JAARVERSLAG 2012
Monitoringsysteem Duurzaam Oppervlaktedelfstoffenbeleid Inzet primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011
Een samenwerkingsverband tussen LNE, OVAM en VITO September 2013
1
Documenttitel
Monitoringsysteem Duurzaam Oppervlaktedelfstoffenbeleid, Inzet primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011
Verantwoordelijke uitgever
Jean-Pierre Heirman
Partners
LNE, OVAM, VITO
Coördinatie en eindredactie
LNE
Lay-out en druk
LNE, digitale drukkerij Vlaamse overheid
Foto’s
Erwin Brouwers
Doelstelling
Het Monitoringsysteem Duurzaam Oppervlaktedelfstoffenbeleid brengt in kaart hoe groot de totale inzet aan minerale grondstoffen in Vlaanderen is en in welke mate die wordt ingevuld door Vlaamse primaire delfstoffen, alternatieve grondstoffen en import. Met deze gegevens kunnen zowel het duurzaam oppervlaktedelfstoffenbeleid als het duurzaam materialenbeheer verder aangestuurd worden. Door maximaal gebruik van alternatieve grondstoffen (zoals ‘afvalstoffen’ die terug in de kringloop gebracht worden), wordt de behoefte aan primaire delfstoffen immers ingeperkt, wordt er niet méér ontgonnen dan noodzakelijk en zullen er in de toekomst nog voldoende grondstoffen voorhanden zijn.
Contact
Chris De Groot - Tel. 02 553 03 00 – Email:
[email protected]
Leden van de werkgroep
LNE: Chris De Groot, Renate Schoofs, Jan Van Roo OVAM: Dirk Dedecker, Koen Smeets, Mieke Vervaet VITO: Kris Broos, Peter Nielsen, Toon Smets, Katrien Vounckx
2
Verantwoordelijk per sector
Noot vooraf
Producenten van primaire delfstoffen
LNE & VITO
Producenten van bouw- en sloopafval
OVAM
Producenten van overige alternatieve grondstoffen
OVAM
Producenten van baggerspecie
VITO
Handelaren van primaire delfstoffen
VITO
Stortklaar betonsector
LNE
Betonwarensector
LNE & VITO
Asfaltsector
LNE
Grofkeramische sector
LNE
Aannemerij en overig verbruik
LNE & OVAM
Import/ export (externe gegevens)
VITO
Aan de gegevens kunnen geen rechten worden ontleend. De gebruiker neemt bij toepassing van gegevens uit dit rapport eventuele risico's aan deze informatie en / of interpretatie over. De werkgroep MDO, bestaande uit LNE, OVAM en VITO, heeft de in deze publicatie opgenomen gegevens zorgvuldig verzameld naar de laatste stand van wetenschap en techniek. Desondanks kunnen er onjuistheden in deze publicatie voorkomen. De Vlaamse overheid sluit, mede ten behoeve van degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, iedere aansprakelijkheid uit voor de gevolgen van welk gebruik dan ook van de hierin opgenomen gegevens.
3
Inhoud 1
2
3
4
5
6
7
Inleiding ........................................................................................................................................ 1-6 1.1
Doel van dit jaarverslag ......................................................................................................... 16
1.2
Relatie met voorgaande en volgende rapportages ............................................................... 16
1.3
Opzet van het monitoringsonderzoek ................................................................................... 17
1.4
Opbouw van dit rapport ........................................................................................................ 17
Werkwijze MDO............................................................................................................................. 19 2.1
Begrippen .............................................................................................................................. 19
2.2
Update mailadressenbestand................................................................................................ 19
2.3
Enquêtering ........................................................................................................................... 20
2.4
Studie aannemerij ................................................................................................................. 22
Externe gegevens .......................................................................................................................... 24 3.1
Ontginning van primaire delfstoffen ..................................................................................... 26
3.2
Productie en inzet alternatieve grondstoffen ....................................................................... 29
3.3
Statistieken van de verbruikerssectoren ............................................................................... 33
3.4
Import/ exportstatistieken van primaire delfstoffen ............................................................ 36
Enquête-onderzoek onder producenten en handelaren .............................................................. 44 4.1
Inleiding ................................................................................................................................. 44
4.2
Producenten en handelaren van primaire delfstoffen .......................................................... 44
4.3
Producenten van gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval .................................. 53
4.4
Producenten van bagger- en ruimingspecie.......................................................................... 61
4.5
Producenten van overige alternatieve grondstoffen ............................................................ 64
Enquête-onderzoek onder verbruikers ......................................................................................... 75 5.1
Inleiding ................................................................................................................................. 75
5.2
Algemene resultaten uit de verbruikersenquête .................................................................. 76
5.3
Resultaten per sector ............................................................................................................ 83
Vergelijking aanbod- versus verbruikzijde .................................................................................. 119 6.1
Inleiding ............................................................................................................................... 119
6.2
Primaire delfstoffen............................................................................................................. 119
6.3
Alternatieve grondstoffen ................................................................................................... 125
Import/ export resultaten uit het MDO-onderzoek .................................................................... 129 7.1
Inleiding ............................................................................................................................... 129
7.2
Import in Vlaanderen in 2011.............................................................................................. 129 4
7.3
Export grondstoffen uit Vlaanderen in 2011 ....................................................................... 136
7.4
Samenvatting import/ export primaire delfstoffen ............................................................ 138
8
Algemene conclusie ..................................................................................................................... 140 8.1
Inleiding ............................................................................................................................... 140
8.2
Algemene inzet van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen ............................ 140
8.3
Verbruik per primaire delfstof ............................................................................................. 143
8.4
Import- en exportstromen................................................................................................... 149
8.5
Inzet van alternatieve grondstoffen ................................................................................. 8-152
Referenties ....................................................................................................................................... 8-155 Bijlagen ............................................................................................................................................. 8-158 A.
Lijst van afkortingen ............................................................................................................. 8-158
B.
Algemene enquête ............................................................................................................... 8-160
C.
Lijst van nacebelcodes van aannemerij-activiteiten ............................................................ 8-161
D.
Lijst van betrokken federaties .............................................................................................. 8-163
5
Samenvatting Aanleiding en doelstelling Eind 2009 is het Monitoringsysteem Duurzaam Oppervlaktedelfstoffenbeleid (MDO) opgestart. Het MDO is een monitoringsonderzoek dat in een samenwerkingsverband tussen LNE, OVAM en VITO wordt uitgevoerd, en is gestart in uitvoering van het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan (AOD). Voor u liggen de resultaten van het tweede monitoringsjaar van het MDO (resultaten 2011). Vanaf 2014 (resultaten 2013) zal het onderzoek 2-jaarlijks gebeuren. Het doel van dit monitoringsonderzoek is om op een betrouwbare, gestructureerde en inzichtelijke wijze de benodigde basisgegevens voor een duurzaam delfstoffen- en materialenbeleid te verzamelen. Deze benodigde basisgegevens bestaan uit drie elementen: 1° de behoeftecijfers van primaire delfstoffen, 2° de import- en exportstromen van grondstoffen en 3° de inzet van alternatieve grondstoffen.
Werkwijze Het monitoringsonderzoek bestaat uit een enquêtering van de (Vlaamse) producenten, handelaren en verbruikers van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen. Door zowel producenten en handelaren als verbruikers te bevragen, kunnen de aanbod- en de verbruikzijde in kaart gebracht worden en met elkaar worden vergeleken. De aannemerij vormt een uitzondering onder de verbruikerssectoren. In Vlaanderen zijn namelijk ongeveer 70.000 aannemers actief. Dit grote aantal maakt een volledige enquêtering van alle bedrijven zoals bij de andere sectoren in het MDO onmogelijk. Daarom werd voor de aannemerij een steekproef van bedrijven bevraagd. De resultaten uit de bevraging zijn in het geval van sommige sectoren en/of grondstoffen aan de hand van externe statistieken opgehoogd voor de gehele Vlaamse situatie. In andere gevallen was een ophoging aan de hand van statistieken niet nodig, maar zijn de resultaten wel vergeleken met beschikbare externe gegevens.
Responsresultaten en betrouwbaarheid Van de in totaal 1.786 benaderde relevante bedrijven hebben er 644 deelgenomen aan de enquête. Dit is een absoluut responspercentage van ruim 36%. Natuurlijk zijn er onderling grote verschillen tussen de sectoren. Tabel I geeft de absolute respons weer voor de aanbod- en verbruikzijde. Tabel I: Absolute respons van benaderde bedrijven aan de aanbod- en verbruikzijde Aantal benaderde bedrijven
Absolute
Absolute respons%
Producenten van primaire delfstoffen
61
50
82%
Handelaren van primaire delfstoffen
135
49
36%
Producenten van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Producenten overige alternatieve grondstoffen
201
55
27%
32
31
97%
respons
Aanbodcategorieën
6
Verbruikerscategorieën Stortklaar betonsector
120
39
33%
Betonwarensector
153
63
41%
Asfaltsector
12
12
100%
Grofkeramische sector
14
14
100%
Glasnijverheid Aannemerij
5 890
5 302
100% 34%
Stortplaatsen
26
16
62%
Overig verbruik
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Totaal *
1.786
644
36%
*Het totaal aantal deelgenomen bedrijven komt niet overeen met de som van alle categorieën samen. De reden hiervoor is dat sommige bedrijven in meerdere categorieën thuis horen.
Toch zegt het absolute responspercentage weinig over de volledigheid van de resultaten aangezien sommige bedrijven veel meer produceren, verhandelen of verbruiken dan andere. Belangrijk hierbij is te kijken naar hoeveel de deelgenomen bedrijven samen produceren, verhandelen en/of verbruiken ten opzichte van de totale productie, handel en verbruik. Deze verhouding wordt aangeduid als het dekkingspercentage. Ook bij het dekkingspercentage zijn er onderling grote verschillen tussen de sectoren. Tabellen II en III geven het dekkingspercentage weer voor respectievelijk de aanbod- en verbruikzijde. Tabel II: Dekkingspercentages bij de aanbodzijde Aanbodcategorie
Productie uit de enquête
Totale productie
(ton)
(ton)
Productie primaire delfstoffen binnen Vlaanderen
6.462.605
6.623.075
98%
Productie bouwzand op Belgisch Continentaal Plat
4.101.060
4.101.060
100%
Handelaren Productie van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval AVI-bodemassen AVI-vliegassen e-assen (e-bodem en e-vliegassen en gips van e-centrale) ferroslakken non-ferroslakken (inc. bekalith) gieterijzand Vlakglasscherven Hol glasscherven KSP-glas Slib van natuursteenbewerking
Dekkings%
n.v.t. 4.443.814
12.633.382
35%
Zie paragraaf 4.5.2
100%
Zie paragraaf 4.5.2
100%
Zie paragraaf 4.5.2
100%
Zie paragraaf 4.5.2
100%
Zie paragraaf 4.5.2
100%
Zie paragraaf 4.5.2
100%
Zie paragraaf 4.5.2
100%
Zie paragraaf 4.5.2
100%
Zie paragraaf 4.5.2
100%
Zie paragraaf 4.5.2
67%
7
Tabel III: Dekkingspercentages bij de verbruikzijde Verbruikerscategorie
Vlaamse productiehoeveelheid
Stortklaar betonsector
7.187.475 m
Betonwarensector Asfaltsector
Dekkings%
3
69%
9.626.371 ton
5.597.982 ton
58%
2.862.637 ton
2.862.637 ton
100%
Grofkeramische sector
n.v.t.
onbekend
100%
Glasnijverheid
n.v.t.
onbekend
100%
Aannemerij, stortplaatsen en overig verbruik
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
28.301.453 ton
19.449.808 ton
69%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Gemiddelde van beton- en asfaltsector Gemiddelde van alle verbruikerssectoren
3
Productiehoeveelheid uit de enquêtes 4.995.086 m
Op basis van de behaalde respons kan een betrouwbaar beeld verkregen worden van de productie, aankoop, leveringen en verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen.
Vergelijking aanbod- versus verbruikzijde Na het bekomen van de resultaten van de producenten en handelaren (aanbod van grondstoffen) en de resultaten van de verbruikers (inzet van grondstoffen) kunnen beide zijdes met elkaar vergeleken worden. Immers, in theorie moet de hoeveelheid die door producenten en handelaren werd aangeboden aan verbruikers gelijk zijn aan wat door de verbruikers werd opgegeven als aangekocht van producenten en handelaren. Voor klei en leem worden zeer vergelijkbare resultaten bekomen langs de aanbodzijde en de verbruikzijde. Hier wordt gebruik gemaakt van het gemiddelde van beide cijfers. Bij aanvul- en ophoogzand, bouwzand, grindvervangende granulaten en (gebroken) grind is er een grote discrepantie tussen de aanbodzijde en de verbruikzijde. Voor deze laatste delfstof kan de aanbodzijde als meest betrouwbare resultaat beschouwd worden. Voor de andere delfstoffen wordt de verbruikzijde als meest betrouwbare resultaat beschouwd. Ook voor de gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval en de overige alternatieve grondstoffen wordt er een discrepantie vastgesteld tussen de aanbodzijde en de verbruikzijde. Volgens de MDOwerkgroep kan de aanbodzijde (met uitzondering van asfaltgranulaat voor hergebruik in nieuw asfalt) als het meest betrouwbare resultaat beschouwd worden. Voor uitgegraven bodem en baggerspecie wordt voornamelijk uitgegaan van respectievelijk de cijfers van de bodembeheerorganisaties en van de cijfers van de waterwegbeheerders. Bij de grondstoffen waar voor de aanbodzijde gekozen werd, dienen de resultaten van de aanbodzijde, exclusief de geëxporteerde hoeveelheden, gecombineerd te worden met de rechtstreekse import door verbruikers om de totale inzet in Vlaanderen in 2011 te berekenen. In hoofdstuk 6 wordt de keuze tussen aanbod- en verbruikzijde gemotiveerd aangegeven. De gekozen, meest betrouwbare cijfers uit deze vergelijking, worden verenigd in het conclusiehoofdstuk.
8
Import – export De importstromen worden bepaald door de resultaten van de aanbodzijde en de verbruikzijde met elkaar te combineren. Het gaat hier namelijk om de hoeveelheden grondstoffen die door de verbruikers, handelaren en producenten rechtstreeks van buiten Vlaanderen zijn ingekocht en de hoeveelheden die Vlaamse producenten buiten Vlaanderen hebben ontgonnen of geproduceerd en hebben geïmporteerd. De totale import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011 is per herkomstregio weergegeven in Tabel IV. Tabel IV: Importstromen van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011 Grondstoffen (in Kton)
WA
BR
BCP
DU
FR
NL
NO
VK
Andere OnTotaal bekend
Primaire delfstoffen Aanvul- of ophoogzand
5,7
71,6
Bouwzand
909
0
Strandsuppletie (Gebroken) grind Grindvervangende granulaten
268 2.974
1.375
0,1
4.106
13
1.388
0,2
4
1.127 4
508 0,9
803 31
<1
27
319
0,7
129
Leem Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval
138
60
Betongranulaat
0,3
8.852
10.814 1.127
168
Klei
346
327
1.425
3
68
14
11
2.754 9.461
6
482
Kwartszand*
2
237
435
3
5
Menggranulaat
111
111
Zeefzand Overige alternatieven
0,7
0,7
AVI-vliegassen
26
e-bodemassen
47
e-vliegassen Gips van ecentrale
89
Mijnsteen
70
1
17
Slib van natuursteen
45 281
98
19
5
55
11
19 0,2
8 4
191
55
38
Steenwol Straalgrit
27
192
8
26 47
0,5
Papiervezel Slakken van de ferro industrie
0,1
59
98 8 4
9
Vlakglasscherven
5
5
Andere*
6
6
0,3
12
Bagger- en ruimingspecie 17 29 46 WA: Wallonië; BR: Brussels Hoofdstedelijk Gewest; BCP: Belgisch Continentaal Plat; DU: Duitsland; FR: Frankrijk; NL: Nederland; NO: Noorwegen; VK: Verenigd Koninkrijk Andere: andere herkomst dan bovengenoemde regio’s. * geen accurate gegevens beschikbaar voor deze delfstof. ** andere: breuktegel, kalk
De exportstromen worden bepaald door de resultaten van de aanbodzijde nader te bekijken. Het gaat hier namelijk om de hoeveelheden grondstoffen die door producenten direct buiten Vlaanderen geleverd zijn. De totale export van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen uit Vlaanderen in 2011 is per regio weergegeven in Tabel V. Tabel V: Exportstromen van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen uit Vlaanderen in 2011 Uitgedrukt in Kton
WA
BR
DU
FR
NL
VK
Andere* Onbekend Totaal
Primaire delfstoffen Aanvul- of ophoogzand
13
0,4
13
Bouwzand
23
45
68
Klei
27
14
41
Leem
0
(Gebroken) grind Gerecycleerde granulaten uit b&safval Asfaltgranulaat
206
206
18
Betongranulaat
255
14
269
Menggranulaat
61
12
73
Metselpuingranulaat
2
1
3
Zeefzand van b&safval
27
9
36
18
Overige alternatieven Bagger- en ruimingspecie
2.455
2.455
AVI-bodemassen Slakken van de ferro industrie Slakken van de nonferro industrie
110 400
152
7
16
Vlakglasscherven
20
24
6
114
20
185
Holglasscherven
12
3
1
12
108
136
KSP-glas
72
232
0,1 0,1
5
856 23
0,1
Straalgrit Andere**
110
0,1 5
10
WA: Wallonië; BR: Brussels Gewest; BCP: Belgisch Continentaal Plat; DU: Duitsland; FR: Frankrijk; NL: Nederland; NO: Noorwegen; VK: Verenigd Koninkrijk *Andere: ander afzetgebied dan bovengenoemde regio’s. ** Andere: KSP-glas.
Verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen Op basis van de voorgaande informatie geeft onderstaande tabel een overzicht van het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011. De resultaten moeten met enige omzichtigheid behandeld worden. Tot nu toe betreffen het namelijk cijfers van ‘slechts’ 2 monitoringsjaren (2010 en 2011). Daarnaast bevatten ze een aantal aannames en onzekerheden. Naarmate nog meer gegevens over meerdere jaren beschikbaar worden (waarbij de gegevensverzameling op basis van opgedane ervaring ook voortdurend verfijnd wordt) zullen de resultaten nog meer onderbouwd kunnen worden. In onderstaande tabel wordt het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011 weergegeven. Tabel VI: Verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011 Grondstoffen
% tov totaal
Verbruik in Kton
Primaire delfstoffen van binnen Vlaanderen aanvul- of ophoogzand
1.226
2%
bouwzand
1.892
3%
klei
1.272
2%
kwartszand*
2.785
4%
308
<1%
1.159
2%
0
0%
8.640
12%
346
<1%
10.814
15%
1.127
2%
482
1%
43
<1%
435
1%
(gebroken) grind
2.754
4%
grindvervangende granulaten
9.461
13%
subtotaal
25.461
34%
Totaal
34.101
46%
534
1%
leem (gebroken) grind grindvervangende granulaten subtotaal van buiten Vlaanderen aanvul- of ophoogzand bouwzand Zand voor strandsuppletie klei kwartszand* leem
Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval asfaltgranulaat
11
Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt
667
1%
Betongranulaat (inclusief breekzand)
3.912
5%
menggranulaat
4.548
6%
305
<1%
2.250
3%
12.216
16%
56
<1%
AVI-vliegassen
101
<1%
e-bodemassen
75
<1%
e-vliegassen
204
<1%
gieterijzand
14
<1%
Gips van e-centrale
336
1%
keramiek
5,8
<1%
KSP-glas
21
<1%
222
<1%
55
<1%
1.033
1%
274
<1%
slib van natuursteen
98
<1%
Straalgrit
2,8
<1%
vlakglasscherven
88
<1%
21.818
30%
3.419
5%
zinkassen
12
<1%
Andere**
160
<1%
27.994
38%
metselpuingranulaat zeefzand van bouw- en sloopafval subtotaal Overige alternatieve grondstoffen AVI-bodemassen
mijnsteen papiervezel slakken van de ferro-industrie slakken van de non-ferro-industrie
uitgegraven bodem bagger- en ruimingspecie
subtotaal
Totaal 74.311 100% *: cijfers grotendeels aangeleverd door Sibelco. Aangezien verschillende verbruikssectoren van kwartszand niet zijn bevraagd en zij ook elders hoeveelheden kunnen aankopen, gaat het hier dus om een onderschatting van het verbruik. **andere: breuktegel, kalk, gewassen zand, zand uit rioolkolkenspecie, zand uit veegvuil, steenpuin, filterkoeken, gips van ontzwavelingsinstallatie, restzand, …
In totaal werden in Vlaanderen in 2011 meer dan 74 Mton primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen ingezet. Hiervan zijn 46% primaire delfstoffen en 54% alternatieve grondstoffen, waarvan 16% gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval en 38% overige alternatieven.
Primaire delfstoffen De meest ingezette primaire delfstoffen zijn granulaten (som (gebroken) grind en grindvervangende granulaten) en bouwzand met respectievelijk 13,3 Mton en 12,7 Mton. Het grootste deel van de primaire delfstoffen, namelijk 75%, is afkomstig van buiten Vlaanderen. 25% komt van binnen Vlaanderen. Enkel voor klei en vulzand is het aandeel binnen Vlaanderen groter dan het aandeel van buiten Vlaanderen.
12
Voor elke primaire delfstof is het aandeel van binnen Vlaanderen vergelijkbaar met de ontgonnen hoeveelheden volgens de voortgangsrapporten rekening houdende met de export en de eventuele stocks van de desbetreffende delfstof.
Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval Het totale verbruik van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval in Vlaanderen in 2011 bedraagt meer dan 12,2 Mton. Ten opzichte van 2010 is het verbruik van gerecycleerde granulaten met bijna 1,4 Mton gestegen. Vooral betongranulaat, menggranulaat en zeefzand van bouw- en sloopafval worden in grote hoeveelheden ingezet. Naar metselpuingranulaat is door de geringe mechanische sterkte en door het groter percentage onzuiverheden minder vraag. Bijna alle ingezette gerecycleerde granulaten (99%) zijn geproduceerd in Vlaanderen. Slechts een kleine hoeveelheid (116 Kton) wordt ingevoerd. Deze granulaten zijn afkomstig van mobiele gecertificeerde breekinstallaties, die buiten Vlaanderen ingezet werden, of van Waalse vaste breekinstallaties. De totale productie van gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval binnen Vlaanderen bedraagt 12,6 Mton. 3% (399 Kton) daarvan wordt buiten Vlaanderen ingezet.
Overige alternatieve grondstoffen De belangrijkste alternatieve grondstof is uitgegraven bodem (30% van de totale inzet van grondstoffen), gevolgd door bagger- en ruimingspecie (5%).
Inzet van alternatieve grondstoffen In Tabel VII wordt weergegeven ter vervanging van welke primaire delfstoffen de verschillende alternatieve grondstoffen ingezet worden. Ongeveer 54% van de alternatieve grondstoffen die in Vlaanderen ingezet worden ter vervanging van primaire delfstoffen bestaat uit uitgegraven bodem. Deze wordt voor het overgrote deel ingezet als vulzand en in mindere mate als bouwzand. Een andere grote stroom van alternatieve grondstoffen (30%) ter vervanging van primaire delfstoffen betreft de gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval. Betongranulaat, menggranulaat en metselpuingranulaat worden bijna uitsluitend ingezet ter vervanging van grind. De voornaamste toepassingen zijn funderingen en (onder)funderingen. Ongeveer een derde van het betongranulaat wordt hergebruikt in beton. Asfaltgranulaat wordt hergebruikt in asfalt of gebroken en toegepast als (onder)fundering. Naast (gebroken) grind vervangt het ook bouwzand en bitumen. Bagger- en ruimingspecie maken ongeveer 9% uit van de Vlaamse alternatieve grondstoffen die ingezet worden ter vervanging van primaire delfstoffen. Baggerspecie wordt vooral ingezet als vulzand en in mindere mate als bouwzand. De andere alternatieve grondstoffen samen maken ongeveer 7% uit van de Vlaamse alternatieve grondstoffen die gebruikt worden ter vervanging van primaire delfstoffen. Zoals men in Tabel VII kan zien kunnen deze alternatieven ook ingezet worden ter vervanging van ‘andere’ primaire grondstoffen. Het gaat dan vooral om assen en slakken ter vervanging van kalksteen in de cementproductie. Ook gips van e-centrale werd gemeld ter vervanging van natuurgips. Soms weten verbruikers ook niet welke delfstof het alternatief vervangt. In dat geval werd 'onbekend' ingevuld. 13
Tabel VII: Totale hoeveelheid alternatieve grondstoffen ter vervanging van een delfstof in Vlaanderen in 2011 Alternatieven ter vervanging van: Leem Vulzand
Uitgedrukt in Kton Bouwzand
(Gebroken) grind
Klei
Andere
Onbekend
Totaal
Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Asfaltgranulaat Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt Betongranulaat
100%
534 100%
200
30%
380
57%
247
6%
3.595
92%
4.548
100%
275
90%
30
10%
992
44%
Menggranulaat Metselpuingranulaat Zeefzand van b&s-afval
534
1.103
49%
84
4%
13
23%
24
43%
3
3%
87 16
13%
0%
667 100% 55
1%
3.912 100% 4.548 100% 305 100%
71
3%
2.250 100%
19
34%
56 100%
Overige alternatieve grondstoffen AVI-bodemassen AVI-vliegassen
6 28
e-bodemassen
3%
198
5,6 100%
Keramiek
Papiervezel
101 100% 63%
75 100% 204 100% 14 100%
Vlakglasscherven
Mijnsteen
97%
100%
Gips van e-centrale
KSP-glas
91% 47
6 14
92
37%
e-vliegassen Gieterijzand
6%
6
336 100%
336 100%
88 100%
88 100% 5,6 100%
27%
15 222 100%
73%
21 100% 222 100%
55 100%
55 100%
14
Slakken van de ferro-industrie Slakken van de non-ferro-industrie
73
7%
297
29%
661
64%
145
53%
76
28%
53
19%
Uitgegraven bodem Bagger- en ruimingspecie
2,7
98%
2.567
12%
681
20%
223
1%
98 100%
48
0%
2%
87%
21.818 100%
2.737
80%
3.419 100%
100%
12 100% 160 100%
13%
9.858
25%
2,8 100%
18.980
Andere 5.048
1.033 100% 274 100%
0,05
12
Zinkassen
Totaal
0%
98 100%
Slib van natuursteenbewerking Straalgrit
3
561
1%
103
0%
22.770
57%
1.514
4%
356
1%
160 100% 40.210 100%
15
1 Inleiding 1.1 Doel van dit jaarverslag Voor u liggen de resultaten van het tweede monitoringsjaar van het Monitoringsysteem Duurzaam Oppervlaktedelfstoffenbeleid (MDO). Het MDO is een samenwerkingsverband tussen LNE, VITO en OVAM, dat in 2009 is opgestart en vanaf 2011 onderzoek doet naar de totale behoefte aan primaire delfstoffen, de import- en exportstromen en de hoeveelheden alternatieve grondstoffen die worden ingezet. Waarom is het verzamelen van deze gegevens zo belangrijk? Vlaanderen is een materiaalintensieve regio. Op de lange termijn vormt het beantwoorden aan de behoefte aan minerale grondstoffen voor ons allemaal een uitdaging. Om hieraan invulling te geven, dienen er zich drie bevoorradingsbronnen aan: Vlaamse primaire delfstoffen, geïmporteerde minerale grondstoffen en alternatieve grondstoffen zoals gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval, baggerspecie, assen en slakken. Het Vlaamse beleid streeft ernaar om de beschikbare voorraden op een duurzame manier te beheren. Dit houdt bijvoorbeeld in dat primaire delfstoffen zuinig, doelmatig en optimaal moeten worden aangewend en dat het gebruik van volwaardige alternatieven wordt aangemoedigd1. Dit laatste is bovendien van belang in het kader van het duurzaam materialenbeheer2, waarbij gestreefd wordt naar gesloten materiaalkringlopen. Het voeren van een duurzaam oppervlaktedelfstoffen- en materialenbeleid vraagt inzicht in een reeks basisgegevens, zoals de totale behoefte aan primaire delfstoffen, de import- en exportstromen en de hoeveelheden alternatieve grondstoffen die worden ingezet en beschikbaar zijn. Het doel van dit monitoringsonderzoek is in eerste instantie de beleidsmakers een inzicht geven in bovengenoemde basisgegevens, maar kan daarnaast ook voor de bedrijven een zicht geven op de grondstoffenmarkt waarin zij zich dagelijks begeven.
1.2 Relatie met voorgaande en volgende rapportages Dit onderzoek naar de totale behoefte aan primaire delfstoffen, de import- en exportstromen en de hoeveelheden alternatieve grondstoffen die worden ingezet en beschikbaar zijn, is het tweede onderzoek in de reeks “Monitoringsysteem Duurzaam Oppervlaktedelfstoffenbeleid”. Het eerste onderzoek in de reeks betrof cijfers van het jaar 2010. Het huidige onderzoek betreft cijfers van het 1 De afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen (ALBON) van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) van de Vlaamse overheid is bevoegd voor de voorbereiding en de uitvoering van het beleid met betrekking tot natuurlijke rijkdommen. Het Vlaamse oppervlaktedelfstoffenbeleid wordt geregeld via het decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen d.d. 4 april 2003 (kortweg Oppervlaktedelfstoffendecreet genoemd) en zijn uitvoeringsbesluit VLAREOP d.d. 26 maart 2004. 2
De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) is verantwoordelijk voor de voorbereiding en de uitvoering van het beleid betreffende het duurzaam beheer van afval- en materiaalstromen. De evolutie van een afvalstoffenbenadering naar een integraal ketenbeheer krijgt vorm via het materialendecreet en zijn uitvoeringsbesluit VLAREMA.
16
jaar 2011. Hierna zal het onderzoek 2-jaarlijks gebeuren. Dit moet de administratieve lasten voor de bedrijven en de werkgroep verminderen. Het zal echter nog steeds mogelijk zijn om trends af te leiden uit de opgebouwde tijdreeks aan resultaten. Het volgende onderzoek zal dus uitgevoerd worden in 2014 en cijfers betreffen van het jaar 2013.
1.3 Opzet van het monitoringsonderzoek Net zoals in 2011 bestaat het monitoringsonderzoek uit een bevraging onder de Vlaamse producenten, handelaren en verbruikers van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen. Door zowel de producenten en handelaren als de verbruikers te bevragen kunnen de aanbod- en verbruik zijde in kaart gebracht worden en aan elkaar worden getoetst. Deze manier van bevragen is geïnspireerd op het monitoringsonderzoek in Nederland3, maar is volledig aangepast aan de Vlaamse situatie en richt zich op alle Vlaamse delfstoffen en alternatieve grondstoffen ter vervanging van deze Vlaamse delfstoffen. De resultaten uit de bevraging zijn in het geval van sommige sectoren en/ of grondstoffen aan de hand van externe statistieken opgehoogd voor de gehele Vlaamse situatie. In andere gevallen was ophoging aan de hand van statistieken niet nodig of mogelijk, maar zijn de resultaten wel vergeleken met beschikbare externe gegevens. Voor het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in de aannemerij werd in 2012 een studie uitgevoerd waarbij een representatieve steekproef van aannemers werd bevraagd en de resultaten statistisch verwerkt werden tot Vlaamse statistieken.
1.4 Opbouw van dit rapport Dit rapport is opgebouwd uit drie delen: eerst worden de opgehoogde enquêteresultaten van de aanbodzijde gepresenteerd en daarna die van de verbruikzijde. De Vlaamse inzet van grondstoffen kan namelijk zowel gebaseerd worden op de resultaten die uit de producenten- en handelarenenquête komen als op de resultaten uit de verbruikersenquête. In het derde deel van dit jaarverslag worden de resultaten uit beide delen aan elkaar getoetst, waarna een definitieve uitspraak gedaan kan worden over de inzet van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen. In meer detail is de opbouw van het rapport als volgt: na de samenvatting en de inleiding gaat het tweede hoofdstuk in op de werkwijze van het MDO. Hierin worden gebruikte begrippen uiteengezet, de wijze van enquêtering toegelicht en de actualisatie van het bevraagde bedrijvenbestand beschreven. Het derde hoofdstuk bundelt alle externe statistieken verkregen uit studies, van instellingen en federaties die kunnen helpen een zicht te geven op het verbruik van primaire delfstoffen, import- en exportstromen en de inzet van alternatieve grondstoffen. De enquêteresultaten van de producenten en handelaren worden uiteengezet in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 behandelt vervolgens de enquêteresultaten van de verbruikers. Naast een weergave van de
3
De enquêtes van het MDO zijn in eerste instantie gebaseerd op het rapport uit 2009: rapport Stand van het Zand XIV /
Lint aan het Grind XII (MWH Global).
17
algemene resultaten worden ook de resultaten per sector beschreven. De resultaten uit hoofdstukken 4 en 5 worden in hoofdstuk 6 met elkaar vergeleken, wat vervolgens de basis zal leggen voor de bepaling van de import- en exportstromen die in hoofdstuk 7 worden toegelicht. Tenslotte worden in het concluderende hoofdstuk 8 de definitieve cijfers van de inzet van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011 gepresenteerd.
18
2 Werkwijze MDO 2.1 Begrippen In dit jaarverslag worden meerdere begrippen gehanteerd die extra uitleg verdienen: -
Vlaamse primaire delfstoffen: grondstoffen die afkomstig zijn uit een ontginningsgebied in Vlaanderen. ‘Uitgegraven bodem’ wordt dus beschouwd als een alternatieve grondstof. Voor de delfstoffen afkomstig van buiten Vlaanderen is het niet altijd duidelijk wat de herkomst is. Het kan hier gaan om delfstoffen uit ontginningsgebieden, maar ook om grond die vrijkomt bij infrastructuurwerken. Deze worden in dit onderzoek alle als primaire delfstoffen beschouwd, omdat het juridisch planologische begrip ‘ontginningsgebied’ zoals wij dat in Vlaanderen kennen, buiten Vlaanderen niet altijd bestaat;
-
Grindvervangende granulaten: deze (primaire) grondstoffen zijn beter bekend onder de naam steenslag. Steenslag is gebroken gesteente uit rotsformaties (geen grind). Voorbeelden zijn kalksteen, porfier, zandsteen en graniet.
-
alternatieve grondstoffen: grondstoffen die ingezet worden ter vervanging van primaire delfstoffen. Hieronder vallen bijvoorbeeld gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval, uitgegraven bodem bij allerlei grondwerken en bagger- en ruimingspecie.
In de enquête werden verschillende types bedrijven onderscheiden: -
producent: een bedrijf dat primaire delfstoffen ontgint of alternatieve grondstoffen produceert. Een producent kan daarnaast ook delfstoffen of alternatieve grondstoffen aankopen en verkopen aan derden;
-
handelaar: een bedrijf dat primaire delfstoffen of alternatieve grondstoffen koopt en verkoopt aan derden, maar deze niet zelf ontgint of produceert; verbruiker: een bedrijf dat primaire delfstoffen of alternatieve grondstoffen in zijn bouw- of productieproces inzet.
-
2.2 Update mailadressenbestand Het monitoringsonderzoek richt zich op alle producenten, handelaren en verbruikers van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen. Voor de eerste bevraging in 2010 werd reeds een uitgebreid bedrijvenbestand opgemaakt op basis van verschillende bronnen (federatielijsten, VKBO, overheden, …). Dit bedrijvenbestand werd voorafgaand en tijdens de bevraging van 2011 aangevuld en geactualiseerd waar nodig zodat steeds het meest actuele bestand bekomen werd. In 2011 werden een aantal nieuwe sectoren toegevoegd aan het bedrijvenbestand. Het gaat om de aannemerij, de glassector en de sector stortplaatsen. De aannemerij zet primaire delfstoffen in en produceert en verbruikt alternatieve grondstoffen (vaak uitgegraven bodem). Geschat wordt dat er ongeveer 70.000 aannemerij-bedrijven zijn in Vlaanderen. 19
Voor de aannemerij werd daarom een steekproef van relevante bedrijven geselecteerd om het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in te schatten. Deze selectie van relevante bedrijven werd toegevoegd aan het bestaande mailbestand (zie paragraaf 2.4). De werkwijze voor de aannemerij verschilt dus van de andere sectoren, waar getracht wordt alle relevante bedrijven te verzamelen in het bedrijvenbestand. Voor de producenten van alternatieve grondstoffen die in de glassector verbruikt worden, werden alle verwerkers van glasafval toegevoegd op basis van de milieuvergunningendatabank. De glasproducenten die ovenklare glasscherven verbruiken werden opgevraagd bij de federatie voor de Vlaamse glasindustrie (VGI) en aangevuld op basis van een websearch. Voor de inventarisatie van de sector stortplaatsen werd een lijst opgemaakt van alle bedrijven met een lopende milieuvergunning voor het storten van afvalstoffen. Dit wil zeggen dat zowel de categorie 1-, 2- en 3-stortplaatsen voor het storten van respectievelijk gevaarlijke, niet-gevaarlijke en inerte afvalstoffen, als de monostortplaatsen voor bagger- en ruimingspecie en voor specifieke bedrijfsgebonden afvalstoffen opgenomen werden in het bedrijvenbestand.
2.3 Enquêtering 2.3.1 Algemene enquête De verschillende sectoren – exclusief de aannemerij (zie paragraaf 2.3.3) – werden, net zoals in 2010, bevraagd door middel van een algemene enquête. Deze enquête bestond uit een invulbaar pdfbestand dat, zodra wordt aangegeven tot welke respondentencategorie (producent/handelaar/verbruiker) een bedrijf behoort, de relevante vragen voor de respondent toont. Bij de producenten wordt er gevraagd naar de winning van primaire delfstoffen buiten Vlaanderen die in Vlaanderen worden afgezet4, de productie van alternatieve grondstoffen, de aankopen van grondstoffen en de leveringen van grondstoffen aan andere bedrijven. In de enquête voor de handelaren zijn de vragen met betrekking tot aan- en verkoop van grondstoffen opgenomen. De vragenlijst voor verbruikers gaat verder in op de hoeveelheid en de herkomst van verbruikte primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen. Tenslotte wordt ook de verbruikerscategorie gevraagd (bv. betonproductie, keramische sector, e.d.). De algemene enquête is grotendeels dezelfde gebleven als in 2010. Er zijn slechts enkele minimale wijzigingen doorgevoerd. De definitieve algemene enquête voor 2011 is opgenomen in bijlage B. Op 1 februari 2012 werd deze algemene enquête als invulbaar pdf-bestand per e-mail verstuurd naar alle bedrijven met de oproep mee te werken aan het monitoringsonderzoek. Daarnaast werd in de email doorverwezen naar een website van LNE met meer informatie over het onderzoek en hoe de enquête ingevuld moest worden. Indien er nog meer vragen waren over de enquête, kon er telefonisch contact opgenomen worden met 1700, de Vlaamse infolijn, of kon de vraag gestuurd worden naar een speciaal daarvoor geopend e-mailadres.
4
Er wordt in de enquête niet gevraagd naar ontgonnen hoeveelheden in Vlaanderen, omdat deze cijfers al bij de Vlaamse overheid bekend zijn.
20
2.3.2 Mobiele brekers van bouw- en sloopafval Om een goed zicht te krijgen op de productie en de toepassingswijze van alternatieve grondstoffen die op een werf geproduceerd worden door een mobiele breekinstallatie werd een beknopte enquête opgesteld die telefonisch afgenomen werd. Hierbij werd gevraagd naar de totale productie van alternatieve grondstoffen, het aandeel daarvan dat buiten Vlaanderen geproduceerd werd en per type granulaat en per toepassing de hoeveelheid waarvoor ze ingezet werden.
2.3.3 Aannemerij In tegenstelling tot 2010 werd de sector aannemerij in 2011 wel bevraagd. Dit gebeurde door een extern studiebureau. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar paragrafen 2.4 en 5.3.6 en naar de studie “Aannemerij in Vlaanderen m.b.t. duurzaam beheer van minerale grondstoffen en hun alternatieven” (D’Appolonia Belgium, 2013). De inhoud van de enquête voor de aannemerij komt grotendeels overeen met de algemene enquête zoals besproken in paragraaf 2.3.1. Ze werd echter beperkt tot de vragen die voor de aannemerij van belang zijn. Er werd gevraagd naar de productie van uitgegraven bodem, het verbruik van primaire delfstoffen, het verbruik van alternatieve grondstoffen en de toepassing waarin ze gebruikt werden. Ook de herkomst van de grondstoffen en de afzet van uitgegraven bodem werden gevraagd. In tegenstelling tot de algemene enquête betreft de aannemerij-enquête geen invulbaar pdfbestand. Gezien de beperkte tijd voor de studie werd een speciaal Excel-bestand ontwikkeld om het invullen en het verwerken van de enquête overzichtelijk en beheersbaar te houden.
2.3.4 Betrouwbaarheid van de enquêteresultaten De cijfers in dit rapport zijn met zorg verzameld. Desalniettemin dienen de resultaten, zoals bij elke studie, met enige omzichtigheid behandeld te worden. -
-
Ten eerste zijn er bij de berekeningen keuzes gemaakt voor een bepaalde ophoogmethode of zijn er aannames gemaakt die gevolgen hebben op de uiteindelijke resultaten. Een deel van de gegevens kon niet opgehoogd worden. De gebruikte methodes en aannames worden toegelicht in het rapport. Uiteraard heeft een eventuele onzekerheid bij een bepaald cijfer invloed op alle cijfers die hierop gebaseerd zijn. Ten tweede heeft de MDO-werkgroep ervoor gekozen om de primaire delfstoffen (zoals grind, bouwzand en vulzand) niet in granulometrische klassen te definiëren in de enquête. Deze werden dus aan de interpretatie van de bedrijven overgelaten. Dit kan aanleiding geven tot verschillen in de resultaten.
Dit rapport geeft in de tabellen die betrekking hebben op de enquêteresultaten de exacte cijfers weer die uit de MDO-enquête zijn voortgekomen, dus op de ton ‘nauwkeurig’. De MDO-werkgroep is zich er van bewust dat berekeningen van grondstoffenstromen nooit tot op ton-niveau uitgevoerd kunnen worden. In tegenstelling tot de tabellen zijn in de tekst daarom enkel afgeronde cijfers weergegeven. In het conclusiehoofdstuk met de geëvalueerde en dus definitieve cijfers bevatten de tabellen ook enkel afgeronde getallen.
21
2.4 Studie aannemerij 2.4.1 Inleiding Ter ondersteuning van de bevraging van een complexe sector zoals de Vlaamse aannemerij werd een ad hoc studie uitgevoerd. Met de studie “Aannemerij in Vlaanderen m.b.t. duurzaam beheer van minerale grondstoffen en hun alternatieven” (D’Appolonia Belgium, 2013) werd het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen en de productie van uitgegraven bodem door Vlaamse aannemers in kaart gebracht.
2.4.2 Studie Zoals reeds eerder vermeld, wordt geschat dat er ongeveer 70.000 aannemerij-bedrijven zijn in Vlaanderen. Dit grote aantal maakt een volledige enquêtering van alle bedrijven zoals bij de andere sectoren in het MDO onmogelijk. Uit een analyse van de bedrijfsactiviteiten op basis van gegevens van de Bouwunie en VCB blijkt dat ruim 12.000 van de 70.000 aannemerij-bedrijven een activiteit uitoefenen waarbij Vlaamse primaire delfstoffen of hun alternatieve grondstoffen verbruikt worden. Daarom werd een steekproef van bedrijven getrokken. De selectie van de steekproef gebeurde in enkele stappen. In een eerste stap werden de bedrijven geselecteerd uit de databank van het VKBO (Verrijkte Kruispuntbank voor Ondernemingen) met een NACE-code met betrekking tot aannemerijactiviteiten. Onder 'aannemerij' wordt de groep van bedrijven verstaan die volgende activiteiten uitoefenen: -
ruwbouwwerken van gebouwen (zowel particuliere als overheids- en bedrijfsgebouwen), inclusief metselactiviteiten; grondwerken; wegenis- en infrastructuurwerken (zowel privaat als publiek); werken aan spoorwegen; aanleg van industrieterreinen; aanleg van rioleringen, waterleidingen en andere nutsleidingen.
Een lijst met de NACE-codes die weerhouden werden is weergegeven in bijlage C. Hierin zijn enkel de NACE-codes opgenomen voor aannemerij-activiteiten die als mogelijk relevant werden weerhouden voor verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen en/of productie van uitgegraven bodem. Na deze stap werd er een lijst bekomen met ongeveer 40.000 ondernemingen. Deze ondernemingen werden hierna ingedeeld in 9 subsectoren op basis van de NACE-code en in 3 dimensies naargelang het aantal werknemers. De 9 subsectoren zijn: -
sanering en ander afvalbeheer bouwrijp maken van terreinen metsel- en voegwerken aanleg van wegen en de uitvoering van grote infrastructuurwerken aanleg van ondergrondse leidingen algemene bouwactiviteiten landschapsverzorging afwerkingsactiviteiten gerelateerd aan de bouw waarvoor men zou kunnen vermoeden dat relevante hoeveelheden grondstoffen worden verbruikt overige aannemerij-activiteiten
22
De 3 dimensies zijn: -
ondernemingen met minder dan 5 werknemers ondernemingen met 5 tot 50 werknemers ondernemingen met meer dan 50 werknemers
De 40.000 geselecteerde ondernemingen werden verdeeld over de 27 mogelijke combinaties van subsectoren en dimensies. Daarna werd op basis van websearch nagegaan of de bedrijven relevant zijn voor het MDO en werd getracht per combinatie van subsector en dimensie 50 bedrijven te bekomen om aan te schrijven voor deelname aan de bevraging. Indien er minder dan 50 bedrijven relevant zijn in een subsector-dimensie, werden er uiteraard minder dan 50 aangeschreven. Voor de bedrijven met meer dan 50 werknemers werden alle vermoedelijk relevante bedrijven aangeschreven. We verwachten immers dat de grote bedrijven ook de grootste verbruikers zijn. Op deze manier werden 890 bedrijven aangeschreven. Bedrijven die al deelgenomen hadden aan de algemene MDO enquête werden niet nogmaals aangeschreven. Uit het webonderzoek bleek dat een groot deel van de geselecteerde ondernemingen niet relevant zijn voor het MDO. De nacebel-activiteit van een onderneming kan een verkeerd beeld scheppen van de werkelijke activiteiten en heel wat bedrijven voeren in de praktijk zelf geen werken uit en verbruiken of produceren dus zelf geen grondstoffen, zoals projectontwikkelaars, bouwbedrijven, enz. Ze laten de werken uitvoeren door derden (vb. onderaannemers). Bovendien kunnen er nog bedrijven recent stopgezet zijn, maar waarvan dit nog niet geregistreerd is door het VKBO. Van de ruim 40.000 ondernemingen werd geschat dat ongeveer 12.000 ondernemingen relevant zijn (Tabel 1). Vermoedelijk is dit aantal echter te laag ingeschat, omdat bij webonderzoek vele kleine bedrijfjes die geen website hebben uit de boot vallen. Het aantal relevante ondernemingen is daardoor mogelijk onderschat, waardoor ook het totale verbruik door de aannemerij te laag ingeschat zou kunnen zijn. Tabel 1: Overzicht van het aantal ondernemingen bij de selectie van de steekproef
Aantal vermoedelijke aannemers Aantal relevante aannemers Aantal aangeschreven aannemers
0–4 37.526 10.753 414
Aantal werknemers 5 – 50 2.895 1.462 281
Totaal > 50 253 225 195
40.674 12.441 890
De resultaten van de aannemerij worden meer in detail besproken in paragraaf 5.3.6.
23
3 Externe gegevens Dit hoofdstuk brengt gegevens samen die niet uit de MDO-enquête zijn verkregen, maar afkomstig zijn van instellingen, federaties en studies. Deze gegevens helpen de enquêteresultaten op te hogen naar de gehele Vlaamse situatie of ze te controleren en in perspectief te plaatsen (zie hoofdstuk 4, 5 en 7). De volgende bronnen zijn in dit hoofdstuk weergegeven: Tabel 2: Bronnen en doel van externe statistische gegevens Bron
Cijfers
Ten behoeve van:
Voortgangsrapporten LNE-ALBON
Cijfers over de ontgonnen hoeveelheden in ontginningsgebieden in Vlaanderen
-
Vlaamse overheid – Afdeling Maritieme Toegang en NV Waterwegen en Zeekanaal
Cijfers over de productie van commercieel zand in de Schelde
-
Bekomen van cijfers m.b.t. de zandwinning in de Schelde
FOD Economie – dienst Continentaal Plat
Cijfers over op het Belgisch Continentaal Plat gewonnen, en naar Belgische havens getransporteerd (bouw)zand
-
Bepaling respons productie (bouw)zand op BCP door producenten; Controle import van (bouw)zand vanuit BCP
COPRO en Certipro
Cijfers over de hoeveelheden gecertificeerde gerecycleerde puingranulaten van bouw- en sloopafval (b&s-afval)
-
Vergelijking van enquêteresultaten; Ophoging van het productiegedeelte gerecycleerde puingranulaten uit de enquête
Intrastat
Statistieken over buitenlandse handel – goederenverkeer met andere lidstaten van de Europese Unie
-
Import en export van primaire delfstoffen
BelFirst
Statistieken over omzet en toegevoegde waarden van handelaren in bouwmaterialen
-
Alternatieve methode voor de ophoging van gegevens handelaren
Bodembeheerorganisaties (Grondbank en Grondwijzer)
Cijfers over de inzet van uitgegraven bodem als vervanging van primaire delfstoffen
-
Inschatting en vergelijking inzet uitgegraven bodem in beton- en keramische sector en de aannemerij
Belgische Baksteenfederatie (BBF)
Cijfers over de Belgische baksteenproductie
-
Vergelijking verbruik (deel) keramische sector
PriceWaterhouseCoopers 2000, in opdracht van ANRE
Cijfers over grondstoffenbehoefte in Vlaanderen
-
Vergelijking van enquêteresultaten
Resource Analysis 2006, in opdracht van LNE-ALBON
Cijfers over grondstoffenbehoefte in Vlaanderen
-
Vergelijking van enquêteresultaten
FEDBETON
Cijfers over de Belgische en Vlaamse stortklaar betonproductie
-
Berekening van Vlaamse stortklaar betonproductie; Vlaamse stortklaar betonproductie is gebruikt voor de ophoging van enquêteresultaten stortklaar beton
-
Berekening van Vlaamse stortklaar
PRODCOM
Cijfers over de Belgische stortklaar
-
-
Bepaling respons productie Vlaamse primaire delfstoffen en ophoogfactor; Vlaamse producenten
24
betonproductie -
FEBELCEM
Cijfers over de Belgische cementproductie
-
FEBE
Cijfers over de Belgische betonwarenproductie
betonproductie; Vlaamse stortklaar betonproductie is gebruikt voor de ophoging van enquêteresultaten stortklaar beton Berekening van Vlaamse stortklaar beton- en betonwarenproductie Vlaamse stortklaar beton- en betonwarenproductie is gebruikt voor de ophoging van enquêteresultaten stortklaar beton en betonwaren
-
Berekening van Vlaamse betonwarenproductie; Vlaamse betonwarenproductie is gebruikt voor de ophoging van enquêteresultaten betonwaren
-
BVA
Cijfers over Vlaamse asfaltproductie
-
Vergelijking van enquêteresultaten
Geological Survey of Norway (NGU)
Cijfers over de import van steenslag uit Noorwegen
-
Controle import van steenslag vanuit Noorwegen
Cijfers over de productie en transport van zand en steenslag uit Wallonië
-
Controle van productie en transport van zand en steenslag uit Wallonië
Cijfers over de (geautoriseerde) productievolumes van granulaten en informatie over import vanuit Frankrijk
-
Controle van import van primaire delfstoffen uit Frankrijk
Cijfers over import en export van primaire delfstoffen uit Duitsland
-
Controle van import van primaire delfstoffen uit Duitsland
Tout-venant gewonnen op Engels Continentaal Plat en naar Vlaamse havens getransporteerd
-
Controle van import van zand en grind vanuit het Engels Continentaal Plat
import- en exportcijfers van primaire delfstoffen naar België
-
Controle van import en export van primaire delfstoffen uit UK
-
Institut de Conseil et d'Etudes en Développement Durable (ICEDD)
-
Fédération des industries extractives de Belgique (FEDIEX)
-
Service public de Wallonie, Direction générale opérationnelle de la Mobilité et des Voies hydrauliques
-
Union Nationale des Industries de Carrières et Matériaux de Construction (UNICEM)
-
Direction générale des douanes et droits indirects
-
Bureau de Recherches Géologiques et Minières (BRGM)
-
Bundesanstalt für Geowissenschaften und Rohstoffe (BGR)
-
Statistische Bundesamt Deutschland
The Crown Estate (UK)
-
British Geological Survey (BGS)
-
HM Revenue and Customs
5
5
Tout-venant is de naam van de onbewerkte delfstof die wordt opgebaggerd en bestaat dus over het algemeen uit een mengsel van zand en grind
25
-
MWH B.V.
