MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM Voorjaar 2013
LIGHTBOXTM
INHOUD 1 2 3
4
5
6
7
ALGEMEEN VEILIGHEIDSMAATREGELEN INSTALLATIE 3.1 Start installatie 3.1.1 Eindbak 3.1.2 Tussenbak 3.1.3 Schema lightbox afstanden en gat combinaties 3.1.4 Opstelling afstand achter elkaar 3.2 Ballast in de Lightboxen 3.3 Montage zonnepanelen 3.4 Kabeldoorvoer en DC bekabeling AANSLUITEN E-TECHNIEK 4.1 Elektro werkomschrijving 4.1.1 AC hoofdaansluiting. 4.1.2 Omvormer 4.1.3 Aansluiten AC voeding op de omvormer 4.1.4 Algemeen. 4.1.5 Keuringen 4.2 Omvormer 4.3 In werking stelling MONTAGE MC4 CONNECTOREN 5.1 Benodigd gereedschap: 5.2 Werkwijze MONTAGE Radox CONNECTOREN 6.1 Benodigd gereedschap: 6.2 Werkwijze MONTAGE SUNCLIX CONNECTOREN 7.1 Benodigd gereedschap: 7.2 Werkwijze
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
2
Figuurlijst Figuur 1: Afstand tot dakrand ................................................................................................ 4 Figuur 2: Eindbak .................................................................................................................. 8 Figuur 3: Afmeting gaten eindbak .......................................................................................... 8 Figuur 4: Lettercode gaten .................................................................................................... 8 Figuur 5: Gat combinaties ..................................................................................................... 8 Figuur 6: Tussenbak. ............................................................................................................. 9 Figuur 7: Lettercode gaten..................................................................................................... 9 Figuur 8: Gat combinaties ..................................................................................................... 9 Figuur 9: Gat combinaties ..................................................................................................... 9 Figuur 10: Opstelling van 10 graden .....................................................................................11 Figuur 11: Opstelling van 15 graden .....................................................................................11 Figuur 12: Opstelling van 25 graden .....................................................................................11 Figuur 13: Midden zone bepalen ..........................................................................................12 Figuur 14: Overzicht van met betontegels verzwaarde Lightboxen .......................................12 Figuur 15: Indeling windgebieden in Nederland ....................................................................13 Figuur 16: Omgeving bepaling ..............................................................................................13 Figuur 17: Onbebouwd gebied .............................................................................................13 Figuur 18: Bebouwd gebied ..................................................................................................13 Figuur 19: Tabel ballastindicaties Lightbox ...........................................................................14 Figuur 20: Plaats vooraf M8 bout en moet in de gaten in het frame van de zonnepaneel .....15 Figuur 21: Prik de bouten in de gaten van de Lightboxen en leg zo het paneel op de onderconstructie ...................................................................................................................15 Figuur 22: Sluit de bekabeling aan op naast gelegen panelen zoals dit in het eendraadschema is opgegeven. ...........................................................................................15 Figuur 23: Voorbeeld van kabeldoorvoer ..............................................................................16 Figuur 24: Afwerking DC bekabeling op het dak ...................................................................16 Figuur 25: Afwerking DC en AC bekabeling in polvaliet buizen in gebouwen ........................16 Figuur 26: Voorbeeld van een niet correcte afwerking voor wat betreft bekabeling. Kabels mogen niet los op het dak liggen ..........................................................................................17 Figuur 27: Niet gewenste situatie DC bekabeling, voorbeeld situatie met 12 PV modulen ....19 Figuur 28: Gewenste situatie om inductielus te minimaliseren. De kabels naar de omvormer volgend route via panelen terug, voorbeeld situatie met 12 PV modulen ..............................19
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
3
1
ALGEMEEN
