Voor gebruik in Zone 22 (IEC/EN 60079-10-2) II 3D Ex tc IIIB T125°C Dc
SIMOTICS FD Asynchrone krachtstroommotor Type 1MN1 Bedieningshandleiding / Montagehandleiding
Editie
03/2015
Answers for industry.
20.03.2015 17:40 V7.02
Inleiding
1
Veiligheidsaanbevelingen
2
Asynchrone krachtstroommotor
Omschrijving
3
SIMOTICS FD 1MN1
Voorbereiding van de inzet
4
Montage
5
Elektrische aansluiting
6
Inbedrijfstelling
7
Bedrijf
8
Instandhouden
9
Bedieningshandleiding Montagehandleiding
Voor gebruik in Zone 22 (IEC/EN 60079-10-2) II 3D Ex tc IIIB T125°C Dc
Editie 03/2015
Reserveonderdelen
10
Afvalverwijdering
11
Service en support
A
Technische gegevens en tekeningen
B
Kwaliteitsdocumenten
C
Bijkomende documenten
D
Wettelijke informatie Waarschuwingsconcept Dit handboek omvat aanwijzingen die u voor uw persoonlijke veiligheid alsmede ter voorkoming van materiële schade in acht dient te nemen. De aanwijzingen voor uw persoonlijke veiligheid zijn aangegeven door middel van een waarschuwingsdriehoek. Bij aanwijzingen voor materiële schade staat geen waarschuwingsdriehoek. De waarschuwingsteksten worden naar gelang hun gevarenniveau in afnemende volgorde weergegeven. GEVAAR betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen dodelijk of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zal hebben. WAARSCHUWING betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen dodelijk of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben. VOORZICHTIG betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen licht lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben. LET OP betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen materiële schade tot gevolg kan hebben. Wanneer er meerdere gevarenniveaus aanwezig zijn, wordt telkens de waarschuwing voor het hoogste gevarenniveau aangegeven. Wanneer bij een waarschuwingstekst met waarschuwingsdriehoek geattendeerd wordt op lichamelijk letsel, dan is het mogelijk dat aan dezelfde waarschuwingstekst ook een waarschuwing voor materiële schade is toegevoegd.
Gekwalificeerd personeel Het product/systeem dat bij deze documentatie behoort, mag uitsluitend worden gebruikt door voor de betreffende taak gekwalificeerd personeel, met inachtneming van de documentatie voor deze specifieke taak en met name van de daarin gegeven veiligheidsinstructies en waarschuwingen. Gekwalificeerd personeel is op basis van zijn opleiding en ervaring in staat om bij de omgang met deze producten/systemen de risico’s te herkennen en mogelijke gevaren te voorkomen.
Reglementair gebruik van Siemens-producten Het volgende dient in acht te worden genomen: WAARSCHUWING Siemens-producten mogen enkel worden gebruikt voor de gebruiksdoeleinden die in de catalogus en in de bijhorende technische documentatie worden beschreven. Als producten en componenten van derden worden gebruikt, moeten deze door Siemens aanbevolen of goedgekeurd zijn. Een onberispelijke en veilige werking van de producten veronderstelt een vakkundig transport, alsook een vakkundige opslag, opstelling, montage, installatie, inbedrijfstelling, bediening en een vakkundig onderhoud. De toegelaten omgevingsvoorwaarden moeten worden nageleefd. De aanwijzingen in de bijhorende documentatie moeten in acht worden genomen.
Waarmerk Alle benamingen die zijn voorzien van het symbool ®, zijn geregistreerde merken van de Siemens AG. De overige benamingen in dit document kunnen merken zijn waarvan het gebruik door derden voor eigen doeleinden de rechten van de eigenaar kan schenden.
Ontheffing van aansprakelijkheid De inhoud van dit drukwerk hebben wij gecontroleerd op overeenstemming met de omschreven hard- en software. Desondanks zijn afwijkingen niet uitgesloten, waardoor wij niet garant staan voor de complete overeenstemming. De gegevens in dit drukwerk worden regelmatig gecontroleerd en noodzakelijke correcties zijn opgenomen in de volgende oplagen.
Siemens AG Process Industries and Drives Postfach 48 48 90026 NÜRNBERG DUITSLAND
Bestelnummer document: A5E32582260 Ⓟ 03/2015 Wijzigingen voorbehouden
Copyright © Siemens AG 2013, -, 2015. Alle rechten voorbehouden
Inhoudsopgave 1
Inleiding......................................................................................................................................................13 1.1
2
Over deze bedieningshandleiding..........................................................................................13
Veiligheidsaanbevelingen...........................................................................................................................15 2.1
Informatie voor de verantwoordelijke van de installatie.........................................................15
2.2
De vijf veiligheidsregels..........................................................................................................16
2.3
Gekwalificeerd personeel.......................................................................................................17
2.4
Veilig gebruik van elektrische machines................................................................................17
2.5
Gebruik in omgevingen met explosiegevaar van type zone 2 of zone 22..............................19
2.6
Elektromagnetische compatibiliteit.........................................................................................19
2.7
Storingsbestendigheid............................................................................................................20
2.8
Stoorspanningen bij bedrijf aan de frequentieomvormer.......................................................20
2.9
Elektromagnetische velden bij het gebruik van installatie uit de elektrische energietechniek......................................................................................................................20
3
Omschrijving...............................................................................................................................................21
4
Voorbereiding van de inzet.........................................................................................................................27 4.1
Veiligheidsrelevante aspecten bij de projectering van de installatie......................................27
4.2
Bedrijfstype respecteren........................................................................................................27
4.3
Koeling waarborgen...............................................................................................................27
4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4
Ontwerp van het koelcircuit en de koelmiddeltoevoer............................................................28 Materiaalkeuze voor het koelcircuit........................................................................................28 Drukken en drukverschillen in het koelcircuit.........................................................................28 Onderdelen en materialen van het koelcircuit........................................................................28 Potentiaalvereffening van de onderdelen in het koelcircuit....................................................29
4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4 4.5.5 4.5.6
Koelmiddelspecificatie............................................................................................................29 Algemene eisen die aan het koelmiddel worden gesteld.......................................................29 Er bestaat kans op corrosie als de koelwaterkwaliteit onvoldoende is..................................31 Koelmiddelspecificatie............................................................................................................31 Inhibitoren, vorstbescherming, biocoden...............................................................................32 Koelvermogensverlies............................................................................................................34 Bewakingsschakeling voor de koelwatercontrole...................................................................34
4.6
Vergrendelingsschakelaar voor motor van externe ventilator................................................35
4.7
Thermische motorbeveiliging.................................................................................................35
4.8
Thermische motorbeveiliging met PTC-weerstanden (optie).................................................35
4.9
Vergrendelingsschakelaar voor automatische nasmeerinrichting (optie)...............................36
4.10
Vergrendelingsschakelaar voor stilstandverwarming.............................................................36
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
5
Inhoudsopgave
5
6
4.11
Steunvoet bij bouwvorm IM B5..............................................................................................36
4.12
Geluidsemissies.....................................................................................................................37
4.13
Grenswaarden voor het toerental...........................................................................................37
4.14
Toerental-koppelverloop in acht nemen.................................................................................38
4.15
Fasesynchronisatie bij netomschakeling................................................................................38
4.16
Systeemeigen frequenties......................................................................................................38
4.17
Torsiebelasting van de asstreng door storingen in de elektrische aansluiting.......................39
4.18 4.18.1 4.18.2 4.18.3 4.18.4 4.18.5 4.18.6 4.18.7
Transport en opslag...............................................................................................................39 Levering controleren..............................................................................................................39 Machine ophijsen...................................................................................................................40 Rotor beveiligen.....................................................................................................................41 Machineset transporteren......................................................................................................42 Opslag....................................................................................................................................42 Bescherming van het koelcircuit............................................................................................45 Machine tegen corrosie beschermen.....................................................................................46
4.19 4.19.1 4.19.2 4.19.3 4.19.4
Bedrijf aan de omvormer........................................................................................................46 Type netwerk..........................................................................................................................47 Omvormerbedrijf van explosieveilige machines.....................................................................47 Lagerstromen reduceren........................................................................................................47 Geïsoleerde lager bij bedrijf aan de frequentieomvormer......................................................49
Montage......................................................................................................................................................51 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6
Montage voorbereiden...........................................................................................................51 Voorwaarden voor de montage..............................................................................................51 Isolatieweerstand en polarisatieindex....................................................................................52 "Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren"...............................................................53 Bereid de aansluitvlakken voor (IM B3).................................................................................55 Bereid de aansluitvlakken voor op flensbevestiging..............................................................55 Bereid de aansluitvlakken voor op wandbevestiging ............................................................56
5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6 5.2.7 5.2.8 5.2.9 5.2.10
Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren.................................................................56 Voorwaarden voor het correct uitrichten en voor de veilige bevestiging ...............................56 Lastopnamemiddel controleren..............................................................................................57 Rotorkleminrichting verwijderen.............................................................................................57 Rotorkleminrichting verwijderen bij machines in verticale bouwvorm....................................57 Corrosiebescherming verwijderen..........................................................................................58 Aangedreven elementen monteren........................................................................................59 Voorwaarden voor veilig hijsen en transporteren...................................................................60 Machine neerzetten................................................................................................................62 Condenswater aftappen.........................................................................................................62 Machine grof uitrichten...........................................................................................................64
5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6
Machine monteren ................................................................................................................64 Veiligheidsaanwijzingen voor de montage.............................................................................64 Selectie van de kabels...........................................................................................................65 Voorwaarden voor een rustige, trillingsvrije loop...................................................................65 Lijn de machine uit op de werkmachine en zet hem vast (IM B3/ IM B35)............................66 Machine voor de werkmachine uitlijnen en bevestigen (IM B5).............................................68 Steunvoet bevestigen (IM B5)................................................................................................68
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Inhoudsopgave
6
7
5.3.7 5.3.8
Machine voor de werkmachine uitlijnen en bevestigen (IM V1/ IM V10)................................69 Axiale en radiale krachten......................................................................................................70
5.4
Koelwatertoevoer aansluiten..................................................................................................70
Elektrische aansluiting................................................................................................................................73 6.1
Aanwijzingen voor de elektrische aansluiting.........................................................................73
6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.2.6 6.2.7
Aansluitkast............................................................................................................................73 Aansluitkast 1XB1621............................................................................................................74 Aansluitkast 1XB1631............................................................................................................75 Aansluitkast 1XB7730............................................................................................................76 Aansluitkast 1XB7731............................................................................................................76 Aansluitkast 1XB7740............................................................................................................77 Aansluitkast 1XB7750............................................................................................................78 Aansluitkast draaien...............................................................................................................78
6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4 6.3.5 6.3.6
Voorbereiding.........................................................................................................................81 Klemaanduiding.....................................................................................................................81 Kabel selecteren....................................................................................................................82 Aardingsleider aansluiten.......................................................................................................82 Metalen afscherming in aansluitkast aansluiten ....................................................................83 Naar buiten geleide kabels - aansluiting zonder aansluitkast................................................83 Draairichting...........................................................................................................................84
6.4 6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.4.4 6.4.5 6.4.6 6.4.7 6.4.8 6.4.9 6.4.10 6.4.11 6.4.12
Aansluiten..............................................................................................................................84 Kabel in de aansluitkast 1XB... met segmentringen aanbrengen..........................................85 Kabel in de aansluitkast 1XB... met kabelschroefverbinding aanbrengen.............................86 Gecertificeerde invoerstukken van de geleiders en sluitdoppen............................................87 Kabels installeren...................................................................................................................87 Kabel aansluiten met kabelschoenen....................................................................................88 Kabel aansluiten zonder kabelschoenen...............................................................................89 Toepassen van aluminiumkabels...........................................................................................91 Gebruik een eenaderige kabel...............................................................................................92 Interne potentiaalvereffening..................................................................................................92 Een traploos rustvlak voor de afdichting in het deksel van de aansluitkast ..........................92 Minimum luchtafstanden........................................................................................................93 Aansluitwerken afsluiten........................................................................................................93
6.5 6.5.1 6.5.2 6.5.3 6.5.4 6.5.5 6.5.6 6.5.7 6.5.8 6.5.8.1 6.5.8.2
Hulpstroomkring aansluiten....................................................................................................94 Kabel selecteren....................................................................................................................94 Kabel in de hulpaansluitkast aanbrengen en installeren........................................................94 Eigen gezekerde stroomkringen voor sensoren of voelers....................................................95 Metalen afscherming in aansluitkast aansluiten ....................................................................95 Externe ventilatormotor aansluiten.........................................................................................96 Temperatuurcontrole van de wikkeling van de stator aansluiten...........................................96 Afsluitende maatregelen........................................................................................................97 Bedrijf aan de omvormer........................................................................................................98 Piekspanning omvormer........................................................................................................98 Omzetterbedrijf op het geaarde netwerk................................................................................99
Inbedrijfstelling..........................................................................................................................................101 7.1
Controles voor de inbedrijfstelling .......................................................................................101
7.2
Meting van de isolatieweerstand en de polarisatie-index voor inbedrijfstelling....................102
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
7
Inhoudsopgave
8
9
7.3
Wentellagers voor de inbedrijfstelling smeren.....................................................................103
7.4
Automatische nasmeerinrichting instellen............................................................................104
7.5
Externe ventilator in bedrijf nemen.......................................................................................104
7.6
Richtwaarden voor de controle van de opslagtemperatuur..................................................105
7.7
Instelwaarden voor de controle van de wikkelingstemperatuur...........................................105
7.8
Testrun.................................................................................................................................106
7.9 7.9.1 7.9.2 7.9.3
Motorparameters op de omvormer instellen........................................................................107 Motortype en motorgegevens selecteren in het programma "STARTER"..........................108 Omvormer SINAMICS S/G in bedrijf stellen via AOP30......................................................111 Omvormer SINAMICS G120P in bedrijf stellen via IOP.......................................................114
Bedrijf.......................................................................................................................................................115 8.1
Veiligheidsaanwijzingen in het bedrijf..................................................................................115
8.2
Oververhitting van de machine............................................................................................116
8.3
Gebruik in omgevingen met explosiegevaar van het type 22..............................................117
8.4
Machine inschakelen............................................................................................................118
8.5
Stilstandverwarming uitschakelen........................................................................................118
8.6
Want nasneden....................................................................................................................118
8.7 8.7.1 8.7.2 8.7.3 8.7.4
Bedrijfsonderbrekingen........................................................................................................118 Vorst- en corrosieschade in het koelsysteem vermijden......................................................120 Bedauwing resp. condensvorming binnen de machine vermijden.......................................120 Stilstandschade aan de wentellager vermijden....................................................................120 Meting van de isolatieweerstand na langere stilstand..........................................................121
8.8
Machine buiten bedrijf stellen...............................................................................................121
8.9
Externe ventilator uitschakelen............................................................................................121
8.10
Waterkoeling uitschakelen...................................................................................................121
8.11
Machine terug in bedrijf nemen............................................................................................122
8.12
Herinschakelen na noodstop................................................................................................122
8.13 8.13.1 8.13.2 8.13.3 8.13.4 8.13.5 8.13.6
Storingen..............................................................................................................................122 Inspectie bij storingen..........................................................................................................122 Elektrische storingen............................................................................................................123 Mechanische storingen........................................................................................................124 Storingen aan de lucht-water-koeler....................................................................................124 Storingen aan de externe ventilator.....................................................................................126 Storingen aan de wentellager..............................................................................................127
Instandhouden..........................................................................................................................................129 9.1 9.1.1 9.1.2 9.1.3 9.1.4
8
Inspectie en onderhoud........................................................................................................129 Veiligheidsaanbevelingen voor inspectie en onderhoud......................................................129 Explosiegevaar bij het reinigen met perslucht......................................................................131 Meting van de isolatieweerstand en de polarisatie-index in het kader van onderhoudswerkzaamheden................................................................................................132 Inspectie bij storingen..........................................................................................................132
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Inhoudsopgave
10
9.1.5 9.1.6 9.1.7 9.1.8 9.1.9 9.1.10 9.1.11 9.1.12 9.1.13 9.1.14 9.1.15 9.1.16 9.1.17
Eerste inspectie na montage of reparatie............................................................................132 Hoofdinspectie.....................................................................................................................133 Inspectie van het koelsysteem.............................................................................................134 Inspectie en onderhoud van de stilstandverwarming...........................................................134 Inspectie van de wentellagers..............................................................................................134 Walslager met automatische nasmeerinrichting..................................................................134 Nasmeerintervallen en vettypes voor het gebruik van walslagers.......................................135 Wentellagers afdichten (optie "verhoogde beschermklasse")..............................................139 Lucht-water-koeler reinigen..................................................................................................139 Externe ventilator onderhouden...........................................................................................139 Lakschade verbeteren..........................................................................................................140 Nalakken..............................................................................................................................140 Aansluitkast onderhouden....................................................................................................141
9.2 9.2.1 9.2.2 9.2.3 9.2.3.1 9.2.3.2 9.2.3.3 9.2.4 9.2.4.1 9.2.4.2 9.2.4.3 9.2.4.4 9.2.4.5 9.2.4.6 9.2.4.7 9.2.5 9.2.5.1 9.2.5.2 9.2.5.3 9.2.6
Reparatie..............................................................................................................................142 Reparatiewerkzaamheden voorbereiden.............................................................................142 Stilstandverwarming.............................................................................................................144 Externe ventilator.................................................................................................................144 Externe ventilator vervangen...............................................................................................144 Aggregaat voor externe ventilator........................................................................................144 Externe ventilator afstellen...................................................................................................145 Wentellager..........................................................................................................................146 Wentellagers uitbouwen.......................................................................................................146 V-ring uitbouwen..................................................................................................................147 Labyrintafdichting uitbouwen................................................................................................148 Wentellager monteren..........................................................................................................149 V-ring monteren...................................................................................................................150 V-ring inbouwen (optie ‘verhoogde beschermingsgraad’)....................................................150 Labyrintafdichting inbouwen.................................................................................................151 Opzetstuk van de behuizing.................................................................................................152 Lucht-waterkoeler (de)monteren..........................................................................................152 Opzetstuk van de behuizing verwijderen.............................................................................153 Opzetstuk van de behuizing monteren.................................................................................155 Machine afdichten................................................................................................................156
Reserveonderdelen..................................................................................................................................157 10.1
Bestelgegevens....................................................................................................................157
10.2
Walslager.............................................................................................................................158
10.3
Stilstandverwarming.............................................................................................................158
10.4
Behuizing, stator en rotor.....................................................................................................159
10.5
Opzetstuk van de behuizing.................................................................................................160
10.6
Lagerinzet walslager DE- en NDE-zijde...............................................................................161
10.7
Lagerinzet walslager DE- en NDE-zijde...............................................................................162
10.8
Aansluitkast 1XB1621..........................................................................................................163
10.9
Aansluitkast 1XB1631..........................................................................................................165
10.10
Aansluitkast 1XB7730..........................................................................................................167
10.11
Aansluitkast 1XB7731..........................................................................................................168
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
9
Inhoudsopgave
11
A
B
10.12
Aansluitkast 1XB7740..........................................................................................................169
10.13
Aansluitkast 1XB7750..........................................................................................................170
10.14
Hulpaansluitkast 1XB9014...................................................................................................171
10.15
Hulpaansluitkast 1XB9015...................................................................................................172
10.16
Hulpaansluitkast 1XB9016...................................................................................................173
10.17
Hulpaansluitkast 1XB302.....................................................................................................174
Afvalverwijdering......................................................................................................................................175 11.1
Inleiding................................................................................................................................175
11.2
Landspecifieke wettelijke regelingen....................................................................................175
11.3
Machine demonteren...........................................................................................................175
11.4
Componenten verwijderen...................................................................................................175
Service en support....................................................................................................................................177 A.1
Siemens Service Center......................................................................................................177
A.2
RoHS - beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen..................................178
Technische gegevens en tekeningen.......................................................................................................179 B.1
C
Kwaliteitsdocumenten...............................................................................................................................181 C.1
D
Aanhaalmomenten voor boutborgingen...............................................................................179 EG-conformiteitsverklaring...................................................................................................181
Bijkomende documenten..........................................................................................................................197 D.1
Handleiding lucht-waterkoeler..............................................................................................197
Index.........................................................................................................................................................207 Tabellen Tabel 3-1
Machine-uitvoering .....................................................................................................................22
Tabel 3-2
Machine-uitvoering met ontstekingsbescherming Ex t
Tabel 3-3
Gegevens op het typeplaatje.......................................................................................................23
Tabel 3-4
Wentellagervariant......................................................................................................................25
Tabel 4-1
Materialen en componenten van een koelcircuit.........................................................................28
Tabel 4-2
Stoffen die het koelsysteem onherstelbaar kunnen beschadigen...............................................30
Tabel 4-3
Overzicht en gebruik van koelmiddeltoevoegingen.....................................................................32
Tabel 4-4
Aanhaalmomenten asschroef van de rotorblokkering ...............................................................41
Tabel 5-1
Isolatieweerstand van de statorwikkeling bij 40 ℃......................................................................53
Tabel 5-2
Toegestane afwijkingen bij het uitlijnen van de machine met elastische koppeling....................67
Tabel 6-1
klemaanduidingen aan bijvoorbeeld 1U1-1.................................................................................81
Tabel 6-2
Bepaling van de doorsnede van de aardgeleider........................................................................82
Tabel 6-3
Aansluittechniek (aansluiting met kabelschoen / zonder kabelschoen)......................................85
10
...........................................................22
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Inhoudsopgave
Tabel 6-4
Uitvoeringen kabelinvoerplaat.....................................................................................................87
Tabel 6-5
Minimale luchtafstand afhankelijk van effectieve waarde van de wisselspanning Ueff................93
Tabel 6-6
Maximale piekspanning van de omvormer..................................................................................98
Tabel 7-1
Richtwaarden voor de instelling van de opslagtemperatuur voor de ingebruikneming.............105
Tabel 7-2
Instelwaarden voor het bewaken van de lagertemperaturen....................................................105
Tabel 7-3
Instelwaarden bij de inbedrijfstelling..........................................................................................105
Tabel 7-4
Instelwaarden bij normaal bedrijf...............................................................................................106
Tabel 8-1
Elektrische storingen ..............................................................................................................123
Tabel 8-2
Mechanische storingen.............................................................................................................124
Tabel 8-3
Storingen in het koelsysteem
Tabel 8-4
Storingen in het koelsysteem ...................................................................................................126
Tabel 8-5
Storingen aan de wentellager
Tabel 9-1
Controle na montage of reparatie .............................................................................................132
Tabel 9-2
Controles bij de hoofdinspectie.................................................................................................133
Tabel 9-3
Criteria voor de keuze van walslagervetten..............................................................................135
Tabel 9-4
Walslagervetten voor verticale en horizontale bouwvormen ....................................................136
Tabel 9-5
Alternatieve smeervetten met NLGI-klasse 2 voor motoren met een horizontale bouwvorm....137
Tabel 10-1
Reserveonderdelen voor behuizing, stator en rotor..................................................................159
Tabel 10-2
Reserveonderdelen voor het opzetstuk van de behuizing........................................................160
Tabel 10-3
Reserveonderdelen voor lagerinzet DE- en NDE-zijde.............................................................161
Tabel 10-4
Reserveonderdelen voor lagerinzet DE- en NDE-zijde.............................................................162
Tabel 10-5
Lijst met reserveonderdelen voor aansluitkast 1XB1621..........................................................163
Tabel 10-6
Extra reserveonderdelen...........................................................................................................164
Tabel 10-7
Aanvullende reserveonderdelen voor aansluitkast 1XB1631 met tweedelige kabelinvoer.......166
Tabel 10-8
Reserveonderdelen hoofdaansluitkast 1XB7730......................................................................167
Tabel 10-9
Extra reserveonderdelen...........................................................................................................167
Tabel 10-10
Reserveonderdelen hoofdaansluitkast 1XB7731......................................................................168
Tabel 10-11
Extra reserveonderdelen...........................................................................................................168
Tabel 10-12
Reserveonderdelen hoofdaansluitkast 1XB7740......................................................................169
Tabel 10-13
Extra reserveonderdelen...........................................................................................................169
Tabel 10-14
Reserveonderdelen hoofdaansluitkast 1XB7750......................................................................170
Tabel 10-15
Extra reserveonderdelen...........................................................................................................170
Tabel B-1
aanhaalmomenten van schroefverbindingen met een tolerantie van ± 10%............................179
................................................................................................124 ...............................................................................................127
Beelden Beeld 3-1
Vermogensplaatje (schematische weergave) ............................................................................23
Beeld 4-1
Axiale bevestiging van de rotor...................................................................................................41
Beeld 4-2
Principiële weergave van de individuele aandrijving...................................................................49
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
11
Inhoudsopgave
Beeld 4-3
Principiële weergave tandemaandrijving.....................................................................................50
Beeld 5-1
Soort balancering aan de DE-zijde..............................................................................................59
Beeld 5-2
Condenswaterafvoer bij verticale plaatsing.................................................................................63
Beeld 5-3
Condenswaterafvoer bij horizontale plaatsing.............................................................................63
Beeld 5-4
Principevoorstelling: Machine op de werkmachine uitlijnen........................................................67
Beeld 6-1
Aansluitkast 1XB1621.................................................................................................................74
Beeld 6-2
Aansluitkast 1XB1631.................................................................................................................75
Beeld 6-3
Aansluitkast 1XB7730.................................................................................................................76
Beeld 6-4
Aansluitkast 1XB7731.................................................................................................................76
Beeld 6-5
Aansluitkast 1XB7740.................................................................................................................77
Beeld 6-6
Aansluitkast 1XB7750.................................................................................................................78
Beeld 6-7
Trekontlasting en inzetstuk voor de afdichting............................................................................85
Beeld 6-8
Aansluiten met kabelschoen en bevestigingsschroef (Principevoorstelling)...............................88
Beeld 6-9
Aansluiten met klembeugels (principeweergave)........................................................................90
Beeld 7-1
Motortype selecteren.................................................................................................................109
Beeld 7-2
Motorgegevens invoeren...........................................................................................................110
Beeld 9-1
Demontage van de labyrintafdichting (principevoorstelling)......................................................148
Beeld 9-2
Walslager met vetvoorkamer (principeweergave).....................................................................151
Beeld 9-3
Positie van de schroefdraadpennen van de labyrintafdichting op het buitenste lagerdeksel ....152
Beeld 10-1
Behuizing, stator en rotor..........................................................................................................159
Beeld 10-2
Opzetstuk van de behuizing......................................................................................................160
Beeld 10-3
Lagerinzet DE- en NDE-zijde....................................................................................................161
Beeld 10-4
Lagerinzet DE- en NDE-zijde....................................................................................................162
Beeld 10-5
Aansluitkast 1XB1621 met standaard-kabeldoorvoer...............................................................163
Beeld 10-6
Tweeledige kabeldoorvoer........................................................................................................163
Beeld 10-7
Aansluitkast 1XB1631...............................................................................................................165
Beeld 10-8
Hoofdaansluitkast 1XB7730......................................................................................................167
Beeld 10-9
Hoofdaansluitkast 1XB7731......................................................................................................168
Beeld 10-10
Hoofdaansluitkast 1XB7740......................................................................................................169
Beeld 10-11
Hoofdaansluitkast 1XB7750 met standaard kabelinvoering .....................................................170
Beeld 10-12
Hulpaansluitkast 1XB9014 .....................................................................................................171
Beeld 10-13
Hulpaansluitkast 1XB9015 .....................................................................................................172
Beeld 10-14
Hulpaansluitkast 1XB9016 ......................................................................................................173
Beeld 10-15
Hulpaansluitkast 1XB302..........................................................................................................174
12
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
1
Inleiding 1.1
Over deze bedieningshandleiding Deze bedieningshandleiding beschrijft en informeert u over de omgang met de machine - van de levering tot de uiteindelijke verwijdering. Bewaar de handleiding binnen handbereik en op een veilige plek. Lees deze bedieningshandleiding voordat u de machine gaat gebruiken en neem de instructies in acht. Zo garandeert u een veilige en storingsvrije werking en een lange levensduur van de machine. Als u vragen of opmerkingen heeft met betrekking tot dit document, neem dan contact op met ons Service Center (Pagina 177).
Tekstkenmerken Het waarschuwingsconcept wordt aan de achterkant van de binnentitel toegelicht. Neem de veiligheidsinfo in deze bedieningshandleiding steeds in acht. Naast de info die u om veiligheidsredenen altijd in acht moet nemen, vindt u in deze bedieningshandleiding de volgende tekstkenmerken: 1. Handelingsaanwijzingen worden als een genummerde lijst weergegeven. Neem de volgorde van de diverse stappen in acht. ● Opsommingen maken gebruik van een lijstpunt. – Het plat streepje kenmerkt opsommingen van het tweede niveau. Opmerking Een informatietekst bevat belangrijke informatie over het product, de handhaving van het product of het betrokken deel van de documentatie. De Info geeft u help of bijkomende raadgevingen.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
13
Inleiding 1.1 Over deze bedieningshandleiding
14
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Veiligheidsaanbevelingen 2.1
2
Informatie voor de verantwoordelijke van de installatie Het ontwerp evenals de uitvoering van deze elektrische machine, die is bedoeld voor gebruik in industriële installaties, voldoet aan de Europese richtlijn 2006/95/EG ("Laagspanningsrichtlijn"). Bij het gebruik van de machine buiten de Europese gemeenschap moeten de nationale voorschriften in acht worden genomen. Gelieve de plaatselijke en branchegebonden veiligheids- en opbouwvoorschriften te volgen. De voor de installatie verantwoordelijke personen moeten voor het volgende instaan: ● Uitsluitend gekwalificeerd personeel mag installaties ontwerpen en ontwikkelen waar deze machine deel van uitmaakt, en mag de machine bedienen en er werkzaamheden aan uitvoeren. ● De bedieningshandleiding is bij alle werken steeds beschikbaar. ● de technische gegevens en informatie m.b.t. de toelaatbare montage-, aansluitings-, omgevings- en bedrijfsvoorwaarden consequent in acht worden genomen. ● de specifieke opstel- en veiligheidsvoorschriften en het gebruik van persoonlijke veiligheidsuitrusting in acht worden genomen. Opmerking Wij adviseren om voor plannings-, montage-, inbedrijfstellings- en servicewerkzaamheden een beroep te doen op de steun en de diensten van de bevoegde Servicecentra (Pagina 177). In alle hoofdstukken van dit document staan veiligheidsaanwijzingen. Neem deze veiligheidsaanwijzingen altijd in acht voor uw eigen veiligheid, voor de veiligheid van anderen en om materiële schade te voorkomen. Gelieve bij alle werken aan en met de machine de volgende veiligheidsaanwijzingen in acht te nemen.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
15
Veiligheidsaanbevelingen 2.2 De vijf veiligheidsregels Het ontwerp evenals de uitvoering van deze machine, die is bedoeld voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen, voldoet aan de Europese richtlijn 94/9/EG ("Explosieveiligheidsrichtlijn"). Het in gebruik nemen van de machine binnen de Europese Gemeenschap is pas toegestaan als is vastgesteld dat de installatie waarin de machine wordt geïnstalleerd voldoet aan deze richtlijn. Bij het gebruik van de machine buiten de Europese gemeenschap moeten de nationale voorschriften in acht worden genomen. WAARSCHUWING In gebruik nemen voordat conformiteit is vastgesteld Als de machine in gebruik wordt genomen voordat de conformiteit van de installatie is vastgesteld, dan is bescherming van de installatie tegen explosies niet gewaarborgd. Dit kan leiden tot een explosie. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Neem de machine pas in bedrijf als de conformiteit van de installatie met de richtlijn "Apparatuur in explosieve omgeving" is bevestigd.
2.2
De vijf veiligheidsregels Voor uw persoonlijke veiligheid en ter voorkoming van materiële schade dient u bij alle werkzaamheden altijd de veiligheidsrelevante aanwijzingen en de volgende vijf veiligheidsregels conform EN 50110‑1 "Werkzaamheden in spanningsvrije toestand" in acht te nemen. Voer de vijf veiligheidsredenen in de vermelde volgorde uit voordat u met de werkzaamheden begint.
Vijf veiligheidsregels 1. Vrijschakelen. Schakel ook de hulpstroomkringen vrij, zoals de stilstandverwarming. 2. Zorg voor een beveiliging die onbedoeld opnieuw inschakelen voorkomt. 3. Controleer of er inderdaad geen spanning meer aanwezig is 4. Aarden en kortsluiten. 5. Aangrenzende, onder spanning staande delen afdekken of afsluiten. Na voltooiing van de werken de genomen maatregelen in omgekeerde volgorde terug opheffen.
16
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Veiligheidsaanbevelingen 2.4 Veilig gebruik van elektrische machines
2.3
Gekwalificeerd personeel Alle werken aan de machine mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel gebeuren. Gekwalificeerd personeel in de zin van deze documentatie zijn personen die aan de volgende voorwaarden voldoen: ● Ze zijn op grond van hun opleiding en ervaring in staat om in het betrokken activiteitsgebied risico's te herkennen en mogelijke gevaren te vermijden. ● Ze moeten telkens door de verantwoordelijke met de uitvoering van werken aan de machine worden belast.
2.4
Veilig gebruik van elektrische machines De veiligheid op de werkplaats hangt af van de aandacht, de voorzorg en het gezond verstand van alle personen die de machine installeren, gebruiken en onderhouden. Naast de inachtneming van de uitgevoerde veiligheidsmaatregelen is in principe voorzichtigheid in de buurt van de machine geboden. Let steeds op uw veiligheid. Let voor het vermijden van ongevallen op het volgende: ● Algemene veiligheidsvoorschriften van het land waar de machine gebruikt wordt ● Specifieke voorschriften van de exploitant en het toepassingsgebied. ● Specifieke afspraken die met de exploitant gemaakt worden ● Afzonderlijke veiligheidsaanbevelingen die met de machine werden geleverd ● Veiligheidssymbolen en info op de machine en haar verpakking WAARSCHUWING Spanningvoerende delen Elektrische machines bevatten onderdelen die onder spanning kunnen staan. Het ongeoorloofd verwijderen van noodzakelijke afdekkingen, ondeskundig gebruik van de machine, foutieve bediening of onvoldoende onderhoud kunnen de dood, zwaar lichamelijk letsel of materiële schade tot gevolg hebben. ● Houd u bij werken aan de machine steeds aan de "Vijf veiligheidsregels" (Pagina 16). ● Verwijder de afdekkingen alleen volgens de aanwijzingen van de bedieningshandleiding. ● Bedien de machine vakkundig. ● Onderhoud de machine regelmatig en vakkundig.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
17
Veiligheidsaanbevelingen 2.4 Veilig gebruik van elektrische machines WAARSCHUWING Roterende delen Elektrische machines bevatten gevaarlijke roterende bestanddelen. Het ongeoorloofd verwijderen van noodzakelijke afdekkingen, ondeskundig gebruik van de machine, foutieve bediening of onvoldoende onderhoud kunnen de dood, zwaar lichamelijk letsel of materiële schade tot gevolg hebben. ● Verwijder de afdekkingen alleen volgens de aanwijzingen van de bedieningshandleiding. ● Bedien de machine vakkundig. ● Onderhoud de machine regelmatig. ● Borg de vrije asuiteinden. WAARSCHUWING Warme oppervlakken Oppervlakken van elektrische machines kunnen heet zijn. Raak deze oppervlakken niet aan. Dit kan tot ernstige brandwonden leiden. ● Laat de machine eerst afkoelen voor u met werken aan de machine begint. ● Verwijder de afdekkingen alleen volgens de aanwijzingen van de bedieningshandleiding. ● Gebruik de machine waarvoor deze bedoeld is. VOORZICHTIG Stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid Chemische stoffen die noodzakelijk zijn voor de opbouw, het bedrijf en het onderhoud van de machine, kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. Dit kan leiden tot vergiftigingen, huidbeschadigingen, brandwonden van de ademwegen en andere schade aan de gezondheid. ● Let op de aanbevelingen in de bedieningshandleiding en de productinformatie van de fabrikant. ● Neem de overeenkomstige veiligheidsvoorschriften in acht en draag de voorgeschreven veiligheidsuitrusting. VOORZICHTIG Licht ontvlambare en brandbare stoffen Chemische stoffen die noodzakelijk zijn voor de opbouw, het bedrijf en het onderhoud van de machine, kunnen licht ontvlambaar of brandbaar zijn. Dit kan tot brandwonden en andere schade voor de gezondheid leiden. ● Let op de aanbevelingen in de bedieningshandleiding en de productinformatie van de fabrikant. ● Neem de overeenkomstige veiligheidsvoorschriften in acht en draag de voorgeschreven veiligheidsuitrusting.
18
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Veiligheidsaanbevelingen 2.6 Elektromagnetische compatibiliteit
WAARSCHUWING Geluidsemissies De machine kan tijdens het gebruik geluidsemissiepegels vertonen die voor werkplaatsen niet toegelaten zijn. Dit kan tot gehoorschade leiden. Zorg door passende veiligheidsmaatregelen zoals afdekkingen, geluidsisolatie of maatregelen voor de bescherming van het gehoor, voor een veilig bedrijf van de machine binnen uw installatie.
2.5
Gebruik in omgevingen met explosiegevaar van type zone 2 of zone 22 Elektrische installaties in omgevingen met explosiegevaar moeten door de verantwoordelijke volgens de hiervoor geldende voorschriften en verordeningen worden gemonteerd, geïnstalleerd en in bedrijf worden gesteld. Opmerking De basisvereisten voor elektrische installaties en hun bedrijf in omgevingen met explosiegevaar vindt u bijv. in de richtlijn 1999/92/EG alsmede in de norm IEC / EN 60079-14.
Ontstekingsgevaren De evaluatie van de bedrijfsrisico's, de plaatselijke bedrijfsomstandigheden en de noodzakelijke controlemethoden moet door de exploitant in overleg met de bevoegde toezichthoudende instantie worden afgehandeld. De noodzakelijke maatregelen moeten absoluut in acht worden genomen. De fabrikant van de machine kan hiervoor geen algemeen geldende aanbevelingen geven. Neem de informatie in deze bedieningshandleiding in acht. Opmerking De basisvereisten voor de beoordeling van ontstekingsgevaren door elektrische apparaten en hun bedrijf in omgevingen met explosiegevaar vindt u bijv. in de richtlijnen 94/9/EG en1999/92/ EG alsmede in de normreeks IEC / EN 60079. Indien de machine door een externe instantie is gecertificeerd, dient u zich aan de hierin gedefinieerde technische gegevens en speciale voorwaarden te houden. Dit certificaat moet voor de inbedrijfstelling beschikbaar zijn.
2.6
Elektromagnetische compatibiliteit Deze machine is volgens IEC/EN 60034 ontworpen en voldoet bij reglementair gebruik aan de vereisten van de Europese richtlijn 2004/108/EG inzake de elektromagnetische verdraagzaamheid.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
19
Veiligheidsaanbevelingen 2.9 Elektromagnetische velden bij het gebruik van installatie uit de elektrische energietechniek
2.7
Storingsbestendigheid De machine voldoet in principe aan de vereisten inzake de storingsbestendigheid conform IEC/ EN 61000‑6‑2. Bij machines met geïntegreerde sensoren (bijv. PTC-weerstanden) moet de fabrikant van de installatie zelf door de juiste keuze van de sensorsignaalkabels en analyse-apparatuur voor een toereikende storingsbestendigheid zorgen.
2.8
Stoorspanningen bij bedrijf aan de frequentieomvormer WAARSCHUWING Stoorspanningen bij bedrijf aan de frequentieomvormer Bij bediening op de frequentieomvormer treden afhankelijk van de uitvoering van de omvormer (fabrikant, type, ontstoringsmaatregelen) in sterkte verschillende storingsemissies op. Bij motoren met geïntegreerde sensoren (bijv. PTC-weerstanden) kunnen door de omvormer bij de sensorkabel storingsspanningen voorkomen. Het kan tot storingen komen die rechtstreeks of onrechtstreeks tot de dood, zware lichamelijke verwondingen of materiële schade kunnen leiden. Let op de EMC-aanbevelingen van de omvormerfabrikant om een overschrijding van de grenswaarden volgensIEC/EN 61000-6-3 bij het aandrijfsysteem, bestaande uit motor en omvormer, te voorkomen. Tref de overeenkomstige EMV-maatregelen.
2.9
Elektromagnetische velden bij het gebruik van installatie uit de elektrische energietechniek WAARSCHUWING Storing van elektrische apparatuur door installatie met elektrische energietechniek Installaties voor de opwekking van elektriciteit genereren elektrische velden tijdens het bedrijf. De machine kan in zijn onmiddellijke omgeving levensgevaarlijke storingen doen ontstaan in medische implantaten zoals pacemakers. Gegevens op magnetische of elektronische gegevensdragers kunnen verloren gaan. ● Het verblijf van personen met pacemakers in de nabijheid van de machine is niet toegestaan. ● Neem adequate maatregelen om het rondom de installatie werkzame personeel te beschermen; breng bijv. markeringen, omheiningen, veiligheidsinstructies en waarschuwingen aan. ● Neem de overeenkomstige nationale beschermings- en veiligheidsvoorschriften in acht. ● Neem geen magnetische of elektronische datadragers mee.
20
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
3
Omschrijving
Toepassingsgebied De elektrische machine is ontwikkeld voor een breed toepassingsgebied binnen de aandrijftechniek en de energieomvorming. De serie wordt gekenmerkt door haar grote robuustheid, haar lange levensduur en haar betrouwbaarheid alsmede haar grote variabiliteit voor een optimale aanpassing aan de betrokken functie. De details van de uitvoering van de geleverde machine en de toegestane bedrijfsvoorwaarden leest u in deze documentatie. Deze machine werd volgens de specificatie van de besteller ingericht en mag alleen voor de contractueel overeengekomen toepassing gebruikt worden. De toegestane bedrijfsvoorwaarden vindt u op het typeplaatje. De technische gegevens worden in de catalogus beschreven.
Explosieveiligheidsklasse Ex tc Deze machine voldoet aan de eisen voor explosieveiligheid met een "beveiligde behuizing" (Ex tc) conform IEC / EN‑60079‑0 en IEC / EN 60079‑31. Deze machine mag daarom worden gebruikt in explosiegevaarlijke omgevingen met brandbare, niet-geleidende stoffen conform zone 22 uit IEC / EN 60079‑10‑2 . WAARSCHUWING Explosiegevaar Deze machine is niet ontworpen voor het gebruik in de volgende omgevingen: ● Omgevingen met gasexplosiegevaar. ● Omgevingen met explosiegevaar door hybride mengsels. ● Omgevingen met stof van explosieve stoffen. ● Omgevingen met gevaar van stofexplosies door geleidende stoffen ● Omgevingen met pyrofore stoffen. Als de machine in deze omgevingen wordt gebruikt, kan dit een explosie tot gevolg hebben. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Gebruik deze machine niet in bovengenoemde omgevingen.
