MOEILIJK BEREIKBARE JONGEREN IN HET UTRECHTSE UITGAANSLEVEN IMAR FAASEN, HANS VERBRAECK, RICHARD BRAAM
CENTRUM VOOR VERSLAVINGSONDERZOEK
Moeilijk bereikbare jongeren in het Utrechtse uitgaansleven
2
Faasen, I., H. Verbraeck, R. Braam (2003). Moeilijk bereikbare jongeren in het Utrechtse uitgaansleven. Utrecht: Centrum voor Verslavingsonderzoek. ISBN: ………
Dit onderzoek is gefinancierd door de Stichting Verslavingspreventie. © Centrum voor Verslavingsonderzoek Utrecht, 2003
Grafische vormgeving: Jan den Boesterd, AVDC/UU. Druk: IDC-REPRO/FSW/UU, Repro 2000, De Meern.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van fotokopie, druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.
3
Voorwoord Jongeren zijn de moeite waard. Eén voor één. Ouderen maken zich nogal eens zorgen om jongeren. Soms is er onbegrip en ook onbereikbaarheid. Daarover gaat dit onderzoeksrapport “Moeilijk bereikbare jongeren”. In het bijzonder in het uitgaansleven in Utrecht in de confrontatie met alcohol en drugs. Je zult maar jong zijn en onbereikbaar worden genoemd. Eigenlijk word je opgezocht omdat je overlast bezorgd. Je bent te jong om toegelaten te worden op plekken waar alcohol wordt geschonken. Waar moet je dan heen? Gelukkig hebben die jongeren daar zelf heel goede ideeën over, zo blijkt uit dit rapport. De kern is hoe we daarop als maatschappij kunnen anticiperen. Je zult maar ‘hulpverlener’ zijn. Hoe moet je die jongeren bereiken? Het eerste dat de omgeving wil is, dat je zorgt dat de overlast vermindert. Je weet dat je daarmee niet de kern van de problemen oplost. Terwijl je dat wel graag wilt. Het is ook lastig om samen te werken met die ouderen in het veld. In dit rapport worden kritische noten gekraakt. Het is zo. Graag roepen wij jongeren op om zich te laten horen en vertegenwoordigen. Er is hoop en vertrouwen in de normen en waarden die ze zelf ontwikkelen. We roepen alle beleidsverantwoordelijken en professionals op zich opnieuw te laten inspireren door de wensen en dromen van jeugdigen. Ook al zijn ze lastig bereikbaar. Overdaad alcohol en andere middelen vergroot de problemen. Wij danken de onderzoekers van het CVO voor hun niet aflatende inzet om de jongeren ‘zelf aan het woord te laten’. Hun aanbevelingen geven inspiratie. U zult begrijpen, dit rapport krijgt een vervolg. Heel praktisch en in samenspraak met de betrokken jongeren. Helpt u mee? Namens de Stichting Verslavingspreventie, drs. Teun Verheij, voorzitter
4
Inhoudsopgave VOORWOORD............................................................................................................................................................ 4 INLEIDING .................................................................................................................................................................. 6 HOOFDSTUK 1: JONGEREN IN UTRECHT......................................................................................................... 9 JONGEREN IN HET UITGAANSLEVEN ................................................................................................................... 11 JONGEREN UIT DE UTRECHTSE JONGERENRAAD ................................................................................................ 14 HOOFDSTUK 2: HULPVERLENERS IN UTRECHT.......................................................................................... 17 VEILIGHEIDSBELEID .......................................................................................................................................... 17 INSTELLINGEN EN INSTANTIES ........................................................................................................................... 19 INTERMEDIAIRS ................................................................................................................................................. 23 HOOFDSTUK 3: BESTAANDE PROJECTEN, BEHOEFTEN EN VERBETERINGEN................................. 26 PREVENTIEPROJECTEN ...................................................................................................................................... 26 VOORGESTELDE VERBETERINGEN ..................................................................................................................... 27 HOOFDSTUK 4: UITVOERING EN EVALUATIE VAN PREVENTIEPROJECTEN .................................... 30 TRAINING VAN DE JONGERENRAAD ................................................................................................................... 30 VELDONDERZOEK VAN DE JONGERENRAAD ...................................................................................................... 32 DE JONGERENMANIFESTATIE VAN DE JONGERENRAAD ..................................................................................... 34 EVALUATIE ....................................................................................................................................................... 36 SAMENVATTING EN CONCLUSIES.................................................................................................................... 39 LITERATUUR ........................................................................................................................................................... 43 BIJLAGE: PLAN VAN AANPAK JONGERENRAAD, SAFE CITY .................................................................. 45
5
Inleiding Wanneer Utrechtse jongeren een bepaalde leeftijd hebben bereikt, vaak zijn zij dan veertien, vijftien of zestien jaar, zoeken zij hun vertier in de binnenstad, omdat het aanbod in de wijken voor hen niet kan concurreren met alle interessante dingen in de stad. De binnenstad is de plek waar zij vaak beginnen met middelengebruik. Zowel lokale bestuurders als hulpverleningsinstellingen doen hun best om te voorkomen dat grote groepen jongeren in deze moeilijke leeftijd afglijden en uiteindelijk probleemjongeren worden. Op haar website (www.utrecht.nl) vat de gemeente Utrecht haar initiatieven samen om te voorkomen dat jongeren afglijden naar probleemjongeren. Al sinds de oudheid klagen mensen over de jeugd. Vandaag de dag is dat niet anders, maar feitelijk gaat het met de meeste kinderen in Utrecht behoorlijk goed. De meerderheid doorloopt zonder veel problemen de basisschool en een voortgezette opleiding, en gaat daarna aan het werk. Anderzijds zijn er ook kinderen bij wie het allemaal niet zo vanzelf gaat en die extra begeleiding nodig hebben. Kinderen die door problemen thuis tussen wal en schip vallen, die te weinig Nederlands spreken, of die de verlokkingen van snel geld verdienen niet kunnen weerstaan. Ondertussen wordt de druk om te presteren steeds groter en ook dat zorgt bij kinderen voor hoofdbrekens. Tegelijkertijd zijn ouders van jonge kinderen niet zo tevreden over de steun die ze krijgen bij de opvoeding. Om die kinderen en hun ouders de helpende hand te bieden, zijn er de laatste jaren allerlei programma’s ontwikkeld: voor vrije tijdsbesteding, kinderopvang, onderwijs, cultuur, sport en werkgelegenheid. Ook cultuur- en taalverschillen worden daarbij aangepakt. Dat alles moet eraan bijdragen dat ieder kind de zorg krijgt die het verdient. (www.utrecht.nl) In het rapport ‘Alcohol en druggebruik in de gemeente Utrecht’, wordt onder meer geconcludeerd dat bij het opzetten van een alcoholmatigingsbeleid vooral aandacht besteed dient te worden aan de leeftijdscategorie 16-24 jaar. In de leeftijd 16-24 jaar is het aantal probleemdrinkers 18%. Jongeren drinken gemiddeld op minder dagen per week dan andere leeftijdscategorieën, hun totale alcoholconsumptie is echter wel hoger. Zij drinken per gelegenheid meer, ook in weekenden drinken ze relatief meer. (Verdurmen e.a. 2000) In dit rapport van het Trimbos-instituut wordt het belang van preventieprojecten in het uitgaansleven onderkend. Er is een duidelijke relatie tussen uitgaansgedrag en alcohol- druggebruik,(…) het uitgaanscircuit van jongeren blijft een belangrijke plaats voor preventieactiviteiten. (Verdurmen e.a. 2000) Vermoed wordt dat vooral Marokkaanse probleemjongeren snel afglijden naar problematisch gebruik. Gebruik van alcohol en drugs komt onder de Marokkaanse bevolkingsgroep niet veel voor. Dit niettegenstaande het feit dat er een aanzienlijke groep Marokkaanse probleemjongeren is, 6
waarbij het druggebruik relatief hoog is. Voor de beeldvorming ten aanzien van jonge Marokkanen is het echter van belang te beseffen dat lang niet alle Marokkanen tot deze probleemgroep behoren. (Planije e.a. 2000) Ten slotte wordt in de nota geconstateerd dat in het uitgaansleven een duidelijk verband bestaat tussen alcohol- en druggebruik en agressie. Uit de beleidsnota ‘Volksgezondheid 1999-2003’, komen de volgende prevalentiecijfers naar voren: Van de jongeren van 12-18 jaar gebruikt 44% alcohol. Dit is minder dan landelijk, vooral door het lage percentage allochtone alcoholgebruikers. Om dezelfde reden liggen de cijfers voor druggebruik bij Utrechtse 12-18 jarigen ook lager dan landelijk: 16% heeft het afgelopen jaar softdrugs gebruikt. Gokken blijkt weinig voor te komen: bij 3% van de 8-18 jarigen. (GG&GD, 1999). In 1999 benadert de Stichting Verslavingpreventie het Centrum voor Verslavingsonderzoek (CVO). De stichting wil graag een project voor moeilijk bereikbare minderjarigen in het uitgaansleven van de stad Utrecht dat moet uitmonden in de verbetering van preventieactiviteiten ten aanzien van risicovol alcohol- en druggebruik voor deze groep. Het CVO stelt een driefasen onderzoek voor waarin allereerst het probleem, middelengebruik door moeilijk bereikbare jongeren in het Utrechtse uitgaansleven, in kaart wordt gebracht. Vervolgens worden de bestaande preventieactiviteiten voor deze doelgroep in kaart gebracht. Tenslotte worden enkele preventieprojecten, die volgens de intermediairs en jongeren zinvol en effectief zouden kunnen zijn, geëvalueerd. Gedurende dit onderzoek zijn netwerken ontwikkeld van Utrechtse jongeren, preventiewerkers en andere intermediairs die in Utrecht actief zijn. In een separate studie is in kaart gebracht welke preventieprojecten elders in Nederland voor moeilijk bereikbare jongeren in het uitgaansleven zijn ontwikkeld (van Vliet, 2001). Met Utrechtse jongeren, Utrechtse intermediairs en preventiewerkers en hulpverleners elders in het land zijn uitgebreide gesprekken gevoerd om informatie te verzamelen. Met deze informatie kan antwoord worden gegeven op de drie probleemstellingen: - Wat is de omvang, aard en ernst van alcohol- en druggebruik door moeilijk bereikbare minderjarige jongeren in het Utrechtse uitgaansleven? - Welke preventieprojecten zijn in Utrecht en elders in Nederland ontwikkeld om alcoholen druggebruik door deze doelgroep te beperken? - Wat zijn de leemtes in de bestaande preventieprojecten en welke verbeteringen van preventieprojecten worden door de betrokkenen voorgesteld? Uiteindelijk doel van het project is om de preventie van alcohol- en druggebruik door moeilijk bereikbare minderjarige jongeren in het Utrechtse uitgaansleven te verbeteren. In hoofdstuk 1 van dit rapport wordt een beeld geschetst van alcohol- en druggebruik in de Utrechtse binnenstad vanuit de visie van de doelgroep: de jongeren. Tevens wordt in dit hoofdstuk het kennisniveau van de jongeren over de problematiek beschreven. In hoofdstuk 2 wordt allereerst een beschrijving gegeven van de instellingen en instanties die in Utrecht actief zijn op het gebied van alcohol- en drugspreventie. Vervolgens geven intermediairs van Utrechtse instellingen en instanties hun visie op de omvang, aard en ernst van alcohol- en druggebruik door jongeren in het Utrechtse uitgaansleven.
7
Hoofdstuk 3: geeft een overzicht van alcohol- en drugspreventie in Utrecht en elders in Nederland. In dit hoofdstuk worden tevens de leemtes in alcohol- en drugspreventie op een rij gezet. Tenslotte worden in dit hoofdstuk de mogelijke verbeteringen van deze projecten, die tijdens het onderzoek zijn gesignaleerd, beschreven. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de experimentele preventieprojecten die zijn uitgevoerd gedurende de laatste fase van dit onderzoek. Na de samenvatting en conclusie volgt in een bijlage een samenvatting van het plan van aanpak van de Utrechtse Jongerenraad dat tijdens dit onderzoek is verschenen.
8
Hoofdstuk 1: Jongeren in Utrecht De binnenstad van Utrecht heeft voor mensen die een avondje uit willen een uitgebreid aanbod van onder andere clubs, dancings, cafés, coffeeshops en poolcentra. Dit onderzoek richt zich op jongeren van tien tot negentien jaar die uitgaan in de binnenstad van Utrecht. Specifiek aandachtspunt is alcohol en druggebruik. Alcohol wordt in vrijwel iedere uitgaansgelegenheid gebruikt behalve in coffeeshops. Cannabisproducten worden meestal gekocht in coffeeshops. Gebruik van deze ‘soft drugs’ vindt in de binnenstad vooral plaats in de coffeeshops, op straat en in een aantal discotheken. Niet in iedere dancing mag cannabis gebruikt worden. In gedeeltes van de binnenstad mag vanwege een algemene politie verordening (APV) op straat geen cannabis worden gebruikt. Dit wil niet zeggen dat gebruik van cannabis, waar dit niet is toegestaan, ook niet gebeurt. Donderdagavond, zaterdag en op winkelzondag wordt cannabisgebruik op straat vaak aangetroffen. Op vrijdag en zaterdag na half tien ’s avonds is het gebruik van cannabis op straat nog duidelijker waarneembaar. ongeren die het uitgaansleven induiken, dwalen vaak door de binnenstad, ontmoeten elkaar en proberen de gewenste ‘state of mind’ te bereiken. Groepen die zo ontstaan hebben elk hun eigen gewoonten. Sommigen ontmoeten elkaar bijvoorbeeld in cafés en drinken daar alvast wat bier. Anderen spreken in een straat af en roken een joint op straat begeleidt door een blik bier uit de snackbar. De stadhuisbrug is een bekend voorbeeld van zo’n plek. Er zijn ook groepen die voordat ze de stad ingaan bij iemand thuis afspreken en zich daar alvast ‘indrinken’. Weer andere groepen gebruiken voor het uitgaan een half pilletje XTC, herbal E, een lijntje coke of een ander middel uit het scala van drugs dat op de markt is. Tussen elf en één uur verplaatsen de meeste jongeren zich van terras, kroeg, bioscoop, poolcentrum of straathoek richting de dancing van hun keus. Daar begint dan ‘het echte werk’. Sinds jaar en dag voeren discotheken een deurbeleid. Portiers van discotheken weigeren (groepen) bezoekers die hen niet aanstaan. Bij sommige discotheken worden bijvoorbeeld bezoekers op gymschoenen geweigerd. Mensen die naar de zin van de portier teveel onder invloed van alcohol en/of drugs zijn wordt ook de toegang ontzegd. ‘Teveel onder invloed’ en ‘de zin van de portier’ verschillen per portier, bezoeker en etablissement. De mate waarin overlast wordt veroorzaakt is bepalend. Uitgaansgelegenheden hebben financieel belang bij een hoge drankomzet. Gelegenheden hebben echter geen belang bij agressief gedrag in hun zaak De preventie van alcoholmisbruik door barpersoneel verschilt enorm van gelegenheid tot gelegenheid. Sinds enige tijd wordt door discotheken streng gelet op de leeftijd van de bezoekers. Ook hebben een aantal discotheken de leeftijdgrens verhoogd tot eenentwintig jaar. Jongeren onder de achttien jaar komen niet meer makkelijk binnen in discotheken. Een portier van een groot café met dansgelegenheid merkte op dat sinds het strenge deurbeleid een grote groep bezoekers is weggevallen, namelijk de groep onder de achttien. Waar deze groep zich momenteel ophoudt wist hij niet. Andere discotheken vertellen soortgelijke verhalen. Dit strengere deurbeleid is wellicht mede oorzaak van de groeiende overlast van ‘hangjongeren’ in bepaalde delen van de stad. In de binnenstad zijn weinig gelegenheden waar jongeren worden toegelaten. Een discotheek in de Utrechtse binnenstad heeft in het verleden, voordat dit onderzoek van start ging, scholierendisco’s georganiseerd. Na tijden probleemloos gelopen te hebben, veranderde dit plotseling. De sfeer werd dusdanig agressief dat deze discotheek met dit initiatief is gestopt. 9
Tijdens het onderzoek organiseerde een danscafé op vrijdagmiddag een speciale scholierenmiddag. Bij deze scholierenmiddag werd streng gelet op leeftijd ten aanzien van de verkoop van alcohol. Deze scholierenmiddag is inmiddels opgeheven omdat de gelegenheid de rest van de cliëntèle, de jongeren boven de achttien jaar, dreigde te verliezen. Eveneens tijdens de beginfase van dit onderzoek bestond korte tijd een discotheek waar voornamelijk allochtone jongeren kwamen. Marokkaanse jongens die doorgaans geweigerd worden bij andere uitgaansgelegenheden gingen hier vaak naartoe. Inmiddels is ook deze gelegenheid gesloten, de reden hiervoor is onbekend. Tijdens het onderzoek wordt duidelijk dat, in tegenstelling tot enige jaren geleden, op donderdag- en vrijdagavond vrijwel geen jongeren meer in de uitgaansgelegenheden in de binnenstad te vinden zijn. Zaterdagavond bleek eigenlijk de enige dag dat jongeren de Utrechtse binnenstad bezoeken om uit te gaan. Door het strengere deurbeleid zoeken de meeste jongeren hun vertier op straat en komen er nog maar weinig in uitgaansgelegenheden. De doelgroep – jongeren onder de achttien jaar in het uitgaansleven - was gedurende dit onderzoek dan ook nogal lastig te vinden. Een medewerker van het CVO heeft tijdens menige nacht vele uitgaansgelegenheden bezocht op zoek naar de doelgroep. Na verloop van tijd bleken een aantal onverwachte factoren van grote invloed op het uitgaansgedrag van de doelgroep. Gedurende het veldwerk zijn van alle bezoeken aan de Utrechtse binnenstad observatieverslagen gemaakt. Om een beeld te geven volgt een gedeelte uit een observatieverslag. In de ‘Discotheque’ was nog bijna niemand. Op de Oudegracht zag ik een interessant groepje jongeren (vier jongens, twee meisjes, leeftijd 14-16 jaar, hiphop- gangster-look). Ik heb met veel moeite een paar korte vragen kunnen stellen. Tegenover andere mensen op straat probeerde deze groep een agressieve uitstraling neer te zetten, net zoals op TV. Twee flessen drank, Malibu of iets dergelijks, gingen van hand tot hand. De twee jongste leden van deze ‘gang’ waren broer en zus. De broer dronk uit alle flessen, hij moest tegenover de oudere jongens duidelijk bewijzen wat hij waard was. Het was volgens een andere jongen van de groep de eerste keer dat de Benjamin mee mocht. De groep spoorde hem regelmatig aan een slok te nemen. Al snel wilde de groep niet veel meer met mij te maken hebben. Verder maar weer, naar de ‘Shake’. Verrassing! Hier mocht ik niet naar binnen omdat ik gymschoenen aan had. Dat stond inderdaad vermeld op de huisregels die duidelijk te lezen waren vanaf de straat. Nadat ik vertelde dat ik onderzoek verricht raadde de uitsmijter me aan de volgende keer ook maar een ‘vrouwtje’ mee te nemen. Vriendelijke man... Verderop in de Predikherenstraat, zag ik het groepje weer. De jongste jongen, veertien jaar, lag op de grond, nogal bleekjes. Hij kotste af en toe en bewoog verder amper. Zijn zusje zag er veel gezonder uit. Die had dan ook niet gedronken. Er stond een hele groep mensen omheen, politie kwam erbij. Mensen uit omliggende etablissementen probeerden glaasjes water aan de jongen te voeren. De rest van de groep voerde met politie en overige aanwezigen een discussie. Naar huis met een taxi of de politiebus. De taxi wil geen vieze bekleding maar als hij wordt weggebracht door de politie komen zijn ouders er zeker achter. Niet leuk voor de jongen, zeker niet omdat hij een islamitische achtergrond heeft en erg dronken is. Verderop stond een groepje jongens bier en joints te gebruiken. Hun voornaamste bezigheid was het aanspreken/lastigvallen van passerende mensen. Bezoekers van de binnenstad die rondlopen tussen de ‘Shake’ en de Predikherenstraat moeten langs
