In samenwerking met
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013 Eindrapport A&W-rapport 1983 PUCCIMAR-rapport 11
in opdracht van
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013 Eindrapport A&W-rapport 1983 PUCCIMAR-rapport
11
R. Bakker W. Bijkerk P. Esselink
©
Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Overname van gegevens uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding.
Foto Voorplaat Het onderzoeksgebied in de Bildtpollen, oktober 2013, foto: Ronald Bakker (A&W)
R. Bakker, W. Bijkerk & P. Esselink 2014 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009–2013. Eindrapport. A&W-rapport 1983, PUCCIMAR-rapport 11 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden / PUCCIMAR Ecologisch onderzoek & Advies, Vries
Opdrachtgever It Fryske Gea Postbus 3 9244 ZN Beetsterzwaag Telefoon 0512 38 14 48
Uitvoerders Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Postbus 32 9269 ZR Feanwâlden Telefoon 0511 47 47 64 Fax 0511 47 27 40
[email protected] www.altwym.nl
PUCCIMAR Ecologisch Onderzoek & Advies Boermarke 35 9481 HD Vries Telefoon 0592 544172
[email protected]
Projectnummer 1460bil
Projectleider W. Bijkerk
Status Eindrapport
Autorisatie Goedgekeurd
Paraaf M. Brongers
Datum 13 mei 2014
©
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Inhoud
1 2
3
4
5
Samenvatting Inleiding Gebiedsbeschrijving en werkwijze 2.1 Gebiedsbeschrijving en beheer 2.2 Maaiveldhoogteprofielen 2.3 Diepteverandering van opslibbingsplaten 2.4 Kreekprofielen 2.5 Vegetatie Bespreking resultaten 3.1 Maaiveldhoogteprofielen 3.2 Opslibbing op basis van diepteveranderingen van de opslibbingsplaten 3.3 Kreekprofielen 3.4 Vegetatie Vegetatieveranderingen 2009-2013 4.1 Inleiding 4.2 Vegetatie als geheel 4.3 Indicatorgroepen Conclusies Verantwoording Literatuur Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Maaiveldhoogteprofielen Kreekprofielen Permanente kwadraten
1 7 7 9 9 10 10 15 15 17 21 23 27 27 27 30 41 43 45
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Samenvatting Binnen Noard-Fryslân Bûtendyks zijn buitendijkse zomerpolders aanwezig die It Fryske Gea graag om wil vormen tot een grootschalig kweldergebied. Nadat het eerste verkwelderingsproject in het Noarderleech succesvol was verlopen, is een nieuw verkwelderingsproject aangevangen in de Bildtpollen, een gebied ten oosten van Zwarte Haan en ten noorden van Nieuwebildtzijl. In het 45 ha grote gebied is in 2009 een kreek gegraven, waardoor zeewater ongestoord het gebied in kan stromen. De eerste vijf jaar na de inrichting is jaarlijks een toegesneden set aan stuurvariabelen gemonitord: maaiveldhoogteprofiel en kreekprofiel (gemonitord d.m.v. hoogtemetingen), opslibbing (gemonitord d.m.v. opslibbingsplaten) en vegetatie (gemonitord d.m.v. de opname van permanente kwadraten, pq's). Maaiveldhoogteprofiel, opslibbing en vegetatie zijn onderzocht op zes noord-zuid lopende transecten. Het beheer in het onderzoeksgebied bestond tussen 2010 en 2013 uit extensieve paardenbeweiding in het oostelijk deel en meer intensieve runderbeweiding in het westelijk deel. Het oostelijk deel is in 2012 en 2013 grotendeels gemaaid. Maaiveldhoogte De hoogte van het maaiveld in de Bildtpollen is het laagst nabij de zeedijk en loopt op richting zee. Een eenduidige toename van maaiveldhoogte als gevolg van opslibbing is niet gemeten. Andere factoren als uitdroging, klink en compactie door vertrapping bepalen mede de maaiveldhoogte. De nauwkeurigheid van de apparatuur en meetfouten door variatie in vegetatiehoogte spelen daar door heen. Opslibbing In de Bildtpollen is gemiddeld een opslibbing van 1,2 mm per jaar gemeten. De meeste opslibbing vond plaats in de lager gelegen delen tegen de zeedijk aan, en dus niet in de hoger gelegen delen nabij de kreek. Vergeleken met kwelders die dichterbij zee liggen op dezelfde hoogte boven NAP, is er in de Bildtpollen relatief weinig sediment afgezet. Kreekprofiel De kreek is tussen 2010 en 2013 verregaand dichtgeslibd, waardoor deze bij gemiddeld hoog water voor een groot deel niet meer met water wordt gevuld. Het resultaat is uitdroging en klink van de hierin aanwezige sliblaag. Vegetatie Na de inrichtingsmaatregelen in 2009 is de variatie in de vegetatiesamenstelling toegenomen. Kweldersoorten zijn in alle pq's toegenomen sinds 2009, maar er zijn grote jaarlijkse fluctuaties als gevolg van variatie in hoogwaterstanden tussen de voorafgaande stormjaren. De hoogste bedekkingen van pionier- en lage kweldersoorten zijn gevonden tussen 0 en 50 en tussen 100 en 200 meter vanaf de kreek. De zone van 100 – 200 meter van de kreek ligt tegen de dijksloot, waar het maaiveld lager is en overstroming vanuit de dijksloot optreedt. In alle pq's is een toename van Kweek geconstateerd als gevolg van meer extensieve begrazing ten opzichte van de periode vóór 2009. Kweek neemt het meeste toe in het extensief door paarden begraasde oostelijke deel van het onderzoeksgebied. Soorten van wisselvochtige graslanden (vooral Engels raaigras en Fioringras) domineren de vegetatie in de Bildtpollen nog steeds, maar hun bedekking loopt langzaam terug, vooral ten gunste van Kweek en plaatselijk, en in mindere mate, ten gunste van kweldersoorten.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
1
1
Inleiding
In Noord Fryslân liggen buitendijks zomerpolders die voornamelijk als weidegrond dienst doen. In potentie kunnen deze zomerpolders gebruikt worden om tot een herstel en vergroting van het bestaande kwelderareaal te komen. Om van het grote buitendijkse gebied Noard-Fryslân Bûtendyks een grootschalig kweldergebied te maken, bestaat het voornemen om de bestaande zomerpolders tot kwelders om te vormen. Omdat er weinig ervaring was met deze vorm van natuurontwikkeling én om inzicht te verkrijgen in het verkwelderingsproces, heeft It Fryske Gea in één van haar zomerpolders in het Noarderleech, onderdeel van Noard-Fryslân Bûtendyks (figuur 1-1), vanaf 2001 een proefverkweldering uitgevoerd ter grootte van 123 ha. Deze proefverkweldering werd in werking gezet door het op drie plekken doorgraven van de zomerkade. De veranderingen in zowel abiotische factoren als in de vegetatie en vogelbevolking in deze proefverkweldering zijn in de periode 2000–2007 intensief gevolgd door middel van een uitgebreid monitoringsonderzoek. Gedetailleerde metingen zijn verricht aan de verzilting, maaiveldhoogte, het doorstroomprofiel van de nieuw aangelegde kreken, vegetatie, broedvogels en ganzen en effecten van beweiding (van Duin et al. 2007; Esselink & Chang 2010, Esselink et al. 2014). Deze proefverkweldering is dusdanig succesvol verlopen, dat is besloten tot een nieuw verkwelderingsproject, ditmaal in de Bildtpollen. Dit gebied, gelegen ten oosten van Zwarte Haan en ten noorden van Nieuwebildtzijl, vormt het meest westelijke deel van Noard-Fryslân Bûtendyks (figuur 1-1). Doel van het onderzoek It Fryske Gea heeft 45 ha zomerpolder in de Bildtpollen laten omvormen tot een dynamische en extensief beheerde halfnatuurlijke kwelder. De inrichtingswerkzaamheden, die zijn uitgevoerd in 2009, bestonden uit het maken van een doorbraak in de zomerkade in de noordoosthoek van het gebied en het graven van een kreek in de bestaande zomerpolder (figuur 1-2 t/m 1-4). Verder is het gebied geschikt gemaakt voor extensieve beweiding (ProCensus 2007). It Fryske Gea wil de voortgang van de verkweldering kunnen volgen en evalueren. In dit kader is het nodig om de belangrijkste stuurvariabelen van het verkwelderingsproces in de eerste vijf jaar na de inrichtingsmaatregelen te meten. Aan de hand van de uitgebreide gegevens van de proefverkweldering van het nabijgelegen Noarderleech (van Duin et al. 2007; Esselink & Chang 2010) is vrij goed te voorspellen hoe de kwelderontwikkeling in de Bildtpollen globaal zal verlopen. Daarom is geen intensief onderzoeksprogramma noodzakelijk om de verkweldering in de Bildtpollen te kunnen volgen, maar kan worden volstaan met monitoring van een toegesneden set aan stuurvariabelen. In overleg met It Fryske Gea is besloten om maaiveldhoogteprofiel, kreekprofiel en vegetatie te monitoren. Met de hoogteprofielen kan de maaiveldhoogteverandering in de zomerpolder gemeten worden. Ophoging van het maaiveld door opslibbing kan over een relatief korte periode van enkele jaren worden gevolgd door Sedimentatie-Erosie-Balk (SEB-) metingen of metingen aan de diepte van opslibbingsplaten (Esselink & Chang 2010). Bij toepassing van ondiep ingegraven opslibbingsplaten worden de resultaten minder beïnvloed door inklink- of rijpingsprocessen in de diepere ondergrond. Kreekprofielen kunnen de ontwikkeling van het dwarsprofiel van de nieuw gegraven kreek in beeld brengen. Vegetatieonderzoek wordt gebruikt om het voorkomen van zilte soorten vast te stellen.
2
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
De monitoringsresultaten van 2009 t/m 2012 zijn beschreven in beknopte voortgangsrapportages (Bakker 2011, Bakker & Esselink 2011, 2012). Dit rapport vormt de eindrapportage van het uitgevoerde monitoringsonderzoek over de periode 2009 – 2013, waarbij de volgende variabelen onderzocht zijn: a) de vegetatie middels permanente kwadraten, b) de maaiveldhoogte en de kreekprofielen, c) de opslibbing op basis van de diepte van ingegraven opslibbingsplaten (uitgevoerd door Bureau PUCCIMAR). In dit rapport bespreken we de meetresultaten van 2013, in vergelijking met die uit de voorgaande meetjaren, en analyseren we de trends in de vegetatieontwikkeling in relatie tot het graven van de kreek, de maaiveldhoogte en opslibbing en het veranderde beheer.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
3
Figuur 1-1 - Overzicht van het deel van de Friese kust dat behoort tot Noard-Fryslân Bûtendyks. Het onderzoeksgebied in de Bildtpollen is in rood aangegeven.
4
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Figuur 1-2 - Luchtfoto van de Bildtpollen en omgeving, met de grens van het onderzoeksgebied, de nieuw gegraven kreek en de zes transecten die zijn gebruikt voor maaiveldhoogteprofielen en pq-onderzoek.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Figuur 1-3 - De nieuw gegraven kreek in de Bildtpollen in 2009 (linksboven), 2010 (rechtsboven), 2011 (linksmidden), 2012 (rechtsmidden) en 2013 (onder).
5
6
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Figuur 1-4 - Uitzicht vanaf de zeedijk op de Bildtpollen in 2009 (linksboven), 2010 (rechtsboven), 2011 (linksmidden), 2012 (rechtsmidden) en 2013 (onder).
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
2 2.1
7
Gebiedsbeschrijving en werkwijze Gebiedsbeschrijving en beheer
De in 2009 uitgedijkte zomerpolder, hierna aangeduid met Bildtpollenverkweldering, vormt een relatief smal en langgerekt gebied van in totaal 1700 m lang, ingeklemd tussen de deltadijk en voorliggende kwelders (figuur 1-2). Deze polder werd als één van de laatste zomerpolders van Noard-Fryslân Bûtendyks (NFB) in 1955 ingepolderd (Vroom 2013). De afstand tussen de zeedijk en de kwelderrand bedraagt 1000 – 1200 meter. In de noordoosthoek van de uitgedijkte polder is in 2009 de doorgraving van de zomerkade gerealiseerd. De in- en uitstroomopening vormt de verbinding tussen een nieuw gegraven kreek in de voormalige zomerpolder en een zgn. hoofduitwatering die de afwatering van de dijksloot verzorgt. De nieuwe kreek heeft een lengte van iets meer dan 500 m en loopt min of meer parallel aan de zeedijk. De van oost naar west lopende zomerkade op de grens met de kwelders is tijdens de inrichtingswerkzaamheden geëgaliseerd en is als hogere rug nog in het terrein te herkennen. In de voormalige zomerpolder liep het maaiveld van oost naar west en van zuid naar noord op. De laagste delen liggen tegen de zeedijk. In het westelijk deel van het gebied was de gemiddelde hoogte ca. 15 cm hoger dan in het oosten. Met een gemiddelde hoogte over het hele gebied van 1,7 m +NAP, had de Bildtpollenverkweldering ongeveer dezelfde maaiveldhoogte als het hooggelegen westelijk deel van de Proefverkweldering in het Noarderleech (van Duin et al. 2007). Door de ligging van een hoge kwelderrug meer zeewaarts, vormt de Bildtpollenverkweldering een min of meer komvormige laagte aan de voet van de zeedijk (Algemeen Hoogtebestand Nederland). Vóór het begin van het onderzoek in 2009 werd het onderzoeksgebied intensief beweid met 50 tot 70 paarden, waarbij het gebied in twee delen was verdeeld. Als de paarden één deel kort hadden afgegraasd, werden zij in het andere deel gelaten. In 2009 vond geen beweiding in het onderzoeksgebied plaats. Tussen 2010 en 2013 was het onderzoeksgebied onderdeel van twee beheercompartimenten. Het oostelijke deel van het onderzoeksgebied (26 ha), werd in de onderzoeksjaren beweid met paarden. In 2010 ging het daarbij om ongeveer 60 pony’s; in 2011, 2012 en 2013 om respectievelijk 12, 34 en 65 paarden. In het westelijke deel van het onderzoeksgebied (19 ha), was sprake van een vrij hoge bezetting met rundvee (in 2010 en 2011 met 90-100 dieren, in 2012 met 104 dieren, in 2013 met 152 dieren). Om weidevogels te ontzien, wordt het vee pas laat toegelaten in het gebied en is tijdens het zo ingekorte weideseizoen met 5-7 dieren per ha sprake van drukbegrazing. In 2012 en 2013 is voorafgaande aan het weideseizoen door de pachter een deel van het gebied gemaaid ter bestrijding van distels en om hooi te verkrijgen. In 2013 is een groter deel gemaaid dan in 2012. Overstromingsfrequentie De hoogste delen van de Bildtpollenverkweldering liggen op 2,0 m +NAP of hoger. Deze hoge waarden hangen samen met menselijk ingrijpen, als het afschuiven van een zomerkade langs de noordrand van het gebied. Wanneer deze door grondwerk beïnvloede plekken buiten beschouwing worden gelaten, mag op basis van de maaiveldhoogte langs de slenk worden aangenomen dat de Bildtpollenverkweldering overstroomt bij een waterstand van 1,9 m +NAP of hoger (zie figuur 2-1). Deze hoogte komt overeen met de hoogste delen van de iets
8
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
oostelijker gelegen Proefverkweldering Noarderleech (van Duin et al. 2007; Esselink et al. 2014). Noard-Fryslân Bûtendyks ligt in het kombergingsgebied van het Borndiep, het zeegat tussen Terschelling en Ameland. Omdat het meetstation Holwerd van Rijkswaterstaat lange tijd niet heeft gefunctioneerd, is er geen aaneengesloten reeks hoogwaterstanden van een nabijgelegen meetstation. NFB ligt ongeveer halverwege Harlingen en Lauwersoog. Ondanks de afstand van ongeveer 60 km, zijn de verschillen in getijfase en hoogwaterstanden tussen deze twee stations relatief gering (Esselink & Chang 2010). Hierdoor is het mogelijk de gemiddelde hoogwaterstanden van deze twee stations te gebruiken als benadering voor de hoogwaterstanden in NFB. Op basis het jaargemiddelde hoogwater (GHW) in Harlingen en Lauwersoog, bedroeg het GHW in NFB 1,0 m +NAP (periode 2000 – 2013; zie ook Esselink et al. 2014). Uitgaande van de hierboven genoemde drempelwaarde van 1,9 m +NAP, is de Bildtpollenverkweldering in de eerste vier jaar na uitpoldering (september 2009 – augustus 2013) 29 maal geheel met zeewater overstroomd, of gemiddeld 7,3 keer per jaar (tabel 2-1). Tabel 2-1 geeft per stormjaar (periode 1 sept t/m 31 aug) een specificatie van de opgetreden hogere waterstanden. Deze periode is gebruikt omdat het aantal overstromingen van belang is voor de opslibbing en hoogteontwikkeling (Esselink & Chang 2010), en de hoogteontwikkeling steeds in de nazomer is gemonitord. In vergelijking met het aantal overstromingen in de eerste tien jaar van de Proefverkweldering, is het aantal overstromingen in de Bildtpollenverkweldering relatief gering geweest. Alleen in het stormjaar 2011/12 was sprake van een bovengemiddelde stormactiviteit.
sept 2009 - aug 2013
frequentie (tijen/jaar)
100 Hoogwaterstanden waarb ij de Bildtpollenverkweldering overstroomt
10
1
0.1 -0.4
0.0
0.4
0.8
1.2
1.6
2.0
2.4
2.8
3.2
hoogwaterstand (m +NAP)
Figuur 2-1. De gemiddelde frequentie van de hoogwaterstanden in Noard-Fryslân Bûtendyks (tijen per jaar) in de eerste vier jaar na uitpoldering van de Bildtpollenverkweldering (september 2009 – augustus 2013). Om visuele redenen is op de verticale as voor een logaritmische schaalverdeling gekozen. Het gemiddelde aantal hoogwaters per jaar bedroeg 706 (de hoogte van alle staafjes bij elkaar opgeteld). Tabel 2-1 geeft een specificatie van de opgetreden hogere hoogwaterstanden (≥ 1,9 m +NAP) per stormjaar. De figuur is gebaseerd op de gemiddelde hoogwaterstand per getij in Harlingen en Lauwersoog.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
9
Tabel 2-1 De frequentie van hoogwaterstanden ≥ 1.90 m +NAP in Noard-Fryslân Bûtendyks per stormjaar (periode 1 sept t/m 31 aug) in de eerste vier jaar na uitpoldering van de Bildtpollenverkweldering plus een vergelijking met het optreden van deze waterstanden gedurende de eerste tien jaar van de Proefverkweldering (Esselink et al. 2014). De tabel geeft een specificatie van de rechterstaart van de frequentieverdeling in figuur 2-1. De onderste regel geeft per stormjaar de som van alle waterstanden boven het niveau van 1.90 m +NAP uitgedrukt in hoogte van de waterkolom boven dit referentiepeil.
Hoogwater (m +NAP) 2.0 2.2 2.4 2.6 2.8 3.0 3.2 3.6 Totaal Cumulatieve waterstand (m)
2.2
Frequentie per stormjaar 2009/10
2010/11
2011/12
3 1
3 1 2
3 4 7 1 2
5
6
1.3
1.6
2012/13
Bildtpollen
Proefverkw.
2010–2013
2002–2011
1
2.3 1.5 2.5 0.5 0.5
5.8 3.1 1.4 0.7 0.2 0.1 0.2 0.2
17
1
7.3
11.7
7.5
0.5
2.7
3.6
1
Maaiveldhoogteprofielen
Hoogtemetingen zijn in de Bildtpollen uitgevoerd op lijnen van zes transecten die ook gebruikt zijn voor het leggen van permanente kwadraten (pq’s) (zie 2.5). Deze transecten zijn weergegeven in figuur 1-2. Per transect is één meetpunt per 25 m opgenomen. De hoogtemetingen zijn uitgevoerd door Meetbureau G2 uit Roden, met een Leica TPS1200. Hiermee is het mogelijk om tot op millimeterniveau hoogtes in te meten. De opgegeven onnauwkeurigheid in de metingen van de Leica TPS1200 bedraagt echter 5 mm. Dit betekent dus dat de nauwkeurigheid van het hoogteverschil tussen twee metingen 10 mm bedraagt. De metingen zijn jaarlijks in het najaar uitgevoerd.
