mooi maken
Hemd & Haar
1
2
mooi maken
mooi maken
Voorwoord MOOI MAKEN
Monsterbezichtiging Het grote rijgen Kamagurka in komkommertijd Leuterverkleutering Louter vet Luifelhuiver Perkament heeft geen wortels
KIJKEN EN BEKEKEN WORDEN Functioneel bloot Inkijk Wie ziet wie? Kaal met een kuifje Onderhuidse lagen Kneden en knijpen
FEMME FATALE
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt,
Haar (z)onder hemd Nagels en heksen Antichrist Moulage sur nature Kristalhuid Moeilijke maten De navel van de wereld
toestemming van de uitgever.
LICHAAMSTAAL
ISBN 978-90-73459-43-4
Colofon
© 2012 Uitgeverij Lascivia, Overveen
in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopie[e]n, filmopnamen of andere manieren, zonder voorafgaande
Uitgeverij Lascivia heeft zich ingespannen om alle rechthebbenden van de illustraties in dit boek te achterhalen. Mocht u desondanks menen rechten te kunnen laten gelden, dan verzoeken wij u vriendelijk om contact met ons op te nemen. Omslag
Gettyimages Drukproefcorrectie
Kabos-Van der Vliet Redactiebureau Te bestellen bij
Uitgeverij Lascivia
Bloemendaalseweg 244 2051 GN Overveen 06 575 927 39
Gepast op de tast Lijfspraak Zonegedrag Handindrukken Geurvertoon Machtstrijd
GEVOELSLEVEN
Zeg eens A Schaamteladders Hartstochtelijke krabpartijen Tongen uit den boze Schaamtevrij blozen
8 13 17 22 27 31 35
39 44 47 53 58 63
69 73 81 84 91 94 98
104 110 117 121 126 132
140 145 149 152 157
3
4
mooi maken
mooi maken
Woord vooraf Figuur 1 Vrouwen hebben zich door de eeuwen heen altijd gewapend tegen kijklustige mannen.
Drie jaar lang publiceerde het Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie een reeks essays onder de titel Huid, seks en curiosa. In die reeks belichtten we een groot aantal aspecten van de huid: de huid die het lichaam beschermt tegen en afschermt van alle bedreigingen van buiten, de huid die zich bloot geeft en lust opwekt, maar ook de huid als visitekaartje, als doorgeefluik of zintuig, en als inspiratiebron voor de kunstzinnige verbeelding. Alle oorspronkelijke stukken zijn opnieuw bewerkt, aangevuld en van nieuwe illustraties voorzien. De stukken zijn daarmee voor een groter lezerspubliek toegankelijk geworden dan dermatologisch geïnteresseerde artsen. Wij zijn er ons van bewust dat vrouwen over meer geduld en zitvlees beschikken als het om lezen gaat. Dat geldt nog meer voor alles wat met huid en haar te maken heeft. Om ook mannen zover te krijgen dat ze dit geschrift tot zich nemen, hebben wij hen hier en daar in hun hemd gezet. Mede daarom geven we deze bundeling een feestelijke, nieuwe titel mee: Hemd en Haar.
Jannes van Everdingen, Frans Meulenberg april 2012
Jannes van Everdingen is dermatoloog, directeur Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie en Huidfonds en algemeen secretaris Regieraad Kwaliteit van Zorg. Frans Meulenberg is publicist en in deeltijd als onderzoeker ‘ethiek en fictie’ verbonden aan de afdeling Medische ethiek en filosofie van de geneeskunde, Erasmus MC, Rotterdam.
5
6
mooi maken
mooi maken
Mooi maken
7
8
mooi maken
mooi maken
Figuur 3
Figuur 6
Marilyn Manson, een
Vrouw met olifantsbe-
samenvoegsel van
nen, ten gevolge van
Marilyn Monroe en
filariasis, een tropische
Charles Manson, is een
ziekte door draadwor-
veelbesproken figuur
men die de lymfevaten
uit de jaren ‘90. Hij
van de benen afsluiten.
gaf zichzelf de titel ‘antichrist superstar’
Figuur 7
en deed er alles aan om
Lelijkheid bestaat bij
zo onappetijtelijk moge-
de gratie van schoon-
lijk over te komen.
heid. Deze vrouw is waarschijnlijk vroeger
Figuur 4
mooi geweest en als
Vrouw met baard,
oude vrouw helemaal
1890, privécollectie
niet zo lelijk; toch hou-
dr. Johan Toonstra.
den we er niet van om naar oude mensen in
Monsterbezichtiging Het verschil tussen mooi en lelijk, een cultureel proces dat de mensheid vermoedelijk altijd al bezig hield, speelt in onze samenleving een grote rol. Wie schoonheidsdoof of lelijkheidsblind is, mist veel. Er zijn mensen die door schoonheid bevangen raken (syndroom van Stendhal), maar evenzeer zijn er lieden die door de antipode, het wanstaltige, gefascineerd raken. Wat televisieseries als Crime Scene Investigation en Silent Witness zo populair maakt, is zeker niet alleen te danken aan het doortastende optreden van rechercheur Gil Grissom (William Petersen) of patholoog-anatoom Sam Ryan (Amanda Burton) die met hun pincetten haren, schilfers, poppen, larven of volgroeide insecten in potjes en zakjes stoppen ten behoeve van het forensisch onderzoek, maar vooral aan de afzichtelijke lijken die in verregaande staat van ontbinding of toetakeling ons confronteren met de keerzijde van het leven: een lijf dat stinkt, zweert en kwijnt. Het is de schoonheid die in alle toonaarden is bezongen, maar het is de stank, de prut, de onderhuidse derrie die dermatologen drijft. ARTE wijdde er op 12 mei 2009 een avondvullend programma aan (Themenabend: Schön hässlich oder hässlich schön?) en Hans van Wetering schreef in de VPRO-gids een begeleidende column (‘Een aap met gouden ring’). Daarin toonde hij het publiek de boeventronie van Marilyn Manson, een professionele engerd (figuur 3). De bloedlelijke Manson probeert zijn zelfgekozen monstruositeit niet te verbergen, maar vergroot die juist uit. Hij zingt over verminking en ‘automutileert’ zich op het podium. En zijn fans, de blanke Amerikaanse tieners met pukkels en puisten, lopen weg met hem. Als een verzetsdaad tegen een wereld waarin enkel het schone bestaansrecht heeft. Want een overdosis schoonheid leidt tot gezapigheid, aldus Manson. Waar komt die hardnekkige aantrekkingskracht voor lelijkheid vandaan? Die vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden, maar ook de daaraan voorafgaande vraag levert veel problemen op: wat is lelijkheid? Umberto Eco bestudeerde vrijwel alles en iedereen die erover publiceerde (Nietzsche, Kant, Aristoteles, Proust, Shakespeare) en schreef er vervolgens twee boeken over. Eén over schoonheid en één over lelijkheid. Eigenlijk zou het één boek moeten zijn, want lelijkheid lijkt slechts te bestaan bij de gratie van schoonheid, en vice versa (figuur 6 en 7). Steevast beziet hij het lelijke als een soort vergissing op het schone. Schoonheid is de norm, lelijkheid de uitzondering. De wereld, schrijft Eco, wordt gedomineerd door schoonheid. Maar
Figuur 5 Lepra, Aquarel van Johannes Petrus ter Maten, dermatoloog te Amsterdam (18671966), nov. 1936. Collectie NVDV.
hun blootje te kijken.
lelijkheid is haar obsessie. Lelijk is bijzonder, interessant en sensationeel. Dat schoonheid en lelijkheid tweelingbroertjes zijn, bezingt ook Hans Dorrestijn in zijn lied De lelijkheid, met onder meer de volgende strofen: Lelijkheid als ‘t zeldzaam was De vraag ernaar was groot Wie nu niet is om aan te zien Was dan een stuk of stoot (…) Schoonheid is niet wezenlijk Zij vergaat heel snel Blijvend is de lelijkheid Dus onderhoud haar wel
kijkvoer als kermisattractie
(…) Lelijkheid als ‘t zeldzaam was Dan scheen voor u de maan Een kilometer penis zou er In uw nu verroeste schede gaan Helaas gij zijt vooralsnog Gedoemd tot zedigheid Niet door uw sterk normbesef Maar door uw lelijkheid
Lelijkheid is, in extremis, bijzonder bij gedrochten, menselijke monsters oftewel freaks. ‘Ze appelleren aan een onderbuikgevoel, een bijna dierlijk enthousiasme voor het afschuwelijke. (…) Een onmiddellijke uitroep van walging gaat samen met een wreed plezier: zoals het Romeinse gepeupel zich amuseerde met de ‘afvalligen’ die aan de leeuwen gevoerd werden, genieten wij van het levende skelet, het liefst in combinatie met de dikste man aller tijden’, aldus Nurayama. Deze menselijke gedrochten werden in de 19e en 20e eeuw vooral op kermissen en in circussen gepresenteerd: hermafrodieten, vrouwen met baarden (figuur 4), albino’s, Siamese tweelingen, afwijkende schedelvormen en mensen met lepra (figuur 5), schubbenhuid, elefantiasis of extreme vormen van EhlersDanlos. Kijkvoer voor de wellustigen. Hun populariteit was groot, en groeide toen serieproductie in fotografie mogelijk werd, zo rond 1850. Na afloop van de monsterbezichtiging konden toeschouwers voor een schappelijk
9
10
mooi maken
mooi maken
Figuur 8 Hond met hondenkop. www.essentialnews.net
prijsje een afbeelding – een carte de visite – aanschaffen, en mee naar huis nemen. Thuis konden familieleden en vrienden dan meegenieten van het weerzinwekkende. En, wie weet, bood het een vorm van troost voor degenen die zelf ook een lichamelijke afwijking hadden. Het kon dus altijd nóg lelijker. Naast het circus was er nog een vorm van volksentertainment dat graag gebruik maakte van menselijke gedrochten, het ‘dime museum’ (‘dubbeltjesmuseum’). Voor een Amerikaans dubbeltje (‘dime’) konden mensen een kijkje nemen in dat eenvoudige museum. Overigens waren het zeker niet allemaal gedrochten in de zin van beangstigend lelijk. Zo is er Betta Lake, het meisje met de rubberhuid. Zij werkte voor het King & Franklin Circus, en overleed in 1889 (figuur 10). Het Haagse museum Meermanno wist in 2011 Adriaan van Dis, bekend om zijn liefde voor schoonheid en fascinatie voor lelijkheid, te strikken om als gastconservator een tentoonstelling in te richten over enge dingen en aangetaste lichamen. In De Wereld draait door lichtte hij zijn keuze toe. ‘Mag ik vragen waar die fascinatie met misbaksels, misgeboorten en enge dingen vandaan komt?’, vroeg Matthijs van Nieuwkerk. ‘Het is jong begonnen’, bekende Van Dis, ‘zoals met alle afwijkingen. Mijn grootvader had boven in zijn boekenkast achter gaas een boek. Maar ik wist waar het sleuteltje lag. Een bilderlexicon. En daar vond je verzameling puisten, wratten, mensen met aangetaste piemels, onderkanten van vrouwen waar ik op die leeftijd nog geen goede naam voor had. Waar van alles uitpuilde. En dan die eierstokken. Twee gele knotten wol bungelend aan een geweitje. Het hoogtepunt waren de tropische ziektes: ‘Ogen waar wormen uit kropen, bijtende schimmels – wangen vol kraters! Leprozen met afgekloven handen en voeten. Of een vrouw met olifantsbenen – breed in de heup en taps naar de voet (figuur 6). En toen leerde ik dat neuken het gevaarlijkste is wat er is. Maar ik bladerde wel door.
lelijke troost
Vooruitgang in de geneeskunde heeft het aantal gedrochten fiks gereduceerd. Deels omdat inmiddels bekend is dat veel stoornissen een erfelijke grondslag hebben die via prenatale diagnostiek is op te sporen en te voorkomen. Voor een deel zijn er ook nieuwe behandelingen gevonden, zoals hormonen bij groeistoornissen. Waarmee we terug zijn bij de min of meer alledaagse lelijkheid. Want hoewel extreme excessen grotendeels zijn uitgebannen, zijn er nog voldoende lelijke mensen over. Die er oprecht mee zitten ook, met bijvoorbeeld flaporen,wijnvlekken of gewoon acne. Het allerongelukkigst zijn lelijke vrouwen, analyseert Eco. Als aanvullend bewijs parafraseert hij De repoussoires, een smartelijk verhaal van Emile Zola over vrouwen die hun lelijkheid te gelde maken door zich te verhuren als wandelpartners voor rijke dames. In het gezelschap van een onaantrekkelijk type hopen zij dat hun schoonheid des te meer opvalt.
Waar lelijkheid vaak als last wordt ervaren, is het zeker geen vloek. Lotgenotencontact kan het ergste leed verzachten. Dit zou een vorm van troost moeten bieden, of toch niet?. In zijn roman Het raadsel van de aankomst observeert de Engelse schrijver V.S. Naipaul zijn dorpsgenoten nauwgezet: ‘De nieuwe melker was een lelijke man. Ook zijn vrouw was lelijk. Er zat iets aandoenlijks in hun lelijkheid. Lelijkheid had lelijkheid opgezocht voor wederzijdse steun; maar er was weinig troost uit voortgekomen.’ Met het uitsluiten van de lelijke medemens op de arbeidsmarkt der schonen, bedrijft de natuur de meest perverse vorm van genetische manipulatie. De gevolgen zijn er naar. Neem kunstenaar en voormalig Volkskrant-columnist Theo Jansen. Hij beschouwt zichzelf
11
12
mooi maken
mooi maken
als een lelijke man. Zijn hartekreet om het /de schone en het /de lelijke meer met elkaar te laten paren, doet vermoeden dat zijn wederhelft ook lelijk is. Jansen ziet echter over het hoofd dat de lelijke mens zich mogelijk ook wat meer aangetrokken voelt door de lelijke medemens, zoals een bejaarde meestal ook valt op een leeftijdgenoot. Met alle voortplantingsmogelijkheden en -onmogelijkheden van dien. Hij heeft geen oog voor het fenomeen dat bekend staat als ‘regressie naar het gemiddelde’. Die stelregel staat haaks op de cumulatieve schoonheidstheorie. Als de schoonheid van een voorouder als een spel van genen wordt gezien, is de kans dat die genen elkaar weer vinden in een nageslacht eerder klein dan groot. Zo gaan schoonheid en lelijkheid weer in elkaar over. En kan iemand met een honden- of een kattenkop (figuur 8 en 9) juist mooi of lelijk worden gevonden.
Het grote rijgen Bij compressie denken de meeste mensen tegenwoordig aan het verkleinen van de geheugenruimte die beelden geluidsinformatie inneemt. Zo niet de arts, en zeker niet de dermatoloog. Diens eerste gedachten gaan uit naar een compressief verband. Het verband waarmee hij oedeem uit de benen knijpt. Lekker strak, dat is het devies. Maar ook niet te strak en vooral niet circulair zwachtelen want dan wordt de zaak afgesnoerd.
ziekelijk zwieren
Figuur 9 Vrouw met kattenkop. Daniel Lee, 1994, Linz, Oberöstereichisches Landesmuseum. Figuur 10 Betta Lake, het meisje met de rubberhuid. Overgenomen uit het boek Freaks van Akimitsu Naruyama
Figuur 11
(Librero: Hedel, 1999).
Voor mensen met een omvangrijk middel zijn er tegenwoordig diverse chirurgische mogelijkheden.
Een afsnoering is eigenlijk nooit goed, maar een beetje insnoeren is heel lang in de mode. In de negentiende eeuw waren inrijgingen door korsetten, inbakeringen van baby’s en strakke inpakkingen zeer in zwang. . In de loop van die eeuw werden de korsetten steeds strakker, mede door het vereiste modebeeld en door de Victoriaanse normen, waarbij het korset diende als middel om het fatsoen van de vrouw te beschermen. De wespentaille (figuur 13) werd de norm, waarvoor vrouwen al vanaf jonge leeftijd ingesnoerd werden zodat hun lichaam de juiste proporties zou aannemen (figuur 12). Dat was in de tijd dat niet alleen de lichaamsbeweging van schoolmeisjes, maar van alle vrouwen angstvallig werd gecontroleerd. Artsen schreven speciale leefregels voor om ervoor te zorgen dat vrouwen zich niet afmatten. Dit opdat vrouwen opgewassen waren tegen het baren, dat samen met de andere reproductieve functies (de zwangerschappen, de borstvoeding en de tussentijdse menstruaties) zo’n 20 procent van de totale energie kon vergen. Het was ook de tijd dat jonge vrouwen behept waren met gyromanie, het ziekelijke verlangen van een vrouw om met de arm van een man om haar middel almaar in het rond te zwieren. Zoals wij thans de bariatrische chirurgie (figuur 11) kennen voor mensen met een te omvangrijk middel, zo bestond er in die tijd – we spreken over het Victoriaanse tijdperk – een operatie waarbij met kleine incisies in billen en kuiten de patiënte van haar zwierselen werd verholpen.
korsetstrijd
Amerikaanse feministen en andere tegenstanders van strakke korsetten, waren al in 1850 met een tegenbeweging begonnen, maar die sloeg pas aan het eind van de 19e eeuw over naar Europa, toen die gepaard ging met een door artsen geëntameerde wisseling van hygiënische inzichten in vrouwelijke aangelegenheden. Een van die artsen was Gustave Jaeger. Hij propageerde natuurlijke, ongeverfde wol als alternatief voor katoen. Wol liet de huid beter ademen. Het Jaeger-ondergoed volgde de vorm van het lichaam en was verstevigd met een koord. Het had verstelbare schouderbandjes en een knoopjessluiting aan de voorkant. Een ander die zich zorgen maakte over de gevolgen van victoriaanse korsetten, was de Duitse hoogleraar Hayem. In het Blatt für klinische Hydrotherapie waarschuwde hij voor de negatieve invloed van korsetten op het vrouwelijke postuur. Hij onderscheidde drie soorten misvormingen als gevolg hiervan. De eerste bestond uit een insnoering boven de lever, vooral voorkomend bij korte, breed gebouwde vrouwen. Bij de tweede soort werd de lever zelf ingesnoerd en ook de maag zandlopervormig samengeknepen (bariatrie avant la lettre). Dit was de meest voorkomende variant. De derde vorm van insnoering, de minst frequente, zat onder de lever. Al deze misvormingen veroorzaak-
13
14
mooi maken
mooi maken
ten hartkloppingen en kortademigheid en gingen gepaard met obstipatie. Ook voor de voortplantingsorganen waren korsetten volgens deskundigen uit die tijd schadelijk (figuur 14). Men veronderstelde dat het korset de buikorganen tegen de bekkenbodem drukte, waardoor veneuze stuwing optrad met als gevolg daarvan profuse, langdurige menstruaties. De door sommigen gepropageerde losse kleding riep echter ook een tegenreactie op. Maar niet alleen artsen bogen zich over de ont- en bekleding van de vrouw. Ook de vrouwen zelf begonnen zich te roeren, waarbij de meningen al gauw lijnrecht tegenover elkaar stonden.
Figuur 12
adembenemend korset
ren zonder hulp van
In 1902 leidde die tweedeling tot een schisma van de Vereniging voor Verbetering van Vrouwenkleding. Moest de vereniging zich met haar reformmodellen richten op de minder bedeelde werkende vrouwen dan wel op de beter gesitueerden? De meer radicale groep, voornamelijk afkomstig uit Amsterdam, streefde naar de verlossing van het adembenemende korset voor de werkende vrouwen. De gematigde vrouwen wilden juist kleding voor beter gesitueerden ontwerpen. Op die wijze, zo meende men, kon invloed worden uitgeoefend op fabrikanten, winkeliers en kleermaaksters. De discussie woedde nog lang door, maar verstomde tijdens de Eerste Wereldoorlog toen vrouwen het mannenwerk moesten overnemen en meer bewegingsruimte nodig hadden (figuur 15). De natuurlijke taillelijn werd populair en de korsetten die nog gedragen werden, zaten veel losser dan daarvoor. De bh kwam in zwang ten koste van het korset. En zo is het nog steeds. Vandaag de dag heeft het korset een dubbelzinnige reputatie. Enerzijds wordt het geassocieerd met een lelijk attribuut uit het verleden, anderzijds wordt het binnen de sadomasochisme/BDSM-wereld gekoesterd, een wereld waar heel wat wordt af- en ingesnoerd. Echter, moderne korsetten kunnen buitengewoon fraai zijn, zelfs een functioneel sieraad. We vroegen een goede vriendin te omschrijven wat het korset voor haar betekent. Het antwoord behelst een heuse ode aan het korset, onder het motto: veiligheid, kracht, schoonheid. ‘Een korset geeft me veiligheid, het vormt een ondoordringbare muur voor anderen. Ik draag ze dan ook het hele jaar door, ongeacht het weer. Heel af en toe dwingen omstandigheden me om terug te grijpen naar een gewone bh... Maar dan voel ik me minder sterk, minder zeker... Mijn blik is dan naar de grond gericht… Zo anders dan als ik een korset draag… Dan sta ik, stevig, sterk… Praktisch gezien zie ik ook alleen voordelen. Door de zwaarte van mijn borsten hingen deze bij het dragen van een bh op mijn buik. In een korset wordt het gewicht verdeeld over mijn rug en schouders… Verder verstevigt het je rug… Mensen, zoals ik, met lage rugklachten ervaren het dus als een opluchting. Vollere mensen (wat ik ook ben) met een buikje… krijgen geen hangende buik want de huid is niet steeds aan de zwaartekracht onderhevig. Kortom… iedere zichzelf respecterende vrouw zou het zichzelf moeten gunnen…’
beul en veroordeelde
Ook kunstenaars hebben zich meermaals laten inspireren door lichamelijke insnoeringen. In 1994 maakte Neto een serie foto’s van zijn eigen gezicht dat hij met een strakke draad helemaal had ingesnoerd. De foto’s tonen de misvormingen in zijn gezicht onder de strak aangetrokken draad en de diepe afdrukken die de draad in zijn huid achterliet na het losknippen. Waarmee de kunstenaar het eigen lichaam op narcistisch-exhibitionistische, masochistische wijze tot ‘beeldend materiaal’ verheft. Daarmee heeft deze zogenoemde body art performance
Bij het rijgen van dit korset wordt gebruik gemaakt van riemen. Het voordeel van deze constructie is dat men zich zelf kan insnoebuitenaf.
Figuur 13 Cathie Jung dankt haar wespentaille aan het dragen van strakke corsetten. Zij heeft met 38 cm officieel de dunste taille ter wereld.
15 01
16
mooi maken
mooi maken
Figuur 14 De gevolgen die het korset bij deze vrouw heeft op haar ribbenkast en ademhaling komen ook tot uiting op haar gelaatsuitdrukking.
Kamagurka in komkommertijd
Figuur 15 Bij het afleggen van het korset kreeg de vrouw
Stukje anatomie
meer bewegingsvrijheid
De anatomie van de penis bestaat uit drie totaal gescheiden cilinders (corpus cavernosum). De twee buitenste cilinders
en was zij ook in staat
zijn verantwoordelijk voor de erigerende toestand van de penis. Als dit deel van de penis bij erotische opwinding vol-
zich te ontplooien. Figuur 16 Soms functioneert het zaakje niet meer naar behoren. ‘Als dit bij de volgende wasbeurt weer gebeurt, dan breek ik hem’.
iets weg van een religieuze oefening of een openbare terechtstelling, waarin hij boeteprediker en flagellant, beul en veroordeelde tegelijk is. Aan deze dualiteit raakt Don DeLillo in de roman Lichaamskunst. Lichaamskunstenares Lauren verwerkt de dood van haar man, de filmer Rey, in haar kunst. Een citaat: ’Volgens mij maak jij je eigen totalitaire maatschappijtje, had Rey een keer gezegd, waarin jij de dictator bent, de absolute, en ook het onderdrukte volk’.
professioneel insnoeren
Waar het hiervoor vooral ging om insnoerinstrumenten, mag tot slot het eigentijdse, operatieve insnoeren niet onvermeld blijven. In 1986 beschreef Time Magazine Jane Fonda nog als ‘het voorbeeld voor alle Amerikaanse vrouwen van middelbare leeftijd’. Maar de inmiddels postmenopauzale actrice en Oscar-winnares zwichtte uiteindelijk toch voor het grote rijgen: ze liet haar borsten vergroten en verstevigen en twee ribben verwijderen om een smallere taille te verkrijgen. Daarmee werd zij een belangrijke trendsetter. Wellicht dat er ooit een psychiatrische diagnose komt: ‘Persoonlijkheidsstoornis, ingesnoerd’. Tot het zover is, blijven wij onze heldin eren die de veroudering van haar huid nooit heeft verloochend: Brigitte Bardot, ooit seksidool in tal van Franse speelfilms en nu eenzaam strijdend voor de huid van zeehonden.
Figuur 17 Grote mannen hebben vaak kleine… honden.
loopt met bloed ontstaat, een sterke structuur ontstaat die de man het gevoel geeft een wapen in handen te hebben. De derde cilinder aan het uiteinde van de penis is verantwoordelijk voor de zwelling van de eikel. Aan het deel dat het dichtst bij het lichaam zit, wordt de cilinder breder en gaat over in de musculus bulbospongiosus. Rondom de drie
cilinders zitten nog enkele stevig banden waarmee het geheel goed is verankerd in de onderbuik en waardoor het
geheel enerzijds kracht en hardheid produceert en anderzijds een aardig stootje kan hebben. De huid die om de penis zit is extreem flexibel en beweeglijk. Dit is essentieel om erecties mogelijk te maken. Zo heeft de fallus de functies van penetreerder, zaadspuwer en bevruchter in zich verenigd.
Niet alle grote (figuur 17), maar ook kleine mannen hebben graag een grote (figuur 23). Dat was vroeger niet anders dan nu (figuur 19). En dat is best merkwaardig, want zo’n ding valt dan toch een beetje uit de toon. Je wilt als dwerg toch liever ook niet met een waterhoofd rondlopen? Wat dat betreft, is het verhaal dat Kamagurka een paar jaar geleden in de NRC schreef de moeite waard om aan te halen. Het begon allemaal nadat hij besloot zijn penis operatief groter te laten maken. Van het een kwam het ander. Het was een groot succes, maar het vergrote apparaat tussen zijn benen stond toen niet meer in verhouding tot de rest van zijn lijf. Op aanraden van zijn vrouw ging hij aan bodybuilding doen. Dat pakte gelukkig goed uit, maar hij was nu zo breed geworden dat hij met goed fatsoen niet meer door de voordeur kon. Nadat hij die breder liet maken, was de gevel te klein in relatie tot de voordeur. Men voelt waar het heen gaat. De tuin moest worden aangepast, en vervolgens de wijk, de stad en ten slotte het land. Het CO2-gehalte steeg, de warme golfstroom viel stil, de nieuwe ijstijd brak aan en door de aanhoudende kou verschrompelde de penis van Kamagurka. Een tweede operatie werd hem echter ten stelligste afgeraden. De les is duidelijk. Als je eenmaal aan zo’n ding gaat knoeien, kan het van kwaad tot erger gaan. Zie wat er met Michael Jackson gebeurde, al ging het bij hem om een andere uitwas: zijn neus (an die Nase eines Mannes...erkennt man seinen Johannes). Wie niet gelukkig is en graag over een wat groter membrum virile beschikt (figuur 20 en 21) , vindt op www.penisvergrotenxx.com veelbelovende informatie. Enkele getuigenissen van peniel bezorgde internetgebruikers: ‘Ik denk de hele dag aan de grootte van mijn penis en kan dit verenigen met mijn geloof’. ‘Ik ben erg bang dat iemand ziet dat ik eigenlijk een instulping heb’. ‘Ik ben erg gefrustreerd en sta er alleen voor omdat mijn piemel zo klein is’. ‘Ik maak me zorgen over de grootte van mijn penis en de negatieve invloed die dit op mijn seksleven heeft’. Er van uitgaande dat de meeste vrouwen een voorkeur hebben voor een groot apparaat, biedt de site een ‘bewezen’ stap-voor-stap oefenprogramma aan (met pillen en supplementen; gegarandeerd veilig honderd procent succesvol), dat de penis met 1-5 cm vergroot, zonder gebruik te
17
18
mooi maken
maken van pompen, gewichten en dergelijke. Want, zo stelt de site ‘als u met hulp van een persoonlijke trainer in de sportschool een gespierd uiterlijk kunt bewerkstelligen, is het toch zeker ook mogelijk om met speciaal voor uw penis ontwikkelde oefeningen een grotere penis te ontwikkelen.’ Jammer dat ze niet vermelden dat de penis geen spierweefsel bevat (waar honden en paarden dat wel hebben).
Klef geval
In de roman Lady Chatterley’s Lover van D.H. Lawrence voelt de hoofdpersoon zich slecht over de seksuele daad, met als één van de redenen de kleinheid van het mannelijk lid. Wat wil je als een vrouw je uitlacht… Dan schrompelt hij
nog harder: ‘Zij lag met haar handen bewegingsloos op zijn strevend lichaam en wat zij ook deed, haar geest scheen van boven in haar hoofd toe te zien, en het beuken van zijn lendenen scheen haar lachwekkend toe en de bezorgdheid van zijn penis, om tot zijn kleine ontledigende crisis te komen, scheen wel een klucht. Ja, dit was liefde, dit bespottelijke beuken van de billen en het verslappen van de arme, onbeduidende, kleffe, kleine penis’.
Peniskoker
JAKARTA (ANP) - Penisvergroting taboe voor politie Indonesië 23 april 2010 – Een penisvergroting is taboe voor mannen die agent willen worden in de Indonesische provincie Papua. Het hoofd van de politie wil er niets van weten. Mannen
met een vergrote penis zullen als ongeschikt worden beschouwd voor politie of leger, citeren lokale media de politiechef. De onnatuurlijke omvang van het geslachtsapparaat zou een obstakel bij trainingen zijn. In het afgelegen Papua wonen
stammen waarvan de mannen peniskokers dragen (figuur 19). De inwoners gebruiken een speciale techniek met jeukende bladeren om hun penis te vergroten. Het edele deel zwelt op alsof het is gestoken door een bij, aldus een deskundige.
mooi maken
Figuur 18 De vruchtbaarheidsgod Priapus die zijn eigen fallus weegt. Let op de gewichtige positie van de penis als teken van rijkdom. Fresco uit casa dei Vettii in Pompei, Italië. Figuur 19 In Nieuw-Guinea dragen sommige tribale mannen nog een ceremoniële peniskoker. In westerse ogen komt dat obsceen over, maar voor hen is dat een waardig vertoon van hun mannelijkheid. Let op de oprechte positie van de penis als teken
rekken en strekken
Nee, dan lijken de vergrotingsapparaten die zich bedienen van gewichten en de zaak oprekken, toch meer muziek op te leveren. Daarvan zijn er diverse op de markt. Ze zijn gebaseerd op een stapsgewijs opgevoerde (progressieve) trekkracht die uiteindelijk leidt tot cellulaire hypertrofie. De meerderheid van de vergrotingsapparaten passen een langdurige trekkracht tussen 600 en 1500 gram toe op de penis (figuur 20). Van dit principe wordt ook gebruik gemaakt bij plastisch chirurgische weefseluitbreiding, waarbij huid wordt gekweekt om huiddefecten, brandwonden of kale plekken te bedekken. In uitheemse culturen past men het toe om verschillende delen van het lichaam te verlengen, zoals de nek bij de Birmese Paduangstam, of de lippen of oren bij Afrikaanse en Amazonestammen. Hierbij worden vooral prothesen en gewichten gebruikt. Er zijn verschillende typen penisvergroters, maar de meerderheid bestaat uit een plastic ring die verbonden is aan twee verstelbare metalen stangetjes waaraan een plastic onderstel met een siliconenring verbonden is, die de eikel ondersteunt. Het apparaat wordt bevestigd rond een penis in slappe toestand en wordt tussen de vier en negen uur per dag gedragen, al of niet met pauzes om de zaak soepel te houden. De adverteerders beloven de gebruiker een halve centimeter cumulatieve groei (in de lengte) per maand. Ook in de breedte zou de penis een centimeter winnen. Men wordt
van viriliteit.
19 01
20
mooi maken
mooi maken
Figuur 20
Figuur 23
Oefening baart kunst.
Man met stoutmoedige droom. Let op de vinger
Figuur 21
Gods die vanuit
Zwengel met
een wolk de man
kromme zwelling.
terecht wijst. Figuur 24 Balletdanser die vergeten is zijn dancebelt aan te trekken.
geacht het apparaat gedurende vier tot zes maanden te dragen, afhankelijk van het uiteindelijke resultaat dat men wil bereiken. Als de behandeling eenmaal is beëindigd, is het behaalde resultaat onomkeerbaar. Wat vinden vrouwen hiervan? Enkele getuigenissen op internet: ‘Ik vind het vreselijk om er voor uit te komen, maar heus, het is verschrikkelijk om seksueel contact te hebben met een man die veel minder gezegend is op het gebied waar jullie aan zitten te denken’ (figuur 22); ’Het spijt me jongens, maar de grootte doet er wel degelijk toe, vooral de dikte (figuur 25). Wij vrouwen houden van een lekker ding’(figuur 21); ‘voor mij staat het als een paal boven water dat groot geschapen mannen mij meer bevredigen.’ Dit zijn natuurlijk maar n=1-studies, maar bij elkaar opgeteld, wordt het toch een aardige caseserie. En aangezien de andere kant zich niet laat horen (publicatiebias?), zijn wij geneigd voorzichtig te concluderen dat je met een groot apparaat beter uit bent dan met een kleine variant. De belangrijkste vraag blijft echter onbeantwoord: ‘wat zijn de effecten van penisverlenging na vijf, tien of twintig jaar?’. Functioneert het zaakje dan nog naar behoren, of gaat al die weefselvermeerdering toch ten koste van de erectiele functie (figuur 16)? Wij vrezen het ergste. Wellicht dat iemand hier brood in ziet en een langetermijnstudie wil opzetten, gefinancierd vanuit het doelmatigheidsprogramma van ZonMw.
Figuur 22
Figuur 25
‘Ik zie nog niet veel.’
‘Maar dan wel zo dik!’
Een paar centimeter extra
Zijn er ook chirurgische mogelijkheden om een grotere penis te bewerkstelligen? Ja zeker. In het Penisboek beschrijft
Joseph Cohen hoe de chirurg die zich hierin heeft bekwaamd, eerst een incisie maakt aan de basis van de penis en
dan na het doorsnijden van enkele pezen waarmee het intra-abdominale deel van de penis vastzit aan het schaam-
been, het geheel extravagineert. Daarmee win je een centimeter of twee. Maar, zo waarschuwt Cohen, in navolging
van dr. Long, de Chinese bedenker van dit plastische hoogstandje: ‘het gaat niet altijd goed’ . Het kan weliswaar een
schitterende braadworst opleveren, maar het kan ook leiden tot een reeks lelijke littekens, plaatselijke ongevoeligheid (vanwege doorgesneden zenuwen), pijnlijke erecties of soms zelfs impotentie. Soms moet er ook dan nog extra vet
rond de schacht van de penis worden bijgespoten of getransplanteerd om de penis ook meer volume te geven, opdat
deze niet halfstok hangt (figuur 24) op het moment dat er een beroep op hem wordt gedaan. Maar dat kan na resorp-
tie dan weer resulteren in een hobbelig en onregelmatig gevormd ding. Afvallen, schaamhaar kortkinppen of gewoon tevreden zijn met wat je hebt, zet dan toch meer zoden aan de dijk.
21
22
mooi maken
mooi maken
Leuterverkleutering De ultieme penisreductie
Enkele jaren geleden stonden de Amerikaanse kranten vol van John Bobbit die half in dronkenschap zijn echtgenote Leonora zijn lid had opgedrongen en vervolgens tijdens de postcoïtale slaap door haar met een vleesmes was ontmand. De zaak gaf de nodige ophef in de media, mede omdat de weggegooide penis in een naburig plantsoentje werd teruggevonden (figuur 26) en weer werd aangenaaid (figuur 27). Het resultaat was ernaar, het zaakje was niet alleen anatomisch maar ook functioneel hersteld. Een en ander werd plethysmografisch vastgesteld. Voor de buitenwereld was dat onvoldoende bewijs. Zo’n duwtje in de rug kon de verknipte Bobbit goed gebruiken. Hij nam kort daarna het heft in handen. Vol trots toonde hij zijn veerkracht in harde-pornofilms en werd een duur betaalde entertainer op feestjes en partijen, waar hij werd gevraagd het zichtbare bewijs te leveren van dit plastisch-chirurgisch hoogstandje.
Koro
Er zijn in de wereld nogal wat culturele angsten aangaande het kleiner worden van de intieme geslachtsdelen. Zo
staat het Indonesische woordje ‘Koro’ voor de panische angst dat de penis plotsklaps een stuk kleiner wordt. In onze contreien spreekt men van genitaal retractiesyndroom (GRS). Dit soort culturele uitwassen zijn lastig uit te bannen en lijken veel op een vorm van hysterie die mogelijk verbonden is met castratieangst. Volgens Wikipedia waar dit syndroom is terug te vinden, ontstaat het meestal bij mannen die in de kou urineren of gepreoccupeerd zijn met
masturbatie, overspel, impotentie of ruzie met de partner. De angst kan overslaan op anderen in de omgeving en zelfs epidemische vormen aannemen (bijvoorbeeld in Singapore in 1967).
Mannen laten graag zien dat ze over een groot en veerkrachtig apparaat beschikken, maar kan het ook te groot zijn? Er zijn niet veel mannen die een grote penis als een probleem ervaren en bij degenen die er op internet over klagen, doemt meteen het vermoeden op dat men in werkelijkheid zit te hengelen naar contact met vrouwen die daarvoor vallen. Op www.patientenplein.nl vraagt ‘Jazzy’ (14-9-2004): ‘Wie kan mij zeggen hoe, waar en of je een penis operatief kunt laten verkleinen. Mijn lengte (in rust) is 25 cm! Dit zit behoorlijk in de weg. Wie kan mij informatie geven?’ Zoals gezegd, Jazzy heeft weinig lotgenoten, want er reageerden geen mannen, wel een tweetal vrouwen die zo’n ding wel zagen zitten en Jazzy adviseerden het zo te laten. Laten we het erop houden dat het een zeldzaamheid is en geen weggestopt taboe. De website www.zangtalent.be meldt dat Justin Timberlake in de nieuwe film The Love Guru digitaal is bijgewerkt omdat zijn apparaat te groot was voor het gevoelige doek. De regisseur en co-speler, Mike Myers, verklapten dat medespelers en filmcrew met stomheid waren geslagen toen de 27-jarige Timberlake op de set kwam in een alles omvatttende zwembroek. Timberlake reageerde desgevraagd met de opmerking: ‘Ik doe veel fitness. Ik heb tien dagen aan deze film gewerkt terwijl ik
Figuur 26 Phallus impudicus, een in de natuur voorkomende stinkzwam, die nog wel eens wordt aangezien voor een afgesneden en weggegooide penis, is een trekpleister voor insecten en vroege vogels.
23
24
mooi maken
op tournee was. Als ik op tournee ben, verkeer ik altijd in topvorm’. De ‘grote penis’ en ‘topvorm’ hebben kennelijk een hoog synoniemengehalte. En dat mag je ook afleiden van berichten als ‘Roken nu ook funest voor de lengte van de penis in erectie’ (De Volkskrant) of ‘Size does matter’ – een grote penis maakt een grotere zaadverplaatsing bij vrouwen met meerdere bedpartners, een cruciale vaststelling ten opzichte van concurrerende zaadgenoten – (www.mensworld.be). Een ander voordeel is dat een man met een hamer tussen zijn benen zichzelf kan pijpen. Het blijkt dat 1 op 400 mannen daartoe in staat is. Het zal om een combinatie van lenigheid in de leden en stijfheid van het lid gaan. Al met al weinig reden voor leuterverkleutering. Maar er is een keerzijde. Een grote penis kan echt ook veel last bezorgen. Behalve dat het risico op penisbreuk (een scheuring van de wand van één van de zwellichamen; zie hiervoor de anatomie van de penis op bladzijde 17) verhoogd is, heeft de man in kwestie ook meer kans op erectiele disfunctie. En wat te denken van de pijn die zo’n paal bij de partner veroorzaakt als deze diep in de vagina stoot en de eierstokken raakt? Volgens de Britse huisarts Josie Butcher is dat te vergelijken met een schop tegen de testikels.
Penisplethysmografie
Het medisch woordenboek van Pinkhof geeft de volgende omschrijving: onderzoeksmethode bij erectieproblemen
die uitzetting (en soms de rigiditeit) van penis tijdens erectie in de slaap registreert; in klinische setting gebruikt men elektronische apparatuur (meestal rigiscan) waarmee gedurende twee nachten de penisomtrek en de penisstijfheid
worden gemeten; voorts wordt, vooral in researchsettingen, en minder in de klinische praktijk, voor onderscheid tussen psychogene en somatische erectiestoornissen de Waking Erectile Assessment uitgevoerd; hierbij wordt getracht een
erectie op te wekken met behulp van erotische beelden en fysieke (vibrator)stimulatie; de man moet een kwalificatie
van zijn veronderstelde erectie (in procenten) geven om de subjectieve beleving ervan te meten; die wordt vergeleken met de gemeten erectie; in 2010 leidde gebruik van een penisplethysmograaf iin combinatie met pornografie door
de Tsjechische immigratiedienst bij asiel aanvragende vluchtelingen om hun gemelde homoseksualiteit als ‘geobjectiveerde’ vluchtgrond te bewijzen tot internationale verontwaardiging; synoniem: fallometrie.
mooi maken
Figuur 27
Figuur 29
Plastisch chirurg toont
Foto Erwin Kompanje
foto van afgehakte
Replica van kurk.
penis van John Bobbit aan publiek.
Figuur 30
(http://morticom.com)
Foto Kees Moeliker Replica voorzien van
Figuur 28
zachte voering en
Penisverkorter, uitge-
ophangmateriaal.
vonden door Hildanus in 1593 (uit: Hildanus, Centuriae 1656; ontleend aan Kees Moeliker, De eendeman. Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2009.
Op elk (Keuls) potje past een deksel
Alle reden dus om er wat aan te doen. Operatieve penisreductie is nog geen vast onderdeel van de plastische chirurgie. Op www.netwellness.org, een website over gezondheidszorg van de University of Cincinatti, werd de vraag gesteld: ‘Is there any non surgical way of reducing penis size?’ Het antwoord was kort en bondig: ‘No, there isn’t a non-surgical procedure available.’ Wij deden een literatuursearch in Medline en Embase met de zoekwoorden penis-reduction en surgery. Behalve wat artikelen over voorhuidchirurgie leverde dat geen noemenswaardige wetenschappelijk literatuur op. We hebben dus niet veel meer te bieden dan de boodschap ‘U moet er mee leren leven.’ Gelukkig zijn er nog andere methoden om bij peniele acromegalie het paren te bevorderen.
Pik de Kikker
Biologen hebben tijdens een expeditie in de ongerepte Foja Mountains van Nieuw Guinea talloze nieuwe soorten ontdekt (www.nieuws.be). Waaronder een wel heel bijzondere kikkersoort. De kikkersoort heeft nog geen weten-
schappelijke naam maar biologen noemen de kikker voor het gemak voorlopig ‘Pik de Kikker’. Waarom de penis van het mannetje op zijn neus zit, is niet bekend. Wellicht is er verband met een oud sprookje:
Een man met een penis van 40 cm gaat naar de dokter en doet zijn beklag. ‘Dokter, wat moet ik doen? Alle vrouwen
zijn bang van mij. Kunt u dat ding niet wat verkorten?’ De dokter kent zijn chirurgische vaardigheden en beperkingen. Hij geeft hem het adres van een wijze vrouw in het bos. De man doet zijn verhaal en de vrouw weet raad en zegt: ‘Ga naar de vijver aan het eind van het bos, daar woont een kikker. Vraag hem of hij met jou wil trouwen en als hij NEE
zegt, zal jouw penis met 5 cm verkorten.’ Hij dus naar die vijver, vindt inderdaad die kikker en vraagt: ‘Wil jij met mij
trouwen?’ ‘NEE’, zegt de kikker.. en plop.... 35 cm. ‘Wil jij met mij trouwen’, vraagt hij nog eens. ‘NEE’, zegt de kikker.... en plop.... 30 cm. Dat gaat goed denkt de man en vraagt nog eens: ‘Wil jij met mij trouwen?’ ‘Maar NEE’, zegt de kikker.... en plop... 25 cm. De man denkt: 25 cm dat gaat nogal, maar 20 cm dat zou ideaal zijn! Dus probeert hij het nog één
keer. ‘Kikker wil jij met mij trouwen?’ ‘Ben jij doof of wat!?’, vraagt de kikker, ik heb het toch gezegd NEE... NEE, NEE en nog eens NEE !’
