www.pwc.nl
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland 16 september 2013
Kwalitatieve analyse mogelijke gevolgen extramuralisering rond vastgoed – Oplegnotitie
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
3
2.
Ontwikkelingen op hoofdlijnen
5
2.1
Zorgakkoord is gericht op langer thuis
5
2.2
Jeugdwet heeft gevolgen voor financiering van de zorg aan jeugdigen
6
3.
Afbakening kwalitatieve analyse
7
4.
Mogelijke strategieën ten aanzien van de extramuralisering – Drie typen zorginstellingen
8
4.1
Drie typen zorginstellingen
8
4.2
Type 1: alleen Zorg
10
4.3
Type 2: zorg + aanvullende (Wmo)diensten
10
4.4
Type 3: zorg + aanvullende (Wmo)diensten + verhuur van vastgoed
11
5.
Managementsamenvattingen
12
5.1
Samenvatting van de kwalitatieve analyse van de mogelijke financiële gevolgen van extramuralisering rond vastgoed
12
Samenvatting van de kwalitatieve analyse van de mogelijke juridische gevolgen van extramuralisering rond vastgoed
15
Samenvatting van de kwalitatieve analyse van de mogelijke fiscale gevolgen van extramuralisering rond vastgoed
17
5.2 5.3
Bijlage: bijdrage aan het tot stand komen van deze analyse
20
‘PwC’ is het merk waaronder PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (KvK 34180285), PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284), PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (KvK 34180287), PricewaterhouseCoopers Compliance Services B.V. (KvK 51414406), PricewaterhouseCoopers Pensions, Actuarial & Insurance Services B.V. (KvK 54226368), PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289) en andere vennootschappen handelen en diensten verlenen. Op deze diensten zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin onder meer aansprakelijkheidsvoorwaarden zijn opgenomen. Op leveringen aan deze vennootschappen zijn algemene inkoopvoorwaarden van toepassing. Op www.pwc.nl treft u meer informatie over deze vennootschappen, waaronder deze algemene (inkoop)voorwaarden die ook zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam.
1.
Inleiding
Instellingen voor gehandicaptenzorg hebben recentelijk te maken gekregen met de extramuralisering1 voor nieuwe cliënten in de categorie van de zorgzwaartepakketten VG 1 en VG 2. In 2015 zal ook een deel van de VG 3 worden geëxtramuraliseerd en vanaf 2016 komen daar ook LG 1, LG 3 en ZG 1 bij. De nieuwe inhoud van het begrip extramuralisering betreft het regeringsbeleid om hulpbehoevende mensen “langer thuis” te laten wonen, met ondersteuning vanuit de Wmo en pas als het echt niet anders kan, de verzorging in een intramurale setting vanuit de kern AWBZ te regelen. Jongeren tussen de 18 en 23 jaar met een LVG-indicatie zullen worden uitgezonderd van deze extramuralisering. Voor de jongeren tot 18 jaar geldt de overgang naar gemeentelijke financiering vanaf 2015 vanwege de invoering van de Jeugdwet. Deze externe ontwikkelingen die afkomen op de gehandicaptenzorg hebben impact op de bedrijfsvoering van de zorginstellingen en op het vastgoed. De ontwikkelingen zorgen ervoor dat instellingen genoodzaakt worden tot het ontwikkelen van een strategie/beleid om met deze wijziging om te gaan. In dit kader heeft de VGN aan PwC de vraag gesteld om twee rapporten op te stellen, bestemd voor instellingen die hiermee te maken krijgen; een kwantitatieve financiële analyse die op hoofdlijnen inzicht geeft in de financiële impact voor het vastgoed op macro niveau en een kwalitatieve financiële analyse die is bedoeld om de leden van de VGN inzicht te geven in de mogelijke financiële, juridische en fiscale gevolgen voor hun vastgoed (op micro niveau). In de juridische bijlage komt separaat het leerstuk van de nadeelcompensatie aan bod. Dit leerstuk biedt instellingen, die onevenredige schade lijden door de extramuralisering, een mogelijkheid om een beroep te doen op een compensatie voor deze schade. PwC heeft samen met een begeleidingscommissie (zie bijlage) gewerkt aan beide rapporten. Het voorliggende rapport betreft de oplegnotitie van de kwalitatieve analyse en vormt de basis van de verdere uitwerkingen in een financiële, juridische en een fiscale bijlage. Opbouw oplegnotitie In deze oplegnotitie wordt een analyse gegeven van de ontwikkelingen die op de gehandicaptenzorg af komen. Wij gaan in op mogelijke strategieën ten aanzien van de gevolgen van de extramuralisering aan de hand van drie typen zorginstellingen. Deze strategieën vormen de basis van de verdere uitwerking in de financiële, juridische en fiscale bijlage. Hoofdstuk 2 van de oplegnotitie gaat in op de plannen voor de langdurige zorg zoals weergegeven in het zorgakkoord van april 20132 en de invoering van de Jeugdwet. Hoofdstuk 3 gaat in op de afbakening van de analyse. Hoofdstuk 4 beschrijft de verschillende typen organisaties die kunnen ontstaan, afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt voor de positionering in het nieuwe zorgstelsel. Tenslotte geven wij in hoofdstuk 5 een managementsamenvatting waarin de hoofdlijnen van de afzonderlijke
1
Wij hebben gekozen voor de term extramuraliseren, zoals dit in het regeerakkoord (Rutte II) is genoemd. Het beleid is gericht op “langer thuis” wonen. Dit houdt in dat de cliënten zelf gaan betalen voor de kosten van huisvesting, gas, water en licht. Vanuit de Wmo kan ondersteuning worden geboden om de beperkingen in zelfredzaamheid te compenseren. 2 Dit zorgakkoord is met name uitgewerkt in de brief “hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst” d.d. 25 april 2013
PwC
Pagina 3 van 20
notities van de kwalitatieve analyse zijn beschreven. De managementsamenvatting kan tevens worden beschouwd als leeswijzer voor de afzonderlijke notities. Wij danken allen die een bijdrage hebben geleverd aan het tot stand komen van deze notitie en vertrouwen dat dit de instellingen een handvat geeft om met de ontwikkelingen aan de slag te gaan om de nieuwe risico’s rond het vastgoed op een goede manier aan te pakken.