Machine-uitvoering De voorschriften en normen die de basis vormen voor de uitleg en controle van deze machine vindt u op het kenplaatje.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
21
Omschrijving
De uitvoering van de machine voldoet principieel aan de onderstaande normen. De versies van de geharmoniseerde normen waaraan wordt gerefereerd, kunt u ontlenen aan de EGconformiteitsverklaring. Tabel 3-1
Machine-uitvoering
Kenmerk
Norm
Dimensionering en werkgedrag
IEC/EN 60034‑1
Beschermingsgraad
IEC/EN 60034‑5
Koeling
IEC/EN 60034‑6
Bouwvorm
IEC/EN 60034‑7
Aansluitbenamingen en draairichting
IEC/EN 60034‑8
Geluidsemissie
IEC/EN 60034‑9
Aanloopeigenschappen, roterende elektrische machines *
IEC/EN 60034‑12
Oscillatiestanden
IEC/EN 60034‑14
Rendementklassen driefasige kooiankermotoren met enkele snelheid **
IEC/EN 60034-30-1
Grenswaarden trillingbelasting
DIN ISO 10816-3
* Alleen voor machines voor netbedrijf ** met uitzondering van poolomschakelbare motoren
Bij explosiebeveiligde machines gelden bijkomend de volgende normen: Tabel 3-2
Machine-uitvoering met ontstekingsbescherming Ex t
Kenmerk Ontstekingsbescherming Ex t
Norm ①
IEC / EN 60079-0 IEC / EN 60079-31
①
Optioneel (volgens bestelling)
Kenplaatje Het kenplaatje van de machine bevat de identificatiegegevens en de belangrijkste technische gegevens. Deze gegevens op het kenplaatje leggen in combinatie met de contractuele afspraken de grenzen voor een reglementair gebruik vast.
22
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Omschrijving
SIEMENS
R
R
R
R
Beeld 3-1
Vermogensplaatje (schematische weergave)
Tabel 3-3
Gegevens op het typeplaatje
'(:
Nr
Beschrijving
Nr
Beschrijving
(1)
Motortype
(15)
Ontwerpvermogen [kW of pk]
(2)
Bestelnummer
(16)
Nominale vermogensfactor
(3)
Serienummer
(17)
Nominaal toerental [1/min of rpm]
(4)
Aanduiding van de motorserie
(18)
Bemetingsfrequentie [Hz]
(5)
Gewicht
(19)
Efficiëntieklasse (IE-code) of rendement conform IEEE112B of onbelast
(6)
Veiligheidsklasse
(20)
Rendement conform IEC/EN 60034-2-1 of stroom bij servicefactorvermogen
(7)
Bouwvorm
(21)
Motorontwerp (omvormermotor of netmo‐ tor)
(8)
Toegestaan omgevingstemperatuurbereik
(22)
Netspanning / -frequentie
(9)
Thermische klasse van het isolatiesysteem (23)
Extra gegevens (zoals servicefactor, ont‐ werpaanduiding en codering, koelwaterde‐ biet en inlaattemperatuur, …)
(10)
Thermische klasse van de benuttingsfactor (24)
Land of plaats van productie
(11)
Maximaal toerental [1/min of rpm]
(25)
Certificeringsmarkering voor UL / CSA + aktenummer (optie)
(12)
Norm(en)
(26)
Certificaatnummer(s) bij Ex-motoren voor Zone 2 (optie)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
23
Omschrijving
Nr
Beschrijving
Nr
Beschrijving
(13)
Bemetingsspanning [V] en schakeling
(27)
Draairichting
(14)
Bemetingsstroom [A]
(28)
Data Matrix Code (bestelnummer en serie‐ nummer)
Rotor Het rotorpakket met de kooiwikkeling is op de as opgeperst. De as heeft normaal een cilindervormig aseinde aan de DE-zijde. Naargelang de uitvoering kan zich een tweede aseinde op de NDE-zijde bevinden.
Aandrijving De motor wordt op basis van toerentallen via een omvormer gevoed. Hij is geoptimaliseerd voor gebruik met SINAMICS-laagspanningsomvormers. Andere omvormers moeten aan bepaalde eisen voldoen: Meer informatie daarover staat in de catalogus en de ontwerpdocumentatie. LET OP Onherstelbare beschadiging van de machine bij netbedrijf Als de machine rechtstreeks op het elektriciteitsnet wordt aangesloten, kan dit tot onherstelbare schade aan de machine leiden. Gebruik deze machine uitsluitend in combinatie met een omvormer.
Koeling Het koelsysteem is uitgevoerd als gesloten, intern koelcircuit. De aangebouwde koeler is een lucht-water-warmtewisselaar met buissysteem. De verlieswarmte van de machine wordt via de koelbuizen aan de in de buizen stromende koellucht afgegeven. Externe ventilatoren zorgen voor de circulatie van de binnenlucht.
Lekwatersensor De lekwatersensor is aan de buitenkant op het opzetstuk van de behuizing aangebracht en biedt extra veiligheid bij lekkages.
Beschermingsgraad De beschermingsgraad van de machines is IP55.
24
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Omschrijving
Wentellagering De machines zijn volgens de uitvoering en volgens de bedrijfsomstandigheden die aan de hand van de bestelling bekend zijn, met diverse wentellagervarianten uitgerust. De betrokken types staan aangegeven op het smeerplaatje van de machine. Bij bedrijf aan de omvormer wordt gewoonlijk op de NDE-zijde een geïsoleerde lager ingebouwd. Men heeft de volgende varianten wentellagers: Tabel 3-4
Wentellagervariant
Uitvoering
Wentellager
Horizontale bouwvorm, koppe‐ lingsafscheiding
● DE-zijde: Rillenkogellager als vaste lager ● NDE-zijde: Rillenkogellager als losse lager met axiale drukveren
Horizontale bouwvorm, verhoog‐ ● DE-zijde: Cilinderrollager als losse lager de dwarskrachten, bv. bij riemaf‐ ● NDE-zijde: Rillenkogellager als vaste lager scheiding Verticale bouwvorm Ashoogte 315, koppelaandrijving
● DE-zijde: Rillenkogellager als vaste lager
Verticale bouwvorm Ashoogte 355 ... 450
● DE-zijde: Paarvorming schuine kogellager / rillenkogellager als vaste lager
● NDE-zijde: Rillenkogellager als losse lager met axiale drukveren
● NDE-zijde: Rillenkogellager als losse lager met axiale drukveren
Automatische nasmeerinrichting (optie) De walslagers zijn optioneel voorzien van een automatische nasmeerinrichting. De walslagers worden op instelbare intervallen door de nasmeerinrichting van de juiste hoeveelheid nieuw vet voorzien.
Walslageruitvoering voor verhoogde beschermingsgraad (optie) Door het aanbrengen van een vóór het eigelijke lagerinzetstuk geplaatste smeerpot worden de lagerinzetstukken beter tegen het binnendringen van stof en water afgedicht. Hoewel om doelmatigheidsredenen in beide gevallen hetzelfde vet wordt gebruikt, zal het vet hier ter verduidelijking van het verschil van de betreffende functie met "smeervet" en "afdichtvet" worden aangeduid. Opbouw Het buitenste lagerdeksel vormt samen met de lagerhuis de verzamelruimte voor oud smeervet en samen met de labyrintafdichting (optioneel) de vetvoorpot voor het afdichtvet. In het buitenste lagerdeksel bevindt zich ook de tweede smeernippel met de vetleiding voor het inpersen van het afdichtvet. De vetvoorpot is tegenover van de verzamelruimte voor het smeervet afgedicht door middel van een V-ring of een combinatie van V-ring en viltring om te voorkomen dat het in de voorpot ingespoten afdichtvet de verzamelruimte binnendringt. Het afdichtvet dat zich in de voorpot bevindt, stroomt tijdens bedrijf langzaam uit de labyrintring en dicht de labyrintring af resp. verwijdert eventueel ingedrongen en in het buitenste gedeelte gebonden stof.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
25
Omschrijving
Aansluitkast Afhankelijk van de uitvoering van de machine worden de volgende aansluitkasten gebruikt voor het aansluiten van de kabels: Aansluitkast
Opmerking
Gebruik
GT640
Alleen voor netgeneratoren
Niet voor explosieveilige uitvoeringen
1XB1621 1XB1631
2 × 1XB1631
1XB7730
Niet voor IEC-explosieveilige uitvoeringen
1XB7731 1XB7740
Niet voor IEC-explosieveilige uitvoeringen 2 × 1XB7740
Niet voor IEC-explosieveilige uitvoeringen
Afhankelijk van type en uitvoering kan de aansluitkast ±90° in de aansluitrichting worden gedraaid. Het overzetten naar de andere motorzijde is alleen mogelijk met ondersteuning van het Service Center. Als u op achteraf wilt overschakelen op een andere aansluitkast, kunt u contact opnemen met het Service Center (Pagina 177).
Zie ook Aansluitkast draaien (Pagina 78) Aansluitkast (Pagina 73) Opmerking Voor meer informatie zie catalogus D81.8 - 2/14.
Bijkomende inrichtingen Volgens de bestelling kunnen verschillende extra inrichtingen zoals bijv. temperatuursensoren worden in- of aangebouwd, bijv. voor de controle van de lagers of voor de controle van de wikkeling.
Stilstandverwarming (optie) De machine is uitgerust met een stilstandverwarming. De aansluitgegevens vindt u op een bijkomend plaatje op de machine.
26
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet
4
Een goede planning en voorbereiding voor het gebruikvan de machine zijn belangrijke voorwaarden voor een eenvoudige en correcte installatie, het veilig bedrijf en de toegankelijkheid van de machine voor het onderhoud en de service. In dit hoofdstuk verneemt u waarop u bij de projectering van uw installatie met betrekking tot deze machine moet letten en wat u voor de levering van de machine moet voorbereiden.
4.1
Veiligheidsrelevante aspecten bij de projectering van de installatie Van de machine gaan restgevaren uit. Deze worden beschreven in het hoofdstuk "Veiligheidsinstructies" (Pagina 15) of de thematisch toegewezen hoofdstukken. Zorg door passende veiligheidsmaatregelen zoals afdekkingen, afsperringen, kentekeningen, enz. voor een veilig bedrijf van de machine binnen uw installatie.
4.2
Bedrijfstype respecteren Neem het bedrijfstype van de machine in acht. Vermijd door een geschikte besturing te hoge toerentallen en daarmee schade aan de machine.
4.3
Koeling waarborgen Zorg ervoor dat de machine en/of een eventueel gemonteerd extern ventilatoraggregaat op de installatieplek voldoende wordt gekoeld door de koelluchtstroom: ● De koellucht kan ongehinderd toe- en wegstromen. De volledige ventilatorcapaciteit wordt uitsluitend geleverd als de ventilator vrijelijk lucht kan aanzuigen. Neem de vrije afstand in acht zoals aangegeven op de maattekening. ● Warme afvoerlucht mag niet opnieuw worden aangezogen. ● Bij een verticale bouwvorm met luchttoevoer van boven dienen de luchttoevoeropeningen tegen het binnendringen van vreemde voorwerpen en water te worden beveiligd.
Zie ook Externe ventilatormotor aansluiten (Pagina 96)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
27
Voorbereiding van de inzet 4.4 Ontwerp van het koelcircuit en de koelmiddeltoevoer
4.4
Ontwerp van het koelcircuit en de koelmiddeltoevoer
4.4.1
Materiaalkeuze voor het koelcircuit Gebruik voor koelsystemen met een optimale levensduur een gesloten of halfopen koelcircuit dat is uitgevoerd in roestvaststaal of in acrylbutadieenstyrol (ABS). Gebruik roestvrij staal of staal (S235JR) voor de leidingen en fittings van het koelcircuit.
4.4.2
Drukken en drukverschillen in het koelcircuit De toegestane maximumdruk in het koellichaam, en daarmee in het koelcircuit, staat op de lucht-waterkoeler en in de bijbehorende bedieningshandleiding. Als u een pomp gebruikt met een groter vermogen dan deze maximale druk, zorg dan aan zijde van de installatie ervoor, dat deze maximale druk niet wordt overschreden. Ontwerp een zo klein mogelijk drukverschil voor het koelmiddel in de aan- en afvoerleidingen, zodat u een pomp met een vlakke karakteristiek kunt gebruiken.
Zie ook Handleiding lucht-waterkoeler (Pagina 197)
4.4.3
Onderdelen en materialen van het koelcircuit Onderstaande tabel bevat diverse materialen en componenten die in een koelcircuit kunnen voorkomen resp. verboden zijn.
Tabel 4-1
Materialen en componenten van een koelcircuit
Materiaal
Component
Opmerking
Zink
Leiding, armatuur
Gebruik geen componenten van zink.
Messing
Leiding, armatuur
In een gesloten koelcircuit in combinatie met inhibitor toegestaan.
Koper
Leiding, armatuur
Alleen in een gesloten koelcircuit in combinatie met inhibitor toege‐ staan. Plaats een scheiding (bijv. aansluitslang van de apparaten) tussen koellichaam en kopercomponent.
Staal (bijv. S235JR)
Leiding
In een gesloten koelcircuit in combinatie met inhibitoren of antivries‐ middel toegestaan. Controleer de oxidatie; gebruik hiervoor bijv. een kijkglas.
Gietstaal, gietijzer
Leiding, motoren
In een gesloten koelcircuit toegestaan. Maak gebruik van zeven en retourfilters; bij koelsystemen van roestvrij staal een Fe-afscheider gebruiken.
Hooggelegeerd staal Groep 1 (V2A)
Leiding, armatuur
Toegestaan voor drink- resp. stadswater met een chloridegehalte < 250 ppm.
Hooggelegeerd staal Groep 2 (V4A)
Leiding, armatuur
Toegestaan voor drink- resp. stadswater met een chloridegehalte < 500 ppm.
28
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.5 Koelmiddelspecificatie Materiaal
Component
Opmerking
Installatie uit verschillende materialen ("gemengde in‐ stallatie")
Leiding, armatuur
Geen gemengde installatie gebruiken.
PVC
Leiding, armatuur, slan‐ Gebruik geen componenten van PVC. gen
Slangen
Beperk het aantal slangen bij het aansluiten van apparaten tot een minimum. Gebruik geen slangen als hoofdleiding voor het totale systeem. Aanbeveling: EPDM-leidingen met een elektrische weerstand > 109 Ω, zoals "Semperflex FKD" van de firma Semperit, of "DE‐ MITTEL" van PE / EPDM van de firma Telle.
Afdichtingen
Armaturen, leidingen
Gebruik afdichtingen van fluorrubber volgens DIN ISO 1629, AFM34, EPDM (aanbevolen).
Slangaansluitingen
Overgang van leiding naar slang
Bevestig de slangaansluitingen met klembevestigingen volgens EN 14420.
4.4.4
Potentiaalvereffening van de onderdelen in het koelcircuit ● Voorzie alle componenten in het koelsysteem (motor, omvormer, buissysteem, etc.) van een potentiaalvereffening. ● Voer de potentiaalvereffening uit in de vorm van een koperrails of een koperlus met voldoende geleiderdiameter. Daarmee verhindert u elektrochemische processen.
4.5
Koelmiddelspecificatie
4.5.1
Algemene eisen die aan het koelmiddel worden gesteld Het koelmiddel moet voor een langere periode aan onderstaande voorwaarden voldoen. De basis van het koelwater is gefilterd drink-/stadswater van de volgende kwaliteit. Zuiver water Specifieke richtwaarde
< 30 μS/cm
Droogdampresidu
< 20 mg/l
LET OP Hoog chloridegehalte in het drinkwater Volgens 98/83/EC mag drinkwater een chloridegehalte van maximaal 250 mg/l hebben. Deze waarde is voor koellichamen te hoog, zonder inhibitoren kan het koellichaam onherstelbaar beschadigd worden. Als het drinkwater een te hoog chloridegehalte heeft, gebruik dan inhibitoren.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
29
Voorbereiding van de inzet 4.5 Koelmiddelspecificatie Voor een beter begrip van de koelmiddelen die hier worden aangeraden, bevat onderstaande tabel een aantal problemen die ontstaan als de aanbevelingen niet worden opgevolgd. Tabel 4-2
Stoffen die het koelsysteem onherstelbaar kunnen beschadigen
Eigenschap van het koelmiddel Tegenmaatregel resp. grenswaarde overschreden Zeewater
Geen zeewater gebruiken.
Water met in acht nemen van de grenswaarden
Gebruik inhibitoren / antivriesmiddelen met de juiste concentratie. Plaats een overdrukventiel in het koelcircuit.
Zuurstoftoevoer
Gebruik een gesloten koelcircuit. Plaats een overdrukventiel in het koelcircuit. Gebruik inhibitoren / antivriesmiddelen met de juiste concentratie.
Chloride
Gebruik inhibitoren / antivriesmiddelen met de juiste concentratie.
Sulfaten
Verdun het koelmiddel met gedemineraliseerd water tot de grens‐ waarde is bereikt.
Vaste stoffen (zoals zand)
Spoel het koelcircuit zonder omvormer en motor. Plaats voorzienin‐ gen om verontreinigingen tegen te houden, zoals zeven of fijnma‐ zige filters
Totale hardheid
Gebruik inhibitoren / antivriesmiddelen met de juiste concentratie.
Richtwaarde
Voorzie alle componenten in het koelcircuit van een potentiaalver‐ effening.
Biologische verontreiniging
Maak gebruik van biociden. Plaats voorzieningen om verontreini‐ gingen tegen te houden, zoals zeven of fijnmazige filters
Olieresiduen
Gebruik inhibitoren / antivriesmiddelen met de juiste concentratie. Spoel het koelcircuit zonder omvormer en motor.
Mechanische verontreinigingen
Spoel het koelcircuit zonder omvormer en motor. Plaats voorzienin‐ gen om verontreinigingen tegen te houden, zoals zeven of fijnma‐ zige filters
Onvoldoende potentiaalvereffe‐ ning
Voorzie alle componenten in het koelcircuit van een potentiaalver‐ effening.
Zie ook Inhibitoren, vorstbescherming, biocoden (Pagina 32)
30
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.5 Koelmiddelspecificatie
4.5.2
Er bestaat kans op corrosie als de koelwaterkwaliteit onvoldoende is De materialen voor de koeler zijn optimaal voor de waterverhoudingen uitgekozen waarvoor de koeler werd besteld. Voor andere waterverhoudingen kan de koeler niet zonder meer worden toegepast. LET OP Corrosiegevaar De lucht-water-koeler kan bij ongeschikte koelwaterkwaliteit corroderen en mislukken. ● De chemische samenstelling van het koelwater moet voldoen aan de projecteringsgegevens. ● Als de waterverhoudingen van de bestelde voorwaarden afwijken, neem dan contact op met het service center. (Pagina 177) ● Bij het koelerbouwtype voor chemische reiniging (gesloten koelwatercircuit) dient de aanbevolen waterkwaliteit in de bedieningshandleiding (Pagina 197) in acht te worden genomen. LET OP Toevoegingen in het koelwater Toevoegingen in het koelwater voor vorst- of corrosiebescherming kunnen het warmtetransport beïnvloeden. De machine kan oververhitten. Gebruik de machine alleen met de contractueel overeengekomen koelwaterkwaliteit.
4.5.3
Koelmiddelspecificatie Vers water / behandeld zeewater / industriewater pH-waarde
6,5 ... 10
Chloride-ionen Cl-
< 3000 mg/l
Sulfaationen SO42-
< 3000 mg/l
Sulfide-ionen S
< 1 mg/l
2-
Nitraationen NO3+
< 50 mg/l
IJzer Fe3+
< 1 mg/l
Mangaanijzerionen Fe3+Mn2+ Ammoniak NH3, ammonium NH
< 50 mg/l + 4
< 15 mg/l
Opgeloste stoffen
< 340 mg/l
Koolstofhardheid
< 0,9 mmol/l (5°dH)
Totale hardheid
< 1,8 mmol/l (10°dH)
Elektrisch geleidingsvermogen
< 32000 μS/cm
Korrelgrootte meegevoerde deeltjes (zand)
< 0,1 mm
Biologische aangroei
resistent
°dH = Duitse hardheidsgraad
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
31
Voorbereiding van de inzet 4.5 Koelmiddelspecificatie
Zie ook Inhibitoren, vorstbescherming, biocoden (Pagina 32)
4.5.4
Inhibitoren, vorstbescherming, biocoden De volgende antivriesmiddelen, inhibitoren en biociden kunt u gebruiken in het koelcircuit uit roestvrij staal.
Tabel 4-3
Overzicht en gebruik van koelmiddeltoevoegingen Gebruikt middel
Bijzondere opmerking
Inhibitor zonder vorstbescher‐ mende werking
Niet noodzakelijk
Inhibitor 0,2 ... 0,25 % volumeconcentratie!
Vorstbescherming
Antifrogen N 20 % < X ≤ 45 %
Voor Antifrogen L en Varidos FSK is voor dezelfde mate van vorstbescherming een hogere concentratie nodig dan bij Antifr‐ ogen N
Antifrogen L 25 % < X ≤ 48 % Varidos FSK 25 % < X ≤ 45 % Biocide *
Ja
Koelcircuit met open expansievat
Antifrogen N, minimale concentratie 20 % Antifrogen L, minimale concentratie 30 % Varidos FSK, minimale concentratie 30 % Vorstbescherming + biocide*
Bij het gebruik van het antivriesmiddel An‐ tifrogen N >20 % is een voldoende biocide‐ werking gewaarborgd. Bij Antifrogen L en Varidos FSK is 30 % no‐ dig om dezelfde werking te behalen.
* werking ten opzichte van de groei van micro-organismen
Inhibitor zonder vorstbeschermende werking Als u inhibitoren gebruikt zonder vorstbescherming, dan mag het koelmiddel/water geen magnesiumcarbonaat bevatten. Gebruik uitsluitend de inhibitor NALCO TRAC100 van de firma Nalco in de mengverhouding 0,2 % tot 0,25 %. Voor de controle van de concentratie inhibitor kunt u bij Nalco zogeheten Control Kits bestellen.
Antivriesmiddel Alle antivriesmiddelen bevatten corrosie-inhibitoren die het koelsysteem permanent beschermen tegen roestvorming. U kunt de volgende antivriesmiddelen inzetten: ● Antifrogen N (fabrikant: Clariant) met een concentratie X van 20 % < X ≤ 45 %. Een Antifrogen N-concentratie van 45 % zorgt voor vorstbescherming tot -30 °C. ● Antifrogen L (fabrikant: Clariant) met een concentratie X van 25 % < X ≤ 48 %. Een Antifrogen L-concentratie van 48 % zorgt voor vorstbescherming tot -30 °C. ● Varidos FSK (fabrikant: Nalco) met een concentratie X van 20 % < X ≤ 45 %. Een Varidos FSK-concentratie van 45 % zorgt voor vorstbescherming tot -30 °C.
32
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.5 Koelmiddelspecificatie
LET OP Corrosieve mengsels Bij het navullen moet de minimale concentratie antivriesmiddel worden gebruikt, aangezien anders een corrosief mengsel ontstaat. Het koelsysteem kan daardoor worden beschadigd. Inhibitoren en antivriesmiddelen niet mengen.
Biociden Gesloten koelcircuits met zacht water (°dH > 4) zijn vatbaar voor microben. Bij drinkwatersystemen met toegevoegd chloor is roestvorming als gevolg van microben vrijwel uitgesloten. Door het toevoegen van de juiste concentratie antivriesmiddel kan geen enkele bacteriestam overleven. De volgende microben kunnen voorkomen: ● Slijmvormende bacteriën ● Corrosieve bacteriën ● IJzerafzettende bacteriën Welk biocide het beste kan worden toegepast, is afhankelijk van het type microben. Het is aan te raden, minimaal één keer per jaar een wateranalyse uit te voeren (om het aantal koloniën te bepalen). Geschikte biociden kunnen bijv. bij de firma Nalco worden besteld. Opmerking Bepaling van het biocide Het biocide wordt bepaald door het type bacteriën. Pas de dosering en de verdraagzaamheid eventueel aan met een geschikte inhibitor (volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant). Biocide en antivriesmiddelen niet mengen. De antivriesmiddelen beschikken als bij de hierboven vermelde minimale concentratie over een biocide werking.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
33
Voorbereiding van de inzet 4.5 Koelmiddelspecificatie
4.5.5
Koelvermogensverlies Houd bij gebruik van antivriesmiddel rekening met een verliesfactor voor het koelvermogen die afhankelijk is van de antivriesmiddelconcentratie, conform de onderstaande tabel: Antivriesmiddel
Concentratie
Verliesfactor voor het koelver‐ mogen
20 %
0%
25 %
0%
Antifrogen N
30 %
0%
Varidos FSK
35 %
2%
Antifrogen L
40 %
4%
45 %
5%
Antifrogen N/Varidos FSK ≙ ethyleenglycol Antifrogen L ≙ Propylenglycol
Opmerking Afspraken die specifiek zijn voor de opdracht Opdrachtspecifieke afspraken op het gebied van koelwaterspecificaties kunnen afwijken van de vermelde koelwaterspecificaties.
4.5.6
Bewakingsschakeling voor de koelwatercontrole
Koelwatertemperatuur en hoeveelheid De temperatuurklasse van de machine is alleen gegarandeerd wanneer de lucht-waterkoeler operationeel is. ● Conform de bijzondere voorwaarden van de EEG-typeverklaring dient daarom de hoeveelheid koelwater die op het typeplaatje van de machine staat vermeld, en de maximaal toegestane koelwatertemperatuur worden gecontroleerd. ● De veiligheidsniveau´s van de controle-inrichtingen dienen conform categorie 1 volgens ISO 13849-1 te worden gekozen.
34
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.8 Thermische motorbeveiliging met PTC-weerstanden (optie)
WAARSCHUWING Explosiegevaar bij defecte lucht-water-koeler Als de noodzakelijke koelwatertemperatuur niet wordt aangehouden, raakt de machine oververhit. De temperatuurklasse kan niet worden aangehouden. Dit kan tot een ontsteking van aanwezige gassen en tot explosies leiden. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Als de lucht-waterkoeler niet bedrijfsklaar is, volg dan de onderstaande maatregelen. ● Neem geen beschadigde machine in bedrijf. ● Schakel de machine uit. ● Installeer een bewakingsschakeling die voorkomt dat de machine in gebruik kan worden genomen als er geen koelwatervoorziening is.
4.6
Vergrendelingsschakelaar voor motor van externe ventilator Monteer bij machines met een externe ventilator een blokkeerschakeling die voorkomt dat de hoofdmachine ingeschakeld of gebruikt kan worden als de externe ventilator niet in gebruik is.
Zie ook Externe ventilatormotor aansluiten (Pagina 96)
4.7
Thermische motorbeveiliging De machine is standaard voorzien van een temperatuursensor KTY 84 en als optie van PTCweerstanden of PT100 voor directe controle van de motortemperatuur om de machine tijdens bedrijf tegen overbelasting te beschermen. Zorg voor een overeenkomstige controleschakeling.
4.8
Thermische motorbeveiliging met PTC-weerstanden (optie) De machine is met NTC-weerstanden uitgerust voor directe controle van de motortemperatuur om de machine tijdens bedrijf tegen overbelasting te beschermen. Zorg voor een overeenkomstige controleschakeling.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
35
Voorbereiding van de inzet 4.11 Steunvoet bij bouwvorm IM B5
4.9
Vergrendelingsschakelaar voor automatische nasmeerinrichting (optie) Nasmeren is alleen bij draaiende as toegestaan. Maak daarom bij machines met automatische nasmeerinrichting gebruik van een vergrendeling die voorkomt dat de nasmeerinrichting bij stilstaande machine wordt gebruikt.
4.10
Vergrendelingsschakelaar voor stilstandverwarming Als de stilstandverwarming bij een lopende motor wordt gebruikt, kan het tot verhoogde temperaturen in de machine komen. ● Gebruik een vergrendelingsschakeling die bij het inschakelen van de machine de stilstandsverwarming uitschakelt. ● Gebruik de stilstandverwarming enkel bij een uitgeschakelde motor.
Zie ook Stilstandverwarming uitschakelen (Pagina 118) WAARSCHUWING Explosiegevaar Indien u direct na het uitschakelen van de machine de stilstandverwarming inschakelt, kan het toegestane temperatuurbereik of de maximale oppervlaktemperatuur van de machine worden overschreden. In een atmosfeer met explosiegevaar kan dit tot een explosie leiden. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Schakel de stilstandverwarming pas een vol uur na het uitschakelen van de machine in.
4.11
Steunvoet bij bouwvorm IM B5 Bij bouwvorm IM B5 moet de machine aan de NDE-zijde worden ondersteund met een extra steunvoet. Deze ondersteuning wordt niet meegeleverd. U dient zelf een steunvoet met de juiste afmetingen en voldoende stijfheid aan te brengen. Aan de onderzijde van de machine is een plaat met een boorgat M36x40 aangebracht waarop u de steun kunt bevestigen.
36
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.13 Grenswaarden voor het toerental Het gewicht van de machine staat vermeld op het vermogensplaatje, gegevens met betrekking tot de geometrie vindt u op de maattekening. WAARSCHUWING Onvoldoende ondersteuning aan NDE-zijde Als de machine aan NDE-zijde niet van een extra ondersteuning wordt voorzien, dan kan de flens het gewicht van de machine niet dragen. De machine of onderdelen van de machine kunnen losraken. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Zorg voor een steunvoet met de juiste afmetingen.
4.12
Geluidsemissies WAARSCHUWING Geluidsemissies De machine kan tijdens het gebruik geluidsemissiepegels vertonen die voor werkplaatsen niet toegelaten zijn. Dit kan tot gehoorschade leiden. Zorg door passende veiligheidsmaatregelen zoals afdekkingen, geluidsisolatie of maatregelen voor de bescherming van het gehoor, voor een veilig bedrijf van de machine binnen uw installatie.
4.13
Grenswaarden voor het toerental WAARSCHUWING Te hoge toerentallen Te hoge toerentallen kunnen tot vernieling van de machine leiden. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Stel de besturing zodanig in, dat te hoge toerentallen worden vermeden. ● Let op de gegevens over de toerentallen op het typeplaatje.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
37
Voorbereiding van de inzet 4.16 Systeemeigen frequenties
4.14
Toerental-koppelverloop in acht nemen WAARSCHUWING Overschrijden van de temperatuurklasse Als het toerental-koppelverloop niet in acht wordt genomen, kan de temperatuurklasse worden overschreden. Dit kan een explosie tot gevolg hebben. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Neem het toerental-koppelverloop in acht. ● Houd de specificaties op het typeplaatje van de motor aan.
4.15
Fasesynchronisatie bij netomschakeling LET OP Netomschakeling Bij het omschakelen op een ander elektriciteitsnet met een verschillende faseverhouding kan schade aan de machine ontstaan. ● De fasen moeten bij het omschakelen synchroon zijn. Gebruik geëigende middelen voor de fasesynchronisatie.
4.16
Systeemeigen frequenties LET OP Schade aan de machine als gevolg van systeemresonanties Het systeem uit fundament en machineset moet dusdanig geprojecteerd en afgestemd zijn dat geen systeemresonanties kunnen ontstaan, waarbij de toegelaten trillingswaarden worden overschreden. Door te hoge trillingen kan de machineset worden beschadigd. De grenswaarden voor de trillingsbelasting volgens DIN ISO 10816-3 mogen niet worden overschreden.
38
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.18 Transport en opslag
4.17
Torsiebelasting van de asstreng door storingen in de elektrische aansluiting Bij storingen in de elektrische aansluiting kunnen verhoogde luchtkolommomenten ontstaan die bijkomende mechanische torsiebelastingen van de asstreng kunnen veroorzaken. Opmerking De verantwoordelijkheid voor de volledige asstreng berust bij de planner van de installatie. WAARSCHUWING Beschadiging van de machine Door een verkeerde projectering kunnen de mechanische torsiebelastingen van de asstreng schade aan de machine veroorzaken. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Neem bij de planning van de installatie de projecteringsgegevens in acht.
Opmerking Voor meer informatie zie catalogus D81.8 in hoofdstuk 2.
4.18
Transport en opslag Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften (Pagina 15) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische installaties.
4.18.1
Levering controleren De levering is individueel samengesteld. Controleer na ontvangst van de levering meteen of de leveringsomvang overeenstemt met de begeleidende papieren. Bij reclamaties achteraf wegens ontbrekende delen aanvaardt Siemens geen aansprakelijkheid. ● Reclameer bij zichtbare transportschade meteen bij de leverancier. ● Reclameer bij zichtbare gebreken of bij een onvolledige levering meteen bij de bevoegde vertegenwoordiger van Siemens. De gebruiksaanwijzing is een bestanddeel van de leveringsomvang en moet op een toegankelijke plaats worden bewaard.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
39
Voorbereiding van de inzet 4.18 Transport en opslag
4.18.2
Machine ophijsen Neem de volgende voorwaarden in acht om de machine veilig te kunnen optillen en transporteren: ● Het personeel moet over de overeenkomstige kwalificaties beschikken voor het besturen van kranen en het rijden met vorkheftrucks. ● Gebruik de toegelaten, onbeschadigde en voldoende bemeten voorzieningen voor de kabelgeleiding of spreidvoorzieningen voor het hijsen van de machine. Controleer de hijsvoorzieningen voor het gebruik. Het gewicht van de machine vindt u op het vermogensplaatje van de machine. ● Houd bij het hijsen van de machine rekening met de gegevens op het hijsplaatje: – Neem de vermelde spreidhoek in acht. – Zorg ervoor, dat de eventueel op het hijsplaatje aangegeven maximale versnelling en snelheid bij het hijsen niet wordt overschreden. Til de machine zonder schokken op. Versnelling a ≤ 3,942 m/s2 Snelheid v ≤ 20 m/min. ● Gebruik voor het hijsen alleen de hijsogen die op de statorbehuizing zijn aangebracht. WAARSCHUWING Machine kan kantelen, verschuiven of vallen bij transport in afwijkende bouwvorm Als de machine niet op een juiste wijze wordt getransporteerd of opgehesen, kan de machine kantelen, in de hijsvoorziening verschuiven of naar beneden vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Gebruik voor het hijsen alleen de hijsogen die op de statorbehuizing zijn aangebracht. ● Pas het gebruik van de hijsogen aan de positie van de machine aan. ● Gebruik geschikte draadgeleidings- of spreidinrichtingen. Het gewicht van de machine vindt u op het vermogensplaatje van de machine. WAARSCHUWING Machine kan kantelen, verschuiven of vallen als het zwaartepunt tijdens transport niet in het midden ligt Als het zwaartepunt van een last zich niet in het midden tussen de aanslagpunten bevindt, kan de machine bij het transporteren of hijsen kantelen, in de hijsvoorziening verschuiven of naar beneden vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Let bij alle transportwerken op de handhavingsmarkeringen die op de machine zijn aangebracht. ● Let op de verschillende belasting van de stroppen of hijsbanden alsmede de draagkracht van de hijsinrichting. ● Transporteer of hijs de machine enkel volgens de zwaartepuntpositie. Wanneer het zwaartepunt van een last zich niet in het midden van de aanslagpunten bevindt, dient de hijshaak voor het optillen boven het zwaartepunt te worden aangebracht.
40
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.18 Transport en opslag
4.18.3
Rotor beveiligen Volgens de bestelling is de machine met een kleminrichting voor de rotor uitgerust. LET OP Transportschade Als de kleminrichting van de rotor niet wordt gebruikt, kan de machine tijdens transport als gevolg van trillingen worden beschadigd. Dit kan tot materiële schade leiden. ● Als de machine is uitgerust met een kleminrichting voor de rotor, dan transporteert u de machine altijd met de kleminrichting voor de rotor. De kleminrichting van de rotor moet tijdens het transport stevig aangebracht zijn. ● Verwijder deze kleminrichting van de rotor pas voor het optrekken van het aandrijfelement. Indien de machine na het opschuiven van het aandrijfelement moet worden getransporteerd, dienen andere geschikte maatregelen voor het axiale vastzetten van de rotor te worden genomen. Zie hiertoe de onderstaande afbeelding. ● Demonteer bij machines met verticale bouwvorm de rotorblokkering uitsluitend in verticale positie. Bij transport in horizontale positie dient de rotor voor het kantelen van de machine te worden vastgezet. Verticale machines worden door de fabrikant in horizontale positie geleverd.
ཱ
①
②
Huls
Schroef en schijf
Beeld 4-1
Axiale bevestiging van de rotor
Tabel 4-4
Aanhaalmomenten asschroef van de rotorblokkering
Schroefdraad van het aseinde
Aanhaalmoment
Voorspankracht
M20
80 Nm
20 kN
M24
150 Nm
30 kN
M30
230 Nm
40 kN
Opmerking Opslag rotorkleminrichting Sla de rotorkleminrichting onmiddellijk op. Deze moet bij een eventuele demontage en volgend transport opnieuw worden aangebracht.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
41
Voorbereiding van de inzet 4.18 Transport en opslag
4.18.4
Machineset transporteren WAARSCHUWING Vallen van de machine De hijsogen van de machine zijn enkel voor het gewicht van de machine voorzien. Het hijsoog kan breken als de machineset met één enkele hijsinrichting wordt opgetild en getransporteerd. De machine resp. de machineset kan vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Hijs de machinesets niet door het vasthaken op de enkele machine. ● Gebruik voor het transport van machinesets alleen de daartoe voorziene inrichtingen, zoals openingen of hijsogen van de basisplaten. Let daarbij op de draagcapaciteit van de hijsinrichting.
Opmerking Machine in een verhoogde en veilige positie stutten Om gevaarloos en eenvoudig aan de onderkant van de machine te geraken, plaatst u de machine een verhoogde en veilige positie. GEVAAR Verblijf onder opgetakelde lasten Als het hijs- of lastopnamemiddel faalt, kan de machine vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Ga niet onder of in de buurt van de opgetakelde machine staan.
4.18.5
Opslag Als een machine niet onmiddellijk na de levering in bedrijf wordt genomen, sla ze dan op de juiste wijze op. LET OP Lagerstilstandschade In geval van een ondeskundige opslag bestaat er gevaar voor beschadigingen door stilstand tijdens opslag. Dit kan materiële schade veroorzaken, bv. roestvorming. Let op de volgende aanwijzingen voor de opslag.
42
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.18 Transport en opslag
Voorwaarden en voorbereidingen ● Bewaar alleen goederen in onbeschadigde verpakkingen. Pak de goederen in beschadigde verpakkingen uit en sla deze vakkundig volgens het goederentype op. ● Repareer schade aan de verpakking vóór de opslag, voor zover dit voor de opslag conform de voorschriften noodzakelijk is.
Algemene gegevens voor het opslaan Sla de machine bij voorkeur in een aparte opslagruimte op. Het magazijn moet in het algemeen aan de volgende voorwaarden voldoen: ● Kies, indien mogelijk, een horizontale schokvrije (veff ≤ 0,2 mm/s) en droge opslagplaats die tegen overstroming beveiligd is en voldoende groot is. – De opslagruimte moet goed geventileerd en stof- en vorstvrij zijn. Zorg voor bescherming tegen extreme weersomstandigheden. Zorg voor stabiele temperatuurverhoudingen in het bedrijf van 10°C (50 F) tot 50 C (120°F). De temperatuur van de ruimte moet circa 10 K boven de buitentemperatuur liggen. De temperatuur mag niet onder -20° C dalen. – De relatieve luchtvochtigheid moet minder dan 60 % bedragen. – De vloer van de opslagplaats moet voldoende stevig zijn. De maximaal toegelaten plafondlast resp. lagervaklast mag niet worden overschreden. – De omgevingslucht mag geen agressieve gassen bevatten. ● Bescherm de machine tegen stoten en vocht. ● Plaats machines, toestellen en kisten op pallets, balken of fundamenten die bescherming tegen bodemvochtigheid en water garanderen. ● Zorg ervoor dat de luchtcirculatie onder het opslaggoed niet wordt belemmerd. – Leg de afstandsblokken tussen de afdekkingen en de machine. – Afdekkingen of zeil mogen niet rondom op de grond liggen.
Buitenopslag Bij een opslag buiten moeten bijkomend de volgende voorwaarden in acht genomen worden: ● De bodem moet voldoende stevig zijn. Verhinder dat de machine in de grond wegzakt. ● Afdekkingen of zeil ter bescherming tegen weersinvloeden mogen het oppervlak van het opgeslagen goed niet raken. Anders wordt de luchtcirculatie onder het lagergoed belemmerd.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
43
Voorbereiding van de inzet 4.18 Transport en opslag
Beveiliging tegen vochtigheid Is er geen droge opslagplaats beschikbaar, bescherm de machine dan als volgt tegen vochtigheid: ● Wikkel vochtabsorberend materiaal om de machine. ● Wikkel dit geheel in folie: – Plaats vochtindicatoren onder het folie. – Plaats droogmiddelen onder het folie. – Verpak de machine luchtdicht. ● Controleer de machine regelmatig. LET OP Beschadiging van de wentellagers Bij onoordeelkundige opslag kunnen de lagers na verloop van tijd beschadigd raken. Dit kan materiële schade veroorzaken, bijv. schade aan de lagers als gevolg van trillingen. Beveilig de rotor bij machines met een rotorblokkering conform de aanwijzingen voor het transport (Pagina 41). Beschem de machine tegen sterke radiale trillingen, aangezien deze ook door de rotorblokkering niet volledig kunnen worden opgevangen. LET OP Lagerschade Als aan zijde van de klant reeds aanbouwdelen zijn gemonteerd, bijvoorbeeld koppeling of riemschijf, kan tijdens transport schade aan het lager ontstaan. Zorg in een dergelijke situatie voor een rotorblokkering van zijde van de klant.
WAARSCHUWING Explosiegevaar bij beschadigde afdichtmaterialen Als u de machine buiten de gespecificeerde temperatuurgrens opslaat, kunnen de afdichtmaterialen worden beschadigd en kan hun dichtfunctie falen. Bijgevolg bestaat de mogelijkheid dat er een explosieve atmosfeer in de machine geraakt, die bij de inbedrijfstelling wordt ontstoken. Het kan tot een explosie komen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. De gebruikte materialen zijn voor het bestelde temperatuurbereik geoptimaliseerd. Bewaar de machine niet buiten de gespecificeerde temperatuurgrenzen. De gespecificeerde temperatuurgrenzen vindt u op het vermogensplaatje.
44
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.18 Transport en opslag
Langdurige opslag Slaat u de machine langer dan zes maanden op, controleer dan elk half jaar de toestand van de machine. Sla de machine op volgens de instructies in hoofdstuk "Opslag (Pagina 42)". ● Controleer de machine op beschadigingen. ● Voer de noodzakelijke onderhoudswerken uit. ● Zorg er door geschikte opslagomstandigheden voor dat zich geen condensatiewater in de machine kan vormen. ● Als u de machine niet inpakt in folie, zorg dan dat de machine continu wordt verwarmd, bijvoorbeeld met een stilstandverwarming, en zorg voor voldoende luchtcirculatie in de opslagruimte.
Opslag langer dan drie maanden: Smeer de machine elke twee jaar in opslag volledig door. 1. Pak de machine uit. 2. Verwijder de kleminrichting voor het stoppen van de rotor, indien aanwezig. 3. Bij opslag langer dan twee jaar bij draaiende rotor met dubbele hoeveelheid smeermiddelen nasmeren volgens het smeerplaatje. Op die manier wordt het vet gelijkmatig verdeeld en worden alle oppervlakken gesmeerd. Dit voorkomt het ontstaan van schade door corrosie. LET OP Schade aan de walslagers Dezelfde of nagenoeg dezelfde rustpositie van de walslagers kan tot schade aan de walslagers leiden. Draai de rotor daarom handmatig elke drie maanden vijf keer door. Zorg dat de walslagers na het draaien van de rotor in een andere stand tot stilstand komen dan voor het draaien. Gebruik daarvoor de inlegspie (indien aanwezig) als referentiepunt. 4. Vervang de corrosiebescherming. 5. Breng de rotorblokkering (indien aanwezig) opnieuw aan. 6. Pak de machine opnieuw in.
