Arbouw is door werkgevers- en werknemersorganisaties opgericht om de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid te verbeteren. In het bestuur van Arbouw zijn vertegenwoordigd Bouwend Nederland, Federatie van Ondernemersorganisaties in de Afbouw (FOA), FOSAG, NOA, FNV Bouw en CNV Vakmensen.
© Stichting Arbouw 2011. Alle rechten voorbehouden. De producten, informatie, tekst, afbeeldingen, foto’s, illustraties, lay-out, grafische vormgeving, technische voorzieningen en overige werken van Stichting Arbouw (“de werken”), waarin substantieel is geïnvesteerd, zijn beschermd onder de Auteurswet, de Benelux Merkenwet, de Databankenwet en andere toepasselijke wet- en regelgeving. Behoudens wettelijke uitzonderingen mag niets daarvan worden verveelvoudigd, aan derden ter beschikking gesteld of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande toestemming van Stichting Arbouw. Het bekijken van de werken en het maken van kopieën voor eigen individueel gebruik is toegestaan voorzover binnen de toepasselijke wet- en regelgeving aangegeven grenzen. De woord- en beeldmerken op de werken zijn van Stichting Arbouw en/of haar licentiegever(s). Het is niet toegestaan één of meerdere van deze merken en logo’s te gebruiken zonder voorafgaande toestemming van Stichting Arbouw of betrokken licentiegever(s). Stichting Arbouw is niet aansprakelijk voor (de inhoud van) haar (informatie) producten, software daaronder mede begrepen, noch voor het (her) gebruik daarvan door derden.
MONITOR ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW 2010
Auteur: K. Afrian, MSc, Economisch Instituut voor de Bouw
Bestelcode: 11-147 ISBN: 9789490943103
Harderwijk, juni 2011
2
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING ........................................................................................................ 5 1
INLEIDING ..................................................................................................... 8
2
ONGEVALLEN IN DE BOUW..................................................................... 9
3
ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW ................................................. 13
4
DE AARD VAN DE ARBEIDSONGEVALLEN EN DE AARD VAN HET LETSEL ...................................................................................... 19
5
ONGEVALLEN EN DE GEVOLGEN ....................................................... 21
6
VEILIGHEID OP DE BOUWPLAATS ..................................................... 27
7
IMPLICATIES VOOR BELEID ................................................................. 34
8
KERNCIJFERS ONGEVALLEN IN DE BOUW 2006 – 2010 ................ 35
BIJLAGE: 1 ONDERZOEKSVERANTWOORDING ........................................... 37
3
4
SAMENVATTING In 2010 werden ruim 13.000 werknemers in de bouw1 geconfronteerd met een ongeval dat leidde tot verzuim. Dat is 7 procent van alle werknemers in de bouw. Ongeveer 6.900 werknemers hadden een ongeval tijdens werktijd (4 procent), de overige 6.500 werknemers kregen een ongeval in de vrije tijd of tijdens woonwerkverkeer. De ongevallen leidden tot een ziekteverzuim van ongeveer 1.900 manjaren. De loonkosten inclusief overhead van dit verzuim bedroegen circa 130 miljoen euro, waarvan de helft ten gevolge van de arbeidsongevallen. Iets minder dan een kwart van de werknemers met een arbeidsongeval verzuimde langer dan 40 dagen. Kort durend verzuim (minder dan 10 dagen) kwam voor bij iets meer dan 40 procent van de werknemers met een ongeval tijdens werktijd. Bijna een kwart van de werknemers met een arbeidsongeval moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Bij een tiende bleef de opname beperkt tot 1 dag. Zeven procent lag langer dan 5 dagen in het ziekenhuis. In vergelijking met 2009 is het aantal werknemers met een ongeval gedaald met ruim 2.150. Dat komt neer op een daling van bijna 14 procent. Het totale aantal werknemers in de bouw nam in dezelfde periode met 8 procent af. Omdat het aantal ongevallen sterker daalde dan het totale aantal werknemers in de bouw, nam de ongevallenincidentie af van 7,6 in 2009 tot 7,1 in 2010. Het aantal arbeidsongevallen daalde met 1.520, een daling van 18 procent. Het aandeel werknemers met een arbeidsongeval daalde dan ook van 4,1 naar 3,6 procent. Daar staat tegenover dat de gemiddelde verzuimduur is gestegen.
1
Exclusief werknemers in bagger- en bouwinstallatiebedrijven.
5
Tabel A. Ongevallen in de bouw, 2010 en 2009 2010 werknemers met een ongeval - absoluut 13.340 - in % totale aantal werknemers 7,1
2009 15.490 7,6
werknemers met een arbeidsongeval - absoluut - in % totale aantal werknemers
6.890 3,6
8.410 4,1
Arbeidsongeval gemiddelde verzuimduur geschatte arbeidskosten in mln. euro
39,4 65
30,8 65
Bijna een derde van de arbeidongevallen had letsel aan hand of pols tot gevolg en nog eens bijna een vijfde letsel aan arm of schouders. Bijna 16 procent veroorzaakte voet- of enkelletsel en nog eens bijna een vijfde been- of knieletsel. Daarnaast wordt ook relatief vaak rugletsel ondervonden. De meest voorkomende oorzaak van arbeidsongevallen in de bouw is vallen. Andere belangrijke oorzaken zijn verstappen, struikelen, uitglijden, getroffen worden door een vallend voorwerp en klemmen of knellen. Terwijl de kans op een ongeval tijdens werktijd gemiddeld bijna 4 procent bedraagt, is deze voor werknemers jonger dan 25 jaar anderhalf keer zo groot, namelijk 6 procent. Dit heeft niet te maken met het feit dat jongeren in risicovollere beroepsgroepen werkzaam zijn. Ook binnen de meeste onderscheiden beroepen hebben jongeren een grotere kans op een arbeidsongeval. Naar beroep bezien hebben timmerlieden de grootste kans op een arbeidsongeval (6 procent). Van het UTA-personeel kreeg nog geen procent een ongeval onder werktijd. Arbeidsongevallen kunnen aanzienlijke psychische, sociale en financiële gevolgen hebben. Het ligt daarom zowel in het belang van de werknemers, de werkgever als de maatschappij om arbeidsongevallen zo veel mogelijk te voorkomen. Hiervoor is het onder andere noodzakelijk dat op de bouwplaats de noodzakelijke technische en organisatorische voorzieningen om veilig te kunnen werken worden getroffen en dat de vereiste beschermingsmiddelen ter beschikking worden gesteld. Volgens het merendeel van de bouwplaatswerknemers met een arbeidsongeval is dit ook gebeurd. Echter, iets minder dan een kwart van hen had geen voorlichting gehad over veilig werken en 6
nog eens bijna een kwart niet over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Hier valt waarschijnlijk nog behoorlijk wat winst te halen. Bijna 16 procent van het bouwplaatspersoneel met een arbeidsongeval is dan ook van mening dat het ongeval te voorkomen was geweest als de werkgever de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen. Het aandeel dat denkt dat het ongeval niet gebeurd was als hijzelf de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen, is anderhalf keer zo groot. Veiligheid op de bouwplaats verdient daarom onverminderd de aandacht.