25
26
mooi maken
mooi maken
Een van de best gedocumenteerde oplossingen vonden wij in een casereport dat wij ontlenen aan Kees Moeliker, alias de Eendenman, in zijn gelijknamige boek over homoseksuele necrofilie en ander opmerkelijk diergedrag. De casus was oorspronkelijk afkomstig van de Duitse medicus Wilhelm Fabricius von Hilden, meer bekend onder de naam Fabricius Hildanus en aan de vergetelheid onttrokken door ethicus Erwin Kompanje in een artikel in de Archives of Sexual Behavior, later gebundeld in zijn boek De penisverkorter. In deel zes van Observationum et Curationum Chirurgicarum Centuriae (posthuum verschenen in 1641) beschrijft Von Hilden hoe hij in 1593 geconsulteerd werd door een jonge Keulse met een baarmoedermondontsteking. Zij deed haar beklag over de ‘onmatige lengte van ‘s mans roede in omhelzinge’. Zij gevoelde de pijn niet alleen gedurende het gezelschap, maar ook nog geruime tijd na de ‘verzameling’ (haar schamele delen droegen daar tekens van). Von Hilden adviseerde haar abstinentie. De ontsteking genas, maar zij voorzag dat zij het zwaar geschapen lid van haar echtgenoot niet veel langer kon buitensluiten. Zij deed opnieuw een beroep op de medicus die een opmerkelijk eenvoudig hulpmiddel fabriceerde: een schildje van kurk, bekleed met wol en linnen, met een gat in het midden voor de gestrekte en tevens gesterkte penis. De man werd aanbevolen de kurk op de hurk te binden (figuur 28). Indachtig ’s mans lijfspreuk Ars longa, vita brevis, voelde zij geen pijn meer. Sterker nog: zij vond er smaak in, hetgeen uiteindelijk resulteerde in een gezonde dochter. Om de penisverkorter in de praktijk te beproeven vervaardigde Erwin Kompanje een replica, eveneens door Moeliker beschreven, die als foto in zijn hoofdstuk over een al te lange roede werd afgedrukt (figuur 29 en 30). Moeliker: ‘Thuis, in zijn schuurtje, kerfde hij (Kompanje) een ovaal uit een kurkstuk, zorgde dat het prettig aanvoelde tegen de onderbuik en bekleedde het geheel aan de mannenkant met een stukje schapenvacht en een lapje linnen aan de vrouwenkant. De replica dient als prototype voor een eventueel uit kunststof te maken moderne versie’. Na de publicatie van Kompanje in de Archives of Sexual Behavior, noch na de verschijning van het boek De Eendenman van Moeliker meldden zich mannen die de penisverkorter wilden uitproberen. Quod erat demonstrandum: een lange penis is geen groot probleem.
Louter vet Figuur 32 Elephant man die leefde van 1862 tot 1890.
Stukje anatomie
In de embryonale fase verloopt de ontwikkeling van de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen in het begin
parallel. Aanvankelijk is er een gemeenschappelijk grondplan, een genitale tuberkel die als een bleke dwergasperge
uitreikt boven een vleeskleurige groef, omgeven door plooien. De tuberkel wordt uiteindelijke penis of clitoris en uit die plooien vormen zich bij de man het scrotum en bij de vrouw de labiae. De ontwikkeling bij de vrouw wordt door Armand Marie Leroi in zijn boek Mutants. On the Form, Varieties and Errors of the Human Body wel vergeleken met Figuur 33 Dergelijke huiduitwassen Figuur 31 Omslag van het boek
Literaire castratie In de roman De wereld volgens Garp (figuur 31) van John Irving is de hoofdpersoon T.S. Garp, een schrijver, getrouwd
met Helen. Op een dag krijgt Helen een affaire met een van haar studenten, Michael Milton. Eerst weet Garp er niets van, maar als hij het te weten komt, eist hij van Helen dat ze de relatie verbreekt. Garp gaat met de kinderen naar de
bioscoop en Michael komt naar Helen om het uit te praten. Als Helen Michael in zijn auto als afscheid pijpt, komt Garp thuis met de kinderen en rijdt met de auto tegen het vehikel van Michael aan. Garp rijdt namelijk altijd het garagepad op met gedoofde lampen en de motor uit. Door de botsing bijt Helen Michaels penis eraf. Helen zelf raakt net als Garp gewond aan haar gezicht. Hun zoon Walt overlijdt zelfs bij die botsing, al komt de lezer daar pas vele pagina’s later achter als Garp mompelt: ‘Ik mizz hem’.
Het uitrekken van schaamlippen is al eeuwenlang een gangbare praktijk. Dus ook voor het tijdperk van de plastische chirurgie – de techniek om geplooide huid met het mes te vormen en te hervormen - wist men bijzondere huiduitwassen uit te buiten. Van alle gedrochten die in de 19e eeuw door Europa rondtrokken op kermissen en tentoonstellingen, spraken de ‘Elephant Man’ en de ‘Hottentotse Venus’ het meest tot de verbeelding. De ‘Elephant Man’ was een man met een extreme vorm van het Proteus syndroom, een ziekte waarbij afwijkingen ontstaan in diverse weefsels en organen, zoals huid, botten, zenuwen, bloedvaten e.d. (figuur 32 en 33). Deze Joseph Carey Merrick kreeg enkele jaren na zijn geboorte in 1860 misvormingen met vooral aan de rechterzijde steeds groter wordende, gezwelachtige vergroeiingen, waarvan de uitwassen aan de huid van een olifant deden denken. De ‘Elephant Man’ werd een bezienswaardigheid, een voorwerp van diepe afkeer en obsessieve aantrekkingskracht, waarvoor mensen bereid waren te betalen. Via een kijkgaatje gluurde men naar hem die als een wild beest gehuisvest was in de wagen van zijn spullenbaas.
‘Het leven volgens Garp’
komen nog steeds voor.
een reis over een snelweg. Het mannelijk embryo gaat van de snelweg af, maar als het verdwaalt door slechte bewegwijzering (verkeerde chromosomen en signaalstoffen) komt het weer terug op de weg der vrouwelijkheid. Maar bij de bepaling van het geslacht is het wel, net als bij de tango, de Y die leidt en de X die aantikt. Als de route naar de
vrouwelijke anatomie eenmaal is ingeslagen, kom je niet meer terug als man. De schaamlippen, de labia majora en
minora, behoren tot de meest in het oog springende structuren. De kleine schaamlippen hebben een dunne huid en zijn rood van kleur. Zij omsluiten het vestibulum vaginae, het ‘voorhof’ met daarin de opening van urethra en de opstaande randen van het maagdenvlies. Aan de bovenzijde bij de clitoris fuseren de beide lippen. De grote schaam-
lippen liggen daar omheen. Zij zijn bedekt met gewone huid en bevatten veel talgklieren, zweetklieren en haren. Achter al deze structuren, diep verscholen als een grot bedekt met struikgewas, ligt de vagina, een 10-12 cm lange S-vormige buis, waarvan de wanden tegen elkaar liggen. Met hun geplooid karakter kunnen zij zich voegen naar hun bezoeker.
Hottentotse venus
De ‘Hottentotse Venus’ (figuur 35 en 36) had het niet veel beter dan de ‘Elephant Man’. Zij heette Saartjie Baartman en haar werkgever, een Zuid-Afrikaanse Hollandse boer, stelde haar grote verdiensten in het vooruitzicht
27
28
mooi maken
mooi maken
Figuur 34 Alternatieve vorm van labia-elongatie bij Surma-vrouw in het zuidwesten van Ethiopië. Figuur 35 De ‘Hottentotse Venus’’ Saartjie Baartman.
als zij haar bijzondere uitwassen (waarin men een extra bot vermoedde) tentoon zou stellen in Europa. Zo kwam zij in 1810 in Londen aan. Zij trok vijf jaar lang rond door Engeland en Frankrijk, meertijds met een dierentemmer die haar in een kooi tentoonstelde. Saartjie speelde het spel mee, maar smaakte niet meer het genoegen van het haar toegezegde fortuin. Ze overleed vijftien jaar later aan een botontsteking in Parijs. Saartjie belandde na haar dood op de snijtafel van de Franse geleerde Georges Cuvier, grondlegger van de vergelijkende anatomie en paleontologie. Hij wijdde een monografie aan haar sectie, waarin hij zich vooral toelegde op haar schaamschort en gepronoceerde bilpartij. Cuvier kon met zijn sectie overtuigend aantonen dat de door hem ontmaskerde vleeslappen een verlengstuk vormden van de eerder door Linnaeus benoemde schaamlippen. Cuvier vond nergens het extra bot waar hij naar zocht, en moest teleurgesteld afdruipen met louter vet.
Billentaal
‘Ik heb nog nooit billen gezien die zo dicht bij de natuur staan’, aldus anatoom Georges Cuvier (gespeeld door Olivier
Gourmet ) in de film Vénus noire, waarin regisseur Abdellatif Kechiche het trieste en waargebeurde leven van Saartjie Baartman reconstrueert. In de Afrikaanse cultuur zijn dergelijke uitwassen al eeuwenlang een groot cultuurgoed. Zo
blijkt uit meer dan vijfhonderd jaar oude rotstekeningen in Nubische zandsteenheuvels bij het dorp Qurta, waar hoog op de rotsen enkele jaren geleden een paar uitermate gestileerde voorstellingen van menselijke figuurtjes zijn gevonden, voorgesteld met erg geprononceerde billen, maar zonder verdere lichamelijke kenmerken.
Publieke aansporing
Figuur 36 Yahima Torres die Saartjie Baartman tracht te evenaren in het prononceren van haar billen.
Ook in andere delen van Afrika, onder andere bij stammen in Zimbabwe en Rwanda, is deze culturele vorm van bodycontouring gesignaleerd (figuur 34). De meeste mannen weten niet eens dat vrouwen deze kunst beoefenen. De WHO beschouwt labia-elongatie net als vrouwenbesnijdenis als een genitale verminking. Daar zijn sociologe Marian Koster en antropologe Lisa Price van de Universiteit van Wageningen het niet mee eens. Wel onderkennen zij dat meisjes niet vrij zijn in hun keuze. De meisjes worden vanaf de puberteit aangespoord hun schaamlippen met hun vingers te masseren. Ze staan vaak onder druk, niet alleen van hun moeder en tantes, maar ook van leeftijdgenoten. Veel meisjes zitten op internaten, waar ze gemeenschappelijk douchen. Daar vallen meisjes met kleine schaamlippen direct uit de toon. Ze rekken de zaak op door hun handen in olie of vet te dopen en vervolgens in een gehurkte houding, met de benen uit elkaar, de kleine schaamlippen van boven naar beneden tussen de vingers uit te strijken. Dat ritueel vindt gewoonlijk dagelijks plaats na het baden, veelal groepsgewijs. Het proces van het uitrekken is onderdeel van de transformatie van meisje naar vrouw. De rekoefeningen worden op de voet gevolgd door een volwassene die de vorderingen controleert. Omdat ze graag resultaten zien, wordt er vaak langer getrokken dan nodig is. Zodoende kunnen er flinke lappen labia ontstaan, zoals bij Saartjie het geval was. Oude Afrikaanse praktijken worden wel afgedaan als ‘primitief’ of infantiel. Dat komt ook omdat het een oud gebruik is, waarvan de oorsprong en de relevantie moeilijk zijn te achterhalen. Maar het idee achter de labia-
29
30
mooi maken
mooi maken
elongatie is niet zo gek. De uitgerekte schaamlippen zouden voor meer peniele wrijving zorgen tijdens de coïtus. Dat vertaalt zich in meer lustgevoel, zowel bij de vrouw als de man. Een vrouw die geniet van de coïtus beschouwt men in dit deel van Afrika over het algemeen als volwassen. Zij is wat men noemt ‘gearriveerd’, zodat zij haar reproductieve rol kan opeisen in haar familie. Vandaar dat soms ook de clitoris onderdeel is van de rekoefeningen. Het mannelijk genot is eigenlijk bijzaak. Toch een opmerkelijk fenomeen, want op datzelfde continent huldigt men ook het tegenovergestelde principe, namelijk dat het een goede zaak is het seksueel verlangen van een vrouw zo veel mogelijk te beteugelen.
Luifelhuiver Dotjes haar
In 2005 kon het Nederlandse publiek nog eenmaal genieten van het werk van de toen 80-jarige Jan Wolkers. Ter gelegenheid van de Nederlandse Boekenweek gingen 750.000 exemplaren van zijn korte roman Zomerhitte (Bezige Bij, 2005) over de toonbank (figuur 38). De hoofdpersoon, een oudere fotograaf die op het naaktstrand een jonge vrouw (Kathleen) ontmoet met geschoren schaamhaar en dotjes haar onder haar oksels (!), heeft veel weg van Wolkers. Dat beeld wordt versterkt door de afbeelding van zijn echtgenote (Karina) op de voorkant: een wulpse vrouw met haar rug en blote billen naar de lezer gekeerd. Wie op de achterkant haar voorkant vermoedde, kwam bedrogen uit.
Lipof illing
Diverse vormen van weefselaugmentatie past men ook dichter bij huis toe. Een van de meest gebruikelijke technieken is het gebruik van implantaten (ook wel fillers genoemd) voor het opvullen van huiddefecten (figuur 37). De belangrijkste eisen te stellen aan een implantaat zijn dat het materiaal eenvoudig is in te brengen, inert is (geen immuunreactie oproept van het weefsel) en aanvoelt als natuurlijk weefsel. Te onderscheiden zijn permanente en niet-permanente fillers. Het lichaam neemt niet-permanente fillers langzaam op. Het effect daarvan gaat dan ook na verloop van tijd verloren, maar daar staat tegenover dat bij bijvoorbeeld een onverhoopte afstotingsreactie van het lichaam op de filler, deze reactie van tijdelijke aard is. Veel toegepaste middelen zijn onder andere: rundercollageen al dan niet in combinatie met acrylaten, hyaluronzuur, siliconen, poly-melkzuur en ten slotte lichaamseigen vet. Dit vet wordt van dij, heup of buik weggezogen met een naald in een spuit, of via liposuctie, om op andere plaatsen waar zich te weinig subcutaan vet bevindt, te worden ingespoten. In feite is vet als lichaamseigen stof de veiligste filler. Opvulling van schaamlippen gebeurt tegenwoordig ook op die manier. Daarvoor hoeft men niet helemaal naar Zuid-Afrika. Dichter bij huis, om precies te zijn in het Belgische Assenbroek (nabij Brugge), kunnen vrouwen die niet de lange rekweg willen volgen, de hulp inroepen van een arts gespecialiseerd in vibroliposculptuur onder lokale verdoving. Zorgverleners in de kliniek de Baronie spuiten niet alleen neuzen, oren en borsten op, maar vullen ook te kleine of verzakte schaamlippen op met lichaamseigen vetinjecties of andere vulmiddelen. Men spreekt van ‘cosmeceutische huidverzorging’. Uitgangspunt voor de Baronie is dat iedere vrouw zelf bepaalt hoe zij labiaal door het leven gaat. Een slogan waarmee men lippendienst bewijst aan de labia.
Literaire labia
Zou er een westers taboe rusten op grote labia? De reden is onbekend. Bij David Nolens komt ook fiere taal over de
lippen in zijn roman Stilte en melk voor iedereen. Hoofdpersonen zijn de nymfomane Sarah en haar seksueel onmachtige echtgenoot. De metaforen zijn krachtig, de associaties talrijk: ‘Ik werkte met twee collega’s in een kleine kamer
aan een ronde tafel, zodat we met z’n zessen waren: drie computers en wij. Wij konden niet anders dan ofwel naar het computerscherm, ofwel naar elkaar kijken. Ik heb een erg grote, erg complexe vagina, als een kathedraal. Mijn man is atheïst. Dat betekent volgens mij dat hij bang is voor de gedachte aan God.’
Last van luifels Figuur 38 Een wuivende Karina Wolkers in naakte pose op het punt dat zij in zee Figuur 37
rent. Zij stond ook op de
Extreme vorm van
omslag van Dagboek
lipofilling (Jocelyn
1974, dat De Bezige Bij
Winderstein,
ter ere van de schrijver
‘Cat Woman’).
Jan Wolkers uitbracht.
http://blingvanessa.
Ook daar is Karina
blogspot.com
naakt, maar nu zien wij haar voorkant met de pronte borsten. Wolkers staat naast haar als een Griekse god, behaard en stoer, een Odysseus die met louter wier zonder het ver(s)trekken van een spier Nausikaä tegemoet treedt nadat hij is aangespoeld op het eiland der Phaiaken.
Voor de Nederlandse vrouw die vroeger de schone was vooral uit de bovenramen liet wapperen, is tegenwoordig ook de onderkant in trek, mits geschoren. Een probleem bij het kaalscheren is dat daardoor zichtbaar ruimte vrijkomt die voorheen niet was te zien, in casu de schaamlippen. Alles ligt daar nu opeens open en bloot. Dan ontstaat een nieuw probleem, want schaamlippen zijn er in allerlei soorten en maten. En, zoals dat met uitwassen gaat, alleen het gemiddelde wordt mooi gevonden. Lippen die erbij bungelen zijn uit den boze. En een vrouw die zich dat nog niet bewust was, wordt het anders wel aangepraat door haar omgeving. Ook de labia moeten lippendienst bewijzen aan de gangbare mode. Zo zijn er tegenwoordig steeds meer vrouwen die labiaverkleining ondergaan om esthetische redenen. Er zijn ook vrouwen die kleinere schaamlippen simpelweg mooier vinden en ze daarom laten verkleinen of zelfs volledig laten verwijderen. Een schaamlipverkleining begint al net zo gewoon te worden als een botoxbehandeling. Er moet gerestyled worden omdat dat beter oog(s)t. Technisch gezien valt cosmetische schaamlipverkleining – evenals clitorisverkleining – onder de noemer ‘vrouwenbesnijdenis’. Dit is sinds 1996 – vorm van (kinder)mishandeling – in Nederland wettelijk verboden. Bij een clitoridectomie worden soms ook de labia minora nagenoeg volledig dichtgenaaid, waardoor enkel urineren mogelijk is, maar seksuele gemeenschap en masturbatie onmogelijk is gemaakt.
Dubbele moraal
Dit roept de vraag op of er sprake is van een dubbele moraal wanneer genitale plastische chirurgie wordt toegestaan bij jonge meisjes, terwijl dit vanuit culturele overweging, zoals in het geval van meisjesbesnijdenis, verboden is. Deed men de ingreep vroeger vooral om ongerief weg te nemen, tegenwoordig is een nieuw schoonheidsideaal de belangrijkste drijfveer. Aan dit idee werken de aanbieders van de ingreep stevig mee. Zo wordt er gesproken over afwijken van de norm wanneer de binnenste schaamlippen twee tot zes centimeter buiten de grote schaamlippen uitsteken. Op de website van de Parkkliniek in Rotterdam staat het als volgt omschreven: ‘Vaak begrijp je pas bij de confrontatie met andere mensen dat er iets mis is en zie je dat het bij jou anders is.’ De website van de privékliniek van Diana Gabriëls maakt het doel van de ingreep nog wat intiemer: ‘Het verbe-
31
32
mooi maken
mooi maken
Figuur 39 De schors van een boom. De vulva is voor het geoefend oog herkenbaar aan een donkere scheur in de bast.
teren van de vaginale eigenwaarde.’ Door enkele plastische chirurgen wordt naast deze ingreep ook de mogelijkheid geboden tot het verkleinen van het clitkapje of het vernauwen van de vagina-ingang. ‘Vaginaverjonging’, aldus de website van Diana Gabriëls. Het behoeft weinig uitleg dat de associatie met vrouwelijke genitale verminking dan snel gemaakt is. In de Nederlandse wetgeving rond cosmetische chirurgie is een beslisruimte opengelaten voor kinderen vanaf zestien jaar. Deze kinderen mogen zelf bepalen of ze een cosmetische operatie willen ondergaan; bij kinderen tussen de twaalf en zestien jaar dienen de ouders geïnformeerd te zijn over de ingreep en bij kinderen jonger dan twaalf moeten de ouders een machtiging afgeven voordat de operatie plaatsvindt.
Stukje anatomie
De vulva is herkenbaar aan een donkere opening (figuur 39), vaak afgebeeld als een omgekeerde druppel, losjes
bedekt door schaamlippen. Zoals het water uit een bron via spleten in stenen opborrelt uit het struikgewas aan de
voet van een berg, zo komen uit deze opening menstruatiebloed, witte vloed, vruchtwater en pasgeborenen tevoorschijn. Maar voordat het zover is, moet er eerst nog wat worden geschapen. Bij meisjes die nog niet in de puberteit
zijn, zijn de buitenste (grote) schaamlippen (labia majora), groter dan de binnenste (kleine) schaamlippen (labia minora). In de puberteit groeien de kleintjes en gaan ze meestal de grote schaamlippen voorbij. De term ‘kleine schaamlippen’
is dan ook misleidend, want bij veel vrouwen zijn ze groter dan hun grote zusjes. Soms komen de kleine schaamlippen zover naar buiten dat ze lichamelijk ongemak veroorzaken. Dat is bijvoorbeeld het geval bij fietsen of paardrijden; dan schuurt dat tussen je benen. Als het erg uitpuilt, kan een chirurgische schaamlipcorrectie uitkomst bieden.
Vaginaverhalen
Internet is een verzamelpunt voor verhalen, ook over de vulva. Op BasicPublishing.nl schrijft Isis Nedloni: ‘Toen ik met veel spot en uitgewrongen humor gisteren een krakkemikkige, maar wel plezierig ogende column ergens in elkaar flanste, stuitte mijn Socratische brein op het fenomeen ‘SCHAAMLIPPENCORRECTIE.’ Verbaasd pakte ik het woord op, schudde het goed door elkaar en liet het, nadat het was uitgekrijst, voor mijn voeten vallen. Daar lag ze dan geheel nakend, ‘mijn schaamlippencorrectie.’ Ze trappelde en spartelde nog het rode van haar lippen en bedaarde weldra. Ik keek haar aan en dacht: ‘Wie bepaalt er nu eigenlijk hoe een schaamlip er uit moet zien?’ Mijn Socratische brein peinsde en peinsde en kwam uit nood in een brainstorm terecht die bedacht: ‘Kijken de meestal vrouwelijke deelnemers van deze correctie torture dan naar pornofilms waar now a days alleen maar gecorrigeerde schaamlippen aan meedoen? Is dat hun referentie?’ De schaamlip op de grond schudde ernstig haar hoofd. En ik dacht hetzelfde. Toen volgde de volgende onderzoeksvraag: ‘Waar halen ‘ze’ de informatie dan wel vandaan? Wordt dat in soaps rond geroddeld hoe je schaamlippen behoren te zijn? Of staat het geheim in de glossy’s, waardoor de trend als een olievlek, ahum… als een schaamlippenvlek zich over de onzekere vrouwelijke bevolking verspreidt? Vertel het me. Want ik begrijp het niet…’
33
34
mooi maken
mooi maken
Figuur 40 Schaamlippen zijn, in onze verbeeldingskracht niet louter lichaamsdelen die je vergroot, verkleint of met rust laat. Nee, net als open en dichtwaaienende luiken
Perkament heeft geen wortels
trappelen en spartelen zij van levenslust.
Figuur 41 De strakke witte mummiewindsels na een facelift.
‘Doodgaan / Is een kunst, zoals alles. / Ik kan het meesterlijk’ (figuur 42). Aldus luiden de bekendste dichtregels van de wulpse en wispelturige Sylvia Plath (1932-1963). Haar werk danst macaber op het snijvlak van leven en dood, gelatenheid en paniek. Ze koppelt autobiografische elementen vaak aan loodzware symboliek. Het resultaat is beklemmend, maar soms iets te pathetisch. Plath werd een mythe. Wat wil je? Iemand die over de dood schrijft en vervolgens zelfmoord pleegt, is voer voor literatuurvorsers, psychiaters, freudianen en feministes. Facelift
Jij brengt me goed nieuws van de kliniek,
Terwijl jij je zijden sjaal afrukt, de strakke witte
Mummiewindsels tonend en glimlacht: Het gaat goed met me. Toen ik negen was, voerde een lindegroene anaesthesist
Mij lachgas door een kikvorsmasker. Het misselijk makend gewelf Galmde van nare dromen en de Jupiterstemmen van chirurgen. (...)
Vijf dagen lig ik verborgen,
Afgetapt als een fust, vloeien de jaren weg in mijn kussen.
Isis Nedloni – een pseudoniem – is een Nederlands kunstenaar. Haar blogs en korte verhalen zijn spits, poëtisch en vol verbeeldingskracht. Zo geeft zij – in het zojuist aangehaalde fragment – stem aan de schaamlippen. Deze zijn, in haar verbeeldingsmacht, niet louter lichaamsdelen die je vergroot, verkleint of met rust laat. Nee, de schaamlippen trappelen en spartelen van levenslust (figuur 40). Ze kunnen zelfs denkwerk verrichten. De boodschap daarmee voor de vrouwelijke lezer die twijfelt over de schoonheid van haar eigen vulva: ga bij de eigen schaamlippen te rade, dan komt het altijd goed.
Zelfs mijn beste vriend denkt dat ik de stad uit ben.
Huid heeft geen wortels, hij laat net zo gemakkelijk los als papier.
Lippenleed
Figuur 42
loofde in het daarin vertolkte ideaal (zorgen voor een man en kinderen). Gelukkig heeft ze zichzelf, wijs geworden
kunst, zoals alles.
Julia, de hoofdpersoon van de roman De ontsnapping van Heleen van Royen verslond in haar jeugd Leni Saris, en ge-
door onder meer de echtscheiding van haar ouders, voor één ding behoed: afhankelijkheid. Julia’s probleem is dat ze zich kapot verveelt, gek wordt van haar aandacht opeisende kinderen en seksueel geen bevrediging vindt bij haar
klein geschapen man. Haar redding is dat ze - buiten hem om - een kapitaal heeft vergaard dat haar in staat stelt de
benen te nemen. Ze laat haar 37-jarige lijf en hoofd door een plastisch chirurg onder handen nemen. Vrolijk maakt ze melding van een dr. v. (droge vagina) en trakteert de lezer ook op een wij. v. (wijde vagina) waarvan vooral vrouwen die veel gebaard hebben last kunnen krijgen, maar waaraan - geen nood - operatief iets te doen is.
Doodgaan is een
Figuur 43 Voor de bodypainter is huid een veelzijdig stuk papier. Je moet wel een bril opzetten om het goed te kunnen zien.
35
36
mooi maken
mooi maken
Figuur 44 Huid heeft geen wortels, hij laat net zo makkelijk los als papier. Figuur 45 Na de behandeling (figuur 41) oogt zij als haar eigen dochter (figuur 44).
Kijken en bekeken worden Fundamentalistische feministes voelen niet voor een faceliftoperatie. Deze corrigeert de rente van veroudering - rimpels en plooien. Op verschillende plaatsen wordt de huid losgemaakt, ingekort en enigszins strakker getrokken. Voor veertigers in Californië is de ingreep momenteel bijna routine. Dat geldt niet voor de vrouw in het gedicht Facelift. Zelfs haar beste vriend weet niets van haar plan. Het ziekenhuis brengt een traumatische ervaring uit kinderjaren in herinnering, met in de hoofdrol een met lachgas toverende verdovingskunstenaar. Nu, als volwassene, ondergaat ze de operatie bijna glimlachend. De zin waar alles om draait: ‘Huid heeft geen wortels, hij laat net zo makkelijk los als papier (figuur 44).’ Natuurlijk heeft dit betrekking op de operatie. De plastisch chirurg sneed het slappe, overtollige vlees (‘gezicht van oude sokken’) weg. En zij voelt de jaren wegvloeien. Wat resteert, is een jongere versie van het origineel. Maar er schuilt een tweede betekenis achter de tekst. Huid is een soort papier. De operatie is daarmee een metafoor voor het schrijfproces. De schrijver wentelt zich als het ware in een cocon van papier en ondergaat eenzelfde metamorfose als de patiënte in haar ‘strakke witte mummiewindsels’. Na de onthulling oogt de patiënte als haar eigen dochter (figuur 45). De wedergeboorte is volbracht. Of is een facelift - en dus schrijven - een vorm van klonen?
37
38
mooi maken
Kijken en bekeken worden
Functioneel bloot Figuur 46 “Kleedt u zich maar uit achter het gordijn en houdt u de broek maar aan.”
De stem van het volk, het publieke debat, de communis opinio, het patiëntenperspectief… allemaal koepelbegrippen voor iets dat moeilijk tastbaar te maken is. Geert Wilders kan wel roepen dat ‘de’ Nederlandse bevolking iets niet of wel wil, hij kan ook enkel varen op zijn eigen onderbuikgevoelens en politieke peilingen. Toch zijn er meer en meer vindplaatsen waar Jan Publiek zich manifesteert. Een klassieke bron is de pagina ‘ingezonden brieven’ in kranten en weekbladen. Meer recent en -anders dan ‘ingezonden brieven’ pagina’s – veel minder selectief, maar wel informatief , zijn fora op internet, de talloze blogs en twitters. Op fora kunnen mensen een vraag stellen, en anderen reageren. Twee fora van damesbladen die onlangs aandacht besteedden aan de vraag: ‘Hoe is het om naakt in de spreekkamer te zijn?’ zijn het meisjesblad Yes en het damestijdschrift Viva: twee verschillende patiëntenpopulaties dus.
‘Kleedt u zich maar even uit’
‘Kleedt u zich maar even uit’ is de titel van het artikel waarin een drietal internisten aandacht vragen voor meer
zorgvuldig lichamelijk onderzoek bij patiënten. Uit video-opnames was het hen gebleken dat coassistenten nogal
eens vermijdingsgedrag vertonen. Delen van het lichamelijk onderzoek worden regelmatig verricht zonder dat kleding in voldoende mate is verwijderd. Zo worden de slagaders in de liezen beluisterd of betast zonder het ondergoed opzij te schuiven en worden hart en longen onderzocht zonder een hemd of een beha te verwijderen. Onwennigheid,
schaamte en angst voor beschuldiging van seksuele intimidatie kunnen ertoe leiden dat een coassistent een patiënt onvoldoende nauwkeurig onderzoekt. Maar wat is onnauwkeurig? De internisten pleiten ervoor dat dit explicieter wordt aangegeven. Bij een specifieke klacht zal het voor arts en patiënt duidelijker zijn welk deel van het lichaam
moet worden onderzocht, dan bij minder specifieke klachten. Van coassistenten, die op de polikliniek vaak patiënten
zien met een nog ongediagnosticeerde ziekte, wordt verwacht dat zij bij een nieuwe patiënt een algemeen lichamelijk onderzoek verrichten. Consensus over wat men hieronder precies verstaat is er niet. Hierdoor zullen soms bepaalde
onderdelen van het algemeen – ‘volledig’ – lichamelijk onderzoek worden overgeslagen. Daar kunnen patiënten nadeel van ondervinden. Wat kan men daar aan doen? 1. Expliciet aandacht voor lichamelijk onderzoek binnen het curriculum, liefst zo vroeg mogelijk, 2. voldoende aanbod van training en 3. observatie van coassistenten tijdens het lichamelijk onderzoek. Daar waar dit nu impliciet gebeurt en de leerdoelen onduidelijk zijn, zou het resultaat wel eens precies het tegenovergestelde kunnen zijn van wat wordt beoogd, namelijk juist meer schaamte en onwennigheid.
Down under
De vraag kwam in Yes als volgt aan bod: ‘Zijn jullie al eens naakt moeten gaan bij een dokter? Ik ging recent de eerste maal bij de huidarts ter controle van mijn moedervlekken. Viel me alles mee omdat ik mijn bh enkel even kort naar boven hoefde te doen (figuur 46). En recent ook mijn amandelen laten verwijderen en daarvoor moest
39
40
Kijken en bekeken worden
Kijken en bekeken worden
de bh uit. Dus toen hebben enkele verpleegkundigen ook mijn bovenkant gezien.’ In Yes kwamen 34 reacties binnen (www.yes.nl/yescafe/forums/thread/2275237. aspx). Voor veel jonge lezers bleek het ontbloten van het bovenlijf veel minder problematisch dan het onthullen van het onderlijf. In de bewoording van een jonge moeder: ‘Mijn bovenkant vind ik totaal geen probleem. Vind ik dan ook niet ongemakkelijk. Maar de onderkant toch altijd nog wel. Maar ja dat is tot nu toe dan ook alleen gebeurd als ze ook daadwerkelijk down under moesten zijn (figuur 48, 49 en 50). Vaak deed ik dan een wijde rok aan zodat die aan kon blijven en ik me niet helemaal naakt voelde.’ Voor veel lezers is het niet echt een probleem. En zeker niet degenen met een chronische ziekte zoals een longaandoening. Er zijn lezers die alle vertrouwen hebben in de professionaliteit van een dokter: ‘Het doet me weinig, het is zijn werk. Het is niet m’n hobby of zo, maar ik maak me er ook niet druk over.’ Anderen wennen nooit: ‘Ik heb tig inwendige onderzoeken gehad bij zowel de gynaecoloog als de huisarts, en een aantal mammografieën. Desondanks kan ik er niet aan wennen en bezorgt het me telkens opnieuw slapeloze nachten.’
Kleed je maar uit!
Er zijn twee ‘soorten’ artsen: kijkers en voelers. De eerste categorie kent weer twee subtypen: zij die je meteen vragen ‘alles’ uit te doen, en zij die zich juist terughoudend opstellen. Het eerste subtype heeft meestal weinig tijd. Zij rennen van hot naar haar, van top naar teen. Zij zien het als tijdverspilling om de patiënt eerst de helft te laten uitdoen en dan halverwege te vragen ook de rest uit te trekken. Het tweede subtype laat het meer van de situatie afhangen. Die artsen hebben dan vaak ook meer tijd gepland. Een kijker kan ook een voeler zijn, maar dat hoeft niet. Willem Jan Otten (zelf geen arts) schreef in Ons mankeert niets, een indringend boek over het contact tussen arts en patiënt: ‘De betasting diende te volgen op een zo kalm mogelijke, terloopse aanraking van de pols, de onderarm, de schouder. Afhankelijk van de aard van het onderzoek bleef ik zo veel mogelijk in fysiek contact, zelfs wanneer dit medisch gesproken niet nodig was. Ik deed dit vooral omdat ik hield van de betovering van het ogenblik, deze overgang van taal naar vingertop (figuur 47). Het herleidde niet alleen de patiënt, maar ook mij tot een lichaam en tot huid’. De meeste patiënten zijn volleerde uitkleders, maar omdat de ene arts zo anders reageert dan de andere, wordt zo’n patiënt toch onzeker: ‘In ‘mijn’ ziekenhuis kan een deel van de poli-kamer door gordijnen veranderen in een soort pashokje. Toen ik daar voor het eerst kwam, begon ik me alvast uit te kleden terwijl ik naar de tafel liep en de dokter en ik doorpraatten. Dat verliep heel normaal en prettig. Bij de opvolger van deze dokter was het anders. Toen ik me lopend naar de tafel zoals altijd alvast begon uit te kleden, reageerde hij geschrokken en ging hij druk met de gordijnen aan de gang. Een andere specialist bij wie ik kwam, liep met me mee naar de gordijnen, ze konden daardoor niet dicht en terwijl ik me uitkleedde, bleef hij erbij en praatte hij door. Dat vond ik nou weer niet prettig. Hij deed het alleen om tijd te besparen en nu had ik juist behoefte aan een beetje privacy. Tot die ene keer dat de dokter achterover geleund echt zat te kijken hoe ik me omkleedde. Gelukkig werd hij opgevolgd door een vrouwelijke arts. Dat is toch anders (www.rasa.be/import/pdf/werkmap_lijfkoffer. pdf)!‘ Opdoemende en mogelijke schaamte is een reden om een voorkeur te hebben voor een vrouwelijke arts . Maar ook dan moet de bejegening zuiver zijn, zo blijkt uit deze ervaring op het Yes-forum: ‘Ik was trouwens pas bij de huidarts en ik ging voor moedervlekken in m’n gezicht. Toen zei de assistente opeens:
Figuur 48, 49 en 50 “Mijn bovenkant vind ik Figuur 47
totaal geen probleem.
De meeste patiënten
Vind ik dan ook niet
zijn volleerde uitkleders.
ongemakkelijk. Maar de
De betovering van het
onderkant toch altijd
ogenblik, de overgang
nog wel. Maar ja, dat
van taal naar vingertop
is tot nu toe dan ook
herleidde de patiënt tot
alleen gebeurd als ze
lichaam en huid.
ook daadwerkelijk down under moesten zijn”.
‘kleed je maar uit’. Gelukkig mocht ik m’n ondergoed aanhouden, maar dat mens trok het gewoon naar beneden. Ik heb echt jankend op de fiets gezeten, vond het zo erg.’ Het aan- en uitkleden bij de dokter kan allerlei onrustgevoelens oproepen. De verborgen ruimte die ieder mens voor zichzelf reserveert, is opeens niet meer onzichtbaar. Zich ontkleden, zich bloot geven, zich naakt tonen vereist vertrouwen. Het vermoeden dat er ‘oneerbare’ verlangens meespelen, ligt dan voor de hand. Als het vertrouwen er echter wel is, is het ontkleden zo gebeurd. Het kan dan zelfs een opluchting zijn, een langer sluimerende behoefte, een verlangen naar bevrijding. Vooral voor mensen die zich schamen voor de huidafwijkingen die zij onder hun kleren ‘verstoppen’. Een dokter kijkt daar met andere ogen naar, zit er vaak ook aan te pulken met zijn handen en kan daarmee een hoop schroom wegnemen.
Wijsheidstanden trekken
De lezersgroep van Viva is groter én ouder. Er kwamen 69 reacties binnen op een dubbele vraag uit Belgenland (forum.viva.nl/forum/Gezondheid/naakt_bij_ de_dokter/list_messages). Net als in Yes ging de eerste vraag over moedervlekken bij de dokter. De tweede vraag was opmerkelijker. Die had betrekking op het uit de kleren gaan bij het trekken van ‘wijsheidstanden’. De communis opinio over de moedervlekken: ‘tja leuk is anders, maar een probleem ervan maken doe ik ook niet.’ Eén lezer geeft een onvermoed inkijkje op de diagnostische vaardigheden van haar dokter: ‘Stond ik daar een keertje bijna in mijn nakie omdat ik van top tot teen onder de uitslag zat. Pakt ie er een boek bij met allemaal foto’s van eczeemhuidjes, schimmelhuidjes, etc. Vraagt ie aan mij ‘Welke vind je zelf het meeste lijken?’ Jaaaaaaah, zo kan ik het ook! Dat is wat je noemt functioneel naakt’.
41
42
Kijken en bekeken worden
Naakt in de wachtkamer
Wat de discussie in Viva minder serieus en verwarrender maakt, is het tweede deel van de uitgangsvraag: het uitdoen van de bh voor het trekken van verstandskiezen. Dat leidde tot veel vragen en verzuchtingen, alsmede een scala aan antwoorden met een opklimmend gehalte ironie en hyperbool. Een kleine bloemlezing: • ‘Nou ja, toen ik mijn verstandskiezen liet trekken wilden ze dat ik in een lakstring kwam, met tepelflossen en stripperheels. Niks raars aan.’ • ‘Ik kleed me altijd uit in de drogist als ik iets voor mijn kalknagels wil dus bij de tandarts vind ik het ook geen probleem om m’n bh uit te doen.’ • ‘Tegenwoordig kleed ik me vast uit in de wachtkamer, scheelt weer duurbetaalde tijd van ome dokter!’ ‘Klopt. Doodnormaal. Ik fiets zelfs naakt naar de huisarts (figuur 51).’
mooi maken
Figuur 51 Bloot op de fiets. Heel functioneel als protestactie tegen autoverkeer.
Deze escalerende berichten tonen een belangrijke nevenfunctie aan van dit soort fora: het zijn themagebonden of vraaggecentreerde social c ommunities. Tevens maken dit soort opmerkingen duidelijk dat een internetforum geen eenduidig te interpreteren bron is voor medisch-sociologisch onderzoek, want flauwiteiten, ironie, humor én overdrijving sijpelen makkelijk binnen.
Naakt of bloot?
Waarom lopen sommigen poedelnaakt rond en anderen van kop tot teen verstopt onder een burka (figuur 52)? Wanneer ben je naakt en wanneer bloot? Is er een nuanceverschil in de betekenis van deze woorden? Bloot lijkt onschuldig, natuurlijk en eerder onbewust ontkleed, terwijl naakt het ontbreken van kleding benadrukt en zo het verleidelijke van het naakte lichaam accentueert. Er is tenslotte een verschil tussen delen van het lichaam onbedekt laten - bloot zijn - en het onbedekte lichaam met anderen delen - naakt zijn. Mensen kleden zich niet alleen om zich te beschermen tegen weer en wind, maar ook tegen priemende ogen en steelse blikken, met name van mensen die zij niet zonder meer kunnen vertrouwen, van mensen die mogelijk misbruik maken van wat zij in vertrouwen te zien krijgen. Hoe komt het dat zo veel mensen bij het doktersonderzoek hun ogen sluiten? Voelen zij zich dan minder naakt, beschermd? Geven zij zich over, in vertrouwen? Of is het echt waar wat de bijbel ons voorschotelt, namelijk dat schaamte niet in het naakte lijf, maar in het boze oog zetelt? Waarvoor schaamt de mens zich? ‘Voor alles wat echt aan ons is’, zei George Bernard Shaw.
Figuur 52 Bloot onder de boerka
43
44
Kijken en bekeken worden
Kijken en bekeken worden
derijen die onsterfelijkheid uitdrukken, is De oorsprong van de wereld, een liggend vrouwelijk naakt van Gustave Courbet uit 1866, in die tijd een soort porno voor keurige mensen (figuur 53).
Kijken is een kunst
Inkijk Het leven is ooit ergens in een warm meertje ontstaan, schreef Charles Darwin in 1871. Hij had daarbij niet helemaal hetzelfde voor ogen als wat wij nu voor ons zien. Hij kon geen weet hebben van DNA en eiwitten en kwam dan ook niet op het stellen van de vraag: ‘Wat was er eerst, voortplanting of stofwisseling?’ Laten we Darwin volgen en aannemen dat de eerste grote seksscène inderdaad in een ondiepe poel op de Afrikaanse savanne plaatsvond, dan blijft de vraag: ‘Wat ging daaraan vooraf?’ Daar is inmiddels wel het een en ander van bekend. Afhankelijk van de definities van huid en geslachtsorgaan, is de eerste in ieder geval ouder dan, zo niet houder van, het geslachtsorgaan.
Figuur 53
De oorsprong van de wereld
Figuur 54
Sharon Stone in de film
De wereld op drift.
Basic Instinct van regis-
Surrounded Islands,
seur Paul Verhoeven,
Biscayne Bay. Greater
kort voor het beroemde
Miami, Florida,
beavershot
Wat was er eerder, de kip of het ei? De retorische vraag – die mensheid allang bezighoudt – verwijst naar een oorzakelijke keten in de natuur: ei leidt tot kip leidt tot ei leidt tot kip et cetera. Het probleem is: waar ligt het begin van de keten? Plato greep terug op het beeld van een wereldbouwmeester die de oorspronkelijke chaos omzette in een geordende kosmos. En Augustinus verankerde zijn filosofie zo stevig in het christendom, dat velen vandaag de dag het woord Darwin als een vloek zien. Volgens geneticus John Brookfield (Universiteit van Nottingham) was er eerst een ei en toen een kip: ‘Wij kunnen zonder enige twijfel besluiten dat de eerste levende materie, die deel uitmaakt van dat soort, een ei moet zijn. Het ei was er noodzakelijkerwijs voor de kip.‘ Brookfield kreeg bijval van wetenschapsfilosoof David Papineau. De eerste kip kwam onmiskenbaar uit een ei dat uitgebroed werd door een ander wezen. Maar het was wel degelijk een kippenei, omdat het ei het embryo van een kip bevatte. Dus eerst het ei, dan de kip en dan het kippenei. Waar het leven is begonnen, weet niemand, evenmin waar het naar toegaat. In de periode daartussen herhaalt de levenscyclus zich in een eindeloze cadans, waardoor al het gestorven leven bij elkaar opgeteld de onsterfelijkheid benadert. Eén van de beroemdste schil-
De oorsprong van de wereld. Gustave Courbet, 1866. Olieverf op linnen. Parijs, particulier bezit. Figuur 55
Christo, 1983.
