Notitie Aan
LS
Datum
Bijlage(n)
27 november 2014 Van
Doorkiesnummer
Rianne Kasander
033 4608960
Onderwerp
Ons kenmerk
werkgroep Continuïteit van Zorg door de (forensische) zorgketen Aanleiding Continuïteit van zorg is een belangrijk thema in de zorg. Het belang hiervan voor de individuele patiënt wordt breed erkend. De inrichting van het zorgstelsel, met al haar schotten, werpt echter (financiële) drempels op om dit in de praktijk soepel vorm te geven. Binnen de GGZ zijn verschillende financiers te benoemen, die allemaal een deel van het zorgtraject voor een patiënt bekostigen. Zorgaanbieders maken met al deze financiers aparte inkoopafspraken middels contracten, veelal voor de duur van een jaar. Alle financiers ontwikkelen eigen verschillende beleidsrichtingen en daaraan gekoppelde inkoop-strategieën, die lang niet altijd in elkaars verlengde liggen maar soms zelfs als tegengestelde krachten werken. Door verschillende ontwikkelingen binnen het zorgstelsel (zie volgende paragraaf) lijkt er een verandering plaats te vinden in patiëntenstromen, en de verhouding tussen de verschillende kaders lijkt te veranderen. Het risico op stagnatie voor patiënten in de zorgketen, veroorzaakt door zowel financiële als beleidsmatige drempels, wordt door alle partijen onderkend en als ongewenst ervaren.
Vanuit dit gedeeld besef, en een gevoelde gedeelde verantwoordelijkheid voor zorg continuïteit voor patiënten die in aanraking zijn geweest met justitie, hebben GGZ Nederland, het ministerie van Veiligheid en Justitie en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) aangegeven dit vraagstuk gezamenlijk op te willen pakken in de werkgroep “Continuïteit van zorg door de (forensische1) zorgketen”. Tevens worden voor deze werkgroep uitgenodigd het
1
De scope van deze opdracht betreft de zorg die een patiënt in de totale zorgketen kan ontvangen; dus zorg in strafrechtelijke kader, zorg in civielrechtelijke kader, vrijwillige zorg en begeleiding / beschermd wonen. De term “forensisch” houdt hier dus alle zorg in die zowel voor-, tijdens als na afloop van de strafrechtelijke titel door de patiënt wordt ontvangen.
Brancheorganisatie voor de geestelijke gezondheids- en verslavingszorg Piet Mondriaanplein 25 • 3812 GZ Amersfoort • Postbus 830 • 3800 AV Amersfoort • T 033 460 89 00 • KVK 40483580
[email protected] • www.ggznederland.nl • IBAN: NL56 INGB 0687 2118 08 BIC: INGBNL2A • IBAN: NL08 ABNA 0408 3901 07 BIC: ABNANL2A
Ministerie van VWS, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Federatie Opvang, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, RIBW Alliantie, NIFP en Reclassering / 3RO als zijnde belangrijke partners in deze zorgketen.
2
De (forensische) zorgketen De omschreven situatie van financiële en beleidsmatige schotten in het zorgstelsel geldt ook voor de overgang tussen strafrechtelijke forensische zorg en reguliere ggz behandeling / vervolgzorg. De strafrechtelijke forensische zorg is veelal een (klein) onderdeel van een langdurig ggz-traject. Het kan ook gezien worden naast de civiele forensische zorg die er ook is voor veiligheid en risico-vermindering. Ondanks dat dit ggz traject voor de patiënt één geheel is, wordt het in de praktijk opgeknipt door verschillende financiële schotten. Behandelen in veiligheid overstijgt de financiële schotten. Het is in het belang van alle partijen dat de patiënt de zorg krijgt die hij nodig heeft zodat recidive, zowel psychiatrisch als justitieel, voorkomen wordt. Wanneer het zorgtraject onvoldoende continuïteit kent, simpelweg vanwege financiële schotten, kan de patiënt niet optimaal behandeld worden. Als dat het geval is, is het niet denkbeeldig dat hij, hetzij via de justitiële weg, het zij via de civielrechtelijke of vrijwillige weg, weer terugkomt in het zorgstelsel. Het beleid dat is ingezet door de overheveling van het bedrag voor de forensische zorg van het ministerie van VWS naar het ministerie van Veiligheid en Justitie in 2008, heeft als uitgangspunt dat niet de titel beslissend is voor het zorg- en veiligheidsniveau dat aan betrokkene wordt verstrekt, maar de psychische stoornis van de betrokkene. Op basis van deze stoornis wordt zowel door justitiële als de gezondheidszorginstellingen zorg op maat geboden. Het ministerie van Veiligheid