Monitoring Student in Beeld
Rita Kennis
Nijmegen, juni 2015
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt
2015 Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt te Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
ii
Inhoud
1
Inleiding
2
Eerste resultaten monitoring Student in Beeld 2.1 Kenmerken en problematiek 2.2 Verzuim 2.3 Opleidingsverlaters tot 1 februari 2015
5 5 8 12
3
Samenvattende conclusies en aanbevelingen 3.1 Samenvattende conclusies 3.2 Aanbevelingen
17 17 18
Bijlage 1 – Methodiek van de probleemprofielen Bijlage 2 – Betrokken opleidingen Bijlage 3 – Overzicht studenten in betrokken opleidingen
1
21 23 24
iii
1 Inleiding
Het beleid dat landelijk wordt gevoerd voor de bestrijding van voortijdig schoolverlaten loopt tot 23 jaar. Eén van de kenmerken van de aanpak is het bestrijden van verzuim. Hiervoor heeft de gemeente voor jongeren tot 18 jaar meer middelen beschikbaar dan voor jongeren ouder dan 18 jaar. Tot 18 jaar kan de gemeente – vanwege de leer- en kwalificatieplicht – bij veelvuldig verzuim een HALT-straf opleggen of proces-verbaal opmaken. Bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar verdwijnt dit wettelijk kader om te kunnen straffen en kunnen jongeren alleen nog gemotiveerd worden om niet te verzuimen en op school te blijven. Het gevolg hiervan is dat de verzuimproblematiek, schooluitval en voortijdig schoolverlaten voor jongeren ouder dan 18 jaar groter is dan voor jongeren jonger dan 18. In absolute aantallen is het aantal voortijdig schoolverlaters vooral onder jongeren van 18 en 19 jaar groot. De minister van OCW heeft daarom extra geld beschikbaar gesteld aan de G4 - waaronder ook de gemeente Utrecht valt - voor de aanpak van voortijdig schoolverlaten onder 18- en 19-jarigen. Om die reden is de gemeente Utrecht, afdeling Leerlingzaken, samen met ROC Midden Nederland en MBO Utrecht met ingang van het schooljaar 20142015 gestart met het project Student in Beeld (SiB). In het project wordt - naast het verlagen van de schooluitval van 18- en 19-jarigen - ook gestreefd naar het verkrijgen van meer zicht op welk type problematiek1 daadwerkelijk tot uitval leidt. Om deze doelen te bereiken wordt ingezet op het eerder signaleren en in beeld krijgen van (potentiële) uitvallers, het structureel melden van verzuim en het ondersteunen van de docententeams in de begeleiding en doorverwijzing van jongeren naar (tweedelijns) ondersteuning van de mbo-instelling of daarbuiten. Deze aanpak sluit nauw aan bij het vsv-beleid dat in Nederland wordt gevoerd en schoolnabij is, gericht op preventie, verzuimbestrijding en het versterken van de samenwerking tussen hulpverlening en school. 2 In het project zijn een negental mbo-opleidingen met een hoge uitval betrokken. Het betreft de opleidingen Kok niveau 2 (ROC MN), Medewerker bediening/café-bar niveau 2 (ROC MN), Helpende Zorg & Welzijn niveau 2 (ROCMN), AKA niveau 1 (ROCMN en MBO Utrecht), Verkoper niveau 2 (MBO Utrecht), Verkoopspecialist niveau 3 (MBO Utrecht), Financiële beroepen niveau 3 (MBO Utrecht) en Financiële beroepen niveau 4 (MBO Utrecht). Dit zijn de focusopleidingen in het project. Na afronding van het project moet de opgedane kennis en ervaring door andere opleidingen kunnen worden gebruikt. Daartoe wordt een instrument ontwikkeld. In deze rapportage zijn de 18- en 19-jarige jongeren3 uit de gemeente Utrecht die op 1 oktober 2014 ingeschreven stonden in één van de betrokken opleidingen (BOL) gevolgd in de eerste negen maanden van het schooljaar 2014-2015. Zij zijn in tabel 1 weergegeven als Groep 1 en we noemen deze groep ook wel de groep met de focusopleidingen.
1
2 3
Type problematiek kan betrekking hebben op het type verzuim of de omvang daarvan, maar ook op het type problematiek, de combinatie of de ernst van problemen, etc. De vraag is welke combinatie van factoren leidt tot een vergrote kans op uitval. Zie ook: Eimers, T. & P. den Boer (2013). Nieuwe perspectieven voor Leerplicht en RMC. Onderzoek voor de afdeling Leerlingzaken van de gemeente Utrecht. Nijmegen: KBA Nijmegen. Er is een selectie gemaakt van alle jongeren die op enig moment tussen 1 december 2014 en 31 juli 2015 18 en/of 19 jaar oud zijn.
1
Onderzocht is in welke mate zij tussen september 2014 en april 2015 verzuimden en hoeveel van hen zijn uitgevallen. Voor het bepalen van uitval zijn bron-gegevens van DUO gebruikt. Daarbij is gekeken naar de tussenstand op 1 februari 2015. Naast de opleidingsgegevens, afkomstig van DUO, is via dossieronderzoek van alle studenten woonachtig in de gemeente Utrecht een zgn. probleemprofiel gemaakt. Aan de hand daarvan is bepaald welk deel van de studenten als overbelast te typeren is. Een uitleg hiervan is terug te vinden in bijlage 1. Om de resultaten te kunnen interpreteren is een vergelijking gemaakt met meerdere vergelijkingsgroepen. We onderscheiden er drie: - 18- en 19-jarige jongeren in één van de betrokken opleidingen (BOL) in het project Student in Beeld en woonachtig buiten de gemeente Utrecht (Groep 2). - Jongeren van 18-19 jaar afkomstig uit de BOL-opleidingen Facilitaire dienst (crebo 95751) van ROC MN en Commercieel medewerker binnendienst (crebo 90112) van MBO Utrecht. Deze twee opleidingen zijn door de projectgroep tot zogenaamde ‘schaduwopleidingen’ benoemd. Deze vergelijkingsgroep is in tabel 1 gesplitst in de groep jongeren woonachtig binnen de gemeente Utrecht (Groep 3) en jongeren woonachtig buiten de gemeente Utrecht4 (Groep 4), maar zijn verderop in deze rapportage samengevoegd vanwege de kleine aantallen in beide groepen. - Jongeren van 18 en 19 jaar5 uit de BOL-opleidingen die participeren in het project SiB, maar deze opleiding op een andere locatie volgen, of bij de andere mbo-instelling. Het betreft bijvoorbeeld jongeren die de opleiding Helpende Zorg & Welzijn volgen bij MBO Utrecht in plaats van ROC MN, of jongeren die deze opleiding op ROC MN op de locatie Zeist of Amersfoort volgen in plaats van Utrecht (Groep 5 in tabel 1). Het al eerder genoemde dossieronderzoek is ook uitgevoerd bij jongeren afkomstig uit de schaduwopleidingen (facilitaire dienst bij ROC MN en Commercieel medewerker binnendienst bij MBO Utrecht), ongeacht de woongemeente van de jongere. De groep focusopleidingen en de hierboven benoemde vergelijkingsgroepen zijn weergegeven in tabel 1. In bijlage 2 is een overzicht per opleiding te vinden.
