MON02 PAG 01 COVER GOED
28-03-2006
17:04
Pagina 1
MONITOR Jaargang 35 • nr. 2 • april/mei 2006
De markt op
Vijf bedrijven in de
broedstoof
Gezonde stress bestaat
Wel of niet
gevoelig
door genvariant
Focus: vogelgriep
VLIEGENDE VIRUSSEN
MON02 PAG 02/03
28-03-2006
17:29
Pagina 2
FOCUS: VOGELGRIEP
Tekst: Emile Hilgers
ANTIGENE DRIFT De griepprik beschermt tegen meerdere, veel voorkomende virussen. Het zijn influenza Bvirussen en influenza A-virussen van de H3N2en H1N1-subtypen die elk jaar griepepidemieën veroorzaken. “De H3N2-virussen zijn van hetzelfde subtype als het virus dat in 1968 een influenzapandemie heeft veroorzaakt in de humane wereldbevolking”, vertelt immunoloog dr. Guus Rimmelzwaan. “Wel heeft het virus zich van jaar tot jaar langzaam veranderd. Het is een andere stam geworden. Die kleine veranderingen noemen we de antigene drift. Dat wil zeggen dat het virus langzaam ontsnapt aan het neutraliserend effect van antistoffen.” “Het is onze taak als nationaal influenzacentrum om in Nederland voorkomende influenzavirussen te karakteriseren en de mate van antigene drift vast te stellen”, aldus Rimmelzwaan. “Daartoe krijgen we elk voorjaar via huisartsen en diagnostische laboratoria uit het hele land vier- tot vijfhonderd griepvirussen binnen die allemaal worden geanalyseerd. De uitslagen rapporteren wij, net als zo’n honderd andere centra in de wereld, aan de World Health Organization (WHO), die vervolgens de samenstelling adviseert van het vaccin voor het volgende griepseizoen.” Bij de analyse gebruikt het nationaal influenzacentrum een heel nieuw systeem. “Voor de karakterisering en typering van influenzavirussen wordt een ouderwetse serologische test gebruikt”, vertelt moleculair viroloog dr. Ron Fouchier. “Enkele jaren geleden hebben wij algoritmes ontwikkeld om de data beter te kunnen vergelijken. We maken nu antigene kaarten, waardoor er een meer uniforme vergelijking mogelijk is. Dat doen we inmiddels voor de hele wereld.” Dr. Fouchier toont op beeldscherm hoe enkele honderden aangetroffen groene puntjes (elk een virusmonster van een grieppatiënt) in de loop van de maanden steeds dichter rond grote rode ballen komen te liggen. Die rode ballen zijn de nieuwe H3N2-vaccinstammen voor het volgende influenzaseizoen. Zo kan zichtbaar gemaakt worden wanneer de samenstelling van het vaccin gewijzigd moet worden. Volgens dr. Fouchier is er telkens veel discussie over de keus van de geactualiseerde vaccinsamenstelling die door de WHO wordt geadviseerd. “Eén van de redenen is ongetwijfeld dat de totstandkoming van het advies, maar ook de productie van het jaarlijks griepvaccin, veel tijd in beslag neemt. In principe is het advies van de WHO in februari gereed. De industrie heeft dan tot oktober om het vaccin te produceren.” ■
2
april/mei 2006
MONITOR
Beeld: Levien Willemse
MON02 PAG 02/03
28-03-2006
17:30
Pagina 3
INHOUD Jaargang 35 • nr. 2 • april/mei 2006
Alarm of loos alarm? Italië, zomer 2005. In een vakantie-appartement in Perugia zie ik op een Nederlands-Belgische satellietzender een uitzending van Nova. “Nederland is niet voorbereid op een wereldwijde uitbraak van een menselijke variant van de vogelgriep”, zegt Ira Helsloot van het Instituut voor Veiligheid en Crisismanagement COT. “In het worst case scenario kunnen honderdduizenden doden vallen, als er niet genoeg medicijnen voorhanden zijn.” Hij schetst een ontwrichte samenleving: “Als mensen hun huis niet uit durven komen, ligt Nederland plat.” Ik ben meteen gegrepen. Helsloot pleit voor publieksvoorlichting: maak burgers duidelijk wat ze bij een uitbraak kunnen doen. “Die informatie moet je breed delen, en niet alleen binnen de medische sector houden.” Een taak voor journalisten, zoals ik? Thuisgekomen blijkt bij een eerste zoektocht op internet dat collega’s al veel hebben geschreven over vogelgriep. Over het algemeen zijn de berichten informatief, realistisch en genuanceerd. Postbus 51 lijkt Helsloot tegen te spreken: “Nederland is voorbereid op een uitbraak van een (wereldwijde) vogelpestepidemie. We hebben in Nederland een goed lopende infrastructuur rondom infectieziekten.” Andere berichten zijn verontrustend: ‘Wat gebeurt er als de Aziatische vogelgriep overslaat naar Nederland?’, en ‘De voorraad virusremmers is beperkt: 220.000’. Jeanne de Vetter, crisiscoördinator in Erasmus MC, weet dat het ministerie besloten heeft om vijf miljoen doses Tamiflu te bestellen. Het slechte nieuws is dat de producent het niet aankan waardoor het nog wel even duurt voor alle antivirale middelen geleverd zijn. Volgens de laatste berichten is de voorraad begin 2007 aangevuld. Er is dus volop beweging aan het vogelgriep-front. Mijn ongerustheid is even gezakt. Tot in oktober 2005 in Turkije vogelgriep wordt geconstateerd. Nieuwe krantenkoppen: ‘Europees alarm over vogelgriep’, ‘Zorg over gebrek aan virusremmers’, ‘Vogelgriep gevaar voor mensheid’, ‘Griep zal Nederland ontwrichten’. Het blijft door mijn hoofd spoken: weet Jan-met-de-pet al voldoende over vogelgriep? Arts infectieziektenbestrijding Paul Mertens – ook Erasmus MC – pleit er in deze Monitor voor om de burger goed voor te lichten over de mogelijkheden, en vooral ook de onmogelijkheden, van behandeling van zieken bij een eventuele grieppandemie. Onrust en agressie kunnen daardoor voorkomen worden, zegt hij. Postbus 51 adverteert in huis-aan-huisbladen, met verwijzing naar internet. Tegelijkertijd zeggen beleidsmakers en voorlichters: we weten niet óf, en hoe hevig… Dus is het misschien beter om te wachten met publieksvoorlichting tot het werkelijk zover is. Wat is wijsheid? Maart 2006. Kort voordat dit blad ter perse gaat, lees ik weer een goed bericht. “H5N1 kan nog niet van mens tot mens”, kopt Trouw. De onderzoeksgroep van prof. Ab Osterhaus, waarover meer in deze Monitor, publiceert nieuwe onderzoeksresultaten in Science. Het vogelgriepvirus heeft moeite van mens naar mens over te steken doordat het zich diep in onze luchtwegen verschanst. Daardoor hoesten of niezen we het virus niet naar buiten. Maar het virus kan muteren, zo wordt in het krantenartikel aangetekend. Japanse onderzoekers, die een dag eerder publiceerden in Nature, vermoeden dat er meerdere mutaties nodig zijn. “Dat verruimt de tijd om ons op een pandemie voor te bereiden.” Kan ik nu rustig gaan slapen…? Emile Hilgers, redacteur Monitor
[email protected]
Pag. 4: Stethoscoop Zin en onzin uit de zorg Pag. 5: Goede voeding remt gezichtsverlies Brood eten vermindert kans op macula degeneratie Pag. 6: Bemoeizieke behandelaars PC-verslaving kan eerste psychose zijn Pag. 9: Gezonde stress bestaat Stresskip of koele kikker voor deel erfelijk bepaald Pag. 11: Opgroeien met depressies Kan je een bipolaire stoornis aan zien komen?
---Focus: Vogelgriep--Pag. 13: Knutselen met virussen Wat maakt influenzavirus dodelijk? Pag. 14: Vliegende verklikkers Onderzoek naar virussen bij wilde vogels Pag. 16: Wachten op hét vaccin Virus verandert om aan immuniteit te ontnappen Pag. 18: Spin in het web Prof. Ab Osterhaus: Europese influenza taskforce nodig Pag. 19: Katten klein gevaar Verspreiding via katachtigen gaat minder snel Pag. 20: ‘Ziekenhuizen ontlasten’ Bij pandemie run op Spoedeisende Hulp voorkomen ------------------------Pag. 21: WebPep voor CF-patiënten CF-patiënten via internet met elkaar in contact Pag. 23: De markt op Erasmus MC heeft broedstoof voor bedrijven Pag. 26: Rubriek ‘Reageerbuis’ Kitty van Beers, patiëntenvoorlichter Radiotherapie Pag. 27: Agenda Erasmus MC Promoties, congressen, symposia
‘IK WIL NIET ANDERS ZIJN’ CF-PATIËNT ERWIN WILLEMSEN (16) ZAG ER TEGENOP OM NAAR DE BRUGKLAS TE GAAN. (pag. 22)
De volgende Monitor verschijnt begin juni 2006
MONITOR
april/mei 2006
3
MON02 PAG 04
28-03-2006
17:34
Pagina 2
STETHOSCOOP RUIS EN WIJSHEID Wijsheid en ruis uit de gezondheidszorg, academische ziekenhuizen en medische faculteiten. ■ LEVENSWIJSHEID “Er zijn drie domeinen waarin je de woorden nooit en altijd met een korrel zout moet nemen: de geneeskunde, de liefde en het voetbal.”
Uitspraak van dr. D’Hooge, ex-voorzitter van de Belgische voetbalbond, aangehaald door de Vlaamse anesthesioloog en pijntherapeut dr. Jan van Zundert. Uit: ZOLarium, uitgave ziekenhuis Oost-Limburg, jan-mrt 2006 ■ RUST ROEST “Kom dat bed, die stoel, dat huis uit!”
Bij steeds meer aandoeningen wordt beweging aanbevolen, in plaats van rust. In geval van bijvoorbeeld lage rugpijn, muisarm, verzwikte enkel, hernia, reuma en een hartinfarct lijkt geregeld bewegen beter dan voortdurend plat liggen. Bij werkstress moet de werknemer niet overspannen thuisblijven, maar juist aangepast (veelal korter) werken. Prof. Siep Thomas, hoogleraar Huisartsgeneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, bevestigt dat ‘ons organisme, dat is dus lichaam én geest, niet gedijt bij inertie, maar bij training’. Uit: Trouw, 30-1-2006
Tekst: Joop van de Leemput
Beeld: Levien Willemse
■ IK HEB ALTIJD GELIJK “Het is niet altijd makkelijk om koppig te zijn. De meeste tijd heb je namelijk gewoon gelijk.”
Ludieke stelling van de uit Hong Kong afkomstige Caroline (Ka Lai) Cheng. Zij promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op: ‘De zware spanning van afschuifspanning responsen van de vaatwand op een haemodynamische kracht.’ Uit: Promotieboekje, 1-2-2006 ■ SEKSEVERSCHILLEN “Weinig wekt tijdens lezingen zoveel consternatie als het noemen van het simpele biologische feit dat mannen tien procent meer hersencellen hebben dan vrouwen.”
Uitspraak van Marianne Legato, arts, onderzoeker en auteur van het boek ‘Why men never remember and woman never forget’, dat gaat over biologisch bepaalde sekseverschillen. Legato stelt dat volume niet alles zegt. Vrouwenhersenen bevatten meer grijze materie, die nodig is voor het verwerken van informatie. Legato: “Er zijn sterke aanwijzingen dat het vrouwenbrein simpelweg efficiënter opereert. Vrouwen kunnen met minder toe.” Niettemin staat in hetzelfde artikel dat de Amerikaanse stad Memphis nog een wet kent die bepaalt dat een vrouw alleen zelfstandig een motorrijtuig mag besturen als zij vooraf wordt gegaan door een man die met een rode vlag zwaait. Uit: AD Magazine, 4-2-2006
■ VOLKSGEZONDHEID “Het probleem is dat ouders het normaal vinden dat jongeren zich klem zuipen.”
Uitspraak van prof. Reinout Wiers, hoogleraar ‘Verslaving bij Jongeren’ aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. “Ik zou zelf als ouder niet meer dan zeven biertjes per week toestaan,” zegt Wiers, die drie kinderen heeft. Alcoholgebruik onder de achttien jaar moet volgens hem worden verboden. De reden: overmatig drinken veroorzaakt blijvende veranderingen in de hersengebieden die te maken hebben met emotie en motivatie. Uit: AD, 25-2-2006 ■ ERFELIJKHEID “Help! Ik ben precies mijn moeder.”
Titel van een recent verschenen boek. Het ergste wat je tegen een vrouw kunt zeggen, stelt psychotherapeute Annette Heffels, is dat ze qua uiterlijk of gedrag precies haar moeder is. Sommige (vrouwelijke) auteurs vergelijken moeders met spinnen die hun dochters in hun web gevangen houden en aan zich binden ‘totdat je weet te ontsnappen’. Of deze schrijvende therapeuten zelf moeder zijn, is onduidelijk. Uit: AD-Rotterdams Dagblad, 13-3-2006 ■ SENIORENZORG “Een geriater komt iedere dag dichter bij zijn doelgroep te staan.”
Ludieke stelling in proefschrift van de Zuid-Afrikaan Cornelis van der Hoofd. Hij promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op: ‘Ongewenste effecten van geneesmiddelengebruik bij ouderen’. Uit: Promotieboekje, 15-1-2006 ■ BIERTJE, JONGENS? “Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat regelmatige sportbeoefening de gezondheid bevordert; wie het rook-, eet- en drinkgedrag van amateurvoetballers in de clubkantine ziet, snapt niet hoe dit mogelijk is.”
Niet meer dan zeven biertjes per week, adviseert hoogleraar ‘Verslaving bij Jongeren’ Reinout Wiers. 4
april/mei 2006
MONITOR
Ludieke stelling van Marjolein Bannink. Zij promoveerde, samen met Arthur van Gool, aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op: ‘Psychiatrische bijwerkingen van behandeling met interferon-alfa in kankerpatiënten’. Uit: Promotieboekje, 8-2-2006
■ VOGELGRIEPVIRUS “De tsunami van een jaar geleden is er niets bij.”
Prof. Ab Osterhaus (Virologie, Erasmus MC) over de mogelijke ernst van een pandemie van vogelgriep. Wat nu in Zuidoost-Azië gebeurt, is volgens hem ‘de perfecte aanloop naar een pandemie.’ Maar hoe het virus H5N1 zich zal ontwikkelen, weet hij niet. “Voor ons vakgebied geldt: expect the unexpected.” Uit: Erasmus Magazine, 15-12-2005 ■ VOORTPLANTINGSKUNDE “Het was een slungelige puber, maar het is hem toch gelukt.”
Voortplantingsproblemen blijken niet voorbehouden aan mensen. In de Rotterdamse Diergaarde Blijdorp vochten twee mannetjesgorilla’s om de gunsten van de wijfjes: de stoere Dango en Bokito, een slungel. Bokito maakte twee wijfjes zwanger. In de gorillagroep is plaats voor maar één mannetje. De vrouwtjes mogen beslissen wie blijft. Uit: AD-Rotterdams Dagblad, voorjaar 2006 ■ JONG EN LUI “De studenten van nu zijn mondiger, maar verder is er weinig verschil. Ook qua inzet vertonen studenten hetzelfde gedrag. In een werkcollege met twintig studenten zijn er standaard drie tot vijf die echt iets doen; de rest probeert via minimale inzet z’n doel te bereiken.”
