Mobiliteitscommunicatie in Vlaanderen: Sensibilisatie en gedragsbeïnvloeding door mobiliteitscampagnes of andere communicatietechnieken Eindrapport oktober 2007
Mevr. C. Rutten Prof. Dr. J. Van den Bulck School voor Massacommunicatieresearch Katholieke Universiteit Leuven In opdracht van de Vlaamse overheid
Mobiliteitscommunicatie in Vlaanderen: Sensibilisatie en gedragsbeïnvloeding door mobiliteitscampagnes of andere communicatietechnieken Eindrapport oktober 2007
Mevr. C. Rutten Prof. Dr. J. Van den Bulck School voor Massacommunicatieresearch Katholieke Universiteit Leuven In opdracht van de Vlaamse overheid
Mevr. C. Rutten Prof. Dr. J. Van den Bulck School voor Massacommunicatieresearch Katholieke Universiteit Leuven Parkstraat 45 bus 3603 3000 Leuven
[email protected] T 016/32 32 02
[email protected] T 016/32 32 94 (016/32 32 20)
Samenvatting Dit project tracht met behulp van meta-analyse het effect van verkeersveiligheidscampagnes te achterhalen en aspecten van een campagne te identificeren die hier een invloed op hebben.
Een eerste stap was de identificatie van studies die de effecten van campagnes onderzocht hebben. Dit werd gedaan door te zoeken naar studies in verschillende databases, op het internet, door van reeds gevonden studies de referenties na te gaan en door auteurs te contacteren. Uiteindelijk vormden drie thema’s de focus van dit onderzoek, namelijk de veiligheidshelm, rijden onder invloed van alcohol en het dragen van de gordel en/of het gebruiken van een kinderzit. Na het screenen van studies op basis van een aantal selectiecriteria, bleven er nog 51 publicaties over. Vervolgens werd een coderingsformulier ontwikkeld op basis van de literatuur en na beroep te hebben gedaan op de expertise van professor Steven R. Wilson. Dit formulier trachtte de kenmerken van de campagne en de betreffende studie zoveel mogelijk in detail te omschrijven. De intercodeurbetrouwbaarheid is getest met Krippendorff’s Alpha. Uiteindelijk werden er 57 effect sizes (effect van een campagne) berekend. Na bestudering van de outliers werden de resultaten geanalyseerd met behulp van de software van Schmidt & Le (2004) en werd er gezocht naar moderators die van invloed zijn op de effectiviteit van een campagne.
De resultaten tonen dat verkeersveiligheidscampagnes resulteren in een eerder klein, maar positief effect. Het thema van de campagne blijkt een invloed te hebben op dit effect. Campagnes met als thema gordel en/of kinderzit behalen namelijk lagere effecten dan campagnes met als thema rijden onder invloed van alcohol en veiligheidshelm. Wanneer de effectiviteit van bepaalde interventies bestudeerd wordt, blijkt dat het gebruik maken van een beloning, extra controles of het geven van feedback te resulteren in een lager effect dan studies waar dit niet gebruikt is. Hieruit kan echter niet geconcludeerd worden dat deze interventies zorgen voor een lager effect, maar enkel dat deze niet van zeer groot belang zijn voor het welslagen van een campagne. Campagnes die alleen gebruik maken van massamedia blijken echter een groter effect te bewerkstelligen dan campagnes die een combinatie gebruiken van massamedia en extra controles. Tevens blijkt uit deze meta-analyse dat wanneer als interventie enkel educatie wordt gebruikt een lager effect verkregen wordt dan 1
wanneer dit gecombineerd wordt met een korting op uitrusting, een gratis bedeling ervan of een uitleendienst. Wanneer naar de effectiviteit van een interventie per thema wordt gekeken, blijkt dat wanneer een campagne wordt georganiseerd over het thema veiligheidshelm het aanbieden van een gratis fietshelm of een korting op de aankoop ervan aan te raden. Campagnes met als thema de gordel en/of het kinderzitje zouden het best gecombineerd moeten worden met het uitvoeren van extra controles. Campagnes waarin televisie gebruikt wordt, resulteren in het grootste effect. Bovendien wordt de voorkeur gegeven aan betaalde boven onbetaalde media. De inhoud van de boodschap blijkt van belang te zijn voor de effectiviteit van de campagne. Zo heeft deze meta-analyse gevonden dat campagnes die een vorm van angst (vb. angst voor boetes, demonstraties, foto’s) gebruiken en zich richten op de negatieve consequenties bij het niet uitvoeren van het gewenst gedrag, voor een groter effect van de campagne zorgen. Bovendien is het van belang dat in de campagne de nadruk wordt gelegd op het feit dat de doelgroep zelf bekwaam is om het gedrag te veranderen. Wanneer er reeds een wet bestaat gerelateerd aan het betreffende gedrag is het effect van de campagne lager dan wanneer de campagne samengaat met een nieuwe wet of wanneer er nog geen wet voorhanden is. Bovendien blijken kortere campagnes effectiever te zijn dan langere campagnes. Van alle campagnes opgenomen in deze meta-analyse blijken de Canadese het effectiefst te zijn. Een opvallend resultaat is dat wanneer de evaluatie op een later tijdstip wordt gemeten een groter effect gevonden wordt dan wanneer de evaluatie binnen de drie maanden na de campagne heeft plaatsgevonden. Dit resultaat moet echter met de nodige voorzichtigheid gehanteerd worden. Ten slotte is er nog onderzocht of de methode van een onderzoek naar de effectiviteit van een campagne een invloed heeft op het gemeten effect. Zo is gevonden dat studies die gebruik maken van een controlegroep in een kleiner effect resulteren dan studies die dit niet hebben gedaan. Bovendien is er ook een groter effect gevonden bij studies die evalueren op basis van observaties dan bij studies die evalueren op basis van zelfrapportering.
Uit deze meta-analyse kan geconcludeerd worden dat verkeersveiligheidscampagnes wel degelijk een positief effect hebben, ook al wordt er gesproken van een eerder klein effect. Bovendien kan geconcludeerd worden dat een aantal aspecten van belang zijn om een groter effect te verkrijgen, zoals het thema van de campagne, de interventie, het medium, maar zeker ook de boodschap.
2
Inhoudsopgave Samenvatting.............................................................................................................................. 1 Inhoudsopgave ........................................................................................................................... 3 1 Inleiding .................................................................................................................................. 4 2 Voorgaand onderzoek ............................................................................................................. 5 3 Methode................................................................................................................................. 10 3.1 Selectie van studies ........................................................................................................ 10 3.2 Codering ......................................................................................................................... 12 3.3 Analyse........................................................................................................................... 14 4 Resultaten .............................................................................................................................. 16 4.1 Moderators ..................................................................................................................... 16 5 Discussie en conclusies ......................................................................................................... 23 Referenties................................................................................................................................ 27 Bijlage 1: Theory of planned behavior, locus of control model en het health belief model .... 36 Bijlage 2: Coderingsformulier.................................................................................................. 38 Bijlage 3: Beschrijving studies en effect sizes ......................................................................... 50 Technisch rapport ..................................................................................................................... 52
3
1 Inleiding Ieder jaar sterven honderden mensen in het verkeer. In 2006 waren er in totaal 49171 verkeersongevallen met doden en gewonden. Dit zorgde voor 66366 slachtoffers, waarvan 1069 doden, 7027 zwaargewonden en 58270 lichtgewonden (Nationaal Instituut voor de Statistiek, nd). Om deze cijfers te doen dalen worden jaarlijks een heel aantal sensibiliseringscampagnes uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld de “BOB” campagne, “Wat is uw excuus” campagne, de “Gordeldier” campagne, de campagne “Verlies motorrijders niet uit het oog”, enz. Het uiteindelijke doel van deze campagnes is een gedragsverandering bewerkstelligen bij de bevolking om op die manier het verkeer veiliger te maken. Jaarlijks worden enorme budgetten uitgegeven aan zulke campagnes en de vraag die hierbij naar de oppervlakte komt is dan ook of deze campagnes hun doel bereiken en in welke mate. Bovendien is het van belang een idee te krijgen over wat er voor zorgt dat een bepaalde campagne tot betere resultaten leidt dan een andere campagne. Na een kort overzicht van reeds bestaand onderzoek over dit thema, zal in dit rapport de methode en de resultaten van het onderzoek worden gepresenteerd. Vervolgens wordt dit alles nog verder toegelicht in de discussie en conclusies.
4
2 Voorgaand onderzoek In het verleden is er al heel wat onderzoek verricht naar de effectiviteit van campagnes/interventies om de verkeersveiligheid te verhogen. De meest uitgebreide studie is deze van Elliott (1993) waar een meta-analyse is uitgevoerd op 87 campagnes. Een aantal jaren later is er nog een grootschalige studie geweest, waar door Delhomme et al. (1999) een zo volledig mogelijk overzicht wordt gegeven van 265 campagnes. Een onderdeel van deze studie is een meta-analyse (35 studies) die de effectiviteit bestudeerd op basis van het aantal ongevallen. De resultaten van deze onderzoeken aangevuld met een aantal bijkomende studies worden hier kort weergegeven.
Elliott (1993) concludeert dat verkeersveiligheidscampagnes resulteren in een toename van 7.5% ten opzichte van de nulmeting (voormeting) wat betreft bewustwording van de campagne, bewustwording van de campagne-inhoud, kennis over de inhoud van de campagne, attitudes, intenties, zelfgerapporteerd gedrag, geobserveerd gedrag enz. Wanneer bewustwording hier niet bij inbegrepen is, is er sprake van een verandering van 6.1% ten opzichte van de nulmeting. Opvallend hierbij is dat dit resultaat sterk afhangt van wat precies wordt gemeten. Wanneer er bijvoorbeeld enkel sprake is van bewustwording, wordt er gesproken over een verandering van meer dan 30%, bij effectief geobserveerd gedrag gaat het om 7.7% en bij intenties om slechts 1.2% (Elliott, 1993). Delhomme et al. (1999) hebben een reductie van het aantal ongevallen gevonden van 14.8%. Uit onderzoek blijkt dat de nulmeting van een campagne een invloed heeft op het effect van de campagne (Elliott, 1993; Hagenzieker et al., 1997; Delhomme et al., 1999; Shults et al., 2004). Studies met een lage nulmeting bewerkstelligen een groter effect dan studies met een hoge nulmeting. Volgens Elliott (1993) heeft het design van een studie ook een invloed op het gevonden effect van een campagne. Studies uitgevoerd met een controlegroep blijken een lager effect te hebben dan studies waarbij geen controlegroep is opgenomen. Verkeersveiligheidscampagnes kunnen verschillende thema’s hebben. Elliott (1993) concludeert dat wanneer het gaat om effectief geobserveerd gedrag, campagnes met als thema niet rijden onder invloed en promotie van de veiligheidshelm een groter effect hebben dan campagnes gericht op het gebruik van de gordel en te snel rijden. Delhomme et al. (1999)
5
concluderen dat tijdens de campagne een groter effect is gevonden bij campagnes over te snel rijden dan bij alcoholcampagnes. Campagnes komen in verschillende vormen voor. Hiermee wordt bedoeld dat er verschillende combinaties van interventies worden toegepast in een campagne. Een groot aantal reviews en meta-analyses hebben deze interventies en combinaties van interventies onderzocht, vaak binnen een bepaald thema gerelateerd aan verkeersveiligheid. Zowel Shults et al. (2004) als Dinh-Zarr et al. (2001) concluderen dat wanneer er meer gebruik wordt gemaakt van enforcement (toename van het aantal controles en/of boetes), dit resulteert in een verhoogd gebruik van de gordel. Wat betreft het gebruik van kinderzitjes, kwamen Zaza et al. (2001) tot de conclusie dat campagnes die gebruik maken van de combinatie massamedia, informatie, publiciteit en enforcement voor een toename van het gebruik van deze zitjes met 12.3% zorgen. Bovendien blijkt uit deze studie dat een combinatie van educatie met een uitleenprogramma, een verhuurprogramma of een gratis bedeling van kinderzitjes resulteert in een gemiddelde toename van het correct gebruik van een kinderzit met 22.6%. Wanneer educatie gecombineerd wordt met incentives resulteert dit in een toename van 9.9%. Educatie blijkt altijd met één of meerdere andere interventies gecombineerd te moeten worden, aangezien er anders geen effect gevonden wordt. Grossman & Garcia (1999) vonden dat educatieprogramma’s in een kinderdagverblijf resulteren in een toename van het gebruik van kinderzitjes (8%-14%). Massamediacampagnes resulteren in een toename van minstens 5% tot zelfs 14%. Studies die gebruik hebben gemaakt van een bedeling van gratis kinderzitjes of een uitleendienst voor kinderzitjes, vaak gecombineerd met educatie, resulteren in een toename van het gebruik van deze zitjes met 6% tot zelfs 27%. Volgens Ehiri et al. (2006) zijn er meerdere interventies mogelijk om het gebruik van kinderzitjes te doen toenemen. Zowel incentives (kortingsbon) gecombineerd met educatie, als gratis bedeling van uitrusting samen met educatie, als educatie alleen zorgen voor positieve resultaten. Wat betreft promotie van het gebruik van de veiligheidshelm blijkt dat educatie, subsidies, wetgeving en een combinatie van deze strategieën resulteren in een toename van het gebruik van de veiligheidshelm en in een afname van de incidentie van blessures (Rivara et al., 1998). Volgens Royal et al. (2006) blijken gemeenschapsgerichte promotiecampagnes voor het dragen van de veiligheidshelm gecombineerd met een bedeling van gratis fietshelmen voor een toename te zorgen van het gebruik van deze uitrusting bij kinderen. Subsidies (kortingen) blijken ook te werken maar in mindere mate. Tevens zijn er een aantal reviews uitgevoerd die het effect bestuderen van campagnes met als onderwerp rijden onder invloed. Elder et al. (2005) concluderen dat instructieprogramma’s die op school worden uitgevoerd het meerijden 6