Het verhaal gaat dat Courbet het schilderij maakte in opdracht van een verzamelaar van erotiek, en dat de eigenaar het werk achter een gordijntje liet ophangen om te voorkomen dat het ongewenst bekeken zou worden. Voor dit schilderij stond (lag) Johanna Hifferman model. Een naaktmodel met een rijk behaard geslacht in een rijpe en geplooide omgeving. Rijp voor bevruchting. Er is geen gezicht, wel een vergezicht: wulpse borsten die net onder de plooien van een deken verdwijnen. Courbet hield hoofd, armen en het grootste deel van de benen buiten beeld. Ogenschijnlijk beperkt hij zich tot de ingang van haar buik, met heupen, borsten en billen als entourage. Ogenschijnlijk, want er is zoveel meer te bekijken: de lichte kanteling van het bekken, een huidplooi bij de rechterdij. Het rechterbeen ligt in het verlengde van haar romp, maar het linker is opgetrokken als een vragende wenkbrauw, alsof het model de kijker naar binnen wenkt. Onder de huid stroomt een delta bloedvaten. Achterop de buik een prachtige navelput die, als middelpunt van het doek, meer aandacht opeist dan de tepel van haar borst. Het duurt even voordat je beseft dat het niet een momentopname was, maar dat Johanna uren zo heeft gelegen voor Courbet. En nog langer duurt het vooraleer je in het Musée D’Orsay alleen voor het schilderij komt te staan. Dat overkwam K. Schippers, nadat hij het doek tweemaal tegemoet trad. Zijn volharding werd beloond. Toen wist hij waarom dit schilderij hem niet meer losliet. Hij werd gluurder. Daarvoor had hij zich nog openlijk in bijzijn van anderen aan haar venusheuvel kunnen vergapen, maar nu hij alleen was, werd hij gluurder en liet het beeld hem niet meer los. Net als met de Mona Lisa, die je aan blijft kijken, waar je ook gaat staan, blijf je bij Johanna Hifferman in haar woonkamer kijken. Gluren is porno, maar kijken is een kunst. Een andere kunstenaar die met dit thema speelde is Christo, voluit Christo Vladimirov Javacheff. Deze van oorsprong Bulgaarse kunstenaar kwam op de gedachte om grote bouwwerken of landschappen tijdelijk met stof in te pakken. Terwijl Courbet het bloot accentueerde, en Christo zijn voorwerp juist aankleedde, onstond tussen beide eindproducten een opvallende gelijkenis. ‘Mijn middelen zijn niet alleen het landschap, de zee en het water, maar ook het menselijk ferment,’ zo zei hij (figuur 54).
Kilten in de kilte
Wat draagt de vrouw onder haar rok of jurk? Laten wij die vraag ietsje kantelen en anders stellen opdat mannen ook in dit stuk aan bod komen. Wat dragen Schotten onder hun kilt? De Schotse whiskyfabrikant The Famous Grouse stelde die vraag aan achthonderd Schotten. Zeven van de tien antwoordden zonder schroom: ’Helemaal niets’ (figuur 56 en 57). Ook niet in najaar en winter. Ondanks de kou. Volgens de onderzoekers heeft dit alles te maken met de Schotse trots. Voor de Schotse Hooglanders, die zich maar al te graag met hun kilts onderscheiden van hun Engelse medesoldaten in het Britse leger, is het zelfs obligaat dat ze niets onder hun rokken dragen. Als een Schot zegt dat hij zijn kilt ‘regimental (style)’ draagt dan weet men hoe de vlag erbij hangt. Bij de overdracht van de laatste Britse kolonie (Hong Kong) aan China werd de Britse vlag definitief gestreken. Omdat er een licht zeebriesje opstak, woei de kilt van de dienstdoende militair van het Black Watch Regiment even de
45
46
Kijken en bekeken worden
Kijken en bekeken worden
Figuur 56 Schot met zichtbare
Wie ziet Wie?
doedelzak tussen de benen.
Oog in oog
De huid is als een filmdoek waarop sociale status en persoonlijke identiteit symbolisch worden getoond. Via de huid ontstaan relaties. Het aanraken dat altijd aangeraakt worden impliceert, staat aan het begin van elk intiem contact. De huid is ook de spiegel van de ziel en belichaamt een gevoel van mysterie en visioen; achter het spiegelbeeld zou een andere werkelijkheid te zien zijn. In de film Eyes Wide Shut zien we Tom Cruise met Nicole Kidman beiden op de rug, naakt voor de spiegel staan (figuur 59). Cruise speelt hier een arts die geobsedeerd raakt door het idee een seksuele ontmoeting met een vreemde vrouw te hebben, nadat zijn vrouw hem bekend heeft seksuele fantasieën te hebben over een andere man. Cruise en Kidman vormden toen niet alleen op het witte doek, maar ook daarbuiten een echtpaar. Dat maakt de film extra pikant, want voor de kijker die zich daarvan bewust is, krijgt de film een nog diepere laag. Tom lijkt in deze scène hopeloos naar zichzelf te zoeken, terwijl Nicole wazig over zijn rug kijkt naar wat zich achter hem tot kijken leent, haar kijkers en die van de op haar gerichte camera: allemaal voyeurs. Iedereen kon toen al zien dat het huwelijk niet zou stand houden.
Figuur 57 Schotten legen hun blaasinstrument bij voorkeur synchroon en in gelid.
hoogte in. Na afloop van het ceremonieel kreeg deze korporaal een uitbrander van zijn commandant omdat zijn sokken niet goed zaten. Merkwaardig volkje, die Schotten. Vol eigenheid, tradities en zwijgzaam als men nuchter is. Liever spreken zij via de doedelzak. Dan komen echte emoties los.
Afgehaakt hoofd
Binnensmonds spreken
Een gedachtenexperiment: als een vagina zou kunnen praten, wat zou zij dan zeggen? Die vraag hield de Amerikaanse schrijfster Eve Ensler jarenlang bezig. Om een antwoord te krijgen, interviewde zij wereldwijd zo’n tweehonderd vrouwen en verwerkte hun persoonlijke verhalen tot tien monologen: de Vagina Monologen. Die werden ook in Nederland ten tonele gebracht, onder meer door Catherine Keyl, Jasperina de Jong, Marga van Praag en Hanneke Groenteman. En het succes was groot. De vagina als statement, het onbespreekbare bespreekbaar maken, dat geeft je als vrouw vertrouwen en kracht. Het vrouwelijke geslachtsdeel heeft, zeker in de filmkunst, bijna mythische proporties. Neem de felle discussie naar aanleiding van de zogenaamde beavershot van de gespreide benen, zonder slip, van Sharon Stone in de film Basic Instinct (figuur 55). Regisseur Paul Verhoeven kwam op het idee tijdens een studentenfeestje in Leiden. Toen hij tegen een studente die hem met gespreide benen aankeek, vroeg: ‘Weet je dat je inkijk hebt?’, antwoordde zij: ‘Waarom denk je dat ik dat doe...’ Dit verschijnsel dat ook wel ‘flashing’ heet, is een geliefd thema in de erotische kunst. Sommige filmscènes zijn zo beroemd, dat ze in andere films geciteerd worden. Neem de film Insignificance van Nicolas Roeg. De film toont een gefingeerde ontmoeting tussen Marilyn, Einstein, Joe DiMaggio en senator McCarty. Wij zien de luchtroosterscène met opwaaiende zomerjurk van Marilyn uit The seven year itch. Twee technici bedienen onder het rooster de ventilator. In eerste instantie weigert de motor en één van hen haast zich het ongemak te verhelpen. Met succes, want even later waaiert de jurk van Marilyn enkele seconden wijduit. Bij zijn terugkomst vraagt hij aan zijn collega: ‘en… zag je iets?’ waarop de ander met open mond stamelt: ‘I saw the face of God.’
Toen zag ik een onthalsd lijkend hoofd op het tafelblad liggen: het lichaam was buiten mijn gezichtsveld. Dit hoofd, dat hard op de tafel werd gedrukt, was dat van mijn moeder, de hand van mijn vader omklemde haar hals en hield haar stevig in deze ongemakkelijke en zo vreemde positie. Van mijn vader zag ik allen een stuk arm; maar dat was
voldoende om te begrijpen dat hij achter haar stond, met zijn volle gewicht op haar rustte en haar dwong zich over het schrijfbureau te buigen. Het idee van geweld, een geweld dat onverklaarbaar werd geaccepteerd en verdragen,
werd mij niet alleen gesuggereerd door de onnatuurlijke positie van mijn moeder, maar ook door de uitdrukking van Figuur 58 Voetbalcoryfee Gary Lineker geconfronteerd
haar gezicht dat precies leek op een afgehakt hoofd na de terechtstelling, met starende open ogen en de mond vertrokken in een voortaan geluidloze kreet.
De voyeur, Alberto Moravia
met flashing.
Medeplichtige zwijnen
De scène met Cruise en Kidman doet denken aan een schilderij van John William Waterhouse van een schaars geklede Circe die Odysseus een gifbeker overhandigt. In de spiegel achter haar is niet alleen een glimp te zien van de bedachtzame Odysseus, op zijn hoede voor het dreigende gevaar, maar ook de open rug van Circe (figuur 60). De makkers van Odysseus zijn reeds door haar in zwijnen veranderd en kijken met medeplichtige ogen toe. Dat geldt ook voor de kijker. Om meer rond Circe te willen zien moet men een paar stappen opzij doen. Dat verhoogt het gevoel een voyeur te zijn.
47
48
Kijken en bekeken worden
Maar in het witte licht dat uit de winderige voorjaarslucht valt, logenstraft zijn lid dat tussen het dikke schaamhaar op de grote, dikke testikels ligt, de afgetakelde aanblik van het lichaam; en daarbij is het zo buitensporig groot alsof
het voortdurend in een toestand van semi-erectie verkeert. Dat buitengewone geslacht was mij als kind al opgevallen
door de duidelijk zichtbare, cilindervormige bult die zijn aanwezigheid onder de broek aangaf. Later, ik weet niet waarom, kon ik mij niet weerhouden een logisch, hoewel onduidelijk, verband te leggen tussen de enorme omvang van het geslacht en de schoonheid, die ik academisch, noem van mijn vader. Waarom? Wat had de waardigheid van de docent te maken met de seksuele potentie van de man? En dan, waarom kan ik nu mijn ogen niet afwenden van het lid van mijn vader?
De voyeur, Alberto Moravia
Kijken en bekeken worden
Figuur 59
Figuur 62
Scène uit Eyes Wide
Voyeur in
Shut met Nicole Kidman
camouflagekleuren.
en Tom Cruise in gelukkiger tijden. Figuur 60 Circe met Odysseus als spieder in de spiegel, John William Water-
Waterhouse was een Engelse schilder uit de tweede helft van de negentiende eeuw, de Victoriaanse tijd. Hij schilderde vooral realistisch en figuratief, veel natuur en vrouwen, betoverende vrouwen. Karakteristiek aan Waterhouse is dat hij altijd een bijzonder moment kiest uit het gedicht of het verhaal waar hij zich door laat inspireren. Vaak een spannend moment waardoor je aan het fantaseren slaat. De vrouwen die hij schildert, kijken je soms aan, het lijkt alsof je als toeschouwer in de ban van zo’n vrouw raakt. Waterhouse, maar ook Gautier, Ingres en Beardsly gaven de Victorianen wat in het gewone leven taboe was maar op het canvas zonder blikken of blozen kon worden getoond omdat het oosterse of mythologische vrouwen waren. De erotische uitstraling van de afgebeelde schamel geklede huid werd nog prikkelender en schokkender door de ’aangeklede’ entourage: sofa’s, kussens, waaiers en uitbundige draperieën. De begeerlijkheid van de nauwelijks verhulde naakte huid werd gegarandeerd door de oosterse vrouwenfiguren af te beelden conform het toen geldende Europese schoonheidsideaal: met een blanke huid.
house, 1891, Oldham Art
Het genoegen van bespieden
In 1862 legde Ingres in Parijs de laatste hand aan Het Turkse bad (figuur 61). Op dit schilderij zijn zesentwintig naakte vrouwen afgebeeld die zonder schroom samen genieten van een Turks bad. De huid is blank en wulps gerond door borsten en billen. Geen enkele vrouw blikt in de richting van de toeschouwer, want die zou er niet moeten zijn. De collectieve naaktheid wordt verborgen door de omsloten ruimte. Het schilderij is echter rond, een tafereel dat een gluurder waarneemt als hij door een sleutelgat loert. Via de kunstenaar is de kijker tot voyeur geworden (figuur 62).
Borsten evolutionair verklaard
De ronding van de met vet behepte vrouwelijke borsten en billen heeft veel mannen in beweging gebracht. Een van
Gallery, Oldham, U.K.
hen was Desmond Morris. Volgens Morris zijn dit bij uitstek menselijke lichaamskenmerken. Bij alle dieren – inclusief
Figuur 61
zakjes. Alleen bij de mens blijven ze groot. De relatief grote hoeveelheid vet waarmee borsten zich vullen, maken dat
Het Turkse bad, Jean Auguste Dominique Ingres, 1862, Louvre, Parijs.
de mensapen – worden de borsten groter als zij zich met melk vullen en slanken ze daarna weer af tot slappe lege
zij het hele jaar door zichtbaar blijven als teken van voorspoed en begeerte. Morris vermoedt dat de vrouwelijke borst haar huidige vorm kreeg toen de mens in de Afrikaanse savanne rechtop ging lopen. Daardoor waren de vouwelijke
billen - bij apen seksueel signaalnummer één - niet meer op ooghoogte zichbaar voor de mannelijke jagers en spieders. De natuur compenseerde dit verlies door vrouwen aan de bovenkant twee extra billen te verschaffen. De overvloed die boven het gras uitstak, deed dan, aldus Morris, een even grote rijkdom onder het gras vermoeden.
49
50
mooi maken
Kijken en bekeken worden
Figuur 63 Scène uit “In the Cut” met Frannie en haar lusten.
Veel schilders hebben om onder het mom van een verheffende, religieuze en moreel verantwoorde context, een naakte vrouw uitgebeeld op het moment dat haar naaktheid een probleem voor haar en een genoegen voor haar bespieders was. Een grootmeester op dit terrein was ook Rembrandt (figuur 64 en 65) met zijn badende Bathseba. Men denkt dat Hendrickje voor dit schilderij model heeft gestaan. Hendrickje is zittend afgebeeld, naakt op een flard stof voor haar schaamstreek na. Een dienares wast en parfumeert haar voeten, omdat de wellustige koning David haar zojuist naar zijn sponde heeft ontboden. Helemaal zonder opsmuk is ze niet: ze draagt een collier, om haar rechterarm zit een armband, en over haar sleutelbeen hangt, als een vluchtige visuele streling, een rood lint. Als we het schilderij met andere ogen zien, met die van een röntgenoloog, dan blijkt dat Rembrandt tijdens het schilderen vrij veel veranderingen aanbracht, vooral in de stand van het hoofd, dat eerst meer omhoog was gericht. Door dit te veranderen in een licht gebogen houding en door de gelaatsuitdrukking met de neergeslagen ogen gaf hij de hele figuur een wat deemoedig en melancholiek karakter. Doordat Rembrandt David niet afbeeldt en Bathseba van links belicht, simuleert hij de blik van de koning. Een ander tafereel dat Rembrandt inspireerde, was het apocriefe Bijbelverhaal over de kuise huisvrouw Susanna, die door twee ouderlingen werd bespied bij het baden en vervolgens onder dreigementen bijna werd verkracht. Op het eerste gezicht niet meer dan oppervlakkig gluren, maar bij nader inzien toch een inkijk in de beleving van de schilder die daarmee niet alleen zijn visie op kijken in schilderen blootgaf, maar ook zijn eigen gezicht. Een vorm van zelfreflectie.
Dan komt de gedachte bij mij op dat ik dankzij mijn intuïtie, zoals men zegt, alle troeven in handen heb: niet ik ben degene die wil kijken en fotograferen, zij is het die mij zou willen bespieden, terwijl ik kijk en fotografeer.
De voyeur, Alberto Moravia
Voyeur versus exhibitionist
De koning van het voyeurisme was ongetwijfeld Alberto Moravia (1907-1990), niet alleen omdat het Vaticaan zijn boeken op de Index van verboden boeken plaatste, maar ook omdat zijn bekendste roman De voyeur verfilmd werd door Bernardo Bertolucci en Jean-Luc Godard, met onder andere Brigitte Bardot in de hoofdrol. De seksgodin van de jaren zestig die net nooit helemaal uit de kleren ging. Op meesterlijke wijze ontleedt Alberto Moravia de complexe relatie tussen voyeur en exhibitionist.
Ze zit wat achterover, de buste gegoten in haar gebruikelijke rode truitje; vanaf haar middel is zij naakt. Haar hoofd
ligt tegen de leuning van de fauteuil en ze kijkt in een boek dat ze opengeslagen in de hand houdt, even boven haar
buik. Onder het boek, contrasterend met de kuise en geconcentreerde aandacht die bij het lezen hoort, onbehoorlijk blootgegeven als om een ander soort aandacht te trekken, de zwarte schaamheuvel tussen haar gespreide dijen.
Fausta is klein; ze heeft magere benen; des te reusachtiger lijkt de zwarte beharing die haar geslacht bedekt en vals
51
52
Kijken en bekeken worden
Kijken en bekeken worden
Figuur 64 De badende Bathseba, Rembrandt van Rijn, ca. 1654. Louvre, Parijs. Figuur 65 De badende Susanna, verrast door twee niet-
Kaal met een kuifje
zichtbare ouderlingen, 1636, Rembrandt van
Suikergla(n)s
Rijn, Mauritshuis.
lijkt, alsof ze er een stuk van een berenvel op had gelegd. (…) Ik kan niet nalaten te denken dat er een wonderlijke
Apuleius (ca. 2e eeuw n.C.) bezong de ‘prachtige hoofddoek der liefde’ van vrouwen en schreef dat hoewel een vrouw zich kon uitdossen met goud en edelstenen haar inspanningen tevergeefs waren als ze geen dikke, glanzende haarlokken had (figuur 68 en 69). In het boek Brazil van John Updike heeft Isabel ‘glanzend haar, vol kleine lichtjes als Rio bij nacht gezien vanaf de Suikerberg’. In De walgvogel van Jan Wolkers neemt de hoofdpersoon zijn vriendin voor de spiegel (figuur 67), en dan staat er: ‘Ik zag steeds mijn pik vochtig glanzend van die heerlijke vla van haar in haar schuiven.’ Het zijn aubades aan het schaamhaar én ze lezen bijna als historische geschriften uit lang vervlogen tijden. Want tijden veranderen… Figuur 67
gelijktijdige en genuanceerde verstrengeling van blikken is: Fausta kijkt naar het boek, mijn vader kijkt naar dat soort
Met vriendin voor de
berenvel tussen Fausta’s gespreide benen en ik kijk naar Fausta en naar mijn vader, ook al zie ik de laatste niet, om de
spiegel. Schilderij (Les
betrekkelijkheid te observeren die tussen hen is ontstaan.
Liaisons dangereuses),
De voyeur, Alberto Moravia
1935. René Magritte, privé collectie (‘Achter alles wat we zien zit iets
Op het scherp van de snede
Heel origineel weet Susanna Moore in haar roman In de snee een dubbelvoyeurisme te introduceren. Frannie is een docente literatuur, belust op ruwe en gore seks (figuur 63). Ze zoekt in een kroeg in een hippe buurt naar het toilet en stuit op een tafereel waarbij een man – wiens hoofd onzichtbaar is – zich laat pijpen door een roodharige vrouw: ‘Op de vloer zat een vrouw. Haar haren lagen uitgespreid in zijn schoot. Ze zat op haar knieën, haar handen op zijn dijbenen. Ze bewoog haar hoofd met een knikkende beweging terwijl ze zijn pik in en uit haar mond liet gaan. Ik dacht, hé, zo doe ik het niet, met een ruk van de kin, als een hond die tegen de hand van zijn baas wroet. Ze smakte luidruchtig.’ Het intrigeert Frannie, het windt haar op, boezemt haar wellicht angst in, maar ze blijft toekijken. Ze voelt zich een voyeur maar wordt ook bekeken door de man: ‘Ik wilde zijn gezicht zien. Hij kon het mijne zien (…) zodat het zich alleen tussen ons tweeën afspeelde.’ Een dag later vindt men de roodharige vrouw vermoord en Frannie beseft wat het betekent dat de vermoedelijke moordenaar Frannies gezicht wél zag, en zij diens facie niet. Dan ontwikkelt zich een literaire thriller van ongekend niveau. De roman is onderschat, zo menen wij. En de verfilming (In the cut) mocht dat niet verhelpen. De zinderende film – met een bijna hypnotische aandacht voor Frannie en haar lusten – is van regisseuse Jane Campion (The Piano). Lust, dood en seks: een bekend én beklemmend trio. De hoofdrol in de verfilming wordt, hoe verrassend, door Meg Ryan gespeeld, een actrice die steevast schittert in rollen als ‘ideale schoondochter’. Werkt dat, Meg Ryan in de hoofdrol? (figuur 66) Ja, zeker, of zoals de recensie in De Filmkrant meldt: ‘Je bent als kijker een voyeur zonder je vies te voelen.’
anders verstopt; en dat proberen wij voortdurend te zien’). Figuur 66 Meg Ryan in trouwjurk als ideale schoondochter.
Een voorloper als ‘Kojak’ zal het niet vermoed hebben, maar de mens wil liefst verlost zijn van ‘overbodig’ haar: een kale kop (voor mannen) en geschoren intieme delen (mannen en vrouwen) zijn de mode van deze tijd. Hoe komt dat? We willen dit in cultureel-historisch perspectief zien, en de twee grootste gangmakers achter dit modeverschijnsel duiden: porno en topsport. Een vleugje filosofie zal niet ontbreken.
Kaal is cool
De oermens was een behaard wezen. Dat weten we natuurlijk niet zeker want er is geen documentatiemateriaal, maar alles wijst in die richting. De beschaving schreed voort, beren- en geitenvellen kwamen in zwang, en de biologische noodzaak van al dat haar ging verloren. Alleen op het hoofd en in de lichaamsholten bleven plukjes terminaal haar staan. Bij het inruilen van de boomtoppen voor de savanne hebben onze voorouders een bipedale tred ontwikkeld. Aangezien het hoofd nog het enige lichaamsdeel was waar de zon ‘rechtstreeks’ op scheen bij het rechtop lopen, is ons hoofdhaar toen waarschijnlijk overgebleven om de uitdijende hersenen te beschermen tegen de invallende zonnestralen en warm te houden bij afkoeling. Bij de oksels en de schaamstreek denkt men dat die bossen vooral zijn blijven staan om geuren (feromonen) vast te houden. Okselhaar is te beschouwen als een antiwrijfmiddel, dat de huidoppervlakken beschermt tegen het schuren wanneer deze elkaar raken. Zie maar wat zware borsten doen met de huid die daaronder een plooi vormt. Dat geldt mogelijk ook voor schaamhaar. En dan hebben we nog wimpers en wenkbrauwen. Die houden het stof en het zweet uit onze ogen. Zo bezien is het afstoten van haar een teken van vooruitgang, beschaving en ontwikkeling (figuur 70). Hoe minder haar, des te meer mens, zo lijkt het wel. En veel erotischer, want het kale mannenhoofd is een fallussymbool van de eerste orde. Uit onderzoek onder ruim honderd vrouwelijke, universitair geschoolde proefpersonen blijkt de kaalheid van mannen in het sociaal verkeer nauwelijks een belasting. Oudere vrouwen vinden jonge, kalende mannen zelfs aantrekkelijker dan behaarde jonge mannen. De reden? Zij lijken ouder. Kaal is dus cool.
Scheerredenen
Scheren is een oeroud gebruik en primitieve volkeren hanteerden schelpen als scheermes. In tegenstelling tot
53
54
mooi maken
Kijken en bekeken worden
Figuur 68 Apuleius (ca. 2e eeuw n.C.) bezong de ‘prachtige hoofddoek der liefde’ van vrouwen en schreef dat hoewel een vrouw zich kon uitdossen met goud en edelstenen haar inspanningen tevergeefs waren als ze geen dikke, glanzende haarlokken had.
wat de volkswijsheid wil, gaan afgesneden haren niet sneller groeien. Scheren kan echter voor veel zwarte en sommige blanke rassen met krulhaar een medisch probleem veroorzaken. De kleine baardharen kunnen door hun sterke krulling direct weer de huid ingroeien. Deze zogenoemde pseudofolliculitis barbae kan tot vervelende ontstekingen leiden, die eigenlijk alleen maar goed te behandelen zijn door de baard te laten staan. Er bestaan culturele verschillen wat betreft het scheren van het schaamhaar. Koreanen houden van weelderig (schaam) haar, terwijl het Aziatische ras dat meer naar het zuiden woont er liever een dunne lichaamsbeharing op nahoudt. Om de zaak wat op te fleuren, plakken ze er dan stukjes kunstschaamhaar op. In Europa zien we vergelijkbare verschillen. Ook door de eeuwen heen. De Grieken en de Romeinen schoren graag hun haar, inclusief hun schaamhaar als teken van schoonheid en vitaliteit, en ook tsaar Peter de Grote beschouwde de geschoren staat van zijn volk als een vorm van reinheid en vooruitgang, maar er zijn ook volken die er liever een woest uiterlijk op na hielden, zoals Germanen en Vikingen.
Van baal naar kaal
Figuur 69 De geboorte van Venus uit het schuim van de zee. Schilderij, rond 1483. Sandro Botticelli, Uffizi-museum, Florence
In de huidige westerse cultuur wordt schaamhaar al sinds enige jaren te lijf gegaan (figuur 71). De baal haar wordt dan gereduceerd tot een streepje of driehoek, zorgvuldig getrimd dan wel helemaal kaal geschoren. Daaraan liggen allerlei motieven ten grondslag: geloof in hygiëne, esthetiek of seksuele opwinding. Maar de trend naar kaal is inmiddels zo massaal dat het in bepaalde contreien/subculturen geen rage meer is, maar ‘standaard’. Lichaamshaar is het nieuwe taboe: ‘Het ontbreken van schaamhaar is een recent, hypermodern verschijnsel in onze beeldcultuur, zo stelt Anneke Smelik, hoogleraar Visuele cultuur in Nijmegen. ‘Hoewel het publiek vaak redenen van hygiëne geeft om de schaamstreek van haar te ontdoen, speelt hier vooral de invloed van de pornografie.’ Door het ontbrekende schaamhaar komen de geslachtsorganen vol in beeld en lijken ze zelfs nog wat groter te worden. Uiteraard is het ook verbonden met het ‘eeuwig jong’-ideaal van onze cultuur, omdat schaamhaar een teken is van volwassen seksualiteit, aldus de Nijmeegse visualist. Zij beschouwt deze niets ontziende etalering, tot in het miniemste detail van het intiemste lichaamsdeel, als een verontrustend aspect van de huidige beeldcultuur. Want het gaat hier om een ‘dwang tot kennis door iets, alles, zichtbaar te maken. Wat niet gezien kan worden, kan niet gekend of beheerst worden.’ Het lichaam onttrekt zich daar niet aan, maar is daar onderdeel van geworden. Ze constateert trefzeker: ‘Terwijl geld steeds virtueler (want elektronisch) wordt, nemen beelden de plaats in van ruilmiddel.’ Het wereldwijde web – inclusief alle pornosites én social communities – bewijst haar gelijk. Er is een meedogenloze visualisering gaande die Smelik ‘pornoficatie’ noemt: ‘Een pornografische blik heeft ons dagelijkse leven geïnfiltreerd en bespeurt elk haartje dat nog verwijderd had moeten worden. We moeten te allen tijde bereid zijn om ‘de koopwaar in de etalage uit te stallen voor vrije inspectie’.
Haarloos als vissen
Pornosterren als rolmodellen. Het is wat. Maar er zijn meer rolmodellen: pop- en filmsterren, als ook topsporters. De laatstgenoemde groep scheert het lichaamshaar weg vanwege prestatiedrang. Bij de presentatie van elke
55
56
Kijken en bekeken worden
willekeurige wielerploeg aan de pers springen de nog ongeschonden geschoren benen in het oog. Behalve om esthetische redenen scheren wielrenners hun benen om kleine ontstekingen bij het masseren te voorkomen. En al die verhalen over aerodynamica? Mart Smeets en andere deskundigen aan de kant van de weg denken dat het onzin is, maar iedereen is het er over eens dat Greg LeMond met een verschil van acht seconden de Tour de France won van Laurent Fignon omdat de lepe cowboy in de afsluitende tijdrit op de Champs-Élysées met geschoren benen en met kort Amerikaans haar reed, terwijl de Galliër zijn manen aan alle kanten liet wapperen. En wie gelooft niet dat Pieter van den Hoogenband en Maarten van der Weijden hun goede Olympische zwemprestaties te danken hadden aan hun volmaakt geschoren, machtige torso’s. Haarloos als vissen. Sport is in onze maatschappij niet langer amusement, het is van een hogere orde, zo ziet ook filosoof Jaap van Heerden in, een onvervreemdbaar onderdeel van onze samenleving. Hij beseft ook dat ‘veel aanhangers van sportevenementen het als hun recht beschouwen zich periodiek van elke beschaving te ontdoen’. Hij doelt natuurlijk op supportersgeweld. Nader analyseert hij een ander verbazingwekkend aspect van sport: ‘het hardnekkige verlangen naar zuiverheid’ waaraan hij meteen toevoegt ‘wat dat ook moge zijn’. De onderliggende aanname lijkt te zijn dat een sporter een soort natuurlijke zuiverheid moet uitstralen. Het is deze aanname – dit waanbeeld – dat doet speuren naar doping. Maar hier ligt, naar onze mening, ook het verlangen naar een zo zuiver en schoon mogelijk lichaam. Zo willen wij zijn. Zuiver op de graat. Haarloos.
mooi maken
Figuur 70 Afstoten van haar als teken van vooruitgang, beschaving en ontwikkeling.
Figuur 71 In de huidige westerse cultuur wordt schaamhaar al sinds enige jaren te lijf gegaan.
57
58
Kijken en bekeken worden
mooi maken
Onderhuidse lagen Het nieuws haalde wereldwijd de pers: het Museum of Fine Arts in Boston en het Van Gogh Museum Amsterdam ontdekten een schilderij van Van Gogh onder een ander doek van de schilder. Het bestaan van het doek was bekend – want vermeld in Van Goghs brieven aan zijn broer Theo – maar het werd verloren gewaand. De reden om een doek over te schilderen moet triviaal zijn geweest: de schilder had gewoon geen geld voor nieuwe materialen. Met röntgenstralen is het oude werk nu ‘ontdekt’. Zo blijkt weer eens: zien we wel wat we denken te zien? En welke raadsels bevat het onderhuidse (figuur 72)?
Figuur 72 Welke raadsels bevat het onderhuidse?
Licht en donker
Schilderijen en het interpreteren van hun betekenis, ach, het blijft problematisch. Zo hangt in het Palazzo Barberini in Rome een schilderij dat Rafael maakte van zijn muze: een zittende vrouw die haar naaktheid bedekt met een zijden gewaad, reikend tot aan haar middel (figuur 73). Tijdgenoot Vasari beschreef het schilderij dus de echtheid van het doek staat buiten kijf. Maar zien wij wat hij zag? Nee (figuur 74). Op een röntgenopname blijkt dat het schilderij twee verflagen te hebben. Het lijkt erop dat de tweede laag is aangebracht door een leerling van Rafael na zijn dood. Ook Rafaels laatste schilderij, De Transfiguratie van Christus (1517-1520), levert problemen op. De moderne literatuur beschouwt deze lichtbehandeling, die sterk afwijkt van Rafaels overige werk, als een essentieel kenmerk van het schilderij. Ook kent men aan dit harde chiaroscuro een expressieve lading toe. Haaks op deze moderne opvatting staat een observatie van, opnieuw, Vasari. Deze bemerkte in de tweede editie van zijn De levens van kunstenaars dat de schaduwen in het schilderij ernstig waren nagedonkerd. De oorspronkelijke betekenis van het werk werd, met enige speelsheid geformuleerd, verdonkeremaand. Recent onderzoek wees inderdaad uit (en bevestigde Vasari’s gelijk) dat het meer theatrale effect van het licht-donkerspel (chiaroscuro) niet van Rafaels hand kwam. Opnieuw kwam de diepere – en oorspronkelijke - betekenis van kunstwerken pas aan het licht door, via moderne medische technieken, te ‘graven’ in de onderliggende lagen van dat werk. Het oppervlak van die werken, de opperhuid, loog al die jaren of zelfs eeuwen over wat zich afspeelt in de tekstuur daaronder … Natuurlijk, het zijn klinkende namen die hier als voorbeeld zijn gebruikt, Van Gogh en Rafael, namen die op voorhand zorgen voor veel publiciteit. Het meest frappante voorbeeld echter is de Engelse schilder John Royden. Geen enkele galerie verkoopt zijn werk, in geen enkel museum hangt een schilderij. Toch is hij fameus, onder letterliefhebbers welteverstaan.
Portretschilderkunstig
John Royden is een societyschilder, en een personage in Nunc dimittis, een van de vele korte verhalen van Roald Dahl. Royden wordt in het mondaine Londen, zeker door vrouwen, gezien als een genie. Hij schildert uitsluitend
Figuur 73 La Fornarina, Rafael, 1518, Galleria Nazionale d’Arte Antica in Palazzo Barberini, Rome.
59
60
Kijken en bekeken worden
Kijken en bekeken worden
Dit plaatje kan misschien ook beter naar de vorige bladzij.
vrouwenportretten, en van zijn werkmethode zijn louter de geportretteerden op de hoogte. Andere portretschilders begaan een beginnersfout, aldus Royden. Op hun schilderijen namelijk oogt kleding altijd ietwat gekunsteld. Dat komt doordat andere schilders niet weten wat er onder een japon schuilgaat: ‘Daarom stá ik er op mijn modellen eerst naakt te schilderen!’ Aanvankelijk schrikken bijna alle vrouwen, maar hij weet hen te overtuigen: ‘Dit heeft werkelijk niets immoreels. Kunst is slechts immoreel als zij wordt beoefend door amateurs. Dat geld ook voor de medische wetenschap. En u zou toch niet weigeren zich voor uw dokter te ontkleden, nietwaar?’ Over het naakt schildert hij vervolgens de lingerie, en daaroverheen pas de kleding. De verteller van het verhaal is Lionel Lampson die, vol spijt, terugkijkt op deze episode. Dat schuldbesef blijkt al uit de titel. Nunc dimittis betekent ‘u (God) laat nu heengaan’. Ontleend aan de bijbel (Lucas 2:29) drukt de spreuk het verlangen uit om ontslagen te worden van een drukkende last. Deze Lionel Lampson acht Royden een knoeier en charlatan. Lampson is puissant rijk en bezit schilderijen die in het Tate Museum niet zouden misstaan. Hij is kunstkenner, restauratiebekwaam, miljonair én arrogant. Bij toeval hoort hij van Roydens opvallende werkwijze, van een dronken dame. Ook verneemt hij van haar dat de dame die hij het hof maakt, Janet de Pelagia, hem eigenlijk ‘stómvervelend’ vindt. Lampson is onthutst, zoals mensen met te veel geld en vrije tijd vermoedelijk snel verongelijkt zijn. Wraak, dat zoekt hij, en hij bedenkt een plan. Hij roept Royden bij zich, en geeft opdracht om Janet te schilderen, op voorwaarde dat zij niet weet wie de feitelijke opdrachtgever is. Als hij maanden later het doek thuis krijgt, gaat Lampson aan het werk. Behoedzaam doopt hij watten in een mengsel van terpentijn en alcohol, en begint centimeter voor centimeter, laag voor laag het schilderij van zijn kledij te ontdoen. Het is, letterlijk, een onthullende bezigheid, want Janet is lang niet zo slank als hij meende, jarretels zijn bevestigd aan, wat hij noemt, een ‘elastisch harnas’, de bh-bandjes lijken ontworpen als ‘de draagkabels van een hangbrug’, en zij heeft ook nog eens ‘ontzettende o-benen’. Dan nodigt hij de beau monde van Londen uit voor een sjiek diner. Tot de gasten behoort Janet. Het schilderij – Janet halfnaakt met lingerie – hangt aan de muur, maar doordat de eetsalon schaars verlicht is door kaarsen zien de gasten het in eerste instantie niet. Totdat Hampson het licht vol ontsteekt, en de opgewonden kreetjes luid weerklinken, en Janet-met-de-kromme-jockeybenen in katzwijm valt. Dat is wat dames in die kringen doen namelijk, die vallen niet flauw… Dat is te banaal.
Grote geesten in lelijke koppen
In het Florence en Rome van de renaissance was het welhaast een teken van genialiteit als je er onappetijtelijk bijliep en vrouwen negeerde. Brunelleschi was trots op zijn plek in een lange en vermaarde reeks lelijke onverzorgde kunstenaars. De schilder Cimabue droeg een naam die ‘ossekop’ betekende en Giotto was zo onaantrekkelijk dat Boccaccio in de Decamerone een verhaal aan zijn uiterlijk wijdde, waarin hij zich erover verbaasde dat ‘de natuur dikwijls verbluffende genieën liet wonen in mannen met een monsterachtig uiterlijk’. Ook Michelangelo was befaamd om zijn lelijkheid. Alleen Rafael was gezegend met grote schoonheid en een evenredige belangstelling van en voor vrouwen.
Figuur 75 Vrouwen dragen vaker een bh om hun borsten groter uit te laten komen dan om het surplus aan erotiek te
van behaard naar kaal gepaard ging met de omgekeerde neiging de huid te bedekken. Waarschijnlijk begon het ooit met tooi, soms direkt op het lichaam aangebracht, later ook gedrapeerd. Tooi spruit voort uit esthetische, sociale en magisch-religieuze motieven, en gebruikt alles wat de natuur als versiering heeft te bieden, variërend van pauwenveren, bontmutsen tot schelpen, botjes en tanden. Ook rijkdom stimuleert mensen het lichaam te bedekken met
Figuur 76
overstemd door die van compensatie. Zo verhult kledij vaker wat er wel is dan dat het suggereert wat er niet is.
men niet vroeg genoeg Figuur 74
beginnen. Dan groeien
Rafael en la Fornarina,
ze er vanzelf in.
que Ingres, Columbus,
Is kleding een uiting van hogere menswording? Waarschijnlijk niet. Wel is het opvallend dat de menselijke evolutie
maskeren.
Met passen van bh’s kan
Jean Auguste Domini-
De functie van kledij
stof of te behangen met sieraden die getuigen van overvloed. Maar die functie van kledij en opsmuk is gaandeweg Vrouwen dragen vaker een beha om hun borsten groter uit te laten komen dan het surplus aan erotiek te maskeren
(figuur 75 en 76). Mannen houden liever hun buik in met spierkracht en riemen dan dat ze hun overvloed en welge-
steldheid aan de goegemeenschap tonen. Kortom, kleren kunnen zaken die men graag laat zien accentueren, maar
vaker leiden ze de aandacht af van verschrompeling en overgewicht. Het aangeklede lijf heeft daardoor de rol overgenomen die aan het naakt toekwam. Met als gevolg dat veel mensen zich alleen nog in het openbaar durven te vertonen als ze vol opsmuk zijn of ingeregen de deur uit gaan.
Gallery of Fine Arts.
Huidgraven
Dermatologen zouden vaker in kunstkringen moeten verkeren, want zij zijn gewend door verflagen heen te kijken. En niet alleen dat. Zij zien de meest minuscule details, of het nou gaat om het craquelé op oude onderbenen, het parelmoerrandje bij een basocellulair carcinoom of de fijn vertakt netwerk van Wickhamse striae bij lichen planus. En de laatste jaren gaat hij nog dieper. Waar de dermatoloog vroeger de huid nog met het blote oog te lijf ging, heeft zijn huidige collega nu ook de dermatoscoop ter beschikking, een non-invasieve, in vivo-techniek die de huid tienmaal vergroot in beeld brengt. Met olie maakt hij de hoornlaag doorzichtig en vervolgens zit hij met zijn neus op de huid op zoek naar gravende schurftmijten en uitlopers van melanomen. Zo weet hij onderhuidse structuren te ontwaren waar oude leermeesters nog niet van droomden.
61
62
mooi maken
Kijken en bekeken worden
Kneden en knijpen Figuur 77 Geen mens kan buiten water.
In den beginne was de aarde woest en ledig... totdat er water kwam. En dat water zorgde voor leven, het milieu waarin alle levensmoleculen opereren en waarop wetenschappers zich richten in hun zoektocht naar levensvormen elders in het heelal. Een klein, lullig molecuultje (H2O) dat door zijn bijzondere structuur de voedingsbodem is voor al wat leeft en bloeit. Een van die opvallende eigenschappen van watermoleculen is dat ze zo sterk aan elkaar hechten en tegelijkertijd elkaar ook weer loslaten als een ander watermolecuul voorbij komt zwemmen. Als een voortdurend aanklampen en loslaten. Dat verklaart de uitbundige stroming van water maar ook waarom allerlei stoffen zoals zouten en nutriënten in water oplossen. Er zijn stoffen die dat heel makkelijk doen en stoffen die daar van gruwen. Dat geldt ook voor alle hogere structuren en organismen als planten en dieren. De mens neemt een middenpositie in. Sommigen zijn hydrofiel, anderen hydrofoob (los van het feit dat wij zelf voor 50–60 procent uit water bestaan). Geen mens kan buiten water (figuur 77).
Wist u dat
• zelfs het ‘droge’ bestuiven van hogere planten door de wind eindigt met bevruchting in vochtigheid.
• koken van voedsel een zwaktebod is van de mens die wil verbloemen dat hij of zij met producten werkt die niet meer vers en veel te lang zijn doorgevoerd.
• alle energie die wij via het elektriciteitsnet tot ons krijgen, wordt opgewekt door stoom. • voor de productie van 1 kg rundvlees 15 duizend liter water nodig is.
• bij een vochtverlies van 5 procent onze huid begint uit te drogen, we een droge mond krijgen en gaan hallucineren. Een verlies van 15 procent is meestal dodelijk.
• er dieren zijn die zich overdag onder de grond verbergen om het vochtverlies door transpiratie te beperken.
Sommige reptielen hebben zelfs een huid ontwikkeld waar geen water door kan ontsnappen. Woestijnratten
kunnen overleven zonder te drinken. Zij produceren hun eigen water door waterstof uit zaden te combineren met zuurstof uit de lucht.
Water treden
Mensen die ziek zijn, hebben dan ook vaak een waterprobleem (overvulling, bloeding, oedeem, diarree, anurie). Vandaar al die behandelingen met elementen van water. Die stammen al uit de grijze oudheid, maar de echte waterpropagandisten kwamen pas op in de 19e eeuw met mensen als Priessnitz, Winternitz en Kneipp. Vooral Kneipp sprak tot de verbeelding. Zijn naam zal daartoe hebben bijgedragen, want de Kneipp-kuren raakten zeer in zwang. Kneipp experimenteerde met diverse watermethoden: begietingen met koud water volgens een bepaald patroon, in koud water lopen (‘water treden’), het natte hemd, afwassingen, dompelbaden, natte omslagen, wisselbaden met verschillende temperaturen.
63
64
Kijken en bekeken worden
Kijken en bekeken worden
Figuur 80 Onderdompeling in water (hydrotherapie) is een van de manieren om een gavere huid te verkrijgen.
Knijpen met water is een methode die echter niet op pastoor Kneipp slaat, maar op castraties zoals die in de oudheid werden uitgevoerd. Zo beschrijft Paulus van Aegina, een arts die in Alexandrië werkte, toen moslims de stad veroverden, verschillende manieren van castratie. ‘Terwijl ons vak tot doel heeft lichamen van een tegennatuurlijke toestand terug te brengen naar een toestand die in overeenstemming is met de natuur, doet castratie het tegenovergestelde van wat de geneeskunst belooft. Omdat wij echter zelfs dikwijls tegen onze wil door bepaalde aanzienlijke mensen gedwongen worden te castreren, moet ik in het kort zeggen hoe de manier van opereren is. Er zijn twee manieren: de knijpmethode en de uitsnijdingsmethode. De knijpmethode gaat zo: als de kinderen nog jong zijn worden ze in een kuip warm water gezet. Vervolgens, wanneer de geslachtsdelen slap zijn geworden, knijpt men met de vingers de testes fijn tot ze verdwenen zijn en als ze verdwenen zijn voelt men ze niet meer bij het aanraken.’