4
5
2
MBO Utrecht heeft een lijst aangeleverd van de studenten in de opleiding Commercieel medewerker binnendienst. Bij ROC MN zijn de gegevens over de schaduwopleiding uit de bron-bestanden van DUO over de rmc-regio’s 16 en 19 gehaald. Dat betekent dat in deze groep alleen jongeren van de opleiding Facilitaire dienst zitten die woonachtig zijn buiten de gemeente Utrecht, maar wel in rmc-regio 16 (Eem & Vallei) of 19 (Utrecht, maar niet in de gemeente Utrecht) wonen. En woonachtig in één van de rmc-regio’s 16 (Eem & Vallei) en 19 (Utrecht).
Tabel 1 – Overzicht van de betrokken groepen in het onderzoek doelgroep Groep 1
vergelijkingsgroepen Groep 2
Groep 3
Groep 4
Groep 5
Focusopleidin- Focusopleidin- Schaduwoplei- Schaduwoplei- Opleiding SiB, gen SiB gen SiB dingen dingen maar op andere locatie of ander ROC
AKA Mw. bediening/café/bar Kok Helpende Zorg en Welzijn Financiële Beroepen Financiële beroepen Verkoopmedewerker Verkoopspecialist Commercieel medewerker Facilitair medewerker Totaal
- 18-19 jaar - BOL - gem. Utrecht
- 18-19 jaar - BOL - buiten Utrecht
- 18-19 jaar - 18-19 jaar - BOL - BOL - gem. Utrecht - buiten Utrecht
- 18-19 jaar - BOL - alle regio’s
Nv
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
1 2 2 2 3 4 2 3 3 2
49 3 6 70 16 70 26 9 -
33 20 21 64 10 89 15 20 -
6 15
18 22
12 145 75 68 44 3 -
249
272
21
40
347
NB Studenten jonger dan 18 of ouder dan 19 zijn niet meegenomen in het onderzoek. In bijlage 3 is wel een overzicht gegeven van de totale aantallen studenten in de opleidingen, uitgesplitst naar de leeftijdsgroep 18-19 en de leeftijdsgroep <18 / >19 jaar.
De bovenstaande tabel laat zien dat het aantal studenten van 18 en 19 jaar in de focusopleidingen dat woonachtig is in de gemeente Utrecht ongeveer even groot is als het aantal studenten dat buiten de gemeente woont. Een grote groep studenten – 347 – volgt één van de opleidingen die participeren in SiB, maar volgt deze opleiding op een andere locatie, of bij het andere ROC, zoals de studenten in de opleiding Helpende die dit bij MBO Utrecht doen. De aangewezen schaduwopleidingen Commercieel medewerker binnendienst (MBO Utrecht) en Facilitair medewerker (ROC Midden Nederland) kennen een beperkt aantal studenten van 18 en 19 jaar. Omdat het onderscheid tussen studenten woonachtig binnen en buiten de gemeente Utrecht tot nog kleinere groepen leidt, wordt dit onderscheid in het vervolg van de rapportage niet meer gemaakt voor de schaduwopleidingen. Omdat ook de losse opleidingen in de verschillende groepen vaak maar een klein aantal studenten kennen en betrouwbaarheidsmarges daardoor heel erg groot worden, wordt in de rapportage enkel gerapporteerd over de verschillende groepen (groep 1, groep 2, groep 3+4 en groep 5, zie tabel 1) en niet over de afzonderlijke opleidingen daarbinnen. Leeswijzer In het volgende hoofdstuk wordt eerst kort ingegaan op de vergelijkbaarheid van de verschillende groepen die worden onderscheiden in termen van opleidingskenmerken en problematiek. Vervolgens wordt ingegaan op het verzuimgedrag tussen september 2014 en april 2015. Door een vergelijking te maken tussen de verschillende groepen kan een eerste beeld worden geschetst van het meldgedrag binnen de focusopleidingen ten opzichte van de andere onderscheiden groepen. Tot slot wordt gekeken in hoeverre studenten binnen de focusopleidingen tussen de start van het 3
schooljaar (peilmoment oktober 2014) tot halverwege het schooljaar (peilmoment februari 2015) met hun opleiding zijn gestopt en hoe zich dit verhoudt tot de andere groepen studenten. In hoofdstuk drie worden de belangrijkste conclusies gepresenteerd.
4
2 Eerste resultaten monitoring Student in Beeld
Studenten uit de focusopleidingen en uit de vergelijkingsgroepen zijn in de eerste negen maanden van het schooljaar 2014-2015 gevolgd in hun schoolloopbaan. Er is gekeken naar de mate van verzuim (tussen september 2014 en april 2015) en naar uitval, opleidingswisselingen en voortijdig schoolverlaten (tot 1 februari 2015). Met behulp van de verzamelde informatie is een eerste voorzichtige conclusie te geven over de resultaten van de aanpak in Student in Beeld. In de volgende paragrafen worden de eerste uitkomsten met betrekking tot verzuim (paragraaf 2) en uitval en vsv (paragraaf 3) gepresenteerd. We gaan eerst kort in op de kenmerken en problematiek van de studenten uit de betrokken opleidingen en de vergelijkbaarheid met de aangewezen vergelijkingsgroepen.
2.1
Kenmerken en problematiek
Het project SiB is nog maar kort geleden van start gegaan. Daardoor is het niet mogelijk om ontwikkelingen in verzuim en uitval over de tijd heen (op verschillende meetmomenten; een vergelijking over schooljaren) te bekijken. Om de eerste resultaten toch in perspectief te zetten zijn, zoals reeds in de inleiding is aangegeven, een drietal vergelijkingsgroepen gedefinieerd. We concluderen dat groep 2 – studenten uit de opleidingen en klassen van SiB, maar woonachtig buiten de gemeente Utrecht in grote lijnen vergelijkbaar is in termen van geslacht, opleiding en overbelasting met de groep studenten SiB woonachtig binnen de gemeente Utrecht. Tabel 2 geeft dit weer. De twee andere vergelijkingsgroepen, de studenten in de schaduwopleidingen (groep 3+4) en de studenten die een ‘SiB-opleiding’ volgen op een andere locatie (groep 5) zijn weliswaar iets minder goed vergelijkbaar, maar wijken niet zodanig af dat een vergelijking onzinnig is. De meest opvallende verschillen zijn (a) het grotere aandeel vrouwen in groep 5 (dat is te verklaren door het grote aantal (vrouwelijke) studenten Helpende Zorg & Welzijn) en (b) de oververtegenwoordiging van studenten op mbo-niveau 2 en 3 in zowel de groepen 3+4 als 5.