Deze handleiding beschrijft de montage en in werkingstelling van een PV systeem op een vlakdak. De gehanteerde werkvolgorde betreft allereerst de werkzaamheden op het dak en daarna de DC en AC technische aansluiting van de omvormer. Voor een correcte en efficiënte werkmethode is het van belang om de werkzaamheden nauwkeurig te plannen. Dit betreft zowel de aanwezigheid van materieel en materiaal alsook de positie van de panelen op het dak. In het voortraject is reeds een inschatting gemaakt van de mogelijkheden van het systeem op het dak. Om er zeker van te zijn dat de complete installatie op het dak gemonteerd kan worden dient het dak nauwkeurig ingemeten te worden en de positie van de panelen bepaald te worden. Let erop dat er geen schaduw op de panelen kan vallen als gevolg van dakopbouw, bomen, schoorsteen of nabij gelegen panden. Ook dient in acht genomen te worden dat de panelen voornamelijk in de middenzone van het dak moeten staan. Dit in verband met de benodigde hoeveelheid ballast. Zie hiervoor pagina 13 en verder. Indien er voor wat voor reden dan ook wel schaduw op de panelen valt dient hier bijzondere aandacht aan geschonken worden. Denk hierbij aan gebruik van meerdere omvormers, omvormers met meerdere MPP trackers of specifieke software in de omvormer die de negatieve invloeden van schaduw binnen het systeem minimaliseren. Tevens is het ook van belang om te onderzoeken of er een vergunning nodig is voor het plaatsen van de zonnepanelen op het platte dak. Is het gebouw waarop de panelen geplaatst worden een Rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het gebouw in een Rijks beschermd stads- of dorpsgezicht, informeer dan bij uw gemeente of kijk op www.omgevingsloket.nl. Wanneer dit niet het geval is, kan het zonnepaneel vergunningsvrij gemonteerd worden indien het net zo ver verwijderd Figuur 1: Afstand tot dakrand
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
4
is van de dakrand als het paneel hoog is. Dus is het hoogste punt van het paneel 50 centimeter, dan moet de afstand tot de dakrand minimaal 50 centimeter zijn. Plaats de panelen zo goed mogelijk richting het zuiden. Panelen die naar het oosten of westen gericht staan zullen een verminderde opbrengst opleveren. De Lightboxen die achter elkaar worden geplaatst hebben een minimale onderlinge afstand. Dit in verband met onderlinge beschaduwing van de rijen zonnepanelen. Zie figuren 10, 11 en 12. Houd tevens rekening met de plaats van de kabeldoorvoer voor de bekabeling en de positie binnenshuis van de omvormer. Probeer deze locatie te kiezen zodat de afstand tussen de panelen en de omvormer niet meer dan 15 meter bedraagt, maar ook dat een AC kabel naar de meterkast correct kan worden aangebracht. Overleg met de bewoners wat een geschikte locatie kan zijn en maak hierbij duidelijk dat de omvormer geluid kan produceren indien deze in werking is. Controleer voorafgaand aan de werkzaamheden de bouwkundige staat van het dak. Indien er twijfel bestaat over de bouwkundige staat van het dak dient er nader onderzoek plaats te vinden. Een gespecialiseerd constructeur en dakwerk firma kunnen de staat rapporteren en indien nodig verbeteren. Dit is in het belang van veilig werken alsook voor de veiligheid van anderen. Nu en in de toekomst. De montagewerkzaamheden van PV installaties vinden plaats op het dak. Dit brengt bepaalde risico’s met zich mee en veiligheid dient bij de werkzaamheden dan ook altijd voorop staan. Voer de montage niet uit met harde wind en/ of regen en volg te allen tijden de VCA richtlijnen.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
5
2
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Het is van groot belang dat alle werkzaamheden op of aan gebouwen op een zorgvuldige en veilige wijze worden uitgevoerd. Hierin zijn de richtlijnen vanuit de VCA-certificering geldend en dienen te allen tijde nageleefd te worden. Daken kunnen enorm verschillen in opbouw, bouwkundige staat en conditie. Het is dan ook van belang dat vooraf de situatie goed bekeken wordt en ga zorgvuldig te werk bij dakbetreding. Ook dient de monteur veilig te werk gaan om letsel te voorkomen, zowel aan zichzelf als ook aan derden. De volgende punten dienen o.a. in acht genomen te worden:
Zorg voor een ordelijke werkplek en voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen en gebruik materieel dat periodiek wordt gekeurd door een deskundige instantie en van de juiste certificaten zijn voorzien. Gebruik harnasgordels in een goede staat verkerend. Dit geldt ook voor eventuele lifeline en safelock materialen. Gebruik elektrisch handgereedschap met CE markering. Let op dat alle opschriften duidelijk leesbaar zijn en dat het gereedschap optisch niet beschadigd is. Zorg ervoor dat bij het gebruik van een ladder deze geborgd staat. Zorg bij gebruik van een rolsteiger dat deze stabiel opgesteld staat. Leg bodemplaten en voorzie in leuningen op 50 centimeter en op 100 centimeter hoogte, als ook kantplanken. Gebruik indien vereist vangnetten, zowel als PBM als voor bescherming van de directe omgeving.