Figuur 78 Zo’n rode pukkel met een wit puntje erin. Het liefst zou je hem zo uitknijpen, maar het is belangrijk dit met beleid te doen.
Kunstig knijpen
In de Japanse culinaire wereld is het fijnzinnig knijpen tot een ware kunst verheven. Neem bijvoorbeeld de ‘nigiri-sushi’, de ‘knijp’-sushi, zo genoemd omdat men de rijst in kleine rolletjes moet knijpen. Dat gaat als volgt: Stap 1 Was eerst de handen goed en spoel ze enkele malen af met koud water. Sla de handen af, maar droog ze niet af. Neem in één keer de juiste hoeveelheid rijst, anders gaat de rijst aan de vingers plakken en mislukt de sushi. Kneed vooral niet te lang, want dan dreigt opnieuw het gevaar dat de rijst aan de vingers blijft kleven. Maak er een rolletje van, met sterk afgeronde hoeken en kanten, iets korter dan de breedte van de hand en ongeveer zo breed als de lengte van een vingerkootje. Stap 2 Strek de hand, vouw de vingers naar binnen (behalve de duim), en in het kommetje dat zo ontstaat, kneed je het rijstbolletje. Ervaren koks doen dat met één hand. De opleiding tot topkok in de verfijnde Japanse keuken, doet niet onder voor de opleiding tot dermatoloog. Twee verschillende vormen van specialisatie, met elkaar verbonden in hun ‘knijpen’. Want wat doet de dermatoloog? Net als de Japanse kok rolt hij de huid tussen zijn vingers. Hun professionele handvaardigheid is identiek, want kunstig en gelouterd door jarenlange praktijkervaring. De dermatoloog strekt zijn vingers en legt de vinger op de zere plek. Hij pulkt en knijpt in alles wat groeit en bloeit op de huid. Puistjes vormen zijn werkterrein. Zo’n rode pukkel met een wit puntje erin. Het liefst zou je hem zo uitknijpen, maar het is belangrijk dit met beleid te doen (figuur 78). Hoe? Als volgt: Stap 1 Was eerst de handen goed en spoel ze enkele malen af met koud water. Sla de handen af, maar droog ze niet af. Wikkel een tissue om beide wijsvingers. Zorg dat de vingertoppen goed bedekt zijn! Begin niet zo maar te drukken, maar leg de ene vinger aan een kant en de andere aan de andere kant van de puist. Breng de vingers naar elkaar toe met het puistje in het midden en duw een beetje op de huid. Stap 2 Knijp, maar niet te hard! Doe het met de zijkant van de vingertoppen, zonder de nagels te gebruiken. Zorg ook dat de tissue er nog goed omheen zit. Nu is het puistje weg. Wat resteert, is een rood plekje. Blijf voorzichtig.
Veeg een keer zachtjes met de tissue over de huid om alles weg te halen. Ervaren dermatologen doen dat met één hand.
Geheelonthouding is dodelijk
Figuur 79 Op haar billen staat: ‘Please water me’.
Laten we terugkeren naar het thema ‘water’, en het belang van water voor een gave huid én de meer funeste invloed ervan. Een van de manieren om een gavere huid te verkrijgen, is hydrotherapie, door onderdompeling (figuur 80), dan wel door begieting. Begietingen waren vooral in de 19e eeuw populair. Ze worden nog steeds toegepast. Hoe gaat men te werk? Met stromend water wordt een lichaamsdeel of het gehele lichaam met een ‘watermantel’ omgeven om aldus een betere bloeddoorstroming van de huid te bewerkstelligen (figuur 81 en 82). Het water vloeit rustig en wordt niet gespoten, bij verschillende temperaturen. Het kan ook in de vorm van wisselbegietingen met warm en koud water. Bij een beenbegieting giet men het been tot aan de heup af, onder andere bij spataderen en lymfoedeem. Naast de klassieke beenbegieting kent men ook onderlichaambegieting en buikbegieting (toegepast bij congestie in het hoofd, obstipatie, overmatige vorming van darmgassen en stuwing in het poortadergebied) en volledige begieting (aangewend bij vetzucht en aandoeningen van het zenuwstelsel). De huid onderhoudt een merkwaardige relatie met water (figuur 79). Huid die te weinig water bevat droogt uit, maar water op de huid maakt de huid nog droger. Wie te lang in bad ligt, ondervindt dat aan den lijve. Het badwater is hypotoon waardoor water aan de huid wordt onttrokken en gaat rimpelen. Iets dergelijks gebeurt ook bij veroudering. De onderste laag van de epidermis, die op kinderleeftijd nog voor tachtig procent uit water bestaat, boet op oudere leeftijd aan water in en gaat rimpelen en kreukelen.
65
66
Kijken en bekeken worden
Water is onmisbaar voor het leven. Totale onthouding van water overleeft men, afhankelijk van de temperatuur en andere omstandigheden, niet langer dan 3-6 dagen. In Griekenland, waar het warmer is dan hier, is dat eeuwenoude kennis die ook door medici wordt onderschreven. De volgende passage uit het boek Kapitein Corelli’s mandoline van Louis de Bernières geeft daar blijk van: ‘De dokter haalde zijn minuscule kopje koffie-met-drab en zijn glas water op, en ging naast Kokolios zitten, als gewoonlijk. Hij nam een grote slok water en citeerde Pindarus, wat ook traditie was: ‘Water is het beste’ .
Naast begietingen kent men ook afspuitingen. Wederom met verschillende temperaturen. Een aquajet wordt onder andere gebruikt voor het geven van hydromassage en lymfdrainage. Vanaf ongeveer drie meter afstand wordt een waterstraal onder een bepaalde druk op het lichaam gericht. De kracht van de straal wordt individueel afgesteld,
evenals de temperatuur van het water. Men eindigt doorgaans met een koude straal nadat het lichaam goed is opgewarmd. Afspuitingen worden voornamelijk toegepast bij vetzucht en ter algemene harding van het lichaam. Net als het dragen van kleren kan stromend water ook een erotisch effect hebben en de drager een voorschot geven op het
seksueel genot. Zoals velen er naar verlangen onbespied bloot te zwemmen, zijn er ook mensen die genieten van de
beweging die losse en luchtige kledij maakt over hun borst(en), schouders, billen en dijen, of van het gevoel waarmee zijde, satijn of pels de huid strelen. Evenzo kan stijve en knellende kleding of een harde waterstaal omgekeerd een
lust opwekken die lijkt op die van ‘bonding’ (korsetten, leren broeken, hooggehakte laarzen): de strakke kledij of het straffe water vervangt hier als het ware de minnaar.
mooi maken
Figuur 81 Begietingen waren vooral in de 19e eeuw populair. Het water vloeit rustig en wordt niet gespoten. Figuur 82 Met stromend water wordt het lichaam met een ‘watermantel’ omgeven om aldus een betere bloeddoorstroming van de huid te bewerkstelligen.
Femme Fatale
67
68
mooi maken
Femme Fatale
Haar zonder hemd Figuur 83 Vooral bij blanken staat het behaarde mannelijke lichaam in een schril contrast met de opwindende schoonheid van een compleet haarloos - naakt vrouwenlichaam.
De schoonheid van de vrouw wint het ruim van de man, zegt Stefan Beyst in zijn boek De erotische verschijning van de mens (figuur 84). Hij motiveert die uitspraak met de opmerking dat op plaatsen waar de vrouw het best tot uiting komt– een weelderige haardos, naakte kin en wangen, gladde borsten, buik en billen op het lichaam - bij de man een kalend hoofd, baard, beharing, spieren en knoken zijn te zien. Vooral bij blanken staat het behaarde mannelijke lichaam in een schril contrast met de opwindende schoonheid van een compleet haarloos - naakt - vrouwenlichaam (figuur 83).
Haarstijl
De esthetische en sociale betekenis van haar in het aangezicht van de mens is groot. Wat de een te weinig haar vindt, is voor de ander teveel. Mensen met sluik haar willen graag krullen of golven en kroesharigen willen graag relaxen of straighten (‘ontkroezen’). Bijna alle zwarte vrouwen hebben hun haar wel eens ‘chemisch’ ontkroesd, maar velen hebben daar slechte ervaringen mee (geïrriteerde hoofdhuid, haarbreuk, haaruitval) en kiezen daarna definitief voor een natuurlijke haarstijl. Andere vrouwen stoppen met chemische behandelingen omdat zij het zat zijn elke avond uren met een krultang in de weer te zijn of met krulspelden te slapen. Met hun afro, twists, vlechten, cornrows en dreadlocks tonen zij hun natuurlijke veelzijdigheid. En niet zonder succes!
Haarprobleem
Globaal gesproken zijn er twee grote problemen: overbeharing en onderbeharing. Over de eerste haaraandoening maken vooral vrouwen zich zorgen. Vrouwen met haar in hun gezicht of op hun borsten doen er alles aan om die kwijt te raken. Onderbeharing (haaruitval en kaalheid) lijkt meer een mannelijke aangelegenheid. Zie het hoofdstuk Kaal met een kuifje. Wat in onderstaande tekst wordt besproken, is verder gewijd aan overbeharing. Hirsutisme is een vorm van overbeharing bij vrouwen (en minder frequent bij kinderen), waarbij het beharingspatroon typisch mannelijk is. Er groeien dan lange en dikke haren op plaatsen waar de haarzakjes gevoelig zijn voor testosteron, het belangrijkste in het bloed circulerende mannelijke hormoon (androgeen): in het gelaat, in de neusgaten en oorschelpen, op de borst, rug, schouders en dijen en oplopend vanaf de schaamstreek naar de navel. Hirsutisme komt veel voor: circa vijf procent van de vrouwen heeft er voor de menopauze last van, en tachtig procent na de menopauze. Het wordt vaak als een cosmetisch of esthetisch probleem gezien, maar dat is te gemakkelijk gedacht. Vrouwen kunnen er zeer onder lijden. Vooral de bij de man aanwezige ‘haarpalm’, dat is de beharing die vanuit de genitaalstreek via de navel naar boven oploopt en over de borst tot boven de tepels uitwaaiert, is voor de vrouw een zeer ongewenste vorm van beharing.
69
70
Femme Fatale
Bebaarde vrouwen
mooi maken
Wilfred Takken verzamelde veel literatuur over bebaarde vrouwen. Zo vond hij dat maan- en seksgodinnen in de Oudheid soms een baard hadden. Zoals Aphrodite van Cyprus die Venus Barbata werd genoemd. De baard gold als ereteken dat doorgaans voor mannen was weggelegd, maar bij uitzondering ook voor vrouwen. Zo bediende de vrouwelijke farao Hashepsoet zich van gouden voorbindbaarden.
Figuur 84
Takken kwam tot de ontdekking dat een bebaarde vrouw, ondanks de breed gedragen afkeer, doorgaans als zeer sensueel wordt voorgesteld. Daar gaf hij enkele voorbeelden van: Baba the Turk in Strawinsky’s opera The Rake’s Progress, de bearded ladies in de tv-serie Carnivàle en het toneelstuk De vrouw met de baard van Koos Terpstra. Jetty Verhoeff en Ine Poppe maakten in 1997 een website met ‘Hairy Babes of the Month’: pin-ups met een plakbaard. De combinatie van vrouwelijkheid met het symbool van mannelijkheid verhoogt het seksappeal, is de vooronderstelling.
haardos, naakte kin en
De erotische verschijning van de mens, die bij de vrouw het best tot uiting komt in een weelderige wangen, gladde borsten, buik en billen op het lichaam.
‘Vrouw met baard die haar kind zoogt’
In de 16e en 17e eeuw kreeg men belangstelling voor de natuur én de afwijkingen in de natuur en men ging rariteiten verzamelen. Men ging mensen met een buitennissig voorkomen verzamelen en ‘tentoonstellen’ op feesten en partijen. Wonderlijke spelingen der natuur zijn immers sensationeel of komisch, zoals dwergen en baardvrouwen.
Hun wonderbaarlijke beeltenissen - gemaakt in opdracht van de aristocratie - moesten de gasten aan het hof amuseren (of shockeren). Dit genre portretten heet tegenwoordig in het Engels kernachtig ‘freak portraits’. Een bekend
voorbeeld van een ‘freak portrait’ is het portret van Spaanse schilder Jusepe de Ribera (1591-1652) waarop Magdalena Ventura met haar zoon en man is afgebeeld (figuur 85).
De vrouw met zwarte baard op het portret lijdt aan hirsutisme. Naast haar schilderde de Ribera een steen met een
lange Latijnse inscriptie, met uitleg over dit achtste wereldwonder. Magdalena Ventura kwam uit de plaats Accumoli in het koninkrijk Napels, en was tweeënvijftig toen dit portret werd gemaakt. Vanaf haar zevenendertigste begon haar baard te groeien, die zo dik werd als van een man. Zij had drie zonen van haar echtgenoot Felici de Amici.
Daarna meldde de Ribera trots (met enige lofuitingen aan eigen adres) dat hij het in opdracht van Ferdinand II, de derde graaf van Alcalá en onderkoning van Napels, naar het leven had geschilderd op 16 februari 1631. In mei van
dat jaar keerde de graaf terug naar Sevilla en waarschijnlijk nam hij toen het portret mee naar zijn geboortestad. Het is nog altijd in het bezit van zijn erfgenamen.
Bron: Marianne Crijns
Haaruit(g)roei
Wat te doen bij overbeharing ? Haar is alleen definitief te verwijderen door vernietiging van de haarzakjes, bijvoorbeeld door elektrisch epileren of epileren via licht en laser. Alle andere manieren om haren te verwijderen, zoals scheren, epileren via elektrische stroom en harsen, bieden slechts slechts tijdelijk soelaas. Bij elke
Figuur 85 Jusepe de Ribera (1591-1652) De bebaarde vrouw (1631) Toledo, Hospital de Tavera.
71
72
Femme Fatale
Femme Fatale
vorm van epileren wordt de behandeling herhaald (1 x per jaar) omdat er altijd weer nieuwe haren groeien uit follikels die tot dan toe niet actief waren, de zogenoemde slapende haarzakjes. De haren die hieruit groeien, zijn meestal minder groot, en meer donsachtig. Bij elektrisch epileren wordt een dun steriel wegwerpnaaldje in de haarschacht opgeschoven, waarna een stroomstootje het haarzakje vernietigt. Epileren met licht of laser berust op een hoogfrequente lichtflits of een hooggeconcentreerde lichtstraal. Hierbij zijn grotere oppervlakken in een keer te bestrijken, waardoor deze methode vooral geschikt is voor het verwijderen van borst of rugbeharing. Voor een optimaal resultaat zijn tussen de vijf en tien behandelingen nodig. Deze methode is niet geschikt voor lichte haren of voor een donkere huid en gedurende de behandeling moet zonlicht worden gemeden.
Nagels en heksen
flowerpower, vrede en seks. Hair heeft de zoektocht van een jonge generatie naar een nieuwe manier van leven als
Vrouwen die zwarte kunsten bedreven, zijn van alle tijden. De Griekse mythologie zit er vol mee. Medusa was een vrouw met slagtanden, klauwen en krioelende gifslangen op haar hoofd. Wie haar in haar ogen keek, veranderde in steen. Perseus overwon haar door naar haar reflectie te kijken in zijn schild. Medea doodde haar kinderen, toen haar geliefde Iason haar inruilde voor een jonge Corinthische prinses. De Harpijen waren gieren met vrouwenhoofd, de Erinyen dreven hun slachtoffers tot waanzin en de Sirenen betoverden zeelieden zodat zij op de rotsen verongelukten. Pandora opende haar doos vol rampen en bracht het kwaad in de wereld. Ook volgens de bijbel was de vrouw als helpster van de duivel te zien. Het was de vrouw die als eerste zondigde. En middeleeuwse theologen die zich baseerden op oude medische theorieën van Galenus, beschouwden de vrouw dan ook als van nature gevoeliger voor duivelse waandenkbeelden. Is het gek dat er op een gegeven moment heksen ontstonden?
haar en het eerste naakt in het theater. Regisseur Milos Forman verfilmde de musical twee jaar later. In Nederland
De heks als outcast
Hair
Op 17 oktober 1967 ging de musical Hair op Broadway in première. Een musical over hippie-idealen als vrije liefde,
thema. Een universeel thema. De musical veranderde de wereld met zijn energieke proteststem, de lofzang op lang ging in 2007/2008 een Nederlandse bewerking langs de theaters en schouwburgen, met dialogen van Ronald Giphart en liedteksten vertaald door Jan Rot. Deze wist meteen wat de moeilijkste liedtekst zou zijn: de hit Let the Sun Shine
in: ‘Na tientallen varianten op sunhine te hebben uitgeprobeerd van “zoek het zonlicht op/ kijk, de zon komt op/ Wees het zonlicht zelf/ Dans het zonlicht in/ Hou het zonlicht hoog/ hou de ozon hoog/ Zelf de zon zijn wij/ Zoek de zon in jou/ Zie het zonnig in/ en wat al niet meer, uiteindelijk gekozen voor Laat de Liefde toe. Qua constructie ben ik niet helemaal tevreden, maar hij geeft wel het juiste gevoel’, aldus Jan Rot op zijn website (www.janrot.nl) (figuur 87).
Natuurlijk masker
Een geheel gave huid is slechts weinigen gegund, maar velen streven ernaar met alle middelen die hun ter beschikking staan. De industrie die belooft dat de producten voor lichamelijke verzorging de gebruiker jonger en mooier maken, voorziet niet alleen in die behoefte, maar wakkert deze voor eigen gewin ook aan. Poep is zo oud als de mensheid en behoort dan ook tot de oudere producten van die industrie, vanuit de gedachte dat alle schoonheid voortkomt uit viezigheid en dat de natuur de verheven en lager aangeschreven functies van het lichaam niet voor niets hetzelfde afvoerkanaal heeft meegegeven. Last van puistjes? Smeer een beetje kippenpoep op je gezicht! Heb je stug touwhaar? Geen probleem! Kamelenpoep erin smeren en je haar gaat weer prachtig golven (figuur 86).
Figuur 86 ‘Zie haar eens golven’. Figuur 87 De musical Hair veranderde de wereld met zijn energieke proteststem, de lofzang op lang haar en het eerste naakt in het theater.
De hekserij, in al haar verschijningsvormen, heeft een oeroude geschiedenis. Diverse kunsten en gaven vielen in de loop der geschiedenis onder de noemer hekserij: contact met geesten, andere werelden, de natuur, kruidengeneeskunde, uittredingen, droomuitleg, astrologie, het opsporen van water, goud of verloren voorwerpen, verdwenen personen. Ook het waarzeggen, toekomstvoorspelling en de magie met alle bijbehorende rituelen, behoorden tot de kunsten van heksen. In de vijftiende eeuw werden heksen echt gevaarlijk geacht. Van genezeres werd de heks een door de duivel bezetene. Haar magische kunsten heetten voortaan demonische machten. Heksen waren vrouwen die door het uitspreken van bezweringen het lot van anderen bezegelden. Ze hadden macht over vruchtbaarheid en onvruchtbaareid. Ze riepen onheil op, ziekten en rampen. Heksen veranderden zich in dieren, vrijwel altijd soorten met agressieve nagels of klauwen. ’s Nachts vlogen ze als roofvogels rond. Ze drongen huizen binnen en doodden kleine kinderen. Als katten klommen ze in wiegen om met hun nagels bij baby’s de ogen uit te krabben. Als weerwolven zwierven ze over de velden en sloegen ze hun klauwen in reizigers.
Flo-Flo
Florence Griffith-Joyner was een mengsel van blank, zwart en Indiaans bloed. ‘Cool, calm en collected’, noemde ze
zichzelf. Om zich te onderscheiden van andere hardloopsters liet ze haar nagels groeien (tot 16 cm lang). In 1988 verbrak ze de wereldrecords op de 100 en 200 meter. Na drie gouden medailles werd ze een superster. Heeft Florence
wereldrecords gelopen ondanks of dankzij haar lange, bontgelakte nagels? Niemand die het weet. Het lijkt er op dat ze net als Samson haar kracht ontleende aan de dode epidermale producten van haar huid, maar haar overmatige steroïdale kracht uiteindelijk met een epileptische dood moest bekopen (figuur 94).
73
74
Femme Fatale
Femme Fatale
Figuur 88 De heksensabat, een houtsnede uit 1510 van Hans Baldung Grien, Amsterdam Rijksmuseum. Figuur 89 Een gebruikelijke test om een heks te ontmaskeren was de waterproef.
Zondegeiten
Achtergrond van deze omslag in denken was de grote angst om het bestaan. De tweede helft van de veertiende eeuw was een zware tijd. Misoogsten veroorzaakten voedseltekorten en prijsstijgingen. Oorlogen wisselden elkaar af. Ook in de vijftiende eeuw heerste er hongersnood en steeg het aantal werklozen en armen. WestEuropa werd met tussenpozen getroffen door de pest en door besmettelijke veeziekten. Ondertussen werd de kerk verscheurd door ketterij. De zestiende eeuw was niet veel beter. Keizer Karel V wierp zich op als heerser over het Heilige Roomse Rijk dat aan alle kanten werd bedreigd. Extern door oprukkende muzelmannen die tot voor de poorten van Wenen stonden en intern door corrupte pausen, verdorven en vermeende ketters en een syfilisepidemie die ook legers decimeerde. De duivel moest wel de hand hebben in al die ellende. Men stelde heksen verantwoordelijk voor alle leed. Ze waren gemakkelijke slachtoffers en de ideale zondebokken. Hoezo zondebokken? Het is merkwaardig dat wij in navolging van de bijbel altijd over een zondebok spreken, terwijl het toch eigenlijk om een geit ging (figuur 91). In het Oude Testament (Leviticus 16:3-5) staat dat de hogepriester Aäron twee geiten nam als zondeoffers en een ram als een brandoffer van de mensen. Toen bood hij de twee geiten aan voor de Heer bij de deur van het tabernakel en trok loten om de ene voor ‘de Heer’ te selecteren en de ander die als ‘zondebok’ diende. Ook in het huidige tijdgewricht zijn het de geiten die moeten boeten voor de vleesbehoeften van de mens. Eind 2009 werden om de gulzige mens te behoeden voor Q-koorts in een heuse heksenjacht duizenden drachtige geiten geruimd op boerderijen waar besmette dieren waren geconstateerd.
Figuur 90 Linda maestra! (de lieve leermeesteres!). De bezem is een van de noodzakelijke attributen van heksen. Die veranderden zij in een snelle muilezel waardoor de duivel hen
Nagelbijten
Nederland heeft nooit overdreven scherpe sociale tegenstellingen gekend. En als die er al waren, dan werden ze niet tot in de vingertoppen uitgewerkt. Gelukkig kon een ieder die zich wilde onderscheiden van het lagere volk vanaf
1939 een beroep doen op mevrouw Amy Groskamp-Ten Have, the Godmother der goede zeden. Zij onderschreef in
haar bestseller Hoe hoort het eigenlijk? reeds het maatschappelijke belang van keurige handen. Slechts de woorden ‘Sodom en Gomorra’ ontbreken nog in haar bijkans bijbelse opsomming van behandelingsgeboden: ‘Welverzorgde handen, dat wil zeggen handen, die onberispelijk schoon zijn en waarvan de nagels noch te kort, noch te lang zijn,
niet kon bereiken.
behoren onontbeerlijk bij beschaafde personen. Nagelbijten geldt als zeer onbeschaafd. De verstokte nagelbijters
Figuur 91
verwachten, dat zij steeds pijnlijk zuiver en schoon zijn’, aldus etiquette-koningin Amy, waarmee zij nog maar eens
Heksensabbat, 17971798, Francisco Goya, Museo del Prado, Madrid.
van vandaag kunnen zich dus troosten met de gedachte dat hun verslaving van alle tijden is! ‘Van nagels mag men bevestigt dat schoonheid haar prijs heeft. Overdaad schaadt uiteraard: ‘Donker of vuurrood gelakte nagels, nagels met parelmoer-goud-of zilverlak behoren thuis bij het variété-toneel en het cabaret, maar vormen een inbreuk
op de goede vormen in beschaafd gezelschap.’ Dat prostitutie, dans en toneel vroeger vaak onder één dak werden uitgeoefend, was de schrijfster niet onbekend (figuur 95).
75
76
Femme Fatale
Uiterlijk vertoon
Afwijkend gedrag kon iemand tot heks maken. Maar wat is afwijkend gedrag? Het is heel makkelijk om een heks meteen op het eerste gezicht te herkennen. Aan het uiterlijk! Rimpels, baardgroei en een kijvende tong, waren vaak al voldoende om iemand van hekserij te beschuldigen. Teksten en prenten van heksen stellen oudere vrouwen voor met piekend haar, een haakvormige neus, een grote wrat en lange onverzorgde nagels. Met die nagels richten de heksen hun magische kunsten op wie ze hun holle ogen maar laten vallen..
Heksenjagers
Toen in de late middeleeuwen de priesterlijke macht in christelijk Europa op zijn hoogtepunt was en de kerk werd
geïdealiseerd in het gedenatureerde, smetteloze lichaam van de maagd Maria, kregen vrouwen die niet aan dit beeld voldeden al heel gauw de verworpen schaduw toegeworpen en werd daarmee de vrouwenhaat aangewakkerd. Dat leidde van de ene gruweldaad tot de andere.
De doodstraf door verbranding werd in 1216 door Frederik II, Duitse keizer van het Heilige Roomse rijk, in overleg met
paus Innocentius (‘de onschuldige’) III ingevoerd. De volgende Innocentius (IV) stond de folteringen toe die voorafgingen aan de verbrandingen. Als bewijs van hekserij werd de beschuldigde vrouw niet alleen gemarteld, maar werd zij
ook onderzocht op duivelse kenmerken (stigmata diabolica), zoals wratten, moedervlekken, bleke gelaatskleur en een verwilderde blik. De wrat deed als duivelskenmerk overigens pas laat zijn intrede; voor 1480 werd die niet genoemd. De zorgvuldigheid van de inspectie vereiste dat de vrouw naakt werd onderzocht. Ook de intieme delen van haar
lichaam werden aan een zorgvuldige inspectie onderworpen. Het heeft er alle schijn van dat de onderzoekers bij het identificeren van heksen zich vooral bezig hielden met dit monnikenwerk.
In 1487 verscheen van de hand van twee Keulse monniken een handleiding voor heksenjagers. In dit beruchte boekwerk (‘De heksenhamer’) gaven zij aan hoe je als onderzoeker er zeker van kon zijn een heks in handen te hebben.
Dat kon zo ver gaan dat een vermeende heks die ergens van werd beticht, bijv. brandstichting, zich zelfs niet zomaar
vrij kon pleiten als zij getuigen had die verklaarden dat zij niet op de plaats des onheils was geweest op het moment waarop de brand uitbrak. De redenering was dan namelijk dat zij zich dan van een geestverschijning had bediend die op het cruciale moment zich elders had vertoond. Dat maakte het pact met de duivel des te waarschijnlijker. Een gebruikelijke test om een heks te ontmaskeren was de waterproef (figuur 89). De waterproef hield in dat de
beschuldigde kruiselings aan handen en voeten werd gebonden en in het water werd geworpen. Bleef zij drijven dan was zij gewichtloos en dus een heks. Als ze zonk, was ze niet schuldig, maar wel dood.
Zo hebben tussen 1450 en 1700 hebben waarschijnlijk zo’n 100.000 ‘heksen’ het leven gelaten.
Griezelige nagels zijn een wezenlijk onderdeel van de huiveringwekkende weergave en dienen om de mythe van de duivelse heks in stand te houden. Vrouwen die van hekserij werden beschuldigd stonden immers vaak een beetje buiten de dorpsgemeenschap. Het woord ‘heks’ komt van het oudhoogduitse ‘Hagazussa’, mensen die op een haag of hek (de latere bezemsteel (figuur 88 en 90) zitten, aan de zelfkant van de samenleving. Deze afzon-
mooi maken
Figuur 92 Moderne heks: ‘Uiteindelijk heb ik me laten inwijden als heks.’
77
78
Femme Fatale
Femme Fatale
Eucalypta, uit de verhalen over Paulus de Boskabouter , maakt dankbaar gebruik van haar nagels als ze met haar glimmende hekse-hebbe-oogjes op roof uitgaat, en in een hoge boom moet klauteren om een vogeljong te roven. Aan het standaardbeeld van de heks voldoet ook de heks uit Sneeuwwitje . Ze is een oud wijf met een pukkel op haar grote neus en afzichtelijke nagels. Een andere speelt in het verhaal over De Kleine Zeemeermin: de zeeheks Ursula, een grote dikke opgeverfde vrouw met handen in klauwstand en lange gelakte nagels.
dering kon het gevolg zijn van zonderling gedrag. De Engelse dichter Edmund Spencer zette in 1590 de heks neer als iemand die zich ophield tussen weerzinwekkende groeisels , de eenzaamheid verkiezend om haar duivelse daden en helse kunsten voor haar medemens verborgen te houden. Maar er was ook een ander stereotype. In het boek Heksen, heiligen en hallucinogenen betoogt A.M.G. Rutten dat heksen in de regel niet een oude, verdroogde vrouw was, maar meestal een jonge gezonde blozende blom. Zo noemt Rutten de ‘heks’ Mongui, die door de inquisiteur Pierre de Lancre (rond 1600) was beschreven als ‘très Jolie fille de 17 ans’.
Heksen nu
Nagelerotiek
Figuur 93
gevoelig aspect van onze buitenkant is de nagelverzorging. In het oude, feodale China was het gebruikelijk dat zo-
de film Heksen naar het
De sociale status van een mens wordt in hoge mate bepaald door de manier waarop het uiterlijk is verzorgd. Een
wel geletterde als gefortuneerde mannen aan hun vingers lange nagels hadden, waarmee zij aangaven dat zij hun
inko-men niet met lichamelijke arbeid hoefden te verdienen. Zo bevestigden de hooggeplaatste Chinezen door een aparte nageldracht de strikte tweedeling in hun maatschappij: een scheiding tussen hoofd- en handwerkers. Ook
Een van de heksen uit gelijknamige boek van Roald Dahl.
in Suriname laat de man in overheidsdienst één pinknagel tot penislengte uitgroeien om zijn maatschappelijke
positie te markeren. Sommigen dichten aan de lange pinknagel zelfs een erotische waarde toe. Rond de Middellandse Zee zouden jonge mannen met een exotisch florerende pinknagel vrouwelijke toeristen trakteren op ‘zogenaamd erotisch knijpen’.
Figuur 94 Florence Griffith
Heksen in sprookjes
Ook in sprookjes hebben heksen steevast lange nagels. Deze kunnen door de schrijver of schilder opzettelijk verlengd zijn om het agressieve element van de heks te benadrukken. Het is ook voorstelbaar dat deze weergave is geënt op werkelijk lange nagels. Roald Dahl begint zijn boek De heksen (figuur 93) met: ‘In sprookjes dragen heksen altijd malle zwarte hoeden en zwarte mantels en vliegen ze rond op bezemstelen (figuur 88 en 90). Maar dit is geen sprookje. Dit gaat over echte heksen. Het belangrijkste dat je over echte heksen moet weten, is dit. Luister goed en vergeet dit nooit: Echte heksen hebben doodgewone kleren aan en zien er net zo uit als doodgewone vrouwen.’ Heksen willen echter kinderen doden, zodat het oppassen is want ‘Wat haar dubbel zo gevaarlijk maakt, is dat ze er helemaal niet gevaarlijk uitziet.’ Als de heksen bijeen zijn in een grote heksenvergadering wordt hun ware gedaante langzaam duidelijk. Na het afzetten van hun pruiken en voor het uitdoen van hun verhullende schoenen, trekken ze hun handschoenen uit. ‘Ik zag hoe de bruine klauwen zich over de vingertoppen kromden! Ze waren wel vijf centimeter lang, die klauwen, en hadden vlijmscherpe punten!’. Dahl zet zich eerst af tegen het standaardbeeld van de heks en voegt er nog onheilspellend aan toe: ‘Ze zien er doodgewoon uit.’ Maar uiteindelijk zijn heksen ook bij hem zoals iedereen ze kent, met duivelachtige nagels.
Joyner (Flo Flo) die op de Olympische Spelen van 1988 met deze nagels de wereldrecords verbrak op de 100 en 200 meter. Figuur 95 Donker of vuurrood gelakte nagels, nagels met parelmoer-goud-of zilverlak behoren tot het variété-toneel en het cabaret, maar vormen een inbreuk op de goede vormen in beschaafd gezelschap.
Oude kost, denkt een lezer wellicht. Of vergane historie. Weinig is minder waar. Want ook in de huidige maatschappij bestaan heksen, en hun aantal groeit. In tegenstelling tot hun illustere voorgangers bestaat de hedendaagse variant uit zelfbenoemde heksen. Presentatrice en schrijfster Susan Smit boog zich over het verschijnsel en ze schrijft hierover op haar website: ‘Ik ben er een jaar lang helemaal ingedoken. Ik heb rituelen en vollemaansbijeenkomsten bijgewoond, heksenfeesten gevierd, heb leren werken met magie, kruiden en mineralen. Uiteindelijk heb ik me laten inwijden als heks (figuur 92). Terwijl dat proces gaande was, gebeurde er zo veel met me dat ik het op wilde schrijven. Eerst op slordige blaadjes papier en in mijn dagboek, maar uiteindelijk is het een boek geworden. Gelukkig geen boek van ‘ik heb het licht gezien en nu ga ik jullie precies vertellen hoe het zit’, maar een boek met twijfels en voorzichtige ontdekkingen.’ Dat boek – een bestseller – heet Heks. Dit alles roept de vraag op: waarom fascineert het fenomeen zoveel mensen? Vermoedelijk schuilt er een dubbele emotie achter. Heksen boezemen angst in én ze fascineren. Dat is de menselijke double bind met hekserij. Waarbij hekserij wellicht de concrete uitdrukking is voor ‘magie’. Zou dat het zijn? Angst voor magie én de vrees voor de teloorgang daarvan.
79
80
mooi maken
Femme Fatale
Antichrist Figuur 96 Scène uit de film Antichrist.
Niets is te bar voor de film Antichrist. Lars von Trier weigert de genitale horror in zijn speelfilm uit te leggen, laat staan te rechtvaardigen. Het is hardcore horrorporno. Een penis die bloed ejaculeert. Een vrouwenbesnijdenis met een schaar. Grenzen accepteert hij niet als filmmaker. Alles wat een mens zich kan inbeelden, mag hij ook in een film tonen, vindt Von Trier. Het resultaat? Een film over onversneden vrouwenhaat bij mannen. Na de première in Cannes in 2009 werd Von Trier in de kranten dan ook meteen beticht van vrouwenhaat. Alleen al in de NRC verschenen een drietal stukken waar wij uit putten. Elke vrouw is een irrationele, onbeheersbare natuurkracht, een heks. Waar komt die angst vandaan die Lars von Trier vertolkt en die hij deelt met een onbekend aantal mannenbroeders? Is het de vagina dentata of de penis captivus die de man een oerangst inboezemt?
Sluipend en slopend
Antichrist is een getormenteerde film vol schuld en seksuele paniek (figuur 96). Een echtpaar (Willem Dafoe en Charlotte Gainsbourg) woont in een appartement waar iets te nadrukkelijk niets op aan te merken valt. De sfeer is beklemmend: de twee verlaten nooit het appartement, het schemert er altijd, niemand anders dan het echtpaar komt in beeld. Willem is in alles de goed bedoelende, begrijpende man. Een parodie bijna op de softe man die alles in het werk stelt om het zijn vrouw naar de zin te maken. Zij verliezen een zoontje dat uit het raam kruipt en te pletter valt terwijl zij de liefde bedrijven in een nabije kamer. Bij de uitvaart loopt de man drie passen voor de vrouw uit. Hij huilt. Hard. De vrouw is niet tot huilen in staat. Dit maakt de man gezonder dan de vrouw. Hij komt er wel weer bovenop. Voor de vrouw is haar verdriet een sluipende en slopende ziekte. Verdriet en wroeging drijven de vrouw in een katatone toestand. De zelfgenoegzame man wil haar genezen door haar naar de plek te brengen die zij het meest vreest: hun huisje in het bos. Hij is cognitief therapeut. Hij herinnert Charlotte aan een belangrijke regel uit de psychotherapie, namelijk dat de therapeut niet intiem mag zijn met zijn patiënt. Charlotte accepteert het schoorvoetend. Terwijl duidelijk is dat ze, na het verlies van haar kind, juist liefde en troost nodig heeft, trekt Willem een notitieblok uit zijn zak om te noteren hoe Charlotte reageert op zijn afwijzingen. Trauma’s geneest men door ongunstige denk- en gedragspatronen los te masseren. In alle redelijkheid. Maar Freud blijkt nog niet dood. In het bos blijken de rollen omgekeerd, en is plotseling de hulpeloosheid van Willem zichtbaar. Zijn vrouw ontpopt zich meer en meer als een razende feeks: vals, bloeddorstig, pervers. Ze wordt de vleesgeworden belichaming van alle angsten die mannen voor vrouwen kunnen hebben. Als ze vreest dat Willem haar verlaten zal, drijft ze een bout door zijn been en ramt zijn kruis tot moes met een blok hout.
Archetypische nachtmerrie
Charlotte sluit in haar rol naadloos aan bij de - door demonen gekwelde - ziel die ze gestalte geeft. Demonen die zij ervaart als Het Kwaad. Charlotte lijkt niet helemaal thuis in haar eigen lichaam. Als door de duivel, de antichrist, is zij bezeten (figuur 98) Dat de man en vrouw geen namen hebben - ze heten Hij en Zij - suggereert dat het een soort archetypes zijn. Eden, zoals hun huisje in het bos heet, wordt het toneel van een freudiaanse,
81
82
Femme Fatale
Femme Fatale
Figuur 97
Figuur 99
De Heks, 1640-1649,
Jeanne d’Arc op de
Salvator Rosa,
brandstapel in Rouen.
Milaan, particuliere verzameling.
Figuur 100 Charlotte Gainsbourg:
Figuur 98
veel vertrouwen in
Sappho, 1867,
regisseur Von Trier.
Charles August Mengin, Manchester, Art Gallery.
of eigenlijk jungiaanse nachtmerrie, een oorlog tussen de seksen zonder krijgsgevangenen. Animus versus anima, waarbij Hij de futiele redelijkheid en controle belichaamt die Zij meedogenloos verwoest. De vrouw als oerkracht, nihilistisch en destructief als de natuur (figuur 97).
Een kip over kippensoep
De fobieën van Von Trier zijn fameus: treinen, vliegtuigen, boten, bloed, ziekenhuizen en massa’s. Om er maar een paar te noemen. In 2007 ging hij gebukt onder een zware depressie, en in die periode werkte hij aan het script. Hij beleefde weinig plezier aan het maken van de film en dwong zichzelf tot het schrijven van tien pagina’s script per dag: ‘The only way to get out of bed was to make this decision and stick to it. When it came to filming, I was not mentally capable to hold the camera and shoot. I was helpless like an old man in a wheelchair. It was a humiliating way to work.’ Maar de demonische beelden grijpen nog verder terug: Het zijn beelden die al heel lang door zijn hoofd spoken, die hij als jongen al in zijn 8mm-filmpjes probeerde te vangen. Intuïtief, onberedeneerd. ‘Omdat ik geestelijk zo totaal was ingestort, kreeg ik gemakkelijker toegang tot die beelden.’ Het filmen was een martelgang, de afronding ervan een bevrijding, zo verklaart hij. Voor zijn angsten, paniekaanvallen en depressies kreeg hij therapie. Onder ander cognitieve therapie. ‘Truc is jezelf wijs te maken dat het werkt. Tot je merkt dat het niet zo is.’ Uiteindelijk blijkt alleen medicatie te helpen ‘Ik heb een hekel aan mensen die pillen
tegen depressie afwijzen omdat het ‘diepere oorzaken’ niet blootlegt. Het is overmoed te denken dat je die ooit vindt. Alprazolam gaf me goede jaren, een depressie maakt een mens zo miserabel.’ En die vermeende vrouwenhaat? Actrice Charlotte Gainsbourg (figuur 100) acht die beschuldiging onjuist, want ze vertrouwde hem juist zeer. ‘I really have the impression that I was playing him, that he was the woman, that he was going through that misery, the physical condition, the panic attacks.’ Iedereen die de film zag, inclusief de critici, maken zich zorgen om de geestelijke gesteldheid van Von Trier. Dat hoeft niet, aldus Von Trier, want je zorgen maken over iets waar je geen greep op hebt is nutteloos. Zijn enige ‘verdediging’ voor de film luidt: ‘Forgive me, for I know not what I do.’ Verklaren en analyseren van de film blijft hij weigeren: ‘I am really the wrong person to ask what the film means or why it is as it is. It is a bit like asking the chicken about the chicken soup.’ Is hij, althans, op sommige momenten gelukkig? ‘I would not go that far,’ antwoordt hij grijnzend. Charlotte bestudeerde in het verleden het fenomeen hekserij. In de gangbare opvatting waren dat onschuldige vrouwen die door godsdienstfanaten op de brandstapel terecht kwamen (figuur 99). In de ogen van Charlotte is dat een misverstand. Want het waren wel degelijk heksen die Het Kwaad belichaamden. Hoe grondig haar studie was, kan de filmkijker niet weten. Maar als ze die studie doorwrocht heeft aangepakt, moet ze weet hebben gehad van haar eigen, uiteindelijke lot. De dood. Door wurging. Door het zwakke mannetje…
83
84
Femme Fatale
Femme Fatale
Figuur 102
Moulage sur nature
Elke beeldhouwer wil de werkelijkheid zo dicht
Fransen hebben iets met grandeur. Elke Franse president laat zijn spoor achter in hartje Parijs, opdat de Parijzenaars 100 jaar later hem nog eren. Het presidentieel legaat van François Mitterrand bestond uit een verbouwing van het leegstaande Gare d’Orsay tot museum. Op 28 november 1986 opende het nieuwe museum haar poorten voor de pers. Vanuit Nederland waren namens NRC Handelsblad Willem Frederik Hermans en Peter van Dijk afgereisd.
mogelijk benaderen.
Huidsporen als fossiel
Van Dijk beschrijft hoe de beeldhouwer in de negentiende eeuw willig gebruik maakte van mouleurs (figuur 101). Dat waren meestal geïmmigreerde Italianen die zich hadden toegelegd op het maken van afgietsels. Zij waren vaak deels in dienst van de beeldhouwer. Als het model de gewenste pose had aangenomen, vette men het lichaam in en bracht men vervolgens een dikke laag gips aan, zoals men dat ook op de verbandkamer van een ziekenhuis doet bij het ingipsen van een gebroken arm of been. Na het droog en hard worden van het gips, knipte men de mal snel open en werd het model uit de benarde positie bevrijd. Ook de dodenmaskers kwamen zo tot stand. Zo is Clésinger tevens de maker van het dodenmasker van Chopin in 1849.
Van Dijk beschreef zijn bezoek 25 jaar later uitvoerig in zijn boek Madame Sabatier; haar vrienden, haar minnaars: ‘Ik slenterde een zaaltje binnen dat enigszins achteraf lag (figuur 101). Geheel verrast stond ik voor een wit marmeren vrouw op een rococobed van gebeeldhouwde bloemen, Femme piquée par un serpent, van de Franse beeldhouwer Auguste Clésinger (1814-1883). Verblindend mooi.’
