Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2015 Cijfers over 2014
juni 2015
Arbouw is hét kennis- en service-instituut op het gebied van arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid. Arbouw biedt praktische informatie, instrumenten en richtlijnen op basis van onderzoek naar arbovriendelijke werkmethoden, risico’s, ongevallen en beroepsziekten. Arbouw organiseert ook de uitvoering van het cao-pakket preventiezorg. Dit alles met het doel de gezondheid, veiligheid en duurzame inzetbaarheid van werknemers in de bouw te verbeteren en het ziekteverzuim te verminderen. In het bestuur zijn vertegenwoordigd: Bouwend Nederland, FOSAG, NOA, FNV Bouw en CNV Vakmensen.
© Stichting Arbouw 2015. Alle rechten voorbehouden. De producten, informatie, tekst, afbeeldingen, foto’s, illustraties, lay-out, grafische vormgeving, technische voorzieningen en overige werken van Stichting Arbouw (“de werken”), waarin substantieel is geïnvesteerd, zijn beschermd onder de Auteurswet, de Benelux Merkenwet, de Databankenwet en andere toepasselijke wet- en regelgeving. Behoudens wettelijke uitzonderingen mag niets daarvan worden verveelvoudigd, aan derden ter beschikking gesteld of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande toestemming van Stichting Arbouw. Het bekijken van de werken en het maken van kopieën voor eigen individueel gebruik is toegestaan voorzover binnen de toepasselijke wet- en regelgeving aangegeven grenzen. De woord- en beeldmerken op de werken zijn van Stichting Arbouw en/of haar licentiegever(s). Het is niet toegestaan één of meerdere van deze merken en logo’s te gebruiken zonder voorafgaande toestemming van Stichting Arbouw of betrokken licentiegever(s). Stichting Arbouw is niet aansprakelijk voor (de inhoud van) haar (informatie) producten, software daaronder mede begrepen, noch voor het (her) gebruik daarvan door derden.
MONITOR ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW 2015 Cijfers over 2014
Auteurs: K. Afrian MSc, Economisch Instituut voor de Bouw A.C.P. Frijters MoSHE, Arbouw
Bestelcode: ARB 0000 6842 Rapportnummer: 15-185 ISBN: 9789490943431
Harderwijk, juni 2015
2
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATTING ....................................................................................................... 5 1
INLEIDING .................................................................................................... 8
2
ONGEVALLEN IN DE BOUW .................................................................... 9
3
ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW ................................................ 13
4
DE AARD VAN DE ARBEIDSONGEVALLEN EN DE AARD VAN HET LETSEL ............................................................................................... 20
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
ONGEVALLEN EN DE GEVOLGEN ...................................................... 22 Uitoefening van het werk ............................................................................... 22 Werkvermogen ............................................................................................... 23 Duur verzuim .................................................................................................. 23 Ziekenhuisopname .......................................................................................... 26 Mogelijkheid werkhervatting ......................................................................... 27
6
VEILIGHEID OP DE BOUWPLAATS ..................................................... 29
7
IMPLICATIES VOOR BELEID ................................................................ 37
8
KERNCIJFERS ONGEVALLEN IN DE BOUW 2010 – 2014................ 38
9
CONCLUSIES OP HOOFDLIJNEN ......................................................... 40
BIJLAGE 1: AANVULLENDE ONGEVALSINDICATOREN ............................ 41 BIJLAGE 2: ONGEVALLEN NAAR BEDRIJFSGROOTTE EN BLOOTGESTELDE POPULATIE ............................................................ 44 BIJLAGE 3: ONDERZOEKSVERANTWOORDING ........................................... 45
3
4
SAMENVATTING In 2014 overkwam ruim 8 duizend werknemers in de bouwnijverheid1 een ongeval dat tot verzuim leidde wat neerkomt op 6,5 procent van alle werknemers (tabel A). Daarmee is het ongevallenpercentage met 0,4 procentpunt toegenomen ten opzichte van 2013 en ongeveer op het niveau van 2012 (6,6%). Bij 54 procent van de ongevallen gebeurde dit tijdens het werk en bij 46 procent in de vrije tijd of tijdens het woon-werkverkeer. Het aantal werknemers met een arbeidsongeval is iets toegenomen van 4.580 in 2013 naar 4.630 in 2014 (1 procent). Het aandeel werknemers met een arbeidsongeval is toegenomen van 3,3 procent in 2013 naar 3,7 procent in 2014. Dit percentage komt overeen met het percentage in 2010 (3,6%). Driekwart van de werknemers met een ongeval verzuimde vier dagen of meer. De gemiddelde verzuimduur na een arbeidsongeval is met 4 procent gedaald (tabel A). Van de werknemers met een arbeidsongeval verzuimde bijna een kwart langer dan 40 dagen. Bij 40 procent van de werknemers met een ongeval tijdens werktijd ging het om verzuim van minder dan 10 dagen. Daarentegen is de gemiddelde verzuimduur van de overige ongevallen met 28 procent toegenomen naar 54 dagen in 2014. De gemiddelde verzuimduur van alle ongevallen nam daardoor toe naar bijna 46 dagen. Iets minder dan een vijfde van de werknemers met een arbeidsongeval moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Bij een op de twintig bleef de opname beperkt tot één dag. Vier procent van de werknemers met een arbeidsongeval lag langer dan vijf dagen in het ziekenhuis. In totaal leidden de ongevallen tot een ziekteverzuim van 1.450 manjaren. De loonkosten inclusief overhead van dit verzuim bedroegen circa 88 miljoen euro, waarvan 43 miljoen euro (54 procent) het gevolg was van een arbeidsongeval.
1
Onder deze definitie vallen de werknemers in de cao voor de bouwnijverheid, natuursteenbedrijven, bitumineuze dakdekbedrijven, afbouwbedrijven (stukadoors etc.) en onderhoudsbedrijven (schilders etc.).
5
Tabel A
Ongevallen in de bouw, 2014 en 2013. 2014 Werknemers met een ongeval - absoluut 8.200 - in % totale aantal werknemers 6,5
2013
Mutatie
8.620 6,1
-4,9% 6,0%
Werknemers met een arbeidsongeval - absoluut - in % totale aantal werknemers
4.630 3,7
4.580 3,3
1,3% 10,6%
Arbeidsongeval - gemiddelde verzuimduur
40,3
42,0
-4,0%
- geschatte arbeidskosten in mln. euro
43
44
-2,3%
Overig ongeval - gemiddelde verzuimduur - geschatte arbeidskosten in mln. euro
53,9 45
42,0 39
28,3% 15,4%
Vallen en verstappen (beide 15 procent) zijn in 2014 de meest voorkomende oorzaken bij arbeidsongevallen geweest. Daarna vormt getroffen worden door een vallend voorwerp een belangrijke oorzaak (12 procent). Andere oorzaken, die geregeld voorkomen zijn: stoten, beklemd of bekneld raken en struikelen of uitglijden (allen 6 procent). Als gevolg van deze arbeidsongevallen kregen werknemers met een arbeidsongeval het vaakst letsel aan de voet of enkel (27 procent). Ook kreeg een kwart te maken met letsel aan hand of pols. Het aandeel met letsel aan het hoofd is verdubbeld ten opzichte van voorgaande jaren. In totaal kreeg bijna 4 procent van de werknemers een ongeval tijdens werktijd. Van de werknemers jonger dan 25 jaar kreeg echter 7 procent hiermee te maken. Het ongevalspercentage neemt af bij hogere leeftijdscategorieën. Dit heeft niet te maken met het feit dat jongeren in beroepsgroepen werkzaam zijn waar de blootstelling aan gevaar groter is. Binnen de meeste onderscheiden beroepen hebben jongeren vaker te maken met een arbeidsongeval. Naar beroep bezien komen de meeste arbeidsongevallen voor bij metselaars (7 procent) en het overig bouwplaatspersoneel (6 procent). Van het overig UTA-personeel (dus uitgezonderd de uitvoerders) kreeg slechts 0,5 procent een ongeval onder werktijd.
6
Arbeidsongevallen kunnen aanzienlijke psychische, sociale en financiële gevolgen hebben. Het is derhalve zowel in het belang van de werknemers, de werkgever als de maatschappij om arbeidsongevallen te voorkomen. Teneinde ongevallen te reduceren is het noodzakelijk dat in het objectontwerp, het ontwerp van het proces en op de bouwplaats maatregelen om veilig te kunnen werken worden getroffen. Het blijft belangrijk dat er voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar zijn en gebruikt worden om het effect van arbeidsongevallen te verminderen. Volgens ruim 90 procent van de bouwplaatswerknemers met een arbeidsongeval is dit ook gebeurd. Hier tegenover staat dat een op de drie werknemers met een ongeval stelt geen voorlichting te hebben gehad over veilig werken. Bijna 15 procent stelt geen voorlichting te hebben ontvangen over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen wat aanzienlijk minder is dan in 2013. Persoonlijke beschermingsmiddelen voorkomen geen ongevallen, maar verminderen wel het letsel en het verzuim als gevolg van het letsel en daarmee een belangrijk deel van de kosten voor het bedrijf en de maatschappij. Van de bouwplaatsmedewerkers met een arbeidsongeval is een deel van mening dat het ongeval te voorkomen was geweest als de werkgever (8 procent) of de werknemer zelf (16 procent) de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen. In 2013 ging het om respectievelijk 18 en 21 procent.