4.18.6
Bescherming van het koelcircuit
Vorstbescherming Bij levering is machine niet gevuld met koelwater om vorstschade te voorkomen.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
45
Voorbereiding van de inzet 4.19 Bedrijf aan de omvormer
Koelkring tegen corrosie beschermen Als de machine al gebruikt werd en terug opgeslagen of uit gebruik wordt genomen, moet u de koelkring tegen corrosie beschermen. Let ook op de aanbevelingen in de bedieningshandleiding van de koelmiddelfabrikant. 1. Laat de koelwaterkanalen volledig leeglopen. Blaas de koelwaterkanalen daarna door met lucht zodat ze volledig leeg zijn. 2. Spoel de koelwaterkanalen vervolgens door met een corrosiewerende emulsie om roestvorming te voorkomen.
Zie ook Handleiding lucht-waterkoeler (Pagina 197)
4.18.7
Machine tegen corrosie beschermen Als de machine onder droge omstandigheden wordt opgeslagen, tref dan de volgende maatregelen tegen corrosie: ● Opslag tot zes maanden: Voorzie alle toegankelijke blanke delen zoals vrije asuiteinden, flenzen of machinevoeten met een beschermende overtrek. ● Opslag langer dan zes maanden: Voorzie alle toegankelijke blanke delen met een langdurig corrosiewerend product, zoals Tectyl 506. ● Inspecteer de machine regelmatig en vervang indien nodig de corrosiewerende laag. Noteer de conserveringswerkzaamheden zodat deze vóór een latere inbedrijfstelling weer ongedaan kunnen worden gemaakt.
4.19
Bedrijf aan de omvormer Het volgende hoofdstuk is alleen relevant als de machine voor bedrijf aan de omvormer is besteld. Opmerking Aan het bestelnummer kunt u zien of de machine voor bedrijf aan de omvormer is besteld. Op de zesde positie van het bestelnummer staat dan het cijfer 1, 2, 3, of 4.
46
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.19 Bedrijf aan de omvormer
WAARSCHUWING Bedrijf met niet toegestane omvormers Als in het keuringsrapport, op het extra typeplaatje of in het certificaat een omvormertype is gedefinieerd, dan is het bedrijf van de machine alleen met deze omvormer toegestaan. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Gebruik de motor alleen met de vastgelegde omvormer.
4.19.1
Type netwerk LET OP Asymmetrische spanningsbelasting bij bedrijf in het TN-net in driehoeksschakeling Bij gebruik in het TN-net in driehoekschakeling met een geaarde fasedraad kan een asymmetrische spanningsbelasting van de machinewikkeling optreden. Dit kan schade aan de wikkelingen veroorzaken. ● Gebruik de machine niet in een TN-net met een geaarde fasedraad. LET OP Aardsluiting bij gebruik in IT-net Als tijdens gebruik in het IT-net een aardsluiting optreedt, wordt de isolatie bovenmatig belast. Dit kan schade aan de wikkelingen veroorzaken. ● Beëindig het proces indien mogelijk binnen twee uur. ● Verhelp de oorzaak van de fout. ● Maak gebruik van een aardsluitzekering.
4.19.2
Omvormerbedrijf van explosieveilige machines Het bedrijf van de explosiebeveiligde machines op de frequentieomvormer is toegestaan als de gegevens over het instelbereik voor de toerentallen en de draaimomentkarakteristiek worden gerespecteerd en als de controle van de wikkelingstemperatuur via de ingebouwde temperatuurvoeler in combinatie met een startapparaat is gewaarborgd.
4.19.3
Lagerstromen reduceren Met de volgende maatregelen kunt u lagerstromen reduceren: ● Voer de contactering uit op een plaats met voldoende ruimte. Massieve koperen leidingen zijn vanwege het stroomverdringingseffect voor de HF-aarding niet geschikt.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
47
Voorbereiding van de inzet 4.19 Bedrijf aan de omvormer Leidingen voor potentiaalvereffening: Gebruik leidingen voor potentiaalvereffening: ● Tussen de motor en de werkmachine ● Tussen de motor en de omvormer ● Tussen de aansluitkast en de positie van de hoogfrequente aarding op de motorbehuizing Keuze en aansluiting van de kabel: Gebruik indien mogelijk symmetrisch opgebouwde, afgeschermde verbindingskabels. Het vlechtwerk van de afscherming dat uit zo veel mogelijke afzonderlijke onderdelen bestaat, dient een goede elektrische geleiding te hebben. Gevlochten afschermingen van koper of aluminium zijn zeer geschikt. ● De afscherming wordt zowel op de motor als op de omvormer aangesloten. ● De contactering voor een goede wegleiding van stromingen met hoge frequenties dient ruimschoots te zijn uitgevoerd: – Als 360°-contactering aan de omvormer – Aan de motor, bijv. door middel van elektromagnetisch compatibele schroefverbindingen aan de kabelingangen. ● Als de kabelafscherming zoals beschreven is aangesloten, brengt hij de benodigde potentiaalvereffening tussen motorbehuizing en omvormer tot stand. Een speciale hoogfrequente leiding voor potentiaalvereffening is dan niet nodig. / /
3(
/
/
/
3(
/
/ 3(
Concentrisch koper- of aluminiumscherm
/
/
3(
Staalarmatuur
● Als de kabelafscherming vanwege bijzondere randvoorwaarden niet of onvoldoende kan worden gecontacteerd, kan de noodzakelijke potentiaalvereffening niet tot stand worden gebracht. Maak in dat geval gebruik van een afzonderlijke hoogfrequente leiding voor potentiaalvereffening: – Tussen de motorbehuizing en de randaardegeleider van de omvormer. – Tussen de motorbehuizing en de werkmachine – Breng de hoogfrequente leiding voor potentiaalvereffening tot stand met gevlochten koperen vlakbanden resp. hoogfrequentie-bandgeleiders. Massieve koperen leidingen zijn vanwege het stroomverdringingseffect voor de HF-aarding niet geschikt. – Voer de contactering uit op een plaats met voldoende ruimte.
48
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Voorbereiding van de inzet 4.19 Bedrijf aan de omvormer
Opbouw van het net Voor de doelmatige vermindering en voorkoming van beschadigingen door lagerstromen dient u het complete systeem uit motor, omvormer en werkmachine te bekijken. De volgende maatregelen ondersteunen de reductie van lagerstromen: ● Voorzie de gehele installatie van een fijnmazig aardingssysteem met een lage impedantie. ● Gebruik een gelijke-fasefilter (dempende kern) bij de uitgang van de omvormer. De keuze en de dimensionering gebeurt via de distributiepartner van Siemens. ● Begrens de spanningstoename door het plaatsen van uitgangsfilters. Dit dempt de hoeveelheid boventonen in de uitgangsspanning. Opmerking Omvormerdocumentatie De bedieningshandleiding van de omvormer maakt geen deel uit van deze documentatie. Let ook op de projecteringsinformatie van de omvormer.
4.19.4
Geïsoleerde lager bij bedrijf aan de frequentieomvormer Als de machine op een laagspanningsomvormer wordt gebruikt, dan wordt op de NDE-zijde een geïsoleerde lager en een geïsoleerde tachometer met geïsoleerde lager (optie) aangebouwd. Let op de plaatjes op de machine met betrekking tot de lagerisolatie en mogelijke overbruggingen.
① ② ③
Werkmachine Motor
Geïsoleerde lager Geïsoleerde tacho-aanbouw
Koppeling
Beeld 4-2
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
④ ⑤
Principiële weergave van de individuele aandrijving
49
Voorbereiding van de inzet 4.19 Bedrijf aan de omvormer
LET OP Lagerschade De lagerisolering mag niet worden overbrugd. Op grond van de stroming kunnen de lagers worden beschadigd. ● Let er bij montagewerkzaamheden achteraf, zoals bij de inbouw van een automatisch smeersysteem of een niet-geïsoleerde trillingsmeter, ook op dat de lagerisolatie niet wordt overbrugd. ● Neem zo nodig eerst contact op met het Service Center.
Tandemaandrijving Als u twee motoren als zogenaamde "tandemaandrijving" na elkaar schakelt, dan bouwt u een geïsoleerde tussen de motoren in.
① ② ③
Werkmachine Motor Koppeling
Beeld 4-3
④ ⑤ ⑥
Geïsoleerde lager Geïsoleerde tacho-aanbouw Geïsoleerde koppeling
Principiële weergave tandemaandrijving
LET OP Lagerschade Als tussen de motoren van de tandemaandrijving geen geïsoleerde koppeling wordt gebruikt, kan op grond van lagerstromen schade in de lagers aan de DE-kant van beide motoren komen. Gebruik een geïsoleerde koppeling om de motoren te verbinden. Als u twee motoren als zogenaamde "tandemaandrijving" na elkaar schakelt, dan bouwt u volgens de EG-richtlijn 94/9/EG of volgens de voorschriften die van toepassing zijn in het land van toepassing, een geïsoleerde, gekentekende koppeling tussen de motoren in.
50
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
5
Montage
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften (Pagina 15) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische installaties. Opmerking Verlies van conformiteit met Europese richtlijnen Bij levering voldoet de machine aan de vereisten van de Europese richtlijnen. Eigenmachtige wijzigingen of conversies aan de machine leiden tot verlies van de conformiteit met Europese richtlijnen. Hierdoor komt de garantie te vervallen.
WAARSCHUWING Explosiegevaar bij wijzigingen aan de machine Het aanbrengen van aanzienlijke wijzigingen aan de machine is niet toegestaan resp. mag uitsluitend door de fabrikant worden uitgevoerd. In een omgeving met explosiegevaar kan dit tot een explosie leiden. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Neem indien nodig contact op met het Service Center.
5.1
Montage voorbereiden
5.1.1
Voorwaarden voor de montage Voor het begin van de montagewerkzaamheden moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn: ● Deze bedieningshandleiding en montagehandleiding zijn beschikbaar voor het personeel. ● De machine staat uitgepakt klaar voor de montage op de plaats van de montage. Opmerking Isolatieweerstand van de wikkeling bij het begin van de montagewerkzaamheden meten Meet de isolatieweerstand van de wikkeling indien mogelijk voor het begin van de montagewerkzaamheden. Als de isolatieweerstand onder de voorgeschreven waarde ligt, leid dan overeenkomstige correctiemaatregelen in. Voor de correctiemaatregelen moet de machine mogelijk terug worden gedemonteerd en getransporteerd.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
51
Montage 5.1 Montage voorbereiden
LET OP Hoge temperaturen Tijdens het bedrijf worden de machineonderdelen heet. Aanbouwdelen, bijvoorbeeld leidingisolatie, kunnen door hoge temperaturen worden beschadigd. ● Temperatuurgevoelige onderdelen, bijvoorbeeld normale leidingen of elektronische componenten, mogen niet tegen of op machine-aanbouwdelen worden bevestigd. ● Gebruik enkel hittebestendige delen. De aansluitleidingen, kabel - en leidinginvoerstukken moeten voor de omgevingstemperatuur geschikt zijn.
5.1.2
Isolatieweerstand en polarisatieindex Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie verkrijgen over de toestand van de machine. Controleer daarom op de volgende tijdstippen de isolatieweerstand en de polarisatieindex: ● Voordat de machine de eerste keer gestart wordt ● Na langdurige opslag of een periode van stilstand ● In het kader van onderhoudswerkzaamheden Met een meting als hierboven omschreven verkrijgt u de volgende informatie over de isolatie van de wikkelingen: ● Is de wikkelkopisolatie vervuild met geleidend materiaal? ● Heeft de wikkelkopisolatie vocht opgenomen? Met deze informatie kunt u beslissen voor inbedrijfstelling van de machine of over eventuele maatregelen zoals reiniging of drogen van de wikkeling. ● Kan de machine in bedrijf worden genomen? ● Moeten er reinigings- of drogingsmaatregelen worden genomen? Gedetailleerde informatie over controle van de grenswaarden kunt u hier vinden: "Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren" (Pagina 53)
52
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Montage 5.1 Montage voorbereiden
5.1.3
"Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren" WAARSCHUWING Gevaarlijke spanning aan de klemmen Bij en onmiddellijk na meting van de isolatieweerstand of van de polarisatie-index (PI) van de statorwikkeling staat op de klemmen gedeeltelijk gevaarlijk hoge spanning. Bij aanraking kan dit zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● U dient bij aangesloten netleidingen te waarborgen dat er geen spanning kan worden aangelegd. ● Eerst moet de wikkeling na de meting ontladen worden tot het gevaar is uitgesloten, bijvoorbeeld met de volgende maatregelen: – Verbind de aansluitklemmen met het aardpotentiaal, totdat de na-ijlspanning tot een ongevaarlijke waarde is gedaald – Vastklemmen van de aansluitkabel
Isolatieweerstand meten 1. Neem vóór begin van de meting van de isolatieweerstand de gebruikershandleiding van het toegepaste isolatiemeettoestel in acht. 2. Controleer eerst of er geen netkabels zijn aangesloten. 3. Meet de isolatieweerstand van de wikkeling ten opzichte van de machinebehuizing, alsmede de temperatuur van de wikkeling. De temperatuur van de wikkeling mag bij de meting 40 °C niet overschrijden. Reken de gemeten isolatieweerstandwaarden volgens de hierna weergegeven formule om naar een relatieve temperatuur van 40 °C. Hiermee is een goede vergelijking met de aangegeven minimale waarden gegarandeerd. 4. Lees de isolatieweerstand af, 1 minuut na het aanleggen van de meetspanning.
Grenswaarden voor de isolatieweerstand van de statorwikkeling De volgende tabel geeft de meetspanning en de grenswaarden voor de isolatieweerstand aan. Deze waarden komen overeen met de aanbevelingen volgens IEEE 43‑2000. Tabel 5-1
Isolatieweerstand van de statorwikkeling bij 40 ℃ UN [V]
UMess [V]
RC [MΩ]
U ≤ 1000
500
≥5
1000 ≤ U ≤ 2500
500 (max. 1000)
100
2500 < U ≤ 5000
1000 (max. 2500)
5000 < U ≤ 12000
2500 (max. 5000)
U > 12000
5000 (max. 10000)
UN = nominale spanning, zie vermogensplaatje Umeet = DC-meetspanning RC = minimale isolatieweerstand bij een referentietemperatuur van 40 °C
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
53
Montage 5.1 Montage voorbereiden Bij een wikkelingstemperatuur van circa 25 °C bedragen de minimale isolatieweerstanden dus 20 MΩ (U ≤ 1000 V) resp. 300 MΩ (U > 1000 V). De waarden gelden voor de hele wikkeling tegen aarde. Bij het meten van afzonderlijke strengen gelden de dubbele minimale waarden. Neem het volgende in acht: ● Als bij andere wikkelingstemperaturen dan 40 °C wordt gemeten, rekent u de meetwaarde met behulp van de volgende vergelijkingen uit IEEE 43‑2000 om naar de referentietemperatuur 40 °C. (1) RC = KT · RT (2) KT = (0,5) (40-T)/10
RC
Isolatieweerstand omgerekend naar referentietemperatuur 40 °C
KT
Temperatuurcoëfficiënt volgens vergelijking (2)
RT
Gemeten isolatieweerstand bij meet- / wikkelingstemperatuur T in °C
40
Referentietemperatuur in °C
10
Halvering / verdubbeling van de isolatieweerstand met 10 K
T
Meet- / wikkelingstemperatuur in °C
Daarbij wordt een verdubbeling, resp. halvering van de isolatieweerstand bij een temperatuurverandering van 10K als uitgangspunt genomen. – Per 10 K temperatuurstijging wordt de isolatieweerstand gehalveerd. – Per 10 K temperatuurdaling wordt de isolatieweerstand verdubbeld. ● Droge wikkelingen die zo goed als nieuw zijn, hebben isolatieweerstanden van 100 ... 2000 MΩ en kunnen eventueel ook hogere waarden hebben. Wanneer de waarde voor de isolatieweerstand dicht bij de minimale waarde ligt, dan kan de oorzaak hiervoor vocht en/ of verontreiniging zijn. Ook de afmetingen van de wikkeling, de nominale spanning en andere kenmerken beïnvloeden de isolatieweerstand en moeten bij de bepaling van maatregelen eventueel in de beoordeling worden betrokken. ● Tijdens de bedrijfstijd kan de isolatieweerstand van de wikkelingen door omgevings- of bedrijfsinvloeden dalen. De kritische waarde van de isolatieweerstand moet steeds afhankelijk van de nominale spanning door vermenigvuldiging van de nominale spanning (kV) met de specifieke kritische weerstandswaarde worden uitgerekend, en naar de werkelijke wikkelingtemperatuur op het tijdstip van meten worden omgerekend, zie voorgaande tabel.
De polarisatie-index meten 1. Voor de vaststelling van de polarisatie-index moet de isolatieweerstand na 1 minuut en na 10 minuten worden gemeten. 2. Plaats de gemeten waarde in de vergelijking: PI = Risol 10 min / Risol 1 min Moderne meetapparaten geven deze waarden automatisch na het verstrijken van de meetperiode aan. Bij isolatieweerstanden van > 5000 MΩ is het meten van de PI niet meer relevant en wordt derhalve niet meer meegenomen in de beoordeling.
54
R(10 min) / R(1 min)
Beoordeling
≥2
Isolatie in goede toestand
<2
Afhankelijk van de totale beoordeling van de isolatie
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Montage 5.1 Montage voorbereiden
LET OP Beschadiging van de isolatie Een kritische isolatieweerstand of een lagere gemeten waarde kan leiden tot schade aan de isolatie en tot spanningoverslag. ● Neem contact op met ons Service Center (Pagina 177). ● Wanneer de gemeten waarde zich dicht bij de kritische waarde bevindt, dan dient de isolatieweerstand daarna in kortere intervallen te worden gecontroleerd.
Grenswaarden van de isolatieweerstand van de stilstandverwarming De isolatieweerstand van de stilstandverwarming tegen de machinebehuizing mag bij een meting met DC 500 V de waarde 1 MΩ niet onderschrijden.
5.1.4
Bereid de aansluitvlakken voor (IM B3) ● Let op dat de fundamentvlakken vlak en schoon zijn. Opmerking Onderlegplaat Voor een gedefinieerd oppervlak kunt u bij het Service Center onderlegplaten (optie L31) bestellen. Hiermee voorkomt u trillingsproblemen die eventueel tot schade aan het lager kunnen leiden. ● Controleer de maten voor de voetruimte.
Zie ook Technische gegevens en tekeningen (Pagina 179) Corrosiebescherming verwijderen (Pagina 58) Machine ophijsen (Pagina 40)
5.1.5
Bereid de aansluitvlakken voor op flensbevestiging ● Maak de flens voor plaatsing schoon, en controleer of het flensoppervlak vlak en schoon is. ● Controleer de geometrie van de flens.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
55
Montage 5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
Zie ook Technische gegevens en tekeningen (Pagina 179) Corrosiebescherming verwijderen (Pagina 58) Machine ophijsen (Pagina 40)
5.1.6
Bereid de aansluitvlakken voor op wandbevestiging ● Zorg dat het wandoppervlak vlak en schoon is. ● Controleer de maten voor de voetruimte. ● Ondersteun de machine, bijv. door middel van een wandbalk naar beneden, of maak deze met pennen vast.
Zie ook Technische gegevens en tekeningen (Pagina 179)
5.2
Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
5.2.1
Voorwaarden voor het correct uitrichten en voor de veilige bevestiging Voor het correcte uitrichten en het veilig bevestigen is een gedetailleerde vakkennis over de noodzakelijke maatregelen nodig, o.a. voor: ● Voorbereiding van de fundering ● Keuze en montage van de koppeling ● Meting van de afwijkingen bij rondlopen en vlaklopen ● Positionering van de machine Wanneer de hiervoor noodzakelijke maatregelen en handelingen niet bekend zijn, adviseren wij om gebruik te maken van de diensten van de hiervoor verantwoordelijke Klantenservice van Siemens (Pagina 177).
56
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Montage 5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
5.2.2
Lastopnamemiddel controleren Controleer alle hijsmiddelen zoals de kranen, hijsogen en ringbouten voordat u de machine optilt: ● Controleer de aan de machine aangebrachte lastopnamemiddelen op mogelijke schade. Vervang de lastopnamemiddelen als ze beschadigd zijn. ● Controleer voor het gebruik of de lastopnamemiddelen behoorlijk bevestigd zijn. ● Gebruik alleen toegelaten, onbeschadigde en voldoende bemeten voorzieningen voor de kabelgeleiding of spreidvoorzieningen voor het hijsen van de machine. Controleer deze voor het gebruik. WAARSCHUWING De machine kan vallen Als de hijspunten of hijsmiddelen beschadigd zijn of niet correct zijn bevestigd, dan kan de machine vallen tijdens het hijsen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Controleer de lastopnamemiddelen en hijsmiddelen voor het gebruik.
5.2.3
Rotorkleminrichting verwijderen Als een rotorkleminrichting op de machine aanwezig is, verwijder deze dan zo laat mogelijk; bijvoorbeeld pas voor het ophijsen van het aangedreven element of het aandrijfelement.
5.2.4
Rotorkleminrichting verwijderen bij machines in verticale bouwvorm LET OP Beschadiging van het lager Als u de rotorblokkering bij horizontale stand van de machine demonteert, kan het lager beschadigd raken. Demonteer de rotorblokkering uitsluitend bij verticale stand van de machine. LET OP Beschadiging van het lager Als de rotorblokkering niet is aangebracht, kan de lager bij het omleggen van de machine worden beschadigd. Fixeer de rotor voor u de machine in de horizontale positie omdraait.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
57
Montage 5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
Opmerking Opslag rotorkleminrichting Sla de rotorkleminrichting onmiddellijk op. Deze moet bij een eventuele demontage en volgend transport opnieuw worden aangebracht.
5.2.5
Corrosiebescherming verwijderen Alle bewerkte blankmetalen oppervlakken van machinedelen en klein materiaal als schroeven, bouten, wiggen, inlegspieën en paspennen zijn behandeld met een corrosiewerend middel. Verwijder kort voordat u begint met monteren eerst zorgvuldig dit corrosiewerende middel.
Blankmetalen oppervlakken aan machinedelen ● Verwijder de corrosiebescherming van de bewerkte vlakken van de machinedelen en van de kleine delen met petroleum, wasbenzine of vergelijkbare oplos- en reinigingsmiddelen. LET OP Lakschade Als gelakte oppervlakken in aanraking komen met reinigings- of oplosmiddelen kan hierdoor de lak beschadigd raken. ● Week de dikke corrosiewerende lagen met een geschikt oplosmiddel. Schuif de geweekte laag bv. met een harde houten plank van ongeveer 10 x 10 x 1 cm af. Schuur of schaaf de beschermlaag niet af. LET OP Beschadigingen van het machine-oppervlak Het gebruik van metalen voorwerpen voor het verwijderen van de corrosiewerende laag zoals schrapers, spatels of plaatstroken kan schade aan het oppervlak van de machine veroorzaken. ● De vlakken die van hun conserveringslaag ontdaan zijn, inoliën.
58
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Montage 5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
5.2.6
Aangedreven elementen monteren
Balanceerkwaliteit De rotor is statisch uitgebalanceerd. Bij aseinden met inlegspieën wordt het soort balancering aangegeven door middel van een markering aan de kopkant van de DE-zijde van het aseinde: ● Kenteken "H" betekent uitbalancering met een halve inlegspie ● Kenteken "F" betekent uitbalancering met een hele inlegspie
Beeld 5-1
Soort balancering aan de DE-zijde
Aandrijfelementen optrekken ● Voorwaarden: – De kopperling resp. het aangedreven element moet voor het specifieke geval van het bedrijf geschikt bemeten zijn. – Let op de gegevens van de fabrikant van de koppeling. – Let op het juiste balanceertype van het afdrijfelement volgens het balanceertype van de rotor. – Gebruik alleen klaar geboorde en gebalanceerde afdrijfelementen. Controleer de boringsdiameter en de balanstoestand voor het optrekken. Reinig het asuiteinde grondig. ● Optrekken: – Verwarm de aandrijfelementen voordat u ze monteert, om ze ruimer te maken. Kies het temperatuurverschil van de opwarming volgens de diameter van de koppeling, de passing en de werkstof. Let op de gegevens van de fabrikant van de koppeling. – Plaats en verwijder de aandrijfelementen alleen met geschikte inrichtingen. Trek het afdrijfelement in een trek ofwel via de schroefdraadopening aan de kopkant in de as op, of door het element manueel op te schuiven. – Vermijd hamerslagen om de lagering niet te beschadigen.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
59
Montage 5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
Asuiteinden met inlegspie Om de balans te behouden, hebt u de volgende mogelijkheden: ● Als het afdrijfelement bij uitbalancering "H" korter is dan de pasveer, moet u het uit de ascontour en het afdrijfelement stekende deel van de pasveer afwerken of de uitbalancering moet worden behouden. ● Als het afdrijfelement tot aan de schouder van de asafzet wordt opgetrokken, let er dan op dat bij het uitbalanceren van de koppeling rekening wordt gehouden met het niet uitgevulde deel van de koppelinggroef van de inlegspie. Bij alle vierpolige machines met een frequentie van ≥ 60 Hz geldt het volgende: ● De inlegspie moet worden ingekort als de koppelingsnaaf korter is dan de inlegspie. ● Het zwaartepunt van de koppelingshelft moet binnen de lengte van het aseinde liggen. ● De gebruikte koppeling moet geschikt zijn voor de uitbalancering van het systeem Het polental van de machine staat op het typeplaatje op de 10e positie van het type motor. Vierpolige machines zijn daar met een "B" gekenmerkt. WAARSCHUWING De inlegspie kan eruit worden geslingerd De inlegspieën zijn alleen zo beveiligd dat zij tijdens transport niet kunnen uitvallen. Als een machine met twee asuiteinden aan een asuiteinde geen aandrijfelement heeft, kan de inlegspie in het bedrijf worden uitgeslingerd. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Gebruik deze machine niet zonder opgetrokken afdrijfelementen. ● Borg aan het asuiteinde zonder aandrijfelement de inlegspie tegen uitslingeren en kort ze bij balanceertype "H" tot de helft van de lengte in.
5.2.7
Voorwaarden voor veilig hijsen en transporteren Neem de volgende voorwaarden in acht om de machine veilig te kunnen optillen en transporteren: ● Het personeel moet over de overeenkomstige kwalificaties beschikken voor het besturen van kranen en het rijden met vorkheftrucks. ● Gebruik de toegelaten, onbeschadigde en voldoende bemeten voorzieningen voor de kabelgeleiding of spreidvoorzieningen voor het hijsen van de machine. Controleer de hijsvoorzieningen voor het gebruik. Het gewicht van de machine vindt u op het vermogensplaatje van de machine.
60
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Montage 5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren ● Houd bij het hijsen van de machine rekening met de gegevens op het hijsplaatje: – Neem de vermelde spreidhoek in acht. – Zorg ervoor, dat de eventueel op het hijsplaatje aangegeven maximale versnelling en snelheid bij het hijsen niet wordt overschreden. Til de machine zonder schokken op. Versnelling a ≤ 3,942 m/s2 Snelheid v ≤ 20 m/min. ● Gebruik voor het hijsen alleen de hijsogen die op de statorbehuizing zijn aangebracht. WAARSCHUWING Machine kan kantelen, verschuiven of vallen bij transport in afwijkende bouwvorm Als de machine niet op een juiste wijze wordt getransporteerd of opgehesen, kan de machine kantelen, in de hijsvoorziening verschuiven of naar beneden vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Gebruik voor het hijsen alleen de hijsogen die op de statorbehuizing zijn aangebracht. ● Pas het gebruik van de hijsogen aan de positie van de machine aan. ● Gebruik geschikte draadgeleidings- of spreidinrichtingen. Het gewicht van de machine vindt u op het vermogensplaatje van de machine. WAARSCHUWING Machine kan kantelen, verschuiven of vallen als het zwaartepunt tijdens transport niet in het midden ligt Als het zwaartepunt van een last zich niet in het midden tussen de aanslagpunten bevindt, kan de machine bij het transporteren of hijsen kantelen, in de hijsvoorziening verschuiven of naar beneden vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Let bij alle transportwerken op de handhavingsmarkeringen die op de machine zijn aangebracht. ● Let op de verschillende belasting van de stroppen of hijsbanden alsmede de draagkracht van de hijsinrichting. ● Transporteer of hijs de machine enkel volgens de zwaartepuntpositie. Wanneer het zwaartepunt van een last zich niet in het midden van de aanslagpunten bevindt, dient de hijshaak voor het optillen boven het zwaartepunt te worden aangebracht.
Opmerking Machine in een verhoogde en veilige positie stutten Om gevaarloos en eenvoudig aan de onderkant van de machine te geraken, plaatst u de machine een verhoogde en veilige positie.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
61
Montage 5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren GEVAAR Verblijf onder opgetakelde lasten Als het hijs- of lastopnamemiddel faalt, kan de machine vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Ga niet onder of in de buurt van de opgetakelde machine staan.
5.2.8
Machine neerzetten
Voorwaarden Voordat u de machine neerzet op de plaats van gebruik moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: ● De aansluitvlakken zijn schoon. ● De corrosiewerende laag is op de aansluitvlakken verwijderd, zoals aan de machinevoeten, flens,... ● In de machine bevindt zich geen condenswater.
Machine neerzetten ● Laat de machine voorzichtig en zonder stoten zakken tot hij op de plaats van gebruik staat.
Zie ook Condenswater aftappen (Pagina 62)
5.2.9
Condenswater aftappen Door de volgende voorwaarden kan zich condenswater in de machine ophopen: ● Sterke schommelingen van de omgevingstemperatuur, bv. directe zonnestralen en hoge luchtvochtigheid ● Opstelbedrijf resp. lastschommelingen tijdens de werking LET OP Schade door condenswater Als de statorwikkeling vochtig is, daalt de isolatieweerstand van de statorwikkeling. Dit heeft spanningsoverslagen tot gevolg waardoor de wikkeling onherstelbaar kan worden beschadigd. Bovendien kan zich door condenswater roest in de machine vormen. Zorg voor de afloop van het condenswater. De boorgaten voor de waterafvoer zijn afhankelijk van de plaatsing naar beneden gericht.
62
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Montage 5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
Condenswater laten weglopen bij verticale plaatsing In het lagerdeksel aan de DE-zijde zit bij de voet resp. tegenover de nasmeerinrichting een gat voor het afvoeren van water uit de machine, deze is mogelijk met een schroefdop afgesloten.
Beeld 5-2
Condenswaterafvoer bij verticale plaatsing
Condenswater laten weglopen bij horizontale plaatsing De waterafvoeropeningen in het statorhuis zitten aan de onderkant, deze zijn mogelijk met een schroefdop afgesloten.
Beeld 5-3
Condenswaterafvoer bij horizontale plaatsing
Om het condenswater te laten aflopen, gaat u als volgt te werk: 1. Draai de schroefdop los zodat het condenswater kan weglopen. 2. Breng daarna de afsluitschroeven opnieuw aan.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
63
Montage 5.3 Machine monteren
LET OP Beschermingsgraad wordt gereduceerd Bij het verwijderen van de afsluitschroeef wordt de beschermingsgraad nominaal tot IP44 gereduceerd.
5.2.10
Machine grof uitrichten
Voorwaarde Het afdrijfelement zoals een koppelingshelft, is al opgetrokken.
Machine grof uitrichten ● Voor de horizontale positionering verschuift u de machine op het fundament zijwaarts. Let daarbij op het behoud van de axiale positie.
5.3
Machine monteren
5.3.1
Veiligheidsaanwijzingen voor de montage WAARSCHUWING Gevaar door ongeschikt bevestigingsmateriaal Als bouten met een verkeerde stevigheidsklasse werden gekozen, of met een verkeerd draaimoment werden bevestigd, dan kunnen ze breken of loskomen. De machine beweegt, de lagers kunnen worden beschadigd. De loper kan tegen de behuizing van de machine slaan of er kunnen machinedelen worden weggeslingerd. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Respecteer de vereiste stevigheidsklassen voor schroefverbindingen. ● Trek de schroefverbindingen met de vermelde draaimomenten aan.
64
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Montage 5.3 Machine monteren WAARSCHUWING Spanningen in de bevestigingsonderdelen Als de machine niet goed is uitgerust, komt het tot spanningen in de bevestigingsdelen. Schroeven kunnen loskomen of breken. De machine beweegt, de machinedelen kunnen worden weggeslingerd. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Hoe richt ik de machine op de werkmachine uit. LET OP Beschadiging van de aanbouwdelen Aanbouwdelen zoals de temperatuursensor of de toerentalsensor zijn op de machine aangebracht en kunnen door een onvakkundige behandeling scheuren of beschadigd worden. Als gevolg daarvan kunnen zich storingen aan de machine voordoen of kan de machine volledig worden beschadigd. ● Gebruik indien nodig geschikte ladders als u montagewerkzaamheden aan de machine uitvoert. ● Ga bij de montage niet op de leidingen of aanbouwdelen staan. Gebruik de aanbouwdelen niet als stijghulp.
5.3.2
Selectie van de kabels ● Gebruik voor de veilige bevestiging van de machine en voor de overdracht van de krachten op grond van het draaimoment bevestigingsschroeven met minstens sterkteklasse 8.8 volgens ISO 898‑1 als niets anders is voorgeschreven. ● Houd bij de keuze van de schroeven en bij de uitvoering van het fundament rekening met de maximaal optredende krachten bij storingen, zoals bijv. kortsluiting of netomschakeling in omgekeerde fase etc. Waarden m.b.t. de krachten die op het fundament kunnen komen te staan kunt u vinden in "Technische gegevens en tekeningen".
Zie ook Technische gegevens en tekeningen (Pagina 179)
5.3.3
Voorwaarden voor een rustige, trillingsvrije loop Voorwaarden voor een rustige, trillingsvrije loop: ● Stabiele vormgeving van de fundering ● Nauwkeurig uitrichten van de machine ● Correcte uitbalancering van de op het aseinde op te trekken delen ● In acht nemen van de amplitudesnelheden volgens ISO 10816‑3
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
65
Montage 5.3 Machine monteren
5.3.4
Lijn de machine uit op de werkmachine en zet hem vast (IM B3/ IM B35) 1. Houd rekening met de eventuele voorschriften voor het uitlijnen van de werkmachine en van de fabrikant van de koppeling. 2. Richt de motoren met de koppelingsafdrijving ten opzichte van de werkmachine zodanig uit dat de middellijnen van de assen in bedrijfswarme toestand parallel en zonder verspringing verlopen. Daardoor werden er tijdens het bedrijf geen bijkomende krachten in op de lageringen. Bij verschillende thermische groei van motor en aangedreven machine koppelt u in de koude toestand met een bijbehorende uitlijnafwijking. De uitlijnafwijking die in koude toestand moet worden ingesteld, moet door de systeemverantwoordelijke bepaald en aangegeven worden. 3. Leg voor uitlijning in verticale richting (x→0) grote, dunne platen onder de machinevoeten. Gebruik zo weinig mogelijk platen. Dit betekent dat er zo weinig mogelijk hulpstukken op elkaar mogen worden gestapeld. Daarmee wordt het vastzetten van de machines vermeden. Gebruik de voorhanden zijnde schroefdraad voor afdrukbouten, om de machine wat op te tillen. Met name bij hoge motortoerentallen of bij het gebruik van starre koppelingen hebben de balanstoestand van de as (balanceren met hele spie of halve spie) en uitlijnfouten vooral gevolgen voor de levensduur van de lagers.
66
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Montage 5.3 Machine monteren 4. Let bij de positionering ook op een gelijkmatig rondlopende axiale spleet (y→0) op de koppeling. 5. Bevestig de machine op het fundament. De keuze van de bevestigingselementen is afhankelijk van het fundament en valt onder de verantwoordelijkheid van de exploitant van de installatie.
[
'
\
① Leg platen voor het uitlijnen van de motor ② Laseruitlijning Beeld 5-4 Tabel 5-2
Principevoorstelling: Machine op de werkmachine uitlijnen Toegestane afwijkingen bij het uitlijnen van de machine met elastische koppeling
Max. toerental nmax nmax ≤ 1500 min
-1
1500 min < nmax ≤ 3600 min -1
-1
Max. parallelle afwijking x
Max. hoekafwijking y
xmax = 0,08 mm
ymax = 0,08 mm / 100 mm ∅ D
xmax = 0,05 mm
ymax = 0,05 mm / 100 mm ∅ D
Opmerking Uitzetting van de machine Houd bij het uitlijnen rekening met de uitzetting van de machine door opwarming.
Zie ook Aanhaalmomenten voor boutborgingen (Pagina 179)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
67
Montage 5.3 Machine monteren
5.3.5
Machine voor de werkmachine uitlijnen en bevestigen (IM B5) De standaardflens is met een centrering uitgevoerd. De keuze van de passing van de tegenflens van de werkmachine valt onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het systeem of van de exploitant van de installatie. Opmerking Als de machine geen standaardflens bezit, richt de machine dan passend op de werkmachine uit.
Handelwijze De machineas moet bij het optillen horizontaal zijn, de flens moet parallel met de tegenflens uitgericht zijn, zodat klemmen en vastzetten worden vermeden. Anders kan dit de centrering schaden. 1. Vet de centreerflens met montagepasta in om de procedure te vergemakkelijken. 2. Schroef de drie in ongeveer 120° over de omtrek verdeelde stabouten in de flenswinding van de werkmachine aan. De stabouten dienen als positioneerhulp. 3. Positioneer de machine met gelijke assen tegenover de werkmachine, zodat ze nog net geen contact maakt. Zet de machine langzaam aan, anders kan de centrering worden beschadigd. 4. Draai de machine indien nodig in de juiste positie, zodat de flensboringen in het midden boven de schroefdraadboringen liggen. 5. Plaats de machine volledig aan de tegenflens zodat deze volledig aansluit. 6. Fixeer de machine met de flensbevestigingsbouten en vervang de stabouten als laatste.
Zie ook Aanhaalmomenten voor boutborgingen (Pagina 179)
5.3.6
Steunvoet bevestigen (IM B5) Onderop de machine is een plaat met een schroefdraadboring M36x40 aanwezig, waaraan u de steunvoet kunt bevestigen. ● Breng de steunvoet zodanig aan, dat hierdoor geen extra mechanische spanningen in de behuizing kunnen optreden.
68
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Montage 5.3 Machine monteren
WAARSCHUWING Mechanische spanningen Als door ondeskundige bevestiging van de steunvoet extra mechanische spanningen in de behuizing optreden, kan hierdoor schade aan de machine optreden. De machine of delen daarvan kunnen tijdens het gebruik losraken. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Breng de steunvoet zodanig aan, dat hierdoor geen extra mechanische spanningen in de behuizing kunnen optreden.
5.3.7
Machine voor de werkmachine uitlijnen en bevestigen (IM V1/ IM V10) De standaardflens is met een centrering uitgevoerd. De keuze van de passing van de tegenflens van de werkmachine valt onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het systeem of van de exploitant van de installatie. Opmerking Als de machine geen standaardflens bezit, richt de machine dan passend op de werkmachine uit.
Handelwijze De machineas moet bij het optillen horizontaal zijn, de flens moet parallel met de tegenfles uitgericht zijn, zodat klemmen en vastzetten worden vermeden. Anders kan dit de centrering schaden. 1. Vet de centreerflens met montagepasta in om de procedure te vergemakkelijken. 2. Schroef de twee stabouten aan de tegenoverliggende kanten in de flenswinding van de werkmachine. De stabouten dienen als positioneerhulp. 3. Plaats de machine langzaam over de werkmachine in de centrering, zodat deze nog net geen contact maakt. Bij te snel neerzetten kan de centrering worden beschadigd. 4. Draai de machine indien nodig in de juiste positie, zodat de flensboringen in het midden boven de schroefdraadboringen liggen. 5. Zet de machine volledig op de tegenflens neer, zodat deze volledig rust en verwijder de stabouten. 6. Fixeer de machine met de flensbevestigingsbouten.
Zie ook Aanhaalmomenten voor boutborgingen (Pagina 179)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
69
Montage 5.4 Koelwatertoevoer aansluiten
Precisie van het uitlijnen De coaxialiteit van de assen van de elektrische machine en de werkmachine mag een diameter van 0,05 mm niet overschrijden.
5.3.8
Axiale en radiale krachten De toelaatbare waarden voor axiale en radiale krachten kunt u opvragen bij ons Siemens Service Center (Pagina 177) of opzoeken in de machinecatalogus. LET OP Lagerschade of asschade Grote aangedreven massa's waarvan het zwaartepunt buiten het asuiteinde ligt, kunnen ernstige resonanties veroorzaken. Dit kan de lagers en de assen beschadigen. Neem de toegelaten belastingen voor de krachten aan het aseinde volgens de catalogusgegevens of projecteringsgegevens in acht.
Opmerking Voor meer informatie zie catalogus D81.8 - 2/14.
5.4
Koelwatertoevoer aansluiten
Documentatie Neem de aanwijzingen in de bedieningshandleiding in acht van de producent van het koelsysteem dat in de bijlage is meegeleverd. LET OP Oververhitting van de machine Als het koelwater niet vrij kan stromen, wordt de machine niet juist gekoeld. De machine raakt dan oververhit. Dit kan materiële schade en zelfs onherstelbare schade aan de machine veroorzaken. ● Verwijder de flensafdekplaat. ● Breng de afdichtingen op de juiste wijze aan.
70
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Montage 5.4 Koelwatertoevoer aansluiten
Aansluiten De volgorde, het bouwtype en de grootte van de aansluitflens staan op de maattekening vermeld. Indien de aansluitzijde dient te worden gewijzigd, kunnen de koeler en de afdekkap dienovereenkomstig worden omgezet. ● De materialen voor de leidingen dienen zo te worden gekozen dat zij over de nodige chemische duurzaamheid voor de betrokken waterverhoudingen beschikken. Bovendien dient u de drukbelasting en de verdraagzaamheid met de koelermaterialen in acht te nemen. ● Leg en steun waterleidingen zo dat er bij de aansluitflenzen geen ongeoorloofde belastingen en trillingen ontstaan. Orden de leidingen indien mogelijk dusdanig dat de koeler bij een klaar opgestelde machine kan worden uitgebouwd. De daartoe noodzakelijke uitbouwruimte is op de maattekening van de machine te zien. ● Spoel de leidingen voor het aansluiten om afzettingen en vreemde bestanddelen te verwijderen zodat deze niet in de koeler belanden. Indien er vuil of vreemde bestanddelen in het koelwater aanwezig kunnen zijn, dienen in de toevoerleiding van het koelwater geschikte filters te worden geplaatst.
Koeler vullen en ontluchten 1. Vul de koeler na het aanbrengen van de flensverbinding bij geopende ontluchtingsschroef met water totdat de lucht helemaal uit de koeler is verdwenen. LET OP Oververhitting van de machine Wanneer zich lucht in het koelsysteem bevindt wordt de machine onvoldoende gekoeld. De machine raakt dan oververhit. Dit kan materiële schade en zelfs onherstelbare schade aan de machine veroorzaken. Zorg ervoor dat u met zekerheid weet dat er zich geen lucht in het koelsysteem bevindt. 2. Draai de ontluchtingsschroef daarna weer vast en controleer door een drukproef of de koelwatervoorziening dicht is. Daarbij mag de maximale testdruk niet worden overschreden. De gegevens hierover staan vermeld op het typeplaatje van de koeler of in het aanhangsel.
Volgens de ombouwmaatregelen De afdichting tussen het opzetstuk van de behuizing en de koeler resp. het opzetstuk van de behuizing en de afdekkap moet correct functioneren.
De macchine wordt niet meteen gebruikt Als u de machine na het installeren niet direct in bedrijf neemt, zorg dan voor een adequate bescherming tegen corrosie en vorst.
