Monitoring Ruimte voor Duurzaamheid 1. Samenvatting De voorliggende notitie is opgesteld in het kader van het programma „Ruimte voor Duurzaamheid‟ van de gemeente Haarlemmermeer. In dit programma heeft de gemeente haar ambities en doelstellingen geformuleerd op het gebied van CO2 reductie, hernieuwbare energieopwekking en duurzaamheid in zijn breedste zin. Daarnaast wordt er ingezet op kennisontwikkeling en innovatie. Een duurzame samenleving kan immers alleen bestaan met een duurzame economie. Maar voor een duurzame economie is kennis en kunde nodig op het gebied van duurzaamheid. Door deze kennisontwikkeling op het gebied van duurzaamheid ontstaan duurzame innovaties. Deze duurzame innovaties dragen dan weer bij aan een nog duurzamere maatschappij, die op zijn beurt weer vraagt om nog een duurzamere economie. Dit is het vliegwiel dat de gemeente Haarlemmermeer in gang wil zetten en houden. In het programma is expliciet aandacht voor monitoring. Immers, om de inzet van middelen van uitvoeringsprogramma‟s zoveel mogelijk aan zowel ecologische als financiële en maatschappelijke prestaties te kunnen koppelen, is monitoring cruciaal. Zo kunnen we (blijven) inzetten op de meest rendabele en/of duurzame projecten, rekening houdend met de snelle ontwikkelingen die binnen het terrein van duurzaamheid plaatsvinden. Als het ene project bijvoorbeeld hogere inverdieneffecten heeft dan een andere, dan zal hier tussentijds meer in geïnvesteerd kunnen worden. Anderzijds kunnen projecten die slechts minimaal bijdragen aan de doelstellingen komen te vervallen. Inmiddels is een innovatief digitaal monitoringsysteem ontwikkeld waarmee wij de resultaten van het programma Ruimte voor Duurzaamheid willen meten. Bij het ontwikkelen van het monitoringsysteem is intensief gebruik gemaakt van kennis en kunde vanuit het Rijk, provincie, andere gemeenten, beschikbare vakliteratuur en vakexperts. Deze kennis is nu gebundeld tot één monitoringsysteem die een objectieve basis biedt voor beleidskeuzes. In dit document is een uitgebreide toelichting opgenomen van het monitoringsysteem en de onderliggende indicatoren. Aan de hand van het monitoringsysteem is reeds ook een nulmeting (0-meting) uitgevoerd. Deze wordt verder in hoofdstuk 5 toegelicht. Ook zijn de uitkomsten van de nulmeting integraal opgenomen in hoofdstuk 8. De benodigde data in deze 0-meting (energiegegevens, demografische gegevens) zijn verzameld vanuit de gemeente, de provincie, het rijk, diverse maatschappelijke organisaties, milieudiensten, het CBS, netbeheerders en een variëteit aan onderzoeksbureaus.
2. Doel van de monitoring Monitoring is het verzamelen en bijhouden van meetbare parameters van een proces, met als doel om de voortgang ervan te bewaken. Door inzicht te krijgen in de voortgang van een proces, kan er tijdig worden bijgestuurd om de doelstellingen te bereiken. Monitoring kan zo gezien worden als de cockpit van een vliegtuig; mede door alle verschillende meters die aanwezig zijn (hoogtemeters, kompas, snelheidsmeters, brandstofmeters, etc.) zijn piloten in staat om het vliegtuig zo snel en veilig mogelijk naar de bestemming te loodsen. Indien het vliegtuig uit koers dreigt te gaan, zal de cockpit slechts een waarschuwing geven. Het is dan aan de piloot de taak om te beoordelen of de koers inderdaad gewijzigd zal moeten worden.
Dit voorbeeld geeft aan dat de cockpit de piloot van zoveel mogelijk bruikbare informatie voorziet, maar dat de hij uiteindelijk niet degene is die het vliegtuig bestuurd. Bij monitoring van het programma „Ruimte voor Duurzaamheid‟ gaat dit net zo. Het doel van de monitoring is om een objectieve weergave te geven van de situatie en de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid, en nadrukkelijk niet een instrument om beleid te bepalen. Met de gegevens uit de monitoring kan desondanks een benchmark gedaan worden met omliggende gemeentes, landelijke gemiddelden en trends. Zo wordt inzichtelijk op welke punten Haarlemmermeer er goed voor staat en waar de verbetering in zit. De analyses die hieruit voortkomen kunnen een objectieve basis bieden waarop beleidskeuzes gemaakt kunnen worden. Monitoring is dus geen instrument om beleid te bepalen, te controleren, te belonen of af te rekenen, maar een vorm van informatievoorziening. Er zijn twee verschillende doelen waar de informatie uit monitoring voor het programma „Ruimte voor Duurzaamheid‟ waardevol is. Het monitoringsysteem biedt;
Inzicht in de voortgang t.o.v. de doelstellingen
De gemeente heeft in haar programma ambities voor 2020/2030 en doelstellingen voor 2014 geformuleerd (zie figuur 1 op de volgende pagina). Door middel van het monitoringsysteem wordt er tussentijds inzichtelijk hoe er gescoord wordt op de verschillende doelstellingen. Bijvoorbeeld op de CO2 reductie in de woongebouwen; de doelstelling voor 2014 is dat de alle woongebouwen in totaal 20 kton minder CO2 uitstoten dan in 2010. Als blijkt dat deze doelstelling al wordt bereikt in 2013, dan kan er gekozen worden om de inzet voor deze doelstelling te verminderen. Anderzijds kan er, indien het tussentijds blijkt dat de doelstellingen waarschijnlijk niet behaald worden, tijdig aangegeven worden dat er extra inzet benodigd is.
Inzicht in de resultaten van de programma‟s
In het uitvoeringsprogramma 2011 zijn verschillende programma‟s benoemd die bijdragen aan de doelstellingen. De kracht in het programma zit hem met name in de flexibiliteit om in te spelen op de markt, waardoor een diversiteit van initiatieven de ruimte krijgen in Haarlemmermeer. Dit houdt echter wel in dat het essentieel is om direct te kwantificeren welke maatregelen welk effect hebben gesorteerd om zo gericht middelen in te zetten op de meest rendabele programma‟s. Om zo goed mogelijk van deze flexibiliteit gebruik te maken zal het monitoringsysteem op basis van een zorgvuldige analyse de uitvoeringskosten en investeringen aan zowel financiële als maatschappelijke en ecologische prestaties koppelen. Op basis van deze analyse kan worden ingezet op de meest rendabele en/of duurzame projecten, rekening houdend met de snelle ontwikkelingen die binnen het terrein van duurzaamheid plaatsvinden. Als het ene project bijvoorbeeld hogere inverdieneffecten heeft dan een andere, dan zal hier tussentijds meer in geïnvesteerd kunnen worden. Anderzijds kunnen projecten die slechts minimaal bijdragen aan de doelstellingen komen te vervallen.
3. Indicatoren Indicatoren zijn de meetbare parameters die gemonitord gaan worden. Binnen monitoring wordt er ook wel gesproken over het bijhouden van KPI‟s; Kritieke Prestatie Indicatoren of in het engels „Key Performance Indicators‟. Indicatoren worden voornamelijk gebruikt om meetbare doelstellingen te formuleren, waar de voortgang aan getoetst kan worden. Zo zal een eigenaar van een kleine winkel zijn winst (€) als indicator bijhouden om te zien hoe de zaak er financieel voor staat. Het kan echter ook interessant voor hem zijn om meerdere KPI‟s vast te stellen - zoals het aantal klanten per tijdstip
Figuur 1; Ambities 2020/2030, doelstellingen 20143
(=optimale openingstijden), terugkomfrequentie van klanten (= tevredenheid) of meest verkochte producten – en zo inzicht te krijgen in de ontwikkelingen. Met deze gegevens kan de bedrijvigheid wellicht geoptimaliseerd worden. Hoe complexer de organisatie is, hoe lastiger het echter wordt om de juiste indicatoren op te stellen. Uit een monitorsysteem met duizenden verschillende indicatoren is niet gemakkelijk af te lezen of het bedrijf er nu goed voor staat of niet. De kracht van een monitoringsysteem zit hem met name in een gedegen keuze voor een handvol indicatoren die direct een resultaat zichtbaar maken. Op het gebied van duurzaamheid wordt meestal de CO2 uitstoot gebruikt als indicator. Er bestaan dan ook (alleen al in Nederland) talloze verschillende soorten monitoringsystemen die de CO 2 uitstoot van een bedrijf of proces meetbaar kunnen maken. Het programma „Ruimte voor Duurzaamheid‟ is echter meer dan alleen klimaatbeleid; het behelst het gehele spectra van duurzaamheid (People, Planet én Profit), waardoor er een gedegen afweging nodig is welke indicatoren nodig zijn om de lading te dekken. Er bestaan dan ook (alleen al in Nederland) talloze verschillende soorten monitoringsystemen die de CO2 uitstoot van een bedrijf of proces meetbaar kunnen maken. Het programma „Ruimte voor Duurzaamheid‟ is echter meer dan alleen klimaatbeleid; het behelst het gehele spectra van duurzaamheid (People, Planet én Profit), waardoor er een gedegen afweging nodig is welke indicatoren nodig zijn om de lading te dekken. Om volledig aan te laten sluiten op de doelstellingen van het programma Ruimte voor Duurzaamheid is een unieke set indicatoren opgesteld. Haarlemmermeer is hiermee ook de eerste in Nederland die niet alleen CO2 reductie, maar ook nadrukkelijk zaken als financieel en maatschappelijk rendement inzichtelijk zal maken. Aangezien er nog geen standaard is voor deze manier van monitoring, zijn de indicatoren in samenspraak met de betrokken medewerkers en diverse vakexperts beoordeeld. Binnen het de monitoringsysteem is ervoor gekozen om de indicatoren onder te verdelen in de categorieën People, Planet en Profit. Een project kan resultaten boeken op meerdere van de verschillende categorieën en daarmee ook een bijdrage leveren aan meerdere ambities. De gemeente kiest er nadrukkelijk voor om in te zetten op het economisch rendement als prikkel voor nieuwe ontwikkelingen en innovaties rond duurzaamheid; „People‟ en „Planet‟ door „Profit‟ dus. Vandaar dat in de monitoring altijd de Profit kant van duurzaamheid als eerste behandeld zal worden. De indicatoren die gekozen zijn zullen hieronder kort per ambitie worden toegelicht.
Haarlemmermeer is een pionier in verduurzaming van de woon-, werk-, leer en beleefomgeving in 2030.
De keuze voor kritische prestatie indicatoren voor het onderdeel People bij het totaalbeeld Haarlemmermeer is mede bepaald door de definitie van sociale duurzaamheid die we in Haarlemmermeer hanteren: Een sociaal duurzame ontwikkeling sluit aan op de behoeften van mensen in het heden, maar is tegelijkertijd toekomstbestendig, waardoor ook komende generaties ermee in hun behoeften kunnen voorzien1. Indicatoren worden niet gevonden in het al dan niet sociale beleid van de gemeente in het heden, maar worden gevonden in de gemeenschap (community) en de mate waarin deze in staat is zichzelf en de omgeving een toekomst te geven (toekomstbestendigheid). Belangrijke elementen daarbij zijn ontmoeting, eigenaarschap, geborgenheid en ondernemerschap.
