De afgelopen jaren is zichtbaar geworden dat er een grote groep jongeren de opleiding verlaat zonder startkwalificatie. De gemeente Utrecht heeft van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de opdracht aangenomen om het cijfer van voortijdige schoolverlaters in de leeftijd van 18 en 19 jaar op het mbo te verlagen. Om te kunnen voldoen aan deze doelstelling is het project Student in Beeld opgericht.
Eindverslag Project ‘Student in Beeld’
Sophie van Wees Lucca Visser Khalid Elbaz Myrthe Disselhorst 3-7-2015
1
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Inleiding
Blz. 3
1.1 Focusopleidingen
Blz. 3
1.2 Onderzoek naar VSV
Blz. 4
1.3 Opdracht, doelen en cijfers
Blz. 4
1.4 Leeswijzer
Blz. 5
Hoofdstuk 2
Opzet project
Blz. 6
2.1 Wie hebben aan het project deelgenomen?
Blz. 6
2.2 Uitvoering project
Blz. 7
Hoofdstuk 3
Resultaten
Blz. 12
3.1 Resultaten enquête docenten mbo en RMC-medewerkers
Blz. 12
3.2 Resultaten gesprekken en interviews signalen en knelpunten
Blz. 13
3.3 Verantwoording instrumenten
Blz. 15
3.4 Onderzoek verzuimmeldingen en uitschrijvingen
Blz. 16
Hoofdstuk 4
Samenvattende conclusies
Blz. 23
Hoofdstuk 5
Aanbevelingen
Blz. 25
Hoofdstuk 6
Discussie
Blz. 28
Inhoudsopgave bijlagen Bijlage 1
Resultaten per opleiding
Blz. 2
1.1 ROC Midden Nederland Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent
Blz. 3
1.2 ROC Midden Nederland Helpende Zorg en Welzijn
Blz. 7
1.3 ROC Midden Nederland Koksopleiding
Blz. 12
1.4 ROC Midden Nederland Medewerker Bediening/bar-café
Blz. 16
1.5 MBO Utrecht Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent
Blz. 20
1.6 MBO Utrecht Handel niveau 2 Verkoopmedewerker
Blz. 25
1.7 MBO Utrecht Handel niveau 3 Verkoopspecialist
Blz. 31
1.8 MBO Utrecht financiële beroepen, niveau 3 en 4
Blz. 34
Bijlage 2
Instrumenten
2.1 Zorg in Beeld ROC Midden Nederland
Blz. 38
2.2 Zorg in Beeld MBO Utrecht
Blz. 39
2.3 Stroomschema ROC Midden Nederland
Blz. 40
2.4 Stroomschema MBO Utrecht
Blz. 41
2.5 Sociale Kaart
Blz. 42
2.6 Informatie over leerplicht/RMC voor studenten
Blz. 54
2
Hoofdstuk 1
Inleiding
De afgelopen jaren is zichtbaar geworden dat een grote groep jongeren de opleiding verlaat zonder startkwalificatie (diploma op mbo niveau 2, 3, 4 of havo/vwo). In het schooljaar 2014-2015 heeft de gemeente Utrecht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de opdracht aangenomen om het cijfer van voortijdige schoolverlaters (hierna te noemen VSV-ers) in de leeftijd van 18 en 19 jaar op het mbo te verlagen. Om te kunnen voldoen aan deze doelstelling is het project Student in Beeld opgericht. Het project is uitgevoerd door de gemeente Utrecht in samenwerking met ROC Midden Nederland en MBO Utrecht. Het heeft plaatsgevonden op 9 focusopleidingen van deze mbo instellingen.
1.1 Focusopleidingen Er is een kwantitatieve analyse gemaakt van de 18- en 19-jarige schoolverlaters in het mbo in schooljaar 2012-2013. De grootste groep uitvallers in RMC regio Utrecht zijn de jongeren in de leeftijd van 18 en 19 jaar. 6,1% van alle 18-jarige (452 leerlingen) en 6,8% van de 19-jarige (309 leerlingen) mbo-deelnemers vielen uit in het schooljaar 2012-2013. Naar aanleiding van de analyse en overleg met het mbo is ervoor gekozen om een aantal opleidingen met de hoogste VSV-cijfers binnen de doelgroep te benoemen tot focusopleidingen. Hieronder is een overzicht te zien van de deelnemende opleidingen en de VSV-cijfers.
MBO instelling
Opleiding
VSV 18 en 19 jaar
VSV in %
MBO Utrecht
Financiële beroepen
9
17%
MBO Utrecht
Verkoper
9
25%
detailhandel MBO Utrecht
AKA
16
67%
ROC MN
Kok
10
15%
ROC MN
Horeca Assistent
13
45%
ROC MN
Helpende Zorg en
18
11%
8
25%
Welzijn ROC MN
AKA
3
Naast de focusopleidingen zijn er ook twee schaduwopleidingen benoemd; de opleiding commercieel medewerker van MBO Utrecht en Facilitaire dienstverlening van ROC MN. Het project heeft zich niet actief gericht op deze opleidingen. Wel zijn er metingen uitgevoerd. Er is op deze manier gemeten of er verschil van het aantal verzuimmeldingen en het aantal uitvallers zichtbaar is tussen de opleidingen waar het project wel heeft gedraaid en waar het project niet heeft gedraaid.
Het project is uitgevoerd binnen de gemeente door twee afdelingen. De afdeling onderwijs heeft metingen uitgevoerd. Een viertal medewerkers van afdeling leerlingzaken, team RMC, zijn verantwoordelijk geweest voor het uitvoerende deel op de mbo instellingen. Studenten in de leeftijd van 18 en 19 jaar vallen onder het MBO/RMC team van de gemeente Utrecht zodra ze in aanraking komen met de gemeente, afdeling leerlingzaken. RMC staat voor Regionale Meld- en coördinatiefunctie.
1.2 Onderzoek naar VSV Uit een onderzoek1 van Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (hierna te noemen als KBA) in RMC regio Utrecht blijkt dat ruim 50% van de huidige voortijdig schoolverlaters (16-23 jaar) in het mbo binnen de RMC regio Utrecht niet zijn bereikt middels de preventieve instrumenten ter voorkoming van schooluitval. Er is bij deze groep studenten geen verzuim gemeld, en ze zijn niet bij de tweede lijn (studieloopbaancentrum, trajectbureau of zorgpartner) aangekomen. Uit onderzoek2 van het expertisecentrum beroepsonderwijs (hierna te noemen als ECBO) komt naar voren dat vooral docenten in het mbo veel signalen voor dreigende uitval opvangen, met name tijdens informele contacten met studenten. De sleutel voor het signaleren van dreigende schooluitval ligt bij docenten en loopbaanbegeleiders binnen het mbo. Zij hebben immers dagelijks contact met de deelnemers.
1.3 Opdracht, doelen en cijfers Voor het project Student in Beeld is een opdracht geformuleerd vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Om deze opdracht te behalen zijn drie doelen geformuleerd, met daarbij te behalen cijfers.
1
KBA Nijmegen “Regiomonitor VSV Utrecht” (Ton Eimers, Rita Kennis, Erik Keppels, juni 2014)
2
“Vroegtijdig signaleren van onderwijsuitval, Inzichten van en voor de praktijk” (Barbara van Wijk en Carlos
van Kan, december 2013)
4
De opdracht van het project Het terugdringen van de schooluitval van jongeren van 18 jaar en 19 jaar in het mbo.
Doelen 1. De (dreigende) uitval van studenten eerder en beter in beeld krijgen, waardoor tijdig de juiste acties, zoals doorverwijzen naar tweedelijnszorg, kan worden ingezet. 2. Het opzetten van een intensievere, gestructureerde samenwerking tussen mbo en RMC om beter zicht te krijgen op het verzuim dat daadwerkelijk leidt tot uitval. 3. Het ontwikkelen en opleveren van een instrument om uitval eerder en beter in beeld te krijgen.
Cijfers Om de opdracht te laten slagen moeten de volgende cijfers worden behaald: In het schooljaar 2014-2015 is de uitval onder de 18-jarigen (452 leerlingen) verlaagd van 6,1% (28 leerlingen) naar 5,5% (25 leerlingen). De uitval onder 19-jarigen (309 leerlingen) is verlaagd van 6,8% (21 leerlingen) naar 6% (19 leerlingen).
1.4 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van het project. Er wordt beschreven welke partijen er zijn betrokken, welke methoden en instrumenten zijn gebruikt en er wordt een korte analyse gemaakt van de uitgevoerde taken. Hoofdstuk 3 is gewijd aan de resultaten van het project. Deze resultaten zijn opgedeeld in vier paragrafen. De eerste twee paragrafen bevatten kwalitatieve resultaten, zoals de uitkomsten van de afgenomen enquêtes en een samenvattend overzicht van de verzamelde kwalitatieve gegevens. De derde paragraaf bestaat uit een verantwoording van de ontwikkelde instrumenten. In paragraaf 4 is de terugkoppeling van de kwantitatieve gegevens weergegeven, namelijk de metingen van het aantal uitschrijvingen en verzuimmeldingen van de studenten. In hoofdstuk 4, 5 en 6 worden de samenvattende conclusies, aanbevelingen en de discussie gepresenteerd. De ontwikkelde instrumenten en een compleet overzicht van de kwalitatieve gegevens zijn opgenomen in de bijlagen.
5
Hoofdstuk 2
Opzet project
In dit hoofdstuk wordt verder in gegaan op wie aan het project hebben deelgenomen en hoe het project is uitgevoerd.
2.1 Deelnemers project Verschillende partijen waren betrokken bij het project. Dit waren de opdrachtgever, de projectgroep, de werkgroep Leerlingzaken, een kwaliteitsmedewerker en een communicatiemedewerker. Deze partijen hadden de volgende rollen in het project: -
Opdrachtgever
Slaus van Dam, manager Leerlingzaken van de Gemeente Utrecht, is de opdrachtgever van het project. De projectleider van Student in Beeld legde verantwoording af over de voortgang van het project aan de opdrachtgever. De opdrachtgever gaf dit door aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. -
Projectgroep
De projectgroep richtte zich op de inhoudelijke voortgang van het project. De projectgroep bestond naast vertegenwoordigers vanuit ROC MN en MBO Utrecht, ook uit een aantal medewerkers van de gemeente Utrecht; een beleidsmedewerker van de afdeling onderwijs en de teamleider van afdeling Leerlingzaken en de projectleider. De projectgroep verzamelde signalen vanuit ieders partij en waar nodig werd het project aangepast of bijgestuurd. -
Werkgroep leerlingzaken
De werkgroep leerlingzaken bestond uit drie projectmedewerkers en de projectleider, allen werkzaam bij de gemeente Utrecht. De werkgroep was verantwoordelijk voor de uitvoering van het projectplan op de mbo-instellingen en in de (regio)gemeente(n). Ieder lid van de werkgroep was gekoppeld aan één of meerdere opleidingen uit het project en droeg verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het project op die betreffende opleidingen. Daarnaast was het de taak van de werkgroep signalen en knelpunten te verzamelen vanuit de verschillende lagen van de opleidingen, zoals de opleidingsmanagers, de medewerkers uit de tweede lijn en de docenten. -
Kwaliteitsmedewerker
De kwaliteitsmedewerker die betrokken was bij het project was Carlos van Kan, die werkzaam is bij het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO). Hem is gevraagd om vanuit zijn expertise kritische en objectieve feedback te geven op het project en de projectgroep te adviseren over de ontwikkelde aanpak en maatregelen. Carlos van Kan heeft ondersteund in de ontwikkeling van de producten. Daarnaast heeft hij tijdens de eerste gezamenlijke (pizza)bijeenkomst van het project een workshop gegeven over vroegsignalering door docenten.
6
-
Communicatiemedewerker
De communicatiemedewerker, Joni Prescher, heeft de communicatie over het project richting de (regio)gemeente(n) op zich genomen. Daarnaast heeft zij bijgedragen in de opmaak en ontwikkeling van de uiteindelijke producten.
Figuur 1. Organogram deelnemers project
Kerngroep VSV / Opdrachtgever
Communicatie
Projectgroep
medewerker
Kwaliteits medewerker
Werkgroep Leerlingzaken
2.2 Uitvoering project De uitvoering van het project vond voornamelijk plaats op de scholen. De leden van de werkgroep hadden ieder eigen locaties met hun focusopleidingen. Zij waren twee of drie dagen per week aanwezig op school om de samenwerking tussen de focusopleidingen, de zorgstructuur binnen het mbo en het RMC te intensiveren.
2.2.1 Methoden voor data verzameling In het project zijn verschillende methoden gebruikt om de benodigde informatie over verschillende vraagstellingen te verzamelen en de doelstellingen te bereiken.
7
Methoden
Doelgroep
Gericht op
Beantwoording doelstelling
Enquête
Docenten en RMC-
Redenen van uitval van
Doel 1 en 2:
medewerkers
studenten, interne en
Inzicht krijgen in
externe zorgstructuur en
ervaringen van
de samenwerking tussen
docenten en RMC-
mbo en RMC.
medewerkers over die onderwerpen, om startpunt te bepalen.
Interviews
Opleidingsmanagers,
Bestaande werkprocessen
Doel 1, 2 en 3:
professionals uit de
binnen het mbo, de mate
Zicht krijgen op de
zorgstructuur,
van tevredenheid over
huidige praktijk, door
docenten en RMC-
interne en externe
signalen (knelpunten
medewerkers
zorgstructuren en de
en good practice) op
samenwerking tussen mbo
te halen en dieper in
en RMC.
te gaan op de enquêteresultaten. Ook zijn behoeftes van professionals op het mbo in kaart gebracht.
Gesprekken met
Studentenraden,
Verzuim en (dreigende)
Doel 1 en 3:
studenten
interviews met
uitval van studenten.
Zicht krijgen op de
studenten en
visie van studenten
verzuimgesprekken
op het verzuimbeleid en de preventieve hulpmiddelen om verzuim tegen te gaan.
Analyse
Werkgroep
Verzuimmeldingen van 18-
Doel 2 en 3:
verzuimmeldingen
leerlingzaken
en 19-jarigen
Zicht krijgen op hoe het verzuimbeleid van het mbo en werkprocessen binnen RMC in de praktijk worden uitgevoerd en
8
tot welke resultaten dat leidt. Analyse
Mbo
Werkprocessen binnen het
Doel 3:
werkprocessen en
mbo, zoals het
Werkprocessen in
beleid
verzuimprotocol, de
kaart brengen en op
zorgstructuur, het
een overzichtelijke
uitschrijven van studenten
manier in een
en de schorsings- en
stroomschema
verwijderingsprocedure.
verwerken.
Analyse van KBA
Ton Eimers en Rita
Onderzoek naar mate van
Doel 1 en 2:
Nijmegen
Kennis, KBA
verzuim en redenen van
Analyseren wat voor
Nijmegen
uitval op basis van
soort verzuim
gegevens uit DUO en via
daadwerkelijk leidt tot
dossieronderzoek van alle
uitval en welk effect
studenten woonachtig in de
het project Student in
gemeente Utrecht.
Beeld heeft op de focusopleidingen.
2.2.2 Uitwerking methoden In de eerste fase van het project is een enquête onder de docenten en RMCmedewerkers afgenomen. In deze enquête is gevraagd naar wat zij beschouwen als de belangrijkste redenen van uitval bij studenten. Ook is er gevraagd wie ze binnen en buiten school inschakelen als er sprake is van (dreigende) uitval bij studenten en in hoeverre ze tevreden zijn met de zorgstructuren binnen en buiten school. Tot slot is ingegaan op de tevredenheid over de samenwerking tussen het mbo en RMC. In totaal hebben 26 docenten en 11 RMC-medewerkers de enquête ingevuld. De leden van de werkgroep hebben naar aanleiding van de uitkomsten van de enquêtes met verschillende disciplines binnen het mbo diepte-interviews gehouden. Er is verder ingegaan op de signalen (good practices en knelpunten) omtrent verzuim en (dreigende) uitval van studenten binnen het mbo. De behoeften rondom dit probleem zijn in kaart gebracht. Over deze thema’s is uitgebreid gesproken met de vijf opleidingsmanagers van de negen focusopleidingen en 17 professionals uit de zorgstructuur. Tevens is met de SLB’ers en docenten dieper in gegaan op de ingevulde enquêtes. Ook studenten en studentenraden zijn bevraagd over deze onderwerpen. De RMC-medewerkers uit het project hebben ook deelgenomen aan de teambesprekingen en zijn aangesloten bij studentbesprekingen. Daarnaast is ingezoomd op de ondersteunende werkprocessen ten behoeve van vroegsignalering binnen het mbo. Er is onder andere gekeken naar het verzuimprotocol, de zorgstructuur, het uitschrijven van studenten en de schorsings- en
9
verwijderingsprocedure. De leden van de werkgroep konden met hun kennis van de problematiek rond verzuim, schooluitval en het brede netwerk van partners in de ondersteuning van risicojongeren, signalen van docenten en jongeren actief ophalen en verbinden. Het doel hiervan is het vroeg signaleren van studenten die dreigen uit te vallen, zodat op tijd actie ondernomen kan worden en de kans vergroot wordt dat de student zijn schoolloopbaan kan voortzetten. Naast de interviews en het ophalen van de signalen en knelpunten is er ook gesproken met studenten. De focusopleidingen hebben het volgende aantal studenten:
MBO Utrecht
ROC Midden Nederland
Regio
227
262
489
Gemeente
138
122
260
365
384
Totaal
Tabel 1. Aantal studenten van de focusopleidingen van MBO Utrecht en ROC Midden Nederland
Er is voornamelijk met studenten gesproken tijdens de verzuimgesprekken, maar ook tijdens voorlichtingen in de klas en tijdens de bijeenkomsten van de studentenraad. De verzuimmeldingen van de studenten van 18 en 19 jaar zijn behandeld door de leden van de werkgroep. In totaal zijn er van 151 studenten uit de focusopleidingen één of meerdere verzuimmeldingen gedaan. Iedere melding is in behandeling genomen door de werkgroep leden. Aan de hand van sommige meldingen heeft er een huisbezoek of een gesprek plaatsgevonden op school met de student, de SLB’er en eventueel de ouders. Andere meldingen zijn afgedaan met een schriftelijk waarschuwing. Tot slot heeft het onderzoeksbureau KBA Nijmegen, in opdracht van Student in Beeld, onderzoek3 gedaan binnen de focusopleidingen van het project. In het onderzoek zijn de jongeren die geboren zijn tussen 1 december 1994 en 31 juli 1997, oftewel de 18- en 19-jarige studenten, uit de opleidingen in het project Student in Beeld in de eerste negen maanden van het schooljaar 2014-2015 gevolgd in hun schoolloopbaan. Er is gekeken naar de mate van verzuim (tussen september 2014 en april 2015), naar uitval, problematieken van studenten en voortijdig schoolverlaten (tot 1 februari 2015). Voor het bepalen van uitval zijn brongegevens van DUO gebruikt. 2.2.3 Analyse Met de resultaten uit de enquête en de eerste interviews met betrokkenen is een algemeen beeld omtrent het onderwerp uitval ontstaan vanuit de docenten en RMC3
KBA Nijmegen “Monitoring Student in Beeld” (Rita Kennis, juni 2015)
10
medewerkers. Dit algemene beeld is voorgelegd aan de projectgroep en aan de medewerkers van de focusopleidingen tijdens de zogeheten ‘pizzabijeenkomst.’ Deze bijeenkomst is halverwege het project georganiseerd om alle betrokkenen op de hoogte te stellen van de signalen die tot dus ver waren opgehaald, onze werkwijzen en de stappen die de maanden daarop zouden volgen. Gedurende het project zijn alle signalen en knelpunten die naar voren zijn gekomen in de interviews bijgehouden in één document per focusopleiding. De belangrijkste signalen zijn maandelijks besproken met de projectgroep. Deze signalen en knelpunten van alle opleidingen zijn naast elkaar gelegd en vergeleken. Hieruit bleek dat er overeenkomsten tussen de signalen van de verschillende opleidingen waren. Er zijn vijf gemeenschappelijke thema’s uit naar voren gekomen. Op basis van deze vijf thema’s zijn de resultaten per opleiding uitgeschreven (zie bijlagen). Dit is voorgelegd aan de betrokkenen (de opleidingsmanagers, tweede lijn, docenten en de leden van de projectgroep). Vervolgens zijn deze resultaten vergeleken en zijn overeenkomsten uitgeschreven. Hieruit is het aandachtspuntendocument ontstaan. Dit document is terug te vinden in het hoofdstuk resultaten.
11
Hoofdstuk 3
Resultaten
Om te voldoen aan de drie doelstellingen en de te behalen cijfers, heeft het project Student in Beeld op verschillende manieren informatie ingewonnen over het onderwerp (dreigende) uitval van studenten op het mbo. De resultaten hiervan zijn in dit hoofdstuk te lezen en zijn opgedeeld in vier paragrafen.
1. Voor het behalen van doel één (de (dreigende) uitval van studenten eerder en beter in beeld krijgen, waardoor er tijdig de juiste acties, zoals doorverwijzen naar tweedelijnszorg, kan worden ingezet) en doel twee (beter zicht krijgen op het verzuim dat leidt tot uitval), is ten eerste een enquête onder docenten van de focusopleidingen en RMC-medewerkers uitgezet. 2. Vervolgens zijn aan de hand van deze resultaten gesprekken gevoerd met docenten. Daarnaast zijn interviews gehouden met de opleidingsmanagers en tweedelijnszorg binnen de opleidingen over de signalen en knelpunten omtrent (dreigende) uitval van studenten. Per opleiding zijn resultaten hiervan uitgewerkt (opgenomen in de bijlagen), om vervolgens algemene aandachtspunten te kunnen beschrijven. 3. Aan de hand van die resultaten is aan de slag gegaan met doel drie: het ontwikkelen van instrumenten, om uitval eerder en beter in beeld te krijgen, waar andere opleidingen ook gebruik van kunnen maken. 4. Tot slot zijn metingen van verzuimmeldingen en uitschrijvingen gedaan, om de cijfers van de opdracht in kaart te brengen.
