Monitor Woningbouwproductie Noordvleugel Woningvraag, Plancapaciteit en Productie
Datum: 4 juni 2014
Inleiding monitor woningbouwproductie Noordvleugel Deze monitor vindt zijn oorsprong in de bestuurlijke afspraken die bij de Rijksstructuurvisie RRAAM (2013) en het BO MIRT van november 2013 zijn gemaakt, maar is qua opzet en uitwerking – zoals de titel ook aangeeft – Noordvleugelbreed. Het gaat immers in deze markt om communicerende vaten. Daarnaast spelen er naast RRAAM ook ander grote projecten in de Noordvleugel, zoals het Noordzeekanaalgebied (NZKG), Stationsgebied-Leidsche Rijn en SMASH (structuurvisie Schiphol). De totale plannings- en ontwikkelingsopgave in de Noordvleugel is zo groot en complex dat het noodzakelijk is overzicht te houden op alle projecten en de hoofdlijnen met elkaar vast te leggen en vast te houden. Daartoe is er, samen met het rijk, een Gebiedsagenda Noord-Holland-Flevoland-Utrecht gemaakt (2013). Belangrijke opgave daaruit is de grote woningbouwopgave van 440.000 woningen tot 2040. De voortgang van het behalen van die opgave wordt met deze monitor in beeld gebracht. De productie van de woningbouw per jaar wordt gemeten, maar ook afgezet tegen de vraag (onderverdeeld naar verschillende soorten woonmilieus en woonlocaties) en de plancapaciteit. Overigens richt de monitor zich volgens afspraak op de Noordvleugel (MRA + NV-Utrecht), maar enerzijds omdat de data zo gegroepeerd zijn en anderzijds omdat dat past op de geografische afbakening van de Gebiedsagenda, beslaan veel gegevens, grafieken en kaartbeelden in deze monitor de drie volledige provincies. Waar dat nodig en nuttig is zal wel worden ingezoomd op de specifieke situatie in de Noordvleugel. Deze monitor geeft sec de getalsmatige uitkomsten weer van wat gemeten is. Daaruit vallen een aantal feitelijke hoofdconclusies te trekken, die in de tekst bij de monitor steeds in rood vermeld staan. De beleidsmatige conclusies en consequenties die deze monitor tot gevolg kan hebben, worden tussen rijk en regio besproken op het BO-MIRT in het najaar van 2014. De monitor zal digitaal beschikbaar zijn op de websites van de deelnemende partijen in de Noordvleugel: provincie Noord-Holland, Stadsregio Amsterdam, Almere, provincie Utrecht en het ministerie BZK. Daar zijn ook onderliggende gegevens en data beschikbaar, evenals de bronnen. Regio-indeling monitor woningbouwproductie Noordvleugel
2
Woningvraag Sterke concentratie bevolkingsgroei in stedelijke Noordvleugel Figuur 1 en 2: Bevolkingsontwikkeling en huishoudensontwikkeling 2013-2040, bron: Pearlprognose 2013 Bevolking
Noordvleugel (3 provincies) Overig Nederland Nederland totaal
Groei 2014-2025 +294.000 +272.000 +566.000
Huishoudens
Noordvleugel (3 provincies) Overig Nederland Nederland totaal
Groei tot 2025 +204.000 +363.000 +568.000
Figuur 1: Een groot deel van de bevolkingsgroei in Nederland zal zich in de komende jaren concentreren in de Noordvleugel van de Randstad.
Figuur 2: Het aantal huishoudens neemt in vrijwel alle Nederlandse gemeenten toe, met uitzondering van de grensstreken.
Een groot deel van de bevolkingsgroei in Nederland zal zich in de komende jaren concentreren in de Noordvleugel van de Randstad. In absolute aantallen neemt het aantal inwoners van Amsterdam, Utrecht en Almere het meeste toe. Aan de randen van Nederland vindt bevolkingskrimp plaats. In de periode tot 2025 gaan de grote steden nog fors groeien door natuurlijke bevolkingsgroei (het verschil tussen geboorten en sterfgevallen) en hun aantrekkingskracht voor binnenlandse en buitenlandse migranten. Rondom de grote steden wordt ook in diverse randgemeenten een stevige bevolkingsgroei verwacht. Het gaat dan om gemeenten als Zaanstad, Haarlemmermeer en Amstelveen. In vrijwel alle regio’s neemt naar verwachting het aantal huishoudens de komende decennia toe. Zowel in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad is de relatieve groei sterk. Ook daarbuiten zijn er regio’s met een sterke huishoudensgroei zoals de regio rondom de stad Groningen en regio’s in de provincies Gelderland, Overijssel en Brabant.