1
Voorontwerp structuurvisie Haarlemmermeer 2030, pag. 118
Bij ontmoeting gaat het om het kunnen delen met elkaar en elkaar kunnen vinden in Haarlemmermeer en omgeving. Bij eigenaarschap gaat het erom dat mensen zich actief verantwoordelijk voelen voor, en betrokken voelen bij, het vormgeven van de directe of minder directe leefomgeving. Met geborgenheid bedoelen we dat mensen zich thuis voelen en veilig voelen. Uiteraard thuis, maar ook in de woon- en leefomgeving, inclusief de weg naar school, werk, vrijetijdsbesteding etc. Ondernemerschap gaat over de mogelijkheid om te ondernemen en initiatieven te nemen. De indicatoren „Leefbaarheid‟ en „ buurtcohesie‟ die gekozen zijn voor de monitor Ruimte voor Duurzaamheid sluiten nauw aan bij de hierboven geschetste aspecten van sociale duurzaamheid.
Duurzaamheid is een van de economische pijlers in 2030
Om duurzaamheid als economische pijler te monitoren zullen het aantal duurzame bedrijven (en het aantal werkzame personen dat in deze sector actief is) worden bijgehouden. Daarnaast zal inzicht gegeven worden in de lastenverlaging dat duurzaamheid met zich mee brengt voor burgers, bedrijven en de gemeentelijke organisatie door lastenverlaging (lagere energierekening). Deze indicatoren zullen onder andere worden ondervangen onder de noemer „Profit‟.
Haarlemmermeer is een internationaal kenniscentrum van logistiek en duurzaamheid in 2030
Op dit moment is nog onderzoek gaande wat de doelstellingen zijn op het gebied van kennis en onderwijs. Voor deze ambitie zijn daarom vooralsnog nog geen indicatoren opgenomen.
20% van de energie wordt op een duurzame manier opgewekt in 2020
Het percentage duurzaam opgewekte energie is een indicator op zich. Daarnaast zal er onderscheid gemaakt worden tussen de vorm van de opwekking (wind, zon, biomassa, overig) zodat inzichtelijk wordt welke bijdrage bijvoorbeeld de realisatie van een windpark op zich neemt
De uitstoot van CO2 wordt met 30% gereduceerd ten opzichte van 1990
De CO2 uitstoot van Haarlemmermeer kan worden opgedeeld in verschillende bronnen. Deze bronnen zullen separaat moeten worden gemonitord om de totale CO2 uitstoot inzichtelijk te maken. CO2 komt onder andere vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen (kolen, gas, benzine), biologische processen en afvalverwerking. De indicatoren die bij de ambitie van CO 2 reductie horen zullen dan ook elektriciteitsverbruik, gasverbruik, mobiliteit, directe emissies en afvalproductie zijn. Daarnaast zal worden bijgehouden welk aandeel van de verbruikte elektriciteit en gas er op een duurzame manier opgewekt wordt (% groene stroom). Een uitgebreide toelichting op de berekening van CO 2 uitstoot en de verschillende bronnen is uitgewerkt in hoofdstuk 7. De combinatie van de laatste twee ambities zullen de indicatoren onder noemer „Planet‟ bevatten.
4. Opzet monitoringsysteem De ambities en doelstellingen van het programma „Ruimte voor Duurzaamheid‟ zijn geformuleerd op het niveau van de gemeente Haarlemmermeer. Dit schaalniveau wordt verder het „totaalbeeld van Haarlemmermeer‟ genoemd. Het monitoringsysteem is zo opgebouwd, dat het zowel het beeld van Haarlemmermeer (totaalbeeld) weergeeft als het gaat om effecten op People, Planet en Profit, als de effecten die de uitvoeringsprogramma‟s Ruimte voor Duurzaamheid sorteren. Ook het gedrag van bewoners en bedrijven dat wordt beïnvloed met overige projecten is specifiek te benoemen. Denk aan
de resultaten die het project Hoofddorp-Oost Duurzaam oplevert. Ook deze effecten zijn te benoemen in termen van People, Planet en Profit. Zo wordt het totale uitvoeringprogramma 2011 in termen van effecten gespecificeerd. In figuur 2 is de invloed van de verschillende spelers die de resultaten op het niveau van Haarlemmermeer bepalen, schematisch weergegeven.
Figuur 2; Opzet monitoring
De projecten uit de uitvoeringsprogramma‟s sorteren effecten die specifiek te benoemen zijn. Dan gaat het bijvoorbeeld om subsidies voor duurzame energie, dat effect heeft in termen van het aantal bewoners dat zon-pv installeerd, en daarmee effect sorteert in energiebesparing, duurzame energieopwekking, CO2 reductie en financieel & maatschappelijk rendement. Gezien de reikwijdte van het programma Ruimte voor Duurzaamheid raken initiatieven andere programma‟s van de gemeentelijke organisatie. Overige gemeentelijke programma‟s leveren ook een significante bijdrage aan de ambities. De visie om deze te bereiken wordt in deze programma‟s ook opgepakt. Denk hierbij aan ACT, Structuurvisie Haarlemmermeer, Deltaplan Bereikbaarheid, Hoofddorp Zuidrand, huisvesting, et cetera. Voor de overige gemeentelijke programma‟s is dan ook aandacht in het monitoringsysteem. Tegelijkertijd kunnen bewoners en bedrijven actief hun bijdrage leveren aan de verduurzaming van de woon-, werk-, leer- en beleefomgeving, wellicht onder invloed van de dynamiek die met het programma vrijkomt, maar op eigen initiatief. Elke inwoner van Haarlemmermeer die een LED-lamp gebruikt of elektrisch rijdt, draagt zijn steentje bij aan de doelstellingen van de gemeente. Deze effecten komen in beeld met het meten van het totaalbeeld Haarlemmermeer.
Externe factoren spelen een rol op alle schaalniveau‟s. Zo heeft de economische crisis een enorme impact gehad op het gebied van duurzaamheid. De benodigde bezuinigingen die daaruit voortkomen en de stijgende energieprijzen hebben veel bewoners en ondernemers genoodzaakt om energiebesparende maatregelen te treffen. Helaas heeft de crisis er ook voor gezorgd dat enkele ambitieuze langetermijnprojecten een halt toegeroepen zijn. Het monitoringsysteem zal deze externe factoren zoveel mogelijk filteren zodat een zorgvuldige analyse mogelijk is. Veel van de bestaande monitoringsystemen die gemeentes in Nederland gebruiken op het gebied van duurzaamheid en/of CO2 uitstoot zijn gericht op de gemeentelijke organisatie. De enkelen die ook op de gemeente in zijn totaal monitoren doen dat slechts op duurzame energieopwekking en CO 2 reductie. De combinatie van monitoring op zowel de schaal van de gehele gemeente als individuele projecten, over de hele breedte van duurzaamheid maakt de monitoring van de gemeente Haarlemmermeer uniek.
5. Monitoring totaalbeeld Haarlemmermeer vs. Monitoring programma’s Zoals in de opzet van het monitoringsysteem al inzichtelijk geworden is, zijn er feitelijk twee verschillende monitoringsystemen; de monitoring van het totaalbeeld van Haarlemmermeer en de monitoring van de programma‟s. -
Het totaalbeeld Haarlemmermeer is gericht op monitoring van de som van inspanningen op het gebied van duurzaamheid door de gemeente en haar partners (bewoners en bedrijven) inclusief de invloed van externe factoren. De uitkomsten van de monitoring op het totaalbeeld geeft inzicht in de voortgang ten opzichte van de doelstellingen 2020/2030 en 2014, alsook om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen die hierbij een rol spelen. Over het totaalbeeld van Haarlemmermeer is reeds de huidige situatie (standlijn 2010) in kaart gebracht in de zogenaamde 0-meting (zie hoofdstuk 6). De gegevens die benodigd zijn om het totaalbeeld van Haarlemmermeer weer te geven zijn jaarlijks beschikbaar vanuit nationale en regionale bronnen (zie hoofdstuk 12). De veranderingen en ontwikkelingen in het totaalbeeld van Haarlemmermeer worden daarom jaarlijks vernieuwd en gerapporteerd.
-
De monitoring van de programma’s is erop gericht op specifieke resultaten van de programma‟s te koppelen aan de inspanningen die zijn verricht. Per programma zal inzichtlijk worden hoe er gescoord wordt op Profit, People en Planet, waardoor ze onderling te vergelijken zijn. De uitkomsten van de monitoring van de programma‟s geeft inzicht in de effecten hiervan. De gegevens die benodigd zijn voor de monitoring op programmaniveau zullen door de betrokken personen (verantwoordelijke medewerkers van de gemeente en partners) worden aangeleverd. In principe is de programmamonitoring een continu proces, waarbij de benodigde gegevens ten aller tijde kunnen worden opgevraagd bij de verschillende partijen. De resultaten van de programma‟s en het totaalbeeld zullen tegelijkertijd (jaarlijks) worden gerapporteerd. Tussentijds kan er echter (indien gewenst) inzicht verkregen worden in de specifieke programma‟s.
Door de invloed van externe factoren kan het zo zijn dat er op de programma‟s erg hoog gescoord wordt op zaken als energiereductie, maar dat het totaalbeeld uitwijst dat het energieverbruik van Haarlemmermeer is toegenomen. Door beide schaalniveau‟s te monitoren kunnen de oorzaken hiervan gemakkelijker geanalyseerd worden.
6. Nulmeting Om gedegen te kunnen monitoren is een exacte weergave van de huidige situatie nodig. Er wordt bij de ambities van het programma „Ruimte voor Duurzaamheid‟ immers gesproken over reducties van emisses en verbetering van het leefklimaat ten opzichte van 1990 of de huidige situatie (2010). In het kader hiervan is reeds de nulmeting (0-meting) uitgevoerd. Deze rapportage gaat in op de stand van zaken op het gebied van duurzaamheid vóórdat de uitvoeringsprogramma‟s van start zijn gegaan (2010). Met de gegevens die uit de 0-meting voortgekomen zijn kunnen de daaropvolgende metingen worden vergeleken, waardoor ontwikkelingen zichtbaar worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het energieverbruik van huishoudens; door inzicht te hebben in het energieverbruik in 2010, wordt bij de meting van het verbruik in 2011 duidelijk of en hoeveel deze is toegenomen danwel afgenomen. Het verband tussen de verschillende metingen (rapportages) wordt in de onderstaande figuur schematisch weergegeven. 0-meting (2010)
Start programma’s ‘Ruimte voor Duurzaamheid‟
1-meting (2011)
2-meting (2012)
Etc.
Figuur 3; schematische weergave verband tussen rapportages (metingen)
De 0-meting is de eerste stap in de monitoring, maar zegt feitelijk nog niets over de inspanningen in het kader van het programma‟s die in 2011 zijn gestart. De 0-meting gaat dan ook alleen in op het niveau van het totaalbeeld van Haarlemmermeer. De eerste rapportage die resultaten van specifieke programma‟s weer zal geven zal dan ook de 1-meting zijn. De gegevens die bij de 1-meting en de daaropvolgende metingen naar voren zullen komen, zullen worden vergeleken met de 0-meting. Deze vergelijking zal een cruciaal onderdeel uitmaken van de analyses. De 0-meting is opgenomen in hoofdstuk 8.
