Nieuwsbrief
Mondiaal
Maandelijks periodiek over wereldwijde ontwikkelingen die LNV raken Nummer 2, februari 2010
Inhoudsopgave 1. WRR rapport: ontwikkelingssamenwerking
1
2. Voortgangsrapportage nota `Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid’
2
3. Voedselzekerheid en duurzaamhied tijdens de Conferentie in Wilton Park
3
4. Nieuw ICCO-verdrag stapje dichterbij gekomen
3
5. De nieuwe biodiversiteitsdoelstellingen na 2010 4 6. Free Trade Agreement Zuid-Korea: VS of EU?
4
7. Afname landbouwexport Brazilië met bijna 10% 5 8. Water for food and ecosystems in Zuid Afrika
6
9. China’s biobrandstoffenbeleid: geen vetpot voor de boeren
7
10. China en mariene biodiversiteit
8
11. Watergebruik in Chinese landbouw terug te dringen
9
12. Samenwerken in het land van de 1.000 heuvels
9
13. Bezoek Landbouwraad aan Paramaribo
10
1. WRR rapport: concentratie en specialisatie ontwikkelingssamenwerking Op 18 januari jl. heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het langverwachte rapport over de toekomst van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking uitgebracht. Het rapport, met de titel “Minder pretentie, meer ambitie. Ontwikkelingshulp die verschil maakt”, is gebaseerd op ca. 500 gesprekken in Nederland en in het veld en een uitgebreide bestudering van de literatuur. De opstellers hebben ook met LNV/IZ en het LNV-bureau in Addis Abeba gesproken. De achtergrond van de adviesaanvraag aan de WRR is de constatering dat ontwikkelingssamenwerking de laatste jaren volop ter discussie staat. Het draagvlak voor OS is nog steeds groot, maar de twijfels nemen toe. In verband met de uitvoering van de OS/LNV notitie over landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid, en het overige internationale LNV-beleid is de uitkomst van de discussie over de toekomst van de Nederlandse OS voor LNV van groot belang. De WRR concludeert dat het belang van goede ontwikkelingshulp de laatste jaren alleen maar toegenomen is. Twee lessen uit de vele evaluaties springen er wat de WRR betreft uit: • ontwikkelingshulp moet meer gericht bijdragen aan ontwikkeling en het zelfredzaam maken van landen en daarom minder accent leggen op directe armoedebestrijding; • ontwikkelingsbeleid dient zich niet te beperken tot klassieke hulp maar zich duidelijker te oriënteren op grote mondiale vragen.
Ontwikkelingsgerichter impliceert een forse wijziging van de organisatie van de OS, zoals: • OS moet landenspecifiek worden met goede landenanalyses als uitgangspunt; • professionele vormgeving waarin deskundigheid voorop staat en met een eigen ontwikkelingsorganisatie in een aantal OS-landen, NLAid geheten; • specialiseren op terreinen waar Nederland sterk in is of wil zijn, zoals: landbouw, water, en versterken van maatschappelijke organisaties; • concentratie op een beperkt aantal landen, niet meer dan tien, vnl. in Afrika; Een bredere manier van benaderen vraagt om meer coherentiebeleid voor ontwikkeling. De zorg voor mondiale publieke goederen, waar arme en rijke landen baat bij hebben, wordt steeds belangrijker. Dit vraagt om afspraken over bijvoorbeeld financiële stabiliteit, klimaatbeleid, biodiversiteit, en tegengaan van besmettelijke ziektes. Verder zouden veel nadrukkelijker verbindingen gelegd moeten worden tussen vakdepartementen en BuZa. Over het algemeen kan LNV bijzonder tevreden zijn met het WRR rapport. De voor LNV meest relevante aanbevelingen zijn in lijn met de LNV-inzet bij de uitvoering van de OS/LNV notitie over landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzeker heid. Dit betreft vooral de aanbevelingen over de concentratie op een beperkt aantal landen en over het specialiseren van terreinen waar Nederland sterk in is, zoals: landbouw, water, en versterken van maatschappelijke organisaties. Het rapport biedt ruimte voor een versterkte inzet op dit terrein. Ook de nadruk op professionele vormgeving waarin deskundigheid voorop staat en op de zorg voor mondiale publieke goederen (klimaat, biodiversiteit) is positief en past in de LNV optiek. Afgesproken is dat een kabinetsreactie aan de Tweede Kamer zal worden gezonden, ondertekend door de MP. Deze wordt voorbereid door de minister voor OS, in overleg met de ministers van BuZa, EZ, VROM en LNV. Info: Co Neeteson (IZ);
[email protected]
2. Voortgangsrapportage nota `Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid’ Honger in de wereld Hoewel het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking hoger is dan ooit tevoren en er voldoende voedsel geproduceerd wordt om iedereen te voeden, leven er bijna één miljard mensen van minder dan één dollar per dag; ongeveer 162 miljoen mensen van minder dan 50 dollarcent per dag en zijn er meer dan 800 miljoen mensen langdurig ondervoed. In 2000 hebben regeringsleiders van alle landen van 02 | Nieuwsbrief Mondiaal Februari 2010
de wereld, dus ook Nederland, door middel van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen afgesproken om de honger en armoede wereldwijd aan te pakken. Het is zeer de vraag of deze doelstellingen worden gehaald. De recente combinatie van financieel-economische, energie-, klimaat-, volksgezondheid- en voedselprijzencrisis raakt kwetsbaren in ontwikkelingslanden het meest. Extra inzet is nodig om de internationale doelstellingen, zoals verwoord in de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen, op het gebied van honger- en armoedebestrijding te realiseren. 75 procent van de bevolking in sub-Sahara-Afrika werkt in of is op een andere manier betrokken bij de agrarische sector. Ontwikkeling van de landbouwsector en groei in landbouwproductiviteit in die landen draagt dan ook aanzienlijk bij aan de bestrijding van honger en armoede. Gezamenlijke inspanningen Ministers Koenders en Verburg De betekenis en de rol van landbouwontwikkeling en rurale armoedebestrijding staan internationaal weer volop in de belangstelling. Ook bestaat er wereldwijd eensgezindheid over de urgentie van de recente voedselprijzencrisis en de noodzaak om snel tot een mondiale aanpak te komen. Hoewel de voedselprijzencrisis op zijn retour lijkt, heeft de FAO in 2009 aangegeven, dat in de eerste maanden van 2009 in 78 procent van 58 onderzochte ontwikkelingslanden de voedselprijzen nog steeds boven het niveau van begin 2008 waren. In 2008 hebben de Ministers Verburg en Koenders gezamenlijk een nota `landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid’ uitgebracht waarin een extra bedrag van € 50 miljoen beschikbaar wordt gesteld aan landbouwontwikkeling in OS-landen op basis van vijf sporen. Dit bedrag komt bovenop de globaal € 350 miljoen die doorgaans aan landbouwontwikkeling in ontwikkelingslanden wordt besteed. Kernwoorden van de nota zijn productiviteitsverbetering, verbetering van publieke dienstverlening en effectieve instituties (“enabling environment”), duurzame ketenontwikkeling, verbeterde markttoegang en voedselzekerheid. Daarmee is het bedrag dat aan landbouwontwikkeling in OS-landen wordt besteed de laatste twee jaar opgelopen. Voortgangsrapportage De voortgangsrapportage van beide ministers is begin 2010 aan de Tweede Kamer gestuurd. Op 31 maart a.s. zal hierover een Algemeen Overleg plaatsvinden. In de voortgangsrapportage wordt verslag gedaan van bovengenoemde intensivering en wordt een beeld gegeven van de activiteiten per spoor. Beide ministers zijn positief over de wijze waarop de implementatie ter hand is genomen:`De beoogde intensivering, zowel beleidsmatig als financieel, is ons inziens goed in gang gezet’. Nieuwe voorstellen op het terrein van landbouw en klimaatmitigatie, Groene revolutie van Afrika (AGRA), lokaal ondernemerschap en duurzame landbouw in Afrika, Genetische bronnen alsmede intensivering van bilaterale samenwer-
king, zullen in de komende maanden nader worden bekeken en uitgewerkt.
over duurzame voedselsystemen en was zeer geïnteresseerd in de Nederlandse aanpak.
Info: Nicolette Koopman (IZ);
[email protected]
Info: Nicolette Koopman (IZ);
[email protected]
3. Voedselzekerheid en duurzaamhied centraal tijdens de Conferentie in Wilton Park
4. Nieuw ICCO-verdrag stapje dichterbij gekomen
Van 18 tot 20 januari jl. vond in het idyllisch gelegen Wilton Park in het Verenigd Koninkrijk – een instituut vergelijkbaar met Instituut Clingendael in Nederland - de conferentie plaats: `How to Balance Food Security with Sustainability of Agricultural Production’. Ongeveer dertig deelnemers, afkomstig van ministeries, NGO’s, onderzoeksinstellingen etc. uit verschillende werelddelen namen hieraan deel. Waaronder ook Nederland Doel van de Wilton Park conferenties is in een besloten omgeving met elkaar van gedachten te wisselen over bepaalde thema’s. De gesprekken zijn `of the record’ en afgesproken wordt dat deelnemers en inleiders niet geciteerd mogen worden. Inleidingen werden gehouden door o.a. vertegenwoordigers van de FAO, het Britse en Amerikaanse ministerie van landbouw, onderzoeksinstellingen (waaronder Walker instituut en Instituut voor technologie in Massachusetts), Unilever, NGO’s, waaronder IFAP (International Federation of Agriculture Producers) en politici.
Het nieuwe jaar heeft een frisse impuls gegeven aan de onderhandelingen over een internationaal cacaoverdrag. Anders dan tijdens alle voorgaande onderhandelingsrondes was de sfeer tussen producenten- en consumentenlanden minder gepolariseerd en constructiever. Ivoorkust drukte niet zo’n zwaar stempel op de producentenstandpunten en bovendien kwamen verschillen van mening tussen de producentenlanden aan het licht. Dit droeg bij tot een andere, positievere sfeer waarbij meer wederzijds werd geluisterd en op basis van argumenten kon worden onderhandeld. Door een strakke regievoering aan consumentenzijde is goed ingespeeld op deze veranderende realiteit. De kans dat de UNCTAD-onderhandelingen over een nieuw ICCO-verdrag op 23 april a.s. in Geneve met succes zullen worden afgerond, is dan ook flink toegenomen.
Gesproken werd over het wereldvoedselvraagstuk in den vollen breedte namelijk het probleem dat nog steeds 800 miljoen mensen ondervoed zijn, bijna 2 miljard mensen voedingsproblemen hebben en dat in de toekomst meer mensen met honger en ondervoeding bedreigd worden. Geconcludeerd werd dat het wereldvoedselvraagsstuk een complex en dynamisch probleem is dat raakvlakken heeft met onderwerpen als armoede, handel, milieu etc. In principe wordt er momenteel wereldwijd voldoende voedsel geproduceerd. Gebrekkige toegang tot voedsel is eigenlijk het kernprobleem waar we mee te maken hebben. De toegang voor arme groepen zal in de toekomst moeilijker worden omdat een wereldwijd tekort aan voedsel dreigt te ontstaan. Investeringen in nieuwe technologie en in kennis en onderzoek zijn noodzakelijk om dit probleem te lijf te gaan.
Veel institutionele punten zijn opgelost (stemprocedures, beheerscomité, economische comité etc.). Ook de artikelen over het mandaat en de taken van ICCO zijn grotendeels rond, inclusief de paragraaf over de projecten. Dit laatste mag een wonder heten, niet in de laatste plaats omdat binnen het consumentenkamp Zwitserland en de EU een erg beperkte invulling hieraan wilden geven terwijl de meeste producentenlanden juist meer (ontwikkelings)projecten beijveren. Ook de industrie is overigens van mening dat er meer projecten zouden moeten komen om de cacaoproductie c.q. opbrengsten te verhogen en de duurzaamheid daarvan te verbeteren. Het geringe aantal projecten op landenniveau en de beperkte financiering daarvoor is ook voor ondergetekende een zorg. Brazilië heeft geprobeerd diverse malen de goede sfeer en de voortgang te verstoren maar kreeg hiervoor geen bijval. Zo wilde het de samenwerking met NGO’s alleen toestaan als de consumenten hun eis om tot een duurzame cacaohandel te komen zouden laten vallen. Uiteraard was en is dit volstrekt onaanvaardbaar.
Duurzaamheid was een van de onderwerpen waar lang bij werd stilgestaan. Vooral de bijdrage van Unilever was interessant in dit verband. Ongeveer 160 miljoen keer per dag wordt ergens in de wereld een Unilever-product gekocht. De verduurzaming van de Unilever-producten heeft dus een grote impact en het bedrijf heeft dan ook de afgelopen tijd meer dan 900 miljoen euro geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling op dit gebied. De conferentie werd afgesloten door de Britse staatssecretaris van Landbouw. Ook in het VK heeft duurzaamheid hoge prioriteit. Het Britse ministerie heeft een nota uitgebracht
De goede voortgang die van 11 tot en met 15 januari jl. in Londen is geboekt, moet overigens niet op voorhand tot een jubelstemming leiden. Want er zijn nog veel hete hangijzers, zoals: hoe te komen tot een duurzame cacaoproductieketen, hoe de ergste vormen van kinderarbeid uit te bannen, hoe de levensstandaard en arbeidsomstandigheden van de boeren te verbeteren, hoe samen te werken met de NGO’s en deelname van NGO’s aan de Private Sector Consultative Board. Daarnaast spelen nog altijd de punten van een betere markttransparantie en het inzicht bieden in de voorraden die bedrijven houden van cacaoproducten. Nieuwsbrief Mondiaal Februari 2010 | 03
Ook moet niet vergeten worden dat deze verdragsonderhandelingen plaatsvinden tegen de achtergrond van de discussie over een aantal aanhoudende politieke punten die best nog wel eens roet in het eten kunnen gooien, zoals de opvolging van de huidige uitvoerend directeur, de verhuizing naar Abidjan van het ICCO-secretariaat, certificering van cacaoproducten, maatregelen voor een duurzame cacaoproductie en het budget. En bovenal de al langer boven de markt zwevende evaluatie van de eerste en tweede ronde van de Round Table for a Sustainable Cocoa Economy (RSCE). Dit laatste punt is een zeer belangrijk punt voor NGO’s, industrie en consumentenlanden, met name Nederland. Dit onderwerp in combinatie met de deelname van NGO’s blijft de gemoederen bezig houden waarbij RSCE2 in Trinidad en Tobago wordt aangehaald als voorbeeld hoe deelname van NGO’s kan ontsporen. Het zal de nodige evenwichtskunst vergen om zowel de verdragsonderhandelingen tijdig af te ronden alsook voortgang te boeken met de draagvlakvergroting voor een derde RSCE in Nederland. En niet te vergeten: met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement grotere bevoegdheden gekregen, zoals bijvoorbeeld terzake de afsluiting van een internationaal handelsverdrag als die voor cacao. Daarmee krijgt de onderhandelingsinzet ten aanzien van bijvoorbeeld duurzaamheid nog meer belang. Info: Ewald Wermuth (LNV-afdeling Londen);
[email protected]
5. De nieuwe biodiversiteitsdoelstellingen na 2010 Algemeen Op 26 en 27 januari jl. vond in Madrid een conferentie plaats onder de titel “Post-2010 Biodiversity Vision and target”. Ongeveer 500 personen namen deel aan de conferentie, waarvan zeker de helft afkomstig uit Spanje. Er waren voorts veel vertegenwoordigers van niet-EU-landen, terwijl ook de NGO’s goed vertegenwoordigd waren. De conferentie vond plaats in het kader van het Spaanse Voorzitterschap van de EU en werd door Spanje aangegrepen om de Europese aftrap te geven voor het Internationale jaar van de Biodiversiteit. Niettemin had de conferentie een Pan-Europese opzet: de Raad van Europa was mede-organisator en de discussies beperkten zich niet alleen tot de EU. Dat neemt niet weg dat veel aandacht uitging naar de recent gepubliceerde Commissiemededeling inzake de opties voor een nieuwe biodiversiteitsdoelstelling voor 2020. De conferentie kan tevens worden gezien als een Europese voorbereiding op de 10e Conferentie van partijen bij het Biodiversiteitsverdrag (CBD-COP10) in oktober van dit jaar. 04 | Nieuwsbrief Mondiaal Februari 2010
Op de eerste dag van de conferentie kwam vooral de nieuwe biodiversiteitsdoelstelling na 2010 aan de orde. Minister Elena Espinosa van Milieu ging als een van de sprekers in op de activiteiten van het Spaanse voorzitterschap. 2010 is een belangrijk biodiversiteitsjaar en daarom staat dit onderwerp hoog op de Spaanse agenda. O.m. noemde zij de Raadsconclusies die op 15 maart in de Milieuraad zullen voorliggen. De tweede dag werd met name aandacht geschonken aan het thema “beschermde gebieden en ecologische netwerken in Europa”. De meeste sprekers brachten niet veel nieuwe inzichten maar gaven vooral een beschrijving van lopend beleid, zowel op nationaal als Europees niveau. Dat varieerde van het Emerald Green Network en het Wild Europe Initiative tot de aanwijzing van mariene reservaten in de Atlantische Oceaan. Interessant waren vooral 2 presentaties van de Europese Commissie, respectievelijk over Natura2000 en de “Green Infrastructure”. Discussies vonden plaats in de workshops. Er vonden vijf parallelle workshops over de volgende onderwerpen: 1. Delivering biodiversity vision and targets beyond 2010 2. Planning and designation of protected areas and ecological networks 3. Valuing ecosystem services and integrating economic concerns 4. Improving connectivity and management of ecological networks 5. Biodiversity, protected areas and ecological networks in the face of global change Waarvan de eerste workshop door Nederland (Peter Bos) werd voorgezeten. Tot slot Hoewel de conferentie wat te grootschalig en te kort was om echt diep in te gaan op de verschillende onderwerpen, leverden de presentaties en workshopdiscussies interessante inzichten op. De uitdaging nieuwe biodiversiteitsdoelen voor 2020 te formuleren houdt zowel de regeringen als de NGO’s sterk bezig. Maar waar de eerste groep het belangrijk vindt dat de nieuwe doelen realistisch zijn, pleit de tweede groep voor een hoog ambitieniveau. Het vinden van een balans tussen die 2 elementen zal binnen de EU en de CBD dit jaar ongetwijfeld nog veel discussie geven. Info: Peter Bos (NLP);
[email protected]
6. Free Trade Agreement Zuid-Korea: wie is eerder: VS of EU? De verwachting is dat de handel tussen de Europese Unie en Zuid-Korea een flinke stimulans zal krijgen na ratificatie van het in oktober afgesloten Free Trade Agreement (FTA), zeker
Zuid-Korea en FTA’s Zuid-Korea werkt een indrukwekkende reeks FTA’s af: na Chili, Singapore en ASEAN kwam de vaart erin en concludeerde Zuid-Korea FTA’s met de Verenigde Staten (VS) (2007), EU en India (beide 2009). Voor Zuid-Korea zijn de FTA’s van groot belang om ervoor te zorgen dat haar export en buitenlandse investeringen, de economische kurk van het land, ook in de toekomst op volle toeren blijven draaien.
Snel ratificatieproces: Europa heeft de beste papieren Er is president Lee alles aangelegen de FTA’s met zowel de EU als de VS snel te ratificeren. De VS worstelen echter met de implementatie. De onderhandelaars van voormalig president Bush sloten het akkoord in 2007, nog voordat de mondiale economische crisis begon. De in problemen zittende Amerikaanse autoindustrie zit de huidige regering Obama zwaar op de huid over de verbeterde importbepalingen voor hun Koreaanse concurrenten. Congresbehandeling is riskant. Zeker ook omdat het congres een beperkte tijd krijgt voor beoordeling van de FTA en Obama last heeft van geringe steun vanuit zijn eigen partij. Mogelijk is de periode na de midterm elections in november een goed moment voor behandeling in het congres. Duidelijk is dat de VS ook naar EU zal kijken.
Concurrentie op de Zuid-Koreanse voedingsmiddelenmarkt De Zuid-Koreaanse voedingsmiddelen markt bedraagt meer dan 35 miljard US dollar. Zuid-Korea heeft een landbouwareaal dat even groot is als dat van Nederland en kan daarmee haar bevolking van 48 miljoen mensen niet volledig voeden. Het importeert daarom grote hoeveelheden groenten, ingrediënten, additieven, vis, dranken, vlees en zuivel. Gezien de hoge tarieven (gemiddeld 36%) voor de agrarische sector is ook de potentie voor vergroting van de Europese export hoog. De import zou weleens sterk kunnen stijgen waardoor de sterk beschermde agrarische sector het moeilijk krijgt door sterkere concurrentie.
De vooruitzichten op een Europese goedkeuring lijken op het eerste gezicht veel beter. Aangezien er voor de EU geen controversiele punten (meer) in de FTA zitten, lijkt ratificatie soepel te kunnen verlopen. Echter het Europese proces is ook niet geheel van risico ontbloot. Na behandeling in de Raad (naar verwachting volgende maand), zal ook het parlement er dit voorjaar naar kijken. Bovendien kan de Raad besluiten dat ook de lidstaten het akkoord (gedeeltelijk) moeten ratificeren. De vertegenwoordiging van de EU in Seoul is overigens optimistisch en verwacht dat de FTA deze zomer in kan gaan. De Nederlandse exporteurs van varkensvlees zullen blij zijn met een snelle procedure.
Ook de onderlinge concurrentie tussen exporteurs naar Zuid-Korea is groot. Australië en de VS beconcurreren elkaar op de markt voor rundvlees, Europese bedrijven kunnen vanwege de BSE status in Zuid-Korea vooralsnog niet meedoen. Nederlandse bedrijven zetten vooral in op houdbare agrarische producten, waaronder varkensvlees.
Info: Gert Stiekema (LNV-afdeling Seoul);
[email protected]
nu de Zuid-Koreaanse economie als een van de eerste OESOlanden weer uit het dal kruipt. Voor de Nederlandse agribusiness lijkt de FTA tussen Zuid-Korea en de Europese unie ook gunstig: bedrijven gaan profiteren van lagere importheffingen. Een spoedige ratificatie is evenwel van groot belang want de concurrentie ligt op de loer.
Vergelijking FTA VS en de EU: varkensvlees Als derde leverancier, na Chili en Oostenrijk, levert VION jaarlijks voor ca. 40 mln. euro op maat gemaakte en hoogkwalitatief vlees uit varkensbuiken. Ook de VS is een potentiële concurrent. Hoewel de Amerikanen tot voor kort vooral gekoeld vlees produceerden, is de verwachting dat zij meer bevroren varkensvlees gaan leveren wanneer de FTA ingaat. Het tarief voor bevroren varkensvlees voor de EU wordt namelijk in tien jaren (van 25%) naar nul afgebouwd, terwijl dit voor de VS in vijf jaren wordt afgebouwd. Reeds is in het afgelopen jaar de export van bevroren vlees vanuit de VS die van de EU gepasseerd. De concurrentie voor VION vanuit de VS zal waarschijnlijk dus flink toenemen nadat de FTA’s ingaan. En dat een FTA grote invloed kan hebben, bewijst Chili: na inwerking treden van de FTA schoot de export van varkensbuiken naar Zuid-Korea omhoog en momenteel (2009) is Chili de grootste exporteur.
7. Afname landbouwexport Brazilië met bijna 10% De waarde van de landbouwexport vanuit Brazilië is in 2009 met 9,8% afgenomen ten opzichte van het recordjaar 2008. In totaal werd door de agribusiness voor US$ 64,7 miljard in het buitenland verkocht. Een jaar eerder bleef de teller staan op US$ 71,9 miljard. De importen namen ook af (tot US$ 9,8 miljard) waardoor het handelsoverschot op de landbouwbalans op US$ 54,9 miljard uitkwam. Nederland was – net als het voorgaande jaar – de tweede bestemming, na China, en gevolgd door de Verenigde Staten. Dat blijkt uit cijfers die het Braziliaanse Ministerie van Landbouw heeft gepresenteerd. In zijn toelichting gaf Minister Stephanes aan dat de lagere internationale prijzen de hoofdoorzaak zijn van de afname. Het exportvolume bleef nagenoeg gelijk aan 2008. Overigens was volgens de bewindsman de afname van de exportwaarde van landbouwproducten aanzienlijk minder dan in de overige export, waarvan de waarde 30% afnam. Het aandeel van agrarische producten in de totale Braziliaanse export nam daardoor toe van 36% tot 42,5%. Ruim een kwart van de agrarische export komt op conto van soja, dat in totaal US$ 17,2 miljard opbracht, 4% minder dan Nieuwsbrief Mondiaal Februari 2010 | 05
in 2008, als gevolg van lage prijzen. Het exportvolume van sojabonen nam echter sterk toe: van 24,5 miljoen ton in 2008 naar 28,5 miljoen ton (+16,6%). Het exportvolume van sojameel bleef met 12,3 miljoen ton vrijwel gelijk, terwijl de export van sojaolie afnam met 31%. De vleesexport daalde van US$ 14,4 miljard in 2008 tot US$ 11,8 afgelopen jaar. Zowel de opbrengsten van vers pluimveevlees (US$ 4,8 miljard) als vers rundvlees (US$ 3 miljard) lagen aanzienlijk lager dan een jaar eerder. De export naar Rusland, een belangrijke afzetmarkt, kromp met een derde. Ook de exportwaarde van varkensvlees nam af, ondanks een volumestijging met 13%. De export van suiker/bio-ethanol kende een stijging van 23% en kwam uit op US$ 9,7 miljard, vooral dankzij suiker. De exportwaarde van suiker lag maar liefst 52,8% hoger dan in 2008, dankzij zowel hogere prijzen als grotere exportvolumes, vooral naar India.
stems’ is er onderdeel van. Het begon al in 2006 met studies van de Universiteit Wageningen en initiatieven vanuit LNV/ DLG en vervolgens het werk van Alterra, dat een ‘land and water resources assessment’ in het stroomgebied uitvoerde. Tegelijkertijd werd er een dialoog opgestart met de boeren die helemaal bovenstrooms, in het hart van het natuurgebied zitten. Hun watergebruik werd vaak als argument gebruikt om ze er weg te krijgen. Feit is dat het totaal aan neerslag in het hele stroomgebied (gemiddeld 300 mm/jaar) nu al gelijk is aan de totale vraag. Duurzaam watergebruik is dus cruciaal. Uit de ‘assessment’ bleek dat de bovenstroomse boeren slechts een paar procent van het totale watergebruik voor landbouw in het stroomgebied gebruikten. Lang niet zo veel als hen altijd verweten werd.
De rest van dit artikel over de Braziliaanse landbouwexport alsmede statistische gegevens zijn te vinden op de site van de Nederlandse ambassade te Brasilia (http://www.mfa.nl/ bra/landbouw_natuur_en/actualiteiten#297896). Info: Bart Vrolijk (LNV-Raad Brazilië);
[email protected]
8. Water for food and ecosystems in de Baviaanskloof in Zuid Afrika De Baviaanskloof is een uniek natuurgebied, 285.000 ha groot, een biodiversity hotspot met meer dan 1000 plantensoorten, een wereld erfgoed, ruig en moeilijk toegankelijk. In het acht uur journaal van 28 november1 2009 werd gepresenteerd hoe de spekboom de redding kan zijn voor het door droogte geteisterde gebied in de Oostkaap in Zuid Afrika. De spekboom heeft namelijk de bijzondere eigenschap om bovengemiddeld veel CO2 vast te kunnen leggen. Het journaal dekte alleen de ‘spekkies’ (de spekbomen), terwijl het herplanten van spekbomen maar één onderdeel van het integrale ‘catchment restoration’ programma in de Baviaanskloof is. Er wordt niet alleen CO2 vastgelegd, maar er wordt ook natuur gerestaureerd, het natuurlijke watersysteem hersteld, en in alternatieve inkomsten voorzien. Het item moest echter gericht zijn op de klimaattop in Kopenhagen. Het herstelprogramma in de kloof is uniek omdat het integraal is en met een groot collectief van overheden, landeigenaren, natuurbeheerders en onderzoeksinstituten gezamenlijk wordt uitgevoerd, in een netwerk dat PRESENCE heet. Het door LNV/OS gefinancierde ‘water for food and ecosy1
http://www.nos.nl/nosjournaal/artikelen/2009/11/28/281109_klimaat_zuidafrika.html
06 | Nieuwsbrief Mondiaal Februari 2010
3-luik Baviaanskloof
Feit was dat de boeren steeds minder water beschikbaar hadden voor de verbouw van hun gewassen. Uit de ‘assessment’ bleek dat dit maar ten dele te verklaren was door veranderende neerslagpatronen, maar vooral ook door hun eigen ingrepen in de waterhuishouding. Tientallen jaren terug zijn de oorspronkelijke waterlopen vanaf de bergen ‘gekanaliseerd’ door geulen uit te diepen en deze te bedijken. Het doel was erosie van geïrrigeerd land te voorkomen. Het effect was desastreus. De geulen en de hoofdrivier sleten steeds dieper in waardoor het grondwaterniveau een paar meter lager kwam te liggen en zones met natte vegetatie, die als een soort wetlandjes dienst deden, droog kwamen te liggen. Het water werd steeds sneller afgevoerd en steeds minder in het gebied gebufferd. Met het steeds minder voorspelbare neerslagpatroon werd de beschikbaarheid van water ongewis. Bovendien moesten ze het ook van steeds grotere diepte oppompen. Met de stijgende brandstofprijzen en hun geïsoleerde ligging werd het rendement van de boeren er bovendien niet beter op. Onze resultaten leidden tot heftige discussies in het gebied.
Het was dus niet de schuld van de buurman dat ze steeds minder water hadden, zoals velen van hen lang gedacht hadden. Nadat we onze bevindingen hadden verteld werd er voor het eerst in jaren weer met elkaar over het water gepraat. Tot diep in de nacht.
te analyseren. In dit project, waarin handel, milieu en inkomensverdeling centraal staan, werkt SOW-VU samen met vijf partners waaronder het Centre for Chinese Agricultural Policy in Beijing, het International Institute of Applied Systems Analysis in Laxenburg (bij Wenen) en het Landbouw Economisch Instituut in Den Haag.
Het project beoogt herstel van de watersituatie – en de natuur – o.a. door de kanalen weer dicht te gooien, wetlands te herstellen en daarmee meer water te bufferen. Het herplanten van de – vroeger massaal op de hellingen voorkomende maar door overbegrazing grotendeels verdwenen – inheemse spekbomen, draagt niet alleen bij aan CO2 compensatie, maar voorkomt ook erosie en draagt bij aan herstel van de natuur en buffering van het water. Bovendien schept het werkgelegenheid. Ecotoerisme en CO2 compensatie moeten leiden tot alternatieve inkomsten van de lokale bevolking. Daarnaast beoogt het project ook andere inkomsten te genereren voor ‘ecosystem services’, zoals voor duurzaam water- en natuurbeheer. In het bovenstroomse gebied zou dan met minder water voedsel kunnen worden geproduceerd, zodat meer water beschikbaar is voor de drinkwatervoorziening van Port Elizabeth, de snelst groeiende stad in Zuid Afrika, en de goed geregelde landbouw benedenstrooms (‘more crop per drop’). Info: Josefien Oude Munnink (DLG);
[email protected]
9. China’s biobrandstoffenbeleid: geen vetpot voor de boeren In 2020 wil de Chinese regering 12 miljoen ton biobrandstof produceren, waarvan 10 miljoen ton bio-ethanol en 2 mln. ton biodiesel. Dit betekent een forse stijging van het huidige productiepeil van 1,5 mln. ton bio-ethanol. De overheid wil de stijging bereiken via verplichte bijmenging, waarvan de kosten voor haar rekening zijn, en belastingvrijstelling voor de fabrieken. De uitbreiding mag niet gebaseerd zijn op gebruik van de hoofdgewassen tarwe, rijst en maïs maar op gebruik van secundaire gewassen zoals sorghum, cassave en zoete aardappelen, bij voorkeur geproduceerd op marginale gronden. Voor de energievoorziening stelt 12 mln. ton niet veel voor, slechts 1,5% van de huidige vraag naar ruwe olie en nog veel minder als ook de steenkool meegerekend wordt. Maar voor de landbouweconomie is het een wezenlijk volume omdat er al gauw 30 miljoen ton graan (of liever, graan-equivalent) voor nodig zou zijn. De vraag is dus gerechtvaardigd of het voorgenomen beleid tot grote verstoringen van de voedselvoorziening kan leiden en ook wat het kan betekenen voor het inkomen van de boeren. Vragen als deze komen aan de orde in het CATSEI project, een driejarig door de Europese Unie gefinancierd project om de komende ontwikkelingen van de Chinese landbouw
Tractor Yanqing
Recentelijk zijn twee scenario’s voor de stijging van de productie van bio-ethanol tot 10 miljoen ton in 2020 bestudeerd. In beide scenario’s worden secundaire gewassen ingezet als grondstof, maar in het ene scenario moet de productie van bestaande landbouwgronden komen terwijl in het andere scenario marginale gronden in gebruik worden genomen. Een belangrijk punt in beide scenario’s is in hoeverre China een beroep op de wereldmarkt kan doen om de extra vraag naar gewassen op te vangen. Gezien de krapte op de wereldmarkt van de producten in kwestie en de voorziene wereldwijde stijging van de vraag naar biobrandstoffen, wordt verondersteld dat deze extra vraag gepaard zal gaan met internationale prijsstijgingen die kunnen oplopen tot 25 à 50% voor de specifieke grondstoffen in het eerste scenario. Toch leidt het voorgenomen beleid niet tot grote verstoringen in de voedselvoorziening in China, waardoor consumenten weinig last hebben van prijsstijgingen. Blijkbaar zijn de regio’s en gronden waar de secundaire gewassen groeien zo verschillend van de rijst- en tarwegebieden dat er weinig substitutie optreedt. De boereninkomens gaan wel Nieuwsbrief Mondiaal Februari 2010 | 07
omhoog, gemiddeld met 1,5% in het eerste scenario. Dat is echter niet veel voor een operatie van deze omvang, terwijl er bovendien een aanzienlijke verschuiving tussen akkerbouwers en veehouders optreedt. De akkerbouwers gaan er gemiddeld met 5% op vooruit maar de veehouders lijden onder de hogere kosten voor veevoer en zien hun inkomen met 6% dalen. Dit leidt ook tot aanzienlijke regionale verschillen zoals blijkt uit Figuur 1 waarin de effecten op het gemiddelde boereninkomen voor elk van de 2400 districten (‘counties’) worden weergegeven.
10. China en mariene biodiversiteit China heeft het Biodiversiteitsverdrag geratificeerd in 1993. Het heeft dan ook een nationaal actieplan voor biodiversiteit, inclusief mariene biodiversiteit. Er worden daarin doelen gesteld om bijvoorbeeld beschermde gebieden op zee in te stellen en om specifieke soorten te beschermen. Er zijn ook natuurreservaten aangewezen voor het behoud van bepaalde rassen waterdieren, met als doel om deze duurzaam in de kweek te kunnen gebruiken en als bron van waardevolle genen voor de voedselproductie te behouden. Dan zijn er nog de gesloten seizoenen voor de visserij, en beperking van de hoeveelheid vissersboten dat ook moet bijdragen aan duurzaam gebruik van natuurlijke bronnen. Maar buiten dat actieplan, hoe zit het eigenlijk met de realiteit? De biodiversiteit in de zeeën rond China is sterk verminderd ten opzichte van 50 of 20 jaar geleden. De verscheidenheid aan gedocumenteerde schelpdieren is bijvoorbeeld binnen 40 jaar verminderd van 5000 tot 500 soorten. En van de commercieel belangrijkste vissoorten worden voornamelijk nog kleine onvolgroeide dieren gevangen. Als oorzaken voor die vermindering aan mariene biodiversiteit worden overbevissing, klimaatverandering, maar ook vervuiling aangewezen. En vervuiling is een gevoelig onderwerp in China.
Figuur 1. Netto toename in het gemiddelde boereninkomen per district in China in 2020 in het bio-ethanol scenario zonder gebruik van marginale gronden (bruin is toename, groen is afname)
In het scenario mét marginale gronden zijn deze negatieve effecten minder maar ook hier leiden de maatregelen niet tot een grote impuls voor de boereninkomens, zeker niet in vergelijking met de inkomensstijgingen buiten de landbouwsector. Samenvattend, het voorgenomen beleid leidt niet tot grote binnenlandse verstoringen. Maar de problemen worden wel deels afgewenteld op de wereldmarkt. Bovendien moeten de fabrieken gesubsidieerd worden. Exacte bedragen hiervoor zijn lastig aan te geven (gezien de onzekerheid in de olieprijzen) maar tegen huidige prijzen moet men aan 15 á 20 dollarcent per liter brandstof denken. Daarnaast kan het beleid tot tegenstellingen tussen akkerbouwers en veehouders leiden. Gebruik van marginale gronden zou deze schadelijke neveneffecten verminderen, maar nadere studie naar ontginnings- en beschermingskosten van deze gronden is nog nodig. Tegen deze achtergrond lijkt de Chinese overheid met 10 miljoen ton bio-ethanol een verstandig ambitieniveau gekozen te hebben. Maar een vetpot voor de boeren zal dit beleid niet worden. Info: Wim van Veen (SOW-VU);
[email protected]
08 | Nieuwsbrief Mondiaal Februari 2010
Viskweek wordt op verschillende manieren ingezet om natuurlijke visstanden op peil te brengen. Ten eerste wordt het ingezet om de verminderde visvangst te compenseren. Daarnaast heeft de Chinese overheid sinds 2006 projecten voor het in open water uitzetten van kunstmatig opgekweekte jonge vis van commercieel beviste soorten. Helaas heeft dit tot dusver nog niet het gewenste resultaat opgeleverd. De kunstmatig gekweekte vis zou niet sterk genoeg zijn om te overleven, en daarnaast ook nog eens een gevaar kunnen opleveren voor de genetische eigenschappen van de wilde vis. Ook worden sommige bedreigde soorten in gevangenschap opgekweekt voor het behoud van zo’n soort, zoals de Chinese steur. Tegelijkertijd vormt viskweek een gevaar voor biodiversiteit, onder andere omdat er in China veel geïntroduceerde soorten worden gekweekt, zoals Europese aal, tarbot, tilapia en verschillende soorten schelpdieren. Maar vanwege beperkt toezicht over de kweek en ontsnappingsgevaar, bestaat het risico dat deze uitheemse soorten schade aanrichten in natuurlijke ecosystemen. Er is in China (nog) niet heel veel aandacht voor mariene biodiversiteit, en de aandacht komt vooral van universiteiten. Pas sinds kort is er aandacht vanuit de overheid voor het risico van geïntroduceerde soorten. En het ‘gewone’ publiek is vooral bezorgd om voedselveiligheid. Info: Antje Steenhuizen (LNV-afdeling Peking);
[email protected]
11. Watergebruik in Chinese landbouw terug te dringen ASEM Waternet over duurzaam en doelmatig waterbeheer ASEM Waternet is een multistakeholder platform voor Aziatische en Europese kennisinstituten en overheidsinstanties op dit gebied en wordt gefinancierd door de Europese Commissie (FP6). Het platform faciliteert samenwerking langs vijf prioritaire thema’s: 1) bassin studies, 2) doelmatig watergebruik in de landbouw, 3) erosie en (flits) overstromingen, 4) waterverontreiniging, en 5) waterbeheer als cross-cutting kwestie. Uit de presentaties op de conferentie bleek dat de problematiek van waterbeheer in een bepaald stroomgebied in Azië veelal niet veel anders is dan in Europa, afhankelijk van de temperatuur, de neerslagpatronen, het landschap, de bevolking en de economische ontwikkeling. Maar dit geeft ook aan waar de grote verschillen liggen, namelijk in de veel hogere bevolkingsgroei in Azië en, a fortiori, de aanhoudende explosieve groei van de economie. Deze factoren zorgen voor een steeds groter beslag op de watervoorziening en stellen de overheden voor uitdagingen welke nog eens versterkt worden in stroomgebieden waar de temperatuur en de neerslagpatronen veranderen met het klimaat. De competitie tussen landbouw, industrie en huishoudelijk gebruik neemt sterk toe, waarbij het aandeel van de landbouw als grootverbruiker (¾ van het totaal) langzaam maar zeker wordt teruggedrongen. Om de uitdagingen het hoofd te bieden is een doelmatiger watergebruik vereist en een waterbeheer dat zich aanpast aan veranderingen. Studies gepresenteerd op het ASEM Waternet platform laten zien dat dit ook kan. Er kan bijvoorbeeld nog een grote doelmatigheidsslag worden gemaakt in de landbouw door waterbesparende (irrigatie) technieken, maar ook door nieuwe instituties die boeren bewuster maakt van hun waterverbruik.
Hervormingen van het waterbeheer in Heihe rivier Een voorbeeld van boeren bewuster maken is de Heihe rivier. Deze loopt in het waterschaarse noordwest China, waar naast economische belangen, ook een belangrijk ecologisch belang speelt, namelijk een tweetal oases in de woestijn die in de jaren negentig zijn drooggevallen. De Chinese overheid laat sinds 2002 weer een deel van het rivierwater doorstromen naar die oases, waarbij de benadeelde boeren tegelijkertijd worden geholpen met waterbesparende irrigatietechnieken. Om het watergebruik verder te verminderen wordt ook geëxperimenteerd met het geven van gebruiksrechten vooraf, gecombineerd met een afrekening achteraf op basis van het werkelijke verbruik, waarbij idealiter zulke rechten verhandeld kunnen worden (watertickets). En, zoals bij vele hervormingen in China, willen beleidsmakers vooral ook weten in hoeverre lokale hervormingen ook elders in het land kunnen worden doorgevoerd. Het “Chinese Center for Agricultural Policies” (CCAP/CAS) in Peking onderzoekt in hoeverre watertickets en andere factoren kunnen bijdragen aan doelmatiger (lees: lager) watergebruik en tegelijkertijd aan de groei van het schamele boereninkomen rond €500 per persoon per jaar. In samenwerking met SOW-VU is daartoe afgelopen voorjaar en zomer in veertig dorpen een veldstudie gedaan, waarvan de voorlopige uitkomsten tijdens genoemde conferentie zijn gepresenteerd. Die laten zien dat watergebruikverenigingen veel minder water gebruiken dan de traditionele dorpscollectieven en dat het watergebruik verder daalt bij hogere prijzen. Echter, het effect van de watertickets lijkt vooralsnog klein en de handel in water is te verwaarlozen. De beleidsmakers zouden dat graag anders zien, maar dan blijkt maar weer eens hoe lastig het is om de gebruikelijke economische wetmatigheden op een bijzonder product als water los te laten. Water heeft zijn eigen fysische wetmatigheden en het onderzoek naar water en de economie ervan is dan ook volop in beweging, zowel theoretisch als empirisch. SOW-VU probeert daaraan haar steentje bij te dragen. Info: Bart van den Boom (SOW-VU);
[email protected] en www.asemwaternet.org
12. Samenwerken in het land van de 1.000 heuvels Eind januari is Frank de Laat als projectattaché vertrokken naar Rwanda om samen met de collega’s van BZ/OS van de Nederlandse ambassade de landbouwsector in Rwanda te versterken en concrete resultaten te boeken in het kader van de nota ‘Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid (2008). De komende tijd zal Frank zich inzetten op het bereiken van meer synergie door een goede afstemming van de agenda’s van DGIS/DDE (BZ), LNV en de Rwandese overheid.
Nieuwsbrief Mondiaal Februari 2010 | 09
Om de landbouw in ontwikkelingslanden te versterken, is afgesproken dat alle partners, inclusief de internationale donorgemeenschap ondersteunend moeten zijn aan wat er in die landen gebeurt. Dit wordt samengevat onder de ‘l’Aquila of Rome principles’. Ook van de landen zelf wordt de nodige commitment verwacht. In Afrika is dat door de Afrikanen zelf uitgesproken in de ‘Maputo declaration’. Afgesproken werd om te streven naar een besteding van 10% van de nationale budgetten voor landbouw. Uiteindelijk is natuurlijk écht interessant wat er werkelijk wordt bereikt met alle investeringen, qua banen, inkomens en voedselproductie.
alleen) de landbouwsector via NGO’s en ambassades met de eigen overheid. Niet rechtstreeks. De komende tijd zal Frank voor de ambassade onder meer het netwerk waarbinnen NGO’s, ambassades en organisaties opereren in kaart brengen om voor de toekomst ook in Kigali synergie en coherentie te bereiken en energie te zetten op een transparante samenwerking aan concrete plannen.
Op een tweedaagse conferentie in Kigali, dat georganiseerd was door Agri-Profocus, zijn de eerste pogingen gedaan om de activiteiten ten behoeve van het samenwerkingsinitiatief voor 2010 af te stemmen. De doelstelling is de oprichting en het benutten van een netwerk van organisaties dat ondersteuning en begeleiding biedt ter ontwikkeling van het plattelandsondernemerschap in Rwanda. Frank was betrokken bij de organisatie. De coalitiepartners van dit initiatief zijn verder SNV (Nederlandse ontwikkelingsorganisatie), OXFAM-NOVIB, Agriterra, IFDC (International Fertilizer Development Center) en locale partners zoals boerenorganisaties, facilitators (o.a. financiële sector) en private sector actoren.
13. Bezoek Landbouwraad aan Paramaribo
Er vonden twee workshops plaats: 1) voor vertegenwoordigers van boeren die maïs, manioc, rijst, thee, koffie, honing, aardappelen en tarwe verbouwen en 2) voor leden van Agri-Profocus en hun Rwandese partners die zich richtten op concretisering van het samenwerkingsinitiatief IPER (Initiative pour la promotion de l’entrepreneuriat rural au Rwanda). Dit is een samenwerkingsinitiatief dat zich richt op de bevordering van ondernemerschap bij boeren, en past binnen het kader van de landbouwnotitie. Voor zijn vertrek naar het land met de ‘mille collines’, heeft Frank gesproken met Agri-Profocus en afgesproken zich ook in te zetten op de verdere uitwerking van IPER. Tijdens de tweede dag was er veel aandacht voor het internationale samenwerkingsbeleid van de Nederlandse ambassade, dat zich vooral richt op landbouw, rurale economische ontwikkeling en voedselzekerheid. Doel van de sessie was om te bepalen hoe de Nederlandse ambassade door middel van zijn programma’s en samenwerkingsverbanden kan bijdragen aan de verbetering van de relaties tussen de actoren op het gebied van ‘plattelands agribusiness’. De aanwezigen werden uitgenodigd om aan te geven wat zij van de Nederlandse ambassade voor 2010 verlangen. Verschillende onderwerpen die werden genoemd zou men in Nederland gewoon rechtstreeks met de overheid bespreken. Hoe anders is de situatie in Rwanda: hier spreekt (niet
10 | Nieuwsbrief Mondiaal Februari 2010
Info: Frank de Laat (LNV-projectattaché Kigali);
[email protected]
Ton Akkerman heeft eind 2009 als Landbouwraad voor de eerste keer een bezoek gebracht aan Suriname. Naast Landbouwraad voor Suriname is hij ook per 1 september jl. aangesteld als kwartiermaker voor LNV op Bonaire voor het “transitieproces BES eilanden”. Surinaams Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij Tijdens een bezoek aan het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij meldde Directeur Jagdies Bhansing dat per maart 2010 de financiële ondersteuning voor projecten vanuit het sectorfonds Landbouw zullen stoppen. Het fonds bevat op dit ogenblik nog 8 miljoen Euro voor de agrarische sector, maar zal door de regering overgeheveld worden naar het infrastructuurfonds voor verbetering van wegen en bruggen. Project voedselveiligheid Het bezoek aan Suriname viel gelijk met een bezoek van de Nederlandse VWA (Ron Dwinger), die op verzoek van Suriname een projectvoorstel presenteerde voor het opzetten van een inspectieorganisatie ten behoeve van de Surinaamse “ Agriculture Health and Food Safety Authority” (AHFSA). Bij deze presentatie was ook de Minister van landbouw Raghoebarsing aanwezig. Het voorstel bevat een groot aantal actiepunten, waaronder opleiding, werkbezoeken aan NL, wetgeving etc. Het voorstel werd goed ontvangen. Zaak is nu een financiële dekking voor het voorstel te vinden. Veldbezoek Plantage Rust en Werk Na jarenlange verwaarlozing is deze oude plantage opgekocht door een belangrijke zakenman van Suriname. Na een rigoureuze ontbossing en herstel van de afwatering is het nu een zeer succesvol veeteeltbedrijf, de grootste van Suriname. In het prachtige en weidse polderlandschap grazen 5400 vleesvee runderen. Naast het veeteeltbedrijf bevinden er zich op het uitgestrekte terrein ook vis (kweek) vijvers voor tilapia en garnalen. In het verleden was er een behoorlijke export van voornamelijk garnalen naar Nederland. De export is echter tijdelijk stopgezet, omdat de LVV geen nati-
onaal residu monitoringsplan had opgesteld. Inmiddels is dat plan door de Europese Commissie goedgekeurd. Het bedrijf staat nog steeds op de lijst van exporterende bedrijven, maar produceert op het moment 2-3 ton garnalen per maand alleen bestemd voor de lokale markt. Multipurpose Corantijn Project. Ten westen van Paramaribo, grenzend aan Guyana, ligt de graanschuur van Suriname, genaamd Nickerie. Uitgestrekte velden, waar kleine vliegtuigjes worden ingezet bij het zaaien, het bemesten en het bespuiten van de rijst. De polder Corantijn maakt onderdeel uit van dit belangrijke rijstgebied, maar kent door achterstallig onderhoud en verstedelijking een slechte waterhuishouding. Door het Surinaamse consultancy bedrijf Sintec is een analyse uitgevoerd van de waterhuishouding en zijn voorstellen ter verbetering opgesteld. De noodzaak tot rehabilitatie van de waterwerken en de kanalen is zondermeer duidelijk en hiervoor zijn wel middelen beschikbaar uit het sectorfonds. Info: Ton Akkerman (LNV-afdeling Bonaire);
[email protected]
Nieuwsbrief Mondiaal Februari 2010 | 11
Colofon Jaargang 6, nummer 2, februari 2010 Onder redactie van Rolien Dijkema (
[email protected]): telefoon 070-378 44 34 en Kim Tran (
[email protected]): telefoon 070-378 41 33; Directie Internationale Zaken.