en Justitie kan, sinds 2008, bij alle instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (incl. verslavingszorg) en verstandelijk gehandicaptenzorg forensische zorg inkopen voor personen met een strafrechtelijke titel. Zorgverzekeraars en Gemeenten doen dit ten behoeve van die zorg die niet voortvloeit uit de strafrechtelijke titel maar voorzien met hun inkoop in een mix van publieke- en private zorgtaken. In het kader van de continuïteit van zorg in de totale (forensische) zorgketen (dus zowel strafrechtelijke forensische zorg als niet- strafrechtelijke forensische zorg) zijn partijen als zorgverzekeraars, gemeenten en het ministerie van VWS van groot belang. Zorgverzekeraars en gemeenten spelen een belangrijke rol wanneer forensische patiënten na hun verblijf of begeleiding / behandeling binnen de strafrechtelijke forensische zorg een passende, vaak zorg-intensieve plek binnen de reguliere ggz of aansluitende zorgvoorziening nodig hebben. Met name voor de patiënten die met een voorwaardelijke titel opgenomen zijn binnen de forensische zorg, zal het nog nodig zijn om hun behandeling binnen de reguliere ggz verder in te vullen cq af te ronden. Dit omdat deze titels eindigen van rechtswege, dus los van de fase van de behandeling. Er wordt een toename van de (resterende) zorgzwaarte van deze groep verwacht aangezien deze titels steeds meer opgelegd lijken te worden aan patiënten groepen met zware problematiek (de soms veronderstelde substitutie vanuit de tbs-populatie gaat weliswaar slechts over kleine aantallen). Een groot deel van de patiënten die instroomt in de strafrechtelijke forensische zorg heeft al een geschiedenis in de reguliere ggz of andere zorgvorm. De aansluiting van reeds lopende zorgtrajecten bij aanvang van een strafrechtelijk traject is eveneens van belang met het oog op zorg continuïteit voor de betreffende patiënt. Relevante ontwikkelingen in de sector Momenteel lopen twee wetstrajecten die van invloed gaan zijn op de zorg in de (forensische) ggz zorgketen: de Wet Forensische Zorg (WFZ) en de Wet Verplichte GGZ (WvGGz). Deze wetten vormen samen een nieuw stelsel van forensische zorg en geestelijke gezondheidszorg (ggz). De gezamenlijke doelstelling van deze wetten is het verbeteren van continuïteit van zorg aan mensen met psychische stoornissen. De kern van de verandering is
3
de WvGGZ. Deze nieuwe wet, die de Bopz vervangt, maakt verplichte geestelijke gezondheidszorg mogelijk, die niet alleen tijdens een opname gegeven kan worden, maar ook ambulant. Daarmee slaat de WvGGZ een brug tussen de forensische zorg (de WFZ) en de reguliere ggz of, als die niet meer nodig is, de samenleving. De RVZ heeft ten behoeve van een succesvolle implementatie van beide wetten in 2012 het advies ‘Stoornis en Delict forensische en verplichte geestelijke gezondheidszorg vormen een keten” gepubliceerd. De Raad verwacht dat de wetten tot gevolg zullen hebben dat de ggz meer en andere patiënten krijgt: meer delictplegers, die in plaats van detentie verplichte ggz opgelegd krijgen en meer zorgwekkende zorgmijders met psychische stoornissen. Arbeidsintensieve patiënten met een vaak langdurige zorgbehoefte en veel multiproblematiek. Verder concludeert de RVZ o.a. dat het voor een succesvolle implementatie van de nieuwe wetgeving van het grootste belang is dat in de uitvoering maximale synergie in de gehele keten ontstaat. Inhoudelijk betekent dit dat voor- en de doorzorg als uitgangspunt gekozen moet worden. Het gaat daarin om zorgfuncties, om mensen met beperkingen, om maatschappelijke opbrengst, niet om titels en locaties. Dit moet resulteren in een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de twee ministers (VenJ en VWS) voor de financiering van de gehele keten. De patiëntenstromen raken steeds meer met elkaar verweven. Ook zorgverzekeraars en gemeenten moeten volgens de RVZ meer verantwoordelijkheid nemen voor de keten van forensische zorg. De minister van VWS en de staatssecretaris van VenJ hebben in hun beleidsreactie op het advies van de RVZ geconcludeerd dat er geen noodzaak is om tot één wettelijk uitvoeringsregime voor beide wetten te komen. Wel is een aantal concrete maatregelen aangekondigd om de continuïteit van zorg te verbeteren, waaronder een beleidsregels van de NZa die