Steen van vlees
De kronkelende vrouw in een extatische dwangstand was de 25-jarige Aglaé Apollonie Sabatier, een beeldschone courtisane die er warmpjes bij zat. Niet omdat ze voor de beeldhouwer uit de kleren was gegaan, maar omdat ze kort daarvoor de puissant rijke Alfred Mosselman aan de haak had geslagen. Het was deze Mosselman die Clésinger de opdracht gaf zijn minnares in marmer uit te houwen. Het beeld maakte de 23-jarige beeldhouwer op slag beroemd. Clésinger had niet alleen een prachtig naakt gebeeldhouwd, maar ook een courtisane als model genomen en haar gedurfd als zodanig afgebeeld. Officieel was Apollonie Sabatier gebeten door een slang maar iedereen die de sculptuur aanzag, voelde hoe zij nagenoot van seksuele opwinding (figuur 103). Van Dijk haalt Théophile Gautier in La Presse van 10 april 1847 aan: ‘Deze vrouw is niet van marmer, ze is van vlees, zij is niet gehouwen, ze leeft, ze draait. Is dat illusie? Als men zijn hand legt op dit blanke en soepele lijf, voelt men niet de kou van steen, maar de lauwe warmte van vlees. Ze ligt op rozen en op bloemen die nauwelijks waarneembaar rood en blauw gekleurd zijn, in al haar onstuimigheid en ongedwongenheid van een heftig wulpse pose, een holle rug, het hoofd naar achteren gedraaid, het bovenlichaam omhooggekeerd, waardoor de verhevenheid van haar trotse borsten getoond wordt.’ Frédérique Chopin omschreef het beeld als een ‘naakte vrouw in een meer dan indecente houding, in die mate dat hij [de maker] om de pose te verontschuldigen een slang om één van de benen van het beeld had moeten laten kronkelen. Het is om bang van te worden hoe zij zich in allerlei bochten wringt.’ Maar aan het beeld kleefde ook de erotische geur van schandaal. Het bleek dat Clésinger gebruik had gemaakt van een techniek die de integriteit van de kunstenaar aantastte, le moulage directement sur nature (een natuurgetrouw afgietsel) (figuur 104). Gustave Planche, de nestor van de kunstcritici, was de eerste die er gewag van maakte. Op 1 mei 1847 schreef hij in Revue des Deux Mondes: ‘Ik aarzel niet het te zeggen, het procedé dat Clésinger heeft gebruikt is voor de beeldhouwkunst wat de daguerreotype is voor de schilderkunst. Het werk van Clésinger heeft niet het karakter van een beeld dat is gemaakt naar een model,
maar van een afgietsel (figuur 102). De maker heeft de plooien in de buik gerespecteerd, omdat het gips ze gerespecteerd heeft.’ Planche had gelijk. De mal is pas een halve eeuw later vernietigd, maar Clésinger kon dat niet toegeven, want een beeld op basis van gipsafgietsel was in die tijd zoiets als de tour winnen met een positieve dopingtest.
Figuur 101 Het omslag van het boek van Peter van Dijk: Madame Sabatier; haar vrienden, haar minnaars.
Mouleurs werkten in die tijd niet alleen voor beeldhouwers. Ook artsen en vooral zij die zich hadden gespecialiseerd in huid- en geslachtsziekten hadden mouleurs in dienst. Zij maakten wasmodellen die vooral bedoeld waren voor het onderwijs. Een wasmoulage werd gemaakt door eerst een afgietsel van de aangedane huid te maken en daarin was te gieten. Het positief dat daaruit voortkwam, de wasmoulage, werd vervolgens met natuurgetrouwe kleuren beschilderd. Het resultaat was een driedimensionale weergave van huidafwijkingen. De moulages werden ook gemaakt om verwondingen te verbeelden, te gebruiken voor de opleiding van medisch en militair personeel. De eerste wasmodellen werden al in de zeventiende eeuw gemaakt door Gaetano Giulio Zummo (1656-1701). Hij begon zijn loopbaan in Italië en eindigde zijn werkzaamheden in Parijs, waar hij door toedoen van Lodewijk XIV een soort monopoliepositie verwierf. Het duurde echter toch nog bijna twee eeuwen voordat de moulagetechniek pas goed tot ontwikkeling kwam als dermatologisch demonstratiemodel. Het was Jules Baretta (1834-1923) die vanaf 1875 meer dan tweeduizend wasmodellen vervaardigde voor het Saint Louis Ziekenhuis in Parijs. Zijn werk stond centraal op het internationale dermatologische congres, gehouden tijdens de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs. In Nederland kwam de techniek nog wat later in zwang. De meest bekende mouleur was A. Meijers, die in de periode 1920-1940 amanuensis was van de dermatologische afdeling van het Stads- en Academisch Ziekenhuis te Utrecht. Hij kreeg scholing in Parijs en bekwaamde zich aldaar in het maken van wasmoulages. De Utrechte wasmodellencollectie bestaat thans uit 475 moulages en is hiermee de grootste verzameling van Nederland. Op deze wasmodellen zijn voornamelijk huidaandoeningen weergegeven (figuur 106).
IJzeren man
Clésinger beging een doodzonde, in de ogen van tijdgenoten, door een beeld te maken via een afgietsel. Misschien vond men de innige band tussen maker en model te ‘makkelijk’, in technische zin. Voor moderne beeld-
85
86
Femme Fatale
houwers vormt het contrast tussen de individualiteit van model en maker juist een mooi en filosofisch spanningsveld. Zoals voor de wereldberoemde Engelse beeldhouwer Anthony Gormley, winnaar van onder andere de Turner Prize. In de Kunsthal in Rotterdam was enkele jaren geleden een expositie aan hem gewijd – en een beeld van hem siert permanent het dak. Gormleys beelden zijn krachtig, erg krachtig. En waar Clésinger de intimiteit met het vrouwelijke model opzocht, verbindt Gormley de menselijke figuur met zijn omgeving. Zo bestaat de beeldenreeks Another Place uit een reeks van beelden, allemaal afgietsels van het lichaam van de beeldhouwer die her en der op een strand én in zee staan op Crosby Beach, even ten noorden van Liverpool. Deze beelden maken ons bewust van de ruimte die we – ook letterlijk – innemen. Daarbij keert de kunstenaar terug naar het uitgangspunt van de beeldhouwkunst: het menselijk lichaam. Maar bij Gormley zijn het dus de proporties van het eigen lichaam, via gietijzer, elk honderden kilo’s zwaar. Waar Clézinger de huid van zijn courtisane voor eeuwig tot in de meest ragfijne finesses vastlegde – want zelfs de ‘cellulite’ op haar bovenbenen is terug te vinden in het marmer – levert Gormley de gietijzeren huid van zijn beelden over aan de elementen van de natuur: zon, zout, wind en zee.
Modelrelatie
Hun verhouding is al bij aanvang ongemakkelijk. ‘De dame is maar een schijngestalte. Als de dame wordt uitgekleed, is ze vrouw’, schreef Gerrit Komrij in 1996 ter ere van de tentoonstelling Kijken is bekeken worden in het Stedelijk Museum van Amsterdam. Toont het model bij het ontkleden nog een zekere schaamte die zich uit in blozen of afgewende blik, bij het innemen van haar vertrouwde plaats en pose werpt zij die meestal van zich af. Alsof zijzelf het beeld of doek is geworden. ‘In het poseren houdt de vrouw op vrouw te zijn en zijn de mannen voor haar geen mannen meer’, schreven Edmond en Jules de Goncourt. En ook: ‘Tegelijk met haar hemd laat zij ook haar schaamte vallen.’ Soms krijgt het poseren zelfs iets sacraals, waardoor ‘de zinnen tot zwijgen worden gebracht’. Zo beschrijven de gebroeders hoe in het atelier van Ingres een model poseerde dat haastig naar haar kleren zoch toen ze op het dak van een naburige woning een spiedende dakbedekker ontwaardde. Los van de ongemakkelijke en onnatuurlijke situatie kon de relatie tussen beeldhouwer of schilder enerzijds en model of muze anderzijds ook om andere redenen op gespannen voet staan. Modellen werden vooral geselecteerd op hun schoonheid. Geen wonder dat zij dan ook in die één-op-éénrelatie gemakkelijk de geliefde werd van de kunstenaar. Maar was die liefde ook bestand tegen de zakelijke afspraken die er ook waren? De tegengestelde belangen zorgden vaak voor irritaties en problemen die een evenwichtige verhouding bemoeilijkten. De gespannen relatie tussen modelleur en model, vaak ook nog bewierookt door de hardnekkige gedachte dat er een geheimzinnige overeenkomst is tussen de seksuele en artistieke daad, inspireerde verschillende schrijvers uit die tijd tot het schrijven van een roman. De bekendste zijn Le chef d’oeuvre inconnu van Honoré de Balzac uit 1832, Manette Salomon van de gebroeders De Goncourt uit 1866 en L’Oeuvre van Emile Zola uit 1885. In al deze werken loopt het slecht af met de kunstenaars, en in twee van de drie ook met hun model. Ook de schrijver ondervond hier en daar narigheid. Het beeld dat Zola schetste van zijn romanfiguur was zo realistisch dat hij gebrouilleerd raakte met zijn vriend Cézanne, die dacht dat Zola hem model had laten staan.
mooi maken
Figuur 103 Vrouw gebeten door een slang, 1847. Auguste Clésinger (1814-1883) Parijs, Musée d’Orsay.
87
88
Femme Fatale
Femme Fatale
zo’n metamorfose geen happy ending, getuige de oude joodse legende ‘de Golem’, en verhalen uit de literatuur zoals Mary Shelleys Frankenstein, Oscar Wildes The picture of Dorian Gray of Nicolai Gogols Het portret. In al deze voorbeelden krijgt het maaksel de macht over de maker. En wat te denken van de legende van Narcissus die verliefd wordt op het beeld dat hij in het water ziet: zijn eigen spiegelbeeld? De versmelting komt Narcissus duur te staan: in een poging zijn spiegelbeeld te grijpen, verdrinkt hij. Je zou kunnen zeggen dat de ziel van Narcissus, vanaf het moment dat hij verliefd raakt, op zijn spiegelbeeld is overgegaan. Ook Narcissus verliest de macht aan zijn afbeelding. Het naakt is een echte schildersuitvinding. Het is het schouwspel van de mens in zijn meest essentiële vorm – van oog tot oog, van huid tot huid. Zonder omwegen, zonder tussenkomst. Het is zoals de mens zich, vol vertrouwen en in de mening verkerend onbespied te zijn, alleen aan de spiegel overgeeft (figuur 107).
Figuur 106 Moulage d’ acne Parijs, Musée de moulages.
Op vrije(rs) voeten In de roman Le chef d’oeuvre inconnu van Honoré de Balzac is het niet het model als geheel die de schilder in vuur
en vlam heeft gezet, maar alleen haar voet. Het speelt zich af in de gouden eeuw. De oude schilder Frenhofer werkt jarenlang aan het schilderij (La belle noiseuse, ‘de schone scheldster’) dat de kroon op zijn werk moet worden. Zijn
probleem is dat hij nog nooit de vrouw heeft gevonden met de volmaakte vormen. Daardoor is hij niet in staat het
schilderij te voltooien. Maar dan kruist de jonge Gilette zijn levenspad. In haar lijkt hij een vrouw van onvergelijkbare schoonheid te hebben gevonden. Zij gaat uiteindelijk voor hem uit de kleren, mits haar jonge vriend, met een dolk in de hand op gehoorafstand aanwezig kan zijn om toe te slaan als de oude schilder een faux pas maakt en mits ook
anderen daarna het doek mogen aanschouwen. Frenhofer is zo onder de indruk van haar schoonheid dat hij haar niet met anderen kan delen. Als hij na voltooiing van het doek de nieuwsgierige vrienden toelaat tot zijn atelier, wekt hij
alom afkeur en bewondering. Het doek blijkt niet meer te zijn dan een hoop geklieder met verf, maar onderaan in een hoek komt uit die baaierd van kleuren een verrukkelijke voet te voorschijn. Zo levensecht en zo welgevormd, dat ie zo
De genoemde verhalen gaan echter niet alleen over de menselijke aspecten, maar bevatten ook elementen en motieven die minder realistisch zijn en doen denken aan het aloude Pygmalion-thema. Want dit procedé ligt op de loer als de liefde van de kunstenaar voor zijn model uitdooft en hij vasthoudt aan de beeltenis die hij heeft willen vereeuwigen. De mythe van Pygmalion is gebaseerd op de Griekse opvatting dat een beeldhouwwerk een ideaal belichaamt dat in werkelijkheid niet is te verwezenlijken. Uit afkeer van de bandeloosheid en zondigheid van de vrouwen zonderde Pygmalion zich af van hun gezelschap. In zijn eenzaamheid maakte hij uit ivoor een beeld van een meisje, mooier dan welke vrouw dan ook. Het beeld was zo natuurgetrouw dat het leek te leven en Pygmalion werd verliefd op zijn eigen schepping. Hij omhelsde het beeld, en had het gevoel dat zijn liefkozingen beantwoord werden (figuur 105). Hij raakte het aan en geloofde dat zijn vingers in de zachte huid drukten. Uiteindelijk werd Pygmalions passie voor zijn creatie zo groot dat hij tot Afrodite bad om haar tot leven te wekken, hetgeen geschiedde. Onder zijn hartstochtelijke omhelzingen werd het harde ivoor tot zachte huid en werd het roerloze beeld warm en beweeglijk als door de zon verwarmde was. Pygmalion had zijn liefde gevonden en onder het toeziend oog van Afrodite trouwde de beeldhouwer met zijn tot leven gewekte beeld. Meestal heeft
lijkt weg te lopen. Henk van Os verbaast zich er over dat niemand ooit een verklaring heeft gegeven voor de betekenis hiervan, en volgens hem ligt de oorsprong van die voet in het religieuze fetisjisme van de reliekverering. Wij hebben
Figuur 104
een andere verklaring die wij ontlenen aan Leo van Maris, gebaseerd op een door hem aangehaalde oude mythe tus-
Le moulage sur nature,
sen kunstwerk en model: de kunst maakt het model langzaam maar zeker overbodig. Het model voelt zich in de ogen
1887, Eduard Dantan,
van de schilder tot een object gereduceerd en komt daartegen in opstand. De voet symboliseert dat het model bij
Gôteborgs Konstmu-
hem is weggelopen. Geen wonder dat Frenhofer het doek kort daarna verbrandt en sterft.
seum. Figuur 105 Pygmalion en Galatea,
Figuur 107
1890, Jean-Léon Gérôme,
Als mensen goed in de
The Bridgemen Art
spiegel kijken zien ze vaak
Library, Londen.
veel meer primitieve trekken dan hun lief is.
89
90
mooi maken
Femme Fatale
Kristalhuid Figuur 108 Marilyn Monroe; van deze foto is niet bekend wie de fotograaf is (man of vrouw).
De mooiste vrouwenfoto’s zijn gemaakt door vrouwen. Natuurlijk, dat is een axioma en dus niet te bewijzen. Staving van die stelling kan hooguit indirect. Hoeveel foto’s van Marilyn Monroe zijn er gemaakt? Duizenden! figuur 108 Tienduizenden! Honderdduizenden? De meest authentieke foto’s maakten echter vrouwen als Eve Arnold en Inge Morath. Een tweede voorbeeld. Waar het vooral mannenogen zijn die vrouwen ‘dwingen’ in een bepaalde maatschappelijke rol of beeld, was het Cindy Sherman die deze rol – plus commentaar erop – pregnant verbeeldde in haar fotoboek Untitled Film Stills. Anders dan Arnold, Morath en Sherman kruipt de in Amsterdam werkende fotograaf Carla van de Puttelaar – derde voorbeeld – haar modellen veel dichter op de huid. Letterlijk. De huid, het naakte lichaam, is haar onderzoeksterrein. Zij kreeg haar opleiding aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, en exposeerde in binnen- en buitenland. In de Parijse metro hangen immense billboards die een tentoonstelling aankondigen. Op deze billboards prijkt een foto van Van de Puttelaar. Zij wordt ‘de onbetwiste grootmeester van de blanke huid’ genoemd: ‘Binnen de termen van erotiek en intimiteit creëert ze de voorwaarden voor een meeslepende visuele verkenning. Een paar haartjes, een met sproeten bespikkelde huid en de buiging van een hand vormen unieke gebeurtenissen. Haar werk draait om schoonheid, maar de fotografe zoekt niet naar geaccepteerde schoonheid: een uitgesproken beauty zou maar afleiden van het ontdekkend kijken waartoe haar foto’s uitnodigen. Niet het perfecte lichaam of een knap gezicht interesseren haar, maar iemands houding of lichaamstaal, haar specifieke karakter of de onnavolgbare manier waarop het innerlijk door het lichaam heen schijnt’, aldus kunsthistorica Reijnders.
Gruwelijke tederheid
Fotograferen is schilderen met licht. In haar geval met natuurlijk licht. Van filters maakt zij geen gebruik. Huid en licht worden aan elkaar overgelaten – en vice versa. Waar komt de fascinatie voor de huid vandaan? Op deze vraag antwoordt zij per e-mail: ‘Moedervlekjes en ook tijdelijke kenmerken zoals schrammen in de huid laat ik graag zien. Ze geven het beeld spanning, schoonheid en kwetsbaarheid.’ Elders gaf ze eerder antwoord op die vraag van Reijnders: ‘Het is een open, proefondervindelijk proces. Soms raak je gefascineerd door aderen die door de huid heen schemeren of je bent geraakt door een afdruk van kleren of een blauwe plek. Zulke dingen beschouw ik echt als cadeautjes.’ Nee, het is meer dan dat: huidsporen en -uitwassen zijn niet zozeer cadeaus als wel het wezenlijke van haar werk figuur 109 (al haar foto’s zijn titelloos): het is een jong model, met kleine borsten en de diepblauw satijnen bh trekt als eerste de aandacht, totdat het zwervend oog van de kijker de details ontwaart: de moedervlekjes op de rechterborst, de piepkleine vlekjes op pols en hand, het vetbultje in de hals, en het blonde donshaar op de onderarm. De hand die bijna achteloos het eigen lichaam hooguit vederlicht toucheert, als de zachtste aller aanrakingen. Het gebruik van kleur is tot bijna het minimum beperkt. Een beeld van gruwelijke tederheid.
91
92
Femme Fatale
Femme Fatale
Marmer tot leven gewekt
Dat Van de Puttelaar een renommee is, moge ook blijken uit het feit dat niemand minder dan Rudy Kousbroek de inleiding verzorgde van haar schitterende fotoboek. In zijn ogen zijn de vrouwen op de foto’s ‘Galatea’s’ (‘galatea’ betekent ‘melkwit’). Het melkwitte beeld van liefdesgodin Aphrodite bevond zich in het Oudgriekse heiligdom van priester-vorst Pygmalion, die de goden smeekte het beeld tot leven te wekken. Kousbroek: ‘De verandering van het goddelijke in het menselijke is zichtbaar door de afdrukken van kleren in de huid en de aanwezigheid van moedervlekken. Kortom, er is een wonder gebeurd, het marmer is tot leven gekomen: dat is wat deze foto’s laten zien.’
Figuur 110 Carla van de Puttelaar
Figuur 111
sieke Franse schrijvers uit de romantiek) toen hij de Sante Croce-kerk in Florence verliet. Nog steeds krijgen de zieken-
de eigen identiteit kwijt te raken. Het overkwam Stendhal (pseudoniem van Marie-Henri Beyle, een van de grote klas-
huizen in Rome en Florence toeristen die door dit syndroom worden getroffen. Het zal niemand verbazen dat Stendhal iemand was die vrij gemakkelijk verliefd werd. In het merendeel van zijn romans neemt het thema van de liefde en nog meer het procedé van verliefd worden (door hem ‘kristallisatie’ genoemd) een centrale plaats in.
Voor menigeen is de huid een zwijgzaam orgaan. Carla van de Puttelaar bewijst: die huidstilte is uiterst betrekkelijk. Figuur 109
Timing en dosering
gevoel, wat ik voel is me
Wie verliefd is, ondergaat een soort ‘kristallisatieproces’, voor het eerst zo benoemd door de Franse schrijver Stendhal. Het object van iemands verliefdheid wordt voorzien van alle lagen voortreffelijkheid die maar denkbaar zijn, die als een laag kristallen over haar/hem heen liggen. Een voortreffelijkheid die, uiteraard, voor een flink deel het product is van de eigen fantasie. Terzijde: een goede fantasie is nog altijd beter dan een slechte werkelijkheid… Carla van de Puttelaar toont in haar foto’s aan dat al die kristallen niet nodig zijn (zie voor meer informatie haar website: www.carlavandeputtelaar.com). Schoonheid, fantasie en werkelijkheid tonen zich in, op en onder de huid.
fenomeen wordt de persoon in kwestie zo overweldigd door de schoonheid die hij ondergaat dat hij het gevoel krijgt
Untitled 1998.
Tijd en kwetsbaarheid zijn van belang, net als de eerder gememoreerde achteloze aanraking en… ze vinden elkaar in dat ene woord, dat al eerder viel: intimiteit.
Wat betekent intimiteit? In de eerste plaats tijd nemen. Tijd die jongverliefden in overvloed aan elkaar besteden, tot het moment waarop zij na een poos – in de regel – de tijd weer vermorsen aan andere zaken en overgaan tot de orde van de dag. Van de Puttelaar legt het vluchtige moment vast, liefst voor eeuwig: de afdruk van kant op de vrouwenheup is voor eeuwig. Een andere voorwaarde is kwetsbaarheid. Het is prettig om de eigen kwetsbaarheid aan een ander mens te tonen, waarbij de ander je desondanks accepteert. ‘Er wordt alleen van je gehouden wanneer je je zwakke kant mag laten zien zonder de ander uit te dagen sterk te zijn’, aldus filosoof Theodor Adorno (1951). De achteloze en vluchtige aanraking is vaak het eerste fysieke contact tussen twee geliefden. Deze ‘toevallige’ aanraking is een kwestie van timing en dosering, wil deze betekenis hebben. Overigens schijnen vooral mannen hier slecht in te zijn.
Schoonheid kan onder culminerende omstandigheden tot grote hoogte stijgen. Bij dit naar Stendhal genoemde
Untitled 2000.
Carla van de Puttelaar
Wie haar, in onze ogen, mooiste foto’s ziet, beaamt die stelling (figuur 110 en 111). Blauwe plekken zweven vlak onder het huidoppervlak, en de afdruk van een kanten slip siert nog de heup. Vooral het laatste toont ‘het voorbijgaan van de tijd’, meent Kousbroek. Hij heeft gelijk. Want hoe lang nog zal de afdruk van kant op de huid zichtbaar zijn? Niet lang.
Syndroom van Stendhal
‘Mijn huid is bedekt met ijs, het verdooft alle onbekend.’
93
94
Femme Fatale
Femme Fatale
seerd op de onzekere lengte van een schrede. Van een derde lengte-eenheid, de roe, kwam de standaardisering op vergelijkbare wijze tot stand. Niemand minder dan Karel de Grote, de zoon van Pepijn de Korte en Bertha met de Grote Voet (figuur 114), verhief hiertoe zijn eigen ‘maat’ tot maatstaf. Maar in dit eerste Europese Rijk impliceerde het bereiken van een interlokale consensus nog niet het opvolgen daarvan op lokaal niveau. Zo kon het gebeuren dat in Den Bosch de roede gelijk was aan 20 voet, in Bergen aan 18, in Amsterdam aan 13 en in Utrecht aan 12 voet.
Moeilijke maten Het is alweer zo’n vijftien jaar geleden dat Nederland massaal werd omgenummerd. Het telefoonnet schakelde van de ene op de andere dag over op een nieuw tiencijferig stelsel. Drie of vier nummers voor alles wat interlokaal is en zes of zeven voor de lokale gesprekken. Tien is ongeveer het maximum aantal cijfers dat een gemiddeld mens uit het hoofd kan leren. Dat heeft te maken met het aantal vingers waarmee hij stiekem kan tellen, als zijn hoofd tekortschiet. Omnummeren is moderne variant van het al wat oudere omsporen; beide betreffen het uniformeren van communicatiesystemen. Na de uitvinding van de stoomlocomotief in 1825 begon men overal ter wereld spoorwegen aan te leggen. Dat vereiste een vaste afstand tussen beide rails. In Frankrijk zag men het nut van een Europese eenheid in en koos men, net als in Nederland, voor de voor de hand liggende Engelse standaardmaat van 4 voet en 8,5 duim (1,435 meter). Zo niet in Spanje. Om hen moverende (strategische, economische) redenen kozen de Spanjaarden voor 5 voet en 6 duim (1,676 meter). Zodoende was aan de Frans-Spaanse grens een omspoorinrichting gelokaliseerd. Aldaar werden de wagons met verstelbare wielen stapvoets over een kort baanvak getrokken, waarbij de wielen over hun assen naar binnen of naar buiten werden gedrukt.
Normaalspoortrein
Net als bij omnummeren, bleef omsporen niet beperkt tot interlokale verbindingen. Ook op lokaal niveau moesten soms kunststukjes worden uitgehaald om de gewenste communicatie tot stand te brengen. In verschillende streken van Nederland lag een traject bestaande uit drie rails, gebruikt door twee soorten voertuigen. Beide reden op een gemeenschappelijke buitenrail en hadden daarnaast elk een eigen tweede rail. Zo reed tussen Amsterdam en Haarlem een smalspoortram richting Zandvoort en een `normaalspoortrein’ richting Den Haag. Toen de sneltrein later de tram verving, behielden de bewoners van het landgoed Belvédère te Overveen het recht om via het spoor het perron te benaderen (‘recht van overpad’). Hierdoor was de machinist gedwongen ter hoogte van het overpad stapvoets te rijden, hetgeen uiteindelijk resulteerde in de aanleg van een station. Maatstaven zijn zo oud als de weg naar Rome. Op het Forum Romanum stond eertijds de ‘miliarum aureum’, ofwel gouden mijlpaal, waar de telling in ‘milia passuum’ van 1,4787 kilometer langs alle Romeinse wegen begon. Na de instorting van het Romeinse Rijk nam men de eenheid van meten niet meer zo nauw, waardoor elk land, elke streek of zelfs stad zijn eigen maten kende. Zo was de voet het gemiddelde van de voetlengte van twaalf mannen die op zondag na elkaar uit de kerk kwamen en de duim was niet meer dan de breedte van de duim van een man. Koning Edward I standaardiseerde de duim in Engeland in de 14de eeuw. Hij bepaalde dat een duim gelijk was aan drie droge, uit het midden van een aar genomen, gerstekorrels die in lengterichting op rij waren gelegd. Twee eeuwen eerder had een andere Engelse koning, Hendrik I, de afstand van de punt van zijn neus tot het einde van zijn duim bij gestrekte arm genomen om de yard vast te leggen; een maat die tot dan toe was geba-
Figuur 112
Meetbezwaren
Komkommer en peen met afgerold condoom. Figuur 113
Figuur 114
De inspectie van de
Het leven op de grote
heraut. Aubrey Vincent
voet dateert uit de tijd
Breadsly.
van Karel de Grote.
De afgelopen jaren is in het kader van de Europese eenwording weer hevig gediscussieerd over de standaardmaat van de roe en de schede. Dit heeft geresulteerd in een officieel Euro-besluit: de EN-600-norm voor condooms. Net als de breedte van een spoorbaan, de lengte van een voetbalveld en de zendtijd voor politieke partijen, is die maat (inclusief rek- en trekkracht) vastgelegd. Na veel passen en meten, kwam vast te staan dat de minimumlengte van het Euro-condoom zeventien centimeter is. Voor de omtrek in opgeblazen toestand dient de fabrikant zich te houden aan 44 tot 56 centimeter. De Britten hadden zich lange tijd verzet tegen deze standaardmaten uit angst te worden opgescheept met buitenlands rubber van te geringe lengte. Ze konden zich echter niet beroepen op resultaten van vergelijkend warenonderzoek. Terwijl de Franse vrouw neigt naar borstverkleining en haar Amerikaanse evenbeeld streeft naar borstvergroting, is het Britse cultuurgoed vormgevend voor de hoog oplopende emoties van zijn zegslieden. Mede omdat het Euro-besluit zich wijselijk niet uitspreekt over de maximumlengte van het condoom(figuur 112), lieten de Britten hun bezwaren varen. Overigens kijkt men nog steeds met scheve ogen naar Romeinse maten uit de Klassieke Oudheid (figuur 18 en 113). Zoals mannen zich zorgen maken over de omvang van hun lid, zowel in staande als afhangende houding, zo kunnen vrouwen behoorlijk in de weer zijn met hun borsten (figuur 115, 116, 117 en 118). Het zijn gewoonlijk de BN’ers die hierbij de toon aangeven. Overigens is het zeer wel te begrijpen en te billijken dat jonge vrouwen die in hun korte jaren van bloei en schoonheid, een even grote behoefte aan de dag leggen om die kwaliteiten ook te tonen, als mannen hebben om die te aanschouwen. Het podium dat zij bij voorkeur kiezen om hun troefkaarten uit te stallen is de Nederlandse Playboy. Na de vele cup A’s en B’s kon men in het kerstnummer van 2011 weer eens genieten van een hoge C.
Ter opfrissing
De cupmaat wordt gewoonlijk aangegeven door een letter, waarmee het volume van de borsten wordt aangegeven. De allerkleinste cup is AA en wordt gebruikt voor de eerste behaatjes of door vrouwen met vrij kleine borsten. Dan
volgen A, B, C, D, DD, E en zo verder. Een klein etiket op de rugzijde van de beha stemt overeen met de drie belangrijkste (Franse (F), Europese (EUR) en Amerikaanse (USA)) maatgevingen. In Nederland worden de Europese maten het meest gebruikt en in België de Franse. Een C-cup van een Franse fabriek komt zodoende vaak overeen met een B-cup van een Duits merk.
95
96
Femme Fatale
Overigens laat niet elke borst zich in zo’n hokje stoppen. Er bestaan buiten diverse borstgroottes, ook diverse vormen, waarbij de textuur van de huid medebepalend is. Fabrikanten doen daar dan nog schepje bovenop met diverse bhstijlen, stoffen en kleurstellingen.
Op de cover van het decembernummer 2011 stond Stacey Rookhuizen, presentatrice van Project Catwalk. Ze toonde een borst op de voorplaat, haar rechter. En die borst was volgens eigen zeggen een volle cup C. Dat is toch wat meer dan de aangeklede ‘strijkplank’ of ‘lantaarnpaal’ waarvoor men haar tot nu toe hield. Een opmerking die Stacey laconiek ter zijde schoof: ‘Ik heb niets met strijken; ik hoop wel dat het blad verkoopt als een tiet.’ Puur natuur. ‘Dat weten weinig mensen’, grinnikte ze. ‘Dat hou ik ook het liefst verborgen’, zei ze ironisch. ‘Vrouwen die hun kleren aan houden, vind ik vaak mooier.’ Maar ondertussen liet Stacey weten ‘het best spannend’ te vinden dat mannelijk Nederland straks naar haar kroonjuwelen kijkt.
mooi maken
Figuur 115 De drie gratiën van Rubens (1635), Madrid, Museo del Prado. Figuur 116 De drie gratiën van Frank Frazetta (1978). Figuur 117 De drie heksen van Théodore Chassériau (1855). Parijs, Musée d’Orsay.
Uiterlijke schoonheid
Figuur 118
vrouw is pas schoon of mooi als haar uiterlijk in orde is. Dat is een stelling die in Argentinië door 75 procent van de
heel gracieus zijn.
Schoonheid wordt in Latijns Amerika zonder meer gezien als dé sleutel voor maatschappelijk succes en geluk. En een vrouwen wordt onderschreven. In Brazilië is dat percentage zelfs 85. Ter vergelijking: in Nederland zegt slechts 43 procent van de vrouwen dat schoonheid een kwestie is van uiterlijk. De cijfers komen uit een vraag die Unilever stelde toen men het zeepmerk Dove aan de man bracht, waar zo’n 3200 vrouwen uit tien landen oor naar hadden. Uit de
enquête blijkt dat in Nederland 18 procent van de vrouwen wel eens een cosmetische ingreep heeft overwogen. In Argentinië en Brazilië is dat percentage respectievelijk 32 en 54.
Bron: Marcel Haenen. NRC, 2004
Sinds de mens zich in koeienhuiden en berenvellen hult, is het gebruikelijk de lichaamsdelen die er ongemakkelijk bij bungelen weg te stoppen. Niet alleen om anderen het gevoel te geven dat men toch wel over imposante materie beschikt, maar ook omdat deze huiduitwassen gevoelig zijn voor zwaartekracht, rimpelvorming en involutie, worden kunstgrepen uitgehaald, die de zaak wat opkrikken. Vandaar de peniskoker en de push-upbeha. Volgens columniste Hadjar Benmiloud zijn er op dat gebied nog wel wat ontwikkelingen te verwachten. In haar column ‘Krijg nou tieten’ doet zij niet alleen een oproep onder haar soortgenoten om kwistig met schuim en gelvullingen te werken, zij pleit ook voor een vrouwvriendelijke rubberen voorbindpiemel van Hollandse makelij, opdat ook mannen met instulpingen hun plein- en engtevrees te lijf gaan. Zo blijkt overduidelijk hoe de pendelbeweging van vooruitgang van hoog tot laag gestalte krijgt.
Ook mannen kunnen
97
98
Femme Fatale
Femme Fatale
Figuur 120 De Extase van de Heilige Teresa (1647-1652), het meesterwerk van de Italiaanse kunstenaar Gian Lorenzo Bernini (1598–1680) in de basiliek van Santa Maria della
De navel van de wereld
Vittoria in Rome.
Twee jonge geliefden in een wijngaard die elkaar bezingen. Het Hooglied is een bij uitstek zinnelijk, hartstochtelijk en erotisch boek. Vanaf de zeventiende eeuw gaan er steeds meer stemmen op om de tekst van Hooglied zo te lezen, als poëzie over de liefde tussen twee mensen. Maar dat is niet altijd zo geweest. Eeuwenlang is het Hooglied allegorisch gelezen, zowel door Joden als door christenen.
Het stempel ‘metafoor’
Dat het Hooglied tot de canonieke boeken van de bijbel wordt gerekend, mag eigenlijk bijzonder heten. Want laten we wel wezen, deze toch wel zeer sensuele tekst die stamt uit de 4e-3e eeuw voor Christus en in de 2e eeuw v. C. als onderdeel van het Oude Testament werd ‘aanvaard’, past niet bij de joods-christelijke leer dat seks alleen maar een rol heeft in de noodzakelijke voortplanting van de soort. Waarschijnlijk werd het boek gecanoniseerd omdat de liefdesgeschiedenis al vroeg het stempel ‘metafoor’ kreeg: de geliefden in Hooglied staan voor God (de bruidegom) en zijn volk (zijn bruid). Aldus beschrijft het Hooglied de uitverkoren positie van het Joodse volk (zoals men de bruid kiest uit ‘de dochters van Jeruzalem’). De vroege christelijke kerkvaders namen de allegorie van de Joodse traditie over en gaven er een christelijke draai aan. Deze ‘ontsekste’ interpretatie werd vooral heel populair binnen de kloosters. Wat kon men anders met deze liefdeslyriek in relatie tot een leer die een celibatair bestaan boven het huwelijk stelt en die seks om seks als zonde beschouwt? Het zou dan om een dichterlijke profetie gaan tussen God of Christus en zijn gemeente, respectievelijk de kerk (die geldigheid heeft het nog steeds voor velen). De kerk wordt meestal als personificatie uitgebeeld, een jonge mooie vrouw als bruid, genoemd Ecclesia. Dat leverde een volgende stap op. Zo zag de vroege kerkvader Origenes de bruid als de ziel van de mens die er naar verlangt om één te worden met de bruidegom, met Christus, een soort mystieke ervaring.
Stromende beweging
Vooral in de middeleeuwen was men bijzonder ontvankelijk voor deze analogie en zag men hier een aanmoediging in tot onverbloemde Christuserotiek. Dit concept sprak vooral religieuze vrouwen aan en is terug te vinden op diverse afbeeldingen van vrouwen die in extase de eenwording met Christus beleven. Een bekend voorbeeld daarvan is de Extase van de Heilige Teresa, het beroemdste beeld van de Italiaanse kunstenaar Gian Lorenzo Bernini in de basiliek van Santa Maria della Vittoria in Rome. Een engel richt zijn gouden pijl op de intieme delen van de half liggende vrouw die lijkt te zijn bezweken aan de gevolgen daarvan. Om het dimensieloze gevoel van extase zichtbaar te maken heeft Bernini een soort stromende beweging gecreëerd met goddelijke stralen, een lichte ‘wind’ in de kleren van de engel, maar vooral met innerlijke bewogenheid in de mantel van Theresa (figuur 120). De seksualiteit en de oorspronkelijke erotische betekenis van het Hooglied die de kerk zo graag had willen uitbannen, lijkt hier door de kunstzinnige achterdeur weer binnen te sluipen.
Figuur 119 De navel en de buik zitten op dezelfde hoogte, terwijl volgens de regels der kunst de eerste lager zou moeten zitten dan de tweede.
In 1971 schreef Judith Herzberg voor een kinderprogramma zevenentwintig liefdesliedjes over het Hooglied. Het zijn
echte liefdesliedjes maar dan op een heldere en bijna breekbare manier geformuleerd, op de wijze van het Hooglied. Hier het vierde gedicht uit deze bundel, gebaseerd op Hooglied 4: Je ogen zijn leuker Dan andere ogen
Het lijken wel vogels Duiven of zo
Je wimpers de vleugels Die even bewegen
Je vliegt bij me binnen Als ik naar je kijk
En jij kijkt naar mij tegelijk.
99
100
Femme Fatale
Femme Fatale
Figuur 122 Affiche uit 1971 van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP), niet alleen een voorloper van Groen Links, maar ook in
Erotiek in het Hooglied
andere opzichten
Het Hooglied is een openhartig en gepassioneerd liefdesgedicht van man en vrouw, in tweespraakvorm gegoten, waarbij zij beurtelings hun verlangen naar en bewondering voor de geliefde bezingen, daarbij af en toe terzijde gestaan door een koor. Niet alleen de hartstocht, maar de lichamelijke aspecten van de liefde worden zo hoog gewaardeerd. Daarmee grijpt het Hooglied terug op oude teksten uit Genesis (2:24): ‘Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt.’ De twee geliefden vergelijken elkaar voortdurend met de meest kostbare zaken, zoals goud, mirre, wijn en exotische dieren, zoals een merrie voor de wagen van de farao. Wie nu het Hooglied leest, herkent de erotiek volop, maar het komt allemaal wel wat potsierlijk op ons over . Wie nu in een café een vrouw zou willen versieren door haar toe te voegen dat haar haar op ‘een kudde geiten’ lijkt, haar tanden als ‘witte schapen, klaar voor de scheerder’ zijn en haar borsten ‘als kalfjes, als de tweeling van gazelle, die tussen de lelies weidt’ heeft niet veel kans. Toch vormen deze metaforen het hoogtepunt van de tekst en heeft het vervreemdend effect dat hiervan uitgaat juist ook een erotische lading. Het Hooglied bevat een aantal herhalingen die er op duiden dat het van oorsprong een bruiloftslied was, gezongen dan wel opgezegd als een als gedicht. Ook de vaste opbouw van boven naar beneden: ogen, haar, tanden, lippen, mond, hals, borsten, enz, stemt daarmee overeen. Een truc die in de orale overlevering vaak is toegepast om een lange tekst beter te kunnen onthouden. Aan het eind van het Hooglied is de volgorde omgekeerd: van beneden naar boven (figuur 121 en 122).
progressief: ‘Je heupen draaien sierlijk rond, de schepping van een kunstenaar. Je borsten zijn als de tweeling van een gazelle, die tussen de lelies weidt’ Figuur 123 De navel is een kom van de maan.
Wat zijn je voeten mooi in je sandalen, koningskind! Je heupen draaien sierlijk rond,
de schepping van een kunstenaar. Je navel is een ronde kom,
die gevuld is met kruidige wijn. Je buik is een bergje tarwe,
dat door lelies wordt omzoomd. Je borsten zijn als kalfjes,
als de tweeling van een gazelle.
Je hals is als een toren van ivoor,
je ogen als de vijvers van Chesbon, bij de poort van Bat-Rabbim.
Je neus is als een toren van de Libanon, die uitkijkt over Damascus.
Hooglied 7:2-6, De Nieuwe Bijbelvertaling
Figuur 121 Je borsten zijn als kalfjes.
Dicht op de huid
In deze volgorde klopt echter iets niet. De navel en de buik zitten op dezelfde hoogte, terwijl volgens de regels der kunst de eerste lager zou moeten zitten dan de tweede (figuur 119). Richard Kroes, een van de redacteuren van het blad MOMENTUM, een tijdschrift over de oudheid, onderwierp het Hooglied aan close reading. Hij schreef in het stuk ‘Dicht op de huid’ dat met het woord ‘navel’ in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst waarschijnlijk ook iets anders was bedoeld. Laten wij zijn tekstuitleg volgen. Het Hebreeuwse woord voor ‘navel’ ( sjorr) is identiek aan de Arabische variant (soerr). Beide woorden betekenen ‘navelstreng’. Van dat woord zijn diverse andere woorden afgeleid, zoals ‘sarra’ (dat ‘blij maken’ betekent) en ‘sin’. Letterlijk betekent dat woord ‘geheim’ maar het was daarnaast een aanduiding voor ‘geslachtsdelen‘. Het Arabische schrift kent, net het Hebreeuws, geen klinkers. Dat maakt dat soerr en sin – op schrift – identiek zijn: beide woorden noteert men als ‘sr’. Kroes onderneemt vervolgens een gedachten-experiment via de vraag: ‘Stel nu eens dat er in het Hebreeuws een aan sin verwant woord heeft bestaan, dat het vrouwelijk geslachtsdeel aanduidde? En stel nu eens dat preutse rabbi’s daar later, door toevoeging van de ‘juiste’ klinkertekens, sjon van gemaakt hebben, zodat het ‘navel’ werd?’ Deze veronderstelling is minder gewaagd dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Er zijn namelijk meer argumenten voor deze lezing te vinden. Letterlijk staat in het Hooglied: ‘Je navel is een kom van de maan’ (figuur 123). In de meeste interpretaties ziet men die ‘maan’ als een metafoor voor de rondheid van die ‘kom’. Wat nu als de ‘maan’ als vruchtbaarheidssymbool gold? Als men dan bedenkt dat ‘drinken’ in Babylonische teksten vaak verwijst naar het bedrijven van de liefde, verklaart dat meteen dat de wijn niet mag ontbreken in de ‘navel’. De hamvraag blijft: welk lichaamsdeel wordt er nu precies bedoeld? Een antwoord hierop valt niet te geven. De ligt aan de aanpak en stijl van de onbekende dichter. Deze bedient zich van alle dichterlijke variaties en instrumenten die maar denkbaar zijn, vol suggestieve woorden en beelden. Het effect op de lezer is helder: deze leest de eerste betekenis maar denkt associatief meteen ook aan de andere betekenis. Aan welke van de twee betekenissen de lezer het eerst denkt, laat de geslepen vakman die de dichter nu eenmaal is… in het midden. Goede dichters werken in beelden en associaties, niet zozeer in heldere, trefzekere en eenduidige termen. Het Hooglied is een tour de force vol dubbel- en meerzinnige teksten. Juist daardoor zetten sommige passages de lezers aan hun fantasie de vrije loop te laten. Dat is wat fantasieën en hun makers ook willen: vrijuit rondfladderen. Hoogliederlijk!
101
102
mooi maken
mooi maken
Lichaamstaal
103
104
Lichaamstaal
mooi maken
Gepast op de tast ‘De tastzin is het eerlijkste zintuig; we kunnen zien zonder gezien te worden, horen zonder gehoord te worden, ruiken zonder geroken te worden, maar we kunnen niet aanraken zonder zelf aangeraakt te worden,’ aldus antropoloog Sjaak van der Geest. Iedere aanraking heeft een wederkerig karakter. De huid, ons grootste orgaan, is eigenlijk een en al zintuig. Receptoren detecteren in de huid aanraking, druk, trilling, temperatuur en pijn, zetten deze om in zenuwsignalen die richting hersenen gaan. Tastreceptoren bevinden zich overal op het lichaam. De meest voorkomende zijn vrije zenuweinden die ook pijn, druk en temperatuur waarnemen. Andere tastreceptoren zijn de lichaampjes van Merkel en Meissner die lichte aanraking waarnemen, en de lichaampjes van Pacini die diepe druk en trilling opsporen. Tast en pijn zijn vitale functies. Je kunt niet zonder (figuur 125). Er is een ziekte die dat duidelijk maakt: hereditaire sensorische en autonome neuropathie (HSAN), een aangeboren aandoening waarbij de dunne zenuwvezels die pijn geleiden ontbreken. Patiënten met deze aandoening leven hooguit twintig tot dertig jaar. Zij lopen zodanige beschadigingen op dat zij uiteindelijk niet overleven. Een soort ernstige lepra vanaf de geboorte. De functie van de zenuwen die verantwoordelijk zijn voor het voelen van zachte aanrakingen, is moeilijk apart te onderzoeken, omdat iedere aanraking van de huid ook de gewone, snel geleidende tastzenuwen activeert. De NRC van 31-7-2002 haalt op de voorpagina een artikel aan uit Nature Neuroscience waarin Zweedse en Canadese neurologen een 54-jarige patiënte presenteren bij wie 23 jaar geleden door een acute ziekte de gewone tastzintuigen waren uitgeschakeld. Als er met een kwastje over haar arm werd gestreken, kon ze dat wel voelen en gaf ze aan dat ze dat ‘prettig’ vond, maar ze kon het moeilijk lokaliseren en de richting van de beweging niet duiden. De zenuwen die hiervoor verantwoordelijk zijn, zijn langzaam geleidende, ongemyeliniseerde zenuwen die reageren op aanraking van behaarde huid. Ze zijn verbonden met het limbische, emotionele systeem in de hersenen. Men vermoedt dat deze ‘gevoelige’ zenuwen een belangrijke rol spelen bij allerlei emotionele processen, zowel bij hechtingsprocessen van kleine kinderen als bij seksuele opwinding.