10
deze jongens lopen. Vooral spannend geklede dames waren geliefd als onderwerp voor spot en geschreeuw. Ik kwam wel redelijk snel met deze jongens in contact. Ze vonden het erg cool dat ik er gewoon bij kwam staan. Hierdoor heb ik veel kunnen vragen. De jongens probeerden niet eens een dancing in te komen. Meestal lukte dat toch niet. Daarbij was het bier bij de snackbar toch veel goedkoper! De groep jongens kwamen uit de wijk Lombok en bestond uit vijf Marokkaanse, twee Turkse en één Surinaamse jongen. Een fors aantal andere uitgaansgelegenheden bezocht, allemaal erg leeg. Aan de Oudegracht zaten twee jongeren flesjes bier te drinken en een joint te roken. Ze zaten te wachten op een aantal vrienden. Eén van deze jongens was vandaag zeventien jaar geworden. Na het consumeren van twee flessen bier en een joint, kwamen de vrienden aangelopen. Een groep van zes jongens tussen de zeventien en twintig jaar. Dit leek mij een interessante groep voor het onderzoek. Misschien een beetje oud, ze gebruikten in ieder geval wel alcohol en drugs. Ze vonden het onderzoek interessant en hebben uiteindelijk toegezegd mee te werken. De ‘Discotheque’. Het enthousiasme van het publiek is in deze discotheek bewonderenswaardig. Iedereen danst op alles wat los en vast staat, tafels, stoelen, bar en podium. Hier komen erg verzorgd uitziende mensen. Misschien wel te verzorgd. Sommige jongetjes verdenk ik van het gebruik van anabolen. Her en der zie ik mensen die onder invloed zijn van GHB. Ongecompliceerd feesten, daar gaat het om in deze tent. Niet te moeilijke muziek en dansen maar. Er zijn veel erg sexy uitgedoste mensen. Slechts enkelen zijn duidelijk te herkennen als zware drinkers; bierglas in de hand, traag, dik, niet hip en weinig dansen. Om er hier echt bij te horen ben je snel, verzorgd en drink je geen bier. Red Bull wodka is het drankje. Dansen gaat in deze tent gepaard met veel lichamelijk contact. Volgens mij is dit wel een verandering ten opzichte van een aantal jaren terug. Het gaat precies zoals in de videoclipjes van R&B artiesten, heel erg sexy. Ik probeer bij de entree een gesprek te voeren met een van de portiers. Het is duidelijk te merken is dat druggebruik gevoelig ligt. Een uitgaansgelegenheid waar drugs worden gebruikt, kan gesloten worden. Zij mogen echter geen onderbroeken doorzoeken, daarom komt het altijd binnen. (veldverslag) Om de problematiek vanuit de jongeren zelf te belichten zijn jongeren uit de doelgroep benaderd. Als eerste is in het uitgaansleven contact gelegd met de doelgroep. In horecagelegenheden zijn tientallen gesprekken gevoerd. Dit leverde vijf uitgebreide interviews op. Regelmatig contact met relevante instellingen in Utrecht leverde een tweede groep jongeren op. Deze jongeren zijn voor bureau Stade actief in de Jongerenraad Utrecht. Achttien jongeren uit deze groep hebben het onderwerp toegelicht. Uit de tweede groep is bovendien het jongerenpanel gevormd. In totaal zijn met drieëntwintig jongeren uitgebreide gesprekken gevoerd. Elke respondent is binnen de Jongerenraad de spreekbuis van een groep jongeren. De respondenten vertegenwoordigen elk tussen de tien en vijfentwintig jongeren. De uitkomsten van het jongerenpanel maken het beeld vanuit het perspectief van de doelgroep compleet. Jongeren in het uitgaansleven Aan de hand van de onderzoeksvraag is een lijst opgesteld met onderwerpen die in ieder geval
11
aan bod moesten komen bij de interviews met jongeren uit de doelgroep. Deze lijst fungeerde als rode draad in het gesprek. Als de respondent over een bepaald onderwerp veel wist te melden werd hier dieper op ingegaan. Onderwerpen die niet van toepassing waren passeerden vrij snel de revue. Gevoerde gesprekken zijn zo op maat gesneden voor de respondent en zijn groep vrienden. Om een beeld te krijgen van de gang van zaken in het Utrechtse uitgaansleven zijn tientallen gesprekken gevoerd met portiers, uitbaters, barpersoneel, toiletjuffrouwen en bezoekers. Aangevuld met participerende observatie zijn relevante uitgaansgelegenheden in kaart gebracht. Met deze kennis is gericht op zoek gegaan naar de doelgroep. Centrale figuren van groepen jongeren werd gevraagd mee te werken aan een interview. Op deze wijze zijn telefoonnummers van een twintigtal jongeren verzameld om af te spreken in een rustige omgeving. Helaas werkte dit niet goed. Opgegeven telefoonnummers klopten niet of de persoon wilde niet meer meewerken. Na deze tegenslagen zijn gesprekken daarom direct ter plekke gevoerd. Wanneer mogelijk werd hiervoor een ‘rustig’ hoekje opgezocht in de uitgaansgelegenheid. Respondenten kregen vijfentwintig gulden voor een interview. De respondenten schetsten het volgende beeld: Jongeren hebben vrijwel geen contact met andere groepen jongeren. De verschillende groepen gaan tegelijkertijd uit in Utrecht, vaak naar dezelfde gelegenheid, zonder echt contact met elkaar te hebben. De respondenten en hun groep zijn nogal geïsoleerd van andere groepen. Daardoor kon via de geïnterviewde jongeren geen beeld worden geschetst van de problematiek bij andere groepen. Een citaat uit het veldverslag van een gesprek met een centrale figuur uit een groepje jongeren. Vandaag kennis gemaakt met het neefje van de uitbater van het poolcentrum. De jongen is zeventien jaar en helpt in het weekend in het poolcentrum. Hij gaat veel uit in Utrecht. Hij is een soort spin in het web van een groep jongeren van zestien en zeventien jaar. Die komen zaterdag poolen. Daarna gaat de hele groep het uitgaansleven in. (veldverslag) Zonder aarzeling werd de problematiek binnen de eigen groep verhelderd. De gesprekken gaven het volgende beeld. Jongeren experimenteren vrij veel met drugs en alcohol in het uitgaansleven. Na de experimenterende fase blijven alle jongeren alcohol gebruiken, zelfs ondanks vervelende ervaringen met dit middel. De meeste jongeren stoppen na wat experimenten met druggebruik. Een minderheid blijft wel gebruiken. Door schade en schande wijs geworden kan deze groep met drugs omgaan. Alcohol en drugs worden vooral gerelateerd aan uitgaan. “Het hoort bij elkaar, 90% van de uitgaanders drinkt, gebruikt of doet beide.” (jongen, negentien jaar) De jongeren menen dat voorlichting en informatie ruim voorhanden is. Sommigen vinden zelfs dat hier teveel aandacht aan wordt besteed. “Ouders en opvoeders zijn misschien wel veel banger voor druggebruik en geven hier meer aandacht aan dan nodig is.” (meisje, zestien jaar)
12
Voor iemand die zelf niet gebruikt of in de toekomst gaat gebruiken, is het onderwerp helemaal niet zo interessant. Tijdens de gesprekken leverden vragen naar preventie in het uitgaansleven meesmuilende reacties op. Jongeren hebben tijdens het uitgaan geen zin in ‘stichtelijke praatjes’ maar willen na een week school of werk gewoon uit hun dak gaan. Interessant is dat de jongeren meteen opmerken dat informatie of preventie niet helpt. “Ze gebruiken toch wel, ook al weten ze dat het slecht voor ze is.” (jongen, achttien jaar) De geïnterviewde jongeren gaan ervan uit dat voorkomen van druggebruik het doel van drugspreventie is. De term ‘harm reduction’ is onbekend. Voor het uitgaansleven in Utrecht lijkt vooral het DIMS project relevant, beter bekend als ‘pillen testen’. Gebruikers vonden de mogelijkheid om pillen en poeders te laten testen in Utrecht echter niet interessant. “Als ik gebruik ga ik ze toch niet eerst laten testen.” (jongen, negentien jaar). Respondenten kwamen met een ander preventie project op de proppen. Namelijk het televisieprogramma ‘Way Out’. Tijdens het veldonderzoek werd dit op zondagavond om 19.00 uur uitgezonden. Het is een serie programma’s over drugs en druggebruik dat Veronica in samenwerking met het Trimbos instituut heeft gemaakt. Respondenten vonden dit een leuke manier om informatie te krijgen over alcohol en drugs. De uitzendtijd, zondag 19.00 uur was volgens de respondenten ideaal. Met bovenstaande methode kan nog geen betrouwbaar beeld van de problematiek worden gegeven. De werving van respondenten via het uitgaansleven verliep moeizaam. Het jongste deel van de doelgroep komt door de leeftijdsgrens niet binnen bij uitgaansgelegenheden. Jongeren die ouder lijken komen makkelijker door de toegangscontrole. Bepaalde etnische minderheden komen moeilijk binnen. Werven van respondenten in uitsluitend horecagelegenheden zou dus een vertekend beeld geven. Het uitgaansleven bleek voor dit onderzoek op dit moment niet erg geschikt om respondenten te werven. Via een andere weg kwam een tweede groep jongeren in beeld. Door gebruik te maken van eerder gelegde contacten met instellingen, zijn voldoende geschikte respondenten gevonden. Met de gegevens die de tweede groep respondenten opleverde, is duidelijkheid verkregen over de alcohol en drugsproblematiek onder jongeren in het uitgaansleven in Utrecht.
13
Jongeren uit de Utrechtse Jongerenraad In dit deel komen respondenten uit de tweede groep aan het woord. De problematiek is met de respondenten in gesprekken individueel besproken. Een panelgesprek completeerde de probleemschets vanuit het perspectief van de jongeren. Beschrijving van de problematiek vanuit verschillende methodes en vanuit meerdere visies geeft een completer en betrouwbaarder beeld van de situatie. Dit noemt men triangulatie. Verderop in dit rapport wordt de problematiek vanuit het perspectief van intermediairs beschreven. Regelmatig contact met de intermediairs leverde naast nuttige informatie ook een aantal jongeren op. Uit deze tweede groep zijn respondenten geworven en is het jongerenpanel samengesteld. Het jongste gedeelte van de doelgroep werd met de eerste methode niet bereikt. Respondenten uit de onderste leeftijdscategorie zijn in de tweede groep wel gevonden. Hierdoor kan een beter beeld gegeven worden van de doelgroep van het onderzoek; jongeren van tien tot negentien jaar. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat jongeren van tien tot twaalf jaar niet zijn bereikt. Geen enkele bron maakt melding van de aanwezigheid van deze kinderen in het uitgaanscircuit. Daarom kan worden aangenomen dat deze leeftijd zich (nog) niet in het uitgaansleven ophoudt. De tweede groep respondenten bestaat uit achttien jongens en meisjes tussen de twaalf en achttien jaar. Deze jongeren behoren tot de doelgroep van dit onderzoek. De culturele achtergrond, schoolniveaus en de woonwijk zijn dusdanig dat deze jongeren een afspiegeling van de Utrechtse jeugd vormen. De jongeren hebben elk een achterban van vijfentwintig personen. Het panel vertegenwoordigt zichzelf en hun achterban, in totaal 468 jongeren (18 + (18 x 25)). De respondenten leverden een schets van de problematiek bekeken vanuit de jongeren. De uitkomsten van het jongerenpanel hebben dit beeld verder ingekleurd. Volgens de tweede groep jongeren ziet de problematiek er als volgt uit. Op school wordt volgens de jongeren voldoende aandacht besteed aan genotmiddelen. Het panel meent dat het schrikbeeld van de junks op Hoog Catharijne en de preventie op school duidelijk overbrengen dat je niet moet gebruiken. De meeste jongeren gebruiken geen drugs. Ondanks alle voorlichting beginnen sommige jongeren toch met gebruik. De reden hiervoor is volgens de jongeren zelf dat gebruik stoer gevonden wordt. Een andere belangrijke reden die wordt genoemd is ‘omdat het gewoon lekker is’. De meeste panelleden en jongeren uit de achterban gebruiken alcohol, een enkeling drugs. De jongeren menen dat gebruikers van soft drugs weinig overlast veroorzaken. Personen die cannabis gebruiken zijn niet agressief. Deze gebruikers raken hooguit zelf in de problemen. Als ze te vaak onder invloed zijn kan bijvoorbeeld de opleiding in de knel komen. Alcohol veroorzaakt daarentegen grote problemen. Overlast in het uitgaansleven heeft volgens de jongeren vaak te maken met alcohol. Alcohol veroorzaakt agressief, handtastelijk en vervelend gedrag. De panelleden komen veel met dit probleem in aanraking. Ook onder jongeren zijn er regelmatig problemen door alcohol. Deze problemen spelen zich af op straat, in de wijken, in de binnenstad en in uitgaansgelegenheden. In de binnenstad gaan jongeren die niet naar binnen mogen in de discotheken, in groepjes op straat drinken. Op straat is geen controle, de jongeren zijn kwaad omdat ze geweigerd zijn en zoeken hun heil in alcoholische dranken. Zo’n situatie loopt gemakkelijk uit de hand. Jongeren worden niet toegelaten in discotheken vanwege het deurbeleid. Tijdens de uitgaansavonden in de binnenstad van Utrecht is het deurbeleid een heet hangijzer. Ook het panel reageert fel op het gevoerde beleid. Vooral Marokkaanse jongens worden geweigerd. Niet vanwege hun leeftijd maar omdat groepen Marokkaanse
14
jongens verantwoordelijk worden gehouden voor een fors deel van de problemen in het uitgaansleven. Marokkanen zijn makkelijk herkenbaar en hebben een slechte naam. Ook Marokkaanse jongens die nooit rottigheid hebben uitgehaald worden op deze manier bekeken. Volgens de Marokkaanse jongens zelf is dit discriminatie. Wanneer de toegang is geweigerd, voelt de persoon in kwestie zich over het algemeen verslagen of kwaad. Gefrustreerde jongeren, vooral in groepen, kunnen gemakkelijk doorslaan naar vandalisme of geweld. Jongeren die een aantal keren zijn geweigerd willen zichzelf de vernedering liever besparen. Een alternatief is bijvoorbeeld Amsterdam. Andere jongeren gaan niet meer uit. Deze jongeren blijven in de wijk op straat hangen. Binnen groepen Marokkaanse jongeren ontstaat een mening over bepaalde uitgaansgelegenheden. Zelfs jongeren die nooit in een bepaalde discotheek zijn geweest, zijn ervan overtuigd dat de portiers daar Marokkanen discrimineren. Hetzelfde mechanisme is volgens de respondenten een van de oorzaken van voortdurende conflicten tussen groepen Marokkaanse jongens en de politie. Volgens de jongeren is communicatie de sleutel voor oplossingen. Overleg tussen verschillende partijen kan een bijdrage leveren aan de oplossing van problemen in het uitgaansleven maar ook aan genoemde problemen tussen Marokkanen en politie. Een voorbeeld is het overleg tussen portiers en politie. Vroeger werd er geen woord gewisseld, tegenwoordig steunen beide partijen elkaar in bepaalde situaties. Vooroordelen die partijen over elkaar hebben kunnen door communicatie uiteindelijk zelfs oplossen. Voorwaarde voor communicatie is dat alle partijen hun zegje mogen doen maar op hun beurt ook luisteren naar de ander. Om problemen in het uitgaansleven aan te pakken stellen de jongeren een lessenpakket voor. Jongeren krijgen uitleg over aspecten van uitgaan van professionals zoals onderzoekers, portiers, DJ’s, politie et cetera. Het uitgaansleven, jongeren en de instellingen veranderen voortdurend. Daarom moeten de lessen interactief plaatsvinden. Instellingen kunnen jongeren informatie geven over het gedeelte van het uitgaansleven waar ze mee te maken hebben. De jongeren kunnen op hun beurt de instellingen leren over de wereld van de jongeren. Instellingen weten zo wat er speelt onder jongeren en kunnen inspelen op veranderingen door bijvoorbeeld hun activiteiten meer geschikt te maken voor de doelgroep. Vooral jongeren die nog niet uitgaan zullen hiervan profiteren. Een onderdeel van deze uitgaanslessen is bijvoorbeeld druggebruik. Jongeren denken druggebruik als volgt aan te pakken: Er zijn altijd jongeren die gebruiken. Deze groep heeft geen boodschap aan de preventie op school. Gebruikers hebben er niets aan om te horen dat gebruik ongezond is. De bestaande preventie programma’s werken voor hen niet. Jongeren die te veel of te vaak drugs gebruiken of alcohol drinken, zouden volgens het panel extra aandacht moeten krijgen. Op dit moment worden jongeren die aan alcohol of drugs beginnen aan hun lot overgelaten. Door schade en schande worden ze (hopelijk) wijs. Begeleiding of leren omgaan met genotmiddelen is volgens de jongeren een beter plan. Lessen in gebruik voor gebruikers. Een van de panelleden droeg voor de lessen de volgende titel aan: ‘Als je het doet, doe het dan goed’. Problemen door alcohol kunnen volgens de jongeren aangepakt worden door controle in horecagelegenheden. Personeel zou gecontroleerd moeten worden op doorschenken aan mensen die al genoeg gedronken hebben. Een ander idee is om bezoekers het laatste uur geen drank meer te schenken. In plaats daarvan wordt eten uitgedeeld. Het idee is dat bezoekers zo nuchterder de deur uitgaan. Hulpverleningsinstanties bleken bij jongeren onbekend te zijn. Waar jongeren terecht kunnen bij problemen met alcohol of drugs weten ze niet. De hulpverlening bereikt de jongeren uit onderzoeksgroep blijkbaar niet. Daarom zou de bekendheid van hulpverleningsinstanties
15
onder jongeren vergroot moeten worden. Het welzijnswerk kent de jongeren via de buurtcentra. Een probleem ontstaat echter vanaf het moment dat jongeren naar de binnenstad gaan. Jongeren zijn tegenwoordig namelijk erg mobiel, de welzijnswerkers over het algemeen niet. Wijkwelzijnswerkers werken, zoals de naam al zegt, wijkgebonden. Eenmaal in de binnenstad zijn de jongeren vrijwel buiten het bereik van het jeugdwerk.