2.3
Diepteverandering van opslibbingsplaten
Naar aanleiding van ervaringen bij de Proefverkweldering Noarderleech (van Duin et al. 2007; Esselink & Chang 2010), is ervoor gekozen om in de Bildtpollen opslibbing te monitoren met behulp van ondiep ingegraven opslibbingsplaten. Ook in het Waddenfondsproject Biodiversiteit en Natuurbeheer van Vastelandkwelders dat sinds 2009 op de kwelders van Noard-Fryslân Bûtendyks plaatsvindt, wordt deze methode toegepast (Nolte 2014). De gebruikte markeer- of opslibbingsplaten waren van perspex, 30 cm x 30 cm groot en 6 mm dik. Met het oog op eventuele ontwatering van de bodemlaag boven de ingegraven plaat is in het midden van de platen een gat (Ø 8 mm) aangebracht. In de Bildtpollen zijn in totaal 18 platen ingegraven verdeeld over zes transecten (drie per transect). Hierbij zijn min of meer de hierboven genoemde transecten aangehouden; alleen liggen de transecten met de platen steeds ca. 10 m westelijker (figuur 2-2). De platen zijn ingegraven op een begindiepte van
10
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
ongeveer 8 cm onder maaiveld op 5,0 m afstand van een 0,3 m hoog markeringspaaltje. Tijdens het ingraven is er naar gestreefd om de zode zoveel mogelijk intact te laten en deze na het aanbrengen van de plaat in zijn oorspronkelijke positie terug te plaatsen. Met behulp van een waterpas is erop toegezien om de platen zoveel mogelijk horizontaal te plaatsen. Twee hoekpunten van de platen zijn met RVS-pennen gemarkeerd, zodat de platen met een metaaldetector steeds eenvoudig waren terug te vinden. De platen zijn rond 1 juli 2010 ingegraven. De eerste meting werd uitgevoerd op 6 oktober 2010; waarna jaarlijks in de nazomer een vervolgmeting is uitgevoerd. Het meten van de diepte van een plaat gebeurde door deze negen maal met kruiskopschroevendraaier loodrecht van boven aan te prikken om vervolgens de lengte van het in de bodem verdwenen deel van de schroevendraaier langs een liniaal tot op één millimeter nauwkeurig te meten. Het aanprikken van een plaat werd in een vast rasterpatroon uitgevoerd zodat bij opeenvolgende meetrondes, de plaatdiepte steeds op ongeveer dezelfde plekken van de plaat gemeten werd. De ontwikkeling van de plaatdiepte wordt vergeleken met die van opslibbingsplaten die in 2009 in de Bildtpollen en het Noarderleech meer zeewaarts zijn ingegraven in de proefvakken van het door het Waddenfonds gefinancierde onderzoeksproject Biodiversiteit en Natuurbeheer van Vastelandkwelders (de Vlas et al. 2013; Nolte 2014). Eén opslibbingsplaat (meetpunt N op transect 6; figuur 2-2) kwam in de jaren na het ingraven precies onder een nieuw gevormd looppad van het vee te liggen. In de analyse van de gegevens is deze plaat buiten beschouwing gelaten.
2.4
Kreekprofielen
Van groot belang voor het slagen van het project is de ontwikkeling van de nieuwe kreek. Belangrijke vraag daarbij is hoe snel opslibbing plaatsvindt. Om dat vast te stellen worden jaarlijks kreekprofielen ingemeten, dit zijn dwarsdoorsneden waarbij elke 50 centimeter een meting wordt gedaan; het betreft doorgaans 15 tot 20 hoogtemetingen per kreekprofiel. Het inmeten van kreekprofielen kan plaatsvinden door middel van normale hoogtemetingen, maar hiervoor is het noodzakelijk dat de kreek te voet overgestoken kan worden. Bij toenemende opslibbing is dit echter niet meer mogelijk. Daarom is voor dit project een nieuwe methode ontwikkeld, waarbij de in 2.2 genoemde hoogtemeter zonder prisma is gebruikt. Op deze manier kon de hoogte vanaf de kant gemeten worden aan de hand van de reflectie van het slib. Er zijn in totaal vijf kreekprofielen ingemeten: drie in de nieuw gegraven kreek en twee in de sloot die zeewater aanvoert naar de kreek. Deze kreekprofielen zijn in mei 2010 voor het eerst opgenomen. Een kaart met de locaties van de kreekprofielen is weergegeven in figuur 3-3. De metingen worden jaarlijks in het najaar herhaald.
2.5
Vegetatie
De Noordfriese kwelders worden elke zes jaar integraal gekarteerd in het kader van het VEGWAD-onderzoeksprogramma van de Data-ICT-Dienst (DID) van Rijkswaterstaat. In 2009 heeft deze kartering voor het laatst plaatsgevonden (Reitsma et al. 2010). Deze kartering geeft een gedetailleerd beeld van de vegetatie vóór de verkweldering. De kartering is goed bruikbaar
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Figuur 2-2- De ligging van de ingegraven opslibbingsplaten en de transecten van de hoogteprofielen en het vegetatieonderzoek. N=noord, M=midden, Z=zuid.
11
12
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Figuur 2-3 - Ligging van de transecten en de permanente kwadraten (pq's) voor vegetatieonderzoek in de Bildtpollen.
als overzicht van de ruimtelijke verspreiding van vegetatietypen in het onderzoeksgebied (zie Bakker 2011). De volgende kartering vindt plaats in 2015. Door deze twee karteringen met elkaar te vergelijken, kunnen de effecten van de verkweldering op de vegetatiepatronen in beeld gebracht worden. Deze vergelijking valt buiten dit project.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
13
Om twee redenen is ervoor voor gekozen om ook in de tussenliggende tijd informatie over de vegetatie te verzamelen. Ten eerste kan door op beperkte schaal en op slim gekozen plaatsen vegetatiekundige gegevens te verzamelen, worden gevolgd of de ontwikkeling volgens verwachting verloopt, ook in de tijd tussen de twee DID-karteringen in. Verder kan ook een uitspraak worden gedaan over de ontwikkeling van individuele plantensoorten, die tijdens de kartering van de DID niet worden meegenomen. In het onderzoeksgebied zijn daarom zes transecten uitgezet die min of meer noord-zuid lopen en globaal gezien dwars op de lengterichting van de nieuw gegraven geul liggen (figuur 2-3). De oostelijke transecten 1 t/m 4 liggen in de met paarden beweide beheerseenheid; de westelijke transecten 5 en 6 in de met rundvee beweide eenheid. Verspreid over elk transect liggen zeven tot tien permanente kwadraten (pq’s); in totaal zijn 50 pq’s uitgezet. De pq’s hebben een verschillende afstand tot de kreek en hebben een verschillende uitgangssituatie met betrekking tot de hoogteligging. De pq’s zijn 3x3 m groot en zijn opgenomen met de decimale schaal van Londo. De vegetatiegegevens zijn ingevoerd en opgeslagen in het programma TURBOVEG. Naar verwachting geeft deze set pq’s een goed beeld van hoe de vegetatie zich ontwikkelt en hoe soorten en soortengroepen zich gedragen, bijvoorbeeld of er een toename is van zilte soorten (doelsoorten) en een afname van zoete soorten. De pq’s zijn in het veld op twee hoekpunten gemarkeerd met markeerspoelen. De locatie van de markeerspoelen is met GPS ingemeten. Met behulp van GPS en een speciale detector kunnen de pq’s gemakkelijk worden teruggevonden. De pq’s zijn jaarlijks in de nazomer opnieuw opgenomen. Voor de analyse is aan de meeste plantensoorten in de pq's een zoutgetal toegekend, dat de zouttolerantie van de soort weergeeft. Deze zoutgetallen zijn overgenomen uit van Duin et al. (2007). Een zoutgetal van 2 duidt op een zouttolerantie van ≥ 13 g Cl per l (= zout), een zoutgetal van 1 op een zouttolerantie tussen 6 en 13 g Cl per l (= brak), een zoutgetal van 0 op een zouttolerantie van minder dan 6 g Cl per l (= zoet). Op grond van dit zoutgetal, de SALTtypologie van kwelders (Kers 2011) en de vegetatietypologie beschreven in De Vegetatie van Nederland (Schaminée et al. 1996, 1998; Stortelder et al. 1999) zijn de gevonden soorten in een aantal ecologische groepen ingedeeld: kwelderplanten van de pionierzone en de lage kwelder: deze hebben alle een zoutgetal van 2. Dit zijn zouttolerante soorten die van nature in de pionierzone en op lage kwelders voorkomen; kwelderplanten van de middelhoge en de hoge kwelder: deze hebben meestal een zoutgetal van 2. Dit zijn zouttolerante soorten die van nature op middelhoge en hoge kwelders voorkomen. Sommige soorten, zoals Rood zwenkgras en Spiesmelde, komen ook algemeen voor in niet-zoute biotopen; tredplanten: soorten die in pioniersituaties voorkomen (open grond) en die goed tegen betreding kunnen. Sommige soorten, zoals Varkensgras en Reukeloze kamille, hebben een vrij hoge zouttolerantie; planten van wisselvochtige graslanden: soorten van vochtige graslanden die goed tegen sterk wisselende waterstanden kunnen; sommige soorten in deze groep, zoals Fioringras en Zilverschoon, hebben een vrij hoge zouttolerantie; planten van Kamgrasweiden: soorten van niet te zure, matig voedselrijke, beweide graslanden;
14
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
ruigteplanten: hoog opschietende kruidachtige soorten die tot dominantie kunnen komen door een sterke strooiselophoping ten gevolge van het wegvallen van maai- of beweidingsbeheer; overige planten: soorten die niet in één van de andere groepen zijn in te delen.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
3 3.1
15
Bespreking resultaten Maaiveldhoogteprofielen
Tussen 2009 en 2012 zijn op de zes transecten waar ook de pq’s zijn opgenomen (figuur 1-2), metingen van de maaiveldhoogte verricht. Op elk transect werd om de 25 meter een meting gedaan. Deze metingen werden in september en oktober 2013 herhaald. De resultaten zijn te zien in figuur 3-1 en bijlage 1. Hier volgt een korte bespreking van de resultaten. Transect 1 heeft een lengte van 325 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,4 tot 2,2 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in 2009 1,69 m, in 2010 1,72 m, in 2011 1,73 m, in 2012 1,74 m en in 2013 1,70 m. In het meest noordelijke deel van dit transect, ten noorden van de kreek (afstand meer dan 250 m), is de maaiveldhoogte tussen 2009 en 2010 fors toegenomen (10 tot 30 cm). Dit is het gevolg van opgebrachte grond afkomstig uit de gegraven kreek. De metingen van 2013 laten een ander beeld zien dan de metingen van de voorgaande jaren: nabij de kreek (meetpunten op een afstand van 225 en 250 m van het nulpunt), maar ook in de rest van het transect, is de maaiveldhoogte afgenomen. Transect 2 heeft een lengte van 300 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,5 tot 2,0 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in 2009 1,66 m, in 2010 1,67 m, in 2011 1,71 m, in 2012 1,68 m en in 2013 1,65 m. Het meetpunt net ten noorden van de kreek (op 225 m) geeft in 2010 een bijna 10 cm hogere waarde ten opzichte van 2009. Ook hier is sprake van opgebrachte grond. Bij alle meetpunten is de maaiveldhoogte in 2013 duidelijk lager dan in 2012. Transect 3 heeft een lengte van 300 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,7 via 1,5 tot 1,9 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in 2009 1,73 m, in 2010 1,76 m, in 2011 1,77 m, in 2012 1,75 m en in 2013 1,74 m. Enkele meetpunten ten noorden van de kreek (afstand 200 m en 300 m) geven tussen 2010 en 2013 waarden die 2 tot 20 cm hoger liggen dan in 2009. Dit moet veroorzaakt zijn door opgebrachte grond uit de kreek. De punten in de buurt van de kreek (afstand tussen de 175 en 300 m) lieten tussen 2009 en 2011 steeds stijgende maaiveldhoogtes zien; tussen 2011 en 2013 daalden de maaiveldhoogtes van deze punten juist weer. De punten verder van de kreek (afstanden tussen de 0 en 150 m) behielden tussen 2009 en 2013 min of meer dezelfde maaiveldhoogte. Transect 4 heeft een lengte van 200 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,6 tot 1,9 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in 2009 1,69 m, in 2010 1,70 m, in 2011 1,71 m, in 2012 1,72 m en in 2013 1,70 m. Punten op het hele transect hebben een lagere maaiveldhoogte dan in 2012. De verschillen zijn het grootst in het noordelijk deel (75-200 m). Globaal lijkt de maaiveldhoogte in het noordelijk deel toe te zijn genomen tussen 2011 en 2012, en weer iets te zijn afgenomen tussen 2012 en 2013. Mogelijk zijn deze verschillen niet volledig gerelateerd aan werkelijke veranderingen in maaiveldhoogte maar worden de metingen (mede) beïnvloed door veranderingen in vegetatiehoogte. Tussen 2011 en 2012 is deze toegenomen door verruiging, en in 2013 is er op dit transect voor het eerst gemaaid, waardoor de vegetatiehoogte veel lager werd (zie 3.4 en figuur 3-8). De metalen plaat die wordt gebruikt bij de hoogtemetingen, wordt op de vegetatie op de grond gelegd; als er meer vegetatie aanwezig is, wordt er wellicht ook een wat hogere maaiveldhoogte gemeten.
16
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Figuur 3-1 - Ligging van de maaiveldhoogtetransecten en resultaten van de hoogtemetingen tussen 2009 en 2013 in de Bildtpollen.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
17
Transect 5 heeft een lengte van 175 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,8 via 1,6 tot 1,9 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in 2009 1,78 m, in 2010 1,77 m, in 2011 1,75 m, in 2012 1,76 m en in 2013 1,76 m. Ten opzichte van 2011 en 2012 is de maaiveldhoogte weinig veranderd. Transect 6 heeft een lengte van 100 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,4 tot 2,2 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in 2009 1,74 m, in 2010 1,76 m, in 2011 1,74 m, in 2012 1,76 m en in 2013 1,74 m. De maaiveldhoogte in 2013 was duidelijk lager dan die in 2012, maar ongeveer hetzelfde als in 2009 en 2011. De gemiddelde maaiveldhoogtes van de transecten liggen tussen 1,68 en 1,76 m boven NAP. Dit is 70 tot 80 centimeter boven gemiddeld hoog water (lokaal gemiddeld hoog water ligt op ongeveer 1 meter boven NAP; van Duin et al. 2007). Binnen alle transecten neemt de hoogte in de richting van de zee toe, naar de kwelderwal die net ten noorden van het onderzoeksgebied ligt. In 2013 lijken de mogelijke gevolgen van opslibbing door overstroming met zeewater (net als in 2012) minder duidelijk meetbaar dan in 2011: in 2011 nam rondom de nieuw gegraven kreek (het noordelijk deel van transecten 1, 2 en 3) de maaiveldhoogte op bijna alle locaties toe; in 2012 en 2013 is op dezelfde locaties veelal een afname van de maaiveldhoogte zichtbaar. Deels is dit in overeenstemming met de gemeten afname van bodemhoogte bij de opslibbingsplaten over de jaren 2012-2013 (zie paragraaf 3.2), maar is daar niet volledig door te verklaren. Mogelijk leidt de verandering in vegetatiehoogte tot een meetfout in de maaiveldhoogtemetingen. Samenvattend kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
De verschillende inrichtingswerkzaamheden zijn van invloed geweest op de veranderingen in maaiveldhoogte tussen 2009 en 2010; In de resterende periode van 2010 t/m 2013 kan op basis van de hoogtemetingen geen toename van de maaiveldhoogte worden aangetoond.
3.2 3.2.1
Opslibbing op basis van diepteveranderingen van de opslibbingsplaten Opslibbing Bildtpollenverkweldering
Opslibbing is het netto resultaat van sedimentatie aan de ene kant en inklink of compactie van het afgezette materiaal aan de andere kant. Dit betekent dat de factoren die op deze twee processen van invloed zijn, ook van invloed zijn op de opslibbing. Invloed stormactiviteit Over een periode van drie jaar is met de opslibbingsplaten een opslibbing gemeten van in totaal 3.5 mm of 1.2 mm/jaar (tabel 3-1). Deze opslibbing is in belangrijke mate gerealiseerd in 2011/12; het stormjaar met een relatief hoge stormactiviteit en een bovengemiddeld aantal overstromingen (tabel 2-1). Gerekend over de hele waarnemingsperiode waren de stormactiviteit en het aantal overstromingen vrij laag. Een langere waarneemperiode met gemiddeld een hoger aantal overstromingen per jaar zou zonder twijfel in een hogere opslibbing hebben geresulteerd.
18
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Tabel 3-1. De gemiddelde diepte van de opslibbingsplaten per transect tijdens de eerste meting in 2010 en de gemiddelde opslibbing op basis van de veranderende plaatdiepte in de periode 2010 – 2013. Negatieve waarden geven aan dat de diepte van de platen is afgenomen, bijvoorbeeld als gevolg van compactie. N = het aantal meetpunten. Transect
Plaatdiepte 2010 (mm)
N
Opslibbing (mm/jr) 2011/12
2012/13
1
76.1
0.4
12.1
-6.3
2.0
3
2
65.6
3.9
10.5
-5.8
2.9
3
3
73.0
3.9
5.3
-6.4
0.9
3
4
71.6
3.1
10.2
-8.1
1.7
3
5
78.1
-2.2
-1.2
-0.5
-1.3
3
6
70.3
-0.4
6.1
-3.7
0.7
2
72.6
1.6
7.2
-5.2
1.2
17
Gemiddeld
2010/11
2010/2013
Invloed gegraven kreek, beheer en hoogte maaiveld Op de transecten lijkt de opslibbing van oost naar west af te nemen (tabel 3-1). Verschillende factoren kunnen van invloed zijn geweest op deze oost-west gradiënt, namelijk: (1) een vertrappings- of beweidingsgradiënt, (2) een toenemende afstand tot de sedimentbron of aanvoerroute van het sediment en (3) een toename in de hoogte van het maaiveld. Door het beperkte aantal meetpunten kan het relatieve belang van deze drie factoren niet worden vastgesteld. In de oostelijke beheereenheid met transecten 1 t/m 4 vond beweiding met paarden in een lage dichtheid plaats, terwijl op de transecten 5 en 6 sprake was van runderbeweiding in een veel hogere dichtheid (zie 2.1). Op de laatstgenoemde transecten zal door vertrapping de bodem dan ook meer aangedrukt of gecompacteerd worden, waardoor verwacht mag worden dat ook de gemeten opslibbing op deze twee transecten lager zal zijn dan op vier oostelijke transecten. Dit bleek inderdaad het geval, namelijk -0.5 mm/jaar op de vijf punten van transecten 5 en 6 versus 1.9 mm/jaar op transecten 1 t/m 4 (zie ook tabel 3-1). Ook de andere twee genoemde factoren (grotere afstand tot de kreek als aanvoerroute van sediment en een hogere ligging) kunnen echter een bijdrage hebben geleverd aan de lagere opslibbing in het westelijke deel. De kreek lijkt van maar weinig invloed te zijn geweest op de opslibbing in de Bildtpollenverkweldering. Op de transecten 1 t/m 3 die alledrie loodrecht op de kreek stonden, werd dichtbij de kreek gemiddeld de laagste opslibbing gemeten en werden hogere waarden op de andere meetpunten gevonden (tabel 3-2). Dit betekent dat er, in tegenstelling tot de situatie in de Proefverkweldering (Esselink et al. 2014), geen sprake was van vorming of versterking van een oeverwal langs de kreek. De verklaring hiervoor moet worden gezocht in de hoge kreekranden en het geringe aantal keren dat bij een volledige vulling van de kreek het water vanuit de kreek het gebied kon instromen. Een tweede mogelijkheid is dat vóórdat water over de kreekrand het gebied kon instromen, de vloed via een andere route het gebied al onder water had gezet. Die andere route kan de dijksloot zijn geweest. Een aanwijzing hiervoor is hogere opslibbing op de zuidelijke meetpunten van de drie transecten (tabel 3-2). Deze zuidelijke meetpunten hadden ook een wat lager maaiveld, waardoor ze vaker konden
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
19
overstromen en er ook vaker en meer sediment kon worden afgezet. Gemiddeld over het hele gebied liet de opslibbing een statistisch significante negatieve relatie zien met maaiveldhoogte (figuur 3-1). Tabel 3-2. De gemiddelde opslibbing op de drie oostelijk transecten in de periode 2010 – 2013 in relatie tot de afstand van de in 2009 gegraven kreek. Op elk transect lagen drie meetpunten: N (noord) M (midden) en Z (zuid; Figuur 2-2). Voor transect 3 zijn de meetpunten N en M omgewisseld, omdat meetpunt M op veel kortere afstand van de kreek lag dan het meetpunt N. Transect
Opslibbing (mm/jr) Afstand tot gegraven kreek klein (N)
midden (M)
Gemiddeld
groot (Z)
per transect
1
3.2
-1.7
4.6
2.0
2
0.7
4.9
2.9
2.9
3
-1.5
0.0
4.3
0.9
0.8
1.1
3.9
1.9
Gemiddeld 6.0
transect 1 - 4 (paard) transect 5 - 6 (rund)
opslibbing (mm/jr)
4.0
2.0
0.0
2
r = 0.24 P < 0.025
-2.0
-4.0 1.50
1.60
1.70
1.80
1.90
2.00
hoogte (m +NAP)
Figuur 3-1 - Relatie tussen de gemiddelde opslibbing in de periode 2010 – 2013 en de maaiveldhoogte in de Bildtpollenverkweldering. Voor de twee deelgebieden afzonderlijk is er ook een negatief verband, maar deze zijn afzonderlijk niet significant door het beperkte aantal punten.