Verder dient in acht genomen te worden dat het veroorzaken van schade aan het dak extra werk en extra kosten met zich mee brengt.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
6
3 3.1
INSTALLATIE Start installatie
Nadat de positie van de panelen is bepaald kan gestart worden met de daadwerkelijke montagewerkzaamheden. Zorg ervoor dat de ondergrond voldoende vlak en schoon is. Grind moet plaatselijk worden weggehaald. Positioneer de eerste Lightbox en plaats vervolgens de overige Lightboxen op een vooraf bepaalde onderlinge afstand in de rijen. Het gebruik van een mal kan de installatie aanzienlijk versnellen. Op de Lightbox die gebruikt wordt zijn meerdere type zonnepanelen te monteren. Er zitten daarvoor meerdere gaten in de Lightbox. Op de volgende pagina is te zien welk gat voor welk zonnepaneel gebruikt kan worden. Aan de onderzijde van de Lightboxen zijn rubber granulaat tegeldragers verlijmd. Deze moeten onder de Lightboxen blijven zitten i.v.m. bescherming van de dakbedekking. Per Lightbox zijn er 5 tegeldragers van 100x100x10 mm. Positioneer de Lightboxen achter elkaar volgens opgeven afstanden in figuur 10, 11 en 12. Per type Lightbox met paneel hellingshoeken van 10, 15 en 25 graden varieert deze. Hiermee wordt een minimale beschaduwingshoek van 20 graden verwezenlijkt. Door panelen verder uiteen te zetten kan de opbrengst enkele procenten verhoogd worden. Dit doordat de zichthoek van het paneel wordt vergroot. Indien de panelen dichter bij elkaar geplaatst worden heeft dit een negatieve invloed op de opbrengst.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
7
3.1.1
Eindbak
Figuur 2: Eindbak
Figuur 3: Afmeting gaten eindbak
Figuur 4: Lettercode gaten
Gat combinatie A-E
Gat combinatie B-D
SUNTECH 54 cells
LG 60 cells
SUNTECH 60 cells CSUN 60 cells
Gat combinatie A-C CANADIAN SOLAR 60 cells
JA 60 cells LDK 60 cells
Gat combinatie C
LDK 72 cells
YINGLY 60 cells
BYD 60 cells
SUNPOWER 96 cells
BYD 72 cells
CNPV 60 cells
ET 60 cells
SOLON
ET 72 cells
TRINA
EGING 60 cells
SCHEUTEN
HANWAH Solar
ASTRONERGY
RENESOLA 60 cells
YINGLY 48 cells
Figuur 5: Gat combinaties
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
8
3.1.2
Tussenbak
Figuur 6: Tussenbak
Figuur 7: Afmeting gaten tussenbak
Figuur 8: Lettercode gaten
Gat combinatie E-G
Gat combinatie C-I
Gat combinatie A-K
LG 60 cells
JA 60 cells
YINGLY 60 cells
CANADIAN SOLAR 60 cells
LDK 60 cells
LDK 72 cells BYD 72 cells
Gat combinatie D-G
Gat combinatie B-I
CNPV 60 cells
SUNTECH 60 cells
SUNPOWER 96 cells
SOLON TRINA
Gat combinatie D-H
Gat combinatie B-J
SUNTECH 54 cells
ET 72 cells
SUNTECH 72 cells
ASTRONERGY
SCHEUTEN
CSUN 60 cells BYD 60 cells
Gat combinatie A-J
ET 60 cells
YINGLY 48 cells
EGING 60 cells HANWAH Solar RENESOLA 60 cells Figuur 9: Gat combinaties
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
9
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
A-E A-E A-E A-E A-E A-E A-E A-E A-E A-E A-E A-E A-E A-E C C C C C C C C B-D A-C
Gat combi eind
Plaatsen tussenbak, afstand tussenPlaatsen tussenbak, Plaatsen eindbak, tussen afstand tussen-eind afstand eind-eind X [mm] Y [mm] Z [mm] 909 849/825 764 752 667 582 1226 1141 1056 910 825 740 1226 1081 936 920 800 680 1250 965 680 920 800 680 910 825 740 1250 965 680 920 835 750 922 837 752 910 825 740 910 825 740 930 770 610 940 780 620 990 830 670 922 902 882 940 780 620 844 849/825 829 917 757 597 592 570/430 410 930 930 910 900 840 780
Gegeven afmetingen altijd in het werk nameten. * Bij gebruik van de eindbak eventueel ander gat gebruiken. Anders komt eindbak onder paneel uit. Tussenafstand klopt dan niet zoals hier is weergegeven. ** De gat combi bij de tussenbak is asymetrisch, de Lightbox staat doordoor iets uit het midden. *** Gebruik stelruimte van slobgat om panelen 2 mm uit elkaar te zetten.