Productie en import- en exportcijfers van beton- en metselzand en grind uit Nederland
-
Controle van import en export van zand en grind uit Nederland
-
Ministerie van Infrastructuur & Milieu, DG Ruimte en Water
-
CBS, Planbureau voor de Leefomgeving, Wageningen UR
-
SBV Zand en Grind Vlissingen, Van Nieuwpoort Groep Rijkswaterstaat
-
Nederlandse organisatie voor toegepastnatuurwetenschappelijk onderzoek (TNO)
ARCADIS 2009, in opdracht van LNEALBON
Cijfers en informatie over import van primaire delfstoffen naar Vlaanderen tot 2006
-
Import: overzicht van te raadplegen bronnen over import van primaire delfstoffen naar Vlaanderen
D´Appolonia 2013, in opdracht van LNE & OVAM
Cijfers en informatie over productie uitgegraven bodem en inzet grondstoffen door de aannemerij
-
Inschatting en vergelijking verbruik van primair delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de Vlaamse aannemerij
3.1 Ontginning van primaire delfstoffen 3.1.1 Voortgangsrapporten Vlaanderen kent de specifieke bestemming ‘ontginningsgebied’ in de ruimtelijke bestemmingsplannen. De jaarlijkse hoeveelheden delfstoffen die in deze ontginningsgebieden worden ontgonnen (d.i. de productie van Vlaamse primaire delfstoffen) moeten, conform de VLAREM-reglementering, door de ontginners jaarlijks gerapporteerd worden aan LNE-ALBON. Dit gebeurt in de voortgangsrapporten. In Tabel 3 worden de ontgonnen hoeveelheden van 2000 tot en met 2011 gerapporteerd. De voorbije jaren is er een dalende trend van de ontgonnen hoeveelheden primaire delfstoffen vast te stellen. Deze daling is vooral uitgesproken voor vulzand. Voor deze delfstof kan men stellen dat er relatief veel volwaardige alternatieven beschikbaar zijn onder de vorm van opportuniteiten uit grondverzet en baggerspecie (zie respectievelijk paragrafen 3.2.2 en 4.4.3). Voor klei & leem en bouwzand kan men het laatste jaar zelfs een lichte stijging vaststellen ten opzichte van 2010. Tabel 3: Ontgonnen hoeveelheden in Vlaamse ontginningsgebieden van 2000 tot en met 2011 Kton\jaar
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Vulzand
3.604
1.948
2.623
1.455
996
1.267
882
1.292
1.509
1.872
1.326
1.132
Bouwzand
5.080
4.366
4.024
3.254
3.200
3.300
3.025
2.860
2.566
2.203
1.821
2.012
Klei & Leem
3.092
2.103
2.028
2.358
2.304
2.435
2.681
2.277
1.634
1.584
1.425
1.549
Kwartszand
3.970
4.031
3.798
3.383
3.937
3.815
3.500
3.678
3.810
2.784
2.792
2.785
Grind
6.889
6.373
5.990
4.673
4.282
4.921
4.583
3.376
2.630
1.576
1.272
1.136
Totaal 24.633 20.822 20.465 15.123 14.720 15.859 14.671 13.483 14.238 10.019
8636
8.614
26
3.1.2 Ontginning en inzet van kwartszand door Sibelco Aangezien Sibelco in Vlaanderen de enige producent is van kwartszand, kan de verwerking van de enquêteresultaten niet de vertrouwelijkheid bieden die is gewenst. Sibelco wenst dan ook niet deel te nemen aan de enquête. Wel waren zij bereid tot een tekstuele deelname aan het jaarverslag m.b.t. behoefte, import-export en inzet alternatieve grondstoffen ter vervanging van kwartszand.
Ontginning in en buiten Vlaanderen Op basis van de voortgangsrapporten blijkt dat er in Vlaanderen in 2011 in totaal 2.785 Kton kwartszand werd ontgonnen door Sibelco. Op basis van de door Sibelco beschikbare en gekende gegevens wordt slechts een verwaarloosbare hoeveelheid kwartszand van buiten Vlaanderen in Vlaanderen afgezet. Het betreft hoofdzakelijk kwartszand vanuit Nederland dat sporadisch in Vlaanderen wordt afgezet. Het zou gaan om ca. 10 Kton (of minder)6 per jaar.
Export Kwartszand is een hoogwaardige grondstof die gebruikt wordt in specifieke en hoogwaardige toepassingen. Al het ontgonnen kwartszand in Vlaanderen wordt in het productieproces in Vlaanderen verwerkt. De bewerkte kwartsproducten met hoge toegevoegde waarde gaan de hele wereld rond. De voorbije jaren wordt een sterke stijging van de vraag naar hoogwaardige zanden met een laag ijzeroxide gehalte waargenomen. Deze zanden worden gebruikt in innovatieve architecturale toepassingen, solarglas, …en worden eveneens hoofdzakelijk in België afgezet.
Inzet van alternatieve grondstoffen Afvalglas dat gerecycleerd wordt, is het belangrijkste alternatief voor kwartszand. Hierbij moet opgemerkt worden dat slechts een beperkt percentage afvalglas (glasscherven) als grondstof voor de glasindustrie verwerkt kan worden in de productie van glas. De kwaliteitseisen voor glas (bouw, automobiel, spiegels, …) zijn immers zeer hoog. Het is tevens van groot belang dat de glasscherven van goede kwaliteit zijn. In het ketenproject vlakglas dat momenteel wordt uitgevoerd binnen het Vlaams Materialenprogramma wordt veel aandacht besteed aan randvoorwaarden en oplossingen voor het sluiten van de glasketen. Volgens informatie van Sibelco kan op dit ogenblik gemiddeld genomen maximaal ca. 22% gerecycleerd glas verwerkt worden in de vlakglasindustrie. Voor de holglasindustrie zou dit oplopen tot 90%. Voor de hoogwaardige glastoepassingen zoals glas met hoge transmissiviteit, solarglas, innovatief architecturaal glas, … zijn momenteel nog geen alternatieve grondstoffen ter beschikking. Hiervoor zijn primaire delfstoffen vereist. Enkel deze laten de industrie toe om tegemoet te komen aan de hoge toekomstige levens- en kwaliteitsstandaarden. De Vlaamse producenten van glas (vlakglas en glas voor zonnetoepassing) verbruiken echter wel glasscherven van eigen productie-uitval en gebruiken op die manier minimaal 35% gerecycleerde glasscherven. Meer cijfers over de productie en de inzet van gerecycleerd glas in Vlaanderen zijn respectievelijk terug te vinden in subhoofdstuk 4.5 (producenten van overige alternatieve grondstoffen) en paragraaf 5.3.5 (glasnijverheid). 6
De 10 Kton moet niet gezien worden als een totale import van kwartszand. Dit betreft enkel de import door Sibelco. Aangezien de meeste verbruikers van kwartszand in dit onderzoek niet bevraagd zijn kan de import hoger liggen. Dhr. Koopmans van MWH denkt dat dit cijfer zeker een onderschatting is en schat dat 100 Kton kwartszand alleen al uit Nederland wordt geëxporteerd naar Vlaanderen (Koopmans, 2010).
27
Inzet Sibelco heeft in 2011 ca. 2.785 Kton kwartszand ontgonnen in Vlaanderen. Zoals eerder vermeld wordt al het in Vlaanderen ontgonnen kwartszand in Vlaanderen verbruikt in het productieproces. Voor 2011 bedraagt de inzet dus ca. 2.785 Kton.
3.1.3 Zandwinning in de Schelde Zoals in paragraaf 3.1.1 is vermeld, worden de hoeveelheden Vlaamse primaire delfstoffen die ontgonnen worden in ontginningsgebieden gerapporteerd in voortgangsrapporten aan LNE-ALBON. De commerciële zandontginningen in de Schelde worden gerapporteerd aan de waterwegbeheerders. De afdeling Maritieme Toegang en de NV Waterwegen en Zeekanaal van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken zijn bevoegd voor het beheer van het Vlaamse gedeelte van de Schelde. Om de toegankelijkheid van de Scheldehavens en de bevaarbaarheid van de Schelde te waarborgen, is een constant onderhoud door middel van baggeren van de vaargeul van de Schelde noodzakelijk. Door zandwinning toe te laten, wordt er op een duurzame manier constant bergingscapaciteit gecreëerd. Het is echter eveneens van groot belang dat erop toegekeken wordt dat er jaarlijks niet meer zand wordt gewonnen dan wat er jaarlijks wordt gestort. Dit zou immers leiden tot instabiliteit van de aanpalende slikken, schorren en oeververdediging. Deze zandwinningen kunnen dus gezien worden als een noodzakelijke actie voor het onderhoud van de waterweg. In 2011 werd in totaal in de Schelde bijna 2 miljoen m³ of 3,4 Mton zand gewonnen. Slechts een beperkt deel van dit zand wordt afgezet in Vlaanderen.
3.1.4 Winning op het Belgisch Continentaal Plat De jaarlijkse hoeveelheden delfstoffen die op het Belgisch Continentaal Plat worden ontgonnen, moeten door de ontginners gerapporteerd worden aan de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. In totaal werd in 2011 2,902 miljoen m³ of 4,9 Mton delfstoffen op het Belgisch Continentaal Plat ontgonnen. Het gaat hierbij uitsluitend om (bouw)zand. Van deze totale hoeveelheid werd 1,563 miljoen m³ rechtstreeks afgezet in Vlaamse havens, 0,663 miljoen m³ of 1,127 Mton werd gebruikt als strandsuppletie aan de kust, 0,671 miljoen m³ werd in eerste instantie afgezet buiten Vlaanderen (Brussel, Wallonië, Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) en van 0,006 miljoen m³ werd de afzet niet opgegeven. Op basis van gesprekken met de sector bleek dat bepaalde hoeveelheden zeezand die in eerste instantie buiten Vlaanderen werden afgezet alsnog hun weg vonden naar Vlaanderen. De totale hoeveelheid zeezand afgezet in Vlaanderen zal dus uiteindelijk hoger liggen dan het hierboven vermelde cijfer.
28
3.2 Productie en inzet alternatieve grondstoffen 3.2.1 Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval Voor het gebruik van gerecycleerde granulaten afkomstig van b&s-afval is geen grondstofverklaring vereist. Gerecycleerde granulaten moeten wel voldoen aan artikel 2.3.2.1 en 2.3.2.2 van VLAREMA en moeten gecertificeerd worden overeenkomstig het eenheidsreglement goedgekeurd bij ministerieel besluit. Het eenheidsreglement werd op 25 juli 2011 door de minister goedgekeurd en is vanaf 23 november 2011 van kracht. Het eenheidsreglement heeft zowel betrekking op het acceptatiebeleid, de productie van gerecycleerde granulaten als op de afvoermodaliteiten van de gerecycleerde granulaten. Het is gebaseerd op zelfcontrole met een externe keuring door een certificatie-instelling. De enige erkende certificatie-instellingen die de certificatie van de gerecycleerde granulaten overeenkomstig het eenheidsreglement kunnen uitvoeren zijn COPRO en Certipro. In 2011 werden in Vlaanderen door COPRO 10,8 Mton gerecycleerde granulaten gecertificeerd en door Certipro 1,1 Mton (Tabel 4). Dit geeft voor 2011 een totaal van 12 Mton geproduceerde gerecycleerde granulaten overeenkomstig het eenheidsreglement. Dit is een toename van ongeveer 1,6 Mton ten opzichte van 2010. Door COPRO werd in 2011 ook nog 0,2 Mton gerecycleerde granulaten gecertificeerd in Wallonië. Het gaat om 2% van de totale productie onder het COPRO-keurmerk. De 3 productievestigingen in Wallonië betreffen vaste locaties en bevinden zich in de provincies Luik Henegouwen en WaalsBrabant. Er bevinden zich geen vaste locaties in Brussel. De Waalse productiehoeveelheden zijn niet opgenomen in Tabel 4. Het MDO behandelt immers enkel de Vlaamse productie van grondstoffen. In het COPRO activiteitenrapport is de Waalse productie mee opgenomen in het totaal van 11,1 Mton. Bij Certipro zijn er geen productievestigingen (vaste locatie) die buiten Vlaanderen gelegen zijn. Het eenheidsreglement maakt een onderscheid tussen de certificatie van gerecycleerde granulaten op een vaste locatie en de certificatie van puingranulaten geproduceerd door een mobiele installatie op een bouw- of sloopwerf. Bij deze laatste wordt puin van een bepaalde bouw- of sloopwerf ter plaatse verwerkt tot granulaten en mag er geen puin aangevoerd worden van andere locaties dan de betreffende werf. In 2011 werden er door COPRO en Certipro 10,2 Mton (85%) gerecycleerde granulaten op een vaste locatie geproduceerd en 1,7 Mton (15%) door een mobiele breker op een bouw- en sloopwerf. Dit is ongeveer hetzelfde percentage als in 2010 (9,1 Mton (87%) – 1,4 Mton (13%)). Naast de productie van asfaltgranulaat onder het eenheidsregelement, certificeert COPRO bijkomend asfaltgranulaten voor het gebruik in de productie van nieuw asfalt. Deze granulaten worden niet onder het eenheidsreglement gecertificeerd omdat ze opnieuw in dezelfde toepassing worden gebruikt, namelijk voor de productie van nieuw asfalt. Ze hebben dus nooit het statuut van 'afvalstof' gehad. COPRO certificeerde in 2011 0,9 Mton asfaltgranulaten voor gebruik in nieuw asfalt. Hiervan wordt 0,6 Mton geproduceerd in Vlaanderen. Ten opzichte van 2010 is dit een toename van bijna 30% (op Belgisch niveau). Volgens COPRO is deze toename van de productie en verbruik van asfaltgranulaat voor gebruik in de productie van nieuw asfalt volledig in verhouding met de gestegen productie van asfaltmengsels. Voor 2012 verwacht COPRO een daling van de hoeveelheden asfaltgranulaat voor gebruik in nieuw asfalt. Met de geleidelijke invoering van SB 250 versie 2.2 zal o.a. het hergebruik van asfaltgranulaat in de toplagen stilaan verdwijnen.
29
In 2011 werden er dus in totaal 12,6 Mton granulaten in Vlaanderen op de markt gebracht afkomstig van het breken van bouw- en sloopafval door Vlaamse bedrijven. Voor het merendeel van deze granulaten kan uit de gegevens van COPRO en Certipro ook een onderscheid gemaakt worden in het type gecertificeerd granulaat. Deze gegevens worden gebruikt voor het ophogen van de enquêtegegevens. Tabel 4: De totale geproduceerde hoeveelheden per type gerecycleerd puingranulaat van de certificatie-instellingen COPRO en Certipro in Vlaanderen in 2011 Hoeveelheid in ton
COPRO – vast
COPRO – werf
Certipro – vast
Certipro – werf totaal
%
Asfaltgranulaat
449.496
94.706
16.276
2.680
563.158
4%
Betongranulaat
3.056.312
737.804
340.587
94.668
4.229.371
33%
Menggranulaat
3.412.125
449.817
274.353
36.243
4.172.538
33%
277.798
33.206
311.004
2%
1.841.112
225.999
222.532
2.304.881
18%
214.179
48.289
126.888
389.356
3%
9.251.022
1.589.821
980.636
148.829 11.970.308
95%
Vast (ton – %):
10.231.658
85%
Werf (ton – %):
1.738.650
15%
Metselpuingranulaat Zeefzand Andere Totaal onder eenheidsregl.:
Afaltgranulaat voor nieuw asfalt Totaal:
663.074 9.914.096
1.589.821
980.636
15.238
663.074
5%
148.829 12.633.382
100%
Bij deze cijfers moet opgemerkt worden dat een deel van het puin dat in Vlaanderen verwerkt wordt tot gerecycleerde granulaten afkomstig is van de bouw, sloop, ontmanteling en renovatie van bouwen infrastructuurwerken die niet in Vlaanderen gelegen zijn. Zo wordt in Vlaanderen naar schatting 1 tot 1,5 Mton bouwpuin uit het Brussels gewest verwerkt aangezien er in Brussel geen vergunde puinbrekers zijn. De regio van herkomst van het puin wordt bij de acceptatie door de brekers en door de certificatie-instellingen niet systematisch geregistreerd. Exacte cijfers kunnen daarom niet gegeven worden. Door samenvoeging en categorisering van de COPRO- en Certipro-gegevens met betrekking tot het type granulaat komt men tot de verdeling die in Tabel 4 wordt weergegeven. Het zeefzand van asfalt werd mee ingedeeld bij het asfaltgranulaat. Deze hoeveelheid is zeer beperkt. Voor dit product zijn er in de standaardbestekken geen toepassingen voorzien, waardoor de afzetmarkt ervoor beperkt is tot deze van de privé-werken. Het asfaltgranulaat dat onder het eenheidsreglement wordt gecertificeerd omvat ook een deel 'teerhoudend asfaltgranulaat', in VLAREMA gedefinieerd als 'asfaltgranulaat dat bij gebruik van de pak-spray-test een gele verkleuring vertoont'. Dit asfaltgranulaat mag niet vrij in gelijk welk werk gebruikt worden overeenkomstig art. 5.3.3.4 van VLAREMA. Het mag enkel op koude wijze gebruikt worden in geïnventariseerde werken van minstens 1.500 m³ in een fundering die bestaat uit asfaltcement. Bij de certificatie-instellingen wordt er bij het doorgeven van de productiehoeveelheden geen onderscheid gemaakt tussen het niet-teerhoudend en het teerhoudend asfaltgranulaat. In 2011 30
waren er 9 producenten die over een COPRO-certificaat beschikten voor teerhoudend asfaltpuin. Deze 9 producenten brachten samen ongeveer 0,15 Mton asfaltgranulaat op de markt. COPRO schat het aandeel teerhoudend asfaltgranulaat op maximaal 10 à 15%. De hoeveelheid gecertificeerd teerhoudend asfaltgranulaat wordt daarom geschat op maximum 0,02 Mton. Een belangrijke randopmerking is dat de vraag naar bepaalde gerecycleerde granulaten kan variëren in de tijd en van streek tot streek. Gerecycleerde granulaten worden dikwijls ingezet in grote infrastructuurwerken. Deze zijn locatiegebonden en beperkt in de tijd. Om die reden kan er een discrepantie zijn tussen vraag en aanbod en is er op de ene plaats een overaanbod en op de andere plaats een tekort aan een bepaald product. Het is vooralsnog moeilijk in te schatten wat de invloed zal zijn van de veranderende wetgeving op de productie en dus het aanbod van gerecycleerde granulaten. Het eenheidsreglement werd pas van kracht vanaf 23 november 2011 en heeft voornamelijk de bedoeling de kwaliteit van de gerecycleerde granulaten te verhogen. Door de invoering van de subafdeling 5.2.2.4bis in Vlarem (besluit Vlaamse regering van 23 december 2011 – van kracht op 31 maart 2012) kan onder bepaalde voorwaarden een klasse 3-melding volstaan voor het breken van puin met een mobiele installatie op een bouw- en sloopwerf. Het is niet duidelijk of deze vereenvoudiging in de vergunningsprocedure zal leiden tot een groter aandeel van de productie van gerecycleerde granulaten op een bouw- en sloopwerf ten opzichte van de productie op een vaste locatie. De invoering van het webgebaseerd informatiesysteem voor mobiele brekers zoals voorzien in het eenheidsreglement zal het illegaal breken van puin moeilijker maken en kan een invloed hebben op de totale productie aan gerecycleerde granulaten onder het eenheidsreglement. Ten slotte zal het BENOR-keurmerk voor de certificatie van hoogwaardig betongranulaat voor gebruik in beton van 23 oktober 2012 het gebruik van betongranulaten in hoogwaardige toepassingen doen stijgen. Dit zal nauw opgevolgd worden in de volgende MDO jaarverslagen. Figuur 1: Evolutie van de geproduceerde gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval (COPRO&Certipro)
14 12
8
gecertificeerde gerecycleerde granulaten
6
gecertificeerd asfaltgranulaat voor hergebruik in nieuw asfalt
4 2 2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
0 1997
miljoen ton
10
31
3.2.2 Uitgegraven bodem Naast de ontginning van primaire delfstoffen in Vlaanderen en op het Belgisch Continentaal Plat en de zandwinningen in de Schelde worden er ook grote hoeveelheden ‘grond’ uitgegraven buiten ontginningsgebieden. De gegevens met betrekking tot deze uitgravingen en het gebruik van uitgegraven bodem buiten ontginningsgebieden worden verzameld door de bodembeheerorganisaties. In Vlaanderen zijn er twee bodembeheerorganisaties actief: de vzw Grondbank en de vzw Grondwijzer. De beschikbare gegevens bij beide bodembeheerorganisaties zijn tot op heden de meest volledige inventarisatie van uitgravingen en gebruik van uitgegraven bodem in Vlaanderen. De gegevens uit de databanken zijn gebaseerd op de grondstromen van 1 januari tot 31 december 2011. Op basis van de databanken van beide bodembeheerorganisaties werd tussen 1 januari en 31 december 2011 ca. 12,7 miljoen m³ of 21,6 Mton bodem uitgegraven. Hiervan werd ca. 5,9 miljoen m³ of 10,0 Mton (46%) hergebruikt op de plaats van uitgraving. Ca. 6,8 miljoen m³ (54%) of 11,6 Mton is vrijgekomen voor gebruik op andere bestemmingen. De gegevens van erkende tussentijdse opslagplaatsen (TOP’s) en centra voor grondreiniging (CGR’s) zijn niet opgenomen in de databank. De bodembeheerorganisaties schatten deze grondstroom op jaarbasis op ca. 0,9 miljoen m³ of 1,6 Mton voor de door de bodembeheerorganisaties gecertificeerde TOP’s en CGR’s. Samen is dit 13,6 miljoen m³ of 23,2 Mton. De uitgravingen van minder dan 250 m³ zijn hierin niet opgenomen. Uitgegraven bodem werd in 2011 voornamelijk gebruikt als alternatief voor vulzand (74-91%) en in mindere mate bouwzand (2-20%). Slechts een beperkt deel (minder dan 1%) werd gebruikt voor hoogwaardigere toepassingen in een productieproces (bijvoorbeeld de aanmaak van zandcementmengsels of grondstof voor de grofkeramische industrie). Een overzicht wordt gegeven in onderstaande tabel. Tabel 5: Verschillende toepassingen en hoeveelheden uitgegraven bodem 2011
2010 Uitgegraven bodem
m³
ton
m³
ton
6.572.271
11.172.861
8.900.694
15.131.180
Alternatief voor vulzand – Erkende TOP´s en CGR´s
995.168
1.691.786
933.111
1.586.289
Alternatief voor vulzand – categorie ‘stortplaatsen’
-
-
253.983
431.771
2.583.943
4.392.703
2.372.197
4.032.735
-
-
156.250
265.625
291.451
495.467
157.316
267.437
25.486
45.875
39.350
66.895
1.615.134
2.745.728
820.397
1.394.675
Alternatief voor vulzand – diverse categorieën
Alternatief voor vul- of bouwzand – (verdeelsleutel ongekend) Alternatief voor bouwzand – diverse categorieën Alternatief voor bouwzand – categorie ‘productieprocessen, toegepast in betoncentrales’ Alternatief voor leem en klei - categorie ‘productieprocessen, productie van dakpannen of bakstenen’ Opvullen van groeves en graverijen*
* Dit wordt niet beschouwd als een alternatief voor primaire delfstoffen. De uitgegraven bodem die hiervoor gebruikt wordt, is bouwtechnisch van minderwaardige kwaliteit en kan niet gebruikt worden als alternatief voor vulzand of bouwzand in werken. Bovendien is het beleidsmatig geen optie om ontginningsgebied voor een delfstof te voorzien die
32
gebruikt zou worden om elders een ontginningsput op te vullen. De uitgegraven bodem in deze toepassing vervangt dus geen delfstof.
3.2.3 Productie en inzet van zinkassen Bij de pyrometallurgische productie van zink, koper en lood te Overpelt, Lommel, Balen, Rotem (Vlaanderen) en Budel (Nederland) in de periode 1890-1974 werden zinkassen, moffelscherven en loodslakken geproduceerd. Deze assen en slakken werden gedurende een periode van 50 jaar in de provincies Antwerpen en Limburg gebruikt bij de aanleg van wegen, zonder dat vooraf de milieukwaliteit van de assen en slakken werd onderzocht. Dit heeft geresulteerd in uitloging van zware metalen naar de onderliggende bodem en het grondwater. Dergelijke wegen worden “zinkassenwegen” genoemd. In 2000 werden in Vlaanderen 490 km zinkassenwegen geïnventariseerd in openbare eigendom, overeenkomend met een geschat volume van 294.000 m³ zinkassen. Uit onderzoek blijkt dat dit waarschijnlijk een onderschatting is. Bij de heraanleg van zinkassenwegen komt de zinkassenfundering vrij. Op 10 oktober 2007 werd voor het hergebruik van zinkassen in gestabiliseerde vorm een algemene grondstofverklaring voor een termijn van 5 jaar afgeleverd. Om een beroep te kunnen doen op de algemene grondstofverklaring moeten de eigenaars van zinkassenwegen de nodige informatie over het hergebruik van de zinkassen aan de OVAM bezorgen, en het hergebruik van de zinkassen uitvoeren volgens de voorwaarden van de grondstofverklaring. Met de bezorgde informatie houdt de OVAM het register van de grondstofverklaring bij. De grondstofverklaring legt op dat de zinkassen enkel ter plaatse mogen hergebruikt worden: dit wil zeggen in dezelfde weg waar ze werden aangetroffen (onder het wegdek en boven het grondwater).
Werkwijze schatting Sinds de grondstofverklaring in 2007 werd verleend tot en met 2011 heeft de OVAM 12 aanmeldingsformulieren voor het hergebruik van zinkassen goedgekeurd. In 2011 werden 4 aanmeldingen goedgekeurd. Op elk aanmeldingsformulier wordt de hoeveelheid zinkassen die wordt hergebruikt, opgegeven. Er moet worden opgemerkt dat het aantal ontvangen aanmeldingsformulieren laag is. Hierdoor ontstaat het vermoeden dat er ook werken aan zinkassenwegen worden uitgevoerd zonder geldige grondstofverklaring. Hieruit volgt dat deze cijfers mogelijk een onderschatting zijn.
Resultaten In het kader van de algemene grondstofverklaring werden in 2011 volgens de beschikbare gegevens van de aanmeldingsformulieren ongeveer 5.000 m³ of 12 Kton zinkassen hergebruikt.
3.3 Statistieken van de verbruikerssectoren 3.3.1 Stortklaar beton De stortklaar betonsector is in dit jaarverslag breed gedefinieerd. Voor het MDO omvat stortklaar beton zowel het mengsel van grof toeslagmateriaal, zand, cement en water als gestabiliseerde zanden (i.e. betonmengsels zonder toeslagmateriaal) die op bouwplaatsen worden afgeleverd. Betonmengsels die worden gestort en nabehandeld op een andere plaats dan de eindbestemming 33
voor het gebruik, worden beschouwd als betonwaren. Mortels om te metselen zijn opgenomen in de sector aannemerij. PriceWaterhouseCoopers en Resource Analysis voerden respectievelijk in 2000 en 2006 in opdracht van LNE-ALBON delfstoffenbehoefte-studies uit en gingen uit van een standaard soortelijk gewicht van 2,2 ton/m³, waarbij 2,2 ton bestaat uit ongeveer 1 ton grof granulaat, 0,9 ton bouwzand en 0,3 ton cement. Voor stortklaar beton zijn externe gegevens beschikbaar van PRODCOM, FEBELCEM en FEDBETON. Op basis van deze externe statistieken kan een totale Vlaamse productiehoeveelheid van stortklaar beton in 2011 berekend worden. Dit cijfer wordt gebruikt om de enquêteresultaten voor stortklaar beton op te hogen (zie paragraaf 5.3.1). Volgens PRODCOM bedroeg de Belgische productie van stortklaar beton in 2011 20,0 Mton, wat overeenkomt met 9,1 miljoen m³. Omdat de PRODCOM statistieken een kleine onderschatting geven - enkel bedrijven met meer dan 10 werknemers en 2,5 miljoen euro jaaromzet zijn hierin opgenomen - wordt bij dit cijfer, analoog als vorige jaar, 7% opgeteld. Op basis van PRODCOM gegevens bedraagt de productiehoeveelheid stortklaar beton in België in 2011 dus 9,7 miljoen m³. FEDBETON, de federatie van de producenten van stortklaar beton, raamt de productiehoeveelheid stortklaar beton in België in 2011 op 11,6 miljoen m³ (FEDBETON, per e-mail op 10/10/2012). Aan de hand van het cementverbruik kan ook de productiehoeveelheid berekend worden van de sector stortklaar beton. Volgens FEBELCEM, de federatie van de cementindustrie, bedroeg de binnenlandse levering aan de sector stortklaar beton in 2011 2,7 Mton, wat 54% is van de totale leveringen. Wanneer er van uitgegaan wordt dat van het in België geïmporteerde cement eveneens 54% naar de sector stortklaar beton ging, bedroeg het verbruik van cement door de sector stortklaar beton in 2011 in België 3,6 Mton. Rekening houdend met een hoeveelheid van 0,3 ton cement voor 1 m³ stortklaar beton, bedraagt de productiehoeveelheid stortklaar beton in België in 2011 11,9 miljoen m³. Voor dit jaarverslag wordt uitgegaan van een gemiddelde waarde van de drie genoemde statistieken (zie Tabel 6). De berekening van de totale productie van stortklaar beton in Vlaanderen in 2011 wordt weergegeven in onderstaande tabel. Er wordt van uitgegaan dat het Vlaamse aandeel 65% bedraagt. Tabel 6: Berekening stortklaar betonproductie voor Vlaanderen in 2011 Bron
België in m³
PRODCOM
9.718.427
FEDBETON
11.600.000
FEBELCEM
11.854.533
Gemiddelde
11.057.653
Vlaanderen omrekening in m³
7.187.475
3.3.2 Betonwaren Voor het MDO omvat de sector betonwaren de producenten van prefab betonproducten (zoals straatstenen, buizen, blokken, vloerplaten, palen, enz.), vezelcement, silicaatsteen en cellenbeton. Deze betonproducenten worden samen besproken omwille van het kleine aantal bedrijven in de 34
‘subsectoren’ cellenbeton, vezelcement en silicaatsteen. Het is evenwel belangrijk op te merken dat het gemiddeld grondstoffenverbruik in de verschillende ‘subsectoren’ verschillend is. Zo worden bijvoorbeeld geen granulaten gebruikt voor de productie van vezelcement, cellenbeton en silicaatsteen. Hoewel de verschillende ‘sub sectoren’ samen besproken worden, werd voor de berekening van de cijfers wel rekening gehouden met de kenmerken van elke ‘subsector’. De berekeningen waaruit bedrijfsspecifieke informatie afgeleid zou kunnen worden, worden uiteraard niet weergegeven in het jaarverslag. Voor de sector betonwaren kunnen externe statistieken van FEBELCEM en FEBE, de federatie van de betonindustrie, gebruikt worden om een totale Vlaamse productiehoeveelheid betonwaren in 2011 te berekenen. De PRODCOM-statistieken zijn voor de betonwarensector niet bruikbaar gezien deze sector niet als afzonderlijke categorie voorkomt. De Vlaamse productiehoeveelheid betonwaren wordt gebruikt om de enquêteresultaten voor betonwaren op te hogen (zie paragraaf 5.3.2). Volgens FEBELCEM, de federatie van de cementindustrie, bedroeg in 2011 de binnenlandse levering aan de sector betonwaren 1,2 Mton. Dit is ongeveer 25% van de totale leveringen. Wanneer er van uitgegaan wordt dat van het in België geïmporteerde cement eveneens 25% naar de sector betonwaren ging, bedroeg het verbruik van cement door de sector betonwaren in 2011 in België 1,6 Mton. Uitgaande van een hoeveelheid van 0,35 ton cement voor 1 m³ betonwaren (RA, 2006), bedraagt de productiehoeveelheid betonwaren in België in 2011 op basis van de FEBELCEMgegevens 4,7 miljoen m³. Net als in 2010, wordt het Vlaamse aandeel geschat op 80%. De Vlaamse productiehoeveelheid betonwaren in 2011 wordt op basis van de FEBELCEM-gegevens geschat op 3,7 miljoen m³. FEBE raamt de productiehoeveelheid betonwaren in Vlaanderen in 2011 op 10,5 Mton (FEBE, per email 06/07/2012). Rekening houdend met een soortelijk gewicht van 2,35 ton/m³ (RA, 2006), komt dit overeen met 4,5 miljoen m³. Wanneer een gemiddelde gemaakt wordt van de cijfers op basis van de FEBELCEM-gegevens, met een correctie voor de sector silicaatsteen, en de cijfers van FEBE, wordt het productiecijfer voor betonwaren voor Vlaanderen in 2011 geschat op 4,1 miljoen m³ of 9,6 Mton.
3.3.3 Asfalt De Belgische Vereniging van Asfaltproducenten (BVA) beschikt over de productiehoeveelheid asfalt van centrales in Vlaanderen van zijn leden. Voor het jaar 2011 gaat het hierbij om 10 bedrijven die in totaal 15 centrales uitbaten. In 2011 werd door de BVA-leden in totaal 2,8 Mton asfalt geproduceerd. Dit is een stijging van meer dan 22% t.o.v. het jaar 2010. De Belgische asfalt producenten zijn verplicht om bepaalde gegevens jaarlijks te rapporteren aan COPRO, de onpartijdige instelling voor de Controle van Bouwproducten. Het betreft o.a. de productie van asfalt, asfaltgranulaat en de aangekochte en ingezette grondstoffen. Volgens COPRO produceerden de Vlaamse asfalt producenten in 2011 in totaal ook 2,8 Mton.
35
3.3.4 Grofkeramische sector Voor de grofkeramische sector in zijn geheel zijn geen bruikbare statistieken bekend over ingezette grondstoffen. De Belgische Baksteenfederatie (BBF) publiceert wel jaarlijks een verslag waarin de totale productiecijfers aan baksteensoorten zijn opgenomen. Er worden twee baksteensoorten onderscheiden: enerzijds baksteen voor gewoon metselwerk en anderzijds gevelbaksteen. De productie van baksteen voor gewoon metselwerk bedraagt 1,17 miljoen m³ of 1,1 Mton. De productie van gevelbaksteen bedraagt 0,8 miljoen m³ of 1,3 Mton (BBF 2011). De totale baksteenproductie in 2011 bedroeg 2.047.000 m³ en steeg in België met 1,44% t.o.v. 2010 en met 4,01% t.o.v. 2009. Wegens enerzijds geen bevraging naar productiecijfers voor de grofkeramische sector in de enquête en anderzijds het feit dat de grofkeramische sector meer is dan de productie van baksteensoorten kunnen de statistieken van de BBF niet uitgebreid worden naar de volledige sector. Toch kunnen ze dienen als toetsingskader t.o.v. het totaal verbruik aan primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in de sector. Tabel 7: Productievolumes van de Belgische Baksteenfederatie van 2009 tot en met 2011 Jaartal
Gewoon metselwerk Volle
Gevelmetselwerk
Geperforeerde
Strengpers
Totaal
Handvorm
m³
ton
m³
ton
m³
ton
m³
ton
m³
ton
2009
6.000
11.000
1.218.000
1.157.000
129.000
187.000
615.000
1.076.000
1.968.000
2.431.000
2010
4.000
7.000
1.248.000
1.186.000
120.000
174.000
646.000
1.131.000
2.018.000
2.497.000
2011
0
0
1.167.000
1.109.000
152.000
220.000
728.000
1.274.000
2.047.000
2.603.000
3.4 Import/ exportstatistieken van primaire delfstoffen Het Vlaamse beleid streeft ernaar de beschikbare voorraden minerale grondstoffen op een duurzame manier te beheren. In het kader van dit duurzaam beleid is het niet alleen van belang om zicht te krijgen op de totale behoefte aan delfstoffen en de hoeveelheden alternatieve grondstoffen die worden ingezet, maar ook op de import- en exportstromen in Vlaanderen. Voor de start van het MDO werden deze gegevens verzameld via de uitbesteding van ad hoc studies, wat echter enkel resulteert in een beeld voor een bepaalde periode. Als onderdeel van het MDO wordt in dit deel een overzicht gegeven van de import- en exportstromen van primaire delfstoffen in Vlaanderen, gebaseerd op externe bronnen. Gegevens van import- en exportstromen van alternatieve grondstoffen worden in dit subhoofdstuk niet behandeld. Deze gegevens zijn namelijk nagenoeg alleen beschikbaar via Intrastat, waar ze op een geheel andere wijze zijn gecategoriseerd dan de gebruikte categorieën in deze MDO-studie7. Het vergelijken van de enquêteresultaten met externe gegevens van alternatieve grondstoffen is hierdoor niet aangewezen.
7
De Intrastatgegevens van alternatieve grondstoffen zijn bijvoorbeeld ingedeeld in ‘slakken & assen, hoofdzakelijk lood bevattend” en ‘Slakken &assen, hoofdzakelijk zink bevattend’ etc. In deze MDO-studie zijn slakken en assen gescheiden categorieën.
36
Dit subhoofdstuk behandelt de hoeveelheden en soorten primaire delfstoffen die door Vlaamse bedrijven worden geïmporteerd en de hoeveelheden en soorten die in Vlaanderen worden ontgonnen en vervolgens worden geëxporteerd naar andere gebieden. De import- en exportcijfers uit externe statistieken worden nadien vergeleken met de gegevens verkregen uit de enquête.
3.4.1 Werkwijze De inventarisatie van de actuele import- en exportgegevens van primaire delfstoffen in Vlaanderen is grotendeels gebaseerd op een literatuurstudie van binnenlandse en buitenlandse bronnen en op contactnames met organisaties en deskundigen. Ook werden de statistieken van de buitenlandse handel van de Nationale Bank van België (Intrastat 2011) bij de inventarisatie meegenomen. Deze officiële Intrastat-statistieken worden verder aangevuld en vergeleken met gegevens uit de herkomstregio’s.
Buitenlandse Handel – Intrastat (Nationale Bank van België) Intrastat van de Nationale Bank van België is een statistisch systeem voor de waarneming van de goederenbewegingen tussen de lidstaten van de Europese Unie gebaseerd op regelmatige aangiften van aangifteplichtigen. Een onderneming is aangifteplichtig indien het jaarlijks bedrag van hun goederen die het Belgische grondgebied binnenkomen vanuit andere EU-lidstaten (import) gelijk is aan of meer bedraagt dan 700.000 euro of indien het jaarlijks bedrag van hun goederen die het Belgische grondgebied verlaten naar andere EU-lidstaten (export) gelijk is aan of meer bedraagt dan 1.000.000 euro. Voor meer informatie over de Intrastat-aangiften wordt verwezen naar Intrastat (2012). In de nomenclatuur van Intrastat worden goederen geïdentificeerd door een 8-cijferige GN-code. Hieronder volgt een overzicht van de GN-codes die geselecteerd werden in dit hoofdstuk voor de primaire delfstoffen. Het onderscheid tussen vul- en bouwzand kon niet worden gemaakt op basis van de GN-codes. Leem wordt in deze nomenclatuur ook niet afzonderlijk ingedeeld, maar is vermoedelijk ondergebracht bij klei. Tabel 8: Overzicht van de geselecteerde primaire delfstoffen volgens de Intrastat nomenclatuur (GN-codes) Grondstof
GN-code
Beschrijving
Zand*
25059000
natuurlijk zand van alle soorten, ook indien gekleurd (m.u.v. goudzand en platinahoudend zand, zirkoonzand, rutielzand en ilmenietzand, monazietzand, teer- of asfaltzand, kiezelzand en kwartszand)
(gebroken) Grind
25171010
keistenen en grind, van de soort gewoonlijk gebruikt voor de vervaardiging van beton, voor het verharden van wegen, als ballastbed voor spoorwegen of als andere ballast, rolstenen en vuurstenen, ook indien zij een warmtebehandeling hebben ondergaan
Grindvervangende granulaten
25171020
steenslag van dolomiet en van kalksteen, van de soort gewoonlijk gebruikt voor de vervaardiging van beton, voor het verharden van wegen, als ballastbed voor spoorwegen of als andere ballast
25171080
steenslag van de soort gewoonlijk gebruikt voor de vervaardiging van beton, voor het verharden van wegen, als ballastbed voor spoorwegen of als andere ballast, ook indien het een warmtebehandeling heeft ondergaan (m.u.v. keistenen, grind, vuurstenen, rolstenen; steenslag van dolomiet en van kalksteen)
37
Klei
25070080
kaolienhoudende klei (m.u.v. kaolien)
25081000
bentoniet
25083000
vuurvaste klei (m.u.v. kaolien en andere kaolienhoudende klei en m.u.v. geëxpandeerde klei)
25084000
klei (m.u.v. vuurvaste klei, kaolien en andere kaolienhoudende klei en m.u.v. geëxpandeerde klei)
* aanvul- of ophoogzand en bouwzand
Import- en exportgegevens uit herkomstregio’s Naast de gedetailleerde Intrastat-statistieken werden externe statistische gegevens verzameld. Deze gegevens worden gebruikt om de import- en exportstromen vast te stellen en de Intrastatstatistieken te valideren. De gegevens afkomstig van externe bronnen worden op die manier gebruikt als ijkmethode voor de Intrastat-statistieken. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de externe bronnen (bv. overheden, geologische diensten, verenigingen) die werden geraadpleegd. De gegevens uit deze bronnen worden in de volgende paragrafen besproken. Tabel 9: Externe bronnen en cijfers geraadpleegd voor import/ export statistieken Herkomstregio
Bron
Nederland
• • • •
Cijfers
MWH B.V. Ministerie van Infrastructuur & Milieu, DG Ruimte en Water CBS, Planbureau voor de Leefomgeving, Wageningen UR SBV Zand en Grind Vlissingen, Van Nieuwpoort Groep
Productie en import- en exportcijfers van beton- en metselzand en grind; winning en verbruik van delfstoffen; Doorvoer van zand en grind uit Engeland via Nederland naar Vlaanderen
Groot-Brittannië
• • •
British Geological Survey (BGS) UK Crown Estate HM Revenue and Customs
Tout-venant gewonnen op Engels continentaal plat en naar Vlaamse havens getransporteerd; import- en exportcijfers van primaire delfstoffen naar België
Duitsland
•
Import- en exportcijfers van zand, grind en steenslag naar België
Frankrijk
• •
Bundesanstalt für Geowissenschaften und Rohstoffe (BGR) Statistische Bundesamt Deutschland Union Nationale des Industries de Carrières et Matériaux de Construction (UNICEM) Direction générale des douanes et droits indirects Noorse Geologische Dienst – Geological Survey of Norway (NGU) Institut de Conseil et d'Etudes en Développement Durable (ICEDD) Fédération des industries extractives de Belgique (FEDIEX) Service public de Wallonie, Direction générale opérationnelle de la Mobilité et des Voies hydrauliques FOD Economie – Dienst Continentaal Plat
Productie en transport naar Vlaanderen via de binnenvaart van delfstoffen
• Noorwegen
•
Wallonië
• • •
Belgisch Continentaal
•
Cijfers over winning en transport van delfstoffen
Importcijfers van steenslag uit gebroken rots vanuit Noorwegen naar België
Ontgonnen volumes zand en grind in de
38
Plat
Belgische zeegebieden
Na raadpleging van de externe bronnen blijkt dat de importcijfers meestal gelinkt zijn aan België en niet aan Vlaanderen. Het is dan ook zelden mogelijk om op basis van deze gegevens de importstromen naar de drie gewesten (Vlaanderen, Wallonië en Brussels Gewest) in beeld te brengen. De import- en exportcijfers van de Nationale Bank van België (Intrastat) worden wel aan de drie gewesten toegewezen. Bovendien worden er door de externe bronnen vaak verschillende definities voor de primaire delfstoffen gehanteerd. Deze stemmen niet altijd overeen met de goederencodes (GN-codes) zoals beschreven in de Intrastat nomenclatuur. Zo wordt er in veel bronnen geen onderscheid gemaakt tussen bouw- en vulzand, alsook tussen grind en steenslag. In sommige gevallen worden grove granulaten en zand zelfs als één granulaten-categorie beschouwd.
3.4.2 Import- en exportstromen De Vlaamse import- en exportstromen van primaire delfstoffen, samengesteld op basis van de geraadpleegde bronnen, zijn weergegeven in Tabel 10. De cijfers uit externe bronnen worden hieronder besproken per herkomstregio. Tabel 10: Vlaamse import- en exportstromen van primaire delfstoffen 2011 (o.b.v. externe bronnen). Import*
Hoeveelheid in Mton Vulzand Nederland
a,b
2,0-5,0
Groot-Brittannië Duitsland
Bouwzand 6,6
0,1
1,4
c
1,6
1,7
Frankrijk
-
Noorwegen
-
Wallonië
Totaal
e
2,0
Belg. Cont. Plat
Steenslag
a
-
c
0,22
d
e
g h
14,7
Bouwzand
0,6
-
-
b
1,8
-
Klei b
0,4
-
b
-
1,3
f
-
-
g
0,2
2,97 2,0-5,0
Grind
a
Export*
0,37
b
-
10,0
-
-
-
-
-
-
3,5
10,8
1,0
1,3
* Stromen kleiner dan 0,1 Mton zijn niet weergegeven. a CBS et al. (2011), MWH (2013), Koopmans (2011) b Intrastat (2011); data voor 2011. c The Crown Estate (2011), vermeerderd met doorvoer vanuit Nederland; data voor 2011. d HM Revenue and Customs (2012), data voor 2011. e BGR (2011); data voor 2010. f NGU (2012); data voor 2011. g ICEDD (2011) en FEDIEX (2010); data voor 2009. h FOD Economie (2012); data voor 2011 + correctie o.b.v. enquêtes
De grootste invoer van vul- en bouwzand in Vlaanderen is afkomstig uit Nederland. Grind is voornamelijk afkomstig van Groot-Brittannië en Duitsland, steenslag hoofdzakelijk uit Wallonië en klei uit Duitsland en Nederland. Vanuit Vlaanderen wordt er relatief weinig uitgevoerd naar andere regio’s. De uitvoer van zand naar Frankrijk bestaat bovendien hoofdzakelijk uit doorvoer van zeezand uit de Noordzee.
39
De inventarisatie en analyse van import- en exportcijfers uit externe statistieken geeft ook een inzicht in de betrouwbaarheid van de verschillende bronnen die in dit hoofdstuk werden geraadpleegd. In het kader van het MDO is dit van groot belang om ook in de komende jaren op een regelmatige en gestructureerde manier realistische en betrouwbare cijfers te kunnen verzamelen.
Nederland De winning van beton- en metselzand is in Nederland in 2011 gestegen naar 19 Mton. De totale Nederlandse export van beton- en metselzand in 2011 bedroeg 6,6 Mton. Deze hoeveelheid werd nagenoeg volledig naar Vlaanderen uitgevoerd. De import van beton- en metselzand blijkt in 2011 verder te zijn gedaald tot het laagste niveau sinds 2001, terwijl de export (merendeels door producenten) juist is toegenomen als gevolg van de toegenomen binnenlandse winning. Verhoudingsgewijs werd in 2011 42% van het in Nederland gewonnen beton- en metselzand geëxporteerd; in 2010 was dit nog 34%. De daling van de netto import weerspiegelt het sterk gestegen aanbod aan beton- en metselzand door de toegenomen winning. De export betreft overigens vooral fijn zand naar België, de import betreft vooral grof zand uit Duitsland en Engeland (MWH, 2013). Doordat de Nederlandse productie van (gebroken) grind is gestegen, daalde ook de import in 2011 ten opzichte van 2010. De export kende eveneens een daling in 2011. Volgens de Waterdienst van Rijkswaterstaat werd er in 2008 bovendien nog eens 4,8 miljoen m³ of ca. 7,2 Mton ophoogzand naar Vlaanderen getransporteerd (CBS et al., 2011). Samen met nog ca. 1 Mton ophoogzand uit de Nederlandse provincies Noord-Brabant en Limburg, kwam de totale export van zand uit Nederland naar Vlaanderen op basis van diverse Nederlandse bronnen toen op ca. 14,1 M ton. In Nederland is in 2010 de winning van ophoogzand in de Noordzee met ca. 40% gedaald ten opzichte van 2008 (Koopmans, 2011). Ook op basis van het MDO (2011) wordt besloten dat deze hoeveelheid ophoogzand van Nederland naar Vlaanderen een overschatting is. Een import hoeveelheid voor ophoogzand tussen 2 en 5 Mton lijkt aannemelijker. Op basis van de verschillende Belgische en Nederlandse bronnen wordt besloten dat er in 2011 ca. 6,6 Mton bouwzand, 2 tot 5 Mton vulzand, 0,1 Mton grind en 0,6 Mton klei werd ingevoerd in Vlaanderen vanuit Nederland. Hierbij moet er wel vermeld worden dat de import van grind eerder een weergave is van de nettostroom.
