MORGENDIENST zondag 26 juli 2015, 9e zondag na Pinksteren Grote Kerk, Wildervank voorganger: ds. Marien Grashoff
Lied voor de dienst : Lied 216: 1, 2, 3 Welkom & mededelingen DIENST VAN VOORBEREIDING Intochtslied : Psalm 113: 1 Groet Gebed voor de wereld Bidden wij tot God voor een wereld in verwarring. Een wereld waarin vangnetten dranghekken zijn geworden, waarin basisrechten verdiend moeten worden, waarin ontheemden als bedreiging worden gezien, waarin mensen met een ander geloof worden onthoofd, waarin afgesproken rechten weer afgebroken worden, waarin goed en kwaad verward worden. Voor die wereld bidden wij allen tezamen: HEER ONTFERM U! Bidden wij tot God voor mensen in verwarring. Mensen die niet meer weten aan welke eis te voldoen, die zichzelf niet meer kennen, die een ander enkel als concurrent kunnen zien, die hun bestaan niet zeker meer zijn, die vastlopen in een wereld zonder God, die niet meer durven geloven in een God van bevrijding. Voor die mensen bidden wij allen tezamen: HEER ONTFERM U! Zo bidden wij door Christus, onze Heer. Amen. Woord van bemoediging Glorialied : Psalm 136: 1, 11, 12, 13 DIENST VAN HET WOORD Gebed van de zondag Lezing uit het Oude Testament : Jesaja 63,7-1461 Zingen : Psalm 68: 7, 10 Lezing uit het Nieuwe Testament : Markus 6,30-442 Zingen : Lied 942 1 2
Bijbel in gewone taal 2014. Naardense bijbel 2004.
-1-
Preek Ik ging naar de Grote Kerk in Veendam voor een stemmige vergadering van gewijde mannen. We spraken ernstig, misschien zelfs verstandig, over zaken van geloof en kerk. Toen ik weer buiten stond, zaten daar een paar Veendammer jongeren. Ze rookten iets dat ik nog nooit gerookt heb. En ze vroegen of ik vaker ‘daar in die kerk kwam’. Ik bekende dat mij dat als dominee wel eens vaker overkwam. ‘Zo, dan gelooft u dus dat God bestaat?’ was de volgende vraag. ‘En die schepping, gelooft u dat dan ook? Ik denk dat het evolutie was,’ volgde er meteen achteraan. Ach ja, wat je op een zonnige woensdagmiddag niet tegenkomt in Veendam. We hadden eigenlijk een aardig gesprek. De rookwaar had hun geest nog niet beneveld, eerder zelfs wat verruimd. En ik probeerde uit te leggen dat die vraag ‘of God bestaat’ wat mij betreft onzinnig is. Òf je gelooft, en dan is God er gewoon. Òf je gelooft niet, en dan is de vraag verder niet van belang. Tenzij je graag wilt geloven dat God niet bestaat. De heren vonden dat ik wel een punt had. En ze rookten vredig verder. Het was een onverwachte ontmoeting met een onverwacht gesprek. Ik heb geen nieuwe kerkleden geworven, maar had wel het gevoel iets zinnigs gedaan te hebben. Maar die vraag ‘of God bestaat’ is niet enkel iets voor anderen. Niet enkel een manier om gelovigen eens onder vuur te nemen. Zo van: ‘Bewíjs het maar eens!’ Ik denk dat de vraag ons allemaal wel eens bekruipt. Elke zondag lezen we uit de bijbel. Velen lezen ook thuis aan tafel nog, vaak met een bijbels dagboek ernaast. We bidden in de kerk, thuis en zelfs nog op school. We zingen Gods lof. Maar wat merken we nu echt van de God waarom dat allemaal draait? Komt er antwoord op ons gebed? Betekenen die bijbelverhalen werkelijk wat voor ons leven? Ik ken mensen voor wie God te groot en te ver weg is. Zij houden zich liever vast aan Jezus. Hij was een mens als wij. Zijn leerlingen noemen hem ‘zoon van God’. Daar kunnen zij bij aansluiten. Ik ken ook mensen voor wie juist Jezus een probleem is. Want èn God èn mens, dat past niet in hun ervaring. Voor hun is juist die grote God eerder te bevatten. Want God is