Ervaring van dr. Jan van der Meulen, universitair hoofddocent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Uit: Erasmus Magazine, 9-3-2006 ■ SURINAAMSE VERLOSKUNDE “Als je nu niet meewerkt, ga ik je klappen met je placenta!”
Olaf Bleijenberg (28) liep zijn coschap gynaecologie in het Diaconessenhuis te Paramaribo. In Suriname wordt tegen artsen nog opgekeken, constateert hij. De aanpak van patiënten verschilt sterk van de Nederlandse. Op zijn eerste werkdag keek hij toe bij een bevalling die niet voorspoedig verliep. De aanstaande moeder volgde de aanwijzingen van de verloskundige niet op en raakte enigszins in paniek. “Tot mijn grote verbazing gaf de verloskundige de vrouw plots een paar ferme tikken op haar bovenbeen en schreeuwde: ‘Als je nu niet meewerkt, ga ik je klappen met je placenta!” Dit hielp: de aanstaande moeder kalmeerde en deed precies wat van haar werd verwacht. Uit: Cicero, LUMC, 16-12-2005
MON02 PAG 05
28-03-2006
17:38
Pagina 3
MACULA DEGENERATIE Tekst: Emile Hilgers
Beeld: Levien Willemse
OOGHEELKUNDE
Goede voeding remt gezichtsverlies Vitamine E en zink vertragen de ontwikkeling van macula degeneratie. Dat concludeert oogarts in opleiding dr. Redmer van Leeuwen na onderzoek onder 55-plussers uit Rotterdam-Ommoord.
L
eeftijdgebonden macula degeneratie is een oogaandoening die bij ouderen schade veroorzaakt aan het centrale deel van het netvlies (macula) waardoor de gezichtsscherpte afneemt. Omdat alleen het centrum van het beeld uitvalt, leidt macula degeneratie op zich niet tot volledige blindheid. Het is echter wel een veel voorkomende oorzaak van slechtziendheid. In Nederland komt de aandoening voor bij één procent van de zeventigjarigen en bij vijf procent van de tachtigjarigen. Een geneesmiddel is er nog niet. Daarom wordt wereldwijd veel onderzoek gedaan naar de oorzaak en ontwikkeling van macula degeneratie. Onderzoekers van Erasmus MC hebben hierbij gebruikgemaakt van gegevens uit het Rotterdamse ERGO-onderzoek.
Voortekenen
Dr. Van Leeuwen: “Ik heb binnen de populatie gekeken naar: welke mensen hebben na zeven jaar macula degeneratie of de voortekenen ervan ontwikkeld? Dat hebben we vervolgens gecorreleerd met gegevens over hun voedingsgewoonten die wij aan het begin van het onderzoek, in 1990, via vragenlijsten hebben geregistreerd.”
Volkorenbrood eten geeft minder kans op macula degeneratie
Zo kwam aan het licht dat ouderen die via hun voeding veel vitamine E en zink binnenkrijgen, minder kans hebben om de voortekenen van macula degeneratie te krijgen. Voor dr. Van Leeuwen was dat geen verrassing. “Al dertig jaar wordt gedacht dat oxidatieve stress, dat is een bijwerking van de normale stofwisseling, een rol speelt bij de ontwikkeling van macula degeneratie. Verondersteld wordt dat op het netvlies die oxidatieve stress hoog is, omdat er continu lichtbelasting is en omdat het netvlies een zeer goed doorbloed orgaan is. Bescherming tegen die oxidatieve stress loopt normaal onder andere via de vitamines, waaronder vitamine E en zink.” De resultaten van zijn onderzoek sloten aan bij een Amerikaanse studie waarbij ouderen met macula degeneratie vitaminesupplementen kregen of
VOEDINGSADVIES Van Leeuwen adviseert patiënten bij wie hij voortekenen van macula degeneratie heeft gezien, goed op hun voeding te letten. “Dat betekent voldoende vitamine E en zink. Vitamine E zit in plantaardige olieën, volkorenbrood, eieren en noten, zink in vlees, vis, melkproducten en ook weer volkorenbrood.” Patiënten die al macula degeneratie in een eindstadium hebben, krijgen supplementen met hoge doses vitamine E en zink, maar die hogere doses zijn niet zonder bijwerkingen, dus patiënten met voortekenen krijgen ze niet voorgeschreven.
een placebo. “Dat waren min of meer dezelfde vitamines die ik heb gevonden. Bij patiënten die de supplementen kregen, werd het ziekteproces iets vertraagd.” Worteltjes
De wijsheid dat peen en bladgroenten goed voor de ogen zijn, ontkent dr. Van Leeuwen niet. “In mijn studie is dat niet gebleken, in andere studies wel. De bekende worteltjes zijn vooral van belang voor de ontwikkeling van het netvlies bij kinderen. In Amerika loopt een nieuwe studie waarbij specifiek naar het effect van deze carotenoïden wordt gekeken.” “Voeding spreekt enorm tot de verbeelding”, weet dr. Van Leeuwen. Zijn publicatie over deze studie, eind 2005 in de Journal of the American Medical Association, heeft dan ook veel aandacht gekregen in de media, variërend van CNN tot Life Extension Magazine. Erfelijke aanleg
Toch is de Rotterdamse oogarts bescheiden. “Het onderzoek naar macula degeneratie gaat met kleine stapjes. Ook binnen ERGO gaan we door. We gaan bijvoorbeeld ook kijken naar genetische factoren. De vraagstelling is:
hebben mensen met erfelijke aanleg voor macula degeneratie meer of minder baat bij de juiste vitamines dan degenen die die aanleg niét hebben?” ■ EERDER ERGO-ONDERZOEK Het ERGO-onderzoek is een een bevolkingsonderzoek van de vakgroep Epidemiologie en Biostatistiek van Erasmus MC onder duizenden mannen en vrouwen van 55 jaar en ouder woonachtig in de Rotterdamse wijk Ommoord. Daarbij wordt samengewerkt met plaatselijke huisartsen en apothekers. Het doel van het ERGO-onderzoek is inzicht te krijgen in oorzaken van chronische ziekten bij ouderen, waaronder de oogziekten macula degeneratie en glaucoom. Eerder werd binnen het ERGOonderzoek al aangetoond dat er een verband is tussen macula degeneratie en roken. Roken verhoogt het risico van macula degeneratie. Uit familieonderzoek blijkt tevens dat het risico op macula degeneratie voor eerstegraads familieleden van aangedane personen ruim vier keer verhoogd is. Geschat wordt dat ongeveer eenkwart van alle macula degeneratie in de algemene bevolking door genetische factoren wordt veroorzaakt.
MONITOR
april/mei 2006
5
MON02 PAG 06/07
28-03-2006
17:46
Pagina 2
Bemoeizieke behand Zit de hele dag achter de computer, spijbelt van school, zegt niks bijzonders terug. Dat kán een gewone puber zijn met wie het wel goed komt. Maar het kan óók een schizofreen zijn met een eerste psychose. En dan komt het niet vanzelf goed. Om de schizofreen van de puber te onderscheiden, gaan sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen van Erasmus MC op huisbezoek. ogelijke schizofrenen aan de kop zeuren om ze het ziekenhuis in te krijgen. Daar komt de aanpak van Erasmus MC op neer. Bemoeizorg heet dat in jargon, een vrij nieuw begrip in de zorg. De afdeling Psychiatrie in Erasmus MC begon er in 2002 mee. De situatie toen, en eigenlijk nog steeds: groeiende onvrede in de steden over psychiatrische patiënten op straat die mensen lastig vallen. Het leken er steeds meer te worden. En ze mochten alleen gedwongen worden opgenomen als ze echt gevaarlijk werden, voor zichzelf of voor anderen. Dat is nog steeds zo, hoewel de definitie van gevaar wel wat is verruimd.
M Vroeg erbij
Psychiater dr. Nico van Beveren: “De overlast van de gekken op straat is voor een deel het gevolg van het laten doorsudderen van hun problemen. Te lang is gedacht dat patiënten een eigen 6
april/mei 2006
MONITOR
De hele dag achter de pc zitten is meestal normaal pubergedrag. Het kan ook wijzen op een eerste psychose
verantwoordelijkheid hadden en zelf maar hulp moesten zoeken.” Die houding is funest gebleken voor de schizofrene patiënt. Schizofrenie gaat niet over. Sterker nog: zonder hulp worden de problemen alleen maar erger. En hoe eerder je erbij bent, hoe meer kans om ontsporing te voorkomen. “De psychiatrie heeft achteraf gezien verkeerd gehandeld”, aldus dr. Van Beveren. Nu is de trend om zo vroeg
mogelijk hulp te bieden aan jonge schizofrene patiënten, liefst al als ze de ziekte nog niet echt hebben maar alles erop wijst dat ze die gaan krijgen. Met medicijnen en therapieën houdt het niet op bij de aanpak van Erasmus MC. Om te voorkomen dat ze weer terugvallen, helpen de sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen bij het vinden van werk of een huis. “Als mensen vroeger al werden geholpen, was het slechts: hier heb je je
medicijnen. Dat is dus fout. Als je schizofrene patiënten niet helpt maatschappelijk te reïntegreren, zijn ze zo terug bij af.” Pubergedrag
Vroeg erbij zijn, hoe doe je dat? Reageren op meldingen, zegt sociaalpsychiatrisch verpleegkundige Odilia Streep. “Van scholen bijvoorbeeld. Een leerling komt niet meer opdagen, hij zit alleen maar achter de computer
MON02 PAG 06/07
28-03-2006
17:47
Pagina 3
JONGE SCHIZOFRENEN Tekst: Roelf Reinders
ehandelaars
Beeld: Levien Willemse
‘SCHIZOFREEN SLECHTER AF DAN ZIEKE ROKER’ Schizofrene patiënten komen er in de zorg bekaaid vanaf, stelt psychiater dr. Nico van Beveren van Erasmus MC. “Er is te weinig geld om patiënten op te sporen en in zorg te nemen. Terwijl het hier gaat om een ziekte die levenslang doorsuddert als je er niks aan doet, en die je ongeschikt maakt voor deelname aan het maatschappelijk verkeer. De kans bestaat zelfs dat ze zó ontsporen dat ze de samenleving tot grote last zijn.” Meer geld voor hulp is nodig om ellende voor patiënt en maatschappij te voorkomen, zegt dr. Van Beveren. “Dat is alleszins redelijk, omdat lichamelijke aandoeningen wel veel aandacht en geld krijgen.” “Patiënten die kanker krijgen of een lever- of nieraandoening worden in de maatschappij wel met goede zorg en voorzieningen omringd,” zeggen sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen Odilia Streep en Wim Verveer, “zelfs als je zou kunnen spreken van verwijtbaar gedrag waarvan bekend is dat het schade kan berokkenen, zoals roken, overmatig alcoholgebruik en drugs. Bij een lichamelijke handicap zijn er ook allerlei voorzieningen en stichtingen die je helpen en zelfs vakanties voor je regelen. Maar als je de diagnose schizofrenie hebt gekregen, zijn er veel minder mogelijkheden en voorzieningen die je kunnen helpen om een redelijk bestaan op te bouwen.”
want een kenmerk van een schizofreen is dat hij niet wil erkennen dat hij ziek is. “Onze houding is: we laten ons niet weerhouden door een weigerachtige patiënt”, zegt dr. Van Beveren. “Als wij als deskundigen denken dat het niet goed zit, gaan wij aan hun kop zeuren om ze toch tot hulp te verleiden.” Hoe zeur je een schizofreen aan z’n kop? Streep: “Het gaat erom maatjes met ze te worden. Praten dus. Ik sta soms op de drempel van de slaapkamer of zelfs voor een dichte deur te praten. ‘Je gaat al vier maanden niet naar school, wat vind je daar nu van?’ We proberen ze naar het ziekenhuis te praten. ‘Je had vrienden, en nu zie je niemand meer.’ Je moet proberen een gesprek op gang brengen.” Van Beveren: “Als je een beetje virtuoos bent, kun je altijd wel een ingang vinden.” Sociaal-psychiatrisch verpleegkundige Wim Verveer: “Vaak hebben ze toch wel een idee van: er klopt iets niet bij mij. We horen vaak: je bent de eerste die echt naar me luistert. Wij lachen ze niet uit omdat ze stemmen horen.” Medicijnen
chose
op z’n kamer. Dan bellen ze ons: misschien is het wat voor jullie.” Misschien, want het is de kunst om de psychotische verschijnselen van een schizofreen te onderscheiden van niet meer dan normaal pubergedrag. Psychiater Van Beveren: “Dat is moeilijk, want niet lekker in je vel zitten, je afzonderen en somberen, is normaal pubergedrag. Zo zijn we bij een jongen geweest van wie de ouders dachten dat het slecht ging. Hij bleek een
normale slons te zijn, z’n ouders waren alleen overbezorgd. Maar als iemand een verhaal vertelt waaraan je geen touw kunt vastknopen, heb je wel een vermoeden. En helemáál als iemand zegt dat z’n gedachten op internet zijn te lezen of voor iedereen zijn te horen. Of dat er slangen in z’n buik zitten.” Verleiden
Dan ben je al ver als hulpverlener,
PSYCHIATRIE
Eenmaal in het ziekenhuis kan er na onderzoek worden besloten tot opname of tot ambulante hulp. Dat laatste betekent dat een patiënt regelmatig langskomt om te kijken hoe het gaat. “We geven ze in ieder geval medicijnen om de psychotische symptomen te onderdrukken”, zegt dr. Van Beveren. Belangrijk in de zorg aan schizofrene patiënten is de zogeheten maatschappelijke reïntegratie. Streep: “Na een psychose is het voor schizofrene patiënten heel moeilijk om op hetzelfde niveau als ervoor verder te leven. Ik spreek jongeren van zestien die niet meer weten hoe ze een meisje in de disco moeten versieren, terwijl ze dat
goed afging. Wij helpen ze met de vraag: Wat heb je nodig om je weer goed in je leven te voelen?” Stageplek
Belangrijk is reële doelen te stellen, zegt Streep. “Als een leerling op het vwo zit, is het echt te veel gevraagd daar gelijk weer naartoe te gaan.” De sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen helpen desnoods met het zoeken van werk of een huis. “Niet dat we alles voor hen regelen”, zegt Streep. “We helpen ze op weg. Als ze moeten solliciteren voor een stageplek, oefenen we dat bijvoorbeeld van tevoren. ‘Nee, niet met je pet over je ogen.’” En helpt de bemoeizorg bij jonge schizofrene patiënten? Dr. Van Beveren: “Ja, bij velen komt het op de één of andere manier wel goed. Eenderde van de groep wordt redelijk beter. Eenderde verbetert wel, maar houdt toch wel echte beperkingen. En de rest, daarvan zeggen we: Je staat erbij en je kijkt ernaar. Daarmee lukt het gewoon niet. Die geven we pillen, we praten met ze, maar ze verbeteren niet. Die komen uiteindelijk op de verblijfsafdeling van een psychiatrische afdeling terecht.” ■ GEVAARLIJKE GEK? Vooroordeel: een schizofreen, dat is toch een gek die lastig en gevaarlijk is? “Dat kan,” zegt psychiater dr. Nico van Beveren, “maar hoeft niet. De gevaarlijke schizofrene patiënt bestaat zeker. Maar dat is een minderheid, de meerderheid van de schizofrene patiënten is níet gevaarlijk. Die zit thuis wat voor zich uit te staren met de meest vreemdsoortige ideeën in het hoofd en gaat sociaal ten onder. Het is jammer dat de lastige minderheid het imago van de hele groep schizofrenen bepaalt.”