Groot-Brittannië In Vlaanderen worden Britse zeegranulaten, gewonnen op het Engels Continentaal Plat, geïmporteerd. Deze granulaten komen in de Vlaamse havens aan als tout-venant en bestaan uit bouwzand en grind. De verhouding van zand en grind is onder andere sterk marktafhankelijk en is in de laatste jaren geëvolueerd naar ca. 5-15% grind en 85-95% zand (Bingham 2011). Volgens MWH (2013) is dit een overschatting van het aandeel zand en bedraagt de verhouding, gemeten over verschillende jaren, eerder 45% zand en 55% grind. Hoewel dit ook afhankelijk is van heel wat andere factoren (bv. winningsgebied, weersomstandigheden, baggerschip) wordt verder uitgegaan van deze verhouding. In 2011 werden er volgens de cijfers van The Crown Estate 19,1 Mton Britse zeegranulaten ontgonnen, wat een stijging is van ca. 20% ten opzichte van 2010. De totale export en de export naar België van zeegranulaten stegen met respectievelijk 17% en 8%. In 2011 werd ca. 2 Mton naar Vlaamse havens getransporteerd, wat overeen komt met 11% van het in de Britse wateren gewonnen zand en grind. Deze hoeveelheid is allicht een onderschatting aangezien een deel 40
Engelse zeegranulaten via Nederland naar Vlaanderen worden doorgevoerd (De Smet et al., 2009). Deze doorvoer gebeurt nagenoeg hoofdzakelijk via Vlissingen. Het sorteerbedrijf SBV Zand en Grind Vlissingen (onderdeel van Van Nieuwpoort Groep) ontving in 2011 1,2 Mton tout venant vanuit het Engels Continentaal Plat (The Crown Estate, 2011). Er wordt geschat dat ca. 1 Mton naar Vlaanderen wordt doorgevoerd. Dit kan bij de hoeveelheid Britse zeegranulaten worden geteld, zodat de totale Britse export naar Vlaanderen op ca. 3 Mton wordt geschat, waarvan 1,4 Mton zand en 1,6 Mton grind. De invoer van steenslag (gebroken Schotse graniet) uit Groot-Brittannië naar Vlaanderen wordt allicht onderschat door de cijfers van Intrastat (ARCADIS 2009). Ook in vergelijking met de gegevens van de Britse buitenlandse handel blijkt dat er heel wat meer steenslag wordt ingevoerd. In 2011 werd er zo 0,22 Mton steenslag naar België uitgevoerd (HM Revenue and Customs 2012). Dit wordt met zeeschepen naar de haven van Antwerpen getransporteerd. Dit betekent een daling van ca. 30% ten opzichte van 2010. De export van zand (0,0014 Mton in 2011) volgens de Britse buitenlandse handel is beduidend lager dan de waarde van Intrastat (2012) (0,422 Mton). Dit kan deels verklaard worden doordat er bij deze instanties verschillende definities worden gehanteerd voor de delfstoffen. Bovendien draagt het verschil tussen zeegranulaten en granulaten gewonnen op het land hier ook toe bij. De import van klei en de Vlaamse export naar Groot-Brittannië van delfstoffen is verwaarloosbaar (< 0,1 Mton).
Duitsland De Duitse geologische dienst (Bundesanstalt für Geowissenschaffen und Rohstoffe 2011) rapporteerde dat er 16,7% van de totale export van Duits zand (ca. 1,7 Mton), 19,7% van de totale grindexport (ca. 1,8 Mton) en 3,6% van de totale export van steenslag (dolomiet en kalksteen) (ca. 0,06 Mton) naar België werd uitgevoerd in 2009. Voor zand en grind komen deze gegevens in grootteorde overeen met de cijfers van Intrastat. De invoer van steenslag uit Duitsland blijkt ongeveer voor de helft te bestaan uit dolomiet en kalksteen. Slechts 10% van de import van steenslag uit Duitsland naar België komt in Vlaanderen terecht. Een belangrijk aandeel van het zand en grind uit Duitsland wordt per schip via Nederland in Vlaanderen ingevoerd (ARCADIS 2009). Hierdoor kunnen de statistieken een vertekend beeld geven van de werkelijke invoer vanuit Duitsland. Het grootste deel van de granulaten geïmporteerd uit Duitsland naar Vlaanderen is afkomstig uit de regio Noordrijn-Westfalen. Andere belangrijke Duitse exportregio’s van granulaten naar Vlaanderen zijn Baden-Württemberg en Rijnland-Palts (Statistisches Bundesamt 2012). De import van klei bedraagt in 2011 net als in 2010 ca. 0,4 Mton (Intrastat 2012). De export vanuit Vlaanderen naar Duitsland van primaire delfstoffen is verwaarloosbaar.
Frankrijk De totale uitvoer uit Frankrijk in 2011 van granulaten bedroeg 7,7 Mton, waarvan 1,8 Mton zand (UNICEM, 2012). Ongeveer 0,8 Mton granulaten werden in 2011 naar België geëxporteerd. In datzelfde jaar werden er in Frankrijk in totaal 11,9 Mton granulaten ingevoerd (3,6 Mton zand). Het grootste deel hiervan is afkomstig van België (8,1 Mton). Deze cijfers zijn min of meer constant in vergelijking met 2009 en 2010.
41
Op basis van de Intrastat-statistieken (2011) wordt besloten dat er 1,3 Mton zand vanuit Vlaanderen naar Frankrijk werd uitgevoerd in 2011. Dit zand is allicht grotendeels Belgisch zeezand, rechtstreeks afgevoerd van het Belgisch Continentaal Plat naar de Franse kusthavens en doorvoer van Nederlands en Engels zeezand vanuit België. De uitvoer uit Vlaanderen van grind daalde de afgelopen jaren tot nog 0,01 Mton in 2011. De uitvoer van (gebroken) grind en steenslag naar Frankrijk komt namelijk hoofdzakelijk uit Wallonië. Er dient benadrukt te worden dat de beschikbaarheid van import- en exportgegevens met Frankrijk (voorlopig) beperkt is. De Franse geologische dienst probeert dit in de toekomst te verbeteren (Lebret 2011).
Noorwegen Door de lange en ruige kustlijn van Noorwegen dagzomen heel wat verschillende rotsformaties, die geschikt zijn voor de productie van steenslag. Volgens de Noorse geologische dienst (NGU) bedroeg in 2010 de totale productie van steenslag in Noorwegen 64 Mton waarvan 21 Mton werd geëxporteerd naar het buitenland. De importgegevens met betrekking tot Noorse steenslag van Intrastat (2011) zijn beduidend lager dan de exportgegevens van de NGU. De Intrastat gegevens zijn allicht een onderschatting van de werkelijkheid. Volgens NGU steeg de export van steenslag uit Noorwegen naar België van 0,23 Mton in 2006 tot 0,54 Mton in 2009. In 2010 daalde dit tot 0,35 Mton en bedroeg 0,37 Mton in 2011.
Wallonië Hoewel de statistieken van Intrastat de import- en exportcijfers voor Vlaanderen en Wallonië weergeven, is het niet mogelijk om uit deze gegevens de stromen tussen beide gewesten te bepalen. Om een zicht te krijgen op de import- en exportstromen tussen Vlaanderen en Wallonië moeten dan ook andere bronnen worden geraadpleegd. Het Waalse studiebureau ICEDD (Institut de Conseil et d’Etudes en Développement Durable) tracht gelijkaardig aan deze studie de stromen van primaire delfstoffen in kaart te brengen. La Direction Générale de l’Agriculture, des Ressources Naturelles et de l’Environnement du Service Public de Wallonie (SPW), en meer bepaald de Cellule Etat de l'Environnement Wallon (CEEW) is de opdrachtgever voor deze studie. De bedoeling van deze studie is om de gegevens zoals beschreven in de studie van Poty en Chevalier (2004) te actualiseren. Na overleg met ICEDD blijkt dat ook zij niet over gedetailleerde gegevens beschikken wat betreft de fluxen tussen Wallonië en Vlaanderen. Op dit ogenblik hebben ze geen zicht op deze fluxen. Het einde van de studie is voorzien in 2013. De belangrijkste aandachtspunten die ze momenteel aangeven, zijn: • Het transport van klei wordt momenteel door de federatie samen met de bedrijven geanalyseerd en besproken. De resultaten hiervan worden naar ICEDD doorgestuurd. • Er zijn gegevens beschikbaar over de productie van steenslag (grindvervangende granulaten), maar de onzekerheid van deze cijfers is groot. Over de hoeveelheden die hiervan naar Vlaanderen worden getransporteerd is er voorlopig nog geen zicht. Deze cijfers worden met de federatie FEDIEX besproken. • In het algemeen blijken er weinig gegevens voorhanden te zijn. Er is een duidelijke nood om dit te verbeteren in de toekomst. Voorlopig wordt voor Wallonië voortgegaan op de informatie uit 2010. Door het grote belang van het wegtransport wordt er geschat dat jaarlijks ca. 12,0 Mton zand en steenslag wordt vervoerd vanuit Wallonië naar Vlaanderen, waarvan ca. 10-20% breek- en bouwzand van steenslag (~ 2,0 Mton). Er 42
moet hier wel de nadruk worden op gelegd dat deze cijfers met de nodige voorzichtigheid moeten benaderd worden. In de toekomst zullen allicht gedetailleerdere en meer betrouwbare cijfers beschikbaar zijn.
Belgisch Continentaal Plat (BCP) Sinds 1976 wordt in België een steeds grotere hoeveelheid van de totale zandproductie gewonnen op zee. Dit zand wordt in de bouw gebruikt als draineer- en stabilisatiezand of wordt door de betonindustrie vermengd met andere aggregaten (Degrendele et al. 2008; Demeyere 2005). In 2011 bedroeg het volume zand ontgonnen op het Belgisch Continentaal Plat 2,9 miljoen m³ of ca. 4,9 Mton. Volgens de gegevens van de Dienst Continentaal Plat (FOD Economie 2012) werd in de voorbije twee jaar ca. 75-80% van het Belgische zeezand naar Vlaanderen getransporteerd. Een belangrijk aandeel aan zand wordt eveneens rechtstreeks naar Frankrijk (Nord-Pas-De-Calais) en Nederland (Zeeuws-Vlaanderen) gevoerd. In 2011 werd er, inclusief het suppletiezand, 3,8 Mton zeezand rechtstreeks naar Vlaanderen getransporteerd. Allicht wordt er een deel zeezand vanuit de Vlaamse kusthavens met vrachtwagens naar Frankrijk getransporteerd en komt een deel van het zeezand gelost in Nederland uiteindelijk in Vlaanderen terecht (ARCADIS 2009).
43
4 Enquête-onderzoek onder producenten en handelaren 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de enquêteresultaten van het producenten- en handelarengedeelte van de MDO-enquête besproken. Het betreft de leveringen en import van primaire delfstoffen, gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval en overige alternatieve grondstoffen. Zoals eerder vermeld bestaat het monitoringsonderzoek uit twee delen: het producenten/ handelaren-gedeelte en het verbruikersgedeelte. De inzet van grondstoffen in Vlaanderen kan hierdoor op twee manieren berekend worden: 1. De hoeveelheden die producenten en handelaren van grondstoffen afzetten in Vlaanderen. Hierbij is het van belang om rekening te houden met het feit dat in het MDObedrijvenbestand enkel de producenten en handelaren met een Vlaamse vestiging opgenomen zijn. De hoeveelheden die verbruikers van grondstoffen in Vlaanderen rechtstreeks aankopen van producenten en handelaren buiten Vlaanderen moeten dus bij voorgaande cijfers opgeteld worden. 2. De hoeveelheden grondstoffen die bedrijven in Vlaanderen gebruiken in hun productieproces (zie Hfdst 5). Deze bedrijven worden in kader van het MDO ‘verbruikers’ genoemd. In hoofdstuk 6 zal een toetsing gebeuren van de hoeveelheden gerapporteerd door de producenten en handelaren aan de hoeveelheden gerapporteerd door de verbruikers, waarna in hoofdstuk 8 een definitieve uitspraak gedaan kan worden over de inzet van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen.
4.2 Producenten en handelaren van primaire delfstoffen 4.2.1 Beschrijving van de sector De sector van de producenten en handelaren van primaire delfstoffen kan omschreven worden als de groep van bedrijven die primaire delfstoffen winnen, zowel in als buiten Vlaanderen, en/of primaire delfstoffen aankopen en verkopen aan derden. Voor het MDO zijn handelaren in primaire delfstoffen de bedrijven die primaire delfstoffen enkel aan- en verkopen. Vanaf het moment dat een bedrijf een bepaalde hoeveelheid van één of meerdere primaire delfstoffen ontgint, wordt het bedrijf beschouwd als een producent, ook als de omzet van de handelsactiviteiten groter is dan de omzet van de productieactiviteit(en)8.
8
Producenten van primaire delfstoffen kunnen in het enquêteformulier ook eventuele gegevens met betrekking tot aan- en verkopen van (andere) primaire delfstoffen opgeven.
44
De producenten van primaire delfstoffen in Vlaanderen zijn bekend bij LNE-ALBON. Zij zijn immers verplicht jaarlijks te rapporteren over de ontgonnen volumes via de voortgangsrapporten (zie Tabel 3). De producenten van primaire delfstoffen buiten Vlaanderen en de handelaren werden toegevoegd aan het bedrijvenbestand op basis van andere brongegevens (zie subhoofdstuk 2.2). Tabel 11 toont een overzicht van de mogelijke herkomst van primaire delfstoffen en de externe statistieken waarmee de enquêteresultaten vergeleken kunnen worden. Tabel 11: Primaire delfstoffen per herkomst en bronnen ter vergelijking Herkomst
Primaire delfstoffen
Bron
Aanvul- en ophoogzand Bouwzand Voortgangsrapporten (LNEALBON)
Kwartszand
Binnen Vlaanderen
Klei Leem (Gebroken) grind Belgisch Continentaal Plat
Bouwzand + strandsuppletie
FOD Economie – Dienst Continentaal Plat
Andere: Wallonië, Frankrijk, Duitsland, Nederland, …
Alle primaire delfstoffen
import /exportstatistieken, zie Hfdst 7
Buiten Vlaanderen
4.2.2 Producenten van primaire delfstoffen Respons In 2011 waren volgens de verzamelde informatie 61 producenten van primaire delfstoffen actief. Alle bedrijven werden aangeschreven bij de enquêtering. Vijftig bedrijven stuurden een volledig ingevuld enquêteformulier terug. De responsresultaten zijn weergegeven in Tabel 12. Tabel 12: Absolute respons onder producenten van primaire delfstoffen Categorie
Primaire delfstoffen
Benaderde bedrijven
Absolute respons
Absoluut respons%
Aanvul- en ophoogzand
23
13
57%
Bouwzand
9
9
100%
Klei
9
8
89%
Leem
10
9
90%
(Gebroken) grind
6
6
100%
Producenten delfstoffen van het BCP
Bouwzand + strandsuppletie
12
12
100%
Totaal producenten (binnen Vl, BCP en andere buiten Vl) (**)
Alle
61
50
82%
Producenten Vlaamse primaire delfstoffen (*)
* Kwartszand wordt buiten beschouwing gelaten, zie paragraaf 3.1.2
45
** Het totaal aantal deelgenomen bedrijven is niet gelijk aan de som van alle bovenstaande categorieën samen. De reden hiervoor is dat sommige bedrijven in meerdere categorieën thuishoren.
Het absolute responspercentage zegt overigens weinig over de volledigheid van de resultaten gezien sommige bedrijven veel meer produceren dan andere. Belangrijk is te kijken naar hoeveel de deelgenomen bedrijven samen produceren ten opzichte van de totale productie. Deze verhouding wordt in dit jaarverslag verder aangeduid als het dekkingspercentage. In Tabel 13 zijn de dekkingspercentages van de producenten weergegeven. Tabel 13: Dekkingspercentage van producenten
Aanvul- en ophoogzand
1.006.599
Totale productie (LNE-ALBON/ FOD Economie) (ton)1.131.845
Bouwzand
2.012.263
2.012.263
100%
Klei
1.211.397
1.238.225
98%
302.756
311.152
97%
(Gebroken) grind
1.929.590
1.929.590
100%
Bouwzand* + zand voor strandsuppletie Alle
4.101.060
4.101.060
100%
n.v.t.
Onbekend
Onbekend
Hoeveelheid in ton
Primaire delfstoffen
Binnen Vlaanderen
Productie via ingevulde enquêtes
Leem
Buiten Vlaanderen
BCP
Buiten Vlaanderen
andere
*Het betreft hier de gecorrigeerde afzet in Vlaanderen van bouwzand afkomstig van het Belgisch Continentaal Plat
Opmerkingen: Enerzijds moet voor de primaire delfstoffen uit Vlaanderen het dekkingspercentage via een omweg berekend worden. In het enquêteformulier wordt namelijk niet naar de geproduceerde hoeveelheden Vlaamse primaire delfstoffen gevraagd omdat de betrokken bedrijven deze informatie reeds aanleveren in de voortgangsrapporten. Voor elk bedrijf dat Vlaamse primaire delfstoffen ontgint en deelneemt aan de enquête, worden de overeenkomstige ontgonnen hoeveelheden opgezocht in de voortgangsrapporten. Vervolgens kunnen de dekkingspercentages berekend worden zoals hierboven beschreven. Anderzijds kan voor de primaire delfstoffen afkomstig van buiten Vlaanderen (uitgezonderd voor het Belgisch Continentaal Plat) en afgezet in Vlaanderen het dekkingspercentage niet (exact) berekend worden aangezien er weinig tot geen betrouwbare cijfers bestaan met betrekking tot de import van primaire delfstoffen in Vlaanderen.
Ophoging van de cijfers uit de enquête De enquêteresultaten voor de producenten van primaire delfstoffen moeten aangevuld worden voor de ontbrekende respons. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het dekkingspercentage. De ophoogfactoren (inverse van de dekkingspercentages) die toepast worden op de enquêteresultaten, worden weergegeven in Tabel 14. Tabel 14: Ophoogfactoren voor producenten van primaire delfstoffen Producenten
Primaire delfstoffen Aanvul- en ophoogzand
Binnen Vlaanderen
Bouwzand Klei
Dekkings%
Ophoogfactor
89%
1,12
100%
niet van toepassing
98%
1,02
46
Dekkings% 89%
Leem
Buiten Vlaanderen
BCP
97%
1,03
(Gebroken) grind
100%
niet van toepassing
Bouwzand + strandsuppletie
100%
niet van toepassing
Na toepassing van deze ophoogfactoren kunnen, voor wat betreft de producenten, de leveringen van Vlaamse primaire delfstoffen binnen en buiten (i.e. export) Vlaanderen opgehoogd worden. Ook de leveringen van bouwzand en strandsuppletie van het Belgisch Continentaal Plat binnen Vlaanderen kunnen in principe opgehoogd worden. Voor 2011 was dit echter niet nodig gezien de respons 100% bedroeg. Leveringen van bouwzand van het BCP buiten Vlaanderen worden niet in beschouwing genomen gezien het doorvoer betreft. De hoeveelheden die producenten zelf ontginnen buiten Vlaanderen (elders dan op het BCP) en afzetten in Vlaanderen, evenals de aankopen door producenten buiten Vlaanderen voor afzet in Vlaanderen kunnen niet opgehoogd worden. Belangrijk hierbij is dat de 14 bedrijven die in het MDObedrijvenbestand opgenomen zijn als producent buiten Vlaanderen, elders dan het BCP, allen de enquête hebben ingevuld.
Leveringen primaire delfstoffen binnen Vlaanderen In Tabel 15 zijn de leveringen van primaire delfstoffen door producenten aan eindgebruikers in Vlaanderen weergegeven. ‘Verbruikers’ zijn de bedrijven die primaire delfstoffen of alternatieve grondstoffen gebruiken in hun productieproces. De vermelde hoeveelheden in deze kolom omvatten enkel de leveringen van producenten aan derden (i.e. aan andere bedrijven). De hoeveelheden die producent-verbruikers leveren aan ‘zichzelf’ zijn opgenomen in kolom ‘voor eigen gebruik’ van de tabel. Het gaat hierbij om bedrijven die zowel primaire delfstoffen ontginnen als ze inzetten in een productieproces, bijvoorbeeld een bedrijf uit de grofkeramische sector dat zelf klei ontgint. Deze informatie is deels afkomstig uit het verbruikersgedeelte van de MDO-enquête. ‘Overige afnemers’ zijn meestal particulieren. Naast leveringen aan eindgebruikers kunnen producenten ook leveren aan andere producenten en aan handelaren. Deze hoeveelheden zijn niet opgenomen in Tabel 15 gezien dit geen afzet aan eindgebruikers is. Tabel 15: Te evalueren enquêteresultaten ‘Leveringen van primaire delfstoffen binnen Vlaanderen door producenten in 2011’ Hoeveelheid in ton
aan verbruikers
aan overige afnemers
voor eigen verbruik
totaal
Aanvul- en ophoogzand
1.020.976
0
650.004
1.670.980
Bouwzand
8.764.223
5.000
484.332
9.253.555
0
0
1.126.627
1.126.627
252.230
0
1.008.487
1.260.717
Zand voor strandsuppletie Klei Leem
215.395
0
203.535
418.930
(Gebroken) grind
2.338.203
0
0
2.338.203
Grindvervangende granulaten
7.818.521
0
716.823
8.535.344
Andere
2.000
0
0
2.000
Totaal
20.415.548
5.000
4.189.808
24.606.356
47
% totaal
83%
<1%
17%
100%
Uit de resultaten blijkt dat vooral grote hoeveelheden bouwzand en grindvervangende granulaten geleverd worden. Zand, grind en grindvervangende granulaten worden vooral geleverd aan andere verbruikers, klei wordt meestal ingezet in de eigen productie. Zand voor strandsuppletie wordt altijd gebruikt uit eigen productie.
Import van primaire delfstoffen De import door producenten van primaire delfstoffen bestaat uit de som van: -
de hoeveelheden die de producenten zelf geproduceerd hebben buiten Vlaanderen voor levering aan derden; de hoeveelheden die ze aangekocht hebben buiten Vlaanderen voor levering aan derden.
Voor de producenten die ook verbruiker zijn van grondstoffen geldt dat de hoeveelheden die zelf geproduceerd of aangekocht werden buiten Vlaanderen voor eigen verbruik in Vlaanderen opgenomen zijn bij de import door verbruikers. Dit gebeurde om te vermijden dat de hoeveelheden dubbel geteld zouden worden. In Tabel 16 zijn de importcijfers door producenten weergegeven. Tabel 16: Te evalueren enquêteresultaten ‘Import primaire delfstoffen door producenten in 2011’ Hoeveelheid in ton Aanvul- of ophoogzand Bouwzand Klei Leem (Gebroken) grind
WA
BCP
DU
FR
Nl
NO
VK
onbekend
totaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
970.791
2.204.765
1.154.581
0
3.756.792
0
2.298.750
0
10.385.679
0
0
0
0
0
0
0
0
0
76.320
0
0
0
0
0
0
0
76.320
0
0
262.650
0
511.641
0
1.425.350
11.058
2.210.699
0
0
4.143
0
0
0
0
8.139.578
Grindvervangende granulaten 8.135.435 Andere
0
0
0
0
0
3.000
0
0
3.000
Totaal
9.182.546
2.204.765
1.417.231
4.143
4.268.433
3.000
3.724.100
11.058
20.815.276
44%
11%
7%
0%
21%
0%
18%
0%
100%
% totaal
Bij deze tabel geldt dat voor de ontginning van bouwzand op het Belgisch Continentaal Plat het responspercentage op de enquête 100 % bedraagt. De overige cijfers kunnen niet opgehoogd worden. De producenten van primaire delfstoffen voeren hoofdzakelijk bouwzand, grindvervangende granulaten en in mindere mate (gebroken) grind in. Er wordt voornamelijk geïmporteerd vanuit Wallonië (44%), Nederland (21%), het Verenigd Koninkrijk (18%) en het Belgisch Continentaal Plat (11%). Er wordt geen klei geïmporteerd door producenten. Hierbij moet opgemerkt worden dat productie buiten Vlaanderen voor eigen verbruik wel voorkomt. Maar zoals eerder vermeld, is dit opgenomen bij de import door verbruikers.
48
4.2.3 Handelaren in primaire delfstoffen Inleiding In het eerste MDO werden de resultaten van de handelaren in primair bouwzand, (gebroken) grind en grindvervangende granulaten opgehoogd door ze te vergelijken met de gegevens van de producenten. Tijdens deze eerste bevraging was het voor de meeste bedrijven niet eenvoudig om een éénduidig onderscheid te maken tussen producenten enerzijds en handelaren anderzijds. Daarom werd een alternatieve methode ontwikkeld voor primair bouwzand, (gebroken) grind en grindvervangende granulaten waarbij de resultaten van de enquête gekoppeld worden aan gekende economische gegevens (omzet en toegevoegde waarde).
Respons Volgens de verzamelde informatie waren er in 2011 135 handelaren in primaire delfstoffen actief. Hiervan vulden 49 bedrijven de enquête in, een absoluut responspercentage van 36%. Omdat er geen instanties zijn die verhandelde hoeveelheden bijhouden, kan voor de handelaren geen dekkingspercentage berekend worden. Tabel 17: Absolute respons onder handelaren van primaire delfstoffen Categorie handelaren
Primaire delfstoffen
Totaal handelaren
Alle
Benaderde bedrijven 135
Absolute respons 49
Absoluut respons% 36%
Ophoging van de cijfers uit de enquête 1) Bouwzand, (gebroken) grind en grindvervangende granulaten Gezien voor de handelaren in primaire delfstoffen geen gegevens bestaan met betrekking tot totale leveringen kan geen dekkingspercentage en bijgevolg ook geen ophoogfactor berekend worden. Er werd wel geprobeerd om de verhandelde hoeveelheden te koppelen aan economische gegevens die wel gekend zijn, zoals omzet en toegevoegde waarde. In eerste instantie werden de 135 handelaren opgesplitst in bedrijven die louter ‘groothandel in bouwmaterialen’ zijn (58 in totaal) en bedrijven die naast deze activiteit nog andere (neven)activiteiten (bv. handel in ijzerwaren, waterbouw, doe-het-zelfzaken, transportactiviteiten,…) hebben. Hierbij gaat het om 77 bedrijven.
Groothandels in bouwmaterialen Stap 1: Verband tussen omzet en toegevoegde waarde Voor de groothandels in bouwmaterialen werden via de Belfirst databank de toegevoegde waarde (TW) en omzetcijfers (omzet) opgevraagd. Omzet wordt gedefinieerd conform de boekhoudkundige rapportering voor ondernemingen en als totaal gefactureerde bedragen (exclusief BTW) voor zelfstandigen. Toegevoegde waarde wordt gedefinieerd als het verschil tussen de omzet en de kosten van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, diensten en diverse goederen. 49
Uit de dataset van pure ‘handelaren in bouwmaterialen’ (58 bedrijven) blijkt dat slechts voor 24 bedrijven zowel de omzet als de toegevoegde waarde bekend is. Er werd eerst nagegaan of er een correlatie bestaat tussen de omzetcijfers van de bedrijven enerzijds en hun toegevoegde waarde anderzijds. Volgende vergelijking werd bekomen: Log omzet (k€) = 0,6 × log TW (k€) + 2,22
(P< 0,01 en R² = 0,69)
Op basis van deze vergelijking kan de omzet van de andere 33 bedrijven uit de dataset voorspeld worden. Hieruit blijkt dat de bedrijven met de grootste omzet (gekend of geschat) zich in de eerste dataset bevinden (met gekende omzet). Merk op dat voor 1 bedrijf enkel de omzet was gekend en niet de toegevoegde waarde. Stap 2: Verband tussen omzet en verhandelde hoeveelheden Wanneer er een verband (correlatie) kan aangetoond worden tussen omzet en verhandelde hoeveelheden van een delfstof, kan de omzet gebruikt worden om de verhandelde hoeveelheid van deze delfstof te voorspellen voor de handelaren die niet geantwoord hebben bij de enquêtering. Bij uitbreiding kan dus ook de totale verhandelde hoeveelheid bepaald worden. Voor 2 verschillende stromen delfstoffen werden voldoende gegevens verzameld om statistische analyses uit te voeren, namelijk voor bouwzand en voor granulaten (som van grind en grindvervangende granulaten). Er werd geopteerd om grind en grindvervangende granulaten samen te beschouwen in deze analyse aangezien ze voor dezelfde toepassingen gebruikt worden en ook met dat doeleinde verhandeld worden. Volgende vergelijkingen werden bekomen: Log (bouwzand) = 3,73 × log (omzet) – 10,92
(P< 0,01 en R² = 0,70)
Log (granulaten) = 3,10 × log (omzet) – 8.25
(P< 0,01 en R² = 0,54)
Stap 3: Opsplitsing verhandelde hoeveelheden Ten slotte moeten uit de totale verhandelde hoeveelheden de leveringen naar eindgebruikers gehaald worden. Er werd voor gekozen om de percentages die berekend kunnen worden uit de ingevulde enquêtes voor wat betreft de leveringen aan verbruikers, aan overige afnemers en buiten Vlaanderen toe te passen op de opgehoogde totale verhandelde hoeveelheden. Voor de leveringen buiten Vlaanderen werd doorvoer uit de resultaten gefilterd9. De hoeveelheden granulaten werden eveneens procentueel opgesplitst in (gebroken) grind en grindvervangende granulaten. Opmerking: De economische gegevens (omzet en TW) die gebruikt zijn voor de huidige studie zijn de meest recente voor alle bedrijven. Echter, aangezien ten tijde van dit rapport amper cijfers werden geüpdatet voor het jaar 2011, bestaat de dataset voornamelijk uit gegevens van 2010.
Handelaren met andere (neven)activiteiten Voor deze tweede groep is het niet mogelijk om het gedeelte ‘groothandel in bouwmaterialen’ af te scheiden in de economische gegevens. Het is dan ook niet te verwachten dat er een (significante en/of relevante) correlatie bestaat tussen deze economische gegevens enerzijds en de tonnages aan
9
Bij de berekeningen betreffende de correlatie tussen omzet en verhandelde hoeveelheden werd doorvoer vanzelfsprekend wel in rekening gebracht.
50
verhandelde delfstoffen anderzijds. Voor deze groep wordt daarom een eenvoudige ophoging op basis van de responsgraad uitgevoerd. Het betreft hier in totaal 77 bedrijven waarvan er 18 effectief hebben deelgenomen aan de enquête, wat neerkomt op een responsgraad van 23%. Ook hier wordt, net als bij de groothandels in bouwmaterialen, rekening gehouden met het percentage verhandeld tussen handelaren en het percentage afzet ‘buiten Vlaanderen’ om de leveringen aan verbruikers te bepalen. Opmerking: Door gebruik te maken van een ophoging via de absolute responsgraad is de onzekerheid bij de ophoging van deze subset groot.
2) Ophogingen cijfers vulzand, klei en leem Uit de ingevulde enquêtes blijkt dat vulzand slechts in beperkte mate wordt verhandeld door handelaren. Voor leem en klei werd geen enkele hoeveelheid ingevuld door de handelaren die de enquête beantwoorden. Voor deze laatsten is ophoging dan ook niet relevant. Bij vulzand werd er voor gekozen om de resultaten voor de handelaren te ijken door ze te vergelijken met producentengegevens. Meer concreet werden de leveringen door producenten aan handelaren (opgehoogde cijfers) vergeleken met de aankopen door handelaren van producenten. Op deze manier kan een ophoogfactor bepaald worden. Deze ophoogfactor bedraagt 1,18. Bovenvermelde manier van ophogen gaat er van uit dat handelaren en producenten goed weten van/aan welk soort bedrijf zij de delfstoffen hebben aangekocht of geleverd. Dit onderscheid is voor bedrijven niet altijd even eenvoudig, wat een foutenmarge kan veroorzaken. Het gaat echter slechts om kleine hoeveelheden. Bovendien is de ophoogfactor relatief laag.
Leveringen primaire delfstoffen binnen Vlaanderen De leveringen van primaire delfstoffen door handelaren aan eindgebruikers in Vlaanderen zijn weergegeven in Tabel 18. Vooral de grote hoeveelheid geleverd bouwzand valt op. Tabel 18: Te evalueren enquêteresultaten ‘Leveringen van primaire delfstoffen binnen Vlaanderen door handelaren in 2011’ hoeveelheid in ton Aanvul- en ophoogzand Bouwzand
aan verbruikers
aan overige afnemers
486.568
913
487.481
6.708.766
147.907
6.856.673
Klei
0
Leem (Gebroken) grind
totaal
0 1.281.328
51.288
1.332.616
Grindvervangende granulaten
2.060.463
41.073
2.101.536
Totaal
10.537.125
241.181
10.778.306
98%
2,24%
100%
% totaal
Import van primaire delfstoffen De hoeveelheden primaire delfstoffen die handelaren aangekocht hebben buiten Vlaanderen, i.e. de import door handelaren, zijn weergegeven in Tabel 19. Het betreft niet-opgehoogde cijfers. De grootste hoeveelheden zijn bouwzand uit Nederland en Duitsland. 51
Tabel 19: Te evalueren enquêteresultaten ‘Import primaire delfstoffen door handelaren in 2011’ hoeveelheid in ton Aanvul- en ophoogzand Bouwzand Klei Leem
WA
DU
Nl
NO
VK
andere
totaal
0 561 0 0
0 817.134 0 0
13.493 2.531.171 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
13.493 3.348.866 0 0
181.852
107.692
0
0
1.253
294.478
0 1.253 0%
471.900 4.129.016 100%
(Gebroken) grind 3.681 Grindvervangende granulaten 16.010 Totaal 20.531 % totaal 0%
55.890 1.054.876 26%
0 300.000 100.000 2.652.357 300.000 100.000 64% 7% 2%
4.2.4 Totale leveringen primaire delfstoffen binnen Vlaanderen Tabel 20 bevat de totaalcijfers voor de leveringen aan eindgebruikers in Vlaanderen. Dit is de som van leveringen door producenten en door handelaren. Tabel 20: Te evalueren enquêteresultaten 'Levering van primaire delfstoffen binnen Vlaanderen in 2011' hoeveelheid in ton
aan verbruikers
aan overige afnemers
voor eigen verbruik
totaal
Aanvul- en ophoogzand
1.507.544
913
148.886
1.657.343
Bouwzand
15.472.989
152.907
484.332
16.110.228
Zand voor strandsuppletie
0
0
1.126.627
1.126.627
Klei
252.230
0
1.008.487
1.260.717
Leem
215.395
0
203.535
418.930
(Gebroken) grind
3.619.531
51.288
0
3.670.819
Grindvervangende granulaten
9.878.984
41.073
716.823
10.636.880
Andere
2.000
0
0
2.000
Totaal
30.952.673
246.181
3.692.690
34.891.544
89%
0,71%
11%
100%
% totaal
Negenentachtig procent van de primaire delfstoffen worden geleverd aan derden, 11% wordt ingezet bij eigen verbruik. Vooral bij klei en leem is het aandeel eigen verbruik groot. Zand, grind en grindvervangende granulaten worden vooral geleverd aan derden. In absolute hoeveelheden zijn de leveringen van bouwzand en grindvervangende granulaten het grootst.
4.2.5 Import door producenten en handelaren primaire delfstoffen Tabel 21 geeft de som van de import door producenten en handelaren weer. Deze cijfers omvatten nog niet de totale import in Vlaanderen gezien verbruikers van grondstoffen ook rechtstreeks kunnen aankopen van firma’s buiten Vlaanderen. Voor meer uitleg over deze cijfers wordt verwezen naar paragrafen 4.2.2 en 4.2.3. Tabel 21: Te evalueren enquêteresultaten ‘Som import door producenten en handelaren in 2011' hoeveelheid in ton Aanvul- en ophoogzand
WA
BCP
DU
FR
Nl
NO
VK
0
0
0
0
13.493
0
0
andere onbekend 0
totaal
0
13.493
52
Bouwzand Klei Leem
971.352 0 76.320
0 0 0
5.931.505 0 0
0 0 0
2.298.750 0 0
0 0 0
0 0 0
13.247.419 0 76.320
0
619.333
0
1.425.350
1.253
11.058
2.505.177
Grindvervangende granulaten 8.151.445 0 55.890 4.143 0 0 0 Andere 0 0 0 0 0 303.000 100.000 Totaal 9.202.799 2.204.765 2.341.439 4.143 6.564.331 303.000 3.824.100 % totaal 38% 9% 10% 0% 27% 1% 16%
0 0 1.253 0%
0 0 11.058 0%
8.211.478 403.000 24.456.888 100%
(Gebroken) grind
3.681
2.204.765 1.841.047 0 0 0 0 0
444.502
De primaire delfstoffen waarvan de grootste hoeveelheden geïmporteerd worden zijn bouwzand (13 Mton) en grindvervangende granulaten (8 Mton). Het bouwzand is afkomstig uit Nederland, het Verenigd Koninkrijk, het Belgisch continentaal Plat e.a.. De herkomst van de grindvervangende granulaten is hoofdzakelijk Wallonië.
4.3 Producenten van gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval 4.3.1 Beschrijving van de sector Bouw- en sloopafval (b&s-afval) zijn alle afvalstoffen die afkomstig zijn van het bouwen, renoveren en slopen van gebouwen en constructies of van de aanleg en opbraak van wegen en verhardingen. Uitgegraven bodem wordt hier niet bij gerekend. Dit wordt afzonderlijk behandeld in dit jaarverslag. Algemeen wordt aangenomen dat 90% van het b&s-afval wordt gerecycleerd en dat ongeveer 90% van het b&s-afval bestaat uit steenachtige fracties10. In 2011 brachten de verwerkers van bouwpuin in Vlaanderen meer dan 12 Mton gecertificeerde gerecycleerde granulaten op de markt. De certificatie gebeurt op basis van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten. Door het inzetten van deze alternatieve grondstoffen wordt een belangrijke besparing op het gebruik van primaire delfstoffen gerealiseerd. Deze gerecycleerde granulaten worden hoofdzakelijk gebruikt in de wegenbouw en bij infrastructuurwerken. Ze worden zowel ingezet in ongebonden als (licht) gebonden toepassingen. Slechts een klein aandeel wordt momenteel ingezet in hoogwaardiger toepassingen, zoals de productie van beton of betonwaren. Bij de steenachtige fractie van b&s-afval wordt een onderscheid gemaakt tussen inerte fracties en asfaltgranulaat (Tabel 22). De inerte fracties bestaan uit betongranulaat, metselwerkgranulaat, menggranulaat geproduceerd door het breken van beton- en metselwerkpuin (minimaal 40% betonpuin) en de respectievelijke zeefzanden. Asfaltpuin is geen inert afval daar het bindmiddel bij asfalt bestaat uit al of niet niet-teerhoudend bitumen. Tabel 22: Beschrijving van onderscheiden types gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Onderscheiden types van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval
Beschrijving
10
De niet-steenachtige fractie bestaat uit houtafval, kunststoffen, metalen, papier en karton, gipsafval, bitumineuze materialen zoals dakbedekking, isolatie, etc. Zij vervangen geen Vlaamse oppervlaktedelfstof en worden dus in deze MDOstudie niet verder behandeld.
53
Asfaltgranulaat nieuw asfalt
voor
is afkomstig van het opbreken en/of affrezen van de top van asfaltverhardingen. Door de hoge zuiverheid van deze fractie is ze goed toepasbaar in nieuwe asfalttoepassingen in de wegenbouw.
Asfaltgranulaat
is afkomstig van het opbreken en/of affrezen van asfaltverhardingen, maar is minder zuiver dan asfaltgranulaat voor hergebruik in nieuw asfalt en wordt daarom ingezet in funderingen en stortklaar beton.
Betongranulaat
is afkomstig van het breken en zeven van zuiver, al dan niet gewapend beton. Het granulaat heeft goede mechanische eigenschappen en vormt daardoor een waardevolle fractie.
Menggranulaat
is een mengsel van beton- en metselwerkpuin in een verhouding van 40/60 tot 60/40. Om als grondstof in de wegenbouw gebruikt te worden moet het aandeel betonpuin minimaal 40% bedragen (SB 250), om voldoende mechanische sterkte te hebben.
Metselpuingranulaat
is afkomstig van de verwerking van metselwerk, dakpannen, etc. De mechanische sterkte is gering. Door het grote percentage onzuiverheden is ook het bewerkingsproces moeilijk. Er is minder vraag naar dit soort granulaat.
Breekzand van b&s-afval
zijn alle fracties die vrijkomen bij het afzeven van puin of gebroken puin van brekers.
Zeefzand van b&s-afval
zijn alle fracties die vrijkomen bij het afzeven van puin of gebroken puin van sorteerders. Dit afzeven gebeurt dus vóór het effectief breken van het bouw- en sloopafval.
4.3.2 Respons Op basis van gegevens van de certificatie-instellingen werden 201 bedrijven aangeschreven. Van de enquêtes die teruggestuurd werden, werden niet alle vragen beantwoord en moest contact opgenomen worden met de bedrijven. In totaal hebben uiteindelijk 55 bedrijven de enquête ingevuld. De respons van de sector bedraagt aldus 27% (Tabel 23). Binnen de groep bedrijven die gerecycleerde granulaten produceren, bevinden zich ook de asfaltcentrales. Zij produceren zelf asfaltgranulaat voor de productie van nieuw asfalt en hebben wel allemaal deelgenomen aan de enquête. Tabel 23: Absolute respons van producenten van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Producentencategorie
Benaderde bedrijven
Absolute respons
Absoluut respons%
Producenten van asfaltgranulaat voor nieuw asfalt
11
11
100%
Producenten van gerecycleerde granulaten op een vaste locatie
182
42
23%
Producenten van gerecycleerde granulaten op een werf
34
5
15%
Totaal*
201
55
27%
*Het totaal aantal deelgenomen bedrijven is niet gelijk aan de som van alle bovenstaande categorieën samen. De reden hiervoor is dat sommige bedrijven in meerdere categorieën thuishoren.
Overigens zegt het absolute responspercentage niet erg veel over de volledigheid van de resultaten aangezien sommige bedrijven veel meer produceren dan anderen. Belangrijk hierbij is te kijken naar 54
het dekkingspercentage ten opzichte van de totale productie per onderscheiden type. De dekkingspercentages per type b&s-afval zijn weergegeven in Tabel 24. Tabel 24: Dekkingspercentages van producenten van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Hoeveelheid in ton
Productie via enquête
Totale Vlaamse productie (COPRO/CERTIPRO)
Dekkingspercentage
Asfaltgranulaat
185.186
563.158
33%
Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt
663.074
663.074
100%
Betongranulaat*
1.390.156
4.229.371
33%
Menggranulaat**
1.194.889
4.561.894
26%
Metselpuingranulaat
57.894
311.004
19%
Zeefzand van b&s-afval
952.615
2.304.881
41%
Totaal
4.443.814 12.633.382 35% *In de enquête werd ook breekzand gemeld. Dit wordt hier samen weergegeven met betongranulaat, omdat het meestal om breekzand van beton gaat. Bovendien kent het eenzelfde toepassing als betongranulaat ** Het type granulaat “andere” in Tabel 4 wordt hier bij menggranulaat gerekend, omdat het om andere mengsels van granulaten gaat en omdat er via de enquête geen “andere” granulaten gemeld werden.
4.3.3 Ophoging van de cijfers uit de enquête Gezien de responsgraad van 35%, dienen de hoeveelheden te worden opgehoogd. Deze ophoging werd opgesplitst voor de productie op een vaste locatie enerzijds en voor de productie op een werf anderzijds. De cijfers voor asfaltgranulaat voor nieuw asfalt moeten niet meer opgehoogd worden aangezien de responsgraad 100% bedraagt.
Mobiele brekers Voor de productie op een werf door mobiele breekinstallaties werd een beknopte enquête opgesteld die telefonisch afgenomen werd. Op deze manier werd 15% van de mobiele brekers bevraagd. De dekkingsgraad voor de productie van gerecycleerde granulaten op een werf bedraagt 33%. De ophoogfactoren werden per type granulaat berekend en zijn in Tabel 25 weergegeven. Tabel 25: Ophoogfactoren voor de productie van gecertificeerde gerecycleerde granulaten op een werf Gerecycleerde Productie via ingevulde Totale productie mobiele Dekkingspercentage Ophoogfactor granulaten uit b&senquêtes installatie op een werf afval Asfaltgranulaat 24.913 97.386 26% 3,91 Betongranulaat 248.348 832.472 30% 3,35 Menggranulaat 202.015 534.349 38% 2,65 Metselpuingranulaat 8.411 33.206 25% 3,95 Zeefzand van bouw- en sloopafval 83.085 241.237 34% 2,90 Totaal 566.773 1.738.650 33%
Vaste brekers Voor de brekers op een vaste locatie werd de MDO enquête gebruikt. Via COPRO en Certipro zijn de hoeveelheden gecertificeerde granulaten in 2011 en dus ook het totale aanbod aan gerecycleerde granulaten op een vaste locatie gekend. Langs de aanbodzijde hebben we: (1) de hoeveelheden 55
geproduceerde granulaten die door de producent geleverd werden aan derden, (2) de door de producent-verbruikers11 verbruikte granulaten van ‘eigen productie’, en (3) de leveringen door handelaren en leveringen door producenten die niet afkomstig zijn van eigen productie. De som van (1) en (2) komt overeen met de hoeveelheid gecertificeerde granulaten van COPRO en Certipro en kan dus aan de hand van deze cijfers worden opgehoogd. Het aanbod van gerecycleerde granulaten die niet van eigen productie zijn (3) is normaal gezien verwaarloosbaar, daar het certificatie-systeem van de gerecycleerde granulaten tussenopslag van gerecycleerde granulaten niet toelaat. In Tabel 26 wordt per type b&s-afval de ophoogfactor weergegeven. Tabel 26: Ophoogfactoren voor de productie van gecertificeerde gerecycleerde granulaten op een vaste locatie Gerecycleerde Productie via ingevulde Totale productie op een vaste Dekkingsophoogfactor granulaten uit b&senquêtes locatie percentage afval Asfaltgranulaat Betongranulaat Menggranulaat Metselpuingranulaat Zeefzand van b&s-afval Totaal
160.272 1.141.808 992.874 49.483 869.530 3.213.967
465.772 3.396.899 4.027.545 277.798 2.063.644 10.231.659
34% 34% 25% 18% 42% 31%
2,91 2,98 4,06 5,61 2,37
4.3.4 Leveringen door producenten binnen Vlaanderen Leveringen binnen Vlaanderen In Tabel 27 staan de leveringen van gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval per granulaat voor leveringen binnen Vlaanderen samen. In principe worden alle granulaten rechtstreeks geleverd aan verbruikers ofwel worden ze door de producent zelf verbruikt. In de enquête werd regelmatig ook aangegeven dat geleverd werd ‘aan producenten’ of ‘aan overige afnemers’, maar er wordt hier vanuit gegaan dat het in deze gevallen om een verschil in interpretatie gaat. De volledige productie om te leveren aan derden wordt hier dan ook als leveringen aan verbruikers beschouwd. Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval mogen in feite niet verhandeld worden, maar moeten direct van de producent naar verbruiker worden gebracht. Tussenopslag op bijvoorbeeld een bedrijfsterrein van de aannemer of een andere vergunde locatie is niet toegestaan. De reden hiervoor is dat bij een zogenaamde tussenhandelaar de certificatie-instelling geen controle kan uitoefenen. Hierdoor heeft de afnemer van de granulaten geen garantie dat de geleverde gerecycleerde granulaten effectief van een gecertificeerde inrichting afkomstig zijn. Elke vracht gerecycleerd granulaat moet vergezeld zijn van een afleveringsbon die de certificaathouder vermeldt, de hoeveelheid en het type gerecycleerd granulaat en een nauwkeurige omschrijving van de bestemming. Naast de productie van granulaten om te leveren aan verbruikers is er een groot aandeel granulaten dat geproduceerd wordt voor eigen gebruik. Vooral betongranulaat wordt vaak geproduceerd om zelf te verbruiken, voornamelijk door de betoncentrales. De hoeveelheid asfaltgranulaat voor hergebruik (663 Kton) wordt geproduceerd en verbruikt door de asfaltcentrales. Zij gebruiken het asfaltgranulaat voor de productie van nieuw asfalt.
11
Dit zijn bedrijven die zowel grondstoffen produceren als grondstoffen inzetten in een productieproces. Een voorbeeld hiervan is een bedrijf dat gerecycleerde granulaten van b&s-afval produceert en een betoncentrale heeft, waar (een gedeelte) van de granulaten verbruikt kunnen worden.
56
Voor de granulaten die geproduceerd werden door mobiele brekers buiten Vlaanderen, werd verondersteld dat die ook ter plaatse op de werf buiten Vlaanderen ingezet werden. Deze hoeveelheid werd geschat op 144 Kton (zie hoofdstuk 7) en is verder niet relevant voor het MDO. Tabel 27: Te evalueren enquêteresultaten ‘Leveringen van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval binnen Vlaanderen in 2011’
Leveringen van gerecycleerde granulaten binnen Vlaanderen (in ton) Asfaltgranulaat Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik
Totaal
261.366
272.818
534.184
663.074
663.074
Betongranulaat
1.851.010
2.056.238
3.907.248
Menggranulaat
3.570.547
866.318
4.436.865
Metselpuingranulaat
181.364
123.775
305.138
Zeefzand van b&s-afval
1.088.581
1.160.819
2.249.400
Totaal
6.952.867
5.143.041
12.095.909
Van de totale gecertificeerde hoeveelheid geproduceerde granulaten in Vlaanderen wordt 12,1 Mton ook binnen Vlaanderen geleverd. 43% daarvan wordt door de producent aan zichzelf geleverd (eigen verbruik). De overige 57% wordt geleverd aan andere verbruikers. Per soort granulaat is het aandeel 'eigen gebruik' t.o.v. het aandeel dat geleverd wordt aan verbruikers ongeveer gelijk, behalve voor asfaltgebruik in nieuw asfalt, dat volledig uit eigen productie ingezet wordt, en voor menggranulaat, waarvan 80% aan verbruikers geleverd wordt.