3.1
Resultaten enquête docenten mbo en RMC-medewerkers
In de eerste fase van het project is er een enquête afgenomen onder de docenten van de focusopleidingen en de RMC-medewerkers. Er is gekozen om een enquête te gebruiken om onder andere zicht te krijgen op de beleving van de betrokkenen op een aantal onderwerpen. Denk hierbij aan de mate waarop men tevreden is over de samenwerking tussen mbo en RMC, maar ook wat de belangrijkste redenen van uitval kunnen zijn. Een van de doelen is om, door een intensievere samenwerking tussen mbo en RMC, beter zicht te krijgen op het verzuim dat daadwerkelijk leidt tot uitval. Door de RMC-medewerkers werden een verkeerde studiekeuze, de kwaliteit van onderwijs en persoonlijke problematiek het meest genoemd als belangrijkste redenen van uitval van studenten. Bij alle mbo-scholen werd persoonlijke problematiek het meest genoemd als belangrijkste reden van uitval. Onder persoonlijke problematiek worden problemen in de thuissituatie, financiële problemen en psychische problemen verstaan. Daarna volgden een verkeerde studiekeuze en motivatie. Opvallend is dat elf docenten van horeca opleidingen (koksopleiding en gastheer/gastvrouw) vermoeden dat een ander
12
verwachtingspatroon van de opleiding een belangrijke reden van uitval is. Op het mbo wordt door de docenten het meest het SLC/SDV ingeschakeld op het moment dat er sprake is van (dreigende) uitval bij studenten (25 keer). Daarna wordt de aandachtsfunctionaris zorg/taakdocent zorg het meest genoemd (18 keer). Verder worden leerplicht/RMC, de schoolarts, SMW, medecollega’s, de studieloopbaanbegeleider en de teammanager ingeschakeld. De RMC-medewerkers schakelen binnen school het meest de loopbaanbegeleider in. Vervolgens werden het SMW, de opleidingsmanagers en het SLC/SDV genoemd. Om zicht te krijgen op de tevredenheid rondom de onderwerpen zorgstructuur en samenwerking mbo en RMC, konden er vragen beantwoord worden in een schaalvraag die liep van niet tevreden naar neutraal en uiteindelijk tevreden. De vragen konden gescoord worden naar eigen beleving. De tevredenheid van de RMC medewerkers over de zorgstructuur binnen school varieert van niet tevreden tot tevreden. De docenten van ROC MN zijn neutraal tot heel tevreden over de zorgstructuur binnen school, waarbij de meeste docenten tevreden zijn over de zorgstructuur. Op MBO Utrecht varieert de tevredenheid van niet tevreden tot tevreden. Het grootste deel geeft aan tevreden te zijn. Wanneer er sprake is van (dreigende) uitval schakelen de docenten van het MBO buiten school voornamelijk leerplicht/RMC in (24 keer). Vervolgens werden ouders het meest genoemd (22 keer). De RMC-medewerkers noemen het Buurtteam het vaakst (acht keer), met vervolgens Jes030, JOU Jongerenwerk, Young Ambition en ouders. Op de vraag hoe tevreden de docenten op het mbo en de RMC-medewerkers zijn met de zorgstructuur buiten school, antwoordden de meeste respondenten dat ze hier neutraal over zijn. Een enkele docent van het mbo is niet geheel tevreden of juist wel tevreden. Zowel de docenten binnen het mbo als de RMC-medewerkers zijn neutraal tot tevreden over de samenwerking tussen mbo en RMC. Als opmerking werd door meerdere docenten genoemd dat er echter wel grote verschillen zijn in werkwijzen tussen Utrecht en omliggende gemeenten. De meningen over het aanbod van RMC verschillen. Negen docenten geven aan neutraal te zijn over het aanbod van RMC. Zeven docenten vinden het aanbod van RMC niet toereikend genoeg en zes docenten zijn tevreden over het aanbod van RMC. 3.2
Resultaten gesprekken en interviews signalen en knelpunten
Per opleiding zijn resultaten van de gesprekken en interviews uitgewerkt. Deze verslagen per opleiding zijn opgenomen in de bijlagen. Een aantal verslagen zullen qua inhoud grotendeels overeen komen. De oorzaak hiervan is dat sommige docenten op meerdere opleidingen les geven en dat de tweedelijnszorg zich richt op de gehele locatie. Na analyse van alle opgehaalde signalen en knelpunten vanuit de verschillende opleidingen, bleken er ook vele overeenkomsten tussen de verschillende locaties te zijn. Deze
13
overeenkomsten waren onder te verdelen in vijf onderwerpen: student, docent, ouders, zorgstructuur en samenwerking mbo en RMC. Het blijkt dat men veelal tegen dezelfde knelpunten aan loopt en dat signalen overeenkomen. Daarvanuit zijn per onderwerp algemene aandachtspunten beschreven.
Aandachtspunten
S
Het aantal studenten waarbij sprake is van (multi)problematiek neemt toe, dit vraagt meer individuele aandacht voor studenten en doet een appèl op de kennis, kunde en begeleidingstijd van
T
docenten.
U
Elke opleiding heeft te maken met de zogenoemde niet-willers. Deze studenten zitten op school
D E N
omdat ze moeten, terwijl ze bijvoorbeeld liever zouden willen werken. De groepsdynamica in een klas blijkt een terugkerend onderwerp, er zijn klassen waarin studenten elkaar positief beïnvloeden en klassen waarin studenten elkaar juist negatief beïnvloeden. Naast ongeoorloofd verzuim kan geoorloofd verzuim tevens gevolgen hebben voor de schoolloopbaan. Beleid op geoorloofd verzuim is nodig om deze studenten in beeld te houden.
T Aandachtspunten
D
Docenten ervaren een toenemende werkdruk en taakbelasting. Daarnaast is er tussen docenten
O
een verschil in betrokkenheid en tijd die men in begeleiding van studenten steekt.
C
Studenten geven aan dat persoonlijke aandacht van de loopbaanbegeleider essentieel is bij de
E
sprake is van dreigende uitval.
N
Het is niet altijd bekend welke taken en verantwoordelijkheden onder de functie van
vroege signalering van mogelijke problemen. Acties worden regelmatig pas uitgezet zodra er al
studieloopbaanbegeleider valt. Denk hierbij aan het doorverwijzen naar zorg of het monitoren van een
T
O U D E R S
traject.
Aandachtspunten Er heerst onduidelijkheid over het beleid rondom het betrekken van ouders bij de schoolloopbaan van de student. Dit geldt voor zowel studenten van 18+ als studenten van 18-.
Ouders zijn van grote invloed op het succesvol doorlopen van de schoolloopbaan door een student. Echter, ouders zijn of willen niet altijd betrokken worden. Ouders komen niet opdagen op ouderavonden, reageren niet op uitnodigingen voor gesprekken of zijn niet bereikbaar voor de docent.
14
Z O R G S T R U C T U U R
Aandachtspunten Scholen bieden tal van mogelijkheden van zorg binnen de school. Dit zorgt voor een grote hoeveelheid en verscheidenheid aan protocollen en procedures. Deze zijn op papier goed beschreven, maar in de praktijk blijkt dat loopbaanbegeleiders door de bomen het bos niet meer zien. Studenten komen in niet altijd aan bij de zorg of staan op een wachtlijst voor zorg. Voor docenten is het onduidelijk welke stappen er genomen moeten worden zolang er nog geen sprake is van hulp en wie hier verantwoordelijk voor is. In het kader van vroegsignalering is het van belang dat de tweede lijn tijdig wordt ingeschakeld. Een keerzijde is dat er dan een hogere caseload en mogelijke wachtlijsten ontstaan bij de tweede lijn.
Aandachtspunten M B O
Er zijn verschillen in werkwijzen tussen leerplichtambtenaren, zowel binnen als buiten de gemeente Utrecht. Het MBO heeft niet altijd zicht op de (on)mogelijkheden van leerplicht/RMC.
& R M C
3.3
Verantwoording instrumenten
Gedurende het project Student in Beeld is er in samenwerking met de focusopleidingen een aantal instrumenten ontwikkeld. Er is bekeken wat nodig is om de studenten die dreigen uit te vallen eerder en beter in beeld te krijgen. Er is naar voren gekomen dat het voor de docenten niet altijd duidelijk is wat zij met signalen die zij opvangen bij studenten moeten doen. Daarnaast bleek dat er door de vele verschillende protocollen, het onoverzichtelijk is welk protocol wanneer gebruikt moet worden. Dit is door middel van de afbeelding ‘Zorg in Beeld’ en het stroomschema proberen te ondervangen. Voor sommige studenten is een plek in het reguliere onderwijs niet haalbaar of is er hulpverlening nodig. Zicht op de verschillende mogelijkheden aan hulpverlening en onderwijstrajecten buiten school is niet altijd bekend bij bijvoorbeeld de medewerkers uit de tweede lijn. Om de bekendheid van de mogelijkheden te vergroten is er een sociale kaart opgesteld. Deze sociale kaart geeft een overzicht van de voorzieningen die ingezet kunnen worden voor jongeren. Tot slot kwam de vraag van verschillende focusopleidingen om te verduidelijken wanneer een docent precies leerplicht/RMC in
15
moet schakelen. Er blijkt onduidelijkheid te heersen over de mogelijkheden van leerplicht/RMC waardoor er misvattingen ontstaan. De instrumenten worden hieronder nader toegelicht.
3.3.1 Afbeelding ‘Zorg in Beeld’ De afbeelding ‘Zorg in Beeld’ geeft een overzicht van de stappen die een docent moet zetten wanneer er zorgen ontstaan rondom een student. Het is een overzicht/afbeelding van de alle bestaande protocollen die het voor de docent inzichtelijk maakt hoe de verschillende protocollen zich tot elkaar verhouden en bij welk signaal welk protocol gebruikt moet worden. De problematieken van studenten zijn ondergebracht in drie onderwerpen: psychosociale problematiek, gedrag en verzuim.
3.3.2 Stroomschema Het stroomschema is gekoppeld aan de afbeelding ‘Zorg in Beeld.’ Het stroomschema geeft antwoord op de vraag wanneer, hoe en door wie een bepaalde handeling moet worden uitgevoerd. Dit is uitgewerkt op basis van drie signalen, namelijk aanwezigheid, gedrag in de klas en prestaties. Op deze manier kan een docent teruglezen wat hij moet doen zodra er zorgen ontstaan rondom een student.
3.3.3 Sociale kaart De sociale kaart van Utrecht is een overzicht van allerlei organisaties en instellingen die te maken hebben met de zorg in het middelbaar beroepsonderwijs op het gebied van bijvoorbeeld welzijn, gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen waarnaar je kunt doorverwijzen. De sociale kaart geeft zicht op de organisaties en instellingen buiten het mbo. Deze informatie kan aanleiding zijn om de handen ineen te slaan en op concrete punten samen te werken.
3.3.4 Informatie over leerplicht/RMC De verschillende mogelijkheden die leerplicht/RMC heeft zijn verwerkt op één vel. De informatie is geschreven voor studenten, maar kan ook door docenten worden gebruikt.
3.4
Onderzoek verzuimmeldingen en uitschrijvingen
Naast de input uit kwalitatieve gegevens, zoals de signalen en de knelpunten, zijn er ook resultaten uit kwantitatieve gegevens voortgekomen. Om inzicht te krijgen in het verzuim en de uitval van studenten uit de betrokken opleidingen in het project, zijn er aan de hand van gegevens vanuit DUO en de eigen administratie vanuit Leerplicht (Key2Onderwijs) analyses uitgevoerd. Daarnaast is gebruik gemaakt van het onderzoek van KBA Nijmegen. Dit heeft geresulteerd in zicht op de problematiek van studenten en
16
het aantal verzuimmeldingen en uitschrijvingen op de focus- en schaduwopleidingen die deel hebben genomen aan het project Student in Beeld. Het betreffen de verzuimmeldingen en uitschrijvingen van alle 18- en 19-jarige studenten, die geboren zijn tussen 1 december 1994 en 31 juli 1997, uit de regio en gemeente Utrecht.
3.4.1 Problematiek van studenten In het onderzoek4 dat KBA Nijmegen heeft uitgevoerd voor het project is naast onderzoek naar verzuim en uitval, ook gekeken naar de problematiek van studenten uit de gemeente Utrecht in de focusopleidingen. Er is onderscheid gemaakt tussen zes probleemprofielen, namelijk gedragsproblematiek, persoonlijke problematiek, problematiek in studiehouding/studievaardigheden, niveauproblematiek, loopbaanproblematiek en geen melding van problemen. Opvallend is dat bij meer dan de helft van de studenten (57%) binnen de focusopleidingen en uit de gemeente Utrecht sprake is van problematiek. Er is bij 43% van de studenten geen melding van problemen. Bij 27% van de studenten is sprake van gedragsproblematiek. Studenten met gedragsproblemen zijn vaak druk, luisteren niet en komen afspraken niet na. Ook brutaal en agressief gedrag komt voor. Studenten met problemen in hun persoonlijke situatie hebben vaak problemen in de thuissituatie en/of met hun lichamelijke gezondheid. Hiervan is sprake bij 13% van de studenten uit de gemeente Utrecht binnen de focusopleidingen. Ruzies thuis, pedagogische problemen (onmacht, aanwezigheid van voogd), (psychische) ziektes bij gezinsleden en gebroken gezinnen komen het meest voor. Lichamelijk problematiek van studenten zijn onder meer chronische ziektes, energetische problemen/beperkingen en allerhande lichamelijke klachten, zoals migraine. Daarnaast is per mbo-instelling en per niveau naar de overbelasting gekeken. Overbelasting is gedefinieerd als het hebben van problemen op twee of meer gebieden, waarvan ten minste één probleem op het gebied van gedrag/sociaal-emotioneel of op persoonlijk vlak (thuis, lichamelijk, verslaving, financieel). Er moet sprake zijn van multiproblematiek. Daarnaast zijn ook studenten met meerdere problemen op het gebied van gedrag/sociaal-emotioneel of meerdere persoonlijke problemen tot de groep van overbelasten gerekend (meervoudige problematiek). Het percentage overbelaste studenten uit de gemeente Utrecht binnen de focusopleidingen, is bij ROC MN (32%) hoger dan bij MBO Utrecht (26%). Gekeken naar het aantal overbelaste studenten per niveau, blijkt het percentage het hoogst op niveau 2 (38%) en niveau 1 (31%), met daarna niveau 4 (19%) en niveau 3 (12%). 4
KBA Nijmegen “Monitoring Student in Beeld” (Rita Kennis, juni 2015)
17
3.4.2 Verzuimmeldingen MBO Utrecht Vanuit DUO-gegevens zijn het aantal verzuimmeldingen van de focus- en schaduwopleidingen van zowel MBO Utrecht als ROC Midden Nederland geanalyseerd. Tabel 1 geeft een overzicht van het totale aantal verzuimmeldingen en het aantal studenten waarvan één of meerdere verzuimmeldingen zijn binnen gekomen in de periode van september 2014 tot en met mei 2015 van de focusopleidingen en schaduwopleiding van MBO Utrecht.
Tabel 1. Aantal verzuimmeldingen en aantal leerlingen die zijn gemeld van MBO Utrecht van sep 2014 t/m mei 2015
BOL-opleiding MBO Utrecht
Regio
Gemeente
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
melding
gemelde
melding
gemelde
en
studente
en
studente
n
n
Entree-opleiding/AKA niveau 1
106
39
72
26
Handel niveau 2 Verkoopmedewerker
245
53
189
39
Handel niveau 3 Verkoopspecialist
10
4
5
1
Financiële beroepen niveau 3
27
12
18
7
Financiële beroepen niveau 4
71
34
41
18
Schaduwopleiding Commercieel medewerker
19
6
8
2
Totaal
478
148
333
93
Het aantal studenten dat is gemeld ligt lager dan het aantal verzuimmeldingen, omdat meerdere studenten vaker worden gemeld binnen een schooljaar. Deze meldingen zijn de zogenoemde herhaalmeldingen. Binnen de focusopleidingen zijn in totaal 478 meldingen van relatief verzuim gedaan in de leerplichtregio Utrecht voor 148 studenten. In de gemeente Utrecht zijn 333 meldingen van relatief verzuim gedaan voor 93 studenten. Bij het aantal verzuimmeldingen zijn dus ook de herhaalmeldingen meegerekend.
Grafiek 1. Aantal verzuimmeldingen gedurende het schooljaar 2014 – 2015 van studenten binnen de focusopleidingen woonachtig in Utrecht
18
3.4.3 Verzuimmeldingen ROC Midden Nederland Tabel 2 geeft een overzicht van het totale aantal verzuimmeldingen en het aantal studenten waarvan één of meerdere verzuimmeldingen zijn binnen gekomen in de periode van september 2014 tot en met mei 2015 van de focusopleidingen en schaduwopleiding van ROC Midden Nederland (ROC MN). Tabel 2. Aantal verzuimmeldingen en aantal leerlingen die zijn gemeld van ROC MN van sep 2014 t/m mei 2015
BOL-opleiding ROC MN
Regio
Gemeente
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
melding
gemelde
melding
gemelde
en
studente
en
studente
n
n
AKA niveau 1
128
24
84
14
Koksopleiding niveau 2
3
2
0
0
Helpende Zorg & Welzijn niveau 2
126
54
73
32
Medewerker Bediening/café-bar niveau 2
25
12
7
3
Schaduwopleiding: Facilitaire dienst
26
16
16
9
Totaal
308
108
180
58
19
Binnen de focusopleidingen van ROC MN zijn in totaal 308 meldingen van relatief verzuim gedaan in de leerplichtregio Utrecht, hierin heeft de gemeente Utrecht een aandeel van 180 meldingen. Hierbij zijn de herhaalmeldingen meegerekend. In de regio zijn 108 studenten minimaal één keer gemeld, ten opzichte van 58 studenten in de gemeente Utrecht.
Grafiek 2. Aantal verzuimmeldingen gedurende het schooljaar 2014 – 2015 van studenten binnen de focusopleidingen woonachtig in Utrecht
3.4.4 Uitschrijvingen MBO Utrecht Naast de verzuimmeldingen is het aantal uitschrijvingen bijgehouden tot 1 juni 2015. Uit onderzoek van KBA Nijmegen blijkt dat er een piek in het aantal uitschrijvingen plaatsvindt in de zomer. De gegevens van de zomermaanden 2015 zijn nog onbekend en kunnen daardoor nog niet meegenomen worden in de metingen. Onderstaande cijfers geven een eerste indruk van de uitschrijvingen. In onderstaande tabellen wordt een vergelijking gemaakt tussen het aantal uitschrijvingen op 1 juni 2014 (schooljaar 20132014) en 1 juni 2015 (schooljaar 2014-2015) voor zowel MBO Utrecht als ROC Midden Nederland. Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal uitschrijvingen op de focusopleidingen en schaduwopleiding van MBO Utrecht op 1 juni in de schooljaren 2013-2014 en 20142015.
20
Tabel 3. Aantal uitschrijvingen op MBO Utrecht op 1-6-2014 en 1-6-2015
BOL-opleiding MBO Utrecht
Regio
Gemeente
1-6-
1-6-
1-6-
1-6-
2014
2015
2014
2015
Entree-opleiding/AKA niveau 1
10
14
7
8
Handel niveau 2 Verkoopmedewerker
0
5
0
4
Handel niveau 3 Verkoopspecialist
1
2
0
1
Financiële beroepen niveau 3
0
1
0
1
Financiële beroepen niveau 4
8
0
6
0
Schaduwopleiding Commercieel medewerker
0
1
0
1
Totaal
19
23
13
15
Binnen de focusopleidingen op MBO Utrecht vindt de hoogste uitval op niveau 1 plaats. Dit geldt zowel in de stad Utrecht als de regio. Op de opleidingen Verkoopmedewerker, Verkoopspecialist en Financiële beroepen niveau 3 is er een stijging van het aantal uitschrijvingen te zien. Op de opleiding Financiële beroepen niveau 4 zijn er zowel in de regio als in de gemeente Utrecht geen uitschrijvingen op 1 juni 2015, ten opzichte van respectievelijk 8 en 6 uitschrijvingen een jaar eerder.
3.4.5 Uitschrijvingen ROC Midden Nederland Tabel 4 geeft een overzicht van het aantal uitschrijvingen op de focusopleidingen en schaduwopleiding van ROC Midden Nederland (ROC MN) op 1 juni in de schooljaren 2013-2014 en 2014-2015.
Tabel 4. Aantal uitschrijvingen op ROC MN op 1-6-2014 en 1-6-2015
BOL-opleiding ROC MN
Regio
Gemeente
1-6-
1-6-
1-6-
1-6-
2014
2015
2014
2015
AKA niveau 1
10
8
6
3
Koksopleiding niveau 2
1
0
1
0
Helpende Zorg & Welzijn niveau 2
17
11
6
3
Medewerker Bediening/café-bar niveau 2
1
2
1
0
Schaduwopleiding: Facilitaire dienst
2
0
1
0
Totaal
31
21
15
6
21
Binnen de focusopleidingen van ROC MN vinden op 1 juni 2015 de meeste uitschrijvingen op AKA niveau 1 en Helpende Zorg en Welzijn plaats. Het aantal uitschrijvingen is voor deze opleidingen wel gedaald ten opzichte van een jaar eerder. Van de Koksopleiding, Medewerker bediening/café-bar en Facilitaire dienst zijn er tot 1 juni 2015 nog geen uitschrijvingen geweest.
22
Hoofdstuk 4
Samenvattende conclusies
De gemeente Utrecht, afdeling Leerlingzaken, heeft in opdracht van het Ministerie van OC&W en in samenwerking met ROC MN en MBO Utrecht het project Student in Beeld opgericht. Het project heeft als doel om het aantal uitvallers in de leeftijd van 18 en 19 jaar op het mbo te verlagen. De gemeente en de mbo-instellingen hebben de handen ineengeslagen en onderzocht hoe ze de (dreigende) uitvallers eerder en beter in beeld kunnen krijgen, om zo tijdig de juiste ondersteuning in te zetten. Het project is uitgevoerd op negen focusopleidingen van zowel MBO Utrecht als ROC MN. De doelen zijn gericht op de versterking van de werkprocessen rondom de student die dreigt uit te vallen en de verbetering van de samenwerking tussen mbo en RMC. Hieronder worden een aantal belangrijke uitkomsten puntsgewijs genoemd. Een verslag van de opgehaalde uitkomsten is terug te vinden in de resultaten per opleiding, die zijn opgenomen in de bijlagen. Hierin staat per opleiding beschreven wat de signalen (good practices en knelpunten) zijn. Een samenvattend overzicht van al die resultaten is terug te vinden in het hoofdstuk aanbevelingen. Doelstelling 1 De (dreigende) uitval van studenten eerder en beter in beeld krijgen, waardoor tijdig de juiste acties, zoals doorverwijzen naar tweedelijnszorg, kunnen worden ingezet. De uitval van 18- en 19-jarige studenten op het mbo kan veroorzaakt worden door zowel school gerelateerde factoren als school overstijgende factoren. Naar voren is gekomen dat zowel op het mbo als binnen de gemeente Utrecht wordt ingezet op het terugdringen van de uitval. Zo zijn de afgelopen jaren grote stappen gezet in het versterken van de tweede lijn binnen het mbo en het structureren van de verzuimregistratie. Het tegengaan van de uitval wordt echter ook bemoeilijkt door een aantal factoren. De toenemende (multi)problematiek onder studenten kan ervoor zorgen dat een school handelingsverlegen wordt. Ook de (beleving) van de hoge werkdruk en taakbelasting van docenten zorgt ervoor dat men niet altijd de tijd kan investeren in studenten die nodig is. De inzet van de tweedelijnszorg kan helpend zijn in deze gevallen. Het blijkt echter dat niet alle studenten bereikt worden middels deze hulpvorm. Een hoge caseload van de tweedelijnszorg enerzijds en het wegblijven van studenten op afspraken anderzijds zijn twee oorzaken hiervan.