7
1
INLEIDING
De Monitor Arbeidsongevallen in de bouw, uitgevoerd door Arbouw en het Economisch Instituut voor de Bouw, is een jaarlijks terugkerend onderzoek naar de mate waarin er in de bouwnijverheid ongevallen plaatsvinden. Sinds 2005 wordt hiervoor gebruik gemaakt van gegevens uit het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) waarover Arbouw beschikt. Het PAGO wordt op grond van de cao’s voor diverse beroepsgroepen in opdracht van Arbouw uitgevoerd door gecertificeerde arbodiensten die voldoen aan door Arbouw vastgestelde kwaliteitseisen. Deelname aan het PAGO is vrijwillig. Werknemers hebben er tot hun 40e jaar eenmaal in de vier jaar recht op, daarna eenmaal in de twee jaar. Voor bouwplaatswerknemers begint dit recht op 16-jarige leeftijd, voor UTAwerknemers op 20-jarige leeftijd. In de vragenlijst die werknemers voor het PAGO invullen, wordt onder meer gevraagd of zij in de afgelopen twaalf maanden verzuimd hebben als gevolg van een ongeval. De reacties op de vragenlijst zijn geëxtrapoleerd naar de totale populatie waarmee een betrouwbaar inzicht wordt verkregen in het totaal aantal ongevallen. Om ook uitspraken te kunnen doen over de aard van de ongevallen, de aard van het daarbij opgelopen letsel, de vraag of er veiligheidsmaatregelen getroffen waren en de duur van het verzuim en eventuele ziekenhuisopname, is aan de werknemers die in het PAGO hadden aangegeven verzuimd te hebben wegens een ongeval, een vragenlijst toegestuurd. De gegevens in dit rapport zijn gebaseerd op de antwoorden van werknemers die hebben deelgenomen aan een PAGO en geven dan ook de beleving van de werknemer weer.
8
2
ONGEVALLEN IN DE BOUW
Gewogen naar de totale populatie werknemers, op basis van leeftijd en beroepsgroep, komt het ongevallenpercentage in 2014 uit op 6,5 procent. Ten opzichte van 2013 betekent dit een toename van 0,4 procentpunt. Als we kijken naar de totale populatie in de bedrijfstak, gaat het om 8.200 werknemers2 met een ongeval. Het gaat hierbij zowel om ongevallen in werktijd (arbeidsongevallen) als om ongevallen in de vrije tijd. Werknemers jonger dan 25 jaar zijn naar verhouding bijna drie keer zo vaak bij een ongeval betrokken dan werknemers van 25 jaar en ouder (tabel 1). Ook werknemers van 25 tot 35 jaar hebben vaker dan gemiddeld een ongeval. Werknemers ouder dan 35 jaar krijgen naar verhouding minder vaak een ongeval. Het aandeel werknemers met een ongeval is vergeleken met 2013 voor alle leeftijdscategorieën, met uitzondering van de categorie 25-34 jaar, toegenomen. Aangezien het bouwplaatspersoneel vaker in risicovolle situaties werkt, wordt deze groep vaker blootgesteld aan gevaar dan het UTA-personeel. Ruim 8 procent van alle bouwplaatswerknemers heeft wegens een ongeval verzuimd, tegen drie procent voor het UTA-personeel. Van de werknemers op de bouwplaats zijn metselaars met 10 procent het meest betrokken bij een ongeval gevolgd door timmerlieden. Voor schilders en overige bouwplaatspersoneel ligt dit rond de 8 procent. Voor een deel kunnen de verschillen tussen de beroepen worden verklaard door een andere leeftijdsopbouw: timmerlieden en metselaars zijn gemiddeld jonger dan schilders. Binnen het UTA-personeel zijn uitvoerders met 4 procent vaker betrokken bij een ongeval. Bij het overige UTA-personeel werd drie procent getroffen door een ongeval. De leeftijdsopbouw kan geen verklaring voor de verschillen in ongevalsfrequentie tussen beide groepen zijn. Uitvoerders zijn namelijk gemiddeld ouder dan het overige UTA-personeel. Een mogelijke verklaring hiervoor is het feit dat uitvoerders meer worden blootgesteld aan gevaar (aangezien ze beduidend vaker op de bouwplaats aanwezig zijn) dan bijvoorbeeld werkvoorbereiders, calculators en het administratief personeel.
2
Het aantal ongevallen ligt iets hoger omdat iemand meer dan één ongeval kan hebben. De gegevens in dit rapport hebben betrekking op het aantal werknemers met een ongeval. Waar kenmerken van werknemers met een ongeval worden weergegeven hebben deze betrekking op het enige dan wel het laatste ongeval dat een werknemer had.
9
Voor alle beroepsgroepen is de ongevalsfrequentie toegenomen met uitzondering van het overig bouwplaatspersoneel. Van die beroepsgroepen bleef het percentage ongevallen hetzelfde. Bij het bouwplaatspersoneel was de stijging onder de metselaars relatief het hoogst. Bij het UTA-personeel was dat bij het overige UTA-personeel het geval. Het aandeel werknemers dat heeft verzuimd wegens een ongeval bedroeg zowel in de sector b&u als in de sector afbouw en onderhoud 6,4 procent (tabel 1). Voor de gww sector ligt dit percentage iets hoger. Het ongevallenpercentage is in alle sectoren ten opzichte van 2013 toegenomen. In de sector afbouw en onderhoud neemt dit percentage al enkele jaren toe. Tabel 1
Aantal werknemers dat in het afgelopen jaar heeft verzuimd wegens een ongeval (2014). totale aantal aantal werknemers dat heeft werknemers in verzuimd wegens een ongeval de bouw absoluut in % van het totale aantal werknemers
Leeftijd - jonger dan 25 - 25 – 34 - 35 – 44 - 45 en ouder Totaal
10.709 25.976 30.199 59.930 126.814
1.540 1.890 1.680 3.090 8.200
14,4 7,3 5,5 5,2 6,5
Beroep - timmerman - metselaar - schilder - overig bouwplaatspersoneel - uitvoerders - overig UTA-personeel Totaal
29.164 7.717 11.396 33.582 9.045 35.910 126.814
2.600 750 930 2.590 340 990 8.200
8,9 9,7 8,2 7,7 3,8 2,8 6,5
Sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW Totaal
66.517 32.157 28.140 126.814
4.250 2.050 1.900 8.200
6,4 6,4 6,7 6,5
10
Het aandeel werknemers dat heeft verzuimd wegens een ongeval is vergeleken met 2013 gestegen met 0,4 procentpunt. Het aantal werknemers met ongevalverzuim daalde met bijna 5 procent, terwijl tegelijkertijd het totale aantal werknemers in de bouw met bijna 10 procent af nam. Het aandeel werknemers dat heeft verzuim wegens een ongeval wordt in figuur 1 weergegeven. Dit aandeel is na de daling in de afgelopen jaren in 2014 weer toegenomen. Het percentage werknemers met een ongeval in 2014 is ten opzichte van 2007 met 1,3 procentpunt afgenomen van 7,8 naar 6,5 procent. Figuur 1
Het percentage werknemers dat heeft verzuimd wegens een ongeval, 2007-2014.
9 8
7,8 7,4
7,6 7,1
7,1
7
6,6
6,5 6,1
6 5 4 3 2 1 0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
De ernst van de ongevallen wordt in dit onderzoek afgemeten aan de duur van het verzuim. Voor drie van de vier werknemers die verzuimde door een ongeval duurt het verzuim vier dagen of langer (zie tabel 2). In 2013 gold dit nog voor 82 procent van de gevallen. Dit aandeel varieert over de verschillende leeftijdsklassen, maar een duidelijke lijn is hier niet uit op te maken. Bij de werknemers tussen de 25 en 34 jaar ligt dit met bijna zeven op de acht werknemers fors hoger. Ook de werknemers jonger dan 25 jaar scoren hier ongunstiger dan het bedrijfstakgemiddelde. Het aandeel werknemers tussen de 35-44 jaar met verzuim van vier dagen of langer is afgenomen van 84 procent in 2013 naar 66 procent in 2014.