7. Reikwijdte en detailniveau De grens voor de monitoring is de fysieke gemeentegrens van Haarlemmermeer. Effecten die bereikt worden buiten deze grenzen zullen dan ook niet worden meegenomen. Uitzonderingen zijn de provinciale en rijkswegen (die worden beheerd door Rijkswaterstaat) en alle activiteiten „achter de douane‟ bij Schiphol (internationaal luchtruim) die buiten beschouwing gelaten worden. Conform Kyoto protocol en andere internationale afspraken dienen deze organisaties hun eigen duurzaamheids (of klimaat-) programma te hebben, aangezien de gemeente Haarlemmermeer hier slechts een minimale sturing op heeft. Het verkeer dat jaarlijks over de rijkswegen in Haarlemmermeer (de A4, A5, A9 en A44) heen rijdt, stoot jaarlijks bijna 75 kton CO2 uit [Klimaatmonitor, Agentschap NL]. Dit is ongeveer 25% van de mobiliteit-gerelateerde CO2 uitstoot gerelateerd in Haarlemmermeer. De uitstoot die gerelateerd is aan het landen en opstijgen van vliegverkeer is vele malen hoger. Volgens Schiphol Group was dit in 2010 ruim 617 kton CO2; dit staat gelijk aan de uitstoot van een kleine stad. Het klimaatprogramma van Schiphol dat uitspraken doet over het terugdringen van deze uitstoot, wordt naar verwachting in September 2011 vastgesteld. Soms is één actie echter grensoverschrijdend. In dit geval worden de effecten gesplitst naar de bijbehorende gemeentes. Een goed voorbeeld is een forens die woont in Almere, maar werkt in Haarlemmermeer. De hoeveelheid CO2 dat zijn personenauto uitstoot op de wegen tussen zijn woning tot de provinciale weg worden toegekend aan de gemeente Almere, de uitstoot op de rijkswegen aan Rijkswaterstaat, en de CO2 uitstoot gerelateerd aan het rijden vanaf de rijksweg tot zijn werkplek komt op conto van de gemeente Haarlemmermeer.
Bij de metingen van CO2 uitstoot is meer uitleg vereist. CO2 is een broeikasgas dat (zeer waarschijnlijk) verantwoordelijk is voor klimaatverandering en daarom de beste indicator voor de invloed van menselijk handelen op het klimaat. Het gas komt vrij bij vrijwel alle processen en acties, zelfs bij het ademen. Op het gebied van monitoring is het belangrijk om ergens een grens te trekken wat nog wel mee te nemen en welke processen verwaarloosbaar of niet meetbaar zijn. Enerzijds om het overzicht te bewaren en anderzijds om vergelijking tussen verschillende monitorsystemen enigszins mogelijk te maken. Het eerste onderscheid dat gemaakt wordt is dat slechts de CO 2 uitstoot gerelateerd aan technologische (menselijke) processen meegenomen zullen worden. De verbranding van organisch afval hoort hier dus ook bij. Natuurlijke processen als de respiratie van mens en dier, bosbranden, vulkaanuitbarstingen en mestdampen worden beschouwd als een gegeven. Het tweede onderscheid wordt gemaakt door middel van de menselijke activiteiten te verdelen in drie zogenaamde „scopes‟ [zie figuur 4];
Figuur 4; De ‘scopes’ in CO2 monitoring
-
Scope 1, Directe emissies; De uitstoot van CO2 dat binnen de gemeente plaats vind door middel van industriële processen, verkeer en vervoer en verbranding van gas. Hier behoren ook drijfgassen (gassen uit spuitbussen) en methaan (uit bijvoorbeeld bemesting) bij.
-
Scope 2, Indirecte emissies; De hoeveelheid CO2 dat direct door de activiteiten in de gemeente elders wordt uitgestoten. Hier behoren de stromen van onder andere elektriciteit, afval en water toe. Door de consumptie van bijvoorbeeld (grijze) stroom in Haarlemmermeer wordt CO2 uitgestoten op de plek waar de betreffende elektriciteitscentrale staat.
-
Scope 3, Ketenemissies; De hoeveelheid CO2 dat uitgestoten wordt bij de productie van een product. Als men in een Haarlemmermeerse supermarkt een fles cola koopt, gaat daar een proces van grondstofwinning, transport en productie vooraf dat CO2 uitstoot tot gevolg heeft. Ook de uitstoot van verkeer en vervoer buiten de gemeentegrenzen horen bij scope 3.
Conform internationale afspraken en het Kyoto protocol, zullen alleen scope 1 en 2 zullen worden meegenomen in de monitoring. Hier is de ambitie om 30% CO2 uitstoot te reduceren ten opzichte van 1990 ook op gebaseerd. De ketenemissies uit scope 3 zijn immers veel te complex om te doorgronden. Elke winkelketen zou dan van al zijn producten exact de CO 2 emissies in kaart moeten brengen in een database. Zo een database is (op dit moment) nog niet voorhanden en onmogelijk om te ontwikkelen voor een gemeente als Haarlemmermeer. Landelijk is dan ook besloten om de emissies aangaande producties (scope 3) toe te kennen aan de gemeente waar de fabriek zich bevind. Zo heeft de gemeente Delft een enorme CO 2 uitstoot gelieerd aan de Calvé pindakaas fabriek. Hieronder in figuur 5 wordt aan de hand van enkele voorbeelden op het gebied van personenvervoer nogmaals weergegeven hoe het verschil in scopes in zijn werk gaat binnen een proces. Als voorbeeld is respectievelijk het gebruik van een personenauto op benzine, grijze stroom (afkomstig van kolencentrale) en groene stroom (afkomstig van windenergie) meegenomen.
Figuur 5; verschillene scopes in relatie tot personenvervoer, scope 3 - grijs gearceed - wordt niet meegenomen
De bronemissies (scope 1) voor het gebruik van een personenauto op benzine is per kilometer gemiddeld 215 g CO2. Indien de wagen elektrisch rijdt, heeft het echter geen bronemissies. De wijze waarop de elektriciteit is opgewekt (scope 2, stroomemissies) bepaald hier dan de uitstoot. Indien de stroom is opgewekt vanuit een kolencentrale zal dit +/- 100 g CO2 per kilometer uitstoten, groene stroom die is opgewekt uit wind, zon, water, geothermie of biomassa wordt CO 2 neutraal beschouwd. Het nadeel van deze keuze is dat de inspanningen door middel van duurzaam inkoopbeleid niet in termen van CO2 reductie meegenomen kunnen worden. De inkoop van producten hebben immers te maken met een scope 3 emissie. Indien scope 3 emissies wel meegenomen zouden worden, dan zou de totale CO2 uitstoot niet veel verschillen, maar veel complexer meetbaar zijn. De ketenemissies die door activiteiten in Haarlemmermeer in andere gebieden plaatsvinden zijn namelijk vergelijkbaar met de emissies die in Haarlemmermeer plaatsvinden, door activiteiten elders (bijvoorbeeld het transport bij Schiphol).
Helaas wordt er met CO2 gegevens niet door iedereen zorgvuldig omgesprongen. Veel bedrijven, adviesbureaus, gemeentes en zelfs landen hebben andere meetmethodes. Hierdoor is een benchmark op het gebied van CO2 altijd onderhevig aan enige mate van onzekerheid. Bij dit monitoringsysteem zullen alle keuzes, eventuele aannames, randvoorwaarden, conversiefactoren en berekeningsmethodes inzichtelijk zijn. Door deze transparantie kunnen de gegevens op de juiste manier geïnterperteerd worden. Indien er geen bronvermelding in de tekst staat, dan zijn de genoemde getallen berekend aan de hand van diverse cijfers en tabellen. In de bijlage staat een toelichting van alle gebruikte berekeningen en conversiefactoren die hieraan ten grondslag liggen.
8. Indicatoren, visuele weergave en nulmeting totaalbeeld Haarlemmermeer Om een beeld te krijgen hoe de monitoring er visueel uit zal komen te zien, worden hieronder de indicatoren voor de verschillende categorieën separaat toegelicht aan de hand van beelden. Allereerst zullen de indicatoren en visuele weergaven voor het totaalbeeld Haarlemmermeer worden weergegeven. In dit hoofdstuk zullen alleen indicatoren op de schaal van de gemeente meegenomen worden. (totaalbeeld) en is gericht op monitoring van de som van inspanningen op het gebied van duurzaamheid door de gemeente en haar partners (bewoners en bedrijven) inclusief de invloed van externe factoren. De uitkomsten van de monitoring op het totaalbeeld geeft inzicht in de voortgang ten opzichte van de doelstellingen 2020/2030 en 2014, alsook om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen die hierbij een rol spelen. Allereerst zal er worden ingegaan op de keuzes voor de verschillende indicatoren. Daarna zal de nulmeting aan de hand van een visuele weergave worden toegelicht. De nulmeting gaat over de situatie vóór dat de projecten gestart zijn (2010). Alle indicatoren op dit schaalniveau zijn kwantificeerbaar en hebben een verschijningsfrequentie van minimaal 1 keer per jaar. Indien er geen bronvermelding in de tekst staat, dan zijn de genoemde getallen berekend aan de hand van diverse cijfers en tabellen. Een toelichting van alle gebruikte berekeningen en conversiefactoren die hieraan ten grondslag liggen is beschikbaar op aanvraag. In hoofdstuk 9 zullen de indicatoren op het niveau van de programma‟s worden toegelicht. Deze verschillen van de indicatoren op het niveau van het totaalbeeld van Haarlemmermeer. Niet alle indicatoren in dit hoofdstuk zullen namelijk programma inzichtelijk gemaakt worden. Bijvoorbeeld de bijdrage van een specifiek programma aan zaken als de leefbaarheid van een wijk is niet kwantificeerbaar. Daarom is er gekozen om de indicatoren op het niveau van het totaalbeeld en de programma‟s los te koppelen. 8.1 Profit (totaalbeeld) toelichting De ambitie is om duurzaamheid als een van de economische pijlers in Haarlemmermeer te hebben in 2030. Profit is daarom een belangrijke pijler op het gebied van duurzaamheid. De boodschap dat duurzaamheid loont zal in deze categorie zoveel mogelijk naar voren moeten komen. Daarom gaat het met name om welke inverdieneffecten gemeente, bewoners en bedrijven hebben gerealiseerd door energiebesparing en opwekking. Door inzichtelijk te maken hoeveel dit het bedrijfsleven of de bewoners oplevert, worden de effecten van energiebesparing op de financiën duidelijk.
Daarnaast worden ontwikkelingen in werkgelegenheid, bedrijfsvestigingen en (locaties) duurzame startups gemonitord. Dan gaat het om ontwikkelingen in het vestigingsklimaat voor duurzame bedrijvigheid. Ook zal het totaal aantal bedrijven dat zich vestigt en het totaal aantal werkzame personen worden bijgehouden. Een hogere werkgelegenheid en een hoog vestigingsklimaat is immers een positieve economische impuls. Ook is het aantal bedrijven relevant voor de monitoring op het totale energieverbruik. Indien er veel bedrijven bijkomen, zal het energieverbruik automatisch toenemen. Ondanks dat diverse andere bedrijven wellicht energiebesparende maatregelen heeft getroffen. Er is voor gekozen om de omzet en/of winst die duurzame bedrijven genieten niet mee te nemen. Dit zou namelijk voor de monitoring betekenen dat elk bedrijf inzicht zou moeten geven in zijn of haar financiële boekhouding. Dat is onrealistisch. Onderstaand worden de indicatoren voor het totaalbeeld op het gebied van Profit nogmaals toegelicht. Daaronder is een visuele vertaling gegeven van de indicatoren zoals dit in de monitoring tot uiting zal komen. De visuele weergave is nog een concept en is opgesteld op basis van de nulmeting 2010 (zie bijlage 5 van de nota voortgang Ruimte voor Duurzaamheid, uitvoeringsprogramma 2011).