3
Woningbehoefte blijft tot 2040 hoog, vooral in periode 2014-2020 Figuur 3 en 4: Groei van het aantal huishoudens in de Noordvleugel tot 2040, bron: Primosprognose 2013
Figuur 3: In de Noordvleugel stijgt het aantal huishoudens tot 2040 van iets boven de 2 miljoen naar ongeveer 2,5 miljoen.
Figuur 4: De huishoudensgroei is het grootst op de korte termijn.
In de Noordvleugel stijgt het aantal huishoudens tot 2040 van iets boven de 2 miljoen naar ongeveer 2,5 miljoen. Deze groei is het grootst in de komende jaren met meer dan 20.000 huishoudens per jaar (figuur 4). Na 2018 neemt de groei langzaam af naar ongeveer 10.000 huishoudens per jaar.
Prognosebeeld komt overeen Figuur 5: Huishoudensgroei 2014-2030 per regio in de Primos- (2013) en Pearlprognose (2013)
Figuur 5: De groei per regio bij de Primos- en Pearlprognose komt overeen. M.u.v. de gemeente Amsterdam, hier is de Primosprognose beduidend hoger.
4
Op landelijke niveau bestaan twee prognoses: Primos opgesteld in opdracht van de ministeries BZK/IenM en Pearl opgesteld door het Planbureau voor de Leefomgeving en het CBS. Figuur 5 laat voor beide prognoses de verwachte huishoudensgroei per regio zien. Duidelijk is dat beide prognoses nog een forse huishoudensgroei voorzien in de Noordvleugel. De groei is bij Primos in veel regio’s hoger dan Pearl maar de verschillen zijn relatief beperkt. Alleen in de gemeenten Amsterdam is het verschil groot. Dit komt vooral door het verwachte nieuwbouwprogramma. De aantrekkingskracht van Amsterdam is zo groot dat de verwachte groei sterk wordt bepaald door het verwachte nieuwbouwprogramma.
Regionale verschillen nemen toe: oude steden populair, instroom nieuwe steden neemt af Een verklaring voor de sterke groei van de Noordvleugel is, naast de autonome groei, de verandering van binnenlandse migratiestromen. We zien een sterke verstedelijking in plaats van suburbanisatie. Dit leidt tot een grote instroom in met name de gemeenten Amsterdam en Utrecht. Binnen de Noordvleugel zien we de laatste jaren dat ook hier de verstedelijking doorzet. Oude steden zoals Amsterdam, Utrecht en Haarlem groeien sneller dan de nieuwe steden zoals Hoofddorp, Purmerend en Almere. Om deze verandering inzichtelijk te maken toont figuur 6 de belangrijkste migratiestromen in de Noordvleugel van 2000-2005 / 2006-2010 en specifiek voor de gemeente Amsterdam de ontwikkelingen van 2003-2007 / 2008-2012. Te zien is dat de instroom naar Amsterdam stijgt terwijl de uitstroom afneemt. Dit zorgt in Amsterdam voor een stijging van woningbezetting omdat de woningbouw de toename van het aantal huishoudens niet kan bijhouden. De afgelopen jaren heeft de crisis, de stokkende doorstroming in koopwoningenmarkt en het terugvallen van de nieuwbouwproductie ongetwijfeld invloed gehad op de doorstroming en de verhuisbewegingen. Ondanks de crisis zet de groei van de Noordvleugel door. Figuur 6: Migratiestromen in de Noordvleugel van 2000-2005 en 2006-2010, bron: CBS
5
Belangrijkste migratiestromen Amsterdam (Saldi gemiddelde per jaar 2003-2007 links en 2008-2012 rechts), bron: CBS Purmerend
Purmerend Zaanstad
Zaanstad 700
300 Almere
Almere 1.000
800
1.700
Amsterdam
500
400
Amsterdam
500 Haarlem
Haarlem
1.000
600 200
1.300
Haarlemmermeer
6.000
4.300 Amstelveen
Haarlemmermeer
Amstelveen Overig NL
Overig NL
Uitleg: De pijlen in de schema’s bevatten de belangrijkste binnenlandse migratiestromen. Het weergegeven getal is het saldo tussen twee regio’s. Voorbeeld in de periode 2003 tot 2007 verhuisden gemiddeld per jaar 1.300 mensen uit de gemeente Amsterdam naar de gemeente Haarlemmermeer. In de periode 2008-2012 is dit gedaald naar 200 personen.