5
Tabel 2 – kenmerken van de studenten in de opleidingen SiB en vergelijkingsgroepen doelgroep
vergelijkingsgroepen
Groep 1
Groep 2
Groep 3 + 4
Groep 5
Focusopleidingen SiB
Focusopleidingen SiB
Schaduwopleidingen
Opleiding SiB, maar op andere locatie of ander ROC
- 18-19 jaar - BOL - gem. Utrecht
- 18-19 jaar - BOL - buiten Utrecht
- 18-19 jaar - BOL - Alle regio’s
- 18-19 jaar - BOL - alle regio’s
%
%
%
%
Geslacht
Man Vrouw
52 48
55 45
61 39
40 60
Opleiding
AKA Mw. bediening/café/bar Kok Helpende Zorg en Welzijn Financiële Beroepen Financiële beroepen Verkoopmedewerker Verkoopspecialist Commercieel medewerker Facilitair medewerker
20 1 2 28 6 28 10 4 -
12 7 8 24 4 33 6 7 -
39 61
3 42 22 20 13 1 -
Niveau
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4
20 42 10 28
12 44 11 33
61 39 -
58 22 20
Bij twee groepen is ook dossieronderzoek uitgevoerd naar de problematiek van de studenten. Het gaat om de studenten in de focusopleidingen en woonachtig in de gemeente Utrecht (groep 1) en om studenten uit de schaduwopleidingen (groep 3+4). In beide groepen is het percentage overbelaste studenten vergelijkbaar in omvang, zie het onderste gedeelte van tabel 3. Overbelasting is gedefinieerd als het hebben van problemen op twee of meer gebieden (= stapeling), waarvan ten minste één probleem op het gebied van gedrag/sociaal-emotioneel of op persoonlijk vlak (thuis, lichamelijk, verslaving, financieel). Er moet sprake zijn van multiproblematiek. Daarnaast zijn ook studenten met meerdere problemen op het gebied van gedrag/sociaal-emotioneel of meerdere persoonlijke problemen tot de groep van overbelasten gerekend (meervoudige problematiek).6
6
6
Deze definitie van overbelasting wordt ook gebruikt in het onderzoek binnen de Regiomonitor VSV Utrecht. De definitie sluit aan bij de beschrijving die in het WRR-rapport ‘Vertrouwen in de school: over de uitval van ‘overbelaste’ jongeren’ wordt gegeven. In dat rapport worden overbelaste jongeren getypeerd als ‘leerlingen die gebukt gaan onder een opeenstapeling van […] individuele en omgevingsproblemen […]. Waar het om gaat […] is de optelsom, […] een stapeling van […] factoren (p.36).
Tabel 3 – problematiek van de studenten in de opleidingen SiB en vergelijkingsgroepen doelgroep
Gedragsproblematiek Persoonlijke problematiek Problematiek studiehouding/ Probleemstudievaardigheden profiel Niveauproblematiek Loopbaanproblematiek Geen melding van problemen
vergelijkingsgroepen
Groep 1
Groep 2
Focusopleidingen SiB
Focusopleidingen SiB
- 18-19 jaar - BOL - gem. Utrecht
- 18-19 jaar - BOL - buiten Utrecht
%
%
%
%
27 13 14
n.b.
13 28 21
n.b.
2 1 43
Groep 3 + 4
Groep 5
Schaduwoplei-din- Opleiding SiB, gen maar op andere locatie of ander ROC - 18-19 jaar - BOL - Alle regio’s
- 18-19 jaar - BOL - alle regio’s
2 3 33
Totaal
28
n.b.
30
Per mbo-instelling ROCMN MBOU
32 26
35 21
Per niveau Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4
31 38 12 19
nvt 35 21 nvt
n.b.
Overbelast
Zoals gezegd is het percentage overbelaste studenten in beide groepen ongeveer gelijk. De problematiek waar de studenten mee te maken hebben verschilt wel enigszins in beide groepen. Dat is ook zichtbaar in tabel 3: studenten uit de focusopleidingen hebben vaker dan de studenten uit de schaduwopleidingen te maken met gedragsproblematiek. Studenten uit de schaduwopleidingen hebben vaker problemen in hun persoonlijke situatie. Studenten met gedragsproblemen zijn vaak druk, luisteren niet en komen afspraken niet na. Ook brutaal en agressief gedrag komt voor. Studenten uit de focusopleidingen hebben met name vaker dan studenten uit de schaduwopleidingen problemen met zich niet aan afspraken en regels houden en zijn vaker druk. Studenten met problemen in hun persoonlijke situatie hebben vaak problemen in de thuissituatie en/of met hun lichamelijke gezondheid. Ruzies thuis, pedagogische problemen (onmacht, aanwezigheid van voogd), (psychische) ziektes bij gezinsleden en gebroken gezinnen komen het meest voor. Lichamelijk problematiek van studenten zijn onder meer chronische ziektes, energetische problemen/beperkingen en allerhande lichamelijke klachten, zoals migraine.
7
Overbelaste studenten hebben naast de gedragsproblemen en/of persoonlijke problemen meestal ook te maken met problemen op het gebied van de studiehouding en studievaardigheden. Verzuimproblematiek vormt de hoofdmoot, maar daarnaast komen ook vaardigheidsproblemen zoals concentratieproblemen en niet kunnen plannen relatief veel voor.
2.2
Verzuim
Onderzoek uit de Regiomonitor VSV Utrecht7 laat zien dat meer dan de helft van de studenten die uitvalt niet door de mbo-instelling is gezien. Het gaat om studenten voor wie in het jaar van uitval nooit een verzuimmelding is gedaan en die onbekend zijn in de tweedelijn. Vergelijkbare resultaten komen ook uit ander onderzoek naar voren. 8 Verzuim is op zichzelf niet altijd een goede voorspeller van uitval. Hoewel er een duidelijke relatie bestaat tussen verzuim en uitval, betekent dat niet dat alle verzuimers ook uitvallen, of alle uitvallers verzuimen. Belangrijk is daarom om te signaleren welk type studenten9 een risico lopen om uit te vallen, zodat de aanpak zich op hen kan richten. In het project Student in Beeld wordt dit nagestreefd. Percentage en aantal meldingen groter in vergelijking met vergelijkingsgroepen Om een goede selectie te kunnen maken van ‘risicostudenten’ (studenten met groot risico op uitval) is het belangrijk dat verzuim – als een indicator voor uitval – wordt gesignaleerd en gemeld. De afgelopen jaren is het aantal verzuimmeldingen in het mbo fors toegenomen. Tussen 20052006 en 2012-2013 is het aantal gemelde verzuimers (tot 18 jaar) gestegen van 2.736 tot 23.998.10 Specifiek voor de regio Utrecht en 18+ is het aantal verzuimers voor wie een melding is gedaan (rmc-melding) toegenomen van 835 in 2009-2010 tot 2.428 in 2013-2014.11 Binnen het project Student in Beeld wordt verder ingezet op het structureel melden van verzuim. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van het percentage studenten over wie in de maanden september tot en met april ten minste één verzuimmelding is gedaan.