Lengte paneel L [mm] SUNTECH 60 cells 1640 SUNTECH 54 cells 1482 SUNTECH 72 cells 1956 ET 60 cells 1640 ET 72 cells 1956 LDK 60 cells 1642 LDK 72 cells 1958 JA 1650 BYD 60 cells 1640 BYD 72 cells 1956 EGING 60 cells 1650 HANWAH Solar 1652 RENESOLA 60 cells 1640 CSUN 1640 SOLON 1640 TRINA 1650 SCHEUTEN 1640 ASTRONERGY 1652 CNPV 60 cells 1650 SUNPOWER 96 cells* 1559 YINGLY 60 cells 1650 YINGLY 48 cells*** 1330 LG 1632 CANADIAN 1638
Type PV
Bij montage op tussenbak, afstand Gat combi tussen tussen panelen W [mm] D-G ** 9 D-H 10 D-H 10 D-H 10 B-J 10 C-I 18 A-K 32 C-I 10 D-H 10 A-K 34 D-H 10 D-H 10 D-H 10 D-H 10 A-K 30 A-K 30 A-K 90 B-J 10 A-K 30 B-I ** 25 A-K 7 A-J** 2 E-G 38 E-G 2
3.1.3 Schema Lightbox afstanden en gat combinaties
10
3.1.4
Opstelling afstand achter elkaar
Figuur 10: Opstelling van 10 graden
Figuur 11: Opstelling van 15 graden
Figuur 12: Opstelling van 25 graden
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
11
3.2
Ballast in de Lightbox
Voorafgaand aan het plaatsen van de panelen worden de Lightboxen voorzien van ballast. De Lightboxen worden zonder dakpenetratie op het dak geplaatst en ballast is nodig om te zorgen dat de elementen solide op het dak blijven staan.
L1
L2 De zonnepanelen mogen alleen in de midden zone geplaatst worden. In figuur 13 is de midden zone weergegeven. De afstand tot de rand staan in afbeelding als a en b. Voor de berekening zijn de lengte, breedte en hoogte maten van belang. Bereken a: bepaal e= L2 of 2xh Figuur 13: Bepalen midden zone Kleinste waarde is maatgevend. a= e/10 Bereken b: bepaal e= L1 of 2xh Kleinste waarde is maatgevend. b= e/10 Positioneer de betontegels vlak in de Lightbox en waar mogelijk zo ver mogelijk tegen de hoge kant van de Lightbox. Zo wordt de momentarm van het gewicht ten opzichte van het mogelijke kantelpunt aan de voorzijde van de Lightbox zo groot mogelijk gemaakt. De Lightboxen van Oskomera zijn standaard verkrijgbaar in drie verschillende gradenhoeken. De ballast die in de lightbox komt is mede afhankelijk van de hellingshoek waaronder het paneel wordt geplaatst. Een paneel van 10 graden vangt minder wind als een paneel van 25 graden waardoor er meer ballast nodig is.
Figuur 14: Overzicht van met betontegels verzwaarde Lightboxen.
Indien er grote aantallen zonnepanelen worden geplaatst, met als onderconstructie de Lightbox, kan eventueel in het middenveld minder ballast toegepast worden. Informeer hiervoor bij Oskomera wat het gewicht in die Lightboxen mag worden.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
12
Vervolgens moet er gekeken worden waar in Nederland de Lightboxen worden geplaatst. Nederland is op te verdelen in drie verschillende windgebieden. Zie hiervoor onderstaand schema en indeling van windzones in Nederland.