gewoon God, zonder extra’s. God is Geest en Liefde, en daarbij kunnen zij zich aansluiten. En natuurlijk ken ik ook mensen die zich hier verder niet druk om maken. Ze leven gewoon hun leven en kerkgang heeft daarin nu eenmaal een plek. Mensen blijven altijd mensen en daarom zijn ze nogal verschillend. – Die vraag ‘of God wel bestaat’ kwam bij mij op toen ik de tekstgedeelten van vandaag las. Laten we eerst kijken naar wat de profeet zegt. Vooraf: dat is niet zo makkelijk. Als professor De Moor ons in Kampen wat nederigheid wilde bijbrengen, liet hij ons een stuk Jesaja vertalen. Dat was zweten. Ook voor de professor zelf trouwens. Voor vanmorgen had ik eerst een reeks vertalingen naast elkaar gelegd en daaruit mijn eigen versie gemaakt. Die was toch te moeilijk. Tenslotte kozen we voor de Bijbel in gewone taal. Die vertaalt zeker niet op de manier die ons in Kampen is geleerd. Ik zou gezakt zijn nog voor ik de vertaling af had, als ik zo had vertaald. Maar in die vrije vertaling en eenvoudige taal komt toch de boodschap van Jesaja helder uit. -2-
Dat God ‘beroemd’ geworden zou zijn, is niet mijn vertaalkeuze – er staat dat God zich een luisterrijke Naam gemaakt heeft – maar dat is een detail. En juist die herhaling van de woorden Waar is de God…? – wat er letterlijk gesproken niet staat – maakt de boodschap van Jesaja helder. Het is een vraag die door blijft klinken. Wat ziet het volk nu werkelijk van die beloofde terugkeer uit de ballingschap? Zien ze werkelijk dat het land weer hun beloofde land is geworden? Tegelijk is het een oproep tot geloof en vertrouwen. Wie gelooft ziet de werkelijkheid in een ander licht. Eerst herinnert Jesaja aan Gods daden: hoe hij het volk uit Egypte leidde, door de Rietzee en de woestijn, en tenslotte door de Jordaan het beloofde land in. God bevrijdde, God ontfermde zich, God leidde de uittocht en de intocht. Jesaja brengt dat in herinnering. Maar het volk heeft het niet geloofd en gelooft er nog steeds niet in. Daarom ziet het ook geen bevrijding of terugkeer. Misschien wil het dat zelfs niet meer. En waar de mensen het niet meer geloven, komen de daden van God los in de ruimte te hangen. Maar, zegt de profeet, wat als God het zich nu eens herinnert? Als God zijn Geest aan het werk zet onder de mensen? Zodat tenslotte ook zij weer met geloof naar hun leven en hun toekomst durven kijken? Nou, dan is het niet vanzelf allemaal weer in orde. Dan komen juist de vragen. Wáár is de God, ònze God…? Maar het zijn juist die vragen die mensen veranderen en wakker schudden. Door te vragen naar God, naar degene die nooit vanzelfspreekt, hervinden ze hun hoop, hun geloof, hun daadkracht. Vertrouwend op Gods Geest, die immers ieder mens geschonken wordt, laten ze hun cynische realisme of hun wanhoop los. Ze durven hopen, ze leren geloven en daardoor doen ze de dingen die opnieuw bevrijding brengen. Dat betekent dat bijbelse woord gedenken (waarvoor de Bijbel in gewone taal ‘terugdenken aan’ zegt). Dat we ons iets zó herinneren, dat die herinnering echt levend wordt. Zodat we datgene wat we ons herinneren ook met het heden kunnen verbinden. We hebben net allerlei herdenkingen rond de MH17-ramp gehad. Ook de ramp met het German Wings-toestel in de Franse Alpen kwam weer langs. Mensen denken dan terug aan iets dat gebeurd is. Maar meer dan dat: ze beleven opnieuw wat er toen door hen heenging. En ze delen dat met anderen, lotgenoten, maar ook vreemden. Als dat herinneren en opnieuw beleven ook de ervaring van verbondenheid of