Tabel 4 – Verzuimmeldingen in de periode september 2014 tot en met april 2015 doelgroep
September 2014 – April 2015
7
vergelijkingsgroepen
Groep 1
Groep 2
Groep 3+4
Groep 5
N totaal
249
272
61
347
% studenten met melding Gemiddeld aantal meldingen* Totaal aantal meldingen Range aantal meldingen % 1 tot 3 meldingen % 4 tot 10 meldingen
47 3,7 427 1-23 61 34
42 2,9 335 1-18 72 27
39 2,6 62 1-15 88 8
35 2,8 344 1-15 72 26
T. Eimers, Kennis, R. & Keppels, E. (2014). Aanpak VSV in het mbo: onderzoek bij vijf mbo-instellingen. Regiomonitor VSV Utrecht. Nijmegen: KBA Nijmegen. 8 T. Eimers, Kennis, R. & Keppels, E. (2014). VSV-monitor Nijmegen: de volgende stap in de VSV-aanpak. Nijmegen: KBA Nijmegen. 9 Het gaat om de eerder genoemde type problematiek; de combinatie van factoren die leidt tot een vergrote kans op uitval (zie inleiding). 10 T. Eimers, Jager, A., & Keppels, E. (2014). Toezicht op naleving. Evaluatie wijziging Leerplichtwet 1969. Nijmegen: KBA Nijmegen. 11 Het betreft het aantal studenten voor wie een melding is gedaan, niet het totale aantal meldingen.
8
% meer dan 10 meldingen *
4
1
4
2
Gemiddeld aantal meldingen is berekend over studenten met ten minste één melding gedurende de periode.
Bij bijna de helft van de studenten woonachtig in de gemeente Utrecht en een opleiding volgend binnen het project SiB (groep 1) is in de periode september 2014 tot en met april 2015 één of meerdere verzuimmeldingen bij het verzuimloket van DUO gedaan. Dat percentage is hoger dan bij alle drie de vergelijkingsgroepen. Het hogere percentage is deels het gevolg van het feit dat bij studenten die woonachtig zijn in de gemeente Utrecht gemiddeld vaker en meer verzuimmeldingen worden gedaan dan bij studenten die buiten de gemeente Utrecht wonen: - Een vergelijking tussen groep 1 (gemeente Utrecht) en groep 2 (overige gemeenten) laat zien dat respectievelijk 47 procent en 42 procent van de studenten een verzuimmelding heeft gehad. - Tussen groep 3 (gemeente Utrecht) en groep 4 (overige gemeenten) is het percentage studenten met een verzuimmelding 57 procent en 30 procent (niet in de tabel). - In groep 5 is voor 41 procent van de studenten uit Utrecht en 32 procent van de studenten daarbuiten een verzuimmelding gedaan (niet in de tabel). Op basis van de wetenschap dat: het melden van verzuim de taak van de mbo-instelling is én zowel in de focusopleidingen, als in de opleidingen uit de vergelijkingsgroepen meer verzuimmeldingen zijn gedaan voor studenten uit de gemeente Utrecht dan voor studenten van daarbuiten. concluderen we dat dat studenten uit de gemeente Utrecht daadwerkelijk meer verzuimen en niet dat het meldgedrag (vanuit de opleidingen) anders is voor studenten woonachtig in Utrecht dan voor studenten buiten Utrecht. Dit komt ook terug in ander onderzoek; uit cijfers valt op te maken dat circa 28 procent van de mbo-studenten in de rmc-regio Utrecht uit de gemeente Utrecht afkomstig is.12 Van alle studenten met een rmc-melding (18+) in de rmc-regio Utrecht is echter 48 procent afkomstig uit de gemeente Utrecht. Bij ruim een kwart van de studenten vindt dus bijna de helft van alle 18+ verzuimmeldingen plaats. 13 Ondanks dat studenten uit de gemeente Utrecht meer verzuimen dan studenten van daarbuiten, laat ook een vergelijking tussen alleen de studenten uit Utrecht zien dat het aandeel studenten met ten minste één verzuimmelding iets hoger ligt in groep 1 (doelgroep SiB; 47 procent) dan onder de Utrechtse studenten uit de vergelijkingsgroepen (gemiddeld 43 procent van de studenten uit de vergelijkingsgroepen woonachtig in de gemeente Utrecht). Hoewel we op basis van deze gegevens nog niet kunnen concluderen dat er door de focusopleidingen béter wordt gemeld – daar is een vergelijking tussen twee dezelfde periodes voor nodig 14– kunnen we wel vaststellen dat er méér wordt gemeld dan in de vergelijkingsgroepen: zowel in het aandeel studenten met minimaal één melding, maar ook in het gemiddeld aantal meldingen per verzuimende student. Bovendien wordt dit gemiddelde niet bepaald door enkele studenten met extreem veel verzuimmeldingen; ook het percentage studenten met 4-10 verzuimmeldingen ligt in de focusopleidingen hoger dan in de vergelijkingsgroepen.
12 RMC Factsheet RMC-regio 19 Utrecht, convenantjaar 2013-2014. De genoemde 28 procent heeft betrekking op alle mbo-studenten in rmc-regio 19 tot 23 jaar (niet specifiek op 18+). 13 Cijfers opgevraagd in het kader van onderzoek naar de evaluatie wijziging Leerplichtwet 1969. T. Eimers, Jager, A., & Keppels, E. (2014). Toezicht op naleving. Evaluatie wijziging Leerplichtwet 1969. Nijmegen: KBA Nijmegen. 14 Dan moet een vergelijking worden gemaakt tussen het aantal en percentage meldingen in 2014-2015 ten opzichte van 2013-2014
9
10
Verdere toename in tweede helft schooljaar Een tweede vergelijking kan gemaakt worden door het meldgedrag tussen twee periodes te vergelijken. Het project Student in Beeld is opgestart aan het begin van het schooljaar 2014-2015. Het is te verwachten dat de doelstellingen van het project – waaronder het structureel melden van verzuim – pas na enkele maanden beter zichtbaar worden. Om die reden is een vergelijking gemaakt tussen het meldgedrag in de periode september – december 2014 en de periode januari – april 2015. Er is voor deze indeling gekozen zodat beide periodes een even lange duur hebben. Een vergelijking tussen beide periodes laat zien dat het percentage studenten met ten minste één verzuimmelding in periode 2 groter is dan in periode 1. Dat geldt zowel voor de Utrechtse studenten in één van de focusopleidingen (groep 1), maar ook voor de vergelijkingsgroepen 2 en 5. In periode 2 neemt het percentage studenten met minimaal één melding in groep 1 echter meer toe dan in de vergelijkingsgroepen. Dat wordt weergegeven met behulp van een indexcijfer in onderstaande tabel 5. Toelichting berekening indexcijfer Het percentage studenten met een melding in groep 1 is op 100 gesteld. Het percentage meldingen in de vergelijkingsgroep is tegen dit cijfer afgezet. Voor bijvoorbeeld groep 2 is dat in de periode september-december als volgt berekend: (30/33)*100 = 91
Tabel 5 – Vergelijking in verzuimmeldingen tussen twee periodes doelgroep
vergelijkingsgroepen
Groep 1
Groep 2
3+4
Groep 5
N totaal
249
272
61
347
September 2014 December 2014
% studenten met melding Indexcijfer Gemiddeld aantal meldingen* Totaal aantal meldingen Range aantal meldingen % 1 tot 3 meldingen % 4 tot 10 meldingen % meer dan 10 meldingen
33 100 2,5 201 1-14 80 17 2
30 91 2,2 137 1-8 93 7 -
30 91 1,9 35 1-12 94 6
22 67 1,8 141 1-7 92 8 -
Januari 2015 – April 2015
% studenten met melding Indexcijfer Gemiddeld aantal meldingen* Totaal aantal meldingen Range aantal meldingen % 1 tot 3 meldingen % 4 tot 10 meldingen % meer dan 10 meldingen
38 100 2,4 226 1-15 85 13 2
32 84 1,7 198 1-13 84 14 1
28 74 1,6 27 1-3 100 -
24 63 2,4 203 1-9 78 22 -
*
Gemiddeld aantal meldingen is berekend over studenten met ten minste één melding gedurende de periode.