MONITOR
april/mei 2006
7
MON02 PAG 08/09/10
8
april/mei 2006
28-03-2006
MONITOR
17:55
Pagina 2
MON02 PAG 08/09/10
28-03-2006
17:56
Pagina 3
GENAFWIJKING Tekst: Roelf Reinders
Illustratie: Helen van Vliet
INWENDIGE GENEESKUNDE
GEZONDE STRESS BESTAAT Vier op de tien Nederlanders zijn gevoeliger voor stress dan anderen. Zij hebben meer kans om dik en depressief te worden. Eén op de tien is juist minder stressgevoelig. Die tien procent is gezonder, leeft langer en wordt minder snel dement. Kwestie van een ‘foute’ of ‘goede’ genafwijking. at je een stresskip bent of juist een koele kikker, is voor een deel erfelijk bepaald. Maar een stresskip kan best oud worden met al die stress. Als hij maar bij die tien procent hoort met de ‘goede’ genafwijking. Dan maken al die stresshormonen die door z’n lijf gieren hem niet veel. “Een stresskip mag een gat in de lucht springen als hij de goede genvariant heeft”, zegt dr. Liesbeth van Rossum, internist in opleiding in Erasmus MC en ontdekker van de ‘goede’ en ‘foute’ genafwijking. Zij promoveerde vorig jaar cum laude op haar genetisch onderzoek. “Een stresskip met de goede afwijking heeft veel stress, maar is lichamelijk beschermd door zijn ongevoeligheid voor stresshormonen. Een stresskip met de foute genvariant heeft pas echt pech.”
D
Vechtpartij
▲
Stresshormonen ofwel glucocorticoïden komen van nature in lage hoeveelheden in het bloed voor. Bij acute stress (vechtpartij, examen of ernstige ziekte) heb je adrena-
line nodig en een extra stoot stresshormonen om de situatie het hoofd te kunnen bieden. Bij chronische stress (hoge werkdruk, problemen thuis) sta je lang bloot aan extra stresshormonen. Of dat gezondheidsproblemen oplevert, hangt af van de werking van het glucocorticoïd-receptor-gen. Dit gen is verantwoordelijk voor de verwerking van de hormonen. Dr. Van Rossum: “Werkt de receptor extra goed, dan kunnen de stresshormonen ongestoord hun schadelijke werk doen in de cellen. Het kan dus beter zijn dat de receptor het niet zo goed doet.” Dr. Van Rossum ontdekte dat de helft van de mensen een normaal werkend gen heeft; bij hen is het lichamelijk effect van stress niet slecht, maar ook niet echt goed. Veertig procent van de mensen heeft een genafwijking die slecht uitpakt (officieel de Bcl1-variant). Tien procent heeft een afwijking die gezond maakt (de ER22/23EK-variant). De ‘foute’ afwijking doet z’n werk eigenlijk heel goed terwijl die tien procent het geluk heeft dat hun variant juist slecht werkt.
MONITOR
april/mei 2006
9
MON02 PAG 08/09/10
28-03-2006
17:56
Pagina 4
GENAFWIJKING INWENDIGE GENEESKUNDE TOPSPORTER? Mensen met een ‘goede’ afwijking van het gen dat stresshormonen verwerkt, hebben niet alleen minder last van stress. Ze zijn ook gezonder, leven langer en maken mogelijk ook nog eens meer kans een topsporter te worden. Dr. Van Rossum: “We onderzochten een groep Amsterdammers die is gevolgd vanaf hun dertiende tot hun zesendertigste. In de pubertijd zie je al dat dragers met de ER22/23EK-variant gemiddeld langer zijn dan niet-dragers, en dan vooral jongens. Dat scheelt al snel vijf centimeter. Dragers bleken ook meer spiermassa en spierkracht te hebben. Ze scoorden beter in trek- en springtesten.” Met screenen van ER22/23EK-dragers op jonge leeftijd zou je dus al potentiële Olympisch kampioenen eruit kunnen halen om verder te polijsten? “Dat is best gevaarlijk”, vindt dr. Van Rossum. “Want meerdere genen kunnen een rol spelen. Het zou dom zijn om niet-dragers te diskwalificeren als mogelijke topsporters. Ik wil nog wel topsporters onderzoeken op hun glucocorticoïd-receptor-gen. Dat de goede variant goed is voor sterke spieren is nu bekend, maar ik wil nog onderzoeken of die doorslaggevend is om een topsporter te worden.”
10
april/mei 2006
MONITOR
Een glucocorticoïd receptor is een eiwit, waarvan het beter is als het slecht werkt. Een gen als erfenis uit de oertijd dat de evolutie niet bij heeft kunnen benen, aldus dr. Van Rossum. “De ‘foute’ variant maakt dik, het zorgt voor vet op je buik. Dat is in deze tijd van overvloed niet bevorderlijk voor de gezondheid. Maar in de knotsentijd, toen we nog jaagden, was het wel handig als je de neiging had vet op te slaan. Dan overleefde je in tijden van voedselschaarste. In de 21e eeuw wil je geen vet opslaan. De welvaart heeft zich te snel ontwikkeld voor dit gen om zich aan te passen.” Hoe slecht is die ‘foute’ genvariant? Naast een grotere kans op overgewicht toonde dr. Van Rossum aan dat dragers eerder last krijgen van aftakelende spieren. “Iedereen takelt af op oudere leeftijd, maar mensen met de foute variant eerder.” Verder krijgen mensen uit deze groep sneller hart- en vaatziekten omdat ze neigen naar hoge bloeddruk en een hoog cholesterol. En alsof dat nog niet genoeg is, lopen dragers met de ‘foute’ genafwijking ook nog meer dan gemiddeld kans om depressief te worden. Een stresskip hoef je niet te zijn om de ongezonde gevolgen te ondergaan. “Ook zonder stress zitten er stresshormonen in je bloed”, zegt dr. Van Rossum. “Onder stress worden het er alleen meer. Maar zelfs die lage hoeveelheden zonder chronische stress zijn bij dragers van de ‘foute’ variant al schadelijk.” Kroketten
Wat moet je hier nou mee? Moet iedereen zich nu laten testen op een ‘fout’ gen? Zodat je weet dat je de kroketten en patat moet laten staan als je aanleg hebt voor overgewicht? Dr. Van Rossum zou dat nu nog niet doen, misschien later. “Het is niet één op één. Zo van: als je de Bcl1 hebt, krijg je gegarandeerd hart- en vaatziekten. Het gaat echt om: meer káns op. We hebben ontzettend veel genen die invloed hebben op onze
STRESSHORMOON ALS MEDICIJN Stresshormonen worden veel gebruikt als medicijn bij ziekten als astma, de ziekte van Crohn, reuma, kanker en bij het voorkomen van afstoting na orgaantransplantaties. Maar stresshormonen hebben ook veel bijwerkingen: gewichtstoename, botontkalking en suikerziekte. “Bcl1-dragers lijken gevoeliger voor deze bijwerkingen te zijn,” vertelt dr. Van Rossum, “terwijl ER22/23EK-dragers juist minder last van deze bijwerkingen hebben. Waarschijnlijk hebben de laatsten ook een hogere dosis nodig om een goed effect op hun ziekte te krijgen. In de toekomst kunnen we wellicht de dosis van deze medicijnen per individu afstemmen voor een goed effect op de ziekte, met zo weinig mogelijk bijwerkingen.”
gezondheid. Deze variant geeft een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, maar het kan best zijn dat dit ongezonde effect bij sommigen wordt opgeheven door andere heel gunstige genen.” Roken
Voorbeeldje. “Stel: iemand heeft andere genen die een enorm beschermend effect hebben zodat deze persoon nooit een hoog cholesterol krijgt, ondanks zijn Bcl1-genvariant. Dan is het nogal wat om te zeggen: ‘Eet maar niks ongezonds meer.’ Alleen kunnen we nu nog niet alle gunstige en schadelijke genen in kaart brengen. Maar later, als de medische wetenschap verder is en we meer over genen weten, kunnen we van iedereen een genetisch profiel maken. Dan kunnen we per individu voorspellingen maken met goede adviezen. Zoals: ‘Jij moet erg oppassen met bijvoorbeeld roken want bij jou is het risico op longkanker tien keer zo groot als bij jouw buurman die genetisch goed in elkaar zit.’ Voor die buurman is roken ook niet echt goed, maar hij zal er dankzij z’n genen niet al voor z’n vijftigste jaar aan doodgaan.” Suikerziekte
Tot zover dr. Van Rossums ‘foute’ nieuws. Nu het ‘goede’ nieuws. Want zij ontdekte ook een gúnstige variant van de glucocorticoïd-receptor. Daardoor kunnen stresshormonen minder goed hun schadelijke werk doen. Met zo’n receptor kun je gezond oud worden. Dragers bleken namelijk gemiddeld een lager cholesterol en een betere insulinegevoeligheid te hebben. Alleen het aantal mensen dat zo’n ‘goede’ genvariant heeft, is minder groot. Slechts ongeveer tien procent van de bevolking heeft zo’n gunstige afwijking (de ER22/23EKvariant). Dan heb je minder kans op hart- en vaatziekten, suikerziekte en aderverkalking. En als je niet ziek wordt, word je vanzelf oud. Dr. Van Rossum onderzocht ruim vierhonderd mannen van gemiddeld 78 jaar. Na vier jaar was twintig procent van de mannen die niet de ‘goede’ genafwijking hadden overleden. Van de mannen die wel de ‘goede’ afwijking hadden, leefde iedereen nog.
Nóg meer goed nieuws voor deze minderheid: áls je oud wordt, word je dat vaker zonder dement te worden. Dr. Van Rossum noemt dit één van haar belangrijkste ontdekkingen. “Over dementie weten we nog heel weinig. En nu weten we dus van één genvariant dat die beschermt tegen dementie.” Dragers van de ER22/23EK-variant hebben bijna negentig procent minder kans op dementie. “En dat is veel. Het past in het gehele beeld van mensen met een goede genvariant van het glucocorticoïd-receptor: een gezonde geest in een gezond lichaam.” Vrijbrief
Als een gunstige aanleg zo invloedrijk is bij een gezond en lang leven, is gedrag dan nog wel belangrijk? Ofwel: geeft aanleg die tien procent met de ‘goede’ genafwijking een vrijbrief voor een ongezond leven? Nee, zegt dr. Van Rossum stellig. “Het is echt voor iedereen belangrijk er een gezonde leefstijl op na te houden.” Want alweer: ‘we’ weten nog te weinig van alle genen in het lichaam. “Dragers van het ER22/23EK-gen kunnen andere heel schadelijke genen hebben die we nog niet kennen. Dus ik zou dragers niet zomaar aanraden te gaan kettingroken, niet meer bewegen en lekker vet te gaan eten. Zo’n advies zou alleen denkbaar zijn als we echt alles weten van de genen die we hebben. En zo ver is het nog lang niet.” ■ MEER KANS OP DEPRESSIE De ‘gunstige’ genvariant ER22/23EK heeft naast alle gezonde kanten één ongezond effect: dragers hebben meer kans op depressiviteit dan de gemiddelde Nederlander. Elk voordeel heb z’n nadeel. Maar: elk nadeel heb óók z’n vóórdeel. Want: ze genezen ook weer sneller dan de rest. “Dragers met de goede genvariant hebben een snellere en betere respons op antidepressiva dan niet-dragers”, vertelt dr. Van Rossum. “Na twee weken is er al een verschil tussen dragers en niet-dragers waar te nemen. Bovendien hebben ER22/23EK-dragers minder kans op een terugval.”
MON02 PAG 13-def
28-03-2006
18:08
Pagina 3
FOCUS: Tekst: Emile Hilgers
VOGELGRIEP
Beeld: Levien Willemse
Knutselen met virussen Hoe verandert een virus dat niet de eigenschap heeft om van mens op mens over te gaan in een virus dat dat wél doet? Dat is volgens dr. Ron Fouchier de ‘million dollar question’ van dit moment.
“Je kan zo’n mutatie niet voorkomen,” verklaart de moleculair viroloog, “maar je kan wél heel goed in de gaten houden of er virussen zijn die de benodigde eigenschappen hebben. Daarvoor moet je weten waar je op moet letten. Wij knutselen met virussen. We maken nieuwe virussen, veranderen virussen, en kijken wat er gebeurt. Waarom is het ene virus dodelijk en het andere niet? Dat is cruciale informatie.” In samenwerking met veterinair patholoog dr. Thijs Kuiken, immunoloog Guus Rimmelzwaan, assistent in opleiding Emmie de Wit (foto), en assistent in opleiding Vincent Munster bestudeert Fouchier op de afdeling Virologie van het Erasmus MC het gedrag van influenzavirussen. Door de uitbraken van vogelgriep ligt de nadruk de laatste jaren op aviaire virussen, dat zijn virussen die bij vogels voorkomen. Na de uitbraak van H5N1-kippengriep in 1997 in Hong Kong begon een groot vogelproject. In 2003 kwamen daar analyses bij van virussen van de vogelpestuitbraak in Nederland. En sinds de recente uitbraak in Azië en Europa wordt onderzocht in hoeverre katachtigen en wilde vogels een rol spelen bij de verspreiding van het vogelgriepvirus.
Longontsteking “In 2003 werden 89 Nederlanders besmet met het H7N7-vogelgriepvirus”, aldus dr. Fouchier. “De meesten hadden conjuctivitus (oogontsteking), en vijf ook een infectie van de luchtwegen. Maar in april overleed onverwacht een dierenarts aan de gevolgen van een ernstige longontsteking. Was het H7N7-virus dat op dat moment heerste, in zijn lichaam gemuteerd, of had hij een slecht immuunsysteem? Dat zijn vragen waar wij een antwoord op proberen te vinden. We weten nu dat hij geïnfecteerd was met een gevaarlijke virusvariant. Bij onderzoek met muizen werden de muizen ernstig ziek en moesten na vijf dagen geeuthanaseerd worden. Dat was niet het geval met de andere virussen die tijdens de uitbraak circuleerden.” Inmiddels is ontdekt dat twee van de acht genen in het virus van de overleden dierenarts hierbij een belangrijke rol spelen. Dr. Fouchier: “Eén zorgt voor de vermenigvuldiging van het genetisch materiaal in de geïnfecteerde lichaamscel, de ander voor herkenning van menselijke cellen. Japanse onderzoekers kwamen tot dezelfde conclusie bij onderzoek naar het H5N1-virus.”