oprecht medelijden weet terug te halen, gaat het om gedenken in bijbelse zin. Want zulke verbondenheid als al die mensen in Brabant en Utrecht daar langs de snelweg toonden, roept ons ook nu op om verbonden te zijn. De herinnering wordt ook een oproep voor vandaag. Dat is gedenken. – Maar hoe gedenk je de verbondenheid van mensen wanneer de hele wereld iets anders lijkt te zeggen? De werkelijkheid van vandaag gaat over het recht van de sterkste, en wie die race niet bij kan houden, moet het steeds meer helemaal zelf uitzoeken. Politieke leiders en grote bazen uit het bedrijfsleven vallen de een na de ander zwaar door de mand, omdat ze schaamteloos bezig zijn met hun eigenbelang. Onze reactie kan gemakkelijk zijn: ik moet maar zorgen dat ik er het beste van maak… Niet? Maar wat betekent ‘verbondenheid’ dan nog, wanneer we lijken te verzuipen in de hardheid van alledag? Zo is de situatie van Jezus’ leerlingen. Moederziel alleen in het stikkedonker, middenop de -3-
woeste golven, ploeteren ze tegen de wind in. Met nauwelijks hoop op zegen, als schippers zonder God. Want waar is de Heer als je hem nodig hebt? Waar is die Geest van God? De leerlingen zijn compleet ondersteboven van de tegenslag die ze krijgen en ze kunnen er geen centimeter voorbij zien. ‘Blown off their feet’, zeggen de Schotten. Dan kòmt de Heer – maar de leerlingen zien alleen een spook. Als je probeert om de aanwezigheid van de Heer of de Geest van God letterlijk te nemen, dan zie je inderdaad spoken. En spoken bestaan niet. Wat brengt ze weer bij de les? Dat is de Heer die spreekt. Net zoals God zijn scheppingswerk begint met spreken. En de boodschap van de Heer grijpt gewoon vooruit naar het paasevangelie: Houdt moed! Vreest niet! (Want om die paasboodschap is het Markus in heel zijn evangelie te doen.) En Jezus zegt ook: Ik ben het! Dat is een simpele mededeling met tegelijk een hele diepe grond. Op een letterlijk niveau zegt Jezus gewoon dat hij het is – en geen spook of demon of wat dat ook. Maar die woorden roepen ook een reeks plaatsen uit de Torah in herinnering waar God zich aan mensen openbaart.3 Diezelfde woorden klonken toen God met Abraham een verbond sloot, maar vooral ook toen hij Mozes riep vanuit de brandende braamstruik: IK BEN ZOALS IK ZIJN ZAL. Ook de Tien Woorden beginnen ermee en in Leviticus 19, het meest centrale gedeelte uit de Torah klinkt het als een refrein: Ik ben de ENE! Markus zegt dus: ‘Niet alleen Jezus was daar, maar Gods Geest zelf.’ Dáárom zijn de leerlingen zo buiten zichzelf. Toen ze de vijf broden en de twee vissen hadden uitgedeeld onder vijfduizend man, waren ze toch nog blijven steken op dat letterlijke niveau. Ze dachten dat het om dagelijks brood ging, terwijl Jezus juist zichzelf uitdeelde, Gods Geest. Nu, in het donker, middenop het woeste meer, moeten ze opnieuw leren door de letterlijkheid van wat voorhanden is heen te kijken. Dat is buitengewoon onthutsend. Want of God bestaat of niet, is een onzinnige vraag. God is hier, zonder omhaal, zonder twijfel. Die storm overleven ze wel. Ze zijn ervaren vissers en ze kennen de boot en water als geen ander. Maar ze geloven er zelf niet meer in. En dat drijft ze bijna de diepte in. Dan spreekt Jezus – zij houden moed – niet langer zijn ze bang. Ze zijn, om het te zeggen met een lijfspreuk van Willem van Oranje, rustig temidden der woedende baren.4 En ze luisteren weer. – En wij? Geloven wij er nog in? Laten wij ons bangmaken door alle gepraat over de onmogelijkheid van Gods bestaan? Of houden we juist van schrik angstvallig vast aan de letterlijkheid ervan? Hoe ervaren wij Gods aanwezigheid? Daar is een hele reeks antwoorden op. In de grootsheid van de natuur, in het machtige geweld van de zee, in de stilte van een kapel, in de liefde van een naaste, in de rust van meditatie, enzovoort. Al die antwoorden kloppen. Maar werken ze 3