Paplepel
Het aanraken wordt ons met de moederborst ingegoten. Van alle zintuigen ontwikkelt een baby de tastzin als eerste (figuur 128). Voor het jonge kind is aanraken een belangrijke manier om de wereld te leren kennen. Het dagelijks taalgebruik laat eveneens zien hoe impliciet de huid in onze belevingswereld aanwezig is. Dermatopsycholoog John de Korte deed er onderzoek naar. Hij merkt op dat we er nauwelijks nog bij stilstaan dat woorden als ‘ge-voelen’, ‘be-grijpen’, ‘ge-raakt zijn’ en ‘con-tact’ naar tactiele ervaringen verwijzen. Een scala van zegswijzen duidt op de grote emotionele en sociale betekenis van de huid. Bijvoorbeeld in ‘iemand op de huid zitten’, ‘iemand de huid vol schelden’, ‘iemand tegen de haren instrijken’ en ‘zijn huid wagen’. De Korte vervolgt: ‘Aanraken en aaien is net als eten, drinken en slapen een eerste levensbehoefte voor een kind. Het kind beleeft de omgeving door aanraking van alles om zich heen en ontdekt zo ook dat de huid een lustorgaan is. Reeds op jonge leef-
Figuur 125 Tast en pijn zijn vitale functies. Je kunt niet zonder.
105
106
Lichaamstaal
Lichaamstaal
verschilde. Duitsers scoorden het hoogst: 85 procent gaf de munt terug. Daarna kwamen de Engelsen met 70 procent, de Fransen met 50 procent en de Italianen met 22 procent. Die score zegt mogelijk iets over de goede inborst van het desbetreffende volk, maar waarschijnlijk heeft het meer te maken met de betekenis die men in een land toekent aan aanraking.
‘Waar wacht je op?’ vraagt Lea. Op haar knie ligt een hand. Maar een hand op een knie is nog geen intimiteit. Twee
bladzijden verderop pakt ze de hand op en legt ze die op de knie van zijn eigenaar. De toon van dit boek over overspel
en pervers plezier is gezet. De volgende zin spreekt boekdelen: ‘Aan een hand op haar knie die daar blijft liggen, als
kaas op een kaasplank, heeft ze geen behoefte.’
Huid en haar, Arnon Grunberg, 2010
tijd beleven wij het intense lichamelijke genot van aanraken, aaien en omhelzen (figuur 127). Duimzuigen, strelen van het eigen lichaam, spelen met de genitaliën zijn vroege vormen van auto-erotiek en behoren tot de normale vroegkinderlijke ontwikkeling. Met de jaren neemt de betekenis van het huidcontact voor het kind geleidelijk af. Andere contact- en communicatievormen – zoals praten, horen en zien – krijgen dan de overhand. Maar het elkaar aanraken, zoals iemand een hand geven ter begroeting, een arm om iemand heen slaan of iemand langs de wang strijken, blijft een belangrijk element in het sociaal contact met anderen.
Figuur 126
Telefoonceltest
Het intense genot van
Hoe belangrijk is aanraking? In The definitive book of body language halen Allan en Barbara Pease een interessant experiment aan (figuur 126). In de zogenoemde telefoonceltest legden zij een munt op een richel in een telefooncel, verstopten zich achter een boom en wachtten tot een nietsvermoedende voorbijganger de telefooncel in zou gaan en de munt zou vinden. Wanneer dit gebeurde, benaderde een van de onderzoekers de betreffende persoon en vroeg: ‘Hebt u toevallig mijn munt gevonden in die telefooncel? Ik moet nog een telefoontje plegen!’ Slechts 23 procent van de betrokken personen bekende de munt te hebben gevonden en gaf hem terug. In het tweede deel van het onderzoek werd de munt weer in de telefooncel gelegd maar terwijl de onderzoekers de mensen aanspraken, raakten ze de mensen die de munt hadden gepakt eventjes aan – niet langer dan drie seconden – bij de elleboog en informeerden naar de munt. Deze keer bekende 68 procent van de mensen dat ze de munt hadden gepakt. Ze waren verbaasd en zeiden dingen als: ‘Ik keek net al rond om te zien wie de eigenaar was.’ Wat is de verklaring van dit fenomeen? Men veronderstelt dat het aanraken van de elleboog van een onbekend persoon – wat in de meeste landen niet gebruikelijk is – zoveel indruk maakt dat je daar als het ware kortstondig een band mee creëert. Dat verschilt overigens wel per land. Toen de onderzoekers dit Amerikaanse experiment in andere landen herhaalden, ontdekten ze dat het aantal keren dat ze de munt terugkregen van land tot land
Die conclusie wordt gesteund door onderzoek van Jourard en medewerkers. Zij registreerden in verschillende landen de frequentie van aanrakingen in cafés. Zij noteerden 220 aanrakingen per uur in Rome, 142 in Parijs, 25 in Sydney, vier in New York en geen enkele in Londen. Het lijkt er op dat je als je van Engelse of Duitse afkomst bent, anderen minder snel aan zult raken en dus eerder succes zult hebben met een elleboogaanraking.
De telefooncel is een plek waar veel zintuiglijke experimenten mee zijn verricht. Figuur 127 aanraken, aaien en omhelzen.
Figuur 128 Een moederborst kan op een gegeven moment ook te veel van het goede bevatten.
Experimenten met bibliothecarissen, caissières en serveersters leverden soortgelijke bevindingen op. Mensen die worden aangeraakt reageren daar meestal positief op. Met de elleboog- en handaanraking vangt een serveerster 36 procent meer fooi dan een serveerster die dat niet doet en ook mannelijke bedienden verhogen hun inkomsten met 22 procent. Het werd wel als negatief ervaren als iemand langer dan drie seconden aangeraakt werd, waarbij de betreffende persoon geschrokken naar de hand van de ander keek om te zien wat die hand daar uitspookte.
‘Waarvan bent u precies een kenner?’ had een professor haar die avond tijdens een staande receptie gevraagd,
terwijl hij schijnbaar terloops haar bovenarm aanraakte. Ze had het onprettig gevonden. De vraag en de aanraking.’
Huid en haar, Arnon Grunberg, 2010
Erotische functie
De erotische functie van de huid verklaart waarschijnlijk ook waarom er in de meeste culturen een taboe op huidcontact aanwezig is. Aanraking van lichaamsgebieden die met erotische gevoelens verbonden zijn, kan leiden tot seksuele opwinding. In de ene cultuur wordt deze sterker afgeweerd dan in de andere. Simon Kuper schreef in de Volkskrant van 21 mei 2011 over de verschillen op dit gebied tussen Fransen en Amerikanen. Fransen raken je graag aan; zij flirten met Jan en alleman, ook als ze iemand niet leuk vinden. Amerikanen daarentegen zul je niet gauw zien flirten; zij seksualiseren het openbare leven zelden. Er is slechts één gangbare aanraking
107
108
Lichaamstaal
in Amerika: de ‘hug’. Een hug vinden Europeanen vaak erg intiem lijken, maar schijn bedriegt: een echte Amerikaanse hug is heel strikt, nooit borst tegen borst, maar alleen schouder tegen schouder en vervolgens wrijf je elkaar over de rug om te bevestigen dat je vooral geen seksueel getinte bijbedoelingen hebt. Ook wij kennen zo onze grenzen (figuur 130). Vrienden kunnen wel vrijelijk de handen, de armen, de schouders of het bovendeel van het hoofd aanraken, maar het aanraken van de overige lichaamsgebieden leidt daarentegen meestal tot onlustgevoelens als irritatie, angst en schaamte. Deze gebieden zijn alleen toegankelijk voor de persoon zelf en voor de seksuele partner. In het vrijen mag de erotisch-seksuele opwinding volop gestimuleerd worden door het aaien, strelen en kussen van intieme lichaamsdelen. Maar zoals eerst alle erotische lust zich concentreert in het oog en de visuele prikkels tijdens het liefdesspel daarna worden opgeofferd aan de tast (de meeste mensen doen niet voor niets hun ogen dicht als ze vrijen), zo moet de tastzin het op zijn beurt afleggen tegen de orgastische roes die van de genitaliën uitgaat. Uiteindelijk zijn het de slijmvliezen die het winnen van de huid.
mooi maken
Figuur 129 “Ik kan niet genoeg krijgen van je huid. Als een blinde lees ik je met mijn vingers het stille verhaal van je oppervlak”.
Lectuur
Ik kan niet genoeg krijgen van je huid.
Als een blinde lees ik je met mijn vingers het stille verhaal van je oppervlak. In je ogen dreig ik te verzinken.
Op je huid bewandel ik alle wegen zonder mij van jou te verwijderen.
Soms keer je je behulpzaam op je buik.
Je rug is een lang hoofdstuk uit een boek. Ik spel je tepels, herlees je oren.
Ik laat je tenen op elkander rijmen.
Ik lees tussen de regels van je benen en blader in de atlas van je hals. Het is mij of mijn eigen vingers
je lichaam hebben uitgeschreven.
Eerst viel het mij als een klank te binnen,
toen lag het als een beeldspraak op mijn tong en nu herhaal ik wat ik heb gestameld in vloeiende bewoordingen.
Adriaan Morriën
Figuur 130 Mensen kennen hun grenzen. Vrienden kunnen bij elkaar, zonder wederzijdse schaamte, meestal vrijelijk de handen, de armen, de schouders of het bovendeel van het hoofd aanraken.
109
110
Lichaamstaal
Lichaamstaal
Figuur 132 Ter voorbereiding op de confrontatie met de andere sekse strekt het lichaam zich, komen de de borsten naar voren en wordt de buik ingetrokken. Die houding
Lijfspraak
verdwijnt weer als men elkaar is gepasseerd.
Iemand die bekend staat als koude kikker of koele minnaar, is niet alleen emotioneel maar ook fysiek wat koeler. De verklaring daarvoor luidt dat mensen met een onderkoeld temperament meestal meer gespannen zijn, waardoor er relatief minder bloed naar de huid en meer bloed naar de spieren gaat, ter voorbereiding op een ‘fight-flight(-freeze)’-reactie. Zou het waar zijn? Het tegenovergestelde is veel aannemelijker: bij de hartstochtelijke minnaar die brandt van verlangen en in vuur en vlam staat van een nieuwe liefde, staan alle bloedvaten en poriën in de huid wijd open. Die persoon is ook werkelijk verhit. Bij sommigen mensen, vooral vrouwen, is de opwinding die leidt tot temperatuurstijging, vaak goed te zien aan het coeur of de hals. Zij krijgen dan een roze gloed of rode vlekken, net als iemand met blozende wangen. De lichamelijke gesteldheid is dan als het ware een spiegel van de ziel.
Maskerade
Zoals de gesproken taal van cultuur tot cultuur verschilt, varieert ook de lichaamstaal per cultuur en individu. Al zijn er een paar universele basissignalen, zoals ja knikken, nee schudden, schouders ophalen en wenkbrauwen fronsen. Sommige gebaren hebben een uiteenlopende betekenis, zoals op het hoofd krabben. Dat kan duiden op zweten, roos, luis, vergeetachtigheid, verlegenheid, onzekerheid, nadenken of liegen. Net als gesproken taal bevat lichaamstaal overeenkomstige woorden met verschillende betekenissen (homoniemen) en verschillende woorden met overeenkomstige betekenissen (synoniemen). Vooral de handen en het gezicht zijn gebarenrijk. Denk echter niet dat men aan iemands gebaren ook meteen de achterliggende gedachten kan aflezen. De huid is vaker niet dan wel de spiegel van de ziel. Want de mimiek die men de omgeving voorspiegelt, toont zelden het ware gezicht. We hebben babyfaces, pokerfaces (figuur 133), feestgezichten, begrafenisgezichten, treingezichten, enzovoorts. En op de catwalk is het model liefst gezichtsloos (figuur 131). We oefenen een zorgvuldige discipline uit op de uitdrukking van ons gezicht en lichaam. We kammen ons haar, brengen make-up aan, scheren haren weg en zorgen dat we geen loopneus hebben. We glimlachen voortdurend, want onze glimlach is niet alleen een teken van plezier, tevredenheid of genoegen, maar ook een manier om ons handelen te verdedigen of ons te verontschuldigen. Vandaar dat we dat visitekaartje tevoorschijn halen als we in de trein naast iemand gaan zitten wanneer er geen andere plaats meer vrij is of als iemand tegen ons aan botst in een overvolle bus. Die glimlach zegt: ‘Sorry, ik wil u geen last bezorgen, neemt u mij niet kwalijk.’ Het is het masker dat wij voortdurend dragen. Het masker gaat verder dan de gelaatsspieren. We maskeren ons hele lichaam. Vrouwen zitten met hun benen tegen elkaar om geen seksuele signalen uit te zenden, vooral als zij korte rokken dragen. Mannen pakken hun geslachtsdelen in om niet te laten zien dat de zaak bungelt of per ongeluk is gaan staan. Vrouwen dragen beha’s om hun borsten op te krikken of brengen een ondoorzichtig plakband aan, waardoor
Figuur 131 Alleen op de catwalk.
zij met hangborsten ook naakt voor de dag kunnen komen. We lopen rechtop, houden onze buik in met riemen, korsetten en als het moet met spierkracht. Dat laatste is mooi te zien op het strand. Albert Scheflen, auteur van Body Language and the Social Order, nam allerlei fysiologische veranderingen waar bij mensen die wandelen langs de kustlijn. Hij merkte op dat de spieren zichtbaar oprekken als voorbereiding op een confrontatie met de andere sekse: het lichaam strekt zich, de borst komt naar voren, de buik wordt ingetrokken. De veranderingen zijn nog beter zichtbaar als man en vrouw elkaar zo dicht naderen dat oogcontact mogelijk is (figuur 132). Die houding verdwijnt weer als ze elkaar zijn gepasseerd. Het doet een beetje denken aan een fietser die een andere fietser heuvelopwaarts wil passeren; hij ‘kruipt’ langzaam naar de ander toe en gaat er dan in volle vaart voorbij (ook weer niet te hard, want dan valt het zo op), om dan twintig tot dertig meter verderop weer geleidelijk vaart te minderen.
Ze gelooft hem niet. Misschien is dat wat ze van hem wil. Door het masker heen prikken. Ze wil de onverstoorbaarheid van hem afpellen.
Huid en haar, Arnon Grunberg, 2010
Automobilisten vertonen soortgelijk gedrag. Die geven ook een peut extra bij het inhalen en nemen dan gas terug als ze er voorbij zijn. Als ze dan één minuut later weer worden ingehaald door de automobilist die ze kort
111
112
Lichaamstaal
Lichaamstaal
Figuur 134 Hond en baas gaan steeds meer op elkaar lijken naarmate ze ouder worden. Daarbij moet men wel bedenken dat veel mensen on-
daarvoor passeerden, komt dat omdat ze dan weer met andere dingen bezig zijn. De auto is namelijk ook weer juist de plek waar het masker nog eens wordt afgezet. In de auto zijn onze lichaamszones vergroot en vaak voelen we ons dan zo ontspannen dat het masker even af kan. En de inhalende medeweggebruiker krijgt dat iets van die naakte ziel te zien: iemand die onbekommerd uitgebreid in zijn neus zit te wroeten of luidkeels meezingt met muziek.
bewust een dier kiezen dat uiterlijk al veel op hen lijkt.
Ja is prima, nee is ook goed, dat is veelal zijn houding ten opzichte van de medemens, en zijns inziens de weg naar het grootste geluk, maar er zijn vrouwen die menen dat er iets mysterieus achter zit, een vulkaan, is het niet een die op uitbarsten staat dan toch op zijn minst een slapende.
Huid en haar, Arnon Grunberg, 2010
Dokters die daten
Spelen deze fenomenen ook in de spreekkamer? Hebben arts en patiënt ook maskers op als zij elkaar tegemoet treden? Elk consult tussen dokter en patiënt is een ontmoeting of, in moderner jargon: een ‘date’. Beiden tasten elkaar af in woord, gebaar en lichaamstaal. ‘Tunen’ is een vereiste en dat ‘tunen’ gebeurt in de regel door de arts. Is het te voorspellen of de arts-patiëntrelatie een langdurig succes wordt? Inzicht in een mogelijk instrumentarium biedt psychologisch onderzoek naar de succesfactoren van echte ‘dates’. Uit onderzoek naar synchrone lichaamstaal is gebleken dat mensen die vergelijkbare emoties voelen en soortgelijke ideeën en opvattingen hebben, ook hun gedrag, lichaamshouding en gebaren op elkaar afstemmen. Dit zogenoemde spiegelgedrag is een belangrijke manier om de ander te laten zien dat men geestelijk op dezelfde golflengte zit. Dat reikt veel verder dan het vrijwel gelijktijdig menstrueren van meisjes op Engelse kostscholen. Spiegelgedrag zorgt ervoor dat de ander zich op zijn gemak voelt. Daarmee zeg je tegen de ander: ‘We begrijpen elkaar; we hebben een band.’ Uit onderzoek met in slow motion afgespeelde video-opnames komt naar voren dat niet alleen het gapen, maar ook het knipperen met de ogen, het bewegen van de neusvleugels, het optrekken van de wenkbrauwen en zelfs het verwijden van de pupillen vaak synchroon verlopen. Mensen die lange tijd met elkaar omgaan en het samen prettig hebben, beginnen op den duur dan ook steeds meer op elkaar te lijken. Zoals ook de hond en de baas steeds meer op elkaar gaan lijken naarmate ze ouder worden, waarbij men dan wel moet bedenken dat veel mensen onbewust neigen te kiezen voor een dier dat uiterlijk al veel op hen lijkt (figuur 134). Het spiegelen van elkaars gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal is een wederkerig proces. Dat geldt ook voor de gewone huis-tuin-en-keukentaal. Naarmate mensen meer dezelfde woordsoorten gebruiken, vallen ze eerder op elkaar, zoals in het uitgeklede gedicht van Willem M. Roggeman. Met woordsoorten bedoelen wij het gebruiken van ongeveer evenveel lidwoorden, evenveel voorzetsels en evenveel persoonlijke voornaamwoorden. Een grote overeenkomst in het gebruik van deze woordgroepen voorspelt in hoge mate het
succes van een date, een succes dat bij nameting na drie maanden follow-up behouden blijft. Als de date is gelukt en de twee die elkaar aantrekkelijk vinden bij elkaar blijven, kan hun taalgebruik zelfs met elkaar vergroeien. Ook dat zie je dan terug in de manier waarop mensen hun hond aanspreken. Figuur 133 Pokerface
Dit alles opent een verrassend perspectief voor de arts-patiëntrelatie. In het kader van verplichte nascholing – of in hun vrije tijd – zouden artsen veel meer moeten daten! Het zou het contact met de patiënt ten goede komen. Dat Nederlandse dermatologen tijdens hun nascholing daten met assistenten, is in dit kader een bemoedigende ontwikkeling!
Hij weet niet wat hij moet zeggen. Mensen hebben fantasieën over elkaar, niet alleen seksuele, eigenlijk nauwelijks seksuele. Hij houdt de fantasie van anderen graag in leven. Bij voorkeur wil hij degene zijn die de ander in hem ziet. Waarom je afbeulen om te worden wie je bent, als je ook kunt worden wie de ander wil dat je bent? Alles binnen grenzen natuurlijk.
Huid en haar, Arnon Grunberg, 2010
113
114
Lichaamstaal
mooi maken
Lichaamstaal Ik teken een stoel
en je gaat erop zitten. Ik noem de naam van de zon en je knippert met je ogen.
Figuur 136
Ik roep iets naar de hemel
en je ontplooit je vleugels. Ik neem een foto van je
en je ogen houden de tijd vast.
Ik droom van een tafel
Ik sluip naar je slapend lichaam
Ik zeg het woord water
Ik lees een boek en op elke bladzijde
Ik bedenk iets over liefde
Ik vertel de dag luidop over jou
en je schuift bij om te eten.
en je spoelt er je mond mee.
en je glimlacht naar mij.
Ik wijs naar een onbeslapen bed en je onderdrukt een geeuw.
“Ik lees een boek en op elke bladzijde vormen de letters telkens jouw naam”. Reading Girl (1886), Theodor Roussel, Tate Gallery, Londen.
en raak gevangen in je ademhaling.
vormen de letters telkens jouw naam.
en jij verdwijnt stil in de nacht. (...)
Willem M. Roggeman
Figuur 135 Ik sluip naar je slapend lichaam en raak gevangen in je ademhaling.
115
116
mooi maken
Lichaamstaal
Zonegedrag Figuur 137 Als de omstandigheden daartoe dwingen, kunnen mensen elkaars lijfelijkheid kortdurend goed verdragen.
‘Het ideale consult is een strenge orde, een droom van afstand en aanraking, bedoeld om klaarheid te scheppen,’ zo begint Willem Jan Otten in zijn boek Ons mankeert niets het verhaal over een huisarts die zijn eigen emoties aftast op en over de grenzen van intimiteit. Freud waarschuwde zijn leerlingen voor fysieke intimiteit, nadat hij zelf was omhelsd door een vrouw die ontwaakte uit een hypnotische trance. Jung sloeg Freuds waarschuwing in de wind. Zijn liefdesrelatie met de eerste patiënte die hij in psycho-analyse had, zou hebben bijgedragen aan de dramatische breuk tussen Freud en Jung. In de cursus Distantie en betrokkenheid van de afdeling Medische Psychologie van het AMC leren medische studenten zich passend te bewegen in de catacomben van de arts-patiëntrelatie. Bij distantie horen beheersing, orde en respect. Betrokkenheid kenmerkt zich door een lichte aanraking, het tonen van gevoel, medeleven en kwetsbaarheid (figuur 137). Dichtbij of veraf, die botsende twee-eenheid, is diep in onze genen vastgelegd. In de natuur vinden we die afstanden terug onder de vlucht- en de vachtafstand.
Vluchtafstand
Yann Martel geeft de vluchtafstand een belangrijke rol in zijn roman Het leven van Pi. Hierin dobbert de hoofdpersoon samen met een tijger in een reddingsboot op de Stille Oceaan. Het is de minimale afstand die een dier tot een vermeende vijand wil bewaren. Die verschilt per diersoort en is afhankelijk van de tijd die het dier nodig heeft om veilig weg te komen. Ook het zintuig waarvan het dier zich bedient (herten luisteren, honden ruiken, katten kijken) en de situatie waarin het zich bevindt, spelen daarbij een rol. Een meeuw op een leeg strand gaat er vandoor, als men hem tot op twintig meter nadert, maar als zo’n meeuw op een snelweg met druk autoverkeer voedsel in de vorm van een dood konijn ziet liggen, kan die afstand hem noodlottig worden. Een Afrikaanse buffel laat een mens naderen tot vijfenzeventig meter – die heeft wel wat te vrezen – terwijl zijn Hollandse bonte neef rustig blijft staan ook als iemand hem tot op tien meter nabij komt. Er zijn zelfs koeien die zich laten aaien als een paard. De grootste vluchtafstand heeft een flamingo, zo’n 300 meter.. Als men dichter bij de flamingo komt, brengt dat een vluchtreactie teweeg die pas ophoudt als de vogel de driehonderdmeterzone heeft hersteld.
Vachtafstand
Tegenover de vluchtafstand staat wat wij de ‘vachtafstand’ noemen, de territoriale zone die mens en dier aanhouden in elkaars nabijheid. Het is, volgens Mark Mieras, de armlengte die bij mens en soortgelijke zoogdieren deze vachtafstand bepaalt. Op die afstand kunnen ze elkaar aanraken, aaien of vlooien maar zo nodig ook nog een klap geven.
117
118
Lichaamstaal
Lichaamstaal
Figuur 140 Als de heupen elkaar in de volle breedte raken, is dat bijna een vrijbrief voor een horizontale
In The definitive book of body language beschrijven Allan en Barbara Pease hoe een pas naar Australië geëmigreerd Italiaans echtpaar in een grensconflict verzeild raakt. Zij kregen een uitnodiging om lid te worden van een gezelligheidsvereniging in Sydney. Na een paar weken begonnen enkele vrouwelijke leden te klagen over ongewenste intimiteiten van de Italiaanse man, terwijl de mannelijke clubleden vonden dat zijn vrouw zich overdreven verleidelijk gedroeg. Italianen hebben een vachtafstand van slechts 25 cm of minder; zij maken daarbij meer oogcontact en raken hun gesprekspartner ook vaker aan dan Australiërs. Maar dit Italiaanse echtpaar was zich er niet van bewust dat ze daarmee binnen de 45 centimeter stonden die Australiërs onbewust als hun grens zien en een kleinere afstand als ongewenste intimiteit beschouwen. Wanneer culturen met verschillen in territoriale zones bij elkaar komen, kan dat makkelijk tot misverstanden leiden.
omhelzing
Een ontmoeting tussen Japanners en Amerikanen op een internationale conferentie levert een bizar tafereel op. De Amerikaan houdt zijn gesprekspartners op 45 tot 125 centimeter afstand, de Japanner zit op 25 centimeter. Elke keer dat de Japanner naar voren komt, doet de Amerikaan een stapje achteruit. Versneld afgespeeld als een videofilm, geeft dat een soort Bert-Haanstra-effect te zien van een langzaam walsende meute met Amerikanen die zich laten leiden door Japanners.
Intieme zone
Iemand die de vachtafstand verkleint en daarmee de intieme zone van de andere sekse binnentreedt, komt snel opdringerig over, maar in wezen is dat een uiting van kwetsbaarheid. Men laat zien belangstelling te hebben voor de ander, een belangstelling die verder reikt dan een beleefde conversatie of een gezellige babbel. Als de ander echter op een andere golflengte zit en geen prijs stelt op deze avances, zal deze achteroverleunen in een poging de territoriale zone te vergroten. Worden de avances wel geaccepteerd en gaat de ander niet achteruit, dan nodigt men de indringer daarmee uit een volgende stap te zetten, die bij doortastend optreden beiderzijds zelfs kan uitmonden in zoenen. De koosafstand is dan stilzwijgend overgegaan in kusafstand (figuur 141). Meestal loopt het niet zo’n vaart en gaan er nog allerlei rituele bewegingen aan vooraf. Men danst als het ware om elkaar heen. Een vrouw die in een man geïnteresseerd is, zal heel even zijn intieme zone binnengaan, om er meteen weer uit te stappen. Als hij haar ook leuk vindt, zal hij zich hierna vrij voelen om bij een volgende gelegenheid even de temperatuur van haar territoriale water te voelen. Zo tasten de meeste mensen bij elkaar voortdurend hun territorium af (figuur 138 en 139). Ook de afstand die twee mensen tussen hun onderlijven bewaren tijdens een omhelzing, zegt veel over hun bedoelingen. In het dagelijkse sociale verkeer zit daar normaal 15 cm tussen. Als de heupen elkaar in de volle breedte raken, is dat bijna een vrijbrief voor een horizontale omhelzing (figuur 140), waarvoor men dan een bed zoekt. Een bed is een plek die door zijn beperkte ruimte en gebrek aan kleren en licht nog meer intimiteit oproept. Mensen die zonder bijbedoelingen bij elkaar in bed stappen – wat overigens niet vaak gebeurt – moeten zich ervan bewust zijn dat de kans op grensverlegging van koos- in keesafstand niet ondenkbeeldig is.
Figuur 138 Als de vachtafstand kleiner wordt, komt men in de intieme zone terecht. Figuur 139 Man die de in figuur 127 getoonde handvaardigheden oefent op model.
Gepaste afstand
In de roman De rationalist laat Warwick Collins zien hoe lastig het is om de grens te bewaken in het artspatiëntcontact. Huisarts Silas Grange accepteert een uitnodiging Celia Quill voor een tea. Van meet af aan zijn hun ontmoetingen, hoewel die plaatsvinden onder een luifel van achttiende-eeuwse vormelijkheid, doordrenkt van hunkeringen. Celia Quill roept zijn hulp in. Tegen de conventies in verzoekt zij hem haar te helpen zich te ‘ontplooien’, welk werkwoord staat voor seksueel ontplooien, waar zij als weduwe tekort komt. Zij zoekt iemand ‘wiens geest zuiver is waar het zijn intentie betreft te behagen, die niet verovert om te roven’. Grange is overdonderd, en mompelt woorden over zijn reputatie die hij niet terzijde kan schuiven, omdat die reputatie ‘gekoppeld is aan het vertrouwen van anderen’. Celia Quill lacht: ‘U zou het zwakke geslacht niet uitbuiten, maar de vrouwen helpen bij hun ontplooiing. Waar is een kwaad geweten voor nodig?’ Tijdens volgende bezoekjes haalt Celia Quill de touwtjes aan. Grange sputtert tegen waar hij maar kan: ‘Ik wil alleen maar zeggen dat ik in aangelegenheden die het hart betreffen, ongeïnspireerd ben, ik voel een soort drempel…’ Celia meent dat drempels gemaakt zijn om te overschrijden, waarna Grange antwoordt: ‘Mijn drempel zit van binnen, mevrouw. En het is mijn eigen keuze’.
119
120
Lichaamstaal
Lichaamstaal
Handindrukken
Silas Grange bezwijkt aan zijn lusten die hem zelfs in het bed van Celia’s dochter doen belanden. Zijn verdediging – zich overgeven aan de dagelijkse beslommeringen van het doktersvak – helpt niet meer. Er is een ander middelpunt in zijn leven ontstaan: de dames Quill. Later, pas veel later – als hij de dood nauwelijks is ontkomen en Celia Quill allang weer vertrokken is – zal hem haar dubbelrol duidelijk voor ogen staan.
Hoe goed kennen we onze eigen handen? Zoals wij iets door en door kennen in de uitdrukking: ‘Die ken ik als mijn broekzak’, zo zeggen de Engelsen ‘Die ken ik als de rug van mijn eigen hand’. Maar hoe bekend zijn we met de eigen handrug? Uit onderzoek blijkt dat nog geen vijf procent van de mensen de eigen handrug op een foto herkent. Dat geldt overigens voor meer delen van het lichaam. In een proef creëerde men de illusie dat mensen, bij binnenkomst van een hotel, aan de andere kant van de lobby ook iemand zagen binnentreden. In werkelijkheid was dat het eigen spiegelbeeld waarbij het gezicht van de ‘ander’ onzichtbaar bleef door laaghangende planten aan het plafond. Men zag dus het eigen onderlijf tot aan schouderhoogte. Iedere binnenkomer werd gedurende 5-6 seconden geconfronteerd met het eigen spiegelbeeld (figuur 142), voordat men linksaf sloeg naar de receptie. Op de vraag of ze de ander hadden herkend, antwoordde 85 procent van de mannen ontkennend en 42 procent van de vrouwen. Bovendien meldde 30 procent van de ontkennende vrouwen dat de ‘ander’ hun wel ‘bekend’ voorkwam. Wat kennen we ons ‘lijf’ dus eigenlijk slecht. Vooral mannen. Geen wonder dat de herkenning van anderen nog meer moeite kost. Zeker als we enkel afgaan op indrukken.
Meer of minder dichtbij
De grenzen in het contact tussen arts en patiënt zijn onderhevig aan tijdgebonden en culturele omstandigheden. Zo is het in Nederland in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland niet gebruikelijk dat gynaecologen borstonderzoek verrichten. Diagnostiek van mamma-afwijkingen behoort in ons land tot het terrein van de huisarts, de chirurg en de radiodiagnost. Een gynaecoloog die zonder uitleg de borsten van een patiënte onderzoekt, kan er op rekenen dat dit wantrouwen oproept. Wie van gewoontes afwijkt, vertoont al gauw grensoverschrijdend gedrag. Een in distantie en betrokkenheid geschoolde arts die bij een patiënt op bed gaat zitten om een vertrouwelijke situatie te creëren, dient zich ervan bewust te zijn dat dit bij een ‘ongeschoolde’ patiënt ook andersoortige gevoelens kan oproepen dan bezorgdheid en troost.
Figuur 141 Aan de kust is de kusafstand meestal kleiner dan elders.
Op de hand herkennen
Ze tilt haar zoon op, ze knuffelt hem.
‘Niet in mijn borsten knijpen,’ zegt ze. ‘Hoe vaak heb ik je dat niet al gezegd? Je mag niet in mijn borsten knijpen. Je mag niet in iemands borsten knijpen, ook niet in de mijne.’
Misschien moet ze daar met iemand over praten. Dat hij altijd aan haar borsten wil zitten. Ze heeft het aan een
andere moeder gevraagd. ‘Zit jouw zoon ook altijd aan je borsten?’ ‘Nee, alleen mijn man,’ had de moeder geantwoord, ‘en die eigenlijk ook nauwelijks meer.’
Huid en haar, Arnon Grunberg, 2010
Zorgvuldigheid op dit gebied is van belang, vooral omdat er in het arts-patiëntcontact sprake is van een ongelijke machtsverhouding. Dat impliceert gepaste afstand. Als die beheersing eigen en vanzelfsprekend is, lijkt een arts zich paradoxaal genoeg meer nabijheid te kunnen permitteren. Of om met de Engelse dichter John Donne te spreken: ‘Licence my moving hands, and let them go Before, behind, between, above, below.’
Figuur 142 Geconfronteerd met het eigen spiegelbeeld.
Dat handen een belangrijk lichaamsdeel zijn, ook in het menselijk verkeer, zal niemand betwisten (figuur 144 en 145). Daarvan zijn de meeste mensen zich niet bewust. Neem de proef op de som: acteer als blinde en loop door de eigen woning. De weg is snel gevonden, maar alleen dankzij de handen. Vroeger schakelde men een tegenstander uit door hem de ogen uit te steken en de handen af te hakken. Leprapatiënten kennen die combinatie van nature. Men was dan daadwerkelijk geheel onthand en afhankelijk van anderen. Bij het herkennen van een voorwerp in de hand zonder het te zien, zijn vele sensoren betrokken. Het op die manier ruimtelijk herkennen van een voorwerp, heet stereognosie. Hierbij komen vrij veel verschillende gevoelsaspecten aan de orde: de aard van het oppervlak herkent men met de tastzin; door het warmtegeleidingsvermogen van het materiaal kan men met de temperatuurzin iets zeggen over het soort materiaal (hout, steen, metaal, rubber); ook de drukzin in de huid draagt bij aan de herkenning van het materiaal; met de gewrichtszin – door de stand van de gewrichten – schat men de grootte van het voorwerp; en met de spierzin (door het op te tillen) krijgt men een inschatting van het gewicht (figuur 147). Er lopen meer verbindingen van de hersenen naar de handen dan naar enig ander lichaamsdeel. Vrijwel niemand denkt na over het eigen handgedrag. Toch bungelen ze slechts zelden. Vaak zijn ze ongemerkt met iets bezig. Aan een oor of neus wrijven, even door het haar strijken. Bij mannen zitten de handen verdacht vaak in de buurt van hun kruis. Omdat in die contreien ook vaak een sleutelbos of een portemonnee zit, komen zij daar dan gemakkelijk ‘mee weg’.
121
122
mooi maken
Lichaamstaal
Figuur 143 Liefde als koorts van de ogen en hallucinatie van de handen.
Huid- en handcontact
Volwassenen ‘tasten’ in het sociale verkeer elkaar af met woorden en ogen. Het sociale huidcontact blijft voornamelijk beperkt tot het schudden van handen, het zoenen bij een ontmoeting of het omhelzen bij afscheid. Bij diverse gelegenheden krijgt dat contact meer uitbundigheid zoals op een huwelijksfeest, bij het behalen van een kampioenschap, het vieren van een verjaardag of bij een ernstig ongeval of overlijden. Woorden schieten dan tekort en veelal legitimeert dat troostrijk of liefdevol huidcontact. Men zegt wel dat liefde een koorts is van de ogen en een hallucinatie van de handen (figuur 143) Maar in de hiërarchie van de zintuigen staat de tast toch boven de visus (en onder de reuk!). Mensen doen niet voor niets hun ogen dicht als ze zoenen. De handdruk is in de westerse wereld bij een eerste ontmoeting de meest voorkomende vorm van huidcontact. Het is wellicht een overblijfsel uit een ver verleden, uit de tijd dat men elkaar met gestrekte armen en open handpalmen tegemoet trad om te tonen geen wapens te dragen. Alleen in strenge moslimlanden is het geven van een hand aan een vrouw taboe. Zelfs in landen als Japan, waar de buiging de traditionele begroetingswijze is, of in Thailand waar de begroeting aan ons bidden doet denken, is de handdruk inmiddels volledig ingeburgerd. Bij een zakelijke ontmoeting schudt men handen bij aankomst en vertrek. Het sluiten van een deal krijgt bekrachtiging via een handdruk. Een handdruk bezegelt ook een prijsuitreiking op een podium of een ontmoeting tussen twee wereldleiders (figuur 148). John F. Kennedy was de eerste die intuïtief (er was toen nog maar weinig bekend over lichaamstaal) aanvoelde hoe je bij een handdruk het beste op de foto staat. Hij zorgde er altijd voor dat hij links op de foto kwam, wat hem een dominante handdruk bezorgde. Er zullen niet veel mensen
Figuur 144 Handen en voeten beschermen kwetsbare bilhuid tegen een overmaat aan zonlicht. Figuur 145 Handen zijn een belangrijk lichaamsdeel in het menselijk verkeer.
123
124
Lichaamstaal
Lichaamstaal
zijn die zich hier dagelijks mee bezighouden. Zij denken eerder aan het besmettingsgevaar dat in de handdruk schuilt, beducht voor mensen die verkouden zijn.
Figuur 146
Figuur 148
De uitgestoken hand
‘Heus, ik doe niks.’
Handoplegging
van de arst als hij een
(foto life-news.com)
patiënt begroet.
Toch is er veel hardnekkigheid in het geloof dat niet de handen maar de mond de overbrenger is van het verkoudheidsvirus. Er zijn veel verklaringen voor persistentie van dwaalgeloof. Een daarvan is de aanstekelijkheid daarvan. In die zin hebben dergelijke besmettelijke gedachten veel weg van een virusinfectie. Zo publiceerde NRC Handelsblad enkele jaren geleden de resultaten van een opinieonderzoek, uitgevoerd door de Nederlandse Vereniging voor Statistiek. Aan 813 personen van 18 jaar en ouder werd gevraagd of ze geloof hechten aan zaken als grafologie, wichelroedelopen, genezing door handoplegging, telepathie en voorspellende dromen. Tussen de 30 en 45 procent van de ondervraagden antwoordde positief, alleen de dromen scoorden iets lager met ruim 20 procent. Deze percentages gaven de groepen sterke gelovers weer. Daarnaast was er nog een groep matige gelovers van bijna 20 procent.
Figuur 149 Figuur 147
Handen hebben bij
Liftscène waarbij de
voetballers ook nog an-
verkennende hand van
dere functies, dan shirtje
de vrouw bijdraagt aan
trekken. (foto zoom.nl)
de elevatie van haar opponent.
De handdruk tussen arts en patiënt
De handdruk is ook het gebruikelijke ritueel als arts en patiënt elkaar ontmoeten (figuur 146). Bij het afscheid herhaalt zich dit dan weer. Een arts moet dit ritueel goed beheersen. De handdruk mag niet te ferm, maar ook niet te slap zijn. Een harde handdruk drukt dominantie uit en is voor menig patiënt met gewrichtsklachten pijnlijk. Omdat gewrichtsklachten veelal onzichtbaar zijn, is de arts geleerd niet al te hard te knijpen. Maar ook niet te zacht. Een zachte handdruk komt weinig doortastend of zelfs onzeker over. De vuistregel: Oefen evenveel druk uit als de ander doet. Zo voelt men vrijwel meteen of er een discrepantie is tussen de eigen handdruk en die van de patiënt, en is aanpassing snel te realiseren. Het is een belangrijk ingrediënt voor het begin van een goede verstandhouding. De stand van de hand draagt hieraan bij. Een hand in verticale positie creëert gelijkwaardigheid en wederzijds respect. Blijf de ander daarbij recht in de ogen kijken. Want een handcontact zonder oogcontact heeft toch iets van een slappe of kleffe hand.
125
126
Lichaamstaal
mooi maken
Geurvertoon De reuk heeft een signalerende functie (figuur 150). Reuk berust op chemische prikkeling. Samen met de smaak en de tast- en temperatuurzin van de mond, bepaalt de reuk of iets geschikt is om als voedsel te dienen. De reuk is bij dit proeven minstens zo belangrijk als de smaak. Knijpt men bijvoorbeeld voordat men op wat uisnippers gaat kauwen, de neus dicht, dan proeft men op dat moment alleen zoetigheid en mist men de typische scherpe ‘smaak’ van ui. Dit geldt ook voor heel veel andere spijzen. De gasvormige reukstoffen passeren het reukepitheel overigens niet alleen door inademing via de neus, ze bereiken de reuksensoren ook vanuit de neus-keelholte. Met andere woorden: ook zonder te ademen ‘ruikt’ men toch nog wat smaakstoffen. De reuk kan ook waarschuwen voor dreigend gevaar in de omgeving, zoals een indringer met kwade bedoelingen. Maar daar zijn mensen, in tegenstelling tot vele dieren, niet goed toe in staat. De mens komt er wat dat betreft bekaaid vanaf. Het oppervlak van het reukepitheel dat boven in de neusholte ligt, is bij de mens bijvoorbeeld vijfmaal zo klein als bij een kat. De reuk moet het hebben van gasvormige vetoplosbare stoffen. Bij de smaak moeten de sensoren daarentegen door wateroplosbare stoffen geprikkeld kunnen worden. Vergeleken met de smaak die slechts over een paar kwaliteiten beschikt (zout, zuur, zoet, bitter), loopt het aantal reukgeuren tot in de duizenden. Vele onderzoekers hebben geprobeerd sensoren te vinden met specifieke reukkwaliteiten, maar al dat geneuzel heeft tot nu toe niets opgeleverd. Waarschijnlijk, zo stellen Bouman en Bernards, bestaat er een grote verscheidenheid aan receptoreiwitten, elk met een verschillende gevoeligheid voor een of enkele reukstoffen. Voor sommige stoffen, zoals methylmercaptaan dat in knoflook voorkomt, is de gevoeligheid zo groot dat men een paar moleculen van deze stof al kan ruiken. Methylmercaptaan wordt dan ook aan huisbrandgas toegevoegd om lekkages in leidingen snel te kunnen opsporen (figuur 151).
Reukzin
De reukzin is het oudste zintuig. Evolutionair gezien zijn de hersenen daaruit ontstaan. Uit embryonaal onderzoek blijkt het omgekeerde: zoals de penis en het scrotum uitstulpingen zijn van de huid waarin de testikels na de geboorte afdalen, zo beschouwen ‘ontogenetici’ de reukzin als een uitstulping van het brein dat tot boven in de neus is uitgegroeid. Geurimpulsen gaan rechtstreeks naar het reukcentrum in het limbisch systeem van de hersenen, zonder dat de cortex daar tussen zit en het signaal versterkt of verzwakt. Daar worden ook onze emoties verwerkt. Geen wonder dat een bijzondere geur dan ook de stemming beïnvloedt (figuur 154). De gelijkenis doortrekkend zijn de inwendige neus en vagina te beschouwen als instulpingen van de huid. De neusschelpen en de genitaliën zijn samen met de tepels bovendien de enige organen met erectiele eigenschappen. Behalve een uiterlijke analogie in anatomische zin zijn er ook aromatische verschijnselen die een relatie
Figuur 150 Vlees met okselgeur.
127
128
Lichaamstaal
Lichaamstaal
doen vermoeden. Als zowel de reukzin als de geurverspreiding van de geslachtsorganen niet of onvoldoende tot ontwikkeling komt, spreekt men van het olfacto-genitale syndroom, ook wel het syndroom van Kallmann genoemd naar de persoon die deze combinatie van afwijkingen als eerste beschreef.
Figuur 151
Figuur 153
Jan Miense Molenaer,
‘Wat ruikt het
De vijf zintuigen: De
hier naar vis.’
Nasale reflex-neurosen
ritshuis.