11
Waar in 2013 bij de verdeling naar beroepsgroep vooral de schilders er uit sprongen zijn dit jaar de verschillen in percentage ongevallen met een verzuimduur van vier of meer dagen bij de bouwplaatsberoepen relatief klein. Het aandeel werknemers met een lange verzuimduur is bij het UTA-personeel is sterk afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren. Van de drie sectoren worden de werknemers in de afbouw en onderhoud iets vaker getroffen door een ongeval met een lange verzuimduur. Dat was in 2013 veel sterker het geval. Tabel 2
Aantal werknemers dat vier of meer dagen heeft verzuimd als gevolg van een ongeval (2014). werknemers met vier of meer dagen verzuim door een ongeval aantal in % van in % van totale werknemers met aantal een ongeval werknemers
Leeftijd - jonger dan 25 - 25 – 34 - 35 – 44 - 45 en ouder Totaal
1.250 1.630 1.100 2.350 6.280
81,2 86,1 65,9 76,1 76,6
11,7 6,3 3,7 3,9 5,0
Beroep - timmerman - metselaar - schilder - overig bouwplaatspersoneel - uitvoerders - overig UTA-personeel Totaal
2.190 630 760 2.080 140 480 6.280
84,2 84,4 81,5 80,1 41,6 48,2 76,6
7,5 8,2 6,7 6,2 1,6 1,3 5,0
Sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW Totaal
3.430 1.700 1.150 6.280
80,8 83,0 60,6 76,6
5,2 5,3 4,1 5,0
12
3
ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW
Meer dan de helft van de 8.200 werknemers met een ongeval in 2014 had een ongeval op de bouwplaats (tabel 3). Dat komt neer op 3 procent van alle werknemers en betekent een lichte daling in vergelijking met 2013 (3,1 procent). Het aantal verkeersongevallen in werktijd is altijd zeer beperkt en is dit jaar verder afgenomen. Het aantal werknemers met een arbeidsongeval uitgedrukt in het totale aantal werknemers nam toe van 3,3 procent in 2013 naar 3,7 procent in 2014. Het aantal overige ongevallen is afgenomen ten opzichte van 2013. Het aantal werknemers met een overige ongeval in verhouding tot het totale aantal werknemers nam af van 2,9 procent in 2013 naar 2,8 procent in 2014. Tabel 3
Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval naar de aard van het laatste of enige ongeval (2014). aard van het ongeval aantal werknemers met een ongeval absoluut % 2014 2013 2014 2013 Arbeidsongevallen - ongeval op de bouwplaats 3.840 4.300 46,8 49,8 - verkeersongeval in werktijd 30 110 0,4 1,3 - ander ongeval in werktijd 760 170 9,3 2,0 totaal arbeidsongevallen 4.630 4.580 56,5 53,1 Overige ongevallen - ongeval tijdens woon-werkverkeer - ongeval in vrije tijd totaal overige ongevallen
620 2.960 3.580
550 3.490 4.040
7,5 36,1 43,6
6,3 40,5 46,9
Totaal
8.200
8.620
100
100
Werknemers jonger dan 25 jaar worden vaker getroffen door een ongeval buiten werktijd dan door een arbeidsongeval (bijna de helft), maar nog steeds heeft deze leeftijdscategorie het hoogste percentage arbeidsongevallen (tabel 4). Dit percentage ligt beduidend hoger dan in 2013 (4,4 procent). Het percentage arbeidsongevallen neemt over het algemeen af met de leeftijd. Daarentegen neemt het aandeel arbeidsongevallen in het totaal aantal ongevallen met verzuim juist toe.
13
Binnen de verdeling naar beroep blijken metselaars en het overig bouwplaatspersoneel relatief vaker worden getroffen door een arbeidsongeval dan de andere beroepen. Dat was voor beide beroepen ook in 2013 het geval. Bij het UTA-personeel ligt het percentage arbeidsongevallen veel lager. Deze groep wordt vaker door een ongeval buiten werktijd getroffen (80 procent) dan tijdens werktijd. Dat is meer dan in 2013 (een derde). In de b&u ligt het percentage arbeidsongevallen hoger dan in de andere sectoren. In 2013 lag het percentage arbeidsongevallen in de afbouw en onderhoud het hoogst. Tabel 4
Aantal werknemers met een (arbeids)ongeval (2014). aantal aantal werknemers met een arbeidsongeval werknemers met een ongeval absoluut in % van aantal in % van het werknemers met totale aantal een ongeval werknemers
Leeftijd - jonger dan 25 - 25 – 34 - 35 – 44 - 45 en ouder totaal Beroep - timmerman - metselaar - schilder - overig bouwplaatspersoneel - uitvoerders - overig UTApersoneel totaal Sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW totaal
1.540 1.890 1.680 3.090 8.200
750 1.140 770 1.930 4.630
48,7 60,4 45,9 62,4 56,5
7,0 4,4 2,5 3,2 3,7
2.600 750 930
1.590 530 280
60,8 70,3 29,8
5,5 6,9 2,5
2.590 340
1.990 80
76,3 23,5
5,9 0,9
990 8.200
170 4.630
16,8 56,5
0,5 3,7
4.250 2.050 1.900 8.200
2.650 1.050 930 4.630
63,4 52,0 49,9 56,5
4,0 3,3 3,3 3,7
14
Werknemers jonger dan 25 jaar blijken relatief vaker een ongeval buiten werktijd te hebben gehad (tabel 5). Dat geldt vooral voor ongevallen tijdens woon-werkverkeer. Naarmate de leeftijd oploopt krijgt men vaker met ongevallen in werktijd te maken. Tabel 5
Werknemers (in totaal) met verzuim wegens een ongeval naar leeftijd en naar aard van het ongeval (percentages) (2014). aard van het ongeval leeftijd 15-24 25-34 35-44 45+ - op de bouwplaats 48,7 48,8 38,9 49,5 - verkeersongeval in werktijd 0,0 0,0 0,0 0,9 - ander ongeval in werktijd 0,0 11,6 7,0 12,0 - ongeval tijdens woon18,8 6,6 7,8 4,4 werkverkeer - ongeval in vrije tijd 32,5 33,0 46,3 33,2 totaal 100 100 100 100
Net als in 2013 neemt het aandeel van de arbeidsongevallen in het totaal aantal ongevallen af naarmate de grootteklasse van de bedrijven toeneemt (tabel 6). In de jaren voor 2012 was er nog geen eenduidig beeld wat betreft grootteklasse en het percentage ongevallen. Het percentage arbeidsongevallen bedroeg in 2014 bij kleine bedrijven 4 procent en bij grote bedrijven ruim 3 procent. Hierdoor was het aantal werknemers met een arbeidsongevallen bij kleine bedrijven bijna twee maal zo hoog als bij de grote bedrijven. Dat was ook in 2013 het geval. In bijlage 2 zijn de ongevallen naar grootteklasse uitgedrukt in percentage van de blootgestelde populatie. Uitgaand van de ongevallen uitgedrukt in een percentage van de blootgestelde populatie neemt het aantal ongevallen toe met de omvang van het bedrijf. Tabel 6 Grootte Klasse
- 25 - 26 – 100 - 101 Totaal
Aantal werknemers met een arbeidsongeval naar grootteklasse (aantal werknemers in dienst) van het bedrijf (2014). aantal werknemers aantal werknemers met een arbeidsongeval
53.980 39.609 33.225 126.814
absoluut
in % van aantal ongevallen
in % van het totale aantal werknemers
2.130 1.420 1.080 4.630
64,2 56,4 49,3 56,5
4,0 3,7 3,3 3,7
15
Figuur 2 geeft voor de periode 2007-2014 het percentage werknemers weer dat heeft verzuimd ten gevolge van een arbeidsongeval. Ter vergelijk is ook het percentage van alle ongevallen opgenomen. Het percentage arbeidsongevallen kent een veel minder sterke daling dan die van alle ongevallen. Het aandeel arbeidsongevallen vertoont sinds 2006 een licht dalende trend. De jaren 2010, 2012 en 2013 laten in verhouding tot de andere jaren een duidelijke daling zien. Ondanks dat het percentage arbeidsongevallen in 2014 met 0,4 procent is opgelopen, blijft dit percentage in historisch perspectief nog wel gunstig. Figuur 2
Het percentage werknemers dat verzuimd heeft wegens een ongeval en een arbeidsongeval, 2007-2014.
9 8
7,8
7,6
7,4
7,1
7,1
7
6,6
6,5 6,1
6 5 4,3
4
4,0
4,1
4,0
3,7
3,6 3,2
3,3
3 2 1 0 2007
2008
2009
2010 ongevallen
2011
2012
2013
2014
arbeidsongevallen
Over een langere periode (1972-2014) bezien is voor het bouwplaatspersoneel sprake van een sterke daling van het percentage arbeidsongevallen (figuur 3). Terwijl het aantal arbeidsongevallen per 100 manjaren in 1972 ruim tien bedroeg, ligt het de laatste jaren rond de vijf. Daarmee vlakt de daling gemiddeld genomen af.
16
Figuur 3
Ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen met verzuim per 100 manjaren (bouwplaatspersoneel, doorgetrokken lijn) en trend (gestippelde lijn), 1972 tot en met 2014.
11
10
9
8
7
6
5
4
Interessant is te kijken in hoeverre de daling van de ongevallen overeenkomt met de daling van de bouwproductie. In figuur 4 is de ontwikkeling van de bouwproductie afgezet tegen de ontwikkeling van de arbeids- en de overige ongevallen. Het percentage arbeidsongevallen neemt bij een sterk oplopende bouwproductie (2006-2009) niet toe. In deze periode is juist sprake van een trend van minder arbeidsongevallen.
17
Figuur 4
Ontwikkeling bouwproductie (miljarden euro’s in prijzen 2013, linker-as) afgezet tegen het aantal werknemers met een arbeids-, of overig ongeval (rechter-as), 2000-2014.
70.000
7
60.000
6
50.000
5
40.000
4
30.000
3
20.000
2
10.000
1
0
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Totale bouwproductie in prijzen laatste jaar (2013)
2008
2009
2010
arbeidsongevallen
2011
2012
2013
2014
overige ongevallen
Tot slot van dit hoofdstuk worden werknemers met een arbeidsongeval in 2014 op een aantal kenmerken vergeleken met werknemers die in 2014 geen ongeval hebben gehad (zie tabel 7). Ten eerste valt op dat er net als in 2013 geen grote verschillen zijn in werkdruk tussen mensen met een arbeidsongeval en zonder een ongeval. Wel is het aandeel werknemers dat met werkdruk te maken sinds 2010 met 10 procentpunt gestegen. Daarnaast zijn werknemers met een arbeidsongeval van mening dat ze zich ruim twee keer zo vaak regelmatig in onveilige situaties bevinden dan werknemers zonder ongeval. Bovendien vinden deze werknemers dat ze vaker onvoldoende informatie krijgen over de opdrachten. Overigens moet men voorzichtig zijn met het verbinden van conclusies aan deze antwoorden. Werknemers kunnen beïnvloed zijn door het feit dat ze een arbeidsongeval hebben gehad. Werknemers met een arbeidsongeval oordelen na een ongeval waarschijnlijk ongunstiger over de veiligheid op de bouwplaats dan werknemers die niet verzuimd hebben ten gevolge van een ongeval. Bij de arbeidsongevallen heeft het bouwplaatspersoneel een relatief zwaarder gewicht terwijl bij de werknemers zonder ongeval het aandeel bouwplaatspersoneel beduidend lager ligt.
