Protestantse Gemeente ‘De Graankorrel’ te 's-Graveland
Zondag 9 augustus 2015 Voorganger: ds. P.H. van Gilst, Bussum Gastvrouw: Truus Leene Lector: Mia Forma Diaken: Marjon v.d. Pouw Organist: Johan Haaksma Koster: Jan van Doorn Openingslied: Lied 91a: 1, 2, 3 1
Wie in de schaduw Gods mag wonen hoeft niet te vrezen voor de dood. Zoek je bij Hem om onderkomen – dan wordt zijn vrede jou tot brood. God legt zijn vleugels van genade beschermend om je heen als vriend en Hij bevrijdt je van het kwade, opdat je eens geluk zult zien.
2
Engelen zendt Hij alle dagen om jou tot vaste gids te zijn. Zij zullen je op handen dragen door een woestijn van hoop en pijn. Geen bange nacht zal je doen beven, geen ziekte waar een mens van breekt. Lengte van leven zal God geven, rust aan de oever van een beek.
3
Geen duister zal je overvallen, er is een licht dat eeuwig brandt. Duizenden doden kunnen vallen, – jij blijft geschreven in Gods hand. God is een schild voor zijn getrouwen die leven van geloof alleen. Hij zal een nieuwe hemel bouwen van liefde om hun tranen heen.
Kyriegebed Glorialied: Lied 305: 1, 2, 3 1
Alle eer en alle glorie geldt de luisterrijke naam! Vier de vrede die Hij heden uitroept over ons bestaan. Aangezicht / vol van licht, zie ons vol ontferming aan!
1
Protestantse Gemeente ‘De Graankorrel’ te 's-Graveland
2
Alle eer en alle glorie geldt de Zoon, de erfgenaam! Als genade die ons toekomt is Hij onze nieuwe naam. Licht uit licht, / vergezicht, steek ons met uw stralen aan!
3
Alle eer en alle glorie geldt de Geest die leven doet, die de eenheid in ons ademt, vlam, die ons vertrouwen voedt! Levenszon, / liefdesbron, maak de tongen los voorgoed!
Lezing O.T.: Klaagliederen 3, 22 t/m 31 22
Genadig is de HEER: wij zijn nog in leven! Zijn ontferming kent geen grenzen. Elke morgen schenkt hij nieuwe weldaden. – Veelvuldig blijkt uw trouw! 24 Ik besef: mijn enig bezit is de HEER, al mijn hoop is op hem gevestigd. 25 Goed is de HEER voor wie hem zoekt en alles van hem verwacht. 26 Goed is het geduldig te hopen op de HEER die redding brengt. 27 Goed is het als een mens zijn juk draagt in zijn jeugd. 28 Laat hij neerzitten, eenzaam en geduldig, als het hem wordt opgelegd. 29 Laat hij zich neerwerpen en stof likken, misschien is er hoop. 30 Laat hij zijn wang bieden aan wie hem slaat, laat hij verzadigd raken van hoon. 31 Want de Heer verwerpt niet voor eeuwig. 23
Lied 903: 3, 6 3
In het duister van de tijden ben ik nooit alleen geweest, want God gaf mij ten geleide op mijn wegen woord en Geest. Ja, de Heer doet mij geloven, Hij ontstak in mij het licht van het innerlijk gezicht, – dat zal dood noch duivel doven. Alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde eeuwigheid.
6
Omdat Gij mijn hart doet branden, omdat Gij mij zo bemint, hef ik, Heer, tot U mijn handen: Vader, zie ik ben uw kind. Wil mij de genade geven, U te dienen hier en nu; God die liefde zijt, aan U vast te houden, heel mijn leven, tot ik U na deze tijd liefheb in der eeuwigheid. 2
Protestantse Gemeente ‘De Graankorrel’ te 's-Graveland
Lezing N.T.: Lucas 15, 1 t/m 3 en 11 t/m 24 1
Alle tollenaars en zondaars kwamen hem opzoeken om naar hem te luisteren. 2 Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ 3 Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis: ‘Iemand had twee zonen. 12 De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. 13 Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14 Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15 Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. 16 Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. 17 Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. 18 Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, 19 ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” 20 Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.21 “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” 22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23 Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, 24 want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren. Lied 185: 1, 2, 3 1
Een jongen met een grote mond, die graag op eigen benen stond, verliet zijn huis voor dag en dauw op zoek naar wat hij hebben wou. Zo raakte hij zijn hebben kwijt, ja zelfs zijn grote-mondigheid, totdat hij als een vuilnishond het huis dat hij verliet weer vond.
2
Dag jongen met je grote mond, hier staat je vader en hij stond er gister al en ook daarvoor. Waarom ging jij er toch vandoor, terwijl je niets te zoeken had dan het goedkope leven dat zo duur betaald wordt, ver van huis. Hier is je vader: welkom thuis.
3
Protestantse Gemeente ‘De Graankorrel’ te 's-Graveland
3
Dag jongen met je kleine hart, je vroeg je deel, je kreeg je part. Nu krijg je meer dan je verdient. En wie jou niet begroet als vriend verdwijnt maar uit ons midden want aan nukkers hebben wij het land, een broertje dood. We vieren feest: je bent terug van weg geweest.
Verkondiging Lied 352: 1, 2, 6, 7 1
Jezus, meester aller dingen, Woord van God van den beginne, in het lot der stervelingen brengt Gij tekenen tot stand.
2
Gij weerstaat de boze machten, storm en ontij, donkere nachten en ’t gevaar dat wij niet achten: richt U op en strek uw hand!
6
Hoe hebt Gij ons lot gedragen om het oude te begraven, Jezus, goede hoop en haven, uitzicht van het nieuwe land.
7
Zend uw adem, wend de steven, dat uw schepelingen leven door uw goede Geest gedreven met het loflied in de mond!
Slotzang: Lied 422: 1, 2, 3 1
Laat de woorden die we hoorden klinken in het hart. Laat ze vruchten dragen alle, alle dagen door uw stille kracht.
2
Laat ons weten, nooit vergeten hoe U tot ons spreekt: sterker dan de machten zijn de zwakke krachten, vuur dat U ontsteekt.
4
Protestantse Gemeente ‘De Graankorrel’ te 's-Graveland
3
Laat ons hopen, biddend hopen, dat de liefde wint. Wil geloof ons geven dat door zo te leven hier Gods rijk begint.
5