met mensen die alcohol geconsumeerd hebben, doen dalen. Er is echter onvoldoende bewijs gevonden voor het feit of dit ook een effect heeft op het zelf rijden onder invloed. Volgens Shults et al. (2001) zijn controles op het rijden onder invloed effectief in het verminderen van het aantal fatale en niet-fatale ongevallen (een vermindering van 20% voor selectieve controles, dit zijn controles waar er reden is om een test uit te voeren, en een vermindering van 16% wanneer ad random controles worden uitgevoerd). De studies van Elliott (1993), Hagenzieker et al. (1997), Delhomme et al. (1999), Delaney et al. (2004) en Elder et al. (2004) hebben niet naar de effectiviteit van bepaalde interventies per thema gekeken maar hebben de effectiviteit van deze interventies voor verkeersveiligheidscampagnes in het algemeen bestudeerd. Elder et al. (2004) vonden dat massamediacampagnes voor een daling van het aantal ongevallen met 13% zorgen. Opgemerkt moet worden dat deze campagnes meestal samengaan met andere reeds bestaande interventies. Elliott (1993) heeft gevonden dat elke soort interventie een positief effect oplevert, maar dat publiciteit gecombineerd met enforcement resulteert in het grootste effect (8.9%). Publiciteit blijkt echter wel belangrijker te zijn dan enforcement. Delaney et al. (2004) kwamen tot dezelfde conclusie. Het gebruik van publiciteit resulteert in een groter effect in vergelijking met enforcement, maar een combinatie van beide is het meest aanbevolen. Delhomme et al. (1999) hebben enkel het effect van combinaties van interventies tijdens de campagne gemeten. Campagnes waarbij enkel publiciteit wordt gebruikt, zorgen voor een positief effect van 5.4% ten opzichte van de nulmeting, maar dit resultaat is niet significant, dit in tegenstelling tot campagnes die gecombineerd worden met enforcement, waar er een significant effect is gevonden van 6.9%. Tevens heeft deze studie getracht een vergelijking te maken tussen campagnes die publiciteit gebruiken in combinatie met enforcement en educatie enerzijds en campagnes die publiciteit gebruiken in combinatie met enforcement en wetgeving anderzijds. Laatstgenoemden zorgen voor een significante daling van het aantal ongevallen met 16.8% dit in tegenstelling tot campagnes waarbij publiciteit is gecombineerd met enforcement en educatie (1.3%, niet significant). Campagnes die gebruik maken van een beloning resulteren in een daling van het aantal ongevallen met 20.2%. Hagenzieker et al. (1997) hebben dit laatste ook onderzocht en hebben een korte termijn effect gevonden van 12% en een lange termijn effect van 9.6%. Televisie blijkt het medium bij uitstek te zijn om een groter effect te bewerkstelligen (Elliott, 1993; Delaney et al., 2004). Volgens Elliott (1993) kan dit liggen aan het bereik van het medium. Delhomme et al. (1999) kwamen tot een tegenovergesteld resultaat. Het aantal
7
ongevallen blijkt minder te dalen wanneer er gebruik is gemaakt van televisie dan wanneer dit niet het geval is. Wanneer er meer specifiek naar de boodschap wordt gekeken, blijken boodschappen die tot doel hebben te overtuigen of meer emotionele boodschappen effectiever te zijn dan rationele of informatieve boodschappen (Delaney et al., 2004; Elliott, 1993). Elder et al. (2004) hebben geen verschil gevonden tussen campagnes waarbij de boodschap voornamelijk gericht is op wetgeving en campagnes waarbij de boodschap meer gericht is op sociale- en gezondheidsspecifieke consequenties. Elliott (1993) haalt aan dat wanneer er sprake is van een lage nulmeting (<40%) negatieve boodschappen effectiever zijn dan positieve boodschappen, maar dat dit omgekeerd is wanneer er reeds een hoge nulmeting is (>40%). Wat betreft het gebruiken van angst in de boodschap, vonden Taubman Ben-Ari et al. (2000) dat een film met de bedoeling om angst op te wekken wat betreft verkeersveiligheid een invloed heeft op roekeloos rijgedrag, maar dit alleen wanneer het rijden wordt gezien als belangrijk voor het zelfbeeld. Een angstopwekkende film zorgt er voor dat mensen minder de intentie hebben om roekeloos te gaan rijden, maar zorgt er echter voor dat mensen met een hogere snelheid gaan rijden dan wanneer mensen zijn blootgesteld aan een neutrale film. Shehryar & Hunt (2005) concluderen dat bij alcoholcampagnes het angstniveau van invloed is. Wanneer de dood als bedreiging wordt gebruikt, wordt de boodschap sneller verworpen dan wanneer de angst voor een arrestatie of een ernstige kwetsuur wordt gebruikt. Tay et al. (2001) kwamen tot dezelfde conclusie. Tevens blijkt dat wanneer in de boodschap aandacht gespendeerd wordt aan de “coping” strategie die de doelgroep kan hanteren, de kans groter is dat de boodschap aanvaard wordt (Tay et al., 2001). Dit resultaat blijkt ook uit een grootschalige meta-analyse van Witte & Allen (2000). Sterke fear appeals die samengaan met een boodschap waarbij de nadruk wordt gelegd op het zelf instaat zijn het aanbevolen gedrag uit te voeren (eigen-effectiviteitsverwachting) zorgen voor de grootste gedragsverandering en sterke fear appeals met een lage eigen-effectiviteitsverwachting in de boodschap resulteren in een defensieve houding. Deze meta-analyse concludeert echter ook dat sterke fear appeals een groter effect bewerkstelligen dan zwakke fear appeals. (Witte & Allen, 2000). In reviews en meta-analyses die onderzoek doen naar de effectiviteit van campagnes is weinig aandacht gespendeerd aan de doelgroep van de campagne. Een aantal studies hebben onderzoek gedaan binnen een bepaalde doelgroep, maar de effectiviteit van een bepaalde interventie niet vergeleken met andere doelgroepen. Grossman et al. (1999) hebben bijvoorbeeld de effectiviteit van educatie en massamedia voor de promotie van het kinderzitje bestudeerd bij kinderen jonger dan 5 jaar. Elder et al. (2005) hebben de effectiviteit van 8
programma’s georganiseerd op scholen geëvalueerd wat betreft rijden onder invloed. Deze resultaten zijn reeds hierboven vermeld. Hagenzieker et al. (1997) concluderen dat campagnes uitgevoerd in kleine, homogene groepen resulteren in betere resultaten dan in grote, heterogene groepen (vb. de bevolking van een staat of een land). Shults et al. (2004) halen aan dat enforcement een effect kan hebben op verschillende doelgroepen en dat vaak de groep die weinig de gordel gebruikt meer beïnvloed wordt dan de groep die vaak de gordel gebruikt (vb wanneer een onderscheid wordt gemaakt wat betreft leeftijd, geslacht, enz.). Campagnes die gebaseerd zijn op een theoretisch model blijken succesvoller te zijn dan wanneer dit niet het geval is (Elliott, 1993; Delhomme et al., 1999; Delaney et al., 2004). Lajunen & Räsänen (2003) hebben drie theoretische modellen getest om te kijken welk model het meest geschikt is om het gebruik van de fietshelm bij jongeren van 12 tot 19 jaar te promoten. Uit de resultaten blijkt dat de “Theory of Planned Behavior” en het “Locus of Control” model hiervoor het meest in aanmerking komen. Het “Health Belief Model” blijkt minder geschikt te zijn (bijlage 1). Studies die hebben plaatsgevonden in Australië zijn volgens Elliott (1993) effectiever dan studies uitgevoerd in andere landen. Delhomme et al. (1999) concluderen dat nietEuropese studies in een groter effect resulteren dan Europese studies. Wanneer een vergelijking wordt gemaakt tussen Denemarken, Nederland, Australië en de Verenigde Staten (effect tijdens de campagne), blijkt Denemarken de meest effectieve campagnes te hebben.
Uit de literatuur wordt duidelijk dat er al heel wat onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van verkeersveiligheidscampagnes. Tevens blijkt dat er nog een aantal tegenstrijdigheden bestaan rond bepaalde aspecten van campagnes die van invloed kunnen zijn op de effectiviteit. Bovendien zijn de twee meest grootschalige meta-analyses al enige tijd geleden uitgevoerd. Het doel van deze meta-analyse is dan ook de recentere campagnes te evalueren en te bestuderen of bepaalde aspecten van een campagne de effectiviteit beïnvloeden.
9
3 Methode Dit onderzoek heeft gebruik gemaakt van meta-analyse. Meta-analyse is een techniek waarbij in plaats van mensen studies onderzocht worden (Lipsey & Wilson, 2001). In dit hoofdstuk wordt de methode in detail beschreven. Allereerst komt de selectie van studies aan bod, vervolgens het coderen en ten slotte de analyse.
3.1 Selectie van studies In eerste instantie was er gekozen om de meta-analyse te focussen op allerhande sensibilisatiecampagnes met verschillende thema’s. Dit ging dan over te snel rijden, rijden onder invloed van alcohol en/of drugs, algemene gedragingen van de weggebruiker (vb. hoffelijk rijden), het gebruik van kinderzitjes, het dragen van de gordel, het dragen van een fietshelm en het gebruiken van milieuvriendelijke transportmiddelen. Omwille van het aantal geïdentificeerde studies werd er besloten om de meta-analyse te richten op drie thema’s: -
Het dragen van een fietshelm
-
Het dragen van de gordel en/of het gebruikmaken van een kinderzitje
-
Rijden onder invloed van alcohol
Geïdentificeerde studies moesten voldoen aan de volgende algemene criteria: -
De studie moet gaan over één van de hierboven genoemde drie thema’s
-
De studie moet een interventie inhouden (sensibilisatie)
-
In de studie moet een gedragsverandering gemeten worden of moet de evaluatie gebeuren op basis van ongevallencijfers
-
Het moet gaan om een empirische studie
-
De studie moet gepubliceerd zijn in het Nederlands of het Engels
In totaal waren er 156 studies geïdentificeerd waarvan 42 studies betrekking hadden op het dragen van een fietshelm, 50 studies op het rijden onder invloed van alcohol en 64 studies op het dragen van de gordel en/of het gebruik maken van een kinderzitje. Verschillende databases zoals Web of Science, Pubmed, PsychINFO en specifieke transportdatabases zoals TRIS online en TLCat waren gebruikt om deze studies te identificeren. Bovendien was er ook nog gebruik gemaakt van zoekmachines op het internet om niet-gepubliceerde rapporten te lokaliseren. De volgende trefwoorden werden gebruikt: 10
-
campaign, enforcement, selective traffic enforcement program, mass media, publicity, advertising
-
drinking, drinking behaviour, drink-driving, alcohol, bicycle helmet, safety helmet, child safety seat, restraining, buckle up, safety belt
-
bicycle, car, public transport, motor vehicles, bus, child, driver, cyclist, cycling
-
traffic safety, traffic
-
intervention, evaluation, accident, education
Bij elke geïdentificeerde studie werden ook telkens de referenties nagegaan om te kijken of er nog studies over het hoofd waren gezien. Na deze eerste zoektocht, werd er een verdere selectie gedaan op basis van meer gedetailleerde criteria: -
De studie moet zich tenminste richten op één van de volgende thema’s: (1) rijden onder invloed van alcohol, (2) het dragen van een veiligheidshelm, (3) het dragen van een gordel en/of het gebruik maken van een kinderzitje.
-
De studie moet één of meerdere van de volgende interventies bevatten: o educatie in scholen, ziekenhuizen, enz.; o campagne met of zonder een stimulans/beloning; o face-to-face interventie; o enforcement (het uitvoeren van extra controles en het geven van boetes wanneer het gewenste gedrag niet wordt uitgevoerd); o wetgeving (dit moet echter samengaan met een andere interventie; een studie die de gedragsverandering bestudeert wanneer er enkel sprake is van een nieuwe wet wordt niet opgenomen in de meta-analyse); o variabele boodschappen langs de weg/geheugensteuntjes; o feedback (vb. 60% van de mensen die hier vorige week passeerden, droegen een gordel).
-
De studie moet gedrag meten als afhankelijke variabele (zelfrapportering, alcoholtesten, observaties, ongevallen met bijvoorbeeld alcohol als oorzaak, enz.). Studies die enkel kennis over een bepaalde campagne meten of studies die enkel de gedragsintentie meten, worden niet opgenomen in de meta-analyse.
-
De studie moet een voor- en een nameting hebben. Studies die enkel een nameting uitvoeren of een voormeting in combinatie met een tijdensmeting worden niet opgenomen in de meta-analyse. De studie mag zonder of met een controlegroep zijn uitgevoerd. 11
-
Het moet gaan om een empirische studie. Reviews worden niet opgenomen in de meta-analyse.
-
De studie moet voldoende informatie bevatten om effect sizes (het effect van een campagne) te kunnen berekenen.
-
De studie moet voldoende informatie geven over de interventie, toch voldoende om een aantal interventiekarakteristieken (duur interventie, soort interventie, enz.) te kunnen coderen.
-
De studie moet gepubliceerd zijn ofwel in het Nederlands ofwel in het Engels en moet uitgevoerd zijn in een westerse samenleving.
-
Alle
soorten
publicaties
mogen
worden
opgenomen
in
de
meta-analyse
(tijdschriftartikels, thesissen, conferentiepapers, overheidsrapporten, enz.). Van de publicatie moet de volledige tekst beschikbaar zijn; samenvattingen worden niet opgenomen. -
Enkel studies vanaf 1990 worden opgenomen.
Een screening op basis van deze inclusiecriteria leverde in totaal 96 studies op, waarvan 44 studies te maken hadden met de gordel en/of het kinderzitje, 28 met de fietshelm en 24 met alcohol. Tijdens de codering bleek echter dat van een aantal studies te weinig informatie voorhanden was om de eigenlijke meta-analyse te kunnen uitvoeren. Om deze reden werd aan de auteurs verdere informatie gevraagd. Bovendien werden een aantal vooraanstaande auteurs gecontacteerd om eventueel nog bijkomende publicaties te identificeren die voldeden aan de inclusiecriteria. Ten slotte is er nog besloten om studies waarbij een within-subject design werd gebruikt (zelfde personen zijn voor en na de interventie gemeten), uit te sluiten uit de metaanalyse. De reden was dat er te weinig gegevens voorhanden waren om deze studies vergelijkbaar te maken met de andere studies. Uiteindelijk bleven er nog 51 publicaties over. De documenten die gebruikt zijn geworden in de uiteindelijke meta-analyse worden in de referentielijst aangeduid met een sterretje (*).
3.2 Codering Om zoveel mogelijk informatie te verkrijgen uit de geselecteerde studies werd er een uitgebreid coderingsformulier (bijlage 2) ontwikkeld. Dit coderingsformulier werd opgemaakt op basis van formulieren die in het verleden reeds zijn gebruikt (Delhomme, et al., 1999; 12
Elliott, 1993), op basis van voorbeelden die gegeven worden in handboeken (Lipsey & Wilson, 2001; Hunter & Schmidt, 2004) en met behulp van de expertise van professor Steven R. Wilson (Purdue University, Department of Communication). Er werd getracht een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen van de interventie, de inhoud van de boodschap, de gebruikte media, enz., maar ook van de gebruikte methodologie (met/zonder controlegroep, evaluatie-instrument, randomisatie, enz.). Van de subjectieve vragen werd de intercodeurbetrouwbaarheid getest met Krippendorff’s Alpha. Een waarde vanaf 0.70 werd geaccepteerd (Krippendorff, 1980). Variabelen die lager dan deze waarde scoorden, werden niet gebruikt in de analyse. Om de Krippendorff’s Alpha te berekenen werd 17% van de campagnes gecodeerd door twee codeurs. Zo veel mogelijk effect sizes werden berekend van elke studie en/of interventie. Wanneer het gewenste gedrag op twee of meerdere manieren was gemeten (vb. observaties en ongevalstatistieken) dan werd voor beide een effect size berekend. Dit was ook het geval wanneer de campagne op twee verschillende meetmomenten werd geëvalueerd (korte en lange termijn). Wanneer de interventie/campagne resulteerde in een positief resultaat werd de effect size, indien dit nog niet het geval was, altijd positief gemaakt. Indien de interventie/campagne een negatief resultaat had, werd de effect size negatief gemaakt. Het merendeel van de studies presenteerde de resultaten in percentages/proporties. De gebruikte formule om de effect size te berekenen staat vermeld in box 1. Soms gebeurde het echter dat er geen beschrijvende statistiek gegeven was, maar enkel inferentiële statistiek (box 1).