18
Tabel 7
Aandeel werknemers dat bij het PAGO in 2014 heeft gezegd dat de genoemde kenmerken van toepassing zijn (percentages), naar arbeidsongeval of geen ongeval in de twaalf maanden voorafgaand aan het PAGO. kenmerk arbeidsongeval geen ongeval - werkt geregeld onder tijdsdruk 54,1 57,2 - heeft te veel werk te doen 42,6 42,0 - bevindt zich regelmatig in onveilige situaties 23,2* 9,7 - onvoldoende technische en organisatorische 8,8 6,3 maatregelen getroffen door werkgever - kan niet beschikken over de benodigde 1,8 3,4 persoonlijke beschermingsmiddelen - vindt dat het niet in orde is met de veiligheid 7,8 4,1 in het werk - het werk is doorgaans niet goed 17,1 11,0 georganiseerd - wordt door de dagelijkse leiding 14,6 11,1 onvoldoende ondersteund in het werk - krijgt onvoldoende informatie en uitleg over 15,1* 10,8 de opdrachten * Significant verschillend van de groep werknemers zonder ongeval, p<0,01
19
4
DE AARD VAN DE ARBEIDSONGEVALLEN EN DE AARD VAN HET LETSEL
Net als voorgaande jaren komt vallen het meest voor als oorzaak van arbeidsongevallen in de bouw. In bijna 15 procent van de gevallen hebben werknemers verzuimd vanwege een val. Dat is aanzienlijk minder dan in 2013 toen nog 30 procent van de ongevallen door vallen werd veroorzaakt, maar ligt wel in lijn met 2012. Net als voor 2013 is verstappen de één na grootste oorzaak van de arbeidsongevallen. Ook vormt een vallend voorwerp in bijna 12 procent van de verzuimgevallen de oorzaak. Andere oorzaken komen minder vaak voor, maar sommige (stoten, struikelen of uitglijden, klemmen of knellen, geraakt door wegschietend voorwerp) met een grotere regelmaat dan andere. In tabel 8 staan alle categorieën weergegeven en wordt er naast de percentages eveneens vermeld hoeveel van deze ongevallen er naar schatting hebben plaatsgevonden. Tabel 8
Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar oorzaak/aanleiding van het ongeval (2014). soort ongeval aantal werknemers met een arbeidsongeval absoluut % - getroffen door vallend voorwerp 540 11,6 - val van minder dan 2,5 meter hoogte 530 11,4 - val van meer dan 2,5 meter hoogte 160 3,5 - geraakt of bekneld door machine 180 3,8 - geraakt of bekneld door (draaiend) 190 4,1 gereedschap - geraakt door wegschietend voorwerp 290 6,3 - vertillen of verdraaien 150 3,2 - verstappen 680 14,7 - struikelen of uitglijden 290 6,3 - stoten 310 6,6 - snijden 170 3,6 - klemmen of knellen 290 6,2 - verkeersongeval (niet bouwplaats) 30 0,7 - ander soort ongeval 520 11,3 - overig ongeval 300 6,5 Totaal 4.630 100
20
Kijken we vervolgens naar de aard van het letsel als gevolg van de arbeidsongevallen, dan komt letsel aan de voet of enkel het vaakst voor (tabel 9). Ruim een kwart van de werknemers met een arbeidsongeval kreeg letsel aan voet of enkel. Dit aandeel is in vergelijking met voorgaande jaren toegenomen. Ook had ruim een kwart van de arbeidsongevallen letsel aan hand of pols tot gevolg. In voorgaande jaren was dat nog het meest genoemde letsel (35 procent). Iets minder dan een vijfde kreeg met letsel aan het hoofd te maken. Dit aandeel is in vergelijking met voorgaande jaren verdubbeld. De overige categorieën bleven ten opzichte van voorgaande jaren min of meer gelijk. Tabel 9
Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het lichaamsdeel dat gewond raakte* (2014). lichaamsdeel aantal werknemers met een arbeidsongeval absoluut % - hoofd 840 18,1 - oog of oor 230 4,9 - nek 80 1,7 - rug 670 14,4 - romp 190 4,0 - arm/schouder 660 14,2 - hand/pols 1.190 25,7 - been/knie 630 13,6 - voet/enkel 1.270 27,4 - buik/inwendige organen 50 1,0 *
meerdere antwoorden mogelijk
21
5
ONGEVALLEN EN DE GEVOLGEN
5.1
Uitoefening van het werk
In tabel 10 worden werknemers met een ongeval op een aantal kenmerken vergeleken met werknemers die geen ongeval hebben gehad3. Werknemers die een arbeidsongeval hebben gehad, blijken vaker problemen te ondervinden (circa 45 procent) in de uitoefening van hun werk dan werknemers die een ander ongeval (circa 40 procent) of geen ongeval (minder dan 30 procent) hebben gehad. Werknemers met een arbeidsongeval ondervinden meer dan gemiddeld klachten bij de uitvoering van hun werk en moeten relatief vaak langzamer werken of hun manier van werken veranderen. Hoewel het aantal relatief gering is, geven werknemers met een ongeval op het moment van enquêteren drie tot vijf keer zo vaak aan dat ze helemaal niet in staat zijn om te werken. Over het algemeen zijn de verschillen tussen degenen die een arbeidsongeval hebben gehad en degenen met een ander ongeval redelijk vergelijkbaar met 2013. Tabel 10
Aandeel werknemers met problemen rond arbeidsinzet op het moment van enquêteren naar type of geen ongeval, 2014. kenmerk arbeidsander geen alle ongeval ongeval ongeval werknemers - kan zijn werk doen, maar dat 24,1* 20,8 17,1 17,5 veroorzaakt wel enkele klachten - moet soms langzamer werken of 10,0 9,4 6,8 7,0 zijn manier van werken veranderen - moet vaak langzamer werken of 4,8* 2,7 1,7 1,8 zijn manier van werken veranderen - kan alleen parttime werken 2,4* 1,0 1,0 1,0 - is in het geheel niet in staat om te 2,6* 4,9* 0,8 1,0 werken *
3
Significant verschillend van de groep werknemers zonder ongeval, p< 0,01
Deze uitkomsten zijn afkomstig uit het PAGO in 2014.
22
5.2
Werkvermogen
Als de werknemers om een oordeel wordt gevraagd over hun werkvermogen, gezien de lichamelijke eisen die het werk aan hen stelt, dan blijken er duidelijke verschillen tussen de werknemers die een arbeidsongeval hebben gehad enerzijds en degenen die geen ongeval hebben gehad of een ongeval buiten werktijd anderzijds (tabel 11). Werknemers met een arbeidsongeval beoordelen hun werkvermogen beduidend minder vaak als zeer goed (15 procent). Daarnaast beoordelen zowel werknemers met een arbeidsongeval als met een ander ongeval veel vaker hun werkvermogen als matig tot zeer slecht. Deze percentages komen overeen met die van 2013. Tabel 11
Aandeel werknemers met wel of geen ongeval naar beoordeling van het werkvermogen (percentages), 2014. werkvermogen arbeidsander geen ongeval alle ongeval ongeval werknemers - zeer goed 14,5 24,1 28,2 27,6 - goed 68,8 60,6 64,5 64,5 - matig 12,3 10,7 6,2 6,5 - slecht 3,3 2,4 0,9 1,0 - zeer slecht 1,1 2,2 0,3 0,3 totaal 100 100 100 100
5.3
Duur verzuim
Bijna een kwart van de werknemers die in 2014 een arbeidsongeval hebben gehad, heeft meer dan 40 dagen verzuimd als gevolg daarvan (tabel 12). Dat komt overeen met het aandeel in 2013. Voor ruim een op de vijf werknemers lag de verzuimduur tussen de 21 en 40 dagen. Kort durend verzuim (minder dan 10 dagen) kwam voor bij 40 procent van de werknemers met een arbeidsongeval. Bij de overige ongevallen heeft 35 procent van de werknemers als gevolg daarvan langer dan 40 dagen verzuimd. In 2013 bedroeg dat aandeel nog 27 procent. De gemiddelde verzuimduur nam voor de arbeidsongevallen af van 42 dagen in 2013 naar 40,3 dagen in 2014. Daarentegen nam de gemiddelde verzuimduur van de overige ongevallen sterk toe van 42 dagen in 2013 naar 54 dagen in 2014.