16
Hoofdstuk 2: Hulpverleners in Utrecht Onderdeel van dit onderzoek is het ontwikkelen en bijhouden van een sociaal netwerk van intermediairs: vertegenwoordigers van instellingen die te maken hebben met de doelgroep. Dit netwerkonderzoek heeft belangrijke informatie en contacten opgeleverd. In eerste instantie leken de regionale instellingen logisch georganiseerd. Bij nadere beschouwing werd de samenhang tussen de instellingen steeds ingewikkelder. Er bleken programma’s te bestaan waarin verschillende organisaties samenwerken. Deze overkoepelende programma’s bleken nauw samen te hangen met specifieke aandachtsgebieden van instellingen. De programma’s en de aandacht voor specifieke onderwerpen hangen samen met het gevoerde beleid. Dit onderzoek richt zich op uitgaande jongeren in Utrecht. In dit hoofdstuk wordt allereerst geprobeerd een beeld te schetsen van het gemeentebeleid dat voor hen van toepassing is. Vervolgens wordt het netwerk van instellingen waarmee de doelgroep te maken heeft beschreven. Ten slotte schetsen Utrechtse intermediairs de omvang, aard en ernst van het alcohol- en druggebruik van jongeren in het uitgaansleven. Veiligheidsbeleid Regionaal beleid bepaalt welk onderwerp of welke doelgroep zich op extra belangstelling mag verheugen. Ten tijde van het onderzoek werd beleidsmatig bijvoorbeeld hoge prioriteit gegeven aan ‘veiligheid’, zowel in het horeca- en uitgaansbeleid als het jeugdbeleid. De preventieprojecten, die tijdens dit onderzoek worden uitgevoerd om te voorkomen dat jongeren in het Utrechtse uitgaansleven op een problematische wijze alcohol en drugs gaan gebruiken, moeten dan ook in het licht worden bezien vanuit deze beleidsprioriteit. Het Utrechtse jeugdbeleid is ontwikkeld door de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Utrecht. De missie van het Utrechtse jeugdbeleid wordt omschreven als: De Utrechtse jeugd moet de kansen krijgen én pakken om jong te zijn en zich zo breed mogelijk te ontplooien en ontwikkelen. (www.utrecht.nl) Een van de vier speerpunten in het jeugdbeleid is ‘jeugd en veiligheid’. Het programma Jeugd en Veiligheid is de uitwerking van de vierde doelstelling van het integraal jeugdbeleid: meer veiligheid voor de jeugd. Bovendien is het ook een uitwerking van het gemeentebrede Stadsveiligheidsplan 2001- 2006 dat alle onderdelen van het integrale veiligheidsbeleid behelst. Het doel van het Stadsveiligheidsplan is om gestroomlijnd, structureel en overzichtelijk te kunnen sturen op de verschillende facetten van veiligheid: veilig wonen, veilig opgroeien, veilig uitgaan en veilig ondernemen. In het onderdeel ‘Veilig opgroeien’ is de doelstelling voor Jeugd en Veiligheid nader geformuleerd: vroegtijdig signaleren van en inspelen op probleemgedrag van kinderen. (www.utrecht.nl) Het Utrechtse jeugdbeleid wordt grotendeels uitgevoerd op wijkniveau en heeft vooral als doel te voorkómen dat jongeren op het criminele pad geraken. 17
Doel van het programma Jeugd en Veiligheid (JEV), dat bestaat sinds 1996, is het corrigeren van jongeren die van het rechte pad dreigen af te raken - of zijn afgeraakt. Het beoogde resultaat is, dat jongeren hun (vrije) tijd zinvol besteden. JEV kent verschillende uitgangspunten, waaronder de combinatie van preventie en repressie en nauwe samenwerking tussen alle instanties die zich met jongeren bezighouden. Preventie begint bij het onderkennen van problemen bij jonge kinderen; bij repressie is het streven om jonge criminelen snel en consequent te straffen. In het kader van het grote stedenbeleid heeft Utrecht zich ten doel gesteld, dat het aantal jeugdige delictplegers in 2004 niet mag zijn gestegen (ten opzichte van 1998) en liefst moet zijn gedaald. (www.utrecht.nl) Uitgaande jongeren in het centrum van Utrecht krijgen te maken met een uitgebreid pakket van maatregelen om het Utrechtse uitgaansleven aantrekkelijker te maken. Zo staat op de site van de gemeente Utrecht te lezen: Hoe overlast door horecabezoekers te voorkomen en te beheersen? Er zijn diverse middelen om de overlast door horecabezoekers in de hand te houden. De belangrijkste instrumenten waar politie en justitie over beschikken zijn het Wetboek van Strafrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening. Deze kennen diverse bepalingen ten aanzien van gedrag op de openbare weg, dronkenschap, urineren, schreeuwen, et cetera. Ondernemers kunnen ook zelf preventief te werk gaan door bezoekers bijvoorbeeld te wijzen op hun gedrag voordat zij de zaak verlaten. (…) Het Programma ‘Veilig Uitgaan’ omvat de volgende maatregelen en acties: Centrum Zorg Plus: Onder deze naam zet de politie structureel vier tot zes extra agenten in op de uitgaansavonden. Deze agenten spreken mensen aan op hun gedrag als situaties uit de hand dreigen te lopen. Opstootjes worden zo in de kiem gesmoord. Verder hebben zij veel contact met portiers van de grotere uitgaansgelegenheden. De politie treedt verbaliserend op tegen overtredingen, zoals wildplassen en foutparkeren, en verricht aanhoudingen bij delicten als geweld, vernieling, openbare dronkenschap en het bezit en gebruik van drugs. Cameratoezicht: In februari 2001 is voor de duur van twee jaar een experiment met cameratoezicht in de binnenstad van start gegaan. Er staan 22 camera's op de Neude en de Mariaplaats en op de route die deze twee uitgaanspleinen met elkaar verbindt. Op de uitgaansavonden en -nachten worden de beelden live bekeken door de politie en wordt het politiepersoneel met behulp van de beelden aangestuurd. Op de andere dagen worden de beelden opgenomen, zodat deze bij incidenten kunnen helpen om zaken op te lossen en eventuele daders aan te houden. Het hoofddoel van cameratoezicht is om het gevoel van veiligheid te verbeteren. Daarnaast is het de bedoeling dat er een preventieve werking van uitgaat zodat het aantal delicten wordt teruggebracht. Na twee jaar wordt besloten of het cameratoezicht succesvol is en wordt voorgezet of zelfs uitgebreid. Plaatsing urinoirs: In de binnenstad zijn in 2001 drie openbare urinoirs in gebruik genomen. Het is de bedoeling de komende twee jaar in totaal circa tien urinoirs te plaatsen - ter voorkoming van het wildplassen dat veel overlast en ergernis veroorzaakt. Kwaliteitskringen: Op de Mariaplaats en in de Breedstraatbuurt functioneren
18
-
kwaliteitskringen. Dit is een overlegvorm waarin bewoners, ondernemers, politie en gemeente met elkaar samenwerken aan de leefbaarheid en veiligheid van de buurt. Convenant Veilig Uitgaan: er is inmiddels een convenant afgesloten tussen Horeca Nederland, het Openbaar Ministerie, de politie en de gemeente over veilig uitgaan. De doelstelling van dit convenant is dat iedere deelnemer zich sterk maakt voor een veilig uitgaansklimaat. In het convenant benadrukt de horeca de eigen verantwoordelijkheid voor een veilig uitgaansklimaat. De horeca zal onder meer het initiatief nemen om samen met de overheid een helder 'deurbeleid' (een toelatingsbeleid voor horecagelegenheden) te formuleren. (www.utrecht.nl)
In het kader van ‘Veilig Uitgaan’ functioneerden ten tijde van het onderzoek verschillende overleggen in de stad. De politie en de gemeente voeren structureel overleg met de horecaondernemers, de portiers van de grotere uitgaansgelegenheden en de taxichauffeurs - partijen die de binnenstad en de problemen rond het uitgaan als geen ander kennen. Dit overleg is erop gericht om een gezamenlijk belang en een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor veilig uitgaan in de binnenstad te onderkennen en verder te ontwikkelen. Door samenwerking ontstaat inzicht in en begrip voor ieders problemen en verantwoordelijkheden. Bij de samenwerking rond het veilig uitgaan zijn ook het Openbaar Ministerie (partner in het af te sluiten Convenant Veilig Uitgaan), Horeca Nederland (idem) en bewoners (deelnemers aan de kwaliteitskringen Mariaplaats en Breedstraatbuurt) betrokken. Bij de uitvoering van het Programma ‘Veilig Uitgaan’ speelt het wijkbureau Binnenstad een centrale rol. Het programmamanagement ligt bij het wijkbureau. Het Programma veilig uitgaan is onderdeel van het wijkveiligheidsprogramma Binnenstad. (www.utrecht.nl) Het aantal gemeentelijke beleidsinitiatieven voor de jeugd en het uitgaansleven is veel uitgebreider dan hierboven beschreven. Ook het aantal instellingen dat bij de ontwikkeling en vormgeving van het beleid is betrokken, is veel uitgebreider dan in bovenstaande citaten aan de orde is gekomen. Voor een uitputtende schets van de gemeentelijke beleidsinitiatieven en de instellingen die hier een rol in spelen wordt verwezen naar de website van de gemeente Utrecht: www.utrecht.nl. Instellingen en instanties Vertaalt het uitgebreide pakket van veiligheidsmaatregelen zich in concrete preventieprojecten voor de uitgaande jeugd in Utrecht? De jongeren die in het kader van dit onderzoek geïnterviewd zijn hebben hier weinig van gemerkt. Jongeren worden alleen aangesproken door hulpverleners wanneer hun alcohol- en druggebruik aanleiding geeft tot overlastgevoelens in de Utrechtse buurten en het Utrechtse stadscentrum. Het hulpverleningstraject van jongeren wordt gevormd door de instellingen die jongeren bezoeken wanneer hulp gewenst is. Jongeren die, al dan niet door alcohol- of druggebruik, in de problemen dreigen te komen, zouden met behulp van ouders, de huisarts of op eigen initiatief, als eerste bij Bureau Jeugdzorg terecht moeten komen.
19
Bureau Jeugdzorg vormt de centrale toegang tot alle vormen van jeugdzorg, inclusief de jeugdhulpverlening. Deze wordt gefinancierd en aangestuurd door de provincie. De meeste functies die het Bureau Jeugdzorg Utrecht vervult, behoren dan ook tot de zogenaamde toegangsfuncties. Daarnaast zorgt het Bureau Jeugdzorg Utrecht zelf voor alle vrije toegankelijke hulp. Zodra een jeugdige of zijn ouders zich tot Bureau Jeugdzorg wendt, vindt een aanmeldingsgesprek plaats. Als blijkt dat inderdaad hulp nodig is, volgt de screening. Daarbij wordt nagegaan van welke aard de problematiek is en of daarvoor de vrij toegankelijke hulp een oplossing kan bieden. Ziet het ernaar uit dat intensievere hulp nodig is, dan volgt een indicatie waarin wordt bepaald welke hulp het meest in aanmerking komt. (www.utrecht.nl) Onder de vrij toegankelijke hulp van Bureau Jeugdzorg valt bijvoorbeeld de Jongeren Info Lijn. Dit was voorheen Jongeren Informatie Punt (JIP). Hier kunnen jongeren praten en advies krijgen over allerlei zaken waaronder alcohol- en druggebruik. Bij navraag bleken niet veel jongeren met vragen over deze topics aan te kloppen. De landelijke Drugs Infolijn (tel. 09001995) wordt hierover veel vaker gebeld, de Drugs Infolijn is in 2001 ruim 31.000 maal gebeld voor informatie (Kok, 2001). Voor jongeren in Utrecht bestaan onder andere zogenaamde Jongeren-Op-Straat (JOS) projecten. In verschillende Utrechtse wijken worden de JOS-projecten uitgevoerd. JOSprojecten vallen onder de veiligheidsprogramma’s. Geconstateerd wordt dat jongeren op straat overlast veroorzaken en een gevoel van onveiligheid bij de bewoners veroorzaken. De doelstelling van JOS-projecten is dan ook het terugdringen van deze overlast. Het succes van een JOS-project wordt afgemeten in een evaluatie. Hierin worden, naast het gerapporteerde onveiligheidsgevoel, de volgende zaken meegenomen: het aantal slachtoffers van vermogensdelicten, vernieling en geweld, het aantal jeugdige delinquenten (12-24 jaar) en het aantal plegers van zware delicten (12-24 jaar). Het effect van een JOS-project hangt sterk samen met het aantal aangiftes, het gevoel dat leeft bij de bewoners en de mate waarin de politie succesvol is in het oppakken van jeugdige delinquenten. De JOS-projecten zijn wijkgebonden. De wijken waar JOS-projecten al lopen zijn opmerkelijk genoeg achterstandswijken met veel allochtone inwoners. In gesprekken met vertegenwoordigers van hulpverleningsinstellingen tijdens het onderzoek, werd over de wijkgerichte aanpak zeer positief gesproken. Maar ook de wijkgerichte aanpak heeft een manco. De gekozen geografische afbakening is de basis van het succes van deze aanpak maar eveneens de oorzaak van het probleem. Jongeren houden zich niet aan wijkgrenzen. Vanaf een jaar of veertien lokt de binnenstad. Als deel van de wijkgerichte aanpak worden beschikbare middelen over de wijken verdeeld op grond van het aantal inwoners. De wijk ‘binnenstad’ wordt bewoond door weinig jongeren, maar kent veel verblijvende en bezoekende jongeren. De JOS-aanpak voor de binnenstad is eind 2002 in de maak. Onderstaand citaat illustreert de gang van zaken bij de wijkgerichte aanpak. ‘Kevin’ Samen met een grote groep jongens hangt Kevin (gefingeerde naam) vaak rond in zijn wijk. Kevin is 17, de meeste jongens in zijn groep zijn van zijn leeftijd, maar er zijn ook jongens van 13 en 20 bij. Meestal trekt hij op met een man of tien, maar soms ook
20
met twintig jongens. Kevin en zijn vrienden vervelen zich vaak. Meestal zitten ze op een pleintje gewoon wat te roken en kletsen. Blijkbaar hebben de buurtbewoners daar last van. Van zijn moeder hoort Kevin dat de mensen uit de buurt hebben geklaagd bij de wijkagent. (…) Op een avond komt Giovanni bij hem langs. Giovanni is begeleider van het Jongeren-Op-Straatproject. Hij wil met Kevin en andere jongens nadenken over dingen die ze in hun vrije tijd kunnen doen. Dan vervelen ze zich minder en zullen buurtbewoners niet meer zo’n last van ze hebben. Giovanni regelt dat ze af en toe terechtkunnen in de bus, een soort mobiele soos, waar Kevin en zijn vrienden kunnen tafelvoetballen of video kijken. Dat is prima voor een tijdje maar eigenlijk willen de jongens de ruimte voor zichzelf. Een plek waar ze geen last hebben van andere groepen jongens. Uiteindelijk lukt dat: in een buurthuis kunnen ze op een vaste avond terecht. Een tijd lang is Kevin daar elke week te vinden. Maar inmiddels ziet hij zijn vrienden uit die tijd nauwelijks meer. Met een paar jongens houdt hij contact. Met hen gaat hij nu de stad in als hij zich verveelt. Want op het buurthuis is hij een beetje uitgekeken. (Gemeente Utrecht, 2000a) Eenmaal in het stadscentrum worden uitgaande jongeren geconfronteerd met een aantal maatregelen die zijn gerealiseerd in het kader van het programma ‘veilig uitgaan’: het cameratoezicht van de Mariaplaats tot en met het Neude, de urinoirs die in de binnenstad zijn geplaatst. In het uitgaanscentrum komen de jongeren volgens eigen zeggen geen hulpverleners tegen die alcohol- en drugspreventie in hun takenpakket hebben. Wel krijgen zij te maken met de agenten die op koop- en uitgaansavonden door de binnenstad patrouilleren in het kader van het Centrum Zorg Plus project. Door meer politie op straat kan accurater worden opgetreden. De manier van aanpak is pro-actief, de politie probeert om contacten met bijvoorbeeld jongeren op te bouwen en te onderhouden. De politie weet zo beter wat zich op straat afspeelt en heeft beter kijk op boosdoeners. Lastige personen kunnen gemakkelijker tot bedaren worden gebracht vanwege eerder contact. De politie probeert in het uitgaansleven in Utrecht duidelijk meer te communiceren en veel minder dan vroeger direct hard op te treden. Dit komt de sfeer op straat ten goede en volgens de politie is het tevens effectief. De politie hoopt vooral op de lange termijn resultaten te behalen. Door de vriendelijkere aanpak zou een situatie minder snel en minder ernstig uit de hand lopen. De politie wil graag situaties zoals in Amsterdam voorkomen, waar verschillende relletjes met jongeren ontstonden na politie-ingrijpen. De gespannen sfeer tussen groepen Marokkaanse jongens en de politie speelde een belangrijke rol bij het ontstaan van een aantal escalerende situaties in Amsterdam. Bij aanvang van dit onderzoek was de aanpak van de instelling voor verslavingszorg en de welzijnsinstellingen tegengesteld aan die van de politie. Er werd steeds minder in het veld zelf gewerkt. De politie heeft dit gat gevuld en begeeft zich daarmee steeds meer op het terrein van voorlichting en hulpverlening dan vroeger het geval was. Het terrein alcohol- en drugshulpverlening wordt in Utrecht uitgevoerd door de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GG&GD) en de instelling voor verslavingszorg in Utrecht: Centrum Maliebaan. De GG&GD heeft een uitgebreide taakstelling: Gezondheid en zorg in de gemeente Utrecht: dat is het werkveld van de GG&GD. De GG&GD is verantwoordelijk voor de openbare gezondheidszorg in de gemeente en voor het voorbereiden van het volksgezondheidsbeleid.