Figuur 6: Opvallende ontwikkelingen op Noordvleugel niveau zijn:
Uit Noord-Holland Noord verhuizen tegenwoordig meer mensen naar Amsterdam dan andersom; De uitstroom uit Amsterdam neemt af (met name naar Almere en de Haarlemmermeer; De migratierelatie tussen Utrecht en Flevoland is beperkt; De instroom naar de Noordvleugel neemt toe.
Figuur 7: Indicatie bevolkingsontwikkelingen in 2013 (voorlopige cijfers), bron: CBS natuurlijke saldo saldo groei / daling aanwas buitenlands binnenlands NH-Noord
730
770
-1.360
140
NH-Zuid
6.330
1.900
7.630
15.850
Amsterdam
5.560
740
4.800
11.100
Almere / Lelystad
1.700
170
-830
1.040
MRA
8.020
2.070
6.800
16.890
Noord-Holland
7.060
2.670
6.270
16.000
Flevoland
2.450
1.250
-2.200
1.500
Utrecht
5.200
850
2.250
8.330
6
Figuur 7: Recente demografische ontwikkelingen. Noord-Holland Noord en Almere en Lelystad hadden in 2013 een binnenlands vertrekoverschot. De recente bevolkingsgroei concentreert zich sterk in de oude steden (Amsterdam, Utrecht, Haarlem) en minder in nieuwe steden.
Ook in de Noordvleugel: toename huishoudens vooral 65+ Bij de ontwikkeling van de kwalitatieve vraag zien we een aantal belangrijke ontwikkelingen. Ook de Noordvleugel kent de komende jaren een sterke vergrijzing. Het aandeel 65+ers onder de huishoudens neemt toe; het aantal huishoudens in de leeftijd van gezinnen met kinderen (35-65 jaar) neemt tot 2040 niet meer toe, terwijl het aantal jongeren de komende periode nog wel stijgt. Zie ook de absolute cijfers in de tabel. Het aantal 65+ huishoudens stijgt tot 2040 bijvoorbeeld met meer dan 400.000 terwijl het aantal huishoudens in de categorie 35-65 naar verwachting daalt met ongeveer 2.000. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor het potentiele bouwprogramma. Ouderen hebben al een woning, blijven steeds langer thuis wonen en verhuizen relatief weinig en over korte afstanden. Hun mobiliteit is hiermee beperkt. Daarnaast laten ouderen, bij overlijden, op termijn veelal eengezinswoningen achter die daarmee beschikbaar komen voor gezinnen met kinderen. Bij stagnerende doorstroming en omdat het aandeel van de groep van 35- tot 65-jarigen niet meer toeneemt, zal een belangrijk deel van het bouwprogramma zich op jongeren moeten richten, een groep die de komende jaren nog wel toeneemt. Figuur 8: Huishoudensgroei per jaar in de Noordvleugel 1996-2050, bron: tot 2013: CBS, 2013-2050: Primosprognose 2013
Figuur 8: Tot 2011 zat de groei van het aantal huishoudens bijna volledig bij de groep 35-65 jaar (blauw). Recent is een trendbreuk opgetreden. De groei zit vooral bij ouderen (65+) (grijs) en jongeren (groen). Absolute ontwikkeling aantal huishoudens Groep 2013 2020 2030 <35 440.000 480.000 510.000 35-65 1.121.000 1.124.000 1.116.000 >65 455.000 569.000 735.000
2040 500.000 1.119.000 861.000
Toenemende vraag naar huurwoningen Figuur 9: Gewenst eigendom huur/koop (aantal huishoudens)
Figuur 9: Het aantal huishoudens dat als verhuiswens een koopwoning heeft is in 2012 t.o.v. 2009 gedaald van 49% naar 46% (absoluut + 22.000). De vraag naar huurwoningen is gestegen met 3% (+52.000 huishoudens). Doordat de toename bij huur groter is dan bij koop, stijgt het procentuele aandeel gewenste huur.