Zie ook Handleiding lucht-waterkoeler (Pagina 197)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
71
Montage 5.4 Koelwatertoevoer aansluiten
LET OP Koelkanalen ontluchten Als de koelkanalen niet volledig met water zijn gevuld, dan is de toereikende koeling van de machine niet gewaarborgd en kan de machine oververhitten. Let erop dat de koelkanalen bij het vullen ontlucht worden en dat de koelkanalen volledig met water zijn gevuld.
72
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting
6
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften (Pagina 15) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische installaties. Opmerking Service Center Wanneer u ondersteuning nodig hebt bij de elektrische aansluiting van de machine, neem dan contact op met het Service Center (Pagina 177).
6.1
Aanwijzingen voor de elektrische aansluiting WAARSCHUWING Aansluitdelen kunnen losraken Als u bevestigingselementen uit verkeerd materiaal gebruikt of met het verkeerde aanhaalmoment bevestigt, dan kan de stroomovergang belemmerd worden of kunnen aansluitdelen loskomen. Bevestigingselementen kunnen draaien. daardoor kan het zijn dat de minimum luchttrajecten niet worden bereikt. Er kan vonkvorming ontstaan, wat in een omgeving met explosiegevaar tot een explosie kan leiden. Dit kan de dood, zware lichamelijke verwondingen en materiële schade aan de machine tot gevolg hebben en kan leiden tot het uitvallen van de machine, of kan ook materiële schade aan de installatie veroorzaken door het uitvallen van de machine. ● Trek de schroefverbindingen met de vermelde draaimomenten aan. ● Gebruik de vereiste materialen voor de bevestigingselementen. ● Controleer de verbindingpunten bij inspecties.
Zie ook Aanhaalmomenten voor boutborgingen (Pagina 179)
6.2
Aansluitkast Afhankelijk van de bestelling kunnen verschillende aansluitkasten aan de machine zijn aangebouwd. Afhankelijk van de aansluitkast zijn verschillende kabelinvoeren en opties voor kabelaansluiting mogelijk. De aan de machine aangebouwde aansluitkasten kunt u met behulp van de afbeeldingen in de onderstaande hoofdstukken identificeren.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
73
Elektrische aansluiting 6.2 Aansluitkast
Aansluitkast 1XB1621 (Pagina 74) Aansluitkast 1XB1631 (Pagina 75) Aansluitkast 1XB7730 (Pagina 76) Aansluitkast 1XB7731 (Pagina 76) Aansluitkast 1XB7740 (Pagina 77) Aansluitkast 1XB7750 (Pagina 78)
6.2.1
Aansluitkast 1XB1621
Beeld 6-1
Aansluitkast 1XB1621
De aansluitleidingen worden met kabelschroefverbindingen met schroefdraad 2 x M80 x 2 en 2 x M25 x 1,5 in de aansluitkast 1XB1621 geleid. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. De uitvoering met doorvoer met segmentringen is optioneel. Raadpleeg voor meer informatie: ● Kabel in de aansluitkast 1XB... met kabelschroefverbinding aanbrengen (Pagina 86) ● Kabel aansluiten zonder kabelschoenen (Pagina 89) ● Kabel aansluiten met kabelschoenen (Pagina 88)
Zie ook Kabel in de aansluitkast 1XB... met segmentringen aanbrengen (Pagina 85)
74
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.2 Aansluitkast
6.2.2
Aansluitkast 1XB1631
Beeld 6-2
Aansluitkast 1XB1631
De aansluitleidingen worden met kabelschroefverbindingen met schroefdraad 4 x M80 x 2 en 2 x M25 x 1,5 in de aansluitkast 1XB1631 geleid. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. De uitvoering met doorvoer met segmentringen is optioneel. Raadpleeg voor meer informatie: ● Kabel in de aansluitkast 1XB... met kabelschroefverbinding aanbrengen (Pagina 86) ● Kabel aansluiten zonder kabelschoenen (Pagina 89) ● Kabel aansluiten met kabelschoenen (Pagina 88)
Zie ook Kabel in de aansluitkast 1XB... met segmentringen aanbrengen (Pagina 85)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
75
Elektrische aansluiting 6.2 Aansluitkast
6.2.3
Aansluitkast 1XB7730 In de aansluitkast 1XB7730 kan uitsluitend een stroomleiding met 3 aders worden aangesloten.
Beeld 6-3
Aansluitkast 1XB7730
De aansluitleiding wordt met kabelschroefverbindingen met schroefdraad 1 x M72 x 2 en 3 x M25 x 1,5 in de aansluitkast 1XB7730 geleid. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Raadpleeg voor meer informatie: ● Kabel in de aansluitkast 1XB... met kabelschroefverbinding aanbrengen (Pagina 86) ● Kabel aansluiten met kabelschoenen (Pagina 88) ● Kabel aansluiten zonder kabelschoenen (Pagina 89)
6.2.4
Aansluitkast 1XB7731
Beeld 6-4
76
Aansluitkast 1XB7731
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.2 Aansluitkast De aansluitleidingen worden met kabelschroefverbindingen met schroefdraad 2 x M72 x 2 en 3 x M25 x 1,5 in de aansluitkast 1XB7731 geleid. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Raadpleeg voor meer informatie: ● Kabel in de aansluitkast 1XB... met kabelschroefverbinding aanbrengen (Pagina 86) ● Kabel aansluiten met kabelschoenen (Pagina 88) ● Kabel aansluiten zonder kabelschoenen (Pagina 89)
6.2.5
Aansluitkast 1XB7740
Beeld 6-5
Aansluitkast 1XB7740
De aansluitleidingen worden met kabelschroefverbindingen met schroefdraad 4 x M80 x 2 en 3 x M25 x 1,5 in de aansluitkast 1XB7740 geleid. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Raadpleeg voor meer informatie: ● Kabel in de aansluitkast 1XB... met kabelschroefverbinding aanbrengen (Pagina 86) ● Kabel aansluiten met kabelschoenen (Pagina 88) ● Kabel aansluiten zonder kabelschoenen (Pagina 89)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
77
Elektrische aansluiting 6.2 Aansluitkast
6.2.6
Aansluitkast 1XB7750
Beeld 6-6
Aansluitkast 1XB7750
De aansluitleidingen worden met kabelschroefverbindingen met schroefdraad 8 x M72 x 2 en 3 x M25 x 1,5 in de aansluitkast 1XB7750 geleid. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Raadpleeg voor meer informatie: ● Kabel in de aansluitkast 1XB... met kabelschroefverbinding aanbrengen (Pagina 86) ● Kabel aansluiten met kabelschoenen (Pagina 88) ● Kabel aansluiten zonder kabelschoenen (Pagina 89)
6.2.7
Aansluitkast draaien Afhankelijk van type en uitvoering kan de aansluitkast ±90° in de aansluitrichting worden gedraaid. Het overzetten naar de andere motorzijde is alleen mogelijk met ondersteuning van het Service Center (Pagina 177). Als u andere aansluitkasten dan hieronder vermeld wilt draaien, neem dan eveneens contact op met het Service Center.
78
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.2 Aansluitkast Op welke wijze de aansluitkast wordt gedraaid, is afhankelijk van het aantal en de diameter van de interne statorleidingen en het type van de aansluitkast: ● 1XB7730 – De aansluitkast kan met gemonteerde interne statorleidingen met ±90° worden gedraaid. ● 1XB7731 – Bij zes of minder leidingen kan de aansluitkast met gemonteerde statorleidingen met ±90° worden gedraaid. – Bij meer dan zes leidingen moeten de interne statorleidingen eerst worden gedemonteerd voordat de kast kan worden gedraaid. ● 1XB7740 – Bij 12 of minder leidingen en kleine diameters kan de aansluitkast met gemonteerde statorleidingen met ±90° worden gedraaid. – Bij meer dan 12 leidingen of bij leidingen met een diameter groter dan 50 mm² moeten de interne statorleidingen eerst gedemonteerd worden voordat de kast kan worden gedraaid. ● 1XB7750 – De interne statorleidingen moeten gedemonteerd worden voordat u de aansluitkast draait.
Aansluitkast draaien met gemonteerde statorleidingen 1. Zorg ervoor, dat de motor spanningsvrij is. 2. Schroef de dopmoeren van de deksel los en verwijder de deksel van de aansluitkast. Pas op: de deksel van de aansluitkast is erg zwaar. 3. Als de motor reeds aangesloten is: – Demonteer de leidingen van de stroomvoorziening. – Draai verbindingen van de kabelinvoering los en trek de leidingen door de opening naar buiten. 4. Maak de aardingsbanden aan twee zijden van het onderste deel van de aansluitkast los. 5. Schroef de verbindingen van het onderste deel met de console of het kabelkanaal los. 6. Schroef twee ringbouten diagonaal in de M10-schroefdraad in de hoeken en vervolgens de behuizing van de aansluitkast met de kraan lichtjes optillen. 7. Draai de aansluitkast met ±90° in de gewenste richting en laat hem voorzichtig weer zakken. Zorg ervoor, dat hierbij de dichting niet wordt beschadigd. 8. Schroef de aansluitkast vast op de console / het kabelkanaal (4 x M16, aanhaalmoment 170 Nm).
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
79
Elektrische aansluiting 6.2 Aansluitkast 9. Bevestig de aardingsbanden op het onderste deel van de aansluitkast en console resp. kabelkanaal: – Verwijder hiervoor de stoppen van de M8-schroefdraden die zich na het draaien het dichtste bij de console resp. kabelkanaal bevinden. – Slijp de oppervlakken rond de boringen aan, zodat de aardingsbanden metaalcontact maken. – Bevestig vervolgens beide banden aan het onderste deel van de aansluitkast en de console resp. kabelkanaal (4x M8, aanhaalmoment 11 Nm). – Bescherm de blanke delen rondom het contact met corrosiebescherming. 10.Sluit de leidingen van de stroomvoorziening (opnieuw) aan. Voor meer informatie: Aardingsleider aansluiten (Pagina 82) Kabels invoeren en aanleggen... Kabels aansluiten... Til de deksel van de aansluitkast op en schuif hem op de tapeinden. Zorg ervoor, dat hierbij de dichting niet wordt beschadigd. 11.Schroef eerst twee diagonale verbindingen vast en draai de bouten handvast aan. Draai vervolgens alle bouten vast (4xM10, aanhaalmoment 40 Nm).
Aansluitkast draaien met gedemonteerde statorleidingen 1. Zorg ervoor, dat de motor spanningsvrij is. 2. Schroef de dopmoeren resp. schroeven van de deksel los en verwijder de deksel van de aansluitkast. 3. Als de motor reeds aangesloten is: – Demonteer de leidingen van de stroomvoorziening. – Draai verbindingen van de kabelinvoering los en trek de leidingen door de opening naar buiten. 4. Schroef de verbindingen van de interne statorleidingen los, optioneel ook die aan het sterpunt. 5. Maak de aardingsbanden aan twee zijden van het onderste deel van de aansluitkast los. 6. Schroef de verbindingen van het onderste deel met de console of het kabelkanaal los. 7. Schroef twee ringbouten diagonaal in de M10-schroefdraad in de hoeken en vervolgens de behuizing van de aansluitkast met de kraan lichtjes optillen. 8. Draai de aansluitkast met ±90° in de gewenste richting en laat hem voorzichtig weer zakken. Zorg ervoor, dat hierbij de dichting niet wordt beschadigd. 9. Schroef de aansluitkast vast op de console / het kabelkanaal (4xM16, aanhaalmoment 170 Nm).
80
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.3 Voorbereiding 10.Bevestig de aardingsbanden op het onderste deel van de aansluitkast en console / kabelkanaal: – Verwijder hiervoor de stoppen van de M8-schroefdraden die zich na het draaien het dichtste bij de console / kabelkanaal bevinden. – Slijp de oppervlakken rond de boringen aan, zodat de aardingsbanden metaalcontact maken. – Bevestig vervolgens beide banden aan het onderste deel van de aansluitkast en de console / kabelkanaal (4x M8, aanhaalmoment 11 Nm). – Bescherm de blanke delen rondom het contact met corrosiebescherming. 11.Sluit de leidingen aan conform het schakelschema dat zich aan de binnenzijde van de deksel bevindt (M12, aanhaalmoment 20 Nm). Hou hierbij de minimale vrije afstanden aan. Voor meer informatie: Minimum luchtafstanden (Pagina 93) 12.Sluit de leidingen van de stroomvoorziening (opnieuw) aan. Voor meer informatie: Aardingsleider aansluiten (Pagina 82) Kabels invoeren en aanleggen... Kabels aansluiten... 13.Til de deksel van de aansluitkast op en schuif hem op de tapeinden. Zorg ervoor, dat hierbij de dichting niet wordt beschadigd. 14.Bevestig twee diagonale verbindingen en draai de bouten resp. schroeven handvast aan. 15.Draai alle bouten resp. schroeven stevig aan (M10, aanhaalmoment van 40 Nm).
Zie ook Kabel aansluiten met kabelschoenen (Pagina 88) Kabel aansluiten zonder kabelschoenen (Pagina 89) Kabel in de aansluitkast 1XB... met kabelschroefverbinding aanbrengen (Pagina 86)
6.3
Voorbereiding
6.3.1
Klemaanduiding Bij de klemaanduidingen volgens IEC / EN 60034‑8 gelden voor draaistroommachines de volgende definities: Tabel 6-1 1
U
x
klemaanduidingen aan bijvoorbeeld 1U1-1 1
-
1 Benaming Kencijfer voor pooltoewijzing bij machines met omschakelbare polen, voor zover van toepassing. Een lager cijfer komt overeen met een lager toerental. Een speci‐ aal geval voor onderverdeelde wikkeling.
x
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Fasenbenaming U, V, W
81
Elektrische aansluiting 6.3 Voorbereiding 1
U
1
-
1 Benaming
x
Kencijfer voor schroefdraadbegin (1) of schroefdraadeinde (2) resp. bij meer dan een aansluiting per schroefdraad x
6.3.2
Bijkomend kengetal indien bij meerdere klemmen met verder een gelijke benaming een aansluiting van parallelle nettoevoerleidingen verplicht is
Kabel selecteren Houd bij de keuze van de aansluitleidingen rekening met de volgende criteria: ● Nominale stroomsterkte ● Nominale spanning ● Een eventuele servicefactor ● Installatiegebonden voorwaarden, zoals de omgevingstemperatuur, het installatietype, kabeldiameter bepaald door de benodigde kabellengte, enzovoort. ● Vereisten volgens IEC/EN 60204‑1 ● Vereisten volgens IEC/EN 60079‑14 ● Projecteringsaanwijzingen
6.3.3
Aardingsleider aansluiten De doorsnede van de aardingskabel van de machine moet overeenkomen met de opstellingsbepalingen, bijv. in overeenstemming met IEC / EN 60204‑1. Tabel 6-2
Bepaling van de doorsnede van de aardgeleider
Buitendoorsnede van de geleider S
Doorsnede van de aardgeleider
[mm²]
[mm²]
S > 35
S/2
De behuizing van de stator is op de gemarkeerde aansluitposities voor de aardingskabels voorzien van een zeskantige schroef met veerring en onderlegplaatje. U kunt de aardgeleider op de volgende manieren aansluiten: ● Met meeraderige kabels met kabelschoenen ● Met platte kabels met bijbehorende uitgevoerde kabeleinde Als alternatief kunt u de aardgeleider zonder kabelschoenen met behulp van een klemplaatje op de gemarkeerde aansluitpositie aansluiten.
Aardingsleider aansluiten ● Controleer of het aansluitvlak contactloos en met een geschikt middel tegen corrosie is beschermd, bijv. met zuurvrije vaseline; ● Plaats de veerring en het onderlegplaatje onder de schroefkop.
82
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.3 Voorbereiding ● Controleer of de maximaal toegestane klemdikte van 10 mm voor de kabelschoen of de platte kabel niet wordt overschreden. ● Bevestig de klemschroeven volgens onderstaande tabel. Inschroefdiepte en aanhaalmoment zijn verschillend volgens de toepassing van kabelschoenen of aardklemmen.
Met behulp van kabel‐ schoenen
Met behulp van aard‐ ingsklemmen
Bout
Inschroefdiepte
Aanhaalmoment
M6
> 6 mm
8 Nm
M8
> 8 mm
20 Nm
M12 x 25
> 16 mm
38 Nm
M16 x 35
> 20 mm
92 Nm
M6
> 9 mm
8 Nm
M8
> 12 mm
20 Nm
M10
> 15 mm
40 Nm
M12
> 18 mm
70 Nm
M16
> 20 mm
170 Nm
● In de aansluitkast dienen de gekenmerkte aansluitklemmen voor de aardgeleider te worden gebruikt.
Zie ook Bedrijf aan de omvormer (Pagina 98)
6.3.4
Metalen afscherming in aansluitkast aansluiten Wanneer u met metaal versterkte kabels hebt die in de aansluitkasten of hulpaansluitkasten met niet-zelfzekerende stroomkringen ingevoerd worden, dan aardt u de metalen afscherming in de aansluitkast. U kunt ook andere aardingsposities gebruiken. ● In aansluitkasten metintern aardingsonderdeel sluit u de metalen afscherming aan op het interne aardingsonderdeel. ● In aansluitkasten zonder intern aardingsonderdeel sluit u de metalen afscherming aan op een van de groen-gele aardingsklemmen.
6.3.5
Naar buiten geleide kabels - aansluiting zonder aansluitkast Wanneer de machine met naar buiten geleide kabels, d.w.z. zonder aansluitkast is besteld, moet de vakkundige aansluiting met een externe aansluitkast plaatsvinden.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
83
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluiten Controleer of de externe aansluitkast volgens de gegevens op het typeplaatje is geconstrueerd en voor deze bepaalde toepassing geschikt is. WAARSCHUWING Storingen door onvakkundige technische uitvoering Als bij het aansluiten geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties, bijv. beschermingsklasse, minimale luchtafstanden of kruipafstanden, dan kan dit tot storingen leiden. Deze storingen kunnen direct of indirect tot dodelijk of zwaar lichamelijke letsel of materiële schade leiden. Let op de gegevens op het typeplaatje.
6.3.6
Draairichting Als de machine een aseinde of twee aseinden met verschillende diameter heeft, dan is de draairichting met zicht op de kopse kant van de enige of van het dikste aseinde als volgt gedefinieerd: ● Sluit de netkabels aan in de fasevolgorde L1, L2, L3 op U, V, W om het draaiveld met de wijzers van de klok mee te laten draaien. ● Verwissel twee aansluitingen, bijv. door L1, L2, L3 op W, V, U aan te sluiten, om het draaiveld tegen de wijzers van de klok in te laten draaien. Opmerking Bij machines die slechts in één draairichting mogen roteren, zijn op het typeplaatje een draairichtingspijl en de klemmarkeringen voor de juiste fasevolgorde aangebracht.
LET OP Schade aan de machine Als de machine anders dan besteld resp. in de verkeerde draairichting wordt gebruikt, dan wordt ze niet voldoende gekoeld. Dit kan tot machineschade tot gevolg hebben. Let op de gegevens betreffende de draairichting op het vermogensschild.
6.4
Aansluiten In het algemeen geldt voor de elektrische aansluiting het volgende: ● Breng voor het begin van de werken een veilige verbinding met de beschermleider tot stand. ● Bij kabelinvoer van de aansluitkast kunnen aansluitkabels worden afgedicht en gefixeerd. ● Installeer de aansluitleidingen en vooral de beschermleider in de aansluitkast vrijliggend en dusdanig dat het schuren van de leidingisolatie wordt vermeden.
84
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluiten ● Sluit de machine dusdanig aan dat een duurzame, veilige elektrische verbinding in tact wordt gehouden. Vermijd afstaande draadeinden. ● Installeer en bevestig extern toegevoerde hulpleidingen afzonderlijk van de hoofdleiding. Hiervoor zijn eventueel elementen met kabelbinders meegeleverd. Tabel 6-3
Aansluittechniek (aansluiting met kabelschoen / zonder kabelschoen)
Aansluitkast
Aansluiting
GT640 1XB1621 1XB1631 1XB7730 Met kabelschoen (Pagina 88)
1XB7731
Zonder kabelschoen (Pagina 89)
1XB7740 1XB7750
6.4.1
Kabel in de aansluitkast 1XB... met segmentringen aanbrengen De aansluitkasten 1XB1621, 1XB1631 kunnen optioneel voorzien zijn van een doorvoer met segmentringen. De aansluitkabel wordt bij de invoeropening met een uitknipbaar afdichtelement afgedicht en door een inrichting voor de trekontlasting gefixeerd.
Kabel in de aansluitkast aanbrengen en aansluiten De aansluitkast is geopend, de kabel op de juiste lengte gesneden en geïsoleerd. Let erop dat de kabelaansluiting vrij van externe krachten blijft.
ཱ ི
Beeld 6-7
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
1P
Trekontlasting en inzetstuk voor de afdichting
85
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluiten Ga bij het aansluiten van de kabels als volgt te werk. 1. Draai het bovenste gedeelte van de trekontlasting ③ af en draai de bevestigingsbouten voor het onderste gedeelte van de trekontlasting ② losser. De trekontlasting mag zowel in de aansluitkast zelf als daarbuiten worden aangebracht. Zet de trekontlastingsinrichting eventueel om. 2. Snijd de afdichtset ① dusdanig uit dat de opening 1 tot 3 mm kleiner is dan de doormeter van de leiding. 3. Trek de dichtset over het kabeleinde. 4. Bereid het kabeleinde volgens de gebruikte kabel en het concrete geval voor, bv. met kabelschoen. 5. Sluit de kabeluiteinden volgens het schakelbeeld op de klemmen aan. Het schakelbeeld vindt u in het deksel van de aansluitkast. Verdere informatie hierover vindt u in het hoofdstuk "Kabels aansluiten ..." 6. Pas de doormeter van de leiding eventueel met wikkel uit geschikte dichtingsband in het bereik van de afdichtset aan. Schuif de afdichtset op de voorbereide wikkel. 7. Plaats een leiding met afdichtelement in de opening van de aansluitstomp. Schroef de trekontlastingsbeugel samen als de leiding concentrisch in de stopopening ligt. 8. Bevestig de trekontlastingsbeugels. 9. Trek de klemschroeven voor de trekontlastingsbeugel zo aan dat de nodige klemwerking voorhanden is en de leidingsisolatie niet beschadigd wordt. Hiervoor wordt een draaimoment van 5 Nm aanbevolen. 10.Trek de klemschroeven na 24 uur aan. WAARSCHUWING Beschadiging van de isolatie Als de klembouten voor de trekontlastingsklem te vast aangetrokken zijn, dan kan de isolatie worden beschadigd. Beschadigingen van de isolatie kunnen leiden tot spanningsoverslagen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Trek de klembouten voor de trekontlastingsbeugel met het aangegeven aanhaalmoment aan.
6.4.2
Kabel in de aansluitkast 1XB... met kabelschroefverbinding aanbrengen De aansluitkabels worden met behulp van een verwisselbare kabelinvoerplaat resp. de kabelinvoersteunen in de aansluitkast ingevoerd. De kabelinvoerplaat is standaard voorgeboord. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Bij explosiebeveiligde uitvoering is de kabelinvoerplaat standaard niet voorgeboord. Pas het aantal en de grootte van de schroefverbindingen van de kabels aan volgens de toepassingsvoorwaarden.
86
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluiten U kunt de kabelinvoer 180° draaien. Tabel 6-4
Uitvoeringen kabelinvoerplaat
Aansluitkast
Standaard Kabelinvoerplaat geboord met
1XB1621
2 x M80 x 2 + 2 x M25 x 1,5
1XB1631
4 x M80 x 2 + 2 x M25 x 1,5
1XB7730
1 x M72 x 2 + 3 x M25 x 1,5
1XB7731
2 x M72 x 2 + 3 x M25 x 1,5
1XB7740
4 x M80 x 2 + 3 x M25 x 1,5
1XB7750
8 x M72 x 2 + 3 x M25 x 1,5
explosieveilige uitvoering / optie L01
Niet voorgeboord
Kabel in de aansluitkast invoeren Ga bij het invoeren van de kabels in de aansluitkast als volgt te werk. 1. Schroef de kabelinvoerplaat af. 2. Boor eventueel het benodigde aantal gaten of windingen in de benodigde afmeting in de kabelinvoerplaat. Let op dat de kabelinvoerplaat na het boren gemonteerd kan worden en over voldoende stijfheid beschikt. 3. Monteer de benodigde kabelinvoerplaat. 4. Voer de kabel door de kabelschroefverbindingen. 5. Monteer de kabelinvoerplaat met de gemonteerde kabels aan de aansluitkast. 6. Sluit de kabeluiteinden volgens het schakelbeeld op de klemmen aan. Het schakelbeeld vindt u in het deksel van de aansluitkast. Verdere informatie hierover vindt u in het hoofdstuk "Kabels aansluiten ..."
6.4.3
Gecertificeerde invoerstukken van de geleiders en sluitdoppen Gebruik alleen sluitdoppen en kabel- en geleiderinvoerstukken die voor de inzet in de betrokken explosiebeveiligde omgeving (de zone) werden gecertificeerd en gekenmerkt.
6.4.4
Kabels installeren ● Installeer de kabels volgens IEC / EN 60364-5-52. ● Voor vaste leidingen gebruikt u EMC- en Ex-gecertificeerde kabelschroefverbindingen met trekontlasting. De kabelschroefverbindingen bevestigt u in de schroefdraden van de afschroefbare invoerplaat. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Hierbij dient u de voorwaarden voor de inbouw en het bedrijf in acht te nemen die in het certificaat voor deze schroefverbindingen zijn vastgelegd.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
87
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluiten ● Voor vaste leidingen gebruikt u leidingsverbindingen met trekontlasting die tegen verdraaien zijn beveiligd. ● Gebruik geïsoleerde leidingen waarvan de isolatie via EMC-kabelschroefverbindingen volledig geleidend verbonden is met de aansluitkast van de machine. ● Breng vrijliggende aansluitleidingen zodanig in de aansluitkast aan, dat de aardleiding met extra lengte is aangebracht en de isolatie van de aders niet kan worden beschadigd. ● Indien contactrails uit aluminium worden gebruikt, moet u tussen kabelschoen en contactrail een onderlegring uit staal aanbrengen. Hiermee wordt contactcorrosie voorkomen. ● Sluit niet gebruikte schroefdraden of boorgaten vakkundig af zodat de IPbeschermingsgraad is gewaarborgd. De IP-beschermingsgraad vindt u op het kenplaatje. Vervang niet gebruikte kabelschroefverbindingen door gecertificeerde afsluitschroeven.
6.4.5
Kabel aansluiten met kabelschoenen 1. Kies de kabelschoenen afhankelijk van de benodigde doorsnede van de geleider en het formaat van bevestigingsschroeven of bouten uit. Informatie over de maximale doorsnede van de geleider voor de standaarduitvoering van de aansluitkast vindt u in de catalogus. Schuin plaatsen van de aanvoerkabel is alleen toegestaan wanneer de benodigde minimale luchtafstanden worden nageleefd. 2. De uiteinden van de geleiders dienen zodanig te worden geïsoleerd dat de resterende isolatie bijna tot aan de kabelschoen ① reikt. Sluit per kabelschoen slechts één geleider aan. 3. Bevestig de kabelschoen op de juiste wijze aan het kabeleinden, bijvoorbeeld door samenpersen.
Beeld 6-8
Aansluiten met kabelschoen en bevestigingsschroef (Principevoorstelling)
4. Isoleer eventueel de kabelschoenhulzen voor het in stand houden van de minimale luchtafstanden en het kruiptraject.
88
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluiten 5. Bevestig de kabelschoen aan de klemmensteun. Houd daarbij rekening met volgorde van de eventueel aanwezige schakelbeugels. Bij aansluitkasten 1XB7740 en 1XB7750 monteert u de kabelschoen op de contactrail. 6. Draai het bevestigingselement ② met het bijbehorende aanhaalmoment aan. Bevestigingselement
Aanhaalmoment
Bevestigingsschroef M12
20 Nm
Bevestigingsschroeven M16
40 Nm
Bevestigingsmoeren M12
20 Nm
Opmerking Voor meer informatie zie catalogus D81.8 in hoofdstuk 2.
WAARSCHUWING Explosiegevaar bij toepassing van kabelschoenen zonder zijgeleiding Bij doorsnede van de geleider onder 70 mm2 kunnen kabelschoenen zonder zijgeleiding verdraaien. Daardoor kunnen de minimale luchtafstanden niet worden gehaald en dit kan tot een explosie leiden. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Gebruik bij de doorsnede van de geleider onder 70 mm2 alleen kabelschoenen met zijgeleiding. ● Respecteer de minimum vrije afstanden (Pagina 93).
6.4.6
Kabel aansluiten zonder kabelschoenen Afhankelijk van de bestelling kunnen bevestigingsklemmen zijn ingebouwd die geschikt zijn voor het aansluiten van fijndradige of meeraderige geleiders zonder de toepassing van eindhulzen. Draadeindhulzen mogen alleen dan worden toegepast, wanneer deze vóór het aansluiten door een vakkundige, stroombestendige persverbinding op de geleider werden bevestigd. LET OP Oververhitting van de geleideruiteinden Als het geleideruiteinde niet juist door de draadeindhuls wordt omvat en daarmee verklemd is, kan oververhitting ontstaan. ● Gebruik per draadeindhuls maar een geleideruiteinde. Bevestig de draadeindhulzen vakkundig. ● Sluit slechts een geleideruiteinde per klem aan.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
89
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluiten
Handelwijze Houd de minimale luchtafstanden en het kruiptraject in stand. 1. Open de aansluitkast en snijd de kabel op juiste lengte af. De klembeugels van de aansluitkasten 1XB7730 / 1XB7731 zijn alleen geschikt voor leidingen tot 185 mm². 2. Bereid het kabeleinde volgens de gebruikte kabel en het concrete geval voor. Let erop dat de kabelaansluiting vrij van externe krachten blijft. 3. De uiteinden van de geleiders dienen zodanig te worden geïsoleerd dat de resterende isolatie bijna tot aan de bevestigingsklem reikt. 4. Let aan de hand van het formaat van de geleider op de juiste volgorde van de klembeugels ③, ④. Leg de kabels in de klembeugels. Draai de klemmoeren ⑤ aan met het aanhaalmoment volgens onderstaande tabel: Aansluitkast
Aanhaalmoment
GT640 / 1XB1621 / 1XB1631 / 1XB1634
8 Nm
1XB7730 / 1XB7731
4 Nm
1XB7740 / 1XB7750
8 Nm
Beeld 6-9
Aansluiten met klembeugels (principeweergave)
5. Wanneer u klemschroef ② heeft los gedraaid, draait u deze weer aan met het volgende aanhaalmoment: Aansluitkast
Aanhaalmoment
1XB1621 / 1XB1631 / 1XB1634
40 Nm
GT640 / 1XB7730 / 1XB7731 / 1XB7740 / 1XB7750
20 Nm
Bij aansluitkasten GT640, 1XB7730 en 1XB7731 wordt de het klemlichaam ① met een klemmoer M12 op de schroefdraadbouten van de klemmen van de klemmensteun bevestigd met een draaimoment van 20 Nm. Afhankelijk van de bestelling kunnen bevestigingsklemmen zijn ingebouwd die geschikt zijn voor het aansluiten van fijndradige of meeraderige geleiders zonder de toepassing van eindhulzen. Draadeindhulzen mogen alleen dan worden toegepast, wanneer deze vóór het
90
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluiten aansluiten door een vakkundige, stroombestendige persverbinding op de geleider werden bevestigd. WAARSCHUWING Explosiegevaar als gevolg van oververhitting van de geleideruiteinden Als het geleideruiteinde niet juist door de draadeindhuls wordt omvat en daarmee verklemd is, kan oververhitting ontstaan. De temperatuurklasse van de machine mag niet worden overschreden. Er kan een ontsteking van een ontvlambaar mengsel ontstaan. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Gebruik per draadeindhuls maar een geleideruiteinde. Bevestig de draadeindhulzen vakkundig. ● Sluit slechts een geleideruiteinde per klem aan.
6.4.7
Toepassen van aluminiumkabels Als u aluminium geleiders gebruikt, let dan ook het volgende: ● Gebruik alleen voor de aansluiting van aluminium geleiders geschikte kabelschoenen. ● Verwijder de oxidelaag aan de contactpunten op de geleider en/of op het tegenstuk vlak voor het aanbrengen van de aluminiumgeleider door borstelen of vijlen. ● Vet de geleider daarna meteen met neutrale vaseline in om nieuwe oxidatie te voorkomen. LET OP Contactdrukafhankelijk vervormen van het aluminium Door de contactdruk kunnen aluminium onderdelen na de montage alsnog gaan vervormen. De verbinding met de klemmoeren kan daardoor loskomen. De overgangsweerstand stijgt en de stroomovergang wordt belemmerd. Als gevolg daarvan kunnen de aansluitkast en de omgeving branden. Dit kan materiële schade aan de machine tot gevolg hebben en kan leiden tot het uitvallen van de machine, of kan ook materiële schade aan de installatie veroorzaken door het uitvallen van de machine. Trek de klemmoeren na circa 24 uur aan en nog een keer na circa 4 weken. Let erop dat de klemmen spanningsvrij geschakeld zijn.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
91
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluiten
6.4.8
Gebruik een eenaderige kabel WAARSCHUWING Hoge temperaturen door geïnduceerde wervelstromen Bij hoge stromen en bij gebruik van meerdere eenaderige in plaats van meeraderige kabels kunnen in het bereik van de kabelinvoeringen hoge temperaturen door geïnduceerde wervelstromen ontstaan. Het kan tot een kortsluiting en een explosie komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Na de inbedrijfstelling moet bijgevolg worden gecontroleerd of de temperatuurgrenzen van de aangesloten netleidingen tijdens de werking niet worden overschreden. Door gewijzigde inbrengvoorwaarden resp. gewijzigde kabelinvoerplaten na overleg met de fabrikant kan dit temperatuureffect worden verminderd. ● Gebruik een kabelinvoerplaat uit nonferrometaal.
6.4.9
Interne potentiaalvereffening Tussen de aardklem in de behuizing van de aansluitkast en de machinebehuizing functioneren de bevestigingsschroeven van de aansluitkast als verbinding van de beschermgeleider. Tussen het deksel en de behuizing van de aansluitkast functioneren de bevestigingsschroeven van het deksel als potentiaalvereffening. Een speciale, externe aardleiding is alleen bijkomend ingebouwd wanneer bv. vlakdichtingen zonder bijkomende steun zijn gemonteerd. Bij montagewerkzaamheden moet u erop letten dat alle maatregelen voor de potentiaalvereffening van kracht blijven.
6.4.10
Een traploos rustvlak voor de afdichting in het deksel van de aansluitkast Het afdichtvlak van het deksel van de aansluitkast wordt door de behuizing van de aansluitkast en het kabelinvoerelement gevormd. Let daarom op de behoorlijke uitrichting, om de afdichting en daarmee het beschermtype te waarborgen. De invoersteun van de kabel resp. de plaat voor de kabelinvoer dient dusdanig ten opzichte van de kastbehuizing te zijn uitgelijnd dat het afdichtvlak tussen de aansluitkast en het deksel van de aansluitkast een vlak vormt. Het afdichtgebied moet traploos zijn.
92
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.4 Aansluiten
6.4.11
Minimum luchtafstanden Controleer na de vakkundige montage, of de minimale luchtafstand tussen niet geïsoleerde delen wordt nageleefd. Let daarbij op de afstaande draadeinden. Tabel 6-5
Minimale luchtafstand afhankelijk van effectieve waarde van de wisselspanning Ueff
Effectieve waarde van de wisselspanning Ueff
Minimale luchtafstand
≤ 500 V
8 mm
≤ 630 V
10 mm
≤ 800 V
12 mm
≤ 1000 V
14 mm
De waarden gelden voor een installatiehoogte tot 2000 m. Bij vaststelling van de benodigde minimale luchtafstand mag de spanningswaarde in de tabel met de factor 1,1 worden verhoogd, zodat het huidige nominale spanningsbereik bij algemeen gebruik in acht wordt genomen.
6.4.12
Aansluitwerken afsluiten 1. Controleer vóór het sluiten van elke aansluitkast of: – of de elektrische aansluitingen in de aansluitkast goed zijn aangetrokken en volgens de gegevens in de voorafgaande paragrafen zijn uitgevoerd. – de machine volgens de voorgeschreven draairichting is aangesloten; – Het binnenste gedeelte van de kast schoon is en er geen leidingresten, vuil en vreemde voorwerpen aanwezig zijn. – alle afdichtingen en afdichtingsvlakken van de aansluitkast volgens de voorschriften zijn geconfigureerd. – Ongebruikte invoeringen zijn met ingekleefde metalen sluitelementen of gecertificeerde sluitelementen gesloten. De sluitelementen moeten door middel van een werktuig worden gelost. – de aansluitkabels vrij liggend zijn aangebracht en de leidingisolatie niet kan worden beschadigd. 2. Sluit de aansluitkast met de bevestigingsschroeven van het deksel, zie hoofdstuk Aanhaalmomenten voor boutborgingen (Pagina 179).
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
93
Elektrische aansluiting 6.5 Hulpstroomkring aansluiten
6.5
Hulpstroomkring aansluiten
6.5.1
Kabel selecteren Houd bij de keuze van de aansluitleidingen voor de hulpstroomkringen rekening met de volgende criteria: ● Nominale stroomsterkte ● Nominale spanning ● Installatiegebonden voorwaarden, zoals de omgevingstemperatuur, het installatietype, kabeldiameter bepaald door de benodigde kabellengte, enzovoort. ● Vereisten volgens IEC/EN 60204‑1 ● Vereisten volgens IEC/EN 60079‑14 Gebruik alleen sluitdoppen en kabel- en geleiderinvoerstukken die voor de inzet in de betrokken explosiebeveiligde omgeving (de zone) werden gecertificeerd en gekenmerkt.
6.5.2
Kabel in de hulpaansluitkast aanbrengen en installeren De benodigde gegevens voor het aansluiten van de hulpstroomkring vindt u op het klemmenschema aan de binnenzijde van het deksel van de huidige (hulp)aansluitkast. ● Voor het aansluiten van de hulpstroomkring is eventueel een aansluitlijst in de hoofdaansluitkast ingebouwd. ● De noodzakelijke isoleerlengte bij geleiders voor hulpklemmen ligt volgens het klemtype in het bereik van 6 tot 9 mm. Bij een juiste lengte komt de geleider tot aan de aanslag in de klem en de geleiderisolatie komt gelijktijdig tot aan het contactdeel van de klem.
Kabelschroefverbindingen aanpassen Voor het invoeren van de aansluitkabels is er op een rechthoekige uitsnede in de kastbehuizing een plaat bevestigd. Normaal wordt de plaat met schroefdraadboringen en kabelschroefverbindingen geleverd. 1. Open de hulpaansluitkast en schroef de kabelinvoerplaat los. Afhankelijk van de aansluitkastuitvoering bevindt de kabelinvoerplaat zich onder een plaatstalen afscherming. 2. Boor bij de niet voorgeboorde uitvoering het benodigde aantal gaten of schroefdraden met de gewenste afmetingen van de kabelschroefverbinding in de kabelinvoerplaat. 3. Kenteken de kabel indien nodig voor de latere toewijzing. 4. Trek de kabel door de kabelschroefverbindingen en de invoerplaat en sluit de kabel aan. 5. Monteer de kabelinvoerplaat. 6. Zorg ervoor dat de afdichting aan de inschroefsteun van de kabelschroefverbindingen conform het type ontstekingsbeveiliging gewaarborgd is.
94
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.5 Hulpstroomkring aansluiten
6.5.3
Eigen gezekerde stroomkringen voor sensoren of voelers Neem bij de keuze en het leggen van de aansluitleidingen IEC / EN 60079‑14 in acht. LET OP Zelfzekerende stroomkringen voor sensoren of voelers Indien er voor sensoren of voelers blauwe aansluitklemmen zijn ingebouwd, dienen deze te worden aangesloten op gecertificeerde zelfzekerende stroomkringen. Dit kan tot materiële schade leiden. Hierbij dienen tevens de aanvullende eisen in IEC / EN 60079‑14 voor de zelfzekerende bedrijfsmiddelen alsmede de bijbehorende aansluitkabels in acht te worden genomen. LET OP Aansluiten van de temperatuursensoren Temperatuursensoren mogen uitsluitend worden aangesloten op zelfzekerende stroomkringen met gecertificeerde evaluatieapparaten. De maximaal toegestane meetstromen- en vermogens mogen volgens het keuringscertificaat voor het EG-bouwstaal niet worden overschreden. Dit kan tot materiële schade leiden. Indien afgeschermde, zelfzekerende temperatuursensoren zijn in- of opgebouwd, worden deze op blauwe aansluitklemmen aangesloten. De afscherming is nauwkeurig eenmaal geaard, een meervoudige aarding is niet toegestaan.
6.5.4
Metalen afscherming in aansluitkast aansluiten Wanneer u met metaal versterkte kabels hebt die in de aansluitkasten of hulpaansluitkasten met niet-zelfzekerende stroomkringen ingevoerd worden, dan aardt u de metalen afscherming in de aansluitkast. U kunt ook andere aardingsposities gebruiken. ● In aansluitkasten metintern aardingsonderdeel sluit u de metalen afscherming aan op het interne aardingsonderdeel. ● In aansluitkasten zonder intern aardingsonderdeel sluit u de metalen afscherming aan op een van de groen-gele aardingsklemmen.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
95
Elektrische aansluiting 6.5 Hulpstroomkring aansluiten
6.5.5
Externe ventilatormotor aansluiten Sluit de motor van de externe ventilator aan volgens het klemmenschema in de aansluitkast van de externe ventilator en let op de gegevens op het typeplaatje. 1. Let op de aanbevelingen in de bedieningshandleiding van de motor van de externe ventilator. 2. Controleer het volgende: – de netspanning en -frequentie komen overeen met de gegevens op het vermogensplaatje. – of de dwarssnedes van de aansluitkabels onder inachtneming van de geldende bepalingen voor de opbouw aangepast zijn aan de nominale stroom van de motor; 3. Klem eerst de beschermgeleider aan op de aansluiting voor de beschermgeleider. 4. Breng de verdere elektrische aansluitingen tot stand volgens het schakelbeeld. 5. Indien de externe ventilator met aangebouwde stekker wordt geleverd, dient te worden gecontroleerd of de pintoewijzing van de stekker overeenkomt met de pintoewijzing van de bus. 6. Sluit de werkzaamheden aan de aansluitkast van de externe ventilator af. Volg daarvoor de werkwijze zoals beschreven in het hoofdstuk "Aansluitwerkzaamheden in de hulpaansluitkast afsluiten" (Pagina 97).
Draairichting controleren De draairichting van de externe ventilator moet overeenstemmen met de pijl van de draairichting. Het ventilatorwiel is door de opening van de luchtinvoer van de ventilatorkap van de externe ventilatormotor zichtbaar. ● Als de draairichting verkeerd is, moeten twee netaansluitingen van de motor van de externe ventilator worden omgewisseld.
6.5.6
Temperatuurcontrole van de wikkeling van de stator aansluiten Voor de bewaking van de statorwikkeling tegen thermische overbelasting zijn weerstandsthermometers in de statorwikkeling ingebouwd.