Naast een tekort aan reukvermogen en afscheiding is ook de omgekeerde relatie al heel lang bekend. Zo bevat de Ayurveda, het heilige boek van de Hindoes, een passage met seksuele opwinding als oorzaak van neusafscheiding. Rond de eeuwwisseling hebben verschillende wetenschappers aan de naso-genitale relatie een perverse betekenis toegekend. Freud baseerde hierop zijn behandeling met cocaïne, voor die tijd een revolutionaire therapie. Tot de neusaandoeningen die reflectoir door ziekten van het geslachtsapparaat kunnen worden veroorzaakt, behoorden in die tijd niet alleen de loopneus, maar ook nasale reflex-neurosen zoals astma en hooikoorts.
reuk, 1637 paneel. MauFiguur 154 Geen wonder dat een Figuur 152
bijzondere geur ook de
De neus van een varken,
stemming beïnvloedt.
die als een spons alle geuren tot zich neemt.
Feromonen
In de huidige medische leerboeken komt men de nasale reflex-neurose niet meer tegen. Toch is de relatie tussen neus en geslachtsorgaan niet geheel verlaten. Veel dieren verspreiden via hun excreta niet alleen kenmerkende lichaamsgeuren waarmee ze elkaar herkennen en hun territorium afgrenzen, maar zij produceren ook andere door de lucht dwarrelende stoffen waarmee ze elkaar signalen geven, vooral seksuele. Deze zogenoemde feromonen worden meestal niet als geur waargenomen, maar wel achterin in de neusgang gedetecteerd door een speciaal orgaantje, het vomeronasale orgaan (VNO). Zo is van het muskushert en de civetkat al heel lang bekend dat zij lokstoffen produceren die hun soortgenoten aanzetten tot ovulatie en baltsgedrag. Feromonen komen in de dierenwereld veel voor. Vooral van de kleinere soorten zoals slakken, teken en mijten is bekend dat ze zich ervan bedienen om over grote afstanden een partner te traceren of te waarschuwen.
‘Aan mij? Ruik je iets?’ vraagt Lea. ‘Ruik je iets vreemds? Ik ben vergeten deodorant op te doen.’
Ook de ‘dichter bij huis’ staande zoogdieren werken graag met feromonen als strooigoed bij hun partnerkeuze. Mannetjesvarkens (beren) scheiden bijvoorbeeld androstenon uit, ook wel ‘berengeur’ genoemd (figuur 152). Vrouwtjesvarkens (zeugen) die vruchtbaar zijn, ‘verstijven’ onmiddellijk. Bij varkens wordt zo’n halve liter sperma geproduceerd, dus het duurt even voordat alles is uitgewisseld. Voor een geslaagde depositie is de rigor sexualis van het vrouwtje minstens even belangrijk als de verstijving van het mannelijke lid.
Huid en haar, Arnon Grunberg, 2010
Menstruele synchronisatie
‘Ruik je iets?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Niets. Helemaal niets. Ik ruik niets, niets onaangenaams.
Geuren – of liever feromonen – spelen in het dierenrijk niet alleen een rol bij het vinden van de juiste partner
129
130
Lichaamstaal
en het tonen van paringsbereidheid, maar geven ook informatie over gemoedstoestand, mogelijke gevaren, de plaats van een voedselbron, territoriumafbakening en soort- en groepsidentificatie (figuur 150 en 154). In hoeverre dat allemaal nog opgaat voor de mens in de 21e eeuw, is nog onzeker, wel is duidelijk dat ook bij de mens feromonen een rol spelen in het seksueel verkeer. Een interessant verschijnsel in dat kader is de synchronisatie van de menstruatie (figuur 157). Dit fenomeen dat bij kuddedieren heel gebruikelijk is, wordt tegenwoordig voornamelijk toegeschreven aan feromonen. Bij vrouwen die dicht op elkaar leven, wonen en werken (kloosters, kostscholen, harems) blijken de menstruaties op den duur synchroon te verlopen. Dat was al langere tijd uit overlevering bekend, maar werd pas in 1971 door Martha McClintock wetenschappelijk aangetoond. Lange tijd had men daar geen goede verklaring voor, maar een kleine dertig jaar later (Stern, 1998) deed zij een experiment dat een antwoord gaf in de richting van feromonen. Zij verzamelde reukloze stoffen uit de oksels van vrouwen die in de folliculaire fase (na de menstruatie maar voor de eisprong) van de menstruatiecyclus waren en ook van vrouwen ten tijde van de eisprong. Zij bracht deze stoffen tweemaal per dag aan op de bovenlip van andere vrouwen gedurende twee menstruatiecycli en nam waar dat de stoffen uit de folliculaire fase de menstruatiecyclus verkortten en die van de periode rond de eisprong een verlenging teweegbrachten.
De ideale partner
Er zijn meerdere onderzoeken waaruit naar voren komt dat mensen niet alleen hun ogen als wegbereider de kost geven bij hun partnerkeuze, maar ook hun neus gebruiken om dit kronkelpad te verkennen (figuur 155). Vrij bekend is het onderzoek waarbij enkele telefooncellen in New York werden besprenkeld met mannelijke hormonen, waarna het belgedrag van mannen en vrouwen werd bestudeerd. Vrouwen hadden een duidelijke voorkeur voor de geurende cellen, terwijl mannen juist in de andere cellen gingen bellen. In een ander onderzoek werden vrijwilligers, allemaal mannen zonder vaste relatie, gevraagd twee opeenvolgende nachten in hetzelfde T-shirt te slapen (figuur 156). Daarna werden de shirts voorgelegd aan vrouwen met de vraag welke zij het lekkerste vonden ruiken. Nadat zij hun keuze hadden gemaakt, bekeken de onderzoekers wat de immunologische eigenschappen waren van de koppels die zich zo hadden gevormd. Dergelijke experimenten waren daarvoor al uitgebreid gedaan bij muizen. Net als bij de muizen bleek dat de MHC-genen van de virtuele koppels verder uit elkaar lagen dan wat je op grond van toeval mocht verwachten. Of anders gezegd: de vrouwen hadden gekozen voor mannen die immunologisch gezien relatief ver van hen afstonden. De hypothese daarbij is dat nakomelingen van dergelijke oudercombinaties, over betere erfelijke eigenschappen beschikken in relatie tot de afweer, dus een efficiënter wapenarsenaal hebben om binnendringende ziektekiemen en parasieten te lijf te gaan dan nakomelingen van andere oudercombinaties. Het gaat dus inteelt tegen. Of het allemaal waar is, valt te betwijfelen. Er zijn ook onderzoeken die dit resultaat tegenspreken, maar die worden nooit aangehaald. Bovendien zegt dit alles nog niet zoveel over het bestaan van feromonen bij de mens, want de definitie van feromonen is nu juist dat mensen die niet kunnen ruiken. Of feromonen werkelijk veel invloed hebben op lentedrift en heupgedrag van mensen, is dan ook nog steeds niet duidelijk. Wel staat vast,
Lichaamstaal
dat in de periode rond de ovulatie vrouwen meer bloot tonen. Simpele observaties leren dat ten aanzien van decolleté en rokzoom de grens tussen bedekt en onbedekt dan aanmerkelijk is verschoven in de richting van de navel. Een soort ‘progressie van de reukzoom’.
Figuur 157 Synchronisatie van de Figuur 155
menstruatie bij meisjes
Er zijn meerdere
die veelvuldig in elkaars
onderzoeken waaruit
nabijheid verkeren.
naar voren komt dat mensen niet alleen hun ogen als wegbereider de kost geven bij hun partnerkeuze.
Figuur 156 Ook koeien houden van geurende T-shirts.
131
132
Lichaamstaal
mooi maken
Machtstrijd De Amerikaanse schrijver en arts William Carlos Williams moest in beide rollen groeien. Hij werkte als arts in de geïndustrialiseerde omgeving van New Jersey. Het vak verschafte hem te weinig inkomen om zijn gezin hiervan te kunnen onderhouden, bezorgde hem een emotionele ballast, maar voorzag hem wel van basismateriaal voor zijn fictie: ‘And my ‘medicine’ was the thing that gained me entrance to ... [the] secret gardens of the self. It lay there, another world, in the self. (...) In illness, in the permission I as a physician have had to be present at deaths and births, at the tormented battles between daughter and diabolic mother, shattered by a gone brain – just there – for a split second – from one side or the other, it has fluttered before me for a moment.’
Doorgeefluik
In zijn vroege verhalen is de dokter niet meer dan een doorgeefluik voor dorpsroddels. In het late werk groeit de arts vaak uit tot hoofdpersoon en verteller. Centraal staat de wat tweeslachtige houding van de arts tegenover zijn patiënten - distantie versus betrokkenheid. In zijn autobiografie bestempelt Williams de praktijk ook als de voedingsbodem voor zijn werk, vanwege alle ervaringen die hij verfrissend achtte. Maar in zijn brieven staan talrijke fragmenten van een sensitieve Williams die spijt heeft dat het hem allemaal zoveel tijd kost, die walgt van de stupiditeit van zijn patiënten, de vuile huizen, hysterische ouders, koppige kinderen, en die zich o zo graag geheel aan het schrijven zou wijden. In het algemeen beschouwde hij de patiëntenzorg als een veldslag (figuur 158) of een wedstrijd: ‘Soms wint de thuisploeg, dan weer de bezoekers.’ En wat levert ‘winst’ op? ‘Maar ook al sla je de winnende bal, je moet toch ooit naar huis om te gaan eten. Dus wat maakt het uit? Het stadion blijft leeg tot de eerstvolgende wedstrijd, het volgende seizoen, dan wel de volgende bom.’ Het strijdelement zit in bijna ieder consult, waarbij de patiënt alles wil wat hij maar kan krijgen en de arts, met zijn verantwoordelijkheden jegens de samenleving, degene is die bepaalt wat de patiënt wel en niet krijgt (figuur 159). Williams kan mensen op twee manieren ‘behandelen’: in de eerste plaats de patiënt in de spreekkamer en vervolgens als personage in zijn fictie. In zijn poëzie en proza brengt hij de figuren tot leven; daar ligt zijn hart, ver weg van de grote wereld. In zo’n vijftig verhalen verwerkte hij zijn ervaringen als arts. Zijn meest beroemde medische verhaal is slechts vijf pagina’s lang: The use of force. In dat ultrakorte verhaal is een dokter-verteller aan het woord. Hij krijgt een telefoontje dat hij een ziek kind, Mathilda, moet zien. Zij ademt snel en heeft hoge koorts. De dokter wil difterie uitsluiten en haar keel inspecteren (hoewel ze beweert geen keelpijn te hebben). Mathilda weigert haar mond open te doen en wijst daarmee zijn hulp van de hand. Sterker nog: als een kat slaat ze haar klauwen uit en slaat de bril van zijn neus. Hij wordt nu woedend en wil het kind zelfs slaan: ‘Toen begon het gevecht. Ik moest het doen. Ik moest een keelkweek hebben omwille van haarzelf.’ In zijn razernij dringt de dokter zijn hulp op. De houten spatel versplintert tussen de kiezen van het kind. Met een gewone keukenlepel lukt het vervolgens wel. Einde verhaal.
Figuur 158 In het algemeen beschouwde hij de patiëntenzorg als een veldslag of een wedstrijd. Figuur 159 Het strijdelement zit in bijna ieder consult, waarbij de patiënt alles wil wat hij maar kan krijgen en de arts, met zijn verantwoordelijkheden jegens de samenleving, degene is die bepaalt wat de patiënt wel en niet krijgt.
133
134
mooi maken
Lichaamstaal
Machtsmisbruik
Het verhaal laat verschillende oordelen of interpretaties toe, zegt Currier Bell. De eerste is dat de dokter zijn macht misbruikt. Door zijn optreden schaadt hij de meest fundamentele rechten van de mens, diens integriteit. Hij zou anders hebben kunnen handelen en had dat moeten doen. In die lezing betreurt de dokter naderhand zijn handelwijze. De lezer veroordeelt de dokter vanwege een morele - niet fysieke - schending van Mathilda. In de tweede interpretatie staan de menselijk aspecten van de dokter centraal. Hij weet wat hij moet doen en daarom legt hij het kind zijn wil op (figuur 160). Hij beseft dat hij ‘fout’ is, maar hij weet dat deze fout een hogere rechtvaardiging kent. In haar derde variant wil Currier Bell de machtsongelijkheid in de ouder-kindrelatie zien en zelfs met een freudiaans sausje larderen. Over al deze interpretaties heen, ligt als het ware de vraag: Waarom wordt iemand arts? Waarom zou iemand levens willen redden? Wat is de drijfveer voor zijn altruïsme?
Figuur 160 Kinderen zijn meestal niet blij als een dokter (in witte jas en met handschoenen!) hen aanraakt. Figuur 161 De status van de dokter is nagenoeg onaantastbaar.
Alle interpretaties betreffen ethische kwesties. Ook op de laatste, overkoepelende vraag – wellicht de meest interessante – zijn verschillende antwoorden mogelijk. Er kunnen persoonlijke motieven aan ten grondslag liggen: in die optiek is geneeskunde een intellectuele uitdaging waarbij de drijfveer nieuwsgierigheid is en het antwoord uiteindelijk voldoening schenkt. Sociale motieven kunnen een rol spelen met als centrale motieven geborgenheid of zekerheid en erkenning of status. Dit type arts heeft redderfantasieën: ‘Ik kies ervoor een leven te redden omdat ikzelf, mijn omgeving of de maatschappij dat vraagt.’ Ten slotte kunnen spirituele motieven (zoals roeping, geloof) aan de orde zijn: ‘Ik wens levens te redden of uit liefde of mededogen met de mensheid.’ Het verhaal van Williams behandelt in feite alle drie de uitgangspunten om ze vervolgens van de hand te wijzen, zo meent Currier Bell: liefdadigheid is niet aan de orde, Mathilda wijst hulp van de hand en de strijd van de arts met Mathilda levert hem niets op. De dokter blijft namelijk met een kater achter, zo meent zij. Williams’ novelle is volgens de auteur klassiek vanwege ‘its unsentimental rejection of pieties about purpose’ en zij denkt vervolgens een verrassend antwoord te geven: het uiteindelijk motief is ‘to impose will’. Niet alleen de macht van de ene mens over de andere, maar – in symbolische zin – tevens de menselijke macht over de natuur (zij onderbouwt dit door te wijzen op de dierlijke metaforen in de tekst: de dokter noemt Mathilda niet alleen een ‘aap’ maar zelfs een ‘vaars’). Hoewel ‘macht’ inderdaad centraal staat, lijkt die redenering toch wat kort door de bocht. Blijkbaar beseft Currier Bell onvoldoende dat dit machtsmotief valt in de categorie `sociale voldoening’: `Lukt het mij om bij een kind dat weigert haar mond open te doen (figuur 163), toch een keelkweek te verkrijgen voor onderzoek op difterie. Het antwoord is `ja’: met behulp van een lepel en krachtig duwen op de kaken waarbij het wangslijmvlies tussen haar tanden wordt geduwd. Dokters zijn winnaars (figuur 161).
Grensoverschrijdingen
Iedere relatie kan getypeerd worden door (on)gelijkheid en strijd. De arts-patiëntrelatie is van oudsher gebrandmerkt door ongelijkheid in opleiding, status en afhankelijkheid. In de wereld der gezonden zijn mensen heer en
135
136
Lichaamstaal
meester over hun eigen bestaan, maar in de wereld der zieken moeten zij de macht delen met artsen, want de patiënt is slechts in theorie autonoom. Waar twee vorsten heersen, kunnen conflicten niet uitblijven. De dokter speeltje landje-pik en zegt: ‘het is mijn praktijk, mijn spreekkamer, mijn assistente, mijn vak en – om er nog een schepje bovenop te doen – het zijn mijn patiënten’. Wat stelt de patiënt daar tegenover? Ook een arsenaal van rechten: ‘het is mijn lijf, mijn ziekte en u bent mijn dokter.’ Territoriumdrift leidt tot grensconflicten en grensoverschrijdingen. Vijftig jaar geleden zouden weinig mensen moeite hebben met de handelwijze van dr. Williams, maar tegenwoordig ziet men dit toch anders. Vroeger werden kinderen stevig vastgehouden door verpleegkundigen of door hun eigen ouders als de dokter met een naald in de huid zocht naar een bloedvat voor een infuus. Men deinsde er niet voor terug de arm of de voet te fixeren en desnoods met drie man bovenop het kind te gaan liggen om de ingreep mogelijk te maken. ‘Doet maar even pijn’, klonk het dan weinig troostrijk voor het kind. Het inbrengen van een infuus of katheter, het maken van een snee of het nemen van een biopt is een aantasting van de integriteit van het lichaam. Gelukkig gaat dat nu allemaal met verdoving. Vroeger, toen er geen narcose was, werden de meest vreselijke ingrepen gedaan (amputaties van benen, keizersnedes) door de slachtoffers bewusteloos te slaan, dan wel te drogeren met alcohol, of liever gewoon stevig vast te houden en te zeggen ‘even tanden op elkaar’.
Taal van het lichaam
Het thema van schending van de huid als fragiele scheidingswand tussen het innerlijk en de buitenwereld heeft niet alleen artsen, filosofen en ethici beziggehouden, maar ook kunstenaars. Zoals de Italianen Lucio
Lichaamstaal
Figuur 162
Figuur 164
Iedere relatie kan gety-
Werk van Lucio
peerd worden door (on)
Fontana met de voor
gelijkheid en strijd.
zijn werk kenmerkende snedes in het doek.
Figuur 163 `Lukt het mij om bij een
Figuur 165
kind dat weigert haar
Voor de chirurg is de
mond open te doen.’
huid wat het doek is voor de kunstenaar. Maar waar de kunstenaar streeft naar zichtbaar vertoon, probeert de chirurg zo min mogelijk sporen achter te laten.
Fontana (1899-1968) en Alberto Burri (1915-1994). We kunnen hun werk opvatten als voorstellingen van de huid, het membraan tussen interieur en exterieur waarvan de integriteit op een gewelddadige manier is geschonden. Van Lucio Fontana bezit vrijwel elk zichzelf respecterend museum wel een werk. Zijn werk is uiterst herkenbaar, want zijn ‘watermerk’ waren diep sneden (tagli) in zijn schilderijen. Daarbij ging hij uiterst geconcentreerd te werk. Hij kon soms wel een uur staren naar een doek, vooraleer hij met een stanleymes het doek open kerfde. Van één tot soms wel vijftien snedes. Hij sprak zelf overigens niet van schilderijen maar van ‘ruimtelijke gedachten of plannen’ (concetti spaziali). De gaten en inkervingen in Fontana’s doeken lijken op kogelinslagen en messteken (figuur 164 en 165). Alberto Burri kende de ‘taal van het lichaam’ nog beter: hij studeerde medicijnen, werkte een tijd als militair arts in Afrika en was zelfs een tijdlang krijgsgevangene. Na die ervaring ging het roer radicaal om. Roem is voor artsen – zeker in de spreekkamer – slechts zelden weggelegd: die roem kreeg Burri wel als kunstenaar. Hij gebruikte kwetsbare en afgeschreven natuurlijke materialen die hij fysiek te lijf ging. Fameus en indringend in het werk van Burri zijn de lagen gekleurd plastic die met de snijbrander zijn bewerkt. Dat werk heeft zo mogelijk nog gruwelijker connotaties dan het werk van Fontana: brandwonden, littekens, verminkingen. Klassieke kunstkenners gruwen van dit soort modernistische werken: ze zien het snijden en branden niet als een kunstwerk, maar als een verkrachting daarvan. Die connotatie geeft deze werken een extra luguber karakter. Toch is de associatie met verkrachting niet onterecht. Het snijden in de huid door artsen is in wezen een penetratie die doet denken aan verkrachting. Al is de intentie goed – een arts wil helpen en genezen: het blijft au fond een schending van de integriteit van het lichaam. Als weinig ander kunstenaars koesterden Fontana en Burri de littekens op hun werk. Littekens en liefde kunnen dus heel goed samengaan.
137
wwww
138
mooi maken
mooi maken
Gevoelsleven
139
140
Gevoelsleven
Gevoelsleven
Zeg eens A Archie Cochrane, een Britse arts-epidemioloog (1909-1988), en Emil Pfeiffer, een Duitse arts (1846-1921), zijn beroemde medici én onsterfelijk als medisch eponiem (Cochrane library en ziekte van Pfeiffer). Maar – wat weinig mensen weten – ze hebben meer gemeen dan een medische prestatie. Cochrane en Pfeiffer hebben ook ieder een gambiet op hun naam staan. Zoals het schaken van een vrouw behoort tot de hogere prestaties van een man, zo is een eigen gambiet iets wat een schaakgrootmeester naar de hemel voert. Het is een opening waarin een schaker materiaal offert. Het Cochranegambiet (1.e4 e5 2.Pf3 Pf6 3.Pe5 d6 4.Pf7 ) en het Pfeiffergambiet (1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lc4 Pf6 4.0-0 Pe4 ) vallen beide onder de open spelen, ofwel schaakopeningen die beginnen met een zet van de koningspion. Waar de gambietgokker zich blootgeeft in zijn opening en de afrodietdokter zich openstelt voor blootheid, ontmoet de schaker de dermatoloog. Waar de één staart met gapende mond, vergaapt de ander zich aan een open wond. Dit staaltje verbale damegambiet-acrobatiek brengt ons tot het thema van dit hoofdstuk: gapen.
Figuur 168
Verkapte invitatie
‘ Wilt u de mond even opendoen (figuur 167)?’ Dat is een veelgestelde vraag door een arts in de spreekkamer, omdat inspectie van het mondslijmvlies een hoop informatie kan opleveren over iemands gezondheidstoetand. Het opensperren van de mond, het uitzicht op tong, kiezen, vullingen en amandelen, kan ook een spontaan gebeuren zijn. Dan noemen we het gapen of geeuwen. Voor Wolter Seuntjens is de studie naar de gaap, de chasmologie, een zelfstandige tak van wetenschap. De erotische lading die deze vorm van blootgeven heeft (en dan ook meestal wordt afgedekt met een hand voor de mond), is al door velen gesuggereerd, maar is niet in de laatste plaats te danken aan de wetenschappelijke studie die Wolter Seuntjens hiernaar verrichtte en die na achttien jaar spitwerk resulteerde in een proefschrift uit 2004. Seuntjens was vijftien jaar toen hij de erotiek van de geeuw ontdekte. Een vriendin nodigde hem uit haar te leren schaken. De partij eindigde in geeuwhonger van zijn opponent. Hij zag er een ‘verkapte invitatie’ in als opstap naar verdere verkenningen binnen het damegambiet. Hij startte zijn onderzoek in 1986. Seuntjens heeft bij het vergaren van informatie over de geeuw geput uit bronnen van alle tijden en plaatsen, van sociologie tot geneeskunde, van semantiek tot psychologie en zelfs beeldende kunst. Vrienden en bekenden stuurden hem van alles toe, maar het meeste materiaal vond hij zelf in stoffige bibliotheken, in binnen- en buitenland.
De zin van de geeuw
Niet alleen mensen gapen, ook dieren gapen er lustig op los. Het is een oerreflex die de mens gemeen heeft met de meeste gewervelde dieren (van katten en honden tot slangen en vogels). Het enige zoogdier dat niet geeuwt is de giraffe. De chimpansees en bonobo’s kunnen – net als mensen – geeuwen door imitatiegedrag (figuur 168). Geeuwen werkt ook aanstekelijk. Als één persoon begint te geeuwen zie je dat anderen dat al heel gauw overnemen (figuur 169). Niet alleen het zien van een geeuwer roept geeuwen op, ook het horen. En nog subtieler:
Niet alleen mensen gapen, ook dieren gapen er lustig op los. Het is een oerreflex die de mens gemeen heeft met de meeste gewervelde dieren. De chimpansees en bonobo’s kunnen - net als mensen - geeuwen Figuur 167
door imitatiegedrag.
‘Wilt u de mond even opendoen?’
Figuur 169 Als één persoon begint te geeuwen, gaan anderen dat al heel snel overnemen.
spreken over geeuwen of er over lezen kan hetzelfde effect hebben. De kans is groot dat u als lezer nu moet geeuwen. Iedereen doet het, iedereen meent te weten waarom (moeheid, warm, verveling, honger), maar niemand weet het echt. De meest aangehaalde theorie is dat de hersenen gebrek hebben aan zuurstof. Mensen die moe zijn, halen oppervlakkig adem en pompen minder bloed rond. Om het tekort aan zuurstof in het bloed aan te vullen, gaat de mond wijd open en zuigt men verse lucht naar binnen. Volgens een andere theorie zou een lage bloedsuikerspiegel de trigger zijn die het geeuwmechanisme in gang zet. Diabetici zijn daar bekend mee. Weer een andere zegt dat mensen geeuwen ter voorbereiding van inspanning. Je zou dan ook alleen geeuwen als je nog wakker moet blijven. Deze theorie wordt ondersteund door het gegeven dat een geeuw de hartslag verhoogt en de bloeddruk doet stijgen. Velen hebben geprobeerd het gapen te verklaren. Voor Freud – die wel de relatie zag tussen bloedneus en menstruatie – was de gaap een onderdrukte reflex en zijn dochter Anna Freud beschouwde de gaap als passief-agressief verzet tegen een opgedrongen situatie waarbij zij vooral de verhouding tussen leraar en leerling op het oog had. Geen van beiden zag de erotische lading van gapen. Ook zoöloog Desmond Morris miste die. Hij wees op de sociale rol van de gaap bij de primaten en honden. Morris beschreef hoe bij mensapen, honden en wolven de gaap van een individu tot een kettingreactie leidt. Een mens die gaapt zal zijn hond ook aan het gapen brengen. Deze gaapfunctie werd door Morris beschreven maar niet verklaard. Hij hield het erbij dat het een raadselachtige mondbeweging was.
Okselpresentatie
Ook Seuntjens is er niet in geslaagd de fysiologie achter de gaap te achterhalen, maar dat gapen nauw verbonden is met seks en erotiek staat voor hem als een paal boven water. De casuïstiek steunt hem daarin. Zo is pathologisch gapen gerapporteerd bij mannen met hondsdolheid, in combinatie met erecties en zaadlozing. In de farmacologie zijn stoffen bekend die gapen genereren én een seksuele respons opwekken. Ook gebruikt Seuntjens de bellettrie voor de aankleding van zijn bewijs. Zo haalt hij Stendhal aan met de woorden: ‘Wat betekent
141
142
Gevoelsleven
een liefde waarvan men moet gapen?’ Wij vonden een andere uitspraak via het onvolprezen Google: ‘De tijd die we verspillen aan gapen krijgen we nooit meer terug.’ Het eeuwenoude vermoeden dat mensen gapen in het bijzijn van iemand die hen seksueel aantrekt, ontleent hij aan een Fins volksverhaal over een man die zijn vrouw in het bos wil opknopen, omdat ze in de kerk tegelijk met een andere man heeft gegaapt. ‘Gapen naar’ betekent ‘iets willen’. ‘De arme vrouw gaapt naar liefde zoals een karper naar water,’ schrijft Flaubert in Madame Bovary. Seuntjens citeert oude Franse troubadours die naar de liefde voor hun dame verwijzen met gapen en uitrekken. Hij voert Mulisch ten tonele die eerst een vrouw laat gapen, daarna een man laat niesen. En dan is Seuntjens waar hij wezen wil – bij wat men in de chasmologie de X-posture noemt, de houding waarbij men de handen onder het hoofd vouwt, en de ellebogen naar buiten buigt. Een vorm van okselpresentatie, van uitrekken, net als bij de geeuw. Duizenden Venussen zijn geschilderd en gebeeldhouwd in die uitdagende pose met de handen hoog, twee oksels ontbloot (figuur 170) en het lichaam naar achteren gestrekt. De Franse gynaecoloog Muhlrad was de eerste die de houding de juiste betekenis gaf, aldus Seuntjes. In 1952 beschreef hij hoe vrouwen bij hem in de gynaecologische stoel als in een reflex hun handen achter hun hoofd vouwden op het moment dat hij hen naderde voor het vaginaal toucher. Deze onwillekeurige handeling, een door het bovenlichaam uitgevoerde equivalent van de gespreide benen (X-posture ) lijkt op een geeuw en wordt door Seuntjens als bewijs gezien van de overgave die in de geeuw besloten ligt.
Klassiek gapen
Maar voor de gewone, argeloze sterveling is gapen het voorportaal van de slaap. Een slaap die soms alsmaar niet komt… zoals Alfred Issendorf overkomt in de beroemde roman Nooit meer slapen van W.F. Hermans: ‘Nu gaat het er alleen maar om slaap te krijgen. Eerst een beetje slaap, ogen dicht, handen rustig gevouwen op de maag. Ontspannen. Dan een beetje meer slaap, ja nu ben ik echt slaperig, ik doe mijn mond open, heb ik het gevoel of ik gaap? Ja, want er komen tranen in mijn ogen. O, wat is het heerlijk nu te gapen, dit is pas het echte gapen, namelijk als je mond langer openblijft, dan je voorzien had en hij dichtvalt zonder je hem dichtdoet.’ Maar ook wie te vroeg ontwaakt, kan heftig geeuwen, zoals in deze ontroerende scène, beschreven door Bert Keizer: ‘Hij is dood. De poes ligt nog in het kuiltje tussen zijn door vocht monsterlijk gezwollen benen. We hadden afgesproken de kinderen van vijf en drie wakker te maken om pappa nog te kunnen zien in zijn ziekenhuisbed in de daarvoor veel te kleine woonkamer. De volgende morgen als ze ontwaken, zou hij anders al weggehaald zijn. Ze zitten luid geeuwend en in hun ogen wrijvend op schoot bij mamma en oma. Na veel aandringen wordt het mannetje van vijf wat wakkerder. Als zijn moeder zegt: ‘Bart, pappa is dood’, geeuwt hij nog eens hartstochtelijk en zegt op het uiteinde van een diepe zucht: ‘Goh…zonde…!’ Waarop we in een bevrijdende lach schoten.’ En dan is er altijd nog het klassieke geeuwen als vorm van desinteresse. Neem de dichtbundel De zieken breken van Wouter Godijn, een dichter lijdend aan een spierziekte. In één van de gedichten staat god plotseling voor zijn neus: ‘Naakt stond ik voor U. Ik scheurde / mijn japon. Niet zozeer om U te behagen, / meer omdat ik niet anders kon. U deed er niet veel toe, / hoewel ook weer wel. / U zat maar te geeuwen, / terwijl ik stond te schreeuwen: / De zon! Ik zie de zon!’ Aan het fenomeen gapen kunnen we ons uren vergapen.
mooi maken
Figuur 170 De X-posture, een combinatie van okselpresentatie, uitrekken en geeuwen.
143
144
mooi maken
Gevoelsleven
Schaamteladders Figuur 171 Schaamte leidt tot fysieke nederigheid die men zelf niet onder ogen wenst te zien.
Voor welke ziektes schamen mensen zich eigenlijk? En waarom? Zegt dat misschien iets over onze samenleving? Voor het Land van Schaamte bestaat geen reisgids, daarom gingen wij, bij gebrek aan echte deskundigen, te rade bij dokters. Wij benaderden negen bevriende artsen: zes huisartsen, een verpleeghuisarts, een dermatoloog en een neuroloog. Volgens hen is een rangorde geven van ziektes waarvoor mensen zich schamen ‘onmogelijk’. ‘Mensen kunnen zich voor allerlei zaken schamen waar een ‘normaal mens’ niet over zou prakkiseren’, meent een hoogleraar huisartsgeneeskunde. Een ander vult dat aan: ‘De schaamteladder is een caleidoscoop zonder frequentieverdeling. Iedere huisarts weet dat de mate waarin iemand een aandoening heeft, helemaal niets zegt over de last die hij daarvan ervaart of de gevoelens van schaamte die erbij horen. Zo kunnen mensen zich diep schamen voor een klein plekje op de huid, waar anderen – aangedaan door tientallen plekken – hier geen enkele moeite mee hebben (figuur 171). Dit hangt onder meer af van het zelfbeeld, het gevoel van eigenwaarde, de acceptatie van ongemak of ziekte en het belang dat iemand hecht aan het oordeel van anderen.’ Uit alle antwoorden op onze beperkte e-mail-enquête hebben wij toch wat elementen kunnen groeperen, zonder daarbij een rangorde te geven:
Schaamte in de spreekkamer
• huidziekten (zoals eczeem, psoriasis, acne, vitiligo, alopecia areata, spataderen, wijnvlek)
• uiterlijk (zoals flaporen, ’cellulitis’, hangborsten, vetrollen, striae, overmatige lichaamsbeharing) • andere ziekten (zoals CVA, epilepsie, Parkinson, lymfoedeem na borstkanker)
• geestelijke afwijkingen en achteruitgang (zoals zwakzinnigheid, psychiatrische aandoeningen)
• immobiliteit/lichamelijke handicap (zoals een been missen), aangewezen zijn op een wandelstok, rollator, rolstoel • relationele kwesties (inclusief overspel)
• problemen met geslachtsorganen (zoals vaginale afscheiding, condylomata, herpes, incontinentie) • seksuele problemen (zoals impotentie)
• sociale problemen (armoede, werkeloosheid, drank, relatieproblemen) • angst om een ziekte onder de leden te hebben
• varia (blozen, schoonmaakdrang, lichaamsgeur)
Onder de gordel
Wie de schaamtetabel beziet, kan slechts concluderen: dit is voor een niet onaanzienlijk deel het vakgebied van de dermatoloog. De opsomming verbaast verder nauwelijks. Schaamte over uiterlijkheden lijkt een moderne kwaal. Niet eerder in de menselijke geschiedenis zijn schoonheidsidealen zo breed verkondigd, dankzij de moderne media. Nooit eerder ook was, vooral dankzij plastische chirurgie, het lichaam zo maakbaar. Borstoperaties
145
146
Gevoelsleven
Gevoelsleven
om cosmetische redenen zijn een geaccepteerd fenomeen. Waar onze grootouders vrede moesten hebben met flaporen, liggen wij er wakker van (figuur 173). Zij konden er niets aan doen – aan die flaporen – de huidige generatie wel. Gevoelens van schaamte lijken vooral op te doemen bij intieme zaken, dus problemen met seksualiteit en medische kwalen die te maken hebben met de geslachtsorganen. Afnemende seksuele verlangens en vermogens, alsmede aandoeningen van de geslachtsdelen raken de mens letterlijk ‘onder de gordel’. Hiertoe behoren ook heel gewone ouderdomskwaaltjes als hemorroïden en incontinentie. Vooral wanneer voor dit ongewilde urineverlies een luier nodig is, voelen mensen zich beschaamd, vanuit het idee dat ze terugkeren tot de kinderjaren (figuur 172). Het gevoel van onzindelijkheid vinden wij vreselijk. Schaamte rond seksualiteit en intimiteit zijn goed te verklaren vanuit de geschiedenis, want het praten over seksualiteit en intimiteit werd eeuwenlang verdrongen naar de achtergrond. Wie op televisie allerlei bekende en onbekende mensen open en soms schokkend hoort vertellen over intieme details, zou denken dat ‘openheid’ het kenmerk van deze tijd is. Die openheid – wat ziekte en schaamte betreft – dringt slechts mondjesmaat door tot de spreekkamer van de dokter. Er is nog puntje waarover de geraadpleegde artsen het eens: veel mensen schamen zich als blijkt dat hun angst voor een bepaalde aandoening ten onrechte blijkt te zijn. Een of ander bobbeltje zorgt voor ongelofelijke paniek en angst en de dokter ziet met één oogopslag dat het niets is. Schaamte over de onterechte angst overheerst dan soms zelfs de opluchting. Het gaat, zo lijkt het, om twee uitingen van schaamte. De schaamte voor de bezorgdheid sec, en de vrees dat de dokter wellicht denkt ‘wat een aansteller’. ‘Angst is niet cool’, zegt een huisarts. Noch schaamte…
Figuur 173 Prominente oren hebben geen invloed op de levensverwachting. Figuur 174 Bij een negatief oordeel van anderen maakt men zich zelf liefst
Van oudsher
Gêne en schaamte voor ziekte, of voor een onwillig lijf en leden, kunnen op heel jonge leeftijd opdoemen. De wat oudere bedplasser krijgt schaamte met de paplepel ingegeven. Het kind dat het overkomt, zij getroost. Hij bevindt zich in beroemd gezelschap. De beroemde schrijver George Orwell vertelt het volgende over zijn kinderjaren onder de sardonische titel Such, such were the Joys. Hij zit op kostschool en gaat bedwateren, door de verandering van omgeving naar hij vermoedt. Hij beseft dat er maar één straf op staat, een pak rammel, en daarom bidt hij: ‘Please God, do not let me wet my bed!’ Op een middag wordt hij bij de vrouw van de bovenmeester geroepen die hem voor het laatst waarschuwt. Als hij nog één keer in bed plast, zal de gewoonte eruit geslagen worden. Hij schaamt zich, voornamelijk omdat zijn geheim blijkbaar uitgelekt is en plast onvermijdelijk opnieuw in bed. Hij wordt bij de bovenmeester met de bijnaam Sambo geroepen. Deze voltrekt de straf met een rijzweep terwijl hij het jambisch metrum herhaalt ‘you dir ty lit tle boy.’ Tot zijn verbazing voelt hij geen pijn, maar zijn grijns verraadt hem. De tweede aframmeling volgt, tot de zweep doormidden knapt. Nog steeds geen pijn, wel de wrange mengeling van angst en schaamte en het besef dat bedwateren niet alleen slecht is maar ook dat het onwillekeurig gebeurt. Dat is voor Orwell het meest treffende: blijkbaar kun je zondigen zonder dat je het wilt en zonder dat je iets kunt doen om het te vermijden. Tientallen jaren later beschouwt Orwell deze constatering als een mijlpaal in zijn leven, met als bron: het gevoel van schaamte. Terzijde, na de aframmeling stopte het bedplassen…
onzichtbaar.
Figuur 172 De schaamte voorbij.
Wolvengehuil
Schaamte heeft te maken met het negatief oordeel door een ander (figuur 147). Gevoelsmatig, tegen beter weten in, identificeert de schamer zich met de negatieve beoordelaar, als hij zich afhankelijk voelt van diens oordeel. Wie zich schaamt, heult vaak met de vijand, namelijk degene die negatief beoordeelt, en misschien zelfs minacht De psycholoog Gershen Kaufmann beweert: ‘Schaamte is een ziekte van de ziel. Het is de meest hartverscheurende ervaring van het zelf door het zelf, gevoeld in vernedering of lafheid, of in een gevoel van falen in het succesvol omgaan met een uitdaging. Schaamte is een wond die van binnenuit gevoeld wordt, en ons afzondert van zowel onszelf als van elkaar.’ Dat lijkt ietwat pathetisch. Want schaamte heeft een functie, net als andere gevoelens en emoties. Gevoelens helpen de mens in zijn volwassenwording. Mensen die zich schamen hebben de neiging zich terug te trekken om met zichzelf in het reine te komen, hun zelfbeeld te repareren en het zelfrespect te herwinnen. Schaamte in de spreekkamer is nog nauwelijks onderzocht. De Poolse dichter Zbigniew Herbert schreef:
‘Toen ik heel ziek was verliet de schaamte me
zonder protest onthulde ik aan vreemde handen verried ik vreemde ogen de armzalige geheimen van mijn lichaam.
Ze drongen in me en mijn vernedering werd nog groter.’
Een fraaie strofe die tot nadenken stemt, want Herbert maakt duidelijk hoeveel schroom een patiënt eerst moet overwinnen om zich over te leveren aan een arts, diens onderzoekende ogen, handen en vragen. Maar dat opzij schuiven van schaamte is slechts een tijdelijke overwinning want, in de ogen van de dichter Herbert, ervaart de patiënt het daaropvolgende consult als een vernedering. Overdreven? Wie weet… Het blootleggen van lichaam en ziel van een patiënt vereist veel tact, want de intimiteit van een patiënt is snel met voeten te treden, ook al gebeurt het meestal onwillekeurig of op kousenvoeten.
147
148
mooi maken
Gevoelsleven
Hartstochtelijke krabpartijen Figuur 175 Jeuk zit meestal op de plekjes waar men moeilijk bij kan.
‘Als jongen verbood ik mezelf te krabben aan een muggenbeet. “Jeuk”, zei ik. Ik bleef het woord herhalen, “jeuk jeuk jeuk jeuk jeuk jeuk jeuk”. Jeuk die door mijn lichaam bleef kruipen tot het een heerlijke gloed werd, over mijn hele lichaam verspreid. Tot de muggen op zoek gingen naar een beter, dankbaarder slachtoffer.’ Aldus romanschrijfster Saskia de Coster in haar tweede roman Jeuk.
De wet van Bomans
Ook de bekende lichtgewicht-plezierschrijver – en daar is niets mis mee – Godfried Bomans werd geconfronteerd met het fenomeen jeuk. In een aflevering van het radioprogramma Kopstukken werd de vraag gesteld: ‘Waarom juist jeuk op de rug?’ (www.bomanskrant.nl): ’Kunnen de kopstukken mij verklaren’, aldus een luisteraar, ‘waarom men meestal jeuk op de rug heeft, juist daar waar men er niet bij kan komen om te krabben?’ ‘U hebt ook wel eens gemerkt’, antwoordt Bomans op geamuseerde toon, ‘dat wanneer u een beschuitje met jam laat vallen, dat het dan altijd valt met de jam aan de onderkant, hè. Het komt een enkele keer voor dat het niet gebeurt: dat zo’n beschuitje weer voor consumptie gereed is. Het is eens een keer in Hengelo gebeurd, één keer in Eindhoven, in de strenge winter van 1928. Welnu, dezelfde wet nemen wij waar bij het verschijnsel: jeuk op de plekjes waar men niet bij kan.’ (figuur 175) Het is natuurlijk een handige debaterstruc: een vraag waarop je het antwoord niet precies weet, beantwoorden met een vergelijking die vergezocht lijkt. Puur een kwestie van goede voorbereiding. Die parabel had Bomans ongetwijfeld al in het hoofd om ‘ooit’ een keer te gebruiken. En later probeerde hij nog onsterfelijkheid te bereiken door via Wet van Bomans (die zegt dat een beschuit altijd met de beboterde kant op de grond valt) een heus eponiem te introduceren. Dat mislukte. Want die wet bestond al: de Wet van Murphy, ‘alles wat mis kan gaan, gaat mis!’ Toch raakt Bomans aan een belangwekkend probleem. Zoals het beschuitje voor de meesten van ons oneetbaar is na de val op het tapijt, zo lijkt jeuk onbehandelbaar, omdat je jeuk alleen krijgt op plekken waar je niet bijkan. Een belangwekkend probleem? Een filosofisch probleem! Al blijft ongewis of Bomans zich hiervan bewust was.
Filosof isch jeuken
In een van zijn beroemde korte opmerkingen stelt de filosoof Ludwig Wittgenstein de vraag, zoals zo velen voor en na hem dat deden, of de filosofie in de loop der tijden enige vooruitgang heeft geboekt. Wanneer iemand krabt waar het jeukt – zo vraagt hij zich af – telt dat dan als vooruitgang? En zo niet, betekent dat dan dat het geen écht krabben was, of geen échte jeuk? En zou deze reactie op de prikkel niet een hele tijd kunnen doorgaan, totdat er een echte remedie voor het jeuken was gevonden? Naar het antwoord op die vraag ging filosofe Patricia de Martelaere op zoek. Zij schrijft: ‘Er zijn natuurlijk veel vormen van jeuk, en veel manieren om te krabben. Bij sommige vormen van jeuk is het krabben zelf de remedie, omdat de jeuk dan zonder meer meteen verdwijnt. Bij andere soorten jeuk is het krabben echter merkelijk een achteruitgang, omdat de jeuk eerst dan pas werkelijk lijkt te beginnen. Er is de vage kriebeling tussen de schouderbladen of onder de oksel, die in een verstrooide
149
150
Gevoelsleven
Gevoelsleven
waar de oorzaak – jeuk – mogelijk allang verdwenen is. Maar toch. Maar toch. Er zijn vormen van krabben die in zichzelf een bron van genot zijn (figuur 176). Hier raakt zij aan de eerder geciteerde passage uit de roman van Saskia de Coster, alsmede aan andere schrijvers die het krabben als puur genot beschrijven zoals John Updike, die spreekt over het heimelijk genot van het lostrekken van een schilfer en Lorette Nobécourt voor wie de ‘jeukplek’ de kern van het bestaan is.
Zweten en jeuk
De huid verpakt niet alleen alle organen, maar zorgt er ook voor dat de bezitter van al die materie op temperatuur
blijft. De mens behoort namelijk tot de warmbloedigen. En de belangrijkste temperatuurregelaar is de huid. De huid houdt de warmte vast of raakt hem kwijt, afhankelijk van wat nodig is om zaak op 37 graden Celsius te houden.