7
1
INLEIDING
Op verzoek van de Stichting Arbouw voert het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid jaarlijks een onderzoek uit naar de mate waarin er in de bouwnijverheid ongevallen plaatsvinden. Hiervoor wordt sinds 2005 gebruik gemaakt van gegevens die bij de Stichting Arbouw bekend zijn uit het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO). Die PAGO’s worden op grond van de CAO’s voor diverse beroepsgroepen in opdracht van de Stichting Arbouw uitgevoerd door gecertificeerde arbodiensten die voldoen aan door de Stichting Arbouw vastgestelde kwaliteitseisen. Deelname aan het PAGO is vrijwillig. Werknemers hebben er tot hun 40e jaar eenmaal in de vier jaar recht op, daarna eenmaal in de twee jaar. Voor bouwplaatswerknemers begint dit recht op 16-jarige leeftijd, voor UTA-werknemers op 20-jarige leeftijd. In de vragenlijst die werknemers voor het PAGO invullen, wordt onder meer gevraagd of zij in de afgelopen twaalf maanden verzuimd hebben als gevolg van een ongeval. Met behulp van dit gegeven zijn in dit rapport schattingen gemaakt van de mate waarin er in de bouw arbeidsongevallen gebeuren, waarbij het uitsluitend gaat om ongevallen die tot verzuim hebben geleid. Om ook uitspraken te kunnen doen over de aard van de ongevallen, de aard van het daarbij opgelopen letsel, de vraag of er veiligheidsmaatregelen getroffen waren en de duur van het verzuim en eventuele ziekenhuisopname, is aan de werknemers die in het PAGO hadden aangegeven verzuimd te hebben wegens een ongeval, een schriftelijke enquête toegestuurd. Omdat de gegevens in dit rapport gebaseerd zijn op de antwoorden van werknemers die hebben deelgenomen aan een PAGO, is het de vraag in hoeverre de uitkomsten representatief zijn voor alle bouwwerknemers. In de meeste tabellen geven de cijfers geen afwijkingen te zien ten opzichte van de jaren waarin sprake was van een aselecte steekproef. Daar waar uitkomsten worden weergegeven met betrekking tot de verzuimduur ten gevolge van een ongeval, zien we wel duidelijke verschillen. In de bijlage wordt nader ingegaan op de representativiteit van de uitkomsten.
8
2
ONGEVALLEN IN DE BOUW
Van de werknemers die in 2010 hebben deelgenomen aan een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) heeft 7 procent in de twaalf maanden voorafgaand aan het PAGO verzuimd wegens een ongeval. Als we ervan uitgaan dat dit percentage ook geldt voor alle werknemers in de bouw, komt dit overeen met ruim 13 duizend werknemers2 met een ongeval. Daarbij gaat het zowel om arbeidsongevallen (ongevallen in werktijd) als ongevallen in de vrije tijd. De kans op een ongeval is voor jongere werknemers (jonger dan 25 jaar) twee keer zo groot als voor alle werknemers gemiddeld (tabel 1). Ook werknemers in de leeftijdsklasse van 25 tot 34 jaar hebben iets vaker een ongeval dan gemiddeld. Het grootste deel van de ongevallen komt dan ook voor rekening van de werknemers die jonger zijn dan 35 jaar. Voor bouwplaatspersoneel is de kans op een ongeval uiteraard groter dan voor het UTA-personeel. Van alle bouwplaatswerknemers heeft 9 procent verzuimd wegens een ongeval. Voor het UTA-personeel lag dit percentage op bijna drie procent. Van de werknemers op de bouwplaats hebben schilders de kleinste kans op een ongeval (8 procent). Voor timmerlieden, metselaars en de categorie ‘overig bouwplaatspersoneel’ is die kans met ongeveer 9 procent iets groter. De verschillen tussen de beroepen worden voor een deel verklaard uit een andere leeftijdsopbouw. Vooral timmerlieden en metselaars zijn gemiddeld jonger dan schilders. Onder het UTA-personeel zien we een klein verschil tussen uitvoerders en het overige UTA-personeel. Van de uitvoerders heeft 3 procent verzuimd ten gevolge van een ongeval, onder het overige UTA-personeel is dat bijna 3 procent. De leeftijdsopbouw is hierbij geen verklaring voor het verschil in de kans op een ongeval. Uitvoerders zijn gemiddeld namelijk ouder dan het overige UTA-personeel. De verklaring wordt wellicht gevormd door het feit dat uitvoerders beduidend vaker op de bouwplaats aanwezig zijn dan bijvoorbeeld werkvoorbereiders en calculators en natuurlijk het administratief personeel en daardoor een groter risico lopen op een ongeval.
2
Het aantal ongevallen ligt iets hoger omdat iemand meer dan een ongeval kan hebben. De gegevens in dit rapport hebben betrekking op het aantal werknemers met een ongeval. Waar kenmerken van de ongevallen worden weergegeven hebben deze betrekking op het enige dan wel het laatste ongeval dat een werknemer had.
9
Uit tabel 1 blijkt verder dat de kans op een ongeval voor werknemers in de sector b&u, gww en afbouw en afwerking verschillend is. In alle sectoren samen ligt de kans op een ongeval op 7,1 procent. Tabel 1
Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval en het totale aantal werknemers in de bouw, per leeftijdsklasse, beroepsgroep en sector (2010) totale aantal aantal werknemers dat heeft werknemers in verzuimd wegens een de bouw ongeval absoluut in % van het totale aantal werknemers
leeftijd jonger dan 25 25 – 34 35 – 44 45 en ouder totaal
24.108 40.120 45.224 79.681 189.133
3.750 3.110 2.270 4.210 13.340
15,6 7,7 5,0 5,3 7,1
beroep timmerman metselaar schilder overig bouwplaatspersoneel uitvoerders overig UTA-personeel totaal
49.643 17.565 18.436 47.008 12.032 44.449 189.133
4.850 1.840 1.380 3.820 370 1.090 13.340
9,8 10,5 7,5 8,1 3,1 2,5 7,1
sector b&u afbouw en afwerking gww totaal
103.555 49.260 36.318 189.133
7.310 2.560 3. 470 13.340
7,1 5,2 9,6 7,1
10
Ten opzichte van 2009 is het aandeel werknemers dat heeft verzuimd als gevolg van een ongeval gedaald van 7,6 naar 7,1 procent. Het aantal werknemers met verzuim ten gevolge van een ongeval daalde met 14 procent. Het totale aantal werknemers in de bouw nam met 8 procent af. Omdat het aantal werknemers dat heeft verzuimd als gevolg van een ongeval sterker afnam dan het totale aantal werknemers in de bouw, daalde het percentage werknemers met een ongeval. Figuur 1 toont het aandeel werknemers dat heeft verzuimd wegens een ongeval sinds 2005. Zoals uit de figuur blijkt schommelt het percentage werknemers met een ongeval rond de 8 procent. Figuur 1 Het percentage werknemers dat heeft verzuimd wegens een ongeval, 2005-2010 10 9
8,6 7,8
8
7,8 7,4
7,6 7,1
7 6 5 4 3 2 1 0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
De ernst van de ongevallen kan onder andere worden afgemeten aan de mate waarin zij tot verzuim leiden. Tabel 2 laat zien dat van de werknemers die hebben verzuimd wegens een ongeval, 85 procent vier dagen of meer ziek was. Onder oudere werknemers (45 jaar en ouder) is dit aandeel met 87 procent iets hoger dan onder werknemers jonger dan 45 jaar.