3.2.2
Vergelijking opslibbing in de Bildtpollenverkweldering met aangrenzende kweldergebieden
Over dezelfde periode gemeten, was de opslibbing in de Bildtpollenverkweldering veel lager dan op de meer zeewaarts gelegen kwelder (figuur 3-2). Bij een maaiveldhoogte van 1.6 m +NAP was de opslibbing 60% lager dan op kwelder; bij een hoogte van 1.8 m +NAP was de opslibbing in de verkweldering nihil tegenover bijna 4 mm/jaar op de kwelder. Dit resultaat komt overeen met ander kwelderonderzoek waar een negatieve relatie is gevonden tussen opslibbing en afstand tot de kwelderrand of het voorliggende wad (bijv. Esselink et al. 1998; Schröder et al. 2002). De verklaring voor deze relatie is dat bij een volledige overstroming van de kwelder de hoogste sedimentatie plaatsvindt vlakbij de kwelderrand. Door een afnemende
20
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
hydrodynamiek (turbulentie en stroomsnelheden) en sedimentconcentratie in het water neemt de sedimentatie in landwaartse richting af. Bij brede kwelders kan dit patroon tot grote verschillen in hoogteontwikkeling leiden met uiteindelijk een omgekeerd hoogteprofiel (hoge delen richting kwelderrand en lage delen landwaarts; Esselink et al. 2009). Een bijkomende factor is de aanwezigheid van een hoge kwelderrug tussen de Bildtpollenverkweldering en de zeewaarts gelegen proefvakken met de kweldermeetpunten. Alleen bij zeer hoge waterstanden kan zeewater óver de kwelder de Bildtpollenverkweldering bereiken. Bij lagere hoogwaters verloopt de uitwisseling tussen de Waddenzee en de Bildtpollenverkweldering voornamelijk via de (aangelegde) uitwateringen of kreken. Het zeewater dat via deze route de verkweldering bereikt zal door afgenomen stroomsnelheden een deel van zijn sediment dan al onderweg verloren hebben.
8.0
**
kwelder Bildtpollenverkweldering
opslibbing (mm/jr)
6.0
** 4.0
2.0
0.0
1.6
1.8
hoogte (m, +NAP)
Figuur 3-2 - Vergelijking tussen de opslibbing (gemiddelde ± standaardfout) in de Bildtpollenverkweldering en op de meer zeewaarts gelegen kwelder bij eenzelfde maaiveldhoogte tussen 1.5m – 1.9m + NAP over een periode van 3 jaar (2010 –2013). De kweldergegevens zijn afkomstig uit de proefvakken van de beweidingsproef op de kwelder van de Bildtpollen en het Noarderleech met uitzondering van de vakken met rotatiebeheer (de Vlas et al. 2013; Nolte 2014). Alle metingen zijn op basis van dieptemetingen van sedimentatieplaten. Per hoogteklasse is het verschil getoetst met een Student t-toets. N = 62 voor de kwelder en N =17 voor de verkweldering. ** = P< 0.01 .
Verwachting De Bildtpollenverkweldering lag op het moment van uitpoldering met een gemiddelde maaiveldhoogte van 1.7 m +NAP relatief hoog in het getijdenvenster en ten opzichte van GHW. Ter plaatse betekent deze hoogte een overstromingsfrequentie van slechts ongeveer 25 keer per jaar, d.w.z. een overstromingsfrequentie kenmerkend voor de hoge kwelder. Ten opzichte van een zeewaarts gelegen hoge kwelderrug was wel sprake van een omkering van het hoogteprofiel. Door de beperkte zeeinvloed en lage opslibbing wordt niet verwacht dat de verkweldering deze achterstand in hoogte zal compenseren.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
3.3
21
Kreekprofielen
In mei 2010 zijn op vijf locaties kreekprofielen opgenomen: drie in de nieuw gegraven kreek (profielen 1 tot en met 3) en twee in de sloot die zeewater aanvoert naar de kreek (profielen 4 en 5). Bij elk profiel werd om de 50 cm een hoogtemeting gedaan. Deze kreekprofielen zijn in september 2013 opnieuw opgenomen. Alle meetresultaten staan in figuur 3-3 en bijlage 2. Hier volgt een korte bespreking van de resultaten. Bij kreekprofiel 1, aan het einde van de nieuw gegraven kreek, waar de stroomsnelheid vrijwel nul is, is tussen 2010 en 2012 circa 10 cm slib per jaar afgezet. In 2013 is, mogelijk door klink of uitdroging, de hoogte van de meeste meetpunten 5 tot 10 cm lager dan in 2012. Bij kreekprofiel 2 en 3, verderop aan de nieuw gegraven kreek gelegen, is in het stormseizoen 2010-2011 20-30 cm slib afgezet en in het stormseizoen 2011-2012 5-10 cm. Ook bij deze profielen is de hoogte in 2013 veelal lager dan die in 2012. Dit is vooral het geval in het midden van de kreek. Er is een duidelijk verschil te zien tussen kreekprofielen van de nieuw gegraven kreek (kreekprofiel 1-3) en die van de toevoersloot (kreekprofiel 4-5): in 2010 had de nieuw gegraven kreek een nog vrijwel vlakke bodem, terwijl de toevoersloot meer een V-profiel vertoonde. In 2011-2012 waren deze verschillen groter geworden ten opzichte van 2010-2011: op het diepste punt van de toevoersloot was er slib verdwenen, terwijl er aan de randen nog wel slib werd afgezet. In 2012-2013 waren er verschillende trends zichtbaar in kreekprofielen 4 en 5: in kreekprofiel 4, dichtbij het begin van de nieuw gegraven kreek, was de gemeten hoogte in 2013 duidelijk lager dan in 2012; in kreekprofiel 5, meer richting zee gelegen, was de gemeten hoogte in 2013 als enige van de vijf kreekprofielen hoger dan in 2012. In 2012-2013 is het onderzoeksgebied veel minder vaak door zeewater overstroomd dan in het jaar ervoor (zie tabel 2-1), waardoor er in de nieuw gegraven kreek en het zuidelijke deel van de toevoersloot, die relatief hoog liggen (bodem tussen 0,8 en 1,4 m boven NAP), uitdroging en klink hebben plaatsgevonden, resulterend in lagere hoogtes in kreekprofielen 1 t/m 4. In het noordelijke, relatief laaggelegen deel (bodem circa 0,6 m boven NAP) van de toevoersloot is de stroomsnelheid van het water ter hoogte van kreekprofiel 5 door de lagere waterstanden afgenomen, resulterend in toegenomen afzetting van slib. Sinds de aanleg van de kreek in september 2009, is deze fors dichtgeslibd. Helaas is de oorspronkelijke hoogte van de kreekbodem niet uit de bestektekeningen af te leiden. Wel is tijdens het opmeten van de kreekprofielen in mei 2010 op één locatie de dikte van de sliblaag bepaald in het centrum van de kreek: ter hoogte van kreekprofiel 1 bedroeg deze 62 cm. Als referentie is ook de dikte van de sliblaag in de toevoersloot gemeten: deze bedroeg ter hoogte van kreekprofiel 4 80 cm (meded. P. Esselink). Bij lokaal gemiddeld hoog water (circa 1 m boven NAP) komt de kreekbodem vrijwel niet meer onder water te staan: bij profielen 1 en 2 is de bodemhoogte al meer dan 1,10 m boven NAP. Op deze hoogte kan een kweldervegetatie de kreekbodem koloniseren (zie ook figuur 1-3), waardoor van de kreek uiteindelijk niet meer zal overblijven dan een smalle begroeide depressie.
22
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Figuur 3-3 - Ligging van de kreekprofielen en resultaten van de kreekprofielmetingen tussen 2010 en 2013 in de Bildtpollen.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
3.4
23
Vegetatie
Hieronder worden de gegevens van de pq’s per transect kort besproken. De gegevens zijn terug te vinden in bijlage 3, de locaties van de pq’s staan in figuur 2-3. Transect 1 (figuur 3-4 en 3-5). Alle opnamen, behalve opname 1-9, worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden; Engels raaigras neemt flink af. Na een afname van kweldersoorten in 2011 en een toename in 2012 is in 2013 weer een afname van kweldersoorten geconstateerd. Dit is duidelijk te zien in opnamen 1-8 en 1-9, waar vooral Klein schorrenkruid is afgenomen. In alle opnamen (1-9 uitgezonderd) is Kweek wederom fors toegenomen. De Rode-lijstsoort Rode ogentroost, die al enkele jaren werd aangetroffen in opname 1-8, is in 2013 toegenomen in aantal en bedekking. Verder werd voor het eerst de zeldzame Rode-lijstsoort Zeegerst aangetroffen, eveneens in opname 1-8. Naast het Deltagebied en Texel vormt het gebied van Noard-Fryslân Bûtendyks een zwaartepunt in de verspreiding van deze soort (Jager & Weeda 2000). Transect 2 (figuur 3-6). Alle opnamen worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden, vooral Fioringras en Engels raaigras. Het aandeel van kweldersoorten is in de opnamen ten noorden van de kreek tot en met 2012 duidelijk toegenomen, maar vertoonde in 2013 weer een afname. Opvallend zijn de hoge, maar in 2013 duidelijk afgenomen bedekkingen van Zeekweek, een soort van hoge kwelders, in opnamen ten noorden van de kreek. Kweek is vooral veel aanwezig in de enigszins verruigde wisselvochtige graslanden met weinig zoutinvloed (opname 2-5 t/m 2-9), waar zij inmiddels 40-50% van de vegetatie uitmaakt. De afname van Zeekweek ten noorden van de kreek in 2013 is waarschijnlijk veroorzaakt doordat dit gebied in 2013 voor het eerst gemaaid is. Transect 3 (figuur 3-7). Alle opnamen worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden, maar Engels raaigras neemt af. Ook kweldersoorten zijn in 2013 in alle opnamen duidelijk afgenomen t.o.v. de periode 2010-2012. Soorten die in de loop van de meetreeks zijn toegenomen, zijn Fioringras en Zilverschoon. Zeekweek komt op dit transect veel minder voor dan op transect 2. Verder zet de toename van Kweek ook in 2013 door. In opname 3-1 is voor het tweede jaar op rij Zilte rus gezien. In de pq's 3-1 en 3-3 is Rode ogentroost waargenomen. Transect 4 (figuur 3-8). Alle opnamen worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden; Engels raaigras en Fioringras bedekken veel minder dan in de voorgaande jaren. Kweldersoorten waren op dit transect al zeldzaam, maar zijn in 2013 verder afgenomen. Kweek is op dit transect in 2013 toegenomen. In 2012 werden er zeer hoge bedekkingen van Reukeloze kamille waargenomen. Deze soort is in 2013 in het geheel niet meer gevonden, waarschijnlijk omdat dit transect in 2013 voor het eerst gemaaid is. Transect 5. Alle opnamen worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden, voornamelijk Engels raaigras, Fioringras en Witte klaver. Vooral in de zuidelijke opnamen is in 2012 veel minder Engels raaigras waargenomen dan in vorige jaren. In alle jaren kwamen vrijwel geen kweldersoorten voor. Kweek is op dit transect minder aanwezig dan op de transecten 1 t/m 4, en neemt ook minder toe. Transect 6 (figuur 3-9). Alle opnamen worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden. De bedekking van Engels raaigras is in 2013 niet veel verder afgenomen ten opzichte van 2012. Kweldersoorten komen zeer weinig voor. Kweek is in 2013 weinig of niet toegenomen.
24
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Figuur 3-4 - Opname 1-3 in 2009 (linksboven), 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder).
Figuur 3-5 - Opname 1-9 in 2009 (linksboven), 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder).
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Figuur 3-6 - Opname 2-5 in 2009 (linksboven), 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder).
Figuur 3-7 - Opname 3-7 in 2009 (linksboven), 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder).
25
26
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Figuur 3-8 - Opn. 4-5 in 2009 (linksboven), opn. 4-6 in 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder).
Figuur 3-9 - Opn. 6-4 in 2009 (linksboven), opn. 6-5 in 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder).
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
4 4.1
27
Vegetatieveranderingen 2009-2013 Inleiding
De pq's op de transecten zijn vijf jaar achtereen opgenomen, zodat een mooie tijdreeks van de vegetatieontwikkeling voorhanden is. Daarnaast zijn abiotische factoren (maaiveldhoogte, afstand tot de kreek, kreekprofiel) en beheeraspecten gevolgd. Op grond hiervan beschrijven we de vegetatieontwikkelingen met als centrale vragen:
Heeft de ontpoldering en het graven van de kreek geleid tot de ontwikkeling van kweldervegetaties in de Bildtpollen? Zijn de ontwikkelingen overal in het terrein vergelijkbaar, of is er een verschil tussen de hogere en lagere delen, tussen dichter bij de kreek en hier verder vanaf gelegen pq's, tussen door paarden en door runderen begraasde delen.
Hiervoor kijken we eerst naar de vegetatie als geheel, zoals beschreven aan de hand van de jaarlijkse opnamen van de pq's. Daarna zoomen we in op de ontwikkelingen binnen enkele indicatieve groepen plantensoorten.
4.2
Vegetatie als geheel
Vegetatietypen Uit de opnametabellen blijkt dat vrijwel alle pq's bij aanvang van de monitoring (2009) te typeren waren als overgangen tussen vochtige Engels raaigrasgemeenschappen en overstromingsgraslanden (Zilverschoon-verbond), soms met een overgang naar Kamgrasgemeenschappen. Slechts bij pq 1-9, gelegen op het laagste deel van transect 1, was er bij aanvang al sprake van een lage kweldergemeenschap met een inslag van voedselrijke graslandsoorten. In grote lijnen is hierin gedurende de monitoringsperiode weinig veranderd. Hoewel de soortensamenstelling en de onderlinge bedekkingsverhoudingen wel veranderden, zijn de plantengemeenschappen vrijwel gelijk gebleven. Nog steeds is pq 1-9 de enige opname die als kweldergemeenschap is te typeren. Analyse van veranderingen in de vegetatie op basis van indirecte gradiëntanalyse Op basis van de gehele opnameset van alle monitoringsjaren is een indirecte gradiëntanalyse uitgevoerd. Hierbij is gekozen voor een Correspondentie Analyse. De gradiëntlengte is met maximaal 2,8 kleiner dan 3 SD, en een detrended versie van de Correspondentie Analyse is daarom niet noodzakelijk. Op de bedekkingswaarden van de plantensoorten is een Hellingertransformatie toegepast, om lagere bedekkingswaarden in de ordinatie relatief meer gewicht toe te kennen dan ze zonder transformatie zouden hebben (Legendre & Gallagher 2001). De Correspondentie Analyse is uitgevoerd met de module VEGAN (Oksanen et al. 2013) binnen het statistische pakket R. Een eerste visuele interpretatie laat zien dat de ordinatie, binnen de eerste assen, in sterke mate wordt bepaald door twee pq’s, namelijk 1-8 en 1-9, die een grote component aan
28
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
kweldersoorten bevatten. Daarom is een nieuwe Correspondentie Analyse uitgevoerd waarbij deze twee pq’s uit de opnameset zijn verwijderd. De eigenwaarden en het deel van de verklaarde variatie is voor de eerste drie assen vermeld in tabel 4-1. Tabel 4-1. Eigenwaarden en (cumulatieve) verklaarde variatie door de eerste drie assen van de correspondentie analyse.
Eigenwaarde Proportie verklaarde variatie Proportie verklaarde variatie (cumulatief)
CA1
CA2
CA3
0,211 0,139 0.139
0,112 0,07 0.212
0,107 0,06 0.282
De ordinatie laat voor de eerste twee assen het volgende beeld zien wat betreft de (abundantie van) de aangetroffen soorten (figuur 4-1).
Figuur 4-1 - Resultaten van de correspondentieanalyse (assen 1 en 2) voor de soorten. Rood = kweldersoorten, bruin = ruigtesoorten, magenta = tredplanten en groen= graslandplanten. In blauw zijn de, achteraf gefitte en niet significante, milieufactoren geplot: hoogte_mv=maaiveldhoogte, opn_jr=opnamejaar, af_slenk=afstand tot de kreek; K=runderbegrazing, P=paardenbegrazing, Pm=paardenbegrazing met aanvullend maaibeheer, G=gemaaid in 2012 en/of 2013.
De component van kweldersoorten, zowel de pioniersoorten als die van de lage en middelhoge kwelder (rood), neemt toe naar linksonder in het diagram. Daarnaast is er een minder sterke gradiënt aanwezig van linksboven naar rechtsonder, waarbij linksboven vooral tredplanten
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
29
(magenta) en ruigtesoorten (bruin) liggen en rechts de algemene graslandplanten zijn gesitueerd. In blauw zijn enkele milieuvariabelen weergegeven, die achteraf op de indirecte ordinatie zijn gecorreleerd. De correlaties zijn niet significant, rekening houdend met temporele autocorrelatie omdat het herhaalde metingen betreft. De maaiveldhoogte is negatief gecorreleerd met kwelderplanten, met het opnamejaar nemen tredplanten en ruigtesoorten toe, zoutminnende planten zijn globaal gezien negatief gecorreleerd met de afstand tot de kreek en dat geldt ook voor de storingssoorten en tredplanten. Omdat er geen sprake is van een experimenteel design, is met name beheer sterk gecorreleerd met afstand tot de kreek, want de raaien 5 en 6 (runderbegrazing) liggen ver van de kreek.
Figuur 4-2 - Resultaten correspondentie analyse (assen 1 en 2) van de pq's (sites) opgesplitst naar jaar en transect. T1=transect 1, T2=transect 2 enzovoort.
30
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Als niet de soorten maar de opnamen worden uitgezet in de ordinatie, geordend per jaar en per transect, wordt figuur 4-2 verkregen. De schaling van beide ordinaties is gelijkgesteld, de opnamen zijn de gewogen gemiddelden (op basis van de bedekking van de in de opname aanwezige soorten) van de coördinaten van de soorten in de ordinatieassen. Figuur 4-2 laat zien dat de soortensamenstelling van de pq's in 2009 nog redelijk dicht bij elkaar lag en dat vanaf 2010 de diversiteit (beta-diversiteit) in het gebied sterk toenam. Opvallend hierin is dat de zoute component door de jaren sterk fluctueerde. In 2010 was deze groot maar werd weer minder in 2011 om dan weer toe te nemen in 2012 en weer af te nemen in 2013. Dit komt min of meer overeen met verschillen in frequentie waarin waterstanden hoger dan 1,90 m optreden in het stormjaar voorafgaande aan dat van het maken van de opnamen (zie tabel 2-1). Het betreft daarbij vooral de lager gelegen pq’s uit raaien 2 en 3 ten zuiden van de kreek en de pq’s 1-8 en 1-9, maar deze laatste twee zijn niet in de ordinatie opgenomen. Ook valt op dat het aandeel tredplanten en ruigtesoorten vanaf 2011 sterk is toegenomen. Daarnaast zien we dat er vanaf 2011 een scheiding ontstaat in vegetatiesamenstelling tussen de door koeien begraasde raaien 5 en 6 en de door paarden begraasde raaien 1 t/m 4. Dit onderscheid was ook in de uitgangssituatie van 2009 al aanwezig, maar niet zo uitgesproken.
4.3
Indicatorgroepen
De indicatorgroepen die zijn onderscheiden, zijn voor het grootste deel overgenomen van de in paragraaf 2.5 genoemde ecologische groepen: pionier- en lage kweldersoorten: indicatief voor de invloed van zoutgehalte en overstromingsdynamiek; middelhoge en hoge kweldersoorten exclusief Zeekweek: eveneens indicatief voor het zoutgehalte, maar minder voor de overstromingsduur dan de vorige groep; Zeekweek: een soort van de (middel)hoge kwelder. Een soort die bij het opslibben van de kwelder en toenemende aeratie van de wortelzone kan woekeren bij het ontbreken van een voldoende hoge beweidingsdruk; Kweek: een "brakke" soort met matige zouttolerantie. De soort kan op de hoge kwelder bij een goede ontwatering of een minder intensieve beweiding een belangrijke plaats innemen. In tegenstelling tot De Vegetatie van Nederland (Schaminée et al. 1998) worden in de SALT- en TMAP-typologie (Kers 2011) enkele vegetatietypen met een dominantie van Kweek tot kweldergemeenschappen gerekend; soorten van wisselvochtige graslanden: soorten van deze groep zijn weinig of niet zouttolerant en komen voor in graslanden die een deel van het jaar onder water staan. Naar verwachting zou deze groep afnemen bij toenemende invloed van overstromingen met zeewater. Net als in de vorige paragraaf, zijn ook bij onderstaande analyses de opnamen 1-8 en 1-9 niet meegenomen, omdat deze atypisch zijn en een erg groot stempel drukken op de resultaten. In deze twee opnamen zijn de bedekkingen van kwelderplanten zeer hoog (tot wel 35%), hoger dan in alle andere opnamen van dit onderzoek. De oorzaak hiervan is dat deze pq's zeer laag gelegen zijn (1,52 m en 1,56 m boven NAP), dicht bij de plek waar de afvoersloot aantakt op de dijksloot. Vanaf dit punt treden bij hogere waterstanden waarschijnlijk overstromingen op in het
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
31
lage, tegen dijk gelegen deel van de Bildtpollen. Deze situatie was waarschijnlijk ook al zo vóór 2009. Analyse van veranderingen in de vegetatie per transect Pionier- en lage kweldersoorten (figuur 4-3). In 2009, toen de kreek net gegraven was, bedekten de pionier- en lage kweldersoorten minder dan 1% per pq in alle transecten. In 2010 stijgt het aandeel van deze groep vooral in de transecten 2 en 3. Het betreft vooral Zulte en Klein schorrenkruid, die in de buurt van de kreek toenemen. In 2011 daalt de bedekking van pionier- en lage kweldersoorten iets, om in 2012 weer toe te nemen. In 2013 bereikte de bedekking van deze groep de laagste waarden sinds 2009. Er is dus een fluctuatie te zien in de bedekking van pionier- en lage kweldersoorten: de bedekking was relatief laag in 2009, 2011 en 2013, en de bedekking was relatief hoog in 2010 en 2012. Deze fluctuatie kan gerelateerd worden aan de stormactiviteit en de daarbij horende hoge waterstanden: in 2010 en 2012 is het gebied veel vaker overstroomd met zeewater dan in de andere jaren (zie paragraaf 2.1). Buiten de pq's 1-8 en 1-9, die niet zijn meegenomen in de analyse, komen de bedekkingen van pionier- en lage kweldersoorten niet uit boven een bedekking van enkele procenten.