96
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.5 Hulpstroomkring aansluiten De aansluitleidingen van de temperatuursensoren worden naar de hoofdaansluitkast of de secundaire aansluitkast geleid. Schakeling en toewijzing van de klemmen vindt u in het klemmenschema in de betreffende aansluitkast. WAARSCHUWING Gevaar voor elektrische schokken De isolatie van de temperatuursensoren voor het controleren van de wikkeling is aan de kant van de wikkeling volgens de eisen aan de basisisolatie uitgevoerd. De aansluitingen van de temperatuursensor zijn zodanig in de aansluitkast aangebracht dat ze niet kunnen worden aangeraakt en beschikken niet over een veilige scheiding. Bij defecten kan daarom op de meetsensorleiding gevaarlijke spanning staan, die bij aanraking dodelijk of zwaar lichamelijk letsel en materiële schade kan veroorzaken. Neem bij het aansluiten van de temperatuursensoren op een externe temperatuurbewaking indien nodig extra maatregelen waardoor aan de eisen van "Gevaar door elektrische schokken" wordt voldaan, zie IEC 60664-1 resp. IEC 61800-5-1.
6.5.7
Afsluitende maatregelen 1. Controleer voor het sluiten van elke hulpaansluitkast of: – de leidingen volgens het klemmenschema in de kast zijn aangesloten. – de aansluitkabels vrij liggend zijn aangebracht en de leidingisolatie niet kan worden beschadigd. – Het binnenste gedeelte van de kast schoon is en er geen leidingresten, vuil en vreemde voorwerpen aanwezig zijn. – de delen van de schroefverbindingen van de kabels goed zijn aangetrokken, overeenkomen met de veiligheidsklasse, type kabellegging, toegestane leidingdiameter etc. en volgens de voorschriften zijn gemonteerd; – De schroefdraden in de aansluitplaat met invoerstukken voor de kabels en leidingen of sluitdoppen zijn gesloten die geschikt zijn voor de betrokken beschermklasse. – Eventueel ongebruikte invoerstukken gesloten zijn. De sluitelementen goed vastgeschroefd zijn, d.w.z. ze moeten door middel van een werktuig worden gelost. – alle afdichtingen en afdichtingsvlakken van de aansluitkast volgens de voorschriften zijn geconfigureerd; – De klemschroeven en eventueel voorhanden zijnde schroefklemmen zijn vast aangetrokken, ook als ze ongebruikt zijn. 2. Sluit de hulpaansluitkast met het bijhorende deksel af. Het aantrekdraaimoment voor de bevestigingsschroeven van het deksel vindt u in het hoofdstuk "Aantrekdraaimomenten van schroefverbindingen (Pagina 179)".
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
97
Elektrische aansluiting 6.5 Hulpstroomkring aansluiten
6.5.8
Bedrijf aan de omvormer Het volgende hoofdstuk is alleen relevant als de machine voor bedrijf aan de omvormer is besteld. Opmerking Aan het bestelnummer kunt u zien of de machine voor bedrijf aan de omvormer is besteld. Op de zesde positie van het bestelnummer staat dan het cijfer 1, 2, 3, of 4.
WAARSCHUWING Gevaarlijke spanning door de omvormer Zolang de voedende omvormer niet is uitgeschakeld of het tussenkruis van de omvormer niet ontladen is, kunnen de motorklemmen ook bij stilstaande rotor onder elektrische spanning staan. Afhankelijk van het type omvormer kan de spanning tot 1000 V zijn. Zorg dat voor werkzaamheden aan de motor de vijf veiligheidsregels (Pagina 16) worden nageleefd.
6.5.8.1
Piekspanning omvormer De waarden voor de maximale piekspanning van de omvormer als grenswaarden voor het isolatiesysteem vindt u in de onderstaande tabel: Tabel 6-6
Maximale piekspanning van de omvormer
Nominale spanning omvor‐ mer[V] ≤ 500 V > 500 tot 690 V
Maximale piekspanning omvormer Ûmax Leider-leider
Leider-aarde
Tussenkring
1500 V
1100 V
750 V
Stijgingstijd 0,5 μs
Stijgingstijd 0,5 μs
2250 V
1500 V
Stijgingstijd 0,4 μs
Stijgingstijd 0,4 μs
1125 V
LET OP Beschadiging aan aan de isolatie door kabelreflecties Door de kabelreflecties kan de spanningsbelasting op de motor resp. op de klemmen verdubbelen. Het isolatiesysteem wordt daardoor beschadigd. Dit kan de machine volledig beschadigen.
98
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Elektrische aansluiting 6.5 Hulpstroomkring aansluiten
6.5.8.2
Omzetterbedrijf op het geaarde netwerk LET OP Schade door beschermgeleiderstromen Bij het bedrijf van de machine aan een omzetter met stroombegrenzing zonder aardlekbeveiliging kunnen in het geval van een aardlek aan de kant van de uitgang beschermgeleiderstromen tot 1,7 keer de stroom van de externe geleiders optreden. Zowel de beschermgeleider van normaal gedimensioneerde, meeraderige aansluitingen als de aansluitpunten van de beschermgeleider van normale aansluitkasten zijn hiervoor niet geschikt. Dit kan tot materiële schade leiden. ● Installeer een parallalle beschermleider met een toereikende diameter. ● Sluit de parallelle beschermleider aan op de aardingsklem van de motorbehuizing.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
99
Elektrische aansluiting 6.5 Hulpstroomkring aansluiten
100
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Inbedrijfstelling
7
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften (Pagina 15) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische installaties.
7.1
Controles voor de inbedrijfstelling Controleer na de montage en voor de inbedrijfstelling van de installatie het volgende: Opmerking Controles voor de inbedrijfstelling De volgende opsomming van controles voor de inbedrijfstelling kan niet volledig zijn. Het is mogelijk dat er verdere controles volgens de bijzondere, voor de installatie specifieke verhoudingen noodzakelijk zijn. ● De machine is niet beschadigd. ● De machine is behoorlijk gemonteerd en uitgericht, de aandrijfelementen zijn juist uitgebalanceerd en ingesteld. ● Alle bevestigingsbouten, verbindingselementen en elektrische aansluitingen zijn met de voorgeschreven aanhaalmomenten aangetrokken. ● De bedrijfsvoorwaarden stemmen overeen met de voorziene gegevens volgens de technische documentatie, bv. met betrekking tot de beschermklasse, de omgevingstemperatuur,.... ● Beweeglijke delen, zoals de koppeling, moeten vlot lopen. ● Wanneer er bij machines met twee aseinden op één aseinde geen aandrijfelement wordt geplaatst, dient de inlegspie zo te worden beveiligd dat deze er niet uit kan worden gekatapulteerd en dient deze bij de rotorbalancering "H" (normale uitvoering) op de helft van de lengte te worden ingekort. ● Alle maatregelen ter bescherming tegen aanraking voor bewegende een spanningsvoerende onderdelen zijn toegepast. ● De lagerisolering is volgens de infoplaatjes uitgevoerd. Elektrische aansluiting ● De verbindingen van de aardings- en potentiaalvereffeningen zijn volgens de voorschriften aangebracht. ● of de machine volgens de voorgeschreven draairichting is aangesloten.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
101
Inbedrijfstelling 7.2 Meting van de isolatieweerstand en de polarisatie-index voor inbedrijfstelling ● Door een adequaat geconfigureerde besturing en toerentalbewaking is gewaarborgd dat er geen hogere toerentallen dan op het kenplaatje vermeld, worden aangestuurd. Vergelijk hiervoor de gegevens op het typeplaatje of eventueel de installatiespecifieke documentatie. ● De minimumisolatieweerstand zijn gerespecteerd. ● De minimumisolatieweerstand en de minimumluchtafstanden zijn gerespecteerd. ● De eventueel aanwezige extra inrichtingen voor de machinebewaking volgens de voorschriften aangesloten en operationeel zijn. ● De aanwezige remmen of terugloopblokkeringen werken probleemloos. ● Aan de bewakingsinrichtingen zijn de waarden voor ‘Waarschuwing’ en ‘Uitschakelen’ ingesteld. Bedrijf aan de omvormer ● Wanneer er voor de motorconfiguratie een speciale indeling van de omvormer is vereist, dienen de betrokken bijkomende gegevens op het typeplaatje te worden vermeld. ● De omvormer is correct geparametriseerd. De parametriseringsgegevens vindt u op het typeplaatje van de machine. Informatie m.b.t. de parameters kunt u vinden in de bedieningshandleiding van de omvormer. ● Het aangegeven grenstoerental nmax wordt niet overschreden. Het aangegeven grenstoerental nmax wordt niet onderschreden. Koeling ● Controleer of de koeling van de machine voor de inbedrijfstelling gewaarborgd is. Watergekoelde machine ● De koelwatertoevoer is aangesloten en bedrijfsklaar. ● De koelwatertoevoer is ingeschakeld. De gegevens daarvoor vindt u op het vermogensplaatje. ● Koelwater in de geprojecteerde kwaliteit en hoeveelheid ter beschikking gesteld. ● De waterkoeling is ingeschakeld. De gegevens daarvoor vindt u op het vermogensplaatje. ● Koelwater wordt volgens de geprojecteerde kwaliteit gebruikt.
7.2
Meting van de isolatieweerstand en de polarisatie-index voor inbedrijfstelling Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie verkrijgen over de toestand van de machine. Controleer daarom op de volgende tijdstippen de isolatieweerstand en de polarisatieindex: ● Voordat de machine de eerste keer gestart wordt ● Na langdurige opslag of een periode van stilstand ● In het kader van onderhoudswerkzaamheden
102
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Inbedrijfstelling 7.3 Wentellagers voor de inbedrijfstelling smeren Met een meting als hierboven omschreven verkrijgt u de volgende informatie over de isolatie van de wikkelingen: ● Is de wikkelkopisolatie vervuild met geleidend materiaal? ● Heeft de wikkelkopisolatie vocht opgenomen? Met deze informatie kunt u beslissen voor inbedrijfstelling van de machine of over eventuele maatregelen zoals reiniging of drogen van de wikkeling. ● Kan de machine in bedrijf worden genomen? ● Moeten er reinigings- of drogingsmaatregelen worden genomen? Gedetailleerde informatie over controle van de grenswaarden kunt u hier vinden: "Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren" (Pagina 53)
7.3
Wentellagers voor de inbedrijfstelling smeren Bij de volgende gegevens wordt er van uitgegaan, dat de voorgeschreven opslagvoorwaarden in acht zijn genomen. Algemene richtlijnen ● Neem voor het nasmeren de gegevens op het smeerplaatje in acht. ● Smeer in porties na. Hierbij moet de as draaien om het vet in de lagers te verdelen.
De walslagers moeten voor inbedrijfstelling worden nagesmeerd ● Als er tussen de levering en de inbedrijfstelling meer dan een jaar en minder dan vier jaar liggen: – Smeer de walslagers met dubbele hoeveelheid vet volgens het smeerplaatje na. – Controleer daarbij zoveel mogelijk de lagertemperatuur.
Walslagers voor inbedrijfstelling opnieuw smeren Bij de volgende omstandigheden moet u de walslagers opnieuw smeren: ● Als de machine langer dan vier jaar is opgeslagen. ● Als de machine niet volgens de instructies in hoofdstuk "Opslag" is opgeslagen. Handelwijze 1. Demonteer de lagers, nasmeerleidingen, smeernippels en lagerdeksels. 2. Was het oude vet weg. 3. Controleer de lagers voordat u opnieuw vet aanbrengt. Bouw eventueel nieuwe lagers in. 4. Smeer de lagers en zet de lagercomponenten weer in elkaar.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
103
Inbedrijfstelling 7.5 Externe ventilator in bedrijf nemen
Zie ook Nasmeerintervallen en vettypes voor het gebruik van walslagers (Pagina 135) Bedrijfsonderbrekingen (Pagina 118) Transport en opslag (Pagina 39)
7.4
Automatische nasmeerinrichting instellen Het nasmeren vindt plaats op basis van de aanwezige externe spanning bij de nasmeerinrichting. ● Stel het tijdsinterval en de hoeveelheid vet in die moet worden gebruikt voordat u de automatische nasmeerinrichting in bedrijf neemt. ● Zie de bedieningshandleiding voor meer informatie over het gebruik van de nasmeerinrichting en het verwisselen van de vetpatronen.
Zie ook Vergrendelingsschakelaar voor automatische nasmeerinrichting (optie) (Pagina 36)
7.5
Externe ventilator in bedrijf nemen De externe ventilator is slechts voor een bepaalde draairichting geschikt, zie aanduiding voor de draairichting op de ventilatorkap of het ventilatoraggregaat. De externe ventilator garandeert de koeling, onafhankelijk van het toerental en de draairichting van de hoofdmachine. De koellucht mag slechts zwak chemisch agressief en slechts lichtjes stofhoudend zijn.
Controles voor de eerste testrun Voer voor de eerste testrun de volgende controles uit: ● of de externe ventilator volgens de voorschriften is gemonteerd en uitgelijnd. of de radiale speet tussen loopwiel en inlaatmondstuk gelijkmatig is. ● alle bevestigingselementen alsmede de elektrische aansluitingen zijn goed vastgedraaid. ● de verbindingen van de aardings- resp. potentiaalvereffeningen naar het net zijn volgens de voorschriften aangebracht. ● de luchtstroom wordt niet door de afdekkleppen, afdekkappen o.i.d. nadelig beïnvloed resp. belemmerd. ● in de ventilatorbehuizing bevinden zich geen vreemde voorwerpen. ● Alle maatregelen ter bescherming tegen aanraking voor bewegende een spanningsvoerende onderdelen zijn toegepast.
104
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Inbedrijfstelling 7.7 Instelwaarden voor de controle van de wikkelingstemperatuur
Testrun uitvoeren 1. Schakel de externe ventilatormotor kort aan en uit. 2. Vergelijk daarbij de draairichting van de ventilator met de pijl van de draairichting. Als de draairichting niet met draairichting van de pijl overeenkomt, vervang dan twee van de drie fasen van de externe ventilatormotor.
7.6
Richtwaarden voor de controle van de opslagtemperatuur
Voor de inbedrijfstelling Als de machine met lagerthermometers is uitgerust, stel dan voor de eerste machinerun de temperatuurwaarde voor het uitschakelen op de controle-inrichting in. Tabel 7-1
Richtwaarden voor de instelling van de opslagtemperatuur voor de ingebruikneming
Instelwaarde
Temperatuur
Waarschuwing
115 °C
Uitschakelen
120 °C
Normaal bedrijf Meet de normale bedrijfstemperatuur van de lagers Tbedrijf op de installatielocatie in °C. Stel de waarden in voor het uitschakelen en de waarschuwing volgens de bedrijfstemperatuur Tbedrijf. Tabel 7-2
Instelwaarden voor het bewaken van de lagertemperaturen
Instelwaarde
7.7
Temperatuur
Waarschuwing
Tbedrijf + 5 K ≤ 115 °C
Uitschakelen
Tbedrijf + 10 K ≤ 120 °C
Instelwaarden voor de controle van de wikkelingstemperatuur
Voor de inbedrijfstelling Stel voor de eerste machinerun de temperatuurwaarde in voor het uitschakelen aan de controle-inrichting. Tabel 7-3
Instelwaarden bij de inbedrijfstelling
Instelwaarde
Temperatuur
Waarschuwing
145 °C
Uitschakelen
155 °C
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
105
Inbedrijfstelling 7.8 Testrun
Normaal bedrijf 1. Meet de normale bedrijfstemperatuur Tbedrijf op de installatieplek in °C. 2. Stel de waarden voor uitschakelen en waarschuwing conform de bedrijfstemperatuur Tbedrijf in. Tabel 7-4
Instelwaarden bij normaal bedrijf
Instelwaarde
7.8
Temperatuur bij isolatieklasse 180(H), benuttingsfactor 155(F)
Waarschuwing
Tbedrijf + 10 K ≤ 145 °C
Uitschakelen
Tbedrijf + 15 K ≤ 155 °C
Testrun Voer na de montage of na revisies een testrun uit: 1. Start de machine onbelast. Sluit daartoe de vermogensschakelaar en schakel ze indien mogelijk niet voortijdig uit. Controleer of de machine rustig loopt. Maximumaantal toegestane opeenvolgende starts bij netgeneratoren: Drie koud / twee warm De opstarteisen voor omvormermachines vindt u in de catalogus. Uitschakelen vlak na het starten als het toerental nog laag is ter controle van de draairichting of ter controle moeten absoluut tot het strikt noodzakelijke worden beperkt. Laat de machine voor het herinschakelen uitlopen. 2. Observeer de machine enige tijd wanneer deze onbelast loopt. 3. Als de machine onberispelijk loopt, de machine belasten. – Controleer of de machine rustig loopt. – Lees de waarden af voor de spanning, de stroom en het vermogen en noteer deze. – Lees indien mogelijk de overeenkomstige waarden van de werkmachine af en leg deze eveneens vast in een protocol. – Controleer de temperaturen van de lager en de statorwikkeling tot het bereiken van de stationaire toestand, voor zover dit met de aanwezige meetinrichtingen mogelijk is. – De mechanische loop op geluiden of trillingen aan de lagers en lagerplaatjes controleren. 4. Schakel de machine bij een onrustige loop of bij abnormale geluiden uit. Bepaal bij uitloop de oorzaak. – Indien de mechanische loop onmiddellijk na het uitschakelen beter wordt, dan zijn magnetische of elektrische oorzaken voorhanden. – Wanneer de mechanische loop na het uitschakelen niet verbetert, zijn mechanische invloeden de oorzaak: bijv. onbalans van de elektrische machine of de werkmachine, een onvoldoende uitlijning van de machinegroep, het bedrijf van de machine in de systeemresonantie (Systeem = motor, basisframe, fundament, enz.).
106
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Inbedrijfstelling 7.9 Motorparameters op de omvormer instellen
LET OP Beschadiging van de machine Als de trillingswaarden tijdens gebruik volgens DIN ISO 10816‑3 niet worden nageleefd, kan de machine ernstig worden beschadigd. Houd u aan de trillingswaarden volgens DIN ISO 10816-3.
Opmerking Voor meer informatie zie catalogus D81.8 in hoofdstuk 2.
7.9
Motorparameters op de omvormer instellen Door het selecteren van het motortype worden specifieke motorparameters ingesteld en het gedrag tijdens bedrijf geoptimaliseerd. Als u de omvormer SINAMICS G120/G150 of SINAMICS S120/S150 gebruikt, dan kunt u de motorparameters via de STARTER of via het "Advanced Operating Panel" AOP30 instellen. Als u de omvormer SINAMICS G120P gebruikt, dan kunt u de motorparameters via het "Intelligent Operator Panel" (IOP) instellen. LET OP Ongewenste bedrijfstoestanden Het instellen van het verkeerde motortype kan leiden tot ongewenste bedrijfstoestanden, bijv. verhoogde geluidsemissies.
Opmerking Vooraf ingestelde vectormodulatie bij SINAMICS S-omvormers In tegenstelling tot SINAMICS G-omvormers is de vectormodulatie bij SINAMICS Somvormers van te voren ingesteld. Als de applicatie dit toestaat, kan de vectormodulatie handmatig worden gewijzigd in geoptimaliseerde impulspatronen voor SIMOTICS FDmotoren. De SINAMICS-parameter is p1802 = 19 in de STARTER en in de AOP30.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
107
Inbedrijfstelling 7.9 Motorparameters op de omvormer instellen
7.9.1
Motortype en motorgegevens selecteren in het programma "STARTER"
Voorwaarden ● De motor is op de omvormer aangesloten en gereed voor gebruik. ● De omvormer gebruikt minimaal softwareversie 4.6. ● Installeer de STARTER-software vanaf versie 4.3.1 met SSP op een computer en sluit deze aan op de omvormer. Bij de omvormer SINAMICS G120P heeft u SSP V4.6 nodig. ● Het programma "STARTER" is gestart. U bevindt zich in het dialoogmasker "Configuratie".
Motorparameters selecteren 1. Voer in het veld "Motornaam" een naam voor de motor in. Door een eenduidige naam aan de motor te geven, kan op een later tijdstip de motor eenvoudiger worden toegewezen. 2. Selecteer de optie "Motorgegevens invoeren".
108
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Inbedrijfstelling 7.9 Motorparameters op de omvormer instellen 3. Selecteer in het veld "Motortype" de vermelding "[14] SIMOTICS FD-asynchroonmotoren".
Beeld 7-1
Motortype selecteren
4. Bevestig uw invoer met "Volgende".
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
109
Inbedrijfstelling 7.9 Motorparameters op de omvormer instellen 5. Voer in de tabel "Motorgegevens" in de kolom "Waarde" de betreffende gegevens van de motor in. – De waarden voor de parameters p304...p311 vindt u op het typeplaatje van de motor. – De waarde voor de parameter p335 (motor-koeltype) kunt u afleiden uit het bestelnummer van de motor: Bestelnummer van de motor
Koeltype
1LL1
IC01
0
1LP1
IC06
1
1LM1 / 1MM1
IC411
4
1LQ1 / 1MQ1
IC416
5
1LH1 / 1MH1
IC71W
6
1LN1 / 1MN1
IC86W
6
Beeld 7-2
Parameter p335
Motorgegevens invoeren
6. Bevestig uw invoer met "Volgende".
110
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Inbedrijfstelling 7.9 Motorparameters op de omvormer instellen
7.9.2
Omvormer SINAMICS S/G in bedrijf stellen via AOP30 Binnen AOP30 bladert u als volgt: ● Met
en bladert u binnen de selectievelden. ● In de invoervelden kunt u de gewenste gegevens zowel direct invoeren als uit een lijst selecteren. ● Activeer de selectie met .
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
111
Inbedrijfstelling 7.9 Motorparameters op de omvormer instellen
Motortype en motorgegevens selecteren via AOP30 1. Selecteer in het dialoogmasker de motornorm en het motortype. Als motortype selecteert u de vermelding SIMOTICS FD-asynchroonmotoren". ^9(&725`0RWRUQRUPPRWRUW\SH YHUGHU S0RWRUQRUP,(&1(0$
,(&>+]N:@
SP0RWRUW\SHVHOHFWLH
$V\QFBPRWRU ,%1RQGHUEUH
+XOS
p
q
)
)
)
YHUGHU 2.
)
)
2. Voer de volgende motorparameters in. – De waarden voor de parameters p304...p311 vindt u op het typeplaatje van de motor. – De waarde voor de parameter p335 (motor-koeltype) kunt u afleiden uit het bestelnummer van de motor:
112
Bestelnummer van de motor
Koeltype
Parameter p335
1LL1
IC01
0
1LP1
IC06
1
1LM1 / 1MM1
IC411
4
1LQ1 / 1MQ1
IC416
5
1LH1 / 1MH1
IC71W
6
1LN1 / 1MN1
IC86W
6
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Inbedrijfstelling 7.9 Motorparameters op de omvormer instellen ^9(&725`0RWRUSDUDPHWHUV WHUXJ
P 9
S8BDDQVOXLWLQJ SP0RW8B%HPHV
9HII
SP0RW,B%HPHV
$HII
+XOS
p
q
)
)
)
2.
)
^9(&725`0RWRUSDUDPHWHUV SP0RWDDQWDO
) P
N:
SP0RW3B%HPHV SP0RWFRVSKLB%HPHV
,%1RQGHUEUH
+XOS
p
q
)
)
)
YHUGHU 2.
)
^9(&725`0RWRUSDUDPHWHUV SP0RWIB%HPHV
)
+]
P
SP0RWQB%HPHV
PLQ
SP0RWNRHOW\SH
=HOINRHOLQJ ,%1RQGHUEUH
+XOS
p
q
)
)
)
)
YHUGHU 2.
)
3. Beëindig het invoeren van de motorgegevens door het veld "Verder" te selecteren en activeer de selectie met .
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
113
Inbedrijfstelling 7.9 Motorparameters op de omvormer instellen
7.9.3
Omvormer SINAMICS G120P in bedrijf stellen via IOP Voor het bedienen, observeren en de inbedrijfstelling is in de kastdeur van de SINAMICS G120P het bedieningspaneel "Intelligent Operator Panel" (IOP) aangebracht. Hiermee kunt u de motorparameters instellen. 1. Selecteer de wizard "Basisinbedrijfstelling". Alleen met deze wizard kunt u ongebruikelijke frequenties als 50,39 Hz of 100 Hz invoeren. :,=$5'
%DVLVLQEHGULMIVWHOOLQJ *HVWXXUGHFRPSUHVVRU *HUHJHOGHFRPSUHVVRU *HVWXXUGHYHQWLODWRU *HUHJHOGHYHQWLODWRU *HVWXXUGHSRPS *HUHJHOGHSRPS
2. Selecteer de regelingswijze "Toerentalregeling". %DVLVLQEHGULMIVWHOOLQJ
5HJHOLQJVZLM]H 8IEHVWXULQJPHWOLQHDLUHNDUDNWHULVWLHN 8IEHVWXULQJPHWOLQHDLUHNDUDNWHULVWLHN 8IEHVWXULQJPHWSDUDEROLVFKH 8IEHVWXULQJPHWOLQHDLUHNDUDNWHULVWLHN 8IEHVWXULQJPHWSDUDEROLVFKH 7RHUHQWDOUHJHOLQJ]RQGHUVHQVRU
3. Selecteer als motortype "SIMOTICS FD". Hierdoor worden de specifieke motorparameters die het gedrag tijdens bedrijf optimaliseren. %DVLVLQEHGULMIVWHOOLQJ
0RWRUW\SH
$V\QFKURQHPRWRUURWHUHQG /(VWDQGDDUGDV\QFKURQHPRWRU /*VWDQGDDUGDV\QFKURQHPRWRU 6,027,&6)'DV\QFKURQHPRWRU /$VWDQGDDUGDV\QFKURQHPRWRU /$VWDQGDDUGDV\QFKURQHPRWRU
4. Voer de gegevens op het vermogensplaatje in. – Motorspanning – Motorstroom – Nominaal vermogen – Vermogensfactor cos φ – Motortoerental De optimale impulspatronen worden automatisch ingeschakeld zodra u het motortype "SIMOTICS FD" selecteert (p300=14).
114
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
8
Bedrijf
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften (Pagina 15) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische installaties.
8.1
Veiligheidsaanwijzingen in het bedrijf WAARSCHUWING Spanningvoerende delen Aansluitkasten bevatten spanningvoerende delen. Als u de deksel van de aansluitkast opent, kan dit zwaar of dodelijk letsel alsmede materiële tot gevolg hebben. Aansluitkasten moeten tijdens het bedrijf altijd gesloten zijn. Aansluitkasten mogen alleen bij stilstaande en spanningsvrije machine geopend zijn. WAARSCHUWING Roterende of spanningvoerende delen Roterende of spanningvoerende onderdelen vormen een gevaar. Als u de noodzakelijke afdekkingen verwijdert, kan dit zwaar of dodelijk letsel alsmede materiële schade tot gevolg hebben. Afdekkingen die het aanraken van spanningvoerende of draaiende onderdelen verhinderen, die de beschermingsklasse van de machine waarborgen of die noodzakelijk zijn voor de juiste luchtgeleiding en zodoende voor een effectieve koeling, mogen tijdens het bedrijf niet geopend zijn. WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete oppervlakken Individuele machinedelen worden tijdens het bedrijf warm. Bij aanraking kunnen ernstige brandwonden ontstaan. ● Controleer de temperatuur van de onderdelen voordat u deze aanraakt. Neem indien nodig geschikte veiligheidsmaatregelen. ● Laat de machine eerst afkoelen voordat u werkzaamheden aan de machine uitvoert.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
115
Bedrijf 8.2 Oververhitting van de machine WAARSCHUWING Storingen in het bedrijf Veranderingen ten opzichte van het normale bedrijf, bijv. hogere vermogensopname, temperaturen of trillingen, ongewone geluiden of geuren, activering van de bewakingsvoorzieningen enz. geven aan dat de functie nadelig wordt beïnvloed. Dit kan tot storingen leiden die direct of indirect de dood, zwaar lichamelijk letsel of beschadigingen tot gevolg kunnen hebben. ● Verwittig onmiddellijk het onderhoudspersoneel. ● In geval van twijfel dient u de machine onder inachtneming van de installatiespecifieke veiligheidsvoorwaarden onmiddellijk uit te schakelen. LET OP Condensatiegevaar door condenswater Tijdens het bedrijf van de machine kan door het uitschakelbedrijf resp. lastschommelingen in de binnenruimte luchtvochtigheid condenseren. Er kan zich condenswater in de machine ophopen. Dit kan tot materiële schade leiden, bijv. roestvorming. Zorg ervoor, dat condenswater vrij kan wegstromen.
GEVAAR Explosiegevaar bij het verwijderen van de overbrugging van de geïsoleerde lager Indien de bij de fabrikant aangebrachte overbrugging van het geïsoleerde lager wordt verwijderd, ontstaan er potentiaalverschillen tussen de rotor en de geaarde machine. Hierdoor kunnen vonken ontstaan die met name in explosieve atmosfeer het stof in de omgeving of brandbare gassen kunnen ontsteken. Het kan tot een explosie komen. Bovendien bestaat er grvaar door elektrische schokken. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. De overbrugging van de lagerisolatie mag tijdens het bedrijf niet worden geopend.
8.2
Oververhitting van de machine WAARSCHUWING Explosiegevaar door oververhitting van de machine door stoflaag Stoflagen van meer dan 5 mm dik kunnen door hun warmteisolerende werking tot oververhitting van de machine leiden. De maximale oppervlaktetemperatuur van de machine kan niet worden gerespecteerd. Het kan tot een ontsteking door stof en tot explosies komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Onderhoud de machine regelmatig. Verwijder de stoflagen van meer dan 5 mm dik. Schakel de machine alleen terug in als het stof is verwijderd.
116
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bedrijf 8.3 Gebruik in omgevingen met explosiegevaar van het type 22 WAARSCHUWING Explosiegevaar door te hoge opslagtemperatuur De naleving van de maximale oppervlaktetemperatuur is bij een te hoge opslagtemperatuur niet gewaarborgd. Het kan tot een ontsteking door stof en tot explosies komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Controleer altijd de opslagtemperatuur. (Pagina 105). ● Controleer bovendien de stroomafhankelijke overbelastingsbeveiliging die in de drie fasen van de aansluitkabel is aangebracht door middel van in de wikkeling van de staander (Pagina 105) geïntegreerde temperatuursensoren.
8.3
Gebruik in omgevingen met explosiegevaar van het type 22
Een veilig gebruik Naast de aanwijzingen met betrekking tot de gevaren uit het vorige hoofdstuk geldt het volgende: Elektrische installaties in explosiegevaarlijke gebieden dienen volgens die hiervoor geldende voorschriften en verordeningen te worden gemonteerd, geïnstalleerd en in bedrijf te worden gesteld. Er wordt van uitgegaan dat de exploitanten van deze installaties garanderen dat deze voorschriften en verordeningen tijdens de montage, de installatie en de werking worden nageleefd en de betrokken controles worden uitgevoerd. Wij adviseren om deze controles in overleg met de verantwoordelijke instantie uit te voeren en te documenteren.
Voor de installatie specifieke ontstekingsgevaren De criteria voor de betrokken zone-indeling zijn niet geharmoniseerd en de beoordeling van de bedrijfsrisico's, de plaatselijke bedrijfsvoorwaarden en de veelvoudige controlemethoden zijn niet uniform. Dienovereenkomstig kunnen ook de hulpmaatregelen die door de toezichthoudende autoriteiten worden aanbevolen, gedeeltelijk verschillen volgens hun bevoegdheidsbereik. Het is voor de fabrikant van de machine niet mogelijk om hiervoor algemeen geldende aanbevelingen te geven. Opmerking Een bindende bepaling van de plaatselijke risico´s en de eventueel aan te raden maatregelen is uitsluitend mogelijk door de exploitant van de installatie in overleg met de verantwoordelijke instantie.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
117
Bedrijf 8.7 Bedrijfsonderbrekingen
8.4
Machine inschakelen 1. Rijd de machine indien mogelijk zonder last aan en controleer de looprust. Maximumaantal toegestane opeenvolgende starts bij netgeneratoren: Drie koud / twee warm De opstarteisen voor omvormermachines vindt u in de catalogus. 2. Als de machine onberispelijk loopt, de machine belasten. 3. Controleer de temperaturen van de lager en de staanderwikkeling, voor zover dit met de aanwezige meetinrichtingen mogelijk is.
8.5
Stilstandverwarming uitschakelen LET OP Verhoogde machinetemperatuur Als de stilstandverwarming bij een lopende motor wordt gebruikt, kan het tot verhoogde temperaturen in de machine komen. Dit kan tot materiële schade leiden. ● Zorg ervoor dat de stilstandverwarming uitgeschakeld is voor u de motor inschakelt. ● Gebruik de stilstandverwarming enkel bij een uitgeschakelde motor.
8.6
Want nasneden Neem voor het nasneden van de wentellagers de gegevens op het smeerplaatje in acht.
8.7
Bedrijfsonderbrekingen De bedrijfspauze is een tijdelijk begrensde bedrijfsonderbreking waarbij de machine stilstaat en op de plaats van inzet blijft. Tijdens bedrijfspauzes onder normale omgevingsvoorwaarden, bijv. geen extern op de stilstaande machine inwerkende trillingen, geen verhoogde corrosiebelasting, enzovoort, zijn in het algemeen de volgende maatregelen noodzakelijk:
118
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bedrijf 8.7 Bedrijfsonderbrekingen
Maatregelen bij stilstaande, bedrijfsklare motoren ● Neem bij bedrijfspauzen van langer dan een 1 maand de machine geregeld, bv. een keer per maand, in bedrijf. Alternatief draait u minstens de rotor door. Verwijder bij machines de rotorblokkering vóór de inbedrijfstelling van de rotor. ● Als de machine over een stilstandverwarming beschikt, schakel deze dan in de bedrijfspauzen van de machine in. U mag de stilstandverwarming ten vroegste een uur na het uitschakelen van de machine inschakelen. Daarmee vermijd u schade aan de wikkelingsisolatie. ● Voor het inschakelen voor de heringebruikneming het hoofdstuk "Inschakelen" in acht nemen. LET OP Schade door een onvakkundige opslag Door een onvakkundige opslag kan schade aan de motor ontstaan. Bij buitenbedrijfstelling voor een periode van meer dan 12 maanden dienen er adequate maatregelen voor de corrosiebeveiliging, conservering, verpakking en droging te worden genomen.
Buiten bedrijf stellen De details voor de noodzakelijke maatregelen vindt u in hoofdstuk ""Transport en opslag (Pagina 39)".
Heringebruikneming ● Voer bij het heringebruiknemen na een langee bedrijfspauze de in hoofdstuk "Inbedrijfstelling (Pagina 101)" aanbevolen maatregelen uit. ● U moet de lagers voor de ingebruikneming nasmeren, als de bedrijfspauze langer dan een jaar duurde. Hierbij moet de as draaien om het vet in de lagers te verdelen. ● Neem voor het nasmeren de gegevens op het smeerplaatje in acht. WAARSCHUWING Explosiegevaar Indien u direct na het uitschakelen van de machine de stilstandverwarming inschakelt, kan het toegestane temperatuurbereik of de maximale oppervlaktemperatuur van de machine worden overschreden. In een atmosfeer met explosiegevaar kan dit tot een explosie leiden. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Schakel de stilstandverwarming pas een vol uur na het uitschakelen van de machine in.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
119
Bedrijf 8.7 Bedrijfsonderbrekingen
8.7.1
Vorst- en corrosieschade in het koelsysteem vermijden ● Om corrosie- en vorstschade te vermijden, het water volledig uit het koelsysteem aflaten. Blaas het koelsysteem aansluitend droog. Als het leegmaken van het koelsysteem koeler vanwege een stand-by-vereiste met kortstondige inbewaringstelling niet mogelijk is, bescherm de koelkringloop dan tegen vorst en corrosieschade. Voeg daartoe de nodige additieven aan het koelwater toe. LET OP Belemmering van het warmtetransport Toevoegingen zoals vorst- en corrosiewerende middelen kunnen het warmtetransport negatief beïnvloeden. Gebruik de motor alleen met de contractueel overeengekomen waterkwaliteit. Om afzettingen te vermijden, moet de koelwaterkring in bedrijf blijven. Om een bedauwing resp. condensaatvorming binnenin de machine zeker uit te sluiten, moet ook de stilstandverwarming ingeschakeld blijven (indien aanwezig).
8.7.2
Bedauwing resp. condensvorming binnen de machine vermijden ● Als de overeenkomstige besturing niet automatisch gebeurt, schakel dan de eventueel voorhanden zijnde stilstandverwarming in de bedrijfspauzen in. Zo vermijdt u de vorming van condenswater. ● U mag de stilstandverwarming ten vroegste een uur na het uitschakelen van de machine inschakelen. Daarmee vermijd u schade aan de wikkelingsisolatie.
8.7.3
Stilstandschade aan de wentellager vermijden Bij langere bedrijfspauzes kan de gelijke of nagenoeg gelijke rustpositie van de wentellager tot stilstandschade resp. standstrepen of corrosievorming leiden. ● Neem de machine in bedrijfspauzes geregeld een keer per maand kortstondig in bedrijf of draai minstens meermaals de rotor door. Als u de machine van de werkmachine wordt afgekoppeld en met een rotorstopvoorziening heeft beveiligd, verwijder deze dan voor u de rotor draait, resp. voor het bedrijf. Zorg ervoor dat de rustpositie van de wentellager daarna anders is dan voordien. Gebruik daardoor de inleg of de koppelingshelft als referentiepunt. ● Let bij de herinbedrijfstelling op de informatie in het hoofdstuk "Inbedrijfstelling".
Zie ook Inbedrijfstelling (Pagina 101)
120
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bedrijf 8.10 Waterkoeling uitschakelen
8.7.4
Meting van de isolatieweerstand na langere stilstand Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie verkrijgen over de toestand van de machine. Controleer daarom op de volgende tijdstippen de isolatieweerstand en de polarisatieindex: ● Voordat de machine de eerste keer gestart wordt ● Na langdurige opslag of een periode van stilstand ● In het kader van onderhoudswerkzaamheden Met een meting als hierboven omschreven verkrijgt u de volgende informatie over de isolatie van de wikkelingen: ● Is de wikkelkopisolatie vervuild met geleidend materiaal? ● Heeft de wikkelkopisolatie vocht opgenomen? Met deze informatie kunt u beslissen voor inbedrijfstelling van de machine of over eventuele maatregelen zoals reiniging of drogen van de wikkeling. ● Kan de machine in bedrijf worden genomen? ● Moeten er reinigings- of drogingsmaatregelen worden genomen? Gedetailleerde informatie over controle van de grenswaarden kunt u hier vinden: "Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren" (Pagina 53)
8.8
Machine buiten bedrijf stellen LET OP Stilstandschade bij langere buitenbedrijfstelling Als de machine langer dan zes maanden buiten bedrijf wordt gesteld, dienen adequate maatregelen voor conservering en opslag te worden genomen. Anders kan dit tot materiële schade aan de machine leiden. Protocolleert u de buitenbedrijfstelling Dit protocol is zeer nuttig bij het opnieuw in bedrijf stellen.
8.9
Externe ventilator uitschakelen Als de externe ventilator niet door een automatische besturing wordt uitgeschakeld, schakel deze dan bij stilstand van de machine uit.
8.10
Waterkoeling uitschakelen Als de waterkoeling niet door een automatische besturing wordt uitgeschakeld, schakel deze dan bij stilstand van de machine uit.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
121
Bedrijf 8.13 Storingen
Zie ook Handleiding lucht-waterkoeler (Pagina 197)
8.11
Machine terug in bedrijf nemen Als de machine terug in bedrijf wordt genomen, ga dan als volgt te werk: ● Kijk het protocol voor de buitenbedrijfstelling in en maak de maatregelen voor de conservering en de opslag terug ongedaan. ● Voer de maatregelen uit die vermeld staan in het hoofdstuk "Inbedrijfstelling".
Zie ook Inbedrijfstelling (Pagina 101)
8.12
Herinschakelen na noodstop ● Controleer na een noodstop de machine voordat u de werkmachine opnieuw inschakelt. ● Verhelp alle oorzaken die tot de nooduitschakeling hebben geleid
8.13
Storingen
8.13.1
Inspectie bij storingen Natuurrampen of buitengewone bedrijfssituaties, zoals overbelasting of kortsluiting zijn storingen die elektrisch of mechanisch te veel van de machine vragen. Voer na dergelijke storingen onmiddellijk een inspectie uit. Verhelp de oorzaak van de storing volgens de maatregelen bij storingen. Verhelp op de beschadigingen die aan de machine ontstaan zijn.
122
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bedrijf 8.13 Storingen
8.13.2
Elektrische storingen Opmerking Wanneer u de motor aan een omvormer hebt gekoppeld, raadpleegt u bij het optreden van een elektrische storing de bedieningshandleiding van de omvormer.
Tabel 8-1
Elektrische storingen
↓ Motor start niet ↓ Motor komt moeilijk op gang ↓ Brommend geluid bij het starten ↓ Brommend geluid tijdens het bedrijf ↓ Grote verhitting bij onbelast draaien ↓ Grote verhitting bij belasting ↓ Sterke opwarming van enkele wikkelingsdelen X
X
X
X
X X
X
X
X
X X X
Mogelijke oorzaken van de storing
Hulpmaatregelen
Overbelasting
Verminder de belasting.
Onderbreking van een fase in de toe‐ voerleiding
Controle van de schakelaars en de toevoerleidin‐ gen.
Onderbreking van een fase in de toe‐ voerleiding na het inschakelen
Controle van de schakelaars en de toevoerleidin‐ gen.
Netspanning te laag, frequentie te hoog
Controleer de netverhoudingen.
Netspanning te hoog, frequentie te laag
Controleer de netverhoudingen.
X
X
X
X
Staanderwikkeling verschakeld
Controleer de schakeling van de wikkeling in de aansluitkast.
X
X
X
X
Windingsslot of faseslot in de staander‐ wikkeling
Kijk de wikkelingsweerstanden en de isolatie‐ weerstanden na. Repareer deze na overleg met de fabrikant.
Verkeerde draairichting
Controleer de aansluiting.
X
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
123
Bedrijf 8.13 Storingen
8.13.3
Mechanische storingen In de volgende tabel vindt u de mogelijke oorzaken en maatregelen voor het verhelpen van storingen door mechanische invloeden.
Tabel 8-2
Mechanische storingen
↓ Slepend geluid ↓ Sterke opwarming ↓ Radiale schommelingen ↓ Axiale schommelingen X
Mogelijke oorzaken van de storing
Hulpmaatregelen
Omlopende delen slijpen
Stel de oorzaak vast en stel de delen bij.
X
Balancering van de rotor
Ontkoppel de rotor en balanceer deze opnieuw uit.
X
Rotor niet rond, as verbogen
Wendt u tot het Siemens Service Center.
Gebrekkige uitlijning
Lijn de machineset uit en controleer koppeling. 1)
Balanceren van de aangekoppelde machine
Balanceer de aangekoppelde machine na.
X
X
X X
Stoten van de aangekoppelde machine
Onderzoek de aangekoppelde machine.
X
X
Resonantie van het volledige systeem uit motor en fundament
Verstevig de fundering na overleg met het Service Cen‐ ter.
X
X
Wijzigingen in het fundament
Stel de oorzaak van deze veranderingen vast en verhelp deze. Lijn de machine opnieuw uit.
Luchttoevoer verminderd, eventueel verkeerde draairichting van de ventilator
Controleer de luchtwegen, reinig de machine.
Onrust van de transmissie
Breng de transmissie in orde.
X X
X
Houd rekening met de eventuele veranderingen bij verwarming.
1)
8.13.4
Storingen aan de lucht-water-koeler In de volgende tabel vindt u de mogelijke oorzaken en maatregelen voor het verhelpen van storingen aan de watergekoelde machines.