21
In de gemeente Utrecht is het de afdeling Jeugdgezondheidszorg van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GG&GD) die ervoor zorgt dat kinderen tussen de 4 en 19 jaar gezond blijven, goed groeien en zich goed ontwikkelen. Bij Jeugdgezondheidszorg werken allerlei mensen die daar hun bijdrage aan leveren. Bijvoorbeeld jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen, maar ook voorlichters eigen taal en cultuur, en docenten weerbaarheid. Jeugdgezondheidszorg werkt heel nauw samen met de scholen en volgt de ontwikkeling van alle kinderen op het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs. Dit natuurlijk in nauw overleg met de kinderen en hun ouders of verzorgers. Als het nodig is werkt Jeugdgezondheidszorg ook samen met andere instanties voor de jeugd, zoals Bureau Jeugdzorg, de buurtnetwerken, Altrecht (Riagg) en de huisartsen. (www.utrecht.nl) In het uitgaansleven voert de GG&GD projecten uit voor ‘veilig vrijen’. De GG&GD werkt mee aan landelijke alcohol campagnes en is verantwoordelijk voor alcohol- en drugspreventie op scholen. Ook Centrum Maliebaan werkt aan alcoholcampagnes, hebben projecten waar veilige seks aan bod komt en verrichten alcohol- en drugspreventie op scholen. Centrum Maliebaan heeft daarnaast opvoedingsvoorlichting en -ondersteuning in hun takenpakket. De GG&GD richt haar preventieprojecten op basisscholen, Centrum Maliebaan houdt zich vooral bezig met de hogere leeftijdscategorieën. Welke instelling in Utrecht verantwoordelijk is voor alcohol- en drugspreventie in het uitgaansleven, is gedurende het onderzoek niet duidelijk geworden! Bij Centrum Maliebaan zijn een vijftal veldwerkers werkzaam. Iedere veldwerker heeft een eigen wijk en sluit zo aan bij het wijkgerichte werken van de gemeente. Veldwerkers van Centrum Maliebaan leggen contacten met hangjongeren in de wijken. Tijdens de contactlegging spreken zij de jongeren tevens aan op hun alcohol- en druggebruik. Eén veldwerker heeft de Utrechtse binnenstad als werkgebied. Gedurende het onderzoek zijn gesprekken gevoerd met de veldwerkers van Centrum Maliebaan. Centrum Maliebaan is sinds maart 2001 onderdeel van het DIMS-netwerk (Drugs Informatie en Monitoring Systeem). Dit biedt druggebruikers de mogelijkheid om hun drugs te laten testen. In de praktijk gaat het hierbij voornamelijk om uitgaansdrugs; XTC pillen, amfetamine poeder en GHB. Minder frequent worden cocaïne, heroïne, anabole steroïden en andere middelen aangeboden. XTC-pillen kunnen ter plekke door de testmedewerkers worden herkend. Een aantal van dezelfde tabletten zijn daarvóór in het laboratorium geanalyseerd waardoor de inhoud van deze specifieke tablet bij de testers bekend is. De gebruiker krijgt dan direct de uitslag en weet welke stof(fen) en hoeveel van deze stof(fen) de tablet bevat. Wanneer de tablet niet herkend wordt of wanneer het niet om een tablet gaat, kan er geen directe herkenning plaatsvinden. Als de gebruiker daarmee akkoord gaat, wordt het monster ter analyse doorgestuurd naar het laboratorium. Het DIMS zelf is slechts een monitor van de markt. Op de testlocaties hebben de testers van de lokale instelling voor verslavingszorg de mogelijkheid in contact te komen met gebruikers om bijvoorbeeld informatie te leveren. De testlocatie van Centrum Maliebaan ligt buiten het Utrechtse uitgaansgebied en is niet open op uitgaansavonden. De jongeren die voor dit onderzoek zijn geïnterviewd hebben nog nooit een monster aangeboden bij een van de DIMS deelnemers. Op het gebied van zorg en welzijn in Utrecht is ‘Stade’ een speler van formaat. Stade is een maatschappelijke instelling voor projectontwikkeling, beleidsvorming, advisering en onderzoek. Vooral de adviesgroep jeugd en jongeren is van belang voor dit onderzoek.
22
Tijdens de opzet van het sociale netwerk van intermediairs, zijn gesprekken gevoerd met medewerkers van Stade. Dit sociale netwerk heeft zorg gedragen voor contact met de tweede groep respondenten, de Jongerenraad. De adviesgroep jeugd en veiligheid van Stade heeft in 2001 de Jongerenraad Utrecht opgezet, die elders in dit rapport uitgebreid wordt beschreven. Deze raad van jongeren vertegenwoordigt de Utrechtse jongeren en brengt een advies uit aan Burgemeester en Wethouders. Het onderwerp was dit jaar ‘Veilig Uitgaan’. Het CVO is door Stade uitgenodigd voor samenwerking. Het CVO is hierop ingegaan en heeft de Jongerenraad getraind en begeleid. Bovendien heeft het CVO het advies van de jongeren ten aanzien van ‘Veilig Uitgaan’ op papier gezet. De Jongerenraad heeft op haar beurt respondenten en het jongerenpanel voor dit onderzoek geleverd. Voor dit onderzoek is verder de stichting randgroepjongeren, ‘Strand’, nog van belang. Strand verricht onder meer veldwerk om probleemjongeren op te zoeken. Strand heeft in de praktijk voornamelijk te maken met jongeren van achttien jaar en ouder die al behoorlijk in de problemen zitten. Alcohol- en druggebruik maken regelmatig deel uit van die problemen, in toenemende mate hebben de cliënten van Strand tevens psychische problemen. Voor dit onderzoek zijn de meeste cliënten van Strand te oud en hebben problemen op vele vlakken. Bovendien is deze groep zelden in het uitgaansleven te vinden. Jongeren die zich dreigen te ontwikkelen richting de doelgroep van Strand, randgroepjongeren, vallen duidelijk wél onder dit onderzoek. Intermediairs Om de problematiek te beschouwen vanuit professioneel betrokkenen, zijn de instellingen in Utrecht benaderd die met de doelgroep te maken hebben. Binnen deze instellingen zijn tientallen gesprekken gevoerd met medewerkers. Vertegenwoordigers van stedelijke instellingen die in voorgesprekken blijk hadden gegeven veel van de problematiek te weten zijn uitgenodigd voor een panel. De negen deelnemers komen uit de volgende instellingen: Centrum Maliebaan, Strand, Stade en de politie. Bovendien waren twee medewerkers van horecagelegenheden aanwezig. Om de paneldiscussie in goede banen te leiden is een ervaren gespreksleidster aangetrokken. De bijeenkomst werd genotuleerd door twee personen. Doel van de bijeenkomst was het inventariseren van de aard en ernst van (problematisch) middelengebruik onder jongeren (onder de twintig) die uitgaan in de binnenstad van Utrecht. De uitkomsten van de panelbijeenkomst worden in het nu volgende gedeelte beschreven.
Thema 1: Wie van de jongeren komen in de problemen en waarom? Volgens het panel komen de meeste jongeren niet in de problemen door middelengebruik. Een kleine groep komt tijdelijk in de problemen maar weet daar zelfstandig weer uit te komen. Echte probleemjongeren hebben problemen op vele vlakken: jongeren met meervoudige problematiek. Mogelijke probleemgebieden zijn alcohol, drugs en gokken, ouders, werk, school, financiële problemen, gedragsproblemen, psychische en emotionele problemen. De jongeren die ernstig in de problemen komen, hebben de neiging om het ene probleem met een ander probleem ‘op te lossen’. Een illustratief voorbeeld is iemand die ruzie heeft met zijn ouders en van school is gestuurd. Alcohol helpt hem om niet aan zijn vervelende situatie te denken. De persoon begint op een gegeven moment ook te gokken en vertoont agressief gedrag. Door gebruik van alcohol probeert de persoon zichzelf te kalmeren. Op deze manier
23
ontstaat een zichzelf versterkende cirkel waar moeilijk uit te komen is. Jongeren die in die situatie terechtkomen lopen het risico daar in te blijven hangen. Er zijn bepaalde groepen die sneller in de problemen raken dan andere jongeren. Allochtone jongens zijn hiervan een berucht voorbeeld. Deze groep heeft volgens het panel vaak een ongunstige thuissituatie. Kinderen worden anders opgevoed, ouders voelen zich minder verantwoordelijk voor hun kinderen en de kinderen hangen veel op straat. Sommige panelleden vinden dit echter dezelfde problemen waar vroeger autochtonen uit achterstandsbuurten mee te maken hadden. Nu verkeren voornamelijk allochtonen in een dergelijke sociaal-economische situatie en hebben dezelfde problemen als die autochtonen vroeger. Allochtonen hebben meer moeite om hun problemen te uiten. Verder bevinden allochtone jongeren zich vaak in een morele crisis, de normen en waarden thuis zijn heel anders dan die buitenshuis. Het panel spreekt over verschillende soorten uitgaanscircuits. Verschillende groepen jongeren voelen zich aangetrokken tot verschillende circuits. Bij bepaalde circuits horen bepaalde middelen. Allochtonen zouden bijvoorbeeld meer naar de coffeeshop trekken en daar cannabis gebruiken. Het dance-circuit heeft volgens sommige intermediairs meer te maken met gebruik van XTC. In het dance-wereldje zouden DJ’s als voorbeeld fungeren voor jongeren in dit circuit. Daarom zouden de jongeren het gedrag van de DJ kopiëren, inclusief het gebruik van drugs. De panelleden onderscheiden jongeren die alleen in het weekend middelen gebruiken en jongeren die dat ook doordeweeks doen. Veel jongeren gaan uit om dronken te worden. De term ‘indrinken’ is hiervoor illustratief. In het weekend dronken worden en daarmee thuis alvast beginnen, is volgens een aantal intermediairs niets nieuws. Jongeren die middelen gebruiken trekken veelal naar de binnenstad. Op dit moment worden buurtcentra en jongerencentra slecht bezocht of zijn gesloten omdat de centra niet meer beheersbaar zijn. Daarbij is de binnenstad erg aantrekkelijk voor jongeren en is vervoer voor jongeren meestal geen probleem. Jongeren zijn erg mobiel geworden. Jongeren komen naar de binnenstad om uit te gaan. Sommige panelleden vragen zich af wat nu zo aantrekkelijk is aan de binnenstad. Met name voor allochtone jongeren. Die weten namelijk van tevoren dat ze vaak worden geweigerd aan de deur. Het deurbeleid veroorzaakt veel emoties, geweigerde personen vallen mensen op straat soms lastig. Autochtone jongeren worden beter bereikt door de hulpverlening dan allochtone jongeren. Bovendien is het aanbod van hulpverleningsinstanties geschikter voor autochtonen. Voor allochtonen zouden specifieke projecten moeten komen. Allochtone jongeren hangen veel op straat en zijn gemakkelijk herkenbaar. Panelleden melden dat overlast van allochtone groepen meisjes in het uitgaansleven sterk toeneemt. Groepen meiden zijn erop uit om te knokken met andere groepen. Daarbij spelen drank of drugs geen rol. Als oorzaak wordt aangedragen dat allochtone meisjes thuis heel strak worden gehouden. Daarbuiten is die controle er niet en krijg je dit soort problemen. Van de Utrechtse wijken buiten het centrum is het bekend dat ‘groepen jongens met een paar meisjes veel overlast veroorzaken. Dit komt doordat jongens binnen de groep haantjesgedrag vertonen als reactie op de aanwezigheid van enkele gillende meiden.
Thema 2: Waar zijn de risicogroepen te vinden? De te onderscheiden uitgaanscircuits worden aangehaald om aan te geven dat per circuit verschillende problemen te verwachten zijn. Jongeren die het risico lopen om in de problemen te raken met XTC zijn bijvoorbeeld te vinden in de housewereld. Bevolkingsgroepen uit
24
achterstandswijken lopen extra risico, zo wordt geconcludeerd. Jongeren uit hoogopgeleide milieus hebben meer kans op heel andere problemen. Zo zijn er pientere studenten die in de prostitutie werkzaam zijn. Zij vormen net als bijvoorbeeld Marokkaanse jongeren een moeilijk bereikbare groep. Belangrijk verschil is dat de eerste groep een gunstiger uitgangspositie heeft dan de tweede. Geschoolde personen zullen over het algemeen eerder uit een probleemsituatie kunnen komen dan mensen zonder opleiding. Het gebruik van middelen in het uitgaansleven hoort voor veel jongeren er gewoon bij. Het gebruik van middelen wordt een probleem als de gebruiker overlast veroorzaakt en rare dingen moet doen om aan middelen te komen. Mensen die hun grenzen kennen geven geen overlast. Een panellid vindt het te ver gaan als gebruik zich niet meer beperkt tot het weekend. Ouders zouden moeten ingrijpen als hun kind teveel gebruikt. Sommige ouders zijn niet vaak thuis aanwezig en niet op de hoogte. Kinderen worden daardoor niet goed in de gaten gehouden en er wordt niet ingegrepen als dat nodig is. In de thuissituatie moet de basis gelegd worden. Er zijn regels met betrekking tot alcohol en drugs in het uitgaansleven. Naleving van die regels wordt echter niet gecontroleerd. Ondernemers in de horeca zijn verantwoordelijk voor het gebruik van alcohol in hun locatie. Sommige panelleden zeggen dat de horeca deze verantwoordelijkheid niet neemt. Er is nog steeds barpersoneel dat gewoon doorschenkt als iemand dronken is. Dat zou komen omdat dezelfde horeca zijn geld vooral verdient aan de verkoop van alcoholische dranken. Andere leden van het panel denken dat de meeste ondernemers wel toezicht houden op het alcoholgebruik. De ondernemer heeft er volgens deze panelleden zelf ook belang bij dat er niet teveel gedronken wordt. Als er geknokt wordt, jaag je immers klanten weg.
Thema 3: Weten jongeren genoeg over middelen en preventieprojecten? Het niveau van de kennis over alcohol en drugs is volgens het panel veel hoger dan een aantal jaren terug. De vraag is, voor wie middelengebruik een feest is en voor wie het een vlucht is? De laatste groep gaat anders met kennis om en neemt meer risico’s. De probleemgroep heeft vaak niet voldoende kennis om met middelen om te gaan. Het panel is het erover eens dat daar het probleem niet zit. Verschillende drugspreventie methodieken worden vervolgens ter discussie gesteld. Er is een verschil tussen kennis en het uiteindelijke gedrag, men moet leren omgaan met de verworven kennis. Verschillende groepen jongeren worden op verschillende manieren bereikt met bestaande preventieprojecten. Autochtone jongeren hebben vaak een heel hulpverleningstraject achter de rug, terwijl Marokkaanse jongeren meestal via politie en justitie bij hulpverlening terechtkomen. Allochtonen weten minder goed waar ze terecht kunnen voor hulp en uitten problemen minder snel. Een afgevaardigde van de politie vertelt het volgende. Bij negentig procent van de jongeren die in aanraking komen met de politie vanwege een drugsdelict, blijft het bij één keer. Tien procent blijft echter in het drugswereldje hangen. Juist deze jongeren moet je zien te bereiken. Dit panellid betwijfelt of voorkómen mogelijk is. Een ander panellid zegt dat het streven is om die tien procent terug te brengen naar twee procent.