Doelstelling 2 Het opzetten van een intensievere, gestructureerde samenwerking tussen mbo en RMC om beter zicht te krijgen op het verzuim dat daadwerkelijk leidt tot uitval. De samenwerking tussen mbo en RMC blijkt niet in alle gevallen optimaal te zijn. Er is naar voren gekomen dat er onbegrip en onwetendheid heerst over elkaars functie. Het
23
mbo kent onvrede richting RMC vanwege de grote hoeveelheid administratie die de samenwerking met zich meebrengt (bijvoorbeeld het doen van de melding en het beantwoorden van standaard e-mails), maar ook door de verschillende werkwijzen van de RMC-medewerkers binnen de regio én binnen de gemeenten. Vanuit RMC komt het signaal omhoog dat docenten niet altijd of niet tijdig reageren op e-mails. Gedurende het project ‘Student in Beeld’ is er een RMC-medewerker op de mbo locatie gaan werken. Dit heeft de samenwerking bevorderd. Door de afstand letterlijk en figuurlijk te verkleinen is er meer bekendheid gekomen over elkaars (on)mogelijkheden en is er meer samengewerkt. Een voorbeeld hiervan is dat de RMC-medewerker bij de studentbesprekingen aanwezig is geweest en SLB’er bij de verzuimgesprekken.
Doelstelling 3 Het ontwikkelen en opleveren van een instrument om uitval eerder en beter in beeld te krijgen. Studenten geven gedurende hun schoolloopbaan allemaal signalen af. Deze signalen kunnen duiden op (dreigende) uitval. Echter, naar voren is gekomen dat het voor de docenten niet altijd duidelijk is wat zij met deze signalen moeten doen. Er zijn protocollen aanwezig op het mbo waarin staat beschreven welke stappen genomen moeten worden indien er zorgen zijn rondom een student. Het blijkt echter dat er door de vele verschillende protocollen, het onoverzichtelijk is welk protocol wanneer gebruikt moet worden. Ook heerst er onduidelijkheid over de hoeveelheid partijen die betrokken moeten worden, binnen en buiten het mbo. Denk hierbij aan leerplicht/RMC, de verschillende afdelingen binnen de tweede lijn en het buurtteam. De instrumenten die zijn opgeleverd richten zich grotendeels op bovenstaande vraagstukken. Cijfers Aan het begin van het project is de doelstelling neergezet om het percentage voortijdig schoolverlaters onder de Utrechtse studenten te laten dalen naar een gemiddelde van 6,4 procent naar een gemiddelde van 5,8 procent. Op basis van het aantal uitgevallen studenten is een schatting gemaakt binnen de focusopleidingen door KBA Nijmegen. Dit komt waarschijnlijk uit tussen de 4,5 en 8,6 procent. Het is dan ook nog niet te zeggen in hoeverre de in het project benoemde doelstelling van 5,8 procent VSV-ers zal worden behaald. Daarvoor is verdere monitoring nodig, in ieder geval na afronding van het schooljaar 2014-2015. Om te zien of de (verwachte) effecten blijvend zijn, is monitoring ook daarna zinvol.
24
Hoofdstuk 5
Aanbevelingen
Na analyse van alle opgehaalde signalen en knelpunten vanuit de verschillende opleidingen, bleken er vele overeenkomsten te zijn. Er kwam naar voren dat men veelal tegen dezelfde knelpunten aan loopt en dat signalen overeenkomen. Daarvanuit zijn aandachtspunten beschreven, die voor meerdere opleidingen kunnen gelden. Naast deze aandachtspunten is nagedacht over tips om met die signalen om te gaan. Deze tips zijn geformuleerd vanuit eerder onderzoeken5 naar dit onderwerp en good practices van andere opleidingen.
Aandachtspunt
S
Het aantal studenten waarbij sprake is van (multi)problematiek neemt toe, dit
De toename van de (multi)problematiek van studenten is niet tegen te gaan door
vraagt meer individuele aandacht voor studenten en doet een appèl op de kennis,
docenten. Het mbo kan er echter wel voor zorgen dat de docenten voldoende
kunde en begeleidingstijd van docenten.
onderlegd zijn om met deze doelgroep om te gaan door professionalisering en het onderwerp regelmatig te agenderen tijdens de vergaderingen.
T U D E N T
Tip
Elke opleiding heeft te maken met de zogenoemde niet-willers. Deze studenten
Het reguliere mbo-onderwijs is niet voor alle studenten passend. Of er nou sprake
zitten op school omdat ze moeten, terwijl ze bijvoorbeeld liever zouden willen
is van niet-willers of niet-kunners, er zou voor iedere student een passende plek
werken.
moeten zijn. Een opvangklas of plusvoorziening voor studenten die uitvallen is een wens vanuit docenten en de tweede lijn.
De groepsdynamica in een klas blijkt een terugkerend onderwerp, er zijn
Om grip op groepsdynamica te krijgen kunnen er observaties in de klas worden
klassen waarin studenten elkaar positief beïnvloeden en klassen waarin studenten
uitgevoerd door de tweede lijn. Vervolgens kan er advies en handvatten gegeven
elkaar juist negatief beïnvloeden.
worden over hoe om te gaan met gedrag in de klas.
Naast ongeoorloofd verzuim kan geoorloofd verzuim tevens gevolgen hebben
Het hebben van een helder beleid voor geoorloofd verzuim dat bekend is bij zowel
voor de schoolloopbaan. Beleid op geoorloofd verzuim is nodig om deze studenten
studenten, ouders als docenten helpt het in beeld houden van studenten die
in beeld te houden.
geoorloofd afwezig zijn. Zet daarnaast ook de tweede lijn in, zoals de schoolarts.
5
ECBO “Vroegtijdig signaleren van onderwijsuitval, Inzichten van en voor de praktijk” (Barbara van Wijk en Carlos van Kan, december 2013) en KBA Nijmegen “Regiomonitor VSV Utrecht” (Ton Eimers, Rita Kennis, Erik Keppels, juni 2014)
25
Aandachtspunt
D O C
Docenten ervaren een toenemende werkdruk en taakbelasting. Daarnaast is
De focus ligt op het in beeld hebben van de student, maar ook de docent moet in
er tussen docenten een verschil in betrokkenheid en tijd die men in begeleiding
beeld zijn. Zicht op de beleving van werkdruk en investering kan helpend zijn om
van studenten steekt.
de taakbelasting van de docent te monitoren. Voortgangsgesprekken of teambesprekingen zijn momenten om hier bewust over in gesprek te gaan.
Studenten geven aan dat persoonlijke aandacht van de loopbaanbegeleider
De vroegsignalering om risicostudenten beter en eerder in beeld te krijgen start al
essentieel is bij de vroege signalering van mogelijke problemen. Acties worden
bij de intake. Zorg ervoor dat er aandacht is voor vroegsignalering binnen het
regelmatig pas uitgezet zodra er al sprake is van dreigende uitval.
team en dat men een proactief handelt in plaats van reactief. Instrumenten als de
E N T
Tip
signaleringswijzer kunnen als handvat worden ingezet. Het is niet altijd bekend welke taken en verantwoordelijkheden onder de
De studieloopbaanbegeleider heeft de regierol waarbij taken horen als
functie van studieloopbaanbegeleider valt. Denk hierbij aan het doorverwijzen
vroegsignalering, doorverwijzing en het volgen van de schoolloopbaan van de
naar zorg of het monitoren van een traject.
student. Dit betekent echter niet dat de studieloopbaanbegeleider alles zelf moet uitvoeren, maar dat diegene het overzicht houdt. Een helder beleid en intervisie met studieloopbaanbegeleiders over deze rol kan helpend zijn om de bekendheid van deze rol bij docenten te vergroten.
Aandachtspunt
O U D E R S
Tip
Er heerst onduidelijkheid over het beleid rondom het betrekken van ouders
Bespreek met de student ouderbetrokkenheid tijdens de intake en leg in het
bij de schoolloopbaan van de student. Dit geldt voor zowel studenten van 18+ als
leerling systeem vast wanneer de student bezwaar maakt tegen het betrekken van
studenten van 18-.
ouders bij de schoolloopbaan.
Ouders zijn van grote invloed op het succesvol doorlopen van de schoolloopbaan
Leg de student en ouders uit wat de invloed is van ouderbetrokkenheid. Denk ook
door een student. Echter, ouders zijn of willen niet altijd betrokken worden.
als school na over hoe je ouders kan betrekken en bereiken. Bijvoorbeeld een
Ouders komen niet opdagen op ouderavonden, reageren niet op uitnodigingen
ouderavond organiseren waarbij de studenten een opdracht moeten maken, die
voor gesprekken of zijn niet bereikbaar voor de docent.
beoordeeld wordt door ouders, kan zorgen voor een grotere opkomst van ouders.
26
Aandachtspunt Z O R G S T R U C T U U R
M B O & R M C
Tip
Scholen bieden tal van mogelijkheden van zorg binnen de school. Dit zorgt voor
Protocollen kunnen inzichtelijk worden gemaakt in bijvoorbeeld een stroomschema
een grote hoeveelheid en verscheidenheid aan protocollen en procedures.
of tekening (zie bijlagen).
Deze zijn op papier goed beschreven, maar in de praktijk blijkt dat loopbaanbegeleiders door de bomen het bos niet meer zien. Studenten komen in niet altijd aan bij de zorg of staan op een wachtlijst voor
Informeer naar de beschikbare middelen die je in kan zetten, als een
zorg. Voor docenten is het onduidelijk welke stappen er genomen moeten
doorverwijzing naar de tweede lijn op zich laat wachten of niet het gewenste
worden zolang er nog geen sprake is van hulp en wie hier verantwoordelijk voor
resultaat heeft gehad. Zorg ervoor dat studieloopbaanbegeleiders op de hoogte
is.
zijn van de partijen die betrokken moeten worden, zoals het docententeam, ouders of leerplicht/RMC.
In het kader van vroegsignalering is het van belang dat de tweede lijn tijdig
Denk na over wie er binnen school aan zet is indien er sprake is van een
wordt ingeschakeld. Een keerzijde is dat er dan een hogere caseload en
wachtlijst. Vroegsignalering vraagt om tijdige doorverwijzing, echter wachtlijsten
mogelijke wachtlijsten ontstaan bij de tweede lijn.
staan vroegsignalering in de weg. Overbruggingszorg zou het probleem van de wachtlijsten kunnen verhelpen.
Aandachtspunt
Tip
Er zijn verschillen in werkwijzen tussen leerplichtambtenaren, zowel binnen als
Bij de regio Utrecht ligt een taak om deze werkwijzen zoveel mogelijk op elkaar af
buiten de gemeente Utrecht.
te stemmen. In het schooljaar 2015-2016 zal zowel RMC regio 19 als gemeente Utrecht het versterken van het schoolcontactpersoonschap als speerpunt hebben. het afstemmen van de werkwijzen op elkaar zal een uitgangspunt worden.
Het MBO heeft niet altijd zicht op de (on)mogelijkheden van leerplicht/RMC.
Een nauwere samenwerking geeft meer zicht op elkaars mogelijkheden. De aanwezigheid van leerplicht/RMC op school werkt positief. De leerplicht/RMC kan de docententeams inlichten over de (on)mogelijkheden van leerplicht/RMC. Voor zowel het mbo als leerplicht/RMC werkt dit effectiever en efficiënter. Er kan gezamenlijk worden gewerkt aan de zorgen rondom studenten.
27
Hoofdstuk 6
Discussie
Naar aanleiding van de opgehaalde resultaten, conclusies en aanbevelingen van het project Student in Beeld zijn er een aantal onderwerpen naar boven gekomen waar verder onderzoek voor is gewenst. In dit hoofdstuk worden twee belangrijke vragen uitgelicht.
1. Samenwerking mbo en RMC vormgeven Eén van de speerpunten van het project Student in Beeld is het versterken van de samenwerking tussen mbo en RMC. Er zijn grote stappen gemaakt op dit gebied. De RMC-medewerker is letterlijk en figuurlijk dichter bij het mbo komen te staan door op de mbo locatie een werkplek te hebben. Er vindt vaker overleg plaats tussen beide partijen en er is meer zicht op elkaars (on)mogelijkheden. Het is echter gebleken dat het risico is dat taken van de andere partij worden overgenomen, of dat verantwoordelijkheden door elkaar gaan lopen. Duidelijke samenwerkingsafspraken en zicht op elkaars verantwoordelijkheden en takenpakket is essentieel, maar ontbreekt nu nog op een deel van de mbo-locaties. Bij deze afspraken moet ook gedacht worden aan de hulpvraag van de locatie, de beschikbare tijd en het aantal VSV-ers en verzuimmeldingen. Nader onderzoek naar de mogelijkheden en behoeften van deze partijen is wenselijk om de samenwerking verder uit te bouwen.
2. De inzet van de tweedelijnszorg Bij het tegengaan van (dreigende) uitval speelt de tweedelijnszorg binnen het mbo een belangrijke rol, is gebleken uit het project Student in Beeld. Echter, er is sprake van een aantal factoren waardoor de tweedelijnszorg niet altijd juist ingezet kan worden. Enerzijds blijkt dat niet iedere docent volledig op de hoogte is van het aanbod, anderzijds is naar voren gekomen dat het met regelmaat voorkomt dat een student geen gebruik wil maken van dit aanbod. Tot slot is op sommige mbo-locaties sprake van een lange wachtlijst voordat daadwerkelijk hulp geboden kan worden. Het risico bestaat dat de student hierdoor nog verder uit beeld dreigt te raken. Nader onderzoek naar de inzet en werkwijze van de tweedelijnszorg is aan te raden om ervoor te zorgen dat er zo effectief mogelijk gebruik van gemaakt kan worden.
Gedurende het project is zoals eerder genoemd ingezet op het versterken van de samenwerking tussen mbo en RMC. Daarnaast zijn instrumenten ontwikkeld. Komend schooljaar, 2015-2016, gaat hier vanuit de gemeente verder op ingezet worden. Geadviseerd wordt aan de mbo instellingen om samen met de gemeente een plan van aanpak te maken voor de versterking van de samenwerking. De resultaten van het
28
project worden verspreid over de andere opleidingen van in regio Utrecht. De RMCmedewerkers zullen meer op locatie aanwezig zijn en instrumenten zullen verder worden verspreid over alle opleidingen. Aan de mbo instellingen wordt geadviseerd om de uitkomsten van het project nader te bekijken en te bepalen of een aantal aanbevelingen geïntegreerd kunnen worden in de bestaande werkprocessen.
29
Inhoudsopgave bijlagen
Bijlage 1
Resultaten per opleiding
Blz. 2
1.1 ROC Midden Nederland Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent
Blz. 3
1.2 ROC Midden Nederland Helpende Zorg en Welzijn
Blz. 7
1.3 ROC Midden Nederland Koksopleiding
Blz. 12
1.4 ROC Midden Nederland Medewerker Bediening/bar-café
Blz. 16
1.5 MBO Utrecht Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent
Blz. 20
1.6 MBO Utrecht Handel niveau 2 Verkoopmedewerker
Blz. 25
1.7 MBO Utrecht Handel niveau 3 Verkoopspecialist
Blz. 31
1.8 MBO Utrecht financiële beroepen, niveau 3 en 4
Blz. 34
Bijlage 2
Instrumenten
2.1 Zorg in Beeld ROC Midden Nederland
Blz. 38
2.2 Zorg in Beeld MBO Utrecht
Blz. 39
2.3 Stroomschema ROC Midden Nederland
Blz. 40
2.4 Stroomschema MBO Utrecht
Blz. 41
2.5 Sociale Kaart
Blz. 42
2.6 Informatie over leerplicht/RMC voor studenten
Blz. 54
1
Bijlage 1. Resultaten per opleiding Het doel van het project Student in Beeld is de schooluitval van jongeren van 18 jaar en 19 jaar in het mbo terug te dringen. Door (dreigende) uitval van studenten eerder en beter in beeld te krijgen, kunnen er tijdig de juiste acties, zoals het inzetten van tweedelijnszorg, worden ingezet. Hieronder worden de signalen, knelpunten en good practices uiteengezet op basis van verschillende gesprekken die zijn gevoerd met professionals die betrokken zijn bij de focusopleidingen. Naast docenten en loopbaanbegeleiders is er gesproken met de tweede lijn. Uit de analyse van de resultaten ten aanzien van de verzuim problematiek bij de verschillende opleidingen bleken vijf thema’s een centrale rol te spelen. Deze thema’s betreffen: 1. Complexiteit van de studentenpopulatie 2. Adequate begeleiding van studenten 3. Aandacht voor ouderbetrokkenheid 4. Transparantie in de zorgstructuur 5. Samenwerking mbo en leerplicht/RMC
De resultaten van de interviews met de betrokkenen, studentbesprekingen, verzuimmeldingen, en enquêtes worden aan de hand van bovenstaande vijf thema’s per opleiding beschreven. Een aantal verslagen zullen qua inhoud grotendeels overeen komen. De oorzaak hiervan is dat sommige docenten op meerdere opleidingen les geven en dat de tweedelijnszorg zich richt op de gehele locatie. Signalen die zijn opgehaald bij deze betrokkenen komen hierdoor op sommige plekken grotendeels overeen.
2
1.1 ROC Midden Nederland Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent 1. Studenten Volgens de opleidingsmanager en de tweede lijn verandert de doelgroep van de AKA. Er is nu meer dan vroeger sprake van multiproblematiek. Studenten worden met de jaren steeds mondiger, ze zijn minder gevoelig voor autoriteit. Daarbij noemen de opleidingsmanager en de tweede lijn dat zij binnen de opleiding tevens te maken hebben met de zogenoemde niet-willers. Dit zijn de studenten die wel op de opleiding ingeschreven staan, maar niet naar school willen. Studenten van onder de 18 jaar weten dat ze niet mogen worden weggestuurd van school. Veelal wachten ze tot ze 18 jaar zijn en dan stoppen ze met school. Hierbij wordt genoemd dat vanuit de leerplichtwet deze studenten op school moeten blijven. Studenten van 18 jaar en ouder zijn vaak ingeschreven voor de studiefinanciering. Volgens de tweede lijn zijn deze studenten door hun achtergrond ook vaak nietkunners. Niet-kunners zijn studenten die niet de capaciteiten hebben een startkwalificatie te behalen, of door hun leer- of gedragsproblemen de opleiding niet kunnen volgen. De tweede lijn geeft ook aan dat bij meerdere studenten van de AKA de randvoorwaarden om onderwijs te volgen niet in orde zijn. Hierbij kan worden gedacht aan financiële problemen, waardoor er geen geld is voor boeken, geen kinderopvang kunnen regelen en moeite hebben met het houden aan afspraken. De toenemende werkdruk en taakbelasting zorgt er volgens de tweede lijn voor dat er niet genoeg tijd is voor extra individuele aandacht voor deze studenten, terwijl dit (vooral bij deze doelgroep) juist veel tijd in beslag neemt. Daarnaast geeft de aandachtsfunctionaris zorg aan dat er veel tijd overheen gaat, voordat er door verschillende disciplines daadwerkelijk concreet actie wordt ondernomen. De aandachtsfunctionaris zorg geeft aan dat de docenten veel gesprekken moeten voeren met allerlei disciplines die bij een jongere betrokken zijn. Er wordt veel gepraat over en met een jongere, maar concreet gebeurt er te weinig. De studenten moeten op school blijven, maar praktische handvatten, hoe met de student om te gaan, voor de docenten ontbreken. Tevens werd als gemis binnen het ROC door zowel de tweede lijn als de docenten een opvangklas genoemd. In deze opvangklas worden studenten opgevangen die uit de klas zijn gestuurd of wegens hun gedrag (tijdelijk) niet meer de les in kunnen. In deze aparte klas kan dan met hun worden gewerkt aan bijvoorbeeld algemene (sociale) vaardigheden. De opleidingsmanager daarentegen, is van mening dat een opvangklas over het algemeen docenten stimuleert om studenten er uit te sturen. Zij denkt dat er fors ingezet moet worden op de professionalisering van de docent zelf, zodat er minder
3
gedragsproblematiek in de klas kan ontstaan. De opleidingsmanager geeft aan dat ze de begeleiding voor de docent in de klas vanuit het SLC mist, zoals lesobservaties door exambulant begeleiders, met een bijbehorende handreiking voor de docent. Kortom, de docent bekwamer maken in plaats van de student weghalen. 2. Docent Door de studenten zelf werd de belangrijke rol van de loopbaanbegeleider aangestipt. De studenten gaven aan dat aandacht voor de student erg belangrijk is. Dit komt overeen met wat een SLC-medewerker van de AKA heeft genoemd. Zij gaf ook aan dat een deel van de oplossing aandacht geven aan de student is. De studenten zelf gaven aan dat een student niet snel zelf met problemen komt, maar wanneer een loopbaanbegeleider er naar zou vragen, een probleem eerder aan het licht zou komen. Gesprekken bij het SLC, het Jeugdteam/SMW en leerplicht hebben wel invloed, maar volgens de studenten kom je daar terecht als het eigenlijk al te laat is. De aandacht van en een gesprek met de loopbaanbegeleider werd als belangrijkste interventie genoemd. De opleidingsmanager geeft hierbij aan dat dit gegeven de ondersteuning en scholing van de docenten onderschrijft. Het SLC dient dan als advies en ondersteuningsorgaan voor de docent. 3. Ouderbetrokkenheid De aandachtsfunctionaris zorg geeft aan dat er bij de opleiding rekening wordt gehouden met het feit of de leerling wel de betrokkenheid van de ouders wenst. Wanneer de student 18 jaar of ouder is, mag de student dit ook zelf aangeven. De aandachtsfunctionaris zorg geeft aan dat er altijd wordt geprobeerd de student het nut van het betrekken van de ouders in te laten zien. Wanneer de opleiding zich ernstig zorgen maakt om de student en er aanleiding is om de ouders hiervan toch op de hoogte te brengen, dan wordt dit ook gedaan. Bij het intakegesprek wordt er gewezen op het belang van ouderbetrokkenheid. De aandachtsfunctionaris zorg geeft hierbij aan dat er toch een aantal studenten zijn die beslist niet hun ouders bij hun leerproces willen betrekken. Dat wordt dan ook geaccepteerd. De docenten geven aan dat wanneer zij ouders uitnodigen, voor gesprekken of ouderavonden, de ouders hieraan in veel gevallen geen gehoor geven. De aandachtsfunctionaris zorg is trots op het feit dat zij altijd de ouders/verzorgers van de student uitnodigen bij het vaststelgesprek die één keer per tien weken plaatsvindt. Bij verzuim worden de ouders op dezelfde dag op de hoogte gebracht. Volgens de opleidingsmanager zou er meer ingezet kunnen worden op ouderbetrokkenheid. Het zou volgens haar een voorwaarde moeten zijn bij de aanname van een student.
