. De gewijzigde koers vraagt andere competenties van
woningcorporaties moeite hebben één (hoofd)focus voor
de werknemers dan voorheen. Dit vraagt een cultuur omslag.
de organisatie te kiezen. In de literatuur wordt gesteld dat
Zoals ook in de interviews met de woningcorporaties duidelijk
strategie draait om focus en om keuzes maken (trade-offs). Bij
naar voren is gekomen blijkt dat bedrijfscultuur veel moeilijker
de bepaling van de uiteindelijke strategie is het de bedoeling
is te veranderen dan andere aspecten van de organisatie.
dat aan alle oriëntaties aandacht wordt geschonken. Echter één strategische oriëntatie wordt zover ontwikkeld, dat deze
Ook is in de empire duidelijk naar voren gekomen dat
de hoofdfocus in de strategie krijgt. Vanuit de invalshoek
woningcorporaties geen prioriteit geven aan innovatie. In
van adviseurs is inzicht verkregen in de oorzaak dat
een reactie op de crisis wordt er door de woningcorporaties
woningcorporaties moeite hebben met het maken van keuzes.
de focus gelegd op kostenefficiëntie door het verbeteren van
Enerzijds durven woningcorporaties niet te kiezen vanuit
de bestaande situatie. Het enkel sturen op kostenefficiëntie
de volkshuisvestelijke ideologie om niemand in de steek te
is echter geen lange termijn strategie (maar wel een
mogen laten. Anderzijds zijn woningcorporaties tot op heden
voorwaarde voor het slagen van een strategie) en leidt
nooit gedwongen om te kiezen.
niet tot duurzaam concurrentievoordeel. Daarentegen is innovatie wel een voorwaarde voor een organisatie om een
Daarnaast is in de empirie het beeld ontstaan dat
duurzaam concurrentievoordeel te creëren en behouden
woningcorporaties het nog niet noodzakelijk achten om te
en zich daarmee onderscheidend te positioneren. Ook de
streven naar onderscheidend vermogen. Veelal wordt door
geïnterviewde adviseurs bevestigen de stelling dat innovatie
geïnterviewden gerefereerd aan de beschermde omgeving
essentieel is voor woningcorporaties. Enkel door in te zetten op
waarin woningcorporaties acteren waarbij er sprake is van een
innovatie kunnen woningcorporaties mogelijke een bredere
schaarste product en geen concurrentie. Uit de contextanalyse
doelgroep bedienen en oplossingen bieden voor meerdere
blijkt echter dat de omgeving waarin woningcorporaties
maatschappelijke vraagstukken.
acteren op lange termijn structureel zal wijzigen. Om met deze wijzigingen om te gaan zal een woningcorporatie juist wel
Geconcludeerd kan worden dat de geïnterviewden zich kunnen
moeten streven naar onderscheidend vermogen om zo ook in
vinden in het gepresenteerde model. Het model wordt door
de toekomst succesvol te blijven. De geïnterviewde adviseurs
zowel de betrokken woningcorporaties als adviseurs gezien
zijn hierover echter verdeeld.
als een goed instrument dat kan bijdragen aan het proces van
businessmodelinnovatie
binnen
woningcorporaties.
Adviseurs bevestigen het beeld dat woningcorporaties als
Het dwingt om na te denken over de strategische keuze
conservatief en reactief worden beschouwd en dat zij traag
en de gevolgen daarvan voor het businessmodel van de
reageren op veranderingen in de omgeving. Volgens hen is
organisatie. Naar aanleiding van het empirisch onderzoek is
dat het gevolg is van het feit dat er tot voor kort geen externe
een verbetering bij het theoretisch model doorgevoerd. Het
factoren waren die woningcorporaties hebben gedwongen
betreft het visualiseren van de drempelwaarde die aangeeft
om hun organisaties te veranderen en te verbeteren. Om met
dat naast de hoofdfocus er ook minimale aandacht besteed
een complexe en dynamische omgeving om te gaan dienen
moet worden aan de andere oriëntaties.
woningcorporaties zich aan te passen aan een veranderende omgeving. Dit vraagt een wendbare en flexibele organisatie. Opvallend is dat de betrokken woningcorporaties het verandervermogen van de eigen organisatie wel als groot beschouwen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat bij de betreffende organisaties recent organisatie wijzigingen zijn doorgevoerd om zo de organisatie aan te passen op de nieuwe strategische koers. Ook vanuit de betrokken adviseurs is aangegeven dat er verschillen zijn in het verandervermogen van woningcorporaties en dat er inmiddels een aantal woningcorporaties recent hebben aangetoond wel degelijk te beschikken over verandervermogen. Deze veranderingen zijn echter niet eenvoudig. Belangrijke factor bij deze veranderslag VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
49
C BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
6
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In dit hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen van
van het businessmodel. Woningcorporaties kunnen grip
dit onderzoek gepresenteerd. Eerst zal de centrale vraagstelling
krijgen op hun omgeving door de inzet van strategie. Het
worden beantwoord. Daarna zal worden stilgestaan bij aantal
maken van een duidelijke strategische keuze (focus) leidt ertoe
aanbevelingen met betrekking tot het onderzoeksthema
dat een woningcorporatie een onderscheidende positie kan
en voor vervolg onderzoek. Tot slot zal een reflectie worden
verwerven binnen haar sector en op deze wijze toegevoegde
gehouden op de gekozen onderzoeksmethodiek en de
(klant)waarde kan creëren.
onderzoeksresultaten. Essentieel hierbij is dat woningcorporaties hun strategische
6.1. Conclusies
keuze
De centrale vraagstelling in dit onderzoek luidt: Hoe moeten
operationaliseren van de strategie geschiedt door de vertaalslag
woningcorporaties hun businessmodel verbeteren om, gezien
naar een businessmodel. Het Businessmodel Oriëntatie
de structurele veranderingen in en rond de Nederlandse
Kwadrant (figuur 13) kan door woningcorporaties worden
corporatiesector, hun maatschappelijke doelstellingen te kunnen
toegepast als hulpmiddel bij het businessmodelinnovatie
blijven behalen?
proces. In het model scheppen de strategische oriëntaties
integraal
doorvoeren
in
hun
organisatie.
Het
hiervoor een kader. De strategische oriëntaties geven De dynamische omgeving waarin woningcorporaties acteren is
de (hoofd)focus voor de organisatie weer en bepalen de
aan continue verandering onderhevig. Er wordt verondersteld
waardepropositie van de organisatie. Deze waardepropositie
dat organisaties enkel succesvol kunnen zijn door grip te
is de specifieke samenstelling van producten en diensten die
krijgen op de omgeving waarin zij acteren. Het grip krijgen op
toegevoegde waarde schept voor de klantsegmenten van de
deze omgeving geschiedt door het ontwikkelen en vaststellen
organisatie. Om de gekozen strategische oriëntatie succesvol
van een strategie, welke richting en focus aan de organisatie
te implementeren dient het businessmodel vanuit de juiste
geeft. Het operationaliseren van deze strategie is de uitwerking
invalshoek te worden ontwikkeld of aangepast. Hiervoor
INNOVATIE FOCUS OP INNOVATIE
PRODUCT FOCUS OP PRODUCTVERNIEUWING
DREMPEL
ONDERSCHEIDEN DOOR INNOVATIEVE PRODUCTEN EN DIENSTEN VOOR NIEUWE KLANTEN EN MARKTEN DOOR RADICALE INNOVATIE
INVESTERINGGEDREVEN
ASSET EXCELLENCE
FOCUS OP PROCES
ONDERSCHEIDEN DOOR DE NIEUWSTE PRODUCTEN EN DIENSTEN
DOOR KOSTENEFFICIENTIE
DOOR INCREMENTELE INNOVATIE
KLANT WAARDE
ONDERSCHEIDEN DOOR PRODUCTEN EN DIENSTEN VOOR CONCURRERENDE PRIJZEN MET CONSTITENTE KWALITEIT
FOCUS OP KLANT ONDERSCHEIDEN DOOR HET OPBOUWEN EN ONDERHOUDEN VAN EEN DUURZAME KLANTRELATIE
DREMPEL
DOOR KLANTRELATIEMANAGEMENT
PROCES
KLANT
OPERATIONAL EXCELLENCE
AANBODGEDREVEN
RESOURCES EXCELLENCE
KLANTGEDREVEN
RESOURCEGEDREVEN
FIGUUR 13 - BUSINESSMODEL ORIENTATIE KWADRANT
CLIENT EXCELLENCE
Bron: eigen bewerking VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
51
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
dienen de vier invalshoeken voor businessmodelinnovatie.