Tabel 8-3
Storingen in het koelsysteem
↓ Sterke opwarming ↓ Water loopt weg Mogelijke oorzaken van de storing
Hulpmaatregelen
X
Koeling vermindert
Controleer het koelwaterdebiet, verhoog de koelwaterhoeveelheid in‐ dien nodig
X
Koelwaterhoeveelheid te klein
Reinig de lucht-water-koeler.
X
Toevoertemperatuur te hoog
Stel de juiste toevoertemperatuur in.
X
Koelwatertoevoer uitgeschakeld
Schakel de koelwatertoevoer in.
X
Koelwater bevat antivriesmiddel en corro‐ siewerend middel
Gebruik koelwater in de afgsproken kwaliteit.
X
124
X
Koelwaterbuizen defect / koelwateraanslui‐ Zoek de lekkage op en dicht ze af; of overleg met de fabrikant. ting defect
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bedrijf 8.13 Storingen
Zie ook Handleiding lucht-waterkoeler (Pagina 197)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
125
Bedrijf 8.13 Storingen
8.13.5
Storingen aan de externe ventilator In de volgende tabel vindt u de mogelijke oorzaken en maatregelen voor het verhelpen van storingen aan de machines met externe ventilatoren.
Tabel 8-4
Storingen in het koelsysteem
↓ Grote verhitting bij belasting Mogelijke oorzaken van de storing
Hulpmaatregelen
X
Verkeerde draairichting van de externe venti‐ lator
Controleer de elektrische aansluiting van de externe ventilator.
X
De externe ventilator werkt niet
Controleer de externe ventilator en zijn aansluiting.
X
Luchttoevoer verminderd
Controleer de luchtwegen, reinig de machine.
126
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bedrijf 8.13 Storingen
8.13.6
Storingen aan de wentellager Opmerking Beschadigingen aan de wentellagers zijn gedeeltelijk moeilijk te herkennen. Vervang de wentellager in geval van twijfel. Pas alleen andere lageruitvoeringen toe na overleg met de fabrikant.
Tabel 8-5
Storingen aan de wentellager
↓ Lager is te warm ↓ Lager fluit ↓ Lager klopt Mogelijke oorzaken van de storing
Hulpmaatregelen
X
Koppeling drukt
Richt de machine beter uit.
X
Riemspanning te groot
Reduceer de riemspanning.
X
Lager vervuild
Reinig de lager resp. vervang deze. Controleer de afdichtingen.
X
Hoge omgevingstemperatuur
Gebruik een geschikt vet dat bestand is tegen hoge temperaturen.
X
X
Smering ontoereikend
Smeren volgens voorschrift.
X
X
Lager niet recht ingebouwd
Bouw het lager vakkundig in.
X
X
Lagerspeling te klein
Alleen na overleg met de fabrikant: Bouw een lager met een gro‐ tere speling in.
Lagerspeling te groot
Alleen na overleg met de fabrikant: Bouw een lager met een klei‐ nere speling in.
Lager is gecorrodeerd
Vervang de lager. Controleer de afdichtingen.
Teveel vet in de lager
Verwijder overtollig vet.
X X
X
X X
Verkeerd vet in de lager
Gebruik het juiste vet.
X
Afbladderpunten in de loopbaan
Vervang de lager.
X
Standstrepen
Vervang de lager. Vermijd trillingen tijdens de stilstand.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
127
Bedrijf 8.13 Storingen
128
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden
9
Door zorgvuldig en regelmatig onderhoud, inspecties en revisies kunt u storingen vroegtijdig herkennen en verhelpen. Op die manier kunt u gevolgschade voorkomen. Door de zeer verschillende bedrijfsverhoudingen kunnen hier alleen algemene onderhoudsintervallen bij een storingsvrij bedrijf worden aangegeven. Daarom dient u de onderhoudsintervallen aan te passen aan de locale omstandigheden (vuil, inschakelfrequentie, belasting etc.). Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften (Pagina 15) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische installaties. Let bij alle inspectie- en onderhoudswerkzaamheden aan de machine op de norm IEC / EN 60079‑17. Opmerking Service Center Wendt u zich tot het Service Center (Pagina 177), als u ondersteuning bij de inspectie,onderhoud of reparatie nodig heeft.
9.1
Inspectie en onderhoud
9.1.1
Veiligheidsaanbevelingen voor inspectie en onderhoud WAARSCHUWING Roterende of spanningvoerende onderdelen Elektrische machines zijn voorzien van spanningvoerende en roterende onderdelen. Als de machine tijdens de onderhoudswerkzaamheden niet stilstaat en spanningsvrij is, kan dit ernstige tot dodelijke ongevallen of materiële schade veroorzaken. ● Voer de onderhoudswerkzaamheden alleen uit bij een stilstaande machine. Alleen het nasmeren van de walslagers is bij een draaiende machine toegelaten. ● Houd u bij de onderhoudswerkzaamheden aan de vijf veiligheidsregels (Pagina 16).
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
129
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud WAARSCHUWING Schade aan de machine Als de machine niet onderhouden wordt, kan er schade aan de machine ontstaan. Het kan tot storingen komen die rechtstreeks of onrechtstreeks tot de dood, zware lichamelijke verwondingen of materiële schade kunnen leiden. Onderhoud de machine regelmatig. VOORZICHTIG Opdwarrelend stof bij het werken met perslucht Bij het reinigen met perslicht kunnen stof, metaalspaanders of reinigsmiddelen worden opgedwarreld. Dit kan tot lichamelijke letsels leiden. Voor het reinigen met perslucht dient op een geschikte afzuiging en persoonlijke veiligheidsmaatregelen te worden gelet, bijvoorbeeld een veiligheidsbril, beschermende kleding, enz. LET OP Beschadiging van de isolatie Als tijdens het reinigen met perslucht metalen spanen de wikkelkop binnendringen, kan de isolatie worden beschadigd. Lucht- en kruiptrajecten kunnen wellicht niet worden aangehouden. Dit kan schade en zelfs een volledige uitval van de machine veroorzaken. Let bij het reinigen per perslucht op de geschikte afzuiging. LET OP Machineschade door vreemde voorwerpen. Bij onderhoudswerken kunnen vreemde voorwerpen zoals vuil, werktuigen of losse onderdelen zoals schroeven enz. in de machine blijven. Het gevolg daarvan kan kortsluiting, een verminderd koelvermogen, of meer lawaai bij de werking zijn. De machine kan worden beschadigd. ● Let er bij onderhoudswerkzaamheden op dat er geen vreemde voorwerpen in en op de machine blijven. ● Bevestig losse onderdelen terug na de onderhoudswerkzaamheden. ● Verwijder eventueel vuil zorgvuldig. Opmerking Door de zeer verschillende bedrijfsverhoudingen kunnen hier alleen algemene onderhoudsintervallen bij een storingsvrij bedrijf worden aangegeven.
130
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud
WAARSCHUWING Explosiegevaar door oververhitting van de machine door stofafzettingen Stofafzettingen kunnen door hun warmte-isolerende werking tot oververhitting van de machine leiden. De maximale oppervlaktetemperatuur van de machine kan niet worden gerespecteerd. Het kan tot een ontsteking door stof en tot explosies komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Onderhoud de machine regelmatig. ● Schakel de machine alleen terug in als het stof is verwijderd. WAARSCHUWING Explosiegevaar door te hoge opslagtemperatuur De naleving van de maximale oppervlaktetemperatuur is bij een te hoge opslagtemperatuur niet gewaarborgd. Het kan tot een ontsteking door stof en tot explosies komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Controleer altijd de lagertemperatuur. ● Controleer bovendien de stroomafhankelijke overbelastingsbeveiliging die in de drie fasen van de aansluitkabel is aangebracht door middel van in de wikkeling van de staander geïntegreerde temperatuursensoren. De waarschuwings- en uitschakeltemperaturen vindt u in de "toelichtingen bij de maattekening van de machine".
9.1.2
Explosiegevaar bij het reinigen met perslucht WAARSCHUWING Explosiegevaar bij het reinigen met perslucht Bij het reinigen met perslucht kunnen de kunststofdelen statisch opladen en een explosieve atmosfeer ontsteken. Het kan tot een explosie komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Reinig de kunsttofdelen in explosieve atmosferen nooit met perslucht. Zorg bij het reinigen voor een gasvrije en stofvrije omgeving van de machine.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
131
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud
9.1.3
Meting van de isolatieweerstand en de polarisatie-index in het kader van onderhoudswerkzaamheden. Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie verkrijgen over de toestand van de machine. Controleer daarom op de volgende tijdstippen de isolatieweerstand en de polarisatieindex: ● Voordat de machine de eerste keer gestart wordt ● Na langdurige opslag of een periode van stilstand ● In het kader van onderhoudswerkzaamheden Met een meting als hierboven omschreven verkrijgt u de volgende informatie over de isolatie van de wikkelingen: ● Is de wikkelkopisolatie vervuild met geleidend materiaal? ● Heeft de wikkelkopisolatie vocht opgenomen? Met deze informatie kunt u beslissen voor inbedrijfstelling van de machine of over eventuele maatregelen zoals reiniging of drogen van de wikkeling. ● Kan de machine in bedrijf worden genomen? ● Moeten er reinigings- of drogingsmaatregelen worden genomen? Gedetailleerde informatie over controle van de grenswaarden kunt u hier vinden: "Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren" (Pagina 53)
9.1.4
Inspectie bij storingen Natuurrampen of buitengewone bedrijfssituaties, zoals overbelasting of kortsluiting zijn storingen die elektrisch of mechanisch te veel van de machine vragen. Voer na dergelijke storingen onmiddellijk een inspectie uit.
9.1.5
Eerste inspectie na montage of reparatie Voer na circa. 500 bedrijfsuren, uiterlijk na een jaar, de volgende controles uit: Tabel 9-1
Controle na montage of reparatie
Controle
Tijdens be‐ Bij stil‐ drijf stand
of de elektrische parameters in acht worden genomen.
X
De toegestane temperaturen op de lagers mogen niet worden overschre‐ den (Pagina 105).
X
of de rust en de geluiden tijdens het draaien van de machine niet erger zijn geworden.
X
Of in het fundament geen verzinkingen of scheuren zijn ontstaan. (*)
X
X
(*) Deze controles kunt u bij bedrijf of bij stilstand uitvoeren.
132
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud Verdere controles kunnen in overeenstemming met de installatiespecifieke verhoudingen nodig zijn. LET OP Schade aan de machine Als u bij de inspectie ongeoorloofde afwijkingen vaststelt, verhelp deze dan onmiddellijk. Anders kan dit tot materiële schade aan de machine leiden.
9.1.6
Hoofdinspectie Controleer of aan de opstelvoorwaarden is voldaan. Voer na ca. 16 000 bedrijfsuren, uiterlijk na twee jaar, de volgende controles uit: Tabel 9-2
Controles bij de hoofdinspectie
Controle
Tijdens be‐ Bij stil‐ drijf stand
Of de elektrische parameters in acht worden genomen.
X
De toegestane temperaturen op de lagers mogen niet worden overschre‐ den (Pagina 105).
X
of de rust en de geluiden tijdens het draaien van de machine niet erger zijn geworden.
X
Of in het fundament geen verzinkingen of scheuren zijn ontstaan. (*)
X
X
Of de uitlijning van de machine zich binnen de toelaatbare toleranties bevindt.
X
Of alle bevestigingsbouten voor mechanische en elektrische verbindingen goed zijn vastgedraaid.
X
Of alle potentiaalaansluitingen, aardingsaansluitingen en afschermingen correct zijn geplaatst en vakkundig aangesloten.
X
Of de isolatieweerstanden van de wikkelingen hoog genoeg zijn.
X
Een eventueel aanwezige lagerisolatie is volgens de beschrijving uitgevoerd.
X
Leidingen en isolatie-elementen bevinden zich in goede toestand en verto‐ nen geen verkleuringen.
X
(*) Deze controles kunt u bij stilstand of eventueel bij bedrijf uitvoeren.
LET OP Schade aan de machine Als u bij de inspectie ongeoorloofde afwijkingen vaststelt, verhelp deze dan onmiddellijk. Anders kan dit tot materiële schade aan de machine leiden.
Zie ook Instelwaarden voor de controle van de wikkelingstemperatuur (Pagina 105)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
133
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud ● Controleer terwijl de machine stilligt de toestand van het koelsysteem: – Het koelsysteem is in goede toestand. – De drukdaling tussen de invoer en de uitvoer is niet aanzienlijk toegenomen.
9.1.7
Inspectie van het koelsysteem ● Controleer bij elke inspectie of zich onder de machine plassen water of vochtkringen bevinden. Stel de oorzaak daarvan vast: Het kan gaan om condenswater, of om een lekkage in het koelsysteem. ● Controleer, indien aanwezig, de lekwatersensor. Neem zo nodig contact op met ons Service Center (Pagina 177).
9.1.8
Inspectie en onderhoud van de stilstandverwarming De stilstandverwarming is onderhoudsvrij. Wanneer deze defect is, kunt u zich richten tot het Service Center (Pagina 177).
9.1.9
Inspectie van de wentellagers Bij een inspectie van wentellagers is het over het algemeen niet noodzakelijk om de machine te demonteren. De machine moet voor de eerste keer worden gedemonteerd, wanneer de lagers worden vernieuwd. WAARSCHUWING Oververhitting van de walslagers Als de walslagers niet regelmatig worden nagesmeerd, kan lokaal oververhitting optreden, hetgeen in explosiegevaarlijke omgevingen tot een explosie kan leiden. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Smeer de walslagers volgens de instructies op het smeerplaatje regelmatig na. ● Installeer een lagertemperatuurbewaking als deze nog niet aanwezig is.
9.1.10
Walslager met automatische nasmeerinrichting De walslagers worden door de nasmeerinrichting continu van de juiste hoeveelheid nieuw vet voorzien. ● Vervang de vetpatronen tijdig. ● Zie de bedieningshandleiding van de nasmeerinrichting voor meer informatie over het verwisselen van de vetpatronen.
134
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud
LET OP Ongeschikte vetten Bij automatische nasmering moet een vet van NLGI-klasse 2 worden gebruikt. Bij hogere NLGI-klassen kan het voorkomen, dat het oude vet niet volledig kan worden verdrongen. Gebruik uitsluitend het vet dat op het smeerplaatje is vermeld.
9.1.11
Nasmeerintervallen en vettypes voor het gebruik van walslagers De vermelde smeergegevens gelden voor de gegevens die op het vermogensplaatje vermeld staan en voor kwalitatief hoogwaardige smeervetten volgens de gegevens van deze bedieningshandleiding. Deze vetten voldoen ruimschoots aan de vereisten volgens DIN 51825 en ISO 6743‑9 en maken daarmee de voorgeschreven smeertermijnen mogelijk. Eerste smering Het smeervet dat op het smeerplaatje vermeld staat, wordt geselecteerd op basis van de bedrijfsomstandigheden die bij de bestelling bekend zijn en worden voor de eerste smering gebruikt. Criteria voor de keuze van het vet Voor standaardtoepassingen zonder speciale vereisten zijn kwalitatief hoogwaardige ISO‑L‑X BDEA3-smeervetten toegestaan volgens ISO 6743-9 alsmede K3K‑20-smeervetten volgens DIN 51825 met lithiumzeep als bindmiddel en een maximum gebruikstemperatuur van minimaal +130 °C / +266 °F. Let er bij de keuze van het smeervet op dat de technische gegevens van het vet voor de toepassing geschikt zijn. Het smeervet moet voldoen aan de criteria die in de onderstaande tabel vermeld staan en die in overeenstemming zijn met de gebruiksvoorwaarden.
Tabel 9-3
Criteria voor de keuze van walslagervetten
Criteria
Norm
Eigenschap, kenwaarde
Eenheid
Type basisolie
-
Minerale olie
-
Bindmiddel
-
Lithium
-
Consistentie volgens NLGI-klasse
DIN 51818
● "3" voor verticale en horizontale bouwvorm
-
● "2" alternatief voor horizontale bouwvorm bij verkorte smeertermijn Bereik van de gebruikstemperatuur
-
Minstens -20 °C ... +130 °C
°C
Druppelpunt
DIN ISO 2176
Minimum +180 °C
°C
Viscositeit basisolie
DIN 51562-1
● ca. 100 mm²/s bij 40 °C
mm²/s
● ca. 10 mm²/s bij 100 °C
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
135
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud Criteria
Norm
Additieven
-
Eigenschap, kenwaarde
Eenheid
● Antioxidatie (AO), Anti-Wear (AW),
-
● Geen vaste smeermiddelen, ● Alternatief: Extreme-pressure (EP) alleen na overleg met de fabrikant van het vet en de lagers FE9-test: A/1500/6000
DIN 51821-1/-2
F10 ≥ 50 h bij +130 °C
H
F50 ≥ 100 h bij +130 °C Gedrag ten opzichte van water
DIN 51807
0 of 1 bij controletemperatuur +90 °C
-
Corroderende werking op koper
DIN 51811
0 of 1 bij controletemperatuur +120 °C
Corr.°
Corrosiebeschermgraad (EMCOR)
DIN 51802 /
0-0
Corr.°
ISO 11007 Gehalte aan vaste vreemde stoffen > 25 μm
DIN 51813
< 10 mg/kg
mg/kg
Lagergeschiktheid
-
Geschiktheid voor de ingebouwde motorlagers, af‐ dichtingen en beschikbare toerentallen
-
Kenwaarde toerental nxdm
mm/min
Als op het smeerplaatje andere speciale smeervetten worden genoemd, dan gelden afwijkende criteria.
Opmerking Afwijkende bedrijfsomstandigheden In principe mogen alleen vetten worden gebruikt die op het smeerplaatje zijn vermeld. Als de bedrijfsomstandigheden van de genoemde omstandigheden afwijken, mogen andere vetten alleen na overleg met de fabrikant worden toegepast. Opmerking Gebruik van andere vetten Bij het gebruik van vetten die niet op het smeerplaatje zijn vermeld, is niet gewaarborgd dat deze compatibel zijn met de hele installatie. Als u vetten gebruikt die eventueel alleen aan de minimumvereisten volgens DIN 51825 of ISO 6743-9 voldoen, dan halveert u de smeertermijnen resp. past u deze aan. Pleeg in geval van twijfel overleg met de fabrikant. Aanbevolen walslagervetten Op grond van de technische eigenschappen worden voor standaardtoepassingen de volgende hoogwaardige walslagervetten voor verticale en horizontale motorbouwvormen aanbevolen: Tabel 9-4
Walslagervetten voor verticale en horizontale bouwvormen
Producent
Vetsoort
Shell
Gadus S2 V100 3
ExxonMobil
Unirex N3
Esso BP
136
Energrease LS3
Fuchs
Renolit H443 HD88
Lubcon
Turmoplex 3
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud Producent
Vetsoort
Addinol
LM 3 EP
FAG
Arcanol Multi 3
Voor motoren met een horizontale bouwvorm kunt u alternatief smeervetten met NLGI-klasse 2 gebruiken. De smeertermijn wordt dan wel met 20 % verkort. Tabel 9-5
Alternatieve smeervetten met NLGI-klasse 2 voor motoren met een horizontale bouwvorm
Producent
Vetsoort
Shell
Gadus S2 V100 2
ExxonMobil Esso
Unirex N2
BP
Energrease LS2
Castrol
Longtime PD2
Lubcon
Turmogrease L 802 EP plus
Shell
Retinax LX2
FAG
Arcanol Multi 2
LET OP Schade door het mengen van vetten Door het mengen van verschillende vetten worden de smeereigenschappen negatief beïnvloed. Dit kan tot materiële schade leiden. Voorkom het mengen van vetten. Een garantie voor de mengbaarheid van bepaalde vetten kan alleen de vetfabrikant geven.
Nasmeren De gegevens voor het nasmeren vindt u op het smeerplaatje van de machine: ● Nasmeerintervallen in bedrijfsuren ● Hoeveelheid voor de nasmering met vet in gram ● Soort vet Los van de bedrijfsuren moet de machine minstens eenmaal per 12 maanden worden nagesmeerd. LET OP Schade aan de walslagers De noodzakelijke nasmeerintervallen voor walslagers wijken af van de inspectie-intervallen van de machine. Als de nasmeerintervallen niet in acht worden genomen, kunnen de walslagers beschadigd raken. Neem voor het nasmeren de gegevens op het smeerplaatje in acht.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
137
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud Termijnen voor de vervanging van het vet De termijnen voor de vervanging van het vet in de bedieningshandleiding resp. de nasmeertermijnen die vermeld staan op de smeerplaatjes gelden voor de volgende omstandigheden: ● Normale belasting ● Bedrijf met toerentallen in overeenstemming met de gegevens op het plaatje ● Trillingsarme werking ● Neutrale omgevingslucht ● Hoogwaardige walslagervetten Bij ongunstige bedrijfsomstandigheden moeten de nasmeertermijnen in overleg met de fabrikant worden verkort.
Nasmeren Neem voor het nasmeren de gegevens op het smeerplaatje in acht. 1. De as moet tijdens de nasmeerprocedure draaien om het nieuwe vet in het lager te verdelen. Bij motoren die aan de omvormer worden gebruikt, moet de nasmering bij een zo laag mogelijk tot matig toerental gebeuren ((nmin = 250 min-1 , nmax = 3600 min-1) om een voldoende gelijkmatige smering te waarborgen. WAARSCHUWING Roterende delen Het nasmeren moet gebeuren met draaiende as. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Let bij het nasmeren op alle roterende delen. 2. Voor het nasmeren dienen de smeernippels te worden gereinigd en moet een geschikt vet met een geschikte vethoeveelheid volgens de gegevens in deze bedieningshandleiding portiegewijs worden ingespoten. De lagertemperatuur zal eerst beduidend stijgen. Na het verdringen van het overtollige vet uit het lager zal de temperatuur weer naar de normale waarde dalen. 3. Het verbruikte vet verzamelt zich buiten het lager in de oudvetruimte van het buitenste lagerdeksel. Smering van walslagers voor de inbedrijfstelling Bij doelmatige opslag voor langere tijd, kan men ervan uitgaan dat binnen twee jaar geen degradatie van het zich in de lagers bevindende smeervet optreedt. Lees hiertoe de informatie voor langdurige opslag goed. Smeer de lagers bij de inbedrijfstelling na met een dubbele hoeveelheid vet. De as moet daarbij draaien om vetuitwisseling in het lager te verkrijgen.
138
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud
9.1.12
Wentellagers afdichten (optie "verhoogde beschermklasse")
Vetvoorpot nasmeren Voor een optimale afdichting van de wentellager en voor een betrouwbare afdichting van de labyrintvoegen door naschuivend vet is het noodzakelijk dat de voorpot regelmatig wordt nagesmeerd. De werkstappen hiervoor zijn hetzelfde als bij het smeervet. Het afdichteffect tijdens bedrijf is optimaal wanneer er nog relatief schoon vet in geringe hoeveelheden wordt uitgeschoven.
Nasmeerintervallen De nodige nasmeerintervallen worden in principe bepaald door de vervuiling van de omgeving en de tijd die de machine ingeschakeld is. Daarom kunnen de intervallen ook uitsluitend onder inachtneming van de betreffende bedrijfsomstandigheden worden bepaald. Controleer of de groef van de afdichting constant met vet gevuld is.
9.1.13
Lucht-water-koeler reinigen ● Reinig de lucht-waterkoeler volgens de bijgevoegde bedieningshandleiding van de koelerfabrikant. Hier staan de voorwaarden vermeld die moeten worden nageleefd en worden de mogelijke reinigingssoorten omschreven. Handleiding van de koelerfabrikant (Pagina 197)
9.1.14
Externe ventilator onderhouden WAARSCHUWING Roterende of spanningvoerende delen Elektrische delen staan onder gevaarlijke elektrische spanning. Het aanraken ervan kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Koppel de apparaat voor het begin van de onderhoudswerken aan de externe ventilator af van het net, vooral voor het openen van de aansluitkast. Zorg ervoor, dat het apparaat niet onbedoeld opnieuw kan worden ingeschakeld.
Externe ventilator onderhouden De externe ventilator is in principe onderhoudsvrij. Alleen vuil- en stofafzettingen op het loopwiel en de motor, in het bijzonder in de spleet tussen het loopwiel en het inlaatmondstuk kunnen de functie van de externe ventilator verstoren. ● Verwijder de vuil- en stofafzettingen geregeld, afhankelijk de plaatselijke vervuilingsgraad. ● Hierbij dient in acht te worden genomen dat het loopwiel gelijkmatig gereinigd wordt. Onregelmatige afzettingen kunnen onbalans veroorzaken.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
139
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud ● Het complete vermogen wordt alleen dan bereikt, wanneer het loopwiel vrij wordt aangestroomd. ● Om die reden dient er in axiale richting een vrije afstand van minimaal 1 x instroomdiameter aanwezig te zijn. ● Tussen loopwiel en inlaatmondstuk moet een rondom gelijkmatige radiale spleet worden aangehouden.
Motor externe ventilator onderhouden ● De ventilatormotor van andere fabrikant dient af en toe door middel van een visuele controle en bij elk vervangen van de wentellager elektrisch en mechanisch te worden gecontroleerd. ● Vervang de duurzaam gesmeerde wentellagers van de externe ventilatormotor na uiterlijk 40 000 bedrijfsuren of vijf jaar.
9.1.15
Lakschade verbeteren Als de lak beschadigd is, verbeter dan de lakschade. Daarmee is de corrosiebescherming gewaarborgd. Opmerking Lakopbouw Neem contact op met het Service Center (Pagina 177) voor u de lakschade bijwerkt. Daar verkrijgt u verdere informatie over de correcte lakopbouw en voor het verbeteren van de lakschade.
9.1.16
Nalakken WAARSCHUWING Explosiegevaar door verkeerde laklaag Bij grotere laklaagdikte kan de laklaag elektrostatisch opladen. Het kan een ontlading ontstaan. Explosiegevaar is aanwezig op het moment dat ook explosieve mengsels aanwezig zijn. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Als u de gelakte oppervlakken opnieuw lakt, neem dan de volgende vereisten in acht: ● Begrenzing van de totale laklaagdikte volgens de explosiegroep: – IIA, IIB: Totale lakdikte ≤ 2 mm – IIC: Volledige dikte laklaag ≤ 0,2 mm bij motoren van groep II (gas) ● Begrenzing van de oppervlakteweerstand van de gebruikte lak: – Oppervlakteweerstand ≤ 1GΩ bij motoren van groep II en III (gas en stof)
140
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.1 Inspectie en onderhoud ● Begrenzing van de belastingstransmissie – 60 nC alleen voor apparaten uit groep I of groep IIA – 25 nC voor apparaten uit groep IIB – 10 nC voor apparaten uit groep IIC – 200 nC voor apparaten uit groep III ● Doorslagspanning ≤ 4 kV voor explosiegroep III (alleen stof) Geschiktheidscontrole voor laksystemen in Ex-omgevingen De elektrostatische geschiktheid van de standaard te bestellen laksystemen is gecertificeerd voor gebruik op explosiebeveiligde machines. Dergelijke documentatie is niet beschikbaar voor niet-standaard laksystemen of laksystemen die specifiek door de klant worden besteld. Houd er rekening mee, dat bij herstelwerkzaamheden aan de laklaag de aanwezige documentatie niet geldig is.
9.1.17
Aansluitkast onderhouden
Voorwaarde De machine is spanningsvrij.
Aansluitkast controleren ● Controleer de aansluitkast regelmatig op dichtheid, onbeschadigde isolatie en vaste aansluitverbindingen. ● Als in de aansluitkast stof of vocht binnengedrongen is, reinig resp. droog de aansluitkast dan goed en in het bijzonder de isolatoren. Controleer de afdichtingen en de afdichtvlakken en verhelp de oorzaak van de lek. ● Controleer de isolatoren, de aansluitdelen en de vermogensaansluitingen in de aansluitkast. ● Vervang eventueel de beschadigde componenten. WAARSCHUWING Gevaar voor kortsluiting Door beschadigde componenten kunnen kortsluitingen enz. ontstaan. Dit kan de dood, zware lichamelijke verwondingen en materiële schade tot gevolg hebben. Vervang beschadigde componenten.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
141
Instandhouden 9.2 Reparatie
9.2
Reparatie Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften (Pagina 15) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische installaties. WAARSCHUWING Explosiegevaar bij herstellend onderhoud Herstellend onderhoud is uitsluitend toegestaan binnen het kader van de werkzaamheden die in deze bedieningshandleiding worden beschreven. In een omgeving met explosiegevaar kan dit tot een explosie leiden. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Voor reparaties die buiten dit kader vallen, kunt u contact opnemen met het Service Center. Let bij alle inspectie- en onderhoudswerkzaamheden aan de machine op de norm IEC / EN 60079‑17. Opmerking Neem, indien de machine dient te worden getransporteerd, het hoofdstuk "Transporteren (Pagina 40) in acht.
9.2.1
Reparatiewerkzaamheden voorbereiden ● De getekende weergaven en onderdelenlijsten bevatten geen gedetailleerde gegevens over de aard en de afmetingen van de bevestigingselementen en onderdelen. Stel daarom bij het demonteren de betrokken toewijzing vast en markeer ze voor de montage. ● Documenteer de toewijzing van de delen, zodat de oorspronkelijke toestand wordt hersteld. ● Gebruik geschikte voorzieningen voor de demontage. ● Zeker de onderdelen voor het demonteren tegen vallen, v. door vervangen van de bevestigingselementen door overlange schroeven, windingbouten of dergelijke. Daarmee wordt het overeenkomstige deel na het afdrukken gedragen. ● De centreringen in de aseinden hebben een geresette schroefdraad. Gebruik volgens het gewicht van de rotor en de belastingsrichting geschikte middelen voor de lastopname. WAARSCHUWING De rotor kan vallen. Ruingschroeven volgens DIN 580 zijn ongeschikt om de rotor aan te hangen. De rotor kan vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Gebruik volgens het gewicht van de rotor en de belastingsrichting geschikte middelen voor de lastopname.
142
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.2 Reparatie WAARSCHUWING Schade aan de machine als gevolg van onvakkundige reparatiewerkzaamheden Door onvakkundig uitgevoerde reparatiewerkzaamheden kan de machine beschadigd worden. Dit kan tot beschadigingen en/of storingen leiden die direct of indirect tot de dood, zwaar lichamelijk letsel of materiële schade kunnen leiden. ● Demonteer en monteer de machine vakkundig. ● Gebruik alleen geschikte gereedschappen en installaties. ● Vervang de beschadigde onderdelen onmiddellijk. ● Neem indien nodig contact op met het Siemens Service Center (Pagina 177).
WAARSCHUWING De rotor kan vallen Bij werkzaamheden in een verticale machinepositie dient de rotor te worden ondersteund. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Ondersteun of ontlast de rotor bij werken in een verticale machinepositie.
WAARSCHUWING Explosiegevaar De ingebouwde onderdelen van de motor kunnen heter zijn dan de maximaal toegestane oppervlaktetemperatuur van de behuizing. In een explosieve stofatmosfeer kan het tot een ontsteking door stof en tot explosies komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Open de bedrijfswarme machine niet in een explosieve stofatmosfeer. ● Laat de motor voor het openen afkoelen.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
143
Instandhouden 9.2 Reparatie
9.2.2
Stilstandverwarming WAARSCHUWING Explosiegevaar bij reparatie van de stilstandverwarming Door een onvakkundige aanpak bij de reparatie van de stilstandverwarming, bv. door het gebruik van niet toegelaten of niet gecontroleerde vervangdelen kan het tijdens het bedrijf van de machine in een explosieve atmosfeer tot explosie komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. De reparatie van de stilstandverwarming en de daarna nodige stukkeuring mag uitsluitend door vakpersoneel van de Klantenservice van Siemens (Pagina 177) worden uitgevoerd, omdat hiervoor omvangrijke vakkennis vereist is. Er mogen alleen toegelaten en gecontroleerde vervangstukken worden gebruikt.
9.2.3
Externe ventilator
9.2.3.1
Externe ventilator vervangen Wanneer de externe ventilator defect is, kunt u zich richten tot het Service Center (Pagina 177).
9.2.3.2
Aggregaat voor externe ventilator Het aggregaat van de externe ventilator is axiaal aan NDE-zijde in het opzetstuk van de behuizing aangebracht. Bij vervanging demonteert u het volledige aggregaat van de externe ventilator.
Demontage WAARSCHUWING Draaiende of spanningvoerende onderdelen Elektrische delen aan de externe ventilatormotor staan onder gevaarlijke elektrische spanning. Het aanraken ervan kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. 1. Sluit de motor van de ventilator voor het begin van de werkzaamheden af van de netspanning. 2. Zorg ervoor, dat het apparaat niet onbedoeld opnieuw kan worden ingeschakeld. 3. Wacht tot de externe ventilator tot stilstand is gekomen voordat u met uw werkzaamheden begint.
144
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.2 Reparatie 1. Zorg ervoor, dat de kap van de externe ventilator niet kan vallen voordat u met de werkzaamheden begint. 2. Draai de bevestigingsschroeven los waarmee de montageplaat aan het opzetstuk van de behuizing is bevestigd. 3. Trek het aggregaat van de externe ventilator voorzichtig inclusief ventilatorwiel axiaal uit het opzetstuk van de behuizing. 4. Let daarbij op de aanwezige bevestigingselementen en bewaar deze voor de montage.
Montage Monteer het aggregaat van de externe ventilator weer in omgekeerde volgorde 1. De montageplaat afdichten met een vloeibare afdichting om de beschermingsklasse te garanderen. 2. Plaats het aggregaat van de externe ventilator axiaal in het opzetstuk van de behuizing en draai de bevestigingsschroeven vast. 3. Let op dat de bevestigingselementen onbeschadigd en juist gemonteerd worden. 4. Let erop dat het mondstuk centraal is uitgelijnd met het ventilatorwiel. U kunt de revisie-openingen aan de zijkant gebruiken om het mondstuk te controleren resp. uit te lijnen. De deksel van de revisie-openingen weer afdichten met een vloeibare afdichting om de beschermingsklasse te garanderen.
Zie ook Machine afdichten (Pagina 156)
9.2.3.3
Externe ventilator afstellen ● Zorg ervoor dat tussen het ventilatorwiel en het inlaatmondstuk een rondom gelijkmatige radiale spleet van minstens 2 mm wordt aangehouden. ● Let erop dat het mondstuk centraal is uitgelijnd met het ventilatorwiel. ● Om het inlaatmondstuk uit te lijnen, draait u de bevestigingsschroeven van het mondstuk los en lijnt u het mondstuk centraal uit met het ventilatorwiel.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
145
Instandhouden 9.2 Reparatie
WAARSCHUWING Explosiegevaar door aanlopend ventilatorwiel Als het ventilatorwiel van een externe ventilator tegen een andere component aanloopt, kan dit leiden tot een vonkenregen en een explosie. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Verwijder eventueel aanwezige verontreinigingen. ● Controleer regelmatig en na te hebben gewerkt de afstand tussen het ventilatorwiel en de aangrenzende componenten, zoals het luchtgeleidingsmondstuk. Corrigeer eventueel de uitlijning van de onderdelen. De radiale spleet tussen het luchtgeleidingsmondstuk en het ventilatorwiel moet minstens 2 mm bedragen. ● Wendt u zich tot het Service Center, als u ondersteuning bij het uitlijnen van onderdelen nodig heeft.
9.2.4
Wentellager
9.2.4.1
Wentellagers uitbouwen
Voorbereiding ● Demonteer vetinvoeren, schokimpulsmeetplekken en eventueel ingebouwde instrumentatie aan de DE-zijde en aan de NDE-zijde. ● Verwijder de koppeling aan de DE-zijde of maak het aseinde vrij toegankelijk. Opmerking Het principeschema van de onderdeelvolgorde vindt u in hoofdstuk ‘Reserveonderdelen (Pagina 157)’.
146
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.2 Reparatie
Handelwijze 1. Verwijder de onderdelen van de lagerbevestiging. – Verwijder het externe lagerdeksel. Indien aanwezig: Demonteer de V-ring (Pagina 147). Demonteer de labyrintafdichting (alleen bij de optie 'Verhoogde beschermingsgraad') (Pagina 148). – Zorg ervoor, dat het binnenste lagerdeksel niet meer aan de lagerbehuizing of de lagerplaat is bevestigd. – Ondersteun de rotor voor de demontage van lagerhuis of lagerplaat. – Verwijder eventueel de lagerbehuizing van de lagerplaat. – Verwijder de lagerplaat. Afhankelijk van de ashoogte, walslagertype en -uitvoering gaat het om een lagerkop- of een lagerhuisuitvoering. – Verwijder de borgring op de as. 2. Haal het walslager samen met de slingerschijf van de as af.
9.2.4.2
V-ring uitbouwen Afhankelijk van de uitvoering is een V-ring gemonteerd. Deze moet worden vervangen wanneer ongewoon veel vet uit het walslager komt of de V-ring zichtbaar beschadigd is.
1. Markeer de onderdelen voor een correcte montage. 2. Verwijder V-ring ① samen met het externe lagerdeksel of met een geschikt gereedschap van de as.
Beschermring demonteren bij beschermingsklasse IP56 (non-heavy-sea) Bij beschermingsklasse IP56 (non-heavy-sea) is de V-ring voor de externe lagerafdichting met een voorgeplaatste beschermring ② uitgerust. De beschermring hoeft bij het demonteren van de lagerinzet niet worden verwijderd. Verwijder de beschermring samen met de V-ring en het externe lagerdeksel resp. lagerplaat van de as.
Zie ook V-ring monteren (Pagina 150)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
147
Instandhouden 9.2 Reparatie
9.2.4.3
Labyrintafdichting uitbouwen Opmerking Bij de optie ‘Verhoogde beschermingsgraad' is de machine op de DE- en NDE-zijde met een labyrintafdichting uitgerust. Voor de uitbouw van het walslager moet de labyrintafdichting worden verwijderd. De labyrintafdichtring ③ is met drie schroefdraadpennen bevestigd, die met later te verwijderen lijm zoals Loctite 243 zijn gezekerd.
Beeld 9-1
Demontage van de labyrintafdichting (principevoorstelling)
1. Markeer de onderdelen van de lagerinzetten met het oog op de correcte montage. 2. Verwijder de beschermende coating op de as voor de labyrintafdichting. 3. Draai de drie radiaal aangebrachte schroefdraadpennen voor de axiale fixering van de ring eruit. 4. Draai voor het aftrekken in de radiale windingen geschikte bouten of schroeven in. Let daarbij op de inschroeflengte, om het vastklemmen op de as resp. een beschadiging van de winding te vermijden. 5. Verwarm de labyrintafdichting tijdens het verwijderen.
Zie ook Labyrintafdichting inbouwen (Pagina 151)
148
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.2 Reparatie
9.2.4.4
Wentellager monteren ● Bij het inbouwen en tijdens de montage dient absoluut een zo groot mogelijke zorgvuldigheid en zuiverheid in acht te worden genomen. Let op de juiste volgorde van de onderdelen bij het opnieuw monteren. ● Bevestig alle onderdelen met de aangegeven aanhaalmomenten (Pagina 179). Opmerking Verdere informatie over de montage van de walslager vindt u in de catalogus of de informatie van de fabrikant van de walslagerfabrikant.
Handelwijze 1. Demonteer de benodigde onderdelen en vervang beschadigde onderdelen. 2. Verwijder eventuele verontreinigingen van de onderdelen. Verwijder vetresten en restanten van afdichtmiddelen of vloeibare schroefbeveiliging. 3. Bereid de lagerpunten voor: – De binnenringzitting licht inoliën. – De buitenringzitting invetten met een vast smeermiddel, bijvoorbeeld Anti-Fretting-pasta Altemp Q NP 50. 4. Warm de walslager op. 5. Schuif de opgewarmde walslager aan de binnenring op de as. Vermijd slagen, omdat de lager anders wordt beschadigd. 6. Controleer of de walslager op de asschouder of op de tweede lager rust. Anders kunnen axiale trillingen optreden. 7. Vul de lager tot aan de rand met het voorgeschreven smeervet. 8. Verwarm de slingerschijf en schuif deze op de as. 9. Breng de borgring in de asgroef aan of bevestig de lagers met asmoeren. 10.Ondersteun de rotor voor de montage van lagerhuis of lagerplaat. 11.De lagerpunten (lagerplaat/lagerinzet) invetten met een vast smeermiddel, bijvoorbeeld Anti-Fretting-pasta Altemp Q NP 50. 12.Gebruik bij de montage geschikte afdichtmiddelen. 13.Bouw de lagerplaat of het lagerhuis samen met de lagerplaat in. 14.Breng het externe lagerdeksel aan (indien aanwezig). 15.Bouw de afdichtelementen in. Indien aanwezig: V-ring (Pagina 150) Labyrintafdichting (speciale uitvoering) (Pagina 151)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
149
Instandhouden 9.2 Reparatie
9.2.4.5
V-ring monteren
Voorwaarde De walslager is al gemonteerd. De V-ring kan nu voor de lagerafdichting worden gemonteerd.
V-ring monteren 1. Vet de axiale afdichtvlakken in. De aszitting blijft vetvrij.
① ② ③
V-ring Montagehulpschijf Beschermring
2. Schuif V-ring ① met een montagehulpschijf ② op de as. De correcte axiaallengte van de V-ring is bereikt wanneer de kopkant en de buitenkant van de V-ring gelijk liggen.
Beschermring monteren bij beschermingsgraad IP56 (non-heavy-sea) Bij beschermingsgraad IP56 (non-heavy-sea) is de V-ring voor de externe lagerafdichting met een voorgeplaatste beschermring ③ van plaatmateriaal in het lagerdeksel uitgerust. 1. Schuif de beschermring op de as. 2. Controleer of de ring nog voldoende voorspanning bezit. Vervang de beschermring eventueel. 3. Plaats de beschermring zo, dat een van de beide groeven overlangs met de bijbehorende waterafvoergroeven onder in de kraag van het lagerdeksel of het lagerschild samenvalt.
9.2.4.6
V-ring inbouwen (optie ‘verhoogde beschermingsgraad’) De vetvoorkamer van de labyrintafdichting garandeert samen met de V-ring de instandhouding van beschermingsgraad IP65.
150
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.2 Reparatie Monteer de V-ring op dezelfde manier als de labyrintring. 1. Vet de axiale afdichtvlakken in. De aszitting blijft vetvrij. 2. Schuif de V-ring ② op de as. De correcte axiale lengte van de V-ring bij de uitvoering met vetvoorkamer wordt bereikt wanneer de V-ring ong. 0,2 mm achter de rand van de diametersprong zit. Deze positie wordt bij de montage van de labyrintafdichting bereikt.
① Viltring ② V-ring Beeld 9-2
③ ④
Labyrintafdichting Vetvoorkamer
Walslager met vetvoorkamer (principeweergave)
Zie ook V-ring monteren (Pagina 150)
9.2.4.7
Labyrintafdichting inbouwen De labyrintafdichting wordt als laatste onderdeel bij de inbouw van het walslager ingezet. Deze garandeert beschermingsgraad IP65 en verhindert het binnendringen van vuil en vreemde voorwerpen in het walslager. 1. Breng oplosbare lijm aan op de schroefdraadpennen zoals Loctite 243 en draai de labyrintafdichting gedeeltelijk in. 2. Breng op de as in de omgeving van de labyrintafdichting een laag corrosiewerende verf aan.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
151
Instandhouden 9.2 Reparatie 3. Verwarm de labyrintafdichting. Schuif de labyrintafdichting aan de schroefdraadpennen tot ca. 3 mm afstand van het lagerdeksel omhoog voordat de verf of de lijm uithardt. 3 mm
Beeld 9-3
Positie van de schroefdraadpennen van de labyrintafdichting op het buitenste lagerdeksel
4. Fixeer de labyrintafdichting voor het indraaien van de schroefdraadpennen. Controleer hierbij met korte axiale bewegingen of de punten van de schroefdraadpennen in de asgleuf grijpen. De correcte axiale positie is bereikt, wanneer de radiaal ingedraaide schroefdraadpennen in de asgroef grijpen.