Recent zien we een toenemende vraag naar huurwoningen In het Woononderzoek Nederland (WoON) een lichte toenemende vraag naar huurwoningen. Deze verschuiving is in de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht samen eveneens zichtbaar. Echter in Utrecht en Noord-Holland heeft deze vraagverschuiving niet
7
plaatsgevonden. De verschuiving in de drie provincies wordt bijna geheel veroorzaakt door huishoudens die in Flevoland een woning zoeken. Zowel doorstromers als starters die in Flevoland een woning zoeken, willen vaker een huurwoning. Mogelijke verklaringen voor deze extra vraag naar huur zijn de strengere hypotheekeisen, aanhoudende onzekerheid omtrent de economie, het wegvallen van de ‘automatische’ waardestijging bij koopwoningen, een toenemend aantal huishoudens met een restschuld, de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de toenemende studieschuld bij jongeren. Voor een groot deel zijn dit structurele ontwikkelingen. Zonder vast contract en met studieschuld, is het voor veel jongeren lastig een hypotheek te krijgen. Hetzelfde geldt voor huishoudens met en restschuld. Deze groepen zullen hierdoor uitwijken naar de huurmarkt wat een dempend effect heeft de doorstroming op de koopmarkt.
Vooral vraag naar stedelijke woonmilieus en wonen in centrummilieus Figuur 10 en 11: Vraag naar woonmilieus, bron: Companen op basis van WoON 2012 (Utrecht) en 2009 (N-H/Flevoland)
Figuur 10 en 11: De gewenste woonmilieus zijn vooral stedelijk. Voorbeeld: In de Provincie Utrecht willen tot 2030 ongeveer 6.000 huishoudens extra gaan wonen in een centrum-stedelijk woonmilieu. Op basis van het WoON onderzoek 2009 is door onderzoeksbureau Companen voor de drie Noordvleugel provincies de additionele behoefte (= groei van het aantal huishoudens vanaf 2010) per woonmilieu berekend. In verband met de periode van de geïnventariseerde plancapaciteit is voor de provincie Utrecht de vraag weergegeven voor de periode 2010-2030 en voor Noord-Holland en Flevoland van 2010 tot 2040. De vraag naar woonmilieus concentreert zich in stedelijke woonmilieus, met name centrum stedelijk en stedelijk grondgebonden. Uit een update voor de provincie Noord-Holland op basis van WoON 2012 blijkt dat verschillen in woonvoorkeur voor woonmilieus tussen 2009 en 2012 marginaal zijn veranderd, de vraag is iets stedelijker geworden met iets meer voorkeur voor huurwoningen.
8
Plancapaciteit Totale capaciteit circa 370.000 woningen Figuur 12: Plancapaciteit per regio en indicatieve locaties, bron: Noord-Holland en Flevoland: www.plancapaciteit.nl / QuickScan woningbouw MRA 2012, Provincie Utrecht: Woningmarktmonitor 2014, Flevoland: alleen Almere/Lelystad Regio Noord-Holland / Flevoland tot 2040 Kop van Noord-Holland West-Friesland Regio Alkmaar Waterland Gemeente Zaanstad IJmond Zuid-Kennemerland Amstel-Meerlanden Gemeente Amsterdam Gooi en Vechtstreek Gemeente Almere Gemeente Lelystad Provincie Utrecht tot 2030 Utrecht West BRU Regio Amersfoort Utrecht Zuid-Oost MRA Provincie Utrecht Noordvleugel
Plancapaciteit 10.700 12.200 13.000 9.600 14.200 4.800 11.900 40.400 90.000 12.500 63.500 9.800
4.100 48.100 14.300 8.700 256.700 75.100 367.100
Figuur 12: De totale nu bekende woningbouwcapaciteit bedraagt 35.900 woningen in Noord-Holland Noord (tot 2040), 256.700 woningen in de MRA (tot 2040), en 75.100 in de provincie Utrecht (tot 2025). Een deel van de capaciteit ligt binnen de invloedsfeer van de Haven Amsterdam en Schiphol ligt. Van deze locaties is nog niet duidelijk of deze volledig beschikbaar zijn. Figuur 12 geeft een overzicht van de beschikbare plancapaciteit in de Noordvleugel. In totaal bedraagt deze 360.000 woningen. Eventuele extra ruimte door transformatie van kantoren en leegstand van bestaand vastgoed is hierin nog niet volledig meegenomen. Dat komt voor een deel ook doordat er geen goede cijfers zijn over het aantal, zelfstandige en onzelfstandige, permanente en tijdelijke, woningen als gevolg van transformatie en herbestemming. De werkelijke capaciteit ligt hierdoor waarschijnlijk iets hoger. Daar staat tegenover dat een deel van de capaciteit binnen de invloedsfeer van de Haven Amsterdam en Schiphol ligt. Van deze locaties is nog niet duidelijk of deze volledig beschikbaar zijn. In de provincie Utrecht is de plancapaciteit tot en met 2030 geïnventariseerd. Waarschijnlijk is in de periode hierna ook plancapaciteit, beschikbaar maar die is nog niet als zodanig geïdentificeerd en gekwantificeerd.