omgeving. Om met de complexe en dynamische omgeving om te gaan dienen woningcorporaties zich aan te passen
Met de keuze voor een kwadrant wordt een woningcorporatie
aan deze constant veranderende omgeving. Dit vraagt een
gedwongen na te denken over en een duidelijke keuze te
wendbare en flexibele organisatie. Wijzigingen in strategie
maken voor een te voeren strategie en deze tevens integraal
en businessmodel kunnen dan beter en sneller worden
te implementeren in de organisatie (strategic alignment). Op
doorgevoerd in de organisatie waardoor de woningcorporaties
deze wijze kunnen woningcorporaties een businessmodel
grip houden op hun omgeving.
ontwikkelen waarmee zij onderscheidend vermogen creëren om zo ook in de toekomst toegevoegde (klant)waarde voor de
Pas businessmodelinnovatie toe
volkshuisvesting blijven leveren.
Het ontwikkelen en uitwerken van businessmodellen is nog niet gebruikelijk bij woningcorporaties. Dit is opvallend omdat
Naar
de
een businessmodel aantoont welke toegevoegde (klant)
woningcorporaties is een verbetering bij het theoretisch
aanleiding
van
de
interviewresultaten
met
waarde door de organisatie wordt gecreëerd. Daarnaast
model doorgevoerd. Het betreft het visualiseren van de
zorgt het ervoor dat de strategie volledig vertaald wordt en
drempelwaarde die aangeeft dat naast de hoofdfocus er ook
geïmplementeerd wordt in de organisatie. Zonder een volledig
minimale aandacht besteed moet worden aan de andere
doorgevoerde strategie kan een organisatie niet succesvol
oriëntaties.
zijn. Het beheersen van het businessmodel(innovatie)proces is daarom essentieel voor woningcorporaties.
In de empirie zijn tot slot een aantal aandachtspunten naar voren gekomen voor woningcorporaties die een
Geef innovatie prioriteit
succesvol businessmodelinnovatie proces in de weg staan.
Om zich als woningcorporaties onderscheidend te kunnen
Deze aandachtspunten worden in paragraaf 6.3 vervat tot
positioneren en een duurzaam concurrentievoordeel te
aanbevelingen ten aanzien van dit thema.
creëren en te behouden is het van belang focus te houden op toekomstige ontwikkelingen, buiten de kaders te denken
6.2. Aanbevelingen
voor nieuwe klantgroepen en nieuwe producteigenschappen
6.2.1. Ten aanzien van het onderzoeksthema
en een innovatiestructuur te creëren die hierop aansluit.
Maak keuzes
Het is onvoldoende om enkel een voorsprong te creëren.
Een woningcorporatie moet in de huidige dynamische context
Het gaat erom de juiste strategie en de daarbij horende
duidelijke en heldere keuzes maken. Als er geen keuzes worden
organisatiestructuur te kiezen die ervoor zorgt dat de
gemaakt dan blijft de organisatie, zoals Porter (1985) stelt, “stuck
voorsprong behouden blijft. Het continue verbeteren en
in the middle”. Dit heeft als gevolg dat een woningcorporatie
vernieuwen van producten en diensten (innovatie) is hiervoor
nooit haar volkshuisvestelijke doelen succesvol kan behalen.
een voorwaarde.
De woningcorporatie kan namelijk geen unieke en duurzame positie voor zichzelf creëren. Het beeld is ontstaan dat de bij het
6.2.2. Voor verder onderzoek
onderzoek betrokken woningcorporaties het niet eenvoudig
Zoals eerder benoemd is dit onderzoek te kenmerken als
vinden om zich enkel te richten op één strategische oriëntatie.
exploratief en kwalitatief van aard. Het gevolg hiervan is dat
Door keuzes (trade-offs) te maken kan de woningcorporatie
de in dit hoofdstuk gepresenteerde onderzoeksresultaten
zich beter positioneren in de sector.
slechts beperkt te generaliseren zijn. De resultaten zijn echter wel aanleiding om verder na te denken over
Streef naar onderscheidend vermogen
businessmodelinnovatie
Het is voor een woningcorporatie noodzakelijk om te streven
verkregen inzichten zijn bruikbaar voor vervolg onderzoek.
naar onderscheidend vermogen. Enkel op deze wijze kan
Enkele aanbevelingen hiervoor zijn:
door
woningcorporaties.
De
toegevoegde waarde worden gerealiseerd en kan een woningcorporatie streven naar een unieke en duurzame
Kleinere woningcorporaties
positie.
Voor dit onderzoek is als doelgroep gekozen voor 10 grote woningcorporaties. Deze doelgroep vertegenwoordigt ruim
52
Creëer een flexibele organisatie
20% van de sociale huursector en is actief op een breed
Woningcorporaties worden veelal als reactief beschouwd. Vaak
werkterrein en in gevarieerde landdelen. Het is goed mogelijk
wordt verweten dat zij traag reageren op veranderingen in de
dat een vergelijkbaar onderzoek onder middelgrote en/of
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
kleine woningcorporaties in andere regio’s tot andere resultaten
interviews gehouden met 10 grote woningcorporaties. In de
kan leiden. Met name de regionale verschillen die meermaals
vervolgfase zijn de resultaten van deze interviews geanalyseerd
in de empirie benoemd zijn, dwingen woningcorporaties
en vertaald naar hypothesen welke zijn voorgelegd aan vijf
tot andere strategische keuzes. Het is dus interessant om
adviesbureaus. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een verrijking
in vervolgonderzoek ook kleinere woningcorporaties te
van de onderzoeksresultaten omdat er data is verzameld
betrekken.
vanuit twee verschillende invalshoeken.
Dimensie organiseren
Opvallend was de nog beperkte kennis met betrekking tot
Uit de empirie is het beeld ontstaan gekomen dat
het begrip businessmodel bij de woningcorporaties. Hierdoor
woningcorporaties geen flexibele en wendbare organisaties
was het regelmatig noodzakelijk om dit begrip nader toe te
zijn. Om hier als woningcorporatie verandering in aan te
lichten. Het voordeel van de methode interviews is dat hier
brengen is het verandervermogen van belang. Daarbij speelt
de mogelijkheid voor is. Echter heeft dit ook de uitvoering
cultuur een cruciale rol. Door in vervolg onderzoek het thema
van de interviews voor mij bemoeilijkt omdat je er als
organiseren te betrekken kan inzicht worden verkregen welke
onderzoeker voor moet waken dat je de antwoordruimte van
organisatorische factoren van invloed zijn.
de geïnterviewde niet inperkt of zelfs vooraf invult.
Uitwerken businessmodellen
6.3.2. Onderzoeksresultaten
Met dit onderzoek is meer inzicht verkregen op welke wijze
Dit onderzoek had tot doel om inzicht te verschaffen in hoe
woningcorporaties businessmodelinnovatie in kunnen zetten
woningcorporaties businessmodelinnovatie in kunnen zetten
om in de toekomst hun maatschappelijke doelen te kunnen
om ook in de toekomst hun maatschappelijke doelstellingen te
behalen. Hiervoor is een theoretisch model gepresenteerd.
kunnen blijven behalen. Dit heeft er toe geleid dat op basis van
Dit model is een eerste aanzet tot het vormgeven van het
de contextanalyse in combinatie met het literatuuronderzoek
businessmodelinnovatie proces bij woningcorporaties. Het
een theoretisch model is ontwikkeld voor woningcorporaties,
is interessant om meer inzicht te verkrijgen in mogelijke
het Businessmodel Oriëntatie Kwadrant.
succesvolle businessmodellen die voortvloeien uit de keuze van één van de strategische oriëntaties die onderdeel zijn van
Vervolgens is door middel van een empirisch onderzoek
het theoretisch model.
inzicht verkregen op welke wijze businessmodelinnovatie door woningcorporaties ingezet kan worden. Hierbij is onderzocht
6.3. Reflectie
of het theoretisch model toepasbaar is op woningcorporaties.