Pionier- en lage kweldersoorten per transect 10 9
Bedekking (%)
8 7
1
6
2
5
3 4
4
5
3
6 2 1 0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-3 - Gemiddelde bedekking van pionier- en lage kweldersoorten per transect. Rechts staat aangegeven welke kleur welk transect vertegenwoordigt.
Middelhoge en hoge kweldersoorten exclusief Zeekweek (figuur 4-4). In 2009 ontbraken soorten van de middelhoge en hoge kwelder geheel. In 2010 bereikt Spiesmelde in een aantal pq's in de transecten 2 en 3 bedekkingen van 10%. In 2011 en later is Spiesmelde vrijwel verdwenen. In opname 3-5 op transect 3, die nabij de kreek is gelegen, heeft Rood zwenkgras vanaf 2011 een bedekking van 10%. De jaarlijkse fluctuatie die gesignaleerd is in de bedekkingen van pionier- en lage kweldersoorten, treedt ook op in de bedekkingen van middelhoge en hoge kweldersoorten: in 2010 en 2012 zijn de waarden hoger dan in 2011 en 2013.
32
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Middelhoge en hoge kweldersoorten per transect 10 9
Bedekking (%)
8 7
1
6
2
5
3 4
4
5
3
6 2 1 0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-4 - Gemiddelde bedekking van middelhoge en hoge kweldersoorten per transect. Rechts staat aangegeven welke kleur welk transect vertegenwoordigt.
Zeekweek (figuur 4-5). Zeekweek, een soort van de hoge kwelder die toeneemt en dominant wordt als de begrazingsintensiteit te laag is of er niet gemaaid wordt (De Vlas et al. 2013), is voor het eerst aangetroffen in 2011. De soort is het meeste gevonden op transect 2, in de opnamen 2-3 en 2-4, die nabij de kreek liggen. Verder kwam zij in 2011 en 2012 veel voor in opname 4-2 op transect 4. Na het maaien in 2013 (toen voor het eerst ook delen in de buurt van de kreek zijn gemaaid, de locaties waar Zeekweek het meeste voorkomt) is deze soort aanzienlijk afgenomen.
Strandkweek per transect Zeekweek per transect 10 9
Bedekking (%)
8 7
1
6
2
5
3 4
4
5
3
6 2 1 0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-5 - Gemiddelde bedekking van Zeekweek per transect. Rechts staat aangegeven welke kleur welk transect vertegenwoordigt.
Kweek (figuur 4-6). Sinds 2009 is de bedekking van de matig zouttolerante soort Kweek, een soort die zich het meeste thuisvoelt op de hoge rand van de kwelder (de " kwelderzoom" ), op alle transecten aanzienlijk toegenomen. Dit is waarschijnlijk in eerste instantie te wijten aan de
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
33
afgenomen graasdruk: vóór 2009 werd het gebied intensief begraasd door paarden; na 2009 werd het gebied deels door paarden en deels door koeien begraasd, maar met een lagere veebezetting per hectare dan voor 2009 (zie paragraaf 2.1). De toename van Kweek is het hoogste op de transecten 1 t/m 4, die vanaf 2010 extensief door paarden worden begraasd. In transecten 5 en 6, die vanaf 2010 meer intensief door koeien worden begraasd, is de toename van Kweek duidelijk minder. De effecten van het maaien op transecten 1 t/m 4 in 2012 en 2013 zijn vooralsnog alleen zichtbaar bij transect 4, waar de bedekking van Kweek tussen 2012 en 2013 iets is afgenomen.
Kweek per transect 40 35
Bedekking (%)
30
1
25
2 3
20
4 15
5 6
10 5 0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-6 - Gemiddelde bedekking van Kweek per transect. Rechts staat aangegeven welke kleur welk transect vertegenwoordigt.
Soorten van wisselvochtige graslanden per transect 100 90 80
Bedekking (%)
70
1
60
2 3
50
4 40
5 6
30 20 10 0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-7 - Gemiddelde bedekking van soorten van wisselvochtige graslanden aangegeven welke kleur welk transect vertegenwoordigt.
per transect. Rechts staat
34
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Soorten van wisselvochtige graslanden (figuur 4-7). Soorten van wisselvochtige graslanden zijn weinig of niet zouttolerant en komen voor in gebieden die een deel van het jaar onder water staan. Zij kunnen goed tegen intensieve begrazing. Het is dan ook geen verrassing dat de bedekkingen van deze groep soorten sinds 2009, toen vaker zout zeewater het gebied in stroomde en de begrazing extensiever werd (en Kweek een belangrijker concurrent werd), aanzienlijk zijn afgenomen. Toch domineren soorten van deze groep nog steeds in de meeste pq's; slechts in transect 1 en 4 is hun bedekking in 2013 gedaald tot onder de 50%. Vooral in de transecten 5 en 6, die ver van de nieuw gegraven kreek liggen en waar meer intensieve begrazing door runderen plaatsvindt, zijn soorten van wisselvochtige soorten maar weinig afgenomen. Afstand tot de kreek In eerste instantie verwachtten we een relatie tussen de toename in de groepen van kweldersoorten en afstand tot de kreek, ervan uitgaande dat de delen dichterbij de kreek vaker overstroomd worden. Daarom zijn de bedekkingen van pionier- en lage kweldersoorten en van de middelhoge en hoge kweldersoorten uitgezet tegen deze afstand. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen de transecten die door de kreek worden doorsneden (transecten 1 t/m 3) en de verder van de kreek gelegen transecten (4 t/m 6).
Pionier- en lage kweldersoorten 4
3,5
3
Bedekking (%)
2,5
0-25 m 2
25-50 m 50-75 m
75-100 m
1,5
100-150 m 150-200 m
1
0,5
0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-8 - Gemiddelde bedekking van pionier- en lage kweldersoorten per afstandsklasse tot de kreek in de transecten 1 t/m 3. Rechts staat aangegeven welke kleur welke klasse vertegenwoordigt.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
35
Pionier- en lage kweldersoorten 4
3,5
3
Bedekking (%)
2,5
200-250 m 2
> 300 m
1,5
1
0,5
0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-9 - Gemiddelde bedekking van pionier- en lage kweldersoorten per afstandsklasse tot de kreek in de transecten 4 t/m 6. Rechts staat aangegeven welke kleur welke klasse vertegenwoordigt.
Als de bedekkingen van pionier- en lage kweldersoorten in de transecten 1 t/m 3, waar de kreek doorheen loopt, worden gegroepeerd per afstandsklasse tot de kreek (figuur 4-8), dan zien we dat deze groep soorten in 2009, toen de kreek net gegraven was, overal zeer weinig voorkwam. In 2010 werd de invloed van het overstromende zeewater voor het eerst waarneembaar in de bedekkingstoename van deze soortgroep: De toename is vooral te zien dichtbij de kreek (0-50 meter) en juist verder van de kreek (100 – 200 meter). Van 2010 t/m 2012 verschuift deze toename meer naar de verder van de kreek gelegen delen. Dit hangt samen met de maaiveldhoogte. Deze is dichtbij de kreek namelijk hoger dan meer naar het zuiden, richting de zeedijk (zie paragraaf 3.1). Ook hier is de in paragraaf 4.3 al gesignaleerde jaarlijkse fluctuatie in de bedekkingen van kweldersoorten zichtbaar: in 2010 en 2012 waren de bedekkingen hoger dan in 2011 en 2013. De bedekking van pionier- en lage kweldersoorten in de transecten 4 t/m 6, die ver van de kreek gelegen zijn, was laag en is tussen 2009 en 2013 niet toegenomen (figuur 4-9). De bedekkingen van middelhoge en hoge kweldersoorten exclusief Zeekweek in de transecten 1 t/m 3 per afstandsklasse zijn weergegeven in figuur 4-10: de bedekkingen van deze groep zijn het hoogst in 2010, vooral tussen 0 en 100 meter van de kreek. Dit betrof met name Spiesmelde. Mogelijk deed deze soort het (tijdelijk) goed op de in 2009 opgebrachte grond. Spiesmelde is een soort die ook wel in het binnenland voorkomt in pioniersituaties.
36
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Middelhoge en hoge kweldersoorten 6
5
Bedekking (%)
4
0-25 m 3
25-50 m 50-75 m
75-100 m 2
100-150 m 150-200 m
1
0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-10 - Gemiddelde bedekking van middelhoge en hoge kweldersoorten per afstandsklasse tot de kreek in de transecten 1 t/m 3. Rechts staat aangegeven welke kleur welke klasse vertegenwoordigt.
Middelhoge en hoge kweldersoorten 6
5
Bedekking (%)
4
200-250 m 3
> 300 m
2
1
0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-11 - Gemiddelde bedekking van middelhoge en hoge kweldersoorten per afstandsklasse tot de kreek in de transecten 4 t/m 6. Rechts staat aangegeven welke kleur welke klasse vertegenwoordigt.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
37
In 2011 en 2013 is de bedekking van middelhoge en hoge kweldersoorten het hoogst op een afstand tussen 25 en 50 meter van de kreek. Wellicht speelt ook bij deze groep de maaiveldhoogte een rol: tussen 0 en 100 meter van de kreek is het maaiveld hoger dan verder zuidelijk richting zeedijk, waardoor de vestigingsplaats hier geschikter is voor middelhoge en hoge kweldersoorten dan voor pionier- en lage kweldersoorten. De fluctuaties in bedekkingen tussen de jaren, zoals waargenomen bij de pionier- en lage kweldersoorten, zijn hier minder duidelijk. De bedekking van middelhoge en hoge kweldersoorten in de transecten 4 t/m 6, die ver van de kreek gelegen zijn, was laag (maar wel iets hoger dan de bedekking van pionier- en lage kweldersoorten) en is tussen 2009 en 2013 niet toegenomen (figuur 4-11). Maaiveldhoogte In figuur 4-12 is de bedekking van pionier- en lage kweldersoorten uitgezet tegen de hoogte boven NAP per pq. Bijna alle pq's liggen tussen de 1,5 en 2 meter boven NAP. Bij pq's die boven de 2 meter boven NAP liggen, is er sprake van opgebrachte grond (zie paragraaf 3.1).
Pionier- en lage kweldersoorten 7
6
5
2009
% bedekking
2010
2011
4
2012 2013
3
Lineair (2009) Lineair (2010)
Lineair (2011) 2
Lineair (2012)
Lineair (2013) 1
0
1,5
1,6
1,7
1,8
1,9
2
2,1
2,2
2,3
2,4
2,5
2,6
hoogte boven NAP (m)
Figuur 4-12 - Gemiddelde bedekking van pionier- en lage kweldersoorten uitgezet tegen de hoogte boven NAP in de transecten 1 t/m 4. Per jaar is er een trendlijn weergegeven. Hoe goed deze trendlijn de trends in de punten modelleert, wordt aangegeven door de R2-waarde, waarbij in het ideale geval (R2=1) alle punten op de trendlijn liggen: R2 (2009) = 0,16; R2 (2010) = 0,18; R2 (2011) = 0,16; R2 (2012) = 0,02; R2 (2013) = 0,002.
38
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Al in 2009, toen de kreek net gegraven was, bleek de bedekking van pionier- en lage kweldersoorten hoger op de lager gelegen delen. Dit effect is in alle jaren gemeten, behalve in 2013. In dat jaar is de bedekking van kweldersoorten ook in de lagere delen sterk afgenomen, zodat er geen verband meer waarneembaar is met maaiveldhoogte. De afname is direct gecorreleerd met het gering aantal overstromingen in het voorgaande stormseizoen (tabel 2-1). De kreek is gegraven in het hogere deel van de Bildtpollenverkweldering en dat heeft grote invloed op de bedekking van kweldersoorten. Als in het voorgaande stormseizoen de waterstand meerdere keren boven 1,9 m +NAP stijgt, vindt ook inundatie vanuit de kreek plaats en wordt dat weerspiegeld in de bedekking van kweldersoorten, zowel dichterbij als verder van de kreek. Komt de waterstand maar een enkele keer boven dit niveau, dan vindt de inundatie vermoedelijk vrijwel alleen plaats vanuit de dijksloot, waar de maaiveldhoogte lager is (1,4 tot 1,6 m + NAP), in het volgend groeiseizoen resulterend in een sterkere afname van kweldersoorten dichterbij de kreek dan op de lager gelegen delen bij de zeedijk. Beheersaspecten Behalve afstand tot de kreek en hoogte boven NAP is ook het beheer van de Bildtpollenverkweldering van invloed op de bedekkingen van plantensoorten. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van figuren 4-13 en 4-14. In deze figuren zijn de pq's in twee groepen verdeeld: één groep die heeft te maken met extensieve paardenbegrazing (transecten 1 t/m 4) en één groep die onder invloed staat van meer intensieve begrazing door runderen (transect 5 en 6). Paarden grazen vegetatie korter en gelijkmatiger af dan runderen; bij runderbeweiding ontstaan er mozaïekpatronen met verschillende vegetatiehoogtes (Vlas et al. 2013, Nolte 2014). Verschillende soorten begrazing blijken geen invloed te hebben op de bedekkingen van kweldersoorten, maar wel op de bedekkingen van Kweek en van de algemeenste soorten in de pq's, de soorten van wisselvochtige graslanden. Doordat na 2009 de begrazing van de Bildtpollenverkweldering veel minder intensief is geworden (zie paragraaf 2.1), is Kweek in alle pq's flink toegenomen. Maar in het extensief door paarden begraasde deel is de toename van Kweek veel groter dan in het meer intensief door koeien begraasde deel (figuur 4-13). In 2012 is voor het eerst een deel van het gebied gemaaid (delen van transect 1 t/m 3). In 2013 is een groter oppervlak gemaaid dan in 2012 (transect 1 t/m 4, zie 2.1). Het maaien heeft vooral geresulteerd in een afname van Zeekweek; Kweek vertoont (nog) geen duidelijke afname. Vooral in pq's waar in 2013 voor het eerst gemaaid is (transecten 1 t/m 3 ten noorden van de nieuw gegraven kreek, transect 4), zien we een afname van ruigte- en tredsoorten. De meest algemene soorten in de pq's van de Bildtpollenverkweldering zijn soorten van wisselvochtige graslanden, met name Engels raaigras en Fioringras (zie bijlage 3). De verwachting vooraf was dat deze soorten zouden afnemen door het overspoelen van het gebied met zeewater. Deze groep is daadwerkelijk in bedekking afgenomen (figuur 4-14). Maar het valt op dat de afname in het extensief door paarden begraasde deel groter is dan in het meer intensief door koeien begraasde deel. Het is duidelijk dat hier verschillende effecten door elkaar spelen: door intensievere begrazing zijn soorten van wisselvochtige graslanden in het voordeel, vooral ten opzichte van Kweek. Maar het deel van het gebied waar de meest intensieve begrazing plaatsvindt (transecten 5 en 6), is ook het gebied dat het verst van de kreek is gelegen, waardoor het relatief weinig met zeewater overspoeld wordt. En dat laatste is een voordeel voor soorten van wisselvochtige graslanden. Samengevat wordt de teruggang in bedekking van soorten van wisselvochtige graslanden bespoedigd door meer overstromingen
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
39
met zeewater (ten bate van kweldersoorten) en door meer extensieve begrazing (ten bate van Kweek).
Kweek per begrazingsklasse 40
35
30
Bedekking (%)
25
koe intensief
20
paard extensief 15
10
5
0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-13 - Gemiddelde bedekking van Kweek per beheertype. Het deel waarin extensieve paardenbegrazing plaatsvindt, is in 2012 en 2013 ook voor het grootste deel gemaaid.
Soorten van wisselvochtige graslanden per begrazingsklasse 100 90 80
Bedekking (%)
70 60 koe intensief
50
paard extensief 40
30 20 10 0 2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 4-14 - Gemiddelde bedekking van soorten van wisselvochtige graslanden per beheertype. Het deel waarin extensieve paardenbegrazing plaatsvindt, is in 2012 en 2013 ook voor het grootste deel gemaaid.
40
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
5
41
Conclusies
Maaiveldhoogte
Bij alle transecten liep de maaiveldhoogte op vanaf de zeedijk richting zee; de laagste delen van de Bildtpollenverkweldering liggen dus tegen de zeedijk aan; Op diverse plekken zijn in het eerste jaar de inrichtingswerkzaamheden nog van invloed geweest op de waargenomen veranderingen in maaiveldhoogte; In de resterende periode van 2010 t/m 2013 kon op basis van de hoogtemetingen niet een netto toename in maaiveldhoogte worden aangetoond.
Opslibbing
Op basis van de gemiddelde maaiveldhoogte kreeg de Bildtpollenverkweldering op het moment van uitpoldering een ligging hoog in het getijdenvenster met een overstromingsregime van een hoge kwelder; Tussen 2010 en 2013 is in de Bildtpollenverkweldering met behulp van opslibbingsplaten een gemiddelde opslibbing gemeten van in totaal 3.5 mm of 1.2 mm/jaar. Deze werd negatief beïnvloed door een lager dan gemiddeld aantal overstromingen en een lagere stormactiviteit dan gemiddeld. De hoogste opslibbing werd niet in de buurt van de kreek gemeten, waar de maaiveldhoogte relatief hoog was, maar in de lager gelegen delen nabij de dijksloot aan de zuidzijde. Via de toevoersloot en deze dijksloot stroomt mogelijk eerder zeewater het gebied in dan via de nieuw gegraven kreek; In het westelijk deel van de Bildtpollenverkweldering was de opslibbing veel minder dan in het oostelijk deel. Dit is aan meerdere factoren toe te schrijven: grotere afstand tot de sedimentbron, klink van de bodem door meer intensieve betreding van koeien en hogere maaiveldhoogte dan in het oostelijk deel. Welke van deze factoren de belangrijkste rol speelt, is moeilijk aan te geven; Eventuele aanvoer van sediment naar de Bildtpollenverkweldering door de aanleg van een kunstmatige kreek kon met behulp van de opslibbingscijfers niet worden aangetoond en was dus waarschijnlijk gering; Een vergelijking met meetpunten op de meer zeewaarts gelegen kwelder maar met dezelfde maaiveldhoogte liet zien dat de opslibbing in de Bildtpollenverkweldering veel lager was dan op de kwelder. Op basis hiervan wordt verwacht dat de hoogte in de verkweldering een achterstand zal houden ten opzichte van voorliggende hoge kwelderdelen.
Kreekprofielen
In de nieuw gegraven kreek is sinds 2009 veel slib afgezet. De dikste sliblaag is gemeten in 2012; in 2013 is de sliblaag door uitdroging ingeklonken. Dit hangt samen met de stormactiviteit: in 2011-2012 was er veel vaker extreem hoog water dan in 2012-2013 (tabel 2-1). Inmiddels is er al zo veel slib afgezet, dat de kreekbodem bij lokaal gemiddeld hoog water vrijwel niet meer onder water komt te staan. Dit betekent dat de kreek alleen nog vol water loopt bij bovengemiddeld hoog water. Als dergelijke
42
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
hoge waterstanden weinig optreden, zoals in het stormseizoen 2012-2013, zal er uitdroging en klink optreden. Vegetatie
De soortensamenstelling van de oorspronkelijk vrij homogene vegetatie is, over het hele onderzoeksgebied gezien, na de inrichtingsmaatregelen meer divers geworden; Tussen 2009 en 2013 zijn kweldersoorten in vrijwel alle pq's in de Bildtpollenverkweldering toegenomen maar het aandeel kweldersoorten fluctueert tussen de jaren. Deze fluctuaties zijn te relateren aan het aantal keren per jaar dat het gebied door zeewater overstroomd is in het voorgaande stormseizoen. Hoe vaker het gebied gedurende het stormseizoen door zeewater overstroomd wordt, hoe hoger de bedekking van kweldersoorten in de pq's in het groeiseizoen erna; Over het gehele gebied bezien zijn de bedekkingen van pionier- en lage kweldersoorten hoger in de buurt van de nieuw gegraven kreek; Binnen het deel waarin de kreek ligt, is de bedekking van pionier- en lage kweldersoorten in de meeste jaren het hoogst op een afstand 75 tot 200 meter van de kreek. Dit betreft vooral lager gelegen delen bij de zeedijk waar overstromingen vanuit de dijksloot eerder en vaker optreden dan vanuit de kreek aangezien de kreek is gegraven in een relatief hooggelegen deel van de Bildtpollenverkweldering; In 2010 is een plotselinge toename gemeten van middelhoge en hoge kweldersoorten. Dit betrof vooral Spiesmelde, een pioniersoort die ook landinwaarts voorkomt. Na 2010 is deze soort bijna niet meer aangetroffen. Door het opbrengen van grond in 2009 zijn op verschillende plekken pioniersituaties ontstaan, ideale standplaatsen voor Spiesmelde. Na 2010 waren deze plekken met opgebracht zand dichtgegroeid met graslandsoorten, waardoor Spiesmelde grotendeels weer verdween; Kweek is in alle pq's toegenomen, maar het meest in het extensief door paarden begraasde deel rondom de nieuw gegraven kreek. In het meer intensief door koeien begraasde deel verder van de kreek is Kweek minder toegenomen. Op de lange termijn zal Kweek in de lager gelegen delen door verzilting vanzelf afnemen; Zeekweek, een soort van de hoge kwelder, is voor het eerst aangetroffen in 2011. In 2012 namen de bedekkingen van Zeekweek sterk toe, in 2013 gevolgd door een sterke afname. Net als de pionier- en lage kweldersoorten lijkt Zeekweek afhankelijk van het aantal keren dat zeewater over het gebied stroomt: is dit hoog, dan is de soort in het voordeel t.o.v. Kweek en kan toenemen; is dit laag, dan verliest de soort de concurrentie met Kweek; Oorspronkelijk waren in de Bildtpollenverkweldering vooral wisselvochtige graslanden aanwezig met een beperkte zouttolerantie. Na de verkweldering nam de bedekking van soorten van wisselvochtige graslanden duidelijk af, maar bleef ruim boven de 50%. De afname werd niet alleen veroorzaakt doordat het gebied regelmatig met zeewater overstroomd werd, maar ook doordat de begrazing extensiever werd, waardoor Kweek en Zeekweek konden toenemen ten koste van soorten van wisselvochtige graslanden; De verhoudingen tussen de verschillende indicatorgroepen en -soorten in de pq's wordt voor een groot deel bepaald door drie terreinvariabelen: afstand tot de nieuw gegraven kreek, maaiveldhoogte en beheer. Hierboven is het aantal keren per jaar dat de zee het gebied in stroomt sturend, evenals de jaarlijkse neerslag en verdamping. De effecten van deze variabelen lopen vaak door elkaar heen en zijn daardoor soms moeilijk uit elkaar te houden.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
43
Verantwoording Op deze plek willen we Stefanie Nolte vriendelijk bedanken voor het ter beschikking stellen van haar metingen aan de diepte van de sedimentatieplaten in de proefvakken van de beweidingsproef.