13
Box 1: Effect size formules
Proporties: wanneer er een controle en interventiegroep is (Snyder et al., 2004):
d=
(i 2 − i1) − (c 2 − c1) (i1 + c1) (i1 + c1) 1− 2 2
waarbij i = de proportie van de interventie, c = de proportie van de controlegroep, 1 = voormeting, 2 = nameting
Proporties: wanneer er enkel een interventiegroep is (Snyder et al., 2004):
d=
(i 2 − i1) i1(1 − i1)
waarbij i = de proportie van de interventie, 1 = voormeting, 2 = nameting
T-test bij onafhankelijke groepen (Lipsey & Wilson, 2001):
d =t
n1 + n 2 2t of d = als n1=n2 n1n 2 N
waarbij 1 = voormeting, 2 = nameting
Chi-kwadraat met 1 vrijheidsgraad (Lipsey & Wilson, 2001):
d =2
χ2 N − χ2
3.3 Analyse Alvorens met de eigenlijke analyse te beginnen werd er gezocht naar outliers (uitschieters) in de dataset. Een effect size wordt gezien als een outlier als deze meer dan drie standaarddeviaties verwijderd is van het gemiddelde (Lipsey & Wilson, 2001). In deze dataset was er sprake van een outlier wanneer de effect size groter was dan 0.578 of kleiner dan 0.011. Dit resulteerde in 15 outliers, wat 26.316% bedraagt van het totaal aantal effect sizes. Aangezien dit een hoog percentage is, werd er besloten de outliers in de dataset te behouden. Echter, na een verdere bestudering, bleek dat er een mogelijke verklaring kon worden gegeven voor de 4 grootste outliers, zoals het voorkomen van een groot ongeval tijdens de campagne, een zeer specifieke doelgroep en onduidelijkheid wat betreft het design van de studie (within-subject design studies werden namelijk niet gebruikt in de analyse). Er werd
14
beslist om deze vier effect sizes niet op te nemen bij de moderatoranalyse, aangezien bij een laag aantal studies in een bepaalde groep vertekening van de resultaten kon optreden. Desondanks worden in dit rapport telkens ook de resultaten van de volledige dataset weergegeven. De eigenlijke analyse werd uitgevoerd met de software van Schmidt & Le (2004). De gemiddelde effect size werd gewogen voor steekproefgrootte. Volgens Cohen (1988) is er sprake van een klein effect bij een effect size (d) van 0.2, een medium effect bij 0.5 en een groot effect bij 0.7. Er werd gezocht naar moderators om te achterhalen welke campagnes een groter effect veroorzaken dan andere. Moderators werden getest door de effect sizes van de campagnes te verdelen over verschillende analyses op basis van de onderzochte moderator. Een subcategorie moest minstens 4 effect sizes bevatten. Er werd gesproken van een moderator wanneer er een verschil werd gevonden tussen de gewogen gemiddelde effect sizes. Optimaal is het wanneer het variantiepercentage van de geobserveerde d-waardes omwille van de “sampling error” variantie (VPDS) stijgt. Indien dit percentage laag is, betekent het dat er nog andere moderators in het spel zijn. Hunter & Schmidt (2004) geven aan dat er naar moderators gezocht zou moeten worden zolang dat dit percentage lager is dan 75%. Bij de moderatoranalyse werden tevens de 95%-betrouwbaarheidsintervallen (BI) berekend. Wanneer deze elkaar niet overlappen, kan er van een moderator gesproken worden. Betrouwbaarheidsintervallen zijn echter sterk afhankelijk van de steekproefgrootte en bij moderatoranalyses met een laag aantal studies is de kans klein dat deze elkaar niet overlappen. Bijkomend is er ook gebruik gemaakt van ANOVA en regressieanalyse. Deze analyses zijn uitgevoerd met het programma SPSS 14.0.
15
4 Resultaten In bijlage 3 worden de studies met hun effect sizes beschreven. Het merendeel van de studies vertoont een positieve waarde, wat betekent dat er sprake is van een positief effect van de campagnes. De gemiddelde effect size (ES) van de volledige dataset gewogen voor steekproefgrootte bedraagt 0.2831 (aantal effect sizes (k) = 57, totale steekproefgrootte (n) = 6583152). Volgens Cohen (1988) is er hier sprake van een klein effect. Het BI heeft een waarde van 0.258 tot 0.309. De VPDS bedraagt 0.363% wat aangeeft dat er moderators aanwezig zijn.
4.1 Moderators De meta-analyse bestaat uit verschillende thema’s, namelijk het dragen van de veiligheidshelm, rijden onder invloed van alcohol en het dragen van de gordel of het gebruiken van een kinderzit. De campagnes over de veiligheidshelm2 (ES = 0.425, k = 16, n = 20550) blijken het meeste effect te hebben gevolgd door de alcoholcampagnes (ES = 0.337, k = 9, n = 4252315) en de campagnes over de gordel en het kinderzitje3 (ES = 0.181, k = 28, n = 2309032). Het BI van de alcoholcampagnes (0.322-0.352) en de campagnes over de gordel en/of de kinderzitjes (0.166-0.196) overlappen elkaar niet, wat wel het geval is voor de campagnes over de veiligheidshelm (0.240-0.610), dat gedeeltelijk gelijk loopt met de alcoholcampagnes. De VPDS is voor de drie thema’s laag, wat er op wijst dat er sprake is van nog andere moderators (veiligheidshelm = 2.088%, alcohol = 1.633%, gordel/kinderzit = 2.850%). Wanneer een ANOVA wordt uitgevoerd met thema als onafhankelijke variabele en d als afhankelijke variabele blijkt er een verband te bestaat (F(2,50) = 9.177, p = 0.000). Wanneer er gekeken wordt of dit te maken kan hebben met het niveau van de nulmeting, blijkt dat deze geen significante invloed hierop heeft (F(1,44) = 0.013, p = 0.909). Het is te verwachten dat de effectiviteit van een campagne afhangt van de soort interventie(s). Tabel 1 presenteert de resultaten van de verschillende interventies. Meerdere 1
Wanneer de 4 zwaarste outliers worden weggelaten, blijft dit resultaat behouden (ES = 0.283, BI = 0.2110.354, VPDS = 0.464% ) Dit is ook het geval wanneer alle 15 outliers worden verwijderd uit de analyse (ES = 0.282, BI = 0.205-0.359, VPDS = 0.398%) 2 Volledige dataset: ES = 0.587, k = 19, n = 21474, BI = 0.168-1.006, VPDS = 0.403% 3 Volledige dataset: ES = 0.181, k = 29, n = 2309053, BI = 0.166-0.196, VPDS = 2.841%
16
interventies konden per campagne gecodeerd worden, daarom kunnen deze niet onderling vergeleken worden. Opvallende resultaten zijn dat wanneer er gebruik wordt gemaakt van incentives een lager effect wordt verkregen dan wanneer deze interventie niet gebruikt is. Dit is ook het geval voor de extra controles. Bij laatstgenoemde blijkt dat er een effect is gevonden tussen de controles en d (t = 2.687, p = 0.010), maar dat dit effect verdwijnt wanneer gecontroleerd wordt voor de nulmeting (t = 1.256, p = 0.216).
Tabel 1: De effect size per interventie (meerdere interventies mogelijk per campagne)
Interventie Educatie
Massamedia
ES
K
N
BI
VPDS (%)
4
Ja
0.265
25
50530
0.147-0.382
2.217
Nee
0.283
28
6531677
0.253-0.312
0.272
5
0.283
34
6558646
0.255-0.310
0.310
Nee
0.274
19
23561
0.149-0.399
4.246
7
0.184
10
1164017
0.141-0.226
0.747
Nee
0.304
43
5418190
0.283-0.325
0.647
Ja
0.189
18
1941476
0.173-0.205
2.968
Nee
0.322
35
4640731
0.300-0.343
0.723
10
0.311
14
44167
0.168-0.454
1.723
0.282
39
6538040
0.257-0.308
0.368
Ja
6
Beloning/incentives
Ja
8
Extra controles/enforcement
9
Korting/gratis/uitleendienst (uitrusting)
Ja
11
Nee
Wanneer er gekeken wordt naar bepaalde combinaties van interventies, zijn de volgende resultaten verkregen. Studies die enkel gebruik maken van educatie blijken een kleiner effect te hebben (ES = 0.119, k = 6, n = 11580, BI = -0.005-0.244, VPDS = 8.55%) dan studies die gebruik maken van educatie in combinatie met een programma waar gratis uitrusting of een korting op bepaalde uitrusting wordt gegeven of wanneer de mogelijkheid bestaat om uitrusting uit te lenen gedurende een bepaalde periode (ES = 0.426, k = 5, n = 7547, BI = 0.148-0.704, VPDS = 2.692%)12. Tevens blijkt dat wanneer enkel massamedia campagnes worden gebruikt een groter effect wordt verkregen (ES = 0.339, k = 5, n = 4228501, BI = 0.333-0.345, VPDS = 9.986%) dan wanneer er sprake is van massamedia in combinatie met 4
Volledige dataset: ES = 0.336, k = 29, n = 51475, BI = 0.099-0.573, VPDS = 0.539% Volledige dataset: ES = 0.283, k = 36, n = 6559402, BI = 0.252-0.315, VPDS = 0.238% 6 Volledige dataset: ES = 0.289, k = 21, n = 23750, BI = 0.151-0.427, VPDS = 3.435% 7 Volledige dataset: ES = 0.186, k = 12, n = 1164735, BI = 0.107-0.266, VPDS = 0.211% 8 Volledige dataset: ES = 0.304, k = 45, n = 5418417, BI = 0.283-0.325, VPDS = 0.663% 9 Volledige dataset: ES = 0.323, k = 39, n = 4641676, BI = 0.295-0.350, VPDS = 0.431% 10 Volledige dataset: ES = 0.385, k = 17, n = 44906, BI = 0.069-0.700, VPDS = 0.350% 11 Volledige dataset: ES = 0.282, k = 40, n = 6538246, BI = 0.257-0.308, VPDS = 0.373% 12 Volledige dataset: ES = 0.433, k = 6, n = 7568, BI = 0.158-0.707, VPDS = 2.768% 5
17
extra controles/enforcement (ES = 0.178, k = 11, n = 1106288, BI = 0.164-0.193, VPDS = 6.842%). Het is mogelijk dat er binnen een thema een bepaalde interventie effectiever is dan een andere. Omwille van het feit dat er niet voldoende studies zijn per subgroep, kan dit slechts beperkt getoetst worden. Wat betreft alcohol is dit niet te testen, omdat er weinig variatie is qua gebruikte interventies. Allereerst worden de interventies educatie, massamedia, beloning/incentives en extra controles binnen het thema gordel en/of kinderzit besproken. De resultaten staan vermeld in tabel 2. Voornamelijk studies die extra controles bevatten, blijken effectief te zijn. Wanneer massamedia en korting/gratis/uitleendienst (uitrusting) bij het thema veiligheidshelm bestudeerd worden, blijkt dat het geven van gratis uitrusting of een korting op de aankoop hiervan of het werken met een uitleendienst het meest effectief te zijn.
Tabel 2: De effectiviteit van een interventie binnen een bepaald thema
Gordel/kinderzit Interventie Educatie
Massamedia
ES
K
N
BI
VPDS (%)
13
Ja
0.218
8
17950
0.127-0.310
10.286
Nee
0.181
20
2291082
0.163-0.198
2.225
Ja
0.181
18
2297807
0.163-0.199
2.011
Nee
0.204
10
11225
0.095-0.314
11.565
Ja
0.182
8
1162024
0.146-0.218
1.017
Nee
0.180
20
1147008
0.169-0.192
10.190
Ja
0.191
12
1911570
0.173-0.209
2.519
0.133
16
397462
0.109-0.157
6.911
14
Beloning/incentives
15
Extra controles/enforcement
16
Nee
Veiligheidshelm Interventie Massamedia
ES
K
N
BI
VPDS (%)
0.569
7
8524
0.271-0.868
2.107
Nee
0.338
9
12336
0.121-0.554
2.691
19
0.590
12
12843
0.375-0.805
2.711
0.180
4
8017
-0.020-0.379
4.845
17
Ja
18
Korting/gratis/uitleendienst (uitrusting)
Ja
20
Nee
13
Volledige dataset: ES = 0.221, k = 9, n = 17971, BI = 0.116-0.327, VPDS = 7.781% Volledige dataset: ES = 0.209, k = 11, n = 11246, BI = 0.084-0.335, VPDS = 8.816% 15 Volledige dataset: ES = 0.180, k = 21, n = 1147029, BI = 0.168-0.192, VPDS = 8.919% 16 Volledige dataset: ES = 0.133, k = 17, n = 397483, BI = 0.108-0.158, VPDS = 6.249% 17 Volledige dataset: ES = 0.902, k = 9, n = 9280, BI = 0.064-1.741, VPDS = 0.260% 18 Volledige dataset: ES = 0.361, k = 10, n = 12504, BI = 0.123-0.598, VPDS = 2.212% 19 Volledige dataset: ES = 0.816, k = 14, n = 13561, BI = 0.247-1.385, VPDS = 0.379% 20 Volledige dataset: ES = 0.220, k = 5, n = 8223, BI = -0.064-0.505, VPDS = 2.324% 14
18
Een aantal campagnes hebben gebruik gemaakt van feedback. Deze campagnes blijken echter een kleiner effect te hebben (ES = 0.129, k = 6, n = 9997, BI = 0.041-0.217, VPDS = 19.872%) dan studies die dit niet gebruikt hebben (ES = 0.283, k = 47, n = 6572210, BI = 0.259-0.307, VPDS = 0.415%)21. In een campagne worden veel verschillende media gebruikt en deze media kunnen dus een invloed hebben op de effectiviteit van de campagne. De resultaten staan vermeld in tabel 3. Net zoals bij de interventies, konden meerdere media per campagne gecodeerd worden en kunnen dus de media niet onderling vergeleken worden. Vooral studies die gebruik maken van televisie blijken in een groter effect te resulteren dan studies die dit medium niet gebruiken.