het mogelijk maakt om middelen tussen de kaders over te hevelen, het proberen op te stellen van werkafspraken over de zorginkoop en een traject gericht op de harmonisatie van de indicatiestelling in de keten. Recente ontwikkelingen Naast de wettelijke veranderingen, zijn er ook een groot aantal beleidsmatige veranderingen waar de GGZ-sector momenteel mee geconfronteerd wordt en welke invloed hebben op patiëntenstromen en daarmee op bedrijfsvoering en personeelsbeleid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de introductie van de generalistische basis GGZ, maar ook het Bestuurlijke Akkoord GGZ en de Meerjarenafspraken forensische zorg 2013-2018. Deze laatste zijn in april 2013 afgesloten tussen het ministerie van Veiligheid en Justitie, GGZ Nederland en de Vereniging voor Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). In deze afspraken heeft de uitwerking van de aanbevelingen uit het hierboven beschreven RVZ rapport een prominente plaats. GGZ Nederland heeft recent een impact analyse uit laten voeren naar de invloed van genoemde, en andere belangrijke ontwikkelingen op de GGZ (zie bijlage 1). Ketenpartners zijn betrokken bij de analyse van deze brede ontwikkelingen. Algemene conclusie die uit deze analyse naar voren komt is dat de 14 geïdentificeerde relevante ontwikkelingen naar verwachtingen kwalitatief tot het volgende zullen leiden: dat er in de volle breedte van de GGZ een verschuiving plaatsvindt van gespecialiseerde naar generalistische zorg, en van klinische zorg naar intensieve ambulante zorgvormen. Alle inkopende partijen in de GGZ sturen ook op deze beweging. Tegelijkertijd zal er (als gevolg hiervan) per type capaciteit een zwaardere doelgroep en complexere problematiek ontstaan. voor de typen capaciteit heeft dit ten gevolge dat de klinische capaciteit gemiddeld zal afnemen en de ambulante capaciteit (inclusief generalistische Basis GGZ) zal
4
toenemen. Voor de capaciteit beschermd wonen wordt verwacht dat de capaciteit iets afneemt, terwijl de zorgvraag zal toenemen De ontwikkelingen die op de GGZ sector afkomen zijn omvangrijk en zullen grote gevolgen hebben. De impact van al deze ontwikkelingen leidt niet altijd tot een druk dezelfde kant op. Sterker nog: sommige ontwikkelingen hebben tegengestelde impact. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de tendens tot ambulantisering vs. de toegenomen vraag om klinische capaciteit voor de groep die uitstroomt uit de forensische GGZ of instroomt via de WvGGZ. Dit vraagt van alle betrokken partijen niet alleen kennis van dit krachtenveld maar ook afstemming van (inkoop)beleid om tot een optimale capaciteit binnen de GGZ te komen zodat de continuïteit van de zorg aan de individuele patiënt niet in het gedrang komt en de totaal beschikbare middelen optimaal ingezet worden.
Opdracht aan de werkgroep De opdracht aan de werkgroep is drieledig: 1. Het formuleren van de gezamenlijke doelgroep (uitgangspunt: patiënt centraal) waar alle betrokken financiers (VWS, ZN, VNG) en zorgaanbieders (zowel strafrechtelijk als regulier) mee te maken krijgen binnen de totale forensische zorgketen: a. het in kaart brengen van doelgroep en patiëntenstromen; b. het kwantificeren van deze doelgroep en patiëntenstromen; c. het in kaart brengen en kwantificeren van de verschuivingen / veranderingen van de patiëntenstromen over de financiële kaders (ZvW, WMO, V&J, WLZ) c.q. het zorgstelsel. 2. Afspraken maken rondom waarborgen van de zorginhoudelijke aspecten van zorg continuïteit door de (forensische) zorgketen: a. waarborgen dat lopende zorgtrajecten gecontinueerd worden bij overgang naar een andere financieel kader; b. afstemming van (inkoop-)beleid op macroniveau; c. afstemming van (inkoop-)beleid op microniveau. 3. Waar nodig nader afstemmen en afspraken maken over de uitwerking van de beleidsreactie op ‘Stoornis en delict’,
De werkgroep zal bij haar opdracht en uitwerking hiervan zoveel mogelijk gebruik maken van en aansluiten bij reeds lopende trajecten en reeds uitgevoerde onderzoeken. Een inventarisatie hiervan en het in beeld brengen van lacunes is dus vertrekpunt van de werkgroep. Deelnemende partijen dienen actief input te leveren vanuit hun organisatie / achterban wat betreft reeds lopende trajecten en bestaande informatie.