6.3.1. Onderzoeksmethodologie In paragraaf 5.1 is uitgebreid stilgestaan bij de verantwoording
In de empirie is bevestiging gevonden van de werking van
van de gekozen onderzoeksmethodologie. Het empirisch
het theoretisch model waarmee gesteld kan worden dat de
onderzoek is uitgevoerd in twee fasen. In de eerste fase zijn
doelstelling van dit onderzoek is behaald.
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
53
B BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
BIBLIOGRAFIE
Afuah, A. & Tucci. C.L. (2001). Internet business models and strategies: Text and cases. 2nd ed. New York: McGraw-Hill.
Elsinga, M., Jong-Tennekes, N. de, Heijden & H. van der. (2011). Crisis en woningmarkt. Delft: Onderzoeksinstituut OTB.
Amit, R., Zott, C. & Massa, L. (2010). The business model: Theoretical roots, resentdevelopments, and future research. Barcelona: IESE Business School.
Erlandson, D.A., Harris, E.L., Skipper, B.L. & Allen, S.D. (1993). Doing naturalistic inquiry: A guide to methods. Newbury Park, CA: Sage.
Amlal, M. (2012). Remapping the strategic mind-set of real estate investment companies. Making a difference at the beginning. Amsterdam: MRE Master Thesis.
Ernst & Young LLP (2013). Visiedocument Woningcorporaties 2020. Dynamische strategievorming, een continu proces. Februari 2013. Arnhem: Ernst & Young branchegroep Woningcorporaties.
Ansoff, H.I. (1965). Corporate strategy. New York: McGraw-Hill.
Finance Ideas (2013). Staatssteun. Geraadpleegd op 1 oktober 2013 van: http://herzienewoningwet. nl/afb/DAEB%20en%20niet-DEAB%20activiteiten(1).pdf
Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de & Teunissen, J. (2009). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Gerritsen, S. (2009). Schrijfgids voor economen. Bussum: Coutinho.
Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de & Kalmijn, M. (2000). Enquêteren en gestructureerd interviewen. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Gijp, B. van der, Uittenbogaard, L. (red.) & Veldman, H. (red.) (2013). Strategie en vastgoed. Houten: Noordhoff Uitgevers.
Beekers, W. (2010). Hoe woningcorporaties ontworteld raakten. Socialisme & Democratie, nummer 5-6, 2010, jaargang 67.
Hamel, G. & Prahalad, C.K. (1994). Competing for the future. Boston, MA: Harvard Business School Press.
Besanko, D., Baarda, D.B, Goede, M.P.M. de, Meer-Middelburg & A.G.E. van der (1997). Basisboek open interviewen. Praktische handleiding voor het voorbereiden en afnemen van open interviews. Houten: Educatieve Partners Nederland BV.
Have, S. ten, Eng, N. van der, Have, W. ten & Millenaar, L. (2011). Waarom businessmodellen zich zo moeilijk laten veranderen. Holland/Belgium Management Review, Nr. 137–2011, p. 53-58.
Brohm, R. & Janssen, W. (2011). Kwalitatief onderzoeken. Delft: Eburon.
Hesp, K. (2013). Een gelukkig huwelijk of een gedwongen partnerschap. Een nieuw perspectief op de samenwerking tussen projectontwikkelaars en woningcorporaties. Amsterdam: MRE Master Thesis.
CBRE (2012). Woningmarkt in transitie. Een nieuw speelveld voor woningbeleggers. Juni 2012. Amsterdam: CBRE.
Johnson, G. Scholes, K. (1999). Exploring corporate strategy. 6th ed. Harlow: Pearson Education.
Centraal Bureau voor de Statistiek (2012). Bevolkingsprognose 2012-2060: Langer leven, langer werken. Den Haag, Heerlen: CBS.
Jong, A. de (2007). Regionale Huishoudensprognose 2005-2025. Den Haag: RPB/CBS.
Collis, D.J. & Rukstad, M.G. (2008). Can you say what strategy is. Harvard Business Review, april 2008.
Jong, R. de (2013). De balans verstoord. Een rapport over de corporatiesector ten behoeve van de parlementaire enquete woningcorporaties. Den Haag: Aedes.
Dorr, D. & Wittenberg, M. (2012). De Nieuwe Woningcorporatie. Bouwstenen voor de inrichting van de organisatie. Utrecht: Atrivé.
Kim, W.C. & Mauborgne, R. (2005). Blue ocean strategy: from theory to practice. Boston, MA: Harvard Business School Press.
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
55
BIBLIOGRAFIE
KPMG (2011). Woningcorporaties ‘resetten’ zich, verslag van het onderzoek naar veranderingen en uitdagingen voor de corporatiesector. Den Haag: KPMG.
Sanchez, R. & A. Heene (1997). Competence-based strategic management: Concepts and issues for theory, research, and practice. Chichester: Wiley.
Levitt, T. (1960). Marketing myopia. Harvard Business Review. July-Augustus.
Seddon, P. & Lewis, G. (2003). Strategy and business models: what’s the difference? 7th Pacific Asia Conference on Information Systems, July, Adelaide, Australia.
Lidell Hart, B.H. (1967). Strategy: The indirect approach. Dehli: Natraj Publishers.
Soest, M.A. van (2011). Koersen op de Blauwe Oceaan. Naar een nieuwe businessmodel voor de onafhankelijke projectontwikkelaar van kantoren. Amsterdam: MRE Master Thesis.
Magretta, J. (2002). Why businessmodels matter. Harvard Business Review, May: 86-92. Mast, I., van der & Folkers, E. (2012). Op Weg Naar 2025: Toekomstroutes voor woningcorporaties. Amersfoort: Twynstra Gudde. Morris, M., Schindehutte, M. & Allen, J. (2005). The entrepreneur’s business model: toward a unified perspective. Journal of Business Research, 2005, vol. 58, issue 6, p. 726-735. Osterwalder, A. & Pigneur, Y. (2009). Business Model Generatie. Deventer: Kluwer. Planbureau voor de Leefomgeving (2011). Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2011–2040: sterke regionale contrasten. Den Haag: PBL. Porter, M.E. (1980). Competitive Strategy. New York: The Free Press.
Treacy, M. & Wiersema, F. (1995). The Discipline of Market Leaders: Choose Your Customers, Narrow Your Focus, Dominate Your Market. Jackson, TN: Perseus Publishing. Veldman, H., e.a. (2008). Strategie en management. Houten: Noordhoff Uitgevers. Veldman, H. & Velden, J. van der (2011). Succesvolle Bedrijven. Houten: Noordhoff Uitgevers. Verschuren, P. & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag: LEMMA. Visscher, A. (2011). Corporaties en Beleggers. Wat kunnen zij voor elkaar betekenen. Amsterdam: MRE Master Thesis. VROM (2005). Besluit beheer sociale-huursector. Den Haag: BZK.
Porter, M.E. (1985). Competitive Advantage; Creating and Sustaining Superior Performance. New York: The Free Press.
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (2013). Trendanalyse woningcorporaties 2013-2017. Mei 2013. Hilversum: WSW
Porter, M.E. (1996). What is Strategy? Harvard Business Review, Volume 74, No. 6, p. 61-78. p. 84–103. Rabobank (2014). Kwartaalbericht Woningmarkt. Februari 2014. Utrecht: Rabobank. Rubin, H., & Rubin, I. (2005). Qualitative interviewing. Thousand Oaks: Sage.
56
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
B BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
BIJLAGEN
1
BEGRIPPENLIJST
Strategie
Innovatie
Voor dit onderzoek wordt aangesloten bij de theorieën van
Bij innovatie kan onderscheid gemaakt worden tussen
Porter (1980, 1985) en definiëren wij het begrip strategie als
incrementele innovatie en radicale innovatie. Bij incrementele
volgt: “Strategie is de richting en afbakening van de activiteiten
innovatie richt een organisatie zich op toegevoegde waarde
van een organisatie op de lange termijn, hetgeen de organisatie
creëren op korte termijn. De producten en diensten worden
concurrentievoordeel oplevert door de strategische inzet van
daarbij op een zodanige manier verbeterd dat klanten ze bij
middelen, om in een veranderende omgeving tegemoet te
wijze van spreken morgen willen kopen. Hiervoor is een korte
komen aan de behoeften van de markten en de verwachtingen
ontwikkeltijd van belang, net als kennis en het beheersen van
van belanghebbenden” (Veldman, 2008).
de risicofasen in product- en of dienstontwikkeling. Daarnaast is het van belang veel kennis te hebben van de klanten om zo
Businessmodel
snel in te kunnen spelen op de behoeften van de klant.