Tabel 3: De effect sizes per medium (meerdere media mogelijk per campagne)
Media Krant/tijdschrift
ES
K
N
BI
VPDS (%)
0.182
25
2128076
0.164-0.199
2.313
Nee
0.331
28
4454131
0.314-0.348
1.171
Ja
0.287
22
6326911
0.253-0.320
0.220
Nee
0.185
31
255296
0.146-0.224
3.963
Ja
0.183
23
2119807
0.161-0.204
1.579
Nee
0.330
30
4462400
0.314-0.346
1.344
26
0.231
25
95833
0.156-0.306
2.893
Nee
0.283
28
6486374
0.253-0.313
0.267
28
0.210
11
23486
0.052-0.368
2.640
Nee
0.283
42
6554470
0.258-0.308
0.374
30
0.184
32
1248242
0.157-0.211
1.717
Nee
0.306
21
5333965
0.277-0.334
0.360
32
Ja
0.241
28
65010
0.137-0.344
2.227
Nee
0.283
25
6517197
0.252-0.314
0.247
Ja
0.199
10
1498226
0.183-0.216
3.771
0.307
43
5083981
0.284-0.331
0.550
22
Ja
23
Televisie
24
Radio
25
Brochure
Ja
27
Brief
Ja
29
Uithangbord/poster
Ja
31
Face-to-face
Persconferentie
33
Nee
21
Volledige dataset: ES = 0.283, k = 51, n = 6573155, BI = 0.256-0.310, VPDS = 0.326% Volledige dataset: ES = 0.183, k = 26, n = 2128626, BI = 0.145-0.221, VPDS = 0.492% 23 Volledige dataset: ES = 0.331, k = 31, n = 4454526, BI = 0.314-0.348, VPDS = 1.167% 24 Volledige dataset: ES = 0.120, k = 35, n = 256241, BI = 0.104-0.295, VPDS = 0.663% 25 Volledige dataset: ES = 0.331, k = 34, n = 4463345, BI = 0.305-0.357, VPDS = 0.528% 26 Volledige dataset: ES = 0.266, k = 27, n = 96551, BI = 0.092-0.439, VPDS = 0.531% 27 Volledige dataset: ES = 0.283, k = 30, n = 6486601, BI = 0.254-0.313, VPDS = 0.282% 28 Volledige dataset: ES = 0.224, k = 12, n = 23692, BI = 0.052-0.397, VPDS = 2.197% 29 Volledige dataset: ES = 0.283, k = 45, n = 6555209, BI = 0.255-0.312, VPDS = 0.291% 30 Volledige dataset: ES = 0.186, k = 33, n = 1248792, BI = 0.139-0.234, VPDS = 0.544%
22
19
Er is tevens gekeken naar het effect van betaalde media (gaat dan vooral over reclame op televisie, radio, krant en tijdschrift). Het blijkt dat een campagne een groter effect heeft wanneer er van deze betaalde media gebruik is gemaakt (ES = 0.287, k = 19, n = 6311844, BI = 0.0252-0.323)34 in vergelijking met campagnes die hier geen gebruik van hebben gemaakt (ES = 0.176, k = 34, n = 270363, BI = 0.137-0.214). De VPDS’s zijn laag, voor betaalde media 0.195% en voor niet-betaalde media 3.847%. De inhoud van de boodschap kan ook een invloed hebben op het effect van de campagne. De resultaten zijn samengevat in tabel 4. Opvallend aan deze resultaten is dat wanneer de nadruk wordt gelegd op angst (angst voor boetes, angst opwekken door demonstraties, foto’s enz.) of negatieve consequenties, de effectiviteit van de campagne groter is dan wanneer dit niet wordt gedaan. Tevens is er een groter effect gevonden wanneer een campagne duidelijk tracht te maken dat de betreffende doelgroep zelf bekwaam is om het gedrag te veranderen.
Tabel 4: De effect sizes per boodschap
Boodschap
ES
K
N
BI
VPDS (%)
Consequenties
35
0.128
12
381960
0.105-0.152
7.375
0.297
18
5950580
0.265-0.328
0.261
Beide
0.174
14
209320
0.099-0.248
1.327
37
0.292
34
6188750
0.267-0.318
0.387
Nee
0.134
19
393457
0.108-0.161
5.442
39
0.339
17
4248295
0.327-0.351
2.656
Nee
0.180
36
2333912
0.164-0.197
2.500
Ja
0.317
11
22428
0.093-0.541
1.382
0.282
42
6559779
0.258-0.307
0.396
0.342
20
28144
0.186-0.499
2.266
0.282
25
6535440
0.251-0.314
0.240
Positief
Negatief
Angst
36
Ja
38
Nadruk op zelfbekwaamheid
Ja
40
Nadruk op sociale druk
41
Nee Algemeen karakter van de boodschap
Educ/infor
42
Overtuigen 31
43
Volledige dataset: ES = 0.306, k = 24, n = 5334360, BI = 0.279-0.333, VPDS = 0.394% Volledige dataset: ES = 0.297, k = 32, n = 65955, BI = 0.094-0.500, VPDS = 0.574% 33 Volledige dataset: ES = 0.308, k = 47, n = 5084926, BI = 0.280-0.336, VPDS = 0.389% 34 Volledige dataset: ES = 0.190, k = 38, n = 271308, BI = 0.100-0.280, VPDS = 0.704% 35 Volledige dataset: ES = 0129, k = 14, n = 382149, BI = 0.097-0.161, VPDS = 3.930% 36 Volledige dataset: ES = 0.297, k = 19, n = 5950786, BI = 0.266-0.328, VPDS = 0.271% 37 Volledige dataset: ES = 0.292, k = 35, n = 6188956, BI = 0.267-0.317, VPDS = 0.393% 38 Volledige dataset: ES = 0.143, k= 22, n = 394196, BI = 0.051-0.236, VPDS = 0.458% 39 Volledige dataset: ES = 0.339, k = 18, n = 4248316, BI = 0.327-0.351, VPDS = 2.671% 40 Volledige dataset: ES = 0.182, k = 39, n = 2334836, BI = 0.150-0.214, VPDS = 0.658% 41 Volledige dataset: ES = 0.283, k = 46, n = 6560724, BI = 0.255-0.311, VPDS = 0.308% 32
20
Effecten van campagnes kunnen per land verschillen. Een vergelijking is gemaakt tussen de Verenigde Staten, Europa en Canada. De campagnes uit de Verenigde Staten44 hebben een ES van 0.166 (k = 32, n = 1680115, BI = 0.146-0.186, VPDS = 2.232%), terwijl dit voor Europa 0.204 (k = 8, n = 32810, BI = 0.0987-0.310, VPDS = 4.215%) en voor Canada45 0.224 (k = 6, n = 607138, BI = 0.200-0.249, VPDS = 4.316%) is. Het is te verwachten dat het al dan niet hebben van een wet dat het betreffende gedrag reguleert een invloed heeft op het effect van de campagne. Zo is er in deze meta-analyse gevonden dat wanneer er reeds een wet bestaat46 het effect van de campagne lager is (ES = 0.179, k = 26, n = 2295462, BI = 0.163-0.196, VPDS = 2.564%), dan wanneer er net een nieuwe wet wordt ingevoerd47 (ES = 0.253, k = 4, n = 10381, BI = 0.098-0.409, VPDS = 6.157%) of wanneer er nog geen wet bestaat48 (ES = 0.356, k = 5, n = 6442, BI = 0.200-0.513, VPDS = 9.948%). De lengte van een campagne zou ook een invloed kunnen hebben op de grootte van het effect. Kortere campagnes blijken een groter effect te hebben dan langere campagnes. De ES van de korte campagnes bedraagt 0.185 (k = 18, n = 928647, BI = 0.162-0.208, VPDS = 3.138%)49 en die van de lange 0.145 (k = 20, n = 813229, BI = 0.116-0.173, VPDS = 2.383%)50. De methode van een onderzoek kan een invloed hebben op het effect van de campagne. Om deze reden is er onderzocht of studies met een controlegroep in een ander effect resulteren dan studies zonder een controlegroep. Studies waarin een controlegroep51 is gebruikt hebben een lager effect (ES = 0.165, k = 24, n = 1675905, BI = 0.144-0.186, VPDS = 2.091%) dan studies waar geen controlegroep52 is gebruikt (ES = 0.323, k = 29, n = 4906302; BI = 0.305-0.341, VPDS = 0.984%). Verwacht kan worden dat er een verschillend effect gevonden wordt wanneer er naar de soort meting wordt gekeken. Het effect van de campagnes is op drie verschillende manieren gemeten: observaties, zelfrapportering en op basis van ongevallenstatistieken. 43 effect sizes hebben observaties gebruikt, 7 zelfrapportering en slechts 3 ongevallenstatistieken. Deze laatste categorie is te klein om een 42
Volledige dataset: ES = 0.456, k = 23, n = 28883, BI = 0.118-0.795, VPDS = 0.479% Volledige dataset: ES = 0.282, k = 26, n = 6535646, BI = 0.251-0.313, VPDS = 0.247% 44 Volledige dataset: ES = 0.166, k = 35, n = 1680510, BI = 0.145-0.188, VPDS = 1.991% 45 Volledige dataset: ES = 0.229, k = 7, n = 607688, BI = 0.105-0.354, VPDS = 0.164% 46 Volledige dataset: ES = 0.179, k = 27, n = 2295483, BI = 0.163-0.196, VPDS = 2.565% 47 Volledige dataset: ES = 0.284, k = 5, n = 10587, BI = 0.050-0.517, VPDS = 2.687% 48 Volledige dataset: ES = 0.399, k = 6, n = 6610, BI = 0.144-0.654, VPDS = 3.658% 49 Volledige dataset: ES = 0.165, k = 21, n = 1667943, BI = 0.146-0.185, VPDS = 2.515% 50 Volledige dataset: ES = 0.229, k = 19, n = 74651, BI = -0.006-0.464, VPDS = 0.377% 51 Volledige dataset: ES = 0.165, k = 25, n = 1676111, BI = 0.143-0.187, VPDS = 1.943% 52 Volledige dataset: ES = 0.323, k = 32, n = 4907041, BI = 0.297-0.350, VPDS = 0.454% 43
21
uitspraak over te doen. Er is een groter effect gevonden wanneer de evaluatie gebaseerd is op observaties53 (ES = 0.283, k = 43, n = 6569491, BI = 0.258-0.308, VPDS = 0.383%), dan wanneer de evaluatie gebaseerd is op zelfrapportering (ES = 0.166, k = 7, n = 11750, BI = 0.009-0.322, VPDS = 5.356%). Campagnes die op lange termijn worden gemeten (langer dan 3 maanden na de campagne), blijken effectiever te zijn dan campagnes die op korte termijn worden gemeten. Het lange termijn effect is 0.330 (K = 11, N = 4543952) en het korte termijn effect slechts 0.176 (K = 42, n = 2038255)54. Het BI van de lange termijn effecten ligt tussen 0.309 en 0.351 en het VPDS bedraagt 0.762%. Het BI van de korte termijn effecten gaat van 0.159 tot 0.194 en het VPDS is 2.393%.