4
4. Zorgstructuur De tweede lijn, opleidingsmanager en docenten geven aan dat binnen het ROC MN de zorgstructuur duidelijk en helder is. De lijnen tussen de verschillende personen lopen goed en de taken zijn duidelijk. De docenten zijn op de hoogte van de mogelijkheden van zorg binnen het ROC MN. Door de tweede lijn wordt genoemd dat de zorgplicht van school begint bij de intake. Bij de AKA is een verlengde intake of een intake in een duo van onderwijs en zorg een middel om bij het eerste contactmoment met de student de zorgbehoefte van de student in kaart te brengen. Bovendien kan er indien nodig een Onderwijszorg Arrangement (OZA) worden aangemaakt. Daarnaast wordt de tweede lijn sneller dan voorheen betrokken bij een student. Studenten worden naar de tweede lijn gestuurd, voordat de opleiding zelf alle interventies die ze kunnen doen uit de kast hebben gehaald en niets meer voor de student kan betekenen. Er eigenlijk ‘klaar mee is’. Volgens de SLC medewerker is een deel van de oplossing aandacht geven aan de student. Ze willen graag gehoord worden. Dit werd ook door de (oud-)studenten zelf zo beschreven. Veel trainingen en trajecten van het SLC zijn voor studenten op minimaal niveau 2, voor niveau 1 is wel individuele coaching mogelijk. Daarnaast is het van belang dat er op tijd naar het SLC verwezen wordt, al bij de eerste signalen dat het niet helemaal goed gaat met de student. Het is belangrijk om jongeren vanuit de AKA/school op de juiste plek te krijgen. Voor sommige jongeren is de juiste plek niet de school, maar zijn andere mogelijkheden nodig. Volgens de opleidingsmanager blijft dan wel de vraag hoe wordt bepaald wat de juiste plek is voor een jongere en waar die dan naar toe gaat. Deze weg is niet helder. Veel studenten worden nog steeds rondgepompt in het systeem. Daarnaast geven docenten aan dat het gedurende het jaar wel drukker wordt bij het SLC en de schoolarts. De schoolarts is één keer per week op de locatie aanwezig en krijgt veel aanmeldingen, waardoor het langer duurt voordat een student door de schoolarts gezien wordt en een vervolgactie ingezet kan worden. Volgens de aandachtsfunctionaris zorg is er een grote rol weggelegd voor de loopbaanbegeleider. De meeste studenten bouwen wel een band op met de loopbaanbegeleider. De loopbaanbegeleider is in veel gevallen de eerste die een probleem signaleert en bespreekbaar maakt bij de student. Veel leerlingen zijn vaak wel open over hun problematiek en vinden dan een luisterend oor. Via de aandachtsfunctionaris zorg vinden alle doorverwijzingen naar SLC, Jeugdteam/SMW en schoolarts plaats. Hierdoor is er binnen de opleiding overzicht over de lopende aanmeldingen. Verder vindt er één keer per drie weken een overleg met Jeugdteam, SLC en aandachtsfunctionaris zorg plaats ( Driehoek-overleg) om de lijnen kort te houden.
5
Ook is er overleg met de schoolarts, om leerlingen door te spreken die doorverwezen zijn. De zorgstructuur is stevig neergezet. 5. Samenwerking mbo en leerplicht/RMC De opleidingsmanager geeft aan dat de verbinding tussen leerplicht/RMC en het mbo beter kan en dat er meer samengewerkt kan worden. Volgens de tweede lijn zou het fijn zijn als de Leerplichtambtenaar meer op de huid kan zitten van studenten en ouders. De student hoeft niet meer gepamperd te worden, maar kan door de leerplichtambtenaar, met de wet in de hand, aangepakt worden. Volgens de tweede lijn zouden deze leerlingen weer zelf eigenaar moeten worden van hun probleem. Het zou fijn zijn als leerplicht dit meer kan overnemen van school. De tweede lijn mist soms het begrip voor de situatie van school en zou graag meer begrip willen voor wat de school al heeft ondernomen omtrent een student. Gedurende het project ‘Student in Beeld’ is een leerplichtambtenaar/RMCtrajectbegeleider twee dagen in de week op locatie aanwezig geweest. De ervaringen van de opleiding hiermee zijn positief. Waar voorheen de samenwerking tussen mbo en leerplicht/RMC voornamelijk bestond uit telefonisch en mailcontact, wordt er nu eerder mondeling overlegd over een casus en komt men samen tot een plan van aanpak. Dit werkt efficiënter en effectiever. Daarnaast werd door zowel de tweede lijn, als de docenten en opleidingsmanager als knelpunt de verschillen in werkwijzen tussen leerplichtambtenaren uit verschillende gemeenten genoemd. Hierbij werd genoemd dat in sommige gemeenten men als reactie op een melding krijgt dat ze niet met een verzuimmelding van 18 jaar en ouder aan de slag gaan of dat ze helemaal geen contact krijgen met de leerplichtambtenaar/RMCtrajectbegeleider.
6
1.2 ROC Midden Nederland Helpende Zorg en Welzijn 1. Studenten Bij de opleiding Helpende Zorg en Welzijn blijkt uit de signalen die zijn opgehaald binnen de opleiding dat het gedrag van studenten, naast het geven van goed onderwijs, een belangrijk punt van aandacht is. Docenten geven aan dat studenten met de jaren steeds brutaler en mondiger worden, ze zijn minder gevoelig voor autoriteit. Op de opleiding is er een grote groep studenten die extra begeleiding nodig heeft (80%). De toenemende werkdruk en taakbelasting door de verandering van de uren-norm van 850 naar 1000 uur, voortdurende verandering van wet- en regelgeving en doordat er minder gelden beschikbaar zijn vanuit de overheid. Dit zorgt er volgens de docenten en de tweede lijn onder andere voor dat er niet genoeg tijd is voor extra individuele aandacht voor deze studenten. Studenten worden in veel gevallen doorverwezen, via de docent en de aandachtfunctionaris zorg naar het SLC, de schoolarts en/of het Jeugdteam/SMW. Studenten hebben hierdoor het gevoel dat hun verhaal over meerdere schijven gaat, voordat hen hulp geboden kan worden. De studenten zelf willen in veel gevallen ook niet dat hun verhaal op veel verschillende plekken terecht komt en houden het daarom voor zichzelf of slaan aangeboden hulp af. De opleidingsmanager geeft aan dat de doelgroep van Helpende Zorg & Welzijn/niveau 2 op zich al een doelgroep is waarin meerdere studenten uitvallen, omdat studenten niet de opleiding doen die ze eigenlijk willen doen. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat er weinig keuzerichtingen op niveau 2 zijn. In die richtingen is de werkloosheid hoog. Daarbij noemt de opleidingsmanager dat zij binnen de opleiding tevens te maken hebben met de zogenoemde niet-willers. Dit zijn de studenten die wel op de opleiding ingeschreven staan, maar niet naar school willen. Veelal wachten ze tot ze 18 jaar zijn en dan stoppen ze met school. Hierbij wordt genoemd dat vanuit de leerplichtwet deze studenten op school moeten blijven, terwijl ze tegelijkertijd in de klas de les verstoren voor de andere studenten en hen meeslepen in een negatieve spiraal. Hierbij noemt de opleidingsmanager de grote rol van de groepsdynamica. Er zijn klassen waarin studenten elkaar positief beïnvloeden en klassen waarin studenten elkaar juist negatief beïnvloeden. Daarnaast werd nog genoemd door docenten dat de inrichting van de onderwijsomgeving van de school meer leerstimulerend kan zijn. Wat volgens de opleidingsmanager op dit moment mist in het ROC is iemand die zich puur richt op het gedrag van studenten en die met het gedrag van een student aan de slag kan gaan. De aandachtsfunctionaris zorg geeft aan dat aan de basis hiervan de handhaving van de klassenregels ligt. Het studieloopbaancentrum biedt, wanneer docenten er zelf niet uit komen, de mogelijkheid te observeren in de klas. Vervolgens
7
kunnen zij in het docententeam adviseren over hoe om te gaan met het gedrag in de klas. Hier wordt op dit moment nog geen gebruik van gemaakt. Door zowel de opleidingsmanager als een docent werd daarnaast genoemd dat iemand die studenten streng kan aanspreken op hun gedrag een gemis is. Tevens wordt door zowel de tweede lijn, als de docenten en de opleidingsmanager een opvangklas gemist. In deze opvangklas kunnen studenten worden opgevangen die uit de klas zijn gestuurd of wegens hun gedrag (tijdelijk) niet meer de les in kunnen. In deze aparte klas zou met hen gewerkt kunnen worden aan algemene (sociale) vaardigheden. 2. Docent Volgens de opleidingsmanager is het voor de loopbaanbegeleiders niet altijd duidelijk wat zij met signalen die zij opvangen over studenten moeten doen. Binnen het ROC zijn verschillende protocollen en procedures, zoals het verzuimprotocol, de procedure schorsing en verwijderen, de zorgstructuur en de instructie negatief studieadvies. Dit maakt het voor de loopbaanbegeleider onoverzichtelijk welk protocol wanneer gebruikt moet worden. Daarnaast kwam de vraag vanuit de opleidingsmanager om te verduidelijken wanneer een loopbaanbegeleider precies leerplicht/RMC in moet schakelen. Door de werkdruk en taakbelasting van docenten is het moeilijk te bepalen wanneer een loopbaanbegeleider te vroeg, op tijd of te laat is met het inschakelen van leerplicht/RMC. De definitie hiervan verschilt volgens de opleidingsmanager ook per leerplichtambtenaar. Door de studenten zelf werd genoemd dat aandacht voor de student erg belangrijk is. Een student komt niet snel zelf met problemen, maar wanneer een loopbaanbegeleider er naar zou vragen, zou een probleem eerder aan het licht komen. Gesprekken bij het SLC, het Jeugdteam/SMW en leerplicht hebben wel invloed, maar volgens de studenten kom je daar terecht als het eigenlijk al te laat is. De aandacht van en een gesprek met de loopbaanbegeleider werd als belangrijkste interventie genoemd. Het docententeam bespreekt studenten in een leerlingbespreking. Hier worden de ervaringen met en de voortgang van de studenten besproken. Deze vinden één keer per periode plaats. De resultaten van de leerlingbespreking worden door de loopbaanbegeleider bijgehouden, de loopbaanbegeleider onderneemt naar aanleiding van de bespreking de acties. Volgens de opleidingsmanager kan de situatie van een student van de ene op de andere dag veranderen, maar naast de leerlingbesprekingen is er geen regelmatig centraal overleg met het gehele team waarin deze signalen worden besproken. De opleiding is op dit moment bezig met een vast format voor leerlingbesprekingen, waarin alle informatie van een klas op één formulier staat. Dit zou dan in Eduarte vastgelegd moeten worden, net zoals de beslissing een voorlopig negatief
8
studieadvies te geven. De opleidingsmanager geeft hierbij als aandachtspunt dat een voorlopig negatief studieadvies een procedure is en niet als pedagogisch didactische tool zou moeten worden ingezet. Daarnaast worden studenten die n.a.v. de intake als risicostudent worden gezien of negatief opvallen in de klas, vier weken na de start van het schooljaar besproken, de zogeheten vroegsignalering. De resultaten uit dit overleg worden op blackboard geplaats, maar niet iedereen bekijkt dit. Echter, als na vier weken blijkt dat het goed gaat, vervalt de status als risicostudent. 3. Ouderbetrokkenheid Met de docenten is tevens gesproken over ouderbetrokkenheid. RMC richt de brieven namelijk standaard op de student zelf, wanneer deze 18 jaar of ouder is, en niet op de ouders. Ook vraagt leerplicht/RMC bij een verzuimmelding of de ouders ingelicht zijn. Voor de docenten is het tot op heden in veel gevallen onduidelijk wat precies het beleid is omtrent het betrekken van ouders van studenten van 18 jaar en ouder. In het Deelnemersstatuut staat namelijk het volgende beschreven: “Bij meerderjarigheid van de deelnemer (tussen 18 en 23 jaar) worden ouder(s)/verzorger(s) ook geïnformeerd over de studievoortgang (studieresultaten, aanwezigheid en positief studiegedrag), tenzij de deelnemer hier tijdens de digitale aanmelding bezwaar tegen heeft gemaakt.” Echter, in Eduarte is dit niet terug te vinden. Na overleg blijkt dit een fout in het systeem te zijn. Docenten kunnen dus niet zien of studenten tijdens de intake wel of niet bezwaar hebben gemaakt tegen het informeren van hun ouders. De opleidingsmanager heeft dit intern opgepakt met ICT en meegenomen als aandachtspunt. De docenten geven daarnaast aan dat wanneer zij ouders wel uitnodigen, voor gesprekken of ouderavonden, de ouders hieraan in veel gevallen geen gehoor geven. De opleidingsmanager geeft aan dat het eigenlijk tot 23 jaar standaard zou moeten zijn dat ouders worden ingeschakeld door de loopbaanbegeleider. Voorwaarden hiervoor zijn dat in Eduarte geregistreerd kan worden wanneer studenten bezwaar hebben gemaakt tegen het betrekken van ouders en dat contactgegevens of emailadressen bekend zijn. Het betrekken van ouders heeft in veel gevallen wel het gewenste effect op de studievoortgang van studenten. Echter, soms kan het betrekken van ouders juist een averechts effect hebben op de studievoortgang van studenten. Bijvoorbeeld wanneer een student zich juist afzet tegen bemoeienissen van buitenaf. 4. Zorgstructuur De tweede lijn, opleidingsmanager en docenten geven aan dat binnen het ROC MN de zorgstructuur duidelijk en helder is. Het is een volwassen structuur die zeer goed werkt
9
en waar zich veel deskundigheid bevindt. De lijnen tussen de verschillende personen lopen goed en de taken zijn duidelijk. De docenten zijn op de hoogte van de mogelijkheden van zorg binnen het ROC MN. De aandachtsfunctionaris zorg geeft aan binnen de opleiding veel sprake is van multiproblematiek bij de studenten. Er is dan geen sprake van één probleem, maar van meerdere problemen tegelijkertijd. De zorgplicht van school begint bij de intake. Bij Helpende Zorg en Welzijn is een verlengde intake of een intake in een duo van onderwijs en zorg een middel om bij het eerste contactmoment met de student de zorgbehoefte van de student in kaart te brengen. Hier zijn ze binnen de opleiding mee bezig. Waar de opleidingsmanager en aandachtsfunctionaris zorg tegenaan lopen is dat bij de intake studenten zorgbehoeftes verzwijgen, uit angst niet aangenomen te worden. Daarnaast wordt de tweede lijn sneller dan voorheen betrokken bij een student. Studenten worden naar de tweede lijn gestuurd, voordat de opleiding zelf alles heeft ingezet wat mogelijk is en er ‘klaar mee is’. Daarnaast is binnen Helpende Zorg en Welzijn een recente afspraak dat wanneer een student een Voorlopig Negatief Studieadvies krijgt, deze naar het SLC wordt gestuurd. De aandachtsfunctionaris zorg noemt hierbij als aandachtspunt dat de hoeveelheid en verscheidenheid van zorg binnen de school veel werk oplevert voor de loopbaanbegeleiders. Loopbaanbegeleiders zouden eigenlijk getraind moeten worden in het bepalen op welk probleem van de student de eerste actie ingezet zou moeten worden. Daarnaast geeft zij aan dat het SLC of het SMW dichter op de opleiding zou moeten zitten. Dit wordt tevens voor komend schooljaar in het jaarplan meegenomen. Docenten geven aan dat gedurende het jaar de drukte toeneemt bij het SLC en de schoolarts. De schoolarts is één keer per week op de locatie aanwezig en het SLC krijgt veel aanmeldingen, waardoor het langer duurt voordat een student door de schoolarts of het SLC gezien wordt en door de loopbaanbegeleider een vervolgactie ingezet kan worden. Dit is voor zowel de loopbaanbegeleider als de student onwenselijk, omdat de kans aanwezig is dat de problemen blijven bestaan of juist verergeren. Volgens de opleidingsmanager en de aandachtsfunctionaris zorg zou het ideaal zijn als het SLC flexibeler zou kunnen zijn, door in piekperiodes meer menskracht in te kunnen zetten. 5. Samenwerking mbo en leerplicht/RMC Gedurende het project ‘Student in Beeld’ is een leerplichtambtenaar/RMCtrajectbegeleider twee dagen in de week op locatie aanwezig geweest. De ervaringen van de opleiding hiermee zijn positief. Waar voorheen de samenwerking tussen mbo en leerplicht/RMC voornamelijk bestond uit telefonisch en mailcontact, wordt er nu eerder
10
mondeling overlegd over een casus en komt men samen tot een plan van aanpak. Dit werkt efficiënter en effectiever. Op die manier is er tevens meer begrip voor elkaars situatie en meer inzicht in elkaars taken en verantwoordelijkheden. De opleidingsmanager geeft hierbij aan dat wanneer er eerst intensiever contact is met de leerplichtambtenaar, een band/verbinding tussen het mbo en leerplicht/RMC ontstaat, wat volgende contacten makkelijker maakt. Zoals eerder genoemd wordt er wel iemand gemist die studenten streng aan kan spreken op hun gedrag. De leerplichtambtenaar kan zich alleen richten op het verzuim en kan niet handhaven op het gedrag en resultaten van studenten. Echter zijn dit ook factoren die mee kunnen spelen in uitval van studenten. Daarnaast werd door zowel de tweede lijn, als de docenten en opleidingsmanager als knelpunt de verschillen in werkwijzen tussen leerplichtambtenaren uit verschillende gemeenten genoemd. Hierbij werd genoemd dat in de ene gemeente men als reactie op een melding krijgt dat ze niet met een verzuimmelding van 18 jaar en ouder aan de slag gaan of helemaal geen contact krijgen met de betreffende leerplichtambtenaar/RMC-trajectbegeleider. Terwijl in een andere gemeente juist heel erg proactief wordt gereageerd op een melding.
11
1.3 ROC Midden Nederland Koksopleiding 1. Studenten Docenten hebben een goed beeld van risicofactoren die kunnen leiden tot voortijdige schoolverlaten (VSV). Volgens docenten is een verkeerde opleidingskeuze een belangrijke reden van uitval onder de studenten. Studenten hebben andere verwachtingen en het lichamelijk zware werk in de horeca in de weekenden, avonden en feestdagen valt tegen. Een docent geeft aan dat hier tijdens de intake wel nadruk op wordt gelegd maar dat studenten dit toch onderschatten. Verder zien docenten verzuim en privéproblematiek als belangrijk signalen van risico op uitval bij een student. De tweede lijn bevestigt dit en ziet regelmatig studenten met financiële problemen of een problematische thuissituatie. Ook wijst de tweede lijn op een groep studenten die ingeschreven staat op een opleiding, maar niet op school komt en wel studiefinanciering ontvangt. Docenten en de tweede lijn hebben meerdere ideeën waarop VSV tegen kan worden gegaan. Ze zien dat snel handelen bij beginnend verzuim goed werkt, bijvoorbeeld door telefonisch contact op te nemen met de student. Voorheen stond dit beschreven in het verzuimprotocol. Inmiddels past dit niet binnen de verzuimbegeleiding die in Eduarte beschreven staat omdat er een proces met brieven wordt doorlopen. Docenten wijzen op het feit dat studenten van de koksopleiding naast school veel contacten hebben met hun leermeesters en dat zij ook een belangrijke positie qua signalering hebben. Docenten vertellen voldoende contact met leermeesters te hebben, dit draagt bij aan een goed beeld van de student. Een ander principe wat volgens de tweede lijn goed werkt is het geven van persoonlijke aandacht aan studenten zodat ze het gevoel krijgen dat ze gemist worden en erbij horen. De werkdruk die docenten ervaren geeft ze echter niet altijd de mogelijkheid om de persoonlijke aandacht te geven die passend zou zijn. Verder geven docenten aan dat eerstejaars studenten druk kunnen zijn en moeite kunnen hebben met hun concentratie. Hierdoor kan het soms onrustig zijn in de klas. Dit is de reden dat bij de praktijklessen soms twee docenten voor de klas staan en dit werkt goed. Daarnaast ligt er de intentie om volgend jaar maximaal twee REC4 leerlingen per klas aan te nemen. Een docent geeft aan dat ze volgend jaar een beroepshoudingrapport willen introduceren om de voortgang van de leerling qua gedrag beter te kunnen monitoren. Ook liggen er plannen voor het inschakelen van een onderwijsassistent. Gedurende het project is er geen beeld ontstaan van de visie vanuit de student.
12
2. Docenten Opleidingsmanagers, de tweede lijn en docenten geven aan dat de werkdruk van SLB’ers hoog ligt. Volgens de verzuimmedewerker kan het tijdsgebrek ervoor kan zorgen dat docenten de aanwezigheid en afwezigheid van studenten niet op tijd invullen of beoordelen in Eduarte. Wanneer dit niet goed geregistreerd staat klopt het aantal uren verzuim niet. De verzuimmedewerker spreekt hier docenten op aan zodat de verzuimoverzichten kloppend worden. Ook volgend schooljaar zet de verzuimmedewerker hierop in door langs de docententeams te gaan en trainingen te geven over het proces rondom verzuim in Eduarte. In het handboek loopbaanbegeleiding staat beschreven welke contactmomenten met studenten gedurende het schooljaar plaats vinden. Deze contactmomenten betreffen een gesprek waarin een plan van aanpak wordt gemaakt, 3 x functioneringsgesprekken en een beoordelingsgesprek. Docenten merken dat er in de praktijk behoefte is aan meer begeleidingstijd voor studenten vanwege de toenemende (multi)problematiek onder de studenten. Docenten signaleren en ondernemen zelf veel acties. Een bevinding van een docent is dat er tussen docenten verschillen zijn in de tijd die men in de begeleiding van studenten steekt en het proces waarbij SLB’ers betrokken blijven bij de student. Sommige docenten begeleiden studenten bijvoorbeeld langer zelf dan andere, en wachten hiermee ook langer voordat interne zorgmogelijkheden worden ingezet. Docenten laten weten dat ze niet altijd precies weten welke actie genomen kan worden. SMW geeft aan dat er een interne ROC MN opleiding is over signaleren, maar dit blijkt in de praktijk niet altijd te worden gebruikt. 3. Ouders Gedurende het project is gekeken in hoeverre ouders bij de schoolloopbaan van hun kind worden betrokken. Het verzuimprotocol van ROC MN staat helder omschreven en beschrijft onder andere het proces in het systeem Eduarte. Elke 16 klok uur ongeoorloofde afwezigheid in 4 aaneengesloten weken wordt vanuit Eduarte in het verzuimloket gemeld. De verzuimmedewerker benadrukt dat er volgens het beleid vanuit Eduarte brieven naar ouders (18 -) of naar de student (18 +) worden gestuurd wanneer er sprake is van ongeoorloofd verzuim. Er is een set van 6 brieven ontwikkeld die worden verzonden naarmate het ongeoorloofd verzuim aanhoudt. In elke brief staat beschreven wat de situatie is, welke actie school heeft ondernomen en wat de volgende stap is. In de brieven die gericht zijn aan de studenten staat vermeld dat ouders / verzorgers worden geïnformeerd over de afwezigheid van hun kind. Er staat niet toegelicht op welke manier dit gebeurd.