Osterwalder (2009) heeft met zijn onderzoek getracht om nader inzicht te verschaffen in het begrip businessmodel.
Bij een radicale innovatie moet er worden nagedacht over
Hij beschrijft de grondgedachte van het businessmodel als
wat de vraag in de toekomst zal zijn. De focus ligt dus op de
hoe een organisatie waarde creëert, levert en behoudt. In dit
lange termijn. Daarnaast is radicale innovatie onafhankelijk
onderzoek wordt deze definitie voor het begrip businessmodel
van bestaande producten of diensten. Dit in tegenstelling tot
gehanteerd.
incrementele innovatie waarbij het draait om een verbetering van bestaande producten of diensten. Bij radicale innovatie is
Businessmodelinnovatie
er dus sprake van compleet nieuwe producten of diensten met
Businessmodelinnovatie kan gezien worden als het proces
een nieuwe toepassing. Radicale innovaties zijn risicovol en
van het ontwerpen van een compleet nieuw businessmodel
vereisen vaak grote investeringen. Dit komt doordat ze zulke
of het aanpassen en verbeteren van een reeds bestaand
ingrijpende veranderingen teweeg brengen waar mensen
businessmodel (Osterwalder, 2009).
vaak aan moeten wennen. Hierdoor is het niet zeker of ze succesvol zullen zijn.
Business Model Canvas Voor het ontwikkelen en analyseren van businessmodellen kan het Business Model Canvas van Osterwalder (2009) worden toegepast. Het is een visuele manier om de 9 belangrijke elementen van een businessmodel te beschrijven. In het Business Model Canvas staat de waardepropositie die de organisatie aan haar klanten biedt centraal. Daarnaast zijn de vier hoofdkenmerken van iedere onderneming, te weten klanten, aanbod, infrastructuur en financiële middelen, onderdeel van het Business Model Canvas. Deze vier hoofdgebieden heeft Osterwalder verder uitgesplitst in 9 bouwstenen. Strategische oriëntaties Voor dit onderzoek zijn een viertal strategische oriëntaties voor woningcorporaties onderscheiden. Deze oriëntaties zijn gebaseerd op de modellen van Treacy en Wiersema (1995) en Kim en Mauborgne (2005). De strategische oriëntaties geven de (hoofd)focus voor de organisatie weer en bepalen de waardepropositie van de organisatie. Deze waardepropositie is de specifieke samenstelling van producten en diensten die toegevoegde waarde schept voor de klantsegmenten van de organisatie. Om de gekozen strategische oriëntatie succesvol te implementeren dient het businessmodel vanuit de juiste invalshoek te worden ontwikkeld of aangepast VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
59
BIJLAGEN
2
60
OVERZICHT DESTEP ANALYSE
ONTWIKKELINGEN EN TRENDS
GEVOLGEN VOOR WONINGCORPORATIES
GEVOLGEN VOOR BUSINESSMODELLEN
VRAAGT OM...
TOENAME BEVOLKINGSOMVANG (REGIONALE VERSCHILLEN)
IN GROEI REGIO’S IS ER OP LANGE TERMIJN RISICO OP SCHAARSTE AAN WONINGEN, LANGERE WACHTTIJDEN EN PRIJSSTIJGINGEN.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOEDPORTEFEUILLE EN KAPITAALBEHOEFTE) EN OPBRENGSTEN. MET BESTAANDE PRODUCTIE MIDDELEN KAN NIET AAN DE KWANTITATIEVE VRAAG WORDEN VOLDAAN.
INNOVATIE VAN PRODUCTIEMIDDELEN (KAPITAAL) EN PARTNERS: SAMENWERKING MET INSTITUTIONELE BELEGGERS OF PRIVATE INVESTEERDERS. DIVERSIFICATIE VAN FINANCIERINGSKANALEN DOOR ALTERNATIEVE KAPITAALVERSCHAFFERS IS NOODZAKELIJK.
TOENAME BEVOLKINGSOMVANG (REGIONALE VERSCHILLEN)
IN KRIMP REGIO’S IS ER RISICO OP OVERAANBOD AAN WONINGEN (LEEGSTAND), PRIJSDALINGEN EN LANGERE VERKOOPTIJDEN. DIT HEEFT OOK GEVOLGEN VOOR DE LEEFBAARHEID.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOEDPORTEFEUILLE EN KAPITAALBEHOEFTE) EN OPBRENGSTEN. MET BESTAANDE PRODUCTIE MIDDELEN KAN NIET AAN DE KWALITATIEVE VRAAG WORDEN VOLDAAN.
INNOVATIE VAN PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOED): INVESTEREN IN DUURZAAMHEID (AANTREKKELIJKHEID) VAN HET PRODUCT EN ZORGEN DAT HET PRODUCT PAST BIJ DE BEHOEFTE VAN DE KLANTEN OM LEEGSTAND TEGEN TE GAAN. INNOVATIE VAN KLANTSEGMENTEN: AANTREKKEN NIEUWE DOELGROEPEN (BIJV. IMMIGRANTEN) OM LEEGSTAND TEGEN TE GAAN.
TOENAME AANTAL (EENPERSOONS) HUISHOUDENS
MET DE HUIDIGE VASTGOEDPORTEFEUILLES KAN MOGELIJK ONVOLDOENDE INVULLING WORDEN GEGEVEN AAN DE VERANDERENDE BEHOEFTE (WOONWENSEN) VAN ALLEENSTAANDEN. ALS DE PORTEFEUILLE NIET AANSLUIT IS DEZE PER DEFINITIE ONRENDABEL.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOEDPORTEFEUILLE EN KAPITAALBEHOEFTE) EN OPBRENGSTEN.
INNOVATIE VAN PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOED): MEER EN KLEINERE WONINGEN GESCHIKT VOOR ALLEENSTAANDEN. FLEXIBILITEIT VAN HET PRODUCT IS VAN BELANG (AANPASBAAR BOUWEN).
DUBBELE VERGRIJZING
MET DE HUIDIGE VASTGOEDPORTEFEUILLES KAN MOGELIJK ONVOLDOENDE INVULLING WORDEN GEGEVEN AAN DE VERANDERENDE BEHOEFTE (WOONWENSEN) VAN OUDEREN. ALS DE PORTEFEUILLE NIET AANSLUIT IS DEZE PER DEFINITIE ONRENDABEL.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOEDPORTEFEUILLE EN KAPITAALBEHOEFTE) EN OPBRENGSTEN.
INNOVATIE VAN PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOED): AANPASSINGEN BESTAANDE WONINGEN AAN DOELGROEP OUDEREN EN ONTWIKKELEN LEVENSLOOP BESTENDIGE WONINGEN. ONTWIKKELEN NIEUWE WOONCONCEPTEN VOOR OUDEREN. MOGELIJK IN SAMENWERKING MET PARTNERS (ZORGPARTIJEN, VRIJWILLIGERSORGANISATIES).
RECESSIE
VERKOOPOPBRENGSTEN DALEN DOOR DALENDE HUIZENPRIJZEN EN STAGNERENDE WONINGMARKT. VERMINDERDE INKOMSTEN DOOR AFBOEKINGEN GRONDPOSITIES EN NIEUWBOUW KOOPWONINGEN. RISICO OP VERMOGENSVERLIEZEN VANWEGE IN HET VERLEDEN ONDER VOORWAARDE VERKOCHTE WONINGEN.
GEVOLGEN VOOR OPBRENGSTEN EN PRODUCTIEMIDDELEN (BESCHIKBAARHEID KAPITAAL).
OP KORTE TERMIJN DE PIJN TE NEMEN EN VOOR DE LANGE TERMIJN TE INVESTEREN.