1. Lastenverlaging;
De totale vermindering van energiekosten per jaar in de gemeentelijke organisatie, bewoners en bedrijven/organisaties 2. Het gaat hier om de energielasten voor elektriciteit en gas (inclusief heffingen) die bewoners, bedrijven en de gemeentelijke organisatie hebben. Indien er meer energie verbruikt wordt, zullen de energielasten hoger zijn. De getallen zullen dan negatief worden weergegeven.
2. Werkgelegenheid;
Aantal werkzame personen in duurzame bedrijven/organisaties3 in Haarlemmermeer. (in figuur 6 wordt slechts het totale aantal werkzame personen weergegeven).
3. Bedrijfvestigingen;
Aantal duurzame bedrijven/organisaties2 dat in Haarlemmermeer gevestigd is (in figuur 6 wordt slecths het totale aantal bedrijfsvestigingen weergegeven).
Nulmeting In figuur 6 is een visuele weergave van de nulmeting op basis van de benoemde indicatoren opgenomen. Uit de nulmeting blijkt dat Haarlemmermeer een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven is. In de periode tussen 1995 en 2010 zijn het aantal bedrijfsvestigingen 4 met enorm toegenomen. In totaal zijn het er nu 8.416, waarvan het overgrote deel zich in de handel en dienstensector bevind. In 2010 zijn volgens de Kamer van Koophandel 538 actieve ondernemingen beëindigd, maar daar tegenover 859 nieuw gestart; een toename van 321 bedrijven. Percentueel gezien starten er in Haarlemmermeer 1,5 maal zoveel bedrijven als in de rest van Nederland. Daarnaast worden er percentueel gezien ook minder beëindigd.
2
Er is in het eerste halve jaar van 2011 beduidend meer energie verbruikt dan dezelfde periode in 2010. Over het verbruik van de gemeentelijke organisatie in het eerste halve jaar van 2011 is nog niets bekend. 3 Bedrijven/organisaties die duurzaamheid als primaire bedrijfsvoering hebben. Voorbeelden zijn Energiemissie, Ecocarwash, VitaL PlaceS, etc. 4 Het aantal bedrijfsvestigingen is niet altijd gelijk aan het aantal bedrijven. Een groot aantal bedrijven staan weliswaar ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maar zijn niet actief in Haarlemmermeer.
-
-
- € 560.938,-
- € 999.858,-
Figuur 6; Totaalbeeld Haarlemmermeer; Profit Lastenverlaging eerste periode 2011 (boven), aantal actieve bedrijfsvestingen (links) en arbeidsplaatsen (rechts) in Haarlemmermeer [bron: Bedrijven- en instellingenregister, Bedrijvencontactpunt, Team onderzoek Haarlemmermeer]
In Haarlemmermeer zijn 121.383 werkzame personen5 tegenover een werkzame beroepsbevolking van 70.100 inwoners. Bijna de helft van de arbeidsplaatsen wordt daarom opgevuld door werknemers vanuit andere gemeentes. De meest werkgelegenheid (39%) zit in de sector “vervoer, opslag en communicatie”, aangezien dit inclusief de luchtvaart is, heeft dit uiteraard alles te maken met Schipholgerelateerde activiteiten. Opvallend is het feit dat het aantal bedrijfsvestigingen een toenemende trend vertoond, terwijl het aantal werkzame personen een neerwaartse trend laat zien in de periode tussen 2006 en 2010. Voornamelijk in de industrie, handel en vervoer/opslag/communicatie zijn minder werkzame personen dan in 2006, terwijl de zakelijke dienstverlening toeneemt.
In de onderstaande tabel worden de gegevens voor het onderdeel ‘Planet’ nogmaals samengevat. Indicator Werkgelegenheid
Eenheid Werkzame personen Aantal bedrijfsvestigingen
2010 (0-meting) 112.383 8.416
Tabel 1; samenvatting nulmeting Profit
5
Het aantal werkzame personen is niet gelijk aan het aantal arbeidsplaatsen. Niet alle arbeidsplaatsen zijn immers opgevuld (vacatures), waardoor het aantal arbeidsplaatsen meestal hoger uitvalt.
8.2 People (totaalbeeld) Toelichting De keuze voor kritische prestatie indicatoren voor het onderdeel People bij het totaalbeeld Haarlemmermeer is mede bepaald door de definitie van sociale duurzaamheid die we in Haarlemmermeer hanteren: Een sociaal duurzame ontwikkeling sluit aan op de behoeften van mensen in het heden, maar is tegelijkertijd toekomstbestendig, waardoor ook komende generaties ermee in hun behoeften kunnen voorzien6. Indicatoren worden niet gevonden in het al dan niet sociale beleid van de gemeente in het heden, maar worden gevonden in de gemeenschap (community) en de mate waarin deze in staat is zichzelf en de omgeving een toekomst te geven (toekomstbestendigheid). Belangrijke elementen daarbij zijn ontmoeting, eigenaarschap, geborgenheid en ondernemerschap. Bij ontmoeting gaat het om het kunnen delen met elkaar en elkaar kunnen vinden in Haarlemmermeer en omgeving. Bij eigenaarschap gaat het erom dat mensen zich actief verantwoordelijk voelen voor, en betrokken voelen bij, het vormgeven van de directe of minder directe leefomgeving. Met geborgenheid bedoelen we dat mensen zich thuis voelen en veilig voelen. Uiteraard thuis, maar ook in de woon- en leefomgeving, inclusief de weg naar school, werk, vrijetijdsbesteding etc. Ondernemerschap gaat over de mogelijkheid om te ondernemen en initiatieven te nemen. De indicatoren „Leefbaarheid‟ en „ buurtcohesie‟ die gekozen zijn voor de monitor Ruimte voor Duurzaamheid sluiten nauw aan bij de hierboven geschetste aspecten van sociale duurzaamheid. Maatschappelijke indicatoren over het welzijn van de bevolking of over de kwaliteit van leven zijn wetenschappelijk gezien niet of nauwelijks kwantificeerbaar. De meest exacte manier om de gedachten en gevoelens van mensen te meten, te toetsen en te beoordelen is een grootschalige enquête. De cijfers die hieruit voorkomen zeggen iets over de gemoedstoestand onder de inwoners van Haarlemmermeer, bijvoorbeeld de buurtcohesie; de mate waarin buurtbewoners elkaar kennen, met elkaar omgaan, een onderdeel uitmaken van hun buurt en zich er thuis voelen. Op het gebied van leefbaarheid en buurtcohesie zijn geen concrete doelstellingen geformuleerd. Desalniettemin hebben beide indicatoren een invloed op de duurzame projecten. Zo heeft een campagne op het gebied van energiebesparing in een wijk met een hoge buurtcohesie (verbondenheid met de buurt en zijn bewoners) sneller een vliegwieleffect dan bij wijken met een lage buurtcohesie. Mond-op-mond reclame werkt bij wijken met een hogere cohesie veel sneller en effectiever. Om met de inzet van middelen een zo hoog mogelijk resultaat te behalen, is het daarom zinvol om wijken te kiezen met een hoge sociale cohesie. Het monitoringinstrument maakt dit inzichtelijk. Onderstaand worden de indicatoren voor het totaalbeeld op het gebied van People nogmaals toegelicht. 4. Leefbaarheid; Een analyse op basis van een landelijke enquête van Agentschap NL op de woningvoorraad, publieke ruimte, voorzieningen, bevolkingssamenstelling, sociale samenhang, veiligheid en nabijheid van voorzieningen en natuur. 5. Buurtcohesie; De mate waarin buurtbewoners elkaar kennen, met elkaar omgaan, een onderdeel uitmaken van hun buurt en zich er thuis voelen. 6
Voorontwerp structuurvisie Haarlemmermeer 2030, pag. 118
Nulmeting In figuur 7 is een visuele weergave van de nulmeting op basis van de benoemde indicatoren opgenomen. De gemeente Haarlemmermeer heeft een eigen methode ontwikkelt om buurtcohesie te meten. Dat de buurtcohesie lager uitvalt in een gebied met veel nieuwbouwlocaties is een bekend fenomeen, aangezien meeste bewoners er niet „geboren en getogen‟ zijn, zoals bij andere kernen in Haarlemmermeer en elders in het land. Aangezien de gemeente Haarlemmermeer een unieke methode hanteert voor buurtcohesie, is het niet rechtvaardig om de uitkomsten te vergelijken met andere gemeentes, de provincie of landelijke gemiddelden die berekend worden door het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). Ook is een gemeentelijk gemiddelde niet vast te stellen. Daarom zal deze indicator altijd per buurt (wijk) gemonitord worden.
5,9 5,6
Nieuw Vennep Getsewoud Nieuw Vennep Linquenda
6,3 6,2
Nieuw Vennep Welgelegen Nieuw Vennep
5,8 5,7 5,6 5,8 6
Hoofddorp Floriande Hoofddorp Toolenburg Hoofddorp Overbos Hoofddorp Bornholm Hoofddorp pax
5,1
Hoofddorp graan voor visch
5,8
Hoofddorp oude kern
6,3 6,1
Zwanenburg Badhoevedorp
6,7 6,2 6,5
Vijfhuizen Lisserbroek Rijsenhout
4
5
6
7
Figuur 7; visuele weergave van het totaalbeeld Haarlemmermeer; People Leefbaarheid (links) en Buurtcohesie (rechts) [bronnen; Leefbaarometer, Agentschap NL, Kijk op de Wijk 3 Team Onderzoek Gemente haarlemmermeer 2011,
Een andere beschikbare „tool‟ is de leefbaarometer van het ministerie van binnenlandse zaken. Hiermee wordt de leefbaarheid van de gemeente bepaald door een analyse op de woningvoorraad, publieke ruimte, voorzieningen, bevolkingssamenstelling, sociale samenhang, veiligheid en nabijheid van voorzieningen/natuur. In figuur 5 wordt deze leefbaarometer weergegeven, hier valt goed te zien dat de gemeente Haarlemmermeer over het algemeen binnen de categorie “zeer positief” valt. Opvallend is dat Hoofddorp en omgeving iets lager uitvalt dan de rest van de gemeente, maar in vergelijking met Amsterdam (rechtsboven in de figuur) is deze verminderde leefbaarheid minimaal. Het landelijk gemiddelde op het gebied van leefbaarheid is “positief”. Haarlemmermeer scoort dus beter dan landelijk, niet voor niets dat de gemiddelde Haarlemmermeerder dan ook een 7,4 voor de leefbaarheid in zijn of haar wijk geeft.