13
De acties lopen nog niet altijd zoals beschreven in het protocol. Volgens docenten en de tweede lijn komt dit voornamelijk doordat men nog moet wennen aan het nieuwe systeem. Een andere reden is tijdsgebrek. Het systeem vraagt een planning waar docenten niet altijd aan kunnen voldoen. Volgens de opleidingsmanager valt er nog winst te behalen in de afspraken, en uitvoering, over het moment waarop ouders worden betrokken door school (bijvoorbeeld voordat er een melding naar leerplicht gaat.) Dit loopt op dit moment niet bij alle docenten gelijk. Docenten en de tweede lijn geven aan soms moeilijk in contact te komen met ouders. Ouders gaan niet altijd in op de uitnodiging voor een ouderavond of 10 minutengesprekken. Soms zijn ouders telefonisch moeilijk bereikbaar of reageren niet op e-mails van docenten. Aan de andere kant heeft school ook positieve ervaringen met de betrokkenheid van ouders. De opleidingsmanager vertelt over de goede ervaringen met ouderavonden. Zo is er een ouderavond voor studenten die het volgende schooljaar starten met de opleiding en een ouderavond waarop ouders schoolopdrachten van hun eigen kinderen kunnen beoordelen. Beide avonden worden goed bezocht. Daarnaast worden ouders van studenten in gevallen dat het niet goed loopt met een student uitgenodigd op school voor 10 minutengesprekken, terwijl ouders van studenten waarbij het wel goed loopt de mogelijkheid krijgen om het gesprek telefonisch te voeren. Ouders van studenten die 18 jaar en ouder zijn worden niet altijd automatisch betrokken. De tweede lijn geeft aan dat ze in gesprekken met studenten van 18 jaar en ouder wel benadrukken dat het voor de student soms beter is om ouders te betrekken bij schoolzaken. Studenten kunnen hier gevoelig voor zijn. 4. Zorgstructuur De aandachtfunctionaris zorg, het studieloopbaancentrum en het schoolmaatschappelijk werk zitten bij elkaar op één kamer. Er is hierdoor sprake van korte lijntjes en er kan een warme overdracht van studentdossiers plaatsvinden als dit nodig is. Docenten en studenten weten de aandachtsfuctionaris zorg goed te vinden. De opleidingsmanagers en tweede lijn menen dat de docenten moeten wennen aan het nieuwe registratie systeem Eduarte. De tweede lijn geeft aan dat er sprake kan zijn van onvolledige informatievoorziening over een student, omdat niet iedereen toegang heeft tot dezelfde kanalen in het systeem waarin geregistreerd wordt. Onderling kan de tweede lijn niet zien wat zij geregistreerd hebben over de student. Daarnaast hebben ze geen toegang tot de registratie van SLB’ers in Eduarte. Een aanmelding bij het SLC mist hierdoor soms belangrijke achtergrondinformatie. De SLC medewerker geeft aan dat het niet altijd duidelijk is voor de SLB’er welke informatie over de student relevant is, ondanks dat dit is aangeven in nieuwsbrieven en tijdens bijeenkomsten.
14
De tweede lijn ziet dat het begeleidingsproces belemmerd wordt wanneer een student niet komt opdagen op afspraken. De student wordt dan terug gemeld bij de SLB’er. In deze gevallen loopt de SLB’er aan tegen het gegeven dat er geen middelen meer zijn om de student te begeleiden en/of de student te bereiken. De student loopt risico om uit beeld te raken. Het kan dan voorkomen dat het (tweede) aanbod van het SLC wordt geweigerd en dat school geen andere middelen in handen heeft om de student te begeleiden naar een vervolgtraject. Op de opleiding zitten studenten die woonachtig zijn in verschillende gemeenten. De tweede lijn merkt dat het externe zorgaanbod per gemeente verschilt en dat niet alle mogelijkheden binnen de sociale kaart bekend zijn, dit moet elke keer per gemeente moet worden uitgezocht. Een docent vertelt dat de schoolarts onlangs is gepresenteerd aan het team maar dat men nog niet weet wat de mogelijkheden van de schoolarts zijn of wanneer de schoolarts ingeschakeld kan worden. Volgend jaar zal de zorgstructuur op de newtonbaan opnieuw onder de aandacht worden gebracht. 5. Samenwerking mbo en leerplicht/RMC De docenten ervaren de e-mails van de leerplichtambtenaar soms als last vanwege de controlerende toon en de tijd die in het beantwoorden van deze e-mail gaat zitten. Docenten geven aan geen zicht te hebben op de (on)mogelijkheden van leerplicht/RMC en hebben behoefte aan informatie. Er zijn verschillen zichtbaar tussen docenten in het moment waarop leerplicht/RMC om actie wordt gevraagd. Het kan hierdoor voorkomen dat de actie van leerplicht/RMC te laat wordt ingezet, bijvoorbeeld wanneer de uitschrijving van de student al een feit is. De tweede lijn ziet de ondersteunende rol vanuit leerplicht als kracht. Zo kan het helpend zijn om een leerplichtambtenaar te laten aansluiten bij gesprekken om extra gewicht te geven. De tweede lijn, de verzuimmedewerker en de docenten lopen er echter wel tegen aan dat andere gemeenten verschillend omgaan met meldingen van studenten van 18 jaar en ouder.
15
1.4 ROC Midden Nederland Medewerker bediening/café-bar 1. Studenten Docenten hebben een goed beeld van risicofactoren die kunnen leiden tot voortijdige schoolverlaten (VSV). Volgens docenten is een verkeerde opleidingskeuze een belangrijke reden van uitval onder de studenten. Studenten hebben andere verwachtingen en het lichamelijk zware werk in de horeca in de weekenden, avonden en feestdagen valt tegen. Een docent geeft aan dat hier tijdens de intake wel nadruk op wordt gelegd maar dat studenten dit toch onderschatten. Verder zien docenten verzuim en privéproblematiek als belangrijk signalen van risico op uitval bij een student. De tweede lijn bevestigt dit en ziet regelmatig studenten met financiële problemen of een problematische thuissituatie. Ook wijst de tweede lijn op een groep studenten die ingeschreven staat op een opleiding, maar niet op school komt en wel studiefinanciering ontvangt. Docenten en de tweede lijn hebben meerdere ideeën waarop VSV tegen kan worden gegaan. Ze zien dat snel handelen bij beginnend verzuim goed werkt, bijvoorbeeld door telefonisch contact op te nemen met de student. Voorheen stond dit beschreven in het verzuimprotocol. Inmiddels past dit niet binnen de verzuimbegeleiding die in Eduarte beschreven staat omdat er een proces met brieven wordt doorlopen. Een ander principe wat volgens de tweede lijn en docenten goed werkt is het geven van persoonlijke aandacht aan studenten zodat ze het gevoel krijgen dat ze gemist worden en erbij horen. Ook geven docenten aan dat ze vermoeden dat sommige studenten van dit schooljaar gedemotiveerd lijken voor het vak en de opleiding. Dit blijkt uit het gegeven dat studenten de toetsen niet maken, zich niet aan afspraken houden en niet altijd aanwezig zijn in de les. Studenten van de service opleiding geven echter aan dat hun verzuim een gevolg is van het ontbreken aan genoeg individuele begeleiding en aandacht. Een docent loopt er tegen aan dat studenten gemaakte afspraken te vrijblijvend lijken op te pakken doordat er niet altijd een vervolgactie of consequentie aanhangt wanneer studenten afspraken niet nakomen. Een docent heeft dit aangepakt door proefcontracten op te stellen waarin gemaakte afspraken op papier worden gezet en aan wordt gegeven hoe lang de student de tijd heeft om deze afspraken uit te voeren. Ook worden de consequenties benoemd wanneer een student zich niet aan de afspraken houdt. 2. Docenten Opleidingsmanagers, de tweede lijn en docenten geven aan dat de werkdruk van SLB’ers hoog ligt. Volgens de verzuimmedewerker kan het tijdsgebrek ervoor kan zorgen dat
16
docenten de aanwezigheid en afwezigheid van studenten niet op tijd invullen of beoordelen in Eduarte. Wanneer dit niet goed geregistreerd staat klopt het aantal uren verzuim niet. De verzuimmedewerker spreekt hier docenten op aan zodat de verzuimoverzichten kloppend worden. Ook volgend schooljaar zet de verzuimmedewerker hierop in door langs de docententeams te gaan en trainingen te geven over het proces rondom verzuim in Eduarte. In het handboek loopbaanbegeleiding staat beschreven welke contactmomenten met studenten gedurende het schooljaar plaats vinden. Deze contactmomenten betreffen een gesprek waarin een plan van aanpak wordt gemaakt, 3 x functioneringsgesprekken en een beoordelingsgesprek. Docenten merken dat er in de praktijk behoefte is aan meer begeleidingstijd voor studenten vanwege de toenemende (multi)problematiek onder de studenten. Docenten geven aan dat de niveau 2 opleidingen grote klassen hebben met studenten die kampen met (veel) problematiek. Er komen steeds meer “rugzakstudenten” bij. Docenten hebben echter niet de tijd en/of kennis om deze studenten de juiste begeleiding te geven. Docenten signaleren en ondernemen zelf acties. Een bevinding van een docent is dat er tussen docenten verschillen is in de tijd die men in de begeleiding van studenten steekt en het proces waarbij SLB’ers betrokken blijven bij de student. Sommige docenten begeleiden studenten bijvoorbeeld langer zelf dan andere, en wachten hiermee ook langer voordat interne zorgmogelijkheden worden ingezet. Docenten laten weten dat ze niet altijd precies weten welke actie genomen kan worden. SMW geeft aan dat er een interne ROC MN opleiding is over signaleren, maar dit blijkt in de praktijk niet altijd te worden gebruikt. 3. Ouders Gedurende het project is gekeken in hoeverre ouders bij de schoolloopbaan van hun kind worden betrokken. Het verzuimprotocol van ROC MN staat helder omschreven en beschrijft o.a. het proces in het systeem Eduarte. Elke 16 klok uur ongeoorloofde afwezigheid in 4 aaneengesloten weken wordt vanuit Eduarte in het verzuimloket gemeld. De verzuimmedewerker benadrukt dat er volgens het beleid vanuit Eduarte brieven naar ouders (18 -) of naar de student (18 +) worden gestuurd wanneer er sprake is van ongeoorloofd verzuim. Er is een set van 6 brieven ontwikkeld die worden verzonden naarmate het ongeoorloofd verzuim aanhoudt. In elke brief staat beschreven wat de situatie is, welke actie school heeft ondernomen en wat de volgende stap is. In de brieven die gericht zijn aan de studenten staat vermeld dat ouders / verzorgers worden geïnformeerd over de afwezigheid van hun kind. Er staat niet toegelicht op welke manier dit gebeurd.
17
De acties lopen nog niet altijd zoals beschreven in het protocol. Volgens docenten en de tweede lijn komt dit voornamelijk doordat men nog moet wennen aan het nieuwe systeem. Een andere reden is tijdsgebrek. Het systeem vraagt een planning waar docenten niet altijd aan kunnen voldoen. Volgens de opleidingsmanager valt er nog winst te behalen in de afspraken, en uitvoering, over het moment waarop ouders worden betrokken door school (bijvoorbeeld voordat er een melding naar leerplicht gaat.) Dit loopt op dit moment niet bij alle docenten gelijk. Docenten en de tweede lijn geven aan soms moeilijk in contact te komen met ouders. Ouders gaan niet altijd in op de uitnodiging voor een ouderavond of 10 minutengesprekken. Soms zijn ouders telefonisch moeilijk bereikbaar of reageren niet op e-mails van docenten. Aan de andere kant heeft school ook positieve ervaringen met de betrokkenheid van ouders. De opleidingsmanager vertelt over de goede ervaringen met ouderavonden. Zo is er een ouderavond voor studenten die het volgende schooljaar starten met de opleiding en een ouderavond waarop ouders schoolopdrachten van hun eigen kinderen kunnen beoordelen. Beide avonden worden goed bezocht. Daarnaast worden ouders van studenten in gevallen dat het niet goed loopt met een student uitgenodigd op school voor 10 minutengesprekken, terwijl ouders van studenten waarbij het wel goed loopt de mogelijkheid krijgen om het gesprek telefonisch te voeren. Ouders van studenten die 18 jaar en ouder zijn worden niet altijd automatisch betrokken. De tweede lijn geeft aan dat ze in gesprekken met studenten van 18 jaar en ouder wel benadrukken dat het voor de student soms beter is om ouders te betrekken bij schoolzaken. Studenten kunnen hier gevoelig voor zijn. 4. Zorgstructuur De aandacht functionaris zorg, het studieloopbaancentrum en het schoolmaatschappelijk werk zitten bij elkaar op één kamer. Er is hierdoor sprake van korte lijntjes en er kan een warme overdracht van studentdossiers plaatsvinden als dit nodig is. Docenten en studenten weten de aandachtsfuctionaris zorg goed te vinden. De opleidingsmanagers en tweede lijn menen dat de docenten moeten wennen aan het nieuwe registratie systeem Eduarte. De tweede lijn geeft aan dat er sprake kan zijn van onvolledige informatievoorziening over een student, omdat niet iedereen toegang heeft tot dezelfde kanalen in het systeem waarin geregistreerd wordt. Onderling kan de tweede lijn niet zien wat zij geregistreerd hebben over de student. Daarnaast hebben ze geen toegang tot de registratie van SLB’ers in Eduarte. Een aanmelding bij het SLC mist hierdoor soms belangrijke achtergrondinformatie. De SLC medewerker geeft aan dat het niet altijd duidelijk is voor de SLB’er welke informatie over de student relevant is, ondanks dat dit is aangeven in nieuwsbrieven en tijdens bijeenkomsten.
18
De tweede lijn ziet dat het begeleidingsproces belemmerd wordt wanneer een student niet komt opdagen op afspraken. De student wordt dan terug gemeld bij de SLB’er. In deze gevallen loopt de SLB’er aan tegen het gegeven dat er geen middelen meer zijn om de student te begeleiden en/of de student te bereiken. De student loopt risico om uit beeld te raken. Het kan voorkomen dat het (tweede) aanbod van het SLC wordt geweigerd en dat school geen andere middelen in handen heeft om de student te begeleiden naar een vervolgtraject. Op de opleiding zitten studenten die woonachtig zijn in verschillende gemeenten. De tweede lijn merkt dat het externe zorgaanbod per gemeente verschilt en dat niet alle mogelijkheden binnen de sociale kaart bekend zijn, dit moet elke keer per gemeente moet worden uitgezocht. Een docent vertelt dat de schoolarts onlangs is gepresenteerd aan het team maar dat men nog niet weet wat de mogelijkheden van de schoolarts zijn of wanneer de schoolarts ingeschakeld kan worden. Volgend jaar zal de zorgstructuur op de newtonbaan opnieuw onder de aandacht worden gebracht. 5. Samenwerking mbo en leerplicht/RMC De docenten ervaren de e-mails van de leerplichtambtenaar soms als last vanwege de controlerende toon en de tijd die in het beantwoorden van deze e-mails gaat zitten. Docenten geven aan geen zicht te hebben op de (on)mogelijkheden van leerplicht/RMC en hebben behoefte aan informatie. De werkdruk van docenten is hoog. Dit kan volgens hen als gevolg hebben dat ze niet altijd kunnen bijhouden wie er op 16 uur ongeoorloofd verzuim zit en geen tijd hebben om e-mails van leerplicht/RMC te beantwoorden. Er zijn verschillen zichtbaar tussen docenten in het moment waarop leerplicht/RMC om actie wordt gevraagd. Het kan hierdoor voorkomen dat de actie van leerplicht/RMC te laat wordt ingezet, bijvoorbeeld wanneer de uitschrijving van de student al een feit is. De tweede lijn ziet de ondersteunende rol vanuit leerplicht als kracht. Zo kan het helpend zijn om een leerplichtambtenaar te laten aansluiten bij gesprekken om extra gewicht te geven. De tweede lijn, de verzuimmedewerker en de docenten lopen er echter wel tegen aan dat andere gemeenten verschillend omgaan met meldingen van studenten van 18 jaar en ouder.