Spaanse griep “Ook in Amerika, bij het bestuderen van sporen van het Spaanse griepvirus, stuitten wetenschappers op diezelfde twee genen. In de luchtwegen van slachtoffers die sinds 1918 waren ingevroren in de ijslagen van Spitsbergen is het griepvirus aangetoond en vervolgens weer tot leven gewekt. Ook dit virus is naar alle waarschijnlijkheid afkomstig van vogels. En het lijkt erop dat dezelfde genen die H5N1- en H7N7virussen zo dodelijk maken, dat ook doen bij het Spaanse griepvirus. Langzaam krijgen we inzicht in welke genen verantwoordelijk zijn voor het dodelijke karakter van griepvirussen.” ■
MONITOR
april/mei 2006
13
MON02 PAG 14/15
28-03-2006
18:16
Pagina 2
Vliegende verklikkers Al een aantal jaren onderzoeken wetenschappers van Erasmus MC of wilde vogels ook dodelijke varianten van de vogelgriep krijgen en virussen overdragen. Vorig jaar zomer was er in China een uitbraak onder ganzen en sinds de besmettingen in Rusland en Turkije is men ook in Europa extra alert op zieke trekvogels. “We zijn al jaren bezig met onderzoek bij wilde vogels”, vertelt Vincent Munster, assistent in opleiding op de afdeling Virologie. “Zelf werk ik hier sinds 2001. We zijn begonnen met een totale inventarisatie: in welke soorten wilde vogels komen griepvirussen voor en om welke virussen gaat het dan?” “Er blijken continu griepvirussen te circuleren in wilde vogels. Wilde vogels zijn de natuurlijke gastheer. Maar deze virussen zijn laag pathogeen, dat wil zeggen dat ze niet tot grote sterfte leiden. Bij de uitbraak van augustus 2005 met H5N1 in China en de sterfte van een groot aantal Indische ganzen werd voor het eerst een hoog pathogeen virus in wilde dieren aangetroffen. De vraag was toen of we dit soort dodelijke virussen ook in wilde vogels in Europa kunnen verwachten.” Virologen van Erasmus MC hebben inmiddels het veldonderzoek geïntensiveerd. “Surveillance doen we al heel lang”, zegt Vincent Munster. “Maar nu wordt het ook gedaan als een soort early-warning systeem. Veel ornithologen doen onderzoek naar wilde vogels in Nederland. Zij nemen voor ons met een wattenstaafje een monstertje in de bek of cloaca van de vogel. Wij analyseren die monsters en kunnen binnen twee dagen zien of besmetting heeft plaatsgevonden met een influenzavirus en of dat het H5N1-virus is.” Er is een wereldwijd netwerk van mensen die wilde vogels bestuderen en monsters nemen. Erasmus MC krijgt vooral onderzoeksmateriaal uit eigen land, vooral van watervogels uit bijvoorbeeld het gebied rond de Waddenzee. Maar ook ganzen, meeuwen, zwanen, eenden en talingen uit de regio Rotterdam. Op deze fotopagina beelden van wilde vogels en van onderzoek in het laboratorium. Foto’s 1 en 2: Wilde vogels die worden bestudeerd, zijn onder andere meeuwen en ganzen. Foto 3: Ornithologen nemen (poep)monsters bij wilde vogels. Foto 4: De monsters worden bewaard in een vriezer (-80 graden). Foto’s 5 en 6: Positieve monsters worden gekweekt op bebroede kippeneieren. Bevruchte eieren worden tegen het licht gehouden en gemerkt, zodat de met virus besmette poep op de juiste plek kan worden ingebracht. Foto 7: Onderzoek naar hoog pathogene virussen in het speciale Biosafety Level 3-lab. Bij wilde vogels in Nederland zijn dodelijke virussen nog niet aangetroffen. ■ 14
april/mei 2006
MONITOR
1
MON02 PAG 14/15
28-03-2006
18:18
Pagina 3
FOCUS: Tekst: Emile Hilgers
VOGELGRIEP
Fotografie: Levien Willemse
5 4
2 3
6 7
MONITOR
april/mei 2006
15
MON02 PAG 16/17
28-03-2006
18:26
Pagina 2
Wachten op hét
vaccin
Waarom is er, bijna tien jaar na de eerste uitbraak in Azië, nog steeds geen vaccin dat mensen beschermt tegen vogelgriep? “We weten niet welk type virus een influenzapandemie zal veroorzaken”, verklaart dr. Guus Rimmelzwaan. “Bovendien is de productie van vaccins tijdrovend en duur.”
D
r. Rimmelzwaan is immunoloog en één van de wetenschappers die in het laboratorium van de afdeling Virologie van Erasmus MC op zoek is naar het ideale vaccin. “Daarbij kijken we vooral naar twee mechanismen van het afweersysteem: het opwekken van B-cellen, die virusspecifieke antilichamen produceren en het virus kunnen neutraliseren, en T-cellen, die in staat zijn virus-geïnfecteerde cellen te doden.”
Kandidaat
“Als je een effectief vaccin wil maken, moet je weten tegen welk subtype van het influenzavirus dat gericht is, dus welk virus de gevreesde pandemie gaat veroorzaken”, vervolgt dr. Rimmelzwaan. “Het kan een virus zijn van het H5N1-subtype dat we mo-
‘Influenzavirussen hebben de neiging te veranderen om aan immuunrespons te ontsnappen’ 16
april/mei 2006
MONITOR
menteel wereldwijd zien. Maar het kan ook een ander subtype worden. We weten dat de subtypes H1N1 (Spaanse griep in 1918, red.), H2N2 (pandemie in 1957) en H3N2 (1968) goed van mens op mens werd overgedragen. Van H5N1 weten we dat nog niet.” Veranderingen
“Een ander probleem,” aldus dr. Rimmelzwaan, “is dat in de eiwitten die door neutraliserende antilichamen worden herkend steeds kleine veranderingen optreden, waardoor het virus aan eerder opgebouwde immuniteit kan ontsnappen. De H5N1stammen die recent in Turkije en Indonesië zijn opgedoken, lijken slecht op de H5N1-stam die in 1997 bij mensen in Hong Kong is waargenomen. Als we toen een vaccin zouden hebben gemaakt, zou dat geringe bescherming hebben geboden tegen de huidige stammen. Je kunt voor de bereiding van het vaccin dus beter de stam gebruiken die ook de pandemie veroorzaakt, maar die heeft zich nog niet geopenbaard.” “Verder zal alleen met grootschalige vaccinproductie en vaccinatiecampagnes worden begonnen wanneer er sprake is van efficiënte verspreiding
MON02 PAG 16/17
28-03-2006
18:27
Pagina 3
FOCUS: Tekst: Emile Hilgers
‘We weten dat H1N1, H2N2 en H3N2 het goed doen in mensen’ van het virus onder mensen. In 1977 lokten in Amerika transmissies van varkens-influenzavirussen naar mensen een massale vaccinatiecampagne uit die veel geld gekost heeft. Maar het virus heeft zich uiteindelijk niet verspreid onder mensen, de uitbraak is gestopt.” Effectiever
Dr. Rimmelzwaan noemt nog een ander probleem. ”In de huidige griepvaccins zitten over het algemeen geen adjuvantia, dat zijn hulpmiddelen om vaccins effectiever te maken. Dat is goed beschouwd ook niet nodig omdat bijna iedereen al wel eens is blootgesteld aan de gebruikelijke griepvirussen, en na vaccinatie met het jaarlijkse vaccin een goede immuunrespons ontwikkelt. Maar als er een nieuw subtype opduikt, is de bevolking immunologisch naïef voor dat virus en is er niet zo’n sterke immuunrespons. Om dat te ondervangen, zou je gebruik kunnen maken van een adjuvans.” Maar men is er volgens de immunoloog terughoudend mee. “Vanwege bijverschijnselen. Want wanneer in Nederland tweeënhalf miljoen mensen jaarlijks gevaccineerd worden, is het natuurlijk belangrijk dat de bijwerkingen van het vaccin zo gering mogelijk zijn.” Ook kunnen de middelen negatief uitpakken. “Voor de infectieziekten RSV en mazelen heeft het gebruik van bepaalde adjuvantia in geïnactiveerde vaccins, dat zijn vaccins met gedood virus, in het verleden een negatieve uitwerking gehad”, legt dr. Rimmelzwaan uit. “Bij onderzoek in de jaren
Beeld: Levien Willemse
zestig bleek dat er wel eerst een mooie immuunrespons optreedt, maar dat daarna het virus in een gevaccineerde populatie extra hevig toeslaat. Men is toen onmiddellijk gestopt met vaccineren.” “Er is één producent die een adjuvans gebruikt in het jaarlijkse griepvaccin. Het is ook al getest in H5N1-versies en het verhoogde de effectiviteit van het vaccin in geringe mate.” Productiemethode
Rimmelzwaan vindt dat er meer energie moeten worden gestopt in onderzoek naar en ontwikkeling van goedgekeurde adjuvanica. “Als je over veilige adjuvantia beschikt, zou je minder vaccin – dus een lagere dosis per injectie – nodig kunnen hebben. Dat kan van belang zijn bij een pandemie omdat bij de huidige productiemethode voor elk griepvaccin een bebroed kippenei nodig is. Dus voor tweeënhalf miljoen vaccins voor de jaarlijkse griepprik zijn evenzovele eieren nodig.” “Als er morgen een pandemie uitbreekt, liggen de eieren niet klaar. Er wordt wel hard gewerkt aan een nieuwe methode, met celkweek in grote vaten. Vooral producenten als Solvay, Nobilon en Crucell zijn daar in Nederland mee bezig.” Ook de onderzoeken naar adjuvantia worden voornamelijk door vaccinproducenten gefinancierd, weet dr. Rimmelzwaan. “In het Erasmus MC worden kandidaat-vaccins door ons geëvalueerd, waarbij we kijken of de adjuvantia bijdragen aan een verbeterde immuunrespons.” T-cel-immuniteit
Verder is dr. Rimmelzwaan met zijn collega’s intensief bezig met onderzoek naar de beschermende rol van Tcellen, die geïnfecteerde cellen kunnen doden. “Het voordeel is dat virale eiwitten die door T-cellen worden herkend lang niet zo variabel zijn.”
PANDEMIEVIRUSSEN ONTDEKT IN VRIEZER In Erasmus MC is onlangs een opzienbarende ontdekking gedaan. In een vriezer troffen medewerkers van de afdeling Virologie ruim honderd griepvirussen aan, afkomstig uit de laatste twee influenzapandemieën. “Het is materiaal uit de jaren 1957 en 1968,” vertelt moleculair viroloog dr. Ron Foucher, “dat is overgebleven na onderzoek door prof. Mazurel, voorganger van het huidige afdelingshoofd prof. Ab Osterhaus. We zijn de virussen één voor één aan het ontdooien.” “Dadelijk liggen de data op ons bordje. We kunnen eruit leren hoe die virussen waren samengesteld en wat hun eigenschappen waren. Na genetische analyses gaan we kijken hoe deze pandemieën zijn ontstaan en hoe het virus van een vogelgriepvirus is gemuteerd tot een humaan griepvirus.” “Ik ben bang dat het wel een vijfjarenplan wordt”, zegt dr. Fouchier. “Dit soort onderzoek is een beetje naar de achtergrond geraakt door de actuele vraagstellingen rond H5N1-vogelgriep. Maar de komende maanden gaan we er echt mee aan de slag.”
VOGELGRIEP
VERNOEMD NAAR EIWITTEN Van de influenza A-virussen bestaan subtypen, die vernoemd worden naar de combinatie van twee eiwitten. Het gaat om hemagglutinine (H), een eiwit dat ervoor zorgt dat het virus zich bindt aan de ‘target’-cel, en neuraminidase (N), een eiwit dat een belangrijke rol speelt bij het vrijmaken en de verdere verspreiding van het virus zodat het nieuwe cellen kan infecteren. In de vogelwereld circuleren influenzavirussen met zestien verschillende types H en negen verschillende types N. Theoretisch zijn er dus zestien keer negen is 144 subtypen aviaire influenzavirussen. De normale humane influenza A-virussen zijn van het H1N1- en het H3N2-subtype. Het aviaire influenzavirus dat momenteel Europa heeft bereikt, is van het H5N1-subtype, het virus van de Spaanse griep uit 1918 was H1N1.
‘Voor elk griepvaccin een kippenei nodig’ “Daarom bestaat er bij de World Health Organization grote belangstelling om zo’n universeel vaccin te ontwikkelen. Soms wordt verondersteld dat een dergelijk vaccin niet zou werken. In 1957 en 1968 waren er pandemieën onder een bevolking die al eerder op grote schaal aan influenzavirussen was blootgesteld en die daardoor virusspecifieke T-cel-immuniteit had ontwikkeld. Als T-cellen belangrijk zijn, hadden deze pandemieën er nooit gekomen, is hun argument. Ik betwijfel dat. Naar mijn idee had, zonder de T-cel-immuniteit van de bevolking, de schade nog veel groter kunnen zijn. Dat blijkt ook uit dierenexperimenten. Dieren die nog niet waren blootgesteld aan influenzavirussen werden eerder en heviger ziek dan dieren die al wel T-cel-immuniteit hadden. Daarom zou zo’n vaccin bijvoorbeeld bij kleine kinderen voor de nodige bescherming kunnen zorgen tegen ziekte en mogelijk tegen sterfte.” Dr. Rimmelzwaan heeft uitgebreid gepubliceerd over de T-cel-immuniteit tegen influenzavirussen. “Eén van de dingen die wij geconstateerd hebben,” besluit hij, “is dat influenzavirussen de neiging hebben om te veranderen om niet alleen aan antilichamen, maar ook aan T-cel-immuniteit te kunnen ontsnappen. Dat bevestigt indirect ons vermoeden dat ook T-cellen belangrijk kunnen zijn bij het vinden van een universeel vaccin.” ■ MONITOR
april/mei 2006
17
MON02 PAG 18
28-03-2006
18:32
Pagina 2
FOCUS: VOGELGRIEP
Tekst: Emile Hilgers
Beeld: Archief Levien Willemse
Spin in het web taken op het gebied van aviaire en humane influenza-problematiek naar de overheid. Dit gebeurt bijvoorbeeld vanuit mijn positie in de Gezondheidsraad, en vanuit mijn positie in de Commissie van Deskundigen AI (Aviaire Influenza) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Als er uitbraken zijn, wordt meegedraaid in outbreakmanagementteams van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.” Prof. Osterhaus is ook voorzitter van de European Scientific Working group on Influenza (ESWI). “Wij organiseren influenzaconferenties en doen veel aan communicatie tussen de betrokken instanties. De afgelopen maanden ben ik samen met een strategisch adviseur op tournee geweest om te komen tot de oprichting van een European Influenza Task Force.”
Erasmus MC heeft landelijk en wereldwijd een unieke rol bij onderzoek naar dierlijke en humane influenzavirussen. “We zijn als het ware een spin in het web”, zegt prof. Ab Osterhaus, die een imposant netwerk heeft opgebouwd. Zijn meest recente target: het oprichten van een European Influenza Task Force.