11
Tabel 2
Aantal werknemers dat vier of meer dagen heeft verzuimd ten gevolge van een ongeval per leeftijdsklasse, beroepsgroep en sector (2010) werknemers met vier of meer dagen verzuim door een ongeval aantal in % van in % van totale werknemers aantal met een ongeval werknemers
leeftijd jonger dan 25 25 – 34 35 – 44 45 en ouder totaal
3.210 2.570 1.930 3.650 11.350
85,5 82,9 85,0 86,6 85,1
13,3 6,4 4,3 4,6 6,0
beroep timmerman metselaar schilder overig bouwplaatspersoneel uitvoerders overig UTA-personeel totaal
3.700 1.540 1.320 3.490 350 950 11.350
76,4 83,5 95,3 91,5 94,0 87,0 85,1
7,5 8,7 7,1 7,4 2,9 2,1 6,0
sector b&u afbouw en afwerking gww totaal
5.840 2.250 3.260 11.350
79,9 88,0 93,9 85,1
5,6 4,6 9,0 6,0
12
3
ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW
Van de ruim 13.000 bouwwerknemers met een ongeval in 2010, hadden er zo’n 6.400, iets minder dan de helft, een ongeval op de bouwplaats. Bij 200 werknemers was er sprake van een verkeersongeval in werktijd terwijl 290 werknemers een ander ongeval tijdens werktijd ondervonden (bijv. op kantoor). 6.450 werknemers kregen een ongeval buiten werktijd. De meeste hiervan vonden in de vrije tijd plaats3. Bij 6 procent van de werknemers met een ongeval buiten werktijd, gebeurde dit tijdens woon-werkverkeer. Tabel 3
Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval naar de aard van het laatste of enige ongeval (2010) aard van het ongeval aantal werknemers met een ongeval absoluut % arbeidsongevallen ongeval op de bouwplaats 6.400 48,0 verkeersongeval in werktijd 200 1,5 ander ongeval in werktijd 290 2,2 totaal arbeidsongevallen 6.890 51,7 overige ongevallen ongeval tijdens woon-werkverkeer ongeval in vrije tijd totaal overige ongevallen
830 5.620 6.450
totaal
13.340
6,3 42,1 48,3 100
Gemiddeld is bij ruim de helft van de werknemers met een ongeval, sprake van een arbeidsongeval. Bij werknemers ouder dan 35 jaar is dit percentage met 60 procent beduidend hoger dan bij werknemers jonger dan 35 (43 procent). Jongere werknemers hebben dus relatief vaak een ongeval in de vrije tijd wat kán samenhangen met de mate waarin jongeren sport beoefenen en de soort sport. De kans op een arbeidsongeval is bij jongere werknemers echter groter dan bij oudere werknemers, evenals de kans op een ongeval überhaupt (zie hoofdstuk 2).
3
Uit eerder in de jaren negentig door het EIB uitgevoerd onderzoek onder 1.000 bouwplaatswerknemers is gebleken dat van alle ongevallen in vrije tijd gemiddeld 40 procent veroorzaakt werd door sportbeoefening.
13
Ook bij schilders vinden verhoudingsgewijs weinig ongevallen plaats tijdens het werk. Negenendertig procent van de schilders met een ongeval, kreeg een ongeval tijdens werktijd. Bij het overige UTA-personeel lag dit percentage met bijna 13 procent nog eens een behoorlijk stuk lager. Het aantal arbeidsongevallen in procenten van het aantal werknemers in de sector afbouw en afwerking het laagst. In de b&u sector ligt dit hoger en in de gwwsector is dit het hoogst Tabel 4
Aantal werknemers met een arbeidsongeval naar leeftijdsklasse, beroepsgroep en sector (inclusief onbekend) (2010) aantal werknemers met een ongeval
aantal werknemers met een arbeidsongeval
absoluut
in % van het in % van totale aantal aantal werknemers met een werknemers in ongeval de populatie
leeftijd jonger dan 25 25 – 34 35 – 44 45 en ouder totaal
3.750 3.110 2.270 4.210 13.340
1.420 1.560 1.370 2.540 6.890
37,5 50,0 60,0 59,9 51,7
5,8 3,9 3,0 3,2 3,6
beroep timmerman metselaar schilder overig bouwplaatspersoneel uitvoerders overig UTA-personeel totaal
4.850 1.840 1.380 3.820 370 1.090 13.340
2.940 880 530 2.240 130 140 6.890
60,7 47,8 38,7 58,7 36,0 12,7 51,7
5,9 5,0 2,9 4,8 1,1 0,3 3,6
sector b&u afbouw en afwerking gww totaal
7.300 2.560 3.470 13.330
3.900 1.400 1.530 6.890
53,4 54,7 44,1 51,7
3,8 2,8 4,2 3,6
14
Uit tabel 5 blijkt dat het aandeel van de arbeidsongevallen in het totale aantal ongevallen bij de kleine en middelgrote bedrijven groter is dan bij grote bedrijven. De kans op een ongeval überhaupt is voor de kleine bedrijven iets groter dan de middelgrote en grote bedrijven. Tabel 5 grootteklasse
Aantal werknemers met een arbeidsongeval naar grootteklasse (aantal werknemers in dienst) van het bedrijf (2010) aantal werknemers met een ongeval
aantal werknemers met een arbeidsongeval absoluut
25 26 – 100 101 totaal
4.910 4.070 4.360 13.340
2.540 2.100 2.240 6.890
in % van het totale aantal ongevallen 51,8 51,7 51,4 51,7
in % van werknemers in populatie 3,7 3,6 3,6 3,6
Figuur 2 geeft het percentage werknemers dat heeft verzuimd ten gevolge van een ongeval dan wel een arbeidsongeval sinds 1999 weer. Het aandeel werknemers met verzuim als gevolg van een ongeval schommelt rond de acht procent, het aandeel met een arbeidsongeval schommelt tussen de vier en de vijf procent. Een duidelijke ontwikkeling in het aandeel werknemers met een (arbeids-)ongeval is niet uit de figuur af te leiden.