25
Hoofdstuk 3: Bestaande projecten, behoeften en verbeteringen
Preventieprojecten Nadat in de eerste fase van het project het probleem in kaart is gebracht, is in de tweede fase van het project een inventarisatie gemaakt van de bestaande preventieprojecten voor de doelgroep. De inventarisatie van relevante Nederlandse en buitenlandse preventieprojecten is als separate studie verschenen en voor een gedetailleerd verslag wordt verwezen naar deze studie (van Vliet, 2001). In deze eindrapportage worden allereerst relevante bevindingen van genoemde deelstudie op een rij gezet. Vervolgens wordt beschreven welke preventieprojecten tijdens het onderzoek worden uitgevoerd in de Utrechtse binnenstad. Van Vliet onderscheidt primaire, secundaire en tertiaire preventie (van Vliet, 2001). Primaire preventie is hier het daadwerkelijk voorkómen van middelenafhankelijkheid of –misbruik. Secundaire preventie is het in een vroeg stadium identificeren en behandelen van mensen met middelenafhankelijkheid of –misbruik, zodat erger wordt voorkomen. Tertiaire preventie is het inperken van de gevolgen van al bestaande verslaving of andere problemen met genotmiddelen. Vervolgens wordt geconstateerd dat preventieprojecten voor jongeren worden uitgevoerd binnen een drietal domeinen: school, thuis en vrije tijd. Moeilijk bereikbare jongeren in het uitgaansleven kunnen vooral worden bereikt door secundaire preventieprojecten binnen het domein vrije tijd. In haar studie constateert van Vliet dat in Nederland een groot aantal preventieprojecten zijn ontwikkeld, die veelal worden uitgevoerd binnen de domeinen school en thuis en veel minder binnen het domein vrije tijd. Van Vliet constateert dat binnen het domein school aandacht wordt besteed aan alcohol- en druggebruik tijdens het uitgaan. De nadruk bij deze preventieprojecten ligt vooral op het voorkómen van alcohol- en druggebruik in relatie met agressie en (zinloos) geweld tijdens het uitgaan. Binnen het domein vrije tijd zijn twee soorten preventieprojecten geïdentificeerd: voorlichting over druggebruik op (grootschalige) dansevenementen en preventie voor hangjongeren op straat die daar, al dan niet onder invloed van alcohol en drugs, (over)last veroorzaken. Voorlichting over druggebruik tijdens (grootschalige) dansevenementen wordt uitgevoerd door zogenaamde ‘peers’. Dat zijn leeftijd- of leefstijlgenoten van de doelgroep, die op een rustige plek op (grootschalige) dansevenementen voorlichting en advies geven over druggebruik aan bezoekers van het feest. Dergelijke preventieactiviteiten worden meestal verricht op eenmalige dansevenementen. Daarnaast worden in Nederland meerdere projecten uitgevoerd waarin drugsvoorlichting wordt gegeven aan jongeren op hangplekken. Dit zijn ‘outreachprojecten’ waar hulpverleners de jongeren op straat opzoeken. Naast het geven van voorlichting, worden voor jongeren activiteiten georganiseerd en worden zij gestimuleerd te participeren in het bestaande jongeren- en welzijnswerk of zich aan te melden bij de bestaande drugshulpverlening in de regio. In de studie wordt geconstateerd dat preventieprojecten voor jongeren in het Utrechtse uitgaansleven nauwelijks bestaan (van Vliet, 2001). Instanties en initiatieven blijken vooral gericht op veilige buurten en een veilige binnenstad. Om die veiligheid te vergroten wordt vooral geprobeerd om jongeren die op straat (over)last veroorzaken van hun hangplekken weg te lokken door alternatieven aan te bieden. Initiatieven om jongeren tegen zichzelf te beschermen door het aanbieden van preventieprojecten zijn in 26
Utrecht onbekend. De politie heeft op koopavonden en in het weekend extra aandacht voor de binnenstad. De politie legt onder andere contact met groepen jongeren op straat om escalaties te voorkomen. Veldwerkers van Strand richten zich op randgroepjongeren in de stad, die vaak te kampen hebben met meervoudige problematiek. Deze randgroepjongeren zijn over het algemeen ouder dan achttien jaar. In de Utrechtse (achterstands)wijken lopen projecten waarin hangjongeren worden aangesproken door projectbegeleiders, die proberen samen met hen een oplossing te zoeken. Zoals gezegd zijn in Utrecht tevens veldwerkers van Centrum Maliebaan actief. De doelgroep van de veldwerkers bestaat uit de hangjongeren van betreffende wijk. Zowel in de binnenstad als in andere Utrechtse wijken, richten de veldwerkers zich niet op de uitgaande jeugd. Centrum Maliebaan heeft sinds maart 2001 de mogelijkheid voor gebruikers om hun drugs te laten testen. De jongeren die voor dit onderzoek zijn geïnterviewd maken hier geen gebruik van. Ook melden deze jongeren dat zij niet bekend zijn met andere preventieprojecten in het uitgaanscircuit en daar eigenlijk ook geen behoefte aan hebben. Voorgestelde verbeteringen Tijdens het onderzoek naar moeilijk bereikbare jongeren in het Utrechtse uitgaansleven zijn gegevens verzameld over de wijze waarop de preventie voor de doelgroep kan worden verbeterd. Allereerst is aan de jongeren zelf gevraagd naar hun ideeën om preventieve projecten te verbeteren. De jongeren, zowel diegenen die zijn geïnterviewd in uitgaansgelegenheden als diegenen die zijn geïnterviewd als lid van de Jongerenraad, geven aan helemaal geen behoefte te hebben aan preventieve activiteiten in het uitgaansleven. Wanneer jongeren uitgaan, willen zij plezier hebben en niet worden lastig gevallen door hulpverleners die een bepaalde boodschap proberen over te brengen. Op school krijgen de jongeren voldoende informatie over alcohol en drugs. Jongeren die niet van plan zijn overmatig alcohol of drugs te gaan gebruiken vinden deze lessen overbodig en niet interessant. Jongeren die wel ervaringen hebben met alcohol- of drugs ervaren de lessen als moraliserend. Het preventiebeleid in Nederland is er op gericht om jongeren zo objectief mogelijke informatie over alcohol en andere drugs te verschaffen. Dit wordt door gebruikende jongeren niet als zodanig ervaren. Zij vinden dat bij alcohol en drugsvoorlichting vrijwel uitsluitend op de gevaren van het gebruik wordt gewezen. Het is de vraag of de veranderingen in preventieactiviteiten die de jongeren voorstellen op termijn een verbetering is. Zowel gebruikende als niet-gebruikende jongeren pleiten eigenlijk voor de afschaffing van preventieprojecten in de vrije tijd. Niet-gebruikende jongeren stellen ook voor om de projecten op school drastisch te verminderen en de activiteiten toe te spitsen op jongeren die wel ervaring hebben met alcohol- en druggebruik. Dit lijkt in de praktijk niet haalbaar. Op school zouden klassen opgesplitst moeten worden in gebruikers en nietgebruikers. Bovendien is het de vraag of niet-gebruikers op latere leeftijd niet alsnog gaan gebruiken. De nog steeds als zodanig ervaren moraliserende boodschap dienen preventiewerkers zich wel ter harte te nemen. Uitsluitend wijzen op risico’s beklijft niet en wordt door sommige jongeren juist als een aanmoediging beschouwd om alcohol en andere drugs te gaan gebruiken. De door jongeren voorgestelde verbeteringen van de preventie voor de doelgroep lijken dus moeilijk realiseerbaar. Daarentegen heeft een deel van hen, verenigd in de Utrechtse Jongerenraad, zeer praktische ideeën om het uitgaansleven in de Utrechtse binnenstad
27
aantrekkelijker en veiliger te maken. Hun plan van aanpak is als bijlage in deze studie opgenomen en daarin worden wel degelijk mogelijkheden gepresenteerd voor projecten in het Utrechtse uitgaansleven. Zo stellen zij voor om de communicatie te verbeteren tussen jongeren en iedereen met wie zij in de Utrechtse binnenstad te maken krijgen: portiers van discotheken, het barpersoneel van uitgaansgelegenheden in de Utrechtse binnenstad en de politieagenten die werkzaam zijn in de binnenstad. Daarnaast stellen zij een helder en uniform deurbeleid van Utrechtse discotheken voor, een meldpunt voor discriminerend deurbeleid, een terughoudend tapbeleid in Utrechtse horecagelegenheden tegen sluitingstijd en meer cameratoezicht in de binnenstad. De mogelijkheden die de leden van de Jongerenraad aandragen, zullen het meeste effect hebben wanneer deze tegelijkertijd worden uitgevoerd. Dat is volgens de jongeren mogelijk in een nieuwe plek in de Utrechtse binnenstad: een uitgaansgelegenheid waar jongeren onder de achttien jaar worden toegelaten en kunnen leren uitgaan. In dit centrum kan structureel overleg plaatsvinden tussen alle betrokken partijen. Er kunnen themabijeenkomsten worden georganiseerd. De omstandigheden kunnen worden afgestemd op de doelgroep door bijvoorbeeld een aangepast alcoholbeleid. Tijdens het intermediairpanel is de deelnemers eveneens gevraagd naar verbeteringen van alcohol- en drugspreventie. Waar de jongeren, verenigd in de Jongerenraad, vooral de communicatie tussen hen en de vertegenwoordigers van het Utrechtse uitgaansleven willen verbeteren, zien de intermediairs de oplossing in een betere communicatie binnen het gezin, tussen jongeren en hun ouders. Voor probleemjongeren uit achtergestelde groepen kiezen zij voor een individuele benadering. Bestaande instellingen moeten hun wachtlijsten verkorten, hun bekendheid vergroten, hun drempel verlagen en hun behandeling beter op hen afstemmen. In dit kader dient te worden opgemerkt dat de intermediairs die zijn uitgenodigd om zitting te nemen in het panel vooral te maken hebben met probleemjongeren . Enkele verbeteringen die de jongeren en de intermediairs aangeven komen ook bij van Vliet aan bod wanneer zij de succesfactoren en faalelementen van preventieprojecten in het land op een rij zet (van Vliet, 2001). De meest succesvolle preventieprojecten in het uitgaansleven zijn peergroupprojecten, waar de medewerkers outreachend werken. Outreachende peergroupprojecten worden uitgevoerd in verschillende regio’s in Nederland, maar niet in de Utrechtse binnenstad. Bij het opzetten van preventieprojecten in de Utrechtse binnenstad dient rekening te worden gehouden met deze succesvolle ervaringen. Het succes van een preventieproject wordt vergroot wanneer jongeren naar hun ervaringen wordt gevraagd of, nog beter, betrokken worden bij de ontwikkeling ervan, zodat het project is afgestemd op hun belevingswereld. Hiermee samenhangend is de keuze van het medium voor de boodschap en de inhoud van de boodschap belangrijk. Preventieboodschappen verpakt in eigentijdse lesmodules of via het internet komen beter over dan leerboeken of gedrukte folders. Moeilijk bereikbare jongeren worden het best bereikt op evenementen waar de preventieboodschappen zijn verpakt in sport, spel, muziek en workshops. Deze preventieboodschappen moeten niet worden gebracht in de vorm van waarschuwingen, maar gebaseerd zijn op feitelijke informatie. Bovendien moeten preventieboodschappen niet de pretentie hebben experimenteren met drugs te voorkomen, maar veeleer een genuanceerde houding tijdens experimenteergedrag te bewerkstelligen. Drugsvoorlichting en –preventie moet zijn ingebed in een integraal stedelijk jeugdzorgbeleid, zodat jongeren die dreigen af te glijden door overmatig alcohol- en druggebruik direct gebruik kunnen maken van een netwerk van hulpverleningsvoorzieningen in een stad.
28
Ten slotte constateert van Vliet dat preventieprojecten vrijwel niet worden geëvalueerd. Proces- en effectevaluaties zijn dus niet aanwezig voor de ontwikkeling van andere, meer efficiënte en effectievere preventieprojecten (van Vliet, 2001). Tijdens dit onderzoek is het CVO nauw betrokken geweest bij de Utrechtse Jongerenraad, het enige project in Utrecht dat zich richt op jongeren in het uitgaansleven. De Jongerenraad is opgericht in 2001 door de ‘adviesgroep jeugd en veiligheid’ van Stade. Het CVO heeft de Utrechtse Jongerenraad ondersteunt middels training, tijdens het veldonderzoek, bij het schrijven van een stedelijk actieplan en tijdens de Utrechtse Jongerenmanifestatie. Door haar betrokkenheid bij de Utrechtse Jongerenraad is het CVO in staat geweest om enkele preventieprojecten uit te voeren en te evalueren.
29
Hoofdstuk 4: Uitvoering en evaluatie van preventieprojecten
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke activiteiten zijn ondernomen om bestaande projecten voor jongeren in Utrecht te verbeteren of voor de eerste maal in Utrecht uit te voeren. Gedurende dit onderzoek is een netwerk opgezet van jongeren en intermediairs. De intermediairs vertegenwoordigen instellingen en organisaties die te maken hebben met de doelgroep. Door betrokkenheid van lokale instellingen aan het onderzoek is een medewerker van het CVO gevraagd mee te werken aan de eerste Utrechtse Jongerenraad. Al snel na genoemd verzoek ging de Jongerenraad van start. De Jongerenraad is opgezet met als doel een actieve deelname van jongeren aan de ontwikkeling van het lokale beleid te bewerkstelligen. De Jongerenraad wil een bijdrage leveren aan een maatschappelijk probleem dat ook van belang is voor de jongeren zelf. Daarom hebben de jongeren als centraal thema gekozen voor ‘Veilig Uitgaan’. De Jongerenraad heeft het thema bestudeerd. Op basis van de verslagen over veldonderzoek dat de jongeren hebben verricht, is een ‘plan van aanpak’ geschreven. Hierin brengt de Jongerenraad advies uit aan Burgemeester en Wethouders om de veiligheid in het uitgaansleven te verhogen. Dit ‘plan van aanpak’ is als bijlage in dit rapport opgenomen. Medewerkers van het CVO hebben in samenwerking met de begeleider van de jongeren een programma ontwikkeld en uitgevoerd. Doel van dit programma was om de jongeren te steunen en de uitvoering van de plannen kracht bij te zetten. Tijdens dit avondvullende programma konden de jongeren kennis en vaardigheden voor hun veldonderzoek opdoen en deze vervolgens direct in het uitgaansleven toepassen. Bij de ondersteuning van de Jongerenraad wordt voortgeborduurd op inzichten die eerder in dit onderzoek zijn opgedaan. Er wordt rekening gehouden met de wensen en behoeften van de doelgroep. Eerder is bijvoorbeeld gebleken dat het aanbod aan projecten voor de doelgroep nogal verschilt van de vraag. Ook is er een groot verschil in mening tussen intermediairs en die van de doelgroep wanneer gevraagd wordt naar de beste preventiemethodiek. Training van de Jongerenraad Het programma voor de Jongerenraad ging van start met een training door een medewerker van het CVO. Bedoeling was de jongeren enthousiast te maken om verschillende aspecten van het thema ‘Veilig Uitgaan’ tot op de bodem uit te zoeken. Om het thema in de vingers te krijgen is de kennis van de jongeren van belangrijke aspecten van het onderwerp geïnventariseerd en waar nodig aangevuld. Om uiteindelijk een plan van aanpak te kunnen schrijven moet de informatie die de jongeren verzamelen tijdens hun veldonderzoek worden vastgelegd. Daarom is tijdens de training ook aandacht besteed aan de verslaglegging van het veldonderzoek. Bij aanvang van de training kwamen de jongeren nogal moeizaam op gang. Een medewerker van het CVO heeft bijgedragen aan twee afleveringen van ‘Het Klokhuis’ over drugs. De video hiervan bleek het ijs te kunnen breken. De jongeren raakten geïnteresseerd, stelden vragen en gaven hun mening. De bewuste opnames zijn overigens nooit uitgezonden op de nationale televisie. De makers van de video en de redactie van het ‘Het Klokhuis’ verschilden nogal van mening over de toon van de video. De makers behandelden het onderwerp drugs in eerste instantie zoals ieder ander onderwerp op de ‘Klokhuis manier’. Met enige humor komen op een vrij objectieve manier een aantal zeer interessante aspecten van het onderwerp aan bod. Dit levert een leuk en
30
interessant programma op voor jongeren. Overigens kijkt een veel bredere doelgroep dan alleen jongeren naar afleveringen van ‘Het Klokhuis’. Volgens de redactie zou de toon van de video niet waarschuwend genoeg zijn en zou de video daardoor kunnen aanzetten tot gebruik. De makers hebben er onder druk van de redactie een zogenaamde ‘morf’ aan toegevoegd; een mooi jong meisje veranderde door drugs in een uitgemergeld skelet. Anders dan bij andere onderwerpen, moest bij het onderwerp ‘drugs’ een moraal in het verhaal. Zelfs voor het anders zo genuanceerde en objectieve ‘Klokhuis’, is blijkbaar het onderwerp drugs een te groot taboe. De video is uiteindelijk door het Trimbos instituut als onderdeel van een lessenpakket opgenomen. De redactie van ‘Het Klokhuis’ vond de video wel geschikt voor jongeren onder begeleiding van een leraar en binnen een groter scholingsproject. De Jongerenraad kwam tijdens de training wat traag op gang maar raakte door vertoning van de video uiteindelijk wel gemotiveerd voor het veldonderzoek later die avond. Ze vonden de video interessant en objectief. Zij hebben duidelijk een andere mening over de manier waarop drugsinformatie gegeven moet worden dan de redactie van Het Klokhuis. Bovenal vinden ze de video zeker niet aanzetten tot gebruik, eerder het tegenovergestelde. Over de ‘morf’ zeggen ze het volgende: “De eerste keer schrik je, maar daarna doet het je niets meer”. Tijdens de training, bij het bewuste deel van de video riepen de jongeren verbaasd: “Wat vies, getver!” Meteen daarna vroegen de jongeren verontwaardigd: “Waar slaat dat nu op?” De Jongerenraad vindt dat informatie objectief gebracht moet worden en zeker niet moralistisch. Over drugspreventie in het algemeen concludeert de groep dat waarschuwen geen enkele zin heeft: “Je moet overal toch zelf mee leren omgaan. Ze zeggen dat het slecht is, maar jongeren doen het toch wel.” De boodschap die uiteindelijk bij jongeren blijft hangen heeft een moraliserende toon. Het ‘vingertje’ zit nog steeds in de boodschap. Dit wordt veroorzaakt doordat het onderwerp niet van alle kanten even sterk wordt belicht. Voornamelijk negatieve aspecten komen aan bod. Dit heeft tot gevolg dat jongeren de toon als moraliserend ervaren. Met name voor jongeren die (experimenterend) gebruiken is deze toon niet geschikt, aldus de jongeren zelf. Na afloop van de video kwam de discussie goed op gang. De jongeren stelden allerlei vragen. Zij bepaalden daardoor de onderwerpen van de discussie. De discussie werd geleid door een medewerker van het CVO. De medewerker heeft in het verleden de meest uiteenlopende vragen over alcohol en drugs beantwoordt bij de landelijke ‘Drugs Infolijn’. Daardoor kon flexibel en adequaat worden ingespeeld op de discussie van de Jongerenraad. Voor het onderzoek leverde de discussie bruikbare gegevens op. Door vragen en discussiepunten werd de rol van alcohol en drugs in de leefwereld van de jongeren duidelijk. De kennis van de jongeren over alcohol en drugs bleek tijdens de training enige aanvulling nodig te hebben. De jongeren meenden voorafgaand aan de training alles al te weten over alcohol en drugs, de landelijke voorlichtingsfolders over alcohol en drugs waren bekend bij de jongeren. Desondanks stuitten de jongeren tijdens de training op een aantal voor hen verrassende aspecten. De jongeren stelden proefondervindelijk vast dat hun kennis over middelen voorafgaand aan de training niet toereikend was voor het veldonderzoek. Bovendien kwamen de jongeren erachter dat het beeld dat ze voor de training hadden over drugs en
31
druggebruikers, niet overeenkomt met de werkelijkheid in het veld. Veldonderzoek van de Jongerenraad Het veldonderzoek van de Jongerenraad begon met het bezoeken van een koffieshop onder begeleiding van een medewerker van het CVO. De jongeren konden hier vragen stellen aan uitbaters en cliëntèle. Dit bezoekje was overigens nogal bijzonder en kostte veel voorbereiding. Het was alleen mogelijk met speciale toestemming van de afdeling ‘Verdovende Middelen’ van het Utrechtse politiekorps en de helpende hand van de gemeente. Onder normale omstandigheden mogen personen onder de achttien jaar geen coffeeshop betreden. De politie controleert dit regelmatig. Politie en gemeente maken deel uit van het sociale netwerk van dit onderzoek. Hierdoor verliep de communicatie relatief soepel en werd voor educatieve doeleinden een speciale uitzondering gemaakt. Een aantal jongeren kwam er verbaasd achter dat hun beeld over coffeeshops en gebruikers van cannabis niet klopte met de realiteit. Een van de jongeren merkte op dat gebruikers van cannabis hier eerder rustig van worden dan agressief. Het beeld van de meeste jongeren was voor de training erg ongenuanceerd, alle middelen werden over één kam geschoren. Ieder middel was volgens de jongeren ‘gewoon slecht’. Wat daar precies mee bedoeld werd konden de jongeren niet duidelijk maken. De jongeren wisten weinig over het verschil in effect van middelen. Ook over afhankelijkheid van de verschillende middelen of de rol die middelen bij (on)veiligheid in het uitgaansleven kunnen spelen, wisten de jongeren weinig. Alcohol was hierop een uitzondering, hiermee hadden de meeste jongeren zelf ervaring. Vrienden en vriendinnen gedragen zich na het gebruik van alcohol vaak vervelend of stompzinnig. Het nuttigen van alcoholische consumpties geeft een vrijbrief voor handtastelijk of agressief gedrag van jongens richting meisjes. Ook aangeschoten meisjes gedragen zich anders volgens de Jongerenraad. Met name verschuift de grens van aanvaardbaar lichamelijk of seksueel contact. Dronken jongens vallen meisjes lastig en aangeschoten meisjes laten zich dit giechelend welgevallen. Beiden hoeven achteraf geen verantwoording af te leggen, ze konden er niets aan doen “want” ze waren dronken. Een van de leden van de raad merkte op dat jongeren de zogenaamde vrijbrief die alcohol consumptie geeft, soms als excuus gebruiken na slechts een enkele alcoholische consumptie. Enig acteerwerk en de uitspraak: “Ik ben dronken”, is voldoende om geen volledige verantwoording af te hoeven leggen voor vertoond gedrag. Het advies van de Jongerenraad is onder andere gebaseerd op het verrichte veldonderzoek. De training heeft hieraan een nuttige bijdrage geleverd. Door de training kregen de jongeren een genuanceerder beeld van de verschillende middelen, de effecten en de rol die deze middelen spelen in het uitgaansleven. Over het verloop van het onderzoek rapporteerden de jongeren als volgt. Wij zijn met onderzoekers mee het veld ingegaan. Voorafgaand hebben we met z'n allen een voorlichting gehad over de verschillende drugsoorten en andere verslavende middelen. Ondanks dat wij al veel hierover op school hebben gehad, was het toch heel erg leerzaam. Deze onderzoeker ging er veel dieper op in. Wij wilden een onderzoek naar het gebruik van alcohol en drugs doen, omdat veel jongeren in de interviews aangaven dat zij zich onveilig voelen op straat vanwege de dronken mensen en ‘junkies’ .