19
1.5 MBO Utrecht Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent 1. Studenten De opleiding heeft te maken met drie type studenten, aldus de opleidingsmanager. Er is een groep die de opleiding doorloopt zoals gewenst. Zij zijn aanwezig in de lessen, vertonen correct gedrag op school en behalen goede resultaten op school en stage. De tweede groep bestaat uit studenten die enige begeleiding nodig hebben bij het doorlopen van het schooljaar. Denk hier bijvoorbeeld aan begeleiding bij het plannen van huiswerk of hulp bij persoonlijke problematiek. De derde groep bestaat uit studenten die grotere problematiek met zich meebrengen. Dit zijn studenten die regelmatig afwezig zijn in de lessen en zich niet aan afspraken en opdrachten houden. Volgens docenten is er sprake van een te groot aantal studenten dat behoort tot deze derde categorie, de zogenoemde niet-willers. De meeste van deze groep studenten hebben een verkeerde studiekeuze gemaakt, onder andere door een onrealistisch beroepsbeeld. De opleidingsmanager geeft aan dat het voor studenten belangrijk is om ingeschreven te staan. Dit heeft te maken met status en met toegang tot voorzieningen als studiefinanciering. Bovendien verkrijgen zij met de inschrijving een bepaalde ‘status’, namelijk de status van een student die studeert en dat is positief voor hun aanzien in de wijk en bij vrienden. Volgens de tweede lijn en docenten zijn veel studenten uit deze groep niet vatbaar voor gezag. De tweede lijn geeft aan dat deze studenten weer zelf eigenaar moeten worden van bovengenoemd probleem. Docenten zien bij meerdere studenten van de opleiding dat de randvoorwaarden om onderwijs te volgen niet op orde zijn. Hierbij kan worden gedacht aan financiële problemen (waardoor ze geen boeken kunnen aanschaffen) en het moeite hebben met het houden aan afspraken. Daarnaast komt het voor dat studenten uit de derde groep (de niet-willers) in aanraking komen met politie en/of justitie. Schoolgang is dan in veel gevallen niet meer prioriteit en verdwijnt naar de achtergrond. Studenten die te maken hebben met bovenstaande (multi)problematiek beïnvloeden de groepsdynamica in de klas. Ze zijn onrustig, mondig en hebben moeite om gezag van de docenten te accepteren. Dit heeft tot gevolg dat er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden en dat sommige docenten en studenten aangeven zich niet altijd veilig te voelen op school. De (multi)problematiek van bepaalde studenten doet een appèl op kennis en kunde van docenten. Docenten geven aan dat ze met name aan lopen tegen negatief gedrag van studenten in de klas en hierdoor minder bezig zijn met de problematiek rondom verzuim. Docenten signaleren, maar kunnen qua tijdsdruk en omvang van de problematiek niet altijd acties op tijd oppakken en doorzetten. Het
20
soort problematiek lijkt volgens een aantal docenten steeds heftiger te worden en niet iedereen voelt zich voldoende onderlegd om met deze problematiek om te gaan. De tweede lijn en de opleidingsmanager geven aan studenten uit alle groepen een kans te willen geven om hun diploma te behalen. De problemen die sommige studenten meebrengen, willen ze liever bestempelen als uitdaging in plaats van als last. Ze zetten zich volledig in om ervoor te zorgen dat een student zijn of haar diploma haalt. Dit kent uiteraard wel grenzen. Docenten noemen daarnaast dat een problematische thuissituatie een belangrijke risicofactor kan zijn om uit te vallen. Ook een verkeerde opleidingskeuze en motivatieproblemen zijn volgens docenten belangrijke redenen voor verzuim en uitval onder de studenten. De studenten geven aan dat het ziek melden veel te makkelijk gaat en dat ze merken dat het weinig tot geen consequenties heeft. De opleidingsmanager onderkent dat het ziekmelden laagdrempelig kan zijn. Er wordt wel gebeld naar de ouders van studenten die zich ziek melden. De ervaring leert echter dat dit niet het gewenste resultaat oplevert bij de studenten van de niveaus 1 en 2. Ouders zijn moeilijk te bereiken, raken geïrriteerd of dekken het verzuim. Er zijn betere ervaringen bij het bellen naar ouders van studenten uit niveau 3 en 4, deze ouders reageren positief op de betrokkenheid van school. Een andere reden voor verzuim en uitval is volgens studenten dat sommige studenten veel moeten werken om hun studie te kunnen bekostigen. De docenten zijn niet altijd op de hoogte van de persoonlijke situatie van studenten. Dit kan komen doordat de studenten hier niet open over zijn, maar ook doordat de docenten niet de tijd en mogelijkheid hebben om hier naar te informeren. Een onderwerp dat zowel bij docenten als studenten leeft is het onveilige schoolklimaat. Sommige studenten en docenten hebben aangegeven dat zij zich niet altijd veilig voelen in de directe omgeving van de school, onder andere als gevolg van enkele incidenten die hebben plaatsgevonden. Ook het uiterlijk van MBO Utrecht is volgens de studenten weinig inspirerend, zoals de poortjes bij de beveiliging. Het (onveilige) schoolklimaat kan voor studenten een reden zijn om voortijdig te stoppen met de opleiding of om te gaan verzuimen. 2. Docenten De docenten van de opleiding zijn erg betrokken bij de studenten. Ieder zet zich volledig in om de lessen zo goed mogelijk te laten verlopen en de studenten op de juiste manier te begeleiden. Docenten vertellen echter dat ze zich overbelast voelen door alle taken die er extra bij komen naast het onderwijs geven. De opleidingsmanager erkent dat het een zware taak is om voor de klas te staan. Als aanvulling geeft hij dat er vooral
21
aanspraak wordt gedaan op de mentale belasting. Om ervoor te zorgen dat deze belasting niet te veel wordt, is het van belang dat de juiste ondersteuning en kennis aanwezig is. Momenteel zijn er verschillen te zien in de manier waarop lessen worden ingevuld. Dit signaal komt van zowel de opleidingsmanager als van de studenten. Docenten proberen de lessen naar eigen inzicht zo goed mogelijk in te vullen. Het risico is echter dat de uniformiteit van het lesaanbod en toepassing van pedagogisch didactisch concept van het team verwatert. De opleidingsmanager geeft aan dat hij dit onderwerp bespreekbaar maakt in het team, maar dat er nog wel winst te behalen valt. De tweede lijn en de opleidingsmanager geven aan dat niet alle docenten inzicht hebben in het verloop van de processen nadat een student is aangemeld bij SDV of jeugdarts. Afstemming tussen eerstelijns en tweedelijns zorg is niet altijd geborgd. SMW wordt bij het proces betrokken als de problematiek niet onderwijs gerelateerd is. De tweede lijn is de partij die in overleg met SMW moet vaststellen over er sprake is van psychosociale factoren die de inzet van SMW rechtvaardigen. Bij de casuïstiek besprekingen van het SDV team worden regelmatig SMW en begeleider passend onderwijs uitgenodigd. Ook docenten geven het signaal af dat ze niet altijd volledig op de hoogte zijn van de werkprocessen en protocollen binnen het mbo, zoals het inzetten van zorg, aanmelden van studenten bij SDV en afspraken met leerplicht. Docenten geven bijvoorbeeld een negatief studieadvies op gedrag, terwijl de cijfers wel goed zijn. Voor ontoelaatbaar gedrag zou de schorsing en verwijderingsprocedure moeten worden ingezet. Volgens docenten zitten sommige studenten langere periode thuis, zonder dat daar vanuit school de juiste acties op worden ondernomen. De SLB’er heeft vaak geen tijd om meerdere keren te bellen, maar signaleert wel dat de student langere tijd afwezig is. Leerplicht wordt niet altijd op tijd betrokken. SMW bevestigt dat er veel op SLB’ers afkomt en dat ze geconfronteerd worden met veel zorgen om studenten, naast alle andere taken. De opleidingsmanager licht toe dat de taak van een SLB’er behoort tot de eerstelijnszorg in de zorgstructuur. De SLB’er moet zicht en regie houden op een drietal onderwerpen, namelijk de zorg, de klas en de preventie van problematiek. De begeleidingsprocessen rondom een student lopen soms spaak, omdat er onduidelijkheid is over de taken en verantwoordelijkheden van een SLB’er. SLB’ers weten niet altijd wat de mogelijkheden zijn en tot waar hun verantwoordelijkheid ligt. SMW zou het mbo willen adviseren om de regierol van de SLB’er onder de aandacht te brengen en te versterken. SMW ziet dat dit momenteel nog niet voldoende gebeurd. Volgens SMW zou de SLB’er meer bewust kunnen zijn van de gaten die ontstaan wanneer SLB’er de regierol niet nemen t.a.v. de loopbaan van de studenten. De verzuimmedewerkers vertellen dat docenten over het algemeen het bijhouden van aanwezigheid van
22
studenten als belastend ervaren, ook al is men zich bewust dat het een middel is om verzuim tegen te gaan. Docenten en de tweede lijn geven aan dat er weinig loopbaanbegeleidingstijd is voor individuele gesprekken met studenten. Door de studenten zelf werd genoemd dat aandacht voor de student erg belangrijk is. Een student komt niet snel zelf met problemen, maar wanneer een loopbaanbegeleider er naar zou vragen, zou een probleem eerder aan het licht komen. Studenten voelen zich onvoldoende gesteund in hun persoonlijke welzijn en schoolloopbaan. Door docenten wordt aangegeven dat er verschillen zijn visie en aanpak binnen de opleiding. 3. Ouders MBO Utrecht is zeer actief in het bereiken en betrekken van ouders bij de opleiding. De ouders worden uitgenodigd voor ouderavonden, tienminutengesprekken en presentaties, maar ze komen lang niet allemaal. De ervaring van docenten is dat de ouders regelmatig wisselen van telefoonnummers of niet reageren op e-mails, en daardoor niet altijd bereikbaar zijn. Wat docenten ook aangeven is dat er verschillen tussen de ouders zichtbaar zijn. De ouders die de docenten van de opleiding graag zou willen zien, omdat hun kinderen dat nodig hebben, zijn meestal niet dezelfde ouders die aangeven beter geïnformeerd te willen worden. De opleiding heeft daarnaast ook te maken met studenten die geen bemoeienis willen van ouders. Deze groep studenten wil hun ouders er het liefst buiten houden. Wat studenten ook niet willen, is dat ouders alleen maar ingeschakeld worden als er problemen zijn. “Ik doe duizend dingen goed, en één ding fout. Maar ze hebben het alleen maar over wat er fout gaat”, is de ervaring van veel studenten. De associatie die ze hebben bij ouderbetrokkenheid is daardoor vaak negatief. Als de school belt, betekent dat altijd dat er iets mis is en dat ze op hun kop krijgen. Studenten geven aan dat dit de reden is dat ze niet altijd zitten te wachten op deze vorm van ouderbetrokkenheid. 4. Zorgstructuur De tweede lijn geeft aan dat men in een overgangsfase zit wat betreft de interne zorgstructuur. Ze noemen dat het beleid en stroomschema’s rondom de zorgstructuur goed op papier staan, maar dat men in de praktijk nog moet wennen aan de nieuwe werkwijze. De opleidingsmanager en de tweede lijn vertellen dat het overleg met de taakdocent zorg bij een hulpvraag wel eens wordt overgeslagen. In het werkproces is deze functie op papier het eerste aanpreekpunt bij zorgen over een student. De taakdocent zorg kan vervolgens bepalen of een aanmelding bij SDV nodig is of niet. Komend schooljaar wil de opleidingsmanager de functie van de taakdocent zorg
23
versterken. Volgens de docenten is de vervolgstap onbekend, wanneer een student niet komt opdagen bij SDV of de schoolarts.. De tweede lijn geeft aan dat docenten niet altijd de tijd en mogelijkheden hebben om de juiste acties voor zorgstudenten uit te zetten. Niet alle docenten kunnen SDV vinden en trekken soms hun eigen plan en gaan zelf aan de slag met de zorgen. De tweede lijn geeft aan dat de caseload te hoog is. Er wordt vaak een beroep gedaan op SDV en zodoende is er een wachtlijst ontstaan. De tweede lijn bevestigt dat studenten moeilijk bereikbaar zijn en niet reageren op sms’jes en voicemails. Het is voor de tweede lijn moeilijk als een student niet bereikt kan worden en niet op afspraken komt opdagen, omdat er dan geen begeleiding voor de student kan worden opgestart. Wanneer een student de benodigde begeleiding niet wil, wordt de kans vergroot dat de student gaat uitvallen. SMW heeft het idee niet altijd volledig in het proces betrokken te zijn. Komend schooljaar zal er een jeugdteam worden ingezet op MBO Utrecht om extra (persoonlijke) begeleiding te kunnen bieden aan de studenten die dit nodig hebben. 5. Samenwerking mbo en leerplicht/RMC Gedurende het project ‘Student in Beeld’ is een leerplichtambtenaar/RMCtrajectbegeleider twee dagen in de week op locatie aanwezig geweest. De ervaringen van de opleiding hiermee zijn positief. De samenwerking tussen mbo en leerplicht/RMC ervaart men als positief. Men merkt dat er sneller overlegd kan worden, de samenwerking eerder wordt opgezet en men minder tijd kwijt is met contact zoeken. Daarnaast is het aanspreekpunt sneller gevonden als er zorgen zijn om een student. De tweede lijn en docenten geven aan dat er verschil zit in de werkwijzen van de leerplichtambtenaren uit Utrecht. Doordat er volgens school geen eenduidige werkwijze bestaat weet men niet precies wat van leerplicht/RMC verwacht kan worden. De tweede lijn geeft aan dat de (on)mogelijkheden van leerplicht/RMC duidelijk moeten worden gemaakt bij SLB’ers. Het is niet duidelijk dat leerplicht ook ondersteunend kan zijn in plaats van alleen controlerend.
24
1.6 MBO Utrecht Handel niveau 2 Verkoopmedewerker 1. Studenten De opleiding heeft te maken met drie type studenten, aldus de opleidingsmanager. Er is een groep die de opleiding zonder veel bijzonderheden doorloopt; zij zijn aanwezig in de lessen, vertonen correct gedrag op school en behalen goede resultaten op school en stage. De tweede groep bestaat uit studenten die enige begeleiding nodig hebben bij het doorlopen van het schooljaar. Denk hier bijvoorbeeld aan begeleiding bij het plannen van huiswerk of hulp bij persoonlijke problematiek. De derde groep bestaat uit studenten die grotere problematiek met zich meebrengen. Dit zijn studenten die regelmatig afwezig zijn in de lessen en zich niet aan afspraken en opdrachten houden. Volgens docenten is er sprake van een te groot aantal studenten dat behoort tot deze derde categorie, de zogenoemde niet-willers. De meeste van deze groep studenten hebben een verkeerde studiekeuze gemaakt, onder andere door een onrealistisch beroepsbeeld. De opleidingsmanager geeft aan dat het voor studenten belangrijk is om ingeschreven te staan. Dit heeft te maken met status en met toegang tot voorzieningen als studiefinanciering. Bovendien verkrijgen zij met de inschrijving een bepaalde ‘status’, namelijk de status van een student die studeert en dat is positief voor hun aanzien in de wijk en bij vrienden. Volgens de tweede lijn en docenten zijn veel studenten uit deze groep niet vatbaar voor gezag. De tweede lijn geeft aan dat deze studenten weer zelf eigenaar moeten worden van bovengenoemd probleem. Docenten zien bij meerdere studenten van de opleiding dat de randvoorwaarden om onderwijs te volgen niet op orde zijn. Hierbij kan worden gedacht aan financiële problemen (waardoor ze geen boeken kunnen aanschaffen) en het moeite hebben met het houden aan afspraken. Daarnaast komt het voor dat studenten uit de derde groep (de niet-willers) in aanraking komen met politie en/of justitie. De schoolloopbaan heeft dan in veel gevallen niet meer prioriteit en verdwijnt naar de achtergrond. Studenten die te maken hebben met bovenstaande (multi)problematiek beïnvloeden de groepsdynamica in de klas. Ze zijn onrustig, mondig en hebben moeite om gezag van de docenten te accepteren. Dit heeft tot gevolg dat er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden en dat sommige docenten en studenten aangeven zich niet altijd veilig te voelen op school. De (multi)problematiek van bepaalde studenten doet een appèl op kennis en kunde van docenten. Docenten geven aan dat ze met name aan lopen tegen negatief gedrag van studenten in de klas en hierdoor minder bezig zijn met de problematiek rondom verzuim. Docenten signaleren, maar kunnen qua tijdsdruk en omvang van de problematiek niet altijd acties op tijd oppakken en doorzetten. Het
25
soort problematiek lijkt volgens een aantal docenten steeds heftiger te worden en niet iedereen voelt zich voldoende onderlegd om met deze problematiek om te gaan. De tweede lijn en de opleidingsmanager geven aan studenten uit alle groepen een kans te willen geven om hun diploma te behalen. De problemen die sommige studenten meebrengen, willen ze liever bestempelen als uitdaging in plaats van als last. Ze zetten zich volledig in om ervoor te zorgen dat een student zijn of haar diploma haalt. Dit kent uiteraard wel grenzen. Docenten noemen daarnaast dat een problematische thuissituatie een belangrijke risicofactor kan zijn om uit te vallen. Ook een verkeerde opleidingskeuze en motivatieproblemen zijn volgens docenten belangrijke redenen voor verzuim en uitval onder de studenten. De studenten geven aan dat het ziek melden veel te makkelijk gaat en dat het geen consequenties heeft. De opleidingsmanager onderkent dat het ziekmelden laagdrempelig kan zijn. Er wordt wel gebeld naar de ouders van studenten die zich ziek melden. De ervaring leert echter dat dit niet het gewenste resultaat oplevert bij de studenten van niveau 2. Ouders zijn moeilijk te bereiken, raken geïrriteerd of dekken het verzuim. Er zijn betere ervaringen bij het bellen naar ouders van studenten uit niveau 3 en 4, deze ouders reageren positief op de betrokkenheid van school. Een andere reden voor verzuim en uitval is volgens studenten dat sommige studenten veel moeten werken om hun studie te kunnen bekostigen. De docenten zijn niet altijd op de hoogte van de persoonlijke situatie van studenten. Dit kan komen doordat de studenten hier niet open over zijn, maar ook doordat de docenten niet de tijd en mogelijkheid hebben om hier naar te informeren. Een onderwerp dat zowel bij docenten als studenten leeft is het onveilige schoolklimaat. De studenten en docenten geven aan dat zij zich niet altijd veilig voelen in de directe omgeving van de school, onder andere als gevolg van enkele incidenten die hebben plaatsgevonden. Ook het uiterlijk van MBO Utrecht is volgens de studenten weinig inspirerend, zoals de poortjes bij de beveiliging. Het (onveilige) schoolklimaat kan voor studenten een reden zijn om voortijdig te stoppen met de opleiding of om te gaan verzuimen. 2. Docenten De docenten van de opleiding Handel niveau 2 zijn erg betrokken bij de studenten. Ieder zet zich volledig in om de lessen zo goed mogelijk te laten verlopen en de studenten op de juiste manier te begeleiden. Docenten vertellen echter dat ze zich overbelast voelen door alle taken die er extra bij komen naast het onderwijs geven. De opleidingsmanager erkent dat het een zware taak is om voor de klas te staan. Als aanvulling geeft hij dat er vooral aanspraak wordt gedaan op de mentale belasting. Om ervoor te zorgen dat deze
26
belasting niet te veel wordt, is het van belang dat de juiste ondersteuning en kennis aanwezig is. Momenteel zijn er verschillen te zien in de manier waarop lessen worden ingevuld. Dit signaal komt van zowel de opleidingsmanager als van de studenten. Docenten proberen de lessen naar eigen inzicht zo goed mogelijk in te vullen. Het risico is echter dat de uniformiteit van het lesaanbod en toepassing van pedagogisch didactisch concept van het team verwatert. De opleidingsmanager geeft aan dat hij dit onderwerp bespreekbaar maakt in het team, maar dat er nog wel winst te behalen valt. De tweede lijn en de opleidingsmanager geven aan dat niet alle docenten inzicht hebben in het verloop van de processen nadat een student is aangemeld bij SDV of jeugdarts. Afstemming tussen eerstelijns en tweedelijns zorg is niet altijd geborgd. SMW wordt bij het proces betrokken als de problematiek niet onderwijs gerelateerd is. De tweede lijn is de partij die in overleg met SMW moet vaststellen over er sprake is van psychosociale factoren die de inzet van SMW rechtvaardigen. Bij de casuïstiek besprekingen van het SDV team worden regelmatig SMW en begeleider passend onderwijs uitgenodigd. Ook docenten geven het signaal af dat ze niet altijd volledig op de hoogte zijn van de werkprocessen en protocollen binnen het mbo, zoals het inzetten van zorg, aanmelden van studenten bij SDV en afspraken met leerplicht. Docenten geven bijvoorbeeld een negatief studieadvies op gedrag, terwijl de cijfers wel goed zijn. Voor ontoelaatbaar gedrag zou de schorsing en verwijderingsprocedure moeten worden ingezet. Volgens docenten zitten sommige studenten langere periode thuis, zonder dat daar vanuit school de juiste acties op worden ondernomen. De SLB’er heeft vaak geen tijd om meerdere keren te bellen, maar signaleert wel dat de student langere tijd afwezig is. Leerplicht wordt niet altijd op tijd betrokken. SMW bevestigt dat er veel op SLB’ers afkomt en dat ze geconfronteerd worden met veel zorgen om studenten, naast alle andere taken. De opleidingsmanager licht toe dat de taak van een SLB’er behoort tot de eerstelijnszorg in de zorgstructuur. De SLB’er moet zicht en regie houden op een drietal onderwerpen, namelijk de zorg, de klas en de preventie van problematiek. Sommige SLB’ers zijn niet voldoende op de hoogte van hun taken en verantwoordelijkheden. Het kan hierdoor gebeuren dat begeleidingsprocessen rondom een student spaak lopen. SLB’ers weten niet altijd wat de mogelijkheden zijn en tot waar hun verantwoordelijkheid ligt. SMW zou het mbo willen adviseren om de regierol van de SLB’er onder de aandacht te brengen en te versterken. SMW ziet dat dit momenteel nog niet voldoende gebeurd. Volgens SMW zou de SLB’er meer bewust kunnen zijn van de gaten die ontstaan wanneer SLB’er de regierol niet nemen t.a.v. de loopbaan van de studenten. De verzuimmedewerkers vertellen dat docenten over het algemeen het bijhouden van aanwezigheid van studenten als belastend ervaren, ook al is men zich bewust dat
27
het een middel om verzuim tegen te gaan. Docenten en de tweede lijn geven aan dat er weinig loopbaanbegeleidingstijd is voor individuele gesprekken met studenten. De beschikbare tijd voor loopbaanbegeleiding wordt als te kort ervaren zodra er sprake is van problematiek en veel verzuim. De inzet van andere partijen (SDV, leerplicht) kan in deze situaties nodig zijn. De tijdigheid van deze aanvullende inzet is een kritische succesfactor. SLB-ers zouden getraind moeten worden in het voeren van gesprekken waardoor in een vroeg stadium problematiek in beeld is. Door de studenten zelf werd genoemd dat aandacht voor de student erg belangrijk is. Een student komt niet snel zelf met problemen, maar wanneer een loopbaanbegeleider er naar zou vragen, zou een probleem eerder aan het licht komen. Studenten voelen zich onvoldoende gesteund in hun persoonlijke welzijn en schoolloopbaan. Door docenten wordt aangegeven dat er verschillen zijn in visie en aanpak binnen de opleiding. De doelgroep van de opleiding en bijbehorende (straat)cultuur is niet altijd goed bekend bij docenten. Een aantal docenten geeft aan niet goed weet om te gaan met de cultuur van de studenten. Hierdoor kan onbegrip ontstaan tussen docenten en studenten. De straatcultuur staat haaks op de schoolcultuur, de studenten willen de straatcultuur behouden, terwijl de docenten juist de schoolcultuur willen stimuleren. Daardoor vindt in de school en in de klas geregeld letterlijke confrontatie plaats tussen die culturen. Volgens de opleidingsmanager is die confrontatie functioneel in het socialiseringsproces van de student. 3. Ouders MBO Utrecht is zeer actief in het bereiken en betrekken van ouders bij de opleiding. De ouders worden uitgenodigd voor ouderavonden, tienminutengesprekken en presentaties, maar ze komen lang niet allemaal. De ervaring van docenten is dat de ouders regelmatig wisselen van telefoonnummers of niet reageren op e-mails, en daardoor niet altijd bereikbaar zijn. Wat docenten ook aangeven is dat er verschillen tussen de ouders zichtbaar zijn. De ouders die de docenten van de opleiding graag zou willen zien, omdat hun kinderen dat nodig hebben, zijn meestal niet dezelfde ouders die aangeven beter geïnformeerd te willen worden. De opleiding heeft daarnaast ook te maken met studenten die geen bemoeienis willen van ouders. Deze groep studenten wil hun ouders er het liefst buiten houden. Wat studenten ook niet willen, is dat ouders alleen maar ingeschakeld worden als er problemen zijn. “Ik doe duizend dingen goed, en één ding fout. Maar ze hebben het alleen maar over wat er fout gaat”, is de ervaring van veel studenten. De associatie die ze hebben bij ouderbetrokkenheid is daardoor vaak negatief. Als de school belt, betekent
28
dat altijd dat er iets mis is en dat ze op hun kop krijgen. Studenten geven aan dat dit de reden is dat ze niet altijd zitten te wachten op deze vorm van ouderbetrokkenheid. 4. Zorgstructuur De tweede lijn geeft aan dat men in een overgangsfase zit wat betreft de interne zorgstructuur. Ze noemen dat het beleid en stroomschema’s rondom de zorgstructuur goed op papier staan, maar dat men in de praktijk nog moet wennen aan de nieuwe werkwijze. De opleidingsmanager en de tweede lijn vertellen dat het overleg met de taakdocent zorg bij een hulpvraag wel eens wordt overgeslagen. In het werkproces is deze functie op papier het eerste aanpreekpunt bij zorgen over een student. De taakdocent zorg kan vervolgens bepalen of een aanmelding bij SDV nodig is of niet. Komend schooljaar wil de opleidingsmanager de functie van de taakdocent zorg versterken. Het streven is om de taakdocent zorg meer in positie te brengen zodat deze de docenten meer kan begeleiden bij studenten die zorg nodig hebben. Volgens de docenten is de vervolgstap onbekend, wanneer een student niet komt opdagen bij SDV of de schoolarts. De tweede lijn geeft aan dat docenten niet altijd de tijd en mogelijkheden hebben om de juiste acties voor zorgstudenten uit te zetten. Niet alle docenten hebben inzicht in het verloop van de processen nadat een student is aangemeld bij SDV of jeugdarts. Het komt hierdoor soms voor dat ze de SLB’er zijn eigen plan trekt en gaan zelf aan de slag met de zorgen. De tweede lijn geeft aan dat de caseload te hoog is. Er wordt vaak een beroep gedaan op SDV en zodoende is er een wachtlijst ontstaan. De tweede lijn bevestigt dat studenten moeilijk bereikbaar zijn en niet reageren op sms’jes en voicemails. Het is voor de tweede lijn moeilijk als een student niet bereikt kan worden en niet op afspraken komt opdagen, omdat er dan geen begeleiding voor de student kan worden opgestart. Wanneer een student de benodigde begeleiding niet wil, wordt de kans vergroot dat de student gaat uitvallen. SMW heeft het idee niet altijd volledig in het proces betrokken te zijn. Komend schooljaar zal er een jeugdteam worden ingezet op MBO Utrecht om extra (persoonlijke) begeleiding te kunnen bieden aan de studenten die dit nodig hebben. 5. Samenwerking mbo en leerplicht/RMC Gedurende het project ‘Student in Beeld’ is een leerplichtambtenaar/RMCtrajectbegeleider twee dagen in de week op locatie aanwezig geweest. De ervaringen van de opleiding hiermee zijn positief. De samenwerking tussen mbo en leerplicht/RMC ervaart men als positief. Men merkt dat er sneller overlegd kan worden, de samenwerking eerder wordt opgezet en men minder tijd kwijt is met contact zoeken. Daarnaast is het aanspreekpunt sneller gevonden als er zorgen zijn om een student. De
29
tweede lijn en docenten geven aan dat er verschil zit in de werkwijzen van de leerplichtambtenaren uit Utrecht. Doordat er volgens school geen eenduidige werkwijze bestaat weet men niet precies wat van leerplicht/RMC verwacht kan worden. De tweede lijn geeft aan dat de (on)mogelijkheden van leerplicht/RMC duidelijk moeten worden gemaakt bij SLB’ers. Het is niet duidelijk dat leerplicht ook ondersteunend kan zijn in plaats van alleen controlerend. De inzet van leerplicht/RMC tijdens het project ‘Student in Beeld’ heeft eraan bijgedragen dat ook leerplicht/RMC in beeld is als ondersteunende partner in de aanpak van voortijdig schooluitval.