De onbetrouwbaarheid en de lage verschijningsfrequentie (leefbaarheid wordt éénmaal per twee jaar gemeten) van de gegevens op buurtcohesie en leefbaarheid maken het zwakke KPI‟s voor continue monitoring. Mede hierdoor zal er bij „People‟ met name op worden ingezet op hoeveel mensen en bedrijven er bereikt worden met de boodschap dat duurzaamheid loont, want zij zijn uiteindelijk degene die het moeten gaan doen. De indicatoren die hierbij horen zijn heel goed meetbaar en geven een beeld hoeveel personen en bedrijven projecten zien (zichtbaarheid), meemaken (beleefbaarheid) of actief aan meedoen (participatie). Deze indicatoren zullen echter allen starten op 0 aangezien er nog geen projecten zijn gestart in 2010. In de onderstaande tabel worden de cijfers van de effectindicatoren voor „People‟ weergegeven; Indicator Eenheid 2010 (0-meting) Landelijk (benchmark) Buurtcohesie Cijfer (enquête) (Zie figuur 4) -7 Leefbaarheid Criteria Zeer positief Positief Tabel 1; samenvatting nulmeting People
8.3 Planet (totaalbeeld) Toelichting De milieukant van duurzaamheid is enorm breed. Dit gaat van gezondheid tot luchtkwaliteit en van energieverbruik tot flora/fauna. Een duurzame leefomgeving heeft geen nadelige gevolgen op de mens, natuur of de economie in het heden of in de toekomst. Op dit moment is wereldwijd klimaatverandering het grootste milieuprobleem. Zeer waarschijnlijk is de verhoogde concentratie CO 2 in de atmosfeer door menselijk handelen hier de oorzaak van. Daarom wordt vaak de CO 2 uitstoot gemeten en bijgehouden als indicator voor een duurzaam milieu. Ook bij het monitoringsysteem van Ruimte voor Duurzaamheid is CO 2 reductie een van de belangrijkste indicatoren. CO2 uitstoot wordt veroorzaakt door verbranding van fossiele brandstoffen, wat vrijwel bij elk proces tot uiting komt. De CO2 uitstoot zegt daarom ook iets over het energieverbruik, de afvalproductie, mobiliteit (luchtvervuiling) en vervuilende industriële activiteiten. Ook geeft het in zekere mate het consumptiegedrag van bewoners en bedrijven weer. Er is nadrukkelijk voor gekozen om naast CO2 reductie slechts het percentage duurzame energieopwekking (conform ambitie 2020) als indicator mee te nemen. Onderwerpen die betrekking hebben op de lokale ecologie, zoals biodiversiteit, water(kwaliteit) en de ecologische hoofdstructuur, worden nog uitgewerkt in de structuurvisie Haarlemmermeer en zullen daarom geen plaats krijgen in deze monitoring. Naast het feit dat duurzame energie opwekking en CO2 reductie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, heeft de opwekking uit hernieuwbare bronnen extra voordelen. Ten eerste is energie dat afkomstig is van zon, wind, water of aarde regenereerbaar en schoon. Dat wil zeggen; oneindige bronnen van energie die tijdens het gebruik geen nadelige afwentelingen hebben naar de omgeving. Ten tweede kan het gebruik van hernieuwbare energie ervoor zorgen dat er minder afhankelijkheid is van de - politiek instabiele - oliestaten. Energie uit de lokale natuur kan decentraal opgewekt worden en schept daarmee de mogelijkheid om zelfvoorzienend te zijn als gebouw, wijk, stad of land op het gebied van energie.
7
Sociale cohesie gemeten in Haarlemmermeer is niet te vergelijkbaar met landelijke metingen.
Er bestaan verschillende opvattingen van wat “duurzame energie” inhoudt. Zo wordt in Nederland kernenergie niet gezien als een duurzame manier van elektriciteitsopwekking, terwijl dit in landen als Frankrijk wél zo beoordeeld wordt. Gevolg is dat Nederland als zij „groene stroom‟ van Frankrijk inkoopt feitelijk te maken heeft met kernenergie. Voor de monitoring van het programma Ruimte voor Duurzaamheid gelden de definities van het protocol Monitoring Duurzame Energie update 2006 [bron: Senter-Novem dec 2006], waarbij het gaat over energie uit zon, wind, water, aarde of biomassa. Technieken als Warmte-Koude Opslag (WKO) behoren hier niet bij, aangezien het een opslagmethode is van energie en geen opwekking. De opwekking van hernieuwbare energie is ook feitelijk pas mee te nemen als CO2 reductie, zodra de opgewekte energie wordt gebruikt. Bij een windmolen die in Haarlemmermeer staat maar die stroom levert aan bijvoorbeeld Amsterdam, wordt de hoeveelheid opgewekte duurzame energie toegekend aan Haarlemmermeer, maar de CO2 reductie aan Amsterdam. Dit is dan ook de reden dat doelstellingen op het gebied van duurzaamheid vaak worden gesplitst in CO 2 reductie én percentage duurzame energieopwekking. Onderstaand worden de indicatoren voor het totaalbeeld op het gebied van Planet nogmaals toegelicht. Daaronder is een visuele vertaling gegeven van de indicatoren zoals dit in de monitoring tot uiting zal komen. De visuele weergave is nog een concept en is opgesteld op basis van de nulmeting 2010 (zie bijlage 5 van de nota voortgang Ruimte voor Duurzaamheid, uitvoeringsprogramma 2011).
6. Duurzame energieopwekking; Percentage duurzame energieopwekking door wind, zon, biomassa en overige duurzame energiebronnen. 7. Gasverbruik; Gemiddeld gasverbruik per huishouden en totaal verbruik inclusief bedrijven/organisaties 8. Mobiliteit; CO2 uitstoot gerelateerd aan mobiliteit, inclusief het aantal
personenauto’s op groengas, elektrisch aangedreven en het aantal laadpalen voor elektrisch vervoer 9. Elektriciteitsverbruik; 10. Afvalproductie; 11. CO2 uitstoot; 12. CO2 reductie;
Gemiddeld elektriciteitsverbruik per huishouden en totaal verbruik inclusief bedrijven/organisaties Totale hoeveelheid afvalproductie in Haarlemmermeer (ton per jaar) in Haarlemmermeer. Totale CO2 uitstoot in Haarlemmermeer (ton per jaar) zie voor onderbouwing van de berekeningen hoofdstuk 7. CO2 reductie behaald op de onderwerpen woongebouwen, kantoren/bedrijven/voorzieningen, Schiphol, gemeentelijke organisatie, autonome en gebiedsontwikkelingen en mobiliteit. De standlijn is de nulmeting (2010), de doelstellingen zijn gericht op 2014.
De nulmeting van de “Planet” kant van duurzaamheid zal per indicator behandeld worden. Nulmeting duurzame energieopwekking In Haarlemmermeer werd 2,4% van de energie op een duurzame wijze opgewekt in 2010 (= 291 TJ). Ter illustratie; deze opgewekte energie is voldoende om ruim 4.000 huishoudens van energie (elektriciteit én warmte) te voorzien. Een groot deel hiervan is toe te kennen aan de afvalverwerker de Meerlanden die onder andere de restwarmte uit biomassa verwerking levert aan nabij gelegen Arendshoeve. Haarlemmermeer is als gemeente slechts verantwoordelijk voor een deel van de gebruikte biomassa (GFT), maar omdat de Meerlanden in Haarlemmermeer gevestigd is, wordt toch de opgewekte energie aan Haarlemmermeer toegekend. Daarnaast is elke houtgestookte oven of
houtboiler een duurzame manier van energieopwekking. Hieronder wordt de energieopwekking en de verdeling daarvan visueel weergegeven in figuur 7.
6. Duurzame energie opwekking Figuur 7; visuele weergave van het totaalbeeld Haarlemmermeer; Planet (Duurzame energieopwekking) bronnen: Klimaatenquete, Windenergie-nieuws, CO2-servicepunt]
Alle zonnepanelen en zonneboilers in Haarlemmermeer leveren totaal 93 PJ op. Vooral in de periode tussen 2000 en 2005 zijn er in Haarlemmermeer veel zonneboilers geplaatst. Windenergie wordt vertegenwoordigd door twee grote windturbines en enkele kleine windturbines. Bron Windenergie Zon-PV (elektra)8
Totaal 2010 3.737 GJ 72.059 GJ
Percentage v. totaal 0,03 % 0,59 %
Zonneboilers4 Biomassa Onbekend9
21.768 GJ 52.027 GJ 141.349 GJ
0,18 % 0,43 % 1.17 %
Totaal
290.840 GJ
2,43 %
Tabel 2; Duurzame energieopwekking [bronnen: Klimaatenquete, Windenergie-nieuws, CO2-servicepunt]
Naast deze vormen van energieopwekking zijn er momenteel twee opsporingsvergunningen voor aardwarmte aangevraagd door partijen in Haarlemmermeer. Aardwarmte (geothermie) is een techniek die warmte uit diepe grondlagen onttrekt en gebruikt deze voor hoogwaardige verwarming of de opwekking van elektriciteit. Gezien de geografische ligging van Haarlemmermeer zal deze laatste optie waarschijnlijk niet rendabel zijn. De twee aanvragen zijn in 2010 gedaan onder Stallingsbedrijf Glastuinbouw Nederland (SGN) voor de locatie PrimAviera en Schiphol. Met een opsporingsvergunning kunnen proefboringen gedaan worden. 8
Berekend op basis van verleende subsidies, vergunningen, zakelijke installaties in combinatie met een schatting op basis van gemiddelde installaties. Particuliere zonnepanelen en/of zonneboilers staan niet geregistreerd. 9 Gebruik van restwarmte. De bron van deze restwarmte is niet duidelijk
Nulmeting aardgasverbruik (scope 1) Het aardgasverbruik van Haarlemmermeer wordt voornamelijk gebruikt voor het verwarmen van woningen en kantoorgebouwen. Daarnaast kan het ook worden ingezet voor industriële processen of, zoals bijvoorbeeld bij de glastuinbouw, om lokaal elektriciteit op te wekken. Indien dit het geval is, wordt het onder gasverbruik geschaard en niet onder elektriciteit, aangezien het niet aangesloten is op het (meetbare) netwerk van Liander en/of Enexis. Hieronder wordt het gasverbruik in Haarlemmermeer visueel weergegeven in figuur 8.
7. Gasverbruik (fossiel) Per huishouden 2010
Totaal zakelijk (hm3 per jaar)
+ 25%
+2,6
+ 10%
1,3 - 2,6
+ 5%
0,7 – 1,3
Landelijk gemiddelde
0,5 – 0,7 0,4 – 0,5
-5% 0,2 – 0,4 - 10 % 0 – 0,2 - 25 %
Figuur 8; visuele weergave van het totaalbeeld Haarlemmermeer; Planet (gasverbruik) [bron: Energie in beeld, Enexis]
Het gasverbruik in Haarlemmermeer is in de periode tussen 1990 en 2010 met ongeveer 20% toegenomen. Dit is toe te wijden aan een hoger verbruik per huishouden of bedrijf, maar voornamelijk aan de groei in de gemeente aan aantal huishoudens en het aantal bedrijven. Het overgrote deel van het verbruikte aardgas is toe te wijden aan de glastuinbouw nabij Rijsenhout. Anders dan de cijfers doen vermoeden, doet Haarlemmermeer het vergeleken met andere gebieden in Nederland op dit gebied relatief gezien goed. Een gemiddeld huishouden in Haarlemmermeer verbruikt namelijk „slechts‟ 1.539 m3 per jaar, ruim 12% onder het landelijk gemiddelde. De woningen in Haarlemmermeer hebben dan ook een hoger energielabel (A, A+, A++) dan elders in Nederland. Sector Woongebouwen Kantoren/bedrijven/voorzieningen11
Totaal 1990 54.533.647 m3 119.330.406 m3
10
Totaal 2010 68.214.297 m3 137.307.100 m3
Gemeentelijke organisatie12 Totaal
Onbekend 173.864.053 m3
2.087.135 m3 207.608.532 m3
Tabel 3; Gasverbruik [bron: Enexis, Energiemissie] 10
Schatting op basis van de huidige gegevens en de trends van de afgelopen 5 à 10 jaar. In 1990 zijn geen specifieke metingen verricht. 11 Schiphol wordt hierbij onder “kantoren/bedrijven/voorzieningen” geschaard aangezien de gebruikte monitoringtool van Liander en Enexis hier geen onderscheid in verleend. 12
Alle gebouwen waar de gemeentelijke organisatie in is gehuisvest (inclusief brandweer) en sportvoorzieningen worden meegenomen. Voor scholen en de openbare ruimte zijn de nummers nog niet bekend en daarvoor ondergebracht bij kantoren/bedrijven/voorzieningen.