32
Al snel kwamen we tijdens ons onderzoek tot de ontdekking dat we de junkies even links moesten laten liggen. Deze groep bestaat over het algemeen uit ouderen, waar we als jongeren maar niks mee moeten willen. Voor het onderzoek zijn wij gaan praten met coffeeshophouders en jonge mensen die bijna elke dag stoned zijn. Hier zijn wij er achter gekomen dat drugs die je in een coffeeshop kan kopen er niet voor zorgen dat mensen zich onveilig hoeven te voelen. Mensen die dat gebruiken reageren over het algemeen niet agressief. Ze zien er wel zombie-achtig uit als ze het hebben gebruikt, en dat ziet er wel eng uit. Alcohol veroorzaakt wel grote problemen voor de veiligheid. Alcohol veroorzaakt agressief, handtastelijk en vaak heel vervelend gedrag. Je komt het probleem van overlast overal tegen en ook onder de jongeren. In de wijken, in discotheken en in de binnenstad op straat. Veel jongeren die niet in discotheken komen, gaan dan op straat in groepjes zitten drinken. Er is dan geen controle en dan loopt het uit de hand. (www.safecity-utrecht.nl) Het bezoek aan de coffeeshop motiveerde de jongeren opnieuw tot het stellen van vragen. Daarbij kwamen voorzichtig enkele verhalen over jongeren, uit de achterban van de Jongerenraadsleden, die drugs gebruiken en serieuze problemen hebben. Deze problemen spelen zich af op meerdere terreinen. Bij een kleine groep bekende probleem jongeren is sprake van meervoudige problematiek. De meerderheid heeft geen problemen met genotmiddelen. Hiervan heeft een deel een tijdje met middelen geëxperimenteerd. Het veldonderzoek werd gevolgd door het bezoeken van een discotheek. De jongeren kwamen toen echt op dreef en hadden ook voor de portier/ floormanager van de discotheek allerlei vragen. Een deel van de jongeren bleef achter in de discotheek om de gang van zaken eens goed te bestuderen. De rest van de Jongerenraad werd in tweeën gesplitst. Een deel begaf zich op weg voor onderzoek bij een tweede discotheek. Een medewerker van het CVO heeft met de overgebleven jongeren een bezoek gebracht aan het hoofdbureau van politie, Paardenveld. Daar bleken de jongeren verrassend veel vragen te hebben voor de dienstdoende wijkagent van de binnenstad, het deel waar het uitgaansleven zich afspeelt. De inzet van de politie wordt gekarakteriseerd door het project ‘Centrum Zorg Plus’. Dit project is eerder in dit verslag uitgebreid toegelicht. Nadat de jongeren de wijkagent van de binnenstad uitgebreid hadden ondervraagd werd de regiekamer van het project ‘Cameratoezicht’ bezocht. In de regiekamer bleek het mogelijk om in grote delen van het centrum met camera’s de situatie in beeld te brengen en personen zichtbaar te maken. Nadat het project ‘Cameratoezicht’ voldoende was toegelicht werd het voor de jongeren tijd om de rest van de raad weer op te zoeken. De terugtocht, onder begeleiding van de wijkagent, voerde dwars door het drukke uitgaanscentrum van Utrecht. Dit leverde nog enkele voorbeelden op van de werkwijze van de politie. Zo werd een bekeuring uitgedeeld wegens wildplassen en werden de medewerker van het CVO en de jongeren op een haartje na door een auto geschept. Met grote snelheid verliet een auto opeens de weg en reed over de stoep, rakelings langs jongeren en hun begeleider. De agent nam rustig het kenteken op en gaf dat direct door aan gemotoriseerde collega’s.
33
Na de training en het veldonderzoek zijn de leden van de Jongerenraad aan de slag gegaan met hun plan van aanpak, ‘Veilig Uitgaan in Utrecht’. De Jongerenmanifestatie van de Jongerenraad De Jongerenraad heeft in concertzaal Tivoli een manifestatie voor jongeren uit Utrecht georganiseerd. Hier werd het door de jongeren ontwikkelde plan van aanpak (zie bijlage) gepresenteerd aan Burgemeester, Wethouders, uiteenlopende organisaties en aan de Utrechtse jeugd zelf. Instellingen die bijgedragen hebben aan de Jongerenraad kregen de mogelijkheid om tijdens de manifestatie een eigen activiteit uit te voeren. Instellingen zoals de politie, de GG & GD en verschillende wijkbureaus maakten van de gelegenheid gebruik hun bekendheid onder de doelgroep, de Utrechtse jongeren, te vergroten. Het CVO heeft een ‘peergroup’ voor uitgaande jongeren van de Brijder stichting, de verslavingszorginstelling in Noord-Holland, uitgenodigd voor de manifestatie: het zogenaamde ‘Drugteam’. Het team bestond uit twee jongeren (peers) en een begeleider. Van Vliet beschrijft onder meer de peergroup van de Brijder stichting en ‘Unity’ van de Jellinek in Amsterdam. Dit zijn specifieke preventieprojecten voor uitgaande jongeren. In Utrecht bestaat een dergelijke peergroup niet. De Jongerenraad kan gezien worden als peergroup voor de eigen achterban. Zij zijn echter niet gericht op preventie van alcohol- en drugsmisbruik door jongeren in het uitgaansleven. Een peergroup die zich juist op alcohol- en drugsmisbruik richt zou een logische aanvulling zijn op de bestaande projecten in Utrecht. Tijdens de Jongerenmanifestatie was een grote hoek op de eerste verdieping ter beschikking gesteld aan het CVO. Deze hoek is met het Drugteam ingericht als ‘Chill Out’ ruimte. In deze relatief rustige omgeving komt het Drugteam het best tot zijn recht. Hier kan het team gesprekken voeren met andere jongeren. Bezoekers kunnen folders met informatie over alcohol en drugs meenemen en een spel spelen op ‘Het Drugbrein’. Dit is een apparaat met het uiterlijk van een flipperkast met een quiz over alcohol en drugs. Als publiekstrekker werden aan het eind van de dag onder de jongeren die aan de quiz meededen, drie cd’s verloot. De stand van het ‘Drugteam’ werd door weinig jongeren bezocht. De meeste interesse kwam van intermediairs. Vlak naast de peergroup was gratis eten en drinken op een bar uitgestald, alleen toegankelijk voor intermediairs. Deze groep kon het Drugteam bijna niet over het hoofd zien. Veel jongeren hebben de donkere hoek van het Drugteam waarschijnlijk helemaal niet gezien. De peers probeerden niet iedere jongere aan te spreken maar bleven rustig wachten tot de bezoeker aangaf een vraag te hebben. Een groot nadeel was dat de peers geen stijlgenoten en geen leeftijdsgenoten van de aanwezige doelgroep waren. De stijl van de peers van het Drugteam was in kernbegrippen; autochtoon, housemuziek, leeftijd boven de twintig, nonchalant gekleed en dito uiterlijk, geen opvallende sieraden, en individualistisch. Jeugdige bezoekers van de manifestatie kenmerkten zich meer door de volgende stijlkenmerken; allochtoon, rap- en hiphopmuziek, leeftijd gemiddeld zestien, tot in de puntjes verzorgde kleding en uiterlijk, gouden sieraden en gericht op de groep. Het Drugteam heeft een heel andere sfeer en hoort bij een heel andere subcultuur dan de aanwezige jongeren op de manifestatie. De manifestatie verliep volgens de Jongerenraad als volgt:
34
Het is Utrecht gelukt om een manifestatie te organiseren zonder incidenten, vechten, of andere negatieve dingen. Ongeveer 600 jongeren waren op zondag 11 november in Tivoli aan het genieten van de verschillende optredens en de gezellige sfeer in de zaal. Het programma begon met een spectaculaire opening van muzikanten en professionele dansers, vervolgens ging dit over in een debat. Een debat waarin jongeren een discussie aan konden gaan met de wethouder de heer Toon Gispen, burgemeester mevrouw A. Brouwer, politie districtchef de heer B Rookhuizen, portier en manager van Axl de heer H. Hazeldonck en vanuit het wijkwelzijn de heer P. van de Aa. Een heftige delegatie dus. Zo heftig de delegatie was, zo heftig was de discussie ook. De onderwerpen gingen over de inhoud van het plan van aanpak. Heavy maar leuk. Wij hebben de 1000 handtekeningen met gemak gehaald en vol trots samen met het plan van aanpak overhandigd aan de Burgemeester en Wethouder. Toen w as het tijd voor een party. Ze waren er allemaal: Brainpower, Jeroen Post, capoeira, de breakdancers Illusionary Rockaz, Touch off Class, en nog veel meer. Jonge talenten uit heel Nederland lieten zien wat ze konden op het gebied van dans en muziek. De wijken van Utrecht waren op de manifestatie ook goed vertegenwoordigd. Er deden maar liefst 6 van de 10 wijken mee! De wijken hadden als opdracht te laten zien welke veiligheidsprojecten er in hun wijk werden uitgevoerd. Op een creatieve manier hebben ze dit tot zijn uiting gebracht. Onze presentator, Jeroen Post van TMF, deed er alles aan om iedereen te vermaken. Zelfs meedoen aan een capoeira -demonstratie was voor hem niet te veel. Verder werden er verschillende prijzen uitgereikt, zoals een reis naar Parijs, kledingbonnen, bioscoopbonnen en nog veel meer. Kortom het was een DAY TO REMEMBER Als je er toen niet bij was, zorg dat je het de volgende keer niet mist! ( www.safecity-utrecht.nl) In de periode na de manifestatie zijn gesprekken gevoerd met bezoekers van de jongerenmanifestatie. Onderwerp van gesprek waren de verschillende activiteiten op de manifestatie. Een van eerste activiteiten op het podium was ‘het debat’. Onderwerp van het debat was het plan van aanpak van de Jongerenraad. Door het debat zouden de bezoekers van de manifestatie op de hoogte worden gebracht van de uitkomsten van het veldonderzoek. Het publiek kon vragen stellen of een argument in de discussie brengen door een van de microfoons in de zaal. De vorm van de discussie was ongeveer hetzelfde als bij het televisieprogramma ‘Het Lagerhuis’. De Burgemeester en andere intermediairs zaten op stoeltjes op het podium, daarvoor stond het panel. Helaas waren de personen op het podium niet goed zichtbaar voor degenen die op de begane grond stonden. Personen die van tevoren aangegeven hadden deel te nemen aan de discussie deden dit vaak toch maar niet. Over ieder punt van discussie werd na verloop van tijd gestemd. Dit voor of tegen een bepaalde stelling stemmen verliep volgens gesproken bezoekers heel onduidelijk. Een voorbeeld: “Zijn jullie voor of tegen het ontwikkelen van een deurbeleid?”. Tja, daar kun je moeilijk tegen zijn. Aan dit deel van de manifestatie deed maar een klein aantal bezoekers actief mee. Tijdens de manifestatie vonden doorlopend activiteiten op het podium plaats. Over het algemeen waren het spectaculaire optredens van jonge muzikanten of dansers. Bijna alle optredens werden met veel licht en geluidseffecten gebracht. Daarnaast presenteerden ook enkele Utrechtse organisaties zich op het podium. Veel aandacht trokken deze presentaties
35
van instellingen echter niet. Deze presentaties gaven de bezoekers wel even de tijd iets te drinken te halen zonder iets belangrijks te missen. Naast alle optredens op het podium waren er tijdens de manifestatie een aantal instellingen en organisaties die een presentatie verzorgden voor de jongeren. Meestal werd daarvoor een kraampje ergens in de zaal gebruikt. Uit gesprekken met bezoekers van de manifestatie is af te leiden dat de jongeren zich niet tot de stands aangetrokken voelden. De jongeren vonden de presentaties wat saai en niet aantrekkelijk. Op de begane grond bevonden de stands zich in het directe gezichtsveld van de bezoekers. De presentaties op de eerste etage waren minder makkelijk te vinden. De eerste etage kan bereikt worden met een van de twee trappen. Deze trappen zijn, zeker in een drukke zaal, moeilijk te vinden. De eerste etage bestaat uit een balustrade rond een open deel. Vanaf de balustrade is het podium en het stuk ervoor, goed te overzien. Jongeren die de eerste etage wisten te vinden, hadden amper aandacht voor de kraampjes van de instellingen. Het uitzicht op publiek en podium op de begane grond trok de aandacht. Een presentatie op de eerste etage die de jongeren wel interesseerde, ging over veilig vrijen. Twee opvallend geklede meisjes deelden gratis condooms uit. De grond lag na enige tijd bezaaid met de kleurrijke hoesjes. De condooms werden meestal direct uit de hoesjes gehaald en opgeborgen. Een aantal wat jongere bezoekers haalden geintjes uit, een over het hoofd getrokken condoom werd bijvoorbeeld opgeblazen tot een enorm eihoofd. De stand van de Jongerenraad zelf, midden in de zaal op de begane grond, had eveneens weinig aanloop. De bezoekende jongeren kwamen duidelijk vooral voor de optredens. Volgens alle gesproken bezoekers ging de aandacht van de jongeren in eerste instantie naar het podium. Vervolgens naar de eigen vriendengroep en pas daarna naar de presentaties of de bar. Terwijl zich op het podium voortdurend een daverend spektakel afspeelde, probeerden volwassenen in onaantrekkelijke stands een boodschap naar de doelgroep over te brengen. In de beginfase van de manifestatie werd dit met veel inzet geprobeerd. Na verloop van tijd verminderde de motivatie van de intermediairs, ook zij richtten zich nu op het podium. Evaluatie Het verloop van de manifestatie geeft aanknopingspunten waar toekomstige projecten hun voordeel mee kunnen doen. De manifestatie illustreert het belang van een aantal factoren bij projecten die zich op jongeren richten. Voor het welslagen van een manifestatie is het zaak dat de doelgroep van tevoren weet dat de manifestatie plaatsvindt en gemotiveerd is om er aan deel te nemen. De bekendheid van de jongerenmanifestatie was uitstekend verzorgd. De manifestatie trok voldoende bezoekers, merendeels jongeren maar ook veel volwassenen. Dit betrof vooral familie van leden van de Jongerenraad en intermediairs. Een groot aantal intermediairs heeft een uitnodiging ontvangen. Uit gesprekken met intermediairs bleek dat gewekte verwachting niet volledig werd waargemaakt. De intermediairs vonden het nogal rommelig. De aandacht van jongeren en andere bezoekers was erg verstrooid. De discussie en de presentaties van de instellingen kwamen daardoor niet echt uit de verf. Op het podium trokken spectaculaire optredens alle aandacht. Een project voor jongeren moet allereerst de doelgroep bereiken. Door outreachend te werken, kunnen jongeren bereikt worden op de plek of plekken waar ze zich bevinden. Het aanbieden van een aantrekkelijk evenement kan jongeren naar een locatie trekken. Van belang voor de
36
aantrekkingkracht zijn de toegangsprijs, de activiteiten, optredens of artiesten en public relations. Vooral de public relations bepalen het beeld van het evenement bij de doelgroep. Door outreachende methodieken of door het organiseren van een evenement kan de doelgroep bereikt worden. Het overbrengen van een boodschap of bewerkstelligen van een verandering vereist echter meer dan alleen fysieke bereikbaarheid. Aspecten zoals de vorm, de inhoud en het gekozen medium moeten eveneens geschikt zijn voor de doelgroep. De Jongerenraad is er zeker in geslaagd een aantrekkelijk evenement te organiseren voor jongeren. De manifestatie werd goed bezocht en was voldoende bekend bij de doelgroep. De lokale krant en televisie hebben behoorlijk veel reclame voor de manifestatie opgeleverd. De Jongerenraadsleden zorgen door hun achterban eveneens voor bekendheid bij de doelgroep. Volwassenen werden vooral bereikt door uitnodigingen, media aandacht en professionele betrokkenheid. De jongeren hadden het volgens eigen zeggen naar hun zin. Vooral de optredens voldeden aan de verwachtingen. Veel jongeren negeerden de kraampjes van de instellingen of merkten deze in het geheel niet op. Jongeren die de presentaties wel opmerkten, waren daar niet bijzonder enthousiast over. Ook het debat liet de meeste aanwezigen koud. Uitzondering hierop was de inleiding op het deurbeleid door een rapper. Dit veroorzaakte zowel bij de jongeren als bij de volwassenen nogal wat emoties. Aanleiding hiervoor was de tekst van de rapper. Hij wond er geen doekjes om, beschuldigde portiers van racisme en noemde agenten ‘pigs’. Betrokken volwassenen voelden zich daardoor verongelijkt. De jongeren zagen de humor ervan in en vonden dat hun gevoel eindelijk eens werd uitgesproken. In de wereld van de rap is het woord ‘pig’ helemaal niet zo vreemd. Het uitvergroten of overdrijven van gebeurtenissen is een beproefde methode om de aandacht op het onderwerp te vestigen. Een idee om jongeren op school te leren uitgaan is volgens intermediairs weinig zinvol. Het gaat er volgens hen juist om voorbereid te zijn op het echte leven. Dat kan je niet leren in de beschermde omgeving van de school. Leren uitgaan betekent met name leren om te gaan met onverwachte situaties. De beste plek daarvoor is een echte uitgaansgelegenheid. Jongeren geven aan zeer wel bereid te zijn zich in te spannen. De belangrijkste voorwaarde is dat jongeren wel serieus genomen willen worden. De bedoeling van de Jongerenraad is dat jongeren actief participeren in de vorming van het lokale beleid. De voorwaarde die de jongeren daaraan verbinden luidt als volgt: ‘Bij de start van deze klus is ons duidelijk gemaakt dat onze inzet niet voor niets zou zijn en dat de wethouder en anderen ons serieus zouden nemen. Deze toezegging waarderen wij zeer. Het is de laatste tijd namelijk vaker voorgekomen dat jongeren gevraagd worden om mee te denken met beleidsmakers. Dit om vraag en aanbod beter te kunnen matchen. Het eindresultaat of de realisatie bleef jammer genoeg echter vaak uit. Niet door onwil, maar omdat de gevolgen van tevoren niet goed werden overzien. Voor ons jongeren is het belangrijk dat wij resultaten zien die direct betrekking hebben op ons, anders wordt het steeds minder interessant om ons nog in te zetten voor dit soort projecten.’ (www.safecity-utrecht.nl) De Jongerenraad heeft aangegeven dat de kracht van het plan van aanpak zit in het geheel.