4
De Griekse woorden van Markus vinden we uiteraard niet in de Hebreeuwse bijbel, maar wel in de Septuaginta, de Griekse vertaling ervan: evgw, eivmi (ego eimi). De centrale teksten zijn Genesis 17,1, Exodus 3,6.14; 20,2; Deuteronomium 5,9. In Leviticus 19, letterlijk het hart van de Torah, staat het liefst 13 keer. Zie ook Genesis 26,24; 31,13; 46,3. Exodus 7,5; 8,18; 14,4.18; 29,46; Leviticus 11,44v; 21,23; 22,30; 24,22; 25,17; 26,1v.13,44v. Een motto in het Latijn: Saevis tranquillus in undis. Koningin Wilhelmina greep weer terug op dit motto, in haar memoires Eenzaam maar niet alleen (1962), en ook koning Willem-Alexander verwees ernaar bij zijn inhuldiging (2013). Hendrik Colijn kaapte de spreuk als titel voor het ARP-beginselprogramma (1934). Maar de katholieke voorman W(ilhelmus!). H. Nolens was er al eerder, in paapse stoutigheid, mee aan de haal gegaan door twee letters te verwisselen: Saevus tranquillis in undis – hetgeen de betekenis omkeert tot ‘woest temidden van rustige golven’.
-4-
ook als we middenin de storm zitten? Als de duisternis ons insluit? Hoe komt God naar ons toe? Hoe is God bij ons? Iemand zei mij: ‘Ik mis mijn man steeds meer, nu hij er niet meer is. Maar als ik bid, word ik rustig en weet ik God dichtbij.’ Dat was geen vroom antwoord, aan de dominee verteld omdat het zo goed klinkt. Dat was een oprechte, eigen ervaring. Een veel jonger iemand zei: ‘Toen ik het echt niet meer wist en met niemand kon praten, was het enige dat ik nog had dat ik kon bidden. Klinkt raar, maar dat gaf mij kracht.’ Ook dat was geen poging om het goede antwoord te geven, maar een diepe, eigen ervaring. Voor ieder mens werkt het anders. Ik heb jaren zitten wachten op een religieuze ervaring die mij voor altijd duidelijk zou maken dat God er is. Die ervaring kwam niet. Intussen had ik wel geleerd de gregoriaanse mis te zingen. Ik was overrompeld door de stilte van het klooster. In de nasleep van een burn-out had Taizé mijn ziel gevoed. En ja, ook het wandelen en fietsen in de natuur hielp. Niets van dat alles gaf ook maar een spat bewijs. Maar terugkijkend – ik mag wel zeggen: gedenkend – realiseerde ik mij dat zo’n bewijs helemaal niet nodig was. Hoe plat was mijn leven geweest zonder die ervaringen die mij erbovenuit tilden? Daar is God dus. Laten we voor onszelf eens rustig terugkijken op ons leven. En dan ontdekken – gedenken – waar we vrede, gerechtigheid, barmhartigheid, wijsheid hebben ervaren. Dat zullen waarschijnlijk geen momenten geweest zijn van overdonderende openbaring. Maar zo’n hele rij kleine ervaringen bij elkaar is welbeschouwd toch ook onthutsend? Sommigen is het soms gegeven om een diepe mystieke ervaring te vinden. Maar ook zonder dat is God er voor ons, bij ons en in ons. Als we durven geloven. Want geloven is vertrouwen, en ook toevertrouwen. Als dat je gegeven wordt, als je het aandurft, blijken de woeste golven om je heen misschien wel kalme golven te zijn. Of ze zijn net zo woest als je dacht, maar je bent niet langer bang. Zo is God bij mensen. Voor wie geloven. Amen. Zingen : Lied 917 DIENST VAN HET ANTWOORD Collecte Voorbeden Onze Vader Slotlied : Lied 981 Zegen
-5-