15
Figuur 2 Het percentage werknemers dat verzuimd heeft wegens een ongeval en een arbeidsongeval, 2005-2010. 10 9
8,6 7,8
8
7,8
7,6
7,4
7,1
7 6
5,9
5 4,2
4,3
4,0
4,1
4
3,6
3 2 1 0 2005
2006
2007
2008
ongevallen
2009
2010
arbeidsongevallen
Anders is dat in figuur 3. Hierin is het aantal arbeidsongevallen met verzuim per 100 manjaren weergegeven sinds 1972. Om toevallige invloeden zoals weersomstandigheden uit te sluiten zijn driejaarsgemiddelden opgenomen. Het betreft alleen bouwplaatspersoneel. Uit de figuur blijkt dat het aantal ongevallen per 100 manjaren sinds de jaren zeventig een dalende trend vertoont. Terwijl het aantal ongevallen per 100 manjaren in 1971 ruim tien bedroeg, schommelt het de laatste jaren rond de zes. Uit de figuur blijkt verder dat de trendmatige daling afvlakt.
16
Figuur 3 Ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen met verzuim per 100 manjaren, 1972 tot en met 2010 (driejaarsgemiddelden, alleen Bouwplaatspersoneel) 11
10
9
8
7
6
5
4 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010
Tot slot van dit hoofdstuk worden werknemers met een arbeidsongeval in 2010 op een aantal kenmerken van het werk vergeleken met werknemers die in 2010 geen ongeval hebben gehad. Werknemers met een arbeidsongeval geven vaker dan werknemers die geen ongeval hebben gehad, aan dat ze zich regelmatig in onveilige situaties bevinden, dat er onvoldoende technische en organisatorische maatregelen worden getroffen voor een veilige werksituatie en dat het niet in orde is met de veiligheid van het werk. Ook vinden zij vaker dat het werk doorgaans niet goed is georganiseerd en dat ze door de dagelijkse leiding onvoldoende worden ondersteund in het werk. Overigens moet men voorzichtig zijn met het verbinden van conclusies aan deze antwoorden. De mening van de werknemers kan zijn beïnvloed door het feit dat ze een arbeidsongeval hebben gehad. Werknemers met een arbeidsongeval oordelen waarschijnlijk ongunstiger over de veiligheid op de bouwplaats dan werknemers die niet verzuimd hebben ten gevolge van een ongeval.
17
Tabel 6
Percentage werknemers dat bij het PAGO in 2010 heeft gezegd dat de genoemde kenmerken van toepassing zijn, naar arbeidsongeval of geen ongeval in de twaalf maanden voorafgaand aan het PAGO
kenmerk werkt geregeld onder tijdsdruk heeft te veel werk te doen bevindt zich regelmatig in onveilige situaties onvoldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen door werkgever kan niet beschikken over de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen vindt dat het niet in orde is met de veiligheid in het werk het werk is doorgaans niet goed georganiseerd wordt door de dagelijkse leiding onvoldoende ondersteund in het werk krijgt onvoldoende informatie en uitleg over de opdrachten
arbeidsongeval 44,0 36,9 23,6* 7,9*
5,9
2,5 10,0* 13,8*
3,2 4,6 10,4
13,4*
10,6
12,1
10,3
* Significant verschillend van de groep werknemers zonder ongeval, p<0,01
18
geen ongeval 47,9 38,5 10,5
4
DE AARD VAN DE ARBEIDSONGEVALLEN EN DE AARD VAN HET LETSEL
De meest voorkomende oorzaak van arbeidsongevallen in de bouw is vallen. Bij ruim een kwart van de werknemers wordt het ongeval veroorzaakt door een val. Struikelen of uitglijden vormt voor zo’n 11 procent van de werknemers de oorzaak van het arbeidsongeval. Negen procent van de werknemers verzuimt omdat men zich verstapt of wordt door een vallend voorwerp getroffen. Snijden en klemmen of knellen komt voor bij ongeveer 5 procent van de werknemers met een arbeidsongeval. Naast deze relatief vaak voorkomende categorieën zijn er nog talrijke andere soorten arbeidsongevallen die minder frequent voorkomen. In tabel 7 staan alle categorieën weergegeven en wordt er naast de percentages eveneens vermeld hoeveel van deze ongevallen er naar schatting hebben plaatsgevonden. Tabel 7
Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar oorzaak/aanleiding van het ongeval (2010)
soort ongeval
getroffen door vallend voorwerp val van minder dan 2,5 meter hoogte val van meer dan 2,5 meter hoogte geraakt of bekneld door machine geraakt of bekneld door (draaiend) gereedschap geraakt door wegschietend voorwerp vertillen of verdraaien verstappen struikelen of uitglijden stoten snijden klemmen of knellen elektrocutie, verbranding of explosie aanrijding op de bouwplaats verkeersongeval (niet op de bouwplaats) ander soort ongeval overig Totaal
19
aantal werknemers met een arbeidongeval absoluut % 630 9,2 1.500 21,8 370 5,4 280 4,1 190 2,7 490 7,1 330 4,9 610 8,9 740 10,8 110 1,6 380 5,4 320 4,7 40 0,5 200 2,9 10 0,2 290 4,0 400 5,8 6.890 100
De oorzaak van de ongevallen verschilt enigszins naar beroep. Schilders, metselaars en het overige bouwplaatspersoneel verzuimen relatief vaak door vallen. Timmerlieden krijgen verhoudingsgewijs vaak een ongeval doordat zij door vallende voorwerpen worden getroffen. Ook naar sector verschilt de oorzaak van de ongevallen. In de b&u en afbouw en afwerking verzuimen werknemers relatief vaak door een ongeval veroorzaakt door vallen. Dit komt in de gww minder vaak voor. Werknemers in de gww worden relatief vaak getroffen door een vallend voorwerp. Kijken we vervolgens naar de aard van het letsel als gevolg van arbeidsongevallen, dan blijkt het vooral om letsel aan de ledematen te gaan (zie tabel 8). Ruim 31 procent van de werknemers met een arbeidsongeval had letsel aan hand of pols en bijna een vijfde aan arm of schouder. Zo’n 16 procent van de arbeidsongevallen had voet- of enkelletsel tot gevolg en nog eens bijna een vijfde been- of knieletsel. Daarnaast worden ook rugletsel, hoofdletsel en oog- of oorletsel relatief vaak genoemd. Tabel 8
Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het lichaamsdeel dat gewond raakte, (2010)1) lichaamsdeel aantal werknemers met een arbeidongeval absoluut % hoofd 450 6,5 oog of oor 620 9,0 nek 290 4,2 rug 960 13,9 romp 450 6,6 arm/schouder 1.330 19,3 hand/pols 2.150 31,2 been/knie 1.340 19,4 voet/enkel 1.080 15,6 buik/inwendige organen 230 3,3 1)
meerdere antwoorden mogelijk
20
5
ONGEVALLEN EN DE GEVOLGEN
Uitoefening van het werk In tabel 9 worden de werknemers met een (arbeids-)ongeval op een aantal kenmerken vergeleken met de werknemers die geen ongeval hebben gehad. De gegevens zijn afkomstig van het PAGO in 2010. Zoals uit de tabel blijkt ondervinden werknemers die een arbeidsongeval hebben gehad vaker problemen in de uitoefening van hun werk dan werknemers die een ander ongeval of helemaal geen ongeval hebben gehad. Werknemers met een arbeidsongeval ondervinden meer dan gemiddeld klachten bij de uitvoering van hun werk en moeten relatief vaak langzamer werken of hun manier van werken aanpassen. In vergelijking met werknemers zonder een ongeval zijn zij meer dan gemiddeld helemaal niet in staat om te werken. Werknemers met een ongeval buiten werktijd moeten vergeleken met werknemers zonder ongeval vaker langzamer werken of hun manier van werken aanpassen en zijn vaker in het geheel niet in staat om te werken. Tabel 9 kenmerk
Percentage werknemers dat bij het PAGO in 2010 heeft gezegd dat de genoemde kenmerken van toepassing zijn, naar wel of geen ongeval arbeidsongeval
ander ongeval
geen ongeval
totaal
kan zijn werk doen, maar dat veroorzaakt wel enkele klachten 28,7** 20,4 18,2 18,6 moet soms langzamer werken of zijn manier van werken veranderen 11,5 9,7* 7,2 7,4 moet vaak langzamer werken of zijn manier van werken veranderen 3,2* 2,5 1,9 2,0 is in het geheel niet in staat om te werken 4,4* 3,7* 1,0 1,2 ** Significant verschillend van de groep werknemers met een ander ongeval en de groep werknemers zonder ongeval, p< 0,01 * Significant verschillend van de groep werknemers zonder ongeval, p< 0,01
21
Werkvermogen Als de werknemers om een oordeel wordt gevraagd over hun werkvermogen, gezien de lichamelijke eisen die het werk aan hen stelt, dan zien we duidelijke verschillen tussen de werknemers die een arbeidsongeval hebben gehad en degenen die geen ongeval hebben gehad of een ongeval buiten werktijd (tabel 10). Werknemers met een arbeidsongeval beoordelen hun werkvermogen beduidend minder vaak als zeer goed en beduidend vaker als matig of (zeer) slecht. Tabel 10 Percentage werknemers dat zijn werkvermogen, kijkend naar de lichamelijke eisen die het werk aan hem stelt, in 2010 als goed, matig of slecht beoordeeld, naar wel of geen ongeval Werkvermogen arbeidsander geen totaal ongeval ongeval ongeval zeer goed 14,4 23,0 26,4 25,9 goed 67,4 63,0 65,1 65,1 matig 13,1 9,4 7,0 7,3 slecht 3,2 3,3 1,0 1,2 zeer slecht 1,8 1,2 0,5 0,5 totaal 100 100 100 100 Duur verzuim Bijna een kwart van de werknemers die in 2010 een arbeidsongeval hebben gehad, heeft meer dan 40 dagen verzuimd als gevolg van dat ongeval. Voor bijna 16 procent lag de verzuimduur tussen de 21 en 40 dagen. Kort durend verzuim (minder dan 10 dagen) kwam voor bij 41 procent van de werknemers met een arbeidsongeval (zie tabel 11). In voorgaande onderzoeken naar arbeidsongevallen in de bouw voor de jaren 1998 tot en met 2004 bleef het verzuim in ongeveer de helft van alle gevallen beperkt tot hooguit 10 dagen. Langdurend verzuim van meer dan 40 dagen kwam als regel niet uit boven de 10 procent van alle gevallen. Dit suggereert dat werknemers die een ongeval hebben gehad dat tot een verzuim van meer dan 10 dagen leidt, in het onderzoek zijn oververtegenwoordigd4. De gegevens moeten daarom met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd5.
4 5
Dit was ook al het geval bij de onderzoeken in 2005 tot en met 2009. Zie ook bijlage 1 met betrekking tot de representativiteit van de uitkomsten.
22
Tabel 11 Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval naar soort ongeval en de duur van dat verzuim (aantal verzuimde werkdagen) (2010) verzuimduur
arbeidsongeval absoluut % 1-3 dagen 1.230 17,9 4-10 dagen 1.590 23,1 11-20 dagen 1.280 18,6 21-40 dagen 1.080 15,7 41 dagen 1.700 24,7 totaal 6.890 100,0 gemiddelde duur 39,4
ander ongeval absoluut % 690 10,7 1.610 24,9 690 10,7 1.890 29,4 1.570 24,3 6.450 100,0 35,8
totaal absoluut 1.940 3.190 1.990 2.940 3.270 13.340 37,8
% 14,6 23,9 14,9 22,1 24,5 100,0
Op grond van de gegevens in tabel 11 kunnen we schatten dat in 2010 ruim 1.900 manjaren verloren zijn gegaan door verzuim als gevolg van een ongeval. Hiervan ging de helft verloren door arbeidsongevallen en de helft door overige ongevallen. Dat betekent een verzuimpercentage als gevolg van ongevallen van ongeveer 1 procent, waarvan 0,5 procent door arbeidsongevallen. Hoeveel manjaren precies verloren gaan door verzuim is echter moeilijk te schatten. Zoals al eerder vermeld, is het langdurende verzuim ten gevolge van ongevallen oververtegenwoordigd in het onderzoek. De schatting van 1.900 manjaren is wat dat betreft dus een overschatting. Anderzijds geeft het aantal manjaren van 1.900 ook een onderschatting aan. In het onderzoek wordt niet het aantal ongevallen geteld, maar het aantal werknemers met een ongeval. Iemand kan meer dan één ongeval in een jaar hebben. Het totale aantal dagen dat verloren gaat als gevolg van ongevallen ligt dus iets hoger. Vervolgens is het verzuim dat hier wordt geteld alleen het verzuim dat direct op het ongeval volgt. Werknemers kunnen als nasleep van het ongeval later opnieuw uitvallen. Als men werknemers echter vraagt naar hun verzuim ten gevolge van het ongeval (zoals hier is gedaan) tellen zij dit latere verzuim meestal niet mee6. Tenslotte is een deel van de werknemers die als gevolg van een ongeval hebben verzuimd, op het moment van enquêteren nog niet of nog niet volledig aan het werk.
6
Zie Fiske& Taylor (2004). De Vroome (2005).