Waar in periode 1 het verzuim in de vergelijkingsgroepen 2 en 3+4 ongeveer 10 procent lager lag (indexcijfer 91) en in groep 5 33 procent lager (indexcijfer 67), lopen deze verschillen in periode 2 verder op. De indexcijfers liggen 16 tot 37 procent lager (indexcijfer 84, 74 en 63). Dit betekent dat in groep 1 – de Utrechtse studenten in de focusopleidingen – het meldgedrag sterker is toe-
11
genomen dan in de vergelijkingsgroepen, óók als alleen de Utrechtse studenten in de vergelijkingsgroepen worden meegenomen. Het grotere meldgedrag binnen de focusopleidingen komt alleen tot uiting in het percentage studenten voor wie een verzuimmelding is gedaan. Het aandeel studenten voor wie meer dan drie meldingen zijn gedaan is niet toegenomen (zelfs iets gedaald). Ter illustratie is de sterkere toename van het meldgedrag in de focusopleidingen ten opzichte van de vergelijkingsgroepen weergegeven in figuur 1.
Figuur 1 – Ontwikkeling in het meldgedrag van verzuim in de focusgroep en de vergelijkingsgroepen (illustratief)
Studenten uit de focusopleidingen die niet woonachtig zijn in de gemeente Utrecht (groep 2) ‘profiteren’ gedeeltelijk mee van het betere meldgedrag: het aantal studenten met minimaal één melding is weliswaar minder hard gestegen dan in groep 1, maar wel harder dan de studenten uit de schaduwopleidingen (groep 3+4) en de studenten die een SiB-opleiding op een andere locatie volgen (groep 5). Door het grotere aantal verzuimmeldingen worden in absolute zin meer overbelasten bereikt in de focusopleidingen (groep 1). In relatieve zin is geen toename zichtbaar. Het percentage studenten met minimaal één melding dat als overbelast is te typeren is 38 procent. Dat percentage is in de vergelijkingsgroep van schaduwopleidingen exact even hoog.
2.3
Opleidingsverlaters tot 1 februari 2015
Het doel van het eerder en beter melden van (beginnend) verzuim moet leiden tot minder uitval en minder voortijdig schoolverlaters (vsv-ers). Het idee is dat door structureel melden van verzuim een beter zicht op de jongeren wordt verkregen. Hierdoor moeten signalen van mogelijke uitval eerder en beter in beeld komen. Met behulp van extra inzet (ondersteuning van docenten, goede begeleiding en doorverwijzing van deze jongeren) moet uitval en vsv vervolgens dalen.
12
Uit onderzoek in het kader van de Regiomonitor VSV Utrecht 15 blijkt dat een groot deel van de uitval van mbo-instellingen zich voordoet in de laatste (zomer)maanden van het schooljaar. Naar schatting valt gemiddeld circa 60 procent van alle uitvallers in het mbo in Utrecht uit in de zomermaanden juni, juli, augustus en september. Omdat het schooljaar 2014-2015 nog niet is afgelopen en de meeste uitval nog plaats zal gaan vinden, kunnen op dit moment alleen de eerste voorzichtige uitkomsten worden gepresenteerd die betrekking hebben op de uitval tot 1 februari 2015. Op de totale uitval gedurende een schooljaar valt gemiddeld circa 15-22 procent van de studenten uit tussen oktober en februari. De hieronder gepresenteerde aantallen en percentages over uitval moeten dan ook met een factor 4,56,5 worden vermenigvuldigd om tot een schatting van de uitval gedurende het gehele schooljaar te komen. Door het kleine aantal uitvallers tot aan februari 2015 in de focusopleidingen en de vergelijkingsgroepen, zijn de betrouwbaarheidsmarges in de schatting echter groot en is de schatting relatief onnauwkeurig. In tabel 6 wordt het aantal uitvallers in de focusopleidingen (groep 1) plus de uitval in de vergelijkingsgroepen gepresenteerd. Omdat het schooljaar 2014-2015 nog niet is afgelopen zijn alle leerlingen meegeteld die zijn gestopt met hun opleiding, ongeacht of zij op dezelfde of een andere (mbo-)instelling met een andere opleiding zijn begonnen (switchers) of niet. 16 Het percentage voortijdig schoolverlaters is niet gepresenteerd, omdat dat cijfer pas in oktober 2015 (betrouwbaar) kan worden vastgesteld.
Tabel 6 – Uitval oktober 2014 tot februari 2015 Groep
1 2 3+4 5
Focusopleidingen Focusopleidingen Schaduwopleidingen Opleiding Student in Beeld, maar op andere locatie of ander ROC Gemiddelde bovenstaande groepen
*
gem. Utrecht buiten Utrecht ongeacht regio ongeacht regio
Opleidingsverlaters 2014-15 tot 1-2-15*
Studenten 18-19 2014-15*
opleidingsverlaters
Schatting opleidingsverlaters hele schooljaar 2014-2015 (range)
Aantal
Aantal
%
Aantal
%
8 8 1 20
245 209 57 345
3,2 3,8 1,8 5,8
36 - 52 36 - 52 4-7 90 - 130
14,8 - 21,2 17,2 - 24,9 7,0 - 12,2 26,1 - 37,7
37
856
4,3
166 - 241 19,4 - 28,2
Bekend in BRON, rmc 16 en 19.
In absolute zin is het aantal uitvallers tot aan februari 2015 laag te noemen. Het gaat om acht studenten in groep 1 – de Utrechtse studenten in de focusopleidingen. Ook in de vergelijkingsgroepen is het aantal uitgevallen studenten klein. Dat heeft echter ook te maken met het al eerder genoemde feit dat de meeste uitval in de zomermaanden plaatsvindt.
15 T. Eimers, Kennis, R., Keppels, E., & Roelofs, M. (2015). Minder voortijdig schoolverlaters: onderzoek bij vijf mboinstellingen. Regiomonitor VSV Utrecht 2013-2014. Nijmegen: KBA Nijmegen. 16 Uitvallers zijn studenten die met de opleiding zijn gestopt en de instelling verlaten. Interne (binnen de instelling) wisselaars worden niet tot uitvallers gerekend. In dit onderzoek zijn deze studenten echter wel meegeteld, omdat wisselingen binnen of buiten de instelling pas aan het einde van het schooljaar goed kunnen worden vastgesteld aan de hand van de (al dan niet) nieuwe inschrijving van de betreffende studenten.