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
BIJLAGE
RECESSIE
DOOR DE ONZEKERHEID OP DE KOOPWONINGMARKT EN EEN TOENAME IN WERKLOOSHEID KAN DE VRAAG NAAR SOCIALE HUURWONINGEN VERDER TOENEMEN.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOEDPORTEFEUILLE EN KAPITAALBEHOEFTE) EN OPBRENGSTEN.
INNOVATIE VAN PRODUCTIEMIDDELEN (KAPITAAL) EN PARTNERS: SAMENWERKING MET INSTITUTIONELE BELEGGERS OF PRIVATE INVESTEERDERS. DIVERSIFICATIE VAN FINANCIERINGSKANALEN DOOR ALTERNATIEVE KAPITAALVERSCHAFFERS IS NOODZAKELIJK.
VERANDERENDE FINANCIELE MARKTEN
VERANDERDE WET- EN REGELGEVING VOOR FINANCIELE INSTELLINGEN LEIDT TOT HOGERE KOSTEN VOOR FINANCIERING EN EEN VERMINDERDE BEREIDHEID TOT INVESTERINGEN IN WONINGBOUWPROJECTEN (DOOR TOENAME RISICO’S OP DE WONINGMARKT).
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (BESCHIKBAARHEID KAPITAAL) EN KOSTENSTRUCTUUR (HOGERE PRICING).
INNOVATIE VAN PRODUCTIEMIDDELEN (KAPITAAL) EN PARTNERS: SAMENWERKING MET INSTITUTIONELE BELEGGERS OF PRIVATE INVESTEERDERS. DIVERSIFICATIE VAN FINANCIERINGSKANALEN DOOR ALTERNATIEVE KAPITAALVERSCHAFFERS IS NOODZAKELIJK.
INDIVIDUALISERINGSTREND
MET DE HUIDIGE VASTGOEDPORTEFEUILLES KAN MOGELIJK ONVOLDOENDE INVULLING WORDEN GEGEVEN AAN DE VERANDERENDE BEHOEFTE (WOONWENSEN) VAN ALLEENSTAANDEN. ALS DE PORTEFEUILLE NIET AANSLUIT IS DEZE PER DEFINITIE ONRENDABEL.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOEDPORTEFEUILLE EN KAPITAALBEHOEFTE) EN OPBRENGSTEN.
INNOVATIE VAN PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOED): MEER EN KLEINERE WONINGEN GESCHIKT VOOR ALLEENSTAANDEN. FLEXIBILITEIT VAN HET PRODUCT IS VAN BELANG (AANPASBAAR BOUWEN).
SNEL VERANDEREND IT LANDSCHAP
WERKZAAMHEDEN KUNNEN STRUCTUREEL VERANDEREN WAARDOOR HET AANTAL FTE’S FORS KAN VERMINDEREN. DE DIGITALISERING GRIJPT IN OP ALLE BEDRIJFSPROCESSEN.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (MINDER FTE’S), KLANTRELATIES (VERANDERENDE PROCESSEN), DISTRIBUTIEKANALEN (ONLINE DIENSTVERLENING) EN KOSTENSTRUCTUUR (INVESTERINGEN IN IT VERSUS MINDER ARBEIDSKOSTEN).
INNOVATIE VAN KLANTRELATIES EN DISTRIBUTIEKANALEN: DOOR IMPLEMENTEREN VAN NIEUWE WERKWIJZE EN DIGITALISERING VAN PROCESSEN.
SOCIAL MEDIA EN PARTICIPATIE
WONINGCORPORATIES HEBBEN IN HET KADER VAN LEEFBAARHEID, INVESTERINGEN, VERHUUR, BEHEER EN ONDERHOUD DAGELIJKS TE MAKEN MET VEELEISENDE HUURDERS EN WIJKBEWONERS. ONLINE DIENSTVERLENING WORDT DE TOEKOMST.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (MINDER FTE’S), KLANTRELATIES (VERANDERENDE PROCESSEN), DISTRIBUTIEKANALEN (ONLINE DIENSTVERLENING) EN KOSTENSTRUCTUUR (INVESTERINGEN IN IT VERSUS MINDER ARBEIDSKOSTEN).
INNOVATIE VAN KLANTRELATIES EN DISTRIBUTIEKANALEN: DOOR IMPLEMENTEREN VAN NIEUWE WERKWIJZE EN DIGITALISERING VAN PROCESSEN.
KETENINTEGRATIE
DOOR KETENINTEGRATIE KAN GOEDKOPER GEBOUWD EN GERENOVEERD WORDEN EN MEER KWALITEIT WORDEN GELEVERD. GOED OPDRACHTGEVERSCHAP IS DAARBIJ ESSENTIEEL. DIT VERGT ANDERE COMPETENTIES VAN WERKNEMERS EN HET AANGAAN VAN SAMENWERKINGEN.
GEVOLGEN VOOR ACTIVITEITEN, PARTNERS (SAMENWERKING), PRODUCTIEMIDDELEN (KENNIS, ARBEID) EN KOSTENSTRUCTUUR.
INNOVATIE VAN PARTNERS (SAMENWERKING) EN PRODUCTIEMIDDELEN (ARBEID): KOSTENBESPARING DOOR KETENSAMENWERKING OP GEBIED VAN NIEUWBOUW, BEHEER EN ONDERHOUD. GOED OPDRACHTGEVERSCHAP VRAAGT ANDERE COMPETENTIES VAN WERKNEMERS.
VERDUURZAMINGSOPGAVE
HET VERDUURZAMEN VAN DE VASTGOEDPORTEFEUILLE DRAAGT BIJ AAN VERDUURZAMING VAN ONZE MAATSCHAPPIJ EN AAN HET VERLAGEN VAN DE WOONLASTEN VAN HUURDERS. DE INVESTERINGEN HIERVOOR ZIJN VEELAL NIET KOSTENDEKKEND.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOEDPORTEFEUILLE EN KAPITAALBEHOEFTE) EN OPBRENGSTEN.
INNOVATIE VAN KOSTENSTRUCTUUR EN OPBRENGSTEN: ONTWIKKELEN VAN NIEUWE VERDIENMODELLEN (DOOR INZET VAN ENERGIEZUINIGHEID EN DUURZAAMHEID ALS KOSTENBESPARING).
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
61
BIJLAGE
62
DE INVLOED VAN EUROPA
DOOR HUURMAXIMALISATIE IS HET MIOGELIJK OM DE HUREN TE VERHIOGEN VAN HUURDERS MET HOGERE INKOMENS.
GEVOLGEN VOOR OPBRENGSTEN.
INNOVATIE OP KLANTSEGMENTEN (MIDDEN INKOMENS) EN OPBRENGSTEN (HUURMAXIMALISATIE): INSPELEN OP DE BEHOEFTE VAN DE MIDDENINKOMENS. HIERDOOR KUNNEN EXTRA INKOMSTEN WORDEN GEGENEREERD.
BELASTINGEN EN HEFFINGEN
DE DIVERSE BELASTINGEN EN HEFFINGEN VERHOGEN DE DRUK OP DE KASSTROMEN.
GEVOLGEN VOOR OPBRENGSTEN.
INNOVATIE VAN PRODUCTIEMIDDELEN (KAPITAAL) EN PARTNERS: SAMENWERKING MET INSTITUTIONELE BELEGGERS OF PRIVATE INVESTEERDERS. DIVERSIFICATIE VAN FINANCIERINGSKANALEN DOOR ALTERNATIEVE KAPITAALVERSCHAFFERS IS NOODZAKELIJK.
HUURBELEID
HUUROPBRENGSTEN VAN SOCIALE HUURWONINGEN STIJGEN MINDER HARD DAN MARKTHUREN. HIERDOOR WORDT EEN DEEL VAN DE HUURINKOMSTEN MIS GELOPEN.
GEVOLGEN VOOR OPBRENGSTEN.
INNOVATIE VAN KOSTENSTRUCTUUR EN OPBRENGSTEN: ONTWIKKELEN VAN NIEUWE VERDIENMODELLEN (BIJVOORBEELD DOOR ONTWIKKELEN WOONCONCEPTEN VOOR OUDEREN, AANBIEDEN VAN KENNIS M.B.T. ONTWIKKELEN ZORGVASTGOED AAN ZORGPARTIJEN ETC.)