Warmte-uitwisseling kan onder andere door straling, geleiding of verdamping. In de regel is bij straling de richting
van de huid af. In de zon of in de nabijheid van andere warmtebronnen is de stralingsrichting omgekeerd en neemt de
huid warmte op. Door geleiding wordt ook veel warmte afgeven, maar soms ook opgenomen (beddenkruik). Dit wordt onder meer toegepast in de fysiotherapie, waar men vervormbaar materiaal met een grote warmtecapaciteit en een gering warmtegeleidingsvermogen gebruikt (zogenoemde pakkingen). Warmteafgifte door verdamping berust op
de onttrekking van verdampingswarmte aan de huid. Dat noemen we zweten. Naast deze mechanismen kan de huid
ook nog warmte vasthouden door bloedvaten dicht te knijpen en zich kippenvel aan te meten. Dat alles maakt dat de temperatuur van plaats tot plaats kan wisselen, en aan de acra zelfs tot bijna dertig graden kan dalen, zonder dat we daar meteen wakker van liggen (ofschoon koude voeten in bed nog wel eens een probleem kunnen opleveren bij het inslapen). Mensen met een droge huid (door constitutioneel eczeem en dergelijke) hebben vaak last van jeuk. Als zij zich inspannen en gaan zweten wordt de jeuk vaak nog erger.
Er zijn ook mensen die galbulten krijgen als zij zich inspannen. Dat noemt men met een duur woord inspanningsurticaria. Men ziet dan dikke rode strepen op plekken waar de kleding knelt. Dat jeukt als de neten.
Daarnaast kan men jeuk tussen de billen krijgen door veel zweten. Warm weer en het dragen van niet-katoenen
ondergoed dragen daartoe bij. Wie begint te krabben, verergert alles. Om ervan af te komen, is het devies: de zaak
handomdraai kan worden weggewreven. Er is de uitbundige jeuk van muggebeten, die meerdere hartstochtelijke krabpartijen vergt. Er is de pijnlijke tinteling van brandnetels, die niet goed weet of ze wel om krabben vraagt. Er is de jeuk van huideczeem, van ontstekingen, van zonnebrand en van genezende wonden’. Dat de ene jeuk de andere niet is: jeuk bij schurft is anders dan die bij galbulten of lichen planus. En, evolutionair gezien, nuttig krabgedrag (bijvoorbeeld bij parasieten) zou in andere gevallen juist averechts kunnen werken (figuur 177). Terzijde. Voor wie filosofie met enig huiver betracht, en filosofische geschriften in de regel links laat liggen, zijn dit soort passages een verademing. De beleving van de gewone mens sluiten aan bij de kennis van de dermatoloog en de inzichten van de filosoof. Dan stelt De Martelaere de hamvraag: moet je krabben als het jeukt? Zij onderkent – en verwijst daarbij naar alledaagse moeders die hun alledaagse kinderen dit eensluidende advies geven: het is beter om niet te krabben. Je kunt er bijvoorbeeld littekens van krijgen die nooit meer verdwijnen,
van achteren goed schoonhouden. Liefst met lauw water afspoelen en geen zeep gebruiken, want dat irriteert. Figuur 176 Er zijn vormen van krabben die in zichzelf een bron van genot zijn. Figuur 177 Bij teken, luizen en neten helpt vlooien beter tegen jeuk dan krabben.
Zonder verlichting
De Martelaere erkent dat een jeukvrij bestaan talloze vormen van genot kent die de jeukgeplaagde niet kent. Echter, ‘wie nooit heeft gekrabd, op een zwoele zomernacht, nat van het zweet, uitgeput en slapeloos, met het scherp van de nagels en tot bloedens toe, hopeloos en zonder verlichting – wie nooit heeft ondervonden hoe het genot uiteindelijk toch nog een gestalte kan worden van de kwelling – die heeft misschien ook wel een kleinigheid gemist’. Met andere woorden: de jeukzalige is een genotsdelver.
151
152
Gevoelsleven
Gevoelsleven Figuur 178 Gerard Reve zoekt de wang van minister Bram Peper. figuur 179 Leonid Brezjnev kust Erich Honecker bij de Muur, Berlijn 1979.
Tongen uit den boze In Pretty Woman is Richard Gere de steenrijke zakenman die een ‘dame van lichte zeden’ (Julia Roberts) chartert als gezelschapsdame. Ze verkoopt haar lichaam niet, maar stelt een contract op voor zes dagen en nachten, nadat ze het eens zijn geworden over de voorwaarden: ‘Zoenen op de mond doe ik niet.’ ‘Ik ook niet,’ zegt hij. Als het er uiteindelijk toch van komt, weet iedereen, inclusief de zoeners zelf dat er liefde in het spel is. Een variant op dit thema speelt zich af in Indecent Proposal. In deze film stelt een rijke zakenman (Robert Redford) een echtpaar met financiële problemen (Demi Moore en Woody Harrelson) voor een dilemma: hij geeft het paar een miljoen dollar, als hij mag slapen met de vrouw. Ook hier staat het zoenen centraal. De rest van de liefdesdaad speelt een ondergeschikte rol.
Zuinig zoenen
De zoen of kus (wij spreken liever van ‘zoen’ dan van ‘kus’ die een meer vluchtig karakter heeft) is een intieme vorm van huidcontact, met per cultuur lichte verschillen. Japanners zijn zich terdege bewust van de zoen als tussenstop op weg naar de coïtus en men zoent elkaar daarom navenant zuinig. Veel Japanners denken zelfs dat het fenomeen zoenen door de Nederlanders is geïmporteerd (figuur 178 en 179). Dat ligt genuanceerder. Een middeleeuws manuscript waarschuwt Japanse mannen ervoor hun tong tijdens het orgasme van de vrouw
Figuur 180 Katja Schuurman en Ellen ten Damme haalden geld op voor de aidswezen in Afrika, 19 december 2010. Voor een tongzoen van Katja en Ellen werd driehonderd euro geboden. Figuur 181 Tongzoenen is van alle tijden.
niet te ver in haar mond te steken, vanwege het risico dat de vrouw, op het toppunt van extase, de tong van haar minnaar afbijt. Jan Mulder schreef in De Volkskrant dat de Hoge Raad de tongzoen weliswaar op één lijn stelde met het binnendringen met een lichaamsdeel in anus of vagina, maar wij weten wel beter. De tongzoen is intiemer… (figuur 185) Het is een onstuitbare erotische communie, een voorschot op eenwording. Dat voorschot is bij herhaling te geven zonder het moederkapitaal aan te spreken. Het keert onverminderd tot de gever terug die tegelijk de ontvanger is, aldus Adriaan Morriën in Het kalfje en de gnoe. Morriën is een zinnelijk schrijver, een zelfbenoemd ‘theoloog van het lichamelijke’. Geen wonder dat de huid vaak voorkomt in zijn werk (‘ik heb in lijn 7 de mooiste soorten vel van de wereld gezien’) en de tongzoen:
‘Je had zoveel karakter in je huid
en zoveel ziel als toekomst en verschijning, dat je onsterfelijkheid elk ogenblik begon.
Ik voelde het aan ‘t speeksel op mijn tong.’
Adriaan Morriën
153
154
Gevoelsleven
Gevoelsleven
Figuur 182 Boris Becker wint het tennistoernooi van Wimbledon op 17-jarige leeftijd.
Ei zonder zout
Figuur 184 Barbie en Ken in close-up.
Ik moest een schaap een tongzoen geven
Een wolmerk had zij niet van node,
ze keek mij aan met gele ogen
ik leerde rammen te benijden,
het bleek een hele oude ooi;
in haar schaapskop lang niet mooi. Wie was daartoe mijn opdrachtgever? Een tongzoen dus, ‘t was voor straf;
perste mijn tong tussen haar lippen en toen stond ik zelf paf.
de vlokken stoven in het rond. Dank de god dat ik na jaren
de ware liefde eindelijk vond. Wat eens begon als plicht, als opdracht,
stuitte mijn tong toen op de hare
wie eenmaal neemt een schaap te grazen,
en proefde scherp de smaak van wol. ‘t Was zuiver scheerwol die ik proefde, dat herkende ik meteen,
een kwaliteitsprodukt, geen namaak, ik raakte door het dolle heen.
Maarten ’t Hart noemde Jan Wolkers in NRC Handelsblad ‘de André van Duyn van de Nederlandse literatuur’ en diens
roman De Kus (1977) vond hij een moreel verwerpelijk boek. In een ingezonden brief reageerde Wolkers sterk ironisch:
de herder en zijn schapedoes.
Want langs de gele schapetanden, in het speekselrijk hol.
Nog meer boze tongen
de ooi die bracht mij in een roes;
Dus wij sloegen aan het paren,
werd een hartstocht in één keer: die wil nooit iets anders meer.
Hans Dorrestijn
Zowel in het Duits als in het Engels heet diep tongen ook wel ‘de Franse kus’. Hieraan ligt waarschijnlijk dezelfde redenering ten grondslag als waarom de Fransen homoseksualiteit ‘de Engelse zonde’ noemden (vergelijk ook de discussie over de naamgeving van syfilis: In Nederland sprak men van ‘Spaanse Pocken’, van de ‘vuile pokken’, van de ‘Franse Ziekte’ of werd van de ‘Sint Job’s Plaghe’ gesproken. In Italië heette het de ‘Mal Francesa’, in Frankrijk de ‘Mal de Naples’, ‘la Vérole’ of ‘Galle de Naples’. In Duitsland daarentegen werd het ‘Mala de Frantzosen’, ‘Franzosen Krankheit’ genoemd en in Engeland de ‘French Pox’). Tongzoenen proeven – meestal – nergens naar, maar ze hebben wel een sterk metafore bijsmaak (figuur 180 en 181). Ze zijn gewoonlijk zoet als honing, nectar, likeur. En de mond van een vrouw die weet te zoenen was in de Renaissance ‘vol suiker en amber’. Het Hooglied zegt, ‘Uw lippen, o bruid! druppen van honingzeem; honing en melk is onder uw tong. In Uitnodiging voor een onthoofding van Nabokov smaken Martha’s kussen naar wilde aardbeien. En ‘een kus zonder baard’ heet ook wel ‘een ei zonder zout’. ‘Je kunt je partner natuurlijk ook verrassen met een lekker smaakje,’ zo schreef Marja Muntslag op haar weblog. ‘Vooral zoete smaken als chocola, vanille en aardbeien kunnen heerlijk zijn tijdens lange passionele zoenen. Het kan ook erg lekker zijn om snoep, fruit of ijsblokjes aan elkaar door te geven tijdens een zoen.’ Cabaretier en schrijver Hans Dorrestijn beschreef in een liedje een fraai gedachte-experiment over het tongzoenen met een schaap (figuur 183).
‘Het is niet de gewoonte des arends zich met het ranzig rancuneus gekakel der hoenders bezig te houden als hij in een Figuur 183 Niet alleen schapen, maar ook koeien doen graag aan tongzoenen.
machtige glijvlucht het luchtruim doorklieft en vanuit de walm van kippenvoer en mest door het bijziend pluimvee
met afgunst wordt nagestaard. Maar als een door de machtige ruis der wieken van de leg geraakt ziekelijk kapoentje
zich verstout om zich op het ballonnetje der valse beweringen en onvolledige citaten hemelwaarts te verheffen, is die koning van de stratosfeer het aan de zwaan en zwaluw verplicht dit met kussenvulling bedekt week diepvriesvlees met een houw van zijn geduchte snavel naar de legbatterij te doen terugtuimelen.’
Zoenuitruilgedrag
Wanneer de mens, fylogenetisch gezien, begon met zoenen, is niet duidelijk. Waarschijnlijk al heel lang geleden, ver voordat er werd gesproken, werden er al tongen uitgestoken. Onze zoogdierenverwanten, de chimpansees, doen het in ieder geval ook met veel overtuiging. Evenals bij mensen behoort het lipcontact bij hen vaak ook tot het voorspel van de paring. De op seks beluste bonobo’s praktiseren zelfs de tongkus. Dat komt omdat ze vaak met de gezichten naar elkaar toe paren, wat in de dierenwereld vrij uitzonderlijk is. Zeer symbolisch tonen ook olifanten hun bedoeling. Voordat het mannetje zijn penis van anderhalve meter en twee kilo zware testikels in stelling brengt, stopt hij eerst zijn slurf in de bek van het tochtige vrouwtje. Overigens lijkt de olifantenpenis
155
156
Gevoelsleven
Gevoelsleven
Figuur 185 Marlon Brando probeert Stephanie Beacham tot zoenen te bewegen in The nightcomers, 1971.
Schaamtevrij blozen Stiekem schamen is niet altijd mogelijk, het blozen verraadt meestal de emotie. Dit blozen lijkt een exclusief menselijke eigenschap, met vooral verlegenheid en schaamte als aandrijfmotor. Blozen is kleurenspel waarbij het rood – laaiend als vuur – contrasteert met het bijna ivoren wit, in de krachtige beelden van de maatschappelijk betrokken Joost van den Vondel, officieus stadsdichter van Amsterdam, in Eneas uit 1660:
z’Ontsteeckt zoo root als vier, en ‘t aenschijn gloeit van schaemt: Als spierwitte Indiaensche yvooren, overwreven
Met bloetroot purper: of als roode roozen zweven Met haeren wederschijn in blancke leliblaên:
Zoo bloosde ‘t aenzicht van de maeght, met rou belaên. Figuur 186 De Venus Pudica Praxi-
ook in een ander opzicht op zijn slurf. Doordat de gekromde schede bij het vrouwtje naar voren wijst, moet het mannetje die haar van achteren bestijgt, een sierlijke bocht maken wil hij zijn zaad op de plaats van bestemming kunnen deponeren. Zo weinig als een olifant en een muis op elkaar lijken als men ze samen op een brug ziet lopen, zo veel hebben ze gemeen in hun seksleven. Ook de mannetjeshuismuis brengt zijn vrouwtje in stemming door haar snuit af te likken. Bij sommige boomspitsmuizen staat de eerste lik zelfs gelijk aan een soort huwelijksbelofte. Ontogenetisch wordt de mens al vroeg klaargestoomd om te kunnen zoenen. De eerste zuighandelingen krijgt de boreling al reflexmatig mee als-ie aan de borst wordt gelegd. Wetende dat vrouwen door het zogen van kinderen makkelijker zoenen dan mannen, dat dermatologen niet vies zijn van huidcontact en mogelijk daardoor meer zoenen dan andere medisch specialisten, trachtten wij na te gaan wanneer het veelvuldig zoenen gestalte kreeg binnen de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie tijdens commissievergaderingen, symposia en refereerclubs. Wij vermoeden dat dat in de jaren negentig ontstond toen het bestuur enkele jaren achter elkaar werd gedomineerd door vrouwelijke voorzitters. Vooral de eerste voorzitster stond bekend als een fervente zoen-ster. Mogelijk dat in de jaren zestig hier en daar al met frequent zoenuitruilgedrag werd geëxperimenteerd, maar die gedragingen gingen dan waarschijnlijk in de jaren zeventig-tachtig weer verloren. Thans beoefent men het zoenen niet meer zo uitbundig en zien we vaak ook luchtkusbewegingen. Het heeft nu meer weg van een plofje lucht dat schijnbaar de toekomstige leegte moet opvullen wanneer wij elkaar wangstrijkend aan het begin van een periode van afwezigheid ontmoeten. Het lijkt tijd om de ouderwetse sma(a)k weer in ere te herstellen. Want laten we wel wezen, het zou jammer zijn als de Nederlandse dermatoloog de ouderwetse platte zoen opoffert aan gekunsteld kussen.
teles, 4e eeuw v. Chr., één van de beroemdste naakte vrouwenfiguren uit de klassieke beeldhouwkunst.
Blozen is een opvallend maar nog slecht begrepen reactiepatroon. Daarbij komt dat blozen niet alleen optreedt als iemand met iets naars wordt geconfronteerd, maar ook als iemand geprezen wordt of verliefd is. Zelfs Charles Darwin kon er weinig mee, maar hij wees erop dat in al deze situaties een oordeel in het spel is. De schaamtevolle mens wil zich klein maken, liefst ter plekke door de grond zakken, en bij voorkeur helemaal verdwijnen. Neem Mark Boog die het verlangen naar afwezigheid beschrijft in Schaamte (2005):
Zak door de grond. Verken het voorland. Besef eindelijk dat aanwezigheid onacceptabel is.
Schaamte is echter een mislukte oefening in verdwijnen (figuur 186). Het verlangen naar onzichtbaarheid resulteert namelijk paradoxaal genoeg in een blozende aanwezigheid. Juist door de schaamtereactie maakt een mens zichzelf extra zichtbaar, alsof hij wil uitdrukken: ‘Kijk eens! Maar let niet op mij…’ Aan de basis van deze verschijningsvormen van schaamte ligt een negatief oordeel, betrapt worden, het gevoel of het weten te kort te schieten, met daaraan verbonden de angst niet te worden geaccepteerd door anderen, het buitengesloten zijn. Schaamte is een sociale pijn die zich uit in een lichaamstaal – klein maken, het gebogen hoofd met de blik omlaag – met trekjes van onderwerpingsgedrag. Daarbij wenst iemand soms het oordeel van de ander niet eens af te wachten, door meteen te kiezen voor de vlucht naar binnen, naar het isolement. Zoals patiënt Jan Arends in Nagelaten gedichten kernachtig stelt:
157
158
Gevoelsleven
Een mens kan uit
zijn woorden komen niet
uit zijn schaamte.
mooi maken
Figuur 187 ‘Wees wat je wilt lijken.’ Het leven is een lied van schijn en wezen. Illustratie van Alice in Wonderland (http:// fillinn.com/alice-in-
Als psychiatrisch patiënt wist Arends uit eigen ervaring hoe veelvuldig schaamte in de zorg aan de orde is, omdat lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit bloot komen te liggen. De roep om privacy zou wel eens in veel gevallen niet meer kunnen zijn dan een smeekbede om schaamtevrij te blijven. De zieke wordt immers geacht alle intimiteit op te geven en te delen met vreemden. Schaamte is een lesje in nederigheid of, zoals Francesco Petrarca het verwoordt: ‘Schaamte als vrucht van mijn ijlhoofdigheid’. Daarnaast is schaamte een onvergetelijke ervaring. Letterlijk. De herinnering daaraan dimt nauwelijks en dooft nooit. De halfwaardetijd is extreem lang, en kan dateren vanaf de kindertijd. Poëtische bronnen bevestigen dat beeld, zoals Levensloop van de immer welbespraakte Menno Wigman in de bundel Dit is mijn dag, (2004):
werid-land/).
Voor bijna alles heb ik mij geschaamd.
Mijn nek, mijn haar, mijn handschrift en mijn naam, de schooltas die ik van mijn moeder kreeg, mijn vader die zich in een blazer hees,
het huis waar ik voor vriendschap heb bedankt. Maar nu mijn vader aan vijf slangen hangt,
zijn mond steeds heser over afscheid spreekt,
nu hurkt mijn schaamte in een hoek. Hij stierf zoals hij in zijn Opel reed: beheerst,
correct, zijn ogen dapper op de weg. Geen zin in dom geworstel met de dood. Hoe alles wat ik nog te zeggen had
onder de wielen van de tijd wegstoof.
Figuur 188 Geen zin in dom geworstel met de dood.
159
160
Gevoelsleven
Gevoelsleven
Figuur 190 Als mensen zich schamen willen zij zich verstoppen. Zij vermijden oogcontact, slaan hun ogen neer of verbergen het gezicht achter hun handen.
In dit gedicht vervlecht een man de eigen schaamte-ervaringen uit het verleden met de veel grotere schaamte én het schuldgevoel jegens de vader. Het is de schaamte van een ondankbare zoon die schaamteloos herkenbaar is. Goede poëzie geeft in woorden terug wat men ongemerkt aan werelden verloren heeft. Zo ook in de slotstrofe van Fanfare uit de bundel Koerikoeloem (2007) van Tjitske Jansen waar de vader als kind optreedt in een gedicht over plaatsvervangende schaamte:
Er was mijn vader die als kind een keer met zijn trommel achter de fanfare aanliep. Hij marcheerde en trommelde vol overgave mee. Opeens zag
hij zichzelf lopen, zag dat mensen hem zagen, schaamde zich, en bleef in schaamte staan terwijl de fanfare verder liep.
Een afschuwelijke ervaring. De vader voelt zich te schande gemaakt, machteloos, weerloos, geminacht. Dit leidt tot roerloosheid: hij blijft stokstijf stilstaan en laat het gevoel van vernedering – want dat is het – over zich heen komen. Op dat moment gaat de schaamtelijder vol verachting naar zichzelf kijken. Schaamte is uiteindelijk een breuk in de empathie met jezelf. De grondbetekenis van schaamte is bedekken, verhullen. Als mensen zich schamen willen zij zich verstoppen. Zij vermijden oogcontact, slaan hun ogen neer of verbergen hun gezicht achter hun handen of een truitje (figuur 190). De rode kleur op de wangen (figuur 191), in de hals en op het coeur (het zog. erythema e pudore) ontstaat door een verwijding van de bloedvaten en congestie van bloed. Andere emoties die hierbij kunnen optreden zijn duizeligheid, bevende knieën en loodzware voeten.
Figuur 189 Michael Fassbender in de film ‘Shame’, een dertiger met seksverslaving. Als zijn jongere zusje bij hem komt inwonen loopt de zaak
Figuur 191
uit de hand en slaat de
Een (op)gemaakte blos
schaamte toe.
op de wangen van Drew Barrymore.
Elke emotie is de optelsom van haar complicaties. Schaamte is een camouflage-act die per definitie ontoereikend is. Om schaamte te voorkomen, wil de mens soms tot elke prijs behagen en preventief een negatief oordeel van de ander ontwijken, door zich aan te passen. Hij kiest voor dat gedrag dat hem behoedt voor schaamte. Maar dat aanpassen is problematisch (figuur 189). ‘Wees wat je wilt lijken’, zegt de Hertogin doodleuk in Lewis Carrolls Alice in Wonderland, om vervolgens even sardonisch als onnavolgbaar te stellen: ‘of als je het simpeler geformuleerd wilt zien: Stel je nooit voor dat je niet anders bent dan het anderen zou kunnen lijken dat wat je was of had kunnen zijn niet anders was dan wat je geweest was hun anders zou hebben geleken.’ Het nuchtere antwoord van de beleefde Alice is invoelbaar: ‘Ik geloof dat ik dit beter zou begrijpen als ik het op schrift had, maar zoals u het zegt kan ik het niet helemaal volgen.’(figuur 187) Schaamte is iets wat mensen elkaar en zichzelf aandoen. Een veel voorkomend verschijnsel bovendien zoals blijkt uit de uitnodiging van Leo Herberghs:
zit aan mijn tafel:
brood van tranen, aardappelen van schaamte, schaduw van vlees
Schaamte komt daarmee als Hollandse kost dagelijks op tafel: als bintjes in blozende schil (figuur 191).
161
162
163
mooi maken
Literatuurlijst Figuur 192 ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is ...halfrond, .... halfzacht eh ....of voel ik toch iets hards?.’
1.
Adorno T. Minima Moralia – Reflexionen aus dem beschädigten Leben. Frankfurt: Suhrkamp, 1951.
3.
Anonymus. Schilderij Van Gogh onder ander kunstwerk ontdekt. De Volkskrant, 4-8-2007
2. 4. 5.
6. 7.
8.
9.
10. 11.
12. 13.
14. 15.
16. 17.
18.
19.
Andersen HC. De Kleine Zeemeermin. Rijswijk: De Vier Windstreken, 2008.
Apuleius. De Gouden Ezel, vertaald en toegelicht door Vincent Hunink. Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2003. Arends J. Nagelaten gedichten (poëzie, postuum). Amsterdam: De Bezige Bij, 1975.
Barnas M. Geen ontsnappen aan; Charlotte Gainsbourg is een meesterzet. NRC Handelsblad, 23-10-2009.
Bastet F. Helse liefde; over Marie d’Agoult, Frédérique Chopin, Franz Liszt en George Sand. Amsterdam: Querido, 2005. Benmiloud H. Krijg nou tieten. Metro 14-12-2011.
Bernières L de. Kapitein Corelli’s mandoline. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2001.
Boog M, De encyclopedie van de grote woorden (gedichten). Amsterdam: Cossee, 2005
Bouman LN, Bernards JA. Medische fysiologie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2010.
Breslin JE. The fiction of a doctor. In: William Carlos Williams - An American artist. Oxford / New York: Oxford University Press. 1970. Butcher J. ABC of sexual health: female sexual problems II : sexual pain and sexual fears. British Medical Journal 1999; 318: 110-2. Collins W. De rationalist. Amsterdam: Mets en Schilt, 2004. Coster S de. Jeuk. Amsterdam: Bert Bakker, 2004.
Crijns M, Leeuwen R van. Huidziekten in de beeldende kunst. Glaxo, 1992.
Currier Bell B. Williams’ `The Use Of Force’ and first principles in medical ethics. Literature and medicine 1985; 3: 143-51. Dahl R. De heksen. Baarn: De Fontein, 2005.
Dahl R. Nunc dimittis. In: M’n liefje, m’n duifje. Amsterdam: Meulenhoff, 1967.
20. DeLillo D. Lichaamskunst. Amsterdam/Antwerpen: Anthos/Manteau, 2001. 21.
Dijk P van. Madame Sabatier; haar vrienden, haar minnaars. Amsterdam / Antwerpen: Atlas, 2010.
22. Dorrestijn H. Ik moest een schaap een tongzoen geven. De liedjes voor volwassenen, Amsterdam: Bert Bakker, 1990.
23. Drenth J. De oorsprong van de wereld: Feiten en mythen over het vrouwelijk geslacht. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2001. 24. Dulieu J. Paulus de Boskabouter - Het Flessenmannetje (deel 15). Assen: De Meulder, 2005. 25. Eco U. De geschiedenis van de lelijkheid. Amsterdam: Bert Bakker, 2007.
26. Eco U. De geschiedenis van de schoonheid. Amsterdam: Bert Bakker, 2005. 27.
Flaubert G. Madame Bovary. Amsterdam: Contact, 1970.
28. Geest S van der. Over de aanraking van de dokter. Med Cont 1994; 49: 1045-7. 29. Godijn W. De zieken breken. Amsterdam: Contact, 2008. 30. Grimm J. Sneeuwwitje. Amsterdam: Clavis, 2008. 31.
Grunberg A. Huid en haar. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2010.
32. Haenen M. Mijn buurvrouw heeft nieuwe borsten. NRC Handelsblad, 11-12-2004. 33. Hanssen H. Kaal! Zonder kopzorg. Zutphen: Alpha, 1996.
34. Heerden J van. Denkend aan de slag bij Beverwijk. AMC Magazine 2010; 1: 20-3.
35. Heijwegen G. In the cut: hakken en pijpen. De Filmkrant 252, februari 2004 (www.filmkrant.nl) 36. Herberghs L. Daarmee wordt gezwegen (gedichten). Herbergs en Brouwers, 2000. 37.
Herbert Z. Schaamte. In: Herbert Z. Verzamelde gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij, 1999: 527.
38. Hermans WF. Nooit meer slapen. Amsterdam: De Bezige Bij, 1966.
39. Horstmanshoff HFJ. Paulus van Aegina. Dokters van eeuwen. CJE Kaandorp, JJE van Everdingen, redactie. Overveen: Belvédère, 1999. 40. Irving J. De wereld volgens Garp. Bussum: Agathon, 1979.
164
165
41.
Jacobs AH. De vrouw. Haar bouw en haar inwendige organen. Aanschouwelijk voorgesteld door beweegbare platen en met geïllustreerden, verklarenden tekst (een populaire schets), Deventer: Kluwer, 1898.
42. Jansen T. De Volkskrant, 12-4-1997.
43. Jansen T. Koerikoeloem (gedichten). Amsterdam: Podium 2007.
44. Jourard SM. An exploratory study of body-accessibility. Brit J Soc Clin Psychol 1966; 5: 221-31.
45. Kast B. De liefde – en waar de hartstocht vandaan komt. Wereldbibliotheek, Amsterdam 2006: 37.
46. Kaufman G. The psychology of shame: theory and treatment of shame-based syndromes. New York: Springer, 1989. 47.
Keizer B. Het refrein is Hein. Nijmegen: SUN, 1994.
48. Keizer B. Tijdelijk feest; poskoloniale doktersroman. Nijmegen: SUN, 1998.
49. Kompanje EJO. A remarkable case in the history of obstetrical surgery: a laparotomy performed by the Dutch surgeon.
Abraham Cyprianus in 1694. Eur J Obstet & Gynecol & Reproduct Biol 2005; 118: 119-25.
devised by Guilhelmius Fabricius Hildanus (1560-1634). Archives of Sexual Behavior 35: 603-5.
Boom/Belvédère, 1996.
50. Kompanje EJO (2006). Painful sexual intercourse caused by a disproportionately long penis: an historical note on a remarkable treatment 51.
Korte J de. Vers fluweel. In: Omtrent de huid; cultuurhistorische verkenningen. Th. van Joost, J.J.E. van Everdingen, redactie. Amsterdam:
52. Koster M, Price P. Rwandan female genital modification: Elongation of the Labia minora and the use of local botanical species. Culture,
Health & Sexuality 2008;10:191-204.
2004: 5-8.
53. Kousbroek R. De Galatea’s van Carla van de Puttelaar. In: Carla van de Puttelaar. Amsterdam: Basalt Publishers & Van Zoetendaal Collections, 54. Kroes R. Dicht op de huid. MOMENTU M 2007; 2007; 1 (no 4).
55. Lawrence DH. Lady Chatterley’s Lover. Nederlandse vertaling van J.A. Sandfort. Amsterdam: Contact, 1958.
56. Leroi AM. On the Form, Varieties and Errors of the Human Body. New York: HarperCollins Publishers, 2003. 57.
Maris, L van. ‘Tegelijk met haar hemd laat zij ook haat schaamte vallen’. In: Kunst & Schrift. Het blote gevaar. 1993; 3: 36-41.
58. Martel Y. Het leven van Pi. Amsterdam: Prometheus, 2007.
59. Martelaere M de. Een verlangen naar ontroostbaarheid – Over leven, kunst en dood. Meulenhoff: Amsterdam, 1993: 169-71. 60. McClintock MK. Menstrual synchrony and suppression. Nature 1971; 291: 244-5. 61.
Meulenberg F. Een fistel van tijd; essays over literatuur en geneeskunde. Overveen: Belvédère, 1997.
62. Meulenberg F. Gebroken rijm. Essays over emoties en poëzie. Overveen: Belvédère, 2011. 63. Meulenberg F. Heimwee is een kat; ziekten in de literatuur. Overveen: Belvédère, 1994.
64. Mieras M. Liefde; wat hersenonderzoek onthult over de klik, de kus en al het andere. Amsterdam: Nieuw Amsterdam, 2010. 65. Miersch M. Dierenliefde. Rijskwijk: Elmar BV. 2000.
66. Moeliker K. De Eendenman, over homoseksuele necrofilie en ander opmerkelijk diergedrag. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2009. 67. Moore S. In de snee. Amsterdam: Prometheus, 1996.
68. Moravia A. L’Uomo che guarda, 1985. Vertaling Frédérique van der Velde. De voyeur. Amsterdam: De Wereldbibliotheek, 1987. 69. Morriën A. De vinger van een dooie mof. Amsterdam: Van Oorschot, 1996. 70. Morriën A. Het kalfje en de gnoe. Amsterdam: Van Oorschot, 1991. 71.
Morriën A. Lectuur. In: Verzamelde gedichten. Amsterdam: Van Oorschot, 1994.
73.
Morris D. De naakte aap. Utrecht: Bruna, 1968.
72. Morriën A. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Van Oorschot, 1993.
74. Nabokov V. Uitnodiging voor een onthoofding. Amsterdam: De Bezige Bij, 1991. 75. Naipaul VS. Het raadsel van de aankomst. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1988. 76. Nobécourt L. La démangeaison. Paris: J’ai lu, 1998. 77.
Nolens D. Stilte en melk voor iedereen. Antwerpen: De Bezige Bij, 2011.
78. NRC Handelsblad, Anonymus. 24-7-2007.
79. NRC Handelsblad, Redactie Wetenschap. Teder zenuwstelsel registreert strelingen. 31-07-2002.
80. Nurayama A. Freaks – De exploitatie in circussen en reizende gezelschappen van menselijke fysieke fenomenen. Hedel: Librero, 1999. 81.
O ’Hagan S. Interview: Lars von Trier. The Observer, 12-07-2009.
82. Orwell S, Angus I (eds). The collected essays, journalism and letters of George Orwell. New York: Harcourt Brace Jovanovich, 1967. 83. Os H van. Kijk nou eens. Amsterdam: Balans, 2011.
84. Otten WJ. Ons mankeert niets. Amsterdam: Van Oorschot, 1994.
85. Pease A, Pease B. The definite book of bodylanguage. Nederlandse vertaling: Waarom mannen en vrouwen met hun lichaam zeggen
wat ze eigenlijk niet vertellen. Houten/Antwerpen: Spectrum, 2004.
86. Petroff E. Medieval women’s visionary literature. Oxford / New York: Oxford University Press, 1986. 87. Pieters F. Verliefdheid is gewoon stress. Natuurwetenschap & Techniek, 1-11-2003.
88. Plath S. Vier gedichten. Vertaling B.E. van Hasselt en P.J. Stokhof. De Tweede Ronde, 1988: 162-3.
89. Ploss H von. Das Weib in der Natur- und Völkerkunde, anthropologische Studien. Leipzig : L. Fernau, 1885. 90. Pruis M. De ervaren schamer – interview met Louis Tas. De Groene Amsterdammer, 10-3-1999. 91.
Reijnders T. Koele imperfectie. AMC Magazine 2006;1:28-9.
92. Robberechts D. De grote schaamlippen. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1969.
93. Rosenthal ML. Introduction: More than meets the eye. In: Rosenthal ML [ed]. The William Carlos Williams Reader.` New York:
New Directions, 1966.
94. Royen H. van. De ontsnapping. Amsterdam: Vassallucci, 2009.
95. Rutten AMG. Heksen, heiligen en hallucinogenen; medische toverkunsten. Rotterdam: Erasmus Publishing, 2005.
96. Scheflen AE. Body Language and the Social Order: communication as behavioral control. Englewood Cliffs (N.J.): Prentice-Hall, 1973. 97. Scoffren J. ‘The London Surgical Home and modern Surgical Psychology, 1876.
98. Seuntjens W. On Yawning, or The Hidden Sexuality of the Human Yawn [Proefschrift] Vrije Universiteit, Amsterdam 2004;
Later vertaald als: Gaap. De ontdekking van de geeuw. Eindhoven: De Boekenmakers, 2007.
Zie ook: http:// www.tijdschriftlover.nl
99. Smelik A. Kaal, kaler, kaalst – Het ideaal van het haarloze lichaam. Lover, Tijdschrift over feminisme, cultuur en wetenschap 2007; 34: 2. 100. Smit S. Heks. Amsterdam: Arena, 2001. Zie ook www.susansmit.nl/hekserij.
101. Starik F. Hoe verdriet eruitziet; rouwen is een eenzame bezigheid. NRC Handelsblad, 23-10-2009. 102. Stendhal. Over de liefde. Amsterdam: De Bezige Bij, 1995.
103. Stern K, McClintock MK. Regulation of ovulation by human pheromones. Nature 1998; 392: 177-9.
104. Updike J. Brazil. 1994. Vertaald door Anneke van Huisseling, Brazilië. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1995. 105. Updike J. Self-consciousness - memoirs. Deutsch: London, 1989.
106. Vasari G. Le vite de’piu eccellenti pittori, sculturo e architettori (1568); Nederlandse vertaling door Anthonie Kee.
De levens van kunstenaars. Amsterdam: Contact, 1990.
107. Wigersma T. Acht dagen met Engel. Rotterdam: Lemniscaat, 2004.
108. Wigman M. Dit is mijn dag (gedichten). Amsterdam: Prometheus 2004.
109. Williams WC. Of medicine and poetry. In: Rosenthal ML [ed]. The William Carlos Williams Reader. New York: New Directions, 1966: 304-8. 110. Williams WC. The doctor stories. New York: New Directions, 1984.
111. Williams WC. The use of force. In: Willams WC. Life along the passaic river. Norfolk: New Directions, 1938: 33-7. 112. Wolkers J. De walgvogel. Amsterdam: Meulenhoff, 1974. 113. Wolkers J. Zomerhitte. Amsterdam: De Bezige Bij, 2005.
114. Zwoel, C van. Alle remmen los; sardonicus Lars von Trier over vrouwen, religie, depressies en sprekende dieren. NRC Handelsblad.
23-10-2009.
166
167
Bronvermelding beeld IStockphoto
Figuur 67. Les Liaisons dangereuses), 1935. René Magritte, privé collectie.
190, 192, 193.
Figuur 72. Foto Ringo Tang. Hong Kong. website: http://www.ringotang.com/ Ringo@ringotang.
Getty Images
Figuur 74. Rafael en la Fornarina, schilderij, Jean Auguste Dominique Ingres, Columbus, Gallery of Fine Arts.
Figuur 2, 12, 39, 40, 41, 44, 45, 46, 47, 57, 62, 75, 76, 92, 95, 118, 123, 139, 143, 146, 150, 152. 154, 157, 158, 160, 161, 165, 166, 168, 169, 170, 173, 174, 175, 176, 177,
Figuur 69. De geboorte van Venus uit het schuim van de zee. Schilderij, rond 1483. Sandro Botticelli, Uffizi-museum, Florence. Figuur 73. La fornarina, schilderij 1518. Rafael. Galleria Nazionale d’Arte Antica in Palazzo Barberini, Rome.
Omslag, figuur 1, 66, 70, 91.
Figuur 81, 82. Ha dokter Ho dokter; knotsgekke geneeskunde uit grootvaders tijd. Leonard de Vries. Haarlem: De Haan, 1976.
Marterfile
Figuur 85. De bebaarde vrouw, schilderij 1631. Jusepe de Ribera, 1591-1652. Hospital de Tavera. Toledo, Spanje.
Figuur 83. Man met haartooi van touw. jonibe.de. photocase.com.
Figuur 2, 15, 77, 125, 127, 147, 192, 193.
Figuur 88. Heksensabat, houtsnede 1510, Hans Baldung Grien. Amsterdam Rijksmuseum.
Depositphotos
Figuur 90. Linda maestra! Plaat 68 van Los Caprichos, eind 18e eeuw. Gicléedruk van Francisco de Goya.
Figuur 89. Waterproef. Uit Witchcraft; the history and Mythology. Richard Marshall. Saraband, Schotland 1995.
Figuur 68, 135.
Figuur 91. Heksensabbat, schilderij 1797-1798, Francisco Goya, Museo del Prado, Madrid.
Figuren afkomstig van dia’s
Figuur 98. Sappho, 1867, Charles August Mengin, Manchester, Art Gallery.
Figuur 97. De Heks, 1640-1649, Salvator Rosa, Milaan, particuliere verzameling.
20, 21, 23, 24, 70, 86, 126, 171, 178, 179, 185.
Figuur 99. Jeanne d’Arc op de brandstapel in Rouen. Uit Witchcraft; the history and Mythology. Richard Marshall. Saraband, Schotland 1995.
Internet foto’s
Figuur 103. Vrouw gebeten door een slang, 1847. Auguste Clésinger (1814-1883) Parijs, Musée d’Orsay.
130, 131, 132, 133, 134, 138, 140, 141, 142, 144, 145, 148, 149, 153, 155, 155, 162, 163, 164, 167, 168, 172, 182, 183, 184, 186, 187, 188, 189, 191.
Figuur 105. Pygmalion en Galatea, 1890, Jean-Léon Gérôme,The Bridgemen Art Library, Londen.
Overige figuren
Figuur 109, 110, 111. Carla van de Puttelaar, omslag boek + twee foto’s (Untitled 1998 en 2000).
Figuur 5. Aquarel van leprapatiënt uit 1936 door Johannes Petrus ter Maten, dermatoloog te Amsterdam (1867-1966). Collectie NVDV.
Figuur 114. Sciapode: barbaar met een reuzenvoet die als parasol dient. Pentekening (1493) Hartmann Schedel (1440-1514)
Figuur 9. Vrouw met kattenkop. Daniel Lee, 1994, Linz, Oberöstereichisches Landesmuseum.
Figuur 115. De drie gratiën. Schilderij, 1635. Peter Paul Rubens. Madrid, Museo del Prado.
Figuur 16. Tekening van Stefan Verweij.
Figuur 117. Théodore Chassériau, Macbeth en de drie heksen. Schilderij, 1855. Parijs, Musée d’Orsay.
Figuur 23. Pentekening van penisboom. 14e eeuw n.C. Bibliotheca Mediceo-Laurenziana, Florence.
Figuur 124. man met scheef gezicht. Nède Avignon http://nede.bookfoto.com.
Figuur 28,29, 30. Foto’s ontleend aan Kees Moeliker, De eendeman. Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2009.
Figuur 136. Reading Girl, schilderij, 1886, Theodor Roussel, Tate Gallery, Londen.
Figuur 38. Het omslag van het boek Zomerhitte van Jan Wolkers. Stichting CNPB ter gelegenheid van de Boekenweek 2005.
Figuur 151. Jan Miense Molenaer, De vijf zintuigen: De reuk, 1637 paneel. Mauritshuis, Den Haag.
Figuur 53. De oorsprong. van de wereld. schilderij 1866. Gustave Courbet. Parijs, particulier bezit.
Figuur 181. Karikatuur. Bartolomeo Passerotti . Privé collectie, Italië.
Figuur 3, 7, 8, 11, 12, 14, 17, 19, 22, 25, 26, 27, 33, 34, 36, 37, 42, 47, 51, 52, 54, 55, 56, 58, 59, 63, 66, 71, 78, 79, 87, 93, 94, 96, 100, 102, 107, 112, 119, 120, 121, 122,
Figuur 101. Het omslag van het boek van Peter van Dijk: Madame Sabatier; haar vrienden, haar minnaars. Uitgeverij Atlas, 2010.. Figuur 104. Le moulage sur nature, 1887, Eduard Dantan, Gôteborgs Konstmuseum. Figuur 106. Moulage d’ acne. Parijs, Musée de Moulages.
Figuur 4. Foto Vrouw met baard, privécollectie dr. Johan Toonstra.
Figuur 113. De inspectie van de heraut. Aubrey Vincent Breadsly (1872-1898).
Figuur 6. Vrouw met olifantsbenen, G.H. Fox. Iconographie photographique des maladies de la peau, Paris, 1882.
in Liber Chronicarum, ook wel de Kroniek van Neurenberg genoemd.
Figuur 10. Betta Lake, het meisje met de rubberhuid. Uit het boek Freaks van Akimitsu Naruyama.
Figuur 116. De drie gratiën. Schilderij, 1978. Frank Frazetta (1928-2010).
Figuur 18. De vruchtbaarheidsgod Priapus. Fresco uit casa dei Vettii in Pompei, Italië.
Figuur 120. De Extase van de Heilige Teresa (1647-1652), Beeld van Gian Lorenzo Bernini (1598–1680). Santa Maria della Vittoria, Rome.
Figuur 26. Phallus impudicus. Vilja. Silkeborg, Denemarken.
Figuur 129. Meisje met lang haar. ~mya~. photocase.com.
Figuur 35. Femme de race de Bochismann, 1815. Portret door Léon de Wailly, Parijs.
Figuur 137 Volle metro. Ryan Hoover http://www.japantoday.com Toestemming gevraagd; geen antwoord.
Figuur 48,49,50. Foto’s van Daniël Marcus, 1991. Toestemming gevraagd; geen antwoord.
Figuur 180. Tongzoen van Katja Schuurman en Ellen ten Damme voor het goede doel (Aidswezen in Afrika) 19 december 2010.
Circe, schilderij 1891. John William Waterhouse, Oldham Art Gallery, Oldham, Engeland.
Figuur 186. Venus Pudica Praxiteles, 4e eeuw v. Chr.
Figuur 60. Circe met Odysseus als spieder in de spiegel, John William Waterhouse, 1891, Oldham Art Gallery, Oldham, U.K. Figuur 61. Het Turkse bad, schilderij 1862. Jean Auguste Dominique Ingres, Louvre, Parijs. Figuur 64. De badende Bathseba, schilderij ca. 1654. Rembrandt van Rijn. Louvre, Parijs.
Figuur 65. De badende Susanna, schilderij 1636, Rembrandt van Rijn. Mauritshuis, Den Haag.
168
mooi maken