Opdrachtgever Naast de opdrachtgevende partijen GGZ Nederland, het ministerie van Veiligheid en Justitie, en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hebben ook het ministerie van VWS en de
5
Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) reeds hun commitment uitgesproken in de bijeenkomst van de Taskforce Behandelduurverkorting TBS op 3 oktober 2014. Deze werkgroep wordt gezien als concrete invulling van de aanbevelingen 11. Het Forensisch Netwerk van GGZ Nederland, lees GGZ Nederland, is benoemd tot trekker van deze aanbeveling en zal om die reden deze werkgroep ook trekken. E.e.a. zal daarmee als één van de resultaten van de Taskforce aan de ministeries van VWS en Veiligheid en Justitie worden aangeboden. Echter: aangezien de opdracht van de werkgroep breder is dan enkel de uitstroom c.q. aansluiting op zorg vanuit de tbs, worden de werkgroep en stuurgroep bestuurlijk niet opgehangen onder de Taskforce; zij hebben hiermee een eigenstandige verantwoordelijkheid om tot resultaat te komen. Vanwege de brede insteek zal ook het Convenantsoverleg MJA FZ expliciet geïnformeerd worden over de voortgang en resultaten van de werkgroep vanwege de overlap en samenhang met andere trajecten die voortkomen uit de Meerjaren Afspraken Forensische Zorg.
Profiel deelnemers aan de werkgroep: De werkgroep zal gevormd worden door deelnemers uit de verschillende opdrachtgevende partijen, (te weten GGZ Nederland, het ministerie van Veiligheid en Justitie en Zorgverzekeraars Nederland (ZN)). Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Federatie Opvang, het ministerie van VWS, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, RIBW Alliantie, NIFP en Reclassering zullen eveneens als deelnemers worden uitgenodigd. De deelnemers hebben mandaat om tot afspraken te komen in de werkgroep of zijn in staat op heel korte termijn intern in de eigen achterban / organisatie te schakelen om tot dit mandaat te komen; De deelnemers dragen zorg voor snelle bestuurlijke afstemming en accordering van binnen de werkgroep gemaakte afspraken binnen hun eigen achterban/ organisatie; De deelnemers in de werkgroep zijn op ambtelijk-technisch niveau werkzaam in de organisatie en hebben kennis en kunde van de praktische gang van zaken (en knelpunten) in hun organisatie. De werkgroep zal worden voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter, ondersteund door een onafhankelijk secretaris. Gedacht wordt aan Dhr. Sybren Bangma (vz) en Significant (secretaris) Naast de werkgroep zal een Stuurgroep geïnstalleerd worden. In deze Stuurgroep nemen leden van alle participerende partijen plaats, op bestuurlijk niveau. Tevens zullen de NZa, IGZ en het Zorginstituut Nederland gevraagd worden zitting te nemen in deze Stuurgroep. Taak van deze Stuurgroep is het bij aanvang vaststellen van de opdracht, tussentijds beoordelen en bijsturen van het proces en uiteindelijk vaststellen van de resultaten van de werkgroep. Voor het definitieve aanbieden van het eindresultaat aan de Taskforce dient de Stuurgroep haar akkoord te geven over het product. Deze Stuurgroep zal maximaal 2 maal bij elkaar komen: een keer voor de start van de werkgroep en eenmaal ter afsluiting en vaststelling van de resultaten.
6
Logistieke zaken: Secretariële ondersteuning voor de werkgroep wordt verzorgd door GGZ Nederland. Dit houdt in het plannen van bijeenkomsten, het versturen van agenda’s en stukken voor de bijeenkomsten. De bijeenkomsten zullen in onderling overleg en naar wens van de werkgroepleden worden gepland op wisselende locaties, doch zoveel mogelijk centraal in het land i.v.m. reistijd. Het beschikbaar stellen van vergaderfaciliteiten (incl. koffie/thee/lunch) zal met gesloten beurzen verlopen. Gezien de bestuurlijk ophanging onder de Taskforce behandelduurverkorting TBS zullen de financiële middelen verkregen worden uit de beschikbare middelen voor het MJA FZ.
Looptijd van de werkgroep: De Stuurgroep en werkgroep moeten in januari 2015 voor de eerste maal bij elkaar komen. In deze eerste bijeenkomsten zal de opdracht verder aangescherpt worden, zal een duidelijke taakverdeling en plan van aanpak (incl. begroting) worden afgesproken en zullen termijnen waarop afspraken gerealiseerd dienen te worden vastgesteld. Tevens zal de werkgroep haar frequentie van samenkomen en werkvorm vaststellen. Gedacht wordt nu aan een beperkt aantal intensieve (dag) werksessies in de eerst 3 maanden van 2015, waarbij vanuit de patiënt beredeneerd de keten, de vraagstukken en de oplossingen in beeld gebracht worden.
Resultaat van de werkgroep De werkgroep dient uiterlijk 1 april 2015 een door alle partijen gedragen en onderschreven pakket van financiële en beleidsmatige afspraken op te leveren: het betreft een advies en een praktische handreiking. De werkgroep dient zich te richten op het formuleren van oplossingen van de gevolgen van de indeling van het zorgstelsel met specifieke aanbevelingen voor alle betrokken partijen.
7
8