23
Ongevallen kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de betrokken personen en ook voor het bedrijf waar zij werken. Ongevallen kunnen leiden tot (ernstig) lichamelijk en geestelijk letsel, en in het ergste geval, tot iemands dood. Lichamelijk en geestelijk letsel kan ertoe leiden dat werknemers tijdelijk of blijvend hun beroep niet meer kunnen uitoefenen. Ook voor een bedrijf kunnen de gevolgen aanzienlijk zijn. Op de eerste plaats kan men denken aan de kosten van verzuim en arbeidsongeschiktheid van de betrokken personen en productieverlies. Als het een arbeidsongeval betreft kunnen andere kosten optreden zoals beschadigingen aan gebouwen, machines, juridische kosten, imagoschade en motivatieverlies bij andere werknemers. De kosten van ongevallen in de bouw zijn met dit onderzoek niet te bepalen. Wel kan een schatting worden gemaakt van de kosten van het ziekteverzuim als gevolg van ongevallen. Uitgaande van gemiddelde bruto loonkosten in de bouw per manjaar (inclusief overhead) van ongeveer 65.500 euro komen we op een totaal van ongeveer 130 miljoen euro, waarvan ongeveer 65 miljoen ten gevolge van arbeidsongevallen en nog eens circa 64 miljoen ten gevolge van ongevallen in vrije tijd of tijdens het woon-werkverkeer. Ziekenhuisopname Hoewel zo’n 40 procent van de ongevallen aanleiding geeft tot een verzuimduur van meer dan 20 dagen, leiden de meeste ongevallen niet tot ziekenhuisopname. Van de werknemers met een arbeidsongeval moest iets minder dan een kwart worden opgenomen in het ziekenhuis. Onder de werknemers met een ander ongeval was dat bijna een derde. Hoewel dus meer mensen een arbeidsongeval hebben dan een ongeval in de vrije tijd of tijdens woon-werkverkeer, leiden deze minder vaak tot ziekenhuisopname.
24
Tabel 12 Aantal werknemers dat als gevolg van een ongeval in het ziekenhuis heeft gelegen, naar soort ongeval en aantal dagen in het ziekenhuis (2010) aantal dagen in ziekenhuis niet in ziekenhuis 1 2–5 6 totaal Gemiddelde opnameduur
arbeidsongeval ander ongeval totaal absoluut % absoluut % absoluut 5.220 75,7 4.260 66,1 9.470 710 10,3 880 13,7 1.600 490 7,1 980 15,2 1.470 470 6,9 330 5,1 800 6.890 100 6.450 100 13.340 7,6 3,0 5,0
% 71,0 12,0 11,0 6,0 100
Mogelijkheid werkhervatting Aan de in het onderzoek betrokken werknemers die een ongeval (arbeidsongeval of ongeval in vrije tijd) hebben gehad, is ook gevraagd of het volgens hen mogelijk was om tijdens de herstelperiode na het ongeval het werk te hervatten in aangepast werk of met aangepaste werktijden. Ruim 29 procent van de werknemers gaf aan dat zij aan de slag konden in aangepast werk; 16 procent kon hervatten met aangepaste werktijden. Bijna 29 procent van de werknemers zei dat werkhervatting niet mogelijk was. Tabel 13 Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval naar de mogelijkheid van werkhervatting tijdens de herstelperiode (2010) mogelijkheid van werkhervatting aantal werknemers absoluut % in aangepast werk 3.890 29,2 met aangepaste werktijden 2.130 16,0 niet mogelijk 3.460 25,9 niet van toepassing 3.860 28,9 totaal 13.340 100
Van alle werknemers die verzuimd hebben als gevolg van een ongeval, was op het moment van enquêteren bijna 83 procent weer aan het werk. Bij 10 procent vond een aanpassing van het werk en/of de werktijden plaats. Bijna 7 procent was nog niet aan het werk.
25
Tabel 14 Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval en op het moment van enquêteren aangepast werk of aangepaste werktijden heeft (2010) aangepast werk of aantal werknemers aangepaste werktijden absoluut % aangepast werk 790 5,9 aangepaste werktijden 520 3,9 beide 110 0,8 geen van beide 11.020 82,6 nog niet aan het werk 910 6,8 totaal 13.350 100,0 Voor zover er sprake was van aangepast werk of aangepaste werktijden was dat in de meeste gevallen (89 procent) als tijdelijk bedoeld (tabel 15). Tabel 15 Aantal werknemers dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval en aangepast werk of aangepaste werktijden heeft, naar de aard daarvan (2010) aard aangepast werk of aantal werknemers aangepaste werktijden absoluut % blijvend 150 10,9 tijdelijk 1.260 89,1 totaal 1.410 100,0
26
6
VEILIGHEID OP DE BOUWPLAATS
In verband met het voorkomen van arbeidsongevallen is het van groot belang dat op de bouwplaats de noodzakelijke technische en organisatorische voorzieningen zijn getroffen om veilig te kunnen werken. Van alle werknemers op de bouwplaats (dus exclusief UTA-personeel) die hebben verzuimd als gevolg van een arbeidsongeval, gaf bijna 70 procent aan dat die voorzieningen waren getroffen. Volgens bijna 12 procent was dit echter niet het geval. Tabel 16 laat zien dat er verschillen zijn tussen werknemers naar de grootte van het bedrijf. Werknemers in kleine en middelgrote bedrijven geven meer dan gemiddeld aan dat de voorzieningen zijn getroffen. Ook als degenen die aangaven dat de vraag niet van toepassing is buiten beschouwing worden gelaten, blijft dit verschil bestaan. Naar sector bezien vindt maar een klein deel van de werknemers in dienst van gww-bedrijven dat de noodzakelijke voorzieningen om veilig te kunnen werken niet zijn getroffen. Ook als we corrigeren voor degenen die als antwoord niet van toepassing geven, blijft dit verschil naar sector bestaan. Werknemers in de afbouw en afwerking geven het vaakst aan dat de technische en organisatorische voorzieningen niet zijn getroffen. Tabel 16 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het feit of op de bouwplaats de noodzakelijke technische en organisatorische voorzieningen waren getroffen om veilig te kunnen werken (alleen bouwplaatspersoneel) (2010) grootteklasse en technische en organisatorische voorzieningen totaal sector wel getroffen niet getroffen n.v.t. grootteklasse 25 66,0 5,7 28,4 100 26 – 100 79,4 12,0 8,6 100 101 65,0 22,0 13,1 100 totaal 69,9 11,9 18,1 100 sector b&u afbouw en afwerking gww totaal
73,1 61,0 79,5 69,9
9,1 16,6 4,9 11,9
27
17,8 22,5 15,6 18,1
100 100 100 100
Naast technische en organisatorische voorzieningen om veilig te kunnen werken is van belang of ten tijde van het ongeval de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen werden gebruikt. Daarvoor is allereerst noodzakelijk dat die door de werkgever ter beschikking zijn gesteld. Dat laatste was meestal wel het geval, hoewel het daar vooral in sommige kleine bedrijven ook nog wel eens aan ontbrak (tabel 17). Van het bouwplaatspersoneel in de kleinere bedrijven (minder dan 26 man personeel) gaf ruim 4 procent aan dat de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen niet aanwezig waren. Voor bouwplaatswerknemers in grote bedrijven lag dat op 3 procent. Naar sector bezien zijn werknemers in de afbouw en afwerking iets vaker van oordeel dat de persoonlijke beschermingsmiddelen niet ter beschikking zijn gesteld. Tabel 17 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het feit of de werkgever de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking had gesteld (alleen bouwplaatspersoneel) (2010) grootteklasse en persoonlijke beschermingsmiddelen totaal sector bedrijf wel ter niet ter n.v.t. beschikking beschikking gesteld gesteld grootteklasse 25 84,2 4,2 11,5 100 26 – 100 87,0 3,9 9,1 100 101 88,1 3,0 8,9 100 totaal 86,1 3,8 10,1 100 sector b&u afbouw en afwerking gww totaal
88,5 80,4 87,5 86,1
4,2 5,8 0,0 3,8
7,3 13,8 12,5 10,1
100 100 100 100
Als de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking zijn gesteld, worden zij volgens de werknemers op de bouwplaats meestal ook gebruikt (tabel 18). Van alle bouwplaatswerknemers die een arbeidsongeval hebben gehad zei ruim 69 procent dat zij die ten tijde van het ongeval hadden gedragen. Werknemers in (middel-)grote bedrijven doen dit vaker dan die in kleine bedrijven.