Nulmeting directe emissies/mobiliteit (scope 1) Directe CO2 uitstoot zijn alle overige emissies die vrijkomen bij processen binnen het grondgebied van Haarlemmermeer, maar niet gerelateerd zijn aan de verbranding van fossiele brandstoffen. Denk hierbij aan de bemesting bij landbouw en diverse activiteiten bij Schiphol. De directe emissies zijn door de geringe (chemische) industriële activiteiten in Haarlemmermeer lager dan in andere gemeentes. Ook kan hierbij verkeer en vervoer worden geschaard, dit zijn immers ook directe emissies aan de lucht. Voor de gemeentelijke organisatie en de woongebouwen is deze categorie slechts indirect aan de orde en zullen daarvoor niet worden meegenomen.
8. Mobiliteit
300000 250000 200000 150000 100000 1990
1994
1998
2002
2006
2010
Figuur 9; visuele weergave van het totaalbeeld Haarlemmermeer; Planet (Mobiliteit). NB. De weergegeven extra informatie (links) op het gebied van elektrisch vervoer is slechts ter informatie in verband met het project elektrisch en groengas vervoer.
Sector Kantoren/bedrijven/voorzieningen13
Totaal 1990 258.248 ton CO2
Totaal 2010 188.465 ton CO2
Mobiliteit
122.828 ton CO2
216.295 ton CO2
Totaal
381.076 ton CO2
404.760 ton CO2
Tabel 4; Gasverbruik [bron: Agentschap NL, Emissieregistratie, Klimaatmonitor, CBS]
Dat de uitstoot bij de kantoren/bedrijven en voorzieningen van directe emissies is afgenomen is voornamelijk toe te kennen aan de strengere regelgeving op koelsystemen, drijfgassen en bemesting van de landbouw. Op het gebied van mobiliteit lijkt de uitstoot van CO2 enorm toe te nemen. Dit is niet te wijten aan vervuilerende personenauto‟s, maar aan de toename van het aantal. Waar in 1990 veel huishoudens slechts 0,8 personenwagens geregistreerd hadden, zijn dat er nu gemiddeld 1,3. Daarnaast is het inwoneraantal ook gestegen in de periode tussen 1990 en 2010.
13
Schiphol gerelateerde activiteiten worden hierbij onder “kantoren/bedrijven/voorzieningen” geschaard. Uiteraard wordt luchtverkeer buiten beschouwing gelaten
Figuur 10; labels verkochte personenwagens [bron Goudhart mobiliteitsonderzoek]
In Haarlemmermeer rijden relatief gezien 6 maal zoveel wagens (personen en bedrijfswagens) op milieuvriendelijk gas dan in de rest van het land. Ook zijn het aantal privé verkochte auto‟s voor 81,7% label C of hoger. In de periode 2000-2010 is de uitstoot in CO2 per inwoner door mobiliteit dan ook afgenomen. De stijgende lijn is dan ook helemaal te wijden aan een toename aan activiteit op de wegen. Op dit moment zijn er 200 publieke en 200 private oplaadpunten in Nederland voor elektrische auto‟s. In Haarlemmermeer zijn 13 publieke punten bekend bij verschillende organisaties. Aangezien de markt nog erg klein is, is er nog geen centraal punt waar de locaties en aantallen wordt bijgehouden. Nulmeting elektriciteitsverbruik (scope 2) Het totale elektriciteitsverbruik in Haarlemmermeer van 2010, in vergelijking met 1990 staat hieronder in tabel 4 uitgesplitst. Een visuele weergave hiervan is te vinden in figuur 11. Deze getallen zullen gebruikt worden voor de nulmeting, maar interessanter is eigenlijk de analyse per woning (gemiddeld verbruik) en per wijk. In de gemeente Haarlemmermeer werd in 2010 door woningen gemiddeld 3.546 kWh een elektriciteit verbruikt. Dit is gemiddeld 16 kWh minder dan in 2009. Dit verschil is echter binnen de marge van gebruikelijke jaarlijkse fluctuaties in energiegebruik en is daarom nog geen trend naar beneden te noemen.
9. Elektriciteitsverbruik Per huishouden 2010 + 25% + 10% + 5% Landelijk gemiddelde -5% - 10 %
Totaal zakelijk (GWhper jaar) + 18,0 8,6 - 18,0 3,7 - 8,6 2,0 - 3,7 1,5 - 2,0 0,9 - 1,5 - 0,9
- 25 %
Figuur 11; visuele weergave van het totaalbeeld Haarlemmermeer; Planet (gasverbruik) [bron: Energie in beeld, Liander]
Het zakelijke elektriciteitsverbruik is voornamelijk afkomstig van het gebied om en nabij Schiphol, Zwanenburg, Cruquius en het centrum van Hoofddorp, zoals de visualisatie van Energie in Beeld in figuur 11 weergeeft. Met deze tool is het mogelijk om het actuele beeld weer te geven op het gebied van gas en elektriciteit per wijk (of per postcode). Inzet op community building op een specifieke wijk kan hiermee geanalyseerd worden door te vergelijken met overige wijken, waardoor de externe factoren geëlimineerd worden. De resultaten op het gebied van CO 2 reductie worden hiermee exacter dan voorheen mogelijk was Sector Woongebouwen Kantoren/bedrijven/voorzieningen15 Gemeentelijke organisatie16 Totaal
Totaal 199014 101.198 MWh 1.365.793 MWh onbekend
Totaal 2010 117.598 MWh 1.356.781 MWh 6.599 MWh
1.466.990 MWh
1.480.938 kWh
Tabel 5; Elektriciteitsverbruik [bronnen: Liander, Energiemissie]
Landelijk wordt er gemiddeld per huishouden 3.430 kWh verbruikt. De reden dat de gemeente Haarlemmermeer hier boven scoort heeft zeer waarschijnlijk te maken met het gemiddelde huishoudensgrootte. In Haarlemmermeer wonen immers veel jonge gezinnen met kinderen en hebben dus gemiddeld een huishoudensgrootte van 2,43 personen in plaats van het landelijk gemiddelde van 2,23 personen. Het elektriciteitsverbruik hangt nauw samen met het aantal inwoners. Zie bijlage 2 voor een uitgebreide analyse van het energieverbruik van woningen op wijkniveau. Het verschil tussen elektriciteitsverbruik in woningen en in kantoren/bedrijven/voorzieningen is aanzienlijk hoger dan het verschil in gasverbruik. Kantoren en bedrijven hoeven over het algemeen weinig van hun gebouwen te verwarmen (gasverbruik) en gebruiken nauwelijks warm water. Voornamelijk kantoren hebben echter een enorme behoefte aan elektriciteit voor koeling in de zomer (airconditioning). Daarnaast hebben kantoren, bedrijven en voorzieningen veel elektronische apparatuur in gebruik. Een goed voorbeeld hiervan zijn de datacenters (rekencentrums voor bedrijfskritische ICT-apparatuur zoals bijvoorbeeld servers of dataopslag) die enorme hoeveelheden elektriciteit verbruiken. Nulmeting afvalproductie Jaarlijks wordt er in Haarlemmermeer ruim 500 kilo afval per inwoner opgehaald, 50 kilo per inwoner lager dan landelijk gemiddelde. Het grootste gedeelte hiervan is (ongescheiden) restafval, dat wordt verbrand in de AVR in Amsterdam. De hoeveelheid afval dat geproduceerd wordt heeft direct te maken met het consumptiegedrag van de inwoners. Zo heeft de hoeveelheid afval door de jaren heen een directe correlatie met de hoeveelheid besteedbaar inkomen per inwoner. In 1938 was zo de hoeveelheid afval per inwoner slechts 193 kilo per jaar17.
14
Schatting op basis van de huidige gegevens en de trends van de afgelopen 5 a 10 jaar. In 1990 zijn geen specifieke metingen verricht. 15 Schiphol wordt hierbij onder “kantoren/bedrijven/voorzieningen” geschaard aangezien de gebruikte monitoringtool van Liander en Enexis hier geen onderscheid in verleend. 16 Alle gebouwen waar de gemeentelijke organisatie in is gehuisvest (inclusief brandweer) en sportvoorzieningen worden meegenomen. Voor scholen en de openbare ruimte zijn de nummers nog niet bekend en daarvoor ondergebracht bij kantoren/bedrijven/voorzieningen. 17
'Terugblikken, een eeuw in statistieken', Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Afvalinzameling kwam op in de jaren dertig. In gemeenten met meer dan vijfduizend inwoners waren reinigingsdiensten. Meestal gebeurde dit door de gemeenten zelf, soms in samenwerking met particuliere bedrijven.
35.000 Papier, hout, glas en GFT wordt zoveel mogelijk gescheiden verzameld en verwerkt. Ruim 48% wordt hiervan hergebruikt. De vergisting van GFT afval levert zelfs een enorme hoeveelheid (hernieuwbare) energie op. Daarnaast biedt de Meerlanden (het gemeentelijk afvalverwerkingsbedrijf) ook aparte inzameling voor plastics aan. Dit is tot nog toe 2,8 kilo per jaar.
30.000 25.000 20.000 15.000
10.000 5.000 0
Figuur 12; Ingezameld consumenten-afval Haarlemmermeer 2010 (ton) [bron: de Meerlanden]
Afvalproductie heeft in principe geen CO 2 uitstoot tot gevolg, de verwijdering en verwerking ervan wel. Zo staan er in Haarlemmermeer 3 rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI‟s) die het rioolwater verwerken. De totale uitstoot van deze RWZI‟s, het huishoudelijk afval bij de Meerlanden en het bedrijfsafval (dat in de praktijk vaak wordt uitbesteedt aan afvalverwerkers elders) is 34 kton CO 2 per jaar [bron: emissieregistratie]. Nulmeting CO2 uitstoot De totale CO2 uitstoot in de periode 1990-2010 is hieronder in figuur 10 weergegeven. Dit is een combinatie van de CO2 uitstoot gerelateerd aan het gasverbruik, elektriciteitsverbruik, directe emissies, afvalverwerking en mobiliteit. Voor 2005 werden de metingen van verschillende instanties slechts eens in de vijf jaar verricht. Sinds 2005 wordt dit jaarlijks bijgehouden. De piek die in de grafiek rond 2000 gezien kan worden, zal in werkelijkheid waarschijnlijk geleidelijker hebben plaatsgevonden.