44
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
45
Literatuur Bakker, R. 2011. Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013. Eerste voortgangsrapportage 2009-2010. A&W-rapport 1554. Altenburg & Wymenga, Veenwouden. Bakker, R. & P. Esselink 2011. Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 20092013. Tweede voortgangsrapportage 2011. A&W-rapport 1708. PUCCIMAR-rapport 03. Altenburg & Wymenga, Veenwouden. Bakker, R. & P. Esselink 2012. Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 20092013. Derde voortgangsrapportage 2012. A&W-rapport 1896. PUCCIMAR-rapport 05. Altenburg & Wymenga, Veenwouden. Duin, W.E. van, P. Esselink, D. Bos, R. Klaver, G. Verweij & P.-W. van Leeuwen 2007. Proefverkweldering Noard-Fryslân Bûtendyks – Evaluatie kwelderherstel 2000-2005. A&Wrapport 840. Altenburg & Wymenga, Veenwouden. Esselink, P., K.S. Dijkema, S. Reents & G. Hageman. 1998. Vertical accretion and profile changes in abandoned man-made tidal marshes in the Dollard estuary, the Netherlands. Journal of Coastal Research 14: 570-582. Esselink, P. & E.R. Chang 2010. Kwelderherstel Noard-Fryslân Bûtendyks: invloed van stormactiviteit op zes jaar proefverkweldering. rapport 01. PUCCIMAR Ecologisch Onderzoek & Advies, Vries. 54 pp. Esselink, P., J. Petersen, S. Arens, J.P. Bakker, J. Bunje, K.S. Dijkema, N. Hecker, U. Hellwig, A.-V. Jensen, A.S. Kers, P. Körber, E.J. Lammerts, G. Lüerßen, H. Marencic, M. Stock, R.M. Veeneklaas, M. Vreeken & M. Wolters. 2009. Salt marshes. Thematic Report no.8. In: H. Marencic & J. de Vlas (eds). Quality Status Report 2009. Wadden Sea Ecosystem no. 25. Common Wadden Sea Secretariat, Wilhelmshaven. 54 pp. Esselink, P, D. Bos, P. Daniels, W.E. van Duin & R.M. Veeneklaas. 2014. Van Polder naar kwelder: tien jaar kwelderherstel Noarderleech. PUCCIMAR rapport 06. PUCCIMAR Ecologisch Onderzoek & Advies, Vries. Jager, H.J. & E.J. Weeda 2000. Zeegerst (Hordeum marinum Huds.) op Noord-Nederlandse vastelandkwelders. Gorteria 26(6): 237-244. Kers, A.S. 2011. Salt08 sleutel: versie 2.12, en de Soortengroepen: versie 2.09, beiden van 10 februari 2011. In Excel bestand: SALT sleutel en soorten v2.19.xls. RWS-DID, Delft. Legendre, P. & E. D. Gallagher 2001. Ecologically meaningful transformations for ordination of species data. Oecologia (2001) 129: pp. 271–280. Nolte, S. 2014. Grazing as a nature-management tool - the effect of different livestock species and stocking densities on salt-marsh vegetation and accretion. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. 246 pp. Oksanen, J. F. Guillaume Blanchet, R. Kindt, P. Legendre, P.R. Minchin, R. B. O'Hara, G.L. Simpson, P. Solymos, M.H. Stevens & H. Wagner 2013. Package ‘vegan’, version 2.0.10. ProCensus. 2007. Verkweldering Bildtpollen, Noard-Fryslân Bûtendyks – Inrichtingsplan. Rapport 16.194_R028.03. ProCensus, Joure. Reitsma, J.M., G. Hoefsloot & L.S.A. Anema 2010. Toelichting bij de vegetatiekartering Kwelderwerken Friesland & Groningen 2008. Op basis van false colour-luchtfoto’s 1:10.000. DID-929859_3, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda 1996. De vegetatie van Nederland. Deel 3. Plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden. Opulus Press, Uppsala, Leiden.
46
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Schaminée, J.H.J., E.J. Weeda & V. Westhoff 1998. De vegetatie van Nederland. Deel 4. Plantengemeenschappen van de kust en binnenlandse pioniermilieus. Opulus Press, Uppsala, Leiden. Schröder, H.K., K. Kiehl & M. Stock. 2002. Directional and non-directional vegetation changes in a temperate salt marsh in relation to biotic and abiotic factors. Applied Vegetation Science 5: 33-44. Stortelder, A.H.F., J.H.J. Schaminée & P.W.F.M. Hommel 1999. De vegetatie van Nederland. Deel 5. Plantengemeenschappen van ruigten, struwelen en bossen. Opulus Press, Uppsala, Leiden. Vlas, J. de, F. Mandema, S. Nolte, R. van Klink & P. Esselink 2013. Natuurbeheer van kwelders - de invloed van beweiding op de biodiversiteit. It Fryske Gea, Olterterp. PUCCIMAR-rapport 09. Vroom, M. 2013. Gras upt werp. Landschapsbiografie en draagvlakanalyse voor het huidige beheer van het kwelderlandschap van Noord-Friesland Buitendijks. Masterscriptie Landschapsgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen, Groningen.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Bijlage 1
Maaiveldhoogteprofielen
Hier zijn alle tussen 2009 en 2013 verzamelde gegevens betreffende maaiveldhoogtes opgenomen. De transecten lopen van zuid naar noord. Dit betekent dat het punt met de afstand 0 m het dichtste bij de dijk ligt, en het punt met de hoogste afstand (bijvoorbeeld 325 m bij transect 1) het dichtste bij zee.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Transect X-coörd. Y-coörd. Afstand in Hoogte in m vanaf m boven begin NAP in transect 2009 1 177200,2 593227,3 0 1,439 1 177192,9 593251,2 25 1,52 1 177185,6 593275,2 50 1,54 1 177178,3 593299,1 75 1,557 1 177171,1 593323 100 1,56 1 177163,8 593347 125 1,592 1 177156,6 593370,9 150 1,609 1 177149,2 593394,8 175 1,671 1 177141,9 593418,6 200 1,69 1 177134,6 593442,6 225 1,761 1 177127,3 593466,5 250 1,821 1 177112,8 593514,3 300 2,026 1 177105,4 593538,2 325 2,179 2 177046,4 593180,5 0 1,523 2 177039,2 593204,4 25 1,518 2 177032 593228,4 50 1,521 2 177024,8 593252,3 75 1,52 2 177017,6 593276,3 100 1,567 2 177010,4 593300,2 125 1,601 2 177003,2 593324,1 150 1,595 2 176996 593348,1 175 1,663 2 176981,6 593395,9 225 1,746 2 176974,4 593419,9 250 1,821 2 176967,2 593443,8 275 1,879 2 176960 593467,8 300 2,021 3 176879 593129,5 0 1,733 3 176871,7 593153,5 25 1,5 3 176864,4 593177,4 50 1,526 3 176857,1 593201,3 75 1,567 3 176849,8 593225,2 100 1,597 3 176842,5 593249,1 125 1,643 3 176835,2 593273 150 1,694 3 176827,8 593296,9 175 1,7 3 176820,6 593320,8 200 1,823 3 176813,2 593344,7 225 1,892 3 176805,9 593368,6 250 1,941 3 176798,6 593392,5 275 1,924 3 176791,3 593416,5 300 1,929 4 176616 593101,7 0 1,561 4 176609 593125,7 25 1,577 4 176602 593149,7 50 1,606 4 176595,1 593173,7 75 1,646 4 176588,1 593197,7 100 1,667 4 176581,2 593221,8 125 1,693 4 176574,2 593245,7 150 1,76 4 176567,2 593269,8 175 1,811 4 176560,2 593293,7 200 1,922 5 176281,7 593026 0 1,768 5 176274,8 593050 25 1,586 5 176267,9 593074,1 50 1,703 5 176261,1 593098,1 75 1,774 5 176254,2 593122,2 100 1,775 5 176247,4 593146,2 125 1,848 5 176240,5 593170,3 150 1,872 5 176233,6 593194,3 175 1,897 6 175931,5 592971,6 0 1,657 6 175924,6 592995,7 25 1,695 6 175917,7 593019,7 50 1,717 6 175910,8 593043,7 75 1,793 6 175903,9 593067,7 100 1,862
Hoogte in m boven NAP in 2010 1,435 1,528 1,539 1,558 1,561 1,597 1,621 1,674 1,705 1,752 1,829 2,135 2,458 1,52 1,523 1,524 1,529 1,567 1,601 1,611 1,647 1,821 1,809 1,902 2,045 1,709 1,506 1,544 1,563 1,605 1,65 1,694 1,729 1,916 1,897 1,945 1,933 2,149 1,592 1,581 1,639 1,636 1,658 1,695 1,763 1,8 1,937 1,718 1,582 1,72 1,771 1,769 1,85 1,851 1,913 1,653 1,7 1,734 1,797 1,895
Hoogte in Hoogte in Hoogte in m boven m boven m boven NAP in NAP in NAP in 2011 2012 2013 1,473 1,477 1,403 1,518 1,516 1,517 1,51 1,575 1,525 1,559 1,568 1,535 1,575 1,567 1,556 1,594 1,592 1,572 1,626 1,619 1,586 1,692 1,686 1,638 1,717 1,702 1,680 1,772 1,762 1,738 1,868 1,870 1,817 2,138 2,152 2,141 2,478 2,480 2,397 1,558 1,514 1,487 1,548 1,521 1,500 1,546 1,525 1,499 1,56 1,530 1,511 1,593 1,572 1,550 1,625 1,609 1,577 1,628 1,613 1,583 1,677 1,656 1,635 1,868 1,830 1,815 1,855 1,832 1,796 1,944 1,907 1,875 2,088 2,040 2,021 1,696 1,647 1,653 1,478 1,512 1,490 1,544 1,552 1,534 1,567 1,553 1,557 1,6 1,599 1,586 1,658 1,658 1,649 1,687 1,704 1,697 1,74 1,708 1,711 1,927 1,900 1,880 1,926 1,894 1,867 1,977 1,941 1,919 1,955 1,923 1,912 2,193 2,155 2,137 1,579 1,59 1,571 1,599 1,594 1,579 1,618 1,64 1,613 1,656 1,667 1,639 1,671 1,706 1,667 1,713 1,707 1,695 1,776 1,804 1,761 1,828 1,835 1,802 1,933 1,981 1,933 1,697 1,676 1,673 1,56 1,565 1,596 1,7 1,710 1,715 1,743 1,748 1,748 1,753 1,755 1,747 1,829 1,846 1,843 1,833 1,847 1,842 1,898 1,920 1,910 1,613 1,667 1,627 1,695 1,711 1,697 1,721 1,737 1,713 1,788 1,804 1,788 1,867 1,893 1,892
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Bijlage 2
Kreekprofielen
Hier zijn alle tussen 2010 en 2013 verzamelde gegevens betreffende kreekprofielen opgenomen.
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Kreek- X-coörd. Y-coörd. Hoogte Hoogte Hoogte Hoogte Afstand profiel in m in m in m in m in cm boven boven boven boven NAP in NAP in NAP in NAP in 2010 2011 2012 2013 1 176824,9 593306,7 1,785 1,785 1,785 1,785 0 1 176825,4 593305,3 1,787 1,727 1,727 1,747 50 1 176825,6 593304,8 1,567 1,587 1,587 1,587 100 1 176825,7 593304,4 1,393 1,463 1,553 1,433 150 1 176825,9 593303,9 1,211 1,261 1,531 1,331 200 1 176826,1 593303,5 1,055 1,165 1,365 1,275 250 1 176826,2 593303 1,049 1,159 1,319 1,259 300 1 176826,4 593302,5 1,041 1,141 1,291 1,231 350 1 176826,8 593301,6 1,026 1,136 1,266 1,206 400 1 176826,9 593301,1 1,026 1,136 1,266 1,186 450 1 176827,1 593300,6 1,026 1,136 1,276 1,196 500 1 176827,3 593300,2 1,026 1,156 1,276 1,206 550 1 176827,5 593299,7 1,037 1,207 1,287 1,217 600 1 176827,6 593299,2 1,046 1,246 1,316 1,276 650 1 176827,8 593298,8 1,079 1,269 1,329 1,299 700 1 176828 593298,3 1,257 1,287 1,377 1,347 750 1 176828,2 593297,8 1,454 1,384 1,444 1,454 800 1 176828,3 593297,3 1,661 1,551 1,581 1,591 850 1 176828,4 593297 1,761 1,711 1,701 1,701 900 2 176983,9 593388,2 1,807 1,807 1,807 1,807 0 2 176984,5 593386,7 1,762 1,692 1,692 1,712 50 2 176984,7 593386,3 1,542 1,492 1,652 1,582 100 2 176984,9 593385,8 1,366 1,296 1,486 1,386 150 2 176985,1 593385,4 1,169 1,159 1,329 1,259 200 2 176985,3 593384,9 0,985 1,135 1,235 1,235 250 2 176985,4 593384,6 0,868 1,138 1,288 1,198 300 2 176985,5 593384,4 0,864 1,114 1,274 1,174 350 2 176985,7 593384 0,852 1,112 1,212 1,122 400 2 176985,9 593383,5 0,847 1,107 1,127 1,077 450 2 176986,1 593383 0,843 1,103 1,113 1,053 500 2 176986,4 593382,4 0,833 1,103 1,193 1,033 550 2 176986,6 593381,7 0,847 1,107 1,117 1,077 600 2 176986,8 593381,3 0,857 1,107 1,147 1,157 650 2 176987 593381 0,867 1,117 1,157 1,167 700 2 176987 593380,8 0,949 1,119 1,169 1,159 750 2 176987,2 593380,3 1,099 1,169 1,189 1,179 800 2 176987,4 593379,8 1,312 1,322 1,322 1,282 850 2 176987,6 593379,4 1,484 1,544 1,544 1,424 900 2 176987,8 593379 1,72 1,72 1,72 1,72 950 3 177118 593497 1,943 1,943 1,943 1,943 0 3 177118,8 593496,1 1,886 1,886 1,886 1,886 50 3 177119,1 593495,7 1,696 1,666 1,656 1,686 100 3 177119,4 593495,3 1,472 1,452 1,512 1,462 150 3 177119,8 593495 1,255 1,285 1,365 1,315 200 3 177120,1 593494,6 1,063 1,203 1,333 1,233 250
Kreek- X-coörd. Y-coörd. Hoogte Hoogte Hoogte Hoogte Afstand profiel in m in m in m in m in cm boven boven boven boven NAP in NAP in NAP in NAP in 2010 2011 2012 2013 3 177120,4 593494,2 0,904 1,154 1,234 1,214 300 3 177120,7 593493,8 0,882 1,112 1,152 1,122 350 3 177121,1 593493,4 0,857 1,067 1,197 0,997 400 3 177121,4 593493,1 0,838 1,058 1,158 0,988 450 3 177121,7 593492,7 0,807 1,037 1,037 0,957 500 3 177122 593492,3 0,789 1,039 0,989 0,929 550 3 177122,3 593492 0,803 1,053 1,033 0,973 600 3 177122,7 593491,6 0,813 1,083 1,173 1,023 650 3 177123 593491,2 0,951 1,121 1,131 1,111 700 3 177123,3 593490,8 1,124 1,154 1,214 1,174 750 3 177123,7 593490,4 1,318 1,278 1,328 1,288 800 3 177124 593490 1,523 1,463 1,533 1,473 850 3 177124,6 593489,4 1,847 1,877 1,847 1,817 900 4 177211,8 593619,7 2 2 2 2 0 4 177213,3 593620 1,72 1,64 1,64 1,84 50 4 177213,8 593620 1,57 1,53 1,52 1,55 100 4 177214,3 593620,1 1,29 1,42 1,47 1,4 150 4 177214,8 593620,2 1,15 1,35 1,47 1,33 200 4 177215,3 593620,2 0,97 1,18 1,27 1,21 250 4 177215,9 593620,3 0,81 1,01 1,17 1,08 300 4 177216,3 593620,4 0,672 0,922 0,962 0,992 350 4 177216,9 593620,5 0,629 0,839 0,829 0,799 400 4 177218,3 593620,7 0,577 0,757 0,583 0,677 450 4 177218,7 593620,8 0,611 0,831 0,831 0,681 500 4 177219,3 593620,8 0,688 0,818 1,068 0,788 550 4 177219,7 593620,9 0,961 0,961 1,471 0,981 600 4 177220,2 593621 1,345 1,345 1,585 1,235 650 4 177221,3 593621,1 1,597 1,597 1,807 1,577 700 4 177221,7 593621,2 1,762 1,762 1,862 1,632 750 4 177222,2 593621,3 1,723 1,723 1,873 1,663 800 5 177147,7 593981 1,992 1,992 1,992 1,992 0 5 177149,3 593981,2 1,886 1,896 1,896 1,886 50 5 177149,7 593981,3 1,663 1,753 1,753 1,743 100 5 177150,2 593981,5 1,408 1,478 1,558 1,528 150 5 177150,7 593981,6 1,136 1,296 1,326 1,336 200 5 177151,2 593981,7 0,927 1,177 1,217 1,227 250 5 177151,7 593981,8 0,795 1,005 1,145 1,145 300 5 177152,6 593982 0,571 0,861 0,751 0,761 350 5 177153,2 593982,1 0,518 0,798 0,578 0,688 400 5 177154,6 593982,4 0,475 0,635 0,555 0,595 450 5 177155,1 593982,5 0,526 0,706 0,556 0,616 500 5 177155,6 593982,6 0,576 0,746 0,596 0,706 550 5 177156,1 593982,7 0,746 0,886 0,956 0,996 600 5 177156,6 593982,8 0,925 1,145 1,135 1,145 650 5 177157,1 593982,9 1,079 1,269 1,209 1,259 700 5 177157,5 593983 1,349 1,419 1,399 1,439 750 5 177158 593983,1 1,605 1,605 1,605 1,605 800
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Bijlage 3
Permanente kwadraten
Hier zijn alle tussen 2009 en 2013 verzamelde gegevens betreffende permanente kwadraten (pq’s) opgenomen, De boven de tabellen geplaatste termen worden als volgt verklaard: N noordzijde transect Z zuidzijde transect KREEK ligging nieuw gegraven kreek in het transect De afkortingen achter de Latijnse soortsnamen betekenen het volgende: kl kruidlaag ml moslaag
Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013
Transect 1 N Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden Pionierzone en lage kwelder Aster tripolium Puccinellia maritima Salicornia europaea Spergularia marina Suaeda maritima Middelhoge en hoge kwelder Atriplex littoralis Atriplex prostrata Elytrigia atherica Festuca rubra Hordeum marinum Juncus gerardi Tredplanten Capsella bursa-pastoris Lepidium ruderale Plantago major Poa annua Polygonum aviculare Stellaria media Tripleurospermum maritimum Wisselvochtige graslanden Agrostis stolonifera Alopecurus geniculatus Lolium perenne Odontites vernus s. serotinus Poa trivialis Potentilla anserina Ranunculus repens Taraxacum species Trifolium repens Kamgrasweide Bellis perennis Bromus hordeaceus s. hordeaceus Cerastium fontanum Daucus carota Hordeum secalinum Leontodon autumnalis Trifolium pratense Ruigte Cirsium arvense Cirsium vulgare Elytrigia repens Rumex crispus Overig Holcus lanatus Poa pratensis Senecio vulgaris Sonchus arvensis Sonchus asper Ceratodon purpureus
Zoutgetal
KREEK
Z
1-1 28 2009 9 16 3 3
1-1 78 2010 9 22 3 3
1-1 122 2011 9 20 3 3
1-1 170 2012 9 26 3 3
1-1 229 2013 10 2 3 3
1-2 27 2009 9 16 3 3
1-2 79 2010 9 22 3 3
1-2 121 2011 9 20 3 3
1-2 169 2012 9 26 3 3
1-2 228 2013 10 2 3 3
1-3 1 2009 9 14 3 3
1-3 58 2010 9 20 3 3
1-3 108 2011 9 19 3 3
1-3 158 2012 9 25 3 3
1-3 208 2013 9 30 3 3
1-4 2 2009 9 14 3 3
1-4 57 2010 9 20 3 3
1-4 107 2011 9 19 3 3
1-4 157 2012 9 25 3 3
1-4 207 2013 9 30 3 3
1-5 3 2009 9 14 3 3
1-5 56 2010 9 20 3 3
1-5 106 2011 9 19 3 3
1-5 156 2012 9 25 3 3
1-5 206 2013 9 30 3 3
1-6 4 2009 9 14 3 3
1-6 55 2010 9 20 3 3
1-6 105 2011 9 19 3 3
1-6 155 2012 9 25 3 3
1-6 205 2013 9 30 3 3
1-7 5 2009 9 15 3 3
1-7 54 2010 9 20 3 3
1-7 104 2011 9 19 3 3
1-7 154 2012 9 25 3 3
1-7 204 2013 9 30 3 3
1-8 6 2009 9 15 3 3
1-8 53 2010 9 20 3 3
1-8 103 2011 9 19 3 3
1-8 153 2012 9 25 3 3
1-8 203 2013 9 30 3 3
1-9 7 2009 9 15 3 3
1-9 52 2010 9 20 3 3
1-9 102 2011 9 19 3 3
1-9 152 2012 9 25 3 3
1-9 202 2013 9 30 3 3
9 98 98 0 0 11 .