37
Alle delen van het plan komen samen en versterken elkaar in ‘de oplossing’: een locatie voor en door de doelgroep. Uitvoering van delen van het plan werd door de Jongerenraad afgeraden. Er wordt momenteel een haalbaarheidsstudie verricht naar de uitvoering van delen van het plan van aanpak. De leden van de Jongerenraad zijn inmiddels opgevolgd door andere jongeren. De nieuwe Raad zal het plan van aanpak van de oude Raad uitwerken. De oude Raad herinnerde Wethouder Gispen tijdens de overdracht van de Raad aan de nieuwe leden, nogmaals aan de belofte die aan de jongeren gedaan is. Wethouder Gispen reageerde hierop door uit te leggen dat aan het plan van aanpak gewerkt wordt.
Aan de nieuwe Jongerenraad is wederom een belofte gedaan. Eenmaal per maand zal speciaal voor de doelgroep een avond in een uitgaansgelegenheid georganiseerd worden. De doelgroep beperkte zich tijdens dit onderzoek niet tot een enkel bezoek per maand aan de binnenstad. Wat de plannen zijn met jongeren die op een andere dag de binnenstad bezoeken, is onduidelijk.
38
Samenvatting en conclusies Het Centrum voor Verslavingsonderzoek (CVO) heeft met subsidie van de Stichting Verslavingspreventie een studie verricht naar moeilijk bereikbare jongeren in het Utrechtse uitgaansleven. Het onderzoek valt uiteen in drie fasen. Allereerst zijn problemen, aard en omvang van middelengebruik van de doelgroep in kaart gebracht. Vervolgens zijn bestaande preventieactiviteiten voor jongeren en hun wensen op dit gebied geïnventariseerd. In de laatste fase, ten slotte, zijn binnen het bestaande Utrechtse preventieaanbod enkele nieuwe projecten beproefd en geëvalueerd. Voor het onderzoek zijn netwerken opgebouwd en interviews en paneldiscussies gehouden met jongeren en intermediairs in Utrecht. Een deelstudie biedt een inventarisatie van relevante preventieprojecten voor jongeren in Nederland en interviews met hulpverleners die deze projecten uitvoeren (van Vliet, 2001). Jongeren en uitgaan in de binnenstad De meeste geïnterviewde jongeren blijven door de week thuis en beperken het uitgaan tot één avond per week. De Utrechtse binnenstad heeft daarbij, met name in het weekend en op koopavonden, een sterke aanzuigende werking op hen. Vooral voor de oudere jeugd uit de Utrechtse wijken is de binnenstad op deze dagen aantrekkelijk. Dit komt onder meer doordat de wijkvoorzieningen de laatste jaren minder zijn geworden. Jongerenavonden in buurthuizen zijn wegbezuinigd en steeds meer jongerencentra worden gesloten omdat ze moeilijk beheersbaar zijn. Bovendien zijn ‘soosavonden’ bij jongeren vanaf veertien jaar niet populair meer. Daarbij komt dat de jeugd steeds mobieler wordt, waardoor ze minder gebonden is aan de eigen wijk. De Utrechtse binnenstad wordt dan ook steeds vaker bezocht door jongeren uit minder centraal gelegen wijken en randgemeenten van Utrecht. Eenmaal in de binnenstad zijn ze vrijwel onbereikbaar voor het sociale vangnet uit hun eigen buurt: ouders, leraren en het wijkwelzijnswerk. De uitgaansgelegenheden voor jongeren in de Utrechtse binnenstad lijken op het eerste gezicht talrijk, maar bij nader onderzoek blijken de mogelijkheden beperkt. In Utrecht komen jongeren onder de 16 jaar bijna nergens binnen omdat horeca-uitbaters deze leeftijdscategorie geen alcoholische dranken mogen schenken (www.sidv.nl). Noodgedwongen zoeken jongeren daarom hun vertier steeds vaker op straat. Tijdens het onderzoek stuitte men in de binnenstad op een aantal ‘hangplekken’. Omdat de hier rondhangende jongeren vaak overlast veroorzaken, worden zij door politie en buurtbewoners regelmatig gesommeerd te vertrekken. Sommige groepen wijken uit naar andere steden, zoals Amsterdam, en gaan daar uit. Voor Marokkaanse jongens is het extra moeilijk om ergens binnen te komen. In de binnenstad zijn groepen jongeren op straat aangetroffen die na teleurstellende ervaringen niet langer proberen uit te gaan. Geweigerde jongeren zijn vaak vervelend tegen portiers of andere bezoekers van de binnenstad. Ook gaan ze gefrustreerd terug naar hun eigen wijk met alle gevolgen van dien. Groepsvorming Zowel op straat als in het uitgaansleven hebben jongeren voornamelijk contact met hun eigen vriendenkring en nauwelijks met andere groepen jongeren. De bij verschillende jongerenculturen behorende voorkeuren voor muziek en uiterlijke stijlkenmerken zijn daarentegen niet meer zo strak gescheiden als voorheen. Deelname aan bepaalde subculturen lijkt dezer dagen steeds meer een ‘zappende’ bezigheid: afhankelijk van de stemming wordt gevarieerd in stijlen. Resultaat van dit style surfen is een heterogene subcultuur die sterk 39
afwijkt van de eensgezinde scene van een aantal jaren terug. Destijds troffen jongeren elkaar wekelijks, en soms zelfs enkele malen per week, op grootschalige dansevenementen waar steeds eenzelfde soort muziek werd gedraaid (van de Wijngaart e.a., 1997). Middelengebruik Uit de interviews komt naar voren dat jongeren tijdens het uitgaan in Utrecht voornamelijk alcohol en cannabisproducten gebruiken. Een beperkt aantal experimenteert tijdelijk met andere middelen, maar houdt hier na verloop van tijd mee op. Daarnaast is tijdens het veldwerk een zeer kleine groep aangetroffen met een combinatie van problemen, zoals dakloosheid, psychiatrische stoornissen, prostitutie en zwakbegaafdheid. Sommigen van hen zijn excessieve drugsgebruikers. Deze kleine groep jongeren met zogeheten meervoudige problematiek is over het algemeen ouder dan 18 jaar. Problematisch gebruik van andere middelen dan alcohol en cannabisproducten is eveneens voornamelijk aangetroffen bij jongeren boven de 18 jaar (zie ook Korf e.a., 2001). Cannabis blijft het populairste illegale genotmiddel. De markt voor ecstasy lijkt in te zakken, terwijl het gebruik van cocaïne in de lift zit (Korf e.a., 2002). De grootste bedreiging voor de gezondheid vormt echter de forse toename van alcoholgebruik. In Utrecht is 18% van de jongeren tussen de 16 en 24 jaar problematisch drinker (Verdurmen, 2000). Kenmerkend voor hen is dat zij tijdens het uitgaan grote hoeveelheden alcohol in korte tijd nuttigen, een consumptiepatroon dat binge drinking wordt genoemd. Utrechtse jongeren met een Marokkaanse of Turkse achtergrond gebruiken minder alcohol en drugs dan autochtone Utrechters (Planije e.a., 2000). Van de Marokkaanse jongeren is een klein aantal verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de totale alcohol- en drugsconsumptie van deze groep. Tussen de 74 à 84% van hen is geheelonthouder tegenover 7% van de autochtonen. Het kleine deel jonge Marokkanen dat wel alcohol en drugs gebruikt, consumeert gemiddeld meer dan zijn autochtone tegenhanger. In vergelijking met andere Marokkaanse jongeren gebruikt deze splintergroep excessief veel alcohol en drugs. Onder de jonge Marokkanen die drinken, komen ongeveer evenveel binge drinkers voor als onder autochtone jongeren. Tijdens het onderzoek werden Marokkaanse jongeren vanuit verschillende invalshoeken als meest problematische groep genoemd. Vooral het alcoholgebruik onder jonge Marokkanen veroorzaakt volgens intermediairs problemen. Alcohol gebruiken jongeren in Utrecht vooral binnen vriendengroepen. Voorafgaand aan een bezoek aan de binnenstad wordt thuis soms ‘ingedronken’, waarna de alcoholconsumptie wordt voortgezet in uitgaansgelegenheden, als men daar tenminste binnenkomt. Ook op straat drinken jongeren alcohol. Populair zijn vooral de kant-en-klare mixdranken die tegenwoordig, ondanks het stringentere alcoholbeleid voor minderjarigen, in sommige supermarkten en snackbars te verkrijgen zijn. Incidenteel treft men bij jongeren flessen sterkedrank aan, afkomstig uit een slijterij of meegenomen uit het ouderlijk huis. Minderjarigen kunnen daarnaast vrij eenvoudig aan alcoholische dranken komen door ze in te laten kopen door oudere vrienden. Informatie en voorlichting Tijdens de eerste fase van het onderzoek is de jongeren in de Utrechtse binnenstad gevraagd of zij op school en thuis voldoende informatie over alcohol en drugs krijgen en of zij behoefte hebben aan drugspreventie in het uitgaansleven. Jongeren zeggen goed geïnformeerd te zijn over alcohol en drugs. Naar hun mening krijgen zij op school voldoende informatie. Daar veel minderjarigen in het Utrechtse uitgaansleven zich vooral beperken tot het gebruik van alcohol
40
en ook niet van plan zijn om andere middelen te gaan gebruiken, vinden zij de lessen over drugs op school overbodig en oninteressant. De jongeren zijn niet bekend met drugspreventie in het uitgaansleven, maar zeggen hieraan evenmin behoefte te hebben. Als ze uitgaan willen ze lol maken en feesten. Alcohol en eventueel drugs horen daarbij. Op preventieprojecten zitten ze dan duidelijk niet te wachten. Bestaande preventieprojecten Voornoemde behoeftepeiling voorspelde weinig goeds voor de derde fase van het onderzoek: uitvoering en evaluatie van preventieprojecten voor de doelgroep. Een verwachting die nog wordt versterkt door de tweede fase: inventarisatie van bestaande preventieprojecten voor de doelgroep. In Nederland wordt in het uitgaansleven weinig aan preventie gedaan. Twee regionale verslavingszorginstellingen bieden jongeren de mogelijkheid vragen te stellen over drugs bij leeftijd- en leefstijlgenoten, zogenoemde peergroups. Zulke peer-projecten worden voornamelijk uitgevoerd op grootschalige dansevenementen en nauwelijks in reguliere horecagelegenheden. In het Utrechtse uitgaansleven wordt tot nu toe niet gewerkt met peergroups. Verder zijn er in Nederland enkele preventieprojecten die outreachend werken. Dit houdt in dat jongeren op straat door preventiewerkers worden opgezocht en aangesproken. Veel van deze projecten zijn vooral in het leven geroepen omdat jongeren op straat overlast veroorzaken en zo bijdragen aan onveiligheidsgevoelens in de buurt. Dergelijke initiatieven treft men vooral aan in (achterstands-)wijken en nauwelijks in binnensteden. Het accent van enkele van deze projecten ligt op alcohol- en drugspreventie. Twee Utrechtse instellingen voeren drugspreventie uit op straat. De cliëntèle van Stichting Randgroepjongeren (Strand) bestaat vooral uit jongeren met een meervoudige problematiek, waaronder alcohol- en drugsgebruik. Deze groep is over het algemeen ouder dan 18 jaar. Veldwerkers van Centrum Maliebaan, de verslavingszorginstelling in Utrecht, spreken in de wijken hangjongeren – zowel minder- als meerderjarigen – aan op hun alcohol- en drugsgebruik. De jongeren die voor dit onderzoek zijn geïnterviewd zeggen geen contact te hebben met de veldwerkers van Strand of Centrum Maliebaan. Alle overige outreachende preventie in Utrecht richt zich op jongeren die overlast veroorzaken op straat. Dit zijn de Jongeren-Op-Straatprojecten (JOS) in de wijken en het Centrum Zorg Plus Project, uitgevoerd door de politie in de Utrechtse binnenstad. Jongerenraad Gedurende het onderzoek zijn contacten gelegd met de Utrechtse Jongerenraad, in 2001 opgericht en ondersteunt door Stade, een stedelijke instelling voor projectontwikkeling, beleidsvorming, advisering en onderzoek. De raadsleden nemen vrijwillig deel aan een project ter bevordering van jongerenparticipatie in de vorming van lokaal beleid. Doel van de raad was het formuleren van een plan van aanpak, gericht op veilig uitgaan in Utrecht. Medewerkers van Stade en het CVO hebben de Jongerenraad geholpen bij het ontwikkelen en schrijven van dit plan. Het CVO heeft daartoe nog een training verzorgd over alcohol en drugs en heeft samen met de Jongerenraad een veldonderzoek uitgevoerd. Het plan van aanpak is gepresenteerd op de Jongerenmanifestatie in het Utrechtse Tivoli. De Jongerenraad kan worden beschouwd als een peergroup. Het werken met peergroups is elders in het land effectief gebleken: geïnformeerde jongeren verspreiden actief informatie onder andere jongeren. Ook de leden van de Jongerenraad blijken dit effect van de steen in een vijver te kunnen bewerkstelligen. Ieder raadslid heeft namelijk regelmatig contact met zijn
41
of haar achterban. Hoe succesvol de Jongerenraad is, bleek wel uit het massale bezoek van de eigen achterban aan de jongerenmanifestatie. Eveneens werd bij die gelegenheid duidelijk hoe belangrijk het is om aandacht te besteden aan het medium waarin een preventieboodschap wordt verpakt. De manifestatie bevatte optredens, een debat, presentaties van instellingen op het podium en informatiestands van instellingen in de zaal. De optredens waren veruit het populairst. Voor de aanwezige preventieactiviteiten van volwassenen en oudere jongeren was weinig aandacht, voor twee hippe meisjes, die informatie over safeseks technieken verspreidden door de jongeren aan te spreken en condooms uit te delen, was dat er overduidelijk wel. In feite is de Jongerenraad het enige project voor jongeren in het Utrechtse uitgaansleven. Tijdens het onderzoek hebben jongeren ideeën aangedragen voor preventieprojecten. Ook heeft van Vliet (2001) een aantal suggesties op een rij gezet. Tijdens de training, het veldonderzoek en de manifestatie van de Utrechtse Jongerenraad zijn enkele projecten uitgevoerd en geëvalueerd. De bevindingen kunnen een positieve bijdrage leveren aan het toekomstige preventiebeleid in Utrecht. Activeren en interesse wekken De leden van de Jongerenraad nemen vrijwillig deel aan een project ter bevordering van de participatie van jongeren aan de vorming van lokaal beleid. Hun mening wordt weergegeven in het Plan van Aanpak van de Utrechtse Jongerenraad. Om dit plan inhoudelijk vorm te geven deden de jongeren zelf onderzoek naar het thema ‘veilig uitgaan’. De jongeren waren aanvankelijk helemaal niet zo geïnteresseerd in het onderwerp ‘alcohol en drugs’. De tongen kwamen pas los na vertoning van een video over drugs. Nadat hun interesse was gewekt bleken de aanwezigen, tot hun eigen verbazing, behoefte te hebben aan meer informatie. Bezoek aan een koffieshop tijdens hun veldonderzoek was voor sommigen aanleiding om te vertellen over hun eigen alcohol- en drugsgebruik en dat van hun vriendenkring. Door actief met het onderwerp aan de slag te gaan werden de jongeren enthousiast en gaven zij aan dat er meer aan de hand is dan zij zelf op voorhand vermoedden. Afsluitend Een absolute voorwaarde voor een succesvol preventieproject is dat jongeren, hun wensen en ideeën serieus worden genomen. Alle door de jongeren voorgestelde preventieprojecten in het plan van aanpak van de Utrechtse Jongerenraad – een meldpunt deurbeleid, een terughoudend tapbeleid in uitgaansgelegenheden, overleg met portiers, politie en gemeente – komen samen in hun belangrijkste aanbeveling: een vaste plek in de binnenstad waar jongeren ervaring op kunnen doen met ‘uitgaan’. Hun plan van aanpak is het resultaat van training, veldonderzoek, interviews, ervaringen en meningen van intermediairs en jongeren zelf.