“w
e zijn vrij uniek omdat we een aantal zaken combineren, zoals de surveillance en onderzoek naar onder meer nieuwe generaties vaccins en de werkzaamheid van antivirale middelen.” Met ‘we’ bedoeld prof. Osterhaus de afdeling Virologie van Erasmus MC, waar influenza-onderzoek een belangrijk speerpunt is.” We werken samen met internationale organisaties en instituten en in samenspraak met de industrie. Verder zijn we vrij uniek in het ontwikkelen van diermodellen, met muizen, fretten, katten en apen. We werken ook aan de pathogenese, dat is het ziekteverwekkend vermogen van influenzavirusinfecties bij dieren en mensen, en aan de resistentie-ontwikkeling van virussen tegen medicijnen.”
Samenwerking
Influenzacentrum
“Als nationaal influenzacentrum zijn wij, samen met het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) verantwoordelijk voor het monitoren van de influenza-stammen tijdens het jaarlijkse griepseizoen”, vervolgt prof. Osterhaus. “We krijgen humane virussen uit heel Nederland om die te onderzoeken. Vanwege een geavanceerde rekentechnieken die we hier samen met buitenlandse collega’s hebben ontwikkeld, verwerken we sinds enige tijd ook alle data van andere influenzacentra ter wereld. Op basis daarvan maken wij een evaluatie voor de World Health Organization (WHO) voor het jaarlijks advies over de vaccinsamenstelling voor het volgende griepseizoen.” “Bij het vermoeden van een pandemisch virus in Nederland zullen wij – ook weer samen met het RIVM – 18
april/mei 2006
MONITOR
monsters van patiënten onderzoeken. Binnen 24 uur kunnen we vaststellen welk virus het is en of het eventueel pandemisch is.” “Wij monitoren ook aviaire (van volgels afkomstige) influenzastammen bij wilde vogels. In dit project werken we samen met het Dutch Wild Life Health Center van de veterinaire faculteit in Utrecht.” “Wat wij niét doen,” tekent prof. Osterhaus volledigheidshalve aan, “is het monitoren van pluimvee. Dat is een taak van het CIDC (Centraal Instituut voor DierziekteControle) in Lelystad. We doen dat alleen in bijzondere situ-
aties. We waren de eerste die in 1997 het eerste geval van H5N7 vaststelden bij een kind in Hong Kong. In 2003 waren we betrokken bij de identificatie van het H7N7-virus bij pluimvee in Nederland.” Adviestaken
Prof. Osterhaus noemt ook de adviestaken. “Als nationaal influenzacentrum hebben we richting WHO adviestaken op het gebied van humane influenza, epidemiologie, surveillance, pandemische dreiging en vaccinontwikkeling. Enkele van mijn medewerkers en ikzelf hebben adviserende
“Waarom zo’n taskforce? Er gebeurt heel veel op het gebied van de bestrijding van aviaire influenza en een eventuele nieuwe grieppandemie, maar het is niet genoeg. Bovendien is er nog te weinig samenwerking tussen de betrokken instanties. Die samenwerking moet er snel komen om effectief te kunnen optreden bij uitbraken. We hebben dat gezien bij de Global Task Force voor SARS. Binnen een maand na de oprichting ervan kwam het probleem onder controle.” Enkele belangrijke doelstellingen van zo’n Europese taskforce voor de komende vijf jaar zouden moeten zijn: verhogen van de vaccinatiegraad tot éénderde van de bevolking, het creëren van samenwerkingsverbanden tussen overheid en industrie voor het ontwikkelen van nieuwe vaccins, en het aanleggen van voldoende voorraden antivirale middelen om goed voorbereid te zijn om een grieppandemie. Een wereldwijde taskforce voor influenza is nu nog te hoog gegrepen, meent prof. Osterhaus. Maar gezien de positieve reacties heeft hij goede hoop dat de European Influenza Task Force snel een feit is. “Enige tijd geleden waren velen nog erg sceptisch, maar de ‘sense of urgency’ begint te komen. De uitbraken van vogelgriep in Azië, het Midden-Oosten, Afrika en nu het voorkomen van het H5N1virus in West-Europese landen hebben dat versterkt.” ■
MON02 PAG 19
28-03-2006
18:36
Pagina 3
FOCUS: Tekst: Emile Hilgers
Beeld: Levien Willemse
VOGELGRIEP
ding was dat een ongeïnfecteerde kat in een kooi het virus kreeg overgedragen van een geïnfecteerde kat. Tot nu toe zijn er alleen besmettingen geweest van vogels naar zoogdieren, dus ook van vogels naar mensen. Maar dit was de eerste en nog steeds de enige bewezen besmetting van zoogdier op zoogdier.” Verder is in het onderzoek bij katten heel goed gekeken naar de pathologie. “Bij menselijke slachtoffers van het H5N1-virus is nog maar zelden autopsie gedaan”, legt dr. Kuiken uit. “Dat komt bijvoorbeeld door geloofsovertuiging in de Oosterse landen. Ook speelt mee dat zelfs als je sectie kunt doen, je eigenlijk te laat bent. Het virus heeft dan al schade berokkend en is alweer verdwenen.” Andere organen
Katten klein gevaar Het advies om in gebieden waar vogelgriep heerst katten binnen te houden, vindt z’n oorsprong op de afdeling Virologie van Erasmus MC. Hier bleek bij onderzoek dat het H5N1-virus van kat op kat overdraagbaar is.
W
etenschappers denken dat de rol van katten bij het verspreiden van vogelgriepvirussen – en het mogelijk ontstaan van een van mens op mens overdraagbaar influenzavirus – naar verhouding klein is. “Vergeleken met vogels is het aantal katten klein”, verklaart veterinair patholoog dr. Thijs Kuiken. “Er is veel meer pluimvee op de wereld. Ook scheidt een kip zeker duizend maal zoveel virussen uit als een kat. De kans dat het virus, bijvoorbeeld via uitwerpselen op kleding of aan materialen, van het ene naar het andere pluimveebedrijf gaat, is veel groter dan dat het via katten wordt verspreid.”
Toch is het goed dat mensen op de hoogte zijn van de risico’s, vindt dr. Kuiken. “En theoretisch is de besmetting van kat op mens mogelijk. De kans is klein, maar je kunt het niet uitsluiten.” Het onderzoek naar besmetting van katten met het vogelgriepvirus is begonnen in 2004. Al in december van het jaar ervoor waren in een dierentuin in Thailand tijgers en luipaarden aan het H5N1-virus overleden. Maar pas toen bij pluimvee in dat gebied een uitbraak van H5N1 werd geconstateerd, werd een verband gelegd met vogelgriep. De sterfgevallen bleken veroorzaakt doordat de dieren kippen hadden gegeten. Kennis van technieken
Erasmus MC raakte betrokken bij het onderzoek via een PhD-studente uit Thailand en haar supervisor aldaar. “Omdat wij de kennis hadden en de technieken waarmee je het virus kunt aantonen in aangetaste weefsels, konden wij de diagnose stellen”, aldus dr. Kuiken. Later werd in Thailand weer sterfte gezien bij katten door het vogelgriep-
virus H5N1. “Dat werd gemeld op internet”, vertelt dr. Kuiken. “We zagen dat staan, en vonden het vreemd. Tot dan toe werd gedacht dat katachtigen ongevoelig waren voor infectie met influenza. Toen besloten we onderzoek te doen.” Zoogdier op zoogdier
“In experimenten hebben we katten geïnfecteerd met het H5N1-virus”, vervolgt de patholoog. “Het virus bleek in staat ernstige ziekte en sterfte te veroorzaken. Een belangrijke bevin-
Het pathologisch onderzoek wees uit dat er overeenkomsten waren van infecties bij de kat en bij de mens. Vogelgriepvirussen richten vooral in de luchtwegen schade aan. Het H5N1-virus is schadelijker en verspreidt zich bij de mens ook in de hersenen en mogelijk andere organen en veroorzaakt daar ernstige ontstekingen. Het onderzoek liet zien dat dat ook bij katten gebeurt. “Het virus ging bijvoorbeeld naar de hersenen en naar het maagdarmkanaal”, aldus dr. Kuiken. “Dat was een belangrijke bevinding.” Erasmus MC is tot nu toe de enige instelling in de wereld die gepubliceerd heeft over onderzoek naar de effecten van H5N1 bij katten. Het was in Science (2004, voornamelijk over het effect van het virus op de luchtwegen) en in de American Journal of Pathology (januari 2006, voornamelijk over de schade aan andere organen). Dr. Kuiken: “Er is in medische kringen en in de media overal veel aandacht voor geweest, maar in Europa relatief weinig. Tot eind februari een kat in Duitsland positief werd bevonden, toen werden we plat gebeld.” ■
ADVIES VOOR KATTENEIGENAARS Prof. Ab Osterhaus en dr. Thijs Kuiken van Erasmus MC hebben samen met het RIVM en het Ministerie van Landbouw een advies geschreven over de rol van katten bij de eventuele verspreiding van vogelgriep. Het advies is om in zones waar H5N1-infectie in wilde vogels of pluimvee is vastgesteld, katten binnen te houden om contact tussen katten en vogels te voorkomen. Als er sprake is van mogelijk contact tussen katten en vogels, of wanneer katten verschijnselen vertonen die lijken op die van influenza, zouden de katten voor een bepaalde tijd in quarantaine moeten worden gehouden, waarbij nader onderzoek dient plaats te vinden. De voornaamste verschijnselen bij katten zijn verhoogde lichaamstemperatuur, algehele malaise, versnelde en bemoeilijkte ademhaling, conjunctivitis (oogontsteking) en diarree. Overdracht van H5N1 of een andere influenzavirus van kat naar mens is niet vastgesteld, zo is verder in het advies te lezen. Maar theoretisch is het mogelijk.
MONITOR
april/mei 2006
19
MON02 PAG 20 29-03-2006 12:20 Pagina 2 Bij een pandemie worden in Rotterdam-Rijnmond in een periode van 3 maanden 340 IC-opnamen voorzien
FOCUS: VOGELGRIEP
Tekst: Emile Hilgers
Beeld: Archief Levien Willemse
SCHAARSTE AAN IC-BEDDEN
‘Ziekenhuizen ontlasten’ Drommen mensen bij ziekenhuizen, ouders van zieke kinderen die apothekers bedreigen voor een doosje Tamiflu. Het doemscenario bij een grieppandemie. Arts infectieziektenbestrijding Paul Mertens verwacht dat het meevalt, mits de burger goed geïnformeerd is.
“J
e hoort vaak dat Nederland slecht is voorbereid op een grieppandemie”, zegt Mertens. “Ik verzet me daartegen. In de rampengeneeskunde zijn er weinig aanwijzingen dat mensen zich slecht gedragen in zo’n situatie. Burgers gaan straks echt niet op de vuist. Ze moeten weten dat Tamiflu geen preventief middel is. Als je ze uitlegt dat Nederland straks maar vijf miljoen doses heeft en dat die alleen bedoeld zijn voor zieke mensen, met name risicogroepen zoals hartpatiënten en kleine kinderen, zullen mensen dat begrijpen. Essentieel is goede voorlichting. Als mensen weten wat ze zelf kunnen doen en wat hulpverleners en instanties voor ze doen, zullen ze rustig blijven en zich netjes gedragen.” Maatregelen
Paul Mertens is in dienst van de GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) en de GGD Rotterdam en omstreken. Daarnaast is hij docent en onderzoeker bij de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC. Zijn be20
april/mei 2006
MONITOR
langrijkste taak is het klaarstomen van de regio voor een grootschalige infectieziektebestrijding. “Als er een pandemie komt, wordt straks in onze regio van de 1,2 miljoen mensen naar verwachting 25 tot 30 procent ziek. Die zieke mensen moeten binnen twee dagen Tamiflu innemen. Dat is de kern van onze aanpak. Een vaccin zou natuurlijk beter zijn, maar dat is er nog niet direct. Dus moeten we varen op andere middelen.” Dat zijn bijvoorbeeld technische en hygiënische maatregelen, zoals het sluiten van scholen en het afblazen van evenementen. Ook wordt voorlichtingsmateriaal ontwikkeld. Rotterdam-Rijnmond krijgt een call-center voor inwoners die vragen hebben. “We moeten zorgen dat de ziekenhuizen ontlast blijven”, zegt Mertens. “Daar horen alleen mensen met complicaties, patiënten die beademd moeten worden. Daarom komen er op zestig locaties in de regio griepspreekuren en krijgen huisartsen de faciliteiten om zieke mensen thuis op te zoeken. Per huisartsengroep is er een griepcoördinator, die zich samen met
ambtenaren openbare orde en veiligheid van de gemeente en de politie voorbereidt op die spreekuren. Er is al geoefend in Brielle. Apotheken doen ook mee. Zij kunnen Tamiflu op de griepspreekuren verstrekken.” Huisartsen moeten tijdens een grieppandemie anders gaan denken, zegt Mertens. “Tamiflu moet liefst binnen 30, uiterlijk binnen 48 uur na het begin van de pandemiegriep worden geslikt. Dat vergt betrouwbare diagnostiek en geen afwachtende houding. Bovendien moeten huisartsen ruimhartig antibiotica voorschrijven. “Tijdens de wintergriep worden in Nederland 20.000 tot 30.000 doses voorgeschreven, tijdens een pandemie loopt dat op tot één miljoen doses.” Op dit moment is Mertens fulltime bezig met overleg en training geven. “Ik doe sessies op Rotterdam Airport, we hebben de politie voorbereid, en ruim zestig procent van de huisartsen doet mee.” Saamhorigheidsgevoel
Die gezamenlijke inspanning, het saamhorigheidsgevoel, is tijdens een pandemie onontbeerlijk, stelt Mertens. Hij stelt dat er een omslag moet komen in het denken over de openbare gezondheidszorg. “Bij een pandemie heb je niets aan het nieuwe systeem in Nederland, waarin marktwerking en concurrentie worden gestimuleerd. Dan moet men sociaal zijn, het
Is het Erasmus MC voorbereid op een grieppandemie? Crisiscoördinator Jeanne de Vetter van het Rotterdamse universitair medisch centrum laat een concept-draaiboek zien. “Dat wordt binnenkort besproken in de Stichting Samenwerkende Rijnmond Ziekenhuizen”, vertelt ze. “Samenwerking is absolute noodzaak, vanwege de schaarste aan IC-bedden voor beademing.” Belangrijk is dat de ziekenhuizen afspraken maken over triage-criteria. In het draaiboek voor Rotterdam-Rijnmond worden bij een pandemie in een periode van drie maanden 860 ziekenhuis- en 340 IC-opnamen voorzien. Die getallen zijn vastgesteld met landelijke rekenmodellen, weet De Vetter. “Er zijn mensen die zeggen dat die aannames veel te krap zijn. Maar zelfs met die aannames wordt het moeilijk.” Onduidelijk is nog of zorgverleners in Erasmus MC profylactisch (uit voorzorg) het antivirale middel Tamiflu krijgen. De Vetter voelt er wel voor, mits het om een extra bestelling gaat, dus niet een deel van de vijf miljoen doses die de overheid beschikbaar stelt. Toch was er direct discussie over haar standpunt in de regionale kerngroep influenza. De Vetter: “De GHOR gaat een seminar ethiek organiseren. Er zitten veel medisch-ethische kanten aan zo’n pandemie. Bijvoorbeeld triage: hoe selecteer je aan de poorten? En Tamiflu: profylactisch verstrekken aan hulpverleners of niet?” Paul Mertens van de GHOR/GGD tekent aan dat de hoeveelheid van vijf miljoen doses Tamiflu is gebaseerd op de aanname dat bij een pandemie 25 tot 30 % ziek wordt. “De Gezondheidsraad gaat er van uit dat er dan nog enige ruimte overblijft voor profylactisch verstrekken van Tamiflu aan onder anderen patiënten met een verminderde weerstand, professionals en gezondheidswerkers. Alle gezondheidswerkers uit voorzorg Tamiflu geven kan niet, daarvoor zouden veel meer extra doses nodig zijn.”