Dan is het belangrijk in wat voor omgeving het Figuur 15: Indeling windgebieden in Nederland gebouw komt te staan. Is het een bebouwde of onbebouwde omgeving. De omgeving waarin gekeken moet worden is te bepalen vanuit de hoogte van het gebouw. R is de straal van het gebied, die is te bepalen door 50 maal de hoogte te nemen (in meters) met een minimum van 500. Nu je de omgeving van het gebouw hebt is het belangrijk wat er in dat gebied staat. In de afbeelding hiernaast is de cirkel op te delen in vier sectoren. Per sector moeten er 20 obstakels zijn met een onderlingen afstand van maximaal 20 maal de hoogte van het gebouw waar de panelen op komen. Voldoet het niet in één sector van de cirkel Figuur 16: Omgeving bepaling valt het object onder de categorie onbebouwd.
Figuur 17: Onbebouwd gebied
Figuur 18: Bebouwd gebied
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
13
Ballast Lightbox van 10 graden Hoogte [m] 4 6 8 10 12 14 16 18 20
Windgebied 1 Bebouwd [kg]
Onbebouwd [kg]
64 83 97 109 119 128 136 143 149
95 115 129 141 151 160 168 175 181
Windgebied 2 Windgebied 3 Bebouwd Onbebouwd Bebouwd Onbebouwd [kg] [kg] [kg] [kg] 50 66 78 87 96 103 109 115 120
76 92 104 114 122 130 136 142 147
37 50 60 68 74 80 85 90 94
58 71 81 89 96 102 107 112 116
Ballast Lightbox van 15 graden Hoogte [m] 4 6 8 10 12 14 16 18 20
Windgebied 1 Bebouwd [kg]
Onbebouwd [kg]
66 85 100 112 122 131 139 146 152
98 118 133 145 155 164 172 179 185
Windgebied 2 Windgebied 3 Bebouwd Onbebouwd Bebouwd Onbebouwd [kg] [kg] [kg] [kg] 51 68 80 90 98 106 112 118 123
78 94 107 117 125 133 139 145 150
38 52 62 70 77 83 88 93 97
60 74 84 92 99 105 110 115 119
Ballast Lightbox van 25 graden Hoogte [m] 4 6 8 10 12 14 16 18 20
Windgebied 1 Bebouwd [kg]
Onbebouwd [kg]
78 100 117 130 142 152 160 168 176
114 137 153 167 167 189 197 205 212
Windgebied 2 Windgebied 3 Bebouwd Onbebouwd Bebouwd Onbebouwd [kg] [kg] [kg] [kg] 62 80 94 105 115 123 130 137 143
92 110 124 136 145 154 161 167 173
47 62 73 82 90 97 103 108 113
72 87 98 107 115 122 128 133 138
* Deze ballastcalculatie is een advies voor het gebruik van de Lightbox van Oskomera Solar Power Solutions voor haar klanten. Uitgangspunt is een 60 cells paneel met een gewicht van 19 kg in een gekoppelde opstelling en alleen voor de middenzone van het dak. Oskomera kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor letsel en/of schade als gevolg van het in acht nemen van dit advies. Maart 2013 Figuur 19: Tabel ballastindicaties Lightbox
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
14
3.3
Montage zonnepanelen
Nadat de Lightboxen met betontegels zijn verzwaard kunnen de panelen worden gemonteerd. Monteer in het frame van het paneel de M8 bouten met moer. Selecteer hiervoor de juiste montagegaten zodat deze overeen komen met de gaten in de geplaatste Lightboxen. Zie hiervoor de Figuur 20: Plaats vooraf M8 bout en moer in de juiste matrix op pagina 10. gaten in het frame van het zonnepaneel. Met de voor gemonteerde bouten is het eenvoudig om de panelen in de daarvoor bestemde gaten van de Lightbox te prikken. Het is hierbij belangrijk dat de Lightboxen goed staan gepositioneerd. Met het beton in de elementen zijn deze lastiger te verplaatsen. Het later verplaatsen van de Lightbox inclusief ballast kan de dakbedekking ernstig beschadigen. Lus de panelen nu onderling door volgens het voor het systeem geldende eendraadschema. Zorg dat de junctionboxen van de panelen allemaal dezelfde kant op liggen om zo het doorlussen te vereenvoudigen.
Figuur 21: Prik de bouten in de gaten van de Lightboxen en leg zo het paneel op de onderconstructie.
Als het paneel is geplaatst monteer de M8 sluitring en borgmoer op de bout en draai deze aan. Verzorg op het dak de bekabeling op een zorgvuldige wijze. Indien panelen achter elkaar doorgelust moeten worden dient hiervoor een koppelkabel gebruikt te worden. Zorg dat deze goed is gefixeerd op het dak en niet kan verschuiven onder invloed van wind oid. Dit kan middels een kabelgoot of polvaliet buis die eventueel op een betontegel is gefixeerd. Ook afgaande bekabeling naar de omvormers moet met de juiste middelen worden afgewerkt.