13
Omdat er over de betrokken opleidingen geen referentiegegevens bekend zijn over de omvang van de uitval in voorgaande jaren (waarbij een uitsplitsing gemaakt kan worden naar leeftijd en woongemeente), is een vergelijking met een eerdere periode niet mogelijk. Om die reden is in tabel 6 een gemiddeld uitvalpercentage berekend over alle in de monitor meegenomen groepen (de experimentgroep 1 en de vergelijkingsgroepen 2, 3+4 en 5). De tabel laat zien dat het percentage uitvallers in groep 1 – Utrechtse studenten uit de focusopleidingen – lager is dan het gemiddelde uitvalpercentage. Dat geldt eveneens voor groep 2 en groep 3+4. Met name studenten uit vergelijkingsgroep 5 – studenten die een opleiding volgen die betrokken is in SiB, maar dan op een andere locatie of instelling – zijn vaker uitgevallen in het eerste half jaar van 20142015. Dat ligt niet aanwijsbaar aan één bepaalde opleiding. In het projectplan Student in Beeld is de doelstelling geformuleerd om het vsv-percentage onder 18-jarigen terug te brengen tot 5,5 procent en onder 19-jarigen tot 6,1 procent, met een gemiddelde van 5,8 procent.17 Afhankelijk van de gekozen doelgroep18 laten analyses zien dat 30 tot 40 procent van de opleidingsstakers uiteindelijk vsv-er zal worden.19 In tabel 7 is uitgewerkt wat dit betekent voor het verwachte aantal Utrechtse vsv-ers in de focusopleidingen.
Tabel 7 – Verwachte aantal vsv-ers in oktober 2015 (berekening op basis van uitval tussen oktober 2014 en februari 2015) Aantal Studenten 18-19 2014-15* Opleidingsverlaters 2014-15 tot 1-2-15* Schatting uitval hele schooljaar 2014-2015 (gemiddelde, factor 5,5) Schatting van ondergrens uitval hele schooljaar 2014-2015 (factor 4,5) Schatting van bovengrens uitval hele schooljaar 2014-2015 (factor 6,5) Ondergrens vsv: 30 procent van de opleidingsverlaters wordt vsv-er Bovengrens vsv: 40 procent van de opleidingsverlaters wordt vsv-er *
%
Berekening
245 8 44
3,2 18,0
Factor 5,5 x 8 uitvallers
36
14,8
Factor 4,5 x 8 uitvallers
52
21,2
Factor 6,5 x 8 uitvallers
11
4,5
21
8,6
30% van 36 (36 is ondergrens uitval) 40% van 52 (52 is bovengrens uitval)
Bekend in BRON, rmc 16 en 19.
Tabel 7 laat zien dat het vsv-percentage in groep 1 – Utrechtse studenten uit de focusopleidingen – naar schatting zal uitkomen tussen de 4,5 en 8,6 procent (11-21 studenten). Verdere monitoring moet uitwijzen in hoeverre het project Student in Beeld de gestelde doelen met betrekking tot vsv
17 Projectplan Student in Beeld, december 2014 18 Het percentages opleidingsstakers dat voortijdig schoolverlater wordt is afhankelijk van de gekozen doelgroep. Het percentage ligt lager bij opleidingsstakers in het eerste jaar van het mbo, de (jonge) leeftijd van de student speelt hier een rol in. Het percentage opleidingsstakers dat vsv-er wordt ligt hoger als alle opleidingsstakers worden meegerekend, ongeacht leeftijd of leer/verblijfsjaar in het mbo. 19 Analyses zijn uitgevoerd op DUO-bestanden met daarin alle studenten tot 23 jaar en woonachtig in de rmc-regio’s 16 en 19 die op 1 oktober 2013 ingeschreven stonden in het bij MBO Utrecht of ROC Midden Nederland. In de analyses is rekening gehouden met de verhouding tussen studenten afkomstig van ROC Midden Nederland en MBO Utrecht (38 procent van de 18/19-jarige studenten uit Utrecht in een opleiding SiB is afkomstig van ROC Midden Nederland, 62 procent van MBO Utrecht).
14
(feitelijk) zal behalen. De mate waarin uitgevallen studenten met ondersteuning naar nieuwe opleidingen kunnen worden begeleid kan hier een belangrijke invloed op hebben. De zomerperiode speelt hierin een belangrijke rol: ook dan blijft aandacht nodig voor het begeleiden van uitgevallen studenten naar andere opleidingen. We concluderen dat – met alle reeds benoemde voorbehouden en beperkingen – de eerste uitkomsten wijzen op een lager uitvalcijfer ten opzichte van de vergelijkingsgroepen. In hoeverre de doelstelling van 5,8 procent vsv-ers wordt behaald is niet goed duidelijk, dat zal verdere monitoring na afronding van het schooljaar moeten uitwijzen.
15
3 Samenvattende conclusies en aanbevelingen
3.1
Samenvattende conclusies
De gemeente Utrecht, afdeling Leerlingzaken, is samen met MBO Utrecht en ROC Midden Nederland het project Student In Beeld (SiB) gestart. Door in te zetten op het eerder signaleren en in beeld krijgen van (potentiële) uitvallers, het structureel melden van verzuim en het ondersteunen van de docententeams in de begeleiding en doorverwijzing van jongeren naar (tweedelijns) ondersteuning van de mbo-instelling of daarbuiten wordt gestreefd het aantal voortijd schoolverlaters van 18 en 19 jaar naar beneden te brengen. In het project zijn een negental mbo-opleidingen met een hoge uitval betrokken. In deze rapportage is verslag gedaan van de (voorlopige) resultaten met betrekking tot het melden van verzuim en het voorkomen van uitval in de eerste negen maanden van het schooljaar 2014-2015. Hieronder worden de belangrijkste uitkomsten puntsgewijs genoemd. Meer melding van verzuim Om een goede selectie te kunnen maken van verzuimers met een gro(o)t(er) risico op uitval, is het signaleren en daadwerkelijk melden van verzuim cruciaal. De afgelopen jaren is op dit vlak grote vooruitgang geboekt in het mbo; het aantal verzuimmeldingen is enorm gestegen. Het percentage studenten voor wie tussen september 2014 en april 2015 een verzuimmelding is gedaan, ligt onder Utrechtse studenten uit de focusopleidingen hoger dan in de vergelijkingsgroepen. Dat is deels, maar niet volledig, verklaarbaar doordat jongeren uit Utrecht meer verzuimen dan jongeren woonachtig buiten Utrecht. Op basis van de gegevens wordt vastgesteld dat in het project iets meer verzuim is gemeld dan in de vergelijkingsgroepen, zowel in termen van het percentage studenten met een melding als in de omvang van het verzuim (aantallen meldingen per student). Een eerste vergelijking tussen de eerste en de tweede helft van het schooljaar wijst erop dat ook iets beter (niet alleen meer ten opzichte van de vergelijkingsgroepen) wordt gemeld: het meldgedrag over de Utrechtse studenten in de focusopleidingen is sterker toegenomen dan in de vergelijkingsgroepen, óók ten opzichte van alleen de Utrechtse studenten uit de vergelijkingsgroepen. In mindere mate is ook het meldgedrag onder studenten uit de focusopleidingen die niet uit Utrecht afkomstig zijn verbeterd. Zij liften mee op het extra meldgedrag bij Utrechtse jongeren in de focusopleidingen. Of ook echt beter wordt gemeld ten opzichte van voorgaande schooljaren is nog onduidelijk; daarvoor is het nodig zowel voor de doelgroep als de vergelijkingsgroepen na afloop van 2014-2015 een vergelijking te maken met 2012-2013. Omdat er onder Utrechtse studenten uit de focusopleidingen meer verzuim wordt gemeld, worden in absolute zin ook meer overbelasten bereikt dan in de vergelijkingsgroepen. Het aandeel (percentage) overbelaste studenten in de verzuimmeldingen is niet toegenomen. Effecten op uitval voorzichtig positief, daling vsv nog niet duidelijk Er zijn alleen voorlopige en voorzichtige schattingen te maken over de ontwikkeling van het aantal uitvallers en vsv-ers. Dat komt omdat alleen uitvalcijfers tot 1 februari 2015 meegenomen konden worden. Circa 60 procent van de uitval vindt echter plaats in de zomermaanden. Omdat het aantal uitvallers tot 1 februari 2015 klein is, zijn de schattingsmarges groot.