9.2.5
Opzetstuk van de behuizing Opmerking Lucht/water-koeler uitbouwen De lucht-water-koeler is erg zwaar. Voor een eenvoudigere demontage van het opzetstuk van de behuizing bouwt u het uit en bouwt u het na voltooiing van de werkzaamheden terug in.
9.2.5.1
Lucht-waterkoeler (de)monteren
Demonteren 1. Let op de handleiding van de fabrikant van de waterkoeler. Lucht/water-koeler (Pagina 197). 2. Sper de toevoer- en afloopleidingen af en leeg de waterkoeler via de aftapinrichting. 3. Los de waterleidingen en de aansluitingen van de lekwaterelektroden, doorstroommeters enz., indien aanwezig. 4. Los de spanlussen van de lucht-waterkoeler. 5. Schuif de koeler een stuk uit het opzetstuk van de behuizing. Trek hem er met de dan toegankelijke hijsogen met een hijsvoorziening verder uit. Gebruik geschikte draadgeleidings- of spreidinrichtingen.
152
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.2 Reparatie 6. Aan de geleidingslijst van de lucht-waterkoeler zijn twee boringen voor aanslagpunten voor het ophangen van de koeler voorhanden. Borg de koeler met een bijkomend aanslagtouw en trek hem tot aan het midden uit. Hang de waterkoeler aan het aanslagpunt van de geleidingslijst. 7. Trek de lucht-water-koeler tot over de tweede boring uit en haak hem daar vast. 8. Als de waterkoeler volledig uitgetrokken is, hang hem dan aan de hijsogen aan de achterkant en zet hem voorzichtig neer. WAARSCHUWING Aansluitflens van de waterkoeler niet geschikt voor het hijsen of steunen De aansluitflenzen zijn niet stabiel genoeg om zware lasten te dragen. De koeler kan vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Steun de koeler niet aan de aansluitflenzen voor de koelwaterleidingen. ● Hang de koeler daar niet aan.
Monteren 1. Hijs de lucht-waterkoeler via de hijsogen op en schuif hem in het opzetstuk van de behuizing. Borg hem via een bijkomend aanslagpunt via de boring van de geleidingslijst. De geleidingslijst van de koeler borgt hem bij het inschuiven tegen zijwaarts verschuiven. 2. Als de lucht-waterkoeler volledig ingeschoven is, trek dan de spanlussen van de waterkoeler vast. Let bij het bevestigen op de juiste schikking van de spanriemen en de kogelschijven. 3. Los de waterleidingen en de aansluitingen van de lekwaterelektroden (indien aanwezig). Ontlucht de koeler via de ontluchtingsinrichting. 4. Open de toevoer- en afloopleidingen.
9.2.5.2
Opzetstuk van de behuizing verwijderen Het gewicht van het opzetstuk van de behuizing vindt u in "Technische gegevens en tekeningen". 1. Gebruik voor het aftillen van het opzetstuk van de behuizing alleen de aangelaste hijsogen. 2. Verwijder de waarschuwingsbordjes van de hijsogen. Bewaar de waarschuwingsbordjes om ze later weer te kunnen monteren. LET OP Materiële schade Wanneer u het opzetstuk van de behuizing demonteert bij verticale stand van de machine, kan de afdichting beschadigd raken en kunnen er afstandhouders verloren gaan. Demonteer het opzetstuk van de behuizing uitsluitend bij horizontale stand van de machine.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
153
Instandhouden 9.2 Reparatie
Voorwaarde ● Maak alle aanwezige montage- en verbindingspunten los die een veilige demontage van het opzetstuk van de behuizing verhinderen. ● Bevestig voor het neerzetten de potentiaalvereffeningsleidingen en de bevestigingsschroeven aan de staanderbehuizing.
Het opzetstuk van de behuizing demonteren 1. Demonteer de zijplaten van het opzetstuk van de behuizing. 2. Draai de bevestigingsschroeven los waarmee het opzetstuk aan de machinebehuizing is bevestigd.
DE-zijde
NDE-zijde
3. Verwijder de aanwezige bevestigingsmiddelen. 4. Hijs het opzetstuk van de behuizing en zet het op een geschikte plaats voorzichtig neer. 5. Let op dat de afstandhouders die in de afdichting zitten niet verloren gaan. 6. Voer de nodige werkzaamheden aan de machine uit. LET OP Voorwerpen in de statorbehuizing Als er voorwerpen in de statorbehuizing vallen, kan dat de machine ernstig beschadigen. Let op dat er geen voorwerpen in de statorbehuizing vallen terwijl het opzetstuk van de behuizing is verwijderd.
Zie ook Technische gegevens en tekeningen (Pagina 179)
154
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Instandhouden 9.2 Reparatie
LET OP Schade aan de lekwatersensor Als het opzetstuk van de behuizing verticaal neergezet wordt, kan de lekwatersensor beschadigd worden. Zet het opzetstuk van de behuizing alleen horizontaal neer. Let erop dat de lekwatersensor niet beschadigd wordt.
9.2.5.3
Opzetstuk van de behuizing monteren LET OP Materiële schade Wanneer u het opzetstuk van de behuizing demonteert bij verticale stand van de machine, kan de afdichting beschadigd raken en kunnen er afstandhouders verloren gaan. Monteer het opzetstuk van de behuizing uitsluitend bij horizontale stand van de machine.
DE-zijde
NDE-zijde
1. Controleer of alle afdichtingselementen en de afstandhouders correct zijn geplaatst zodat ze goed functioneren. Zijn de afdichtingselementen niet in orde, neem dan voor vervangende exemplaren contact op met ons Service Center. 2. Plaats het opzetstuk van de behuizing op de afstandhouders in de afdichting en breng hem in de juiste positie. 3. Breng vloeibaar borgingsmiddel aan op het schroefdraad van de bevestigingsschroeven, bijv. Loctite 243. 4. Draai de bevestigingsschroeven met het juiste aanhaalmoment vast. Zie voor de betreffende aanhaalmomenten het hoofdstuk "Aanhaalmomenten voor boutborgingen (Pagina 179)" onder "Situatie C". 5. Monteer de zijplaten van het opzetstuk van de behuizing. 6. Sluit alle eerder losgehaalde onderdelen en verbindingen weer aan. 7. Monteer de waarschuwingsbordjes weer aan de hijsogen.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
155
Instandhouden 9.2 Reparatie
9.2.6
Machine afdichten Let bij het inbouwen en tijdens de montage absoluut op een zo groot mogelijke zorgvuldigheid en zuiverheid. ● Reinig alle blankliggende deelvoegen, bijv. tussen behuizingen, lagerplaten en lagerinzetstukkenen etc. en verwijder alle oude afdichtingsmiddel. ● Bestrijk blankliggende deelvoegen met niet uithardend, duurzaam plastisch afdichtmiddel, bijv. "Hylomar M". Let daarbij op de gebruiks- en veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant. ● Controleer alle afdichtelementen, bijv. op de klemmenkasten op hun elasticiteit, veroudering en beschadigingen, en vernieuw deze wanneer zij niet meer effectief zijn. Vervang de dichtingen eventueel door originele delen resp. door gecontroleerde afdichtelementen. De dichtingen moeten volledig aan de motor resp. de luchtinvoerbehuizing gekleefd zijn. Kolommen en openingen aan de stootputten van de dichtingen zijn niet toegelaten. ● Vlakken waarvan de contactvlakken met vloeibaar afdichtmiddel zijn afgedicht, kunt u opnieuw met origineel vloeibaar afdichtingsmiddel (Hylomar M) dicht maken. ● Vlakken waarvan de contactvlakken door afdichtmiddel afgedicht worden, kunt u opnieuw met origineel vloeibaar afdichtmiddel (Loctite) afdichten. Wanneer u deksels monteert die met vloeibare afdichtmiddelen zijn afgedicht, gaat u als volgt te werk om de IP-beschermingsgraad van de machine voor het opnieuw afsluiten te waarborgen. 1. Gebruik alleen goedgekeurde vloeibare afdichtmiddelen. 2. Reinig de afdichtvlakken in overeenstemming met het technische gegevensblad van het vloeibare afdichtmiddel. De afdichtvlakken moeten voor een volgende montage schoon en droog zijn. 3. Breng het vloeibare afdichtmiddel aan in een doorlopende rand van ongeveer 3 mm doorsnede. 4. Monteer de onderdelen na het ventileren van het oplosmiddel, eventueel door een kortere montagetijd aan te houden. 5. Draai de bevestigingsschroeven van het deksel opnieuw vast nadat het vloeibare afdichtmiddel zich enige minuten lang heeft gezet. Opmerking Service Center Neem bij vragen contact op met het Service Center.
Zie ook Service en support (Pagina 177)
156
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Reserveonderdelen 10.1
10
Bestelgegevens Geef bij het bestellen van reserveonderdelen naast de precieze benaming van de onderdelen ook altijd het machinetype en het productienummer aan. Let erop dat de onderdelenbenaming overeenstemt met de benaming in de onderdelenlijsten en vul het bijhorende onderdeelnummer aan. Voorbeeld ● Lagerschild, DE-zijde (Deel 5.00) ● Machinetype 1MN1 ● Serienummer D21234567010001 Het machinetype en het productienummer staan vermeld op het typeplaatje en in de technische gegevens. Bovendien zijn zij aan de kopkant van het asuiteinde op de DE-zijde ingeprent. Opmerking De grafische voorstellingen in dit hoofdstuk zijn principiële voorstellingen van de basisuitvoeringen. Ze dienen voor de definitie van de onderdelen. De geleverde uitvoering kan in details van deze voorstellingen afwijken.
WAARSCHUWING Explosiegevaar Als u andere delen dan de originele onderdelen gebruikt, is het ontstekingsbeveiligingstype niet meer gewaarborgd. Tijdens het bedrijf kan het in een explosieve atmosfeer tot een explosie komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. ● Gebruik voor explosiebeveiligde machines alleen originele onderdelen; dit geldt ook voor componenten zoals dichtingen, klemmen, kabel- en leidinginvoerstukken. Bij vragen kunt u zich tot het Service Center (Pagina 177) van Siemens wenden. ● Gelijkwaardige genomeerde delen zoals schroeven kunt u in de vrije handel vinden.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
157
Reserveonderdelen 10.3 Stilstandverwarming
10.2
Walslager Wanneer walslagers met geïsoleerde uitvoering zijn ingebouwd, gebruikt u een walslager van hetzelfde type als vervanging.
Zo vermijdt u schade aan het lager door stroomovergang.
10.3
Stilstandverwarming WAARSCHUWING Explosiegevaar Door een onvakkundige aanpak bij de reparatie van de stilstandverwarming, bv. door het gebruik van niet toegelaten of niet gecontroleerde vervangdelen kan het tijdens het bedrijf van de machine in een explosieve atmosfeer tot explosie komen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. De reparatie van de stilstandverwarming en de daarna noodzakelijke onderdeelcontrole mag uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd vakpersoneel van het Service Center (Pagina 177), omdat hiervoor uitgebreide vakkennis vereist is. Er mogen alleen toegelaten en gecontroleerde vervangstukken worden gebruikt.
158
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Reserveonderdelen 10.4 Behuizing, stator en rotor
10.4
Behuizing, stator en rotor
Beeld 10-1 Tabel 10-1
Behuizing, stator en rotor
Reserveonderdelen voor behuizing, stator en rotor
Onderdeel Beschrijving 5.41
Kiemplaat, en deksel voor luchtuitlaatopening)
5.49
Afdekking van de behuizing
8.00
Rotor compleet
8.20
Statorplaatpakket met wikkeling
10.00
Statorbehuizing
10.50
Hijsogen
20.00
Aansluitkasten zonder kabelinvoer
Zie ook Aansluitkast 1XB1621 (Pagina 163) Aansluitkast 1XB1631 (Pagina 165) Aansluitkast 1XB7730 (Pagina 167) Aansluitkast 1XB7731 (Pagina 168) Aansluitkast 1XB7740 (Pagina 169)
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
159
Reserveonderdelen 10.5 Opzetstuk van de behuizing
10.5
Opzetstuk van de behuizing
Beeld 10-2 Tabel 10-2
Opzetstuk van de behuizing
Reserveonderdelen voor het opzetstuk van de behuizing
Onderdeel Beschrijving 30.00
Behuizing van de lucht/waterkoeler
30.40
Lucht/water-koelelement
32.00
Ventilatoraggregaat
160
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Reserveonderdelen 10.6 Lagerinzet walslager DE- en NDE-zijde
10.6
Lagerinzet walslager DE- en NDE-zijde
Beeld 10-3
Lagerinzet DE- en NDE-zijde Tabel 10-3
Reserveonderdelen voor lagerinzet DE- en NDE-zijde
Onder‐ deel
Beschrijving
Onder‐ deel
Beschrijving
3.20
Buitenste lagerdeksel
4.20
Buitenste lagerdeksel
3.35
Slingerschijf
4.35
Slingerschijf
3.60
Intern lagerdeksel
4.60
Intern lagerdeksel
5.00
Lagerschild
6.00
Lagerschild
Lagerkit DE- en NDE-zijde, bestaande uit de volgende componenten Groefkogellager (geleidingslager)
Groefkogellager
Asafdichtingsring, labyrintring (optioneel)
Asafdichtingsring
Borgring, beschermring
Borgring
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
161
Reserveonderdelen 10.7 Lagerinzet walslager DE- en NDE-zijde
10.7
Lagerinzet walslager DE- en NDE-zijde Vanaf ashoogte 400 hebben de snellopende motoren lagerinzetten met verkleinde diameters in de lagerbehuizinguitvoering.
Beeld 10-4
Lagerinzet DE- en NDE-zijde Tabel 10-4
Reserveonderdelen voor lagerinzet DE- en NDE-zijde
Onder‐ deel
Beschrijving
Onder‐ deel
Beschrijving
3.20
Buitenste lagerdeksel
4.20
Buitenste lagerdeksel
3.35
Slingerschijf
4.35
Slingerschijf
3.60
Intern lagerdeksel
4.60
Intern lagerdeksel
5.00
Lagerschild
6.00
Lagerschild
Lagerkit DE- en NDE-zijde, bestaande uit de volgende componenten
162
Groefkogellager (geleidingslager)
Groefkogellager
Asafdichtingsring, labyrintring (optioneel)
Asafdichtingsring
Borgring, beschermring
Borgring
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Reserveonderdelen 10.8 Aansluitkast 1XB1621
10.8
Aansluitkast 1XB1621
Beeld 10-5
Aansluitkast 1XB1621 met standaard-kabeldoorvoer
Beeld 10-6
Tweeledige kabeldoorvoer
Tabel 10-5
Lijst met reserveonderdelen voor aansluitkast 1XB1621
Onder‐ deel
Beschrijving
Onder‐ deel
Beschrijving
20.00 Aansluitkasten zonder kabelinvoer bestaande uit de volgende componenten: 20.20
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Behuizing van de aansluitkast
21.41
Klemmensteun
163
Reserveonderdelen 10.8 Aansluitkast 1XB1621 Onder‐ deel
Beschrijving
Onder‐ deel
Beschrijving
20.27
Steunrail
21.61
Klemmenrail voor hulpstroomkring
20.28
Afdichting
22.01
Klembevestiging compleet
20.30
Deksel
22.43
Schakelbeugel, met verschillende stan‐ den, twee boorgaten
20.38
Afdichting
22.70
Klemlip voor beschermgeleider
21.11
Aansluitplaat met interne leiding
Tabel 10-6
164
Extra reserveonderdelen
Onder‐ deel
Beschrijving
Onder‐ deel
Beschrijving
20.60
Invoersteun
20.66
Trekontlasting - onderste gedeelte
20.61
Invoersteun - bovenste gedeelte
20.68
Afdichting
20.62
Invoersteun - onderste gedeelte
20.70
Inzetstuk van de afdichting voor invoe‐ ring
20.65
Trekontlasting - bovenste gedeelte
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Reserveonderdelen 10.9 Aansluitkast 1XB1631
10.9
Aansluitkast 1XB1631
Beeld 10-7
Aansluitkast 1XB1631
Onderdeel Beschrijving
Onderdeel Beschrijving
20.00 Aansluitkasten zonder kabelinvoer bestaande uit de volgende componenten 20.20
Behuizing van de aansluitkast
21.11
Aansluitplaat met interne leiding
20.27
Steunrail (afhankelijk van de uitvoering)
21.41
Klemmensteun
20.28
Afdichting
21.61
Klemmenrail voor hulpstroomkring (afhankelijk van de uitvoering)
20.30
Deksel
22.43
Schakelbeugel, met verschillende standen, twee boorgaten
20.38
Afdichting deksel
22.70
Klemlip voor aardleiding
20.86
Invoering voor hulpleiding
De aansluitkasten kunnen uitsluitend als één onderdeel worden besteld.
;
;
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
165
Reserveonderdelen 10.9 Aansluitkast 1XB1631 Tabel 10-7
Aanvullende reserveonderdelen voor aansluitkast 1XB1631 met tweedelige kabelinvoer
Onderdeel Beschrijving
Onderdeel Beschrijving
20.61
Invoersteun - bovenste gedeelte
20.66
Trekontlasting - onderste gedeelte
20.62
Invoersteun - onderste gedeelte
20.70
Inzetstuk van de afdichting voor invoering
20.65
Trekontlasting - bovenste gedeelte
166
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Reserveonderdelen 10.10 Aansluitkast 1XB7730
10.10
Aansluitkast 1XB7730
Beeld 10-8
Hoofdaansluitkast 1XB7730
Tabel 10-8
Reserveonderdelen hoofdaansluitkast 1XB7730
Onder‐ deel
Beschrijving
Onder‐ deel
Beschrijving
20.00 Aansluitkasten zonder kabelinvoer bestaande uit de volgende componenten 20.20
Behuizing van de aansluitkast
21.61
Klemmenrail voor hulpstroomkringen
20.28
Afdichting
21.74
Anti-torsie-inzet
20.30
Deksel
22.01
Klembevestiging, compleet
20.38
Afdichting
22.39
Sterpuntverbinding
21:11
Aansluitplaat met interne leiding
22.70
Klemlip voor aardleiding
21.41
Klemmensteun
Onder‐ deel
Beschrijving
Tabel 10-9
Extra reserveonderdelen
Onder‐ deel
Beschrijving
20.51
Invoerplaat met afdichting
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
167
Reserveonderdelen 10.11 Aansluitkast 1XB7731
10.11
Aansluitkast 1XB7731
Beeld 10-9
Hoofdaansluitkast 1XB7731
Tabel 10-10 Reserveonderdelen hoofdaansluitkast 1XB7731 Onder‐ deel
Beschrijving
Onder‐ deel
Beschrijving
20.00 Aansluitkasten zonder kabelinvoer bestaande uit de volgende componenten 20.20
Behuizing van de aansluitkast
21.61
Klemmenrail voor hulpstroomkringen
20.28
Afdichting
21.74
Anti-torsie-inzet
20.30
Deksel
22.01
Klembevestiging compleet
20.38
Afdichting
22.39
Sterpuntverbinding
21.11
Aansluitplaat met interne leiding
22.41
Schakelbeugel, recht, twee boorgaten
21.41
Klemmensteun
22.70
Klemlip voor aardleiding
Onder‐ deel
Beschrijving
Tabel 10-11 Extra reserveonderdelen
168
Onder‐ deel
Beschrijving
20.51
Invoerplaat met afdichting
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Reserveonderdelen 10.12 Aansluitkast 1XB7740
10.12
Aansluitkast 1XB7740
Beeld 10-10 Hoofdaansluitkast 1XB7740 Tabel 10-12 Reserveonderdelen hoofdaansluitkast 1XB7740 Onder‐ deel
Beschrijving
Onder‐ deel
Beschrijving
20.00 Aansluitkasten zonder kabelinvoer bestaande uit de volgende componenten 20.20
Behuizing van de aansluitkast
21.61
Klemmenrail voor hulpstroomkring
20.28
Afdichting
21.74
Anti-torsie-inzet
20.30
Deksel
22.01
Klembevestiging compleet
20.38
Afdichting
22.30
Contactrail voor hoofdstroom
21.11
Aansluitplaat met interne leiding
22.39
Sterpuntverbinding
21.41
Klemmensteun
22.70
Klemlip voor aardleiding
Onder‐ deel
Beschrijving
Tabel 10-13 Extra reserveonderdelen Onder‐ deel
Beschrijving
20.51
Kabelinvoerplaat met afdichting
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
169
Reserveonderdelen 10.13 Aansluitkast 1XB7750
10.13
Aansluitkast 1XB7750
Beeld 10-11 Hoofdaansluitkast 1XB7750 met standaard kabelinvoering Tabel 10-14 Reserveonderdelen hoofdaansluitkast 1XB7750 Onder‐ deel
Beschrijving
Onder‐ deel
Beschrijving
20.00 Aansluitkasten zonder kabelinvoer bestaande uit de volgende componenten 20.20
Aansluit‐ kastbehui‐ zing be‐ staande uit
20. Onderste gedeelte 21 van de behuizing
21.61
Klemmenrail voor hulpstroomkring
20. Bovenste gedeelte 22 van de behuizing
20.28
Afdichting
21.74
Anti-torsie-inzet
20.30
Deksel
22.01
Klembevestiging compleet
20.38
Afdichting
22.30
Contactrail voor hoofdstroom
21.11
Aansluitplaat met interne leiding
22.39
Sterpuntverbinding
21.41
Klemmensteun
22.70
Klemlip voor aardleiding
Onder‐ deel
Beschrijving
Tabel 10-15 Extra reserveonderdelen
170
Onder‐ deel
Beschrijving
20.51
Kabelinvoerplaat met afdichting
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Reserveonderdelen 10.14 Hulpaansluitkast 1XB9014
10.14
Hulpaansluitkast 1XB9014
Beeld 10-12 Hulpaansluitkast 1XB9014
Opmerking De hulpaansluitkast kan uitsluitend in zijn geheel worden besteld, losse onderdelen zijn niet verkrijgbaar. Wendt u daarvoor tot het Siemens Service Center (Pagina 177).
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
171
Reserveonderdelen 10.15 Hulpaansluitkast 1XB9015
Hulpaansluitkast 1XB9015
10.15
Beeld 10-13 Hulpaansluitkast 1XB9015
Opmerking De hulpaansluitkast kan uitsluitend in zijn geheel worden besteld, losse onderdelen zijn niet verkrijgbaar. Wendt u daarvoor tot het Siemens Service Center (Pagina 177).
172
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Reserveonderdelen 10.16 Hulpaansluitkast 1XB9016
10.16
Hulpaansluitkast 1XB9016
Beeld 10-14 Hulpaansluitkast 1XB9016
Opmerking De hulpaansluitkast kan uitsluitend in zijn geheel worden besteld, losse onderdelen zijn niet verkrijgbaar. Wendt u daarvoor tot het Siemens Service Center (Pagina 177).
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
173
Reserveonderdelen 10.17 Hulpaansluitkast 1XB302.
10.17
Hulpaansluitkast 1XB302. $$
$
0[
$
$
$ 0[
Beeld 10-15 Hulpaansluitkast 1XB302.
Opmerking De hulpaansluitkast kan uitsluitend in zijn geheel worden besteld, losse onderdelen zijn niet verkrijgbaar. Wendt u daarvoor tot het Siemens Service Center (Pagina 177).
174
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Afvalverwijdering 11.1
11
Inleiding De bescherming van het milieu en het sparen van de resources zijn voor ons streefdoelen met een hoge prioriteit. Een wereldwijd milieumanagement volgens ISO 14001 zorgt voor de naleving van de wetten en stelt hoge normen. Reeds bij de ontwikkeling van onze producten zijn een milieuvriendelijke vormgeving, technische veiligheid en een goede bescherming van de gezondheid belangrijke streefdoelen. In het volgende hoofdstuk vindt u aanbevelingen voor een milieuvriendelijke verwijdering van de machine en haar componenten. Volg de lokale voorschriften bij de verwijdering.
11.2
Landspecifieke wettelijke regelingen Opmerking Landspecifieke wettelijke regelingen Neem bij de verwijdering van de machine of van afval dat tijdens de afzonderlijke fasen van de levenscyclus optreedt, de betreffende landspecifieke wettelijke regelingen in acht.
11.3
Machine demonteren Demonteer de machine volgens de algemene werkwijze die typisch is voor de machinebouw. WAARSCHUWING Machinedelen kunnen vallen De machine bestaat uit zware delen. Deze delen kunnen bij het demonteren vallen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken. Zorg ervoor, dat machineonderdelen niet kunnen vallen voordat u ze losmaakt.
11.4
Componenten verwijderen
Onderdelen De machines bestaan voor een groot deel uit staal en uit verschillende onderdelen van koper en aluminium. Metalen werkstoffen gelden algemeen als onbeperkt recycleerbaar.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
175
Afvalverwijdering 11.4 Componenten verwijderen Scheid de onderdelen voor de recyclage volgens de volgende categorieën: ● Staal en ijzer ● Aluminium ● Gemengd metaal, bv. wikkelingen De isolatie van de wikkeling wordt bij de recyclage van koper verast. ● Isolatiematerialen ● Kabels en leidingen ● Elektronisch schroot
Hulpstoffen en chemicaliën Scheid de hulpstoffen en chemicaliën voor de verwijdering bv. volgens onderstaande categorieën: ● Olie ● Vetten ● Reinigings- en oplossmiddelen ● Lakresten ● Anticorrosiemiddel ● Koelmiddeladditieven zoals inhibitoren, antivriesmiddelen of biociden Verwijder de gescheiden componenten volgens de lokale voorschriften of via een afvalverwerkend bedrijf. Dit geldt ook voor doeken en poetsmiddelen waarmee de werkzaamheden aan de machine werden uitgevoerd.
Verpakkingsmateriaal ● Neem indien nodig contact op met een afvalverwerkend bedrijf. ● Houtverpakkingen voor het zeetransport bestaan uit geïmpregneerd hout. Let op de lokale voorschriften. ● De folie van de afdichtverpakking is een aluminiumlaagfolie. Ze kan thermisch gerecycleerd worden. Vuile folies moeten via de afvalverbranding worden verwijderd.
176
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Service en support A.1
A
Siemens Service Center De details over de uitvoering van deze elektrische machine alsmede over de toegelaten bedrijfsvoorwaarden zijn in deze bedieningshandleiding beschreven.
Service op locatie en reserveonderdelen Als u een beroep wilt doen op de service op locatie of als u reserveonderdelen nodig heeft, wendt u dan tot uw locale verkooppartner. Hij zal contact opnemen met de bevoegde Klantenservice.
Technische vragen of aanvullende informatie Als u vragen of opmerkingen heeft of verdere informatie nodig heeft, gelieve u dan tot de Klantenservice van Siemens te wenden. Gelieve daartoe de volgende machinegegevens bij de hand te houden: ● Machinetype ● Machinenummer Deze gegevens vindt u op het kenplaatje van de machine. Contact met de centrale Technical Support voor onze klanten in Duitsland +49 911 895 7222 +49 911 895 7223 [email protected] Aanspreekpartners voor klanten buiten Duitsland: http://support.automation.siemens.com/WW/view/de/16604999. U kunt de volgende telefoonnummers ook rechtstreeks tijdens de locale werktijden bellen; u bereikt dan een aanspreekpartner in de betreffende landstaal. Amerika +1 423 262 5710 +1 423 262 2231 [email protected] Azië / Pacific +86 10 6475 7575 +86 10 6474 7474 [email protected]
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
177
Service en support A.2 RoHS - beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen
A.2
RoHS - beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen Conform RoHS ("Restriction of certain Hazardous Substances" ) vervangen we uitgaand van de stand van de techniek milieugevaarlijke stoffen door ongevaarlijke stoffen. Daarbij heeft de veiligheid in het bedrijf en bij de handhaving steeds prioriteit.
178
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
B
Technische gegevens en tekeningen B.1
Aanhaalmomenten voor boutborgingen Boutborgingen ● Schroeven of moeren die samen met borgende, verende en/of krachtverdelende elementen zijn gemonteerd, moeten bij de montage weer met dezelfde functionele elementen zijn uitgerust. Vervang daarbij principieel vormvaste veiligheidselementen. ● Zeker met vloeibare kunststof gezekerde windingen bij het samenschroeven terug overeenkomstig, bv. met Loctite 243. ● Monteer de bevestigingsschroeven met een klemlengte kleiner dan 25 mm bij de montage steeds met geschikte veiligheidselementen resp. met losbaar zekeringsmiddel (bv. Loctite 243). De klemlengte komt overeen met de afstand tussen de boutkop en het indraaipunt. Aanhaalmomenten Voor boutborgingen met metalen oplegvlakken zoals lagerschilden, bouwdelen met lagerinzetstukken, op de behuizing van de staander aangeschroefde delen van de aansluitkasten gelden overeenkomstig de grootte van de schroefdraad de volgende aanhaalmomenten:
Tabel B-1
aanhaalmomenten van schroefverbindingen met een tolerantie van ± 10%
Geval
M4
M5
M6
M8
M10
M12
M16
M20
M24
M30
M36
M42
M48
M56
A
1,2
2,5
4
8
13
20
40
52
80
150
-
-
-
-
Nm
B
1,3
2.6
4.5
11
22
38
92
180
310
620
1080
1700
2600
4200
Nm
C
3
5
8
20
40
70
170
340
600
1200
2000
3100
4700
7500
Nm
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
179
Technische gegevens en tekeningen B.1 Aanhaalmomenten voor boutborgingen Voorbeelden van gebruik De hierboven vermelde aanhaalmomenten gelden voor volgende toepassingsgevallen: ● Geval A Voor elektrische aansluitingen waarbij het toegestane aanhaalmoment over het algemeen is begrensd door het materiaal van de bouten en/of de belastbaarheid van de isolatoren, uitgezonderd stroomrailverbindingen volgens geval B. ● Geval B Voor bouten in bouwdelen met een geringe stabiliteit, bv. aluminium of voor bouten van de sterkteklasse 8.8 volgens ISO 898-1. ● Geval C Voor bouten van de sterkteklasse 8.8 of A4-70 (volgens ISO 898-1), echter uitsluitend in combinatie met bouwdelen met een hogere stevigheid, bijv. gietijzer, staal of gietstaal. Opmerking Afwijkende aanhaalmomenten De hiervan afwijkende aanhaalmomenten voor elektrische aansluitingen en voor boutborgingen van bouwdelen met bijgevoegde vlakke afdichtingen of isolatiedelen staan vermeld in de betrokken paragrafen en in de getekende afbeeldingen.
Zie ook Rotor beveiligen (Pagina 41)
180
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Kwaliteitsdocumenten C.1
C
EG-conformiteitsverklaring
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
181
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
182
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Englisch
EC Declaration of Conformity (according to Annex VIII of EC Directive 94/9/EG) Manufacturer:
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
The designated product is in conformity with the specifications of the following European Directive: 94/9/EC
Directive of the European Parliament and the Council on the approximation of the laws of the Member States concerning equipment and protective systems intended for use in potentially explosive atmospheres.
We confirm conformity of the product indicated above with the standards: First display of the CE marking: see annex The product indicated is intended to be installed in another machine for use in hazardous areas of zone 22 (nonconductive dust) in accordance with EN 60079-10-2 and Directive 1999/92/EC. Commissioning is prohibited until conformity of this machine with Directive 94/9/EC has been confirmed. This declaration confirms conformity with the guidelines mentioned. However, this is neither a quality nor a durability warranty. Please take notice of the safety notes supplied with the product documentation.
Tschechisch
Prohlášení o shodě s předpisy EU Výrobce:
(podle dodatku VIII směrnice EU 94/9/EG)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Uvedený výrobek se shoduje s předpisy následujících evropských směrnic: 94/9/EG
směrnice Evropského parlamentu a Rady o sjednocení legislativy členských států EU týkající se přístrojů a ochranných systémů za účelem jejich správného používání v oblastech ohrožených explozí.
Potvrzujeme tímto, že se výše uvedený výrobek shoduje s následujícími normami: První umístění označení CE: Uvedený výrobek je určen pro montáž do jiných strojů pro použití v oblastech ohrožených explozí zóny 22 s nevodivým prachem podle EN 60079-10-2 a směrnice 1999/92/EG. Stroj není dovoleno zprovozňovat, dokud není potvrzena shoda tohoto stroje se směrnicí 94/9/EG. Toto prohlášení osvědčuje shodu s uvedenými směrnicemi, neznamená však záruku vlastností nebo trvanlivosti. Dodržujte bezpečnostní pokyny podle dodané dokumentace k výrobku.
PD LD
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 2 von 14
183
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Dänisch
EF-overensstemmelseserklæring Producent:
(i henhold VIII til EF-direktivet 94/9/EF)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Det angivne produkt opfylder forskrifterne fra følgende europæiske direktiver: 94/9/EF
Direktiv fra Europa Parlamentet og rådet for tilpasning af medlemslandenes redskaber og beskyttelsessystemer til anvendelse inden for bestemte eksplosive områder.
Vi bekræfter det ovennævnte produkts overensstemmelse med standarderne: 1. anbringelse af CE-mærkningen: Det beskrevne produkt er bestemt til indbygning i en anden maskine til indsats i eksplosive områder i zone 22 med ikke-ledende støv i henhold til EN 60079-10-2 og direktiv 1999/92/EF. Idrifttagning er forbudt, indtil denne maskine er konstateret overensstemmende med direktiv 94/9/EF. Denne erklæring gælder som dokumentation for overensstemmelse med de nævnte direktiver men er dog ingen beskaffenheds- eller holdbarhedsgaranti. Sikkerhedshenvisningerne i den medleverede produktinformation skal overholdes.
Estnisch
EÜ vastavustunnistus Tootja:
(vastavalt EÜ-direktiivi 94/9/EÜ lisale VIII)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Nimetatud toode vastab järgmiste euroopa direktiivide nõuetele: 94/9/EÜ
Euroopa Parlamendi ja Nõukogu direktiiv plahvatusohtlikus keskkonnas kasutatavaid seadmeid ja kaitsesüsteeme käsitlevate liikmesriikide õigusaktide ühtlustamise kohta.
Kinnitame eelnimetatud toote vastavust järgmistele standarditele: Esmakordne CE märgistuse kandmine tootele: Antud toode on mõeldud paigaldamiseks teise masina sisse kasutamiseks vastavalt EN 60079-10-2 ja direktiivi 1999/92/EÜ 22 tsooni plahvatusohtlikes piirkondades mittejuhtivate tolmudega. Kasutuselevõtt on nii kaua keelatud, kuni on fikseeritud antud masina vastavus direktiivile 94/9/EÜ. Käesolev deklaratsioon tõendab vastavust nimetatud direktiividele, ei kujuta endast aga tooteomadus- ega vastupidavusgarantiid. Tarnimisel kaasaantud tootedokumentatsioonis äratoodud ohutusjuhistest tuleb kinni pidada.
PD LD
184
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 3 von 14
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Griechisch
Δήλωση συμμόρφωσης ΕΚ Κατασκευαστής:
(σύμφωνα με το Παράρτημα VIII της Οδηγίας 94/9/EΚ)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Το αναφερόμενο προϊόν συμφωνεί με τις διατάξεις της ακόλουθης Ευρωπαϊκής Οδηγίας: 94/9/ΕΚ
Οδηγία του Ευρωπαϊκού Κοινοβουλίου και του Συμβουλίου για την προσέγγιση των νομικών διατάξεων των χωρών μελών που αφορούν εξοπλισμό και
συστήματα προστασίας που
προορίζονται για χρήση σε περιοχές με κίνδυνο έκρηξης. Με το παρόν πιστοποιούμε τη συμμόρφωση του ανωτέρω αναφερόμενου προϊόντος με τα πρότυπα: Πρώτη τοποθέτηση της σήμανσης CE: Το αναφερόμενο προϊόν προορίζεται για εγκατάσταση σε άλλη μηχανή για χρήση σε περιοχές με κίνδυνο έκρηξης της Ζώνης 22 για μη αγώγιμη σκόνη σύμφωνα με EN 60079-10-2 και την Οδηγία 1999/92/ΕΚ. Η θέση σε λειτουργία απαγορεύεται μέχρι να εξακριβωθεί η συμμόρφωση αυτής της μηχανής με την Οδηγία 94/9/EΚ. Αυτή η δήλωση πιστοποιεί την συμμόρφωση με τις αναφερόμενες Οδηγίες, ωστόσο δεν αποτελεί εγγύηση καλής κατάστασης ή διάρκειας ζωής. Πρέπει να τηρούνται οι υποδείξεις ασφαλείας της συνοδευτικής τεκμηρίωσης προϊόντος.
Spanisch
Declaración de conformidad CE Fabricante:
(según el Anexo VIII de la Directiva 94/9/CE)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
El producto arriba mencionado cumple con lo especificado en la Directiva Europea siguiente: 94/9/CE
Directiva del Parlamento Europeo y del Consejo para la armonización de las leyes de los estados miembros relativa a aparatos y sistemas de protección para uso conforme en atmósferas potencialmente explosivas.
Confirmamos que el producto arriba mencionado cumple las siguientes normas: Primera colocación de la marca "CE": El producto mencionado está previsto para su montaje en otra máquina prevista para su instalación en atmósferas potencialmente explosivas de la zona 22 con polvo no conductor conforme a EN 60079-10-2 y la directiva 1999/92/CE. La puesta en marcha está prohibida hasta que no se haya confirmado que dicha máquina cumple la directiva 94/9/CE. Esta declaración certifica el cumplimiento de las directivas mencionadas pero no garantiza las características ni la durabilidad. Deben observarse las consignas de seguridad de la documentación de producto suministrada. PD LD
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 4 von 14
185
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Französisch
Déclaration CE de conformité Constructeur :
(selon annexe VIII de la directive 94/9/CE)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Le produit désigné est conforme aux prescriptions de la directive européenne suivante : 94/9/EG
Directive du parlement européen et du conseil concernant le rapprochement des législations des États membres pour les appareils et les systèmes de protection destinés à être utilisés en atmosphères explosibles.
Nous certifions la conformité du produit mentionné ci-dessus avec les normes : Première apposition du marquage CE : Le produit désigné est destiné à l'implantation dans une autre machine pour l'utilisation en atmosphère explosible, zone 22 avec poussière non-conductrice selon la norme EN 60079-10-2 et la directive 1999/92/EG. La mise en service est proscrite tant que la conformité de cette machine avec la directive 94/9/EG n'est pas constatée. Ce certificat atteste la conformité aux directives mentionnées, mais ne tient pas lieu de garantie de qualité ni de longévité. Respecter les consignes de sécurité figurant dans la documentation produit fournie. Italienisch
Dichiarazione di conformità CE Costruttore:
(in conformità all’Annesso VIII della Direttiva Europea 94/9/CE)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Il prodotto designato è conforme alle prescrizioni della seguente Direttiva Europea: 94/9/CE
Direttiva del Parlamento Europeo e del Consiglio concernente il ravvicinamento delle legislazioni degli Stati membri relativa agli apparecchi e sistemi di protezione destinati ad essere utilizzati in atmosfera potenzialmente esplosiva.
Si certifica la conformità del prodotto sopra menzionato alle norme seguenti: Prima apposizione del marchio CE: Il prodotto designato è destinato ad essere installato in un’altra macchina per l’impiego in aree a rischio di esplosione della Zona 22 con polveri non conduttrici secondo la norma EN 60079-10-2 e la Direttiva 1999/92/CE. La messa in servizio è vietata fintantoché non è stata accertata la conformità di questa macchina con la Direttiva 94/9/CE. Questa dichiarazione certifica la conformità con le direttive citate, non costituisce però alcuna garanzia di caratteristiche di prodotto oppure di durata. Le avvertenze di sicurezza riportate nella documentazione di prodotto allegata devono essere rispettate. PD LD
186
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 5 von 14
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Lettisch
EK atbilstības deklarācija (Saskaņā ar pielikumu VIII no EK direktīvas 94/9/EG) Ražotājs:
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Ražojums atbilst turpmāk minēto Eiropas direktīvu specifikācijām: 94/9/EK Eiropas parlamenta un padomes direktīva, saskaņā ar dalībvalstu likumiem, attiecībā uz ieceri izmantot ierīces un aizsardzības sistēmas iespējami sprādzienbīstamā vidē. Ar šo dokumentu apliecinām, ka iepriekš aprakstītais izstrādājums atbilst šādām prasībām: CE zīmes pirmā uzlikšana: Saskaņā ar EN 60079-10-2 un direktīvu 1999/92/ EK šis izstrādājums paredzēts iebūvēšanai citos mehānismos, kas izmantojami 22. zonas strāvu nevadošu putekļu sprādzienbīstamā vidē. Nodošana ekspluatācijā aizliegta kamēr nebūs apstiprināta šīs mašīnas atbilstība direktīvai 94/9/EK. Šī deklarācija apliecina atbilstību norādītajām direktīvām, bet tā negarantē atbilstību norādītajām izstrādājuma īpašībām vai kalpošanas ilgumam. Jāievēro drošības norādījumi, kas ietverti piegādes komplektā iekļautajā izstrādājuma dokumentācijā.
Litauisch
EB atitikties deklaracija (pagal EB direktyvos 94/9/EB VIII priedą) Gamintojas:
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Nurodytas produktas atitinka šios Europos direktyvos reikalavimus: 94/9/EB
Europos Parlamento ir Tarybos direktyva dėl valstybių narių įstatymų, susijusių su potencialiai sprogioje aplinkoje naudojama įranga ir apsaugos sistemomis, suderinimo
Tvirtiname, kad aukščiau minėtas produktas atitinka normas: Pirmasis CE ženklas pritvirtintas: Nurodytas produktas skirtas montuoti į kitą mašiną, naudojamą potencialiai sprogioje 22 zonos aplinkoje su nelaidžiomis dulkėmis pagal EN 60079-10-2 ir direktyvą 1999/92/EB. Draudžiama atiduoti ekspoatacijai tol, kol nenustatyta, kad ši mašina atitinka direktyvą 94/9/EB. Ši deklaracija patvirtina atitikimą nurodytoms direktyvoms, tačiau negarantuoja jokių ypatybių ar tinkamumo naudoti termino. Būtina laikytis pridedamoje gaminio dokumentacijoje pateiktų įspėjamųjų nurodymų.
PD LD
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 6 von 14
187
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Ungarisch
EU egyezőségi nyilatkozat (a 94/9/EG számú EU-irányelv VIII függeléke szerint) Gyártó:
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
A jelzett termék megfelel a következő európai irányelvek előírásainak: 94/9/EG
Az Európai Parlament és az Európa Tanács irányelve a tagállamok készülékekre és
védelmi
rendszerekre vonatkozó jogi előírásainak harmonizálásáról a robbanásveszélyes területeken való rendeltetésszerű használathoz. A fent említett termék szabványokkal való egyezőségét a következőkkel igazoljuk: A CE-jelzés első elhelyezése: A jelzett termék más gépbe történő elhelyezésre készült a 22-es zónába sorolt nemvezető porok környezetében területein történő alkalmazáshoz az EN 60079-10-2 szabvány és az 1999/92/EG irányelv szerint. Az üzembe helyezés mindaddig tilos, amíg a gép egyezőségét a 94/9/EG irányelvvel nem rögzítették. Ez a nyilatkozat tanúsítja a nevezett irányelveknek való megfelelőséget, de semmilyen minőségi- vagy tartóssági garanciát nem jelent. A csatolt termékdokumentációban szereplő biztonsági utasításokat figyelembe kell venni.