samen aanpakken. Als in onze regio alle 1,2 miljoen inwoners een steentje bijdragen, komen we een heel eind. Hoe dat kan? Door rustig te blijven en te beseffen dat Tamiflu werkt bij mensen die net ziek zijn. En dat de voorraad bedoeld is voor mensen die het écht nodig hebben.” Meer informatie over het Rampenbestrijdingsplan Infectieziekten voor de regio Rotterdam-Rijnmond is te vinden op de website www.ghor-rr.nl ■
MON02 PAG 21/22
29-03-2006
10:24
Pagina 3
THERAPIETROUW Tekst: Monique Hamerslag
Beeld: Levien Willemse
KINDERGENEESKUNDE
WebPep voor CF-patiënten Stel de tandarts draagt u op dagelijks een vol uur te flossen om dreigend tandbederf te voorkomen. Zou u elke dag gemotiveerd de tandzijde ter hand nemen? Of liggen de flosbenodigdheden spoedig in ‘n hoekje van de badkamer te verstoffen? arm Tiddens, kinderartspulmonoloog in Erasmus MC-Sophia, gebruikt dit voorbeeld om uit te leggen hoe lastig het is voor zijn patiënten om zich te houden aan zijn voorschriften. Het gaat dan om de groep veelal jonge patiënten met Cystic Fibrose (CF), ook wel taaislijmziekte genoemd. Toen Tiddens als arts-assistent betrokken raakte bij CF-patiënten, had de geneeskunde hen niet veel meer te bieden dan een ziekenhuisbed en een infuus. Inmiddels is meer bekend over de oorzaken van CF, de therapieën zijn sterk verbeterd, en een groot deel van de 1200 patiënten in Nederland maakt het goed. Ze kunnen merendeels thuis een vrij normaal leven leiden. Maar dat vraagt veel onderzoek en therapie, zoals antibiotica, enzymen, elke dag een uur vernevelen, fysiotherapie, bewegen, en diëten.
H
WAT IS CYSTIC FIBROSE? Bij Cystic Fibrose is het slijm dat door allerlei klieren in het lichaam wordt geproduceerd uitzonderlijk taai. Daardoor kunnen ophopingen ontstaan die onder meer in de afvoer van de alvleesklier en lever, en vooral in de longen, infecties en littekenvorming veroorzaken. De werking van deze organen kan daardoor snel achteruitgaan, wat de kwaliteit van leven en de levensverwachting sterk negatief beïnvloedt. CF is een erfelijke, aangeboren ziekte, en niet te genezen.
De intensiteit van de therapie is een reden waarom therapietrouw veel van de patiënten vergt; het is simpelweg moeilijk vol te houden. Een andere valkuil is het succes van de behandeling. Er zijn tegenwoordig CF-patiëntjes van vijftien jaar die vrij goede longen hebben en geen ervaring met ernstige klachten waardoor ze minder gemotiveerd zijn. Bovendien ontstaat schade sluipend. Het verdwijnen van 10 % van de longblaasjes is niet merkbaar, pas bij zo’n 50 % verlies wordt de schade voelbaar bij traplopen en sporten. Helaas is het dan te laat, verdwenen longweefsel komt niet terug. De leeftijd is ook een factor. Jongeren willen over het algemeen niet ‘anders’ zijn dan leeftijdgenoten en vooral pubers verwaarlozen daarom hun therapie. Sluipende schade
Dr. Tiddens vertelt dat het CF-team allerlei middelen inzet om de therapietrouw te stimuleren. Ten eerste is er de persoonlijke voorlichting tijdens het consult, maar in de beschikbare vijftien minuten moet vaak ook lichamelijk onderzoek plaatsvinden en moeten recepten worden uitgeschreven. Verder kan via technische snufjes, zoals een vernevelaar met datalogger die nauwkeurig bijhoudt hoe vaak de patiënt vernevelt, de therapietrouw worden gevolgd en waar nodig bijgestuurd. Gebrekkige kennis over CF en de medicatie kan de therapietrouw schaden. Daarom is er naast persoonlijk contact ook voorlichting in de vorm van folders, nieuwsbrieven en voorlichtingsavonden voor ouders en verzorgers (geen patiënten vanwege infectiegevaar). Technische snufjes
Nieuw is de WebPep. Het gaat om zo’n 20 sessies per jaar (met een gewenste uitgroei naar 200), waarin patiënten, ouders en andere doelgroepen via het internet een op maat gesneden lezing bijwonen. Twee personen, bijvoorbeeld een arts en een fysiotherapeut, vertellen hun verhaal over iets op het gebied van CF, inspelend op de actualiteit. Daarna zijn de sprekers beschikbaar voor het direct beantwoorden van vragen. De patiënten kunnen ook op elkaars vragen reageren en elkaar ‘ontmoeten’ zonder infectiegevaar. Zo kan een groepsgevoel ontstaan. Waarschijnlijk zullen de jongeren op eigen
terrein achter de computer meer durven zeggen en vragen dan in de spreekkamer. Niemand ziet je blozen tijdens WepPep-gesprek over seksua-
liteit. WebPep wordt gefinancierd uit fondsenwerving. Op de volgende pagina een interview met CF-patiënt Erwin Willemse (foto).
THERAPIETROUW EN -ONTROUW Een therapie kan nog zo goed zijn, als de patiënt zich er niet aan houdt, wordt de kwaal niet verholpen, of steken de klachten na enige tijd opnieuw de kop op. In sommige gevallen kan het gezondheidsprobleem zelfs erger worden. Berucht is het niet afmaken van antibioticakuren, waardoor bacteriën ontstaan die bestand zijn tegen medicatie. De kosten van therapieontrouw in Nederland worden geschat op honderden miljoenen euro’s per jaar. Redenen voor therapieontrouw zijn onder meer: vergeten, angst voor bijwerkingen, snel verdwijnen van ergste klachten, angst voor of last van bijwerkingen, wantrouwen jegens arts en/of diagnose, ingewikkeld gebruik, schaamte (bijvoorbeeld inhaleren tijdens werk, uitgaan), geen direct merkbaar effect, of een aandoening die geen klachten geeft, zoals hoge bloeddruk. Uit onderzoeken blijkt dat iedereen weleens rommelt met therapie. Bij reumapatiënten houdt slechts 10 % zich exact aan de voorschriften van de arts. Stemmingsproblemen Gerard van Breugel is seniorverpleegkundig consulent psychiatrie in Erasmus MC. Hij ondersteunt onder andere behandelteams in geval van probleemgedrag op somatische afdelingen en komt daarbij ook therapieontrouw tegen. “Er zijn mensen met wanen, die denken dat men erop uit is hen te vergiftigen. In het uiterste geval kan de behandelaar een aanvraag doen voor dwangmedicatie. Beter is het als de arts of verpleegkundige met een rustige uitleg het vertrouwen kan winnen. Soms helpt het om de medicijnen persoonlijk aan te bieden uit een onaangebroken, gesloten verpakking, al gaat die vlieger niet bij iedereen op. Stemmingsproblemen kunnen ook in de weg zitten. Denk aan iemand met een depressie of schuldgevoelens, iemand die meent alle aandacht en moeite niet waard te zijn. Zo’n persoon kan daarom stoppen met innemen, of alles opsparen voor een suïcidepoging.” Stimuleren Sommige patiënten kunnen hun therapieontrouw niet verbergen. Bij diabetes is via bloedonderzoek goed te controleren of patiënten zich houden aan hun medicatie. Voor Bo Martincic, diabetesverpleegkundige, is een ongunstige uitslag het signaal om de patiënt een tijdje nauw te begeleiden, tot alles weer goed op de rails staat. Hij denkt dat veel afhangt van iemands karakter. Bij complicaties van diabetes, zoals amputaties of achteruitgang van het gezichtsvermogen, raken sommigen sterk gemotiveerd zich zo strak mogelijk aan de therapie te houden. Anderen gaan juist denken: waar doe ik het eigenlijk nog voor?, en geven het op. Martincic kijkt uit naar technische ontwikkelingen die het leven van de diabetespatiënt vergemakkelijken, zoals insulinepompen, of inhaleerbare insuline waarmee wordt geexperimenteerd. Voor nu zoekt hij de ondersteuning van therapietrouw in goed informeren van de patiënt en in begeleiding met de juiste mix van meeleven en streng zijn, van peptalk tot donderpreek.
MONITOR
april/mei 2006
21
MON02 PAG 21/22
29-03-2006
10:25
Pagina 4
THERAPIETROUW KINDERGENEESKUNDE
Tekst: Monique Hamerslag
Beeld: Levien Willemse
Elke dag pillen en vernevelen ERWINS ROOSTER Erwin Willemsen is CF-patiënt. Zijn ziekte, cystic fibrosis, verplicht hem tot een therapie die zijn leven sterk beïnvloedt.
Puber zijn met een ernstige erfelijke aandoening, taaislijmziekte, die dag in dag uit intensieve behandeling eist, hoe is dat? Erwin Willemsen (16) uit ‘s-Gravendeel legt het uit. rwin Willemsen ziet zichzelf als een gewone jongen: niet zielig, geen kasplantje. Hij zit in havo 4 en wil na z’n examen een opleiding volgen tot verkeersvlieger. Zijn hobby’s: chatten, Playstation, lezen, en spelletjes op de computer, waaronder Flightsimulator. Hij heeft als huisdieren een hond en een konijn, en een kousenbandslang die dol is op kabeljauwfilet en guppies.
E
Veel snoepen
Erwin moet elke dag een intensief programma volgen, zijn hele leven (zie kader). Erg? Hij relativeert: “Met mij gaat het heel goed, vergeleken met anderen die vaak in het ziekenhuis liggen. ‘Voordeel’ is dat ik drie keer zoveel moet 22
april/mei 2006
MONITOR
eten als mensen zonder CF, ik kan veel snoepen zonder dik te worden! We gaan in de pauze vaak vlaai eten met wat vrienden, en dan kan ik twee of drie punten nemen. Appelkruimel, dat heeft de meeste voedingsstoffen. Als ik weer eens met een zak chips loop, denken kinderen die niet op de hoogte zijn van mijn ziekte: hoe kan hij nou zo dun blijven?” Hij vertelt over het volhouden van de therapie: “Ik doe dit zolang als ik me herinner. Er zijn verbeteringen. Vroeger duurde vernevelen drie kwartier per middel, dat is teruggebracht tot één kwartier. Het moeilijke is dat ik de enige ben op school met CF. Ik zag erg op tegen voor het eerst naar de brugklas gaan, met allemaal nieuwe kinderen. Zouden ze raar kijken naar me? Ik wil niet anders zijn. Samen met de
mentor ben ik voor de klas gaan staan en heb alles uitgelegd. Ondanks de plankenkoorts ging het heel goed.” Op kamp
“Tot vorig jaar mocht ik op kamp met andere CF-patiënten. Dat was gaaf! We begrepen elkaar, hadden dezelfde therapie. We legden de matrassen bij elkaar en vernevelden gezellig tegelijk. En we mochten in het pretpark altijd de rij overslaan. Nu mogen we elkaar niet meer ontmoeten omdat er extra besmettingsgevaar is tussen CF-patiënten.” “Vernevelen van het antibioticum TOBI hou ik vol, want als ik een dag oversla, moet ik een week extra vernevelen. Zonder enzymen krijg ik darmklachten, en als ik vitamine K niet bijhoud krijg ik bloedneuzen. De Pulmozym-vernevelaar doe ik soms korter, en de oefeningen van fysio vergeet ik wel eens, expres. Oefeningen zijn zo saai en vervelend, fietsen naar school is ook goed. Na vernevelen en peppen mag ik achter de computer, en dat motiveert.” Zijn moeder vult aan: “We hebben best
Een willekeurige dag: Ochtend - Slikken: kaliumcarbonicum (slijmoplosser). Daarnaast vitamine C, vitamine E, calcium, vitamine A, vitamine D, en als wondjes niet snel helen vitamine K. Deze supplementen zijn nodig omdat een CF-patiënt minder voedingsstoffen opneemt. Om die reden neemt Erwin bij iedere maaltijd en tussendoortje capsules met enzymen, om zijn spijsvertering te ondersteunen. Verder moet hij ’s ochtends tweemaal een kwartier medicijnen inademen via een vernevelapparaat. De ene keer gaat het om het medicijn Pulmozym, de andere keer om het medicijn TOBI, vernoemd naar het antibioticum tobramycine, dat dient om de longinfectie door de Pseudmonas-bacterie te onderdrukken. Alsof dat nog niet genoeg is, staan ook oefeningen op het programma. Het ochtendprogramma eindigt met ‘peppen’. Erwin ademt diep in en uit door een masker met een klein gaatje. Halverwege een uitademing moet hij snel inademen, zo krijgt hij lucht achter de slijmproppen in zijn longen. Dat slijm moet hij vervolgens ophoesten. Tussen de middag - Dan heeft Erwin het gemakkelijk, omdat vernevelen en peppen achterwege mogen blijven. Verder moet hij weer alles doen en innemen wat onder ‘ochtend’ vermeld staat. Namiddag – Uit school: zie weer het ochtendprogramma. Wat vernevelen betreft hoeft de TOBI niet, wel de slijmoplosser. Avond - Opnieuw het hele programma zoals dat bij de ochtend staat, dus inclusief TOBI. Bovendien moet Erwin ’s avonds ook omeprazol innemen, voor de maag. Voorheen kreeg hij in plaats daarvan Zantac, maar dat vond hij zo vies dat het moeilijk vol te houden was.
wel eens discussies, maar zolang hij nog zo jong is moet hij gewoon zijn behandeling volgen. Later mag hij het zelf weten.” Erwin: “Soms wil ik niet omdat ik puber ben. Als ik dat roep, zegt ma ‘ok’, en dan doe ik het dus juist weer wel. Want ik ben een puber!” ■
MON02 PAG 23/24/25
29-03-2006
12:38
Pagina 1
MEDISCHE BEDRIJVIGHEID Tekst: Nynke Feenstra
Beeld: Levien Willemse
BROEDSTOOF ERASMUS MC
De markt op
Verdienen aan hMPV-virus
V
iroNovative heeft afgelopen najaar een licentiecontract gesloten ter waarde van elf miljoen euro met het Amerikaanse bedrijf MedImmune. En dat is nog maar het begin. Want als de Amerikanen succes hebben, krijgt ViroNovative bij iedere grote stap in de ontwikkeling van een vaccin weer een bedrag. Met deze milestone-betalingen kan het totaal aan inkomsten uit het contract de komende tien jaar oplopen tot maar liefst honderd miljoen euro. De opbrengsten zullen onder meer gebruikt worden om nieuw
onderzoek van de afdeling Virologie te financieren. ViroNovative levert aan de Amerikanen de kennis en de materialen voor een vaccin tegen luchtweginfecties die veroorzaakt worden door het humaan Metapneumovirus (hMPV). Het prototype van het vaccin is inmiddels
▲
Medische kennis is geld waard. Erasmus MC stimuleert ondernemerschap en heeft vijftien bedrijven ´in de broedstoof´. Aandacht voor vijf recent behaalde successen.