Productie per type granulaat ter vervanging van primaire delfstoffen Hieronder wordt per type gerecycleerd granulaat, geproduceerd in Vlaanderen, een beeld gegeven van de toepassing en de primaire delfstof die het vervangt. De granulaten, geproduceerd in Vlaanderen, kunnen ofwel door de producent geleverd worden aan verbruikers ofwel verbruikt worden door de producent zelf. De hoeveelheden worden opgesplitst naargelang deze twee mogelijkheden. Bij de hoeveelheden die geleverd worden aan verbruikers wordt de vervanging en toepassing in de enquête opgegeven door de leverancier. Het is echter mogelijk dat een koper de granulaten voor een andere toepassing gebruikt dan die waarvoor de producent ze levert (of denkt te leveren). De toepassing volgens de verbruikers is terug te vinden in hoofdstuk 5. Asfaltgranulaat Uit Tabel 28 blijkt dat asfaltgranulaat bijna uitsluitend gebruikt wordt als (onder)funderingsmateriaal. Het vervangt uitsluitend de primaire delfstof (gebroken) grind. Tabel 28: Te evalueren enquêteresultaten ‘Asfaltgranulaat ter vervanging van primaire delfstoffen en per toepassing’ Asfaltgranulaat ter vervanging van (Gebroken) grind
Toepassing Als (onder) funderingsmateriaal Als oppervlakteverharding In mager betontoepassingen
Aan verbruikers 89% 2% 1,4%
Voor eigen verbruik Totaal in % Totaal in ton 91% 90% 480.007 0% 1,2% 6.356 8% 5% 24.849
57
Voor gebonden asfalt als onderfundering Onbekend Totaal
3% 5% 100%
0% 0,7% 100%
2% 3% 100%
8.487 14.485 534.184
Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt Uit Tabel 29 blijkt dat het asfaltgranulaat dat wordt aangewend voor gebruik in nieuw asfalt uitsluitend afkomstig is van de eigen productie. Dit type asfaltgranulaat wordt ingezet bij de productie van nieuw asfalt en vervangt de primaire delfstoffen waaruit het samengesteld is: 57% (gebroken) grind, 30% bouwzand alsook een deel van het bitumen. Tabel 29: Te evalueren enquêteresultaten ‘Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt ter vervanging van primaire delfstoffen en per toepassing’ Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt ter vervanging van (Gebroken) grind Bouwzand Andere Totaal
Toepassing Voor nieuw asfalt Voor nieuw asfalt Voor nieuw asfalt
Aan verbruikers 0% 0% 0% 0%
Voor eigen verbruik 57% 30% 13% 100%
Totaal in % 57% 30% 13% 100%
Totaal in ton 380.265 200.139 86.727 663.074
Betongranulaat Betongranulaat wordt nog relatief veel gebruikt als onderfunderingsmateriaal, wat in feite een laagwaardig gebruik is van dit gerecycleerd granulaat aangezien de mechanische eigenschappen van het betongranulaat bij gebruik als onderfundering niet ten volle worden benut. De fijnere fractie betongranulaat vindt zijn afzet in mager beton toepassingen. Vooral het betongranulaat uit eigen productie wordt vaak ingezet in mager betontoepassingen (50% ten opzichte van 3%). Slechts een beperkt gedeelte van het betongranulaat vindt zijn afzet als toepassing in nieuw beton. Meer dan 90% van het betongranulaat wordt ingezet ter vervanging van (gebroken) grind. Het overige deel wordt ingezet ter vervanging van zand. Tabel 30: Te evalueren enquêteresultaten ‘Betongranulaat ter vervanging van primaire delfstoffen en per toepassing’ Betongranulaat ter vervanging van (Gebroken) grind
Zand
Toepassing Als (onder) funderingsmateriaal Als oppervlakteverharding In mager betontoepassingen Voor drainage- stabilisatie- metsel- of betontoepassingen Voor gebonden asfalt als onderfundering Voor nieuw beton Onbekend In mager betontoepassingen Voor aanvullen en ophogen Voor drainage- stabilisatie- metsel- of betontoepassingen Onbekend
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik
Totaal in %
Totaal in ton
52% 28% 3%
30% 0% 45%
40% 13% 26%
1.564.975 517.296 996.414
0% 0% 3% 14% 0,0% 0%
0,1% 0,005% 8% 2% 5% 0,8%
0,1% 0,003% 5% 8% 3% 0,4%
2.760 113 213.680 294.619 105.844 15.586
0% 0%
7% 3%
4% 1,4%
140.755 55.205
58
Totaal
100%
100%
100%
3.907.248
Menggranulaat Uit Tabel 31 blijkt dat menggranulaat voor het overgrote deel gebruikt wordt als (onder) funderingsmateriaal. Het gebruik in mager betontoepassingen is vooralsnog beperkt. De producenten, en dus ook de certificatie-instellingen, houden geen gegevens bij over de specifieke toepassing zoals het gebruik als funderingsmateriaal of als onderfunderingsmateriaal type I of type II overeenkomstig het SB 250 van de wegenbouw. Het is aldus moeilijk te beoordelen of de bouwtechnische karakteristieken van het menggranulaat ten volle worden benut en de menggranulaten in de meest optimale toepassingen worden aangewend. Deze bedenking kan ook gemaakt worden voor de andere gerecycleerde granulaten. Tabel 31: Te evalueren enquêteresultaten ‘Menggranulaat ter vervanging van primaire delfstoffen en per toepassing’ Menggranulaat ter vervanging van (Gebroken) grind
Toepassing Als (onder) funderingsmateriaal Als oppervlakteverharding In mager betontoepassingen Voor drainage- stabilisatie- metsel- of betontoepassingen Voor gebonden asfalt als onderfundering Andere toepassingen: afdek stortplaats Onbekend
Aan verbruikers 81% 1,1% 0,2%
Voor eigen verbruik 74% 0% 14%
Totaal in % 80% 0,9% 3%
Totaal in ton 3.547.924 38.728 127.706
0% 0% 0% 17% 100%
0,1% 0,003% 0,8% 11% 100%
0,03% 0,001% 0,2% 16% 100%
1.133 22 6.834 714.518 4.436.865
Totaal
Metselpuingranulaat Metselpuingranulaat blijkt geschikt te zijn voor gebruik als onderfunderingsmateriaal aangezien het voor ongeveer 72% gebruikt wordt in onderfunderingen. Andere gebruikstoepassingen zijn oppervlakteverharding (laagbelaste wegen) en aanvullingen en ophogingen. Slechts een beperkte hoeveelheid wordt in mager betontoepassingen gebruikt. Tabel 32: Te evalueren enquêteresultaten ‘Metselpuingranulaat ter vervanging van primaire delfstoffen en per toepassing’ Metselpuingranulaat ter vervanging van (Gebroken) grind
Zand Totaal
Toepassing Als (onder) funderingsmateriaal Als oppervlakteverharding In mager betontoepassingen Voor aanvullen en ophogen
Aan verbruikers 82% 0% 0% 18% 100%
Voor eigen verbruik 60% 31% 8% 0% 100%
Totaal in % 72% 14% 4% 10% 100%
Totaal in ton 220.305 43.057 11.533 30.243 305.138
Zeefzand van bouw- en sloopafval Het zeefzand wordt gebruikt in verschillende toepassingsgebieden, waarvan de voornaamste zijn: aanvullen en ophogen (44%), drainage-, stabilisatie-, metsel- of betontoepassingen (34%) en mager betontoepassingen (15%). De meeste producenten van zeefzand hebben ingegeven dat het gebruikt wordt ter vervanging van zand. Vermoedelijk omdat de maximale korrelgrootte van zeefzand 20 mm 59
kan bedragen, hebben sommige producenten het gebruik van zeefzand gemeld ter vervanging van gebroken grind. Tabel 33: Te evalueren enquêteresultaten ‘Zeefzand ter vervanging van primaire delfstoffen en per toepassing’ Zeefzand uit b&s-afval ter vervanging van (Gebroken) grind Zand
Toepassing Als (onder) funderingsmateriaal Onbekend Als (onder) funderingsmateriaal Andere toepassingen: afdek stortplaats In mager betontoepassingen Voor aanvullen en ophogen Voor drainage- stabilisatie- metsel- of betontoepassingen Onbekend
Totaal
Aan verbruikers 4% 4% 0,2% 0,2% 3% 79%
Voor eigen verbruik 0% 0% 0% 0% 28% 9%
Totaal in % 2% 2% 0,1% 0,1% 15% 44%
Totaal in ton 44.972 39.393 2.360 2.651 344.570 988.475
6% 4% 100%
61% 2% 100%
34% 3% 100%
755.611 71.369 2.249.400
Tabel 34 is een samenvatting van de voorgaande tabellen per type primaire delfstof die vervangen wordt. Tabel 34: Te evalueren enquêteresultaten ‘Leveringen van gerecycleerde granulaten ter vervanging van primaire delfstoffen en per toepassing Gerecycleerde granulaten ter vervanging van (Gebroken) grind
Toepassing Als (onder) funderingsmateriaal Als oppervlakteverharding In mager betontoepassingen Voor drainage- stabilisatie- metsel- of betontoepassingen Voor gebonden asfalt als onderfundering Voor nieuw asfalt Andere toepassingen: afdek stortplaats Voor nieuw beton Onbekend
Totaal (gebroken) grind zand Als (onder) funderingsmateriaal Andere toepassingen: afdek stortplaats In mager betontoepassingen Voor aanvullen en ophogen Voor drainage- stabilisatie- metsel- of betontoepassingen Onbekend Totaal zand Totaal
Aan verbruikers 4.289.446 566.512 70.920
Totaal in Voor eigen Totaal in % verbruik ton 1.573.029 5.862.475 48% 38.616 605.128 5% 1.085.839 1.156.759 10%
0 7.952 0 0 51.827 927.076
3.904 203 663.074 7.037 161.005 134.981
3.904 8.155 663.074 7.037 212.832 1.062.057
0,03% 0,07% 5% 0,06% 2% 9%
5.913.734 2.309 2.593 27.648 895.913
3.667.688 0 0 427.990 124.054
9.574.385 2.309 2.593 455.638 1.019.967
79% 0,02% 0,02% 4% 8%
65.560 45.110 1.039.133 6.952.867
842.754 908.314 80.554 125.664 1.475.353 2.514.486 5.143.041 12.095.909
8% 1% 21% 100%
79% van de gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval wordt ingezet ter vervanging van (gebroken) grind. 21% wordt ingezet ter vervanging van zand. 60
De helft van de gerecycleerde granulaten wordt ingezet als (onder)funderingsmateriaal. Maar er wordt ook een belangrijke hoeveelheid gebruikt in hoogwaardigere toepassingen zoals in mager betontoepassingen (14%), de productie van nieuw asfalt (5%) en van nieuw beton (2%). Wat opvalt is dat de verhouding tussen eigen gebruik en levering aan verbruikers systematisch overhelt naar eigen gebruik indien de alternatieve grondstoffen worden ingezet in hoogwaardige toepassingen.
4.4 Producenten van bagger- en ruimingspecie Bagger- en ruimingspecie bestaat uit specie die wordt gebaggerd of geruimd uit de bevaarbare en onbevaarbare waterlopen. Afhankelijk van de herkomst worden verschillende groepen specie onderscheiden (zie Tabel 35). De beheerders van de waterlopen staan ofwel zelf in voor het baggeren of ruimen van de waterlopen of doen een beroep op aannemers uit de privé sector. De specie moet in de meeste gevallen minstens ontwaterd worden om als alternatieve grondstof te kunnen worden ingezet. De verwerking van specie gebeurt doorgaans in een slib- of grondrecyclagecentrum. Deze sectoren zijn daarom in de enquêtering opgenomen. Om een idee te krijgen van het volledige aanbod zijn ook de belangrijkste beheerders van de bevaarbare en onbevaarbare waterlopen gecontacteerd. Tabel 35: Onderscheiden groepen specie Onderscheiden groepen specie
Beschrijving
Baggerspecie
Bodemmateriaal afkomstig van het verdiepen en/of verbreden en/of onderhouden van bevaarbare waterlopen behorende tot het openbare hydrografische net.
Onderhoudspecie
Bodemmateriaal afkomstig van het onderhouden van bevaarbare waterlopen behorende tot het openbare hydrografische net.
Ruimingspecie
Bodemmateriaal afkomstig van het ruimen van de bodem van oppervlaktewateren zoals gedefinieerd in titel II van het VLAREM en voor zover het geen bevaarbare waterlopen of terrestrische bodems betreft (definitie VLAREMA).
Infrastructuurspecie of aanlegspecie
Specie die wordt verwijderd om de waterweg te verdiepen of verbreden en waarbij wordt gebaggerd buiten de omschrijving van een bestaande waterweg, bv. bij de aanleg van nieuwe infrastructuur, met inbegrip van kanalen en havens.
4.4.1 Respons 60% van de slibverwerkingscentra hebben meegewerkt aan de enquête. Het detailniveau van de antwoorden was echter niet steeds van dezelfde grootteorde (gaande van zeer gedetailleerd tot ruwe schattingen). Om een beeld te krijgen van het volledige aanbod van specie zijn ook de beheerders van de bevaarbare en onbevaarbare waterlopen (categorie 1) bevraagd. De respons bedroeg 100%. Het detailniveau van de aangeleverde informatie is echter niet steeds van dezelfde grootteorde. Bij het ontbreken van specifieke getallen voor 2011 is gewerkt met een gemiddelde hoeveelheid gebaggerde specie per jaar. 61
4.4.2 Ophoging van de cijfers uit de enquête De cijfers moeten niet opgehoogd worden, maar kunnen gezien worden als ramingen van de totale hoeveelheden specie die worden verwerkt en afgezet in Vlaanderen.
4.4.3 Leveringen door producenten Leveringen binnen Vlaanderen De slib- en grondrecyclagecentra leverden volgens de enquête in 2011 circa 270 Kton12 verwerkte bagger- en ruimingspecie. Dit zijn de leveringen die niet in eigen werken van de waterloopbeheerders werden afgezet. Hiervan is ongeveer 71 Kton afgezet als alternatief voor drainage-, stabilisatie-, metsel- of betonzand, ca. 27 Kton als zand voor opvul- en ophogingswerken. Van de resterende 123 Kton kennen we de bestemming niet. Tenslotte is ook nog 51 Kton afgezet in Nederland. Deze getallen liggen in de lijn met eerder verzamelde gegevens voor 2010. Toen werd eveneens door de slibrecyclagecentra ca. 270 Kton specie afgezet als alternatieve grondstof (bouwstof). Voor de bevaarbare waterlopen is contact opgenomen met NV Waterwegen en Zeekanaal afdeling Bovenschelde, afdeling Zeekanaal, en afdeling Kust, met de afdeling Maritieme Toegang, NV De scheepvaart en het Gemeentelijk havenbedrijf van Antwerpen. Hier zijn enkel de hoeveelheden weerhouden die niet zijn afgevoerd naar privé slibrecyclagecentra, en die effectief zijn ingezet ter vervanging van een primaire delfstof. Het gaat in totaal om 174.888 m³ zand waarvan 70.000 m³ voor strandsuppletie en om zand gebruikt als bodem voor een hoeveelheid van 104.888 m³. Daarboven is 596.898 m³ zand gebruikt voor het opvullen van groeves (440.671 m³) of gestort (156.227 m³) in deponie. Voor de onbevaarbare waterlopen is contact opgenomen met de VMM die de ruiming van de onbevaarbare waterlopen van categorie I beheert. In categorie I zijn de gedeelten van de onbevaarbare waterlopen, stroomafwaarts van het punt waar hun waterbekken tenminste 5000 ha bedraagt, opgenomen. Voor de kleinere waterlopen zijn de provincies (categorie II) en de gemeenten (categorie III) verantwoordelijk. In 2011 werden in opdracht van de VMM ruimingen voor een volume van 124.281 m3 aanbesteed. De uitvoering verliep deels in 2011 maar voornamelijk in 2012. De eindbestemming is grotendeels onbekend. Een deel van het slib (29.763 m3) werd echter verplicht op de oevers geplaatst. Een deel werd afgezet als bodem (1.862 m³) en een deel werd afgevoerd naar een ontwateringbekken van de VMM. Het merendeel (90.880 m3) werd echter door 8 aannemers verwerkt en mogelijk afgezet als alternatieve grondstof (bouwstof). In opdracht van de afdeling Maritieme Toegang en het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen werd in 2011 voor een volume van 1.934.097m3 infrastructuurspecie gebaggerd. Een deel van de baggerspecie (316.000 m3) werd afgezet als bouwstof. Een ander deel werd afgezet als bodem (1,6 miljoen m³).
12
Van 2 SRC´s werd geen antwoord verkregen. Van ‘bedrijf 1’ is geweten dat er 42 Kton geleverd is door W&Z in 2011. In 2010 werd door ‘bedrijf 1’ ongeveer 39 Kton verwerkt waarvan iets meer dan 36 Kton werd afgezet als alternatieve grondstof. Voor 2011 werd gerekend met 40 Kton. Door ‘bedrijf 2’ werd in 2010 ongeveer 21 Kton geproduceerd. Voor 2011 is gerekend met 20 Kton.
62
Tabel 36: Aanbod van bagger- en ruimingspecie in 2011 (alle getallen werden van m³ naar ton omgerekend, waarbij is gerekend met 1,5 ton/ m³) Type waterloop (in Kton) Onbevaarbare waterloop (ruimingspecie)
Afzet als bouwstof
Afzet als bodem*
136
47
Bevaarbare waterloop (bagger- of onderhoudsspecie)
Opvullen groeven/deponie
Totaal
184
262
895
1.158
Bevaarbare waterloop (infrastructuurspecie)
474
2.427
2.901
Slib- en grondrecyclagecentra (GRC´s en SRC´s)*
71
150
221
Totaal
681
2.887
895
4.464
* inclusief bestemming onbekend
Levering ter vervanging van een primaire delfstof Op basis van de cijfers van de slib- en grondrecyclagecentra en van de beheerders van de waterlopen en havens kunnen we, afhankelijk van de afzet en toepassing van de baggerspecie, het aanbod aan bagger- en ruimingspecie voor 2011 schatten op ongeveer 4,4 Mton. Daarnaast werd er ook ongeveer 1 Mton (circa 0,6 miljoen m³) baggerspecie gebruikt voor de opvulling van dokken en putten. Deze hoeveelheden zijn niet ingezet ter vervanging van Vlaamse primaire delfstoffen en werden in Tabel 37 niet in rekening gebracht. Tabel 37: Afzet van bagger- en ruimingspecie ter vervanging van primaire delfstoffen in 2011 Type waterloop (in Kton) Onbevaarbare waterloop (ruimingspecie)
Afzet als bouwstof
Afzet als bodem
Totaal
136
3
139
157
157
Bevaarbare waterloop (bagger- of onderhoudsspecie) Bevaarbare waterloop (infrastructuurspecie)
474
2.427
2.901
Slib- en grondrecyclagecentra (GRC´s en SRC´s)
71
150
221
Totaal
681
2.737
3.419
Vooruitzichten Voor de komende jaren zijn in Vlaanderen de bouw van 2 zeesluizen gepland, met name de tweede zeesluis voor de Waaslandhaven (Deurganckdoksluis) en de zeesluis in Zeebrugge. Verder is nabij de grens met Vlaanderen ook de zeesluis van Terneuzen (Nederland) gepland. Op 21 november 2011 werd de bouw van de tweede zeesluis in de Waaslandhaven gestart en in het voorjaar 2016 moet de 63
sluis klaar zijn. Samen met de Berendrechtsluis in het noorden van de haven van Antwerpen, wordt de nieuwe sluis de grootste ter wereld. De sluis wordt 68 meter breed en 500 meter lang. De bodem van de sluis zou op -17,80 meter TAW13 liggen. De start van de bouw van de twee andere zeesluizen is nog niet gekend. Volgens VLIZ (2010a) is er een beleidsvoornemen om tegen 2014 de zandwinning in de Westerschelde stop te zetten. Van 1993 tot 2013 werd jaarlijks ca. 0,3 miljoen m³ zand gewonnen voor het Vlaamse gewest dat afkomstig is van onderhouds- en verdiepingsbaggerwerken in de Westerschelde. Merk op dat deze 0,3 miljoen m³ zand zowel in de zandwinningstatistieken als in de baggerstatistieken voorkomt (VLIZ, 2010b).
4.5 Producenten van overige alternatieve grondstoffen 4.5.1 Beschrijving van de sector Naast uitgegraven bodem, gerecycleerde granulaten uit b&s-afval en bagger- en ruimingspecie (zie hiervoor respectievelijk paragrafen 3.2.2, 4.3, 4.4), zijn er ook nog andere stromen geschikt om Vlaamse primaire delfstoffen te vervangen. Deze worden gegroepeerd onder ‘overige alternatieven’. In dit MDO-jaarverslag ligt de focus op alternatieve grondstoffen ter vervanging van Vlaamse primaire delfstoffen. Wanneer voor deze alternatieve grondstoffen gegevens over eventuele andere nuttige toepassingen gekend zijn, bijvoorbeeld ferro-slakken die ingezet zijn ter vervanging van kalksteen in de cementindustrie, worden deze mee opgenomen in het verslag. Voor een groot deel van de overige alternatieven is er, volgens het VLAREMA (=Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen), een grondstofverklaring nodig. Zodra de afvalstof aan de vereiste voorwaarden, vastgelegd in VLAREMA, voldoet, verliest ze het statuut van afvalstof en wordt ze een grondstof.14 Op basis van de databank met grondstofverklaringen bij de OVAM werden de Vlaamse producenten van alternatieve grondstoffen voor gebruik als bouwstof of als bodem (in 2011) aangeschreven voor de MDO-enquête. De belangrijkste stromen hierbij zijn slakken, gieterijzand en bodem- en vliegassen. Zie Tabel 38 voor een beschrijving van de onderscheiden groepen overige alternatieve grondstoffen die verder in deze paragraaf besproken worden. Tabel 38: Onderscheiden groepen in overige alternatieve grondstoffen Onderscheiden groepen in overige alternatieve grondstoffen
Beschrijving
AVI-bodemassen
AVI = afvalverbrandingsinstallatie. Onder de AVI-bodemassen zijn zowel de reeds tot alternatief verwerkte HVI-bodemassen (huisvuilverbrandingsinstallatie) als de bodemassen afkomstig van papier- en houtverbranders vervat. Bodemassen zijn de assen die onderaan de oven blijven liggen na verbranding.
13
In België gebruikt men TAW (Tweede Algemene Waterpassing) als referentie voor het aanduiden van de hoogte ten opzichte van de waterstand. Een TAW-hoogte van 0 meter is gelijk aan het gemiddeld zeeniveau bij eb te Oostende. 14
Op 1 juni 2012 is VLAREA vervangen door VLAREMA, en spreekt men over grondstoffen en grondstofverklaringen in plaats van secundaire grondstoffen en gebruikscertificaten. Hierbij werden alle gebruikscertificaten die werden afgeleverd in het kader van VLAREA, omgezet naar grondstofverklaringen in het kader van VLAREMA.
64
AVI-vliegassen
Vliegassen afkomstig van papier- en houtverbranders. (HVI-vliegassen zijn niet geschikt als alternatieve grondstof.) Vliegassen zijn de assen die met de rookgassen worden meegevoerd.
e-bodemassen
e = elektriciteitscentrale. Assen afkomstig van elektriciteitscentrales met steenkool als hoofdbrandstof. Bodemassen zijn de assen die onderaan de oven blijven liggen na verbranding.
e-vliegassen
Assen afkomstig van elektriciteitscentrales met steenkool als hoofdbrandstof. Vliegassen zijn de assen die met de rookgassen worden meegevoerd.
Gips van e-centrale
Rookgasontzwavelingsgips dat ontstaat als bijproduct tijdens de steenkoolverbranding (e = elektriciteitsproductie).
Ferroslakken
Ontstaan bij de productie (smelten) of het gieten van ferrometalen. In de oven worden ertsen en/of metaalhoudende afvalstoffen (voornamelijk schroot) gesmolten, en toeslagstoffen (zoals zand, kalk) toegevoegd. Tijdens het smeltproces wordt in de oven naast de metaalfase een slakkenfase gevormd. De slakkenfase wordt in vloeibare vorm afgetapt uit de oven. De vloeibare slakken kunnen gegranuleerd door middel van een waterstraal, of aan de lucht afkoelen. Na afkoeling worden de slakken meestal nog gebroken, gezeefd en/of gedemetalliseerd.
Non-ferroslakken
Ontstaan bij de pyrometallurgische productie (smelten) van non-ferro metalen. Als input worden door non-ferro smelters ertsen en/of metaalhoudende afvalstoffen gebruikt. Tijdens het smeltproces wordt in de oven naast de metaalfase een slakkenfase gevormd. De slakkenfase wordt meestal in vloeibare vorm en soms na afkoeling afgescheiden van het metaal. Vloeibare slakken kunnen rechtstreeks gegranuleerd worden door middel van een waterstraal of na afkoeling mechanisch behandeld worden (breken, zeven, demetalliseren).
Gieterijzand
Ontstaat bij het gebruik van siliciumrijk zand voor de aanmaak van gietvormen in gieterijen. Gieterijen smelten metaal en gieten dit in de gewenste vorm aan de hand van een mal of gietvorm. De gietvormen worden gemaakt van zand dat wordt gebonden door bindmiddelen (betoniet of chemische harsen). Na gebruik kan het gieterijzand meestal, eventueel na reiniging, worden herbruikt voor de aanmaak van nieuwe gietvormen. Het zand dat niet meer geschikt is om te worden herbruikt, komt in aanmerking voor gebruik als bouwstof.
Vlakglasscherven
Afval van vlakglas wordt ingezameld en verwerkt door ze te sorteren, reinigen en vermalen. Op die manier ontstaat een grondstof die hier vlakglasscherven genoemd worden. Het gaat telkens om de ovenklare glasscherven, die rechtstreeks gebruikt kunnen worden in de productie van glasproducten, niet het afvalglas.
Hol glasscherven
Analoog met vlakglasscherven kan afval van hol glas verwerkt worden tot grondstof. Hol glasscherven hebben chemisch een andere samenstelling dan vlakglasscherven. Ook hier gaat het steeds om de ovenklare scherven van hol glas.
KSP-glas
Fijn glasmateriaal met relatief veel verontreiniging van keramiek, steen en porselein. Het komt vrij bij de sortering van glasafval.
Slib van natuursteenbewerking
Ontstaat bij het bewerken van natuursteen.
65
4.5.2 Respons In Tabel 39 is de absolute respons weergegeven van bedrijven die overige alternatieve grondstoffen produceren ter vervanging van primaire delfstoffen. Alle producenten van overige alternatieve grondstoffen die benaderd zijn, hebben deelgenomen, behalve 1 producent van slib van natuursteenbewerking. Tabel 39: Absolute respons van producenten van overige alternatieve grondstoffen Overige alternatieve grondstof
Benaderde bedrijven
Absolute respons
Absoluut respons%
AVI-bodemassen
6
6
100%
AVI-vliegassen
3
3
100%
e-assen (e-bodem en e-vliegassen en gips van e-centrale)
2
2
100%
Ferroslakken
6
6
100%
Non-ferroslakken (incl. bekalith)
5
5
100%
Gieterijzand
6
6
100%
Hol glasscherven
2
2
100%
Vlakglasscherven
4
4
100%
KSP-glas
1
1
100%
Dlib van natuursteenbewerking
3
2
67%
Totaal* 32 31 97% *Het totaal aantal deelgenomen bedrijven komt niet overeen met de som van alle bovenstaande categorieën samen. De reden hiervoor is dat sommige bedrijven verschillende grondstoffen produceren.
Er zijn voor het monitoringsonderzoek zes bedrijven benaderd die AVI-bodemassen produceren of verwerken tot alternatieve grondstof ter vervanging van een primaire delfstof. Deze hebben allen deelgenomen. Het gaat hier over vier installaties voor hout- en papierverbranding en twee bedrijven die bodemassen van huisvuilverbrandingsinstallaties (HVI) verwerken tot een alternatieve grondstof. In verband met de HVI-bodemassen dient er opgemerkt te worden dat voor deze MDO-studie dus niet de bodemassen van de Vlaamse HVI’s zijn beschouwd (deze zijn immers nog afvalstof en, zonder bewerking, niet geschikt als alternatieve grondstof) maar deze van de Vlaamse verwerkers van HVIbodemassen (omdat de assen pas na deze bewerking geschikt zijn als alternatieve grondstof). In Vlaanderen zijn er in totaal tien huisvuilverbrandingsinstallaties (HVI's) waarvan, volgens de gegevens uit het IMJV, in 2011 enkel de bodemassen van twee van deze verbrandingsinstallaties door een Vlaamse verwerker verwerkt werden tot alternatieve grondstof. De bodemassen van de andere HVI's werden ofwel gestort ofwel in het buitenland (Duitsland en Nederland) verwerkt. In de Vlaamse verwerkingsinstallaties van HVI-bodemassen worden echter ook bodemassen van buiten Vlaanderen verwerkt. Verder zijn er drie bedrijven die aangeven dat ze AVI-vliegassen produceren en afzetten als alternatieve grondstof. Het betreft twee installaties voor hout- en papierverbranding en één installatie voor slibverbranding. In Vlaanderen zijn er twee spelers op de markt die elektriciteitscentrales beheren en bij deze activiteit e-bodemassen, e-vliegassen en gips van e-centrale produceren (in bovenstaande tabel samen weergegeven als ‘e-assen’). Beide bedrijven hebben de enquête ingevuld. 66
Er werden 6 producenten van ferroslakken aangeschreven voor de MDO-enquête: 2 ferrosmelters en 4 ijzergieterijen. Ook deze zes bedrijven hebben aan het onderzoek deelgenomen. Alle vier non-ferro bedrijven hebben de enquête ingevuld. Bij de hoeveelheden van deze vier bedrijven werd eveneens een reststroom geteld van een vijfde bedrijf. Deze reststroom komt vrij bij de productie van straalgrit en bestaat voor een gedeelte uit non-ferroslakken. Aangezien deze stroom door slechts één bedrijf in Vlaanderen geproduceerd wordt, werd dit bij de hoeveelheden van de non-ferroslakken geteld. Verder hebben 6 gieterijen de productie van gieterijzand gemeld. Voor 1 daarvan werden de gegevens van de enquête van 2010 overgenomen, nadat het bedrijf had bevestigd dat deze gegevens hetzelfde zijn voor 2011. Er zijn in Vlaanderen 4 bedrijven die vlakglas verwerken. Twee daarvan verwerken ook hol glas. Ze hebben alle 4 deelgenomen aan de enquête. Eén van deze bedrijven produceert ook KSP-glas dat geschikt is als alternatieve grondstof. Er is slechts één producent van KSP-glas als alternatieve grondstof in Vlaanderen, dus de respons voor KSP-glas bedraagt eveneens 100%. Ook andere glasverwerkers produceren KSP-glas, maar het is niet geschikt als alternatieve grondstof en wordt gestort. Er werden tenslotte 3 bedrijven benaderd die natuursteen bewerken en daarbij slib produceren. Twee van de drie hebben geantwoord. Alle gegevens die door de producenten van overige alternatieve grondstoffen werden ingevuld in de enquête, werden ook vergeleken met de bestaande grondstofverklaringen en kunnen als betrouwbaar beschouwd worden.
4.5.3 Ophoging van de cijfers uit de enquête Voor de productie van assen, slakken, gieterijzand en glasscherven werd een respons van 100% bekomen. Enkel voor de productie van slib van natuursteenbewerking was de respons niet 100%. Eén van de drie benaderde bedrijven heeft niet deelgenomen aan de enquête. Het is niet duidelijk hoeveel de totale productie bedraagt van dit slib in Vlaanderen, daarom werd eenvoudigweg van 2 naar 3 bedrijven opgehoogd (Tabel 40). Het is echter mogelijk dat er nog meer producenten van slib van natuursteenbewerking actief zijn in Vlaanderen, maar deze zijn momenteel niet gekend. Tabel 40: Ophoogfactor voor slib van natuursteenbewerking
Slib van natuursteenbewerking
Dekkings%
Ophoogfactor
67%
1,50
De resultaten die verder in dit hoofdstuk worden gepresenteerd kunnen dus als opgehoogd beschouwd worden en geven een volledige weergave van de producenten van overige alternatieve grondstoffen. In de volgende paragrafen is er echter ook sprake van andere overige alternatieve grondstoffen (bv. zand uit veegvuil, rioolkolkenspecie, …). Hiervoor werden de cijfers niet opgehoogd en is er mogelijk een onderschatting van de hoeveelheden. 67
4.5.4 Leveringen door producenten Leveringen van overige alternatieve grondstoffen binnen Vlaanderen In Tabel 41 staan de leveringen weergegeven van overige alternatieve grondstoffen binnen Vlaanderen. De leveringen zijn inclusief de hoeveelheden voor ‘overige’ inzet, d.i. de hoeveelheden die niet ingezet worden ter vervanging van een Vlaamse primaire delfstof. De tabel bevat alleen de leveringen door producenten omdat leveringen door handelaren verwaarloosbaar klein zijn. Tabel 41: Te evalueren enquêteresultaten ‘Levering van overige alternatieve grondstoffen binnen Vlaanderen’ (inclusief voor ‘overige’ inzet) Hoeveelheid in ton
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik
Totaal
2011 2011 2011 2010 AVI-bodemassen 54.735 1.096 55.831 43.392* AVI-vliegassen 75.364 0 75.364 67.407 e-bodemassen 27.695 0 27.695 33.426 e-vliegassen 158.940 0 158.940 184.127 Gips van e-centrale 54.557 0 54.557 59.516 Slakken van de ferroindustrie 1.014.611 0 1.014.611 253.894 Slakken van de nonferro-industrie 273.650 0 273.650 280.867 Gieterijzand 13.906 0 13.906 13.558 Straalgrit 2.829 0 2.829 5.626 Vlakglasscherven 36.821 51.556 88.377 nb Holglasscherven 0 0 0 nb KSP-glas 3.602 0 3.602 15.643 Slib van natuursteenbewerking 57 0 57 Andere** 138.214 5.780 143.995 Totaal 1.854.981 58.432 1.913.414 946.634 % totaal 97% 3% 100% * Uit bijkomende informatie kan besloten worden dat de hoeveelheid geproduceerde en geleverde AVI-bodemas in 2010 zoals het eerder gepubliceerd was in het jaarverslag 2011, met 10.822 ton verhoogd dient te worden. Het totaal voor 2010 komt hiermee op 43.392 ton. **andere: gewassen zand, zand uit rioolkolkenspecie, zand uit veegvuil, steenpuin, filterkoeken, keramiek, steen en porselein, gips van ontzwavelingsinstallatie, restzand, … nb: niet beschikbaar. De glassector is niet bevraagd in 2010.
Zoals blijkt uit Tabel 41 worden de overige alternatieve grondstoffen steeds rechtstreeks aan verbruikers geleverd (97%). Een kleine hoeveelheid wordt door de producenten zelf verbruikt (3%). Wat de AVI-bodemassen betreft werd er bovenop de totaal geleverde hoeveelheid als alternatieve grondstoffen in Tabel 41, nog ongeveer 40 Kton bodemassen ingezet als opvullaag voor stortplaatsen. Het gebruik van AVI-bodemassen op een stortplaats wordt in de meeste gevallen niet beschouwd als nuttige toepassing, maar wel als storten (zie ook het hoofdstuk 5.3.7). Daarom wordt ervan uitgegaan dat deze hoeveelheid mogelijk verkeerdelijk werd aangegeven als alternatieve grondstof en werd deze buiten beschouwing gelaten in Tabel 41. In vergelijking met 2010 werd ongeveer 10 Kton meer AVI-bodemassen geleverd als alternatieve grondstof binnen Vlaanderen.
68
De hoeveelheid AVI-vliegassen geleverd binnen Vlaanderen steeg in 2011 eveneens met ongeveer 8 Kton ten opzichte van 2010. Deze stijging komt ongeveer overeen met de hoeveelheid die voor 2010 werd aangegeven voor levering buiten Vlaanderen. Voor 2011 werd er geen levering van AVIvliegassen buiten Vlaanderen meer aangegeven. In vergelijking met de gegevens van 2010 is de hoeveelheid ferro-slakken geleverd binnen Vlaanderen in 2011 sterk toegenomen. Dit is voor een groot deel te wijten aan een gewijzigde verwerking van de gegevens van 1 ferro-bedrijf. In 2010 werd voor dit bedrijf de hoeveelheid ferroslakken afgevoerd naar de cementindustrie niet mee opgenomen in de enquêteresultaten. De gegevens van 2011 bevatten de totale hoeveelheid ferro-slakken, inclusief de hoeveelheid slakken afgevoerd naar de cementindustrie. De geproduceerde hoeveelheid slakken voor dit ferro-bedrijf bleef ongeveer gelijk in 2010 en 2011, maar in 2010 was de levering van slakken lager omwille van de mindere marktsituatie voor afvoer. Er werd een hoeveelheid van circa 200 Kton ferro-slakken tijdelijk gestockeerd. In Vlaanderen werden in 2011 88 Kton ovenklare vlakglasscherven geleverd, waarvan bijna 52 Kton productie voor eigen verbruik is. Scherven van hol glas werden niet binnen Vlaanderen geleverd. De volledige productie hiervan wordt afgezet buiten Vlaanderen (zie hoofdstuk 7.3). De productie van KSP-glas is sterk gedaald in 2011 ten opzichte van 2010, omdat één van de twee bedrijven die dit produceerden in 2010, geen KSP-glas meer produceerde in 2011. De productie van slib van natuursteenbewerking is een relatief kleine stroom van 57 ton.
Leveringen per alternatief naar vervanging en toepassing Hieronder wordt per overige alternatieve grondstof, geproduceerd en geleverd binnen Vlaanderen, een beeld gegeven van de primaire delfstoffen die deze alternatieve grondstof vervangt en in welke toepassing ze gebruikt wordt.
AVI-bodemassen De levering van AVI-bodemassen binnen Vlaanderen in 2011 bedroeg bijna 56 Kton. Van de afgezette AVI-bodemassen binnen Vlaanderen wordt 43% ingezet ter vervanging van (gebroken) grind. Een ander deel (21%) wordt ingezet ter vervanging van (bouw)zand voor drainage-, stabilisatie-, metselof betontoepassingen. Van een groot deel (34%) van de geleverde bodemassen is niet geweten welke primaire delfstof ze vervangen noch in welke toepassing ze worden ingezet.
Tabel 42: Te evalueren enquêteresultaten ‘AVI-bodemassen ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ AVI-bodemassen ter vervanging van
Toepassing
(Gebroken) grind
Onbekend Voor drainage-, stabilisatie-, metselof betontoepassingen Andere toepassingen: pelsmateriaal voor verbrandingsoven
Zand
Onbekend Totaal
Onbekend
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik Totaal in ton
Totaal in %
23.835
23.835
43%
11.780
11.780
21%
1.096
1.096
2%
19.120
34%
1.096
55.831
100%
19.120 35.615
69
AVI-vliegassen De levering van AVI-vliegassen binnen Vlaanderen in 2011 bedroeg 75 Kton. Het grootste deel van de AVI-vliegassen (88%) wordt ingezet ter vervanging van kalk in de cementindustrie. Een minderheid (12%) wordt ingezet ter vervanging van zand en klei. Het gaat hier telkens om AVI-vliegassen van papier- of houtverbranding. De vliegassen van huisvuilverbranding komen niet in aanmerking voor hergebruik.
Tabel 43: Te evalueren enquêteresultaten ‘AVI-vliegassen ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ AVI-vliegassen ter vervanging van
Toepassing
Klei
Als grondstof in keramische sector
Zand
Andere toepassingen
Andere: kalksteen
Als grondstof in cement
Totaal
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik Totaal in ton
Totaal in %
5.796
5.796
8%
3.068
3.068
4%
66.500
66.500
88%
75.364
100%
75.364
0
E- bodemassen, e-vliegassen en gips van e-centrale De levering van e-bodemassen, e-vliegassen en gips van e-centrale binnen Vlaanderen in 2011 bedroeg respectievelijk 28 Kton, 159 Kton en 55 Kton. Deze grondstoffen worden volledig afgezet binnen Vlaanderen. De e-bodemassen kunnen net zoals AVI-bodemassen ingezet worden ter vervanging van grind en zand. Volgens de informatie uit de afgeleverde grondstofverklaringen worden de e-bodemassen voornamelijk gebruikt in de wegenbouw, voor de aanleg van de onderfundering, stabilisatie- en drainagelagen. De e-vliegassen worden volledig ingezet ter vervanging van kalk in cement. Het gips dat vrijkomt als bijproduct tijdens de steenkoolverbranding wordt ingezet ter vervanging van natuurgips, meestal bij de productie van gipsplaten. Tabel 44: Te evalueren enquêteresultaten ‘e-bodemassen ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ e-bodemassen ter vervanging van
Toepassing
(Gebroken) grind
Onderfundering
Totaal
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik Totaal in ton Totaal in %
27.695 27.695
0
27.695
100%
27.695
100%
Tabel 45: Te evalueren enquêteresultaten ‘e-vliegassen ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ e-vliegassen ter vervanging van
Toepassing
Andere: kalksteen
Als grondstof in cement
Totaal
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik Totaal in ton Totaal in %
158.940 158.940
0
158.940
100%
158.940
100%
70
Tabel 46: Te evalueren enquêteresultaten ‘gips van e-centrale ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’
Gips van e-centrale ter vervanging van (Natuur)gips
Toepassing Andere: productie van bouwgips (gipsplaten, gipspleisters, …)
Totaal
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik Totaal in ton Totaal in %
54.557 54.557
0
54.557
100%
54.557
100%
Ferroslakken De levering van ferroslakken binnen Vlaanderen in 2011 bedroeg 1.015 Kton. De ferroslakken worden vooral ingezet in de cementindustrie ter vervanging van kalk (64%). Het overige gedeelte wordt ter vervanging van gebroken grind of zand ingezet als oppervlakteverharding (15%), in asfalttoepassingen (11%) en betontoepassingen (10%). Tabel 47: Te evalueren enquêteresultaten ‘Ferroslakken ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ Slakken van de ferroindustrie Aan verbruikers
Voor eigen verbruik Totaal in ton
Totaal in %
110
110
0,01%
Als oppervlakteverharding
153.000
153.000
15%
Voor nieuw asfalt
107.130
107.130
11%
Voor nieuw beton
26.620
26.620
3%
ter vervanging van
Toepassing
(Gebroken) grind
Als (onder) funderingsmateriaal
In mager betontoepassingen Zand
Voor nieuw beton
Kalksteen
Als grondstof in cement
Onbekend
Onbekend
Totaal
2.298
2.298
0,2%
72.603
72.603
7%
650.000
650.000
64%
2.851
2.851
0,3%
1.014.611
100%
1.014.611
0
Non-ferroslakken De levering van non-ferroslakken binnen Vlaanderen in 2011 bedroeg 274 Kton. Meer dan de helft van de geleverde non-ferroslakken (53%) wordt ingezet ter vervanging van zand, 28% ter vervanging van grind, 11% wordt ingezet als dijkverstevigingsmateriaal en 8% voor de productie van straalmiddel. Tabel 48: Te evalueren enquêteresultaten ‘Non-ferroslakken ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ Slakken van de nonferro-industrie ter vervanging van
Toepassing
(Gebroken) grind
Als (onder) funderingsmateriaal
Zand
Voor eigen verbruik Totaal in ton
Totaal in %
388
388
0,2%
Voor nieuw beton
75.663
75.663
28%
Voor nieuw beton
22.542
22.542
8%
Voor nieuw asfalt In mager betontoepassingen Onbekend
Aan verbruikers
Andere: dijkverstevigingsmateriaal Andere: industrieel reinigen Andere: productie van straalmiddel
837
837
0,4%
121.346
121.346
44%
31.446
31.446
11%
286
286
0,1%
21.142
21.142
8%
71
Totaal
273.650
0
273.650
100%
Gieterijzand De levering van gieterijzand binnen Vlaanderen in 2011 bedroeg ongeveer 14 Kton. Het zand wordt hoofdzakelijk gebruikt voor drainage-, stabilisatie-, metsel- of betontoepassingen (70%). Tabel 49: Te evalueren enquêteresultaten ‘Gieterijzand ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ Gieterijzand ter vervanging van
Toepassing
Zand
In mager betontoepassingen Voor drainage-, stabilisatie-, metselof betontoepassingen Onbekend
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik Totaal in ton
Totaal in %
3.132
3.132
23%
9.679
9.679
70%
1.095
1.095
8%
13.906
100%
Totaal
13.906
0
Glasscherven De glasverwerkende bedrijven geven in de bevraging aan dat ze 37 Kton ovenklare glasscherven van vlakglas geleverd hebben aan verbruikers in Vlaanderen in 2011. Daarnaast hebben de producenten van glas en overige glasproducten aangegeven dat ze zelf ook 52 Kton eigen afvalglas hergebruiken in het productieproces. Al deze vlakglasscherven worden gebruikt ter vervanging van kwartszand. Ongeveer de helft wordt gebruikt voor de productie van glas terwijl de andere helft wordt gebruikt voor de productie van isolatieproducten op basis van glas en de productie van glasvezels. De scherven van hol glas worden allemaal geëxporteerd voor de productie van voornamelijk verpakkingsglas (bokalen, …) en glaswol buiten Vlaanderen. Tabel 50: Te evalueren enquêteresultaten ‘Glasscherven ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ Vlakglasscherven ter vervanging van
Toepassing
Kwartszand
Productie van glas Productie van overige glasproducten
Totaal
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik
Totaal in ton
Totaal in %
43.429
43.429
49%
36.820
8.127
44.947
51%
36.820
51.556
88.376
100%
KSP-glas Het KSP-glas werd in 2011 geleverd om te gebruiken als eindafdek op stortplaatsen. Het kan echter ook gebruikt worden als drainagelaag op stortplaatsen of onder wegen. Tabel 51: Te evalueren enquêteresultaten ‘KSP-glas ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ KSP-glas ter vervanging van
Toepassing
Zand
Andere: eindafdek stortplaats
Aan verbruikers 3.602
Voor eigen verbruik
Totaal in ton
Totaal in %
3.602
100%
72
Totaal
3.602
0
3.602
100%
Straalgrit De levering van straalgrit binnen Vlaanderen in 2011 bedroeg ongeveer 3 Kton. Zo goed als al het straalgrit wordt gebruikt ter vervanging van zand in drainage-, stabilisatie-, metsel- of betontoepassingen. Tabel 52: Te evalueren enquêteresultaten ‘Straalgrit ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’
Straalgrit ter vervanging van Zand
Toepassing Voor drainage-, stabilisatie-, metselof betontoepassingen
Onbekend
Onbekend
Totaal
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik Totaal in ton
Totaal in %
2.778
2.778
98%
51
51
2%
2.829
100%
2.829
0
Slib van natuursteenbewerking In Vlaanderen werd in 2011 (minstens) 0,06 Kton slib van natuursteenbewerking geproduceerd. Voor de producenten van dit slib is de toepassing waarin het gebruikt wordt onbekend. Vermoedelijk wordt het in de keramische sector verbruikt. Tabel 53: Te evalueren enquêteresultaten ‘Slib van natuursteenbewerking ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ Slib van natuursteenbewerking ter vervanging van
Toepassing
Onbekend
Onbekend
Totaal
Aan verbruikers
Voor eigen verbruik Totaal in ton
Totaal in %
57
57
100%
57
100%
57
0
Andere De andere overige alternatieve grondstoffen betreffen gewassen zand, zand uit rioolkolkenspecie, zand uit veegvuil, steenpuin, filterkoeken, … Ze worden meestal gebruikt ter vervanging van zand. De toepassing is niet altijd gekend bij de producenten en sterk afhankelijk van de kwaliteit van de bekomen grondstof. De filterkoeken, afkomstig van een producent van primaire delfstoffen, worden ingezet ter vervanging van klei in de keramische sector. Tabel 54: Te evalueren enquêteresultaten ‘Andere alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing’ Andere Aan verbruikers
Voor eigen verbruik Totaal in ton
Totaal in %
3.600
3.600
3%
31.324
31.324
22%
68.074
68.074
47%
28.188
20%
1.650
1%
ter vervanging van
Toepassing
Zand
In mager betontoepassingen Voor drainage- stabilisatie- metsel- of betontoepassingen Onbekend
Klei
Als grondstof in keramische sector
22.408
(Gebroken) grind
Onbekend
1.650
5.780
73
Natuursteen
Onbekend
Onbekend
Onbekend
Totaal
10.117
10.117
1.042 138.215
5.780
7%
1.042
1%
143.995
100%
74
5 Enquête-onderzoek onder verbruikers 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het verbruik van klei, leem, vulzand, bouwzand, grind, grindvervangende granulaten en alternatieve grondstoffen ter vervanging van voorgenoemde delfstoffen besproken aan de hand van het verbruikersgedeelte van de MDO-enquête. Het verbruik houdt de inzet van grondstoffen in die zowel van binnen Vlaanderen als van daarbuiten afkomstig kunnen zijn. In dit hoofdstuk wordt naast het grondstoffenverbruik ook per sector nader ingegaan op de inkoopbewegingen van buiten Vlaanderen (import). De Vlaamse inzet van grondstoffen kan zowel gebaseerd worden op de resultaten uit de verbruikersenquête als op de resultaten afkomstig van de producenten/handelaren-enquête (alle leveringen plus de eigen import van verbruikers). De resultaten van het verbruikersgedeelte van de MDOenquête zullen daarom in hoofdstuk 6 getoetst worden aan de resultaten uit het producenten- en handelarengedeelte, waarna een definitieve uitspraak gedaan kan worden over de inzet van grondstoffen in Vlaanderen. In Tabel 55 worden de categorieën verbruikers weergegeven die in dit hoofdstuk worden besproken. Allereerst worden in dit hoofdstuk de algemene resultaten van alle verbruikers samen behandeld. Vervolgens wordt er per sector nader ingegaan op de enquêteresultaten. Tabel 55: Weergave van verschillende verbruikerssectoren uit het MDO-onderzoek Sectoren Stortklaar betonsector
producenten van stortklaar beton producenten van gestabiliseerd zand
Betonwarensector
producenten van betonwaren, vezelcement, silicaatsteen, cellenbeton
Asfaltsector
producenten van asfalt
Grofkeramische sector
producenten van dakpannen en bakstenen producenten van gresbuizen producenten van geëxpandeerde kleikorrels
Glasnijverheid (nieuw)
producenten van glas producenten van glasvezel producenten van isolatie o.b.v. glas
Aannemerij
bouwwerken metselen wegenwerken waterwerken enz.
Stortplaatsen
exploitanten stortplaatsen
75
overige verbruikers
producenten straalmiddelen, papierfabriek, cement, … diversen
5.2 Algemene resultaten uit de verbruikersenquête 5.2.1 Respons Tabel 56 geeft de respons weer per verbruikerssector, exclusief de sector overig verbruik. Voor deze sector wordt verwezen naar paragraaf 5.3.8. In deze tabel is allereerst de absolute respons, inclusief percentage weergegeven. In totaal zijn er 1.201 bedrijven benaderd om aan het monitoringsonderzoek deel te nemen. 468 bedrijven hebben geantwoord. Tabel 56: Respons van verbruikers Verbruikerscategorie
Benaderde bedrijven
Absolute respons
Absoluut respons%
Stortklaar betonsector
120
39
33%
Betonwarensector
153
63
41%
Grofkeramische sector
12 14
12 14
100% 100%
Glasnijverheid
5
5
100%
Aannemerij*
890
302
34%
Stortplaatsen
16
26
62%
Overig verbruik
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Totaal aantal deelgenomen bedrijven**
1.201
468
39%
Asfaltsector
* De benaderde bedrijven maken deel uit van een statistische steekproef. In totaal zijn er circa 12.441 relevante aannemers. ** Het totaal aantal deelgenomen bedrijven komt niet overeen met de som van alle verbruikerscategorieën samen. De reden hiervoor is dat sommige bedrijven in meerdere categorieën thuis horen.
Analoog aan de producenten werd per verbruikssector de productiehoeveelheid van de respondenten samen vergeleken met de totale Vlaamse productiehoeveelheid (dekkingspercentage). Een gemiddeld dekkingspercentage van alle verbruikerssectoren samen is niet te bepalen aangezien er enerzijds aan sommige sectoren in de enquête niet gevraagd werd naar productiehoeveelheden (vb. grofkeramische sector, glasnijverheid) en anderzijds voor sommige sectoren geen (Vlaamse) productiestatistieken bekend zijn (vb. aannemerij, stortplaatsen). Het gemiddelde dekkingspercentage van de beton- en asfaltsector kan echter wel bepaald worden en bedraagt 69% (Tabel 57). De resultaten die verder in dit hoofdstuk gepresenteerd worden zijn alle naar Vlaams niveau opgehoogd.
Tabel 57: Dekkingspercentages van verbruikerssectoren Verbruikerscategorie
Stortklaar betonsector
Vlaamse productiehoeveelheid 7.187.475 m
3
Productiehoeveelheid uit de enquête 4.995.086 m
3
Dekkings%
69%
76
Betonwarensector
9.626.371 ton
5.597.982 ton
58%
2.862.637 ton n.v.t.
2.862.637 ton onbekend
100% 100%
Glasnijverheid
n.v.t.
onbekend
100%
Aannemerij, stortplaatsen en overig verbruik
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
28.301.453 ton
19.449.808 ton
69%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Asfaltsector Grofkeramische sector
Gemiddelde van beton- en asfaltsector Gemiddelde van alle bevraagde verbruikerssectoren
5.2.2 Verbruik grondstoffen door verbruikers In Tabel 58 wordt het verbruik van grondstoffen volgens de verbruikerszijde weergegeven. Hoe deze cijfers bekomen werden, wordt in subhoofdstuk 5.3 uitgelegd per sector. Uit Tabel 58 blijkt dat er door de verbruikers in Vlaanderen in totaal ruim 64 Mton is ingezet. 50% is ingevuld door primaire delfstoffen, 13% zijn gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval en 37% door overige alternatieve grondstoffen. Tabel 58: Te evalueren enquêteresultaten ‘Totaal verbruik grondstoffen in Vlaanderen in 2011’ Grondstoffen
Verbruik in ton
% tov totaal
Primaire delfstoffen Aanvul- of ophoogzand
1.571.353
2%
12.628.177
20%
Zand voor strandsuppletie
1.126.627
2%
Klei
1.786.965
3%
Kwartszand
297.735
<1%
Leem
728.325
1%
(Gebroken) grind
4.478.158
7%
Grindvervangende granulaten
9.501.323
15%
168.497
<1%
32.287.159
50%
Asfaltgranulaat
1.021.415
2%
Betongranulaat
2.966.358
6%
177.686
<1%
1.820.297
3%
829.520
1%
Zeefzand van b&s-afval
1.632.916
3%
Subtotaal
8.448.192
13%
36.744
<1%
AVI-vliegassen
3.558
<1%
e-bodemassen
47.000
<1%
e-vliegassen
62.183
<1%
Bouwzand
Andere Subtotaal Gerecycleerde granulaten uit b&safval
Breekzand van bouw- en sloopafval Menggranulaat Metselpuingranulaat
Overige alternatieve grondstoffen AVI-bodemassen
77
Gieterijzand
17.223
<1%
Keramiek
5.780
<1%
KSP-glas
21.033
<1%
Mijnsteen
222.412
<1%
Papiervezel
55.281
<1%
Slakken van de non-ferro-industrie
487.150
1%
Slakken van de ferro-industrie
703.636
1%
97.906
<1%
3.260
<1%
87.794
<1%
21.647.059
34%
Bagger- en ruimingspecie
18.214
<1%
Zinkassen
12.000
<1%
Andere
66.831
<1%
Subtotaal
23.595.064
37%
Totaal
64.330.415
100%
Slib van natuursteen Straalgrit Vlakglasscherven Uitgegraven bodem
Primaire delfstoffen Het totale verbruik van primaire delfstoffen in Vlaanderen in 2011 is ruim 32 Mton (Tabel 59). Bouwzand neemt hierin het grootste aandeel met 39%. Wanneer echter grind (14%) en grindvervangende granulaten (29%) samengenomen worden, vormen de granulaten de grootste stroom grondstoffen die door de verbruikers wordt ingezet, namelijk bijna 14 Mton. Van grindvervangende granulaten worden kalksteen en porfier het meest verbruikt. Tabel 59: Te evalueren enquêteresultaten ‘Totaal verbruik primaire delfstoffen in Vlaanderen in 2011’ Grondstoffen
Verbruik in ton
% tov totaal
Primaire delfstoffen Aanvul- of ophoogzand
1.571.353
5%
12.628.177
39%
Zand voor strandsuppletie
1.126.627
3%
Klei
1.786.965
6%
Kwartszand
297.735
1%
Leem
728.325
2%
(Gebroken) grind
4.478.158
14%
Grindvervangende granulaten
9.501.323
29%
168.497 32.287.159
1%
Bouwzand
Andere subtotaal
100%
Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval Het totale verbruik van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval in Vlaanderen in 2011 bedraagt ruim 8 Mton, waarvan betongranulaat en menggranulaat samen meer dan 50% voor hun rekening nemen (zie Tabel 60 ). Beide types gerecycleerde granulaten worden voornamelijk toegepast in 78
onderfundering en funderingen (laagwaardige toepassingen). Een deel van het betongranulaat wordt hergebruikt in de productie van nieuw beton (hoogwaardige toepassing). De bijdrage van zeefzand beloopt 19%. Asfaltgranulaat is goed voor 12% van de gerecycleerde granulaten. Naar metselpuingranulaat (10%) is door de geringe mechanische sterkte en door het grotere percentage onzuiverheden minder vraag (COPRO 2011). Tabel 60: Te evalueren enquêteresultaten ‘Totaal verbruik van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval in Vlaanderen in 2011’ Gerecycleerde granulaten uit b&safval
Verbruik in ton
%
Asfaltgranulaat
1.021.415
12%
Betongranulaat
2.966.358
35%
177.686
2%
1.820.297
22%
829.520
10%
1.632.916
19%
8.448.192
100%
Breekzand van bouw- en sloopafval Menggranulaat Metselpuingranulaat Zeefzand van bouw- en sloopafval Totaal
Overige alternatieve grondstoffen Slakken van de ferro-industrie zijn grotendeels afkomstig van binnen Vlaanderen. Ze worden ingezet bij de productie van stortklaar beton en asfalt. Naast deze toepassingen, waarbij de slakken ingezet worden ter vervanging van Vlaamse primaire delfstoffen, worden grote hoeveelheden ingezet ter vervanging van kalksteen in de cementindustrie. Een andere grote verbruikte stroom is mijnsteen, dat hoofdzakelijk ingevoerd wordt van buiten Vlaanderen. Ook slakken van de non-ferro-industrie worden in grote hoeveelheden verbruikt in Vlaanderen. Deze worden onder andere ingezet bij de productie van beton en in de aannemerij (bijvoorbeeld als fundering of stabilisé, de non-ferroslakken worden dan echter eerst gemengd met cement, mogelijks gebeurt dit in een verplaatsbare eenheid). Tabel 61: Te evalueren enquêteresultaten ‘Totaal verbruik overige alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011’ Grondstoffen
Verbruik in ton
% tov totaal
Overige alternatieve grondstoffen AVI-bodemassen
36.744
<1%
AVI-vliegassen
3.558
<1%
e-bodemassen
47.000
<1%
e-vliegassen
62.183
<1%
Gieterijzand
17.223
<1%
Keramiek
5.780
<1%
KSP-glas
21.033
<1%
Mijnsteen
222.412
1%
Papiervezel
55.281
<1%
79
Slakken van de ferro-industrie
703.636
3%
Slakken van de non-ferro-industrie
487.150
2%
97.906
<1%
3.260
<1%
87.794
<1%
21.647.059 18.214
92%
Zinkassen
12.000
<1%
Andere
66.831
<1%
23.595.064
100%
Slib van natuursteen Straalgrit vlakglasscherven Uitgegraven bodem Bagger- en ruimingspecie
Totaal
<1%
De veruit belangrijkste stroom is uitgegraven bodem (opportuniteiten uit grondverzet). Deze wordt hoofdzakelijk ingezet door de aannemerij als alternatief voor vulzand, maar ook de betonsector en de keramische industrie maken gebruik van uitgegraven bodem. Het verbruik in de betonsector volgens de enquêteresultaten is lager dan volgens de gegevens van de bodembeheerorganisaties. Het omgekeerde geldt voor de grofkeramische industrie.
Conclusie Er worden door de verbruikers in Vlaanderen in totaal bijna 64,3 Mton grondstoffen ingezet (zie Tabel 58).In totaal zijn 50% van de ingezette grondstoffen primaire delfstoffen, 13% zijn gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval en 37% zijn overige alternatieve grondstoffen.
5.2.3 Aankopen door verbruikers van binnen Vlaanderen De grondstoffen die door de verbruikers worden ingezet kunnen overal vandaan komen. Van producenten en handelaren in Vlaanderen, net over de gewestgrenzen uit Wallonië en het Brussels Gewest, of verder weg uit Europa zoals het Verenigd Koninkrijk of Noorwegen. De resultaten aangaande de aankopen van verbruikers zijn in twee groepen verdeeld: de grondstoffen afkomstig van Vlaamse producenten en handelaren en de grondstoffen die direct bij een bedrijf buiten Vlaanderen gekocht zijn. In de volgende paragrafen wordt er eerst ingegaan op de aankopen die gedaan zijn binnen Vlaanderen. Wanneer er grondstoffen van eigen productie zijn verbruikt, worden deze gemakshalve ook als aankopen aanzien. In totaal werd door de verbruikers ruim 64 Mton grondstoffen ingezet in hun productieprocessen (zie Tabel 58). Zoals uit onderstaande tabel blijkt komt bijna 22,6 Mton hiervan via Vlaamse handelaren of producenten bij de verbruikers terecht. Dit wil niet zeggen dat alle grondstoffen daadwerkelijk in Vlaanderen geproduceerd zijn. Het kan immers voorkomen dat grondstoffen door een tussenhandelaar zijn gekocht buiten de lands- of gewestgrenzen, waarna ze in Vlaanderen werden doorverkocht. Dit is bijvoorbeeld al te zien aan de hoeveelheden grindvervangende granulaten die in Vlaanderen zijn aangekocht, maar hier nooit kunnen zijn geproduceerd. De hoeveelheden ‘van eigen productie’ betreft wel enkel eigen productie in Vlaanderen. Tabel 62: Te evalueren enquêteresultaten ‘Aankopen door verbruikers binnen Vlaanderen in 2011’ Hoeveelheid in ton Primaire delfstoffen* Aanvul- en ophoogzand Bouwzand
Van handelaren 563.923 3.865.249
Van producenten 573.492 7.232.251
Van eigen productie 101.869 44.971
Van onbekend
Totaal 1.239.284 11.142.471
80
Klei Leem (Gebroken) grind Grindvervangende granulaten subtotaal Gerecycleerde granulaten uit b&safval Asfaltgranulaat Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt Betongranulaat Menggranulaat Metselpuingranulaat Zeefzand van b&s-afval subtotaal Overige alternatieve grondstoffen AVI-bodemassen AVI-vliegassen Gieterijzand Mijnsteen Slakken van de ferro-industrie Slakken van de non ferro-industrie Straalgrit Vlakglasscherven Andere subtotaal Totaal *exclusief kwartszand
33.182 0 899.562 1.716.564 7.078.480
286.905 186.402 3.285.260 2.556.654 14.120.965
985.353 182.951 44.139 0 1.359.283
1.305.441 369.353 4.228.961 4.273.218 22.558.728
5.894 0 90.103 73.262 70.361 177.336 416.957
233.101 0 1.309.618 506.168 342.303 290.438 2.681.628
115.289 667.131 1.741.308 1.131.597 416.856 1.167.467 5.239.648
354.284 667.131 3.141.030 1.711.027 829.520 1.635.241 8.338.233
0 0 508 30.941 0 3.051 0 21.150 12.442 68.092 7.563.528
35.648 2.878 16.715 0 665.456 25.442 9.284 15.618 42.561 813.602 17.616.194
1.096 0 0 0 0 0 0 51.556 5.557 58.209 6.657.140
36.744 2.878 17.223 30.941 665.456 28.493 9.284 88.324 62.748 942.091 31.839.052
2.188 2.188 2.188
Primaire delfstoffen In 2011 is in totaal bijna 22,6 Mton primaire delfstoffen aangekocht binnen Vlaanderen. Zoals uit Tabel 63 blijkt, worden de meeste primaire delfstoffen direct bij de producent (ontginner) aangekocht: ofwel bij een externe ontginner, ofwel van eigen productie (al gaat dit voornamelijk om grofkeramische bedrijven die ook klei en leem ontginnen). 31% van de grondstoffen is afkomstig van handelaren. Tabel 63: Te evalueren enquêteresultaten ‘Aankopen van primaire delfstoffen door verbruikers in Vlaanderen in 2011’ Hoeveelheid in ton
Van handelaren
Aanvul- en ophoogzand
Van producenten
Van eigen productie
Totaal
563.923
573.492
101.869
1.239.284
3.865.249 33.182
7.232.251 286.905
44.971 985.353
11.142.471 1.305.441
0
186.402
182.951
369.353
899.562
3.285.260
44.139
1.716.564
2.556.654
0
4.228.961 4.273.218
subtotaal
7.078.480
14.120.965
1.359.283
Totaal %
31%
63%
6%
Bouwzand klei Leem (Gebroken) grind Grindvervangende granulaten
22.558.728 100%
Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval De verbruikers van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval geven aan dat ze de meeste granulaten zelf geproduceerd hebben (5,2 Mton of 63%). Daarnaast worden de gerecycleerde granulaten vaak aangekocht rechtstreeks bij de producent (2,7 Mton of 32%). De hoeveelheid die aangekocht wordt 81
bij handelaren is zeer klein, omdat volgens de wetgeving tussenopslag van granulaten niet toegelaten is. Tabel 64: Te evalueren enquêteresultaten ‘Aankoop van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval door verbruikers binnen Vlaanderen in 2011’ Hoeveelheid in ton
Aankoop van handelaar
Aankoop van producent
5.894
233.101
115.289
354.284
0
0
667.131
667.131
Betongranulaat
90.103
1.309.618
1.741.308
3.141.030
Menggranulaat
73.262
506.168
1.131.597
1.711.027
Metselpuingranulaat
70.361
342.303
416.856
829.520
177.336
290.438
1.167.467
1.635.241
Totaal
416.957
2.681.628
5.239.648
8.338.233
Totaal %
5%
32%
63%
100%
Asfaltgranulaat Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt
Zeefzand van b&s-afval
Inzet van eigen productie Totaal
Overige alternatieve grondstoffen Ook de overige alternatieve grondstoffen worden zelden bij een handelaar gekocht. Ze worden meestal aangekocht bij de producent ervan (86%). Verbruik uit eigen productie wordt voor de overige alternatieven weinig gemeld. Enkel de producenten van vlakglas melden een belangrijke hoeveelheid verbruik van vlakglas uit eigen productie. Het gaat hier om eigen productieafval van glas (snijresten en productiefouten) dat terug ingezet wordt bij de productie. Tabel 65: Te evalueren enquêteresultaten ‘Aankoop van overige alternatieve grondstoffen door verbruikers in Vlaanderen in 2011’ Hoeveelheid in ton
Van handelaren
Van producenten
Van eigen productie
Van onbekend
Totaal
AVI-bodemassen
0
35.648
1.096
36.744
AVI-vliegassen
0
2.878
0
2.878
508
16.715
0
17.223
30.941
0
0
30.941
0
665.456
0
665.456
3.051
25.442
0
28.493
0
9.284
0
9.284
21.150
15.618
51.556
Gieterijzand Mijnsteen Slakken van de ferroindustrie Slakken van de non ferro-industrie Straalgrit Vlakglas Andere Totaal Totaal %
12.442 68.092 7%
42.561 813.602 86%
5.557 58.209 6%
88.324 2.188 2.188 0,2%
62.748 942.091 100%
82
5.3 Resultaten per sector 5.3.1 Stortklaar beton Beschrijving van de sector Voor het MDO omvat de sector stortklaar beton zowel het mengsel van grof toeslagmateriaal (grind of steenslag), zand, cement en water als gestabiliseerde zanden (i.e. betonmengsels zonder toeslagmateriaal) die op bouwplaatsen worden afgeleverd. Betonmengsels die worden gestort en nabehandeld op een andere plaats dan de eindbestemming voor het gebruik, worden beschouwd als betonwaren (paragraaf 5.3.2). Mortels om te metselen zijn opgenomen in de sector aannemerij (paragraaf 5.3.6).
Respons In totaal werden 120 producenten van stortklaar beton aangeschreven. Hiervan vulden 39 bedrijven de enquête in. Het absoluut responspercentage bedraagt dus 33%. Tabel 66: Respons onder stortklaar beton producenten Stortklaar betonsector
Benaderde bedrijven
Absolute respons
Absoluut respons%
2010
87
26
30%
2011
120
39
33%
In de enquête werd aan de producenten van stortklaar beton gevraagd om hun productiehoeveelheid voor 2011 op te geven. De som van de ingevulde hoeveelheden kan vergeleken worden met de totale geschatte productiehoeveelheid voor Vlaanderen (zie paragraaf 3.3.1). Deze verhouding wordt het dekkingspercentage genoemd. Uit Tabel 67 blijkt dat het dekkingspercentage 69% bedraagt.
Tabel 67: Dekkingspercentage van stortklaar betonproducenten Stortklaar betonsector
Vlaamse productiehoeveelheid in m³
Totale productiehoeveelheid van respondenten in m³
Dekkings%
2010
6.470.000
3.211.646
50%
7.187.475
4.995.086
69%
2011
Ophoging van de cijfers uit de enquête Voor de sector stortklaar beton werden de enquêtegegevens, analoog als in 2010, opgehoogd op basis van het dekkingspercentage. De ophoogfactor (inverse van het dekkingspercentage) bedraagt 1,44. Tabel 68: Ophoogfactor voor stortklaar beton Stortklaar betonsector
Dekkings%
Ophoogfactor
2010
50%
2,02
83
2011
69%
1,44
Verbruik primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen In Tabel 69 is het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen weergegeven. Het verbruik omvat grondstoffen die zowel in Vlaanderen als buiten Vlaanderen zijn aangekocht. De hoeveelheden grondstoffen die door de stortklaar betonproducenten zijn ingevoerd van buiten Vlaanderen worden verderop in deze paragraaf besproken. Tabel 69: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verbruik door de stortklaar betonsector in Vlaanderen in 2011’ 2010
Grondstoffen
verbruik in ton Primaire delfstoffen Aanvul- of ophoogzand Bouwzand*
2011
in % tov totaal verbruik in ton
in % tov totaal
152.942
1%
153.051
1%
5.549.353
43%
5.982.737
43% 14%
(Gebroken) grind
3.492.347
27%
2.001.455
Grindvervangende granulaten
2.607.286
20%
4.013.662
29%
Basalt
342
<1%
Dolomiet
22.908
<1%
Graniet
0
0%
Kalksteen
899.185
7%
Porfier
270.352
2%
Zandsteen 0%
Onbekend/andere Andere
24.771
<1%
2.796.103 0
23%
12.150.905
87%
0%
656 11.802.584
0% 92%
Asfaltgranulaat
14.482
<1%
56.522
<1%
Betongranulaat
468.766
4%
807.560
6%
Breekzand van bouw- en sloopafval
252.373
2%
177.686
1%
73.936
<1%
47.984
<1%
8.091
<1%
3.146
<1%
129.970 947.619
1% 7%
614.419
4%
1.707.317
12%
11.426
0,1%
3.558
0,0%
e-vliegassen
8.676
0,1%
55.706
0,4%
Gieterijzand
3.743
0,0%
7.602
0,1%
Subtotaal Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval
Menggranulaat Metselpuingranulaat Zeefzand van bouw- en sloopafval subtotaal Overige alternatieve grondstoffen AVI-vliegassen
Slakken van de ferro-industrie
17.609
0,1%
15.148
0,1%
Slakken van de non-ferro-industrie
0
0,0%
3.051
0,0%
Uitgegraven bodem (opportuniteiten uit grondverzet)*
46.761
0,4%
93.141
0,7%
Subtotaal 88.215 0,7% 178.206 Totaal 12.838.417 100% 14.036.428 *Vermoedelijk werd een gedeelte van het verbruik van uitgegraven bodem gemeld als bouwzand
1,3% 100%
84
Primaire delfstoffen Zoals in Tabel 69 is weergegeven werd in 2011 in de stortklaar betonsector meer dan 12 Mton primaire delfstoffen ingezet. De grootste stroom zijn de granulaten. Wanneer (gebroken) grind en grindvervangende granulaten bij elkaar opgeteld worden, wordt een totaal verbruik van meer dan 6 Mton primaire granulaten bekomen, ruim 43% van de totale inzet aan grondstoffen. Naast granulaten, maakt ook bouwzand een groot deel uit van de inzet, namelijk 43% van het totaal. Aanvul- en ophoogzand wordt slechts in beperkte mate ingezet (1%).
Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval Het aandeel van de gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval bedraagt 12%. Het betreft vooral betongranulaat (6%) en zeefzand van bouw- en sloopafval (4%). Andere gerecycleerde granulaten worden slechts in beperkte mate ingezet.
Overige alternatieve grondstoffen Er worden bijna geen overige alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen ingezet in de stortklaar beton sector. De grootste stroom is uitgegraven bodem, maar dit is nog steeds minder dan 1% van de totale inzet. De hoeveelheid gebruikte uitgegraven bodem op basis van de opgehoogde enquêteresultaten bedraagt voor 2011 93.141 ton. Zoals bij de gegevens voor 2010 is de gerapporteerde hoeveelheid duidelijk lager dan de hoeveelheid opgegeven door de bodembeheerorganisaties Grondbank en Grondwijzer. Deze laatste hoeveelheid bedraagt voor 2011 267.437 ton. Aangenomen wordt dat ook dit jaar een deel van het gerapporteerde bouwzand in feite afkomstig is van opportuniteiten uit grondverzet. Hoewel deze hoeveelheid niet enkel is ingezet in de stortklaar betonsector, maar wellicht ook in de betonwarensector, zal het merendeel wel aan de stortklaar betonsector toegewezen kunnen worden.
Conclusie Het totale verbruik aan primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de Vlaamse stortklaar betonsector bedraagt 14 Mton in 2011. Primaire delfstoffen maken hier 87% van uit tegenover 13% inzet van alternatieve grondstoffen.
Rechtstreekse import door stortklaar betonproducenten In Tabel 70 worden de hoeveelheden weergegeven die de producenten van stortklaar beton direct hebben aangekocht buiten Vlaanderen of zelf geproduceerd hebben buiten Vlaanderen (rechtstreekse import). De hoeveelheden zijn opgesplitst per regio/land. Deze cijfers geven niet weer hoeveel geïmporteerde grondstoffen de stortklaar beton sector in totaal verbruikt. Dit omdat Vlaamse producenten en handelaren ook grondstoffen importeren en verkopen aan verbruikers. Hiervan is het aandeel voor elke verbruikssector niet gekend. Tabel 70: Te evalueren enquêteresultaten ‘Rechtstreekse import voor gebruik in de Vlaamse stortklaar betonsector in 2011’ grondstoffen hoeveelheid in ton Primaire delfstoffen Bouwzand
Wallonië
299.467
Brussel
BCP
18.569
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Noorwegen
onbekend
Totaal
261.961
461.607
1.041.603
22.159
174.108
196.267
Kwartszand (Gebroken) grind
85
Grindvervangende granulaten Dolomiet
1.469.633, 73
Kalksteen
662.368
Porfier
154.491
185.841
21.584
24.461
1.324,65
1.325 30.217
21.584
714.168 154.491
Zandsteen Onbekend/andere
1.701.520
24.461,46 651.450
24.461
155.624
Andere
651.450 1.769.101 Subtotaal Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval
0
18.569
155.624 469.961
Betongranulaat
807.074 21.584
635.715
24.461
0
807.074 2.939.390
410
410
Overige alternatieve grondstoffen AVI-vliegassen
210
e-vliegassen
1.519
24.461
719
29.006
Slakken van de ferroindustrie Subtotaal
1.519
24.461
719
15.148 44.154
210 55.706
Totaal 1.770.620 24.461 18.569 470.680 21.584 680.279 24.461 WA: Wallonië; BR: Brussels Gewest; BCP: Belgisch Continentaal Plat; DU: Duitsland; FR: Frankrijk; NL: Nederland; NO: Noorwegen; VK: Verenigd Koninkrijk
210
15.148 71.064
210
3.010.865
Andere: andere herkomst dan bovengenoemde regio’s.
Primaire delfstoffen In totaal werden door de sector stortklaar beton 2,9 Mton primaire delfstoffen van buiten Vlaanderen ingevoerd. Grindvervangende granulaten maken hiervan het grootste deel uit, namelijk 1,7 Mton. Ze worden voornamelijk ingevoerd vanuit Wallonië. Ook van bouwzand worden aanzienlijke hoeveelheden ingevoerd, namelijk circa 1 Mton. De belangrijkste herkomstregio’s zijn Nederland, Wallonië en Duitsland.
Gerecycleerde granulaten van bouw- en sloopafval Gerecycleerde granulaten van bouw- en sloopafval worden slechts in zeer beperkte mate rechtstreeks ingevoerd door de producenten van stortklaar beton. Het gaat om een verwaarloosbaar kleine hoeveelheid betongranulaat uit Nederland.
Overige alternatieve grondstoffen Door de stortklaar betonproducenten worden ongeveer 56 Kton e-vliegassen ingevoerd uit Brussel en Nederland.
Conclusie De totale rechtstreekse import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de stortklaar betonsector bedraagt 3,0 Mton. Alternatieve grondstoffen maken hier maar een klein deel van uit (<1%). De grootste hoeveelheden komen uit Wallonië, Duitsland en Nederland.
Verbruik alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen Tabel 71 geeft een overzicht van de alternatieve grondstoffen die ter vervanging van een primaire delfstof zijn ingezet in de Vlaamse stortklaar betonsector in 2011.
86
Tabel 71: Te evalueren enquêteresultaten ‘Alternatieve grondstof ter vervanging van primaire delfstoffen in de stortklaar betonsector in Vlaanderen in 2011’ Alternatieve grondstoffen - hoeveelheid in ton
ter vervanging van bouwzand
(gebroken) grind
onbekend
andere
Totaal
Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Asfaltgranulaat
56.522
56.522
Betongranulaat
807.560
807.560
Breekzand van bouw- en sloopafval
177.686
177.686
Menggranulaat
47.984
Metselpuingranulaat
47.984
3.146
Zeefzand van bouw- en sloopafval
614.419
Subtotaal
792.105
3.146 614.419
915.211
0
0
1.707.316
Overige alternatieve grondstoffen AVI-vliegassen e-vliegassen Gieterijzand
3.558
3.558
55.706
55.706
7.602
7.602
Slakken van de ferro-industrie
15.148
Slakken van de non-ferro-industrie Uitgegraven bodem (opportuniteiten uit grondverzet)
15.148
3.051
3.051
93.141
93.141
Subtotaal
100.742
0
3.051
74.413
178.206
Totaal
892.847
915.211
3.051
74.413
1.885.522
Voor de productie van stortklaar beton zijn de primaire delfstoffen (gebroken) grind en bouwzand nodig. Beide delfstoffen worden deels vervangen door alternatieve grondstoffen. Ter vervanging van (gebroken) grind wordt voornamelijk betongranulaat ingezet. Verder worden asfaltgranulaat, menggranulaat en in beperkte mate metselpuingranulaat gebruikt. Bouwzand wordt deels vervangen door breek- en zeefzand van bouw- en sloopafval. De overige alternatieve grondstoffen zoals AVIvliegassen, e-vliegassen en slakken van de ferro-industrie worden ingezet ter vervanging van ‘andere’, bijvoorbeeld als vulstof of als bindmiddel ter vervanging van kalksteen. Dit zijn dus geen vervangers van Vlaamse primaire delfstoffen.
Verhouding primaire en alternatieve grondstoffen per delfstofsoort In Tabel 72 worden de alternatieve grondstoffen ingedeeld bij de primaire delfstof die ze vervangen. Zo kan men voor elke delfstofsoort de verhouding gebruikt primair/alternatief materiaal in de stortklaar betonproductie zien. Tabel 72: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verhouding primair/ alternatief per delfstofsoort voor de stortklaar betonsector’ hoeveelheid in ton Primaire delfstoffen % van totaal
aanvul-en ophoogzand
granulaten
andere
onbekend
Totaal
153.051
5.982.737
6.015.117
12.150.905
100%
87%
87%
87%
892.847
915.211
Alternatieve grondstoffen % van totaal Totaal
bouwzand
153.051
74.413
13%
13%
100%
6.875.585
6.930.328
74.413
3.051
1.885.522
100%
13%
3.051 14.036.428
87
Zowel bij bouwzand als bij de primaire granulaten (som (gebroken) grind en grindvervangende granulaten) wordt 13% vervangen door alternatieve grondstoffen. De primaire delfstof ‘aanvul- en ophoogzand’ is bij de productie van stortklaar beton zelf een alternatief voor bouwzand.
Vergelijking met 2010 Zoals in de meeste andere verbruikssectoren is de inzet van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in de sector stortklaar beton in 2011 hoger dan in 2010. Het betreft circa 14 Mton in 2011 t.o.v. circa 12,8 Mton in 2010, een stijging van ruim 9%. Op basis van de resultaten van twee jaren, kunnen verder nog geen trends in grondstoffenverbruik afgeleid worden.
5.3.2 Betonwaren Beschrijving van de sector Voor het MDO vallen de producenten van prefab betonproducten (zoals straatstenen, buizen, blokken, vloerplaten, palen, enz.), vezelcement, silicaatsteen en cellenbeton onder de sector ‘betonwaren’.
Respons In totaal werden 153 producenten van betonwaren aangeschreven. Hiervan vulden 63 bedrijven de enquête in. Het absoluut responspercentage bedraagt dus 41%. Tabel 73: Respons onder betonwarenproducenten Betonwarensector
Benaderde bedrijven
Absolute respons
Absoluut respons%
2010
150
42
28%
2011
153
63
41%
In de enquête werd aan de betonwarenproducenten gevraagd om hun productiehoeveelheid voor 2011 op te geven. De som van de ingevulde hoeveelheden kan vergeleken worden met de totale geschatte productiehoeveelheid voor Vlaanderen (zie paragraaf 3.3.2). Deze verhouding wordt het dekkingspercentage genoemd. Uit Tabel 74 blijkt dat het dekkingspercentage 58% bedraagt. Tabel 74: Dekkingspercentage van betonwarenproducenten Betonwarensector
Vlaamse productiehoeveelheid in ton
Totale productiehoeveelheid van respondenten in ton
Dekkings%
2010
9.167.479
3.659.999
40%
2011
9.626.371
5.597.982
58%
Ophoging van de cijfers uit de enquête Voor de betonwarensector werden de enquêtegegevens opgehoogd op basis van het dekkingspercentage. De ophoogfactor (inverse van het dekkingspercentage) bedraagt 1,72. Vanwege het kleine aantal bedrijven in de ‘sub sectoren’ cellenbeton, vezelcement en silicaatsteen, wordt in onderstaande tabel één dekkingspercentage en ophogingsfactor voor de volledige sector betonwaren weergegeven. Bij de feitelijke ophoging werd rekening gehouden met de respons per
88
‘subsector’. De gegevens betreffende de betonwarensector die verder in dit verslag gepresenteerd worden, zijn de opgehoogde cijfers. Tabel 75: Ophoogfactor voor betonwarensector Betonwarensector
Dekkings%
Ophoogfactor
2010
40%
2,50
2011
58%
1,72
Verbruik primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen In Tabel 76 is het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen weergegeven. Het betreft zowel Vlaamse grondstoffen als grondstoffen afkomstig uit andere landen of regio’s. Tabel 76: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verbruik door de sector betonwaren in Vlaanderen’ Grondstoffen
2010 Verbruik in ton
Primaire delfstoffen Aanvul- en ophoogzand
2011
in % tov totaal
Verbruik in ton
in % tov totaal
19.875
<1%
122.707
2%
3.060.931
43%
3.347.084
44%
67.043
1%
78.108
1%
(Gebroken) grind
1.144.184
16%
1.575.706
21%
Grindvervangende granulaten
2.679.035
38%
2.370.549
31%
Basalt
1.143
<1%
Dolomiet
51
<1%
Graniet
14.750
<1%
Kalksteen
1.718.213
23%
Porfier
400.178
5%
Zandsteen
7.888
<1%
Onbekend/andere
3%
<1%
228.389 7.910
<1%
6.971.068
99%
7.502.063
99%
Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Betongranulaat 57.143
1%
51.948
1%
610
<1%
Bouwzand Kwartszand
Andere subtotaal
Overige alternatieve grondstoffen Gebroken argex Slakken van de ferro-industrie Slakken van de non-ferroindustrie subtotaal Totaal
1.412
<1%
26.735
<1%
28.148
<1%
610
<1%
7.056.359
100%
7.554.621
100%
Primaire delfstoffen De sector betonwaren heeft in 2011 7,5 Mton primaire delfstoffen ingezet, ten opzichte van 7 Mton in 2010. Het betreft hoofdzakelijk granulaten - in de vorm van (gebroken) grind (21%) en steenslag (31%) - en bouwzand (44%). Aanvul- en ophoogzand (2%) wordt in beperkte mate ingezet ter vervanging van bouwzand. Het aandeel aanvul- en ophoogzand in 2011 ligt beduidend hoger dan in 2010. Er zijn echter nog te weinig gegevens beschikbaar om een trend te kunnen afleiden. 89
Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval worden slechts in beperkte mate ingezet (1% van het totaal). Bij de betonwarenproducenten wordt enkel gebruik gemaakt van gerecycleerd betongranulaat.
Overige alternatieve grondstoffen Ook overige alternatieve grondstoffen worden in beperkte mate ingezet. Gezien het lage aantal respondenten dat het verbruik van ferro-slakken meldt, zijn de data hierover minder betrouwbaar. De producenten van ferro en non-ferroslakken geven aan respectievelijk circa 100 en 220 Kton slakken in te zetten voor de productie van beton (Tabel 47 en Tabel 48). Een (klein) deel hiervan zal zeker in de sector betonwaren terechtkomen. Het is echter niet duidelijk hoe groot dit deel precies is.
Conclusie Het grootste deel van de in de betonwarensector ingezette grondstoffen, namelijk 99%, zijn primaire delfstoffen. Deze zijn afkomstig van binnen en buiten Vlaanderen (zie verder). Alternatieve grondstoffen worden in zeer beperkte mate ingezet. Er is enkel melding gemaakt van gerecycleerd betongranulaat (1%) en slakken van de ferro-industrie (<1%).
Rechtstreekse import door betonwarenproducenten In onderstaande tabel is de import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de sector betonwaren weergegeven. Dit betreffen hoeveelheden die de betonwarenproducenten zelf hebben ingekocht buiten Vlaanderen en hebben ingezet in hun productieproces. Tabel 77: Te evalueren enquêteresultaten ‘Rechtstreekse import voor gebruik in de Vlaamse betonwarensector in 2011’ Hoeveelheid in ton
Primaire delfstoffen Bouwzand
WA
BR
17.867
DU
FR
47.252
Kwartszand
NL
162
1.955
(Gebroken) grind Grindvervangende granulaten Graniet Kalksteen Porfier Zandsteen Onbekend/andere
NO
120.798
VK
13.048
3.181
1.340
2.554
6.358
328
43
1.428.963
1.012
393.005
17.260
55
27.706 2.057
43.097
2.464
20.895
2.036.026
19
275
7.024
1.018
617
1.447.172
17.196 2.511
55
7.888
155.307
64
1.427
173.823
92.738
17.421
146.604
1.340
92.738
17.421
147.214
Overige alternatieve grondstoffen Slakken van de ferroindustrie Totaal
397.206
7.887
2.009.389
2.009.389
Totaal
202.647
339
176.737
20.003
Andere Subtotaal
Onbekend
25.751
40.977 1.991.522
Andere
7.910
7.910
15.513
3.181
23.290
7.910
2.317.387
15.513
3.181
23.290
7.910
2.317.997
610
610
90
WA: Wallonië; BR: Brussels Gewest; DU: Duitsland; FR: Frankrijk; NL: Nederland; NO: Noorwegen; VK: Verenigd Koninkrijk Andere: andere herkomst dan bovengenoemde regio’s.
Primaire delfstoffen In 2011 werden door de sector betonwaren 2,3 Mton primaire delfstoffen rechtstreeks geïmporteerd. Het overgrote deel zijn grindvervangende granulaten (o.a. kalksteen, porfier, …), gevolgd door bouwzand. Het grootste deel van de geïmporteerde delfstoffen (87%) is afkomstig uit Wallonië.
Overige alternatieve grondstoffen De rechtstreekse import van overige alternatieve grondstoffen is verwaarloosbaar.
Conclusie De rechtstreekse import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de sector betonwaren bedraagt 2,3 Mton. Deze rechtstreekse import bestaat bijna uitsluitend uit primaire delfstoffen. Het verschil tussen de totale verbruikte hoeveelheden en de hoeveelheden die rechtstreeks geïmporteerd werden, geeft de hoeveelheden grondstoffen die aangekocht werden van Vlaamse producenten en handelaren. Deze grondstoffen zijn deels afkomstig uit Vlaanderen en deels geïmporteerd door de producenten en handelaren zelf.
Verbruik alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen Tabel 78 geeft een overzicht van de alternatieve grondstoffen die ter vervanging van een primaire delfstof zijn ingezet door de betonwarensector in 2011. Tabel 78: Te evalueren enquêteresultaten ‘Alt. grondstof ter vervanging van primaire delfstoffen in de sector betonwaren in 2011’ Alternatieve grondstoffen in ton bouwzand Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Betongranulaat Overige alternatieve grondstoffen Slakken van de ferro-industrie Subtotaal Totaal % van totaal
0 0 0%
ter vervanging van (gebroken) grind onbekend
Totaal
51.948
51.948
0 51.948 99%
610 610 610 610 610 52.558 1% 100%
De ingezette alternatieve grondstoffen worden zo goed als allemaal gebruikt ter vervanging van (gebroken) grind.
Verhouding primaire en alternatieve grondstoffen per delfstofsoort In Tabel 79 worden de alternatieve grondstoffen ingedeeld bij de primaire delfstof die ze vervangen. Zo kan men voor elke delfstofsoort de verhouding gebruikt primair/alternatief materiaal in de betonwarenproductie zien.
91
Tabel 79: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verhouding primair/ alternatief per delfstofsoort in de betonwarensector in 2011’ Hoeveelheid in ton
Aanvul-en ophoogzand
Bouwzand
Primaire delfstoffen
122.707
3.347.084
78.108
3.946.254
7.910
7.502.063
100%
100%
100%
99%
100%
99,3%
% van totaal
Kwartszand
Alternatieve grondstoffen % van totaal Totaal
122.707
3.347.084
78.108
Granulaten
Andere
Onbekend
Totaal
51.948
610
52.558
1%
100%
0,7%
3.998.202
7.910
610 7.554.621
Zoals eerder vermeld is het aandeel aan alternatieve grondstoffen in de betonwarensector eerder beperkt. Het betreft voornamelijk betongranulaat dat ingezet wordt ter vervanging van (gebroken) grind.
Vergelijking met 2010 Het verbruik van grondstoffen in de sector betonwaren ligt in 2011 ca. 7% hoger dan in 2010, een gevolg van het feit dat 2011 economisch een beter jaar was dan 2010. Verder kunnen op basis van de resultaten van beide jaren nog geen conclusies getrokken worden. Het verschil in inzet van slakken bijvoorbeeld kan verklaard worden door het feit dat andere bedrijven antwoordden op de enquête in 2011 dan in 2010. Verder valt op dat geen enkele respondent uit de betonwarensector heeft aangegeven dat uitgegraven bodem (opportuniteiten uit grondverzet) wordt ingezet. Dit komt niet overeen met de gegevens van Grondbank en Grondwijzer. Voor de verdere bespreking hiervan wordt verwezen naar het deel over stortklaar beton (paragraaf 5.3.1.)
5.3.3 Asfalt Ondersteuning federatie en COPRO De Belgische Vereniging van Asfaltproducenten (BVA) heeft vanaf het begin haar medewerking verleend aan het onderzoek. Zij heeft ook data aangeleverd over de totale asfaltproductie van haar leden in Vlaanderen. Anderzijds zijn de asfaltproducenten verplicht om bepaalde gegevens jaarlijks te rapporteren aan COPRO, de onpartijdige instelling voor de Controle van Bouwproducten (paragraaf 3.3.3). Aan de hand van de gegevens konden de enquêteresultaten geverifieerd en aangevuld worden.
Beschrijving van de sector Bedrijven met een asfaltcentrale hebben, naast de productie van nieuw asfalt, vaak ook andere activiteiten zoals de productie van stortklaar beton, het opbreken van wegen (waarbij asfaltgranulaat geproduceerd wordt) en andere aannemerijactiviteiten. In deze paragraaf wordt enkel de productie van nieuw asfalt en de grondstoffen die hierbij gebruikt worden besproken. Asfalt wordt gemaakt van grind, zand en als bindmiddel bitumen. In de plaats van grind kunnen ook grindvervangende granulaten ingezet worden zoals porfier, kalksteen, zandsteen en graniet. Een deel van de grondstoffen voor asfalt kunnen ook vervangen worden door asfaltgranulaat. Bij het opbreken van oude wegen komt gebruikt asfalt vrij. Dit wordt gebroken zodat het asfaltgranulaat 92
opnieuw ingezet kan worden, in een asfaltcentrale om nieuw asfalt te maken, of rechtstreeks als onderfundering. De hoeveelheden voor de toepassing als onderfundering worden meegenomen in de cijfers van de aannemerij (zie paragraaf 5.3.5). Als het asfaltgranulaat wordt ingezet bij de productie van nieuw asfalt vervangt het de hoofdgrondstoffen zand en grind maar ook een deel van de bitumen. Soms worden bij de productie van asfalt ook slakken ingezet als alternatieve grondstof. De verhouding van de ingezette grondstoffen bij de productie van nieuw asfalt kan sterk verschillen naargelang de toepassing. De belangrijkste toepassing is wegverharding, waarbij nog een onderscheid gemaakt wordt tussen de onder-, tussen- en toplagen. Daarnaast wordt asfalt ook toegepast als waterdichte afdekking voor daken en in de waterbouw. Voor deze toepassing wordt een hoog gehalte bindmiddel gebruikt. Voor de productie van asfaltbeton voor onderlagen en slijtlagen voorzien de voorschriften (uit het standaardbestek 250) het gebruik van 50% breekzand (scherp zand) van het totale zandgebruik. Voor slijtlagen van het type SMA is dit zelfs 100%. Voor bepaalde werken en bepaalde asfalttypes worden er nu echter nieuwe voorschriften gebruikt waarbij er prestatiekenmerken voor het asfalt moeten worden gerespecteerd en waarbij de aannemer zelf de materialen dient te kiezen om aan deze voorwaarden te kunnen voldoen15.
Respons Zoals blijkt uit Tabel 80 bedraagt de absolute respons onder de asfaltproducenten 100%. Mede dankzij de gegevens van COPRO is voor alle bedrijven het grondstoffenverbruik in 2011 gekend. Tabel 80: Respons onder asfaltproducenten Asfaltsector
Benaderde bedrijven
Absolute respons
Absoluut respons%
2010
13
11
85%
2011
12
12
100%
Naast het absolute responspercentage is het belangrijk het dekkingspercentage te berekenen. Aangezien alle bedrijven hebben deelgenomen bedraagt dit dekkingspercentage ook 100%. Tabel 81: Dekkingspercentage van de asfaltsector
Vlaamse productiehoeveelheid in ton
Totale productiehoeveelheid van respondenten in ton
Dekkings%
2010
2.493.628
2.225.468
89%
2011
2.862.637
2.862.637
100%
Asfaltsector
Ophoging van de cijfers uit de enquête Aangezien zowel het absoluut responspercentage als het dekkingspercentage 100% bedragen is geen ophoging van de resultaten nodig. Gezien daarenboven de cijfers gecontroleerd konden worden met
15
E-mail ontvangen van BVA 04.08.2011
93
gegevens afkomstig zijn van een onpartijdige instelling, waaraan de bedrijven zelf moeten rapporteren, kunnen de resultaten als uiterst betrouwbaar gezien worden.
Verbruik primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen In onderstaande tabel is het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen weergegeven. Het verbruik omvat grondstoffen die zowel in Vlaanderen als buiten Vlaanderen zijn aangekocht. De hoeveelheden grondstoffen die door de asfaltproducenten zijn ingevoerd van buiten Vlaanderen worden verderop in deze paragraaf besproken. Tabel 82: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verbruik door de asfaltsector in Vlaanderen’ 2010
2011
Verbruik in ton
%
Verbruik in ton
%
Bouwzand
486.024
21%
612.729
22%
(Gebroken) grind
690.090*
30%
103.018
4%
508.383
22%
1.292.542
47%
Grondstoffen Primaire delfstoffen
Grindvervangende granulaten: Graniet
-
19.553
1%
Kalksteen
-
607.648
22%
Porfier
-
316.532
12%
Zandsteen
-
330.809
12%
Onbekend
-
18.000
1%
Subtotaal Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Asfaltgranulaat Overige alternatieve grondstoffen Slakken van de ferro industrie Slakken van de non-ferro industrie Uitgegraven bodem Subtotaal
1.684.497
72%
2.008.289
73%
637.456
27%
667.131
24%
3.416
0%
60.178
2%
1.893
0%
5.442
0%
0
0%
3.296
0%
5.309
0%
68.916
3%
Totaal 2.327.262 100% 2.744.335 100% * In 2010 werd een deel van de grindvervangende granulaten verkeerdelijk gerapporteerd als (gebroken) grind.
Primaire delfstoffen Het totale verbruik aan primaire delfstoffen in de asfaltsector bedraagt ruim 2 Mton voor het jaar 2011. Dit is een stijging van meer dan 19% t.o.v. 2010. Ondanks de absolute stijging van het gebruik van primaire delfstoffen blijft het aandeel primair t.o.v. het totale verbruik wel gelijk, nl. 73%. Zoals te zien in Tabel 82 bestaat bijna de helft (47%) van het verbruik van primaire delfstoffen in de asfaltproductie uit grindvervangende granulaten zoals kalksteen (22%), zandsteen (12%) en porfier (12%). Deze primaire delfstoffen zijn grotendeels afkomstig uit Wallonië. Daarnaast wordt er ook bouwzand (22%) ingezet. In dit bouwzand is ook het breekzand van de productie van de grindvervangende granulaten inbegrepen. In tegenstelling tot wat in 2010 werd vermeld, wordt er maar zeer weinig (gebroken) grind (4%) ingezet.
94
Alternatieve grondstoffen Het totale verbruik aan alternatieve grondstoffen in de asfaltsector bedraagt ongeveer 0,7 Mton voor het jaar 2011. Dit is een stijging met bijna 5% t.o.v. 2010. Ook hier blijft het aandeel alternatieven t.o.v. het totale verbruik gelijk, nl. 27%. Bij de productie van nieuw asfalt wordt veelvuldig gebruik gemaakt van 1 type van alternatieve grondstof, nl. asfaltgranulaat (24%), afkomstig van het frezen van wegen. Daarnaast worden ook nog kleine hoeveelheden slakken (2%) en uitgegraven bodem ingezet (1%).
Conclusie Het totale verbruik aan primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen, inclusief import, door de asfaltsector bedraagt in 2011 meer dan 2,7 Mton. Dit is een stijging met maar liefst 18% ten opzichte van 2010. Het jaar 2010 wordt dan ook algemeen erkend als een echt crisisjaar. Net zoals in 2010 maken ook in 2011 primaire delfstoffen meer dan 70% uit van het totale verbruik tegenover een kleine 30% aan alternatieve grondstoffen.
Rechtstreekse import door asfaltproducenten In Tabel 83 is de totale import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen van buiten Vlaanderen weergegeven. Het betreft hier dus niet enkel de hoeveelheden die direct door de asfaltproducenten zijn ingekocht buiten Vlaanderen (zoals bij de meeste andere verbruikssectoren) maar ook de hoeveelheden die door Vlaamse producenten en handelaren zijn aangekocht en/of geproduceerd buiten Vlaanderen en afgezet in Vlaanderen in de asfaltsector. Dankzij de gegevens van COPRO hebben we, per asfaltproducent, een volledig zicht op de herkomst van de grondstoffen. Tabel 83: Te evalueren enquêteresultaten ‘Totale import voor gebruik in de Vlaamse asfaltsector in 2011’ Uitgedrukt in ton
Wallonië
Frankrijk
Nederland
VK
NO
Totaal
Primaire delfstoffen Bouwzand
340.739
6.284
(Gebroken) grind
347.023
5.777
5.777
Grindvervangende granulaten:
1.292.542
Graniet
19.553
Kalksteen
607.648
Porfier
313.685
Zandsteen
280.597
Onbekend
18.000
Subtotaal
1.560.669
19.553 607.648
2.847
316.532 50.212 330.809 18.000
2.847
12.061
19.553
50.212
1.645.342
Alternatieve grondstoffen Slakken van de ferro - industrie Totaal
7.668 1.568.337
7.668 2.847
12.061
19.553
50.212
1.653.010
WA: Wallonië; BR: Brussels Gewest; BCP: Belgisch Continentaal Plat; DU: Duitsland; FR: Frankrijk; NL: Nederland; NO: Noorwegen; VK: Verenigd Koninkrijk
Primaire delfstoffen In totaal werd er in 2011 in de asfaltsector ruim 1,6 Mton primaire delfstoffen geïmporteerd van buiten Vlaanderen. Maar liefst 95% hiervan is afkomstig uit Wallonië. Noorwegen (3%), Nederland (1%) en het Verenigd Koninkrijk (1%) zijn samen goed voor de resterende 5%. Het betreffen hoofdzakelijk grindvervangende granulaten. Deze worden immers niet ontgonnen binnen 95
Vlaanderen. Er worden ook nog hoeveelheden bouwzand en (gebroken) grind geïmporteerd. Een groot deel van het geïmporteerde bouwzand bestaat uit breekzand van steenslag.
Alternatieve grondstoffen Een kleine hoeveelheid slakken van de ferro industrie werd geïmporteerd vanuit Wallonië. Zo goed als alle ingezette alternatieve grondstoffen (voornamelijk asfaltgranulaat) in de asfaltproductie zijn afkomstig van binnen Vlaanderen.
Conclusie De totale import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de asfaltsector bedraagt bijna 1,7 Mton. Meer dan 99% van de import bestaat uit primaire delfstoffen.
Verbruik alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen Tabel 84 geeft een overzicht van de alternatieve grondstoffen die ter vervanging van een primaire delfstof zijn ingezet in de asfaltsector in 2011. Het gaat hier hoofdzakelijk over asfaltgranulaat. Dit wordt ingezet ter vervanging van de originele grondstoffen bouwzand, (gebroken) grind en bitumen. De slakken uit zowel ferro- als non-ferro-industrie vervangen eveneens (gebroken) grind. Tabel 84: Te evalueren enquêteresultaten ‘Alt. grondstof ter vervanging van een primaire delfstoffen in de asfaltsector in 2011’ AlternatievenTerVervangingVan 2011 Alternatieve grondstoffen in ton
(Bouw)zand
Asfaltgranulaat
(Gebroken) grind
200.139
380.265
Slakken van de ferro industrie Slakken van de non-ferro industrie Uitgegraven bodem
Andere*
Totaal
86.727
667.131
60.178
60.178
5.442
5.442
3.296
3.296
Totaal
203.435
445.885
86.727
736.047
% van totaal
28%
61%
12%
100%
* andere: bitumen en vulstoffen
Verhouding primaire en alternatieve grondstoffen per delfstofsoort In Tabel 85 worden de alternatieve grondstoffen ingedeeld bij de primaire delfstof die ze vervangen. Zo kan men voor elke delfstofsoort de verhouding gebruikt primair/secundair materiaal in de asfaltproductie zien. Tabel 85: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verhouding primair/ alternatief per delfstofsoort in de asfaltsector’ 2011 Uitgedrukt in ton
Bouwzand
Primaire delfstoffen % van totaal Alternatieve grondstoffen
Granulaten
Andere*
Totaal
612.729
1.395.560
2.008.289
75%
76%
0%
73%
203.435
445.885
86.727
736.047
% van totaal
25%
24%
100%
27%
Totaal
816.164
1.841.445
86.727
2.744.335
96
Vergelijking met 2010 Het totale verbruik aan primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in 2011 is met 18% gestegen ten opzichte van 2010. De verhouding tussen het aandeel primaire delfstoffen versus alternatieve grondstoffen daarentegen zijn nagenoeg identiek gebleven in beide jaren. We kunnen dus besluiten dat er, op korte termijn althans, geen grote verschuivingen zijn binnen deze sector.
5.3.4 Keramische sector Ondersteuning federatie De Belgische Baksteenfederatie (BBF) heeft vanaf de start van het MDO eind 2009 haar medewerking verleend aan het onderzoek door o.a. de aanlevering van haar ledenlijst en de aansporing van haar leden om deel te nemen aan de enquêtering.
Beschrijving van de sector De keramische sector kan onderverdeeld worden in twee groepen: een grof keramische groep (steenbakkerijen, dakpannenfabrikanten en producenten van gresbuizen en geëxpandeerde kleikorrels) en een fijn keramische groep (vuurvaste producten, aardewerk, tegels, …). Het MDObedrijvenbestand beperkt zich tot de grofkeramische sector. Naast de grofkeramische sector zijn er nog enkele tientallen bedrijven die tot de fijnkeramische sector gerekend moeten worden. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om artisanale pottenbakkers die elk minder dan 10 ton klei per jaar verbruiken (Resource Analysis 2006). Het verbruik van de fijnkeramische sector wordt niet meegerekend bij de verdere analyse omdat het verwaarloosbaar is in vergelijking met het verbruik van de grofkeramische industrie (< 1%).
Respons Zoals blijkt uit Tabel 86 bedraagt, net zoals in 2010, het absolute responspercentage van de grofkeramische industrie in 2011 100%. Alle bedrijven behorende tot deze sector hebben ook dit jaar deelgenomen. Tabel 86: Respons van de grofkeramische sector Benaderde bedrijven
Grofkeramische sector
Absolute respons
Absoluut respons%
2010
14
14
100%
2011
14
14
100%
Naast het absolute responspercentage, wordt bij de verbruikerssectoren ook de vergelijking gemaakt tussen de som van productievolumes van alle respondenten samen en de totale Vlaamse productievolumes van een sector (dekkingspercentage). Aangezien de gehele grofkeramische sector heeft deelgenomen is het dekkingspercentage bijgevolg ook 100%.
Ophoging van de cijfers uit de enquête Aangezien zowel het absoluut responspercentage als het dekkingspercentage 100% bedragen is geen ophoging van de resultaten nodig.
97
Verbruik primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen In Tabel 87 is het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen weergegeven voor het jaar 2010 en 2011. Het verbruik omvat grondstoffen die zowel in Vlaanderen als buiten Vlaanderen zijn aangekocht. De hoeveelheden grondstoffen die door de grofkeramische producenten zijn ingevoerd van buiten Vlaanderen worden verderop in deze paragraaf besproken. Tabel 87: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verbruik door de grofkeramische sector in Vlaanderen’ Grondstoffen
2010
2011
Verbruik in ton
%
Verbruik in ton
%
Bouwzand
274.341
9%
267.568
8%
Grindvervangende granulaten
88.128
3%
4.365
<1%
1.569.624
50%
1.530.414
48%
Primaire delfstoffen
Klei Kwartszand
42.000
1%
62.000
2%
Leem
595.459
19%
722.925
22%
Andere*
25.352
1%
86.030
3%
2.594.904
83%
2.673.302
83%
-
-
6.477
<1%
Keramiek
7.983
<1%
5.780
<1%
Mijnsteen
249.853
8%
222.412
7%
Papiervezel
61.013
2%
55.281
2%
Slib van natuursteen
19.000
1%
97.906
3%
Uitgegraven bodem
127.930
4%
103.023
3%
Andere**
81.002
3%
50.365
2%
546.781
17%
541.244
17%
3.141.686
100%
3.214.545
100%
Subtotaal Alternatieve grondstoffen e-vliegassen
Subtotaal Totaal
Andere*: Krijt, lava en graniet Andere **: rioolslib, zagemeel, schuimglas, glasmeel, steenwol, kalk, filterkoeken en breuktegel
Primaire delfstoffen Het totale verbruik aan primaire delfstoffen in de grofkeramische sector bedraagt 2,7 Mton voor het jaar 2011. Dit is een stijging van 3% t.o.v. 2010. Ondanks de absolute stijging van het gebruik van primaire delfstoffen blijft het aandeel primair t.o.v. het totale verbruik gelijk, nl. afgerond 83%. Zoals Tabel 87 duidelijk maakt blijven ook in 2011 primaire klei en leem de hoofdgrondstoffen binnen de grofkeramische sector. Samen zijn ze goed voor 70% van het verbruik aan grondstoffen binnen de sector in 2011. Naast de hoofdgrondstoffen klei en leem wordt ook vaak (bouw)zand gebruikt. Door toevoeging van dit zand en o.a. gemalen schiefer worden de vette kleisoorten ‘afgemagerd’. Grindvervangende granulaten en kwartszand worden hoofdzakelijk toegepast voor de afwerking van de producten. Hierdoor kan een heel verscheiden gamma aan producten gegenereerd worden.
98
Alternatieve grondstoffen Het totale verbruik aan alternatieve grondstoffen in de grofkeramische sector bedraagt ongeveer 541 Kton voor het jaar 2011. Dit is een lichte daling van 1% t.o.v. 2010. Ondanks de absolute daling van het gebruik van alternatieve grondstoffen blijft het aandeel alternatieven t.o.v. het totale verbruik gelijk, nl. afgerond 17%. Ook in 2011 blijft de belangrijkste alternatieve grondstof mijnsteen. De totale inzet bedraagt ongeveer 222 Kton, dit is gelijk aan 7% van de totale inzet aan grondstoffen in de grofkeramische sector. Ook de selectief afgegraven bodem uit infrastructuurwerken en grondverzet en het slib van natuursteen maken een belangrijk deel uit van de inzet aan alternatieve grondstoffen. Hun totale ingezette hoeveelheid bedraagt respectievelijk 103 Kton en 98 Kton. Beide maken 3% uit van de totale inzet aan grondstoffen. Naast mijnsteen, uitgegraven bodem en slib van natuursteen worden ook alternatieve grondstoffen als papiervezel (2%) en e-vliegassen (<1%) in beperkte hoeveelheden ingezet in de keramische sector.
Conclusie Het totale verbruik aan primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de grofkeramische sector bedraagt 3,2 Mton. Dit is een lichte stijging van 2% t.o.v. 2010. Primaire delfstoffen maken nog steeds 83% van het totaal uit tegenover 17% inzet van alternatieve grondstoffen. De sector maakt dus hoofdzakelijk nog gebruik van primaire delfstoffen. De inzet van uitgegraven bodem uit de enquêtering (103 Kton) ligt heel wat hoger dan het cijfer (67 Kton) dat de bodembeheerorganisaties rapporteren voor 2011. Dit kan mogelijks verklaard worden doordat een deel van de grondwerken (nog) niet gerapporteerd is of wordt. Voorts zal ook uitgegraven bodem (voornamelijk leem) uit werken met een grondverzet kleiner dan 250 m³ ingezet worden16. Het is belangrijk te vermelden dat de inzet van alternatieve grondstoffen sterk varieert van jaar tot jaar. Ten opzichte van 2010 is de inzet van alternatieve grondstoffen ongeveer gelijk gebleven, maar ten opzichte van het jaar 2005 (Nielsen, 2008) is de inzet van alternatieve grondstoffen in de sector echter toegenomen. Infrastructuurwerken waarbij grote hoeveelheden klei en leem vrijkomen maken dat de sector in dat jaar meer gebruik kan maken van alternatieve grondstoffen. Een gefundeerde uitspraak over de evolutie van de inzet van alternatieve grondstoffen in de sector zal pas kunnen wanneer cijfers bekend zijn over een langere periode van circa 10 tot 20 jaar.
Totale import door de grofkeramische sector In Tabel 88 is de totale import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen van buiten Vlaanderen weergegeven. Het betreft hier dus niet enkel de hoeveelheden die direct door de grofkeramische sector zijn ingekocht of geproduceerd buiten Vlaanderen (zoals bij de meeste andere verbruikssectoren) maar ook de hoeveelheden die door Vlaamse producenten en handelaren zijn aangekocht en/of geproduceerd buiten Vlaanderen en afgezet in Vlaanderen in de keramische sector. Door de goede kennis van de grofkeramische sector en zijn Vlaamse leveranciers is geweten dat dit laatste enkel gaat om de delfstof leem, waarbij één Vlaamse producent leem ontgonnen heeft in Wallonië en verkocht heeft aan een Vlaams bedrijf uit de grofkeramische sector. Het gaat om een hoeveelheid van circa 80 Kton.
16
Uitgravingen van minder dan 250 m³ moeten enkel in uitzonderingsgevallen gemeld worden.
99
Zoals in de begrippenlijst is weergegeven (subhoofdstuk 2.1) worden alle delfstoffen die afkomstig zijn van buiten Vlaanderen beschouwd als primaire delfstoffen. Bij de grofkeramische sector weten we echter dat een deel van de geïmporteerde delfstoffen bestaat uit uitgegraven bodem. Om de uniformiteit in dit jaarverslag te behouden zijn de betreffende hoeveelheden onder primaire delfstoffen opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 88: Te evalueren enquêteresultaten ‘Totale import voor gebruik in de Vlaamse grofkeramische sector in 2011’ Uitgedrukt in ton
Wallonië
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Noorwegen Onbekend
Totaal
Primaire delfstoffen Bouwzand
45.553
Grindvervangende granulaten Klei
8.061
7.442
83 27.224
61.056 83
307.080
718
Kwartszand
128.715
469.766
5.000
5.000 435.292
Leem
138.017
60.275
237.000
Andere*
11.000
12.723
52.400
Subtotaal
221.877
380.078
718
6.029
431.176
0
9.907
86.030
23.378
1.057.227
Alternatieve grondstoffen e-vliegassen
6.477
6.477
Keramiek
0
Mijnsteen
69.669
98.203
Papiervezel
19.070
4.529
55.281
Slib van natuursteen
55.281
38.370
Andere**
223 6.227
191.471
8.446
59.313
97.906
307
14.980
Subtotaal
108.039
6.227
98.203
89.274
223
64.149
366.115
Totaal
329.916
386.305
98.921
520.450
223
87.527
1.423.342
WA: Wallonië; BR: Brussels Gewest; BCP: Belgisch Continentaal Plat; DU: Duitsland; FR: Frankrijk; NL: Nederland; NO: Noorwegen; VK: Verenigd Koninkrijk *: Krijt, lava en graniet **: rioolslib, zagemeel, schuimglas, glasmeel, steenwol, kalk, filterkoeken en breuktegel
Primaire delfstoffen In totaal werd er in 2011 in de grofkeramische sector ruim 1 Mton primaire delfstoffen geïmporteerd van buiten Vlaanderen. Dit is even veel als in 2010. Klei en leem maken hiervan het grootste deel uit (respectievelijk 33% en 31% van de totale import). Deze delfstoffen komen hoofdzakelijk uit Duitsland, Nederland en Wallonië. Voor klei is er nog een significante hoeveelheid (6 Kton) waarvan de herkomst onbekend is. De overige primaire delfstoffen die geïmporteerd worden zijn bouwzand (4%) en andere (6%). Bouwzand komt hoofdzakelijk uit Wallonië. De ‘andere’ primaire delfstoffen komen uit Nederland, Wallonië en Duitsland. Het gaat hierbij om krijt, lava en graniet.
Alternatieve grondstoffen In totaal werd er in 2011 in de grofkeramische sector bijna 0,4 Mton alternatieve grondstoffen geïmporteerd van buiten Vlaanderen. Dit is nagenoeg even veel als in 2010. De belangrijkste alternatieve grondstof is met voorsprong mijnsteen. Het gaat om 191 Kton of 13% van de totale import aan grondstoffen. Mijnsteen wordt geïmporteerd uit Frankrijk, Wallonië en Nederland. Ook 100
slib van natuursteen (7%) en papiervezel (4%) zijn significante alternatieve grondstofstromen. Papiervezel komt uitsluitend uit Nederland terwijl de herkomst van het grootste deel van het slib van natuursteen onbekend is. Een deel wordt ook uit Wallonië en zelfs uit Noorwegen geïmporteerd.
Conclusie De totale rechtstreekse import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de grofkeramische sector bedraagt 1,4 Mton in 2011. Dit is bijna exact de hoeveelheid die ook in 2010 werd geïmporteerd door de sector. Primaire delfstoffen maken hier 74% van uit tegenover 26% aan alternatieve grondstoffen. Voor de primaire delfstoffen ziet de herkomst er als volgt uit: Nederland (41%), Duitsland (36%) en Wallonië (21%). Van de primaire delfstoffen heeft 2% een onbekende herkomst. Voor de alternatieve grondstoffen is dit: Wallonië (30%), Frankrijk (27%), Nederland (24%) en Duitsland (2%). Van de alternatieve grondstoffen heeft 18% een onbekende herkomst. Het totale verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in de grofkeramische sector in 2011 bestaat voor 56% uit Vlaamse en voor 44% uit geïmporteerde primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen. Dit is bijna exact de verdeling die ook in 2010 werd vastgesteld binnen de sector.
Verbruik alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen Tabel 89 geeft een overzicht van de alternatieve grondstoffen die ter vervanging van een primaire delfstof zijn ingezet in de grofkeramische sector in 2011. Tabel 89: Te evalueren enquêteresultaten ‘Alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen in de grofkeramische sector in 2011’ Hoeveelheid in ton
Alternatieven ter vervanging van Klei
Leem
Bouwzand
Onbekend
Totaal
e-vliegassen
6.477
6.477
Keramiek
5.557
5.557
Mijnsteen
222.411
222.411
Papiervezel
55.281
Slib van natuursteen
97.906
Uitgegraven bodem
37.033
Andere*
24.546
55.281 97.906
48.022
17.968
103.023 26.042
50.588
Totaal
393.930
103.303
17.968
26.042
541.243
Totaal %
73%
19%
3%
5%
100%
* rioolslib, zagemeel, schuimglas, glasmeel, steenwol, kalk, filterkoeken en breuktegel
73% van de alternatieve grondstoffen in de grofkeramische sector worden ingezet ter vervanging van klei. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om mijnsteen, slib van natuursteen, uitgegraven bodem en keramisch puin. 19% van de alternatieve grondstoffen wordt ingezet ter vervanging van leem. Het gaat hierbij slechts om twee grondstoffen: namelijk uitgegraven bodem en papiervezel. Enkel uitgegraven bodem wordt ingezet ter vervanging van (bouw)zand (3%). Voor een bepaalde hoeveelheid alternatieven (26 Kton) is het niet mogelijk om ze aan een primaire delfstof toe te wijzen. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om toeslagstoffen.
101
Verhouding primaire en alternatieve grondstoffen per delfstofsoort Uit Tabel 90 kan worden afgeleid dat het totale verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen 3,2 Mton bedraagt. De alternatieve grondstoffen zijn ingedeeld bij de primaire delfstof die ze vervangen. Zo kan men voor elke delfstofsoort de verhouding gebruikt primair/secundair materiaal in de grofkeramische sector zien. De tabel geeft respectievelijk de volgende verhoudingen: klei (80/20), leem (87/13), bouwzand (94/6), kwartszand (100/0) en de granulaten (100/0). Tabel 90: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verhouding primair/ alternatief per delfstofsoort in de grofkeramische sector’ Uitgedrukt in ton Primaire delfstoffen
Klei
Leem
Bouwzand Kwartszand
1.530.414
722.925
267.568
Granulaten
Andere
62.000
4.365
86.030
100%
100%
100%
% van totaal Alternatieve grondstoffen
80%
87%
94%
393.930
103.303
17.968
% van totaal
20%
13%
6%
0%
0%
1.924.344
826.228
284.636
62.900
4.365
Totaal
Totaal 2011
Onbekend
2.673.302 0%
83%
26.042
541.243
0%
100%
17%
86.030
26.042
3.214.545
Vergelijking met 2010 Indien het totale verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in de grofkeramische sector in 2010 van 3,1 Mton vergeleken wordt met het verbruik in 2011 van 3,2 Mton dan kan vastgesteld worden dat dit nagenoeg identiek is. Ook de verhoudingen primaire delfstoffen versus alternatieve grondstoffen (83/17), Vlaamse versus geïmporteerde grondstoffen (56/44) en de herkomst van de geïmporteerde grondstoffen zijn nagenoeg identiek in beide jaren. Er kan dus besloten worden dat er, op korte termijn althans, geen grote verschuivingen zijn binnen deze sector.
5.3.5 Glasnijverheid Ondersteuning federatie De federatie Verbond van Glasindustrie (VGI) heeft haar medewerking verleend aan het monitoringsonderzoek door haar leden aan te moedigen om de MDO-enquête in te vullen en hen daarbij te ondersteunen. Daarnaast stond de federatie klaar om vragen over de sector te beantwoorden.
Beschrijving van de sector De Vlaamse glasnijverheid wordt hier geïnterpreteerd als de producenten van Vlaamse glasproducten. Hieronder wordt naast de productie van glas, ook de productie van glasvezels en isolatieproducten op basis van glas, zoals glaswol en schuimglas verstaan.
Respons In Vlaanderen werden 2 producenten van glas en 3 producenten van overige glasproducten benaderd. Zij hebben alle vijf deelgenomen aan de enquête. De respons bedraagt dus 100%. 102
Tabel 91: Respons in de glasnijverheid Verbruikerscategorie
Benaderde bedrijven
Absolute respons
Absoluut respons%
glasnijverheid
5
5
100%
Ophoging van de cijfers uit de enquête Aangezien alle bedrijven uit de sector deelgenomen hebben en het dekkingspercentage bijgevolg 100% bedraagt is geen ophoging van de resultaten nodig.
Verbruik primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen In Tabel 92 is het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen weergegeven voor 2011. Het verbruik omvat grondstoffen die zowel in Vlaanderen als buiten Vlaanderen zijn aangekocht. De hoeveelheden grondstoffen die door de glasnijverheid zijn ingevoerd van buiten Vlaanderen worden verderop in deze paragraaf besproken. Tabel 92: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verbruik door de glasnijverheid in Vlaanderen in 2011’ 2011 Verbruik in ton
%
Kwartszand
107.241
45%
Grindvervangende granulaten
19.207
8%
Andere*
14.500
6%
Subtotaal
140.948
59%
Vlakglasscherven
87.794
37%
Andere**
8.217
3%
Grondstoffen Primaire delfstoffen
Alternatieve grondstoffen
Subtotaal Totaal *Andere: veldspaten **Andere: glasvezel
96.011
41%
236.959
100%
Primaire delfstoffen Het totale verbruik aan primaire delfstoffen in de glasnijverheid bedraagt 141 Kton voor het jaar 2011. De belangrijkste primaire delfstof voor de productie van glasproducten is kwartszand (45%). Daarnaast kunnen nog andere primaire delfstoffen toegevoegd worden afhankelijk van het gewenste eindproduct.
Alternatieve grondstoffen Het totale verbruik aan alternatieve grondstoffen in de glasnijverheid bedraagt 96 Kton in 2011. De belangrijkste alternatieve grondstof die ingezet wordt, zijn ovenklare vlakglasscherven (37%). Ongeveer de helft van de ingezette vlakglasscherven is post-consumer glas en wordt door de bedrijven aangekocht bij verwerkers van afvalglas of handelaren. De andere helft van de ingezette vlakglasscherven bestaat uit productieafval van de bedrijven zelf (afkomstig van snijresten en productiefouten) dat terug ingezet wordt bij de productie van nieuw glas. Daarnaast wordt door een producent van glasvezel ook 8 Kton glasvezelafval dat vrijkomt in het productieproces terug ingezet (zie ook subhoofdstuk 4.5). 103
Conclusie Het totale verbruik aan primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de glasnijverheid bedraagt circa 237 Kton. Primaire delfstoffen maken 59% van het totaal uit tegenover 41% inzet van alternatieve grondstoffen. De sector vervangt dus al een groot deel van de primaire grondstoffen door alternatieven.
Rechtstreekse import door de glasnijverheid In Tabel 93 is de import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de glassector weergegeven. Dit betreffen hoeveelheden die direct ingekocht worden buiten Vlaanderen en ingezet zijn in het productieproces. Tabel 93: Te evalueren enquêteresultaten ‘Rechtstreekse import voor gebruik in de Vlaamse glasnijverheid in 2011’ Uitgedrukt in ton
Wallonië
Frankrijk
Duitsland
Andere
Totaal
Primaire delfstoffen Kwartszand Grindvervangende granulaten
791 15.516
Andere* Subtotaal
3.692 14.500
15.516
14.500
791 19.207 14.500
3.692
791
34.498
Alternatieve grondstoffen Vlakglasscherven Totaal Andere*: Veldspaten
5.039 20.555
5.039 14.500
3.692
791
39.537
Primaire delfstoffen In totaal werd er in 2011 in de glasnijverheid ruim 34 Kton primaire delfstoffen geïmporteerd van buiten Vlaanderen. Grindvervangende granulaten (49%) maken hiervan het grootste deel uit. Deze delfstoffen komen hoofdzakelijk uit Wallonië en Duitsland. De overige primaire delfstoffen die geïmporteerd worden zijn kwartszand (2%) en andere (37%). De herkomst van het kwartszand is onbekend. De ‘andere’ primaire delfstof komt uit Frankrijk. Het gaat hierbij om veldspaten.
Alternatieve grondstoffen De hoeveelheid vlakglasscherven die ingevoerd wordt door de glasnijverheid, komt uit Wallonië en is eerder beperkt (13%).
Conclusie Door de glasnijverheid werd in totaal bijna 40 Kton primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen ingevoerd in 2011. Ruim de helft (52%) kwam uit Wallonië. De veldspaten (37%) komen uit Frankrijk. De hoeveelheid alternatieve grondstoffen die ingevoerd wordt, is eerder beperkt.
Verhouding primaire en alternatieve grondstoffen per delfstofsoort In Tabel 94 worden de alternatieve grondstoffen ingedeeld bij de primaire delfstof die ze vervangen. Zo kan men voor elke delfstofsoort de verhouding gebruikt primair/alternatief materiaal in de glasnijverheid zien.
104
Tabel 94: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verhouding primair/ alternatief per delfstofsoort voor de glasnijverheid’ 2011 Uitgedrukt in ton
Kwartszand
Primaire delfstoffen
107.241 % van totaal
Alternatieve grondstoffen
53% 96.011
% van totaal Totaal
47% 203.252
Op basis van deze resultaten kan men stellen dat 47% van de behoefte aan kwartszand in de Vlaamse glasnijverheid in 2011 vervangen werd door glasscherven. Bij de producenten van glas werd minstens 35% van het kwartszand vervangen, bij de producenten van overige glasproducten ongeveer 64%.
5.3.6 Aannemerij Ondersteuning federatie De Bouwunie en de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) hebben ondersteuning geboden bij de selectie van bedrijven op basis van gedetailleerde activiteiten.
Beschrijving van de sector De aannemerij bestaat uit een zeer omvangrijke groep, welke wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan activiteiten. Zowel bedrijven die gespecialiseerd zijn in de uitvoering van kleine bouwprojecten als bedrijven die grootschalige infrastructuurwerken uitvoeren maken deel uit van de sector. Geschat wordt dat er ongeveer 70.000 aannemerij-bedrijven zijn in Vlaanderen. Dit grote aantal maakt een volledige enquêtering van alle bedrijven zoals bij de andere sectoren in het MDO onmogelijk. Daarom werd een steekproef van relevante bedrijven onderzocht om het verbruik van primaire delfstoffen en hun alternatieve grondstoffen in te schatten (zie ook paragraaf 2.4). Ook de productie en het verbruik van uitgegraven bodem door de aannemerij werd onderzocht. De productie van uitgegraven bodem echter wordt niet besproken in onderstaande resultaten.
Respons en betrouwbaarheid van de resultaten In Tabel 95 is de respons in de sector aannemerij weergegeven. Het algemene responspercentage op de bevraging (alle categorieën samen) bedraagt 34%. Het aandeel van de bedrijven die geantwoord hebben t.o.v. het totale aantal relevante aannemers (meer dan 12.000 in totaal) bedraagt daarentegen slechts 3%. Tabel 95: Respons in de aannemerij
Aantal relevante aannemers Aantal aangeschreven aannemers Aantal aannemers dat geantwoord heeft Respons op de bevraging Aantal aannemers dat al geantwoord had op de algemene MDO enquête Aantal aannemers waarvoor gegevens Absolute respons
0–4 10.753 414 122 29% 0
Aantal werknemers 5 – 50 1.462 281 105 37% 3
> 50 225 195 75 38% 11
Totaal 12.441 890 302 34% 14
122 1%
108 7%
86 38%
316 3%
105
Het is duidelijk dat de betrouwbaarheid van de resultaten op basis van de behaalde respons moeilijk vergeleken kan worden met de betrouwbaarheid bij sectoren waar de respons hoger is. De resultaten dienen dus met enige omzichtigheid behandeld te worden. Het is het eerste jaar dat een dergelijke bevraging van de aannemerijsector uitgevoerd werd. De bevraging zal in de toekomst efficiënter kunnen gebeuren door meer gerichte bevragingen bij de belangrijkste deelsectoren, door een betere duiding te geven over de te rapporteren stromen, door het aantal relevante aannemers nog correcter in te schatten en door de gerapporteerde gegevens aan een gelijkaardige validatie te onderwerpen als de algemene MDO-enquête. Dit zal leiden tot meer betrouwbare resultaten. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de studie “Aannemerij in Vlaanderen m.b.t. duurzaam beheer van minerale grondstoffen en hun alternatieven” (D’Appolonia Belgium, 2013).
Ophoging van de cijfers uit de enquête De ophoging van de cijfers is gebeurd per subsector – er werden 9 subsectoren gedefinieerd – en per grootteklasse van de bedrijven naargelang het aantal werknemers (0-4 werknemers, 5-50 werknemers, meer dan 50 werknemers). Meer informatie hierover is beschreven in paragraaf 2.4.
Verbruik primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen In Tabel 96 is het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen weergegeven. Het verbruik omvat grondstoffen die zowel in Vlaanderen als buiten Vlaanderen zijn aangekocht. De hoeveelheden grondstoffen die door de aannemerij zijn ingevoerd van buiten Vlaanderen worden verderop in deze paragraaf besproken. De cijfers voor 2011 werden bekomen volgens de werkwijze zoals hierboven beschreven. De cijfers voor 2010 werden geschat op basis van externe gegevens en de vergelijking met andere verbruikssectoren. Zie MDO Jaarverslag 2011, hoofdstuk 5.3.5.
Tabel 96: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verbruik door de aannemerijsector in Vlaanderen’ 2010
2011
Verbruik in ton
%
Verbruik in ton
%
Aanvul- en ophoogzand
1.691.301
6%
1.164.826
3%
Bouwzand
1.094.900
4%
2.418.059
7%
(Gebroken) grind
443.184
1%
797.067
2%
Grindvervangende granulaten:
462.785
2%
1.789.015
5%
Grondstoffen Primaire delfstoffen
Kalksteen
-
Porfier
55.246
<1%
22.014
<1%
3.769.430
Asfaltgranulaat Betongranulaat
Klei Leem Subtotaal Gerecycleerde granulaten uit b&safval
-
820.526
2%
-
968.489
3%
166.611
<1%
12%
6.335.578
19%
415.444
1%
297.762
<1%
2.448.557
8%
2.105.810
6%
106
Breekzand van bouw- en sloopafval
236.351
<1%
3.711.744
12%
1.764.972
5%
383.898
1%
814.184
2%
Zeefzand van bouw- en sloopafval
2.023.328
7%
1.017.308
3%
Subtotaal
9.219.322
30%
6.000.036
18%
18.214
<1%
Menggranulaat Metselpuingranulaat
Overige alternatieve grondstoffen Bagger en ruimingspecie Gieterijzand Slakken van de ferro industrie Slakken van de non-ferro industrie Straalgrit
701
<1%
249.232
<1%
29.506
<1%
232.239
<1%
458.657
1%
3.260
<1%
-
Uitgegraven bodem
16.985.414
56%
21.125.809*
62%
Subtotaal
17.467.586
57%
21.635.445
64%
Totaal 30.456.338 100% 33.971.060 100% * In de studie van d´Appolonia (2013) wordt voor uitgegraven bodem een hoeveelheid van 2.455.998 ton gemeld. Dit wordt echter door de MDO-werkgroep als weinig betrouwbaar beschouwd. Het cijfer vermeldt in bovenstaande tabel komt van de bodembeheerorganisaties.
Aangezien de berekeningswijzen voor de cijfers voor 2010 en 2011 zeer sterk verschillen is het niet aangewezen besluiten te trekken betreffende de evolutie tussen beide jaren. Het is wel mogelijk om hieruit af te leiden of de gegevens die bekomen worden met twee verschillende schattingsmethoden in grootteorde kloppen. Primaire delfstoffen Het totale verbruik van primaire delfstoffen bedraagt circa 6,3 Mton. Dit is bijna dubbel zoveel als het cijfer voor 2010. De belangrijkste primaire delfstof is bouwzand (2,4 Mton) en in mindere mate ook aanvul- en ophoogzand (1,1 Mton). Dit betekent een verschuiving ten opzichte van de schatting voor 2010. In 2010 had namelijk het verbruik als aanvul- en ophoogzand het hoogste aandeel (1,7 miljoen ton) ten opzichte van 1,1 miljoen ton bouwzand. Na contact met enkele aannemers bleek echter dat het onderscheid tussen ‘uitgegraven bodem’, ‘aanvul- en ophoogzand’ en ‘bouwzand’ niet altijd juist geïnterpreteerd werd. Bodem die de bedrijven zelf uitgegraven en verbruikt hadden, werd soms ingevuld in de enquête als ‘aanvul- en ophoogzand’ of ‘bouwzand’. Deze fout werd zo veel mogelijk rechtgezet. Maar ook het verschil tussen ‘aanvul- en ophoogzand’ en ‘bouwzand’ is waarschijnlijk niet altijd op dezelfde manier geïnterpreteerd. Dit verklaart de verschuiving van aanvul- en ophoogzand in 2010 naar bouwzand in 2011. Wanneer deze twee types zand samen genomen worden, zien we een verbruik van 2,8 miljoen ton zand in 2010 en van 3,5 miljoen ton in 2011. Ook de bodembeheerorganisaties melden echter een grote stijging in 2011, wat er op kan wijzen dat dit te wijten is aan enkele grote projecten. Op basis van de enquête is de verbruikte hoeveelheid per primair granulaat – grind, kalksteen en porfier – ongeveer gelijk en ligt rond de 800.000 ton. Bij de schatting voor 2010 ligt het verbruik van primaire granulaten veel lager. Deze afwijking kan deels te wijten zijn aan schattingsfouten. 107
Het resultaat voor klei heeft een zeer beperkte nauwkeurigheid. De schatting is gebaseerd op de hoeveelheid klei die verbruikt werd door 1 ondernemer. Hetzelfde geldt ook voor de ‘andere’ primaire delfstoffen Deze klasse bevat enkele meldingen van "kalk" en van "lava"/"lavastenen". De gemelde hoeveelheden en de schatting van de totale hoeveelheden zijn klein en deze klasse is dan ook van minder belang. Geen van de bedrijven die antwoordden op de enquête verbruikten leem in 2011. Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval Het totale verbruik van gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval in 2011 wordt geschat op 6,0 Mton. Dit is een stuk lager dan de schatting van 9 miljoen ton voor 2010. Het is ook maar de helft van de totale geproduceerde hoeveelheid volgens de certificatie-instellingen. Vermoedelijk wordt het verbruik van gerecycleerde granulaten door de aannemerij hier te laag ingeschat. Daarnaast wordt het gebruik van gerecycleerde granulaten in de andere verbruikssectoren vermoedelijk ook te laag ingeschat. De hoeveelheid verbruik door de aannemerij kan immers niet volledig de hoeveelheid volgens de certificatie-instellingen dekken. De schatting per type granulaat ligt telkens ongeveer de helft lager dan het cijfer van de certificatieinstellingen (zie hoofdstuk 3.2.1), behalve voor metselpuingranulaat. Vermoedelijk is het onderscheid tussen metselpuingranulaat en menggranulaat voor de aannemers niet altijd duidelijk. Daarom is het beter deze 2 soorten granulaat samen te nemen. Het verschil tussen de hoeveelheden voor 2010 en 2011 is dan minder groot. Ook het verbruik van zeefzand is in 2011 laag ten opzichte van 2010. Bedrijven die bouwzand of vulzand verbruiken, kunnen hiervoor in een aantal gevallen ook zeefzand gebruiken. Mogelijk werd zo een deel zeefzand als primair bouwzand of vulzand gemeld in de enquête. Hierdoor kan het verbruik van zeefzand door de aannemerij onderschat zijn voor 2011. Overige alternatieve grondstoffen De belangrijkste grondstof voor de aannemerij is uitgegraven bodem. Op basis van gegevens van de bodembeheerorganisaties wordt 21,1 Mton uitgegraven bodem verbruikt als alternatieve grondstof voor primaire delfstoffen. Er wordt hier dus geen gebruik gemaakt van het cijfer bekomen uit de studie (d´Appolonia, 2013). Hoewel er voldoende bedrijven in de steekproef het verbruik van uitgegraven bodem gemeld hebben, beschouwt de MDO werkgroep dit cijfer als weinig betrouwbaar. Andere alternatieve grondstoffen die gemeld werden zijn slakken uit de non-ferro-industrie, slakken uit de ferro-industrie, ruimingsspecie en straalgrit. Deze werden elk slechts 1 of 2 keer gemeld. De extrapolaties zijn bijgevolg weinig betrouwbaar. De hoeveelheid non-ferroslakken van 459 Kton is bijvoorbeeld veel te hoog geschat. Het is geëxtrapoleerd op basis van één melding van een aankoop binnen Vlaanderen, terwijl de totale productie ervan in Vlaanderen slechts 274 Kton bedraagt.
Rechtstreekse import door de aannemerij In Tabel 97 is de import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen van buiten Vlaanderen weergegeven. Dit betreffen hoeveelheden die de Vlaamse aannemers direct hebben ingekocht van buiten Vlaanderen en hebben ingezet in hun activiteiten. 108
Tabel 97: Te evalueren enquêteresultaten ‘Rechtstreekse import door Vlaamse aannemerij in 2011’ Uitgedrukt in ton
Brussel
Wallonië
Nederland
Duitsland
Totaal
Primaire delfstoffen
0
Aanvul- en ophoogzand
71.552
Bouwzand
5.651 8.232
(Gebroken) grind
254.866 581
332.068 515
9.328
4.055
Grindvervangende granulaten:
4.055
887.700
887.700
Kalksteen
409.508
409.508
Porfier
478.192
478.192
Klei
182
182
Leem
0
Andere
0
Subtotaal
71.552
901.584
259.503
697
1.233.335
Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval
0
Asfaltgranulaat
0
Betongranulaat
1.533
3.072
4.604
Breekzand van bouw- en sloopafval Menggranulaat
0 110.770
110.770
Metselpuingranulaat Zeefzand van bouw- en sloopafval Subtotaal
0 675 112.978
675 0
3.072
0
116.049
Overige alternatieve grondstoffen
0 0
Totaal
184.530
901.584
262.574
697
1.349.384
Primaire delfstoffen In totaal werd er in 2011 door de aannemerij ruim 1.233 kton primaire delfstoffen rechtstreeks geïmporteerd van buiten Vlaanderen. Het betreft hoofdzakelijk de grindvervangende granulaten kalksteen en porfier. Tezamen zijn deze delfstoffen goed voor bijna 888 kton. De grindvervangende granulaten zijn allemaal afkomstig uit Wallonië. Ook aanvul- en ophoogzanden worden geïmporteerd. Deze zijn voornamelijk afkomstig uit Nederland. Verder worden ook kleinere hoeveelheden bouwzand rechtstreeks geïmporteerd door aannemers.
Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval Door de aannemerij werd in 2011 naar schatting 116 Kton gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval geïmporteerd van buiten Vlaanderen. Het gaat vooral om import vanuit Brussel (113 Kton) en een kleine hoeveelheid uit Nederland (3 Kton). In Brussel en Nederland zijn er geen gecertificeerde vaste breekinstallaties overeenkomstig het eenheidsreglement, dus het moet hier gaan om granulaten afkomstig van een mobiele breekinstallatie ingezet op een werf. Het is immers niet toegelaten om niet-gecertificeerde granulaten te gebruiken in Vlaanderen.
Overige alternatieve grondstoffen Overige alternatieve grondstoffen werden niet rechtstreeks geïmporteerd door Vlaamse aannemers. 109
Verbruik alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen Tabel 98 geeft een overzicht van de alternatieve grondstoffen die ter vervanging van een primaire delfstof zijn ingezet in de aannemerij in 2011. Tabel 98: Te evalueren enquêteresultaten ‘Alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen in de aannemerij in 2011’ Alternatieve grondstof
Ter vervanging van
Toepassing
Asfaltgranulaat
(gebroken) grind
Onderfundering
78%
Oppervlakteverharding
62.994
21%
Aanvullen of ophogen
3.534
1%
297.762
100%
1.633.024
78%
365.756
17%
Andere
53.167
3%
Aanvul- en ophoogzand
Aanvullen of ophogen
32.549
2%
Bouwzand
Drainage
21.313
1%
2.105.810
100%
1.515.681
86%
Oppervlakteverharding
76.009
4%
Aanvul- en ophoogzand
Aanvullen of ophogen
167.759
10%
Bouwzand
Drainage
5.523
0%
1.764.972
100%
Onderfundering
584.839
72%
Oppervlakteverharding
100.711
12%
Aanvul- en ophoogzand
Aanvullen of ophogen
128.494
16%
Bouwzand
Drainage
139
0%
814.184
100%
229.798
23%
98.992
10%
Aanvullen of ophogen
837.175
82%
Oppervlakteverharding
41.103
4%
Totaal Asfaltgranulaat (gebroken) grind
Onderfundering Oppervlakteverharding
Totaal Betongranulaat Menggranulaat
(gebroken) grind
Onderfundering
Totaal Menggranulaat Metselpuingranulaat
(gebroken) grind
Totaal Metselpuingranulaat Zeefzand van bouw- en sloopafval
% 231.234
Aanvul- en ophoogzand
Betongranulaat
ton
Bouwzand
Onderfundering Drainage
Aanvul- en ophoogzand
110
Totaal Zeefzand van bouw- en sloopafval
1.017.309
100%
18.214
100%
18.214
100%
29.506
100%
29.506
100%
640
0%
458.017
100%
458.657
100%
3.260
100%
3.260
100%
2.299.960
3%
18.825.848
91%
Totaal Uitgegraven bodem
21.125.809
100%
Eindtotaal
27.635.483
Bagger- en ruimingsspecie
Aanvul- en ophoogzand
Aanvullen of ophogen
Totaal Bagger- en ruimingsspecie Slakken van ferro-industrie
(gebroken) grind
Beton
Totaal Slakken van ferroindustrie Slakken van non-ferroindustrie
(gebroken) grind
Andere Andere: dijkversteviging
Totaal Slakken van non-ferroindustrie Straalgrit
onbekend
Andere: stralen van metaal
Totaal Straalgrit Uitgegraven bodem
Bouwzand
Onderfundering
Aanvul- en ophoogzand
Aanvullen of ophogen
De gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval worden door de aannemerijsector in de eerste plaats ingezet ter vervanging van grind in onderfundering. Daarnaast worden ze ook vaak gebruikt voor aanvullen en ophogen en als oppervlakteverharding. Het zeefzand van bouw- en sloopafval wordt meestal gebruikt voor het aanvullen en ophogen van terreinen. Ook als onderfundering en voor drainagelagen wordt zeefzand vaak gebruikt. Uitgegraven bodem wordt zoals verwacht meestal gebruikt voor het aanvullen en ophogen van terreinen (91%). Voor bagger- en ruimingsspecie, slakken en straalgrit is de toepassing telkens gebaseerd op 1 of 2 meldingen van bedrijven. De resultaten hiervan in de tabel zijn dan ook weinig betrouwbaar.
Verhouding primaire en alternatieve grondstoffen per delfstofsoort In Tabel 99 worden de alternatieve grondstoffen ingedeeld bij de primaire delfstof die ze vervangen. Zo kan men voor elke delfstofsoort de verhouding gebruikt primair/alternatief materiaal in de aannemerijsector zien. Tabel 99: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verhouding primair/ alternatief per delfstofsoort voor de sector aannemerij’ Hoeveelheid Aanvul- en in ton ophoogzand
Bouwzand
Granulaten
Klei
Andere
Onbekend Totaal
111
Primaire delfstoffen % van totaal
1.164.826
2.418.059
2.586.082
166.611
0
6.335.578
6%
48%
34%
100%
0%
19%
Alternatieve grondstoffen % van totaal
19.864.917
2.655.725
5.111.578
0
3.260
27.635.480
94%
52%
66%
0%
100%
81%
Totaal
21.029.743
5.073.784
7.697.660
166.611
3.260
33.971.058
0
0
Het primaire aanvul- en ophoogzand wordt voor 94% vervangen door alternatieve grondstoffen. Voornamelijk door uitgegraven bodem en zeefzand van bouw- en sloopafval. De primaire delfstof bouwzand wordt voor 52% vervangen door alternatieve grondstoffen. Bijna een derde van de gebruikte granulaten is primair grind, kalksteen of porfier. De gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval vervullen twee derde van de behoefte aan granulaten in de aannemerij.
Vergelijking met 2010 De schattingsmethode die voor 2010 gebruikt werd, verschilt fundamenteel van de schattingsmethode voor 2011. Het is dus niet aangewezen deze 2 cijferreeksen te vergelijken. Het is daarom niet mogelijk een trend te bepalen voor het verbruik binnen de sector aannemerij. Op basis van externe gegevens kunnen we wel vermoeden dat het verbruik van alternatieve grondstoffen in de aannemerij in 2011 gestegen zou moeten zijn ten opzichte van 2010: enerzijds is de productie van uitgegraven bodem gestegen met 13% (Grondbank en Grondwijzer) en anderzijds is ook de productie van gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval toegenomen met ongeveer 15% (COPRO en Certipro).
5.3.7 Stortplaatsen Inleiding In het vorige monitoringsjaar (2010) werden de stortplaatsexploitanten niet bevraagd. Uit de behoeftestudie van Resource Analysis (2006) bleek immers dat het verbruik van grondstoffen bij de afwerking van stortplaatsen als verwaarloosbaar beschouwd kon worden. Dit gezien de in Vlaanderen geldende stortverboden, waardoor enkel afvalstromen die niet op een andere wijze verwerkt kunnen worden, gestort mogen worden. Om een zo volledig mogelijk zicht te krijgen op het totaal verbruik van grondstoffen in Vlaanderen werd alsnog beslist om voor het monitoringsjaar 2011 alle stortplaatsexploitanten te bevragen.
Beschrijving van de sector De sector van de stortplaatsen bestaat uit alle bedrijven met een lopende milieuvergunning voor het storten van afvalstoffen. Hieronder verstaan we dus zowel de categorie 1-, 2- en 3-stortplaatsen voor het storten van respectievelijk gevaarlijke, niet-gevaarlijke en inerte afvalstoffen, als de monostortplaatsen voor bagger- en ruimingspecie en voor specifieke bedrijfsgebonden afvalstoffen. Deze bedrijven hebben naast het beheer van de stortplaats vaak nog andere activiteiten. Het gebruik van afvalstoffen op stortplaatsen wordt enkel als nuttige toepassing aanzien wanneer deze effectief het gebruik van primaire delfstoffen vervangen in de stortinfrastructuur. Meer specifiek gaat het dan over het gebruik van (afhankelijk van de toepassing) als bodem of als bouwstof goedgekeurde en geattesteerde afvalstoffen voor de aanleg van de geologische barrière, de 112
percolaatdrainage en de afwerkingslagen bovenaan (afdichtlaag, drainagelaag, eindafdek, beschermingslaag voor het aanbrengen van de folieafdichting). Het gebruik van afvalstoffen binnen het stortlichaam in de vorm van tussenafdek, steunlagen, dijken, nivelleringslagen,... is evenwel gelijkgesteld met het storten van afvalstoffen. In de praktijk gaat het dus om materiaal voor de aanleg van drainerende lagen dat nodig is bij de inrichting en afwerking van stortplaatsen, dit is zand of grind. Daarnaast is er ook een bepaalde hoeveelheid klei, leem of ander bodemmateriaal nodig voor de eindafwerking, om te verhinderen dat water de stortplaats zou binnendringen (en daardoor uitloging te vermijden) en om de stortplaats ruimtelijk te integreren.
Respons Er werden 26 beheerders van stortplaatsen aangeschreven. 16 bedrijven gaven specifieke informatie over het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen op de stortplaats. Dit geeft een absolute respons van 62%. Van de 16 meldingen gaven er vier stortplaatsen aan dat er in 2011 geen grondstoffen verbruikt werden voor de inrichting of afwerking van de stortplaats. Tabel 100: Respons onder de sector stortplaatsen Benaderde bedrijven
Stortplaatsen 2011
Absolute respons
26
Absoluut respons%
16
62%
Ophoging van de cijfers uit de enquête Het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen op een stortplaats is sterk afhankelijk van de grootte van de stortplaats, de aanvoer op de stortplaats en de geplande uitvoering van inrichting en afwerking van (delen van) de stortplaats. Dit kan dus sterk verschillen van jaar tot jaar. Daarom werd geopteerd om geen ophoging van de cijfers door te voeren. Hieruit volgt dat deze cijfers een onderschatting zijn van het totale verbruik van grondstoffen binnen de sector.
Verbruik primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen In Tabel 101 is het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen weergegeven volgens de enquête. Het verbruik omvat grondstoffen die zowel in Vlaanderen als buiten Vlaanderen zijn aangekocht. Tabel 101: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verbruik door de sector stortplaatsen in Vlaanderen in 2011 (niet opgehoogde cijfers)’ Grondstoffen
2011 Verbruik in ton
%
130.769
21%
912
0,1%
78.363
13%
Primaire delfstoffen Aanvul- of ophoogzand (Gebroken) grind Klei Leem
5.400
0,9%
215.445
35%
Betongranulaat
1.040
0,2%
Menggranulaat
7.341
1,2%
Metselpuingranulaat
12.190
2%
Subtotaal Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval
113
Zeefzand van bouw- en sloopafval
1.189
0,2%
Subtotaal
21.761
3%
AVI-bodemassen
36.744
6%
KSP-glas
21.033
3%
Uitgegraven bodem
321.791
51%
8.249
1%
Subtotaal
387.817
62%
Totaal
625.022
100%
Overige alternatieve grondstoffen
Andere*
* Andere: vuurvast materiaal, toeslagstoffen, …
Primaire delfstoffen Het totale verbruik aan primaire delfstoffen door de sector stortplaatsen bedraagt ruim 215 Kton voor het jaar 2011. Vooral aanvul- of ophoogzand (21%), klei (13%) en in mindere mate leem (1%) worden ingezet. Vaak worden er primaire delfstoffen gebruikt die ter plaatse werden ontgonnen tijdens de ontginningsfase voorafgaand aan de stortactiviteiten. Afhankelijk van de geologische ligging van de stortplaats zal er klei dan wel leem gebruikt worden.
Alternatieve grondstoffen Het totale verbruik aan alternatieve grondstoffen door de sector stortplaatsen bedraagt ongeveer 410 Kton voor het jaar 2011. De meest gebruikte alternatieve grondstof op stortplaatsen is uitgegraven bodem (51%). Deze grondstof wordt gebruikt voor de inrichting en afwerking van de stortplaats. Bijvoorbeeld voor de aanleg van stortdijken en nivelleringslagen en bij de afwerking voor de aanleg van een laag slecht doorlatend bodemmateriaal en voor de bewortelingslaag bovenaan de afgewerkte stortplaats. Ook AVI-bodemassen (6%), KSP-glas (3%) en bouw- en sloopafval worden ingezet.
Conclusie Het totale verbruik aan primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen door de sector stortplaatsen in 2011 bedraagt volgens de enquête meer dan 625 Kton. Primaire delfstoffen maken hier 35% van uit tegenover 65% alternatieve grondstoffen, waarvan 51% uitgegraven bodem.
Rechtstreekse import door de sector stortplaatsen In Tabel 102 is de rechtstreekse import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen van buiten Vlaanderen weergegeven. Het betreft hier dus enkel de hoeveelheden die direct door de stortplaatsexploitanten zijn ingekocht buiten Vlaanderen. Tabel 102: Te evalueren enquêteresultaten ‘Rechtstreekse import door de sector stortplaatsen in 2011’ Uitgedrukt in ton
Wallonië
Frankrijk
Nederland
Alternatieve grondstoffen Keramiek, steen en porselein
5.637
Volgens Tabel 102 wordt ongeveer één vierde van het gebruikte KSP-glas ingevoerd vanuit Nederland. Het gaat om een kleine 6 Kton. Verder is er geen import van primaire delfstoffen of alternatieve grondstoffen voor gebruik op de stortplaatsen.
114
Verbruik alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen Tabel 103 geeft een overzicht van de op stortplaatsen gebruikte alternatieve grondstoffen, waarbij wordt aangegeven ter vervanging van welke primaire delfstof zij worden ingezet. Tabel 103: Te evalueren enquêteresultaten ‘Alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen in de sector stortplaatsen in 2011 Ter vervanging van 2011 Alternatieve grondstoffen in ton
zand
(Gebroken) grind
Klei
Andere
Totaal
Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Betongranulaat
1.040
1.040
Menggranulaat
7.341
7.341
Metselpuingranulaat
12.190
12.190
Zeefzand van bouw- en sloopafval
1.189
1.189
Subtotaal
1.189
20.571
21.761
AVI-bodemassen
11.408
25.336
36.744
Keramiek steen en porselein
15.396
5.637
21.033
Uitgegraven bodem
135.702
Overige alternatieve grondstoffen
Andere*
186.089
4.250
Subtotaal Totaal % van totaal * Andere: vuurvast materiaal, toeslagstoffen, …
321.791 3.999
8.249
166.756
30.973
186.089
3.999
387.817
167.945
51.544
186.089
3.999
409.578
41%
13%
45%
1%
100%
Het grootste aandeel in het totaal verbruik van grondstoffen door de stortplaatsen betreft uitgegraven bodem die wordt ingezet ter vervanging van zand of klei. De stortplaatsexploitanten geven hiervoor een totaal van 322 Kton op in de enquêtes. In de cijfers van de bodembeheerorganisaties (Tabel 5) wordt een verbruik op de stortplaatsen aangegeven van 431 Kton als alternatief voor vulzand. Er werd voor gekozen om het verbruik op stortplaatsen niet op te hogen, hoewel de respons slechts 62% bedraagt. De hoeveelheid in bovenstaande tabel is dan ook een onderschatting. Dit verklaart dan ook meteen het verschil met de gegevens van de bodembeheerorganisaties. De primaire delfstof grind wordt bijna volledig vervangen door gerecycleerde granulaten van bouwen sloopafval, AVI-bodemassen en KSP-glas. Er wordt slechts 1 Kton primair (gebroken) grind ingezet ten opzichte van bijna 52 Kton alternatieve grondstoffen voor dit primair (gebroken) grind. Het KSP heeft de juiste eigenschappen voor gebruik in drainerende lagen op de stortplaats. Ook de granulaten komen hiervoor in aanmerking. AVI-bodemassen kunnen eerder ingezet worden binnen het stortlichaam als tussenafdek of voor de aanleg van tussendijken. Onder de categorie ‘andere’ zijn ook de alternatieve grondstoffen meegerekend die als toeslagstoffen gebruikt worden bij het proces van solidificatie, dat toegepast wordt op bepaalde stortplaatsen voor gevaarlijke afvalstoffen.
115
Verhouding primaire en alternatieve grondstoffen per delfstofsoort In Tabel 104 worden de alternatieve grondstoffen ingedeeld bij de primaire delfstof die ze vervangen. Zo kan men voor elke delfstofsoort de verhouding gebruikt primair/alternatief materiaal in de sector stortplaatsen zien. Tabel 104: Te evalueren enquêteresultaten ‘Verhouding primair/ alternatief per delfstofsoort in de sector stortplaatsen’ 2011 Uitgedrukt in ton
Aanvul- of ophoogzand (Gebroken) grind Klei
Primaire delfstoffen % van totaal Alternatieve grondstoffen
Leem
130.769
912
78.363
44%
2%
30%
167.945
51.544
186.089
% van totaal
56%
98%
70%
Totaal
298.714
52.456
264.452
Totaal
5.400 215.445 100%
35% 405.578
0%
65%
5.400 621.022
Zoals blijkt uit Tabel 104 wordt de primaire delfstof grind nagenoeg volledig vervangen door alternatieven. Ook de primaire delfstoffen klei en zand worden vaak vervangen door alternatieve grondstoffen.
5.3.8 Overig verbruik Beschrijving van de sector Een deel van de Vlaamse primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen werd ingezet buiten de klassieke verbruikerscategorieën, vb het gebruik van zeezand voor strandsuppletie. Deze vallen onder de categorie ‘overig verbruik’.
Verbruik primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen In Tabel 105 is het verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen weergegeven voor het jaar 2011. Het verbruik omvat grondstoffen die zowel in Vlaanderen als buiten Vlaanderen zijn aangekocht. Tabel 105: Te evalueren enquêteresultaten ‘Overige verbruik in Vlaanderen in 2011 (niet-opgehoogde cijfers)’ 2011 Verbruik in ton
%
1.126.627
58%
Klei
11.577
1%
Kwartszand
50.386
3%
Kalksteen
11.983
1%
Andere*
60.057
3%
1.260.630
65%
e-bodemassen
47.000
2%
Gieterijzand
9.621
<1%
Slakken van de ferro-industrie
598.194
31%
Slakken van de non-ferro-industrie
20.000
1%
Zinkassen
12.000
1%
Grondstoffen Primaire delfstoffen Zand voor strandsuppletie
Subtotaal Alternatieve grondstoffen
116
Subtotaal Totaal *Andere: anhydriet
686.815
35%
1.947.445
100%
Het totale verbruik aan primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen bedraagt ruim 1,9 Mton voor het jaar 2011. Primaire delfstoffen vertegenwoordigen 65% van het totale verbruik tegenover 35% alternatieve grondstoffen. De primaire delfstoffen werden ingezet bij diverse toepassingen. De bodemassen en de slakken van de non-ferro industrie werden ingezet bij de productie van straalmiddelen. De slakken van de ferroindustrie werden ingezet bij de productie van cement, het gieterijzand als toeslagstof bij het smelten van metalen in de pyrometallurgie en de zinkassen werden terug gebruikt bij het vernieuwen van zinkassenwegen (zie paragraaf 3.2.3).
Rechtstreekse import In Tabel 106 is de import van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen van buiten Vlaanderen weergegeven. Dit betreffen hoeveelheden die direct ingekocht worden door de bedrijven buiten Vlaanderen en ingezet worden in het productieproces. Tabel 106: Te evalueren enquêteresultaten ‘Rechtstreekse import voor gebruik in de sector overig verbruik in 2011’ BCP
Uitgedrukt in ton
Wallonië
Duitsland
Nederland
Totaal
Primaire delfstoffen Zand voor strandsuppletie
1.126.627
1.126.627
Klei
11.577
Kwartszand
15
Kalksteen
9.000
9.015
11.983
Andere* Subtotaal
11.577 11.983
60.057 1.126.627
11.998
71.634
1.126.627
11.998
118.634
60.057 9.000
1.219.259
9.000
1.266.259
Alternatieve grondstoffen e-bodemassen Totaal *Andere: anhydriet
47.000
47.000
In totaal werd voor meer dan 1.266 Kton primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen ingevoerd in 2011. 89% kwam van het Belgisch Continentaal Plat, 9% uit Duitsland en 1% uit Wallonië en Nederland.
Verbruik alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen Tabel 107 geeft een overzicht van de alternatieve grondstoffen die ter vervanging van een primaire delfstof zijn ingezet. Tabel 107: Te evalueren enquêteresultaten ‘Alt. grondstof ter vervanging van primaire delfstoffen voor overig verbruik in 2011’ Ter vervanging van 2011 Alternatieve grondstoffen in ton e-bodemassen
zand
Grindvervangende granulaten
Andere 47.000
Totaal 47.000
117
Gieterijzand
9.621
Slakken van de ferro-industrie
9.621 598.194
Slakken van de non-ferro-industrie Zinkassen
598.194 20.000
20.000 12.000
12.000 Totaal % van totaal
9.621
610.194
67.000
686.815
1%
89%
10%
100%
Ongeveer 50 Kton e-bodemassen en 20 Kton slakken van de non-ferro industrie werden ingezet bij de productie van straalmiddelen. Ongeveer 10 Kton gieterijzand werd ingezet ter vervanging van zand. Het is echter niet duidelijk in welke toepassing. Ongeveer 600 Kton slakken van de ferro industrie werden ingezet ter vervanging van grindvervangende granulaten bij de productie van cement.
118
6 Vergelijking aanbod- versus verbruikzijde 6.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van hoofdstuk 4 (enquêteresultaten aanbod van grondstoffen) vergeleken met de resultaten van hoofdstuk 5 (enquêteresultaten verbruik van grondstoffen). In theorie moet de hoeveelheid die door producenten en handelaren werd aangeboden aan verbruikers immers gelijk zijn met wat door de verbruikers werd opgegeven als aangekocht van producenten en handelaren. Hierna wordt deze vergelijking gemaakt per type primaire delfstof en per soort alternatieve grondstof. De resultaten worden vervolgens besproken, afwijkende resultaten worden geduid met een mogelijke verklaring en in dat geval wordt ook gemotiveerd aangegeven of de aanbodzijde dan wel de verbruikzijde als meest betrouwbare informatie mag worden beschouwd. De meest betrouwbare cijfers worden verenigd in het conclusiehoofdstuk.
6.2 Primaire delfstoffen Om de aanbodzijde en de verbruikzijde te vergelijken wordt telkens de levering door producenten en handelaren aan verbruikers (aanbodzijde) vergeleken met het verbruik van primaire delfstoffen afkomstig van producenten en handelaren (verbruikzijde). Om de totale inzet te kennen moet hierbij nog de rechtstreekse import door verbruikers bijgeteld worden. Dit zijn de hoeveelheden die verbruikers rechtstreekse aankopen buiten Vlaanderen en, in het geval van verbruikers die zelf ook produceren, de hoeveelheden die buiten Vlaanderen geproduceerd werden voor eigen verbruik.
6.2.1 Aanvul- en ophoogzand In Tabel 108 worden de enquêteresultaten weergegeven van enerzijds het aanbod aan primair vulzand door producenten en handelaren en anderzijds het verbruik van primair vulzand. Tabel 108: Vergelijking aanbod- en verbruikzijde van aanvul- en ophoogzand in 2011 Aanbodzijde aanvul- en ophoogzand
Hoeveelheid aanbod in ton
Producenten: levering aan verbruikers
1.020.976
573.492
Verbruikers: aangekocht van producenten
486.568
563.923
Verbruikers: aangekocht van handelaren
101.869
101.869
1.609.413
1.239.284
Verbruikers: inzet eigen Vlaamse productie Som (inzet grondstoffen afkomstig van producenten en handelaren)
Handelaren: levering aan verbruikers Producenten: levering Vlaams aanvul- en ophoogzand aan zichzelf (m.a.w. eigen productie Som (totale levering aanvul- en ophoogzand aan verbruikers)
Hoeveelheid vraag in ton
332.068 1.571.352
Verbruikzijde aanvul- en ophoogzand
Verbruikers: import van buiten Vlaanderen Som (totale inzet aanvul- en ophoogzand door verbruiker)
119
Voor vulzand wordt een discrepantie vastgesteld tussen de cijfers namelijk 1,6 Mton langs aanbodzijde, terwijl de verbruikers aangeven 1,2 Mton van hen te hebben aangekocht. Alhoewel er niet onmiddellijk een meest betrouwbaar resultaat kan aangeduid worden, wordt toch gekozen voor de verbruikzijde en wel om volgende redenen: •
• •
Via de voortgangsrapporten is geweten dat er in Vlaanderen in totaal 1,1 Mton aanvulen ophoogzand is ontgonnen in 2011. Dit Vlaams vulzand wordt bijna uitsluitend in Vlaanderen afgezet. Door de lage economische waarde van het primair vulzand is het weinig waarschijnlijk dat dit voor grote hoeveelheden wordt geïmporteerd/geëxporteerd. Volgens de behoeftenstudie van RA uit 2006 staat de aannemerij in voor circa 95% van het totale verbruik van primair vulzand. Het verbruik van primair vulzand door de aannemerij wordt geschat op 1,1 Mton in 2011. Dit zou ‘slechts’ 73% van het totale verbruik zijn indien het cijfer van 1,6 Mton gebruikt wordt.
Conclusie en vergelijking met 2010: Afgaande op Tabel 108 wordt door de werkgroep MDO de totale inzet van primair aanvul- en ophoogzand vastgesteld op 1,6 Mton. Het betreft een daling van 36% t.o.v. 2010. Voor deze daling kan de MDO-werkgroep wel enkele redenen aanhalen: •
•
•
De MDO-werkgroep merkt op dat sommige handelaren in 2010 de levering van aanvul- en ophoogzand meldden terwijl ze in 2011 enkel handelden in bouwzand. Het blijkt moeilijk om het onderscheid vulzand – bouwzand te maken. Dit geldt niet enkel voor de handelaren, maar voor alle respondenten. Vooral in de aannemerij, de grootste verbruiker van aanvul- en ophoogzand, wordt een verschuiving van aanvul- en ophoogzand in 2010 naar bouwzand in 2011 vastgesteld. Deze verschuiving is allicht hoofdzakelijk te wijten aan verschillen in de definiëring van vulzand en bouwzand. Voor primair aanvul- en ophoogzand zijn er relatief veel alternatieve grondstoffen beschikbaar, vooral onder de vorm van opportuniteiten uit grondverzet (uitgegraven bodem). Deze opportuniteiten uit grondverzet zijn onderhevig aan de economische conjunctuur. In 2011 is ca 22% meer uitgegraven bodem ingezet in Vlaanderen dan in 2010. Wanneer de som van de inzet van aanvul- en ophoogzand en bouwzand in 2011 vergeleken wordt met de inzet 2010 worden vergelijkbare resultaten bekomen (zie paragraaf 6.2.2).
6.2.2 Bouwzand In Tabel 109 worden de enquêteresultaten weergegeven van enerzijds het aanbod aan bouwzand door producenten en handelaren en anderzijds het verbruik van bouwzand. Tabel 109: Vergelijking aanbod- en verbruikzijde van bouwzand in 2011 Aanbodzijde bouwzand
Hoeveelheid aanbod in ton
Hoeveelheid vraag in ton
Verbruikzijde bouwzand
Producenten: levering aan verbruikers
8.764.223
7.232.251
Verbruikers: aangekocht van producenten
Handelaren: levering aan verbruikers Producenten: levering Vlaams bouwzand aan zichzelf (m.a.w. eigen productie) Som (totale levering bouwzand aan
6.708.766
3.865.249
Verbruikers: aangekocht van handelaren
44.971 15.517.960
44.971 11.142.470
Verbruikers: inzet eigen Vlaamse productie Som (inzet grondstoffen afkomstig van
120
verbruikers)
producenten en handelaren) 1.737.472 12.879.942
Verbruikers: import van buiten Vlaanderen Som (totale inzet bouwzand door verbruikers)
Voor bouwzand wordt er, net zoals in 2010, een discrepantie vastgesteld tussen de cijfers namelijk 15,5 Mton langs aanbodzijde, terwijl de verbruikers aangeven 11,1 Mton van hen te hebben aangekocht. De vastgestelde discrepantie is wel al minder uitgesproken dan in 2010. Ook in 2011 mag de verbruikzijde als meest betrouwbaar resultaat worden beschouwd om volgende redenen: •
•
Het blijft, vooral voor de grote producenten en handelaren, zeer moeilijk om een goed zicht te krijgen op de afzet binnen Vlaanderen. Bouwzand is immers een delfstof die voornamelijk wordt ingevoerd en men weet niet precies welk deel van de afzet in de Vlaamse havens daadwerkelijk in Vlaanderen blijft. In de enquête is bij afzet binnen Vlaanderen ongetwijfeld ook een deel afzet in Wallonië en het Brussels Gewest ingevuld. Deze onzekerheid geldt wellicht voor alle ingevoerde bouwzanden, dus ook wat bijvoorbeeld via de weg wordt ingevoerd. Het gebrek aan kennis over de correcte afzet doet ook de vraag rijzen in welke mate de cijfers van de producenten en handelaren doorvoer naar het buitenland bevatten. In dit verband is het ook relevant aan te geven dat transportbedrijven, via dewelke de doorvoer eventueel zou zijn gerealiseerd, niet werden geënquêteerd.
Conclusie en vergelijking met 2010: Afgaande op Tabel 109 wordt door de werkgroep MDO de totale inzet van primair bouwzand vastgesteld op 12,9 Mton. Het betreft een stijging van 12% t.o.v. 2010. Voor deze stijging kunnen we 2 hoofdredenen aanhalen: •
•
•
Het jaar 2010 wordt gekenmerkt als een crisisjaar. Een groot deel van deze toename in het verbruik van bouwzand in 2011 kan dus zeker toegeschreven worden aan de stijgende productie in de bouw t.o.v. 2010. Deze toename werd ook al vastgesteld in de verschillende verbruiksectoren (asfalt, beton, …). Er is een toename van circa 2,7 Mton in het verbruik van bouwzand door de aannemerij. Dit kan men slechts gedeeltelijk toeschrijven aan een verschil in conjunctuur maar vooral aan de manier van inschatten van het verbruik door de aannemerij: er wordt verschuiving van aanvul- en ophoogzand in 2010 naar bouwzand in 2011 vastgesteld. Deze verschuiving is allicht hoofdzakelijk te wijten aan verschillen in de definiëring van vulzand en bouwzand door de verschillende aannemers. Zoals vermeld in paragraaf 6.2.1, is het onderscheid tussen aanvul- en ophoogzand en bouwzand niet altijd duidelijk. In 2010 bedroeg de som van de inzet van aanvul- en ophoogzand en bouwzand 2,33 Mton + 11,46 Mton = 13,79 Mton. Voor 2011 is dit 1,6 Mton + 12,9 Mton = 14,5 Mton. Rekening houdend met het feit dat 2011 economisch een beter jaar was dan 2010, zijn dit zeer vergelijkbare resultaten.
6.2.3 (Gebroken) grind In Tabel 110 worden de enquêteresultaten weergegeven van enerzijds het aanbod aan (gebroken) grind door producenten en handelaren en anderzijds het verbruik van (gebroken) grind. 121
Tabel 110: Vergelijking aanbod- en verbruikzijde van (gebroken) grind in 2011 Aanbodzijde (gebroken) grind
Hoeveelheid aanbod in ton
Hoeveelheid vraag in ton
Verbruikzijde (gebroken) grind
Producenten: levering aan verbruikers
2.338.203
3.285.260 Verbruikers: aangekocht van producenten
Handelaren: levering aan verbruikers Producenten: levering Vlaams (gebroken) grind aan zichzelf (m.a.w. eigen productie) Som (totale levering (gebroken) grind aan verbruikers)
1.281.328
899.562 Verbruikers: aangekocht van handelaren
44.139
44.139 Verbruikers: inzet eigen Vlaamse productie Som (inzet grondstoffen afkomstig van 4.228.962 producenten en handelaren)
3.663.670
249.196 Verbruikers: import van buiten Vlaanderen Som (totale inzet (gebroken) grind door 4.478.158 verbruiker)
Voor (gebroken) grind wordt een discrepantie vastgesteld tussen de cijfers, namelijk 3,7 Mton langs aanbodzijde, terwijl de verbruikers aangeven 4,2 Mton van hen te hebben aangekocht. De MDOwerkgroep kiest de aanbodzijde als de meest betrouwbare en wel om volgende redenen: •
•
•
De respons onder de (Vlaamse) producenten van (gebroken) grind bedraagt 100%. Ook alle, volgens het MDO mailbestand, gekende producenten van (gebroken) grind buiten Vlaanderen hebben deelgenomen aan de enquête. Uit ervaring (na telefonisch contact) stelt de MDO-werkgroep vast dat verbruikers grindvervangende granulaten (porfier, kalksteen, …) soms verwarren met (gebroken) grind. Dit kan leiden tot een overschatting van de inzet van (gebroken) grind langs de verbruikzijde. De leveringen van (gebroken) grind aan verbruikers in 2011 tonen – rekening houdende met de economische conjunctuur – grote gelijkenissen met deze uit 2010.
Conclusie en vergelijking met 2010: Afgaande op Tabel 110 wordt de totale inzet aan primair (gebroken) grind door de MDO-werkgroep vastgesteld op 3,66 Mton + 0,25 Mton import door verbruikers = 3,91 Mton. Het betreft een daling van bijna 2 Mton t.o.v. 2010. Voor deze daling kunnen we echter enkele redenen aanhalen: • •
•
Door een verwarring met grindvervangende granulaten in de asfaltsector is geweten dat de inzet van (gebroken) grind in 2010 met minimaal 1 Mton is overschat. Op basis van bovenstaande ervaring neemt de MDO-werkgroep aan dat de inzet van (gebroken) grind ook in andere sectoren mogelijk is overschat in 2010 ten nadele van de grindvervangende granulaten. Tijdens de telefonische bevraging in 2011 is bewuster gevraagd naar het onderscheid (gebroken) grind versus grindvervangende granulaten.
6.2.4 Grindvervangende granulaten In Tabel 111 worden de enquêteresultaten weergegeven van enerzijds het aanbod aan primaire grindvervangende granulaten door producenten en handelaren en anderzijds het verbruik van primaire grindvervangende granulaten. Tabel 111: Vergelijking aanbod- en verbruikzijde van grindvervangende granulaten in 2011 Aanbodzijde grindvervangende granulaten
Hoeveelheid aanbod in ton
Hoeveelheid vraag in ton
Verbruikzijde grindvervangende granulaten
122
Producenten: levering aan verbruikers
7.818.521
2.556.654 Verbruikers: aangekocht van producenten
Handelaren: levering aan verbruikers Producenten: levering aan zichzelf (m.a.w. eigen productie) Som (totale levering grindvervangende granulaten aan verbruikers)
2.060.463
1.716.564 Verbruikers: aangekocht van handelaren
0 9.878.984
0 Verbruikers: inzet eigen productie Som (inzet grondstoffen afkomstig van 4.273.218 producenten en handelaren) 5.187.877 Verbruikers: import van buiten Vlaanderen Som (totale inzet grindvervangende 9.461.094 granulaten door verbruikers)
Voor grindvervangende granulaten wordt een discrepantie vastgesteld tussen de cijfers. Bij deze vergelijking mag de totale inzet van grindvervangende granulaten door verbruikers echter als meest betrouwbaar resultaat worden beschouwd om volgende redenen: •
•
•
Grindvervangende granulaten zijn delfstoffen die per definitie worden ingevoerd omdat ze in Vlaanderen geologisch niet voorkomen. Zoals bij bouwzand weet men niet precies welk deel van de afzet in de Vlaamse havens in Vlaanderen blijft dan wel of het een afzet betreft voor België. Het gebrek aan kennis over de correcte afzet doet ook de vraag rijzen in welke mate de cijfers van de producenten en handelaren doorvoer naar het buitenland bevat. In dit verband is het ook relevant aan te geven dat transportbedrijven, via dewelke een eventuele doorvoer wordt gerealiseerd, niet werden geënquêteerd. Langs de verbruikzijde is de aankoop van producenten binnen Vlaanderen wellicht onderschat omdat de verbruikers die hoeveelheden voor een deel hebben ingevuld als import. Men heeft met andere woorden in bepaalde mate de enquête ingevuld vanuit de herkomst van de delfstof in plaats van waar de verkoper gevestigd is. Hierdoor is het cijfer van 5.187.877 ton import door verbruikers een overschatting en zou er een zekere verrekening moeten gebeuren van deze hoeveelheid die bij te tellen is bij de hoeveelheden die gekocht zijn van producenten en handelaren. De totale inzet van grindvervangende granulaten door verbruikers blijft echter wel een betrouwbaar getal.
Conclusie: Afgaande op Tabel 111 wordt de totale inzet aan primaire grindvervangende granulaten door de MDO-werkgroep vastgesteld op 9,46 Mton. Deze hoeveelheid werd volledig geïmporteerd.
6.2.5 Klei In Tabel 112 worden de enquêteresultaten weergegeven van enerzijds het aanbod aan klei door producenten en handelaren en anderzijds het verbruik van klei. Voor klei worden zeer vergelijkbare resultaten bekomen, namelijk 1,2 Mton langs de aanbodzijde tegenover 1,3 Mton langs de verbruikzijde. Beide zijden kunnen als zeer betrouwbaar beschouwd worden om volgende redenen. •
Het dekkingspercentage langs de aanbodzijde bedraagt 98%.
123
•
De absolute respons van de grofkeramische sector – bij uitstek de grootste verbruiker van klei - bedraagt 100%.
Voor deze redenen wordt er gebruik gemaakt van het gemiddelde van beide cijfers. Tabel 112: Vergelijking aanbod- en verbruikzijde van klei in 2011 Aanbodzijde klei
Hoeveelheid aanbod in ton
Producenten: levering aan verbruikers
Hoeveelheid vraag in ton
252.230
Handelaren: levering aan verbruikers Producenten: levering Vlaamse klei aan zichzelf (m.a.w. eigen productie
286.905 Verbruikers: aangekocht van producenten
0
33.182 Verbruikers: aangekocht van handelaren
985.353
Som (totale levering klei aan verbruikers)
Verbruikzijde klei
985.353 Verbruikers: inzet eigen Vlaamse productie Som (inzet grondstoffen afkomstig van 1.305.440 producenten en handelaren)
1.237.583
481.525 Verbruikers: import van buiten Vlaanderen 1.786.965 Som (totale inzet klei door verbruiker)
Conclusie en vergelijking met 2010: Het totale verbruik van klei wordt na het nemen van een gemiddelde van de aanbod- en verbruikzijde, vermeerderd met de import door verbruikers vastgesteld op 1,3 Mton + 0,5 Mton = 1,8 Mton. Dit is nagenoeg het zelfde verbruik als in 2010.
6.2.6 Leem In Tabel 113 worden de enquêteresultaten weergegeven van enerzijds het aanbod aan leem door producenten en handelaren en anderzijds het verbruik van leem. Voor leem worden zeer vergelijkbare resultaten bekomen, namelijk 0,40 Mton langs de aanbodzijde tegenover 0,37 Mton langs de verbruikzijde. Er wordt gebruik gemaakt van het gemiddelde van beide cijfers voor dezelfde redenen als bij klei: • •
Het dekkingspercentage langs de aanbodzijde bedraagt 97%. De absolute respons van de grofkeramische sector – bij uitstek de grootste verbruiker van leem - bedraagt 100%.
Tabel 113: Vergelijking aanbod- en verbruikzijde van leem in 2011 Aanbodzijde leem Producenten: levering aan verbruikers
Hoeveelheid aanbod in ton
Hoeveelheid vraag in ton
215.395
Handelaren: levering aan verbruikers Producenten: levering Vlaamse leem aan zichzelf (m.a.w. eigen productie
0 182.951
Som (totale levering leem aan verbruikers)
398.346
Verbruikzijde leem
186.402 Verbruikers: aangekocht van producenten 0 Verbruikers: aangekocht van handelaren 182.951 Verbruikers: inzet eigen Vlaamse productie Som (inzet grondstoffen afkomstig van 369.353 producenten en handelaren) 358.972 Verbruikers: import van buiten Vlaanderen 728.325 Som (totale inzet leem door verbruikers)
124
Conclusie en vergelijking met 2010: Het totale verbruik van leem wordt na het nemen van een gemiddelde van de aanbod- en verbruikzijde, vermeerderd met de import door verbruikers vastgesteld op 0,38 Mton + 0,36 Mton = 0,74 Mton. Het betreft een stijging van 9% t.o.v. 2010. Deze stijging kan hoofdzakelijk toegeschreven worden aan de stijgende productie in de bouw t.o.v. 2010.
6.3 Alternatieve grondstoffen 6.3.1 Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval In Tabel 114 wordt de vergelijking weergegeven tussen enerzijds de leveringen (aanbodzijde) en anderzijds de aankopen (verbruikzijde) van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval. De totale hoeveelheid leveringen binnen Vlaanderen en de aankopen door Vlaamse verbruikers zou in theorie gelijk moeten zijn. In Tabel 115 worden aanbod en verbruik vergeleken per gerecycleerd granulaat. Tabel 114: Vergelijking aanbod- en verbruikzijde van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval in 2011 Aanbodzijde gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Producenten: levering aan verbruikers Handelaren: leveringen aan verbruikers Producenten: levering aan zichzelf (m.a.w. productie voor eigen gebruik) Som (totale levering gerecycleerde puingranulaten aan verbruikers)
Hoeveelheid aanbod in ton
Hoeveelheid Verbruikzijde gerecycleerde granulaten uit verbruik in ton b&s-afval
6.952.867 n.v.t.* 5.143.041 12.095.909
2.681.628 Verbruikers: aangekocht van producenten 416.957 Verbruikers: aangekocht van handelaren 5.239.648 Verbruikers: inzet eigen productie Som (inzet grondstoffen afkomstig van 8.338.233 producenten en handelaren) 116.334 Verbruikers: import van buiten Vlaanderen
8.454.568 Totaal verbruik * Er is voor gekozen om aan de aanbodkant enkel de leveringen van producenten en de productie voor eigen gebruik op te hogen. Daarom is er geen getal beschikbaar voor levering van handelaren. Tabel 115: Vergelijking aanbod- en verbruikzijde per gerecycleerd granulaat uit b&s-afval in Vlaanderen in 2011 Type puingranulaat
Aanbodzijde (in ton)
Asfaltgranulaat Asfaltgranulaat voor hergebruik in nieuw asfalt
Verbruikzijde (in ton) 534.184
354.284
663.074
667.131
Betongranulaat
3.907.248
3.145.919
Menggranulaat
4.436.865
1.821.797
305.138
829.520
Metselpuingranulaat Zeefzand van b&s-afval Totaal
2.249.400
1.635.916
12.095.909
8.454.568
Voor de gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval wordt er een discrepantie vastgesteld tussen de cijfers namelijk 12,1 Mton langs aanbodzijde, terwijl de verbruikers aangeven 8,4 Mton van hen te hebben aangekocht. Volgens de MDO-werkgroep kan de aanbodzijde (met uitzondering van asfaltgranulaat voor hergebruik in nieuw asfalt) als het meest betrouwbare resultaat beschouwd worden om volgende redenen: 125
•
•
•
•
•
•
•
Langs de aanbodzijde werden de enquêteresultaten opgehoogd worden naar de betrouwbare statistieken van COPRO en Certipro. Langs de verbruikzijde daarentegen bestaan er geen betrouwbare statistieken m.b.t. de inzet van puingranulaten in de specifieke verbruikssectoren (beton & aannemerij). Voor de aannemerij bv. werd gewerkt met een relatief kleine steekproef, omdat het totaal aantal bedrijven in deze sector zo groot is. De cijfers langs de verbruikzijde moeten dus eerder als grootteordes beschouwd worden. De betrouwbaarheid van de gegevens aan de aanbodzijde, gecombineerd met het feit dat tussenopslag wettelijk verboden is en er geen opvallende stockwijzigingen zijn bij de producenten, doen ook veronderstellen dat de geproduceerde hoeveelheden ook effectief zijn verbruikt. Een andere verklaring voor het verschil tussen aanbod en verbruik ligt vermoedelijk ook aan wat een producent verstaat, en dus invult in de enquête, onder ‘om te leveren’ en ‘voor eigen gebruik’ en wat een verbruiker verstaat onder ‘aankopen’ en ‘verbruik uit eigen productie’. Zo kan een aannemer betonpuin laten breken op zijn bedrijfsterrein door een mobiele breker. Deze aannemer zou deze hoeveelheden kunnen invullen bij ‘eigen productie’. De mobiele breker zal dezelfde hoeveelheden echter interpreteren als levering aan verbruiker. In 2011 werd 1,7 Mton granulaten geproduceerd door mobiele brekers (COPRO & Certipro, 2011). Op deze manier kan maximaal 1,7 Mton van het verschil verklaard worden. Waarschijnlijk werd het verbruik van puingranulaten door de betonsector onderschat. Een vergelijking met Tabel 34 omtrent de levering van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval naar toepassing bevestigt dit vermoeden. Ruw geschat zou dit kunnen gaan om een onderschatting van 0,7 Mton. Ook het verbruik van gerecycleerde granulaten door de aannemerij kan onderschat zijn. Zoals hierboven reeds vermeld, is er gewerkt met een relatief kleine steekproef. Het is ook mogelijk dat de bevraagde aannemers hun verbruik van deze granulaten onderschat hebben of dat ze bepaalde hoeveelheden vergaten in te vullen. Ook omdat bij de inschatting van het aantal relevante aannemers webonderzoek werd gebruikt, is het aantal aannemers mogelijk onderschat, waardoor ook het verbruik onderschat wordt. Kleinere bedrijven hebben immers vaak geen website. Een andere reden kan zijn dat bedrijven die bouwzand of vulzand verbruiken hiervoor in een aantal gevallen ook zeefzand van b&s-afval kunnen gebruiken. Mogelijk werd zo een deel zeefzand als primair bouwzand of vulzand gemeld in de enquête. Aan de aanbodzijde werd de hoeveelheid leveringen buiten Vlaanderen, meer bepaald in Brussel, hoogst waarschijnlijk te laag ingeschat. Aangezien er geen puinbreekinstallaties zijn in het Brussels Gewest, wordt 1 tot 1,5 Mton puin van bouw- en sloopwerven in Brussel afgevoerd naar puinbrekers in de Vlaamse Rand rond Brussel. De leveringen in Brussel door Vlaamse brekers werd slechts geschat op 0,035 Mton. Als we er van uit gaan dat er meer in Brussel geleverd wordt, kan er minder geleverd worden in Vlaanderen en zou het totaal aanbod in Vlaanderen lager moeten zijn.
Voor asfaltgranulaat voor hergebruik in nieuw asfalt wordt door de MDO werkgroep de verbruikszijde gekozen aangezien deze de werkelijk gerapporteerde inzet in 2011 weergeeft op basis van gegevens verzameld door COPRO.
126
Conclusie en vergelijking met 2010: Afgaande op Tabel 114 wordt door de MDO werkgroep het totale verbruik van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval vastgesteld op 12,1 Mton + 0,1 Mton import door verbruikers = 12,2 Mton. Het betreft een stijging van 12% t.o.v. 2010.
6.3.2 Overige alternatieven Hieronder wordt de vergelijking gemaakt tussen aanbod en vraag voor de overige alternatieve grondstoffen. Uitgegraven bodem en baggerspecie zijn hierin niet opgenomen, maar worden besproken in paragraaf 6.3.3. In Tabel 116 werden aan de linkerzijde alle leveringen aan verbruikers van in Vlaanderen geproduceerde overige alternatieven opgenomen. Aan de rechterzijde werden de aankopen door verbruikers van producenten en handelaren opgenomen. Tabel 116: Vergelijking aanbod- en verbruikzijde van overige alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011
Aanbodzijde overige alternatieve grondstoffen Producenten: leveringen aan verbruikers Handelaren: leveringen aan verbruikers Producenten: leveringen aan zichzelf (o.b.v. verbruikzijde) Totaal leveringen binnen Vlaanderen
Hoeveelheid aanbod in ton
Hoeveelheid verbruik in ton
1.854.982
1.309.230
0
68.732
58.432
58.432
1.913.414
1.436.394 2.188 792.606 2.231.188
Verbruikzijde overige alternatieve grondstoffen Verbruikers: aankopen van producenten Verbruikers: aankopen van handelaren Verbruikers: inzet eigen productie Totaal aankopen binnen Vlaanderen Verbruikers: aankopen van onbekend Verbruikers: import van buiten Vlaanderen Totaal verbruik
Voor de overige alternatieven wordt een discrepantie vastgesteld tussen de cijfers namelijk 1,9 Mton langs aanbodzijde, terwijl de verbruikers aangeven slechts 1,4 Mton van hen te hebben aangekocht. Volgens de MDO-werkgroep kan de aanbodzijde echter als het meest betrouwbaar resultaat beschouwd worden om volgende redenen: •
•
De respons van de producenten van overige alternatieven ligt zeer hoog (97%). Langs de aanbodzijde is er dus weinig ophoging noodzakelijk en kan de afzet in Vlaanderen als zeer betrouwbaar beschouwd worden. Langs de verbruikzijde ligt de respons een stuk lager en zijn de resultaten meer opgehoogd. Vaak zijn de resultaten voor overige alternatieve grondstoffen per verbruikssector opgehoogd op basis van een beperkt aantal meldingen. Hierdoor kan men een duidelijke onder- of overschatting van de opgehoogde hoeveelheden bekomen. Dit geldt voornamelijk voor de aannemerij en de sectoren stortklaar beton en betonwaren. Voor sommige van deze overige alternatieven zijn de resultaten daardoor weinig betrouwbaar (vb. non-ferroslakken). Tenslotte is het zo dat bedrijven het verbruik van bepaalde alternatieven niet altijd melden. 127
•
Alternatieve grondstoffen worden soms ook ingezet ter vervanging van niet-Vlaamse oppervlaktedelfstoffen (vb. slakken ter vervanging van kalksteen). Aangezien enkel de verbruikssectoren bevraagd zijn die Vlaamse primaire delfstoffen verbruiken, kan dit leiden tot een onderschatting.
Conclusie: De werkgroep MDO stelt de totale inzet aan overige alternatieven (zonder gerecycleerde granulaten, uitgegraven bodem en baggerspecie) in Vlaanderen vast op 1,9 + 0,8 = 2,7 Mton.
6.3.3 Uitgegraven bodem en baggerspecie De vergelijking van de vraag-en aanbodzijde met betrekking tot uitgegraven bodem en baggerspecie is niet gemaakt. De reden hiervoor is dat er door de verbruikerssectoren weinig inzet en door de producenten- en handelarensectoren weinig aanbod van uitgegraven bodem/baggerspecie gemeld is. We gaan in het conclusie-hoofdstuk daarom uit van de cijfers van vzw Grondbank en vzw Grondwijzer voor uitgegraven bodem (exclusief voor de keramische sector, waarvoor de enquêteresultaten worden gebruikt) en van de cijfers van de waterwegbeheerders voor baggerspecie.
Conclusie De werkgroep MDO stelt de inzet van uitgegraven bodem vast op 21,8 Mton en van baggerspecie op 3,4 Mton.
128
7 Import/ export resultaten uit het MDO-onderzoek 7.1 Inleiding Om de beschikbare voorraden minerale grondstoffen in Vlaanderen op een duurzame manier te beheren dienen eveneens de import- en exportstromen te worden begroot. In de vorige hoofdstukken werden het totale aanbod en het verbruik aan primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen besproken en met elkaar vergeleken. In dit hoofdstuk gaan we verder in op de primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen die door Vlaanderen worden geïmporteerd en deze die in Vlaanderen worden ontgonnen of geproduceerd en vervolgens worden geëxporteerd naar gebieden buiten Vlaanderen. De import- en exportstromen van de primaire delfstoffen kwamen in subhoofdstuk 3.4 reeds aan bod bij de beschrijving van de externe statistische gegevens. In dit hoofdstuk worden de import- en exportcijfers uit deze externe bronnen hernomen en vergeleken met de resultaten uit de MDO-enquête.
7.2 Import in Vlaanderen in 2011 De importstromen kunnen worden bepaald door resultaten uit het producenten/ handelarengedeelte en het verbruikersgedeelte van de enquête met elkaar te combineren. Het gaat hier namelijk om de hoeveelheden grondstoffen die door de verbruikers, handelaren en producenten direct van buiten Vlaanderen zijn ingekocht en de hoeveelheden die Vlaamse producenten buiten Vlaanderen hebben ontgonnen of geproduceerd en hebben geïmporteerd. Voor de ophoging van de enquêteresultaten voor import verwijzen we naar hoofdstukken 4 en 5. Het is belangrijk te vermelden dat er volgens de respondenten delfstoffen geïmporteerd kunnen worden uit regio’s die deze grondstoffen zelf niet produceren. Zo kan er bijvoorbeeld grind ingevoerd worden vanuit Wallonië, terwijl er daar geen winning van grind plaatsvindt. Grind kan echter wel door een Waals bedrijf elders zijn aangekocht en vervolgens zijn afgezet in Vlaanderen. Dit beschouwen we dan toch als import uit Wallonië. In Tabel 117 zijn de importstromen van grondstoffen in Vlaanderen in 2011 uit de enquête weergegeven. In de volgende paragrafen worden de resultaten uit deze tabel besproken. Tabel 117: importstromen van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011 Grondstoffen (in Kton)
WA
BR
BCP
DU
FR
NL
NO
VK
Ander e
Onbeken d
Primaire delfstoffen Aanvul- of ophoogzand
5,7
71,6
Bouwzand
909
0
Strandsuppletie (Gebroken) grind
Totaal
268 2.974
1.375
0,1
4.106
346 13
1.388
0,2
4
1.127 4
10.814 1.127
508
803
1.425
3
11
2.754
129
Grindvervangend e granulaten
168
31
<1
27
319
0,7
129
Leem Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval
138
60
Betongranulaat
0,3
Klei
8.852
0,9
327
68
14
9.461 6
482
Kwartszand*
2
237
435
3
5
Menggranulaat
111
111
Zeefzand Overige alternatieven
0,7
0,7
AVI-vliegassen
26
e-bodemassen
47
e-vliegassen Gips van ecentrale
89
Mijnsteen
70
1
17
Slakken van de ferro industrie Slib van natuursteen
26 47
0,5
27
45
192
281 98
Papiervezel 8
19
5
191
55
55
11
19 0,2
38
Steenwol
59
98
8
Straalgrit
8
4
Vlakglasscherven Andere**
0,1
4
5
5 6
6
0,3
Bagger- en ruimingspecie 17 29 WA: Wallonië; BR: Brussels Hoofdstedelijk Gewest; BCP: Belgisch Continentaal Plat; DU: Duitsland; FR: Frankrijk; NL: Nederland; NO: Noorwegen; VK: Verenigd Koninkrijk. Andere: andere herkomst dan bovengenoemde regio’s. * geen accurate gegevens beschikbaar voor deze delfstof. **andere: breuktegel, KSP, kalk.
12 46
7.2.1 Import van primaire delfstoffen Bepaling import uit de MDO-enquête In Tabel 117 zijn de importstromen weergegeven die afkomstig zijn uit de MDO-enquête. De totale import wordt steeds berekend door aan de aanbodzijde alle aankopen en ontginningen buiten Vlaanderen op te tellen bij wat de verbruikers rechtstreeks van buiten Vlaanderen hebben geïmporteerd. Daarmee wordt een totale import bekomen van 346 Kton voor vulzand, 435 Kton voor leem, 482 Kton voor klei en 2.754 Kton voor (gebroken) grind.
130
Voor de delfstof bouwzand is een andere berekeningswijze gevolgd om de totale importstroom te kunnen bepalen. Uit paragraaf 6.2.2 blijkt namelijk dat de aanbodzijde voor bouwzand hoogstwaarschijnlijk is overschat. Dit betekent dat de producenten en handelaren die geantwoord hebben, ook hun importcijfers overschat hebben (i.e. in deze cijfers is ook een gedeelte doorvoer opgenomen). Een alternatieve berekening van de import is dus noodzakelijk. Hiervoor werd een berekeningswijze gevolgd die gebruik maakt van de ontgonnen hoeveelheid binnen Vlaanderen, wat als een betrouwbaar cijfer beschouwd mag worden. De import van bouwzand is de totale inzet van bouwzand min de ontgonnen hoeveelheid (met aftrek van het geëxporteerde Vlaamse bouwzand). De totale import van bouwzand komt daarmee op 10.814 Kton. (zie Tabel 117). In deze tabel werd de import per herkomstregio procentueel herberekend (i.e. elk land/regio behoudt hetzelfde procentuele aandeel van het totaal als vóór de herberekening van de totale import). Door deze bewerkingen en door het feit dat sommige gegevens niet opgehoogd zijn, zijn beperkte verschuivingen tussen de verschillende landen/regio’s mogelijk. Tenslotte is ook de totale import voor grindvervangende granulaten op een andere wijze bepaald dan de eerder genoemde delfstoffen. Grindvervangende granulaten worden per definitie geïmporteerd van buiten Vlaanderen omdat deze geologisch niet aan de oppervlakte voorkomen in Vlaanderen. Daarom kan er van uitgegaan worden dat de volledige inzet van grindvervangende granulaten, namelijk 9.461 Kton, afkomstig is uit import (zie Tabel 117).
Vergelijking enquêteresultaten met externe gegevens De importstromen van primaire delfstoffen naar Vlaanderen uit de MDO-enquêtes en de externe bronnen zijn voor de verschillende herkomstregio’s weergegeven in Tabel 118. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de hoeveelheden bekomen uit de MDO-enquête en de cijfers bekomen uit de externe bronnen. Voor meer informatie over de externe bronnen verwijzen we naar subhoofdstuk 3.4. Tabel 118: Import in Vlaanderen van primaire delfstoffen 2011: cijfers uit de enquête en uit externe bronnen. Grondstoffen (in Kton) Wallonië Enquête Studies Brussel Enquête Studies BCP Enquête Studies Duitsland Enquête Studies Frankrijk Enquête Studies Nederland Enquête Studies Noorwegen Enquête
Bouwzand
Vulzand
Leem
Klei
(Gebroken) grind
Grindvervangende granulaten
909 2.000
6
138 -
27 -
4 -
8.852 10.000
-
71 -
-
-
-
0,9 -
2.974 2.974
-
-
-
-
-
1.375 1.700
-
60 -
319 400
508 1.800
168 100
0,01 -
-
-
0,7 -
-
11 200
4.150 6.600
268 2.000-5.000
237 -
129 600
803 100
0,037 -
13
-
-
-
-
327
131
Studies
-
-
-
-
-
370
1.386 1.400
-
-
-
1.425 1.600
68 220
0,2
-
-
-
3
14
4
-
-
6
11
-
VK Enquête Studies Andere Enquête Onbekend Enquête
Het valt op dat de gegevens bekomen uit de enquête niet exact overeenstemmen met de cijfers uit verschillende externe bronnen. Voor sommige delfstoffen zijn de verschillen verwaarloosbaar en in andere gevallen zijn deze aanzienlijk. Hiervoor kunnen er verschillende verklaringen worden aangehaald. Bij de meeste delfstoffen onderscheidt men een hoger cijfer uit de studies (zeker bij Intrastat gegevens) dan deze uit de enquête. In de meeste gevallen gaat het vermoedelijk om doorvoer door Vlaanderen. Doorvoer kan namelijk niet weggefilterd worden uit de studiecijfers.
Bouwzand Vanuit Wallonië zou er volgens de externe bronnen 2,0 Mton bouwzand worden ingevoerd. Deze hoeveelheid uit Wallonië is het resultaat van een inschatting van de verdeling ingevoerd breekzand (bouwzand) en steenslag (in totaal 12 Mton) (ICEDD, 2011). Volgens deze inschatting is 10-20% hiervan breekzand, vandaar dat de 2 Mton mogelijk een overschatting is van de werkelijke invoer. De doorvoer door Vlaanderen is ook een mogelijke verklaring voor de overschatting van de import vanuit Duitsland en mogelijk ook Frankrijk in de studies ten opzichte van de enquête. Omwille van de onzekerheid op de cijfers afkomstig uit externe bronnen werden hierin geen stromen kleiner dan 0,1 Mton opgenomen. Vandaar dat er voor Noorwegen en Frankrijk geen gegevens uit de studie zijn vermeld. De hoeveelheden uit de enquête zijn beperkt. Voor Noorwegen gaat het volledig over breekzand van steenslag. De 6,6 Mton vanuit Nederland komt overeen met de totale Nederlandse export van beton- en metselzand in 2011. Deze export ging nagenoeg volledig naar Vlaanderen. Het gebruik van verschillende definities ‘bouwzand’, ‘vulzand’ en ‘beton- en metselzand’ in respectievelijk Vlaanderen en Nederland kan tot vertroebeling van de gegevens ‘bouwzand’ versus ‘vulzand’ leiden. Voor het BCP en de invoer vanuit het Verenigd Koninkrijk komen de resultaten uit de enquêtes zeer goed overeen met de cijfers uit de studie.
Vulzand Er is een groot verschil tussen de enquête en de studies voor de import vanuit Nederland van vulzand. Gezien de beperktere economische waarde wordt vulzand in het algemeen niet verder dan ca. 30 km getransporteerd. Doordat het vaak over korte afstanden en soms ook kleine hoeveelheden gaat, kan er ook heel wat onduidelijkheid over de cijfers bestaan. Bovendien is de definitie bouwzand/vulzand verschillend in Vlaanderen en Nederland (zie bouwzand).
Leem Leem wordt in Vlaanderen ingevoerd vanuit Duitsland, Wallonië en Nederland. In totaal werd er volgens de enquête in 2011 ongeveer 0,4 Mton leem ingevoerd. Uit externe bronnen werd er hierover geen informatie gevonden.
132
Klei In totaal werd er volgens de enquête ca. 0,5 Mton klei in Vlaanderen ingevoerd in 2011. De invoer van klei uit Duitsland komt goed overeen met de externe informatie. De invoer vanuit Nederland daarentegen wordt overschat op basis van de externe statistieken (Intrastat). De grens tussen klei en leem is bovendien niet gedefinieerd in Intrastat. Mogelijk zijn ook hoeveelheden leem hierin inbegrepen. Dit zou reeds een groot deel van het verschil verklaren.
(Gebroken) grind De invoer vanuit het Verenigd Koninkrijk komt in beide bronnen redelijk goed overeen (ca. 1,5 Mton). De import vanuit Duitsland wordt – mogelijks vanwege doorvoer – overschat. De invoer vanuit Nederland bedroeg volgens de studie slechts 0,1 Mton, hoewel de enquête 0,8 Mton rapporteerde. Deze 0,1 Mton is echter eerder een netto-hoeveelheid (import – export). De import- en exportstromen van grind met Nederland zijn moeilijk exact in kaart te brengen gezien de ligging van de ontginningen aan de grens tussen Nederland en Vlaanderen. Hierdoor kan er heel wat onduidelijkheid in de gegevens ontstaan.
Grindvervangende granulaten De totale invoer van grindvervangende granulaten naar Vlaanderen bedraagt volgens de enquête en de studies ongeveer 9,5 Mton. Het grootste deel hiervan is afkomstig uit Wallonië. Net zoals bij de invoer van bouwzand uit Wallonië is ook de 10 Mton het resultaat van een inschatting van de verdeling ingevoerd bouwzand en steenslag (in totaal 12,0 Mton) (ICEDD, 2011). Het cijfer voor de invoer vanuit Noorwegen en in mindere mate het Verenigd Koninkrijk komt uit de enquête en de studie goed overeen. De invoer vanuit andere regio’s is eerder beperkt.
7.2.2 Import van gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval Gerecycleerde granulaten moeten voor gebruik in het Vlaams Gewest voldoen aan VLAREMA. Een noodzakelijke voorwaarde hierbij is de certificatie volgens het eenheidsreglement. Daarbij komt dat het weinig rendabel is om gerecycleerde granulaten ver te transporteren. Om deze redenen is de import (en ook de export) van granulaten uit b&s-afval zeer beperkt. De import die hier geschat wordt kan daarom toegeschreven worden aan korte transporten nabij de grens. Belangrijk te vermelden is dat slechts 4 bedrijven de import van gerecycleerde granulaten uit b&safval meldden. De gerapporteerde hoeveelheden van deze bedrijven werden opgehoogd en moeten met enige omzichtigheid benaderd worden. In totaal worden meer dan 116 Kton gerecycleerde granulaten van b&s-afval geïmporteerd naar Vlaanderen. Deze import gebeurt bijna uitsluitend door de aannemerij. 113 Kton of 97% van deze import is afkomstig uit Brussel. In Brussel zijn er geen vaste breekinstallaties dus moet dit van een mobiele installatie op een werf in Brussel komen. De resterende 3 Kton is betongranulaat afkomstig uit Nederland. Er wordt van uitgegaan dat dit ook afkomstig is van een mobiele breker. Mobiele brekers kunnen dus ook ingezet worden buiten Vlaanderen. Op basis van een aparte bevraging bij de bedrijven met een mobiele breker, werd geschat dat ongeveer 144 Kton gecertificeerde granulaten buiten Vlaanderen geproduceerd worden. Dit is 8% van de totale productie van gerecycleerde granulaten door mobiele brekers.
133
Er zijn in Wallonië ook 3 gecertificeerde vaste breekinstallaties die samen 201 Kton granulaten produceren. Ze zijn gelegen in de provincies Luik, Henegouwen en Waals-Brabant en liggen telkens in een grensgemeente met Vlaanderen. Het is dan ook mogelijk dat deze Waalse granulaten in Vlaanderen verbruikt worden. In dit jaarverslag wordt er echter van uit gegaan dat ze in Wallonië ingezet worden. De productie van gecertificeerde granulaten buiten Vlaanderen bedraagt dan in totaal 345 Kton: 144 Kton afkomstig van Vlaamse mobiele brekers en 201 Kton afkomstig van Waalse vaste brekers. Op basis van de bevraging wordt van deze productie buiten Vlaanderen 116 Kton of 34% in Vlaanderen verbruikt. In Tabel 119 worden de geïmporteerde hoeveelheden ingedeeld naargelang de primaire delfstof die ze vervangen en de toepassing waarvoor ze gebruikt worden. Merk op dat deze gegevens gebaseerd zijn op slechts 4 meldingen van bedrijven. Tabel 119: Geïmporteerde gerecycleerde granulaten ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing. Type gerecycleerde granulaat
Ter vervanging van
Betongranulaat
(gebroken) grind
Toepassing
Hoeveelheid in Kton
%
Voor drainage
0,15
3%
Als onderfunderingsmateriaal
1,4
28%
In mager betontoepassingen
0,29
6%
Onbekend
3,1
63%
4,9
100%
0,68
100%
0,68
100%
Voor aanvullen of ophogen
23
21%
Als onderfunderingsmateriaal
87
79%
Totaal menggranulaat
111
100%
Eindtotaal
116
Totaal betongranulaat Zeefzand van b&s-afval
zand
Voor aanvullen of ophogen
Totaal zeefzand van b&safval Menggranulaat
(gebroken) grind
7.2.3 Import van bagger- en ruimingspecie Van de specie afgezet in Vlaanderen is ruim 17 Kton afkomstig uit Wallonië en 29 Kton uit Brussel.
7.2.4 Import van overige alternatieve grondstoffen Op basis van de aankopen buiten Vlaanderen door verbruikers, producenten en handelaren kan de import van de overige alternatieven bepaald worden. Import van alternatieve grondstoffen door handelaren is echter zeer beperkt. Het zijn in de eerste plaats de verbruikers die alternatieve grondstoffen importeren.
134
De verbruikers van overige alternatieve grondstoffen die ingezet worden ter vervanging van een niet Vlaamse primaire delfstof zijn onvolledig bevraagd. Vermoedelijk is de import zoals weergegeven in Tabel 117 en Tabel 120 dan ook een onderschatting. Op basis van de enquête werd in 2011 793 Kton overige alternatieve grondstoffen geïmporteerd. Een belangrijke stroom die geïmporteerd wordt is die van de assen van verbrandingsovens en elektriciteitscentrales. In totaal wordt 73 Kton assen extra ingevoerd. Ze worden meestal ingezet als bindmiddel ter vervanging van cement in de productie van beton. 47 Kton e-bodemassen worden ingezet in de productie van straalmiddel. Ook gips van elektriciteitscentrales wordt in grote hoeveelheden geïmporteerd voor de productie van bouwgips (gipsplaten, gipspleisters, …). Het gaat om 281 Kton uit Wallonië en Duitsland. Ter vergelijking wordt in Vlaanderen 55 Kton gips van e-centrales geproduceerd. Door de keramische sector tenslotte worden verschillende alternatieven geïmporteerd. De belangrijkste in tonnage zijn mijnsteen (191 Kton), slib van natuursteenbewerking (98 Kton) en papiervezel (55 Kton). Tabel 120: Geïmporteerde overige alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen en hun toepassing. Import van overige alternatieve Hoeveelheid in grondstoffen in ton Ter vervanging van Toepassing Kton AVI-vliegassen
kalksteen
Als bindmiddel in beton/cement
26
e-bodemassen
onbekend
Andere: productie van straalmiddel
47
e-vliegassen
kalksteen
Als grondstof in cement
39
klei
Als grondstof in keramische sector
6,5
Gips van e-centrale
andere: natuurgips
Onbekend
281
Slakken van de ferro-industrie
(gebroken) grind
Voor nieuw asfalt
7,7
kalksteen
Als grondstof in cement
1,3
grind of zand
Als (onder)funderingsmateriaal
9,2
onbekend
Onbekend
Vlakglas
kwartszand
Andere toepassingen: productie van glaswol
5,0
Straalgrit
onbekend
Onbekend
4,3
Slib van natuursteenbewerking
klei
Als grondstof in keramische sector
98
Andere toepassingen: drainage
5,6
Mijnsteen klei
Als grondstof in keramische sector
191
Papiervezel leem
Als grondstof in keramische sector
55
Onbekend
8,4
Als grondstof in keramische sector
6,2
Als grondstof in keramische sector
0,31
0,60
andere: Keramiek, steen en porselein (gebroken) grind
Steenwol onbekend Breuktegel klei Ca(OH)2 onbekend Totaal
793
135
7.3 Export grondstoffen uit Vlaanderen in 2011 De exportstromen kunnen worden bepaald door de resultaten uit het producenten/ handelarengedeelte van de MDO-enquête nader te bekijken. Het gaat hier namelijk om de hoeveelheden grondstoffen die door de Vlaamse producenten direct buiten Vlaanderen geleverd zijn. Voor de ophoging van de enquêteresultaten voor export verwijzen we naar hoofdstukken 4 en 5. Zoals in de inleiding is besproken zullen de exportstromen bekomen uit de MDO-enquête, worden getoetst aan externe bronnen en hieronder achtereenvolgens worden besproken voor de primaire delfstoffen, gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval, bagger- en ruimingspecie en voor de overige alternatieve grondstoffen. In Tabel 121 zijn de exportstromen van grondstoffen in Vlaanderen in 2011 weergegeven. In de volgende paragrafen worden de resultaten uit deze tabel besproken. Tabel 121: Exportstromen van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen uit Vlaanderen in 2011 Grondstoffen (in Kton)
WA
BR
DU
FR
NL
VK
Andere* Onbekend*** Totaal
Primaire delfstoffen Aanvul- of ophoogzand
13
0,4
13
Bouwzand
23
45
68
Klei
27
14
41
Leem
0
(Gebroken) grind Gerecycleerde granulaten uit b&safval Asfaltgranulaat
206
206
18
Betongranulaat
255
14
269
Menggranulaat
61
12
73
Metselpuingranulaat
2
1
3
Zeefzand van b&safval
27
9
36
18
Overige alternatieven Bagger- en ruimingspecie
2.455
2.455
AVI-bodemassen Slakken van de ferro industrie Slakken van de nonferro industrie
400
152
7
16
Vlakglasscherven
20
24
6
114
20
185
Holglasscherven
12
3
1
12
108
136
KSP-glas straalgrit
110
110 72
232
856 23
0,1
0,1 0,1
0,1
Andere** 5 5 WA: Wallonië; BR: Brussels Gewest; BCP: Belgisch Continentaal Plat; DU: Duitsland; FR: Frankrijk; NL: Nederland; NO: Noorwegen; VK: Verenigd Koninkrijk.
136
*Andere: ander afzetgebied dan bovengenoemde regio’s. ** Andere: KSP-glas. *** Onbekend: de export naar onbekende landen van glasscherven betreft EU-landen. Het is echter niet mogelijk de hoeveelheden op te splitsen per land.
7.3.1 Export van primaire delfstoffen De export vanuit Vlaanderen van primaire delfstoffen is beperkt. In 2011 werd er volgens de enquête in totaal ongeveer 68 Kton bouwzand, 38 Kton vulzand, 41 Kton klei en 206 Kton (gebroken) grind vanuit Vlaanderen uitgevoerd. Bijna alle delfstoffen worden geëxporteerd naar Nederland, Wallonië of Brussel. Ook naar Frankrijk wordt er een kleine hoeveelheid vulzand geëxporteerd. Het gaat hier om een grensfenomeen.
7.3.2 Export van gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval In 2011 werden er volgens de enquête in totaal ongeveer 399 Kton gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval uitgevoerd. Betongranulaat (68%) is veruit het meest geëxporteerde puingranulaat, gevolgd door menggranulaat (18%) en zeefzand (9%). Meer dan 90% van de puingranulaten wordt uitgevoerd naar Wallonië. De overblijvende 10% wordt naar Brussel afgevoerd. In de Vlaamse Rand rond Brussel zijn er 12 vaste breekinstallaties gelegen. Slechts 2 hiervan namen deel aan de MDO-enquête. Verder wordt algemeen aangenomen dat 1 tot 1,5 Mton bouw- en sloopafval uit het Brussel Gewest afgevoerd wordt naar Vlaamse brekers aangezien er geen vaste brekers zijn in Brussel. Vlaamse mobiele brekers kunnen uiteraard wel ingezet worden op Brusselse werven, maar men zou toch verwachten dat een belangrijk deel van de hoeveelheid afgevoerd puin terug ingezet wordt in Brusselse infrastructuurwerken. Op basis van deze feiten stelt de MDO-werkgroep dat de 46 Kton export naar Brussel mogelijk is onderschat.
7.3.3 Export van bagger- en ruimingspecie Het merendeel van de onderhoudsbaggerspecie uit de schaar van ouden Doel wordt afgezet in Nederland (2,4 Mton). Bijkomend wordt ook nog eens 50 Kton van grond- en slibrecyclage centra afgezet in Nederland.
7.3.4 Export van overige alternatieve grondstoffen De overige alternatieve grondstoffen werden enkel geëxporteerd door producenten. Er werden geen leveringen door handelaren van alternatieven buiten Vlaanderen gemeld. Naast de leveringen van 1,9 Mton alternatieven binnen Vlaanderen, worden er 1,2 Mton alternatieve grondstoffen buiten Vlaanderen geleverd. Het merendeel hiervan zijn slakken van de ferro-industrie (856 Kton). Ten opzichte van de totale geleverde hoeveelheid ferro-slakken, bedraagt het aandeel ferro-slakken dat buiten Vlaanderen werd geleverd 46%. In vergelijking met de gegevens van 2010 is de hoeveelheid ferro-slakken geleverd buiten Vlaanderen in 2011 sterk toegenomen. Ferroslakken worden slechts door 1 bedrijf uitgevoerd buiten Vlaanderen. De toename van de uitgevoerd hoeveelheid door dit bedrijf is deels te wijten aan een effectieve toename van de levering van ferroslakken buiten Vlaanderen en deels aan de gewijzigde verwerking van de gegevens van dit bedrijf. De hoeveelheden die afgevoerd worden naar de cementindustrie zijn nu wel mee opgenomen. Het aandeel non-ferro slakken dat wordt uitgevoerd is beperkt en bedraagt 5,8% van de totale geproduceerde hoeveelheid in 2011. 137
De totaal geleverde hoeveelheid AVI-bodemassen buiten Vlaanderen (in Wallonië) bedraagt ongeveer het dubbele van de hoeveelheid geleverd binnen Vlaanderen. Het gaat hier om AVIbodemassen die als afvalstroom aangekocht zijn in Wallonië. Ze werden door een Vlaams bedrijf verwerkt tot alternatieve grondstof en terug afgezet in Wallonië, waar ze gebruikt worden als onderfunderingsmateriaal in de wegenbouw. Ten opzichte van 2010 is de hoeveelheid AVIbodemassen geleverd buiten Vlaanderen gestegen met ongeveer 20 Kton. Deze gegevens zijn net zoals voor 2010, afkomstig van één bedrijf. Tenslotte is er ook een belangrijke hoeveelheid ovenklare glasscherven die geëxporteerd wordt: 185 Kton vlakglasscherven en 136 Kton hol glasscherven. De volledige productie van ovenklare scherven van hol glas wordt geëxporteerd.
7.4 Samenvatting import/ export primaire delfstoffen Figuur 2 en Figuur 3 tonen een visuele weergave van de resultaten van de import- en exportstromen van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen uit de enquête. Enkel de stromen van minstens 50 Kton zijn hierin weergegeven, vermits de hoeveelheden afgerond zijn op 100 Kton. Figuur 2: Visuele weergave van import- en exportstromen van primaire delfstoffen in en uit Vlaanderen in 2011 (o.b.v. MDO- enquête)
BR: Brussels Gewest; BCP: Belgisch Continentaal Plat
138
Figuur 3: Visuele weergave van import- en exportstromen van alternatieve grondstoffen in en uit Vlaanderen in 2011 (o.b.v. MDO- enquête)
139
8 Algemene conclusie 8.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt alle informatie en keuzes uit de voorgaande hoofdstukken gecombineerd om tot cijfers voor Vlaanderen voor het jaar 2011 te komen over de inzet van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen ter vervanging van deze primaire delfstoffen. Eerst wordt besproken hoeveel Vlaamse primaire delfstoffen, hoeveel delfstoffen van buiten Vlaanderen en hoeveel alternatieve grondstoffen in totaal ingezet werden. Vervolgens wordt per Vlaamse primaire delfstof besproken wat de inzet was van deze delfstof, hoeveel Van Vlaamse oorsprong is en hoeveel ingevoerd werd van buiten Vlaanderen en welke en hoeveel alternatieve grondstoffen (voor deze delfstof) ingezet werden. Het derde subhoofdstuk toont voor de import hoeveel grondstoffen afkomstig zijn van de verschillende herkomstlanden en -regio’s. Ook de export van Vlaamse primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen wordt behandeld. Tenslotte wordt voor de alternatieve grondstoffen vermeld ter vervanging van welke primaire delfstoffen ze ingezet worden. De resultaten in dit hoofdstuk moeten met enige omzichtigheid behandeld worden. Zo bevatten de cijfers een aantal aannames en onzekerheden. Naarmate meer gegevens over meerdere jaren beschikbaar worden (waarbij de gegevensverzameling op basis van opgedane ervaring ook voortdurend verfijnd wordt) zullen de resultaten meer onderbouwd worden en zal het mogelijk zijn om eventuele trends af te leiden.
8.2 Algemene inzet van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen In onderstaande tabel wordt de inzet van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011 weergegeven. Tabel 122: Inzet van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011 Grondstoffen
% tov totaal
Verbruik in Kton
Primaire delfstoffen van binnen Vlaanderen Aanvul- of ophoogzand
1.226
2%
Bouwzand
1.892
3%
Klei
1.272
2%
Kwartszand*
2.785
4%
308
<1%
1.159
2%
0
0%
8.640
12%
346
<1%
10.814
15%
Leem (Gebroken) grind Grindvervangende granulaten subtotaal van buiten Vlaanderen Aanvul- of ophoogzand Bouwzand
140
Zand voor strandsuppletie
1.127
2%
482
1%
43
<1%
435
1%
(Gebroken) grind
2.754
4%
Grindvervangende granulaten
9.461
13%
subtotaal
25.461
34%
Totaal
34.101
46%
Asfaltgranulaat
534
1%
Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt
667
1%
Betongranulaat (inclusief breekzand)
3.912
5%
Menggranulaat
4.548
6%
305
<1%
2.250
3%
12.216
16%
56
<1%
AVI-vliegassen
101
<1%
e-bodemassen
75
<1%
e-vliegassen
204
<1%
Gieterijzand
14
<1%
Gips van e-centrale
336
1%
Keramiek
5,8
<1%
KSP-glas
21
<1%
Mijnsteen
222
<1%
Papiervezel
55
<1%
1.033
1%
274
<1%
Slib van natuursteen
98
<1%
Straalgrit
2,8
<1%
Vlakglasscherven
88
<1%
21.818
30%
3.419
5%
Zinkassen
12
<1%
Andere**
160
<1%
27.994
38%
Klei Kwartszand* Leem
Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval
Metselpuingranulaat Zeefzand van b&s-afval subtotaal Overige alternatieve grondstoffen AVI-bodemassen
Slakken van de ferro-industrie Slakken van de non-ferro-industrie
Uitgegraven bodem Bagger- en ruimingspecie
subtotaal
Totaal 74.311 100% *: cijfers grotendeels aangeleverd door Sibelco. Aangezien verschillende verbruikssectoren van kwartszand niet zijn bevraagd en zij ook elders hoeveelheden kunnen aankopen, gaat het hier dus om een onderschatting van het verbruik. **andere: breuktegel, kalk, gewassen zand, zand uit rioolkolkenspecie, zand uit veegvuil, steenpuin, filterkoeken, gips van ontzwavelingsinstallatie, restzand, …
141
In totaal werden in 2011 in Vlaanderen 74,3 Mton primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen ingezet. Hiervan zijn 46% primaire delfstoffen en 54% alternatieve grondstoffen, waarvan 16% gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval en 38% overige alternatieven.
8.2.1 Primaire delfstoffen De meest ingezette primaire delfstoffen zijn granulaten (som (gebroken) grind en grindvervangende granulaten) en bouwzand met respectievelijk 13,4 Mton en 12,7 Mton. Het grootste deel van de primaire delfstoffen, namelijk 75%, is afkomstig van buiten Vlaanderen. 25% komt van binnen Vlaanderen. Enkel voor klei en vulzand is het aandeel binnen Vlaanderen groter dan het aandeel van buiten Vlaanderen. Respondenten uit verschillende verbruikssectoren verklaarden dat grondstoffen buiten Vlaanderen gezocht moeten worden omwille van de verminderde toegang tot Vlaamse primaire delfstoffen. Een ander deel wordt geïmporteerd vanwege de specifieke eigenschappen van bepaalde niet-Vlaamse delfstoffen. Bij de delfstoffen van buiten Vlaanderen wordt geen onderscheid gemaakt tussen primaire delfstoffen uit ontginningen en delfstoffen die vrijkomen bij infrastuctuurwerken. Bij deze laatste kunnen zich grote schommelingen in het aanbod voordoen. Voor elke delfstof is het aandeel van binnen Vlaanderen vergelijkbaar met de ontgonnen hoeveelheden volgens de voortgangsrapporten (zie paragraaf 3.1.1) rekening houdende met de export en de eventuele stocks van de desbetreffende delfstof. Het verbruik van primaire delfstoffen is, in absolute cijfers, met circa 3,4 Mton toegenomen ten opzichte van 2010. In relatieve percentages t.o.v. het totaal volume grondstoffen is er echter zeer weinig verschil met 2010. De absolute toename van het verbruik van primaire delfstoffen betreft (grotendeels) delfstoffen van buiten Vlaanderen.
8.2.2 Gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval Het totale verbruik van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval in Vlaanderen in 2011 bedraagt meer dan 12,2 Mton. Ten opzichte van 2010 is het verbruik van gerecycleerde granulaten 1,4 Mton gestegen. Vooral betongranulaat, menggranulaat en zeefzand van bouw- en sloopafval worden in grote hoeveelheden ingezet. Naar metselpuingranulaat is door de geringe mechanische sterkte en door het groter percentage onzuiverheden minder vraag. Bijna alle ingezette gerecycleerde granulaten (99%) zijn geproduceerd in Vlaanderen. Slechts een kleine hoeveelheid (0,1 Mton) wordt ingevoerd. Deze granulaten zijn afkomstig van mobiele gecertificeerde breekinstallaties, die buiten Vlaanderen ingezet werden, of van Waalse vaste breekinstallaties. De totale productie van gerecycleerde granulaten uit bouw-en sloopafval binnen Vlaanderen bedraagt 12,6 Mton. 3% (0,4 Mton) daarvan wordt buiten Vlaanderen ingezet.
8.2.3 Overige alternatieve grondstoffen De belangrijkste alternatieve grondstof is uitgegraven bodem (30% van de totale inzet van grondstoffen), gevolgd door bagger- en ruimingspecie (5%). Andere alternatieve grondstoffen die ingezet worden in Vlaanderen zijn onder andere assen van verbrandingsinstallaties en 142
elektriciteitscentrales (samen 0,4 Mton), gips van e-centrale (0,3 Mton), slakken van de ferro en de non-ferro industrie (1,3 Mton) en ovenklare glasscherven (0,1 Mton).
8.3 Verbruik per primaire delfstof In onderstaande tabellen wordt het verbruik per delfstof weergegeven. Op basis van deze tabellen wordt ook duidelijk in welke mate er alternatieve grondstoffen ingezet worden voor elke primaire delfstof. De som van onderstaande tabellen is lager dan 74,3 Mton omdat kwartszand en zand voor strandsuppletie niet afzonderlijk besproken worden in dit subhoofdstuk en omdat voor een deel van de alternatieve grondstoffen niet gekend is ter vervanging van welke primaire delfstof ze gebruikt worden of omdat ze ingezet worden ter vervanging van een niet-Vlaamse primaire delfstof.
Aanvul- en ophoogzand Tabel 123: Inzet van aanvul- en ophoogzand en alternatieven in Vlaanderen in 2011 Aanvul- en ophoogzand
Verbruik in Kton
% tov totaal
Primaire delfstoffen 1.226
5%
346
1%
1.571
6%
Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Betongranulaat
16
<1%
Metselpuingranulaat
30
<1%
992
4%
Aanvul- en ophoogzand van binnen Vlaanderen Aanvul- en ophoogzand van buiten Vlaanderen subtotaal
zeefzand van b&s-afval subtotaal
1.038
4%
Overige alternatieve grondstoffen KSP-glas Uitgegraven bodem Bagger- en ruimingspecie subtotaal Totaal
<1%
15 18.980
78%
2.737
11%
21.732
89%
24.341
100%
In 2011 werden in Vlaanderen meer dan 24 Mton aanvul- en ophoogzand en alternatieven hiervoor ingezet. 94% van de totale inzet bestaat uit alternatieve grondstoffen en 6% is primair aanvul- en ophoogzand. De grootste hoeveelheid, namelijk 78%, is uitgegraven bodem, gevolgd door baggeren ruimingspecie (11%) en aanvul- en ophoogzand van binnen Vlaanderen (5%). De gerecycleerde granulaten (4%) worden gebruikt voor het aanvullen en ophogen van terreinen. Het KSP-glas (< 1%) werd in 2011 gebruikt bij de eindafdek van stortplaatsen. Veruit de belangrijkste verbruiker van aanvul- en ophoogzand is de aannemerij, gevolgd door de betonsector (stortklaar beton en betonwaren) en stortplaatsen. Gezien de toepassingen van het zand 143
als (onder)fundering, als afdek bij stortplaatsen, bij aanvullen en ophogen van terreinen, … kan verwacht worden dat er relatief grote schommelingen optreden over verschillende jaren.
Bouwzand Tabel 124: Inzet van bouwzand en alternatieven in Vlaanderen in 2011 Bouwzand
Verbruik in Kton
% tov totaal
Primaire delfstof 1.892
11%
10.814
61%
12.706
72%
200
<1%
247
1%
1.103
6%
1.550
9%
13
<1%
3
<1%
Gieterijzand
14
<1%
Slakken van de ferro-industrie
73
<1%
145
1%
3
<1%
2.567
14%
681
4%
subtotaal
3.499
20%
Totaal
17.755
100%
Bouwzand van binnen Vlaanderen Bouwzand van buiten Vlaanderen subtotaal Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Betongranulaat Breekzand van bouw- en sloopafval Zeefzand van bouw- en sloopafval subtotaal Overige alternatieve grondstoffen AVI-bodemassen AVI-vliegassen
Slakken van de non-ferro-industrie Straalgrit uitgegraven bodem Bagger- en ruimingspecie
In totaal werd in 2011 in Vlaanderen bijna 18 Mton bouwzand en alternatieven voor bouwzand ingezet. Hiervan is bijna 13 Mton (72%) primair bouwzand, 1,6 Mton (9%) gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval en 3,5 Mton (20%) overige alternatieven. Bouwzand van buiten Vlaanderen maakt het grootste deel van de totale hoeveelheid uit, namelijk 61%, gevolgd door uitgegraven bodem (14%), bouwzand van binnen Vlaanderen (11%) en zeefzand van bouw- en sloopafval (6%). De slakken van de ferro- en de non-ferro-industrie met een kleinere korrelgrootte (vergelijkbaar met die van zand) wordt toegepast in de productie van mager beton, beton en asfalt. Het gieterijzand en de assen (fijne fractie) worden vooral gebruikt voor drainage-, stabilisatie-, metsel- of betontoepassingen. De belangrijkste verbruikers van bouwzand zijn de sectoren stortklaar beton en betonwaren. Verder wordt het aangewend door de aannemerij, de asfaltsector en de keramische sector.
144
Klei Tabel 125: Inzet van klei en alternatieven in Vlaanderen in 2011 Grondstoffen
Verbruik in Kton
% tov totaal
Primaire delfstoffen 1.272
55%
482
21%
1.754
75%
Overige alternatieve grondstoffen AVI-vliegassen
6
<1%
e-vliegassen
6
<1%
Keramiek
6
<1%
Mijnsteen
222
10%
Slib van natuursteen
98
4%
Uitgegraven bodem
223
10%
25
1%
subtotaal
585
25%
Totaal
2.339
100%
Klei van binnen Vlaanderen Klei van buiten Vlaanderen subtotaal
Andere
In Vlaanderen werden in 2011 circa 2,3 Mton klei en alternatieven ingezet, waarvan 75% klei en 25% alternatieve grondstoffen. Klei van binnen Vlaanderen vormt procentueel de belangrijkste bron (55%), gevolgd door klei van buiten Vlaanderen (21%). De belangrijkste alternatieve grondstoffen (in aandeel van de totale inzet) zijn uitgegraven bodem en mijnsteen (elk 10%). Klei wordt uiteraard voornamelijk ingezet door de grofkeramische industrie. Een beperkt deel van het totaal wordt ingezet door de aannemerij en in stortplaatsen.
Leem Tabel 126: Inzet van leem en alternatieven in Vlaanderen in 2011 Grondstoffen
Verbruik in Kton
% tov totaal
Primaire delfstoffen Leem van binnen Vlaanderen
308
36%
Leem van buiten Vlaanderen
435
51%
743
88%
55,0
7%
48
6%
103 846
12% 100%
subtotaal Overige alternatieve grondstoffen Papiervezel Uitgegraven bodem subtotaal Totaal
145
In 2011 werd in Vlaanderen ongeveer 0,8 Mton leem (88%) en alternatieven voor leem (6%) ingezet. 51% van het totaal is leem van buiten Vlaanderen, 36% leem van binnen Vlaanderen. Alternatieve grondstoffen voor leem zijn papiervezel en uitgegraven bodem. Het papiervezel wordt enkel gebruikt in een specifieke toepassing bij de productie van binnenmuurstenen. Net als klei wordt leem voornamelijk gebruikt door de grofkeramische industrie.
(Gebroken) grind Tabel 127: Inzet van (gebroken) grind en alternatieven in Vlaanderen in 2011 Grind
Verbruik in Kton
% tov totaal
Primaire delfstoffen 1.159
5%
2.754
12%
9.461
41%
13.374
58%
534
2%
380
2%
3.595
15%
4.548
20%
275
1%
84
<1%
9.416
41%
Overige alternatieve grondstoffen AVI-bodemassen
24
<1%
e-bodemassen
28
<1%
6
<1%
297
1%
Slakken van de non-ferro-industrie
76
<1%
Zinkassen
12
<1%
subtotaal
443
2%
Totaal
23.333
100%
(Gebroken) grind van binnen Vlaanderen (Gebroken) grind van buiten Vlaanderen Grindvervangende granulaten subtotaal Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Asfaltgranulaat Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt Betongranulaat Menggranulaat Metselpuingranulaat Zeefzand van bouw- en sloopafval subtotaal
KSP-glas Slakken van de ferro-industrie
Er werd in Vlaanderen in 2011 meer dan 23 Mton grind en alternatieven ingezet. De procentueel belangrijkste bronnen zijn (gebroken) grind en grindvervangende granulaten van buiten Vlaanderen, met respectievelijk 12% en 41% van het totale verbruik. Ook betongranulaat (15%) en menggranulaat (20%) vormen en belangrijk deel van het totaal. Grind van binnen Vlaanderen maakt slecht 5% en de overige alternatieve grondstoffen slechts 2% uit van het totale verbruik. De slakken van de non-ferroindustrie worden enkel toegepast in de productie van beton, terwijl de slakken uit de ferro-industrie voor meerdere toepassingen gebruikt worden (voornamelijk als oppervlakteverharding en in de 146
productie van asfalt en beton). De grove fractie van de bodemassen wordt gebruikt als onderfundering.
147
Samenvatting Figuur 4 toont een visuele weergave van het verbruik per delfstof. Op basis van deze figuur wordt ook duidelijk in welke mate er alternatieve grondstoffen ingezet worden voor elke primaire delfstof. Figuur 4: Visuele weergave van het verbruik per primaire delfstof Kton 30.000 overige alternatieve grondstoffen granulaten uit b&s-afval
25.000
primaire delfstoffen import primaire delfstoffen uit Vl
20.000
15.000
10.000
5.000
0 Vulzand
Bouwzand
Klei
Leem
Grind en grindverv. granulaten
148
8.4 Import- en exportstromen Onderstaande tabel geeft de import weer van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011. Vooral van de primaire delfstoffen, met name van bouwzand, (gebroken) grind en grindvervangende granulaten, worden belangrijke hoeveelheden geïmporteerd. Voor de gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval is de import beperkt, omdat enkel gecertificeerde gerecycleerde granulaten in Vlaanderen gebruikt kunnen worden. Bovendien is het weinig rendabel om ze over grote afstanden te transporteren. Er wordt vooral import van gerecycleerde granulaten uit Brussel gemeld. Deze zijn afkomstig van een mobiele breekinstallatie, aangezien er geen gecertificeerde vaste brekers zijn in Brussel. De overige alternatieven worden wel vaker geïmporteerd. Het gaat dan vooral om gips van elektriciteitscentrales voor de productie van bouwgips en mijnsteen, slib van natuursteenbewerking en papiervezel voor gebruik in de keramische sector. Tabel 128: Importstromen van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen in Vlaanderen in 2011 Grondstoffen (in Kton)
WA
BR
BCP
DU
FR
NL
NO
VK
Andere OnTotaal bekend
Primaire delfstoffen Aanvul- of ophoogzand
5,7
71,6
Bouwzand
909
0
Strandsuppletie (Gebroken) grind Grindvervangende granulaten
268 2.974
1.375
0,1
4.106
13
1.388
0,2
4
1.127 4 8.852
508 0,9
10.814 1.127
803
168
31
<1
27
319
0,7
129
Leem Gerecycleerde granulaten uit b&safval
138
60
Betongranulaat
0,3
Klei
346
327
1.425
3
68
14
11
2.754 9.461
6
482
Kwartszand*
Menggranulaat Zeefzand van b&safval Overige alternatieven
2
3
5 111
0,7
0,7
26
e-bodemassen
0,1
47 1
Gips van e-centrale
89
Mijnsteen
70
Papiervezel
435
111
AVI-vliegassen
e-vliegassen
237
17
26 47
0,5
27
45
192
281 98
19 55
5
191 55
149
Slakken van de ferro industrie Slib van natuursteen
8
11
38
0,2
Steenwol
59
98
8
Straalgrit Vlakglasscherven
19
8
4
4
5
5
Andere*
6
6
0,3
Bagger- en ruimingspecie 17 29 WA: Wallonië; BR: Brussels Hoofdstedelijk Gewest; BCP: Belgisch Continentaal Plat; DU: Duitsland; FR: Frankrijk; NL: Nederland; NO: Noorwegen; VK: Verenigd Koninkrijk Andere: andere herkomst dan bovengenoemde regio’s. * geen accurate gegevens beschikbaar voor deze delfstof. ** andere: breuktegel, kalk
12 46
De export van Vlaamse primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen naar andere landen en regio’s wordt weergegeven in Tabel 129. Export vanuit Vlaanderen van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen is beperkt. De grootste hoeveelheden worden geëxporteerd naar Wallonië en Nederland. Ook de export van gerecycleerde granulaten uit b&s-afval is beperkt. Op basis van de enquête wordt die op 399 Kton geschat, waarvan het merendeel naar Wallonië gaat. De export naar Brussel werd slechts geschat op 46 Kton, wat vermoedelijk een onderschatting is. In de Vlaamse Rand rond Brussel zijn er 12 vaste breekinstallaties gelegen. Slechts 2 hiervan namen deel aan de MDO-enquête. Verder wordt algemeen aangenomen dat 1 tot 1,5 Mton bouw- en sloopafval uit het Brussel Gewest afgevoerd wordt naar Vlaamse brekers aangezien er geen vaste brekers zijn in Brussel. Vlaamse mobiele brekers kunnen uiteraard wel ingezet worden op Brusselse werven, maar men zou toch verwachten dat een belangrijk deel van de hoeveelheid afgevoerd puin terug ingezet wordt in Brusselse infrastructuurwerken. Van de overige alternatieve grondstoffen wordt een belangrijke hoeveelheid slakken uit de ferroindustrie uitgevoerd, voornamelijk voor cementproductie buiten Vlaanderen. Ook ovenklare glasscherven worden grotendeels buiten Vlaanderen afgezet. Opvallend is dat de volledige productie van hol glasscherven buiten Vlaanderen ingezet wordt. Van de Vlaamse ovenklare vlakglasscherven wordt nog wel een deel (circa 17%) in Vlaanderen verbruikt.
Tabel 129: Exportstromen van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen uit Vlaanderen in 2011 Uitgedrukt in Kton
WA
BR
DU
FR
NL
VK
Andere* Onbekend Totaal
Primaire delfstoffen Aanvul- of ophoogzand
13
0,4
13
Bouwzand
23
45
68
Klei
27
14
41
Leem
0
150
(Gebroken) grind Gerecycleerde granulaten uit b&safval Asfaltgranulaat
206
206
18
Betongranulaat
255
14
269
Menggranulaat
61
12
73
Metselpuingranulaat
2
1
3
Zeefzand van b&safval
27
9
36
18
Overige alternatieven Bagger- en ruimingspecie
2.455
2.455
AVI-bodemassen Slakken van de ferro industrie Slakken van de nonferro industrie
400
152
7
16
Vlakglasscherven
20
24
6
114
20
185
Holglasscherven
12
3
1
12
108
136
KSP-glas Straalgrit
110
110 72
232
856 23
0,1
0,1 0,1
0,1
Andere** 5 5 WA: Wallonië; BR: Brussels Gewest; BCP: Belgisch Continentaal Plat; DU: Duitsland; FR: Frankrijk; NL: Nederland; NO: Noorwegen; VK: Verenigd Koninkrijk *Andere: ander afzetgebied dan bovengenoemde regio’s. ** Andere: KSP-glas.
151
8.5 Inzet van alternatieve grondstoffen In Tabel 130 wordt de inzet per alternatieve grondstof weergegeven naargelang de primaire delfstof die ze vervangen. Tabel 130: Alternatieve grondstoffen ter vervanging van primaire delfstoffen in Vlaanderen in 2011 Alternatieven ter vervanging van: Leem Vulzand
Uitgedrukt in Kton Bouwzand
(Gebroken) grind
Klei
Andere
Onbekend
Totaal
Gerecycleerde granulaten uit b&s-afval Asfaltgranulaat Asfaltgranulaat voor nieuw asfalt Betongranulaat
100%
200
30%
380
57%
247
6%
3.595
92%
4.548
100%
275
90%
30
10%
992
44%
Menggranulaat Metselpuingranulaat Zeefzand van b&s-afval
534
1.103
49%
84
4%
13
23%
24
43%
3
3%
87 16
13%
0%
55
1%
534
100%
667
100%
3.912
100%
4.548
100%
305
100%
71
3%
2.250
100%
19
34%
56
100%
101
100%
75
100%
204
100%
14
100%
Overige alternatieve grondstoffen AVI-bodemassen AVI-vliegassen
6 28
e-bodemassen
92
47 6
3%
198
Vlakglasscherven
6
KSP-glas
27%
15
Zinkassen
336
100%
88
100%
88
100%
5,6
100%
21
100%
222
100%
55
100%
1.033
100%
274
100%
98
100%
2,8
100%
73%
73
7%
297
29%
661
64%
145
53%
76
28%
53
19%
3
0%
98 100%
Slib van natuursteenbewerking
Bagger- en ruimingspecie
100%
55 100%
Papiervezel
Uitgegraven bodem
336
222 100%
Mijnsteen
Straalgrit
97%
5,6 100%
Keramiek
Slakken van de non-ferro-industrie
63%
14 100%
Gips van e-centrale
Slakken van de ferro-industrie
91%
37%
e-vliegassen Gieterijzand
6%
2,7
98%
2.567
12%
681
20%
0,05 223
12
100%
1%
48
0%
2%
18.980
87%
21.818
100%
2.737
80%
3.419
100%
12
100%
152
160 100%
Andere Totaal
5.048
13%
9.858
25%
561
1%
103
0%
22.770
57%
1.514
4%
356
1%
160
100%
40.210
100%
153
In Tabel 130 wordt weergegeven ter vervanging van welke delfstoffen de verschillende alternatieve grondstoffen worden ingezet in Vlaanderen. Ongeveer 54% van de alternatieve grondstoffen die in Vlaanderen ingezet worden ter vervanging van primaire delfstoffen bestaat uit uitgegraven bodem. Deze wordt voor het overgrote deel ingezet als vulzand en in mindere mate als bouwzand. Een andere grote stroom van alternatieve grondstoffen (30%) ter vervanging van primaire delfstoffen betreft de gerecycleerde granulaten uit bouw- en sloopafval. Betongranulaat, menggranulaat en metselpuingranulaat worden bijna uitsluitend ingezet ter vervanging van grind. De voornaamste toepassingen zijn funderingen en (onder)funderingen. Ongeveer een derde van het betongranulaat wordt hergebruikt in beton. Asfaltgranulaat wordt hergebruikt in asfalt of gebroken en toegepast als (onder)fundering. Naast (gebroken) grind vervangt het ook bouwzand en bitumen. Bagger- en ruimingspecie maken ongeveer 9% uit van de Vlaamse alternatieve grondstoffen die ingezet worden ter vervanging van primaire delfstoffen. Baggerspecie wordt vooral ingezet als vulzand en in mindere mate als bouwzand. De andere alternatieve grondstoffen samen maken ongeveer 7% uit van de Vlaamse alternatieve grondstoffen die gebruikt worden ter vervanging van primaire delfstoffen. Zoals men in Tabel 130 kan zien kunnen deze alternatieven ook ingezet worden ter vervanging van ‘andere’ primaire grondstoffen. Het gaat dan vooral om assen en slakken ter vervanging van kalksteen in de cementproductie. Ook gips van e-centrale werd gemeld ter vervanging van natuurgips. Soms weten verbruikers ook niet welke delfstof het alternatief vervangt. In dat geval werd 'onbekend' ingevuld.
154
Referenties ARCADIS. 2009. Onderzoek duurzame bevoorrading: gebruik lokale oppervlaktedelfstoffen of import van minerale grondstoffen. Studie uitgevoerd in opdracht van LNE-ALBON. Bide, T., Idoine, N.E., Brown, T.J., Smith, K. 2011. United Kingdom Minerals Yearbook 2010. British Geological Survey Open Report, OR/11/032, 104 pp. Bingham, J. 2011. Communicatie met J. Bingham, Offshore Agent, Marine Resources Management. Haskoning UK, Offshore Managing Agent for The Crown Estate. www.maritime.ws Bundesanstalt für Geowissenschaffen und Rohstoffe. 2010. Rohstoffwirtschaftliche Länderstudien (Heft XXXIX). Bundesrepublik Deutschland: Rohstoffsituation 2009. Hannover, 205 pp. CBS, PBL, Wageningen UR. 2011. Winning en verbruik van oppervlaktedelfstoffen, 1980-2009 (indicator 0067, versie 11, 24 mei 2011). www.compendiumvoordeleefomgeving.nl. CBS, Den Haag; Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag/Bilthoven en Wageningen UR, Wageningen. COPRO. 2011. Jaarverslag 2011. 100p. www.COPRO.eu D’Appolonia Belgium. 2013. Aannemerij in Vlaanderen m.b.t. duurzaam beheer van minerale grondstoffen en hun alternatieven. Degrendele, K., Detré, N., Moinet, C., Roche, M., Schotte, P., Trousson, J., Vandenreyken, H. 2008. Duurzaam beheer van de zandwinning op het Belgisch Continentaal Plat. Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Brussel. Demeyere, A. 2005. Zandwinning op zee. Sector in de kijker. West-Vlaanderen Werkt 1, p. 20-27. Direction générale opérationnelle de la Mobilité et des Voies hydrauliques. 2011. Service Public de Wallonie. www.wallonie.be. FEDIEX. 2010. Rapport de l’industrie extractive 2010. Fédération des industries extractives de Belgique, Brussel. FOD Economie. 2011. KMO, Middenstand en Energie - Algemene directie Kwaliteit en Veiligheid - Dienst Continentaal Plat. 155
Grondbank. 2011. Inventarisatie van de inzet van uitgegraven bodem ter vervanging van primaire oppervlaktedelfstoffen. ACTUALISATIE : GRONDSTROMEN 2010. Studie uitgevoerd in opdracht van LNE-ALBON. Grondwijzer. 2011. Evaluatie van de actuele inzet en het potentieel van uitgegraven bodem als alternatief ter vervanging van primaire oppervlaktedelfstoffen. Kalenderjaar 2010. Studie uitgevoerd in opdracht van LNE-ALBON. HM Revenue and Customs. 2011. UK Trade info, Overseas Trade Statistics. www.hmrc.gov.uk ICEDD. 2011. Institut de Conseil et d'Etudes en Développement Durable asbl, Namen. Intrastat. 2011. Statistieken van de buitenlandse handel van de Nationale Bank van België. www.intrastat.be. Koopmans, T.P.F. 2011. Communicatie met T.P.F. Koopmans, Senior adviseur ondergrond, Business Unit Milieu & Ruimte – Ondergrond & energie, MWH Noord-Europa, www.mwhglobal.nl. Lebret, P. 2011. Communicatie met P. Lebret, Bureau de Recherches Géologiques et Minières, www.brgm.fr. MWH. 2011 Productie en verbruik van beton- en metselzand en (gebroken) grind in 2009, Stand van het Zand XV / Lint aan het Grind XIII. MWH in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. NGU. 2010. National institution for knowledge on bedrock, mineral resources, surficial deposits and groundwater, Ministry of Trade and Industry, Norway, www.ngu.no. Onderzoekscentrum voor de Bouw (OCW). 2010. EP7702/1756, onderzoeksproject OC/GF/08-03. 25 p. Poty, E., Chevalier, E. 2004. L'activité extractive en Wallonie. Situation actuelle et perspectives. Ouvrage publié par le Ministère de la Région Wallonne, 85 p. PricewaterhouseCoopers. 2000. Economische studie met betrekking tot de bepaling van de zand- en grindbehoeften in Vlaanderen ter onderbouwing van delfstoffenplannen. In opdracht van ANRE. PRODCOM. 2011. http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/gegevensinzameling/enquetes/prodcom/ Resource Analysis. 2006. Analyse van vraag naar oppervlaktedelfstoffen in Vlaanderen. Studie uitgevoerd in opdracht van LNE-ALBON, 66 p. http://www.lne.be/themas/natuurlijke-rijkdommen/het-oppervlaktedelfstoffenbeleid/actieplan-duurzaamvoorraadbeheer#studies Statistisches Bundesamt. 2011. Foreign Trade, Deutschland. www.destatis.de
156
The Crown Estate. 2007-2010. Marine Aggregates, The Crown Estate Licenses. Summary of statistics 2010. London, UK. UNICEM. 2009. Union Nationale des Industries de Carrières et Matériaux de Construction, Statistiques 2009, p. 47. VITO. 2007. Inzet van bagger- en ruimingsspecie ter vervanging van primaire grondstoffen in Vlaanderen. Studie uitgevoerd in opdracht van LNE-ALBON, 76 p. VITO. 2008. Actualisatie inzet alternatieven ter vervanging van primaire delfstoffen. Studie uitgevoerd in opdracht van LNE-ALBON, 52 p. http://www.lne.be/themas/natuurlijke-rijkdommen/pdf-oppervlaktedelfstoffenbeleid/Rapport-alternatieven-pdf VLIZ (2010a) Bodemberoerende activiteiten. Indicatoren voor het Schelde-estuarium. Opgemaakt in opdracht van Afdeling Maritieme Toegang, projectgroep EcoWaMorSe, Vlaams Nederlandse Schelde Commissie. VLIZ information sheets, 205. Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ): Oostende. 11 p VLIZ (2010b) Indicator Bodemberoerende activiteiten (Maart, 2010) WTCB. 2008. Een hoogwaardig gebruik van puingranulaten stimuleren. Studie uitgevoerd in opdracht van OVAM, 116 p.
157
Bijlagen A. Lijst van afkortingen ALBON Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid b&s-afval
Bouw- en sloopafval
CGR
Centrum voor grondreiniging
Certipro
Certificatie- en keuringsdienst van VITO, geaccrediteerd voor het toekennen van het Quarea- keurmerk voor gerecycleerde puingranulaten
COPRO
Onpartijdige Instelling voor de keuring van de bouwproducten
HVI
huisvuilverbrandingsinstallatie
IMJV
Integraal Milieu Jaarverslag
KBO
Kruispuntbank voor ondernemingen
Kton
kiloton
LNE
Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid
MINA 4
Vlaamse Milieubeleidsplan voor de periode 2011-2015
MDO
Monitoringsysteem Duurzaam Oppervlaktedelfstoffenbeleid
Mton
Miljoen ton
NACE
Europese activiteitennomenclatuur
OVAM
Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij 158
SRC
Slib Recyclage Centrum
TOP
Tussentijdse opslagplaats
VITO
Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
VLAREA
Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en beheer
VLAREMA
Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van Materiaalkringlopen en Afvalstoffen
VLAREOP
Besluit van de Vlaamse Regering houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet
VLIZ
Vlaams Instituut voor de Zee
VMM
Vlaamse Milieumaatschappij
159
B. Algemene enquête
160
C. Lijst van nacebelcodes van relevante aannemerij-activiteiten m.n. nacebelcodes die als mogelijk relevant werden weerhouden voor verbruik van primaire delfstoffen en alternatieve grondstoffen en/of productie van uitgegraven bodem
nacebel
omschrijving
39000
Sanering en ander afvalbeheer
41101
Ontwikkeling van residentiële bouwprojecten
41102
Ontwikkeling van niet-residentiële bouwprojecten
41201
Algemene bouw van residentiële gebouwen
41202
Algemene bouw van kantoorgebouwen
41203
Algemene bouw van andere niet-residentiële gebouwen
42110
Bouw van autowegen en andere wegen
42120
Bouw van boven- en ondergrondse spoorwegen
42130
Bouw van bruggen en tunnels
42211
Bouw van water- en gasdistributienetten
42212
Bouw van rioleringen
42219
Bouw van civieltechnische werken voor vloeistoffen, n.e.g. (niet elders genoemd) 161
42220
42220 Bouw van civieltechnische werken voor elektriciteit en telecommunicatie
42919
Waterbouw, m.u.v. baggerwerken
42990
Bouw van andere civieltechnische werken, n.e.g. (niet elders genoemd)
43120
Bouwrijp maken van terreinen
43130
Proefboren en boren
43299
Overige bouwinstallatie, n.e.g. (niet elders genoemd)
43310
Stukadoorswerk
43331
Plaatsen van vloer- en wandtegels
43390
Overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen
43992
Gevelreiniging
43994
Uitvoeren van metsel- en voegwerken
43995
Restaureren van bouwwerken
43996
Chapewerken
43999
Overige gespecialiseerde bouwwerkzaamheden
81300
Landschapsverzorging
162
D. Lijst van betrokken federaties Producenten en handelarenfederaties van primaire delfstoffen: BBF - Belgische Baksteenfederatie vzw BGZ - Bedrijfsgroepering Zandgroeven vzw Belbag - Belgische Federatie van Grind- en Zandbaggeraars vzw BEVON - Beroepsvereniging van Vlaamse Ontginners in Vlaams-Brabant, Oost- en WestVlaanderen FEDIEX – Verbond van ontginningsbedrijven in België FEMA - Belgische beroepsvereniging voor professionele handelaren in bouwmaterialen OVO – Overlegcomité Vlaamse Ontginners vzw (overkoepelend) VOVZ - Vereniging van Oost-Vlaamse Zandontginners vzw Imporgrasa - Vereniging der grind- en zandinvoerders Zeegra - Invoerders en producenten van gebaggerde zeegranulaten Producentenfederaties van alternatieve grondstoffen: COPRO - Onpartijdige instelling voor de controle van de bouwproducten Certipro - Productcertificatie van kleinschalige afvalwaterzuiveringsinstallaties en septische tanks FEBEM - Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer FPRG – Federatie van Producenten van Recycling Granulaten Grondbank – Erkende bodembeheerorganisatie Grondwijzer - Erkende bodembeheerorganisatie Verbruikers: BBF - Belgische Baksteenfederatie vzw Bouwunie BVA - Belgische Vereniging van Asfaltproducenten FEBE - Federatie van de betonindustrie FEBELCEM - Federatie van de Belgische Cementnijverheid 163
FEDBETON – Federatie voor het stortklaar beton FEDIEX - Verbond van ontginningsbedrijven in België FEDICER – Verbond van Keramische Nijverheid van België Infobeton (overkoepelend) U.P.Pr. Vezel-Cement – Beroepsvereniging van Vezel-Cement Producenten VCB - Vlaamse Confederatie Bouw (overkoepelend) VGI – Federatie Verbond van Glasindustrie
164