17
Tussen september 2014 en februari 2015 zijn acht Utrechtse studenten uit de focusopleidingen
gestopt met hun opleiding. Ook in de vergelijkingsgroepen is maar een beperkt aantal studenten uitgevallen. Met een uitvalpercentage van 3,2 procent ligt de uitval onder de Utrechtse jongeren in de focusopleidingen iets lager dan het gemiddelde in de meegenomen vergelijkingsgroepen. Op basis van het aantal uitgevallen studenten is een schatting gemaakt van het percentage voortijdig schoolverlaters onder de Utrechtse studenten in de focusopleidingen. Dit komt waarschijnlijk uit tussen de 4,5 en 8,6 procent. Het is dan ook nog niet te zeggen in hoeverre de in het project benoemde doelstelling van 5,8 procent vsv-ers zal worden behaald. Daarvoor is verdere monitoring nodig, in ieder geval na afronding van het schooljaar 2014-2015. Om te zien of de (verwachte) effecten blijvend zijn, is monitoring ook daarna zinvol. Alles overziend en alle beperkingen van het onderzoek genoemd hebbende, lijkt het project Student in Beeld de goede weg ingeslagen te zijn. Effecten zullen met name de komende maanden tot uiting moeten komen in een lager uitvalcijfer en daarmee lager aantal vsv-ers. Gezien het feit dat de meeste uitval plaatsvindt in de zomermaanden, blijft het zaak ook de komende periode de studenten in de betrokken opleidingen nauw te blijven volgen. Op die manier kan - indien nodig tijdig worden ingegrepen, zodat studenten in de opleiding behouden blijven of naar andere opleidingen worden begeleid.
3.2
Aanbevelingen
De eerste voorlopige resultaten van het project Student in Beeld zijn positief. Er wordt meer en beter verzuim gemeld en het uitvalpercentage ligt iets lager dan in de vergelijkingsgroepen. De uitdaging van het bureau Leerlingzaken is om díe studenten te begeleiden, die het grootste risico lopen om uit te vallen. In paragraaf 2.1 is een typologie van probleemprofielen gepresenteerd. Studenten met de probleemprofielen problemen in de studiehouding [1], niveau [2] en loopbaan [3] hebben problemen die ‘alleen’ studiegerelateerd zijn. Zij hebben niet te maken met problemen en ondersteuningsvragen in de persoonlijke sfeer (thuis, verslaving, financieel, lichamelijk) noch op het gebied van gedrag (externaliserende of internaliserende gedragsproblematiek, psychische problematiek). De aard van de problematiek van deze groep studenten – enkel studiegerelateerd/aan het onderwijs verbonden – vraagt om ondersteuning door de opleiding of mbo-instelling zelf. Dit heeft tot gevolgd dat het bureau Leerlingzaken zich zou moeten richten op studenten met het profiel gedragsproblematiek of persoonlijke problematiek. Deze studenten hebben mogelijk óók studiegerelateerde problemen, maar zouden daarnaast ook ondersteund moeten worden op het gebied van gedrag of in de persoonlijke sfeer. Een nadere analyse op de data laat zien dat uitval vooral samenhangt met problemen in de thuissituatie. Ruim een derde van de uitvallers kampt met problemen thuis, tegenover (slechts) 13 procent van de niet-uitgevallen studenten. In mindere mate spelen ook gedragsproblemen vaker een rol bij uitval. Daarnaast komen loopbaangerelateerde problemen meer voor bij uitvallers, maar hier ligt zoals gezegd (specifiek) een taak bij de onderwijsinstelling. Deze problemen zullen met name in de eerste lijn, door docenten en slb-ers, gesignaleerd moeten worden. De aanwezigheid van RMC-medewerkers op locatie van de opleidingen, waar in het project Student in Beeld aan is gewerkt, kunnen ertoe bijdragen dat deze signalen goed worden opgepikt door de medewerkers RMC.
18
Tegelijkertijd is in de Regiomonitor VSV20 geconstateerd dat de omvang van het ongeoorloofd verzuim een dusdanig grote omvang heeft dat een reactieve, repressieve aanpak alleen - gericht op verzuimende studenten - onvoldoende zal zijn om de verzuimproblematiek (en daaraan gerelateerde problemen, waaronder uitval) terug te dringen. De benodigde menskracht zou daarvoor te groot zijn. Om die reden lijkt het zinvol zijn om ook over een preventieve aanpak na te denken. Daarbij kan gedacht worden aan roostering, kwalitatieve goede onderwijsprogrammering (‘aantrekkelijk onderwijs’), begeleiding en voorlichting.
20 Eimers, T., R. Kennis, E. Keppels, & M. Roelofs (2015). Minder voortijdig schoolverlaters: onderzoek bij vijf mboinstellingen. Nijmegen: KBA Nijmegen.