9 97 97 0 0 15 0
9 70 70 0 0 9 0
9 95 95 0 0 17 2
9 99 90 0 9 11 0
9 98 98 0 0 12 .
9 93 93 0 0 16 2
9 65 65 0 0 9 2
9 99 99 0 0 13 2
9 99 80 0 19 11 2
9 98 98 0 0 14 .
9 97 97 0 0 12 2
9 97 97 0 0 14 2
9 98 98 0 0 15 2
9 97 97 0 0 13 0
9 96 96 0 0 11 .
9 97 97 0 0 12 2
9 99 99 0 0 12 2
9 99 99 0 0 12 2
9 98 98 0 0 10 2
9 96 96 0 0 10 .
9 99 99 0 0 11 2
9 97 97 0 0 10 2
9 99 99 0 0 12 2
9 99 99 0 0 10 1
9 98 98 0 0 11 .
9 98 98 0 0 11 2
9 98 98 0 0 11 2
9 98 98 0 0 10 2
9 99 99 0 0 7 2
9 99 99 0 0 11 .
9 98 98 0 0 9 1
9 99 99 0 0 11 2
9 99 99 0 0 11 1
9 98 98 0 0 9 2
9 96 96 0 0 10 .
9 98 98 0 0 10 2
9 98 98 0 0 10 2
9 92 92 0 0 18 2
9 98 98 0 0 13 2
9 85 85 0 0 21 .
9 90 90 0 0 12 2
9 80 80 0 0 12 2
9 80 80 0 0 11 2
9 80 80 0 0 13 2
Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden
kl kl kl kl kl
2 2 2 2 2
. . . . .
. . . . .
. . . . .
r1 . . . .
. . . . .
. . . . .
p1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
r1 . . . .
r1 . . . .
. . . . .
p1 . . . .
r1 . . . .
. . . . .
r1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
p1 . . . .
. . . . .
p1 . . . .
p1 . . . .
. . . . .
r1 . . . .
. . . . .
p1 . . . .
. . . . .
p1 . . . .
a4 . . . p1
p1 . . . .
p1 . . . .
p1 . . . .
. . . . .
10 p1 p1 p1 p1
a1 . p1 p1 .
20 . p1 m4 10
10 a2 20 m4 30
10 a1 . . 10
10 a1 p1 p1 20
10 m2 p1 a2 a4
Zulte Gewoon kweldergras Kortarige zeekraal Zilte schijnspurrie Klein schorrenkruid
kl kl kl kl kl kl
2 2 1 2
. . . . . .
. . . . . .
. . a2 . . .
. . a1 p1 . .
. . a1 . . .
. . . . . .
. p1 . a1 . .
. . a2 a1 . .
. . . a1 . .
. . 10 a1 . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. r1 a2 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. p1 . . . .
. . . p1 . .
. . . a1 . .
. . . . . .
. . . . . .
. r1 . . . .
. . . . . .
. . . a1 . .
. . . . . .
. . . . . .
. r1 . . . .
. . . . . .
. r1 . p1 . .
. . . p1 . .
. . . . . .
. . . . . .
. p1 . . . .
. r1 . . . .
. . . p1 . .
. r1 . . . .
. p1 . . . .
. r1 . . . .
. a1 . . . .
. . . . r1 .
r1 a4 . . . .
. p1 . . . .
. p1 . . . .
. r1 20 . . .
. r1 p1 . . .
Strandmelde Spiesmelde Zeekweek Rood zwenkgras s.s. Zeegerst Zilte rus
. . a1 . . . p1
r1 . p1 . . . 10
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . .
. . p1 . . . .
p1 . 10 r1 . . 10
. . . . . . .
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . p1
. . p1 . r1 . 10
. . r1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . .
. . p1 . . . .
. . p1 . . . p1
. . r1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . a2 . . . p1
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . r1
. . r1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . .
. . p1 . . . p1
. . r1 . . . r1
. . r1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . .
. . a4 . . . p1
. . a2 . . . .
. . p1 . . . p1
. . a2 . r1 . p1
. . p1 . . . p1
. r1 a2 . a2 p1 10
. . . . p1 . .
. r1 . . p1 . p1
. . . . . . r1
. p1 . . . . p1
Gewoon herderstasje Steenkruidkers Grote en Getande weegbree Straatgras Gewoon varkensgras Vogelmuur Reukeloze kamille
40 . 50 . a1 m4 a1 . a1
20 . 20 . a1 a1 p1 r1 a2
20 . a2 . . 10 . . .
30 . 20 . a1 a1 p1 . p1
a1 . m4 . . 10 p1 . .
40 . 40 . a1 p1 a2 p1 a1
10 p1 10 . a1 10 . . p1
20 . a2 . a1 10 p1 . .
40 . 10 . a1 10 a2 . p1
10 . 10 . p1 a4 a2 . .
40 . 30 . a1 10 a2 p1 a2
30 . 40 . a1 a2 p1 . 10
20 . 50 . a1 a1 p1 . 10
30 . 10 . a1 p1 r1 . r1
30 . 10 . a1 10 p1 . p1
40 . 30 . a1 20 a1 . .
30 . 40 . a1 10 a1 . a1
30 . 40 . a1 10 a1 . p1
30 . 20 . m1 10 p1 . p1
20 . 20 . m2 10 p1 . p1
60 . 20 . m1 20 a1 . a1
50 . 30 . a1 a1 a1 . a1
20 . 30 . a1 10 a2 . a2
30 . 10 . a1 20 p1 . .
20 . 20 . a1 10 p1 . a1
40 p1 30 . m1 20 . . .
30 . 40 . a1 20 . . p1
20 . 40 . a1 10 r1 . p1
20 . 20 . . 30 . . .
20 . 20 . . 20 . . .
30 . 50 . a1 a2 . r1 a2
30 . 50 . . a2 . r1 a2
30 . 50 . a1 a4 . . a2
40 . 20 . . 20 . . p1
40 . 20 . . 10 . . p1
40 . 40 . a1 a2 . . a2
50 . 40 r1 . a1 . . a2
50 . 30 . . a2 . . 10
30 20 20 p1 . 10 . . p1
30 10 20 a2 . 10 . . .
10 20 p1 . . a2 . . a1
10 . p1 . . a1 . . .
40 p1 p1 . . a2 . . .
10 20 . . . p1 . . .
20 20 . . . a2 . . .
Fioringras Geknikte vossenstaart Engels raaigras Rode ogentroost Ruw beemdgras Zilverschoon Kruipende boterbloem Paardenbloem (G) Witte klaver
. . . . . p1 .
p1 . . . . a2 .
. . . . . . .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . p1 a2 .
. . r1 . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . p1 m4 .
. . . . . a2 .
. . . . p1 a2 .
. . . . . p1 .
. . . . . a1 .
. . . . r1 a1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a2 .
. . . . . 10 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a1 .
. . . . . m4 .
. . . . p1 a1 .
. . . . p1 a1 .
. . . . p1 a1 .
. . . . . a1 .
. . . . . 10 .
. . . . . m2 .
. . . . . a1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a2 .
. . . . . a2 .
. . . . p1 a1 .
. . . . . a1 p1
. . . . p1 p1 .
. . . . . 10 .
. . . . . p1 .
. . . . . r1 .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
p1 . a1 .
10 p2 20 .
a2 r1 30 .
p1 p2 40 r1
p1 p4 70 p1
p2 r1 . .
20 . 10 .
10 . a2 .
10 p1 30 .
10 p4 30 .
p1 . a1 .
p1 . a1 .
p1 r1 a2 .
. 10 40 .
p2 p1 50 r1
r1 . a2 .
p1 . m4 .
p1 . 10 .
. r1 30 .
. r1 40 .
. . m4 .
. . 10 .
. . 30 .
. r1 40 .
. p1 40 .
. . a2 .
. . a2 .
. . 20 .
. . 30 .
. . 30 .
. . p1 .
. . p1 .
. . 10 .
. . 10 .
. . 20 .
. . . .
. . . .
. . p1 .
. . a2 .
. . 10 .
r1 . a2 .
. . a2 .
. . a2 .
. . . .
. . 20 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . r1 . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl ml
2
0 1 1 1 1 0 0 1
0
0
0 1
0 0 1 0
0 0
Madeliefje Zachte dravik s.s. Gewone en Glanzende hoornbloem Peen Veldgerst Vertakte leeuwentand Rode klaver Akkerdistel Speerdistel Kweek Krulzuring Gestreepte witbol Veldbeemdgras Klein kruiskruid Akkermelkdistel s.l. Gekroesde melkdistel Gewoon purpersteeltje
Transect 2 N Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden Pionierzone en lage kwelder Aster tripolium Puccinellia maritima Salicornia europaea Spergularia marina Suaeda maritima Middelhoge en hoge kwelder Atriplex littoralis Atriplex prostrata Elytrigia atherica Festuca rubra Hordeum marinum Juncus gerardi Tredplanten Capsella bursa-pastoris Lepidium ruderale Plantago major Poa annua Polygonum aviculare Stellaria media Tripleurospermum maritimum Wisselvochtige graslanden Agrostis stolonifera Alopecurus geniculatus Lolium perenne Odontites vernus s. serotinus Poa trivialis Potentilla anserina Ranunculus repens Taraxacum species Trifolium repens Kamgrasweide Bellis perennis Bromus hordeaceus s. hordeaceus Cerastium fontanum Daucus carota Hordeum secalinum Leontodon autumnalis Trifolium pratense Ruigte Cirsium arvense Cirsium vulgare Elytrigia repens Rumex crispus Overig Holcus lanatus Poa pratensis Senecio vulgaris Sonchus arvensis Sonchus asper Ceratodon purpureus
Zoutgetal
KREEK
Z
2-1 26 2009 9 16 3 3
2-1 74 2010 9 21 3 3
2-1 126 2011 9 20 3 3
2-1 171 2012 9 26 3 3
2-1 227 2013 10 2 3 3
2-2 25 2009 9 16 3 3
2-2 75 2010 9 22 3 3
2-2 125 2011 9 20 3 3
2-2 172 2012 9 26 3 3
2-2 226 2013 10 2 3 3
2-3 24 2009 9 16 3 3
2-3 76 2010 9 22 3 3
2-3 124 2011 9 20 3 3
2-3 173 2012 9 26 3 3
2-3 225 2013 10 1 3 3
2-4 23 2009 9 16 3 3
2-4 77 2010 9 22 3 3
2-4 123 2011 9 20 3 3
2-4 174 2012 9 26 3 3
2-4 224 2013 10 1 3 3
2-5 8 2009 9 15 3 3
2-5 59 2010 9 20 3 3
2-5 109 2011 9 19 3 3
2-5 159 2012 9 25 3 3
2-5 209 2013 9 30 3 3
2-6 9 2009 9 15 3 3
2-6 60 2010 9 20 3 3
2-6 110 2011 9 19 3 3
2-6 160 2012 9 25 3 3
2-6 210 2013 9 30 3 3
2-7 10 2009 9 15 3 3
2-7 63 2010 9 21 3 3
2-7 111 2011 9 19 3 3
2-7 161 2012 9 25 3 3
2-7 211 2013 9 30 3 3
2-8 11 2009 9 15 3 3
2-8 62 2010 9 21 3 3
2-8 112 2011 9 19 3 3
2-8 162 2012 9 25 3 3
2-8 212 2013 9 30 3 3
2-9 12 2009 9 15 3 3
2-9 61 2010 9 21 3 3
2-9 113 2011 9 19 3 3
2-9 163 2012 9 25 3 3
2-9 213 2013 9 30 3 3
9 98 98 0 0 11 .
9 99 99 0 0 12 1
9 98 98 0 0 12 1
9 97 97 0 0 16 2
9 98 98 0 0 12 2
9 95 95 0 0 12 .
9 99 99 0 0 12 1
9 98 98 0 0 8 2
9 99 99 0 0 14 2
9 99 99 0 0 14 1
9 97 97 0 0 13 .
9 98 98 0 0 15 1
9 95 95 0 0 10 1
9 95 95 0 0 10 2
9 99 99 0 0 9 1
9 97 97 0 0 10 .
9 93 93 0 0 19 2
9 95 95 0 0 18 1
9 98 98 0 0 15 2
9 98 98 0 0 12 2
9 98 98 0 0 12 .
9 96 96 0 0 12 2
9 99 99 0 0 11 2
9 99 99 0 0 7 2
9 99 99 0 0 6 2
9 98 98 0 0 12 .
9 99 99 0 0 9 2
9 99 99 0 0 13 2
9 99 99 0 0 9 2
9 99 99 0 0 7 2
9 98 98 0 0 10 .
9 99 99 0 0 10 2
9 99 99 0 0 11 2
9 99 99 0 0 8 2
9 98 98 0 0 8 2
9 98 98 0 0 12 .
9 98 98 0 0 10 0
9 99 99 0 0 10 0
9 99 99 0 0 9 1
9 99 99 0 0 6 0
9 95 95 0 0 7 .
9 98 98 0 0 9 2
9 98 98 0 0 10 2
9 99 99 0 0 9 2
9 99 99 0 0 6 2
Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden
kl kl kl kl kl
2 2 2 2 2
. . . . .
. . . . .
. . . . .
r1 . r1 . r1
r1 . . . .
r1 . . . .
p1 . . . .
. . . . .
a1 . p1 r1 p1
p1 . . . r1
. . . . .
p2 . . . .
p1 . . . .
a1 . p1 . a1
p1 . . . .
. . . . .
p1 . . . p1
p1 . . . .
r1 . . . .
. . . . .
. . . . .
p1 . . p1 p1
a2 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
p1 . . . p1
p1 . . . p1
p1 . . . .
. . . . .
. . . . .
a1 . . . p1
a1 . . . p1
a1 . . r1 .
. . . . .
r1 . . . .
a2 . . . p1
p1 . . . r1
p1 . . . .
. . . . .
a1 . . . .
a2 . . . p1
a1 . . . .
a2 . . . .
. . . . .
Zulte Gewoon kweldergras Kortarige zeekraal Zilte schijnspurrie Klein schorrenkruid
kl kl kl kl kl kl
2 2 1 2
. . . . . .
. . . . . .
. . a2 . . .
. . m4 . . .
. . a1 . . .
. . . . . .
. p1 . . . .
. . 10 . . .
. r1 10 . . .
. p1 a1 p1 . .
. . . . . .
. p2 . . . .
. . 10 . . .
. p1 40 . . .
. . 10 . . .
. . . . . .
. p1 . a1 . .
. p1 20 a1 . .
. . 30 . . .
. . 10 . . .
. . . . . .
. 10 . . . .
. r1 . . . .
. . p1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. 10 . . . .
. p1 . . . .
. . p1 . . .
. . p1 . . .
. . . . . .
. 10 . a1 . .
. p1 . . . .
. . . . . .
. . p1 a1 . .
. . . . . .
. 10 . . . .
. p1 . . . .
. . . p1 . .
. . . . . .
. . . . . .
. p1 . . . .
. p1 . . . .
. . p1 . . .
. . . . . .
Strandmelde Spiesmelde Zeekweek Rood zwenkgras s.s. Zeegerst Zilte rus
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . .
. . a2 . . . p1
. . a1 . . . p2
. . p1 . . . p1
. r1 . . . . p1
. . . . . . p1
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . p4
. . p1 . . . a1
. . . . . . p1
. . . . . . p1
. . p1 . . . r1
. r1 p2 . p1 . 30
. r1 p1 . . . p1
. . r1 . r1 . r1
. . . . . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . p1
. . r1 . . . .
. . . . . . .
. . a2 . . . r1
. . p1 . . . .
. . p1 . . . p1
. . . . . . .
. . . . . . .
. . a1 . . . p1
. . p1 . . . .
. . . . . . p1
. . . . . . r1
. . . . . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . .
. . . . . . .
. . p1 . r1 . .
. . r1 . . . .
. . . . . . .
. . p1 . . . .
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . .
Gewoon herderstasje Steenkruidkers Grote en Getande weegbree Straatgras Gewoon varkensgras Vogelmuur Reukeloze kamille
40 . 30 . a1 20 p1 p1 .
50 . 30 . . a2 a1 r1 m4
40 . 30 . a1 20 p1 . .
40 . 20 . . 20 p1 . p1
20 . 30 . . 40 p1 . p1
40 . 30 . a1 20 . r1 .
40 . 30 . . 10 . . p1
30 . 30 . . 30 . . .
20 . 10 . . 60 . . .
20 p1 10 . . 50 . . a1
50 . 30 . a1 p1 r1 . a2
40 . 20 . . 10 . . p1
30 . 20 . . 10 . . .
10 . 10 . . 20 . . .
20 p1 10 . . 10 . . .
40 . 30 . a1 10 . . .
10 p1 a1 . a1 20 . . .
30 r1 10 . a1 20 . . .
30 p1 10 . a1 30 p1 . .
30 a1 10 . a1 20 a2 . a1
60 p1 20 . m1 20 . . p1
30 . 20 . . 10 . . .
20 . 20 . a1 20 . . .
30 . 10 . . 20 . . .
20 . 10 . . 20 . . .
60 a1 20 . a1 a2 a2 . p1
30 . 30 . . a2 . . .
30 . 30 . a1 10 . . .
30 . 20 . a1 10 . . .
30 . 20 . . m4 . . .
60 . 20 . a1 m4 a1 . .
20 . 20 . . m4 . . .
30 . 20 . a1 a4 . . .
30 . 20 . . 10 . . .
30 . 20 . . m4 . r1 .
50 . 20 . a1 m4 p1 . p1
40 . 20 . . a4 . . .
30 . 20 . . a2 . . p1
30 . 20 . . 10 . . .
30 . 20 . . m4 . . .
60 . 30 . a1 m4 . . .
40 . 20 . . 10 . . .
30 . 30 . . 10 . . .
30 . 20 . . 20 . . .
20 . 20 . . 10 . . .
Fioringras Geknikte vossenstaart Engels raaigras Rode ogentroost Ruw beemdgras Zilverschoon Kruipende boterbloem Paardenbloem (G) Witte klaver
. . . . . a2 .
. . . . p1 a1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . r1 a2 .
. . . . p1 a2 .
. . . . . a1 .
. . . . r1 p1 .
. . . . . a1 .
. . r1 . p1 a1 .
p1 . . . p1 a2 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . . .
. . . . . a1 .
. . . . a1 p1 .
. p1 . . . r1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a2 .
. . . . . p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . a1 .
. . . . . m4 .
. . . . . m4 .
. . . . . p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . m4 .
. . . . a1 a2 .
. . . . p1 p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . 10 .
. . . . . a2 .
. . . . . a2 .
. . . . p1 a1 .
. . . . . p1 .
. . . . . m4 .
Madeliefje Zachte dravik s.s. Gewone en Glanzende hoornbloem Peen Veldgerst Vertakte leeuwentand Rode klaver
p1 . a1 .
a2 . a1 .
p1 . a2 .
p1 r1 a2 .
p1 p1 20 .
p1 . a1 .
p1 . 10 .
. . a2 .
. . a2 .
. r1 30 .
r1 . a2 .
p1 p1 10 .
. . 10 .
. . 10 .
. . 40 .