42
Literatuur van Bommel, J. (2001). Kwaliteitsaanpak Breedstraat en omstreken. Utrecht: Bureau Polyground. van den Bosch, A. (2001). Vissen doe je met een net(werk). Een stappenplan voor jongerenparticipatie. Utrecht: stichting Vrijwilligers Management (sVM). Gemeente Utrecht, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Programmabureau Jeugd (2002). Programma voor de Jeugd 2002. 4e programmajaar als uitwerking van beleidsnota “Waar het hart vol van is 1999-2002”. Utrecht: Gemeente Utrecht. Gemeente Utrecht, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Afdeling Welzijnszaken (2000a). ‘Een scheve schaats of het rechte pad’ . Utrechtse aanpak jeugdproblematiek. Jeugd en Veiligheid. Evaluatie 1999/ koers 2000 en keuzes 2001/2002. Utrecht: gemeente Utrecht. Gemeente Utrecht, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Afdeling Welzijnszaken (2000b). Jaarprogramma Jeugd en Veiligheid 2001. Utrecht: gemeente Utrecht. Gemeente Utrecht, Algemene Zaken (2001). Veiligheid in uitvoering. Stadsveiligheidsplan Utrecht 2001- 2006. Utrecht: gemeente Utrecht. Gemeente Utrecht, Wijkbureau Binnenstad (2002). Convenant Veilig Uitgaan Binnenstad Utrecht. Utrecht: Wijkbureau Binnenstad. Faasen, I. (1998). Als twee culturen botsen gaat het onweren; een exploratief onderzoek naar probleemgedrag van Marokkaanse straatjongens. Utrecht: CVO. GG&GD Utrecht (1999). Volksgezondheid 1999-2003. Utrecht: GG&GD. Jongerenraad (2001) ‘Safe City’. Plan van Aanpak: ‘Veilig uitgaan in Utrecht.’ Utrecht: Centrum voor Verslavingsonderzoek/Stade. Kok, A. (2002). Jaarbericht 2001, Drugs Infolijn. Utrecht: Trimbos-instituut. Korf, D.J., S. Diemel, H. Riper, T. Nabben (1999). Het volgende station; Zwerfjongeren in Nederland. Amsterdam: Thela Thesis. Korf, D.J., T. Nabben, A.Benschop (2001). Antenne 2000: Trends in alcohol, tabak, drugs en gokken bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rosenberg Publishers. Korf, D.J., T. Nabben, A.Benschop (2002). Antenne 2001: Trends in alcohol, tabak, drugs en gokken bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rosenberg Publishers. Ministerie van Binnenlandse Zaken (1999). Integraal Veiligheidsprogramma juni 1999. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken. Monshouwer, K., F. Smit, I. Spruit (2002). Alcohol-, tabak- en cannabisgebruik bij scholieren
43
naar etnische achtergrond. TSG, jaargang 80, nummer 3, p. 172. Planije, M.P., J.E.E. Verdurmen, A.M. van Wamel (2000). Alcohol en druggebruik onder jonge Marokkanen in de gemeente Utrecht. Utrecht: Trimbos-instituut. Stade (1999). Centraal meld- en informatiepunt Utrecht Binnenstad. Aanbod voor de in de binnenstad verblijvende jongeren. Utrecht: Stade. van Laar, M., G. Cruts, D. Korf, R. Knibbe, M. Willemsen, H. Richter, V. van Alem (red.) (2002). Nationale Drugmonitor NDM, jaarbericht 2001. Utrecht: Bureau NDM. Verdurmen, J.E.E., J. Toet, I.P. Spruit (2000). Alcohol en druggebruik in de gemeente Utrecht. Utrecht: Trimbos-instituut. van Vliet, E. (2001). Beter ten halve gekeerd. Utrecht: CVO. Wetser, P., A de Jong. (1998). Uitgaan en drugs. Plan voor een samenhangende preventieaanpak van recreatief druggebruik (1998-2000). Utrecht: Trimbos Instituut. van de Wijngaart, G. F., R. Braam, D. de Bruin, M. Fris, N. Maalsté, H. Verbraeck (1997). Ecstasy in het uitgaanscircuit. Sociaal-epidemiologisch onderzoek naar de aard, omvang en risico's van het gebruik van XTC en andere uitgaansdrugs op houseparty's. Utrecht: Centrum voor Verslavingsonderzoek, Universiteit Utrecht.
Internetbronnen: Gemeente Utrecht:
www.utrecht.nl
Jongerenraad:
www.safecity-utrecht.nl
Trimbos-instituut:
www.trimbos.nl
CVO - Centrum voor Verslavingsonderzoek:
www.fss.uu.nl/cvo
Steun en Informatiepunt Drugs en Veiligheid (SIDV):
www.sidv.nl
44
Bijlage: Plan van Aanpak Jongerenraad, Safe City In april 2001 is de Stedelijke Jongerenraad Utrecht van 2001 in opdracht van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling opgericht. 29 Mei 2001 is de raad officieel geïnstalleerd op het Stadhuis door de Wethouder Toon Gispen. Utrecht heeft ongeveer 40.000 jongeren in de leeftijd van 12 tot 25 jaar. De Stedelijke Jongerenraad is door het Programma voor de Jeugd van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling opgezet voor de Utrechtse jongeren. Men noemt dit een participatieproject. Op deze manier wil men jongeren inspraak geven in het jeugdbeleid. De jongerenraad fungeert in feite als tussenpersoon voor de gemeente en de Utrechtse jeugd. Samenstelling Jongerenraad: Voorwaarde was dat de jongerenraad een afspiegeling moest zijn van de Utrechtse jeugd. De Stedelijke Jongerenraad van Utrecht telt 18 jongeren. Dit zijn jongens en meisjes van verschillende leeftijden (13 tot 18 jaar). De raadsleden hebben verschillende achtergronden, ze zitten op verschillende scholen, de niveaus variëren van VMBO tot aan Gymnasium. De jongeren zijn afkomstig uit de verschillende wijken van Utrecht: Lunetten, Hoograven, Zuilen, Kanaleneiland, Lombok, Vleuten, Pijlsweert, Overvecht, De Bilt, en Ondiep. Het is een veelkleurige raad bestaande uit verschillende nationaliteiten. De jongeren hebben elk een achterban van plusminus 25 personen. De functie van deze achterban is het direct terugkoppelen van informatie, uitwisselen van meningen en verbreden van het draagvlak. De Jongerenraad vertegenwoordigt dus sowieso 468 jongeren uit Utrecht. De Jongerenraad vertegenwoordigt de Utrechtse jeugd en adviseert de beleidsmakers over de specialiteit van de raad; jongeren. De taken van de Jongerenraad zijn: • • • • • • • •
Advies uitbrengen aan College & de Raad voor een veiliger uitgaansleven in Utrecht Zich deskundig maken in het onderwerp ‘Veilig uitgaan in Utrecht’ door middel van werkopdrachten. Instanties en organisaties die zich in de praktijk bezig houden met dit onderwerp, op aanvraag voorzien van advies. Ontwikkelen van een plan van aanpak ‘Veilig uitgaan in Utrecht’. Interviews met de pers. Zorgen voor de voortgang van de Jongerenraad. Het organiseren van de jongerenmanifestatie 2001. In samenwerking met een deskundige de ‘Safe City’ website ontwikkelen en beheren.
45
De doelstelling van de jongerenraad: Fungeren als schakel tussen de Utrechtse jeugd en de Gemeente/politiek. Het leveren van een concreet product dat leidt tot een bruikbaar advies. Voor het welslagen van het project, was het noodzakelijk vanaf het begin duidelijkheid te hebben over wat er met de inbreng van de jongeren gaat gebeuren. De bedoeling was om een realistisch en haalbaar ‘Plan van Aanpak’ te produceren. Daarom zijn bij de ontwikkeling van het plan de portefeuillehouders, de wethouder, relevante ambtenaren en andere potentiële uitvoerders betrokken. Zij weten als geen ander of een plan haalbaar is of niet. Het zal namelijk niet de eerste keer zijn dat jongeren worden gevraagd hun input te leveren, zonder dat er van tevoren is gedacht over de werkelijke uitvoering. Het is namelijk ook de taak van de jongerenraad om voor de voortgang te zorgen. Volgend jaar moet er weer een nieuwe jongerenraad aan het werk, als het advies van de jongerenraad in een bureaula terechtkomt, zal het moeilijk worden nieuwe raadsleden te vinden. De jongerenraad is voor een bepaalde tijd geïnstalleerd en heeft een duidelijke taak. Dit jaar hebben de jongeren het thema Veiligheid meegekregen. Op het gebied van veiligheid mochten de jongeren zelf een onderwerp uitzoeken, die ze verder wilden onderzoeken. Dit onderzoek zou dan moeten leiden tot een Plan van Aanpak. Door middel van dit plan adviseert de jongerenraad de Gemeente over het onderwerp. De kranten staan vol met berichten over zinloos geweld, mensen voelen zich steeds onveiliger, jongeren hebben veel te maken met onveiligheid. Daarom is gekozen voor het onderwerp ‘Veilig Uitgaan’. Wethouder Toon van Gispen heeft de jongerenraad tijdens een raadsvergadering persoonlijk De Opdracht gegeven. De Opdracht:
I.
Het maken van een ‘Plan van Aanpak’ met als onderwerp ‘Veilig uitgaan in Utrecht’. - Kom aan de hand van een aantal werkopdrachten tot 5 verbeterpunten om als jongeren in Utrecht veiliger uit te kunnen gaan. - Werk twee van de vijf verbeterpunten uit tot een realistisch plan. - Het uiteindelijke plan moet door minimaal 1000 jongeren in de leeftijd 13 tot 19 jaar uit Utrecht worden ondersteund.
II.
Organiseren van de Utrechtse jongerenmanifestatie. - Dit moet gebeuren voor en door de jongeren van Utrecht. - De manifestatie moet de volgende ingrediënten bevatten: ontspanning, presentatie van het plan van aanpak, presentaties van de wijken waarin aangeven wordt in welke vorm de jeugd participeert.
46
Aan het werk In totaal hebben driehonderd jongeren uit de achterban van de jongerenraad en op de kunstbende aangegeven welke aspecten van veilig uitgaan belangrijk voor hen zijn. De jongerenraad heeft vier van de aspecten uitgekozen om uit te pluizen en advies uit te brengen voor verbetering. Deze punten zijn: -
Alcohol en Drugs Cameratoezicht en Centrum Zorg Plus Deurbeleid Aanbod voor jongeren in de wijken en in de binnenstad.
De Jongerenraad heeft aan deskundigen allerlei vragen gesteld om de aspecten duidelijk te maken. De raad is daarna (onder begeleiding) op pad gegaan om de vier onderwerpen zelf te bekijken. De bevindingen van de jongerenraad zijn gepresenteerd aan wethouder Toon Gispen. Hierna is de jongerenraad hard aan de slag gegaan met het ‘Plan van Aanpak’ en om alles voor de manifestatie te regelen. Wij denken dat er een aantal zaken verbeterd kan worden. Deze zijn vertaald in concrete verbeterpunten. Het viel ons op dat bij alle werkopdrachten beter communiceren als rode draad voor het verbeteren van veilig uitgaan in de stad Utrecht. De bovenstaande werkopdrachten hebben zich bij het benoemen van de verbeterpunten laten ordenen in 4 thema’s. Deze thema’s zijn: Beter aanbod Met als verbeterpunten: Een nieuwe plek Helder deurbeleid Afgestemd aanbod in de wijken Verminderen van overlast Met als verbeterpunten: Leren uitgaan Verminderen van overlast door alcohol Toezicht Samen verantwoordelijk Met als verbeterpunten: Meldpunt Safecity-overleg Veilig naar huis Met als verbeterpunt: Een nightliner De verbeterpunten die hier bijhoren worden in het volgende gedeelte uitgewerkt.
47
De rode draad Bij het uitgaan ontmoeten we andere mensen in allerlei rollen. We hebben niet alleen te maken met andere jongeren, maar ook met de portier, de politieagent, de barkeeper, de dronken voorbijganger, enzovoort. Uitgaan betekent ook dat je te maken hebt met regels. Uitgaan vraagt kennis en vaardigheden van jongeren en van volwassenen. COMMUNICATIE is dan ook onze rode draad. Hoe ga je leuk met elkaar om, welke huisregels heeft een disco, wat is het deurbeleid, is het echt zo’n rotzooitje in die jongerensoos, wat is er voor jongeren in mijn wijk te doen, enzovoort. Weten, begrijpen en begrepen worden dus. Ontbreekt dit, dan kunnen er onveilige situaties ontstaan. Communicatie, in welke vorm dan ook, komt terug in bijna alle punten op onze verlanglijst. Onze verlanglijst is gebaseerd op de belangrijkste signalen die wij tegenkwamen tijdens ons onderzoek. We geven aan op welke onderwerpen wij graag verbeteringen willen zien (WAT). We geven ook concrete suggesties voor verbeteringen (HOE), maar zeggen hiermee niet dat dit DE oplossingen zijn. Een voorbeeld: we willen graag dat jongeren na het uitgaan veilig thuiskomen. Over hoe dat kan, hebben we zeker ideeën (in dit geval een nightliner), maar wij kunnen ons voorstellen dat we samen met beleidsmakers tot nóg betere en realiseerbare oplossingen kunnen komen.
A. Een beter aanbod 1. Een nieuwe plek (Nieuw aanbod & stedelijk) Wat duidelijk bleek uit het bespreken van dit onderwerp, is dat Utrecht nog niet die ene plek heeft waar jongeren in de leeftijd van 14 tot 18 jaar eenduidig van kunnen aangeven: dáár kan je gezellig uitgaan! Geen enkel huidig aanbod blijkt hiervoor geschikt. Oplossing Utrecht creëert een te gekke en zeker strakke uitgaansruimte voor de jongeren in de leeftijd van 14 tot 18 jaar. Het moet dé plek worden voor jongeren om uit te kunnen gaan. Goed bereikbaar, in de binnenstad, veilig en met een goed aanbod. Aan het uitwerken van dit plan willen wij super graag meewerken. 2. Helder deurbeleid (Huidig aanbod & stedelijk) Het is voor jongeren vaak niet duidelijk onder welke voorwaarden ze ergens naar binnen mogen. Sommige regels worden ook niet altijd begrepen. Dit gebrek aan informatie veroorzaakt vaak frustraties en daarmee soms overlast. Oplossing Alle uitgaansgelegenheden moeten duidelijke en inzichtelijke informatie geven over hun deurbeleid zodat jongeren precies weten waar ze aan toe zijn.
48
3. Afgestemd aanbod in de wijken Jongeren weten vaak niet wat er allemaal te doen is in hun wijk. Weten ze dat wel, dan is hun beeld van de activiteiten niet altijd positief. Dat is een gemiste kans, want jongeren tot 15/16 jaar hebben veel behoefte aan uitgaan in de eigen wijk. Uitgaan in de wijken moet aantrekkelijker en veiliger worden voor meer jongeren. Oplossing Elke wijk (ook het centrum) maakt een eigen uitgaansplan. Dit plan wordt gemaakt door bijvoorbeeld het welzijnswerk in samenwerking met jongeren. In dit plan worden verschillende onderwerpen concreet uitgewerkt, zoals: aanbod (aantrekkelijk voor meer doelgroepen!), tijdstippen, huisregels (rechten en plichten), enzovoort. Het is belangrijk dat er veel aandacht besteed wordt aan de publiciteit van nieuw aanbod. Hierbij kunnen jongeren in de wijk helpen.
B: Verminderen van overlast 4. Leren uitgaan Jongeren gaan meestal voor het eerst echt uit als ze 13/14 jaar zijn. Ze hebben niet geleerd hoe je moet uitgaan zodat het voor iedereen leuk blijft. Meestal gaat het wel goed, soms niet. Een ongewenste kneep in de billen kan een onveilig gevoel geven. Oplossing Jongeren moeten leren uitgaan. Het beste kunnen ze dit op school leren, want daar komen alle jongeren. In de vorm van een flitsende campagne, lesmateriaal (maatschappijleer) en/of een videoclip. Jongeren willen graag betrokken worden bij de ontwikkeling hiervan. 5. Overlast door alcohol Vaak ontstaat overlast door mensen die dronken zijn. Vooral tegen en na sluitingstijd is hier sprake van. Jongeren hebben hier last van of voelen zich onveilig. Oplossing Er moeten meer maatregelen genomen worden tegen alcoholmisbruik. Suggesties die wij hebben zijn: - Schenk tegen sluitingstijd geen alcohol meer, maar verkoop broodjes en snacks - Verbod op alcohol op straat 6. Toezicht In de stad zijn goede ervaringen met cameratoezicht. Als jongeren weten dat er camaratoezicht is, voelen ze zich veiliger. Vaak weten ze dit echter niet. De naam van het project (Centrum Zorg Plus) doet denken aan een bejaardenoord. Er is toezicht op een beperkt aantal plekken. Oplossing Camera’s op meer plekken. Duidelijk maken aan het publiek dat er camera’s zijn. Zo’n voorlichtingsactie is een mooie aanleiding om ook de naam van het project te veranderen. Jongeren willen graag betrokken worden bij het maken van publiciteit als het gaat om bepaalde activiteiten.
49
C.
Samen verantwoordelijk
7. Meldpunt Als jongeren vinden dat ze onrechtvaardig behandeld worden, bijvoorbeeld als ze bij de deur geweigerd worden zonder reden, kunnen ze nergens terecht. Oplossing Een meldpunt waar jongeren met hun klachten heen kunnen. Dit moet wel een meldpunt zijn dat zeer toegankelijk is voor op dat moment ‘gefrustreerde’ jongeren. Van belang is ook dat er iets gebeurt met de klachten en dat jongeren daar iets van kunnen merken. Jongeren willen zelf ook meedenken over oplossingen van klachten. 8. Safe City-overleg Overlast wordt ook vaak veroorzaakt omdat professionele mensen in en rond het uitgaansleven (politie, horeca, gemeente) niet goed communiceren met jongeren EN andersom. Als je elkaars normen en regels begrijpt, zullen er ook minder frustraties en dus overlast zijn. Oplossing - Jongeren betrekken bij reguliere overleggen of netwerken van politie, portiers en gemeente. - Politie/jongeren trainen om beter te kunnen communiceren met elkaar. Misschien wel middels projecten op de politieschool en op het voortgezet onderwijs. - Portiers/jongeren trainen om beter te kunnen communiceren met elkaar. Dit kan op school met portiers als ‘gastdocent’. D.
Veilig naar huis
9. De nightliner Jongeren die in het centrum van Utrecht uitgaan, moeten ‘s nachts veilig thuis kunnen komen. Fietsen in het centrum is niet veilig of wordt als niet veilig ervaren. De taxi is meestal te duur. Oplossing Een bus (nightliner) die minimaal op één tijdstip ‘s nachts naar de verschillende Utrechtse wijken rijdt. Ter afsluiting Het zou best kunnen dat dit plan van aanpak niet helemaal voldoet aan de wijze en de vorm zoals volwassenen die zouden maken. Wij hopen echter wel dat we hiermee een zinvolle invulling hebben gegeven aan de opdracht zoals die aan ons gegeven is. Wij hebben geprobeerd zo duidelijk mogelijk de verbeterpunten te noemen die voor ons belangrijk zijn. Bij de start van deze klus is ons duidelijk gemaakt dat onze inzet niet voor niets zou zijn en dat de wethouder en anderen ons serieus zouden nemen. Deze toezegging waarderen wij zeer. Het is de laatste tijd namelijk vaker voorgekomen dat jongeren gevraagd worden om mee te denken met beleidsmakers. Dit om vraag en aanbod beter te kunnen matchen. Het eindresultaat of de realisatie bleef jammer genoeg echter vaak uit. Niet door onwil,
50
maar omdat de gevolgen van tevoren niet goed werden overzien. Voor ons jongeren is het belangrijk dat wij resultaten zien die direct betrekking hebben op ons, anders wordt het steeds minder interessant om ons nog in te zetten voor dit soort projecten. Zitting nemen in een jongerenraad eist heel veel van je (toch al schaarse) vrije tijd. Je voelt je verantwoordelijk en je weet dat je er later zelf beter van kan worden. So we take the mission. Let it be rewarded!!!
Safe City Colin Bottse Tifanny Homeyer Aida Beets Serena Maarbach Carlijn Stekelenburg Nathan ’t Zand Floor Nobbe Mikie Lusin Abdelaziz Ajaarouj Fikria El Abbouri Tanja Bottse Nishant Dogra Stefan van Burken Rodney Newland Farid Muradin Samira Tajja Loura Penning Jongerenraad Utrecht 2001
51