SCHEIDING DAEB EN NIET-DAEB
NIET-DAEB BEZIT KAN NIET MEER WORDEN GEFINANCIEERD MET (WSW) GEBORGD GELD. HER-FINANCIERING KAN LEIDEN TOT EEN HOGERE VOLUME DRUK OP DE FINANCIELE MARKT MET ALS GEVOLG SCHAARSTE EN EEN HOGERE PRICING.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (BESCHIKBAARHEID KAPITAAL) EN KOSTENSTRUCTUUR (HOGERE PRICING).
INNOVATIE VAN PRODUCTIEMIDDELEN (KAPITAAL) EN PARTNERS: SAMENWERKING MET INSTITUTIONELE BELEGGERS OF PRIVATE INVESTEERDERS. DIVERSIFICATIE VAN FINANCIERINGSKANALEN DOOR ALTERNATIEVE KAPITAALVERSCHAFFERS IS NOODZAKELIJK.
HYPOTHEEKRENTEAFTREK
AANPASSINGEN IN HYPOTHEEKRENTEAFTREK REGELING ZORGEN OP TERMIJN VOOR HOGERE MAANDLASTEN MET MOGELIJKE GEVOLGEN VOOR DE LEENCAPACITEIT VAN KOPER. DIT KAN WEER (NEGATIEVE) GEVOLGEN HEBBEN VOOR DE INVESTERINGSCAPACITEIT OP DE WONINGMARKT.
GEVOLGEN VOOR OPBRENGSTEN EN PRODUCTIEMIDDELEN (BESCHIKBAARHEID KAPITAAL).
INNOVATIE VAN PRODUCTIEMIDDELEN (KAPITAAL) EN PARTNERS: SAMENWERKING MET INSTITUTIONELE BELEGGERS OF PRIVATE INVESTEERDERS. DIVERSIFICATIE VAN FINANCIERINGSKANALEN DOOR ALTERNATIEVE KAPITAALVERSCHAFFERS IS NOODZAKELIJK.
LEGITIMATIEVRAAGSTUK
DISCUSSIES OVER ROL EN TAKEN WONINGCORPORATIES LEIDEN TOT BEPERKING WERKTERREIN EN STRENGER TOEZICHT.
GEVOLGEN VOOR PRODUCTIEMIDDELEN (VASTGOEDPORTEFEUILLE) EN KOSTENSTRUCTUUR (RISICO BEHEERSING, WAARDE-STURING).
WAARDESTURING: GEEFT INZICHT IN WELK ‘OFFER’ VAN FINANCIEEL RENDEMENT GEMAAKT WORDT VOOR HET MAATSCHAPPELIJK DOEL. MEER NADRUK OP RISICOMANAGEMENT EN RISICOBEHEERSING (MOETEN IN DE ORGANISATIE WORDEN INGEBED).
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
BIJLAGEN
3
INTERVIEWVRAGEN WONINGCORPORATIES
Vooraf:
deze oriëntaties te koppelen aan de door Osterwalder (2009)
•
Korte introductie
geformuleerde invalshoeken voor businessmodelinnovatie
•
Bespreken doel van het onderzoek en interview
wordt een theoretisch model gevormd waarmee het businessmodelinnovatie proces kan worden vormgegeven.
In dit onderzoek staat het businessmodel van woningcorporaties
Hiermee kunnen woningcorporaties een businessmodel
centraal. Onderzocht wordt wat de consequenties van de
ontwikkelen waarmee zij onderscheidend vermogen creëren.
structurele veranderingen in de Nederlandse corporatiesector
Op deze wijze kunnen zij ook in de toekomst toegevoegde
zijn en wat de invloed daarvan is op het businessmodel van
(klant)waarde voor de volkshuisvesting blijven leveren.
woningcorporaties. Algemeen: Omgeving In de wetenschap is steeds meer aandacht voor strategie in
Het
verdienmodel,
een
belangrijk
element
van
het
relatie tot vastgoed. Echter uit literatuuronderzoek blijkt dat
businessmodel van corporaties, voldoet niet meer en is aan
er nog weinig onderzoek is gedaan naar businessmodellen
revisie toe. Met de brutering in 1995 werd de corporatiesector
van woningcorporaties. Voor de term businessmodel geldt
een ‘revolving fund’, wat inhoudt dat iedere euro die wordt
dat dit begrip in de wetenschap relatief jong is. Osterwalder
uitgegeven vroeg of laat weer moet worden terugverdiend.
(2009) heeft met zijn onderzoek getracht om nader inzicht
Dat terugverdienen wordt steeds lastiger. Het inflatievolgend
te verschaffen in het begrip businessmodel. Hij beschrijft de
huurbeleid leidt tot lagere directe rendementen en
grondgedachte van het businessmodel als hoe een organisatie
operationele kasstromen.
waarde creëert, levert en behoudt. Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat er een theoretisch model is ontwikkeld. Doel
Tegelijkertijd genereren corporaties steeds minder financiële
van dit model is de inzet van businessmodelinnovatie door
middelen uit de verkoop van (bestaand) bezit en zijn deze
woningcorporaties om tot een kansrijk en toekomstbestendig
opbrengsten sterk afhankelijk van de ontwikkelingen op de
businessmodel te komen.
woningmarkt. Deze stagneert, mede door ingrepen in de hypotheekrenteaftrek en de zwaardere financieringseisen van
De
omgeving
aan
snelle
waarin
woningcorporaties
opeenvolgende
veranderingen
acteren
is
banken.
onderhevig.
Woningcorporaties staan voor de uitdaging om met deze
Ook substantiële heffingen voor de sector zoals de
veranderende omgeving om te gaan. Het draait hierbij
verhuurderheffing (ter financiering van de huurtoeslag) en
om grip krijgen op de omgeving. Dit geschiedt door het
de heffing voor het saneringsfonds van het CFV als gevolg
ontwikkelen en vaststellen van een strategie en deze integraal
van de derivatenproblematiek, leggen een groot beslag op
in de organisatie door te voeren. Het operationaliseren
beschikbare middelen.
van strategie is de uitwerking van het businessmodel. Een wijziging in de strategie leidt daarom altijd tot wijzigingen
Daarnaast is sprake van relatief hoge beheers- en
in het businessmodel. Het krachtenveld (complexe maar
onderhoudskosten. Er is sprake van onbalans tussen de prijs
vooral een veranderende context) dwingt woningcorporaties
voor nieuwbouw (de stichtingskosten), de netto opbrengsten
in toenemende mate om na te denken over het vernieuwen
uit exploitatie, de opbrengsten bij verkoop en de kosten voor
van het businessmodel. Daarmee is businessmodelinnovatie
kwaliteitsverbetering. Woningcorporaties moeten meer lenen
essentieel voor woningcorporaties om ook in de toekomst hun
om te kunnen investeren en de rentelasten lopen verder op.
doelstellingen te kunnen blijven behalen. 1.
Wat is uw visie op de huidige omgeving?
Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat er een theoretisch
2.
Welke belangrijkste kerntrends kunt u in de
model is ontwikkeld, het Businessmodel Oriëntatie Kwadrant.
omgeving onderscheiden?
Doel van dit model is de inzet van businessmodelinnovatie
3.
Welke belangrijkste marktkrachten kunt u in de
door woningcorporaties om ook in de toekomst hun
omgeving onderscheiden?
maatschappelijke doelstellingen te kunnen blijven behalen.
4.
Welke krachten vanuit een macro economische
Dit wordt bereikt door het specifiek zichtbaar maken van
perspectief zijn sterk van invloed op de omgeving?
strategische oriëntaties geënt op woningcorporaties. De
5.
Welke krachten vanuit de sector hebben een
oriëntaties zijn gebaseerd op waardestrategieën van Treacy
dermate grote invloed op de omgeving waarin u
en Wiersema (1995) en Kim en Mauborgne (2005). Door
acteert?
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
63
BIJLAGEN
6.
Op welke wijze heeft de omgeving invloed op de
14.
Welke rol speelt de omgeving waarin u als organisatie
doelstellingen van de strategie van uw organisatie?
in acteert in de formulering van de
7.
Op welke wijze zet uw organisatie strategie in om in
ondernemingsstrategie?
te spelen op de veranderende omgeving?
15.
Op welke wijze staat de klant centraal in de
8.
Wat doet uw organisatie vanuit het perspectief van
ontwikkeling van uw strategie?
het businessmodel anders dan voorheen?
16.
Op welke wijze kunnen woningcorporaties
zich onderscheiden? Rekening houdend met de
Algemeen: Veranderen
huidige context, hoe kan een woningcorporatie
Om inte kunnen spelen op de vele veranderingen in de
toegevoegde waarde creëren voor de klant en
omgeving waarin een organisatie acteert dienen organisaties
organisatie?
te beschikken over een groot verandervermogen. Een nieuwe strategie en een nieuwe businessmodel implementeren vraagt
Algemeen: Businessmodel
dan ook verandervermogen en innovatiekracht.
Voor de term businessmodel geldt dat dit begrip in de wetenschap relatief jong is. Osterwalder (2009) heeft met zijn
9.
Welke verandering binnen uw organisatie vindt u
onderzoek getracht om nader inzicht te verschaffen in het
het meest noodzakelijk?
begrip businessmodel. Hij beschrijft de grondgedachte van
10.
Wat vindt u van het verandervermogen van de
het businessmodel als hoe een organisatie waarde creëert,
corporatiesector? 11.
levert en behoudt.
Hoe omschrijft u het verandervermogen van uw
organisatie?
17.
Wat is volgens u een businessmodel?
18.
Hoe wordt binnen uw organisatie het
Algemeen: Strategie
businessmodel ontwikkeld/vastgesteld?
Strategie bepaalt de lange termijn richting en afbakening
19.
Wanneer is een businessmodel succesvol?
van de activiteiten van een organisatie. Daarnaast draait
20.
Op welke terreinen kunnen woningcorporaties een
het bij strategie om het begrijpen van en omgaan met
waardepropositie leveren?
concurrentie. Het gaat er daarbij om dat een organisatie
21.
Welke invloed heeft het operationeel model op het
beter presteert dan haar concurrenten. Hierdoor kunnen
door uw organisatie vastgestelde businessmodel?
organisaties zich onderscheidend positioneren in hun sector
22.
Welke elementen van het verdienmodel ondergaat
teneinde toegevoegde (klant)waarde creëren. Daarbij is het
de grootste verandering?
proces van formulering en vervolgens de uitvoering van deze strategie essentieel. Cruciaal hierbij is het maken van keuzes
Model: Businessmodel Oriëntatie Kwadrant
en het volledig doorvoeren van de gekozen strategie in de
Alle woningcorporaties acteren in dezelfde omgeving
organisatie. Er is geen sprake van een keuze als er geen trade-
met dezelfde maatschappelijke doelstellingen. Vanuit het
offs worden gemaakt.
theoretisch model kunnen wij voor een woningcorporatie een viertal oriëntaties voor het creëren, leveren en behouden van
Het maken van een duidelijke keuze, in feite het realiseren
de waardepropositie te onderscheiden. Deze oriëntaties zijn
van trade-offs, houdt in dat je als organisatie er ook voor kiest
Operational Excellence (proces), Asset Excellence (product),
om bepaalde activiteiten bewust niet (meer) te doen. Alleen
Client Excellence (klant) en Resources Excellence (innovatie).
door focus op één strategische oriëntatie kan een organisatie
64
zich onderscheiden en toegevoegde (klant)waarde creëren.
23.
Kunt u zich vinden in (danwel aanvullen op) deze
Het volledig doorvoeren van strategieën in een organisatie
vier geformuleerde oriëntaties/waardeproposities
leidt tot versterking van het functioneren van die organisaties
voor een woningcorporatie?
waardoor deze zich kunnen profileren ten opzichte van de
24.
Aan welke randvoorwaarden (bijvoorbeeld kwaliteit,
concurrenten.
kapitaal, marktsituatie) zouden de vier oriëntaties
moeten voldoen? En wat zouden reële bedreigingen
12.
Wat zijn uw opvattingen ten aanzien van het
kunnen zijn?
ontwikkelen en uitvoeren van een strategie?
25.
Welke oriëntatie is op uw organisatie van
13.
Wat zijn volgens u de belangrijkste factoren om een
toepassing? Kunt u aangeven waarom de
strategie te wijzigen? En wanneer?
betreffende keuze is gemaakt?
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
BIJLAGEN
4
INTERVIEWVRAGEN ADVIESBUREAUS
Vooraf:
deze oriëntaties te koppelen aan de door Osterwalder (2009)
•
Korte introductie
geformuleerde invalshoeken voor businessmodelinnovatie
•
Bespreken doel van het onderzoek en interview
wordt een theoretisch model gevormd waarmee het businessmodelinnovatie proces kan worden vormgegeven.
In
dit
onderzoek
woningcorporaties
staat centraal.
het
businessmodel
Onderzocht
wordt
van
Hiermee kunnen woningcorporaties een businessmodel
hoe
ontwikkelen waarmee zij onderscheidend vermogen creëren.
woningcorporaties businessmodelinnovatie in kunnen zetten
Op deze wijze kunnen zij ook in de toekomst toegevoegde
om ook in de toekomst hun maatschappelijke doelstellingen
(klant)waarde voor de volkshuisvesting blijven leveren.
te kunnen blijven behalen. Het eerste deel van het empirisch onderzoek is uitgevoerd In de wetenschap is steeds meer aandacht voor strategie in
door middel van diepte-interviews met medewerkers van
relatie tot vastgoed. Echter uit literatuuronderzoek blijkt dat
woningcorporaties die op een leidinggevend of strategisch
er nog weinig onderzoek is gedaan naar businessmodellen
niveau werkzaam zijn. Op basis van de resultaten van deze
van woningcorporaties. Voor de term businessmodel geldt
interviews zijn een vijftal hypothesen geformuleerd. Middels
dat dit begrip in de wetenschap relatief jong is. Osterwalder
dit interview wil ik deze hypothesen en het theoretisch
(2009) heeft met zijn onderzoek getracht om nader inzicht
model met u bediscussiëren om tot een verdieping van de
te verschaffen in het begrip businessmodel. Hij beschrijft de
onderzoeksresultaten te komen.
grondgedachte van het businessmodel als hoe een organisatie waarde creëert, levert en behoudt. Dit onderzoek heeft ertoe
Thema 1: Keuze voor één strategische (hoofd)focus
geleid dat er een theoretisch model is ontwikkeld. Doel
Een woningcorporatie moet in de huidige dynamische context
van dit model is de inzet van businessmodelinnovatie door
duidelijke en heldere strategische keuzes maken. Indien geen
woningcorporaties om tot een kansrijk en toekomstbestendig
keuzes worden gemaakt, dan blijft de organisatie, zoals Porter
businessmodel te komen.
(1985) stelt, “stuck in the middle”. Dit heeft als gevolg dat een organisatie nooit haar doelen succesvol kan behalen. De
De
omgeving
aan
snelle
waarin
woningcorporaties
opeenvolgende
veranderingen
acteren
is
organisatie kan namelijk geen unieke en duurzame positie voor
onderhevig.
zichzelf creëren. Het beeld is ontstaan dat woningcorporaties
Woningcorporaties staan voor de uitdaging om met deze
het niet eenvoudig vinden om zich enkel te richten op één
veranderende omgeving om te gaan. Het draait hierbij
strategische oriëntatie. Door keuzes (trade-offs) te maken kan
om grip krijgen op de omgeving. Dit geschiedt door het
de organisatie zich beter positioneren in de sector.
ontwikkelen en vaststellen van een strategie en deze integraal in de organisatie door te voeren. Het operationaliseren
Hypothese 1: Woningcorporaties maken geen duidelijke keuze
van strategie is de uitwerking van het businessmodel. Een
voor één strategische (hoofd)focus omdat zij vanuit hun
wijziging in de strategie leidt daarom altijd tot wijzigingen
maatschappelijke doelstellingen de klant centraal willen stellen
in het businessmodel. Het krachtenveld (complexe maar
maar anderzijds gedwongen worden om kostenefficiëntie te
vooral een veranderende context) dwingt woningcorporaties
behalen. Het gevolg is dat woningcorporaties hun doelen niet
in toenemende mate om na te denken over het vernieuwen
succesvol kunnen behalen.
van het businessmodel. Daarmee is businessmodelinnovatie essentieel voor woningcorporaties om ook in de toekomst hun
Thema 2: Streven naar onderscheidend vermogen
doelstellingen te kunnen blijven behalen.