6. CO2 uitstoot
Kton/jaar
1.600 1.400 1.200 Doelstelling 2014
1.000 800 Ambitie 2020 (30% reductive t.o.v. 1990)
600 400 200 1990
1995
2000
2005
2010
Figuur 13; visuele weergave van het totaalbeeld Haarlemmermeer; Planet (CO2 uitstoot)
2015
2020
Sinds de komst van Schiphol – en zijn geassocieerde commerciële activiteiten – is de droogmakerij geëvolueerd in een dynamische en snelgroeiende gemeente. Zo is de populatie van Haarlemmermeer de afgelopen 35 jaar verdubbelt naar ruim 140.000 inwoners en is het uitgegroeid tot het grootste economische centrum van Nederland naast het Rotterdamse havengebied. Deze groei is zichtbaar in de CO2 uitstoot tot het jaar 2000, waarna de CO 2 uitstoot gedaald is en zich lijkt te nivelleren. Deze trend is zichtbaar in heel Nederland. De verklaring ligt hem in de strengere normen van de overheid, de hogere bewustwording onder inwoners op het gebied van duurzaamheid (An Inconvenient Truth van Al Gore kwam in 2006 uit), de economische crisis (2007 tot heden) en de verbeterde duurzaamheid van producten. Zo zijn wasmachines in 2010 meer dan 30% energiezuiniger dan een vergelijkbaar model uit 2000. Bij de omrekening van elektriciteitsverbruik naar CO 2 uitstoot dient de inkoop van groene stroom meegenomen te worden. In 2008 werd door 34% van de bewoners in Haarlemmermeer groene stroom ingekocht (cijfers 2010 niet bekend), minder dan het landelijke gemiddelde van 37%. Energiemaatschappijen rekenen niet of nauwelijks extra kosten voor particuliere inkoop van groene stroom, bij bedrijven vaak wel. Hierdoor is het voor bedrijven (voornamelijk grootgebruikers) minder financieel aantrekkelijk om groene stroom in te kopen. Landelijk heeft slechts 9% van de bedrijven groene stroom. Door collectief met andere bedrijven een contract aan te gaan kan dit echter toch rendement opleveren. Indien groene stroom ingekocht wordt, is er geen CO 2 uitstoot gerelateerd aan elektriciteitsverbruik. Voor wat betreft CO2 uitstoot wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende sectoren. Hierbij wordt aangesloten bij het programma „Ruimte voor Duurzaamheid‟ door de CO 2 reductie separaat te meten voor woongebouwen, kantoren/bedrijven/voorzieningen, Schiphol, gemeentelijke organisatie en verkeer. Per sector zijn ook aparte doelstellingen voor 2014 geformuleerd. De uitzondering is de programmalijn „autonome en gebiedsontwikkeling‟, waar op dit moment nog geen emissies voorhanden zijn (ze zijn immers nog niet gerealiseerd). CO2 uitstoot in Haarlemmermeer kan worden uitgesplitst naar de onderwerpen waarvoor specifieke doelstellingen voor 2014 zijn geformuleerd. Zo kan de voortgang in CO2 reducties per onderwerp inzichtelijk worden. Dit is hieronder visueel weergegeven. Dit is overigens de enige fictieve weergave van hoe het monitoringsysteem om gaat met de visualisatie. De overige grafieken en tabbelen zijn daadwerkelijke gegevens.
Schiphol (en zijn gerelateerde bedrijvigheid) is verantwoordelijk voor 37% van de uitstoot. Dit is exclusief de luchtvaart zelf en de gerelateerde bedrijvigheid/transport op andere grondgebieden dan Haarlemmermeer. De woningbouw (inclusief de verwerking van huishoudelijk afval) draagt bij voor 26% en overige bedrijven voor 18%. Haarlemmermeer is hiermee een speciale gemeente in Nederland, die met zijn grote omvang relatief weinig uitstoot heeft van de woningbouw. Haarlemmermeer heeft dan wel geen hoogwaardige industriële complexen, maar heeft voornamelijk veel kantoren, glastuinbouw en logistieke centra. De gemeentelijke organisatie zelf droeg in 2010 slechts bij voor 0,7% van de uitstoot (= 9 kton).
In de onderstaande tabel worden de gegevens voor het onderdeel „Planet‟ nogmaals samengevat. Indicator CO2 uitstoot Duurzame energieopwekking
Eenheid Kton Percentage
2010 (0-meting) 1.234 2,4%
Landelijk (benchmark) 181.117 3,4%
Tabel 5; samenvatting nulmeting Planet
Het percentage duurzame energieopwekking is in de rest van Nederland hoger dan in Haarlemmermeer. Deze energie is voornamelijk afkomstig van de „Energie Valley‟ (= Noordelijkste deel van Nederland) waar veel windenergie opgewekt wordt, reststromen worden uitgewisseld en biomassa wordt gebruikt voor energieopwekking. Ook wordt er in andere delen van Nederland veel geothermie gebruikt (diepe aardwarmte). In Haarlemmermeer zijn proefboringen gepland om de potentie hiervan te analyseren. Overigens is het aandeel duurzame energie opwekking in de Randstad over het algemeen lager dan elders in Nederland door de dichte(re) bebouwing.
9. Indicatoren en visuele weergave monitoring programma’s In het vorige hoofdstuk zijn de indicatoren behandeld op het niveau van het totaalbeeld van Haarlemmermeer. Deze hebben daarom betrekking op de gehele situatie, en niet op de resulaten van de programma‟s. Om ook de resulaten van de specifieke programma‟s inzichtelijk te maken, wordt er ook gemonitord op programmaniveau. De indicatoren voor projecten zullen hieronder kort worden toegelicht, onderverdeeld naar Profit, People en Planet. Ook zal er worden ingegaan op de keuzes voor de verschillende indicatoren. Alle indicatoren op dit schaalniveau zijn kwantificeerbaar en kunnen door de betrokken personen (medewerkers of partners) continu worden aangeleverd of gewijzigd. Naast de beschreven indicatoren zullen ook de uitvoeringskosten en investeringen (input) van de projecten worden bijgehouden. Door de monitoring van de inzet van middelen door gemeente en partners (bedijven/organisaties en bewoners) kunnen de opbrengsten nader gespecificeerd worden. Ook zijn er indicatoren die project-specifiek zullen zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aantal icoonprojecten bij het “fonds icoonprojecten”, het aantal duurzame kansrijke startups bij “inrichting twee locaties voor kansrijke duurzame startups” en het percentage LED verlichting in de openbare ruimte bij “verlichtingsplan openbare ruimte”. Deze zullen voor deze projecten specifiek inzichtelijk worden. Aangezien er nog geen projecten afgerond zijn, wordt de visuele weergaven in dit hoofdstuk opgesteld met de beoogde resultaten van het project Hoofddorp-Oost Duurzaam. Zoals eerder vermeld verschillen de indicatoren op het niveau van de programma‟s met die van het totaalbeeld van Haarlemmermeer. Het kan daarom zo zijn dat de uitkomsten van de specifieke programma‟s een positieve bijdrage hebben aan de elektriciteitsreductie van de bewoners of de gemeente, maar dat het totaalbeeld uitwijst dat het verbruik desalniettemin is toegenomen. Dit zal dan bijvoobeeld kunnen komen door de toename van het gebruik door de zakelijke branche of door een toename van het aantal woningen. Daarom is het belangrijk om de indicatoren op het programmaniveau en het niveau van het totaalbeeld van Haarlemmermeer los van elkaar te zien.
9.1 Profit (programma) Als het gaat om Profit zullen op programmaniveau in ieder geval de volgende indicatoren worden meegenomen. Indien het programma een bijdrage levert aan de indicatoren van het totaalbeeld van Haarlemmermeer, zullen deze ook inzichtelijk worden. Hieronder worden deze volledigheidshalve nogmaals weergegeven. 13. Lastenverlaging;
14. Werkgelegenheid; 15. Bedrijfvestigingen;
Totale vermindering van energiekosten in de gemeentelijke organisatie, bewoners en bedrijven/organisaties Aantal werkzame personen in duurzame bedrijven dat door het programma is gerealiseerd. Aantal duurzame bedrijven/organisaties dat in Haarlemmermeer gevestigd is door het programma.
De bovenstaande indicatoren zijn ook opgenomen in het totaalbeeld van Haarlemmermeer. De argumentatie waarom voor deze indicatoren gekozen is, staat hier ook weergegeven. Op het programmaniveau zijn andere indicatoren interessant. Aangezien er bij de programma‟s uitvoeringskosten en/of investeringen betrokken zijn, is het uiteraard goed om te weten wat de inkomsten zijn. Naast lastenverlaging kunnen dit ook namelijk (landelijke) subsidies, waardevermeerdering van onroerend goed en/of besparingen door een langere levensduur van het product. Daarnaast worden veel programma‟s door meerdere partijen gefinancierd. De externe investeringen of uitvoeringskosten worden bij elk programma ook inzichtelijk, zodat tesamen met de inkomsten het rendement van de investering (op basis van total cost of ownership) kan worden berekend. Ook is het interessant om te weten hoeveel middelen er nodig zijn geweest voor het programma om 1 kg CO 2 te besparen. Dit wordt ook wel de klimaatefficientie genoemd. Onderstaande zijn de indicatoren specifiek voor het programmaniveau onder elkaar gezet. 16. Inkomsten;
17. Externe investeringen; 18. Financieel rendement; 19. Klimaatefficiëntie;
Inkomsten (anders dan lastenverlaging) die de gemeentelijke organisatie, de bewoners en de bedrijven genieten door het project. Percentage aangetrokken externe investeringen Rendement van de investering op basis van de total cost of ownership Aantal uitgaven/investeringen dat nodig is geweest voor het project om 1 kilogram CO2 te reduceren
Indicatoren zijn hieronder (visueel) opgenomen. De visuele weergave is op basis van de beoogde resulaten van het project Hoofddorp-Oost Duurzaam. Dit is slechts een voorbeeldweergave, de uiteindelijke weergave en de daadwerkelijke kwantitatieve resulaten zullen in de praktijk duidelijk worden.
Figuur 13; Het projecft Hoofddorp Duurzaam beoogd 150 huishoudens te bereiken. Uitgaande van de gemiddelde gasprijs zullen de bewoners die meedoen gezamenlijk jaarlijks € 123.051,- besparen aan energiekosten. Daarnaast wordt van de gemeentelijke organisatie slechts een klein deel van de investeringen verlangd. De rest wordt gefinancierd door de bewoners zelf, agentschap NL en het NMCH. Het financiele rendement op basis van een gemiddelde levensduur van 15 jaar zal 204% zijn (oftewel, 100% winst), waarbij er per 20 eurocent 1 kg CO2 wordt bespaard. Op dit moment is nog niet duidelijk wat het project voor invloed heeft op de werkgelegenheid en de vestiging van bedrijven.