53 54
Volledige dataset: ES = 0.283, k = 47, n = 6570436, BI = 0.255-0.311, VPDS = 0.303% Volledige dataset: ES = 0.178, k = 46, n = 2039200, BI = 0.146-0.210, VPDS = 0.732%
22
5 Discussie en conclusies Deze meta-analyse heeft getracht de effectiviteit van verkeersveiligheidscampagnes te onderzoeken en een aantal aspecten te identificeren die deze effectiviteit kunnen verhogen. Uit de resultaten blijkt dat campagnes over verkeersveiligheid resulteren in een klein effect. Dit effect verschilt echter per thema. Campagnes die als thema de veiligheidshelm hebben, resulteren in een groter effect dan alcoholcampagnes en campagnes met als thema de gordel en/of het kinderzitje. Elliott (1993) is tot dezelfde conclusie gekomen. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat er in het verleden minder campagnes over de veiligheidshelm hebben plaatsgevonden in vergelijking met de andere thema’s, alhoewel dit moeilijk te achterhalen is. Een opvallend resultaat is dat wanneer een beloning, extra controles of feedback is gebruikt als interventie een lager effect wordt gevonden dan wanneer dit niet is gebruikt. Aangezien meerdere interventies mogelijk zijn per campagne kunnen deze resultaten niet onderling vergeleken worden, maar dit resultaat wijst er wel op dat deze interventies geen extra grote bijdrage leveren aan het effect van een campagne. Wanneer campagnes die enkel massamedia gebruiken, vergeleken worden met campagnes die een combinatie gebruiken van massamedia en extra controles, blijkt tevens dat het alleen gebruiken van massamedia een groter effect bewerkstelligt dan gecombineerd met controles. Dit is echter tegenstrijdig met voorgaand onderzoek. Elliott (1993) concludeert namelijk dat de combinatie van publiciteit en enforcement het meest effectief is, maar erkent dat publiciteit wel belangrijker is dan enforcement. Ook Delaney et al. (2004) en Delhomme et al. (1999) concluderen dat een combinatie van de twee het effectiefst is. Een mogelijke verklaring voor dit nogal tegenstrijdig resultaat kan het beperkt aantal gebruikte studies in beide subgroepen zijn. Het is echter van belang dat hier verder onderzoek naar wordt verricht zodat de meerwaarde van extra controles beter in kaart kan worden gebracht. Wanneer in een campagne enkel educatie wordt gebruikt, blijkt dit te resulteren in een lager effect dan wanneer educatie in combinatie wordt gegeven met een korting op bepaalde uitrusting of gratis bedeling van uitrusting of een uitleendienst. Zaza et al. (2001) kwamen tot dezelfde conclusie. Deze auteurs vonden zelfs geen effect wanneer educatie als enige interventie is gebruikt. Of een bepaalde interventie beter zou werken voor een bepaalde thema dan een andere interventie is niet uitgebreid getest kunnen worden omwille van het te lage aantal studies per categorie. Slechts twee interventies wat betreft de veiligheidshelm en vier interventies wat betreft de gordel en/of het kinderzitje 23
zijn getest kunnen worden. De resultaten doen vermoeden dat campagnes met als thema de gordel en/of het kinderzitje een zekere vorm van controle zouden moeten bevatten. Uit de literatuur blijkt dat extra controles inderdaad voor een toename van het gebruik van de gordel en/of het kinderzitje zorgen (Dinh-Zarr et al. 2001; Shults et al., 2004). Deze studies hebben dit echter niet vergeleken met studies waar deze interventie niet is toegepast. Wat betreft de veiligheidshelm is het aan te raden dat er een korting op zulke helmen wordt gegeven of dat deze zelfs gratis worden voorzien. Royal et al. (2006) concluderen ook dat het gratis uitdelen van fietshelmen aan kinderen effectief is. Volgens de auteurs zorgen kortingen ook voor een positief resultaat maar in mindere mate. Campagnes die televisie als medium gebruiken, blijken een groter effect te hebben dan campagnes die dit medium niet gebruiken. Deze meta-analyse bevestigt dus de conclusies van Elliott (1993) en Delaney et al. (2004). Delhomme et al. (1999) had echter het omgekeerd resultaat gevonden, maar dit zou eventueel verklaard kunnen worden met het feit dat deze meta-analyse enkel de effecten op het aantal ongevallen heeft onderzocht. De evaluatiemethode heeft namelijk een invloed op het effect (Elliott, 1993). De andere media zoals radio, krant, tijdschrift enz. blijken echter een lager effect te bewerkstelligen dan wanneer het betreffende medium niet wordt gebruikt. Dit wil echter niet zeggen dat het gebruik van deze media niet aan te raden is. Vaak worden er in campagnes combinaties van media gebruikt (mediamix). Zulke combinaties van media zijn niet getest kunnen worden omwille van het feit dat er ontzettend veel mogelijkheden zijn en daardoor een te laag aantal studies aanwezig is per subgroep. Het is ook niet juist te beweren dat televisie beter is dan andere media, aangezien vergelijkingen tussen media in deze studie niet mogelijk zijn. Er kan echter wel geconcludeerd worden dat televisie zeer effectief is en om deze reden aan te raden is in campagnes. Tevens is er uit dit onderzoek gebleken dat het gebruik van betaalde media tot grotere effecten leidt dan onbetaalde media. De inhoud van de boodschap blijkt een belangrijke factor te spelen om de effectiviteit van een campagne te doen verhogen. Boodschappen die de negatieve consequenties vermelden en boodschappen die angst proberen op te wekken blijken namelijk een groter effect te hebben dan boodschappen die dit niet doen. Belangrijk is hierbij op te merken dat slechts één campagne in deze meta-analyse gebruik heeft gemaakt van een sterke fear appeal. Deze had echter wel een groter effect dan het gemiddelde effect van alle campagnes samen. De andere campagnes hebben angst gebruikt maar dan in beperkte mate. Het ging dan voornamelijk om angst voor een boete, demonstraties met een ei om het effect van de helm te tonen, foto’s van ongevallen, enz. In de literatuur bestaat er heel wat discussie over het feit of 24
fear appeals een positief effect hebben op gedrag. Shehryar & Hunt (2005) concluderen dat het niveau van angst een rol speelt. In deze meta-analyse hebben de meeste campagnes gebruik gemaakt van een lager angstniveau en dat zou volgens Shehryar & Hunt (2005) en Tay et al. (2001) zorgen voor een groter effect dan wanneer er sprake zou zijn geweest van een hoger angstniveau. Witte & Allen (2000) zijn echter van mening dat sterkere fear appeals zorgen voor een groter effect dan zwakkere fear appeals. Volgens deze auteurs is het echter van belang dat de boodschap een element moet bevatten waaruit blijkt dat mensen zelf in staat zijn het aanbevolen gedrag uit te voeren: de eigen-effectiviteitsverwachting. Of dit in de campagnes van deze meta-analyse het geval is, is niet volledig duidelijk, maar er is wel gevonden dat campagnes waar deze eigen-effectiviteitsverwachting tot uiting komt, resulteren in een groter effect dan wanneer dit niet het geval is. Vooral Canadese campagnes blijken effectief te zijn vergeleken met Europa en de Verenigde Staten. Dit resultaat is moeilijk te staven met reeds bestaande literatuur omdat telkens andere landen en/of werelddelen vergeleken worden (Elliott, 1993; Delhomme et al., 1999). Wetgeving blijkt ook een invloed te hebben op het effect van een campagne. Wanneer er reeds een wet bestaat, is het effect van een campagne kleiner dan wanneer dit niet het geval is of dan wanneer de campagne samengaat met een nieuwe wet. Delhomme et al. (1999) hebben een vergelijkbaar resultaat gevonden. De auteurs hebben een vergelijking gemaakt tussen campagnes die publiciteit, enforcement en educatie gebruiken en campagnes die publiciteit, enforcement en nieuwe wetgeving gebruiken, waarbij deze laatste groep campagnes in een groter effect resulteren. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat wanneer er reeds een wet bestaat, meer mensen het gewenste gedrag reeds uitvoeren en dat daardoor ook een kleiner effect wordt verkregen. Bovendien kan verwacht worden dat mensen die besloten hebben de wet niet na te leven, moeilijker te overtuigen zijn om dit alsnog te doen. Uit deze meta-analyse blijkt dat kortdurende campagnes een groter effect hebben dan langdurige campagnes. Perloff (2003) haalt aan dat wanneer mensen te lang blootgesteld worden aan een advertentie of in dit geval een campagne, ze verveeld geraken en dat het effect dan terug vermindert, wat een mogelijke verklaring kan zijn. Een opvallend resultaat van deze meta-analyse is dat campagnes die lange tijd na het einde van de campagne gemeten worden een hoger effect hebben dan campagnes die binnen drie maanden na de campagne gemeten worden. Dit resultaat is echter tegenstrijdig met de literatuur. Hagenzieker et al. (1997) heeft namelijk het omgekeerde gevonden. Een mogelijke 25
verklaring voor dit onverwachte resultaat is dat het merendeel van de campagnes geen langere nameting uitvoert en dat een groot aantal studies onvertegenwoordigd zijn in deze categorie. Verder onderzoek is aangewezen. Dit onderzoek heeft zoals elke studie een aantal beperkingen waarmee bij de interpretatie van de resultaten rekening moet worden gehouden. Een eerste beperking is dat een groot aantal studies niet zijn opgenomen in de meta-analyse en dit om verschillende redenen. Veel studies rapporteren niet voldoende informatie om een effect size te kunnen berekenen en te corrigeren voor steekproefgrootte. Ondanks verschillende inspanningen zijn op deze manier veel studies verloren gegaan. Dit is echter niet uitzonderlijk voor metaanalyse. Elliott (1993) rapporteerde dit probleem ook al. Bovendien voeren veel studies enkel een voor- en tijdensmeting uit, terwijl deze meta-analyse het effect na de campagne heeft onderzocht. Door de beperkte hoeveelheid studies kon niet elke mogelijke moderator getest worden. Tevens zorgt het aantal studies er voor dat sommige conclusies getrokken worden op basis van een beperkt aantal studies binnen een subgroep. Echter, er is telkens gebruik gemaakt van minstens vier studies binnen een categorie, net zoals Delhomme et al. (1999) hebben gedaan. Een laatste beperking is dat in een meta-analyse voornamelijk gepubliceerde studies opgenomen worden (publication bias). Dit om de reden dat niet-gepubliceerde studies en interne rapporten moeilijker op te sporen en te verkrijgen zijn. In het verleden is aangehaald dat gepubliceerde studies meestal een groter effect hebben dan niet-gepubliceerde studies (Hunter & Schmidt, 2004; Lipsey & Wilson, 2001). Aangezien in deze meta-analyse voornamelijk gepubliceerde studies zijn opgenomen, is dit een reële bekommernis. Ondanks deze beperkingen heeft deze meta-analyse een duidelijker zicht gegeven op het effect van verkeersveiligheidscampagnes en welke aspecten een invloed hierop spelen. Deze resultaten zullen nuttig zijn om in de toekomst de effectiviteit van deze campagnes te vergroten.
26
Referenties *
Abularrage, J. J., Deluca, A. J., & Abularrage, C. J. (1997). Effect of education and
legislation on bicycle helmet use in a multiracial population. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 151(1), 41-44. *
Agent, K. R., Green, E. R., & Langley, R. E. (2003). Evaluation of Kentucky’s “Buckle up
Kentucky: It’s the law & it’s enforced” campaign. Kentucky: University of Kentucky. *
Agent, K. R., Green, E. R., & Langley, R. E. (2005). Evaluation of Kentucky’s “Buckle up
Kentucky: It’s the law & it’s enforced” 2005 campaign. Kentucky: University of Kentucky. *
Agent, K. R., Green, E. R., & Langley, R. E. (2006). Evaluation of Kentucky’s “Buckle up
Kentucky: It’s the law & it’s enforced” 2006 campaign. Kentucky: University of Kentucky.
Ajzen, I. (2002). Perceived behavioral control, self-efficacy, locus of control and the theory of planned behavior. Journal of Applied Social Psychology, 32, 1-20.
Ajzen, I. (nd). [On-line]. Http://www.people.umass.edu/aizen/ [12-06-2007]. *
Alvarez, J., & Jason, L. A. (1993). The effectiveness of legislation, education and loaners for
child safety in automobiles. Journal of Community Psychology, 21, 280-284. *
Arneson, S. W., & Triplett, J. L. (1990). Riding with buclebear: An automobile safety
program for preschoolers. Journal of Pediatric Nursing, 5, 115-122. *
Austin, J., Alvero, A. M., & Olson, R. (1998). Prompting patron safety belt use at a
restaurant. Journal of Applied Behavior Analysis, 3(4), 655-657. *
Beirness, D. J., Foss, R. D., Wilson, R. J., & Mercer, G. W. (2000). Roadside breathtesting
surveys to assess the impact of an enhanced DWI enforcement campaign in British Columbia. Paper presented at the ICDATS conference Stockholm, Sweden.
27
*
Britt, J., Silver, I., & Rivara, F. P. (1998). Bicycle helmet promotion among low income
preschool children. Injury Prevention, 4, 280-283.
Cohen, J. (1988). Statistical power for the behavioral sciences. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum. *
Cohn, L. D., Hernandez, D., Byrd, T., & Cortes, M. (2002). A program to increase seat belt
use along the Texas-Mexico border. American Journal of Public Health, 92(12), 1918-1920. *
Cote, T. R., Sacks, J. J., Lambert-Huber, D. A., Dannenberg, A. L., Kresnow, M. et al.
(1992). Bicycle helmet use among Maryland children: Effect of legislation and education. Pediatrics, 89(6), 1216-1220. *
Cox, B. S., Cox, A. B., & Cox, D. J. (2000). Motivating signage prompts safety belt use
among drivers exiting senior communities. Journal of Applied Behavior Analysis, 33( 4), 635638. *
Dannenberg, A. L., Gielen, A. C., Beilenson, P. L., Wilson, M. H., & Joffe, A. (1993).
Bicycle helmet laws and educational campaigns - an evaluation of strategies to increase childrens helmet use. American Journal of Public Health, 83(5), 667-674. *
Decina, L. E., Temple, M. G., & Dorer, H. S. (1994). Increasing child safety-seat use and
proper use among toddlers - evaluation of an enforcement and education-program. Accident Analysis and Prevention, 26(5), 667-673.
Delaney, A., Lough, B., Whelan, M., & Cameron, M. (2004). A review of mass media campaigns in road safety. Australia: Monash University, Accident Research Centre.
Delhomme, P., Vaa, T., Meyer, T., Harland, G., Goldenbeld, C., Järmark, S., Christie,N., & Rehnova, V. (1999). Evaluated road safety media campaigns: An overview of 265 evaluated campaigns and some meta-analysis on accidents.
Dinh-Zarr, T. B., Sleet, D. A., Shults, R. A., Zaza, S., Elder, R. W., Nichols, J. L., Thompson, R. S., Sosin, D. M., & the Task Force on Community Preventive Services (2001). Reviews of 28
evidence regarding interventions to increase the use of safety belts. American Journal of Preventive Medicine, 21(4S), 48-65. *
Dussault, C. (1990). Effectiveness of a selective traffic enforcement program combined with
incentives for seat belt use in Quebec. Health Education Research, 5(2), 217-223. *
Ebel, B. E., Koepsell, T. D., Bennett, E. E., & Rivara, F. P. (2003). Use of child booster seats
in motor vehicles following a community program. Journal of the American Medical Association , 289(7), 879-884.
Ehiri, J. E., Ejere, H. O. D., Magnussen, L., Emusu, D., King, W., Osberg, J. S. (2006). Interventions for promoting booster seat use in four to eight year olds traveling in motor vehicles (review). The Cochrane Collaboration, 4.
Elder, R. W., Nichols, J. N., Shults, R. A., Sleet, D. A., Barrios, L. C., Compton, R. & Task Force on Community Preventive Services (2005). Effectiveness of school-based programs for reducing drinking and driving and riding with drinking drivers. American Journal of Preventive Medicine, 28(5S1), 288-304.
Elder, R. W., Shults, R. A., Sleet, D. A., Nichols, J. L., Thompson, R. S., Rajab, W., & Task Force on Community Preventive Services (2004). Effectiveness of mass media campaigns for reducing drinking and driving and alcohol-involved crashes. American Journal of Preventive Medicine, 27(1), 57-65.
Elliott, B. (1993). Road safety mass media campaigns: A meta analysis. Canberra: Federal Office of Road Safety. *
Farley, C., Laflamme, L., & Vaez, M. (2003). Bicycle helmet campaigns and head injuries
among children. Does poverty matter? Journal of Epidemiology and Community Health, 57(9), 668-672. *
Grant, B. A. (1990). Effectiveness of feedback and education in an employer based seat belt
program. Health Education Research, 5, 197-205.
29
*
Gras, M. E., Cunil, M., Planes, M., Sullman, M. J. M., & Oliveras, C. (2003). Increasing
safety-belt use in Spanish drivers: A field test of personal prompts. Journal of Applied Behavior Analysis, 36(2), 249-251.
Grossman, D. C., & Garcia, C. C. (1999). Effectiveness of health promotion programs to increase motor vehicle occupant restraint use among young children. American Journal of Preventive Medicine, 16(1S), 12-22. *
Hagenzieker, M. P. (1991). Enforcement or incentives? Promoting safety belt use among
military personnel in the Netherlands. Journal of Applied Behavior Analysis, 24, 23-30.
Hagenzieker, M. P., Bijleveld, F. D., & Davidse, R. J. (1997). Effects of incentive programs to stimulate safety belt use: A meta-analysis. Accident Analysis and Prevention, 29(6), 759777.
Hunter, J. E., & Schmidt, F. L. (2004). Methods of meta-analysis: Correcting error and bias in research findings. Thousands Oaks, London, New Delhi: Sage Publications. *
Jaffe, B., & Tamir, D. (1996). Bicycle helmets in Israel: Observed change in usage following
a nationwide campaign. Israel Journal of Medical Sciences, 32(2), 135-137.
Krippendorff, K. (1980). Content analysis. An introduction to its methodology. Beverly Hills: Sage. *
Lacey, J. H., Jones, R. K., & Smith, R. G. (1999). Evaluation of checkpoint Tennessee:
Tennessee’s statewide sobriety checkpoint program. Washington, DC: U.S. Department of Transportation, National Highway Traffic Safety Administration.