23
Tabel 12
Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval naar type ongeval en de duur van dat verzuim (aantal verzuimde werkdagen, 2014). verzuimduur arbeidsongeval ander ongeval totaal absoluut % absoluut % absoluut % 1-3 dagen 620 13,4 300 8,4 930 11,4 4-10 dagen 1.260 27,3 1.070 29,9 2.330 28,4 11-20 dagen 630 13,7 370 10,2 1.010 12,3 21-40 dagen 1.010 21,9 590 16,6 1.620 19,8 41 dagen 1.100 23,7 1.250 34,8 2.310 28,2 totaal 4.630 100 3.580 100 8.200 100 gemiddelde 40,3 53,9 45,8 duur
De ontwikkeling van de gemiddelde verzuimduur in de periode 2008 tot en met 2014 wordt in figuur 4 weergegeven. De gemiddelde verzuimduur van de totale ongevallen schommelde vóór 2012 rond de 40 dagen, in de jaren daarna beduidend hoger. De gemiddelde verzuimduur van arbeidsongevallen nam in 2013 en 2014 af. Figuur 4
Het gemiddeld aantal verzuimdagen als gevolg van een ongeval en een arbeidsongeval, 2008-2014.
50 45 40 35
30 25 20 15 10 5
0 2008
2009
2010
2011
Totale ongevallen
24
2012
Arbeids ongevallen
2013
2014
De gemiddelde verzuimduur verschilt nogal naar aanleiding/oorzaak van het arbeidsongeval (tabel 13). De tabel laat duidelijk zien dat bij sommige oorzaken de gemiddelde verzuimduur behoorlijk hoog is, terwijl die bij andere oorzaken juist laag is. Lang verzuim komt vooral voor bij ‘snijden’, ‘geraakt of bekneld door machine’, ‘vallen’ en ‘struikelen of uitglijden’. De wijze van directe hulpverlening na het ongeval verschilt naar oorzaak. Tabel 13
Verzuimduur naar aanleiding/oorzaak van het ongeval op de bouwplaats en wijze van hulpverlening direct na het ongeval (percentage)(2014).
soort ongeval
- getroffen door vallend voorwerp - val van minder dan 2,5 meter hoogte - val van meer dan 2,5 meter hoogte - geraakt of bekneld door machine - geraakt of bekneld door (draaiend) gereedschap - geraakt door wegschietend voorwerp - vertillen of verdraaien - verstappen - struikelen of uitglijden - stoten - snijden - klemmen of knellen totaal
Gem. verzuim duur
BHV/ EHBO' er
huisartsen post
Spoed eisende hulp
ambulance
totaal
28,8
29
22
39
11
100
15,7
21
63
12
4
100
75,5
32
0
23
45
100
105,3
10
34
43
13
100
25,6
18
7
75
0
100 100
32,9
18
24
49
9
12,0 27,1 63,2 9,9 130,3 9,2 37,4
0 23 22 0 0 46 21
100 45 53 50 11 18 39
0 32 12 25 89 36 33
0 0 13 25 0 0 7
100 100 100 100 100 100 100
Op basis van de gegevens in tabel 12 kunnen we schatten dat in 2014 ongeveer 1.440 manjaren verloren zijn gegaan als gevolg van verzuim door een ongeval. Hiervan ging 56 procent verloren door arbeidsongevallen en 44 procent door overige ongevallen. Het aantal manjaren dat daadwerkelijk verloren gaat door verzuim als gevolg van een ongeval is vanwege verschillende redenen moeilijk te schatten. Zo kan iemand meer dan één ongeval in een jaar hebben. Het totale aantal dagen dat verloren gaat als gevolg van ongevallen ligt dus waarschijnlijk hoger. 25
Ten tweede is het verzuim dat hier wordt geteld alleen het verzuim dat direct op het ongeval volgt. Werknemers kunnen als nasleep van het ongeval later opnieuw uitvallen. Als men werknemers echter vraagt naar hun verzuim ten gevolge van het ongeval (zoals hier is gedaan) tellen zij dit latere verzuim meestal niet mee4. Tenslotte is een deel van de werknemers die als gevolg van een ongeval hebben verzuimd, op het moment van enquêteren nog niet of nog niet volledig aan het werk. Dat betekent dat de uiteindelijke verzuimduur nog niet bekend is. Ongevallen kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de betrokken personen en ook voor het bedrijf waar zij werken. Lichamelijk en geestelijk letsel kan ertoe leiden dat werknemers tijdelijk of blijvend hun beroep niet meer kunnen uitoefenen. Ook voor een bedrijf kunnen de gevolgen aanzienlijk zijn. Op de eerste plaats kan men denken aan de kosten van verzuim en arbeidsongeschiktheid van de betrokken personen en productieverlies. Als het een arbeidsongeval betreft kunnen andere kosten optreden zoals beschadigingen aan gebouwen, machines, juridische kosten, imagoschade en motivatieverlies bij andere werknemers. De totale kosten van ongevallen in de bouw zijn met dit onderzoek niet te bepalen. Wel kan een schatting worden gemaakt van de kosten van het ziekteverzuim als gevolg van ongevallen. De kosten bedragen in totaal circa 88 miljoen euro, waarvan ongeveer 43 miljoen ten gevolge van arbeidsongevallen en ongeveer 45 miljoen ten gevolge van ongevallen in vrije tijd of tijdens het woon-werkverkeer. Hierbij is uitgegaan van gemiddelde bruto loonkosten in de bouw per manjaar (inclusief overhead) van ongeveer 60 duizend euro. 5.4
Ziekenhuisopname
Iets minder dan een vijfde van de werknemers met een arbeidsongeval moest worden opgenomen in het ziekenhuis (tabel 14). Onder de werknemers met een ander ongeval moest iets minder dan 30 procent worden opgenomen. Hoewel minder mensen met een ongeval in de vrije tijd of tijdens werkverkeer te maken krijgen met een arbeidsongeval, leiden deze overige ongevallen vaker tot een ziekenhuisopname. Ook de gemiddelde opnameduur van de overige ongevallen is iets langer dan bij arbeidsongevallen.
De Vroome, E., P. Smulders en C.V. Van Vuuren (2005). Verzuim als gevolg van arbeidsrisico’s en zelf opgegeven verzuimredenen. Deelresultaten Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2003. Hoofddorp: TNO. 4
26
Het aandeel werknemers dat opgenomen moest worden is afgenomen ten opzichte van 2013. In 2013 leidde een kwart van de arbeidsongevallen en 40 procent van de overige ongevallen tot ziekenhuisopname. Ook de gemiddelde opnameduur bij arbeidsongevallen is afgenomen in vergelijking met 2013 (5,5 dagen). Wel nam de gemiddelde opnameduur bij overige ongevallen toe van 2,6 dagen in 2013 naar 5,5 dagen. Daardoor is de gemiddelde opnameduur (totaal ongevallen) toegenomen van 3,8 dagen in 2013 naar 5,2 dagen in 2014. Tabel 14 Aantal werknemers dat als gevolg van een ongeval in het ziekenhuis heeft gelegen, naar soort ongeval en aantal dagen in het ziekenhuis (2014). aantal dagen arbeidsongeval ander ongeval totaal in ziekenhuis absoluut % absoluut % absoluut % niet in ziekenhuis 3.800 82,2 2.520 70,4 6.330 77,1 1 210 4,4 280 7,8 480 5,9 2–5 460 9,9 520 14,5 970 11,9 3,5 6 160 260 7,3 420 5,1 totaal 4.630 100 3.580 100 8.200 100 Gemiddelde opnameduur 4,8 5,5 5,2
5.5
Mogelijkheid werkhervatting
Een derde van de werknemers die een ongeval hebben gehad heeft tijdens de herstelperiode na het ongeval eerst hervat door middel van aangepast werk of met aangepaste werktijden (tabel 15). In 2013 gold dat nog voor 37 procent van de werknemers met een ongeval. Met name het aandeel werknemers met aangepast werk is toegenomen in vergelijking met 2013 (24 procent). Ruim een vijfde van de werknemers gaf aan dat werkhervatting in de herstelperiode niet mogelijk was (2013 31 procent). Tabel 15
Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval naar mogelijkheid van werkhervatting tijdens het herstel (2014). mogelijkheid van werkhervatting aantal werknemers absoluut % - in aangepast werk 2.730 33,3 - met aangepaste werktijden 1.340 16,4 - niet mogelijk 1.810 22,1 - niet van toepassing 2.310 28,2 totaal 8.200 100
27
Van alle werknemers die verzuimd hebben als gevolg van een ongeval, was op het moment van enquêteren 82 procent weer volledig aan het werk (tabel 16). Bij een tiende was er ten tijde van het enquêteren sprake van een aanpassing van het werk en/of de werktijden (2013, 7 procent), terwijl zeven procent nog niet aan het werk was. Tabel 16
Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval en op het moment van enquêteren aangepast werk of aangepaste werktijden heeft (2014). aangepast werk of aantal werknemers aangepaste werktijden absoluut % - aangepast werk 470 5,7 - aangepaste werktijden 330 4,0 - beide 120 1,5 - geen van beide 6.710 81,9 - nog niet aan het werk 570 6,9 totaal 8.200 100
Voorzover er sprake was van aangepast werk of aangepaste werktijden na werkhervatting werd dat in de meeste gevallen als tijdelijk gezien (tabel 17). Deze percentages komen sterk overeen met 2013. Tabel 17
Aantal werknemers dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval en aangepast werk of aangepaste werktijden heeft, naar de aard daarvan (2014). aard aangepast werk of aantal werknemers aangepaste werktijden absoluut % - blijvend 90 10,3 - tijdelijk 820 89,7 totaal 910 100,0
28
6
VEILIGHEID OP DE BOUWPLAATS
In verband met de preventie van arbeidsongevallen is het van groot belang dat op de bouwplaats de noodzakelijke voorzieningen door de bedrijven zijn getroffen om veilig te kunnen werken. Van alle werknemers op de bouwplaats (dus exclusief UTApersoneel), die de afgelopen 12 maanden hebben verzuimd vanwege een arbeidsongeval, gaf 82 procent aan dat die voorzieningen waren getroffen (tabel 18). Volgens 7 procent was dit niet het geval. In 2013 gaf nog 63 procent aan dat de voorzieningen waren getroffen en 24 procent dat dat niet het geval was. Bovendien treden er verschillen op naar grootte van het bedrijf. Net als in 2013 geven werknemers in middelgrote bedrijven minder vaak dan gemiddeld aan dat de voorzieningen zijn getroffen. Werknemers in grote bedrijven geven, indien van toepassing, het vaakst aan dat de voorzieningen zijn getroffen. Naar sector bezien vinden de werknemers in dienst van bedrijven in de afbouw en onderhoud het minst vaak dat de noodzakelijke voorzieningen om veilig te kunnen werken niet zijn getroffen. Werknemers in de gww geven het vaakst aan dat de technische en organisatorische voorzieningen niet zijn getroffen. Tabel 18