Figuur 22: Sluit de bekabeling aan op naast gelegen panelen zoals dit in het eendraadschema is opgegeven.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
15
3.4
Kabeldoorvoer en DC bekabeling
In de eerste fase van de werkzaamheden is de locatie van de omvormer bepaald. Ook het kabeltracé tussen omvormer en dak is hierin meegenomen. Boor ter plaatse van de geplande dak doorvoer een gat, afhankelijk van het aantal kabels, van binnen naar buiten. Ga hiermee zorgvuldig te werk en ben er zeker van dat er geen onvoorziene beschadigingen optreden. Een geveldoorvoer kan in specifieke gevallen ook Figuur 23: Voorbeeld van kabeldoorvoer toegapast worden. Breng de DC bekabeling aan van de omvormerlocatie, via dak- of geveldoorvoer tot waar de panelen worden gemonteerd. Afhankelijk van de systeemgrootte en de configuratie is er voorzien in bekabeling. Zie hiervoor het desbetreffende eendraadschema. De kabeldoorvoer dient als volgt afgewerkt te worden. - Waterdichtheid door het gebruik van hulpstukken zoals een zwanenhals. Zorg dat deze correct wordt ingeplakt in de dakbedekking. - Aan de binnenzijde dient de kabeldoorvoer correct te worden verzorgd. Water mag niet Figuur 24: Afwerking DC bekabeling op het dak door de dakdoorvoer lopen en ook dienen er isolerende maatregelen genomen te worden zoals bv. PUR. De DC bekabeling moet waar mogelijk uit het zicht geplaatst worden, maar dient altijd in polvaliet kabelbuizen of vergelijkbare mantels, Ø19 mm geplaatst te worden. Bij bochten mogen de kabels zonder mantel geplaatst worden. DC bekabeling heeft een minimale buigradius van vijf maal de kabel diameter. Voor de 4mm2 kabel geeft dit een buigradius van circa 32,5mm, hetgeen gelijk is aan een buigdiameter van 65mm. Op het dak dient de DC bekabeling verzorgd en deugdelijk weggewerkt te worden. Hierbij mag er geen kabel los op het dak liggen en dient de kabel middels tyraps, kabelclips of tegen de panelen of aan de draagstructuur vast gezet te worden.
Figuur 25: Afwerking DC en AC bekabeling in polvaliet buizen in gebouwen
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
16
Dit ondermeer om de kabels te beschermen tegen het schuren langs scherpe randen van o.a. Lightbox en zodat vervuiling zoals bladeren niet achter de kabel kan blijven steken. Bij gebruik van klemmateriaal mag deze niet dermate strak worden aangespannen dat de isolatie van de bekabeling wordt beschadigd. Dit kan lekspanningen veroorzaken. Middels klemmateriaal dient ook voorkomen te worden dat er trekspanningen op de kabels kunnen komen te staan. Indien de bekabeling op welke wijze dan ook is Figuur 26: Voorbeeld van een niet correcte afwerking beschadigd dient deze vervangen te worden door voor wat betreft de bekabeling. Kabels mogen niet een nieuw stuk kabel. De dubbele wand van de kabel los op het dak liggen. bezorgd de kabel zijn isolatiewaarde welke behouden dient te worden. Ten behoeve van de aansluiting van de DC bekabeling op de omvormer wordt er in geval van Mastervolt of Growatt gebruik gemaakt van MC4 connectoren. In geval van een SMA omvormer wordt gebruik gemaakt van Sunclix. Voor de aansluiting van de plus stekker van het paneel naar de omvormer wordt de rode DC kabel gebruikt. De min stekker van het paneel wordt met de zwarte DC kabel aangesloten. De aansluiting van de panelen gebeurt voornamelijk met MC4 connectoren of compatibel. Controleer vooraf welke connectoren aan de panelen zijn gemonteerd. Gebruik voor het monteren van de connectoren de daarvoor bestemde gereedschappen. In de bijlage is een gedetailleerde werkomschrijving gegeven. .