9.2 People (programma) Als het gaat om People geeft de monitoring van op programmaniveau weer hoeveel bedrijven/organisaties en bewoners er participeren. De indicatoren op het niveau van het totaalbeeld van Haarlemmermeer (leefbaarheid en buurtcohesie) zijn niet kwantificeerbaar op programmaniveau. Daarom zullen de indicatoren geheel verschillend zijn op het niveau van de programma‟s De participatie van bewoners en bedrijven/organisaties wordt opgesplitst tussen actieve participatie (meedoen) en passieve participatie (bereikt worden). Daarnaast zullen het aantal initiatieven en samenwerkingsverbanden die ontstaan door het project inzichtelijk worden gemaakt. De monitoring van het aantal personen en bedrijven die meedoen is nodig voor de zichtbaarheid en beleefbaarheid van het project te bepalen. Daarnaast kan gemonitord worden welke neveneffecten er onstaan zijn door het project. 20. Bewonersparticipatie; 21. Bedrijfsparticipatie; 22. Initiatieven; 23. Samenwerkingsverbanden;
Actieve/passieve bewonersparticipatie Actieve/passieve bedrijfsparticipatie Aantal (duurzame) initiatieven die zijn ontstaan door het project Aantal samenwerkingsverbanden tussen bedrijven/organisaties die zijn ontstaan door het project
Indicatoren zijn hieronder (visueel) opgenomen. De visuele weergave is op basis van de beoogde resulaten van het project Hoofddorp-Oost Duurzaam. Dit is slechts een voorbeeldweergave, de uiteindelijke weergave en de daadwerkelijke kwantitatieve resulaten zullen in de praktijk duidelijk worden.
19.
21.
X 22.
X X Figuur 14; visuele weergave van de indicatoren op programmaniveau; People Toelichting: Onder passieve bewonersparticipatie wordt het aantal bewoners (huishoudens) gerekend die bereikt worden met het project Hoofddorp-Oost. Actieve bewonersparticipatie zijn het aantal bewoners (huishoudens) waarvan verwacth wordt dat ze actief actie ondernemen en meedoen met het project. Op dit moment zijn het aantal convenanten, projecten en initiatieven die ontstaan door het project Hoofddorp Oost nog niet inzichtelijk. Dit wordt pas duidelijk als er daadwerkelijk gestart is of is afgerond.
9.3 Planet (programma) Als het gaat om Planet geeft de monitoring van op programmaniveau onder anderre weer hoeveel groene stroom er ingekocht wordt door bedrijven/organisaties en bewoners. Daarnaast wordt gemonitord wat de effecten van de specifieke programma‟s zijn op het totaalbeeld van Haarlemmermeer. Indicatoren die ook voor het totaalbeeld van Haarlemmeer gelden zijn hieronder voor de volledigheid nogmaals opgenomen. 24. CO2 reductie;
CO2 reductie die is behaald door het project bij woongebouwen, kantoren/bedrijven/voorzieningen, Schiphol, gemeentelijke organisatie, autonome en gebiedsontwikkelingen en mobiliteit. 25. Duurzame energieopwekking; Percentage (en hoeveelheid) duurzame energieopwekking dat gerealiseerd is door het project 26. Elektriciteitsverbruik; Gemiddelde vermindering in elektriciteitsverbruik per huishouden of bedrijf dat participeert.
27. Gasverbruik;
Gemiddelde vermindering in gasverbruik per huishouden of bedrijf dat participeert.
28. Mobiliteit;
Vermindering in CO2 uitstoot gerelateerd aan mobiliteit door het project.
29. Afvalreductie;
Vermindering in afvalproductie door het project in Haarlemmermeer.
De bovenstaande indicatoren zijn ook opgenomen in het totaalbeeld van Haarlemmermeer. De onderstaande zijn specifiek voor het programmaniveau. Het aandeel groende stroom is door privacyrechten niet beschikbaar op te vragen op het niveau van het totaalbeeld van Haarlemmermeer, wel kan op programma niveau hier inzicht in verkregen worden.
30. Aandeel groene stroom;
Percentage (en hoeveelheid) inkoop van groene stroom door bewoners en bedrijven (% van totaal)
Indicatoren zijn hieronder (visueel) opgenomen. De visuele weergave is op basis van de beoogde resulaten van het project Hoofddorp-Oost Duurzaam. Dit is slechts een voorbeeldweergave, de uiteindelijke weergave en de daadwerkelijke kwantitatieve resulaten zullen in de praktijk duidelijk worden.
Figuur 15; visuele weergave van de indicatoren op programmaniveau; Planet Toelichting: Bij het project Hoofddorp Oost wordt voornamelijk ingezet op isolatie, en dus op de reductie van gasverbruik. In principe wordt er ook informatie gegev en over elektriciteitsverbruik, duurzame energieopwekking (zonnepanelen) en gestimuleerd om groene stroom in te kopen, maar de exacte uitwerking hiervan is nog niets over bekend. De plaatjes geven aan of er een verhoofd, danwel verlaagd verbruik is gesignaleerd. Deze figuren geven de situatie weer voordat het project begonnen is, nadat deze is gestart zal er mogelijkerwijs een duidelijk verschil zichtbaar zijn in het gasverbruik. Hiermee kan exact worden gemeten wat het resultaat van het project is.
10. Partners De inspanningen van belangrijke partners worden zoveel mogelijk al meegenomen in de monitoring. Van de partners zal hun programma op het gebied van duurzaamheid worden gevraagd met daarin onder andere de actuele CO2 uitstoot van de organisatie (indien inzichtelijk), de ambities en doelstellingen om deze terug te dringen, de planning van projecten en de inzet van middelen om dit te bereiken. Hiermee kan Haarlemmermeer de goede voorbeelden uit eigen praktijk delen met partners en van partners leren. Een aantal partners hanteerd een andere methodiek voor CO 2 monitoring dan de gemeente. Zo neemt Schiphol ook de bedrijvigheid en de transportketen mee die gerelateerd is aan de activiteiten op Schiphol, waar zij slechts een beperkte invloed op heeft. Ook Ymere monitord op een andere wijze. Zij heeft haar ambities niet geformuleerd op het reduceren van CO 2 maar het verbeteren van de energielabels van haar woningen in Haarlemmermeer; zogenaamde energielabelstappen. Energielabelstappen is een manier om aan te duiden hoeveel energiezuiniger een woning is geworden. De wijze waarmee partners omgaan met montoring, bijvoorbeeld op het gebied van CO 2 uitstoot, zullen worden omgerekend naar energiereducties en CO 2 reducties volgens de methodiek van de gemeente Haarlemmermeer, zodat ze aansluiten op het monitoringsysteem.
11. Presentatie Voor de monitoring komt er een digitale database, die de effecten op zowel het totaalbeeld van Haarlemmermeer als het programmaniveau weergeeft aan de hand van de geleverde input, weegfactoren en trends. Daarnaast is het mogelijk om een planning weer te geven van zowel gemeentelijke projecten als de projecten van partners. Ook zullen er financiële overzichten beschikbaar zijn. De digitale manier van monitoren biedt een snelle en efficiente manier van rapporteren en een goede communicatie en transparantie binnen de organisatie.
12. Verschijningsfrequentie gegevens De gegevens die gebruikt worden voor het monitoringsysteem worden gegenereerd uit een diversiteit van bronnen. Op programmaniveau zullen de resultaten van de projecten continu beschikbaar zijn. Dit gaat dan bijvoorbeeld om de inzet van middelen, particpatie en resultaten in termen van CO 2 reductie/financieel rendement. Op het niveau van de gehele gemeente („Beeld van Haarlemmermeer‟) zal de meeste informatie echter beschikbaar komen vanuit de gemeentelijke organisatie, het CBS, emissieregistratie, Agentschap NL, de provincie Noord-Holland en de nutsbedrijven. De gegevens voor het totaalbeeld van Haarlemmermeer komen jaarlijks beschikbaar. Hieronder een overzicht van de voornaamste gegevens die jaarlijks worden bijgehouden, hun bronnen en de verwachte updatedatum voor de gegevens van 2011.
Gegevens
Instantie
Buurtcohesie Leefbaarheid Elektriciteit
Gemeente (team onderzoek) Leefbarometer (ministerie BZK) Liander
Gas Afval Mobiliteit
Enexis De Meerlanden / CBS NS/Prorail Klimaatmonitor (Agentschap NL) CBS dealers, tankstations, etc. Emissieregistratie (Rijk) LNV / MIA/VAMIL
X X
Gemeente (team onderzoek) CO2 servicepunt (provincie NH) Gemeente Haarlemmermeer De Meerlanden NMCH TNO bouw en ondergrond KvK Amsterdam CBS
X X X X X
Directe emissies Groene stroom Duurzame energie
Werkgelegenheid
Prognose mogelijk Definitieve update gegevens 2011 X 2de kwartaal 2012 1ste kwartaal 2012 X April 2012
X X
X
April 2012 1ste kwartaal 2012 1ste kwartaal 2012 2de kwartaal 2012 1ste kwartaal 2012 1ste kwartaal 2012 Mei 2012 Continu April 2012 (onder voorbehoud) Continu Continu ste 1 kwartaal 2012 Continu 2de kwartaal 2012 1ste kwartaal 2012 1ste kwartaal 2012
Zoals op de vorige pagia inzichtelijk gemaakt is, zullen de meeste gegevens in het eerste of tweede kwartaal van 2012 bekend worden. Deze vertraging heeft te maken met het feit dat al deze instanties een kalenderjaar als meting nemen. Ze hebben dan een aantal maanden nodig om de gegevens te verwerken in hun systeem en/of database voordat het beschikbaar is voor derden. Deze eerste versie is echter nog vaak indicatief of onder voorbehoud, maar veel wordt er daarna niet meer gewijzigd. Het is echter bij de belangrijkste instanties mogelijk op voorhand prognoses op te vragen van de resultaten. In het verleden is gebleken dat de verschillen tussen de prognoses en daadwerkelijke uitkomsten niet substantieel zijn. Zoals in de tabel aangegeven zijn er op het gebied van directe uitstoot van CO2 (inclusief mobiliteit) geen prognoses. Aan de hand van trendlijnen kunnen er wel aannames gedaan worden. Op basis hiervan, en de voortgang van de projecten, kan een rapportage van de resultaten in 2011 (1-meting) al rond de jaarwisseling 2011-2012 aangeleverd worden. De gegevens zullen echter nog onder voorbehoud van wijzigingen zijn. Een definitieve rapportage van de resultaten in 2011 (1-meting) zal dan in de zomer van 2012 aangeleverd kunnen worden.
13. Voornaamste bronnen Agentschap NL, Klimaatmonitor (http://klimaatmonitor.databank.nl) Agentschap NL, Leefbaarometer (http://www.leefbaarometer.nl/) Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Statline (http://statline.cbs.nl) Dekkers, F., “Sustainable Area Development in Haarlemmermeer”, TU Delft, 2009 Energie Centrum Nederland (ECN) Enexis, Energie in Beeld (http://www.energieinbeeld.nl/) Gemeente Haarlemmermeer, diverse medewerkers Goudappel Coffeng, “Monitoringsdata gemeentelijke CO2-uitstoot 2010” Kamer van Koophandel, Haarlemmermeer (http://www.kvk.nl/lokaleinformatie/amsterdam/gemeenten/haarlemmermeer/) Liander, Energie in Beeld (http://www.energieinbeeld.nl/) Meerbusiness, (http://haarlemmermeer.meerbusiness.nl/) de Meerlanden, Jaarverslag 2010 Platform Communication on Climate Change (PCCC), Klimaatportaal (www.klimaatportaal.nl) Provincie Noord-Holland, CO2-servicepunt (http://www.co2-monitoring.nl/) Rijksoverheid , Emissieregistratie (www.emissieregistratie.nl ) Rijkswaterstaat, Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON) Schiphol TNO bouw en ondergrond Ymere NB: Indien er bij getallen geen bronvermelding staat, dan zijn deze berekend aan de hand van diverse cijfers en tabellen. Een toelichting van alle gebruikte berekeningen en conversiefactoren is op aanvraag beschikbaar