Werknemers waarbij wel of niet de noodzakelijke voorzieningen waren getroffen (bouwplaatspersoneel, 2014). grootteklasse en voorzieningen totaal sector wel getroffen niet getroffen n.v.t. grootteklasse - 25 83,1 7,9 9,0 100 - 26 – 100 78,3 11,6 10,1 100 - 101 83,8 2,5 13,6 100 totaal 82,1 7,1 10,7 100 sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW totaal
85,1 81,4 77,6 82,1
8,0 3,5 8,5 7,1
29
6,9 15,1 13,8 10,7
100 100 100 100
Naast voorzieningen om veilig te kunnen werken kan het relevant zijn of ten tijde van het ongeval persoonlijke beschermingsmiddelen werden gebruikt. Persoonlijke beschermingsmiddelen voorkomen geen ongevallen, maar verminderen het letsel als gevolg van een ongeval. Daarvoor is het allereerst noodzakelijk dat die door de werkgever ter beschikking zijn gesteld, dat over het gebruik met de medewerkers afspraken zijn gemaakt, dat er toezicht op het gebruik is en dat er consequenties worden verbonden aan het afwijken van de gebruiksafspraken. Van het bouwplaatspersoneel in de middelgrote bedrijven gaf vier procent aan dat de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen niet aanwezig waren (tabel 19). Opvallend is dat bij de grote bedrijven niemand dit aangaf. Naar sector bezien zijn werknemers in de b&u het vaakst van oordeel dat de persoonlijke beschermingsmiddelen niet ter beschikking zijn gesteld. Het aantal werknemers dat aangaf dat er geen persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar waren gesteld bedroeg in 2013 nog 5 procent. Tabel 19
Werknemers naar het feit of de werkgever de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking had gesteld (percentages) (bouwplaatspersoneel, 2014). grootteklasse en persoonlijke beschermingsmiddelen sector bedrijf wel ter niet ter n.v.t. beschikking beschikking gesteld gesteld grootteklasse - 25 90,2 1,8 8,0 - 26 – 100 91,4 4,4 4,2 - 101 94,1 0,0 5,9 totaal 91,7 1,9 6,4 sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW totaal
90,5 86,6 100,0 91,7
3,5 0,0 0,0 1,9
6,0 13,4 0,0 6,4
totaal
100 100 100 100
100 100 100 100
Als de persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking zijn gesteld, worden zij volgens de werknemers op de bouwplaats meestal ook gebruikt (tabel 20). Van alle bouwplaatswerknemers die een arbeidsongeval hebben gehad zei 87 procent dat zij die ten tijde van het ongeval hadden gedragen. Dit percentage komt overeen met dat van 2013. Werknemers in grote bedrijven en b&u bedrijven geven relatief vaker aan de persoonlijke beschermingsmiddelen niet te hebben gedragen.
30
Tabel 20
Werknemers naar het wel of niet dragen van de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen (percentages) (bouwplaatspersoneel, 2014). grootteklasse persoonlijke beschermingsmiddelen totaal en sector bedrijf wel gedragen niet gedragen n.v.t. grootteklasse 90,1 3,6 6,3 100 - 25 - 26 – 100 83,4 4,4 12,2 100 84,1 8,0 7,9 100 - 101 totaal 86,5 5,2 8,3 100 sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW Totaal
84,9 78,6 98,2 86,5
7,6 2,9 1,8 5,2
7,5 18,6 0,0 8,3
100 100 100 100
Een tiende van het bouwplaatspersoneel geeft aan dat het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, voor zover men dat weet, voor de werkzaamheden ten tijde van het ongeval niet verplicht was (tabel 21). Vooral volgens werknemers in bedrijven met 26-100 man personeel en in b&u bedrijven was het dragen van beschermingsmiddelen niet verplicht. In 2013 gaf 30 procent van de werknemers aan dat het gebruik van beschermingsmiddelen niet verplicht was. Tabel 21
Werknemers naar het al dan niet verplicht zijn van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (percentages) (bouwplaatspersoneel, 2014). grootteklasse en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen totaal sector wel verplicht niet verplicht grootteklasse - 25 95,0 5,0 100 - 26 – 100 83,2 16,8 100 - 101 90,6 9,4 100 totaal 90,4 9,6 100 sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW totaal
87,5 92,3 96,2 90,4
12,5 7,7 3,8 9,6
31
100 100 100 100
Een ander belangrijk feit in relatie tot preventie van arbeidsongevallen is de vraag of werknemers op de bouwplaats voorlichting krijgen over de manier waarop zij hun werkzaamheden verantwoord (veilig) kunnen uitvoeren. Een werkgever kan voorzieningen treffen om veilig te kunnen werken, maar als de werknemer geen voorlichting krijgt over de wijze waarop hij daarmee om moet gaan, is het onwaarschijnlijk dat het effect ook daadwerkelijk zal worden bereikt. Ook bij het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen speelt voorlichting/instructie een rol. Ruim een derde van de bouwplaatswerknemers die een arbeidsongeval hebben gehad, meent geen voorlichting te hebben ontvangen over de manier waarop zij hun werkzaamheden verantwoord (veilig) kunnen uitvoeren (tabel 22). Dit geldt het meest voor bouwplaatspersoneel in middelgrote bedrijven. Ook naar sector zijn de verschillen relatief groot. Het aandeel werknemers dat aangeeft geen voorlichting te hebben gehad bedroeg in 2013 een derde. Bijna 14 procent van de werknemers op de bouwplaats geeft aan geen instructie te hebben gehad over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Werknemers in grote bedrijven en werknemers in de gww geven minder vaak aan geen instructie te hebben gehad. Het aandeel werknemers dat aangeeft geen instructie te hebben gekregen is in 2014 afgenomen. In 2013 bedroeg dat aandeel nog 29 procent. Tabel 22
Werknemers die geen voorlichting en/of geen instructie over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen hebben gekregen (percentages) (bouwplaatspersoneel, 2014). grootteklasse en sector Geen voorlichting over Geen instructie over gebruik bedrijf veilig werken persoonlijke beschermingsmiddelen grootteklasse - 25 25,4 16,7 - 26 – 100 56,5 16,4 - 101 36,2 7,4 totaal 35,8 13,6 sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW totaal
45,2 36,8 15,4 35,8
14,9 13,7 10,2 13,6
32
Volgens 8 procent van het bouwplaatspersoneel had het arbeidsongeval voorkomen kunnen worden als de werkgever de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen (zie tabel 23). In 2013 was dat iets minder dan een vijfde. Hier zijn de verschillen naar bedrijfsgrootte en sector relatief klein. Zestien procent is van mening dat het ongeval voorkomen had kunnen worden, als zij zelf veiligheidsmaatregelen hadden getroffen. Werknemers in de grote bedrijven denken verhoudingsgewijs vaker dat zij het ongeval zelf hadden kunnen voorkomen. Tabel 23
Werknemers die denken dat het ongeval voorkomen had kunnen worden wanneer de werkgever dan wel de werknemer zelf de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen (percentages) (bouwplaatspersoneel, 2014). grootteklasse ongeval had voorkomen kunnen worden en sector door werkgever door werknemer grootteklasse - 25 7,2 11,0 - 26 – 100 8,6 18,6 - 101 8,7 21,7 totaal 8,0 16,4 sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW totaal
8,3 6,5 8,9 8,0
18,2 15,3 14,2 16,4
Met uitzondering van de leeftijdscategorie 25-34 jarigen denkt ruim een vijfde van de werknemers dat zijzelf het ongeval hadden kunnen voorkomen (tabel 24). Opmerkelijk is dat alleen de leeftijdscategorieën ouder dan 35 jaar aangeven dat het ongeval (ook) door de werkgever had kunnen worden voorkomen. Dit aandeel ligt tussen de 10 en 15 procent. Tabel 24
leeftijd
Werknemers die denken dat het ongeval voorkomen had kunnen worden wanneer de werkgever dan wel de werknemer zelf de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen (percentages), naar leeftijd (2014). ongeval had voorkomen kunnen worden door werkgever door werknemer
leeftijd - 15-24 - 25-34 - 35-44 - 45 en ouder totaal
0,0 0,0 10,9 13,5 8,0
20,0 0,0 20,7 23,4 16,4
33
Uit tabel 25 blijkt dat een ruime meerderheid van de medewerkers van zichzelf vindt ervaren genoeg te zijn om risicovolle situaties te herkennen. De helft van de medewerkers heeft regelmatig, minstens een keer per week, te maken met risicovolle situaties. Hier staat tegenover dat ruim een vijfde van de medewerkers zelf geregeld initiatief neemt om risico’s te voorkomen. Een ruime meerderheid van de medewerkers heeft het afgelopen jaar éénmaal te maken gehad met een ongeval. Tabel 25
Werknemers naar type of geen ongeval naar of de genoemde kenmerken van toepassing zijn (percentages) (2014). kenmerk arbeidsander Totaal ongeval ongeval - heeft voldoende kennis om risicovolle situaties te herkennen 98,6 99,6 99,0 - heeft dagelijks, of minstens 1 keer per week, te maken met risicovolle situaties 53,1 44,1 49,2 - heeft het afgelopen jaar meer dan 10 keer initiatief genomen om risico’s te voorkomen 24,5 18,3 22,2 - andere slachtoffers bij het ongeval betrokken 1,6 12,9 6,1 - anderstaligheid heeft een rol gespeeld 8,5 0 8,0 - heeft het afgelopen jaar twee keer of vaker (met) een ongeval (te maken) gehad 14,7 2,9 9,5
Volgens bijna een vijfde van het bouwplaatspersoneel heeft de werkgever na het ongeval blijvende maatregelen genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen. In 2013 was dat nog volgens een kwart van de werknemers het geval. Vooral werknemers in middelgrote bedrijven geven dit aan. Personeel in afbouw- en onderhoudsbedrijven zijn het minst vaak van mening dat de werkgever die maatregelen heeft genomen (zie tabel 26). In 2013 gaf een kwart van de bouwplaatswerknemers aan dat de werkgever blijvende maatregelen had getroffen.