klaar. De komende drie tot vier jaren zal het getest worden op mensen. Tachtig procent hiervan doet MedImmune, de overige twintig procent doet ViroNovative zelf. Het Metapneumovirus (hMPV) veroorzaakt luchtweginfecties. Het kan mensen van alle leeftijden ziek maken. Bijna alle kinderen zijn op hun vijfde ten minste éénmaal besmet met hMPV. Ernstige ziekte met ziekenhuisopname komt eigenlijk alleen voor bij jonge kinderen, ouderen, en bij mensen die ernstig verzwakt zijn. ViroNovative werkt ook aan diagnostische tests. “We verwachten in 2006 vier of vijf nieuwe tests op de markt te brengen”, vertelt prof. Eric Claassen, medeoprichter en lid van het managementteam. Waarom zoveel verschillende testen gemaakt worden voor het aantonen van één virusinfectie, kan prof. Claassen uitleggen: “Soms is het belangrijk dat je de uitslag in enkele minuten hebt, bijvoorbeeld bij een doodziek jong kind. Maar soms is er minder haast bij. De tests verschillen onderling nogal in prijs.” ViroNovative maakt de tests niet zelf. Hiervoor werkt het jonge bedrijf samen met negen buitenlandse bedrijven. Wel levert ViroNovative het patent en de benodigde materialen, zoals stukjes DNA, het virus en de antistoffen tegen het virus. De markt voor tests is veel kleiner dan die voor het vaccin. De omzet die ViroNovative de komende tien jaar hierin kan halen, schat prof. Claassen op ongeveer 25 miljoen euro. hMPV komt over de hele wereld voor. Het virus is vooral actief aan het einde van de winter en het begin van het voorjaar. Het werd in Rotterdam ontdekt in 2001 door onder anderen dr. Bernadette van der Hoogen en dr. Ron Fouchier, uit de onderzoeksgroep van prof. Ab Osterhaus, hoofd afdeling Virologie Erasmus MC.
PASPOORT Bedrijfsnaam: Oorsprong: Product: Jaar oprichting: Recent succes:
ViroNovative Afdeling Virologie, Erasmus MC Kennis over het humaan Metapneumovirus 2002 Licentiecontract afgesloten ter waarde van elf miljoen euro. Dit bedrag kan de komende tien jaar bij succes oplopen tot 100 miljoen euro
MONITOR
april/mei 2006
23
MON02 PAG 23/24/25
29-03-2006
12:38
Pagina 2
Snel ‘leverconsult’ via internet Huisartsen en specialisten in heel Europa kunnen binnenkort gebruikmaken van gespecialiseerde kennis over hepatitis uit het universitair medisch centrum. Via internet kunnen zij vanuit hun praktijk patiëntgegevens anoniem versturen naar LiverDoc. Hierop ontvangen zij binnen 24 uur via e-mail een rapport over de leverontsteking van hun patiënt. Hierin staan de diagnose, de behandelopties en de verwachtingen over het verloop van de ziekte. Dit rapport is opgesteld door de computer van LiverDoc en waar nodig aangepast door een leverspecialist. Het is hard nodig dat kennis over de behandeling van hepatitis toegankelijker wordt, vindt prof. Scholko Schalm. Hij is oprichter van LiverDoc en was tot voor kort hoogleraar leverziekten in Rotterdam. Want, zegt hij, maar weinig mensen in Nederland met een chronische hepatitis B of C worden behandeld: “Niet meer dan één op de twintig men-
sen”, aldus prof. Schalm. “En uiteindelijk geneest maar één of twee procent. Terwijl er goede behandelingen zijn; meer dan driekwart van de patiënten met chronische hepatitis C kan genezen. Bij chronische hepatitis B ligt het wat gecompliceerder. Bij negen van de tien patiënten kan de ziekte door medicijnen volledig inactief worden. Bij eenderde blijft de ziekte weg als gestopt is met de geneesmiddelen. De anderen zullen hun pillen moeten blijven innemen. Mijns inziens is er een kenniskloof tussen artsen in den lande en leverspecialisten in de academische ziekenhuizen. Die kloof moet worden gedicht.” Volgens prof. Schalm worden te veel besmettingen met het hepatitisvirus over het hoofd gezien. “Als een patiënt bij de huisarts komt en uit bloedonderzoek blijkt dat zijn leverwaarden niet in orde zijn, wordt zelden een hepatitistest gedaan. Via LiverDoc kunnen huisartsen navragen of een test nodig is.” Ook specialisten in algeme-
PASPOORT Bedrijfsnaam: Oorsprong: Product: Jaar oprichting: Recent succes:
ne ziekenhuizen zijn niet voldoende op de hoogte van behandelmethoden, stelt hij. “Er wordt nog te vaak gedacht dat behandeling niet helpt. Zo is bekend dat Lamivudine, een medicijn dat gebruikt wordt bij de behandeling van chronische hepatitis B, bij de helft van de patiënten na drie jaar niet meer werkt. Bij LiverDoc weten we welke andere (combinatie van) medicijnen een patiënt dan het beste kan krijgen.” De kenniskloof bestaat ook in andere landen. Daarom richt LiverDoc zich op de Europese markt. Het systeem waarbij artsen patiëntgegevens in moeten typen op de website is klaar. Daarnaast werkt LiverDoc aan software die zelf gegevens haalt uit het Elektronisch
Ouderdomsziekten vóór blijven “Als je de gemiddelde leeftijd waarop mensen de ziekte van Alzheimer krijgen met vierenhalf jaar kunt verhogen, zijn er de helft minder Alzheimerpatiënten”, zegt dr. Rein Strijker. Hij is medeoprichter en algemeen directeur van DNage. Hiermee illustreert hij de impact die het werk van het bedrijf in de toekomst zou kunnen hebben. DNage ontwikkelt therapieën en medicijnen die het ontstaan van ouderdomsziekten vertragen. DNage mag als enige gebruikmaken van technologie die is ontwikkeld door de afdeling Klinische Genetica van Erasmus MC. Het bedrijf test stoffen voor medicijnen en voedingsmiddelen op muizen die heel snel verouderen. De muizen, waarvan het DNA is veranderd, ontwikkelen bovendien ouderdomsziekten. DNage onderzoekt hoe je het voortschrijden van deze ziekten kunt remmen. “We hebben in oktober 2005 een overeenkomst gesloten met een voedingsbedrijf waarvan ik de naam pas kan noemen als ook alle details geregeld zijn”, vertelt dr. Strijker. “Deze onderneming beschikt over een stof die remmend zou werken op een ouderdomsziekte. Welke stof en welke ouderdomsziekte dit zijn, kan ik nu nog niet zeggen. Het bedrijf wil de stof toevoegen aan een voedingsmiddel, zoals bij24
april/mei 2006
MONITOR
voorbeeld Becel haar margarine verrijkt met Omega 3- en 6-vetzuren. Wij testen in opdracht van dit bedrijf op onze muizen of de stof inderdaad dit effect heeft. De afspraak is dat, áls de resultaten positief zijn, DNage deze stof mag verwerken in een geneesmiddel. Het voedingsbedrijf zal dan een klein percentage krijgen van onze winst uit verkoop ervan. Omgekeerd krijgen wij een klein percentage van de verkoop van hun voedingsproduct waar de stof aan toegevoegd is. Hoeveel we door deze overeenkomst denken te gaan omzetten, maken we niet bekend. Wel kan ik zeggen dat we de komende vier jaar nog geen product
LiverDoc Afdeling Maag-Darm-Leverziekten, Erasmus MC Consult over leverontstekingen via internet 2003 Project met elektronisch patiëntendossier dat bekostigd wordt met subsidie van Europese Unie (1,2 miljoen euro) is startklaar voor test met 1560 artsen in vier Europese landen.
Patiënten Dossier. Want het intypen van de gegevens duurt tien tot vijftien minuten. Met het nieuwe systeem kan veel tijd bespaard worden. Het bedrijf gaat het in 2006 in vier landen uitproberen. Behalve duizend huisartsen in België en vierhonderd in Italië werken honderd specialisten in Duitsland en zestig in Nederland aan deze proef mee. De tarieven staan nog niet vast. Behalve met prijzen per consult zal met abonnementen gewerkt worden. Ziekenhuizen kunnen zich abonneren op LiverDoc. Voor huisartsen die meedoen met het Elektronisch Patienten Dossier wordt een abonnement op LiverDoc in de prijs verrekend.
PASPOORT Bedrijfsnaam: Oorsprong: Product: Jaar oprichting: Recent succes:
DNage Afdeling Genetica, Erasmus MC Technologie voor onderzoek ouderdomsziekten 2004 1,5 miljoen euro extern kapitaal binnengehaald plus een overeenkomst met een internationaal voedingsbedrijf
zullen hebben, en dus ook nog niets verdienen.” Daarnaast speurt DNage naar zogeheten biomarkers. Een voorbeeld van een biomarker is cholesterol. Een verhoogd cholesterol in het bloed is op zichzelf geen ziekte. Wel geeft het een risico aan, namelijk de kans op het krijgen van een hart- of vaatziekte. De
meeste ouderdomsziekten ontwikkelen zich in het begin heel langzaam en worden niet opgemerkt omdat de symptomen aanvankelijk onschuldig zijn. Dr. Strijker: “Als we bijvoorbeeld een biomarker voor ouderdomsdiabetes zouden ontdekken, kunnen we de suikerziekte al in een voorstadium signaleren en deze met voedings- of medicijnadviezen proberen af te remmen.” Het doel van het bedrijf op lange termijn is de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Het eerste medicijn dat DNage met behulp van de muizen heeft ontwikkeld, zal waarschijnlijk in 2006 op proefpersonen (vrijwilligers) getest worden. Het zou de eerste therapie zijn voor kinderen met Cockayne Syndroom (CS). Kinderen met deze zeer zeldzame ziekte verouderen zeer snel en krijgen op jonge leeftijd allerlei ernstige klachten die zich normaal gesproken alleen bij senioren voordoen. Met het nieuwe medicijn verwacht DNage in de toekomst honderd miljoen euro te gaan verdienen.
MON02 PAG 23/24/25
29-03-2006
12:39
Pagina 3
MEDISCHE BEDRIJVIGHEID Tekst: Nynke Feenstra
Beeld: Levien Willemse
BROEDSTOOF ERASMUS MC
Anti-RSI-muis genaamd ‘Paard’ PASPOORT Bedrijfsnaam: Oorsprong: Product: Jaar oprichting: Recent succes:
Hippus, dochter van Cum Suis Afd. Biomedische Natuurkunde en Technologie, Erasmus MC Het Paard, speciale computermuis 2005 Tweede patent
Met ontspannen nek-, schouder- en armspieren computerwerk doen. Menig RSI-patiënt droomt hiervan. Het kan, beweert ing. Paul Helder, directeur van Hippus. Hij heeft samen met prof. Chris Snijders, hoofd van de afdeling Biomedische Natuurkunde en Technologie in Erasmus MC, een nieuwe muis ontwikkeld, genaamd Paard. Bij de ontwikkeling van Paard is ontdekt hoe tijdens het ‘muizen’ de onderarm en hand ontspannen kunnen blijven. Om een conventionele muis te bedienen, span je volgens prof. Snijders constant de strekspieren van vingers en pols aan. Hierdoor wordt de doorbloeding van de spieren minder. De gebruiker krijgt daardoor pijn in de nek, de schouder, de arm of de hand. De pijn kan uren aanhouden en de patiënt zelfs uit zijn slaap houden. De ontwikkelaars van het Paard hebben inmiddels twee patenten op het ontwerp. Het eerste is voor het model zelf. In het tweede zijn de belangrijkste karakteristieken van de hand vastgelegd. Op basis hiervan is het Paard
Operatiekamers maximaal benutten Na uren wachten op een operatie aan het einde van de dag te horen krijgen dat deze niet doorgaat. Het zal je maar gebeuren. Dankzij het planningssysteem Gegarandeerd OK! komt dit in Erasmus MC minder vaak voor. Sinds 2004 werkt Erasmus MC met een nieuw systeem voor de planning van operaties. Het is ontwikkeld door drs. Mark van Houdenhoven, clustermanager van de OK’s, de afdeling Intensive Care en Anesthesiologie, en dr. Geert Kazemier, chirurg en afdelingshoofd OK. Met Gegarandeerd OK! is de bezettingsgraad van de operatiekamers gestegen van 81 naar bijna 87 procent. Daarnaast is het aantal overwerkuren van het OK-personeel gehalveerd. Deze verbeteringen zijn volgens drs. Van Houdenhoven en dr. Kazemier behaald doordat zij het systeem af
hebben laten stemmen op hoe het er werkelijk aan toegaat op de operatieafdeling. Zo worden de operatiekamers niet meer de hele dag volgepland. Met de uren die niet ingeroosterd zijn, kunnen spoedgevallen en uitgelopen operaties opgevangen worden. Bovendien hebben drs. Van Houdenhoven en dr. Kazemier de gemiddelde duur van operaties onder de loep genomen. Zij hebben de operatiegegevens van de afgelopen tien jaar verzameld en in kaart gebracht. Hierdoor kunnen de mensen die operatietijd aanvragen nu precies zien hoe lang welke chirurg met welk soort operatie gemiddeld bezig is. Gegarandeerd OK! is nu ook geautomatiseerd en in november in gebruik genomen. Toen drs. Van Houdenhoven en dr. Kazemier op zoek gingen naar een geschikt automatiseringsbedrijf, wilden zij hun innovatie beschermen en te gelde maken. Het in-
uitgevoerd in vijf verschillende maten. De volgende stap is het aan de man brengen. Op de omzet die Hippus zal gaan maken, wil ing. Helder niet vooruitlopen. Het Paard kost 250 euro (exclusief BTW) inclusief installatie en ergonomisch advies over de werkplek. Belangstelling lijkt aanwezig; in 2003 had één op de vijf werknemers in Nederland RSI-klachten, volgens een onderzoek van TNO Arbeid.