. . 10 .
p1 10 20 r1
p1 p2 a2 r1
p1 r1 . .
p2 r1 20 .
. r1 m4 .
r1 . 30 .
. . 40 .
. . 40 .
. . 50 p1
. . a1 .
. . 20 .
. . 30 r1
. . 40 r1
. . 40 r1
r1 . 10 .
. . 40 .
. . 40 .
. . 40 .
. . 40 .
. . 20 .
. . 20 .
. . 40 .
. . 40 .
. . 50 .
. . a1 .
. . 20 .
. . 40 .
. . 30 .
. . 50 .
Akkerdistel Speerdistel Kweek Krulzuring
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
p1 . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl ml
2
0 1 1 1 1 0 0 1
0
0
0 1
0 0 1 0
0 0
Gestreepte witbol Veldbeemdgras Klein kruiskruid Akkermelkdistel s.l. Gekroesde melkdistel Gewoon purpersteeltje
Transect 3 N Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden Pionierzone en lage kwelder Aster tripolium Puccinellia maritima Salicornia europaea Spergularia marina Suaeda maritima Middelhoge en hoge kwelder Atriplex littoralis Atriplex prostrata Elytrigia atherica Festuca rubra Hordeum marinum Juncus gerardi Tredplanten Capsella bursa-pastoris Lepidium ruderale Plantago major Poa annua Polygonum aviculare Stellaria media Tripleurospermum maritimum Wisselvochtige graslanden Agrostis stolonifera Alopecurus geniculatus Lolium perenne Odontites vernus s. serotinus Poa trivialis Potentilla anserina Ranunculus repens Taraxacum species Trifolium repens Kamgrasweide Bellis perennis Bromus hordeaceus s. hordeaceus Cerastium fontanum Daucus carota Hordeum secalinum Leontodon autumnalis Trifolium pratense Ruigte Cirsium arvense Cirsium vulgare Elytrigia repens Rumex crispus Overig Holcus lanatus Poa pratensis Senecio vulgaris Sonchus arvensis Sonchus asper Ceratodon purpureus
Zoutgetal
KREEK
Z
3-1 22 2009 9 16 3 3
3-1 73 2010 9 21 3 3
3-1 129 2011 9 21 3 3
3-1 179 2012 9 27 3 3
3-1 223 2013 10 1 3 3
3-2 21 2009 9 15 3 3
3-2 72 2010 9 21 3 3
3-2 128 2011 9 21 3 3
3-2 178 2012 9 27 3 3
3-2 222 2013 10 1 3 3
3-3 20 2009 9 15 3 3
3-3 71 2010 9 21 3 3
3-3 127 2011 9 21 3 3
3-3 177 2012 9 27 3 3
3-3 221 2013 10 1 3 3
3-4 19 2009 9 15 3 3
3-4 70 2010 9 21 3 3
3-4 120 2011 9 20 3 3
3-4 176 2012 9 26 3 3
3-4 220 2013 10 1 3 3
3-5 18 2009 9 15 3 3
3-5 69 2010 9 21 3 3
3-5 119 2011 9 20 3 3
3-5 175 2012 9 26 3 3
3-5 219 2013 10 1 3 3
3-6 13 2009 9 15 3 3
3-6 64 2010 9 21 3 3
3-6 118 2011 9 20 3 3
3-6 168 2012 9 26 3 3
3-6 214 2013 10 1 3 3
3-7 14 2009 9 15 3 3
3-7 65 2010 9 21 3 3
3-7 117 2011 9 20 3 3
3-7 167 2012 9 26 3 3
3-7 215 2013 10 1 3 3
3-8 15 2009 9 15 3 3
3-8 66 2010 9 21 3 3
3-8 116 2011 9 20 3 3
3-8 166 2012 9 26 3 3
3-8 216 2013 10 1 3 3
3-9 16 2009 9 15 3 3
3-9 67 2010 9 21 3 3
3-9 115 2011 9 20 3 3
3-9 165 2012 9 26 3 3
3-9 217 2013 10 1 3 3
3-10 17 2009 9 15 3 3
3-10 68 2010 9 21 3 3
3-10 114 2011 9 20 3 3
3-10 164 2012 9 26 3 3
3-10 218 2013 10 1 3 3
9 99 99 0 0 13 .
9 98 98 0 0 12 2
9 98 98 0 0 10 2
9 97 97 0 0 16 2
9 99 99 0 0 10 2
9 99 99 0 0 10 .
9 99 99 0 0 11 1
9 99 99 0 0 12 1
9 98 98 0 0 17 2
9 99 99 0 0 14 2
9 99 99 0 0 13 .
9 98 98 0 0 12 1
9 98 98 0 0 8 1
9 98 98 0 0 17 2
9 99 99 0 0 10 2
9 98 98 0 0 12 .
9 98 98 0 0 10 2
9 99 99 0 0 9 2
9 98 98 0 0 12 2
9 95 95 0 0 19 2
9 98 98 0 0 14 .
9 90 90 0 0 15 2
9 92 92 0 0 13 2
9 97 97 0 0 14 2
9 98 98 0 0 13 2
9 96 96 0 0 14 .
9 96 96 0 0 12 2
9 96 96 0 0 9 2
9 94 94 0 0 9 2
9 99 99 0 0 9 2
9 92 92 0 0 8 .
9 97 97 0 0 12 1
9 98 98 0 0 11 1
9 99 99 0 0 15 1
9 98 98 0 0 9 2
9 96 96 0 0 13 .
9 97 97 0 0 11 0
9 97 97 0 0 11 2
9 98 98 0 0 11 2
9 99 99 0 0 7 2
9 96 96 0 0 11 .
9 98 98 0 0 9 0
9 97 97 0 0 12 0
9 95 95 0 0 11 0
9 97 97 0 0 8 0
9 97 97 0 0 8 .
9 98 98 0 0 10 1
9 98 98 0 0 9 1
9 99 99 0 0 13 2
9 99 99 0 0 7 1
Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden
kl kl kl kl kl
2 2 2 2 2
p1 . . . .
p1 . . . .
p1 . . . .
a2 . p1 . p1
p1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
p1 . r1 p1 r1
r1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
a1 . r1 r1 r1
p1 . . . .
. . . . .
. . . . r1
. . . . .
a1 . . . p1
p1 . . a2 .
. . . . .
p1 . . p1 r1
p1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
p1 . . r1 p2
p1 . . . .
r1 . . . .
. . . . .
. . . . .
p1 . . r1 r1
a1 . . p1 p1
a4 . . a1 r1
p1 . . . .
r1 . . . .
a1 . . . r1
a2 . . p1 p1
a4 . . a1 .
p1 . . . .
. . . . .
p1 . . . r1
a4 . . p1 p1
a2 . . a1 .
p1 . . . .
. . . . .
. . r1 a2 r1
p1 . . . .
a4 . . a1 .
p1 . . . .
Zulte Gewoon kweldergras Kortarige zeekraal Zilte schijnspurrie Klein schorrenkruid
kl kl kl kl kl kl
2 2 1 2
. . . . . .
. p1 . . . .
. . . . . .
. p1 m4 p1 . p1
. . p1 . . p1
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. p1 p1 a1 . .
. . . a1 . .
. . . . . .
. p1 . . . .
. . . . . .
. r1 a1 a1 . .
. . . . . .
. . . . . .
. r1 . . . .
. . a2 . . .
. p1 a1 . . .
. . p1 . . .
. . . . . .
. p1 . m1 . .
. . a2 10 . .
. . a2 10 . .
. . a2 10 . .
. . . . . .
. 10 . . . .
. p1 . . . .
. . . . . .
. . . a1 . .
. . . . . .
r1 10 . . . .
. a1 . . . .
. r1 . p1 . .
. . . . . .
. . . . . .
. p2 . . . .
. p1 . . . .
. . . p1 . .
. . . . . .
. . . . . .
. 10 . a1 . .
. a2 . p1 . .
. r1 p1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. p1 . . . .
. p1 . . . .
. r1 . . . .
. . . . . .
Strandmelde Spiesmelde Zeekweek Rood zwenkgras s.s. Zeegerst Zilte rus
. . p1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . .
. . . . . . p1
. . . . . . .
. . a2 . . . p1
. . a2 . . . .
. . p1 . . . .
. r1 p1 . . . a2
. . r1 . . . .
. . r1 . . . r1
. . r1 . . . .
. . . . . . .
. . r1 . . . p1
. . r1 . . . .
. . p1 . . . .
. . p1 . . . .
. . . . . . p1
. . . . . . r1
. p1 p1 a2 p1 . 10
. . p1 . . . p1
r1 . a2 . . . 30
. . a1 . . . p1
. . r1 . p1 . p1
. . r1 . . . .
. . r1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . . . . . a1
. . . . . . r1
. . . . r1 . r1
. . a1 . . . .
. r1 . . . . .
. . . . . . p1
. p1 r1 . . . a1
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . r1
. . r1 . . . r1
. . . . . . p1
. p1 . . r1 . p1
. . . . . . r1
. . p1 . . . r1
. . . . . . .
. . . . . . p1
. . . . r1 . p1
. r1 . . r1 . .
. . a2 . . . .
. . p1 . . . .
. . p1 . . . .
. p1 r1 . . . p1
. . r1 . . . .
Gewoon herderstasje Steenkruidkers Grote en Getande weegbree Straatgras Gewoon varkensgras Vogelmuur Reukeloze kamille
30 p1 50 . a1 a2 p1 . a1
30 . 50 . . a2 p1 . r1
30 . 50 . . a2 p1 . a2
40 . 40 r1 . 10 . . .
30 . 50 p2 . m4 . . p1
30 . 50 . . a1 a1 p1 10
20 . 50 . a1 a1 a1 r1 20
20 . 50 . a1 a1 p1 . 20
20 . 40 . . 20 . . m4
20 . 40 . . m4 a1 r1 10
10 . 60 . p1 a1 a2 p1 10
20 . 60 . . a2 p1 r1 p1
20 . 60 . . a2 . . a4
20 p1 40 . . 10 . . a2
30 . 30 r1 . 10 p1 . a1
40 . 30 . m1 10 a1 . a2
40 . 30 . . 20 . . a1
30 . 20 . . 20 . . 10
10 . 10 . . 60 . . p1
10 . 10 . . 40 p1 . a1
50 . 30 . a1 m4 r1 r1 10
a2 . 30 . . 20 . . .
10 . 30 . . 30 p1 . p1
30 . 20 . a1 20 a4 . p1
30 . 20 . . 10 a4 . p1
30 r1 20 . a1 20 p1 r1 p1
20 . 20 . . 20 . . .
20 . 20 . . 20 . . .
30 . 10 . . 20 r1 . .
20 . 10 . . 20 . . r1
10 . 60 . . p1 . p1 r1
50 . 30 . . a1 . . .
60 . 30 . . a1 . . .
60 . 20 . . a4 . . .
50 a1 30 . . a4 . . .
40 . 40 . a1 a2 r1 . p1
50 . 30 . . a2 . . .
40 . 30 . . a4 . . .
40 . 20 . . 10 . . .
30 . 20 . . 20 . . .
20 r1 50 . . m4 r1 . p1
30 . 20 . . 20 . . .
20 . 20 . . 10 . . .
30 . 10 . . 20 . . .
30 . 10 . . 10 . . .
20 . 60 . . . . p1 m4
40 . 50 . . . . . .
40 . 50 . . . . . a1
60 . 20 . . r1 . . p1
50 . 20 . . . . . p1
Fioringras Geknikte vossenstaart Engels raaigras Rode ogentroost Ruw beemdgras Zilverschoon Kruipende boterbloem Paardenbloem (G) Witte klaver
. . . . r1 10 .
. . . . p1 a2 .
. . . . p1 a1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . 10 .
. . . . . a2 .
. . . . p1 a1 .
. . . . p1 a1 .
. . . . r1 a2 .
p1 . . . . m4 .
a2 . . . p1 10 .
p1 . . . p1 m4 .
p1 . . . p1 a1 .
. . . . r1 a2 .
. . . . . m4 .
. . . . r1 a1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . p1 a1 .
. . . . p1 p1 .
p1 . . . . a1 .
. . . . r1 a1 .
. . . . . p1 .
. . . . . . .
. . . . . p1 .
p1 . . . . a1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . p1 . .
. . . . p1 . .
. . . . . r1 .
. . . . . p1 .
. . . . r1 20 .
. . . . p1 p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . r1 a1 .
. . . . . m4 .
p1 . . . . 10 .
. . . . p1 a1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . a2 .
. . . . . m4 .
. . . . p1 a2 .
. . . . r1 . .
. . . . p1 p1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a2 .
p1 . . . r1 20 .
. . . . p1 a1 .
. . . . p1 a1 .
. . . . . a2 .
. . . . . 10 .
Madeliefje Zachte dravik s.s. Gewone en Glanzende hoornbloem Peen Veldgerst Vertakte leeuwentand Rode klaver
. . a2 .
. . a2 .
. . 10 .
. . m4 .
. . 10 .
. . a1 .
. . a2 .
r1 r1 a2 .
. . 20 .
p1 r1 20 .
. . a1 .
. . a1 .
. . 10 .
. . 30 .
. . 20 .
p1 r2 m4 .
. . m4 .
. . 10 .
. . 20 .
p1 r1 20 .
p1 r1 a1 .
p1 r1 m4 .
p1 p1 a2 .
p1 . a2 .
p2 r1 m4 .
10 r1 20 .
p1 . 30 .
p1 . 40 .
p1 . 40 .
. . 60 .
. . . .
. . p1 .
. . a2 .
. . a2 .
. . m4 .
p1 . a1 .
. . a2 .
. . 10 .
. . 20 .
. . 30 .
. . m4 .
. . 20 .
. . 30 .
. . 30 .
. . 50 .
. . . .
. . a1 .
. . m4 .
. . 10 .
. . 30 .
Akkerdistel Speerdistel Kweek Krulzuring
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. r1 . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . p1 .
. . . . . .
kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl ml
2
0 1 1 1 1 0 0 1
0
0
0 1
0 0 1 0
0 0
Gestreepte witbol Veldbeemdgras Klein kruiskruid Akkermelkdistel s.l. Gekroesde melkdistel Gewoon purpersteeltje
Transect 4 N Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden Pionierzone en lage kwelder Aster tripolium Puccinellia maritima Salicornia europaea Spergularia marina Suaeda maritima Middelhoge en hoge kwelder Atriplex littoralis Atriplex prostrata Elytrigia atherica Festuca rubra Hordeum marinum Juncus gerardi Tredplanten Capsella bursa-pastoris Lepidium ruderale Plantago major Poa annua Polygonum aviculare Stellaria media Tripleurospermum maritimum Wisselvochtige graslanden Agrostis stolonifera Alopecurus geniculatus Lolium perenne Odontites vernus s. serotinus Poa trivialis Potentilla anserina Ranunculus repens Taraxacum species Trifolium repens Kamgrasweide Bellis perennis Bromus hordeaceus s. hordeaceus Cerastium fontanum Daucus carota Hordeum secalinum Leontodon autumnalis Trifolium pratense Ruigte Cirsium arvense Cirsium vulgare Elytrigia repens Rumex crispus Overig Holcus lanatus Poa pratensis Senecio vulgaris Sonchus arvensis Sonchus asper Ceratodon purpureus
Zoutgetal
Z
4-1 29 2009 9 16 3 3
4-1 80 2010 9 22 3 3
4-1 130 2011 9 21 3 3
4-1 180 2012 9 27 3 3
4-1 230 2013 10 2 3 3
4-2 31 2009 9 16 3 3
4-2 81 2010 9 22 3 3
4-2 131 2011 9 21 3 3
4-2 181 2012 9 27 3 3
4-2 231 2013 10 2 3 3
4-3 32 2009 9 16 3 3
4-3 82 2010 9 22 3 3
4-3 132 2011 9 21 3 3
4-3 182 2012 9 27 3 3
4-3 232 2013 10 2 3 3
4-4 33 2009 9 16 3 3
4-4 83 2010 9 22 3 3
4-4 133 2011 9 21 3 3
4-4 183 2012 9 27 3 3
4-4 233 2013 10 2 3 3
4-5 34 2009 9 16 3 3
4-5 84 2010 9 22 3 3
4-5 134 2011 9 21 3 3
4-5 184 2012 9 27 3 3
4-5 234 2013 10 2 3 3
4-6 35 2009 9 16 3 3
4-6 85 2010 9 22 3 3
4-6 135 2011 9 21 3 3
4-6 185 2012 9 27 3 3
4-6 235 2013 10 2 3 3
4-7 36 2009 9 16 3 3
4-7 86 2010 9 22 3 3
4-7 136 2011 9 21 3 3
4-7 186 2012 9 27 3 3
4-7 236 2013 10 2 3 3
4-8 37 2009 9 16 3 3
4-8 87 2010 9 22 3 3
4-8 137 2011 9 22 3 3
4-8 187 2012 9 27 3 3
4-8 237 2013 10 2 3 3
Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m)
9 98 98 0 0 9 .
9 98 98 0 0 11 1
9 98 98 0 0 13 1
9 99 99 0 0 15 2
9 99 99 0 0 11 1
9 99 99 0 0 11 .
9 99 99 0 0 12 1
9 99 99 0 0 13 2
9 95 95 0 0 12 2
9 98 98 0 0 10 2
9 99 99 0 0 10 .
9 98 98 0 0 12 2
9 99 99 0 0 11 2
9 99 99 0 0 13 2
9 99 99 0 0 11 2
9 99 99 0 0 11 .
9 99 99 0 0 9 0
9 99 99 0 0 11 2
9 97 97 0 0 11 0
9 97 97 0 0 10 2
9 99 99 0 0 12 .
9 96 96 0 0 8 1
9 98 98 0 0 9 1
9 93 93 0 0 12 2
9 99 99 0 0 12 1
9 99 99 0 0 9 .
9 98 98 0 0 12 2
9 98 98 0 0 12 2
9 95 95 0 0 12 2
9 96 96 0 0 9 2
9 99 99 0 0 14 .
9 98 98 0 0 14 1
9 80 80 0 0 12 2
9 98 98 0 0 7 2
9 96 96 0 0 7 1
9 98 98 0 0 10 .
9 98 98 0 0 10 2
9 97 97 0 0 11 2
9 95 95 0 0 16 2
9 98 98 0 0 10 2
Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden
kl kl kl kl kl
2 2 2 2 2
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
r1 . . . .
. . . . .
p1 . . . .
. . . . .
. . . . .
p1 . . . .
. . . . .
p1 . . . .
. . . . .
. . . . .
a2 . . . .
p1 . . . .
r1 . . . .
r1 . . . .
. . . . .
p1 . . . .
r1 . . . .
r1 . . . .
p1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
r1 . . . .
. . . . .
. . . . .
p1 . . . .
r1 . . . .
Zulte Gewoon kweldergras Kortarige zeekraal Zilte schijnspurrie Klein schorrenkruid
kl kl kl kl kl kl
2 2 1 2
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . 10 . . .
. . 20 a1 . .
. . . a1 . .
. . . . . .
. r1 . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . a1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . a4 . . .
. . a2 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . p1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. p1 . . . .
. . a2 . . .
. r1 a2 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. p1 . . . .
. . a2 . . .
. p1 a2 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. r1 p1 . . .
. . . . . .
Strandmelde Spiesmelde Zeekweek Rood zwenkgras s.s. Zeegerst Zilte rus
. . p1 . . . .
. . p1 . . . p1
. . p1 . . . p1
. r1 p1 . . . 10
. . r1 . . . .
. . p1 . . . .
. . p1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . . . . . p1
. . . . . . .
. . a2 . . . r1
. . a2 . . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . 50
. . . . . . .
. . 10 . . . r1
. . a2 . . . .
. . . . . . p1
. . . . . . 30
. . . . . . r1
. . a2 . . . .
. . m4 . . . .
. . . . . . p1
. . p1 . . . 30
. . p1 . . . .
. . p1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . p1
. . . . . . 20
. . . . . . .
. . 10 . . . r1
. . p1 . . . .
. . r1 . . . p1
. . . . . . 20
. . . . r1 . .
. . a2 . . . .
. . a2 . . . .
. . p1 . . . p1
. . a1 . . . 20
. . . . . . .
Gewoon herderstasje Steenkruidkers Grote en Getande weegbree Straatgras Gewoon varkensgras Vogelmuur Reukeloze kamille
m4 . 70 . . p1 p1 . 30
10 . 60 . a1 p1 p1 . 20
10 . 60 . a1 p1 p1 . 20
30 . 40 . a1 a2 p1 . a1
30 . 40 . a1 a1 a1 . a1
40 . 50 . a1 10 p1 . p1
50 . 40 . a1 10 p1 . p1
10 . 20 . a1 a1 a1 . p1
10 . a2 . m2 10 a2 . .
20 . 10 . m2 p1 a2 . .
50 . 40 . . a2 r1 p1 a2
50 . 40 . . a2 . p1 a2
50 . 30 . a1 10 p1 . 10
20 . a2 . a1 20 . . .
30 . 20 . a1 10 r1 . p1
40 . 40 . a1 a1 a1 . p1
40 . 40 . . a2 p1 . a1
40 . 40 . a1 10 p1 . a2
10 . 10 . . 20 . . .
30 . 10 . . 10 p1 . p1
40 . 50 . a1 a1 p1 p1 10
40 . 30 . . a1 p1 . 10
20 . 50 . a1 a1 . . 20
10 . 20 . . 30 . . a4
20 p1 30 . . 10 . . m4
50 . 40 . a1 m4 . . a1
40 . 40 . a1 a2 . . a1
30 . 30 . a1 a2 p1 . 10
10 . a2 . . 10 . . p1
10 . 10 . . a1 p1 . a1
40 r1 30 . a1 20 a2 r1 .
30 . 20 . a1 20 a1 p1 .
20 . 10 . a1 30 . . a1
a1 . . . . 30 . . .
a1 . a1 . . 30 . . .
20 . 40 . a1 a1 . . 30
20 . 40 . a1 a1 p1 p1 30
10 . 50 . a1 p1 . . 30
20 . 10 . . a2 . . a1
20 . 20 . . a2 . . a1
Fioringras Geknikte vossenstaart Engels raaigras Rode ogentroost Ruw beemdgras Zilverschoon Kruipende boterbloem Paardenbloem (G) Witte klaver
. . . . . m2 .
. . . . . m4 .
. . . . p1 m4 .
. . . . r1 a2 .
. . . . . 20 .
. . . . p1 a1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a1 .
. . . . p1 a1 .
. . . . . a1 .
. . . . p1 a1 .
. . . . . 10 .
. . . . . m4 .
. . . . . 10 .
. . . . . a1 .
. . . . . a1 .
. . . . . m4 .
. . . . . m4 .
. . . . p1 m4 .
. . . . p1 a2 .
. . . . . a1 .
p1 . . . . 10 .
. . . . . a1 .
. . . . . a2 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . a1 .
. . . . . 10 .
. . . . a1 p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . r1 a1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a2 .
p1 . . . p1 a1 .
a1 . . . . 10 .
Madeliefje Zachte dravik s.s. Gewone en Glanzende hoornbloem Peen Veldgerst Vertakte leeuwentand Rode klaver
p1 . a1 .
p1 . a1 .
p2 . a1 .
p1 r1 20 .
a2 r1 m4 .
p1 . a1 .
p1 . a1 .
p4 . 50 .
a4 . 50 .
20 r1 40 .
r1 . . .
p1 . a1 .
p1 . a1 .
p1 p2 20 .
10 r1 20 .
p1 . . .
r1 . a1 .
p1 . a4 .
p1 p1 30 .
r1 r1 40 .
. r1 p1 .
. . . .
. . a1 .
r1 p1 10 .
p1 r1 20 .
. . a1 .
. r1 a2 .
. . 20 .
. p1 60 .
. p1 60 .
r1 . a1 .
p1 . 20 .
p2 . 20 .
. . 60 .
. . 60 .
p1 . . .
. . p1 .
r1 r1 a2 .
p1 p2 40 .
p1 p1 40 .
Akkerdistel Speerdistel Kweek Krulzuring
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . p1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . p1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . p1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl ml
2
0 1 1 1 1 0 0 1
0
0
0 1
0 0 1 0
0 0
Gestreepte witbol Veldbeemdgras Klein kruiskruid Akkermelkdistel s.l. Gekroesde melkdistel Gewoon purpersteeltje
Transect 5 N Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden Pionierzone en lage kwelder Aster tripolium Puccinellia maritima Salicornia europaea Spergularia marina Suaeda maritima Middelhoge en hoge kwelder Atriplex littoralis Atriplex prostrata Elytrigia atherica Festuca rubra Hordeum marinum Juncus gerardi Tredplanten Capsella bursa-pastoris Lepidium ruderale Plantago major Poa annua Polygonum aviculare Stellaria media Tripleurospermum maritimum Wisselvochtige graslanden Agrostis stolonifera Alopecurus geniculatus Lolium perenne Odontites vernus s. serotinus Poa trivialis Potentilla anserina Ranunculus repens Taraxacum species Trifolium repens Kamgrasweide Bellis perennis Bromus hordeaceus s. hordeaceus Cerastium fontanum Daucus carota Hordeum secalinum Leontodon autumnalis Trifolium pratense Ruigte Cirsium arvense Cirsium vulgare Elytrigia repens Rumex crispus Overig Holcus lanatus Poa pratensis Senecio vulgaris Sonchus arvensis Sonchus asper Ceratodon purpureus
Zoutgetal
Z
5-1 44 2009 9 17 3 3
5-1 94 2010 9 23 3 3
5-1 144 2011 9 22 3 3
5-1 194 2012 10 1 3 3
5-1 244 2013 10 3 3 3
5-2 43 2009 9 17 3 3
5-2 93 2010 9 23 3 3
5-2 143 2011 9 22 3 3
5-2 193 2012 10 1 3 3
5-2 243 2013 10 3 3 3
5-3 42 2009 9 17 3 3
5-3 92 2010 9 23 3 3
5-3 142 2011 9 22 3 3
5-3 192 2012 10 1 3 3
5-3 242 2013 10 3 3 3
5-4 41 2009 9 17 3 3
5-4 91 2010 9 23 3 3
5-4 141 2011 9 22 3 3
5-4 191 2012 9 27 3 3
5-4 241 2013 10 3 3 3
5-5 40 2009 9 17 3 3
5-5 90 2010 9 22 3 3
5-5 140 2011 9 22 3 3
5-5 190 2012 9 27 3 3
5-5 240 2013 10 3 3 3
5-6 39 2009 9 16 3 3
5-6 89 2010 9 22 3 3
5-6 139 2011 9 22 3 3
5-6 189 2012 9 27 3 3
5-6 239 2013 10 3 3 3
5-7 38 2009 9 16 3 3
5-7 88 2010 9 22 3 3
5-7 138 2011 9 22 3 3
5-7 188 2012 9 27 3 3
5-7 238 2013 10 2 3 3
9 97 97 0 0 9 .
9 85 85 0 0 18 0
9 95 95 0 0 13 0
9 95 95 0 0 13 1
9 97 97 0 0 11 0
9 94 94 0 0 10 .
9 98 98 0 0 9 2
9 97 97 0 0 8 2
9 90 90 0 0 16 2
9 96 96 0 0 16 2
9 96 96 0 0 10 .
9 98 98 0 0 9 1
9 95 95 0 0 10 1
9 98 98 0 0 11 1
9 97 97 0 0 13 1
9 95 95 0 0 12 .
9 98 98 0 0 10 2
9 98 98 0 0 9 1
9 98 98 0 0 12 2
9 98 98 0 0 11 2
9 93 93 0 0 11 .
9 99 99 0 0 10 1
9 97 97 0 0 8 1
9 97 97 0 0 13 1
9 95 95 0 0 10 1
9 95 95 0 0 11 .
9 97 97 0 0 12 2
9 97 97 0 0 10 2
9 98 98 0 0 14 2
9 98 98 0 0 12 2
9 95 95 0 0 10 .
9 99 99 0 0 10 2
9 96 96 0 0 10 2
9 97 97 0 0 9 2
9 97 97 0 0 10 2
Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden
kl kl kl kl kl
2 2 2 2 2
. . . . .
p1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
r1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . p1 .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
r1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
r1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . r1 .
. . . . .
p1 . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
Zulte Gewoon kweldergras Kortarige zeekraal Zilte schijnspurrie Klein schorrenkruid
kl kl kl kl kl kl
2 2 1 2
. . . . . .
. p2 . a1 . .
. . p1 . . .
. . p1 . . .
. . p1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . a1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . p1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
Strandmelde Spiesmelde Zeekweek Rood zwenkgras s.s. Zeegerst Zilte rus
. . p1 . p1 . .
. p2 p1 r1 p1 . 20
. r1 p1 . . . p1
. . p1 . r1 . p1
. . r1 . . . .
. . a2 . . . r1
. . a2 . . . r1
. . p1 . . . .
. p1 10 a1 p1 . a2
. p1 a2 . . . a2
. . a2 p1 . . .
. . a1 . . . .
. . p1 . . . .
. . a1 . . . r1
. . p1 . . . .
. . a2 . . . p1
. . a4 . . . p1
. . a2 . . . .
. . a2 . . . p1
. . . r1 . . p1
. r1 a1 p1 . . p1
. . a4 r1 . . p1
. . a1 . . . .
. r1 10 r1 . . p1
. . a2 r1 . . .
. . a1 . . . .
. . a2 . . . r1
. . a2 . . . .
. . 10 p1 . . a2
. r1 10 . . . p1
. . p1 r1 . . .
. . p1 . . . .
. . p1 r1 . . .
. . m4 r1 . . p1
. . a2 . . . .
Gewoon herderstasje Steenkruidkers Grote en Getande weegbree Straatgras Gewoon varkensgras Vogelmuur Reukeloze kamille
a2 . 80 . . . . . 10
a2 . 40 . a1 p1 . . p1
10 . 50 . . p1 . . 30
10 . 50 . . . . . a2
m4 . 60 . . r1 . . a2
10 . 60 . . m4 . . 20
10 . 50 . . p1 . . 30
m4 . 50 . . p1 . . 40
m4 r1 30 . . p1 . . 30
20 r1 30 . p1 p1 r1 . 10
10 . 60 . . a1 . p1 30
m4 . 60 . . a1 . . 30
m4 . 60 . . p1 . r1 30
a1 . 50 . . p1 . . 40
a2 . 50 . . p1 . r1 30
m4 . 50 . . . . r1 30
m4 . 50 . . . r1 r1 30
10 . 50 . . p1 . . 30
20 . 40 . . . . r1 30
20 . 40 . . p1 . p1 20
m2 . 40 . . a2 . . 50
20 . 40 . . a2 . . 20
20 . 50 . . p1 . . 20
40 . 20 . . . . . 20
40 . 20 . . a1 . . 20
20 . 50 . . . p1 . 20
20 . 30 . p1 p1 p1 . 30
20 . 50 . . p1 p1 . 10
20 . 20 . . . . r1 30
10 . 20 . . p1 p1 . 20
20 . 50 . . p1 . . 20
20 . 30 . p1 p1 . . 40
10 . 40 . . r1 r1 . 40
20 . 20 . . . . . 50
30 . 30 . . . . . 30
Fioringras Geknikte vossenstaart Engels raaigras Rode ogentroost Ruw beemdgras Zilverschoon Kruipende boterbloem Paardenbloem (G) Witte klaver
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . p1 a1 .
. . . . . a1 .
. . . . . a2 .
. . . . . a1 .
. . . . r1 a1 .
. . . . p1 a2 .
. . . . . a1 .
. . . . r1 a2 .
. . . . . p1 .
. . . . p1 a1 .
p1 . . . p1 a2 .
p1 . . . r1 r1 .
p1 . . . . p1 .
. . . . . p1 .
a2 . . . p1 a1 .
p1 . . . . a2 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . p1 a2 .
. . . . r1 p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . a2 a2 .
p1 . . . . p1 .
. . . . . a1 .
. . . . . p1 .
p1 . . . . a1 .
a1 . . . . m4 .
Madeliefje Zachte dravik s.s. Gewone en Glanzende hoornbloem Peen Veldgerst Vertakte leeuwentand Rode klaver
p1 . p1 .
r1 . 10 r1
a4 p1 a2 .
p1 r1 20 .
p1 p1 20 .
r1 . a1 .
p1 . p1 .
p1 . p1 .
r1 p2 10 .
r1 10 20 .
p1 . p1 .
p1 . a1 .
p2 r1 p1 .
p1 p1 m2 .
p2 p1 m4 .
r1 . p1 .
. . p1 .
p1 r1 a1 .
. r1 a2 r1
. p1 m4 .
. . p1 .
p1 . a2 .
p2 . a2 .
r1 p1 10 .
. p2 10 .
p1 p2 p1 .
p1 p1 p1 .
p1 p1 10 .
r1 p1 20 .
. p4 30 .
. . a1 .
p1 r1 p1 .
p1 . a2 .
. . a2 .
p1 p1 a2 .
Akkerdistel Speerdistel Kweek Krulzuring
. . . . r1 .
. . . p1 . .
. . . . p1 .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . r1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
Gestreepte witbol Veldbeemdgras Klein kruiskruid Akkermelkdistel s.l. Gekroesde melkdistel Gewoon purpersteeltje
kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl ml
2
0 1 1 1 1 0 0 1
0
0
0 1
0 0 1 0
0 0
Transect 6 N Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden Pionierzone en lage kwelder Aster tripolium Puccinellia maritima Salicornia europaea Spergularia marina Suaeda maritima Middelhoge en hoge kwelder Atriplex littoralis Atriplex prostrata Elytrigia atherica Festuca rubra Hordeum marinum Juncus gerardi Tredplanten Capsella bursa-pastoris Lepidium ruderale Plantago major Poa annua Polygonum aviculare Stellaria media Tripleurospermum maritimum Wisselvochtige graslanden Agrostis stolonifera Alopecurus geniculatus Lolium perenne Odontites vernus s. serotinus Poa trivialis Potentilla anserina Ranunculus repens Taraxacum species Trifolium repens Kamgrasweide Bellis perennis Bromus hordeaceus s. hordeaceus Cerastium fontanum Daucus carota Hordeum secalinum Leontodon autumnalis Trifolium pratense Ruigte Cirsium arvense Cirsium vulgare Elytrigia repens Rumex crispus Overig Holcus lanatus Poa pratensis Senecio vulgaris Sonchus arvensis Sonchus asper Ceratodon purpureus
Zoutgetal
Z
6-1 45 2009 9 17 3 3
6-1 95 2010 9 23 3 3
6-1 145 2011 9 22 3 3
6-1 195 2012 10 1 3 3
6-1 245 2013 10 3 3 3
6-2 46 2009 9 17 3 3
6-2 96 2010 9 23 3 3
6-2 146 2011 9 22 3 3
6-2 196 2012 10 1 3 3
6-2 246 2013 10 3 3 3
6-3 47 2009 9 17 3 3
6-3 97 2010 9 23 3 3
6-3 147 2011 9 22 3 3
6-3 197 2012 10 1 3 3
6-3 247 2013 10 3 3 3
6-4 48 2009 9 17 3 3
6-4 98 2010 9 23 3 3
6-4 148 2011 9 22 3 3
6-4 198 2012 10 1 3 3
6-4 248 2013 10 3 3 3
6-5 49 2009 9 17 3 3
6-5 99 2010 9 23 3 3
6-5 149 2011 9 22 3 3
6-5 199 2012 10 1 3 3
6-5 249 2013 10 3 3 3
6-6 50 2009 9 17 3 3
6-6 100 2010 9 23 3 3
6-6 150 2011 9 22 3 3
6-6 200 2012 10 1 3 3
6-6 250 2013 10 3 3 3
6-7 51 2009 9 17 3 3
6-7 101 2010 9 23 3 3
6-7 151 2011 9 22 3 3
6-7 201 2012 10 1 3 3
6-7 251 2013 10 3 3 3
9 92 92 0 0 7 .
9 75 75 0 0 19 2
9 90 90 1 0 18 0
9 95 95 1 0 15 0
9 97 97 1 0 13 1
9 94 94 0 0 8 .
9 97 97 0 0 8 2
9 93 93 0 0 7 2
9 95 95 0 0 11 2
9 98 98 0 0 10 2
9 92 92 0 0 7 .
9 98 98 0 0 8 2
9 95 95 0 0 9 2
9 90 90 0 0 9 2
9 97 97 0 0 9 2
9 95 95 0 0 9 .
9 98 98 0 0 9 2
9 97 97 0 0 8 2
9 93 93 0 0 10 2
9 99 99 0 0 11 2
9 90 90 0 0 8 .
9 98 98 0 0 10 0
9 95 95 0 0 8 0
9 95 95 0 0 9 0
9 99 99 0 0 9 1
9 97 97 0 0 9 .
9 98 98 0 0 10 1
9 97 97 0 0 11 1
9 97 97 0 0 10 2
9 99 99 0 0 11 1
9 95 95 0 0 10 .
9 99 99 0 0 7 0
9 95 95 0 0 8 0
9 92 92 0 0 9 0
9 99 99 0 0 9 1
Opnamenummer Opnamenummer in Turboveg Jaar Maand Dag Lengte proefvlak (m) Breedte proefvlak (m) Opp. proefvlak (m2) Bedekking totaal (%) Bedekking kruidlaag (%) Bedekking moslaag (%) Bedekking strooisellaag (%) Aantal soorten Wortelspoelen teruggevonden
kl kl kl kl kl
2 2 2 2 2
. . . . .
. . . . p1
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
Zulte Gewoon kweldergras Kortarige zeekraal Zilte schijnspurrie Klein schorrenkruid
kl kl kl kl kl kl
2 2 1 2
. . . . . .
. p1 . a1 . .
. . p1 a1 . .
. . . a1 . .
. . p1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . p1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . p1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . a1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . p1 . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
Strandmelde Spiesmelde Zeekweek Rood zwenkgras s.s. Zeegerst Zilte rus
. . p1 . . . .
p1 p1 p1 p1 p1 r1 30
. r1 p1 . r1 . r1
. . a2 r1 p1 . r1
. . r1 . . . r1
. . p1 r1 . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . .
. . a2 a2 r1 . a2
. . p1 . . . .
. . p1 . . . .
. . p1 . . . p1
. . a1 . . . .
. . a2 a2 . . p1
. . a2 . . . .
. . a1 . . . .
. . a2 . . . .
. . p1 . . . .
. . a2 p1 p1 . p1
. . a2 . . . r1
. . p1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . a1 . . . .
. . a2 p1 r1 . p1
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . .
. . p1 . . . r1
. . p1 . . . .
. . p1 . r1 . p1
. . r1 . . . .
. . p1 r1 . . .
. . p1 . . . .
. . p1 . . . .
. . 10 a2 . . a1
. . a2 . . . .
Gewoon herderstasje Steenkruidkers Grote en Getande weegbree Straatgras Gewoon varkensgras Vogelmuur Reukeloze kamille
a2 . 80 . . . . r1 10
a1 . 20 . a1 p1 . r1 p1
20 . 50 . a1 p1 . . a2
20 . 50 . . p1 . r1 .
20 . 60 . . p1 . p1 m4
m4 . 80 . . . . . 10
10 . 70 . . . r1 . 10
10 . 60 . . . r1 . 20
20 . 40 . . . r1 p1 10
20 . 40 . . . r1 r1 10
a2 . 80 . . . . . 10
10 . 60 . . . . . 20
10 . 50 . p1 . . . 20
20 . 40 . . . . . 10
20 . 40 . . . . r1 20
m4 . 80 . . a1 . r1 m4
10 . 60 . . p1 . r1 20
a2 . 60 . . p1 . r1 20
20 . 40 . . . . . 10
30 . 20 . p1 . . . 10
10 . 70 . p1 . . . a2
20 . 70 . . p1 . r1 a2
m4 . 70 . . . . . 10
30 . 30 . . . . . a2
50 . 20 . . . . . m4
m4 . 60 . . a1 p1 . 20
m4 . 50 . . a1 p1 . 30
10 . 50 . p1 p1 a2 r1 10
40 . 40 . . p1 . . a1
50 . 20 . . . r1 . a1
m4 . 80 . . p1 . p1 10
20 . 50 . . . . . 20
a1 . 50 . . . . . 40
30 . 20 . . . . . 10
40 . 30 . . . . . 10
Fioringras Geknikte vossenstaart Engels raaigras Rode ogentroost Ruw beemdgras Zilverschoon Kruipende boterbloem Paardenbloem (G) Witte klaver
. . . . . . .
. . . . r1 . .
. . . p1 r1 p1 .
. . . p1 . p1 .
. . . p1 . p1 .
. . . . . r1 .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . r1 .
. . . . p1 p1 .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . p1 . .
. . . . p1 p1 .
. . . . . r1 .
. . . . . p1 .
p1 . . . . p1 .
. . . . . . .
. . . . p1 p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . p1 . .
. . . . p1 p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . . p1 .
. . . . p1 . .
p1 . . . r1 p1 .
Madeliefje Zachte dravik s.s. Gewone en Glanzende hoornbloem Peen Veldgerst Vertakte leeuwentand Rode klaver
p1 . a1 .
p1 . 10 .
p1 r1 10 .
p1 r1 20 .
p1 . 10 .
p2 . a1 .
p2 . a1 .
a4 . a2 .
p1 . 20 .
r1 . 20 .
p2 . a1 .
p1 . p1 .
10 . a2 .
p1 . 10 .
r1 . 10 .
p1 . a1 .
p1 . a1 .
10 . a2 .
p1 . 20 .
p1 . 30 .
p2 . a2 .
p1 . m4 .
10 . a1 .
p1 . 30 .
p1 . 20 .
10 . a2 .
10 . a1 .
20 . a2 .
p1 . 10 .
p1 . 20 .
p1 . a2 .
p1 . a1 .
p1 . p1 .
r1 . 30 .
r1 . 20 .
Akkerdistel Speerdistel Kweek Krulzuring
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . a1
. . . . . a1
. . . . . a1
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . p1 .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . r1 .
. . . . . .
. . . . . .
kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl kl ml
2
0 1 1 1 1 0 0 1
0
0
0 1
0 0 1 0
0 0
Gestreepte witbol Veldbeemdgras Klein kruiskruid Akkermelkdistel s.l. Gekroesde melkdistel Gewoon purpersteeltje
Bezoekadres Suderwei 2 9269 TZ Feanwâlden Postadres Postbus 32 9269 ZR Feanwâlden Telefoon 0511 47 47 64 Fax 0511 47 27 40
[email protected]
www.altwym.nl