34
Tabel 26
Werknemers naar het feit of de werkgever na het ongeval blijvende maatregelen heeft genomen om een dergelijk ongeval in de toekomst te voorkomen (percentages) (bouwplaatspersoneel, 2014). grootteklasse blijvende maatregelen totaal en sector bedrijf wel genomen niet genomen weet niet grootteklasse - 25 8,3 52,0 39,7 100 - 26 – 100 31,2 38,3 30,5 100 - 101 22,8 57,4 19,9 100 totaal 18,8 50,3 30,9 100 sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW Totaal
22,9 7,3 20,9 18,8
43,1 58,2 57,0 50,3
34,0 34,5 22,0 30,9
100 100 100 100
Als het gaat om ongevalsonderzoek is er een belangrijke taak weggelegd voor Inspectie SZW (de vroegere Arbeidsinspectie). In principe wordt door haar altijd een onderzoek ingesteld als er zich een ernstig arbeidsongeval voordoet5. Dat wil zeggen een ongeval dat ziekenhuisopname tot gevolg heeft gehad of waarbij sprake is van blijvend letsel of grote materiële schade. Van de bouwplaatswerknemers met een arbeidsongeval heeft 7 procent positief geantwoord op de vraag of Inspectie SZW zo’n onderzoek had ingesteld (tabel 27). Bijna 80 procent gaf aan dat dat niet was gebeurd. Deze aandelen zijn vergelijkbaar met die van 2013.
5
Dodelijke ongevallen zijn niet in het onderzoek meegenomen.
35
Tabel 27
Werknemers naar het feit of Inspectie SZW na het ongeval een onderzoek heeft ingesteld (percentages) (bouwplaatspersoneel, 2014). grootteklasse onderzoek Inspectie SZW totaal en sector bedrijf wel plaats niet weet niet gevonden plaatsgevonden grootteklasse - 25 2,5 75,6 21,9 100 - 26 – 100 9,1 79,6 11,3 100 - 101 11,6 82,6 5,8 100 totaal 7,1 78,9 14,0 100 sector - B&U - afbouw en onderhoud - GWW Totaal
8,7 1,7 8,9 7,1
82,2 62,4 87,6 78,9
9,1 35,9 3,5 14,0
100 100 100 100
In die gevallen, waarbij Inspectie SZW een onderzoek heeft ingesteld, heeft de werkgever vaker blijvende maatregelen genomen om herhaling te voorkomen (tabel 28). Wanneer Inspectie SZW niet langs was geweest (of als de werknemer hiervan niet op de hoogte was), heeft de werkgever minder vaker blijvende maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. Tabel 28
Relatie tussen na het ongeval genomen blijvende maatregelen en het wel of niet plaatsvinden van onderzoek door Inspectie SZW (percentages) (bouwplaatspersoneel, 2014). onderzoek Inspectie blijvende maatregelen totaal SZW wel genomen niet genomen weet niet - wel plaatsgevonden 36,1 0,0 63,9 100 - niet plaatsgevonden 15,5 54,0 30,5 100 - weet niet 29,0 57,8 13,2 100 totaal 18,9 50,7 30,4 100
36
7
IMPLICATIES VOOR BELEID
Het aandeel werknemers met een arbeidsongeval is in de laatste 30 jaar ongeveer gehalveerd. Hoewel dit een gunstige ontwikkeling is, betekent het niet dat er geen aandacht meer nodig zou zijn voor veiligheid op de bouwplaats. In 2014 kregen nog zo’n 4.630 werknemers in de bouwnijverheid een arbeidsongeval dat leidde tot verzuim. Dit is 3,7 procent van het totale aantal werknemers. Arbeidsongevallen kunnen aanzienlijke psychische, sociale en financiële gevolgen hebben. Alleen al de bruto loonkosten (inclusief overhead) door direct ziekteverzuim ten gevolge van de arbeidsongevallen bedroegen in 2014 43 miljoen euro. De werkelijke kosten zullen beduidend hoger liggen. Dit pleit ervoor onverminderd aandacht te schenken aan de veiligheid op de bouwplaats en aan het voorkomen van ongevallen. Voor bedrijven is het van belang om zich hierbij te richten op de jongeren, aangezien jongere werknemers vaker bij ongevallen betrokken zijn dan oudere werknemers. Hoewel het merendeel van de werknemers met een arbeidsongeval aangeeft dat op de bouwplaats de noodzakelijke voorzieningen om veilig te kunnen werken zijn getroffen en dat de persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking zijn gesteld, heeft 36 procent van de werknemers met een arbeidsongeval geen voorlichting over veilig werken gehad en bijna 14 procent geen instructie over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Hier valt waarschijnlijk nog behoorlijk wat winst te halen. Immers, als werknemers weten hoe ze met de voorzieningen voor veilig werken moeten omgaan en de beschermingsmiddelen moeten gebruiken, zijn ongevallen beter te voorkomen. Bovendien worden niet in alle gevallen de noodzakelijke voorzieningen getroffen en de vereiste beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld. 8 procent denkt dan ook dat het ongeval niet gebeurd zou zijn als de werkgever de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen. 16 procent van de werknemers is van mening dat het ongeval door henzelf voorkomen had kunnen worden. Uit bovenstaande blijkt het belang van werkgevers om hun werknemers te informeren en aan te moedigen (op te dragen en te controleren op gebruik) en te corrigeren bij het gebruik van veilige werkmethoden, beveiligingen en vaker persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken. Op de kosten die gemoeid zijn met de gevolgen van de ongevallen kan aanzienlijk bespaard worden zonder dat dit vermoedelijk grote investeringen vergt.
37
8
KERNCIJFERS ONGEVALLEN IN DE BOUW 2010 – 2014
Tabel 29 geeft een overzicht van de belangrijkste uitkomsten met betrekking tot de onderzoeken naar ongevallen in de bouw in de jaren 2010 tot en met 2014. Bij het trekken van conclusies is, als het gaat om de ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen van het ene jaar op het andere, voorzichtigheid geboden omdat die door een veelheid van toevallige factoren bepaald kan zijn. Voor de interpretatie van de cijfers is met name de trendmatige ontwikkeling van belang.
38
Tabel 29
Kerncijfers ongevallen in de bouw, 2010-2014.
2010
2011
jaar 2012
Totale aantal werknemers
189.133
181.693
164.896
140.514
126.814
160.610
Aantal werknemers met verzuim wegens ongeval - absoluut aantal - in % totale aantal werknemers
13.340 7,1
12.970 7,1
10.970 6,7
8.620 6,1
8.200 6,5
10.818 6,7
Aantal werknemers met verzuim wegens arbeidsongeval - absoluut aantal - in % totale aantal werknemers
6.890 3,6
7.300 4,0
6.170 3,7
4.580 3,3
4.630 3,7
5.912 3,7
Aantal werknemers met arbeidsongeval met verzuim van vier of meer dagen - absoluut aantal - in % totale aantal werknemers
5.657 3,0
5.990 3,3
5.070 3,1
3.760 2,7
3.804 3,0
4.855 3,0
Aantal werknemers met arbeidsongeval met ziekenhuisopname - absoluut aantal - in % totale aantal werknemers
1.672 0,9
1.484 0,8
1.252 0,8
1.127 0,8
824 0,6
1.272 0,8
960 0,5
700 0,4
695 0,4
700 0,5
620 0,5
735 0,5
Aantal werknemers met arbeidsongeval met ziekenhuisopname langer dan 1 dag - absoluut aantal - in % totale aantal werknemers
39
2013
2014
gemiddelde 2009-2014
9
CONCLUSIES OP HOOFDLIJNEN
-
Het aandeel werknemers dat in de bouwnijverheid door een ongeval verzuimde is in 2014 toegenomen tot 6,5 procent. Dit ligt 0,4 procentpunt hoger dan in 2013 en op hetzelfde niveau als in 2012.