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
17
Om de kans op inductiespanningen te beperken is het verplicht de DC bekabeling bij elkaar te binden. Hierdoor wordt een inductielus voorkomen of geminimaliseerd. In Figuur 26 is de niet wenselijke situatie getoond. In Figuur is een alternatieve wijze getoond om de inductielus te minimaliseren. De kabel naar de omvormer volgt de route langs de junction boxen terug. De montagewijzen voor de Huber+Suhner Radox T-lock connectoren, Multi-Contact MC4 connectoren en Sunclix connectoren staan in hoofdstukken 5, 6 en 7. Feiten; Minimale kabel buigradius: 32.5mm. Kleurcodering Rood = plus kabel Zwart = min kabel
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
18
Figuur 27: Niet gewenste situatie DC bekabeling, voorbeeld situatie met 12 PV modulen.
Figuur 28: Gewenste situatie om inductielus te minimaliseren. De kabels naar de omvormer volgen route via de panelen terug., voorbeeld situatie met 12 PV modulen
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
19
4 4.1
AANSLUITEN E-TECHNIEK Elektro werkomschrijving
4.1.1 AC hoofdaansluiting. De PV installatie wordt in de meterkast op een vrije groep aangesloten conform het document Advies AC-koppeling Particuliere Systemen (AAPS). Deze is bijgevoegd of kan bij uw contactpersoon worden opgevraagd. Hiervoor moet in de meterkast een aftakpunt gemaakt worden die voldoet aan de volgende eisen: Vermogensbeveiliging. Zekering of installatieautomaat (B of C kar.) Maximale stroomsterkte staat vermeld in het AAPS Maximale stroomsterkte overschrijd in geen geval de inpandige hoofd- automaat / zekering; Selectiviteit ten opzichte van inpandige hoofdautomaat / zekering; Minimale kabeldikte conform AAPS; Moet voldoen aan het algemeen reglement voor elektrische installaties NEN1010. 4.1.2 Omvormer Installateur plaatst de omvormer in een geschikte ruimte. Criteria waar en hoe de omvormer geplaatst mag worden staat vermeld in de installatiehandleiding van de omvormer. Deze richtlijnen dienen gevolgd te worden. 4.1.3
Aansluiten AC voeding op de omvormer De installateur levert en installeert de kabel vanaf de meterkast tot aan de omvormer. De doorsnede van de kabel is vermeld in het AAPS en dient minimaal aangehouden te worden. Daarlangs bepaalt installateur type en diameter van de kabel, afhankelijk van o.a. de wijze van aanleg, belasting en alle andere factoren die bepalend zijn voor de berekening van de kabel volgens de geldende lokale richtlijnen. Kabel moet berekend worden met een maximaal spanningsverlies van 1% en een cos phi van 1. Bij de omvormer wordt een werkschakelaar geplaatst (geen WCD en stekker). Kabel tussen werkschakelaar en omvormer moet uitgevoerd worden met soepele kabel. In de Mastervolt omvormer wordt de kabel aangesloten op de klemmenstrook op de printplaat. Gebruik de MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
20
bijgeleverde wartels om een goede afdichting te waarborgen. Bij een SMA omvormer wordt de AC kabel aan een bijgeleverde AC stekker verbonden die aan de onderkant in de omvormer wordt gestoken. 4.1.4 Algemeen. Werkzaamheden betreft het hier beschreven proces inclusief het aanleveren van alle hulpmaterialen, kabelkanalen, PVC buizen, muuren dakdoorvoeringen, waterdicht afwerken, hak en breekwerk en alle grondwerkzaamheden indien noodzakelijk. Installatie moet voldoen aan het algemeen reglement voor elektrische installaties NEN1010 en NEN 3140. Installateur verzorgt berekeningen van alle toegepaste bekabeling en een actueel installatieschema voor de klant. 4.1.5 Keuringen De installateur verzorgt de keuring van de elektrische installatie en levert een volledig keuringsrapport van de gehele installatie aan de klant. 4.2
Omvormer
Afhankelijk van de systeem configuratie wordt er voorzien in een bijpassende omvormer of omvormers. Monteer deze bij voorkeur inpandig in een droge, geventileerde ruimte. Zie de IP-waarde van het type omvormer en de bijgeleverde handleiding. Zorg ervoor dat de kabellengtes van en naar de omvormer zo kort mogelijk zijn. Zowel voor opbrengstverliezen alsook ter voorkoming van hoge kosten. Voor de montage wordt verwezen naar de handleiding van de omvormer zelf. Let op bij het aansluiten van de DC bekabeling dat deze onder spanning staat. De string dienen te allen tijden worden doorgemeten vóór men deze aansluit op de omvormer. Hiermee kan worden gecontroleerd of de panelen op de correcte wijze zijn geschakeld. Houd hierbij het elektrotechnische schema in acht.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