30
1.7 MBO Utrecht Handel niveau 3 Verkoopspecialist 1. Studenten Docenten hebben een goed beeld van risicofactoren die kunnen leiden tot voortijdig schoolverlaten. Er is volgens docenten sprake van een toename in de problematiek van studenten, met name in het aantal studenten met psychische problemen. Deze problematiek doet een appèl op de kennis en kunde van docenten. Docenten signaleren de risicofactoren, maar het lukt echter niet altijd om door de omvang van de problemen van alle studenten dit op te pakken en te verwijzen naar extra ondersteuning binnen school. De problemen worden vrijwel altijd gesignaleerd en doorgezet naar SDV. Soms duurt dit misschien wat langer, maar alle ‘zorgstudenten’ zijn in beeld. Docenten noemen daarnaast een problematische thuissituatie als belangrijke risicofactor om uit te vallen. Ook een verkeerde opleidingskeuze, verzuim en motivatieproblemen zijn volgens docenten belangrijke redenen van uitval onder de studenten. De opleiding heeft ingezet op de brede handelsklas die in februari 2015 gestart is en waardoor ruim 20 studenten niet tot het nieuwe schooljaar hebben hoeven wachten ook in het kader van maatwerk. Er is veel maatwerk binnen de opleiding waardoor er mogelijkheden zijn om af- door- en in te stromen op een BOL en BBL opleiding niveau 3 en 4. 2. Docenten De docenten van deze opleiding zijn erg betrokken bij de studenten. Iedere docent zet zich volledig in om de lessen zo goed mogelijk te laten verlopen en de studenten op de juiste manier te begeleiden. Docenten vertellen echter dat ze zich soms overbelast voelen door alle taken die er extra bij komen, naast het onderwijs geven. Een reden hiervoor kan zijn dat de docenten erg begaan en betrokken zijn met de studenten. Op deze manier ontstaat er een gevoel van (te) veel werkdruk en overbelasting. Doordat de docenten zo begaan zijn met de studenten van de opleiding raken er weinig uit beeld en zijn er geen tot zeer weinig incidenten dit schooljaar voorgekomen. Het komt echter voor dat sommige studenten soms langere periode thuis zitten. School onderneemt (vrijwel) altijd actie, echter in sommige gevallen te laat. De SLB’er geeft aan dat er naar studenten wordt gebeld en wordt gemaild. Ondanks verschillende interventies worden studenten niet altijd bereikt of kiezen studenten ervoor om geen contact te willen. Leerplicht wordt in dergelijke gevallen niet altijd op tijd betrokken. De taken en verantwoordelijkheden zijn volgens de opleidingsmanager helder. Deze staan omschreven in het kwaliteitskader Zorg en Begeleiding MBO Utrecht. Ondanks dat deze bekend is, blijkt uit de praktijk dat SLB’ers niet volledig op de hoogte
31
zijn van de werkprocessen en protocollen binnen het mbo, zoals het inzetten van zorg, aanmelden van studenten bij SDV en afspraken met leerplicht. De verzuimmedewerkers vertellen dat docenten over het algemeen het bijhouden van aanwezigheid van studenten als ballast ervaren en niet als middel om verzuim tegen te gaan. 3. Ouders MBO Utrecht is zeer actief in het bereiken en betrekken van ouders bij de opleiding. De ouders worden uitgenodigd voor ouderavonden, tienminutengesprekken en presentaties, maar ze komen lang niet allemaal. De ervaring van docenten is dat de ouders regelmatig wisselen van telefoonnummers of niet reageren op e-mails, en daardoor niet altijd bereikbaar zijn. Wat docenten ook aangeven is dat er verschillen tussen de ouders zichtbaar zijn. De ouders die de docenten van de opleiding graag zou willen zien, omdat hun kinderen dat nodig hebben, zijn meestal niet dezelfde ouders die aangeven beter geïnformeerd te willen worden. De opleiding heeft daarnaast ook te maken met studenten die geen bemoeienis willen van ouders. Studenten geven aan dat ouders alleen maar ingeschakeld worden als er problemen zijn. Als de school contact opneemt, betekent dat vaak dat er iets mis is en dat ze op hun kop krijgen. De associatie die studenten hebben bij ouderbetrokkenheid is daardoor vaak negatief. 4. Zorgstructuur De tweede lijn geeft aan dat men in een overgangsfase zit wat betreft de interne zorgstructuur. Ze noemen dat het beleid en de stroomschema’s rondom de zorgstructuur goed op papier staan, maar dat men in de praktijk nog moet wennen aan de nieuwe werkwijze. De tweede lijn vertelt dat het overleg met de taakdocent zorg wel eens wordt overgeslagen. In het werkproces is deze functie op papier het eerste aanpreekpunt bij zorgen over een student. De taakdocent zorg kan vervolgens bepalen of een aanmelding bij SDV nodig is of niet. Er is momenteel met name voor de zorgstudenten intensief contact tussen SLB’er en SDV. Er worden goede afspraken gemaakt over wie welke acties uitzet. Volgens de docenten is de vervolgstap echter niet bekend wanneer een student niet komt opdagen bij SDV of de schoolarts, dit is voor verbetering vatbaar. De tweede lijn geeft aan dat de caseload te hoog is. Er wordt vaak een beroep gedaan op SDV en zodoende is er een wachtlijst ontstaan. De tweede lijn benadrukt dat studenten moeilijk bereikbaar zijn en niet reageren op smsjes en voicemails. Het is voor de tweede lijn moeilijk als een student niet bereikt kan worden en niet op afspraken komt opdagen, omdat er dan geen begeleiding voor de student kan worden opgestart. Wanneer een student de benodigde begeleiding niet wil, wordt de kans vergroot dat de student gaat uitvallen.
32
5. Samenwerking mbo en leerplicht/RMC Docenten ervaren over het algemeen de aanwezigheid van een leerplichtambtenaar op school gedurende het project Student in Beeld als positief. De tweede lijn en docenten geven aan dat er verschil zit in de werkwijzen van de leerplichtambtenaren binnen RMC regio 19 en daarbuiten. De ene leerplichtambtenaar pakt bepaalde zaken wel op en de andere niet of op een andere manier. Doordat er volgens school geen eenduidige werkwijze bestaat weet men niet precies wat van leerplicht/RMC te verwachten. Een docent geeft aan dat soms de e-mails van de leerplichtambtenaar bureaucratisch en controlerend overkomen. Docenten moeten informatie opleveren en zien dit als een verplichte administratieve handeling. Docenten geven aan dat ze daarna niet altijd een terugkoppeling van de actie van de leerplichtambtenaar ontvangen. De tweede lijn is van mening dat de (on)mogelijkheden van leerplicht/RMC duidelijk moeten worden gemaakt bij de SLB’ers. Het is niet duidelijk dat leerplicht ook ondersteunend kan zijn in plaats van alleen controlerend. De verzuimmedewerkers beamen dit, maar geven aan dat er wel informatie over de werkwijze van leerplicht op trajectplanner staat wat men blijkbaar niet leest. Tot slot lopen de tweede lijn, de verzuimmedewerkers en de docenten er tegen aan dat andere gemeentes verschillend omgaan met meldingen van studenten die 18 jaar en ouder zijn. Door gesprekken tussen leerplicht/RMC en docenten is het duidelijk geworden wat ieder kan betekenen en wanneer. Ook door het geven van voorlichting door leerplicht/RMC in de lessen zijn de docenten en studenten beter op de hoogte wanneer leerplicht/RMC ingeschakeld moet worden.
33
1.8 MBO Utrecht financiële beroepen, niveau 3 en 4 1. Studenten Docenten en de tweede lijn hebben een goed beeld van risicofactoren die kunnen leiden tot VSV. Ten eerste is er volgens de tweede lijn sprake van een toename in problematiek van studenten. Met name in het aantal studenten met psychische problemen, zoals angststoornissen. Beleidsmedewerkers en docenten bevestigen dat de problematiek steeds heftiger wordt en geven aan dat deze problematiek een appèl doet op de kennis en kunde van docenten. Zo signaleren docenten de risicofactoren, maar kunnen qua tijdsdruk en omvang van de problematiek niet altijd de problemen van alle studenten oppakken en op tijd doorzetten naar extra ondersteuning. Docenten noemen daarnaast een problematische thuissituatie, een verkeerde studiekeuze, verzuim en motivatieproblemen als belangrijke risicofactoren voor schooluitval. Docenten geven aan dat ze met name aanlopen tegen (negatief) gedrag van studenten in de klas en dat de problematiek rondom verzuim dit schooljaar minder lijkt te zijn. Leerplichtambtenaren en verzuimmedewerkers kunnen bevestigen dat vergeleken met vorig schooljaar minder sprake lijkt te zijn van verzuim op de opleidingen financiële beroepen niveau 3 en 4. Docenten vertellen dat studenten op de hoogte zijn van de 16uurs regel o.a. door de voorlichting van de leerplichtambtenaar in de klas. Sommige studenten zijn actief bezig met hun verzuim en houden hun afwezigheid bij zodat ze onder de 16 uur blijven. MBO Utrecht heeft hier op geacteerd door een extra vinger aan de pols te houden en bepaalde klassen bij acht uur verzuim te melden. Een knelpunt zijn de terugkomdagen op school tijdens de stageperiodes. In deze periode komen studenten niet aan de 16 uren ongeoorloofd verzuim en wordt er niet altijd actie ondernomen om te melden bij leerplicht. Studenten komen dan een hele periode niet op school en lopen hierdoor extra risico om uit beeld te raken. De docenten geven de tip om studenten tijdens de stageperiode eerder dan 16 uur ongeoorloofd verzuim te melden. 2. Docenten Docenten hebben dit jaar flink ingezet op problemen rondom verzuim. SLB’ers houden verzuim van studenten goed in de gaten en zitten er bovenop. De tweede lijn ziet dat docenten risicofactoren op uitval bij studenten signaleren, maar soms moeite hebben om te bepalen of extra zorg zou moeten worden ingezet en op welk moment dat goed zou zijn. SDV geeft hierbij aan dat er relatief weinig studenten van de opleidingen financiële beroepen worden aangemeld bij SDV. De taakdocentzorg vertelt dat dit o.a. is te verklaren doordat SLB’ers niet precies weten wat wel en niet kan worden ingevuld bij de
34
aanmelding. Schoolmaatschappelijk werk vult aan dat er veel taken op SLB’ers afkomen en dat men naast alle andere werkzaamheden veel tijd kwijt is met zorgstudenten. Door tijdsdruk blijft de communicatie tussen slb’ers en SDV / SMW soms achter. SMW heeft de wens dat de SLB’er de regierol zou bekleden, waarbij d.m.v. vroegsignalering studenten op tijd worden doorverwezen naar zorg en de SLB’er in de gaten houdt of een traject loopt en of de student daar komt opdagen. Verder is er volgens een docent sprake van onderling verschil in werkwijze wat betreft betrokkenheid en de tijdsinvestering van SLB’ers in individuele studenten. De ene docent neemt een student langer en intensiever in begeleiding dan de ander. Een beleidsmedewerker en docenten geven aan dat er weinig loopbaanbegeleidingstijd is voor individuele gesprekken met studenten. Volgend jaar wordt het aantal uur voor SLBactiviteiten verhoogd. Daarnaast is het docententeam van financiële beroepen aan het experimenteren met verschillende vormen van studentbesprekingen in het team. Docenten nemen meer tijd voor het bespreken van individuele studenten en zijn aan het kijken of het volledige team bij elke bespreking aanwezig moet zijn. De tweede lijn vertelt dat nog niet alle docenten volledig op de hoogte zijn van de interne werkprocessen van het mbo, bijvoorbeeld rondom het geven van VNSA (Voorlopig Negatief Studie Advies), het inzetten van zorg en afspraken met leerplicht. Wanneer een student storend gedrag vertoont tijdens lessen geven docenten soms aan dat de student risico loopt op een VNSA, terwijl de schoolresultaten voldoende zijn. Hierbij wordt benoemd dat de studievoortgang niet alleen afhankelijk is van cijfers voor schoolvakken, maar ook van verzuim, beroepshouding en inzet. Desondanks zou de student geen VNSA mogen krijgen wanneer er alleen sprake is van gedragsproblemen. De schorsing en verwijderingsprocedure zou dan moeten worden gestart. Bij incidenten en ontoelaatbaar gedrag wordt de procedure goed ingezet. 3. Ouders MBO Utrecht is actief in het betrekken van ouders, hierin wordt geen onderscheid gemaakt in leerlingen van 18- en 18 +. Een aantal knelpunten belemmeren echter de ouderbetrokkenheid. Ouders worden uitgenodigd voor ouderavonden, tienminutengesprekken, presentaties, maar komen niet altijd opdagen. Met name de ouders van studenten waar zorgen over zijn blijven vaak afwezig op ouderavonden e.d. De ervaring van docenten is dat ouders regelmatig wisselen van telefoonnummers en daardoor niet altijd bereikbaar zijn of niet reageren op e-mails. Verder heeft de opleiding ook te maken met studenten die niet willen dat ouders door school op de hoogte worden gesteld van zorgen of problemen omdat ze bang zijn om op hun kop te krijgen.
35
4. Zorgstructuur De tweede lijn zorg geeft aan dat men in een overgangsfase zit wat betreft de interne zorgstructuur. Er zijn dit schooljaar meerdere stappen gezet om alles beter te laten verlopen. De tweede lijn noemt dat het beleid en stroomschema’s rondom de zorgstructuur nu goed op papier staat, maar dat men in de praktijk soms nog moet wennen aan de nieuwe werkwijze. De tweede lijn ziet dat docenten niet altijd de tijd, kennis of mogelijkheden hebben om de juiste acties voor zorgleerlingen in te zetten. In het werkproces staat bijvoorbeeld beschreven dat de taakdocentzorg het eerste aanpreekpunt is bij zorgen over een student. De taakdocentzorg kan vervolgens bepalen of een aanmelding bij SDV nodig is of niet. De tweede lijn vertelt dat het overleg met de taakdocentzorg vaak wordt overgeslagen en docenten direct SDV inschakelen. Docenten bevestigen dat ze SDV als ondersteunend ervaren, maar geven tegelijkertijd aan dat SDV weinig tijd heeft en dat SDV na aanmelding laat wordt ingezet. De taakdocent zorg geeft aan dat ze regelmatig SLB’ers ondersteunt bij het signaleren van risicofactoren op uitval en waar nodig actie onderneemt. De tweede lijn benadrukt dat studenten moeilijk bereikbaar zijn en vaak niet reageren op smsjes en voicemails. Het proces van de tweede lijn wordt belemmerd als een student niet bereikt kan worden en niet op afspraken komt opdagen. De begeleiding van de student kan dan niet worden opgestart. Een docent geeft aan dat de vervolgstap onbekend is wanneer een student niet komt opdagen bij SDV of de schoolarts en hier geen beleid voor is gemaakt. Leerplicht/RMC zou ingeschakeld kunnen worden om op huisbezoek te gaan wanneer er geen contact is te krijgen met de student. Verzuimmedewerkers bellen of sturen een sms naar de student bij beginnend ongeoorloofd verzuim. Bij ziekte sturen ze de student een beterschapskaartje. 5. Samenwerking mbo en leerplicht/RMC Docenten ervaren de aanwezigheid van een leerplichtambtenaar op school gedurende het project Student in Beeld als positief, omdat men merkt dat er sneller overlegd kan worden, de samenwerking eerder wordt opgezet en men minder tijd kwijt is met mailtjes. Daarnaast is het aanspreekpunt sneller gevonden als er zorgen zijn om een student. Docenten hopen dat de wekelijkse aanwezigheid van leerplicht op school komend schooljaar gecontinueerd kan worden. De tweede lijn en docenten geven aan dat er verschil zit in de werkwijzen van de leerplichtambtenaren uit Utrecht. De ene leerplichtambtenaar pakt dingen wel op en de andere niet of op een andere manier. Doordat er volgens school geen eenduidige werkwijze bestaat weet men niet precies wat van leerplicht/RMC te verwachten. Een docent geeft aan dat de e-mails van de leerplichtambtenaar bureaucratisch en
36
controlerend kunnen overkomen. Docenten moeten informatie opleveren en zien dit als een verplichte administratieve handeling. Docenten geven aan dat ze daarna niet altijd een terugkoppeling van de actie van de leerplichtambtenaar ontvangen. De tweede lijn menen dat de (on)mogelijkheden van leerplicht/RMC duidelijk moeten worden gemaakt bij SLB’ers. Ook zou er meer duidelijkheid mogen komen over de meldingen bij leerplicht en de werkwijze van leerplicht. Het is niet altijd duidelijk dat leerplicht ook ondersteunend kan zijn in plaats van alleen controlerend. De verzuimmedewerkers beamen dit, maar geven aan dat er wel info op trajectplanner staat. Er zijn verschillende informatiekanalen waardoor niet altijd duidelijk is welke informatie waar te vinden is. Tot slot lopen de tweede lijn, de verzuimmedewerkers en de docenten er tegen aan dat andere gemeentes verschillend omgaan met meldingen van studenten die 18 jaar en ouder zijn. Door gesprekken tussen leerplicht/RMC en docenten is het duidelijker geworden wat leerplicht/RMC kan betekenen en wanneer. Ook door het geven van voorlichting door leerplicht/RMC in de lessen zijn de docenten en studenten beter op de hoogte wanneer leerplicht/RMC ingeschakeld moet worden
37
Bijlage 2
Instrumenten
2.1 Zorg in Beeld ROC MN
38
2.2 Zorg in Beeld MBO Utrecht
39
2.3 Stroomschema ROC MN
40
2.4 Stroomschema MBO Utrecht
41
2.5 Sociale kaart
42
Hulpverlening Actieplan Jeugdwerkloosheid Website: https://sites.google.com/site/actieplanwijzer/start 15 gemeenten pakken gezamenlijk jeugdwerkloosheid in de regio Utrecht aan. Met opleiding en begeleiding geven zij jongeren een sterkere positie op de arbeidsmarkt. Uitgangspunten - actiegericht - actieve rol voor jongeren waar mogelijk - werkgeversgericht werken. Inspelen op de vraag van werkgevers - instrumenten flexibel houden om op de vraag in te spelen - effectiviteit en efficiency - duurzaamheid initiatieven, zodat maatregelen ook na 2014 doorlopen - regionale samenwerking voortzetten - aanvullend op bestaande maatregelen Speerpunten: 1. jongeren beter kwalificeren voor de arbeidsmarkt 2. jongeren in kwetsbare posities begeleiden naar werk, eventueel in combinatie met een opleiding 3. jongeren fit houden voor de arbeidsmarkt
ReGi Adres: Samuel van Houtenstraat 2 Telefoon: 030-2926515 E-mail:
[email protected] Website: www.stichtinggids.nl ReGi biedt trajecten die bestaan uit een combinatie van dagbesteding/leren en werken (24 uur per week) en intensieve begeleiding door een trajectbegeleider/jobcoach. Iedere jongere krijgt een vaste begeleider en jobcoach. De doelgroep: * * * * *
Tussen de 16 en 27 jaar Geen zinvolle dagbesteding heeft (geen school en/of werk) Ingeschreven staat in de gemeente Utrecht Per direct 24 uur per week of meer inzetbaar is Binnen een jaar bemiddelbaar is richting opleiding en/of werk
Een deel van de doelgroep heeft te maken met de volgende kenmerken: * Een licht verstandelijke beperking (LVB doelgroep), mogelijk in combinatie met overlastgevend gedrag. * Nog een periode detentie voor de boeg. In de meeste gevallen gaat het maximaal om twee maanden.
Opvoedpoli Adres: Nieuwekade 289 Telefoon: 030-3030609 E-mail:
[email protected] Website: utrecht.opvoedpoli.nl
43
De opvoedpoli biedt ondersteuning bij problemen die te maken hebben met opgroeien en opvoeden. Het is mogelijk om langs te gaan bij de opvoedpoli en het is ook mogelijk om te bellen naar de opvoedpoli. Iedereen kan op eigen initiatief komen, maar het kan ook door middel van een verwijzing. Op eigen initiatief biedt de Opvoedpoli de volgende vormen van hulpverlening: De gezinscheck, bemiddeling, consult: ‘scheiden, wat komt erbij kijken’, faalangsttraining: ‘ik ben een kei’, familie mediation, intelligentie bepaling, petje af (assertiviteitsproblemen), psychodiagnostisch onderzoek, screening (zorgen ontwikkeling/gedrag), thema avonden opvoeding en ontwikkeling, themabijeenkomst mediawijsheid, training thuis leren leren. Met een verwijzing biedt de opvoedpoli de volgende vormen van hulpverlening: * * * *
Basis GGZ Gespecialiseerde GGZ Jeugdhulp Onderwijszorg
Care Express Adres: Nieuwekade 287 Telefoon: 030-3030609 E-mail:
[email protected] Website: http://www.care-express.nl/ Care Expres is er voor jongeren van 12 tot 25 jaar die problemen hebben op bijvoorbeeld de volgende gebieden: school, psych(iatr)ische problemen, justitie. De vormen van hulpverlening die Care Express biedt zijn: * * * *
Praktische hulp Informatie en advies Onderzoek en behandeling (GGZ) Onderwijsbegeleiding
Stichting Al Amal Adres: Nansenlaan 26 E-mail:
[email protected] Website: www.al-amal.nl Stichting Al Amal zet zich in om de participatie van multiprobleem gezinnen, vrouwen, jongeren en kinderen in de Nederlandse samenleving te verbeteren. De doelgroep is gezinnen, vrouwen, jongeren en kinderen die te maken hebben met een veelvoud aan problemen zoals: armoede, laaggeletterdheid, psychische problemen, huiselijk geweld, schulden, verslaving en opvoedingsproblematiek.
Pretty Woman Adres: Achter Clarenburg 25 Telefoon: 030-2361999 E-mail:
[email protected] Website: http://www.prettywoman-utrecht.nl Pretty Woman biedt individuele en groepshulpverlening aan meiden van 12-23 jaar. Voorbeelden van de doelgroep zijn:
44
* Meiden die geen nare ervaringen hebben meegemaakt, maar wel grote moeite hebben hun wensen en grenzen aan te geven. * Meiden die een nare ervaring hebben meegemaakt, zoals seksueel grensoverschrijdend gedrag, aanranding, chantage met foto’s of filmpjes, nare relaties. * Meiden die het slachtoffer zijn van ernstig seksueel geweld of seksuele uitbuiting/mensenhandel.