-
Het aantal werknemers in de bouw cao’s nam in 2014 met 10 procent af terwijl het aantal ongevallen met 5 procent afnam.
-
Het aandeel werknemers dat binnen werktijd door een arbeidsongeval werd getroffen nam in 2014 toe van 3,3 procent in 2013 naar 3,7 procent en ook dit aandeel is vergelijkbaar met 2012.
-
Naar leeftijd bezien werden jongeren en naar beroepsgroep metselaars en overig bouwplaatspersoneel relatief vaker door arbeidsongevallen getroffen.
-
De gemiddelde verzuimduur bij arbeidsongevallen is in vergelijking met 2013 met 4 procent afgenomen. Daarentegen is de verzuimduur bij de overige ongevallen met 28 procent toegenomen.
-
Vallen is nog steeds een belangrijke oorzaak van arbeidsongevallen maar komt minder vaak voor dan in 2013. Daarentegen komt verstappen in 2014 juist vaker voor. Het aandeel met letsel aan het hoofd is meer dan verdubbeld.
-
Jongere werknemers zijn vaker bij ongevallen betrokken dan oudere werknemers. Jongeren blijken relatief vaker bij ongevallen tijdens woon-werkverkeer betrokken te zijn.
-
Bijna 15 procent van de werknemers geeft aan geen- of onvoldoende voorlichting te hebben gehad. Het aandeel dat geen instructie over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen heeft gehad, is ten opzichte van 2013 aanzienlijk afgenomen.
-
Ten opzichte van 2013 geven werknemers beduidend minder vaak aan dat hun werkgever of zijzelf het ongeval hadden kunnen voorkomen.
-
De kosten van het verzuim als gevolg van ongevallen bedragen ruim 88 miljoen euro waarvan ongeveer 43 miljoen ten gevolge van arbeidsongevallen.
40
BIJLAGE 1: AANVULLENDE ONGEVALSINDICATOREN In deze bijlage zijn verschillende ongevalsratio´s opgenomen om een vergelijking met ongevallenratio´s uit andere bronnen mogelijk te maken (tabel 30). Deze indicatoren hebben alleen betrekking op het aantal ongevallen zonder dodelijke afloop. Het aantal personen met een ongeval per 100 werkzame personen betreft het ongevallenpercentage zoals deze in de rapportage is opgenomen6. Het gaat hierbij om het aantal personen met één of meer ongevallen. Het aantal ongevallen per 100 werkzame personen geeft zicht op de ontwikkeling van het aantal ongevallen over de jaren heen7. Het aantal arbeidsongevallen per 100 productief gewerkte voltijdbanen geeft een indicatie van het aantal ongevallen in relatie tot de gewerkte arbeidstijd van werknemers8. Tenslotte is ook een indicator opgenomen met het aantal arbeidsongevallen per 1 miljoen gewerkte arbeidsuren9. In tabel 31 zijn de bovengenoemde indicatoren opgenomen voor ongevallen met een verzuimduur van langer dan drie dagen, waarbij voor de laatste indicator een uitsplitsing naar sector is gemaakt.
6
Aantal personen met een ongeval gedeeld door het aantal werkzame personen maal 100. Totaal aantal ongevallen gedeeld door het aantal werkzame personen maal 100. 8 Totaal aantal arbeidsongevallen gedeeld door het totaal aantal gewerkte uren per jaar (1.510 uur per werknemer in 2014) maal het totaal aantal werkbare uren (2.090 uur per voltijdbaan). 9 Totaal aantal arbeidsongevallen gedeeld door het totaal aantal gewerkte uren (1.510 per werknemer in 2014) maal 1 miljoen. 7
41
Tabel 30
Ongevalsindicatoren bouwnijverheid, 2008-2014. jaar 2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Aantal personen met een ongeval per 100 werkzame personen Alle ongevallen Arbeidsongevallen
7,4 4,0
7,6 4,1
7,1 3,6
7,1 4,0
6,7 3,2
6,1 3,3
6,5 3,7
Aantal ongevallen per 100 werkzame personen Alle ongevallen Arbeidsongevallen
8,6 4,6
8,7 4,7
8,7 4,5
8,3 4,6
8,0 3,8
7,1 3,8
7,2 4,1
Aantal arbeidsongevallen per 100 productief gewerkte voltijdbanen1
7,8
8,0
7,9
7,6
6,6
6,9
7,2
Aantal arbeidsongevallen per miljoen gewerkte uren 37,1 38,5 37,8 36,8 31,6 33,2 1 gestandaardiseerd naar aantal theoretische beschikbare uren per jaar, waarmee rekening wordt gehouden met aantal feest- en schrikkeldagen
34,5
42
Tabel 31
Ongevalsindicatoren bouwnijverheid verzuim langer dan 3 dagen (verplichte registratie), 2008-2014. jaar 2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Aantal personen met een ongeval per 100 werkzame personen Alle ongevallen Arbeidsongevallen
6,5 3,3
6,3 3,5
6,0 3,0
6,1 3,5
5,8 2,8
5,0 3,0
5,0 2,9
Aantal ongevallen per 100 werkzame personen Alle ongevallen Arbeidsongevallen
7,5 3,9
7,3 4,0
7,4 3,7
7,1 4,1
7,0 3,3
5,8 3,4
5,5 3,2
Aantal arbeidsongevallen per 100 productief gewerkte voltijdbanen1
6,5
6,8
6,5
6,7
5,8
6,3
5,7
Aantal arbeidsongevallen per miljoen gewerkte uren 31,1 32,5 31,0 32,4 27,5 30,1 B&U 28,7 31,7 30,8 30,5 28,2 29,2 Afbouw en onderhoud 34,3 25,3 28,0 26,4 22,1 36,0 Gww 34,2 43,9 33,7 44,8 31,2 26,2 1 gestandaardiseerd naar aantal theoretische beschikbare uren per jaar, waarmee rekening wordt gehouden met aantal feest- en schrikkeldagen
27,3 28,8 27,7 23,2
43
BIJLAGE 2: ONGEVALLEN NAAR BEDRIJFSGROOTTE EN BLOOTGESTELDE POPULATIE In onderstaande tabel is het aantal ongevallen naar bedrijfsgrootte weergegeven afgezet tegen de blootgestelde populatie. Met blootgestelde populatie worden de medewerkers bedoeld die op de bouwplaats fysiek aanwezig zijn en productieve arbeid verrichten. Bij vergelijking met de tabel in het rapport (tabel 6) is zichtbaar dat bij de grotere bedrijven het percentage ongevallen hoger is dan bij de kleinere bedrijven. Het verschil tussen deze tabel en tabel 6 kan worden verklaard met het grotere aandeel UTA medewerkers bij grotere bedrijven. Hiermee is het verschil inhoudelijk niet verklaard. Juist bij de grotere bedrijven lijken de managementsystemen op orde en is relatief veel tijd beschikbaar voor het domein veiligheid. Tabel B
Aantal werknemers met een arbeidsongeval naar grootteklasse (aantal bouwplaatswerknemers in dienst) van het bedrijf 2014. Grootte aantal werknemers aantal werknemers met een arbeidsongeval Klasse met een ongeval absoluut in % van aantal in % van het totale ongevallen aantal bouwplaatswerknemers - 25 3.380 2.130 64,2 5,3 - 26 – 100 2.580 1.420 56,4 5,9 - 101 2.240 1.080 49,3 7,3 Totaal 8.200 4.630 56,5 5,8
44
BIJLAGE 3: ONDERZOEKSVERANTWOORDING Ten behoeve van deze monitor is gebruik gemaakt van twee verschillende databronnen. Voor de schatting van het totale aantal werknemers dat heeft verzuimd ten gevolge van een ongeval is uitgegaan van de gegevens van het Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO) van Arbouw dat in 2014 gehouden is. Een deel hiervan kan betrekking hebben op 2013. In voorgaande jaren zijn de data op soortgelijke wijze samengesteld, dus heeft dit geen gevolgen voor de vergelijkbaarheid. Dit databestand is eveneens gebruikt om vergelijkingen te maken tussen werknemers die tijdens het PAGO hebben aangegeven dat ze een ongeval hebben gehad en werknemers die aangaven geen ongeval te hebben gehad. Om ook uitspraken te kunnen doen over de aard van de ongevallen, de aard van het daarbij opgelopen letsel, de vraag of er veiligheidsmaatregelen getroffen waren en de duur van het verzuim en eventuele ziekenhuisopname, is gebruik gemaakt van de antwoorden op een enquête die is toegezonden aan alle werknemers die tijdens het PAGO aangaven een ongeval met verzuim te hebben gehad. Het in dit rapport weergegeven aantal werknemers met een ongeval dat tot verzuim heeft geleid, is gebaseerd op de antwoorden van het PAGO, waarbij de uitkomsten zijn gewogen naar beroep en leeftijdsklasse. De gebruikte onderzoeksmethode veronderstelt dat de groep werknemers die mee heeft gedaan aan het PAGO model kan staan voor de totale groep werknemers die een ongeval heeft gehad met verzuim tot gevolg.
45
Arbouw Postbus 213 3840 AE Harderwijk T 0341 46 62 00 F 0341 46 62 11
[email protected] www.arbouw.nl Voor vragen over arbeidsomstandigheden: www.vraagarbouw.nl bestelcode: 15-185 ISBN: 9789490943431
ARB 6842