19
Bijlage 1 – Methodiek van de probleemprofielen
De typologie21 bestaat uit vijf hoofdcategorieën (profielen), namelijk gedragsproblematiek, persoonlijke problematiek, problemen in de studiehouding, problemen met het niveau en loopbaanproblematiek. De zesde categorie bestaat uit overige problematiek. In elk van de hoofdcategorieën vallen diverse soorten problemen. In het profiel Gedragsproblematiek zijn alle vormen van problemen in het gedrag en sociaal-emotionele problemen opgenomen. De meeste geïndiceerde stoornissen, zoals stoornissen in het autismespectrum en veelvoorkomende stoornissen als ADHD en ADD, vallen binnen dit profiel. Het profiel Persoonlijke problematiek omvat problemen in de thuis- of gezinssituatie, gezondheidsproblemen, inclusief fysieke beperkingen, verslavingsproblemen en financiële problemen. De genoemde twee profielen hebben betrekking op de persoon zelf en op zijn of haar privésituatie. De andere drie profielen gaan over de studie. Problemen met de studiehouding/vaardigheden omvat problemen rondom motivatie, leerhouding en verzuim. Het profiel Problemen met het studieniveau verwijst expliciet naar problemen door leerachterstanden, een te hoog studieniveau en problemen met de Nederlandse taal. Het laatste profiel van de Loopbaanproblematiek heeft betrekking op studiekeuzeproblemen en studiewisselingen, inclusief afstroom. De namen van de profielen zijn zo gekozen dat ze de hoofdmoot van de problemen binnen het profiel omvatten. Dat pakt niet altijd gelukkig uit, omdat bijvoorbeeld onder de noemer gedragsproblematiek ook een flink deel geestelijke gezondheidsproblematiek opgenomen is. De aanduiding gedragsproblematiek is dan ook geen classificatie van problemen, maar louter een verzamelbegrip. Elke student valt in één profiel, er is sprake van hiërarchisch geordende profielen. Gedragsproblematiek gaat boven Persoonlijke problematiek dat weer boven Problemen in de studiehouding/studievaardigheden gaat. Onderaan de ladder staat Loopbaanproblematiek. Een student met gedragsproblemen krijgt altijd het profiel Gedragsproblematiek, ongeacht of er ook sprake is van nog andersoortige problemen. Een student met persoonlijke problemen komt altijd in het profiel Persoonlijke problematiek, ongeacht andere problemen, tenzij… er sprake is van gedragsproblematiek, want dan was immers het profiel Gedragsproblematiek van toepassing. Zo heeft een student met het profiel Problemen studiehouding/-vaardigheden bijvoorbeeld problemen met de studiehouding, mogelijk ook niveauproblemen en loopbaanproblemen, maar géén gedragsen persoonlijke problemen. Logischerwijs geldt voor het profiel Loopbaanproblematiek, dat studenten met dit profiel uitsluitend te maken hebben met loopbaanproblemen en met niets anders. Het voordeel van de indeling is duidelijk wanneer we kijken naar het profiel Loopbaanproblematiek. Dit profiel heeft in deze methodiek geen andere soorten problemen, waardoor het mogelijk is de hele studiekeuzeproblematiek scherp af te bakenen van de andere problemen. Een andere consequentie van de gekozen indeling is dat het profiel Gedragsproblematiek mogelijk alle andere soorten onderliggende problemen kan omvatten. In wat mindere mate geldt dat ook voor het profiel Persoonlijke problematiek. 21 Deze typologie is ontwikkeld in de Regiomonitor VSV Utrecht en is (mede) gebaseerd op de beschrijving van overbelaste jongeren in het WRR-rapport ‘Vertrouwen in de school: over de uitval van ‘overbelaste’ jongeren’. In dat rapport worden overbelaste jongeren getypeerd als ‘leerlingen die gebukt gaan onder een opeenstapeling van […] individuele en omgevingsproblemen […]. Waar het om gaat […] is de optelsom, […] een stapeling van […] factoren (p.36).
21
Studenten met meervoudige en multiproblematiek binnen het profiel Gedragsproblematiek en leerlingen met meervoudige en multiproblematiek binnen het profiel Persoonlijke problematiek rekenen we tot ‘overbelasten’.
Figuur 1 – Overzicht hiërarchische ordening problematiek
22
Bijlage 2 – Betrokken opleidingen
Verzuim en uitval per opleiding
Groep
Opleiding
Niveau
Mboinstelling
Aantal studenten
% studenten met ten minste één verzuimmelding
Aantal uitval tot 1-2-2015
1
AKA
1
MBOU
34
68
2
1
Financiële Beroepen
3
MBOU
16
38
-
1
Financiële beroepen
4
MBOU
70
43
1
1
Verkoopmedewerker
2
MBOU
26
88
1
1
Verkoopspecialist
3
MBOU
9
22
1
1
AKA
1
ROCMN
15
67
2
1
Mw. bediening/café/bar
2
ROCMN
3
100
-
1
Kok
2
ROCMN
6
-
-
1
Helpende Zorg en Welzijn
2
ROCMN
70
27
1
2
AKA
1
MBOU
24
71
2
2
Financiële Beroepen
3
MBOU
10
60
-
2
Financiële beroepen
4
MBOU
89
33
-
2
Verkoopmedewerker
2
MBOU
15
93
-
2
Verkoopspecialist
3
MBOU
20
20
-
2
AKA
1
ROCMN
9
89
3
2
Mw. bediening/café/bar
2
ROCMN
20
65
1
2
Kok
2
ROCMN
21
14
1
2
Helpende Zorg en Welzijn
2
ROCMN
64
31
1
3
Commercieel medewerker
3
MBOU
6
67
-
3
Facilitair medewerker
2
ROCMN
15
53
1
4
Commercieel medewerker
3
MBOU
18
33
-
4
Facilitair medewerker
2
ROCMN
22
27
-
5
Mw. bediening/café/bar
2
MBOU
12
42
1
5
Helpende Zorg en Welzijn
2
MBOU
60
45
1
5
Verkoopmedewerker
2
MBOU
16
69
1
5
Verkoopspecialist
3
MBOU
3
33
1
5
Financiële Beroepen
3
ROCMN
75
24
4
5
Financiële beroepen
4
ROCMN
68
21
3
5
Helpende Zorg en Welzijn
2
ROCMN
85
35
6
5
Verkoopmedewerker
2
ROCMN
28
61
3
Groep 1: Focusopleiding SiB, BOL, 18-19 jaar, woonachtig binnen gemeente Utrecht Groep 2: Focusopleiding SiB, BOL, 18-19 jaar, woonachtig buiten gemeente Utrecht Groep 3: Schaduwopleiding, BOL, 18-19 jaar, woonachtig binnen gemeente Utrecht Groep 4: Schaduwopleiding, BOL, 18-19 jaar, woonachtig buiten gemeente Utrecht Groep 5: Opleiding SiB maar andere locatie of andere mbo-instelling, BOL, 18-19 jaar, ongeacht woongemeente
23
Bijlage 3 – Overzicht studenten in betrokken opleidingen Opleidingen Student in Beeld (BOL) Focusopleidingen op betrokken ROC/locatie
18-19 jaar
AKA Financiële Beroepen Financiële beroepen Mw. bediening/café/bar Helpende ZW Kok Verkoopmedewerker Verkoopspecialist Commercieel mw Facilitair medewerker Totaal
gem. Utrecht
buiten Utrecht
Nv
Aantal
Aantal
1 3 4 2 2
49 16 70 3 70 6 26 9 249
2 3 3 2
<18 / > 19 jaar
Focusopleidingen op ander ROC/locatie
18-19 jaar
Aantal
33 10 89 20 64 21 15 20 -
73 24 128 11 69 25 11 16 -
75 68 12 145 44 3 -
272
357
347
Schaduwopleidingen op betrokken ROC/locatie
<18 / > 19 jaar
ongeacht re- ongeacht re- ongeacht regio gio gio Aantal
Grijs gemarkeerde groepen zijn uit de analyses gehouden.
Schaduwopleidingen (BOL)
18-19 jaar
<18 / > 19 jaar
Schaduwopleidingen op Focusopleidingen ander ROC niet in aangeleverd bestand 18-19 jaar
<18 / > 19 jaar
gem. Utrecht
buiten Utrecht
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
36 3 -
6 15
18 22
21 26
23 -
9 -
15 -
341
21
40
47
23
9
15
Aantal
43 71 10 114
ongeacht re- ongeacht re- ongeacht regio gio gio