Buurtteams Website: http://www.buurtteamsutrecht.nl/ Een buurtteam is een team professionals dat is opgeleid om inwoners die het tijdelijk of helemaal niet redden om voor zichzelf te zorgen, te ondersteunen. De doelgroep varieert tot jongeren, volwassenen en gezinnen. Bij het buurtteam kun je terecht voor vragen en met problemen. Er zijn verschillende buurtteams gevestigd op verschillende locaties. Ook is er een MBO team. Het buurtteam onderzoekt samen met de hulpvragers hoe zij met hun vragen aan de slag kunnen. Het buurtteam kan naar het huis van de hulpvrager komen, maar de hulpvrager kan ook langs komen bij een van de buurtteams. Wanneer mensen meer nodig hebben dan een steuntje in de rug, verwijst het buurtteam door.
Moviera Adres: Herenstraat 28 Telefoon: 030-2711724 E-mail:
[email protected] Website: www.moviera.nl Moviera is er voor mensen die vermoedens hebben van huiselijk geweld of huwelijksdwang. De signalen kunnen gemeld worden bij .
Doenja Dienstverlening (sociaal makelaar) Adres: Europalaan 55 Telefoon: 030-2809080 E-mail:
[email protected] Website: www.doenjadienstverlening.nl Doenja Dienstverlening Sociaal makelaars realiseren initiatieven en duurzame projecten voor de meer kwetsbare bewoners. Kwetsbare bewoners kunnen hier terecht wanneer zij mee willen doen in hun buurt. Sociaal makelaars ondersteunen dus in de buurt.
Kwintes Adres: Laan van Vollenhove 3213, Zeist Telefoon: 030-6956173 E-mail:
[email protected] Website: http://www.kwintes.nl/ Kwintes is een zorgaanbieder die zorg op maat biedt aan mensen met een psychiatrische diagnose, (tijdelijke) psychosociale problemen, een hersenbeschadiging, een forensische maatregel, een dubbele diagnose (combinatie van verslaving én een psychiatrische diagnose), slachtoffers van huiselijk geweld, tienermoeder, jong en oud met autisme, zwerfjongeren en dak- of thuislozen. Vormen van hulpverlening die Kwintes biedt zijn: Crisisopvang, vrouwenopvang, dagopvang, nachtopvang, beschermd en begeleid wonen, bemoeizorg, autismespecifiek aanbod, inkomensbeheer, dagactiviteiten, hulp naar werk, begeleid werk, maatjesprojecten
45
Slachtofferhulp Adres: kroonstraat 25 Telefoon: 0900-0101 Website: www.slachtofferhulp.nl Slachtofferhulp Nederland helpt slachtoffers van misdrijven, verkeersongelukken en calamiteiten. Zij zijn er ook voor nabestaanden, getuigen en andere betrokkenen.
Humanitas Adres: Bemuurde Weerd Westzijde 4 Telefoon: 030-2524030 Website: www.humanitas.nl E-mail:
[email protected] Humanitas is er voor mensen die het even niet in hun eentje redden. Ze vinden steun in een van hun 700 projecten, variërend van maatjescontacten bij inburgering tot het doorbreken van eenzaamheid en van opvoedingsondersteuning tot rouwverwerking. De activiteiten van Humanitas zijn verdeeld over zes thema’s: Eenzaamheid, opvoeden en opgroeien, detentie, thuisadministratie, verlies. De projecten van Humanitas zijn: * Ouders en kinderen * Meedoen in de maatschappij * Eenzaamheid en isolement * Actief ouder worden * Rouw en verlies Verslaving en Psychiatrische achtergrond
Victas Adres: A.B.C. – Straat 5 Telefoon: 088-1616200 Website: www.victas.nl E-mail:
[email protected] Victas biedt hulp en advies aan iedereen die problemen heeft op het gebeid van verslaving. Bij Victas behandelen ze uiteenlopende vormen van verslaving. Soorten verslaving waar Victas ondersteuning bij aanbiedt: Alcohol, roken, cannabis, cocaine, GHB, gokken, heroine, medicijnen, seksverslaving. De behandelingen die Victas biedt zijn: * * * * * * * * *
Individuele behandeling Groepsbehandeling Zelfhulpgroepen Klinische behandeling Online behandeling Familietherapie Woonbegeleiding FACT Forensische zorg
46
Lister Adres: Furkabaan 692 Telefoon: 030 236 10 70 E-mail:
[email protected] Website: http://www.lister.nl/ Lister biedt begeleiding en huisvesting aan mensen met psychiatrische en/of verslavingsproblemen. Deze begeleiding is herstelondersteunend en draagt bij aan de kwaliteit van leven en de tevredenheid van de cliënt. Op deze wijze ondersteunt Lister de cliënten in het benutten van hun mogelijkheden om inhoud te geven aan hun leven. Lister neemt u nooit de touwtjes uit handen, maar zoekt samen met u naar oplossingen en mogelijkheden. De client maakt uiteindelijk zijn eigen keuzen en kiest zijn eigen weg.
Altrecht Website: www.altrecht.nl Altrecht heeft verschillende afdelingen die relevant zijn voor jongeren. ABC: herstel van jongeren tot 28 jaar met een psychosekwetsbaarheid. ABC richt zich ook op jongeren met ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren die naast de psychosekwetsbaarheid andere psychische klachten hebben, zoals een verslaving, een ontwikkelings- of persoonlijkheidsstoornis. De psychose dient wel op de voorgrond te staan, andere problematiek kan daarbij mogelijk zijn. Altrecht Academisch angstcentrum: Zij bieden hooggekwalificeerde hulp aan (jong)volwassenen met: - complexe angst- en dwangstoornissen - hypochondrie - stoornis in de lichaamsbeleving - ticstoornissen. Altrecht Eetstoornissen Rintveld: Zij bieden in Zeist top-specialistische hulp aan kinderen, jongeren en volwassenen met anorexia en boulimia nervosa en andere atypische eet- en voedingsstoornissen en aan jongeren met eetbuistoornissen. Altrecht FACT: voor volwassenen van 18 tot ongeveer 60 jaar met een ernstige psychiatrische aandoening in het midden en westelijk deel van de provincie Utrecht. Altrecht FACT bestaat uit elf FACT-teams, het Ambulatorium Persoonlijkheidsproblematiek en voorzieningen voor dagopvang, dagbehandeling en kort klinisch verblijf, verspreid over vier locaties: Utrecht, Zeist, Nieuwegein en Woerden. Het Centrum Jongvolwassenen: biedt hulp, begeleiding en therapie aan jongeren/adolescenten tussen de 18 en 24 jaar met psychiatrische aandoeningen. Altrecht ACT: biedt zorg aan jongeren met ernstige en complexe psychiatrische problemen. Deze jongeren zijn niet in staat structureel en reguliere ambulante of klinische behandeling te volgen en/of zijn moeilijk te handhaven in de bestaande opvangvoorzieningen in de stad Utrecht. Altrecht ACT biedt hulp bij de gebieden: * Wonen, financiën, werken/school, (samen) leven, psychiatrische problematiek.
47
De Waag Adres: Oudlaan 9 Telefoon: 030-2720685 Website: www.dewaagnederland.nl De Waag draagt bij aan een veiliger samenleving. Dit doordat zij gespecialiseerde zorg bieden aan mensen die grensoverschrijdend gedrag combineren met een psychische stoornis. Ook kan problematisch middelengebruik aan de orde zijn. De Waag verzorgt behandeling, onderzoek en advies rondom de zorglijnen: Huiselijk Geweld, Agressie en Vermogen, en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag. De vormen van behandelingen zijn: * Individuele gesprekken, groepsbijeenkomsten, behandeling met partner, behandeling met gezin. Jongerenwerk
JoU Adres: Pieterstraat 1 Telefoon: 030-2361919 E-mail:
[email protected] Website: www.jou-utrecht.nl JoU stimuleert jongeren om op een positieve manier hun tijd te besteden en te werken aan een toekomst. Op deze manier draagt JoU bij aan de ontwikkeling van Utrechtse risicojongeren tot zelfstandige, actieve burgers. JoU is er voor jongeren die om een of andere reden een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Vanwege problemen thuis, op school, in de buurt of met zichzelf kunnen deze jongeren hun draai niet vinden in de samenleving. Voor hen wil JoU het verschil maken. JoU werkt ook aan een prettige leefomgeving voor jongeren, zodat ze veilig en zonder al te veel overlast kunnen opgroeien. JoU werkt met jongeren en betrekt daarbij ouders, scholen, politie, wijkbureaus, professionele hulpverlening, sport- en cultuurclubs en andere organisaties. JoU helpt binnen de volgende thema’s: * Veilig opgroeien * Talentontwikkeling * Rolmodellen * Aanpak jeugdgroepen * Een op een * Aandacht voor meiden * Schooljongerenwerk
COC Midden-Nederland Telefoon: 030-2318841 Website: www.cocmiddennederland.nl COC Midden-Nederland is een organisatie die zich inzet voor jongeren die homo, lesbisch, biseksueel of transseksueel zijn. Ze organiseren verschillende activiteiten voor deze doelgroep. Ook geven zij voorlichtingen op scholen.
Young Ambition Telefoon: 06-26785105 (Marieke) Website: http://www.youngambition.nl/#/ Young Ambition heeft passie voor jongeren en werk. Zowel jongeren die een studie moeten kiezen als jongeren die hun studie hebben afgerond maar nog geen geschikte baan kunnen vinden.
48
Studiekiezers: Young Ambition biedt jongeren de mogelijkheid om hun talenten te ontdekken en hun ambities verder te ontwikkelen. Hierdoor kunnen deze jongeren een beter gefundeerde studieof beroepskeuze maken Werkzoekers: Young Ambition inspireert en ondersteunt jong talent bij het zoeken van de juiste plek voor hun toekomst. Young Ambition brengen werkzoekers met elkaar in contact zodat zij van elkaar kunnen leren en nieuwe energie krijgen.
Woonbegeleiding/opvang Lijn5 Adres: Kaap Hoorndreef 60 Telefoon: 030-264 33 33 E-mail:
[email protected] Website: www.ln5.nl Lijn 5 helpt kinderen, jongeren en jongvolwassenen die op dat moment moeilijkheden hebben. Het is een landelijke organisatie die zich ook inzet voor licht verstandelijk gehandicapten. Lijn5 helpt mensen hun leven op de rails te krijgen. Lijn 5 biedt onder andere woonbegeleiding.
Timon Adres: Laan van Vollenhove 320, Zeist Telefoon: 030-6940070 Website: www.timon.nl Timon is een organisatie voor jeugdzorg en (jong)volwassenenzorg. Timon heeft begeleid wonen voorzieningen in de vorm van woongroepen. De missie van Timon is: Jongeren, (jong)volwassenen en ouders helpen bij problemen met opvoeden en opgroeien op de weg naar zelfstandigheid en volwassenheid. De hulpverlening vindt haar motivatie en inspiratie in de christelijke levensovertuiging. Zie onder zorgaanbieders meer informatie over Timon.
Tussenvoorziening Adres: Wittevrouwenkade 6 Telefoon: 030-2340819 Website: www.tussenvoorziening.nl Tussenvoorziening is er voor mensen die door sociaal-maatschappelijke of psychische omstandigheden in een kwetsbare (woon)situatie verkeren. Een deel daarvan verblijft op straat of in de laagdrempelige dag- en nachtopvang. Deze mensen zijn vaak moeilijk bereikbaar en begeleidbaar. De tussenvoorziening biedt hulp op de volgende gebieden: * Opvang * Eten * Geld * Wonen * Prostitutie * Activering en ondersteuning * Mensen die niet weten waar ze terecht kunnen
49
Singelzicht Adres: Wittevrouwenkade 1 Telefoon: 030-2303760 E-mail:
[email protected] Website: www.singelzicht.nl Singelzicht biedt onderdak en individuele begeleiding aan dak- en thuisloze jongeren van 17 tot 23 jaar. Het is een 24-uursopvang waar jongeren langere tijd wonen. Er is een mentor die samen werkt met jongeren en werkt aan het oplossen van diens problemen en aan een nieuwe toekomst. Nadat ze in het pension gezeten hebben kunnen de jongeren doorstromen naar een BOLwoning (begeleiding op locatie). Het is ook mogelijk dat de jongere direct op zichzelf gaat wonen en wanneer nodig, nabegeleiding krijgt door een medewerker van Singelzicht. De jongere moet een bijdrage per maand betalen. Een jongere kan zichzelf aanmelden, maar een hulpverlener kan een jongere ook aanmelden.
Jeugdzorg
SAVE (voorheen Bureau Jeugdzorg) Adres: Nijenoord 2-4 Telefoon: 030-2500250 Website: www.samen-veilig.nl Met de komst van de nieuwe jeugdwet veranderen de taken van Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJU). De lichtere vormen van jeugdzorg zijn bij de buurtteams terecht gekomen en BJU verzorgt geen (her)indicaties meer voor jeugdhulp en AWBZ/GGZ. Daarnaast zijn het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling samengevoegd met de Stichting Huiselijk Geweld en gaat de Kindertelefoon landelijk zelfstandig opereren. SAVE staat voor Samenwerken aan Veiligheid en is de nieuwe werkwijze van BJU, in samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Groep (WSG). De SAVE-teams zijn multidisciplinaire, gebiedsgerichte teams en sluiten aan bij de lokale gemeentelijke teams indien er zorgen zijn over de veiligheid van kinderen. De SAVE-medewerker stelt voorwaarden om de veiligheid te waarborgen. Het gezin en hun hulpverlener(s) kunnen met die voorwaarden aan de slag om de veilige situatie voor het kind te realiseren. De SAVEmedewerker blijft zolang als nodig en zo kort als mogelijk. Lokale teams en het SAVE-team werken samen met het gezin en het netwerk: één gezin, één plan. SAVE heeft vaste teams voor elke buurt, betrokken en dichtbij, met kennis van de buurt. SAVE werkt aan veiligheid en biedt alles wat daarvoor nodig is; van advies, consult en onderzoek, tot aan de uitvoering van gerechtelijke maatregelen; inclusief het onafhankelijke onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. Een onderdeel van SAVE is het Meld- en Crisispunt (MCP) waar burgers en organisaties terecht kunnen als er ernstige zorgen bestaan over een kind.
50
AMK Adres: Nijenoord 2-4 Telefoon: 030 2761176/030 2762020 Website: www.samen-veilig.nl/veilig-thuis-utrecht.nl Het AMK en Steunpunt Huiselijk geweld gaan samen in Veilig Thuis. Deze organisatie is er voor iedereen die met zorgen en vragen over kindermishandeling rondloopt. Voor advies en informatie kan er contact worden opgenomen met de organisatie.
Raad voor de Kinderbescherming Adres: Fentener van Vlissingenkade 1 Telefoon: 030-8882700 Website: www.kinderbescherming.nl Raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld als de omstandigheden van een kind en zijn gezin zorgelijk zijn, de geboden vrijwillige hulpverlening niet (meer) voldoende is of het gezin geen hulp accepteert. De Raad biedt bescherming. De Raad is betrokken bij gezinnen waar opvoeden een probleem is geworden. De Raad kan de rechter verzoeken een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen. De Raad adviseert de rechter ook bij gezag- en omgangszaken. Verder onderzoekt de Raad de situatie van jongeren die met de politie in aanraking komen en licht de Raad de rechter of officier van justitie daarover in. Ten slotte is de Raad betrokken bji zaken op het gebeid van afstand doen, de screening van pleeggezinnen, adoptiegezinnen, adviesaanvragen over adoptie en afstammingsvragen. Reclassering Adres: Vivaldiplantsoen 100 Telefoon: 030 2324949 Website: www.reclassering.nl Reclassering Nederland voorkomt en verminderd crimineel gedrag. Door gedrag van daders en verdachten positief te beïnvloeden en risico's te beheersen. Door de voorwaarden te creëren waardoor daders kunnen stoppen met criminaliteit. En weer volwaardig kunnen leven in de maatschappij.
Leger des Heils Adres: Schooneggendreef 27 H Telefoon: 030-2656568 Website: www.legerdesheilsutrecht.nl Leger des Heils is een christelijke organisatie die kort samengevat het volgende doet: Geloven, hulpverlenen, maatschappelijk signaleren, inzamelen van kleding, textiel en goederen, opsporten van vermiste personen. Bij het leger des Heils kun je terecht wanneer je dak- en thuisloos bent, maar zij hebben ook een vorm van reclassering.
51
Online hulp/advies
De kindertelefoon De kindertelefoon is er voor alle leeftijden. Je kunt er met vragen terecht over verschillende onderwerpen. Het is anoniem. Om in contact te komen met de Kindertelefoon is het mogelijk om te bellen naar het nummer 0800-0432. Ook kun je de website bezoeken: www.kindertelefoon.nl
Korrelatie Korrelatie is een website waar je terecht kunt met vragen over verschillende problemen. Voorbeelden van problemen zijn: angst, depressie, eetstoornissen, lichamelijke aandoening, etc. Op de site wordt ook aangegeven naar welk nummer je kan bellen, hoe je met hen kunt chatten en naar wie je moet mailen.
Pratenonline.nl Pratenonline.nl is een website voor jongeren tussen de 12 en ongeveer 23 jaar. Je kunt hier terecht voor problemen zoals wanneer je down bent of gespannen. Het is mogelijk om met een professional te praten.
Hulpmix.nl Hulpmix.nl is een website waar je terecht kunt voor verschillende problemen. Het is mogelijk om te reageren in een forum en het is ook mogelijk om zelf je verhaal te doen. Voorbeelden van onderwerpen die op deze website behandeld worden, zijn gevoel, familie, vrienden & relaties, geweld, lichaam, seksualiteit, verslaving, school, werk en geld.
Sense Sense is een website waar je terecht kunt met alle vragen over seks. Je kunt met Sense mailen, bellen en chatten.
52
Ondersteuning licht verstandelijk beperkte jongeren
MEE Adres: Maliebaan 71-F Telefoon: 0900-6336363 Website: www.mee-ugv.nl MEE ondersteunt mensen met een beperking en hun netwerk op alle levensgebieden en in alle levensfasen. Daardoor kunnen zij naar vermogen meedoen in de samenleving. MEE is onafhankelijk en staat naast de cliënt. MEE helpt iemand zijn eigen kracht te versterken en de mogelijkheden van zijn netwerk te benutten. Dit vergroot de zelfredzaamheid en kwaliteit van bestaan. De kennis en ervaring van MEE zetten zij in om de samenleving beter in te richting voor mensen met een beperking. MEE is er voor mensen met een lichamelijke beperking, een verstandelijke beperking, een chronische ziekte, een vorm van autisme, niet- aangeboren hersenletsel, en voor mantelzorgers, familie of andere betrokkenen.
Reinaerde Adres: Europalaan 310 Telefoon: 030-2875210 E-mail:
[email protected] Website: www.reinaerde.nl Reinarde ondersteunt midden in de samenleving mensen met een beperking in de ontwikkeling van hun eigen kracht. Vanuit lokaal perspectief bieden zij dienstverlening die uitgaat van ieders eigen kracht, variërend van tijdelijke begeleiding tot langdurige zorg en behandeling. Reinaerde sluit met hun dienstverlening aan op elke levensfase: kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen. Zie Reinaerde onder zorgaanbieders voor meer informatie.
Schuldhulpverlening Schulddienstverlening Gemeente Utrecht Adres: Stadsplateau 1 Telefoon: 030-2865211 Website: http://www.utrecht.nl/werk-en-inkomen/hulp-bij-schulden/ Schulddienstverlening is er voor mensen die schulden hebben of die bang zijn dat ze in de schulden komen. Alle inwoners van Utrecht kunnen bij schulddienstverlening Gemeente Utrecht terecht. De hoogte van het inkomen is niet van belang. Via de site is het mogelijk om hiervoor aan te melden. De gemeente doet ook aan budgetbeheer. Dit houdt in dat het beheer van de financiën aan de gemeente overgelaten wordt.
53
2.6
Informatie voor leerlingen over leerplicht/RMC
Iedereen moet naar school, anders krijg je problemen met leerplicht. Maar waarom eigenlijk? En wat doet leerplicht dan? Hieronder is kort uitgelegd hoe het zit met leerplicht. Leerplicht en kwalificatieplicht. Kinderen van 5 tot 16 jaar zijn leerplichtig. Zij moeten naar school. Zo kunnen zij zich voorbereiden op de maatschappij en de arbeidsmarkt. Jongeren die na hun 16e nog geen startkwalificatie (minimaal een havo, vwo of mbo niveau 2 diploma) hebben, moeten tot hun 18e verjaardag verplicht naar school. Geoorloofd en ongeoorloofd afwezig. Iedereen is wel eens ziek of moet bijvoorbeeld onder schooltijd naar de tandarts. Als je je netjes afmeld op school wordt jouw afwezigheid op geoorloofd gezet. Als je zonder reden niet in de les bent en school weet niet waar je bent, wordt je afwezigheid als ongeoorloofd genoteerd. Dit wordt gezien als spijbelen. Wanneer je 16 klokuren of meer ongeoorloofd afwezig bent in 4 lesweken, meldt school dit bij leerplicht. De leerplichtambtenaar neemt dan contact op met je SLB’er/mentor en stuurt een waarschuwingsbrief of nodigt je uit voor een gesprek. Wanneer je onder de 18 bent moeten jouw ouders hierbij ook aanwezig zijn. In dit gesprek worden afspraken gemaakt en worden de consequenties van verzuim toegelicht. School en leerplicht werken samen. Wanneer jouw school en leerplicht niet met jou in contact kunnen komen via brieven, telefoon of mail, gaat de leerplichtambtenaar op huisbezoek. Het kan dus zijn dat de leerplichtambtenaar bij je voor de deur staat. Verschil 18 – en 18+. Alle leerlingen zonder startkwalificatie horen zich te houden aan de leerplichtwet. Voor leerlingen onder de 18 betekent dit dat het strafbaar is om ongeoorloofd te verzuimen. Wanneer je je niet aan de afspraken houdt, kan het zijn dat de leerplichtambtenaar je een HALT-straf geeft of een procesverbaal oplegt. Dit zijn strafmaatregelen om er voor te zorgen dat leerlingen niet zomaar verzuimen of van school af gaan. Wanneer je 18 jaar of ouder bent, ben je vanuit de wet niet meer verplicht om naar school te gaan. Dit wil niet zeggen dat je wel mag verzuimen. Dan hoor je je nog steeds aan de schoolregels te houden, zoals: aanwezig zijn, op tijd komen, inzet tonen en je gedragen tijdens de lessen en stage. Omdat je 18 jaar bent, mag school jou wel uitschrijven als je je niet aan deze regels houdt. Ondersteuning en bemiddeling. Leerplicht/RMC is er niet alleen maar om te controleren en te waarschuwen. Als je niet bent toegelaten op je opleiding naar keuze, je hebt een conflict met de schoolleiding of je wilt een leerwerktraject doen, ben je bij leerplicht ook aan het goede adres. Zij kunnen je begeleiden naar een passende opleiding en/of baan. Voor meer informatie: http://schoolwerkt.nl/ Leerplicht Utrecht: Stadsplateau 1, Utrecht 030-2862660
54