Het is voor een woningcorporatie noodzakelijk om te streven naar onderscheidend vermogen. Enkel op deze wijze kan een
Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat er een theoretisch
woningcorporatie een unieke en duurzame positie verkrijgen
model is ontwikkeld, het Businessmodel Oriëntatie Kwadrant.
in de sector en toegevoegde (klant)waarde worden gecreëerd.
Doel van dit model is de inzet van businessmodelinnovatie door woningcorporaties om ook in de toekomst hun
De noodzaak ligt in de gewijzigde omgeving waarin
maatschappelijke doelstellingen te kunnen blijven behalen.
woningcorporaties acteren. Echter lijkt het dat de noodzaak
Dit wordt bereikt door het specifiek zichtbaar maken van
hiervan nog niet bij woningcorporaties is doordrongen. In dit
strategische oriëntaties geënt op woningcorporaties. De
onderzoek is geobserveerd dat woningcorporaties het (nog)
oriëntaties zijn gebaseerd op waardestrategieën van Treacy
niet noodzakelijk achten om te streven naar onderscheidend
en Wiersema (1995) en Kim en Mauborgne (2005). Door
vermogen. Veelal wordt gerefereerd aan de beschermde
VAN KEUZE NAAR EXECUTIE
65
BIJLAGEN
omgeving waarin woningcorporaties acteren waarbij sprake is
organisaties ontbreekt. Hierdoor kunnen zij hun strategie niet
van een schaarste product en geen concurrentie.
volledig doorvoeren in hun organisatie.
Hypothese 2: Woningcorporaties streven niet naar onderscheidend
Thema 5: Innovatie
vermogen vanwege de breed aanwezige perceptie van een
Om
beschermde omgeving waarin zij (ook in de toekomst denken
positioneren en een concurrentievoordeel te realiseren is het
te blijven) acteren. Het gevolg hiervan is dat woningcorporaties
van belang focus te houden op toekomstige ontwikkelingen,
geen onderscheidende positie kunnen verkrijgen in hun sector om
buiten de kaders te denken voor nieuwe klantgroepen en
zo toegevoegde (klant)waarde te kunnen leveren.
nieuwe producteigenschappen en een innovatiestructuur te
zich
als
woningcorporaties
onderscheidend
te
creëren die hierop aansluit. Thema 3: Streven naar een wendbare en flexibele organisatie
Het is onvoldoende om enkel een voorsprong te creëren en
Om met een complexe en dynamische omgeving om te
er van uit te gaan dat deze positie zonder verdere inspanning
gaan dienen woningcorporaties zich aan te passen aan een
behouden kan worden. Het gaat om de juiste strategie en de
veranderende omgeving. Dit vraagt een wendbare en flexibele
daarbij horende organisatiestructuur te kiezen die ervoor zorgt
organisatie. Wijzigingen in strategie en businessmodel kunnen
dat de voorsprong behouden blijft. Het continue verbeteren
dan beter en sneller worden doorgevoerd in de organisatie
en vernieuwen (innovatie) is hiervoor een voorwaarde. Uit
waardoor de woningcorporaties grip houden op hun
de interviews is gebleken dat woningcorporaties een lage
omgeving en toegevoegde klantwaarde kunnen bieden.
prioriteit geven aan innovatie.
Uit de interviews is het beeld ontstaan dat woningcorporaties
Hypothese 5: Er wordt door woningcorporaties geen prioriteit
als conservatief en reactief worden beschouwd en dat zij traag
gegeven aan innovatie, omdat zij innovatie als risicovol en kostbaar
reageren op veranderingen in de omgeving.
beschouwen. Het gevolg hiervan is dat woningcorporaties geen duurzaam concurrentievoordeel kunnen behalen.
Hypothese 3: Woningcorporaties zijn als organisatie weinig tot niet wendbaar noch flexibel ingericht omdat er tot voor kort
Theoretisch model: Businessmodel Oriëntatie Kwadrant
geen externe (politieke en economische) factoren waren die
Alle woningcorporaties acteren in dezelfde omgeving
woningcorporaties hiertoe hebben gedwongen. Het gevolg
met dezelfde maatschappelijke doelstellingen. Vanuit het
hiervan is dat woningcorporaties slechts traag reageren op
theoretisch model kunnen wij voor een woningcorporatie een
veranderingen in de omgeving.
viertal strategische oriëntaties voor het creëren, leveren en behouden van de waardepropositie onderscheiden.
Thema 4: Businessmodelinnovatie Uit de interviews is het beeld ontstaan dat het ontwikkelen
Deze oriëntaties zijn Recources Excellence (innovatie), Asset
en uitwerken van businessmodellen niet gebruikelijk is bij
Excellence (product), Client Excellence (klant) en Operational
woningcorporaties. Dit is opvallend omdat een businessmodel
Excellence (proces).
aantoont
welke
toegevoegde
(klant)waarde
door
de
organisatie wordt gecreëerd. Een businessmodel geeft inzicht
1.
Kunt u zich vinden in danwel aanvullen op deze
op welke wijze een organisatie toegevoegde (klant)waarde
vier geformuleerde strategische oriëntaties voor een
creëert, levert en behoudt.
woningcorporatie?
Daarnaast zorgt het ervoor dat de strategie volledig vertaald en
2.
Welke strategische oriëntatie ziet u als de meest
geïmplementeerd wordt in de organisatie (operationalisering).
effectieve danwel de meest waarschijnlijke voor een
Zonder een volledig doorgevoerde strategie kan een
woningcorporatie? Kunt u aangeven waarom u dit zo
organisatie niet succesvol zijn. Het beheersen van het
ziet?
businessmodelinnovatie proces is daarom essentieel voor woningcorporaties. Hypothese 4: Woningcorporaties maken geen gebruik van businessmodelinnovatie, omdat de kennis hiertoe binnen hun 66
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
BUSINESSMODELINNOVATIE VOOR WONINGCORPORATIES
AMSTERDAM SCHOOL OF REAL ESTATE
DIT ONDERZOEK IS EEN EERSTE AANZET NAAR HET VORMGEVEN VAN MOGELIJKE KANSRIJKE EN
MASTER OF REAL ESTATE 2010-2012
STRATEGISCHE ORIËNTATIES ZICHTBAAR GEMAAKT. OM DE GEKOZEN STRATEGISCHE ORIËNTATIE SUCCESVOL
MASTER THESIS, DECEMBER 2014
TOEKOMSTBESTENDIGE BUSINESSMODELLEN VOOR WONINGCORPORATIES. HIERTOE ZIJN EEN VIERTAL TE IMPLEMENTEREN DIENT HET BUSINESSMODEL VANUIT DE JUISTE INVALSHOEK TE WORDEN ONTWIKKELD OF AANGEPAST. EEN COMBINATIE VAN DEZE STRATEGISCHE ORIËNTATIES MET DE INVALSHOEKEN VOOR BUSINESSMODELINNOVATIE LEIDT ERTOE DAT DE AFZONDERLIJKE STRATEGISCH MANAGEMENT PROCESSEN VAN STRATEGIE FORMULERING EN STRATEGIE IMPLEMENTATIE MET ELKAAR WORDEN
[email protected]
GEÏNTEGREERD IN EEN THEORETISCH MODEL VOOR BUSINESSMODELINNOVATIE. MET DE KEUZE VOOR EEN KWADRANT WORDT EEN WONINGCORPORATIE GEDWONGEN NA TE DENKEN OVER EN EEN DUIDELIJKE KEUZE TE MAKEN VOOR EEN TE VOEREN STRATEGIE EN DEZE TEVENS INTEGRAAL TE IMPLEMENTEREN IN HAAR ORGANISATIE (STRATEGIE ALIGNMENT). OP DEZE WIJZE KUNNEN WONINGCORPORATIES EEN
DESIGN BY GRACIOUS STUDIOS
BUSINESSMODEL ONTWIKKELEN WAARMEE ZIJ ONDERSCHEIDEND VERMOGEN CREËREN OM ZO OOK IN DE TOEKOMST TOEGEVOEGDE (KLANT)WAARDE VOOR DE VOLKSHUISVESTING TE KUNNEN BLIJVEN LEVEREN.