Lajunen, T., & Räsänen, M. (2003). Can social psychological models be used to promote bicycle helmet use among teenagers? A comparison of the health belief model, theory of planned behavior and the locus of control. Journal of Safety Research, 35(1), 115-123. *
Lehman, G. R., & Geller, E. S. (1990). Educational strategies to increase children's use of
safety belts: Are extrinsic rewards necessary? Health Education Research, 5, 187-196. 30
*
Liller, K. D., Smorynski, A., Mcdermott, R. J., Crane, N. B., & Weibley, R. E. (1995). The
more health bicycle safety project. Journal of School Health, 65(3), 87-90.
Lipsey, M. W., & Wilson, D. B. (2001). Practical meta-analysis: Applied social research methods series volume 49. Thousands Oaks, London, New Delhi: Sage Publications. *
Logan, P., Leadbetter, S., Gibson, R. E., Schiever, R., Branche, C., Bender, P., Zane, D.,
Humphreys, J., & Anderson, S. (1998). Evaluation of a bicycle helmet giveaway program Texas, 1995. Pediatrics, 101(4), 578-582. *
Macpherson, T., & Lewis, T. (1998). New Zealand drinkdriving statistics: The effectiveness
of road safety television advertising. Marketing Bulletin, 9, 40-51. *
McCaul, K. A., & McLean, A. J. (1990). Publicity, police resources and the effectiveness of
random breath testing. The Medical Journal of Australia, 152, 284-286.
Meertens, R. , Schaalma, H. , Brug, J. , & De Vries, N. (2000). Determinanten van gedrag. In J. Brug, H. Schaalma, & G. Kok, Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: Een planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum. *
Mortimer, R. G., Goldsteen, K., Armstrong, R. W., & Macrina, D. (1990). Effects of
incentives and enforcement on the use of seat belts by drivers. Journal of Safety Research, 21, 25-37. *
Murry, J. P., Stam, A., & Lastovicka, J. L. (1993). Evaluating an antidrinking and driving
advertising campaign with a sample survey and time-series intervention analysis. Journal of the American Statistical Association, 88(421), 50-56.
Nationaal
Instituut
voor
de
Statistiek
(nd).
Verkeersongevallen
(1997-2006).
Http://www.statbel.fgov.be/figures/d364_nl.asp. [17-08-2007] *
Parkin, P. C., Hu, X. H., Spence, L. J., Kranz, K. E., Shortt, L. G., & Wesson, D. E. (1995).
Evaluation of a subsidy program to increase bicycle helmet use by children of low-income families. Pediatrics, 96(2), 283-287. 31
*
Parkin, P. C., Spence, L. J., Hu, X. H., Kranz, K. E., Shortt, L. G., & Wesson, D. E. (1993).
Evaluation of a promotional strategy to increase bicycle helmet use by children. Pediatrics, 91(4), 772-777. *
Pasto, L., & Baker, A. G. (2001). Evaluation of a brief intervention for increasing seat belt
use on a college campus. Behavior Modification, 25(3), 471-486. *
Pendergrast, R. A., Ashworth, C. S., Durant, R. H., & Litaker, M. (1992). Correlates of
childrens bicycle helmet use and short-term failure of school-level interventions. Pediatrics, 90(3), 354-358. Perloff, R. M. (2003). The dynamics of persuasion: Communication and attitudes in the 21st century. Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates, Publishers. *
Petridou, E., Trichopoulos, D., Stappa, M., Tsoufis, Y., Skalidou, A., & Hellenic Road Police
Department (1999). Effectiveness of a comprehensive multisector campaign to increase seat belt use in the greater Athens area, Greece. American Journal of Public Health, 89(12), 18611863.
Rivara, F. P., Thompson, D. C., Patterson, M. Q., & Thompson, R. S. (1998). Prevention of bicycle-related injuries: Helmets, education, and legislation. Annual Review Public Health, 19, 293-318. *
Roeper, P. J., Voas, R. B., Padilla-Sanchez, L., & Esteban, R. (2000). A long-term
community-wide intervention to reduce alcohol-related traffic injuries: Salinas, California. Drugs-Education Prevention and Policy, 7(1), 51-60. *
Rogers, L. W., Bergman, A. B., & Rivara, F. P. (1991). Promoting bicycle helmets to
children: A campaign that worked. Journal of Musculoskeletal Medicine, June, 64-77.
Rosenstock, I. M. (1966). Why people use health services. Milbank Memorial Fund Quarterly, 44, 94-124.
32
Rosenstock, I. M. (1990). The health belief model: explaining health behavior through expectancies. In K. Glanz, F. Lewis, & B. Rimer (Eds.), Health behavior and health education (pp. 39-62). San Fransisco: Jossey-Bass Publishers.
Rotter, J. B. (1982). The development and applications of social learning theory: Selected papers. New York: Praeger Publishers. *
Rourke, L. L. (1994). Bicycle helmet use among schoolchildren. Impact of a community
education program and a cycling fatality. Canadian Family Physician, 40, 1116-1124. *
Rouzier, P., & Alto, W. A. (1995). Evolution of a successful community bicycle helmet
campaign. Journal of the American Board of Family Practice, 8, 283-287.
Royal, S. T., Kendrick, D., Coleman, T. (2006). Non-legislative interventions for the promotion of cycle helmet wearing by children (review). The Cochrane Collaboration, 4.
Schmidt, F. L., & Le, H. (2004). Software for the Hunter-Schmidt meta-analysis methods. [Computer software]. University of Iowa, Department of Management & Organization, Iowa City, 1A, 42242. *
Sheehan, M., Schonfeld, C., Ballard, R., Schofield, F., Najman, J., & Siskind, V. (1996). A
three year outcome evaluation of a theory based drink driving education program. Journal of Drug Education, 26, 295-312.
Shehryar, O., & Hunt, D. M. (2005). A terror management perspective on the persuasiveness of fear appeals. Journal of Consumer Psychology, 15(4), 275-287.
Shults, R. A., Elder, R. W., Sleet, D. A., Nichols, J. L., Alao, M. O., Garande-Kulis, V. G., Zaza, S., Sosin, D. M., Thompson, R. S., & the Task Force on Community Preventive Services (2001). Reviews of evidence regarding interventions to reduce alcohol-impaired driving. American Journal of Preventive Medicine, 21(4S), 66-88.
Shults, R. A., Nichols, J. L., Dinh-Zarr, T. B., Sleet, D. A., & Elder, R. W. (2004). Effectiveness of primary enforcement safety belt laws and enhanced enforcement of safety 33
belt laws: A summary of the guide to community preventive services systematic reviews. Journal of Safety Research, 35, 189-196. *
Solomon, M. G., Compton, R. P., & Preusser, D. F. (2004). Taking the click it or ticket
model nationwide. Journal of Safety Research, 35(2), 197-201. *
Solomon, M. G., Ulmer, R. G., & Preusser, D. F. (2002). Evaluation of click it or ticket
model programs. Washington DC: U.S. Department of Transportation, National Highway Traffic Safety Administration.
Snyder, L. B., Hamilton, M. A., Mitchell, E. W., Kiwanuka-Tondo, J., Fleming-Milici, F., & Proctor, D. (2004). A meta-analysis of the effect of mediated health communication campaigns on behavior change in the United States. Journal of Health Communication, 9, 7196. *
Streff, F. M., Molnar, L. J., & Chrisoff, C. (1992). Increasing safety belt use in a secondary
enforcement state: Evaluation of a three-county special enforcement program. Accident Analysis and Prevention, 24, 369-383. *
Stuy, M., Green, M., & Doll, J. (1993). Child care centers: A community resource for injury
prevention. Journal of Developmental & Behavioral Pediatrics, 14, 224-229.
Taubman Ben-Ari, O., Florian, V., & Mikulincer, M. (2000). Does a threat appeal moderate reckless driving? A terror management theory perspective. Accident Analysis and Prevention, 32, 1-10. *
Tay, R. (1999). Effectiveness of the anti-drink driving advertising campaign in New Zealand.
Road Transport Research, 8, 3-15.
Tay, R., Watson, B., Radbourne, O., & De Young, B. (2001). The influence of fear arousal and perceived efficacy on the acceptance and rejection of road safety advertising messages. Paper presented at the Road Safety Research, Policing and Education Conference, Melbourne.
34
*
Tornros, J. (1995). Effects of a random breath testing campaign in Southern Sweden. Paper
presented at the IDADTS Conference Adelaide, Australia. *
Towner, P., & Marvel, M. K. (1992). A school-based intervention to increase the use of
bicycle helmets. Family Medicine, 24(2), 156-158. *
Wells, J. K., Preusser, D. F., & Williams, A. F. (1992). Enforcing alcohol-impaired driving
and seat belt use laws, Binghamton, NY. Journal of Safety Research, 23, 63-71. *
Wesson, D., Spence, L., Hu, X. H., & Parkin, P. (2000). Trends in bicycling-related head
injuries in children after implementation of a community-based bike helmet campaign. Journal of Pediatric Surgery, 35(5), 688-689. *
Wilkins, T. T. (2000). The “stay alive from education" (Safe) program: Description and
preliminary pilot testing. Journal of Alcohol and Drug Education, 45(2), 1-11. *
Williams, A. F., Wells, J. A. K., & Ferguson, S. A. (1997). Development and evaluation of
programs to increase proper child restraint use. Journal of Safety Research, 28( 3), 197-202.
Witte, K., & Allen, M. (2000). A meta-analysis of fear appeals: Implications for effective public health campaigns. Health Education & Behavior, 27(5), 591-615. *
Wundersitz, L. N., Kloeden, C. N., & Walker, J. R. (2000). An evaluation of interventions
aimed at increasing restraint use in Whyalla, South Australia. Road Safety Research Policing Education Conferences. Zaza, S., Sleet, D. A., Thompson, R. S., Sosin, D. M., Bolen, J. C., & the Task Force on Community Preventive Services (2001). Reviews of evidence regarding interventions to increase use of child safety seats. American Journal of Preventive Medicine, 21(4S), 31-47
35
Bijlage 1: Theory of planned behavior, locus of control model en het health belief model Theory of planned behavior (Theorie van beredeneerd gedrag)
Gedrag wordt bepaald door de intentie om een bepaald gedrag uit te voeren. Intenties komen voort uit drie factoren: de attitude (mate waarin een bepaald gedrag positief of negatief beoordeeld wordt), de subjectieve norm (waargenomen sociale druk om een gedrag wel of niet uit te voeren) en de waargenomen gedragscontrole (de perceptie van mensen wat betreft de bekwaamheid een bepaald gedrag uit te voeren) (Ajzen, nd; Ajzen, 2002). Figuur 1: Theory of planned behavior (Ajzen, nd) Attitude
Subjectieve norm
Intentie
Gedrag
Waargenomen gedragscontrole
Locus of control model
Het gaat in dit model over het gegeven dat mensen verschillend kunnen reageren op een beloning. Wanneer een persoon een gebeurtenis, volgend op een bepaald gedrag, ziet als niet gerelateerd aan het eigen gedrag, wordt er over externe controle gesproken. Wanneer dit wel wordt gerelateerd aan het eigen gedrag, gaat het om interne controle (Rotter, 1982)
Health belief model
Volgens het health belief model zullen mensen een bepaald gedrag vertonen (vb. een helm dragen, zich laten testen voor aids, enz.) als ze van zichzelf denken dat ze vatbaar zijn voor de conditie, als ze denken dat dit zorgt voor ernstige potentiële consequenties, wanneer ze het uitvoeren van een bepaald gedrag zien als het verminderen van de vatbaarheid en de ernst van de consequenties, en wanneer ze geloven dat de nadelen van het gedrag niet groter zijn dan de voordelen. Bovendien hebben ook andere variabelen een invloed op het al dan niet uitvoeren van het gewenst gedrag, namelijk de demografische, psychologische variabelen (Rosenstock, 1990). Tenslotte worden nog de “cues to action” opgenomen in het model (vb. sensibilisatie) (Rosenstock, 1966).
36
Figuur 2: Het health belief model (figuur uit Meertens, et al., 2000) Demografische variabelen
Waargenomen vatbaarheid
Sociaal economische klasse, sekse, leeftijd, enz.
Waargenomen ernst
Psychologische kenmerken
Waargenomen voordelen
Persoonlijkheid, enz.
Waargenomen barrières
37
Actie
‘cues to action’
Bijlage 2: Coderingsformulier Codeur:_____________________________________________________________________ Coderingsdatum:_____________________________________________________________
1 Studie Q1 Studie ID nummer. Geef een uniek identificatienummer aan elke studie. Wanneer een publicatie twee onafhankelijke studies presenteert, dit wil zeggen twee onafhankelijke uitkomststudies met verschillende deelnemers, voeg dan een decimaal getal toe aan het studie ID nummer om onderscheid te kunnen maken tussen elke studie binnen een publicatie en codeer elke studie apart. ___________________________________________________________________________ Q2 Welk soort publicatie? Wanneer twee verschillende publicaties gebruikt zijn om één enkele studie te coderen, wordt de meest formele gekozen. Wanneer beide even formeel zijn, codeer degene die de meeste details geeft. 1 Tijdschriftartikel 2 Boek/hoofdstuk van boek 3 Rapport 4 Conferentiepaper/proceedings 5 Thesis/doctoraatsthesis 6 Ander:____________________________________________________________________ Q3 Wat is de publicatiedatum? Wanneer twee verschillende publicaties gebruikt zijn om één enkele studie te coderen, wordt de publicatiedatum van de meest formele gekozen. Wanneer beide even formeel zijn, codeer degene die de meeste details geeft. ___________________________________________________________________________ Q4 Wat is de titel van de publicatie? Wanneer twee verschillende publicaties gebruikt zijn om één enkele studie te coderen, wordt de titel van de meest formele gekozen. Wanneer beide even formeel zijn, codeer degene die de meeste details geeft. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Q5 Wie is/zijn (de) auteur(s)? Wanneer twee verschillende publicaties gebruikt zijn om één enkele studie te coderen, wordt/worden de auteur(s) van de meest formele gekozen. Wanneer beide even formeel zijn, codeer degene die de meeste details geeft. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
38
Campagne/interventie
Q6 In welk jaar is de campagne/interventie begonnen? (codeer NV wanneer niet vermeld) ___________________________________________________________________________ Q7 In welk land heeft de campagne/interventie plaatsgevonden? (codeer NV wanneer niet vermeld) ___________________________________________________________________________ Q8 Heeft er een gelijksoortige campagne plaatsgevonden op een andere locatie en is deze studie/campagne opgenomen in deze meta-analyse? 1 Ja:____________________________________________(vul de naam van de campagne in) 2 Nee Q9 Wat is het thema van de campagne? (wanneer twee thema’s betrokken zijn, codeer enkel één thema en codeer het andere thema op een apart coderingsformulier) 1 Veiligheidshelm 2 Alcohol 3 Veiligheidsgordel/veiligheidszit Q10 Geeft de studie informatie over de gerelateerde wetgeving? 1 Wet is reeds bestaande 2 Campagne werd uitgevoerd rond het tijdstip dat de nieuwe wet in werking ging 3 Er bestaat geen wetgeving dat dit gedrag reguleert 4 Ander:____________________________________________________________________ 5 Niet vermeld Q11 Op welke schaal heeft de campagne/interventie plaatsgevonden? 1 Stad of dorp (1 of meerdere specifieke steden of dorpen) 2 Volledige regio/provincie/staat 3 Nationaal 4 Internationaal 5 Meerdere schalen (vb. een provincie en een stad):__________________________________ ___________________________________________________________________________ 6 Niet vermeld/niet duidelijk Q12 Welk soort interventie is gebruikt? (meerdere antwoorden mogelijk) 1 Educatie (school, werk, enz.) 2 Massamedia 3 Beloning/incentive (vb. cadeau) 4 Face-to-face (vb. in een restaurant) 5 Extra controles/enforcement (vb. politie laat bestuurders stoppen om te controleren of mensen hun gordel dragen of om te zien of ze gedronken hebben) 6 Variabele boodschappen langs de weg (vb. mist, vertraag) 7 Ander:____________________________________________________________________ 8 Niet vermeld
39
Q13 Wanneer gebruik is gemaakt van educatie, waar heeft die dan plaatsgevonden? 0 Niet toepasbaar 1 Scholen 2 Dagcentra/kinderverblijven 3 Ziekenhuizen 4 Werk 5 Ander:____________________________________________________________________ 6 Niet vermeld Q14 Wanneer gebruik is gemaakt van een beloning, wat hield deze dan in? 0 Niet toepasbaar 1 Waardebon/kortingsbon/tegoedbon 2 Uitnodiging voor een activiteit 3 Cadeau (niet gerelateerd aan de campagne) 4 Cadeau gerelateerd aan de campagne 5 Ander:____________________________________________________________________ 6 Niet vermeld Q15 Bevat de massamediacampagne feedback naar het publiek? 1 Ja:_______________________________________________________________________ 2 Nee Q 16 Vermelden de auteurs dat de campagne gebaseerd is op een theoretisch model? 1 Ja:_______________________________________________________________________ 2 Nee Q17 Welke media zijn gebruikt? (meerdere antwoorden mogelijk) 1 Artikels in kranten en tijdschriften 2 Televisie 3 Radio 4 Brochures/folders 5 Brieven 6 Uithangborden/posters 7 Face-to-face (vb. educatie, persoonlijk contact) 8 E-mail/internet 9 Persconferentie 10 Cinema 11 Ander:___________________________________________________________________ 12 Niet vermeld Extra vraag: heeft de campagne gebruik gemaakt van betaalde media? 1 Ja 2 Nee 3 Niet vermeld/niet duidelijk/niet relevant
40
Q18 Verloopt de campagne continu over een bepaalde periode of wordt deze onderbroken? (nota: continu wil zeggen dat de interventie gedurende de hele periode bezig is, discontinu wil zeggen dat er geen interventie plaatsvindt gedurende een bepaalde periode van de campagne) 1 Continu 2 Discontinu 3 Niet vermeld Q19 Geef het aantal periodes van de campagne. (codeer NV wanneer niet vermeld, codeer 1 wanneer de campagne continu is) ___________________________________________________________________________ Q20 Wat is de duur van de totale campagne? Geef het aantal dagen. (codeer NV wanneer niet vermeld) ___________________________________________________________________________ Inhoud boodschap
Q21 Bevat de campagne boodschappen die bedoeld zijn om humor op te wekken? 1 Ja 2 Nee 3 Niet vermeld/niet toepasbaar Q22 Bevat de campagne materiaal ontworpen om angst te veroorzaken (“fear appeals”) (Nota: een boodschap heeft de bedoeling angst te veroorzaken wanneer het bepaald gedrag probeert te verkrijgen door de nadruk te leggen op het feit dat het publiek gevoelig is voor schadelijke, ernstige fysieke en psychologische consequenties die kunnen vermeden worden wanneer ze het gewenste gedrag uitvoeren) 1 Ja 2 Nee 3 Niet vermeld/niet toepasbaar Q23 Wanneer er gebruik is gemaakt van een auditief medium, zit er dan muziek in de boodschap? (vb. een themalied) 1 Ja 2 Nee 3 Niet vermeld/niet toepasbaar Q 24 Bevat de campagne een boodschap die de bedoeling heeft mensen te overtuigen dat ze zelf in staat zijn hun gedrag te veranderen? 1 Ja 2 Nee 3 Niet vermeld/niet toepasbaar Q25 Bevat de campagne een boodschap die de bedoeling heeft de nadruk te leggen op de sociale druk wanneer ze niet het gewenste gedrag uitvoeren? 1 Ja 2 Nee 3 Niet vermeld/niet toepasbaar Q26 Legt de boodschap de nadruk op de:
41
1 Positieve consequenties (Nota: de term positief betekent een kenmerk of karakteristiek die bevestigend, wenselijk is) 2 Negatieve consequenties (Nota: de term negatief betekent een kenmerk of karakteristiek die niet positief, bevestigend of wenselijk is) 3 Beide 4 Niet vermeld/niet toepasbaar Q27 Wie is de woordvoerder/woordvoerster? 1 Commentaarstem (Nota: de stem van een ongeziene verteller) 2 Expert 3 Beroemdheid 4 Fictief figuur (vb. cartoon, dieren) 5 Anoniem persoon/onbekende acteurs 6 Niet gebruikt 7 Ander:____________________________________________________________________ 8 Niet vermeld/niet relevant Q28 Wat is het karakter van de boodschap? 1 Informatief/educatief (Nota: geven van informatie, iets mensen aanleren, de boodschap zegt niet expliciet wat mensen moeten doen) 2 Overtuigen (de boodschap vraagt expliciet aan de mensen om iets te doen en dit kan gaan om bepaald gedrag te versterken of om te vragen het huidige gedrag te veranderen/wijzigen) 3 Ander:____________________________________________________________________ 4 Niet vermeld/niet toepasbaar Q29 Welk bewijsmateriaal is gebruikt in de boodschap? 1 Levendige voorbeelden 2 Statistieken 3 Niet vermeld/niet toepasbaar Q30 Is de campagne gericht naar mannen of vrouwen? (vb. wordt er expliciet vermeld dat de campagne gericht is naar mannen) 1 Mannen 2 Vrouwen 3 Beide Q31 Welke leeftijdscategorie is de belangrijkste doelgroep van de campagne? (codeer NV wanneer niet vermeld) ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Q32 Welke andere karakteristieken zijn een kenmerk van de doelgroep van de campagne? (codeer NV wanneer niet vermeld) ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
42
2 Effect size (Nota: het is de bedoeling dat aparte effect sizes worden berekend voor korte termijn, lange termijn, zelfrapportering, gedrag en ongevallenstatistieken (ziekenhuisgegevens, politierapporten, officiële statistieken, enz.) Q33 Studie ID nummer (zelfde als Q1) ___________________________________________________________________________ Q34 Effect size nummer. Geef binnen elke studie een hoofdletter voor elke effect size, vb. A, B, C, enz. Wanneer er meer dan één effect size wordt gecodeerd, gebruik dan een apart coderingsformulier voor elke effect size (vb. 001A). ___________________________________________________________________________ Q35 Welk soort onderzoek is gebruikt? 1 Pre-post zonder controlegroep 2 Pre-post met controlegroep Q36 Tijdens de voor- en nameting, zijn dezelfde mensen gemeten of verschillende mensen? 1 Zelfde mensen 2 Verschillende mensen Q37 Heeft de nameting plaatsgevonden op korte of op lange termijn? (wanneer de periode van de nameting niet expliciet vermeld staat, codeer korte termijn) 1 Korte termijn (<3 maanden) (Nota: de eerste meting na de campagne) 2 Lange termijn (3 maanden en langer) (Nota: wanneer meerdere metingen hebben plaatsgevonden, kies de tussenevaluatie (oneven metingen), wanneer er 2 lange termijn metingen hebben plaatsgevonden (oneven metingen) kies diegene die het laatste is uitgevoerd) Q38 Hoeveel dagen na de interventie heeft de meting op korte termijn plaatsgevonden? (1 maand = 30 dagen, 1 week = 7 dagen) (codeer NV wanneer niet vermeld, codeer 0 wanneer de nameting heeft plaatsgevonden direct na het einde van de campagne) ___________________________________________________________________________ Q39 Hoeveel dagen na de interventie heeft de meting op lange termijn plaatsgevonden? (1 maand = 30 dagen, 1 week = 7 dagen) (codeer NV wanneer niet vermeld) ___________________________________________________________________________ Steekproefbeschrijving
Q40 Bevat de studie een beschrijving van de steekproef? 1 Ja 2 Nee
43
Q41 Wanneer een beschrijving van de steekproef is gegeven, vul dan het volgende in: Voor (interventie)
Na (interventie)
Voor (controle)
Na (controle)
Steekproefgrootte Gemiddelde leeftijd SD of range (leeftijd) Etniciteit (%)
Geslacht (%)
Q42 Wat is de totale steekproefgrootte? ___________________________________________________________________________ Q43 Hoe heeft steekproeftrekking plaatsgevonden? 1 Gerandomiseerd met of zonder matching, stratificatie, enz. 2 Wachtlijst of ander quasi-gerandomiseerde procedure (vb. de eerste persoon die door de deur loopt) (dit is een procedure om mensen te selecteren, maar niet op basis van karakteristieken) 3 Niet gerandomiseerd 4 Niet vermeld/niet duidelijk/niet toepasbaar Evaluatie van de campagne
Q44 Op basis van wat wordt de campagne geëvalueerd? 1 Observaties/metingen (vb. alcoholtest) 2 Zelfrapportering (vragenlijst, interview) 3 Aantal ongevallen/ongevallenstatistieken 4 Ander:____________________________________________________________________ 5 Niet vermeld
44
Q45 Wanneer de evaluatie heeft plaatsgevonden op basis van zelfrapportering, hoe heeft die dan plaatsgevonden? 0 Niet toepasbaar 1 Schriftelijke vragenlijst 2 Telefoon 3 Face-to-face/interview 4 Ander:____________________________________________________________________ 5 Niet vermeld Q46 Wanneer de evaluatie heeft plaatsgevonden op basis van ongevallenstatistieken, welke bron is dan gebruikt? 0 Niet toepasbaar 1 Officiële statistieken 2 Ziekenhuisgegevens 3 Politierapporten 4 Ander:____________________________________________________________________ 5 Niet vermeld Q47 Wanneer de evaluatie heeft plaatsgevonden op basis van ongevallenstatistieken, over welk type ongevallen gaat het dan? 0 Niet toepasbaar 1 Algemene ongevalstatistieken 2 Alcoholgerelateerde ongevalstatistieken 3 Snelheidgerelateerde ongevalstatistieken 4 Ander:____________________________________________________________________ 5 Niet vermeld Q48 Wanneer de evaluatie heeft plaatsgevonden op basis van ongevallenstatistieken, over welk letseltype gaat het dan? 0 Niet van toepassing 1 Fatale ongevallen 2 Ongevallen met gewonden 3 Fatale ongevallen en ongevallen met gewonden 4 Ongevallen met eigendomsschade 5 Alle soorten ongevallen 6 Niet vermeld Q49 Heeft de evaluatie plaatsgevonden gedurende een bepaald tijdstip van de dag? 1 Overdag 2 ‘s Nachts 3 Beide 4 Niet vermeld/niet duidelijk/niet relevant
45
Effect size informatie
Q50 Datatype waarop de effect size is gebaseerd: 1 Gemiddelde + standaarddeviatie 2 T- of F- waarde 3 Chi-kwadraattoets 4 P-waarde kleiner dan of groter dan een bepaald significantieniveau (vb. 0.05) 5 Frequenties of proporties/percentages, dichotoom 6 Frequenties of proporties/percentages, polychotoom 7 Ander:____________________________________________________________________ Q51 Wat is de algemene conclusie van de auteur? 1 Overtuigend succes 2 Succes (voorzichtig) 3 Geen impact 4 Negatief resultaat 5 Niet vermeld Q52 Wat is het pagina- en tabelnummer waar de gegevens voor de berekening van de effect size vermeld staan? ___________________________________________________________________________ Gemiddelde en standaarddeviatie: Q53 Wanneer er gebruik is gemaakt van gemiddelde en standaarddeviatie, wat is het gemiddelde van de interventiegroep voor de campagne? ___________________________________________________________________________ Q54 Wanneer er gebruik is gemaakt van gemiddelde en standaarddeviatie, wat is het gemiddelde van de controlegroep voor de campagne? (bij geen controlegroep, vul NV in) ___________________________________________________________________________ Q55 Wanneer er gebruik is gemaakt van gemiddelde en standaarddeviatie, wat is het gemiddelde van de interventiegroep na de campagne? ___________________________________________________________________________ Q56 Wanneer er gebruik is gemaakt van gemiddelde en standaarddeviatie, wat is het gemiddelde van de controlegroep na de campagne? (bij geen controlegroep, vul NV in) ___________________________________________________________________________ Q57 Wanneer er gebruik is gemaakt van gemiddelde en standaarddeviatie, wat is de standaarddeviatie van de interventiegroep voor de campagne? ___________________________________________________________________________ Q58 Wanneer er gebruik is gemaakt van gemiddelde en standaarddeviatie, wat is de standaarddeviatie van de controlegroep voor de campagne? (bij geen controlegroep, vul NV in) ___________________________________________________________________________
46
Q59 Wanneer er gebruik is gemaakt van gemiddelde en standaarddeviatie, wat is de standaarddeviatie van de interventiegroep na de campagne? ___________________________________________________________________________ Q60 Wanneer er gebruik is gemaakt van gemiddelde en standaarddeviatie, wat is de standaarddeviatie van de controlegroep na de campagne? (bij geen controlegroep, vul NV in) ___________________________________________________________________________ Proporties of frequenties: Q61 Wanneer er gebruik is gemaakt van proporties of frequenties, wat is de n van de interventiegroep met een succesvolle uitkomst voor de campagne? ___________________________________________________________________________ Q62 Wanneer er gebruik is gemaakt van proporties of frequenties, wat is de n van de controlegroep met een succesvolle uitkomst voor de campagne (bij geen controlegroep, vul NV in)? ___________________________________________________________________________ Q63 Wanneer er gebruik is gemaakt van proporties of frequenties, wat is de n van de interventiegroep met een succesvolle uitkomst na de campagne? ___________________________________________________________________________ Q64 Wanneer er gebruik is gemaakt van proporties of frequenties, wat is de n van de controlegroep met een succesvolle uitkomst na de campagne (bij geen controlegroep, vul NV in)? ___________________________________________________________________________ Q65 Wanneer er gebruik is gemaakt van proporties of frequenties, wat is de proportie van de interventiegroep met een succesvolle uitkomst voor de campagne? ___________________________________________________________________________ Q66 Wanneer er gebruik is gemaakt van proporties of frequenties, wat is de proportie van de controlegroep met een succesvolle uitkomst voor de campagne? (bij geen controlegroep, vul NV in)? ___________________________________________________________________________ Q67 Wanneer er gebruik is gemaakt van proporties of frequenties, wat is de proportie van de interventiegroep met een succesvolle uitkomst na de campagne? ___________________________________________________________________________ Q68 Wanneer er gebruik is gemaakt van proporties of frequenties, wat is de proportie van de controlegroep met een succesvolle uitkomst na de campagne? (bij geen controlegroep, vul NV in)? ___________________________________________________________________________ Significantietest: Q69 Wanneer er gebruik is gemaakt van de t-toets, wat is de t-waarde? ___________________________________________________________________________
47
Q70 Wanneer er gebruik is gemaakt van de t-toets, wat is de p-waarde? ___________________________________________________________________________ Q71 Wanneer er gebruik is gemaakt van de t-toets, wat is het aantal vrijheidsgraden? ___________________________________________________________________________ Q72 Wanneer er gebruik is gemaakt van de F-toets, wat is de F-waarde? ___________________________________________________________________________ Q73 Wanneer er gebruik is gemaakt van de F-toets, wat is de p-waarde? ___________________________________________________________________________ Q74 Wanneer er gebruik is gemaakt van de F-toets, wat is het aantal vrijheidsgraden? ___________________________________________________________________________ Q75 Wanneer er gebruikt is gemaakt van de chi-kwadraattoets, wat is de chi-kwadraat? ___________________________________________________________________________ Q76 Wanneer er gebruik is gemaakt van de chi-kwadraattoets, wat is de p-waarde? ___________________________________________________________________________ Q77 Wanneer er gebruik is gemaakt van de chi-kwadraattoets, wat is het aantal vrijheidsgraden? ___________________________________________________________________________
48
Effect size
Q76 Wat is de effect size? (positieve d: campagne heeft gewerkt, negatieve d: campagne heeft niet gewerkt) ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Q77 Betrouwbaarheid van de effectschatting? 1 Zeer hoge schatting (heb N en enkel een ruwe p-waarde, zoals p<0.10) 2 Gemiddelde schatting (heb complexe maar relatief complete statistiek, zoals multifactor ANOVA) 3 Een kleine schatting (heb ongebruikelijke statistiek en moet het omzetten tot equivalente twaardes of ik heb gebruikelijke statistiek maar niet compleet) 4 Een zeer kleine schatting (heb eerder significante statistieken dan beschrijvende statistieken, maar compleet) 5 Geen schatting (heb beschrijvende data zoals gemiddelde, standaarddeviatie, frequenties, proporties, enz.) Worden er meerdere effect sizes berekend uit deze studie? 1 Ja 2 Nee Welk type van data zijn net gerapporteerd? 1 Korte termijn 2 Lange termijn 3 Zelfrapportering 4 Gedrag
5 Ongevallen 6 Ziekenhuisgegevens 7 Politierapporten 8 Officiële statistieken
49
Bijlage 3: Beschrijving studies en effect sizes Studie
Abularrage et al. (1997) Agent et al. (2006) Alvarez & Jason (1993)
Beirness et al. (2000) Britt et al. (1998) Cohn (2002) Cox et al. (2000) Dannenberg (1993) Decina (1994) Dussault (1990) Ebel et al. (2003) Engerman et al. (1997) Farley et al. (2003) Grant (1990) Gras et al. (2003) Hagenzieker (1991)
Jaffe & Tamir (1996)
Thema
Evaluatie
Veiligheidshelm Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Alcohol Veiligheidshelm Veiligheidshelm Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Veiligheidshelm Veiligheidshelm Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Veiligheidshelm Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Veiligheidshelm
Observaties Zelfrapportering Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Zelfrapportering Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Aantal ongevallen Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties
50
Korte/lange termijn Kort Kort Kort Kort Kort Kort Kort Kort Kort Kort Lang Kort Kort Kort Kort Lang Kort Kort Lang Kort Kort Kort Kort Kort Kort Lang
Controlegroep
Controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Controlegroep Controlegroep Controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Controlegroep Controlegroep Controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Controlegroep Geen controlegroep Controlegroep Controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep
Steekproefgrootte 1246 3934 21 21 1642 4900 438 1009 5688 375 375 206 328 4349 295500 303310 3559 295 354 887 138 10284 8998 2292 4646 4321
Effect size (d) 0.480 0.075 3.051 0.278 0.462 0.062 0.566 0.670 0.087 0.524 0.393 1.818 0.761 0.260 0.241 0.212 0.275 0.260 0.867 0.110 0.482 0.313 0.034 0.156 0.433 0.256
Lacey et al. (1999) Liller et al. (1995) Logan et al. (1998) McCaul & McLean (1990) Mortimer et al. (1990)
Murry et al. (1993) Parkin et al. (1995) Parkin et al. (1993) Pasto & Baker (2001) Pendergrast et al. (1992) Petridou et al. (1999) Roeper et al. (2000) Rogers et al. (1991) Rourke (1994) Rouzier & Alto (1995) Solomon et al. (2004) Streff et al. (1992) Tay (1999) Törnros (1995) Towner & Marvel (1992) Wells et al. (1992) Wesson et al. (2000) Williams et al. (1997) Wundersitz et al. (2000)
Alcohol Veiligheidshelm Veiligheidshelm Alcohol Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Alcohol Alcohol Veiligheidshelm Veiligheidshelm Gordel/kinderzit Veiligheidshelm Veiligheidshelm Gordel/kinderzit Alcohol Veiligheidshelm Veiligheidshelm Veiligheidshelm Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Alcohol Alcohol Veiligheidshelm Veiligheidshelm Alcohol Gordel/kinderzit Veiligheidshelm Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit Gordel/kinderzit
Zelfrapportering Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Zelfrapportering Aantal ongevallen Observaties Observaties Observaties Zelfrapportering Zelfrapportering Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Observaties Zelfrapportering Observaties Observaties Observaties Observaties Aantal ongevallen Observaties Observaties Observaties
Kort Kort Kort Kort Kort Kort Kort Kort Lang Lang Lang Kort Kort Kort Kort Kort Kort Kort Kort Kort Kort Lang Kort Kort Lang Lang Lang Kort Kort Kort Kort
Nota: sommige effect sizes zijn gehaald uit meerdere studies. In dat geval is toch maar één studie vermeld.
51
Geen controlegroep Controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Controlegroep Controlegroep Controlegroep Controlegroep Controlegroep Controlegroep Controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Controlegroep Controlegroep Controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Geen controlegroep Controlegroep Controlegroep Controlegroep
2497 1200 168 7720 369648 184824 184824 786 330 1234 2902 1840 1561 650 4252 11720 1682 550 311 878075 2969 4221293 1313 2003 1339 1756 6738 282 1404 400 27765
0.087 0.430 2.052 0.119 0.125 0.169 0.144 0.248 0.279 -0.109 0.742 0.120 0.180 0.615 0.180 0.037 1.289 5.732 0.911 0.182 0.101 0.339 -0.088 0.100 -0.129 0.214 0.194 0.507 0.368 -0.162 0.186
Technisch rapport Dit deel bespreekt de belangrijkste karakteristieken van de gebruikte campagnes. Er zijn 57 effect sizes gebruikt in de meta-analyse, maar in dit technisch rapport worden de campagnes besproken, die kleiner in aantal zijn (52). Het aantal effect sizes is hoger dan het aantal campagnes omdat er soms meerdere effect sizes berekend zijn per campagne, bijvoorbeeld wanneer er gegevens voorhanden zijn van de effecten op korte en op lange termijn.
Locatie van de campagne
Frequentie
Percentage (%)
Verenigde Staten van Amerika
32
61.5
Europa
8
15.4
Canada
6
11.5
Australië
2
3.9
Nieuw-Zeeland
1
1.9
Israël
1
1.9
Niet vermeld
2
3.9
Totaal
52
100.0
Thema van de campagne
Frequentie
Percentage (%)
Veiligheidshelm
17
32.7
Alcohol
8
15.4
Gordel/kinderzit
27
51.9
Totaal
52
100.0
52
Wetgeving betreffende het gewenst gedrag
Frequentie
Percentage (%)
Er bestaat reeds een wet
26
50.0
Campagne werd uitgevoerd rond het tijdstip dat de nieuwe wet in
5
9.6
Er bestaat geen wetgeving gerelateerd aan het gedrag
6
11.5
Niet vermeld
15
28.8
Totaal
52
100.0
Frequentie
Percentage (%)
Stad of dorp (of meerdere steden of dorpen)
34
65.4
Volledige regio/provincie/staat
12
23.1
Nationaal
6
11.5
Totaal
52
100.0
werking ging
De schaal waarop de campagne werd uitgevoerd
De uitgevoerde interventies (meerdere interventies zijn mogelijk per campagne)
Frequentie
Percentage (%)
Ja
Nee
Totaal
Ja
Nee
Totaal
Educatie
27
25
52
51.9
48.1
100.0
Massamedia
34
18
52
65.4
34.6
100.0
Beloning/incentive
11
41
52
21.2
78.8
100.0
Extra controles/enforcement
17
35
52
32.7
67.3
100.0
Boodschappen langs de weg
1
51
52
1.9
98.1
100.0
Korting/gratis/uitleendienst
16
36
52
30.8
69.2
100.0
53
Plaats waar de educatie heeft plaatsgevonden (meerdere locaties zijn mogelijk per campagne)
Frequentie
Percentage (%)
Ja
Nee
Totaal
Ja
Nee
Totaal
Scholen
20
7
27
74.1
25.9
100.0
Dagcentra/kinderverblijven
1
26
27
3.7
96.3
100.0
Ziekenhuizen
4
23
27
14.8
85.2
100.0
Werk
3
24
27
11.1
88.9
100.0
Ander
1
26
27
3.7
96.3
100.0
Niet vermeld
1
26
27
3.7
96.3
100.0
De gebruikte incentives (meerdere incentives zijn mogelijk per campagne)
Frequentie
Percentage (%)
Ja
Nee
Totaal
Ja
Nee
Totaal
Waardebon, kortingsbon, tegoedbon
5
6
11
45.5
54.5
100.0
Uitnodiging voor een activiteit
0
11
11
0.0
100.0
100.0
Cadeau
6
5
11
54.5
54.5
100.0
Cadeau gerelateerd aan de campagne
3
8
11
27.3
72.7
100.0
Ander
5
6
11
45.5
54.5
100.0
Het aantal campagnes waarin feedback (van de resultaten) naar het publiek is gedaan
Frequentie
Percentage (%)
Feedback
6
11.5
Geen feedback
46
88.5
Totaal
52
100.0
54
De mate waarin de campagne gebaseerd is op een theoretisch model
Frequentie
Percentage (%)
Theoretisch model
2
3.8
Geen theoretisch model
50
96.2
Totaal
52
100.0
De gebruikte media (meerdere media zijn mogelijk per campagne)
Frequentie
Percentage (%)
Ja
Nee
Totaal
Ja
Nee
Totaal
Krant/tijdschrift
24
28
52
46.2
53.8
100.0
Televisie
20
32
52
38.5
61.5
100.0
Radio
21
31
52
40.4
59.6
100.0
Brochure
25
27
52
48.1
51.9
100.0
Brief
12
40
52
23.1
76.9
100.0
Uithangbord/poster
28
24
52
53.8
46.2
100.0
Face-to-face
30
22
52
57.7
42.3
100.0
2
50
52
3.8
96.2
100.0
9
43
52
17.3
82.7
100.0
Cinema
0
52
52
0.0
100.0
100.0
Niet vermeld
9
43
52
17.3
82.7
100.0
E-mail/internet Persconferentie
1
1
Enkel gecodeerd als het expliciet vermeld staat in het artikel of rapport. Er is dus te verwachten dat er meer
gebruik is gemaakt van persconferenties dan hier is aangegeven.
Aantal campagnes die gebruik hebben gemaakt van betaalde media (slaat dan vooral op krant/tijdschrift, televisie en radio)
Frequentie
Percentage (%)
Betaalde media
17
32.7
Geen betaalde media
35
67.3
Totaal
52
100.0
55
Het verloop van de campagne
Frequentie
Percentage (%)
Continu
39
75.0
Discontinu
12
23.1
Niet vermeld
1
1.9
Totaal
52
100.0
Het aantal periodes waaruit een campagne bestaat wanneer deze discontinu verlopen is
Aantal periodes
Frequentie
Percentage (%)
2
9
75.0
4
2
16.7
8
1
8.3
Totaal
12
100.0
De duur van de totale campagne
N
Duur campagne
38
Minimum
Maximum
Gemiddelde
Standaard-
(dagen)
(dagen)
(dagen)
deviatie
0.1
1825
257.2
392.3
Het aantal campagnes waarin gebruik is gemaakt van humor
Frequentie
Percentage (%)
Humor
1
1.9
Geen humor
51
98.1
Totaal
52
100.0
56
Het aantal campagnes waarin gebruik is gemaakt van angst (angst voor boetes, angst opgewekt door middel van demonstraties, door foto’s, enz.)
Frequentie
Percentage (%)
Angst
33
63.5
Geen angst
19
36.5
Totaal
52
100.0
Het aantal campagnes waarin getracht is mensen tot gewenst gedrag te overtuigen door de nadruk te leggen op het aspect dat ze zelf bekwaam zijn om hun gedrag te veranderen
Frequentie
Percentage (%)
Nadruk op zelfbekwaamheid
17
32.7
Geen nadruk op zelfbekwaamheid
35
67.3
Totaal
52
100.0
Het aantal campagnes waarin getracht is mensen tot gewenst gedrag te overtuigen door de nadruk te leggen op de sociale druk
Frequentie
Percentage (%)
Nadruk op sociale druk
9
17.3
Geen nadruk op sociale druk
43
82.7
Totaal
52
100.0
Soort consequenties waarop de boodschap van de campagne gericht is
Frequentie
Percentage (%)
Positieve consequenties
12
23.1
Negatieve consequenties
18
34.6
Positieve en negatieve consequenties
13
25.0
Niet vermeld
9
17.3
Totaal
52
100.0
57
Het karakter van de boodschap
Frequentie
Percentage (%)
Informatief/educatief
21
40.4
Overtuigend
24
46.2
Niet vermeld/niet toepasbaar
7
13.5
Totaal
52
100.0
Het bewijsmateriaal dat gebruikt wordt in de campagne
Frequentie
Percentage (%)
Levendige voorbeelden
5
9.6
Statistieken
1
1.9
Niet vermeld/niet toepasbaar
46
88.5
Totaal
52
100.0
Het geslacht van de doelgroep naar wie de campagne voornamelijk is gericht
Frequentie
Percentage (%)
Man
2
3.8
Vrouw
3
5.8
Man en vrouw
47
90.4
Totaal
52
100.0
58