Maltesisch
UE-Dikjarazzjoni ta' Konformità (skond l-appendiċi VIII tad-Direttiva tal-Kunsill ta’l-Unjoni Ewropea 94/9/KE) Manifattur:
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Il-prodott imsemmi jikkorrispondi ma' l-instruzzjonijiet tad-direttivi ewropej. 94/9/KE
Direttiva tal-parlament Ewropew u tal-Kunsill dwar l-approssimazzjoni tal-liġijiet ta’l-Istati Membri li jirrigwardaw tagħmir u sistemi ta' sigurtà għal użu skond ir-regolamenti f' żoni fejn hemm periklu ta' splużżjonijiet.
Nikkonfermaw il-konformità tal-prodott imsemmi ma' l-istandards: Applikazzjoni tal-marka CE: Il-prodott imsemmi huwa maħsub biex jiġi immuntat f'magna oħra għall-użu f' żona ta’ periklu 22 (trab mhux konduttiv) skond EN 60079-10-2 u d-Direttiva 1999/92/KE. Il-prodott ma jistax jibda' jiġi mħaddem sakemm tigi determinata il-konformità ta' din il-magna mad-direttiva 94/9/KE. Din id-dikjarazzjoni mhix garanzija ta’ responsabbiltà dwar il-prodott. Ir-regoli tad-dokumentazzjoni tal-prodott għandhom jigu obduti. PD LD
188
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 7 von 14
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Niederländisch
EG-conformiteitsverklaring Fabrikant:
(volgens bijlage VIII van de EG-richtlijn 94/9/EG)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Het omschreven product stemt overeen met de voorschriften van de volgende Europese richtlijn: 94/9/EG
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen.
Wij bevestigen de conformiteit van bovengenoemd product met de normen: Eerste aanbrengen van het CE-keurmerk: Het omschreven product is bedoeld voor inbouw in een andere machine voor gebruik op explosiegevaarlijke plaatsen van zone 22 met niet-geleidende stoffen volgens EN 60079-10-2 en richtlijn 1999/92/EG. De inbedrijfneming is verboden tot de conformiteit van de machine met de Richtlijn 94/9/EG is vastgesteld. Deze verklaring bevestigt de conformiteit met de genoemde richtlijnen, maar geeft geen garantie betreffende de gesteldheid of de houdbaarheid. De veiligheidsaanwijzingen in de meegeleverde productdocumentatie dienen te worden nageleefd.
Norwegisch
EU konformitetserklæring Produsent:
(i henhold VIII til EUs direktiv 94/9/EU)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Det angitte produktet er i overensstemmelse med forskriftene i følgende europeiske direktiv: 94/9/EU
Direktiv fra EU-parlamentet og rådet for tilpasning av medlemsstatenes rettslige forskrifter for utstyr og beskyttelsessystemer for forskriftemessig bruk i eksplosjonsfarlige områder.
Vi bekrefter det overnevnte produkts konformitet med standardene: Første gangs plassering av CE-merking: Det omtalte produktet er ment for innbygging i en annen maskin for bruk i eksplosjonsfarlige områder i sone 22 med ikke-ledende støv i henhold til EN 60079-10-2 og Direktiv 1999/92/EU. Det er forbudt å ta i bruk inntil konformiteten i denne maskinen er fastsatt ut fra Direktiv 94/9/EU. Denne erklæringen er ingen garanti om egenskaper. Henvisningene i den medfølgende produktdokumentasjonen må overholdes.
PD LD
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 8 von 14
189
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Polnisch
Deklaracja zgodności UE Producent:
(według załącznika VIII dyrektywy EG 94/9/EG)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Wymieniony produkt jest zgodny z przepisami następującej Dyrektywy Europejskiej: 94/9/EG
Dyrektywa Parlamentu Europejskiego i Rady ds. Harmonizacji Przepisów Prawnych Państw Członkowskich dla Urządzeń i Systemów Ochronnych w celu ich użytkowania zgodnego z przeznaczeniem w obszarach zagrożonych wybuchami.
Niniejszym potwierdzamy, że opisany powyżej produkt spełnia następujące standardy: Pierwsze użycie znaku CE: Wymieniony produkt przeznaczony jest do wbudowania w inne maszyny do zastosowania w strefach zagrożonych wybuchem 22 z nieprowadzącymi pyłami według normy EN 60079-10-2 i dyrektywy 1999/92/WE. Nie zaleca się uruchomienia bez stwierdzenia zgodności niniejszej maszyny z dyrektywą 94/9/EG. Niniejsza deklaracja zaświadcza zgodność z wymienionymi dyrektywami, jednak nie stanowi gwarancji o właściwościach lub trwałości produktu. Należy zapoznać się ze wskazówkami bezpieczeństwa zawartych w dołączonej dokumentacji produktu.
Portugiesisch
Declaração de conformidade CE Fabricante:
(segundo o anexo VIII da Directiva CE 94/9)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
O produto especificado está em conformidade com o disposto nas seguintes Directivas Europeias: 94/9/CE
Directiva do Parlamento Europeu e do Conselho relativa à aproximação das legislações dos Estados-Membros sobre aparelhos e sistemas de protecção destinados a serem utilizados em conformidade com as especificações em atmosferas potencialmente explosivas
Certificamos a conformidade do produto supracitado com as seguintes normas: Primeira aposição da classificação CE: O produto supracitado destina-se à instalação noutra máquina para a utilização em atmosferas potencialmente explosivas da zona 22 com poeiras não condutoras em conformidade com a Norma EN 60079-10-2 e a Directiva 1999/92/CE. Não é autorizada a sua colocação em funcionamento enquanto não for verificada a conformidade da máquina com a Directiva 94/9/CE A presente declaração atesta a conformidade com as directivas mencionadas, no entanto, não constitui uma garantia de qualidade ou durabilidade. Respeitar as indicações de segurança da documentação do produto juntamente fornecida. PD LD
190
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 9 von 14
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Russisch
Заявление о соответствии стандартам ЕС Производитель:
(согласно приложению VIII Директивы ЕС 94/9/EG)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Названное изделие соответствует предписаниям следующей директивы ЕС: 94/9/EG
Директива Европейского Парламента и Совета по адаптации правовых предписаний странучастниц на устройства и системы защиты, применяемые во взрывоопасных помещениях.
Подтверждаем соответствие вышеназванного изделия следующим стандартам: Первое нанесение знака CE: Названное изделие предназначено для встраивания в другой механизм для применения во взрывоопасных помещениях зоны 22 при наличии неэлектропроводящей пыли согласно EN 60079-10-2 и Директиве 1999/92/EG. Ввод в эксплуатацию запрещен, пока не будет признано соответствие такого механизма директиве 94/9/EG. Настоящее заявление не является гарантией эксплуатационных характеристик. Соблюдайте рекомендации документации на изделие, входящей в состав поставки. Slowakisch
Prehlásenie o zhode s normami EÚ (v súlade s prílohou VIII Smernice EÚ č. 94/9 /EEC, vrátane všetkých neskorších doplnkov)
Výrobca:
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Uvedený výrobok zodpovedá predpisom nasledovných európskych smerníc: 94/9/EEC Smernica Európskeho parlamentu a Rady o zosúladení zákonných požiadaviek členských štátov týkajúcich sa prístrojov a ochranných systémov, ktoré sú určené na použitie v rámci stanovených predpisov v prostrediach s nebezpečím výbuchu. Potvrdzujeme zhodu horeuvedeného výrobku s normami: Označenie CE bolo prvýkrát uvedené: Uvedený výrobok je určený pre zabudovanie do iného stroja pre nasadenie v priestoroch s nebezpečím výbuchu v zóne 22 s nevodivými prachovými časticami podľa normy EN 60079-10-2 a smernice EÚ č. 1999/92/EEC Uvedenie do prevádky nie je dovolené dovtedy, pokiaľ nebude stanovená zhoda tohoto stroja so smernicou EÚ č. 94/9/EEC. Toto prehlásenie osvedčuje zhodu s uvedenými smernicami, neznamená však záruku vlastností alebo trvanlivosti. Dodržiavajte bezpečnostné pokyny podľa dodanej dokumentácie k výrobku. PD LD
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 10 von 14
191
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Slowenisch
EG- izjava o skladnosti (po dodatku VIII EG smernici 94/9/EG) Proizvajalec:
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Označeni izdelek ustreza predpisom sledečih evropskih smernic: 94/9/EG Smernice Evropskega parlametna in sveta za zakonsko prilagajanje predpisov držav članic za naprave in varovalne sisteme.V eksplozijsko ogroženih področjih velja uporaba ustreznih določil. Potrjujemo skladnost zgoraj navedenega izdelka po normah: Prva navedba CE – oznake: Označeni izdelek je namenjen za vgradnjo v drug stroj za uporabo v eksplozijsko ogroženih področji in to v conah 22 z neprevodnimi vrstami prahu po EN 60079-10-2 ter smernici 1999/92/EG. Uporaba je prepovedana, dokler ni zagotovljena skladnost stroja s predpisi 94/9/EG. Ta izjava potrjuje skladnost z navedenimi direktivami, vendar pa ni garancija za samo sestavo ali garancija za vsebnost. Treba je upoštevati varnostna opozorila priložene dokumentacije produkta.
Finnisch
EU-vaatimustenmukaisuusvakuutus (EU-direktiivin 94/9/EY liitteen VIII mukaan) Valmistaja:
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Kuvattu tuote vastaa seuraavien eurooppalaisten direktiivien vaatimuksia: 94/9/EY
Euroopan Parlamentin ja Neuvoston direktiivi räjähdysvaarallisissa tiloissa käytettäväksi tarkoitettuja laitteita ja suojajärjestelmiä koskevan jäsenvaltioiden lainsäädännön lähentämisestä..
Vakuutamme, että yllä mainittu tuote on seuraavien standardien mukainen: CE-merkintä annettu ensimmäisen kerran: Kuvattu tuote on tarkoitettu asennettavaksi toiseen koneeseen, jota käytetään räjähdysvaarallisissa, sähköä johtamatonta pölyä sisältävissä tilaluokan 22 tiloissa standardin EN 60079-10-2 ja direktiivin 1999/92/EY mukaisesti. Käyttöönotto on kielletty, kunnes koneen on todettu vastaavan direktiivin 94/9/EY määräyksiä. Tämä selostus todistaa, että tuote vastaa mainittuja direktiivejä, mutta se ei ole ominaisuus- tai kestävyystakuu. Tuotteen mukana toimitettavan dokumentaation turvallisuusohjeita on noudatettava.
PD LD
192
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 11 von 14
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Schwedisch
EG-konformitetsförklaring Tillverkare:
(enligt artikel VIII i EG direktiv 94/9/EG)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Den märkta produkten stämmer överens med föreskrifterna i följande europeiska direktiv: 94/9/EG
Direktiv från det europeiska parlamentet och rådet för anpassning av medlemsstaternas rättsliga föreskrifter angående apparater och skyddssystem för användning inom bestämda områden med explosionsrisk.
Vi bekräftar ovan angivna produkts överensstämmelse med standarderna: Första placering av CE-märkning: Den märkta produkten är avsedd att byggas in i en annan maskin för insats i områden med explosionsrisk i zonen 22 med ej ledande damm enligt EN 60079-10-2 och direktiv 1999/92/EG. Idrifttagande är förbjudet fram till dess att denna maskins överensstämmelse med direktiv 94/9/EG har fastställts. Denna förklaring garanterar överensstämmelse med nämnda standarder, men gäller inte som garanti av något slag. Beakta säkerhetsanvisningarna i den medföljande produktdokumentationen.
Rumänisch
Declaraţie de conformitate CE (în conformitate cu anexa VIII directivei CE 94/9/CE) Producător: Adresa:
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Produsul mai sus menţionat corespunde prevederilor următoarelor Directive Europene: 94/9/CE
Directiva Parlamentului European şi a Consiliului cu privire la uniformizarea legislaţiei statelor membre pentru aparate şi sisteme de protecţie cu privire la utilizarea conformă cu scopul de fabricaţie în zone cu pericol de explozie.
Confirmăm conformitatea produsului mai sus menţionat cu următoarele norme: Modul iniţial de montare al simbolului CE: Produsul mai sus menţionat este conceput pentru montarea într-o altă maşină pentru utilizarea în zone cu pericol de explozie zonei 22 cu pulberi neconductibile cu EN 60079-10-2 şi directiva 1999/92/CE. Punerea în funcţiune este interzisă până când se stabileşte conformitatea acestei maşini cu directiva 94/9/CE. Această declaraţie confirmă conformitatea cu directivele menţionate, însă nu reprezintă o garanţie a calităţii sau fiabilităţii. Trebuie respectate indicaţiile de siguranţă din documentaţia livrată cu produsul.
PD LD
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 12 von 14
193
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Bulgarisch
ЕС- декларация за съгласуваност, (съгласно приложение VIII на директива на ЕС 94/9/EG) Производител: Адрес:
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr. 1-15 D-90441 Nürnberg
Обозначеният продукт отговаря на предписанията на следната европейска директива: 94/9/EG
Директива на Европейския парламент и съвет за правно уеднаквяване на нормативните актове на държавите членки за уреди и защитни системи за употреба съгласно предназначението във взривоопасни области.
Ние потвърждаваме съгласуваността на гореспоменатия продукт с нормите: Първоначално поставяне на CE-обозначение: Обозначеният продукт е предназначен за вграждане в друга машина за употреба във взривоопасни области на зона 22 с непроводими прахове, съгласно EN 60079-10-2 и директива 1999/92/EG. Пускането в експлоатация е забранено до тогава, докато се потвърди съгласуваността на тази машина с директива 94/9/EG. Тази декларация удостоверява съответствието с посочените директиви, но не е гаранция за свойствата или трайността. Да се спазват указанията за безопасност от доставената заедно с продукта, продуктова документация. Kroatisch
EZ izjava o sukladnosti Proizvođač:
(u skladu s Prilogom VIII. Direktivi EZ-a 94/9/EZ)
Siemens Aktiengesellschaft Vogelweiherstr.1-15 D-90441 Nürnberg
Ovaj je proizvod usklađen sa specifikacijama iz sljedeće europske direktive: 94/9/EZ
Direktiva Europskog parlamenta i Vijeća o usklađivanju zakonodavstava država članica u odnosu na opremu i zaštitne sustave namijenjene za uporabu u potencijalno eksplozivnim atmosferama.
Potvrđujemo usklađenost gore navedenog proizvoda sa standardima: Prvo postavljanje CE oznake: Navedeni proizvod namijenjen je postavljanju u drugom stroju za korištenje u opasnim područjima zone 22 (neprovodljiva prašina) u skladu sa standardom EN 60079-10-2 i Direktivom 1999/92/EZ. Stroj ne smije biti pušten u pogon dok se ne utvrdi njegova usklađenost s Direktivom 94/9/EZ.Ova izjava potvrđuje usklađenost s navedenim smjernicama.Ona međutim nije jamstvo ni kvalitete ni trajnosti. Obratite pažnju na sigurnosne napomene isporučene zajedno s dokumentacijom o proizvodu.
PD LD
194
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 13 von 14
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
Anlage / Annex
Die EG-Baumusterprüfbescheinigung wurde ausgestellt von der benannten Stelle: The EC-Type Examination Certificate was issued by the notified body: Nr. 0102
PTB, Physikalisch-Technische Bundesanstalt Braunschweig und Berlin Bundesallee 100, D-38116 Braunschweig
EG-Baumusterprüfbescheinigung Nr. / EC-Type Examination Certificate No. PTB 13 ATEX 3022 *) PTB 13 ATEX 3024 *)
CE-Kennzeichnung seit / CE marking since 2012 2012
*) mit allen vorhandenen Ergänzungen und Datenblättern / with all available supplements and data sheets
PD LD
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Copyright (Ó) SIEMENS AG 2014
All rights reserved VQ 1013-7-1412
Seite 14 von 14
195
Kwaliteitsdocumenten C.1 EG-conformiteitsverklaring
196
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bijkomende documenten D.1
D
Handleiding lucht-waterkoeler
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
197
Bijkomende documenten D.1 Handleiding lucht-waterkoeler
Generator/Motor Cooler, QDKR double tube General The cooler is made of 1/2” Copper, Copper-Nickel, Stainless Steel or Titanium primary tubes with a circuit sized for the conditions of the cooling water. The primary tube is inserted in a secondary Copper tube with internal grooves. These grooves will drain any leakage water from the primary tubes. The water is drained out by a clearance between the primary and the secondary tube plate to any type of leakage detection. Luvata can supply different types of leakage detectors (QDKZ-09) which is to be mounted into the cooler via Brass fittings. The pair of tubes are mounted in a bundle of Aluminium or Copper fins. The fins on the tubes give an increased heating surface as to compensate for the low heat transfer coefficient on the air side. Headers can be made of Galvanized Steel, Stainless Steel, Rilsan® Coated Steel or Titanium.
Design Due to requirements of mechanical cleaning, the Coil is fixed in to tube plates with a removable header (integral cover). The header is fitted with partition walls to make the selected cross-flow circuit, relative to the air flow. The header is also equipped with drain- and venting plugs. The tubes are mechanical expanded in to the fins as to give absolute contact between the two materials. The pitch between the fins is selected for the conditions of the air flow. The cooler is designed to withstand vibrations, shock loads and thermal movements. No external load is allowed on the cooler flanges. The cooler fulfills the requirements in PED 97/23/EC. The design is approved by LRS, DNV and BV. For other classification societies contact us for more information.
Cooler Selection Luvata’s computer software shall be used for optimized selection of coolers.
Technical Data
ii*=00
ii*=01
ii*=02
Max. Working Pressure: Design Temperature: Test Pressure:
0,6 MPa 99 ºC 0,9 MPa
0,8 MPa 99 ºC 1,2 MPa
1,0 MPa 99 ºC 1,5 MPa
0,8 MPa 99 ºC 1,2 MPa
1,0 MPa 99 ºC 1,5 MPa
For Stainless Steel and Titanium header: 0,5 MPa Max. Working Pressure: Design Temperature: 99 ºC Test Pressure: 0,75 MPa * ii= Pressure class, according to product code key.
GB
1016024.
198
Technical Description
About Luvata Luvata is the leading international metals supplier of solutions, services, components and materials for manufacturing and construction. Luvata’s solutions are used in industries such as power generation, architecture, automotive, transport, medicine, air-conditioning, industrial refrigeration, consumer products and construction. The company’s continued success is attributed to its longevity, technological excellence and strategy of building partnerships beyond metals. Employing over 7000 staff in 18 countries, Luvata works in partnership with customers such as Siemens, Toyota, CERN, Shaaz, and DWD International.
Subject to alteration.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bijkomende documenten D.1 Handleiding lucht-waterkoeler
Cleaning
PRODUCT CODE KEY
The cooler may be internally cleaned by removal of the headers and using a brush inside the tubes. The brush can be ordered as an accessory, QLKZ-08-aaa-n.
QDKR-aaa-bbb-c-d-e-ff-g-h-ii aaa = Length parallel to tubes (cm): 040-300
Packing
(every 10 mm valid)
The cooler is delivered packed in a wooden case.
bbb = Width perpendicular to tubes (cm): 030-140 (every 50 mm valid)
Material
c = Number of tube rows: 2, 3, 4, 5, 6
Primary Tubes Copper:
Ø 12.7 x 0.65 mm ASTM B68 C12200
Copper-Nickel:
Ø 12.7 x 0.65 mm ASTM B111 C70600
Stainless Steel:
Ø 12.7 x 0.80 mm ASTM A249 TP316L
Titanium:
Ø 12.7 x 0.7 mm ASTM B338 Gr.2
d = Fin pitch (mm): 0=1,8; 1=2,0; 2=2,5; 3=3,0 e = Number of water passes: 2, 4, 6 or 8 (with exceptions) _f = Material combination Primary tube/Secondary tube/Primary tubeplate/Secondary tubeplate/Fins 1f = Copper/Copper/Brass/Aluminium/Aluminium 2f = CuNi (90/10)/Copper/Brass/Aluminium/Aluminium 3f = Titanium/Copper/Titanium/Aluminium/Aluminium 4f = Stainless Steel/Copper/Stainless Steel/Aluminium/Aluminium 5f = Titanium/Copper/Titanium/Brass/Copper 6f = Stainless Steel/Copper/Stainless Steel/Brass/Copper 7f = Titanium/Copper/Titanium/Brass/Tinned Copper 8f = Stainless Steel/Copper/Stainless Steel/Brass/Tinned Copper 9f = Copper/Copper/Brass/Brass/Copper 0f = CuNi (90/10)/Copper/Brass/Brass/Copper
The Secondary Tube is always made of Copper. Tube size Ø 15.0 mm x 1,1 mm Fins Aluminium:
AA 8079-22
Copper:
ASTM B152 C12200
Primary Tube Plate Brass:
ASTM B171 C46400
Stainless Steel:
EN 1.4404/ASTM316L
Titanium:
ASTM B265 Gr.2
f_ = Material in header: f1 = Galvanized Steel, f2 = Stainless Steel f3 = Rilsan® Coated Steel, f4 = Titanium g = Installation type (see attatchment 1): 1 = In-duct installation 2 = Hatch installation, connection inwards 3, 6 = Hatch installation, connection outwards
Secondary Tube Plate EN AW6082-T651 Aluminium: Brass:
h = Connection flange EN 1092-1 type 11 (DIN 2633) ANSI B 16.5 150 lbs 1 = DN 32 6 = 1 1/4” A = DN 40 B = 1 1/2” 2 = DN 50 7 = 2” 3 = DN 65 8 = 2 1/2” 4 = DN 80 9 = 3” 5 = DN 100 0 = 4”
ASTM B171 C46400
Header Galvanized Steel and Rilsan® Coated Steel: P265GH Stainless Steel:
EN 1.4404/ASTM316L
Titanium:
ASTM B265 Gr.2
Bolting
MC6S 12 Fzm ISO 4762 (DIN912) class 8.
Frame work
Steel EN 10142-DX51DZ275
!
ii = Pressure class: 00 = 0,6/0,9 MPa f_=_1 & _3 0,5/0,75 MPa f_=_2 & _4 01 = Pressure class 1: 0,8/1,2 MPa 02 = Pressure class 2: 1,0/1,5 MPa
Our products can be ordered with a variety of accessories as well as with other dimensions and materials than the standard. Contact us for more information.
For more information, please contact: Luvata Söderköping AB, SE-61481 Söderköping, Sweden, Phone +46 121 191 00, Fax +46 121 101 01
Afrikalaan 303, BE-9000 Gent, Belgium Phone +32 9 218 71 30, Fax +32 9 218 71 39
Hietzinger Hauptstrasse 38d/2 AT-1130 Wien, Austria Phone +43 1 81 20 206 Fax +43 1 81 20 250
www.luvata.com
Subject to alteration. 10-04
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
199
200 QDKR g=2 Vertical mounting Hood installation
QDKR g=6 Horizontal mounting Hood installation
QDKR g=1 Vertical mounting Duct installation
QDKR g=3 Vertical mounting Hood installation
Bijkomende documenten
D.1 Handleiding lucht-waterkoeler
Attatchment 1 - Installation type (g)
Subject to alteration.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bijkomende documenten D.1 Handleiding lucht-waterkoeler
Generator/Motor Cooler QLKE, QDKE, QDKR General The Generator/Motor Cooler QLKE, QDKE and QDKR is used for the cooling of air by means of circulating water. The cooler can be installed for either horizontal or vertical airflow. The cooler is equipped with removable headers that allow cleaning inside the cooler. Labelling The rating plate is placed on the connection side of the cooler and indicates the following: • • • • • • • •
GB
User´s Guide Translation of the original instructions
Order number. Product code Max. working pressure. Test pressure. Manufacturer. Year of manufacture. Dry weight. Internal liquid volume.
About Luvata Luvata is the leading international metals supplier of solutions, services, components and materials for manufacturing and construction. Luvata’s solutions are used in industries such as power generation, architecture, automotive, transport, medicine, air-conditioning, industrial refrigeration, consumer products and construction. The company’s continued success is attributed to its longevity, technological excellence and strategy of building partnerships beyond metals. Employing over 7,000 staff in 18 countries, Luvata works in partnership with customers such as Siemens, Toyota, CERN, Shaaz, and DWD International.
1019145. Subject to alteration.
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
201
Bijkomende documenten D.1 Handleiding lucht-waterkoeler
GB Generator/Motor Cooler QLKE, QDKE, QDKR
Safety instructions and Warnings
Operating Pressure • The cooler must only be used in a system that is rated for the max. working pressure MWP (MPa) and the maximum working temperature MWT (°C) specified on the rating plate on the cooler. • The cooler can only be used within the operating values and environments that the supplier has recomended with respect to the gas- and liquid side.
Assembly and connections • The air cooler has to be secured to its location. The fixing points of the cooler are sufficiently stable to carry the dry weight of the cooler and the weight of the liquid in the cooler. • The pipe connections on the heat exchanger must not be subjected to the weight of the connecting pipe system. Or the expansion forces of the pipe system. • Loading and impacts may damage the cooler. • Header bolts should be tightened prior to commissio- ning of the cooler. For tightening torque and the order in which they are to be tightened, see Figure 3, page 6.
• Coolers must be completely drained of water before they are stored to prevent freezing or corrosion damage inside the tubes. Both headers should be dismantled to make sure that the cooler has been completely drained of liquid.
Before commissioning (after storage) Before commissioning tightness of the cooler has to be ensured. Gaskets shall be replaced according to page 6.
Lifting Lifting is done according to label on cooler. Before lifting the cooler: Check that the lifting lugs are well tightened and are not damaged. Check that correct lifting equipment is used and that the lifting hooks are of the right size to fit the lifting lugs.
Cleaning Only use environmentally friendly cleaning agents, which will not damage the heat exchanger.
Quality System Luvata Söderköping AB is certified according to the quality management system ISO 9001:2008 and according to the environment management system ISO 14001:2004.
Subject to alteration.
The connections must be protected against impact, external strain and stress.
Storage For storage longer than a month, the following applies: • Spare coolers or coolers that have been dismantled need a protective cover over their finned surface to prevent personal injury or fin damage, as the finned surface has sharp edges.
Subject to alteration.
General • Read all the maintenance instructions before you begin handling this product. • The cooler shall be installed at a location where it is out of reach of the general public. • Permit only trained persons who have knowledge of the product and appropriate safety precautions to carry out any work on the cooler.
2 WWW.LUVATA.COM
202
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bijkomende documenten D.1 Handleiding lucht-waterkoeler
GB Generator/Motor Cooler QLKE, QDKE, QDKR
Installation
Also see the section safety instructions and warnings, page 2.
Transport The cooler is designed to withstand normal loads during transport. After unloading, carry out a visual inspection to make sure that the cooler hasn’t been damaged during transport. It is very important to examine the finned surface of the heat exchanger. Any transport damage detected must be immediately reported to the shipper and to Luvata Söderköping AB. Make a note of the damage on the consignment note as well.
Installation and pipe connections The cooler must be permanently anchored and located to ensure necessary air supply. The cooler is equipped with lifting lugs. The cooler can be installed for either horizontal or vertical airflow, see Figure 1. The standard cooler is designed with cross-flow water circuit. The direction of the airflow through the coil is therefore insignificant. The supply and return pipes leading to the cooler must be flushed before they are connected to the cooler.
When testing the pressure of the pipe system with cooler connected, the pressure may not exceed the test pressure specified on the rating plate on the cooler. Before commissioning the venting plugs should be loosened, so that existing air in the cooler and pipe system will be removed. In order to avoid that any remaining air in the pipe system stays in the cooler, venting should be done several times during the first period of operation. Adjust the correct water flow. If the flow is too low there is risk of deposits accumulating inside the tubes. If the flow is too high there is risk of erosion. If the QDKR double tube cooler is fitted with a leakage detector, the size G 1/4” upper air venting nipple must be removed to prevent exposing the detector system to an excessive pressure. The leakage detector should be fitted to the lowest nipple. We recommend tightening the header bolts before commissioning the cooler. Torque of bolts and the order in which they are to be tightened, see Figure 3, page 6.
QLKE QLKEg=1 g=1, QDKR QDKRg=1 g=1 Vertical Verticalmounting mounting
QLKE g=2&&4,4 QLKE g=2 QDKR g=2 QDKR g=2 Vertical mounting
QLKE g=3, 5 QLKE g=3, 5 QDKR g=3 QDKR g=3 Vertical mounting
QLKE g=6 QLKE g=6 QDKR g=6 QDKR g=6 Horizontal mounting
Duct installation
Vertical mounting Hood installation
Vertical mounting Hood installation
Horizontal mounting Hood installation
Subject to alteration.
Figure 1. Horizontal and vertical mounting.
WWW.LUVATA.COM 3
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
203
Bijkomende documenten D.1 Handleiding lucht-waterkoeler
GB Generator/Motor Cooler QLKE, QDKE, QDKR
Installation
Also see the section safety instructions and warnings, page 2.
The principal parts of a Generator/Motor Cooler 1. Side panel 2. Finned body 3. Tube plate 4. Connection header 5. Return header 6. Venting plug 7. Drain plug 8. Connection for leak detector
6
4
3
1
8 2
7
8
4 5
Subject to alteration.
Subject to alteration.
Figure 2. The principal parts of the Generator/Motor Cooler.
4 WWW.LUVATA.COM
204
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Bijkomende documenten D.1 Handleiding lucht-waterkoeler
GB Generator/Motor Cooler QLKE, QDKE, QDKR
Maintenance and Service
Coolers taken out of operation If the cooler is drained without being removed from the system, the drain plug should not be refitted since the shut-off valves may leak and refill the cooler with liquid. If the system is inoperative for more than one month, the cooler should be completely emptied and cleaned to prevent corrosion in the tubes (see storage, page 2). Maintenance Contamination on the outside and/or inside of the cooler reduces its cooling capacity. The cooler must therefore be cleaned at regular intervals, depending on the constitution of the air and cooling water. The cooler should be inspected regularly (frequency adapted to cooler operating conditions).
Cleaning the inside of the tubes The cooler can be cleaned internally by temporarily increasing the water flow, by adding a chemical cleaning agent to the liquid (provided that the agent isn’t aggressive to the metals in the cooler) or mechanical cleaning. A cooler with copper alloy tubes can be cleaned chemically with Sulphur amino acid or Potassium hydroxide.
Cleaning the Air Side 1. The finned surface can be cleaned with steam, compressed air or water. Be careful to hold the nozzle perpendicular to the fins and not closer than 150 mm to prevent damaging the fins. 2. The finned surface can also be cleaned with hot water and environmentally compatible detergents. If detergent is used, make sure it does not harm materials constituting the cooler. The finned-tube body may not contain any traces of detergent after cleaning as remaining detergents will bind new dust. If fins are deformed after cleaning, use a fin comb made of Nylon to straighten them. The QLAZ-20 Fin Comb is available as an accessory. Spare Parts Luvata guarantee does not cover costs for coolers that are damaged due to improper installation or freezing. When ordering spare coolers, specify the production number and type number that appear on the data plate of the original cooler.
Mechanical cleaning: 1. Drain the cooler thoroughly and remove it from the motor or generator system, if necessary. 2. Mark the position of the headers to enable correct reassembly, and then remove the headers. 3. Use a QLKZ/QDKZ-08 brush to clean the inside of the finned tubes as you flush them with water. 4. Clean the sealing surface of the headers with ethanol and fit new QLKZ-01 Gaskets according to the instructions in Figure 3, page 6. The gasket is made of selfadhesive EPDM rubber. The U-strip on the partition wall is reusable if it is in good condition.
Subject to alteration.
5. When refitting the headers, note how they are marked and refit them to their proper locations. Tighten according to the pattern in Figure 3, page 6.
WWW.LUVATA.COM 5
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
205
Bijkomende documenten D.1 Handleiding lucht-waterkoeler
GB Generator/Motor Cooler QLKE, QDKE, QDKR
Maintenance and Service
6 4
Fitting the QLKZ-01 Replacement Gasket 1. Rubber gasket, 10 x 2 mm (always to be replaced when dismantling the headers). Fit the rubber gasket so that it borders on the screw holes. Stretch the gasket outward in the corners. The joint at the corners is made with overlapping. 2
s16
s14
s15
2. Rubber U-strip Cut the U-strip angled so that it follows the bending radius of the header. It should extend inward under the gasket.
2
When you refit the headers, tighten the bolts in the order indicated by s1, s2, s3... Tightening torque after mounting: 70 Nm (7kpm). Retightening of torque shall be done at least 24 h after initial mounting of headers: 70 Nm (7kpm).
s13
s11
s12
s7
s8
s3
s4
s2
s1
s5
s6
s9
s10
1
Figure 3. Mounting of gaskets and tightening of bolts (torque 70 Nm) in the order indicated by s1, s2, etc.
!
Our products can be ordered with a variety of accessories as well as with other dimensions and materials than the standard. Contact us for more information.
Hietzinger Hauptstrasse 38d/2 AT-1130 Wien, Austria Phone +43 1 81 20 206 Fax +43 1 81 20 250
www.luvata.com
Subject to alteration.
Afrikalaan 303, BE-9000 Gent, Belgium Phone +32 9 218 71 30, Fax +32 9 218 71 39
10-04
For more information, please contact: Luvata Söderköping AB, SE-61481 Söderköping, Sweden, Phone +46 121 191 00, Fax +46 121 101 01
6 WWW.LUVATA.COM
206
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Index " "Zelfzekerende stroomkring", 95
A Aanbouwdelen, 52 Aandrijfelement, 59 Aandrijving, 24 Aanhaalmomenten, 73 Aardklemmen, 83 Kabelschoen, 83 Rotorblokkering, 41 Schroefverbinding, 179 Aansluitkast, 26, 73, 83, 95 draaien, 78 onderhouden, 141 sluiten, 93 Aansluitleidingen Selectie, 82, 94 Aansluitplan, 94 Aardgeleider Aansluiten, 82 Aardingssysteem gemaasd, 49 Afdichting, 92 Afdichtset, 86 Afdichtvet, 25 Afmetingen voetruimte, 55, 56 Afsluitstop bevestigd, 87, 94 Afvalverwijdering Chemicaliën, 176 Onderdelen, 175 Aluminiumgeleider, 91 Antivriesmiddel, 32 Asstreng, 39 Axiale kracht, 70 Axiale spleet, 67
Buiten bedrijf stellen, 119 Smeren vóór het terug in bedrijf stellen, 119 Wentellager, 120 Bedrijfstype, 27 Beschermingsgraad, 24 Reductie, 64 verhoogd, 25 Beschermleider, 99 Beschermring, 147 Beschermring inbouwen, 150 Bestellen van onderdelen, 157 Bijkomende inrichtingen, 26 Biociden, 32 Boutborging, 179 Brandbare stoffen, 18
C Centreerflens, 68, 69 Condenswater, 62, 116 Contactpersoon, 177 Controles voor de inbedrijfstelling, 101 Corrosiebescherming, 46, 120, 151 verwijderen, 58
D Demontage Aggregaat voor externe ventilator, 144 Machine, 142 Opzetstuk van de behuizing, 153 Walslager, 147 Dempende kern, 49 Derating, 34 Doorsnede buitengeleider, 82 Doorsnede van de aardgeleider, 82 Doorvoer met segmentringen, 85 Draadeindhulzen, 89, 91 Draairichting, 84 Externe ventilator, 96
B
E
Balanceerkwaliteit, 59 Balanceertype, 59 Bedoeld gebruik, 22 Bedrijfsonderbrekingen, 118, 119, 120 Aardingsinrichting as, 119
Elektrische storingen, 123 Elektromagnetische compatibiliteit, 19 Elektromagnetische velden, 20 Explosiegevaar, 21, 44, 143, 144, 146, 158 Opslagtemperatuur, 117, 131
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
207
Index
Overbrugging van de geïsoleerde lager, 116 Reinigen met perslucht, 131 Reserveonderdelen, 157 Stofafzettingen, 131 Stooflaag, 116, 131 Externe ventilator, 35, 145 aansluiten, 96 Draairichting, 96 Inbedrijfstelling, 104 Onderhoud, 139 Testrun, 105 uitschakelen, 121
F Fijnuitlijning, 67 Flensgeometrie, 55 Fundamentkrachten, 65 Fundamentvlakken, 55
G Gehoorschade, 19, 37 Geïnduceerde wervelstromen, 92 Geïsoleerde koppeling, 50 Geïsoleerde lager, 25, 49, 116 Gekwalificeerd personeel, 17 Gelijke-fasefilter, 49 Geluidsemissies, 19, 37 Grenswaarde toerental, 102
H Heringebruikneming, 122 Hoofdinspectie, 133 Hulpaansluitkasten sluiten, 97 Hulpstroomkring aansluiten, 95
I Inhibitoren, 32 Inlegspie, 60 Inschakelen, 106, 118 Inspectie Storingen, 122, 132 Invoer leidingen bevestigd, 87, 94 Invoeren en leggen van de kabels, 86 IP56 (non-heavy-sea), 150
208
Isolatieweerstand, 52, 102, 121, 132 meten, 53 Stilstandverwarming, 55
K Kabel invoeren, 87 Kabelinvoerplaat, 86 Kabelschoenen zonder zijgeleiding, 89 Kabelschroefverbindingen, 88 Kenplaatje, 22 Klemaanduiding, 81 Kleminrichting voor de rotor Verwijderen, 57 Koeling, 24 Koelsysteem Storingen, 124, 126 Koelvermogensverlies, 34 Koelwater, 31 Aansluiten, 71 Controle, 34 vullen en ontluchten, 71 Koelwaterkwaliteit, 31 Koelwatervoorziening, 102 Koppeling, 50
L Laagspanningsrichtlijn, 15 Labyrintring, 148 Lagerdeksel, 147 Lagerisolering, 49, 101 Lagerschild, 147 Lagerstilstandschade, 42 Lagerstromen verminderen, 47 Lakopbouw, 140 Lakschade, 140 Langdurige opslag, 45 Leiding voor de potentiaalvereffening, 48 Leidingsverbindingen, 88 Lekwater, 134 Lekwatersensor, 24 Levering, 39 Lucht/water-koeler Reiniging, 139 Luchtafstand, 90
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Index
M Machine bevestigen, 65 Machine op de werkmachine uitlijnen, 66 neerzetten, 62 Machine-uitvoering, 22 IEC, 22 Materialen, 28 Meer informatie, 177 Met metaal versterkte kabels, 83, 95 Metalen afscherming, 83, 95 Minimale luchtafstanden, 93 Montage Afdichting, 156 Aggregaat voor externe ventilator, 145 Eerste inspectie, 132 Externe lagerafdichting, 151 Labyrintafdichting, 151 V-ring, 150 Walslager, 149 Montage voorbereiden, 51 Motorparameters instellen, 107 Muuroppervlakken, 56
N Naar buiten geleide kabels, 83 Nalakken, 140 Nasmeerinrichting, 25 Inbedrijfstelling, 104 Onderhoud, 134 Vergrendelschakeling, 36 Nasmeerinterval, 139 Nasmeren, 118, 138 Netbedrijf, 24 Noodstop, 122
O Omleggen, 57 Omvormer, 24 Omvormerbedrijf explosiebeveiligde machine, 47 Omvormerdocumentatie, 49 Onderhoud Onderhoudsinterval, 129 Ontstekingsbescherming, 21 Ontstekingsbescherming Ex t, 22 Ontstekingsbeveiligingstype, 157
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Ontstekingsgevaar, 19, 117 Opslag, 43 Opslagplaats, 43 Opslagtemperatuur Controle, 105 Instelwaarden, 105 Optillen, 40, 61 Opzetstuk van de behuizing neerzetten, 155
P Piekspanning omvormer, 98 Polarisatieindex, 52, 102, 121, 132 Polarisatie-index, 54 Positie van hoogfrequente aarding, 48 Positionering, 66 Potentiaalvereffening, 29, 92
R Radiale kracht, 70 Reparatie Eerste inspectie, 132 Reserveonderdelen, 157, 177 Aansluitkast 1XB1621, 163 Aansluitkast 1XB1631, 166 Behuizingen, 159 Hoofdaansluitkast 1XB7730, 167 Hoofdaansluitkast 1XB7731, 168 Hoofdaansluitkast 1XB7740, 169 Hoofdaansluitkast 1XB7750, 170 Hulpaansluitkast 1XB302., 174 Hulpaansluitkast 1XB9014, 171 Hulpaansluitkast 1XB9015, 172 Hulpaansluitkast 1XB9016, 173 Inzet lagerschild, 161 Lagerbehuizinguitvoering, 162 Opzetstuk van de behuizing, 160 Rotor, 159 Stator, 159 Restgevaren, 27 Restriction of certain Hazardous Substances, 178 Richtlijn apparatuur in explosieve omgeving, 16 RoHS, 178 Roterende delen, 18 Rotor, 24 aan hangen, 142 Rotorblokkering, 41, 44, 57 Rotorwikkeling, 24
209
Index
S
U
Schroefkeuze, 65 Service Center, 177 Service op locatie, 177 Spanning door de omvormer, 98 Standaarflens, 68, 69 Statorwikkeling Temperatuurcontrole, 96 Sterkteklasse, 65 Steunvoet, 37 Stilstandverwarming, 36, 118, 119, 120, 134, 144 Inbouw, 158 Isolatieweerstand, 55 Onderhouden, 158 Stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid, 18 Stoorspanningen, 20 Stooruitzendingen, 20 Storingen, 116 elektrisch, 123 Inspectie, 122, 132 Koelsysteem, 124, 126 Mechanisch, 124 Wentellager, 127 Storingsbestendigheid, 20 Systeemeigen frequenties, 38 Systeemresonanties, 38
Uitlijnen, 68 Nauwkeurigheid, 70 Uitrichten, 64, 69 Voorwaarden, 56 Uitschakelen, 121 Stilstandverwarming, 120 Uitzetting van de machine, 67
T Tandemaandrijving, 50 Te hoge toerentallen, 27 Temperatuurcontrole Statorwikkeling, 96 Temperatuurgrenzen, 44 Temperatuurklasse, 36, 119 Testrun, 106 Thermische motorbescherming, 35 Thermische motorbeveiliging, 35 Toepassingsgebied, 21 Toerental, 37 Toerental-koppelverloop, 38 Torsiebelastingen, 39 Transport, 41 Transporteren, 40, 61 Transportschade, 39, 41 Trekontlasting, 86 Trillingswaarden, 38, 107
210
V Veiligheidsaanbevelingen Brandbare stoffen, 18 Onderhoudswerken, 129 Roterende delen, 18 Spanningvoerende delen, 17 Stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid, 18 Warme oppervlakken, 18 Ventilatie, (Zie koeling) Vergrendelschakeling Externe ventilator, 35 Stilstandverwarming, 36 Verhoogde beschermingsgraad, 25 Vermogensplaatje, 23 Vetvoorkamer, 139, 150 Vijf veiligheidsregels, 16 Vorstbescherming, 32, 45, 120 V-ring, 147, 150
W Walslager Montage, 149 Walslagers opnieuw smeren, 103 Wandbevestiging, 56 Warme oppervlakken, 18 Waterkoeler Inspectie, 134 Lekwater, 134 Wentellager Inspectie, 134 nasmeren, 103 Storingen, 127 Wentellagering, 25 Wikkelingstemperatuur Controle, 105 Instelwaarden, 105
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
Index
Z Zwaartepunt, 40, 61
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
211
Index
212
SIMOTICS FD 1MN1 Bedieningshandleiding 03/2015
AB U161_KE_1M.1_Extc_Zone22 AB U725 MANUAL WATERCOOLER QDKR
Siemens AG Process Industries and Drives Postfach 48 48 90026 NÜRNBERG DUITSLAND
www.siemens.com/drives