21
Ben er zeker van dat de geïntegreerde DC schakelaar van de omvormer uitgeschakeld is [ O ] en de eventueel aanwezige AC werkschakelaar ook uitgeschakeld is. 4.3
In werking stelling
Als het systeem geheel correct is aangesloten kan het in werking gesteld worden. Dit gebeurt door eerst de AC zijde in bedrijf te stellen met de werkschakelaar of via de automaat in de meterkast. Daarna de DC werkschakelaar omzetten. Na een korte opstarttijd zal het systeem in werking treden. Na de complete montage en aansluiting van de installatie worden met duidelijke stickers de groepen gemarkeerd waarop de zonne-energie installatie is aangesloten. Hiervoor worden specifieke stickers ter beschikking gesteld
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
22
5
MONTAGE MC4 CONNECTOREN
5.1 Benodigd gereedschap: Striptang Knipex 12 12 11(of anderszinds) Krimptang Multi-Contact PV-CZM-326020 (of vergelijkbaar)
5.2
Werkwijze 1. Plaats de kabel in het juiste mes in de bek van de striptang. Op de tang staan de verschillende mesmaten aangegeven. Strip de kabel op de goede lengte (circa 8mm).
2. Plaats de pin in de tang zodat het openstaande deel van de pin in de bek van de tang ligt.. Let op dat het juiste krimpslot gebruikt wordt voor de kerndiameter van de kabel. (4mm2). Controleer dit op de geleverde kabel.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
23
3. Steek de gestripte kabel in het nog openstaande deel. Zorg dat de zichtbare koperen kern minimaal het gehele om te buigen deel bedekt. Knijp de pin aan de gestripte kabel. Hierbij dient voldoende kracht te worden gezet tot dat de tang doordrukt tot in de uiterste stand. De tang schiet dan automatisch weer open.
4. De wartel van de kunststof huls hoeft niet los gehaald te worden. Duw de kabel met de pin aan de achterzijde door de wartel. Zorg dat de juiste combinatie van pin en huls wordt gebruikt. Let op! De plus stekker gaat op de zwarte kabel, de min stekker gaat op de rode kabel. Let op! Er dient duidelijk een klik waargenomen te worden.
5. Draai de wartel met rubber stevig vast op de achterkant de stekker. Gebruik hierbij het kunststof gereedschap dat voorgeschreven wordt door Multi-Contact.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
24
6
MONTAGE Radox CONNECTOREN
6.1 Benodigd gereedschap: Striptang Knipex 12 12 11(of vergelijkbaar) Krimptang Knipex 97 43 200 (of vergelijkbaar) 6.2
Werkwijze 1. Schuif de eindhuls over de kabel.
2. Plaats de kabel in het juiste mes in de bek van de striptang. Op de tang staan de verschillende mesmaten aangegeven. Strip de kabel op de goede lengte (circa 8mm).
3. Klem de stekker in de knijptang. Zet de min stekker op de rode kabel en de plus stekker op de zwarte kabel.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
25
4. Voer de gestripte kabel tot het einde van de stekker in en knijp de tang aan. Pas in de uiterste stand opent de tang zich weer en dan is de connector voldoende geknepen. Controleer of de stekker goed gemonteerd is door de eind huls stevig tegen de stekker aan te duwen.
5. Knijp middels de speciale Knipex krimptang de stalen ring op de eindhuls vast. Deze montage volgorde geldt voor zowel de plus als de min stekker.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
26
7
MONTAGE SUNCLIX CONNECTOREN
7.1 Benodigd gereedschap: Striptang Knipex 12 12 11 7.2
Werkwijze 1. Plaats de kabel in het juiste mes in de bek van de striptang. Op de tang staan de verschillende mesmaten aangegeven. Strip de kabel op de goede lengte (circa 8mm)
2. Voer de gestripte kabel tot het einde van de stekker in en sluit de metalen springveer zonder gereedschap.
3. Draai de wartel stevig aan voor de correcte installatie. Eventueel verwijderen van de SUNCLIX connector kan met een schroevendraaier gebeuren.
MONTAGEHANDLEIDING VLAKDAK SYSTEEM – LIGHTBOX
TM
27