28
Tabel 18 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het wel of niet dragen van de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen (alleen bouwplaatspersoneel) (2010) grootteklasse persoonlijke beschermingsmiddelen totaal en sector bedrijf wel gedragen niet gedragen n.v.t. grootteklasse 25 63,3 15,6 21,2 100 26 – 100 66,9 16,1 17,1 100 101 82,3 8,8 8,9 100 totaal 69,4 14,0 16,7 100 sector b&u afbouw en afwerking gww totaal
76,8 50,4 89,4 69,4
10,7 24,5 0,0 14,0
12,5 25,1 10,6 16,7
100 100 100 100
Overigens was volgens 41 procent van het bouwplaatspersoneel het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen voor de werkzaamheden die ten tijde van het ongeval werden uitgevoerd, niet verplicht. Vooral volgens werknemers in bedrijven met minder dan 26 man personeel en in afbouw en afwerkingsbedrijven was het dragen van beschermingsmiddelen niet verplicht.
29
Tabel 19 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het al dan niet verplicht zijn van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen ten tijde van het ongeval (alleen bouwplaatspersoneel) (2010) grootteklasse en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen totaal sector wel verplicht niet verplicht grootteklasse 25 50,3 49,7 100 26 – 100 56,0 44,0 100 101 77,4 22,6 100 totaal 59,0 41,0 100 sector b&u afbouw en afwerking gww totaal
57,0 44,4 85,4 59,0
43,0 55,6 14,6 41,0
100 100 100 100
Een ander belangrijk feit in relatie tot het voorkómen van arbeidsongevallen is de vraag of werknemers op de bouwplaats voorlichting krijgen over de manier waarop zij hun werkzaamheden verantwoord (veilig) kunnen uitvoeren. Een werkgever kan technische en organisatorische voorzieningen treffen om veilig te kunnen werken, maar als de werknemer geen voorlichting krijgt over de wijze waarop hij daarmee om moet gaan, is het de vraag of het gewenste effect ook daadwerkelijk zal worden bereikt. Datzelfde geldt voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Tabel 20 toont dat iets minder dan een kwart van de bouwplaatswerknemers die een arbeidsongeval hebben gehad, geen voorlichting heeft gekregen over de manier waarop zij hun werkzaamheden verantwoord (veilig) kunnen uitvoeren. Dit geldt vooral voor bouwplaatspersoneel in kleine en middelgrote bedrijven. Bijna een kwart van de werknemers op de bouwplaats had geen instructie gehad over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit varieert van 15 procent in de grote bedrijven tot een derde in de bedrijven met minder dan 26 man personeel. Naar sector bezien krijgen vooral werknemers in de afbouw en afwerking geen voorlichting over het gebruik van beschermingsmiddelen.
30
Tabel 20 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval en die geen voorlichting hebben gehad over de wijze waarop de werkzaamheden verantwoord (veilig) uitgevoerd kunnen worden en/of geen instructie over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (alleen bouwplaatspersoneel)(2010) grootteklasse en Geen voorlichting Geen instructie over sector bedrijf over veilig werken gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen grootteklasse 25 23,1 33,2 26 – 100 26,6 18,9 101 17,9 15,2 totaal 22,8 24,0 sector b&u afbouw en afwerking gww totaal
25,1 24,0 13,3 22,8
19,5 28,6 24,0 24,0
Volgens bijna 16 procent van het bouwplaatspersoneel had het arbeidsongeval voorkomen kunnen worden als de werkgever de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen. Bijna een kwart is van mening dat het ongeval voorkomen had kunnen worden, als zij zelf veiligheidsmaatregelen hadden getroffen. Werknemers in de gww denken verhoudingsgewijs weinig dat het ongeval voorkomen had kunnen worden.
31
Tabel 21 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval en dat denkt het ongeval voorkomen had kunnen worden wanneer de werkgever dan wel de werknemer zelf de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen (alleen bouwplaatspersoneel) (2010) grootteklasse ongeval had voorkomen kunnen worden en sector door werkgever door werknemer grootteklasse 25 5,4 25,6 26 – 100 23,4 23,9 101 23,3 22,7 totaal 15,7 24,3 sector b&u afbouw en afwerking gww totaal
12,9 22,3 4,7 15,7
21,7 40,2 6,0 24,3
Volgens een kwart van het bouwplaatspersoneel heeft de werkgever na het ongeval blijvende maatregelen genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Vooral werknemers in kleine bedrijven geven dit aan. Personeel in middelgrote bedrijven is beduidend minder vaak van mening dat de werkgever die maatregelen heeft genomen. Dat er niet altijd blijvende maatregelen worden getroffen om herhaling te voorkomen is te begrijpen, als we bedenken dat volgens de in het onderzoek betrokken werknemers het merendeel van de bedrijven al de nodige technische en organisatorische voorzieningen had getroffen om veilig te kunnen werken. Volgens de meeste betrokkenen was er nauwelijks of niet sprake van verwijtbaar handelen.
32
Tabel 22 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het feit of de werkgever na het ongeval blijvende maatregelen heeft genomen om een dergelijk ongeval in de toekomst te voorkomen (alleen bouwplaatspersoneel)(2010) grootteklasse blijvende maatregelen totaal en sector bedrijf wel genomen niet genomen weet niet grootteklasse 25 27,6 55,7 16,7 100 26 – 100 20,5 64,1 15,3 100 101 24,7 35,6 39,7 100 totaal 24,6 53,1 22,3 100 sector b&u afbouw en afwerking Gww Totaal
17,0 35,9 25,6 24,6
62,9 48,7 44,8 53,1
20,1 15,4 29,6 22,3
100 100 100 100
Als het gaat om de veiligheid op het werk is er een belangrijke taak weggelegd voor de Arbeidsinspectie. In principe wordt door haar altijd een onderzoek ingesteld als er zich een ernstig arbeidsongeval voordoet. Dat wil zeggen een ongeval dat ziekenhuisopname tot gevolg heeft gehad of waarbij sprake is van blijvend letsel of grote materiële schade. Op de vraag of de Arbeidsinspectie zo’n onderzoek had ingesteld werd door bijna 14 procent van de bouwplaatswerknemers die een arbeidsongeval hadden gehad positief geantwoord, 78 procent zei dat dat niet was gebeurd en 8 procent gaf aan het niet te weten.