PASPOORT Bedrijfsnaam: Oorsprong: Product: Recent succes:
Geen, hoort bij Erasmus MC Cluster 17 en Afdeling OK, Erasmus MC TORSO, planningssoftware voor operatiekamers Contract met internationaal automatiseringsbedrijf EDS
ternationale automatiseringsbedrijf EDS had hier wel oren naar. “EDS heeft van ons planningsprogramma een softwarepakket gemaakt dat ook aan andere ziekenhuizen verkocht kan worden”, vertelt drs. Van Houdenhoven. “We zijn overeengekomen dat Erasmus MC bij de verkoop van ieder pakket 35.000 euro krijgt. Bovendien is de software tegen een gereduceerde prijs voor ons ontwikkeld.” Het zal op de markt verschijnen onder de naam TORSO. Het pakket is volgens drs. Van Houdenhoven bijzonder geslaagd doordat professionals die normaal gesproken weinig met elkaar te maken hebben - artsen, managers,
wiskundigen en ICT-specialisten - in dit project hebben samengewerkt. Hoeveel de overeenkomst met EDS Erasmus MC gaat opleveren, weet drs. Van Houdenhoven niet. “TORSO is nu nog niet verkocht. Ik weet dat in veel ziekenhuizen gezocht wordt naar manieren om de OKplanning te verbeteren. Nederland heeft 106 ziekenhuizen. Misschien tonen ook ziekenhuizen in andere Europese landen interesse, want EDS is een speler op de wereldmarkt.” De inkomsten zullen door het ziekenhuis gereserveerd worden voor innovaties op het gebied van bedrijfsvoering. MONITOR
april/mei 2006
25
MON02 PAG 26/27
29-03-2006
10:42
Pagina 2
REAGEERBUIS Tekst: Monique Hamerslag
Beeld: Levien Willemse
Kitty van Beers (58 jaar, geboren en getogen in Heerlen) werkt als patiëntenvoorlichter op de afdeling Radiotherapie van Erasmus MC. Dat betekent veel persoonlijk contact. De patiënten die zij ziet, zitten veelal in een erg lastige situatie. Er is angst en onzekerheid. “De façade valt weg, het gaat om de essentie. Dit maakt de gesprekken bijzonder.”
Kitty van Beers de mond-keelholte over een interessante studie in Maleisië naar de toepassing van honing voorafgaand en na bestraling. Dit zou de reactie behoorlijk verminderen. Ook komen patiënten wereldwijd met elkaar in contact. Wel roept de informatie van internet soms extra vragen op: je krijgt wel heel veel informatie, wat is nu voor jou van toepassing? Het blijft dus belangrijk dat alle hulpverleners, en in eerste instantie de artsen, patiënten goed informeren. Dus het persoonlijke gesprek moet blijven, is mijn overtuiging. Denk aan het sprookje van de Groene Slang en de Schone Lelie van Goethe; het licht is kostbaarder dan goud, en verkwikkender dan het licht is het gesprek van mens tot mens.” Aan welke patiënt bewaart u de meest dierbare herinneringen?
“Ik werk op een bijzondere plek. Veel gesprekken zijn dus ook bijzonder, want vanwege de situatie zijn mensen heel eerlijk. Verborgen agenda’s vallen weg, de hoofdvraag is toch: ‘Ik heb kanker, word ik nog beter?’ De power die je dan ziet bovenkomen in mensen is heel bijzonder, ook voor de patiënten zelf. Mensen met kleine kinderen, dat raakt me. Een stoere, zeer Rotterdamse patiënt zei me eens: “Mevrouw, u en ik, wij zijn allebei geen blijvers hier.” Dat vergeet ik nooit. Hoe bent u in uw vakgebied verzeild geraakt?
“In 1970 kwam ik in opleiding tot radiotherapeutisch laborant in de Daniel den Hoed. Ook heb ik een psychosociale studie gedaan. Ik ben hier blijven werken tot ik getrouwd was en kinderen kreeg. In die tijd was parttime werken nog niet mogelijk. Wel kon ik zo nu en dan invallen voor enkele maanden. In 1987, de kinderen waren de deur uit, kwam ik terug. Inmiddels was de patiëntenvoorlichting binnen de afdeling Radiotherapie van de grond gekomen. Ik wilde graag intensiever contact met de patiënten. Een leidinggevende tipte me toen een vacature ontstond om te solliciteren en zo is het balletje gaan rollen.” U krijgt een ton, wat schaft u aan?
“Een medewerker. Mijn collega Petra Korlaar en ik hebben nu samen 1 fte. Vroeger was dat 1.6 fte. Die ton voor een extra medewerker is goed besteed. Patiënten gaan na voorlichting rustiger de 26
april/mei 2006
MONITOR
behandeling in en zijn beter voorbereid, en de radiotherapeutisch laborant hoeft minder tijd te steken in uitleg. Zowel voor de patiënt als voor de planning is dit gunstig. Wij zien momenteel 1.900 patiënten per jaar, dat is 40 à 45 % van alle patiënten. Het gaat om mensen die lange series bestralingen krijgen. De mensen die korte, palliatieve series bestralingen krijgen, ontvangen op dit moment geen voorlichting van ons. Dit zijn patiënten die een kortere levensverwachting hebben. Ze hebben andere vragen en behoeften. Nu valt deze groep helaas tussen wal en schip.” Wat is de belangrijkste doorbraak die u hebt doorgemaakt?
“Dat is voor de radiotherapiewereld zeker de computer, kijk eens naar alle ingewikkelde technieken en planningsystemen. Op communicatiegebied is dat ongetwijfeld het internet. Steeds meer mensen vinden er informatie van over de hele wereld en dat is te merken in de gesprekken. Onlangs vertelde een jonge Marokkaanse patiënt met een heftige slijmvliesreactie in
Welke prestatie doet u glimmen van trots?
“Nou, glimmen van trots… Ik ben heel tevreden over de audiovisuele presentatie die we met collega’s en de audiovisuele dienst hebben gebouwd. Voor allerlei patiënten hebben we nu uitgebreide informatie hier op mijn pc, met veel foto’s over onderzoek en behandeling. Ook de vragen die we vaak krijgen zijn er al in verwerkt.” Welk politiek idee over de zorg trof u als geniaal?
“Meer het tegenovergestelde: de nieuwe wet op de zorgverzekering! Ik ben echt bang voor de gevolgen van het marktmechanisme in de zorg. Die zorg leeft ook onder de patiënten. Wat gaat de verzekering straks wel en niet voor je doen? Je bent immers een risicopatiënt!” ■
“De power die je ziet bovenkomen in mensen is heel bijzonder”
MON02 PAG 26/27
29-03-2006
10:43
Pagina 3
AGENDA Door: Petra van Rikxoort,
[email protected]
COLOFON Monitor is het blad voor externe relaties van het Erasmus MC. Oplage: 9000 exemplaren. Abonnementen:
[email protected] Redactie-adres: Erasmus MC, Afdeling Communicatie, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam, Bezoekadres: Dr. Molewaterplein 50, Telefoonnummer: 010 - 463 50 90, E-mail: j.vandeleemput@ erasmusmc.nl Hoofdredactie: Majella de Spaey Eindredactie: Emile Hilgers, Joop van de Leemput Aan dit nummer werkten mee: Nynke Feenstra, Manja Gruson, Monique Hamerslag, Emile Hilgers, Cindy Juinen, Connie Meilof, Petra van Rikxoort, Roelf Reinders, Helen van Vliet Fotografie: Levien Willemse Art-direction: Beeld & Storm Producties Kim Brinkkemper, Marco Oosten Drukwerkcoördinatie: Baillien & Maris, Hasselt (België) Overname artikelen: Artikelen mogen alleen worden overgenomen met bronvermelding: Monitor, Erasmus MC. Een bewijsnummer wordt op prijs gesteld.
CONGRESSEN • ORATIES • PROMOTIES • SEMINARS
Promoties, oraties, lezingen, symposia: voor actuele gegevens zie de website van Erasmus MC: www.erasmusmc.nl, klik op 'actueel', 'agenda'. Promoties vinden plaats in collegezaal 7 van Erasmus MC, faculteitsgebouw, ingang aan Dr. Molewaterplein 50 te Rotterdam tenzij hieronder anders vermeld. 11 APRIL ■ Oratie prof. G. Wagemaker. Titel: Toeval en onvermijdelijkheid. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Aula, Woudestein 12 APRIL ■ Promotie mw. M. Keijzer-Veen. Titel proefschrift: Early determinants of blood pressure and renal function: Follow-up of very preterm born individuals until young adulcy. Tijdstip: 13.45 uur. ■ Promotie mw. R. Postma. Titel proefschrift: Population based screening for prostate cancer. Tijdstip 15.45 uur 13 APRIL ■ Oratie prof. J. Bakker. Titel proefschrif: Het ‘Waarom?’ van de Intensive Care. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Aula, Woudestein 19 APRIL ■ Promotie mw. J. Douma. Titel proefschrift: Mental health problems in youths with intellectual disability: need for help and help-seeking. Tijdstip: 11.45 uur ■ Promotie mw. E. Kilic. Titel proefschrift: Prognostic factors in uveal melanoma. Tijdstip: 13.45 uur ■ Promotie J. van den Brink. Titel proefschrift: Supporting transmural oncological care. Tijdstip 15.45 uur 20 APRIL ■ Erasmus Lectures houdt lezing: Kinetochore capture and bi-orientation on the mitotic spindle. Spreker: Tomoyuki Tananaka, University of Dundee, UK. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Collegezaal 7, faculteitsgebouw. Informatie:
[email protected] 24 APRIL ■ Wetenschapscafé Rotterdam houdt lezing: Kiezen in de zorg: wetenschap of natte vinger? Spreker: prof. Frans Rutten, Erasmus MC. Tijdstip: 19.30 uur. Locatie: Doelencafé Rotterdam. Informatie:
[email protected], www.reflexie.org 25 APRIL ■ Oratie prof. M. Frens. Titel: De grootsheid van de kleine hersenen. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Aula, Woudestein 26 APRIL ■ Promotie A. Mohd Sorip: Titel proefschrift: De rol van Pleiohomeotic in selectieve gen-repressie door Polycomb groep eiwitten. Tijdstip: 11.45 uur ■ Promotie J. Burghoorn. Titel proefschrift: Regulation of intraflagellar transport in sensory cillia of caenorhabditis elegans. Tijdstip: 13.45 uur ■ Promotie J. Jongen. Titel: Neurotrophic factors in spinal pain transmission. Tijdstp: 15.45 uur 26-28 APRIL ■ Molecular Medicine Postgraduate School
houdt symposium: Health and evolution. Locatie: Congrescentrum Engels, Rotterdam. Informatie: www.molmed.nl 27 APRIL ■ Promotie W. Tissing. Titel proefschrift: Molecular meganisms of glucocorticoid resistance in childhood acute lymphoblastic leukemia. Tijdstip: 11.00 uur. Locatie: Senaatszaal, Woudestein ■ Afdeling Endocrinologie houdt lezing: HOT topic: human thermoregulation. Spreker: Hein Daanen, TNO, Soesterberg. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Ee5-79. Informatie:
[email protected] ■ Het Congresbureau organiseert seminar: De top in geneeskunde en wetenschap: (g)een glazen plafond? Tijdstip: 15.30-18.30 uur. Locatie: Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam Doelgroep: Vrouwelijke gepromoveerde medisch specialisten, wetenschappers en promovendi “De doorgroei van vrouwen in wetenschappelijke topposities en het medisch topmanagement binnen de academische medische centra is klein”, zo wordt uitgelegd in de uitnodigingsbrief. “Terwijl al geruime tijd meer dan de helft van de afgestudeerde artsen vrouw is, zijn er onvoldoende vrouwen zichtbaar in richtinggevende posities. Erasmus MC wil graag een impuls geven aan doorstroming van vrouwelijk talent naar de top.” Informatie: www.hetcongresbureau.nl
28 APRIL ■ Oratie prof. dr J. Coebergh. Titel: Registreren voor de strijd tegen kanker en onzekerheid. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Aula, Woudestein 28 APRIL ■ COEUR houdt research seminar: Congenital heart disease. Informatie:
[email protected] 3 MEI ■ Promotie G. Mosis. Titel proefschrift: Randomized database studies: a combination of the strengths of observational studies and randomized clinical trials. Tijdstip: 15.45 uur. 8 MEI ■ Afdeling Hematologie houdt seminar: Gene therapy for primary immunodeficiencies: the ADA-SCID paradigm and beyond. Spreker: Maria-Grazia Roncarolo, San Raffaele Telethon Institute for Gene Therapy, Milan, Italy. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Ee13-18, faculteitsgebouw. Informatie:
[email protected] 11 MEI ■ Erasmus Lectures houdt lezing: Life-long remodeling of brain circuits regulated by experience. Spreker: Pico Caroni, Friedrich-Miescher Institute, Basel, Switzerland. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Collegezaal 7, faculteitsgebouw. Informatie:
[email protected] 12 MEI ■ Promotie M. van IJken. Titel proefschrift:
Biochemotherapeutic strategies and minimally invasive balloon catheter techniques in regional perfusion. Tijdstip: 11.00 uur. Locatie: Senaatszaal, Woudestein ■ Oratie prof. J.D. Laman. Titel: Immuun etiquette: omgang met vorm in context. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Aula, Woudestein 17 MEI ■ Promotie A. Sewnaik. Titel proefschrift: Preservation of the larynx in laryngeal and hypopharyngeal cancer. Tijdstip: 11.45 uur ■ Promotie R. Brouwer. Titel proefschrift: Unicompartmental osteoarhritis of the knee. Diagnosis and treatment of malalignment. Tijdstip: 13.45 uur ■ Promotie J. van den Hoek. Titel proefschrift The functional role of somatostatin receptor subtypes in pituitary adenomas. Tijdstip 15.45 uur 18 MEI ■ Afdeling Endocrinologie houdt lezing: PCOS: clinical, molecular and genetic aspects. Spreker: Joop Laven, Erasmus MC. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Ee5-79, faculteitsgebouw. Informatie:
[email protected] 24 MEI ■ Promotie mw. N. Beckers. Titel proefschrift: Follicular and luteal phase aspects of ovarian stimulation for in vitro fertilization. Tijdstip: 9.45 uur ■ Promotie mw. M. Cools. Titel proefschrift: Germ cell tumors in patient with disorders of sex development risk factors, initial developmental stages and target for early diagnosis. Tijdstip: 11.45 uur ■ Promotie V. Jaddoe. Titel proefschrift: Maternal and fetal orgins of cardiovascular disease. An epidemiological study from fetal life until adulthood. Tijdstip: 13.45 uur ■ Promotie mw. M. van den Berg. Titel proefschrift: Parental Psychopathology and the early developing child. Tijdstip: 15.45 uur 29 MEI ■ Wetenschapscafé Rotterdam houdt lezing: Nature or nurture? Spreker: Prof. Peter Verrijzer, Erasmus MC. Locatie: Doelencafé, Rotterdam. Tijdstip: 19.30 uur. Informatie:
[email protected], www.reflexie.org 31 MEI ■ Promotie mw. T. Terkivatan. Titel proefschrift: Benign liver tumors: from diagnosis to treatment. Tijdstip: 11.45 uur ■ Promotie R. Lachmann. Titel proefschrift: Diagnostic and Therapeutic aspects of Acute Lung Injury: Experimental Studies. Tijdstip: 13.45 uur ■ Promotie V. Alagappan Thyagarajan. Titel proefschrift: Molecular Biology of Bronchial and Vascular Remodelling. Tijdstip: 15.45 uur ■ Prof. Henk Hoogsteden en dr. Hari S. Sharma organiseren symposium: Molecular Mechanisms in Vascular and Airwau Remodelling. Sprekers uit Groot-Brittannië, Italië, Canada en Nederland. Tijdstip: 9.0014.00 uur. Locatie: faculteitsgebouw
MONITOR
april/mei 2006
27
MON02 PAG 28
29-03-2006
12:15
Pagina 2
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit