Mollie krijgt een staart
Ander werk van Tanneke Wigersma bij Querido Mijn laatste dag als genie (2007, e-book) Ole durft (2008) Vlag en Wimpel 2009 Spiegelmeisje (2009) Niemandskind (2010) Het vervelende varken (2011)
Tanneke Wigersma
Mollie krijgt een staart Met tekeningen van Philip Hopman
amsterdam · antwerpen em. querido’s uitgeverij bv 2012
www.queridokinderboeken.nl www.tannekewigersma.nl
De auteur ontving voor het schrijven van dit boek een beurs van het Nederlands Letterenfonds. Copyright tekst © 2012 Tanneke Wigersma Copyright illustraties © 2012 Philip Hopman Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Omslag Nanja Toebak isbn 978 90 451 1379 1 / nur 282
Voor Martijn, omdat je zo’n moppie bent.
Met Maan in gedachten, van wie het levensmotto ‘op schoot’ was.
Inhoud
Een bal in Mollies tuin 9 Lieverd 11 De laatste nacht 14 Een vreselijke storm 16 De val 18 Mollie heeft een staart 21 Ballerinapoes 24 In de spiegel 26 Een vacht met duizenden haartjes 30 Vlees op pootjes 32 Honden petsen 35 Harig en zijn maten 39 De poezenverzamelaarster 43 Een gesprek met een pers 47 Roodborstje 50 In de zon 53 Een eenzaam vrouwtje 56 Wat nu? 58 Warme rat 61 De begrafenis van Joepje 64 Een engel in een wollen trui 67
Mollie twijfelt 70 Finns vingers 73 Onder de kast vandaan 76 Glazen en kopjes 79 Woest 82 De laatste stap 85 Mollie krijgt een naam 88 Het feest 90 Nog lang en gelukkig 93
Een bal in Mollies tuin
Mollie loopt hijgend over straat met twee zware boodschappentassen. Aan elke kant één. ‘U zou een auto moeten kopen,’ zegt de dikke buurman. Hij staat zijn eigen auto te poetsen. Dat doet hij elke week, of het nou regent of sneeuwt. Of de auto nog glimt of niet. Dan zou ik net zo dik worden als jij, denkt Mollie. En trouwens, ze heeft niet eens een rijbewijs, maar dat hoeft de buurman niet te weten. Mollie duwt haar hek open. Midden in de tuin ligt een rode voetbal. ‘Alle kriebels,’ mompelt Mollie. ‘Weer die bal.’ Dan ziet ze een pluk haar boven de heg uitsteken. De buurjongen. ‘Finn!’ roept Mollie. Snel verdwijnt het haar. Hij weet dat ik het niet leuk vind, denkt Mollie. Ze zet haar boodschappentassen in het gras. Ze pakt de rode voetbal en schiet hem over de heg heen. ‘Wow,’ hoort ze aan de andere kant van de heg. 9
Mollie grijnst. ‘Pas op hoor,’ roept ze. ‘Ik spring zelf nog een keer over de heg.’ Mollie weet dat haar benen dat helemaal niet meer kunnen, maar dat hoeft de buurjongen niet te weten. Misschien let hij dan beter op als hij aan het voetballen is. Mollie pakt haar boodschappentassen weer en sjouwt door de tuin naar de achterkant van haar huis. Daar zet ze de tassen op het stoepje voor de keukendeur. Ze graait in haar broekzak naar de sleutel. ‘Ik had een beroemd voetballer moeten worden,’ mompelt Mollie. ‘Dan werden de boodschappen voor me gedaan.’
10
Lieverd
Mollie werkt in de moestuin. Het regent zachtjes, maar dat maakt haar niet uit. Dit is wat ze het liefst doet en waar ze goed in is. Haar aardbeien zijn heerlijk zoet. Haar peultjes zijn knapperig en haar sla is altijd fris en groen. Nu is het herfst en de tuin moet winterklaar worden gemaakt. Mollie spit de zom-
11
pige aarde om. De planten die blijven staan, dekt ze toe met stro. ‘Tsjieliep tsjieliep.’ Op de steel van haar schop is een roodborstje neergestreken. Hij komt vaak even kijken wat Mollie aan het doen is. Als ze in de grond aan het wroeten is, komen er vaak wormen omhoog. En daar is het roodborstje dol op. ‘Ben je daar weer?’ vraagt Mollie. Het roodborstje kijkt met fonkelende kraaloogjes naar de grond onder Mollies laarzen. ‘Plof!’ Voor haar ploft een rode voetbal in het stro. Het roodborstje vliegt geschrokken weg. ‘O nee, niet weer,’ zucht Mollie. Ze pakt de bal op en loopt met haar modderige laarzen door de omgespitte moestuin. In de tuin van de buren staat Finn. Hij heeft rode wangen. Zijn broek en gympies zijn vies. ‘Waarom schiet je die bal steeds in mijn tuin?’ ‘De heg is het doel,’ legt Finn uit. ‘Ik mag niet meer op de appelboom schieten van papa.’ ‘Maar ik wil die bal niet in mijn tuin.’ Finn kijkt naar de grond. ‘Sorry,’ zegt hij. Een zwart met witte kat loopt stram op Finn af en slingert zich langzaam tussen Finns benen door. Vroeger at die kat de vogeltjes uit mijn boom, denkt Mollie, maar nu is hij gelukkig te oud om te klimmen. Hij komt nog maar weinig buiten, alleen om snel een plas te doen. ‘Dag lieverd,’ zegt Finn. Hij bukt zich. De kat 12
gaat op zijn achterpoten en strekt zich uit naar Finns hand. Finn geeft hem een aai. Lieverd? denkt Mollie. Zo noem je een beest toch niet? ‘Hij begint steeds meer op een ragebol te lijken,’ zegt Mollie. ‘Hij is al achttien. Dat is heel oud voor een kat,’ zegt Finn. ‘Hij lag vroeger bij mij in de wieg. Toen kon ik al niet zonder hem.’ Mollie schudt haar hoofd. Een jongen die niet zonder een kat kan. Bespottelijk! Ze gooit de bal voor Finns voeten. ‘Dit is de laatste keer,’ zegt ze erbij. Finn knikt. Dan kijkt hij omlaag naar de kat die aan zijn voeten zit. Hij pakt hem voorzichtig op. ‘Kom Joepje, we gaan eten.’ De kat geeft een kopje tegen Finns kin. Mollie loopt hoofdschuddend terug naar haar moestuin.
De laatste nacht
Mollie staat in haar donkere woonkamer voor het raam. Ze kijkt naar het huis van de buren. De moeder en vader van Finn staan samen te koken in de keuken. In de woonkamer ligt Finn op de bank en boven op hem ligt de kat. Finn aait hem over zijn kop. ‘Hm,’ mompelt Mollie, ‘die kat wordt maar verwend.’ Mollie kijkt naar de lucht. Die is donker, vol met inktzwarte wolken. Een licht briesje laat de bladeren door de tuin dansen. Met een zucht schuift Mollie de gordijnen dicht. Wat zal ze eens gaan doen? Er is niks op de televisie. Haar nieuwe wollen sjaal is af en de koffie is op. ‘Niet vergeten morgen nieuwe te kopen,’ mompelt ze. ‘En nu naar bed.’ Ze loopt de kamer uit, de gang door. Moeizaam begint ze aan de trap. Het lijkt wel alsof het ding steeds hoger en steiler wordt. Het kost haar elke dag meer moeite om boven te komen. Waarom heeft ze eigenlijk zo’n groot huis? Jarenlang heeft ze het brood uit haar mond gespaard 14
en nu woont ze in een belachelijk groot huis met enorme trappen. En het is nog moeilijk warm te krijgen ook. Mollie doet de gordijnen in de slaapkamer dicht en gaat op de rand van haar bed zitten. Ze doet haar pantoffels uit en haar ochtendjas legt ze over de stoel naast het bed. Zuchtend laat ze zich onder het nog koude dekbed glijden.
Een vreselijke storm
Het dondert en het bliksemt. Mollie ligt diep weggedoken onder het dekbed. Ze heeft een hekel aan onweer. Ze wordt er onrustig van. Daarom probeert ze aan leuke dingen te denken. Aan de markt waar ze morgen naartoe gaat om mooie oranje mandarijntjes te kopen. Aan hoe lekker het ruikt als het net geregend heeft. Boven haar hoofd raast de wind. En wat is dat andere geluid? Ze hoort iets beneden op het terras. Geschuif en gerommel. Is daar iemand? Mollie gaat overeind zitten en luistert goed. Ineens klinkt er een harde knal. Het huis trilt. Glas breekt en valt rinkelend op de vloer boven haar. ‘O nee,’ fluistert Mollie. ‘Een inbreker.’ Ze kruipt zachtjes onder het dekbed vandaan, schuift haar voeten in haar pantoffels en trekt bibberend haar ochtendjas aan. Ze pakt de Chinese vaas van de kast. Daarmee kan ze de inbreker op zijn hoofd slaan. Ze sluipt de kamer uit en loopt moeizaam maar zachtjes de zoldertrap op. De tre16
den die kraken slaat ze over. Voorzichtig duwt ze het luik een stukje open. Eerst moeten haar ogen aan het donker wennen, maar dan ziet ze dat er niemand op zolder is. Het zolderraam klappert tegen het kozijn. ‘Ik heb mezelf voor niks bang gemaakt,’ moppert Mollie. Ze zet de vaas neer en schuifelt over de planken vloer voorzichtig langs de glasscherven naar het raam. Er steekt een tak door het gat naar binnen, die vastzit in de dakgoot. ‘Hè, kriebels,’ moppert Mollie. ‘Morgen bel ik een glaszetter. En niet die prutser van de vorige keer.’ Aan de donder te horen is het onweer maar een paar straten verder. ‘Waarom overkomt mij dit nu weer?’ hijgt Mollie. Ze veegt het glas uit de vensterbank en klimt er met haar stramme benen op. Ze leunt naar buiten en pakt de tak daar waar hij in de dakgoot klemt. Als ze een beetje wrikt, laat hij vast los en kan ze hem naar beneden gooien. Mollie wrikt en wrikt. ‘Wanneer krijg ik eens een beetje geluk in plaats van al dit gedoe?’ Mollie buigt zich nog verder naar buiten. En dan gebeurt het.
17
De val
Mollie verliest haar evenwicht. De wind raast om haar hoofd en rukt aan haar pyjama. Mollies vingers graaien naar houvast, maar vinden alleen de tak. Die schiet los en samen vallen ze naar beneden. Dit was het dan, denkt Mollie, die het huis voorbij ziet zoeven en de tuin razendsnel dichterbij ziet komen. In een flits ziet ze zichzelf in duizend stukjes op het terras liggen. Ze knijpt haar ogen stevig dicht. Dan gebeurt er iets wat misschien niet eerder is gebeurd. Mollie voelt hoe haar lichaam een soepele draai maakt. Ze richt haar hoofd op en haar armen en benen strekken zich uit naar de grond. Zo landt ze soepel op het terras, veert op en neer en staat stil. Mollie opent haar ogen. Ze heeft geen pijn en ze heeft niks gebroken. Ze leeft! Hoe is dat mogelijk? Ze kijkt naar haar huis. Het lijkt wel tien keer zo groot in de grijze regen. Het torent hoog boven haar uit als een dreigend spookkasteel in een sprookje. Waarschijnlijk heb ik een hersenschudding, denkt 18
Mollie. Ze gaat op de natte tegels zitten. Ze moet naar binnen zien te komen, voor ze helemaal nat is. Alle deuren zijn natuurlijk op slot. Gelukkig ligt er een reservesleutel onder de mat bij de voordeur. Mollie loopt duizelig om het huis heen. Het huis, de struiken, de tuin: alles ziet er groot en dreigend donker uit. En ze ruikt dingen die ze nog nooit eerder geroken heeft. Ze voelt zelfs het natte gras onder haar voeten. Waar zijn haar pantoffels? Ze heeft wel iets pluizigs aan haar voeten. Bij de voordeur duurt het even voor haar ogen de klink gevonden hebben. Wat is die hoog! En wat is de mat log en zwaar. Ze krijgt hem met geen mogelijkheid omhoog. Zo kan ze de reservesleutel nooit pakken. Wat is er toch met me aan de hand? denkt Mollie. Ik ben echt in de war. Ze moet eens rustig nadenken over wat ze moet doen. Naast de deur groeit klimop. Mollie gaat eronder zitten. Daar kan de regen tenminste niet komen. Lag ik maar in mijn warme bed, denkt Mollie, maar ze valt even later toch zittend in slaap.
20