33
7
IMPLICATIES VOOR BELEID
Het aantal werknemers met een arbeidsongeval is in de laatste 30 jaar ongeveer gehalveerd. Hoewel dit een gunstige ontwikkeling is, betekent het niet dat er geen aandacht meer nodig zou zijn voor veiligheid op de bouwplaats. In 2010 kregen nog zo’n 6.900 werknemers in de bouw een arbeidsongeval dat leidde tot verzuim. Dit is ongeveer 4 procent van het totale aantal werknemers. Arbeidsongevallen kunnen aanzienlijke psychische, sociale en financiële gevolgen hebben. Alleen al de bruto loonkosten (inclusief overhead) door direct ziekteverzuim ten gevolge van de ongevallen bedroegen in 2010 bijna 65 miljoen euro. De werkelijke kosten zullen beduidend hoger liggen. Dit pleit ervoor onverminderd aandacht te schenken aan de veiligheid op de bouwplaats en aan het voorkomen van ongevallen. Temeer daar uit dit onderzoek blijkt dat zowel werkgever als werknemer nogal eens van oordeel zijn dat het ongeval voorkomen had kunnen worden. Hoewel het merendeel van de werknemers met een arbeidsongeval aangeeft dat op de bouwplaats de noodzakelijke voorzieningen om veilig te kunnen werken zijn getroffen en dat de persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking zijn gesteld, heeft bijna een kwart van werknemers geen voorlichting over veilig werken gehad en geen instructie gekregen over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Hier valt waarschijnlijk nog behoorlijk wat winst te halen. Immers, als werknemers weten hoe ze met de voorzieningen voor veilig werken moeten omgaan en de beschermingsmiddelen moeten gebruiken, zijn ongevallen eerder te voorkomen. Bovendien worden niet in alle gevallen de noodzakelijke voorzieningen getroffen en de vereiste beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld. Bijna een kwart van de werknemers is dan ook van mening dat het ongeval door hen zelf voorkomen had kunnen worden. Bijna 16 procent denkt dat het ongeval niet gebeurd zou zijn als de werkgever de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen.
34
8
KERNCIJFERS ONGEVALLEN IN DE BOUW 2006 – 2010
Tabel 23 geeft een overzicht van de belangrijkste uitkomsten met betrekking tot de onderzoeken naar ongevallen in de bouw in de jaren 2006 tot en met 2010. Bij het trekken van conclusies is voorzichtigheid geboden als het gaat om de ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen van het ene jaar op het andere, omdat die door een veelheid van toevallige factoren bepaald kan zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan slechte weersomstandigheden die, voorzover zij geen verlet tot gevolg hebben, een negatieve invloed op de ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen in de bouw kunnen hebben. Voor het schetsen van een trendmatige ontwikkeling moet daarom altijd een langere periode in beschouwing genomen worden. Daarnaast kunnen de uitkomsten door statistische toevalligheden beïnvloed worden, waarvan de invloed des te sterker zal zijn naarmate een onderzocht verschijnsel zich minder vaak voordoet. In het onderhavige onderzoek geldt dat in het bijzonder voor het aantal arbeidsongevallen met ziekenhuisopname. Een klein aantal ongevallen meer of minder in de steekproef kan daarbij grote gevolgen hebben voor de raming van het absolute aantal ongevallen in die categorie. Voor een goede indruk daarvan kan ook beter gekeken worden naar het lange termijngemiddelde.
35
Tabel 23 Kerncijfers ongevallen in de bouw, 2006-2010 jaar
Totaal aantal werknemers aantal werknemers met verzuim wegens ongeval - absoluut aantal - in % totaal aantal werknemers aantal werknemers met verzuim wegens arbeidsongeval - absoluut aantal - in % totaal aantal werknemers aantal werknemers met arbeidsongeval met verzuim van vier of meer dagen - absoluut aantal - in % totaal aantal werknemers aantal werknemers met arbeidsongeval met ziekenhuisopname - absoluut aantal - in % totaal aantal werknemers aantal werknemers met arbeidsongeval met ziekenhuisopname langer dan 1 dag - absoluut aantal - in % totaal aantal werknemers
gemiddelde 2006-2010
2006
2007
2008
2009
2010
222.863
217.321
210.568
204.568
189.133
208.891
17.400 7,8
16.900 7,8
15.670 7,4
15.490 7,6
13.340 7,1
15.760 7,5
9.250 4,2
9.370 4,3
8.370 4,0
8.410 4,1
6.890 3,6
8.458 4,0
7.730 3,5
8.044 3,7
6.998 3,3
7.034 3,4
5.657 3,0
7.093 3,4
1.860 0,8
1.880 0,9
1.814 0,9
1.292 0,6
1.672 0,9
1.704 0,8
820 0,4
1.060 0,5
1.010 0,5
660 0,3
960 0,5
902 0,4
36
BIJLAGE: 1 ONDERZOEKSVERANTWOORDING Ten behoeve van het onderzoek is gebruik gemaakt van twee verschillende databronnen. Voor de schatting van het totale aantal werknemers dat heeft verzuimd ten gevolge van een ongeval is uitgegaan van de gegevens van het Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO) van de Stichting Arbouw. Dit databestand is eveneens gebruikt om vergelijkingen te maken tussen werknemers die tijdens het PAGO hebben aangegeven dat ze een ongeval hebben gehad en werknemers die aangaven geen ongeval te hebben gehad. Om ook uitspraken te kunnen doen over de aard van de ongevallen, de aard van het daarbij opgelopen letsel, de vraag of er veiligheidsmaatregelen getroffen waren en de duur van het verzuim en eventuele ziekenhuisopname, is gebruik gemaakt van de antwoorden op een enquête die aan alle werknemers die tijdens het PAGO aangaven een ongeval met verzuim te hebben gehad, is toegezonden. Bij de gebruikte onderzoeksmethode moet echter een aantal kanttekeningen worden geplaatst. Bij de gebruikte onderzoeksmethode wordt verondersteld dat de groep werknemers die mee heeft gedaan aan het PAGO model kan staan voor de totale groep werknemers die een ongeval heeft gehad met verzuim tot gevolg. De gebruikte wegingsfactoren zijn op deze aannames gebaseerd. Hierbij dienen wel enkele kanttekeningen gemaakt te worden. Ten eerste is de groep werknemers die een PAGO laat doen selectief, aangezien het op vrijwillige basis gebeurt. Het is dus niet te vergelijken met een representatieve steekproef. Ten tweede is de respons op de vervolgenquête vermoedelijk niet in alle opzichten een correcte afspiegeling van werknemers die hebben verzuimd wegens een ongeval, omdat werknemers die een minder ernstig ongeval hebben gehad (met kortdurend verzuim), minder vaak hebben meegedaan. Voor verdere uitleg over de representativiteit wordt verwezen naar publicaties uit voorgaande jaren.
37