9
Capaciteit lijkt voldoende maar biedt geen reserves Figuur 13 en 14: Huishoudensgroei en plancapaciteit, bron: Primos/Pearl 2013, plancapaciteit: zie boven
Figuur 13 en 14: Voorlopig is voldoende capaciteit beschikbaar. Eventuele tekorten doen zich pas voor na 2030. In figuur 13 en 14 is de huishoudensgroei afgezet tegen de plancapaciteit. Voorlopig is nog voldoende capaciteit beschikbaar. Eventuele tekorten doen zich pas voor na 2030. Deze tekorten zijn het grootst in de gemeenten Utrecht en Amsterdam.
10
Productie Nieuwbouwproductie daalt, aantal verleende bouwvergunningen op historisch dieptepunt Figuur 15 en 16: Nieuwbouw en verleende bouwvergunningen (aantal woningen) in de Noordvleugel, bron: CBS
Figuur 15 en 16 : Het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen is afgenomen van boven de 20.000 naar circa 13.000 in 2013. De daling van het aantal verleende bouwvergunningen is veel groter. Van 25.000 in 2006 naar ongeveer 7.000 in 2013. Bouwproductie in de Noordvleugel (Grootste gemeenten), bron : CBS*
Nieuwbouw (2014/2015 verwachting op basis van verleende bouwvergunningen)
Toevoegingen anderszins
Onttrekkingen
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2010 2011 2012 2013 2010 2011 2012 1.640 975 573 728 500 500 4 31 150 28 3 4 3 Almere 684 676 463 538 300 100 62 16 210 220 48 172 60 Amersfoort 4.551 3.273 2.829 2.358 1.000 1.400 1.359 1.214 1.912 1.639 2.517 2.073 2.501 Amsterdam 374 627 224 499 300 200 74 136 228 315 90 54 305 Haarlem 223 265 193 204 100 100 1 71 139 4 97 Haarlemmermeer 775 1.969 2.648 916 500 900 112 763 503 521 126 348 865 Utrecht (gemeente) 581 656 865 443 200 100 21 57 233 202 105 45 85 Zaanstad 7.165 7.550 7.105 7.183 5.600 3.100 369 705 4.486 11.900 1.023 897 3.416 Overig Noordvleugel Totaal Noordvleugel 15.993 15.991 14.900 12.869 8.500 6.300 2.001 2.923 7.793 14.964 3.912 3.597 7.332 * Door de overgang naar de BAG in 2012 en 2013 zijn administratieve correcties die de gemeenten hebben doorgevoerd terecht gekomen in de categorie “toevoegingen anderszins”. Het gaat om bestaande voorraad en niet om nieuwe toevoegingen. Ook het cijfer voor onttrekkingen is daardoor vertekend.
2013 59 283 1.505 204 46 523 170 4.173 6.963
De nieuwbouwproductie in de Noordvleugel neemt de laatste 5 jaar af. In 2013 werden 12.869 nieuwbouwwoningen opgeleverd. De daling van verleende bouwvergunningen voor nieuwbouwwoningen (een voorbode van de verwachte nieuwbouwproductie) is nog groter. In 2013 werd voor maar ongeveer 7.000 nieuwbouwwoningen een bouwvergunning verleend, in 2006 was dit nog 25.000. De te verwachte productie in de komende twee jaar is hiermee historisch laag. Figuur 19 en 20 geven een beeld per regio van de periode 2005-2009 vergeleken met 2010-2103. De daling doet zich in alle regio’s voor met uitzondering van Zuid-Oost Utrecht. Absoluut is de daling het grootst in de gemeenten Utrecht en Amsterdam. Dit zijn ook de gemeenten waar in de jaren 2005-2009 de meeste woningen werden gebouwd. Relatief is de daling in bijna alle regio’s groot (rond de 60%). De daling doet zich voor bij alle opdrachtgevers (corporaties en projectontwikkelaars). Ook het aantal opgeleverde woningen in (collectief) particulier opdrachtgeverschap is afgenomen maar relatief is hier de daling iets minder groot. De daling van verleende bouwvergunningen is groter bij koopwoningen (-66% in 2013 t.o.v. 2010) dan bij huurwoningen (-44%).
11
Figuur 17 en 18: Nieuwbouw en verleende bouwvergunningen in 2013, bron CBS, bewerking RIGO* *Afgegeven vergunningen zijn alleen opgenomen in de BAG zodra er een adres of locatie (pand) bekend is, de aantallen zijn daarom lager dan in figuur 15 en 16.
Figuur 17 en 18: Op de kaarten is te zien waar in 2013 nieuwbouwwoningen zijn opgeleverd en bouwvergunningen verleend. Het aantal nieuwbouwwoningen is duidelijk groter dan het aantal verleende bouwvergunningen. Figuur 19 en 20: Crisiseffect per regio (nieuwbouw en bouwvergunningen), bron: CBS
Figuur 19 en 20: Deze figuren geven per regio een beeld van de opgeleverde nieuwbouwwoningen en verleende bouwvergunningen. In de grafiek is het gemiddelde per jaar voor en na de crisis weergegeven. Voorbeeld: in de gemeente Utrecht werden in de periode 2005-2009 circa 2.800 woningen per jaar opgeleverd, in de periode 2009-2013 is dit gedaald naar 1.600, een afname van 1.200 woningen.
12
Binnenstedelijke productie stabiel, afname vooral bij uitleglocaties Figuur 21 en 22: Woningbouwproductie per locatietype, bron: CBS, bewerking RIGO *Afgegeven vergunningen zijn alleen opgenomen in de BAG zodra er een adres of locatie (pand) bekend is, de aantallen zijn daarom lager dan in figuur 15 en 16.
Nieuwbouw Flevoland Noord-Holland Utrecht Noordvleugel
Bouwvergunningen Uitleg Binnenstedelijk % Binnenstedelijk 1.091 210 16% 2.009 6.061 75% 1.459 2.744 65% 4.559 9.015 66%
Flevoland Noord-Holland Utrecht Noordvleugel
Uitleg Binnenstedelijk % Binnenstedelijk 238 11 4% 951 3.826 80% 1.061 1.234 54% 2.250 5.071 69%
Figuur 21 en 22: In 2013 werd 66% van de nieuwbouwwoningen binnenstedelijk gebouwd. Bij de verleende bouwvergunningen was dit 69%. De toegenomen populariteit van steden blijkt ook uit de locaties waar woningen worden opgeleverd. In 2013 werd twee derde van de nieuwbouwwoningen binnenstedelijk gebouwd. Als begrenzing van het binnenstedelijk gebied is de BBG 2000 grens gebruikt, de vastgestelde grens van bestaand bebouwd gebied in 2000, gebruikt door het ministerie van VROM in de Nota Ruimte. In Flevoland ligt dit percentage vanzelfsprekend lager. Door de jonge bebouwing is het aantal binnenstedelijke mogelijkheden daar beperkt. Voor de provincie Noord-Holland zijn deze gegevens als tijdreeks beschikbaar. Het percentage binnenstedelijk gebouwde woningen is hier gestegen van 50% in 2005 naar 75% in 2013.
13
Confrontatie van vraag en aanbod Druk op de woningmarkt loopt op Figuur 25 en 26: Ontwikkeling woningtekort (absoluut en relatief), bron: Primos 2013
Figuur 25 en 26: De druk op de woningmarkt loopt op doordat de groei van het aantal woningen achterblijft bij de groei van het aantal huishoudens. Zoals te zien op de kaart loopt vooral in de steden Utrecht en Amsterdam het tekort op. De stijging van het aantal huishoudens bij een achterblijvende productie leidt tot een oplopende druk op de woningmarkt. Het woningtekort loopt in de komende jaren snel op (zie figuur 15 en 16 en de grote terugloop in het aantal verstrekte bouwvergunningen), vooral in de gemeenten Utrecht en Amsterdam.
Nieuwe “woningnood” in Amsterdam en Utrecht? Figuur 27: Historisch perspectief woningtekort, bron: Volkstelling 1956, WBO 1985, Primos, 2013
1956 1985 2008 2012 2020
Noord-Holland Utrecht (provincie) Flevoland Absoluut % Absoluut % Absoluut % 35.300 6,9% 13.000 8,9% . . 29.700 3,2% 16.200 4,8% -1.500 -3,1% 29.300 2,4% 18.100 3,7% 4.100 2,8% 38.500 3,1% 19.200 3,7% 6.200 4,0% 73.600 5,6% 36.400 6,7% 11.200 6,5%
1956 1985 2008 2012 2020
Amsterdam Utrecht (stad) Nederland Absoluut % Absoluut % Absoluut % 18.400 7,6% 6.600 11,3% 173.000 7,4% 10.400 3,2% 7.200 8,0% 127.000 2,4% 12.700 3,3% 7.400 5,9% 128.900 1,8% 18.600 4,7% 7.400 5,5% 161.600 2,2% 38.500 9,1% 14.500 9,9% 285.900 3,7%
Figuur 27: Het verwachte woningtekort in Amsterdam en Utrecht in 2020 is hoger dan het landelijke woningtekort uit de jaren 50.
Figuur 27 plaatst het verwachte woningtekort in het tijdsbeeld van de vorige eeuw. Groot verschil met de periode van woningnood (jaren vijftig/zestig) is dat het woningtekort zich niet meer landelijk voordoet maar zich concentreert in de steden en in de Noordvleugel. In sommige delen van de Noordvleugel en zeker in overig Nederland is de spanning op de woningmarkt veel kleiner.
14
Tekort aan plancapaciteit vooral in stedelijke milieus Figuur 28 en 29: Plancapaciteit en de additionele vraag per woonmilieu, bron: Companen
Figuur 28 en 29: In Noord-Holland en Flevoland bestaat een tekort aan centrum-stedelijke, stedelijk vooroorlogse en dorpse woonmilieus en een overschot aan plannen in stedelijk naoorlogs compacte woonmilieus. Utrecht kent een tekort aan kleinstedelijke, stedelijk vooroorlogse en een overschot aan (groen)stedelijk grondgebonden woonmilieus. In deze figuren is de additionele vraag, plancapaciteit en groei (in de periode 2010-2012) per woonmilieu weergegeven. In Noord-Holland en Flevoland bestaat een tekort aan centrum-stedelijke, stedelijk vooroorlogse en dorpse woonmilieus. In de milieus stedelijk naoorlogs compact en kleinstedelijk bestaat een planoverschot. En deel van de naoorlogse compacte milieus kan wellicht opschuiven naar centrum stedelijk waardoor dit overschot is terug te brengen. In de provincie Utrecht ligt het tekort bij de kleinstedelijke, dorpse, centrum-stedelijke en stedelijk vooroorlogse woonmilieus. Opvallend is het overschot aan plannen in grondgebonden milieus.
15
Integrale ontwikkelingen gebiedsagenda bevatten ongeveer 1/3 totale capaciteit
Figuur 30: Aandeel integrale gebiedsontwikkelingen in totale plancapaciteit Noordvleugel. In Almere zijn in de periode 2010-2013 ongeveer 4.100 woningen opgeleverd. Wanneer in Almere circa 25.000 woningen zijn gebouwd ten opzichte van 2010, wordt een vervolgonderzoek naar verdere infrastructuurmaatregelen voor de ontsluiting van Almere Pampus gestart.
Als hoofddoel voor verstedelijking is in de Gebiedsagenda Noord-Holland/Utrecht/Flevoland een woningopgave van 440.000 woningen tot 2040 opgenomen. De gebiedsagenda bevat vijf integrale gebiedsontwikkelingen met een omvangrijke woningbouwopgave. Figuur 30 laat zien dat de capaciteit van de opgenomen integrale gebiedsontwikkelingen ongeveer 1/3 van de totale capaciteit bedraagt. In Almere zijn in de periode 2010-2013 ongeveer 4.100 woningen opgeleverd, het overgrote deel in het westen van de stad. Wanneer in Almere circa 25.000 woningen zijn gebouwd ten opzichte van 2010 en er zicht is op de afronding van de tweede fase van Amsterdam IJburg, wordt vervolgonderzoek naar verdere infrastructuurmaatregelen voor de ontsluiting van Almere Pampus gestart.
16