PwC
Pagina 4 van 20
2.
Ontwikkelingen op hoofdlijnen
In dit hoofdstuk geven wij op hoofdlijnen een overzicht van de ontwikkelingen die aanleiding hebben gegeven tot het schrijven van deze notitie. Het gaat om een beeld op hoofdlijnen van de ontwikkelingen in de bekostiging en inrichting van het zorgstelsel. De ontwikkelingen worden in meer detail beschreven in diverse publicaties van de VGN die op de website van de VGN beschikbaar zijn. Mede omdat regelmatig sprake kan zijn van nieuwe inzichten ten aanzien van de ontwikkelingen, verwijzen wij voor de meest actuele stand van zaken naar de informatie op de website van de VGN.
2.1 Zorgakkoord is gericht op langer thuis Op 25 april 2013 heeft de staatssecretaris van VWS de langverwachte brief3 over de hervorming van de langdurige zorg naar de Tweede Kamer gestuurd, mede als gevolg van het gesloten zorgakkoord met de partijen in de langdurige zorg. In het zorgakkoord zijn afspraken gemaakt over verdere extramuralisering. De nieuwe invulling van dit begrip betreft het beleid om hulpbehoevende mensen “langer thuis” te laten zijn. Alleen als het niet anders kan zal verzorging in een intramurale setting, bekostigd vanuit de kern AWBZ, worden geboden. Voor mensen die niet in die categorie vallen geldt dat zij zelf de huisvesting moeten regelen en betalen. Voor de beperking in zelfredzaamheid kan een beroep worden gedaan op compensatie vanuit de Wmo waarbij rekening zal worden gehouden met de eigen mogelijkheden en de mogelijkheden van de sociale omgeving. In het Zorgakkoord zijn voor de gehandicaptenzorg ondermeer de volgende plannen opgenomen:
3
Voor een deel van de mensen met een verstandelijke beperking (ZZP VG3) ziet het kabinet mogelijkheden om thuis te wonen (invoering vanaf 2015). Dat geldt niet voor mensen die sociaal zeer beperkt zelfstandig functioneren en een veilige en vertrouwde leef-, werk- en woonomgeving nodig hebben. Voor deze mensen, deels vanaf ZZP VG3 en volledig vanaf ZZP VG4, is zorg met verblijf beschikbaar binnen de nieuwe kern-AWBZ. Mensen met een lichamelijke beperking die in staat zijn regie te voeren, kunnen thuis wonen. Het betreft cliënten met een ZZP LG1 en LG3 (vanaf 2016). Dit geldt niet voor cliënten met ZZP LG2 en met ZZP LG4 en hoger, die zorg ontvangen via de kern-AWBZ. Voor mensen met een beperkte zorgvraag als gevolg van een zintuiglijke beperking (auditief en visueel) op het niveau van ZZP ZG1 zijn er mogelijkheden om zorg thuis te organiseren (vanaf 2016). Bij een toenemende zorgvraag vanaf ZZP ZG2 wordt deze zorg onderdeel van de kern-AWBZ. Het kabinet ziet geen mogelijkheid thuis een integraal pakket aan ondersteuning en behandelzorg te verlenen aan licht verstandelijk gehandicapten met gedragsproblematiek (ZZP LVG 1 t/m 5) en sterk gedragsgestoorde mensen met lichte verstandelijke beperkingen (ZZP SGLVG1). Deze mensen krijgen zeer gespecialiseerde zorg die moeilijk in een thuisomgeving verleend kan worden.
Brief “hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst” d.d. 25 april 2013
PwC
Pagina 5 van 20
Deze maatregelen gelden voor nieuwe situaties. Bestaande rechten worden gerespecteerd. De indicatiestelling voor de kern-AWBZ zal worden aangescherpt. Maatregelen extramurale zorg en jeugdzorg Naast deze maatregelen vanuit de hervorming langdurige zorg zal ook de bekostiging van de gehandicaptenzorg voor de jeugd vanaf 2015 sterk wijzigen (zie volgende paragraaf) en gaan ook de begeleiding en dagbesteding over naar de gemeenten. Verpleging en een deel van persoonlijke verzorging zullen naar de Zorgverzekeringswet overgaan, de rest van de persoonlijke verzorging naar de Wmo. Het is nog niet duidelijk hoe de overgang naar de zorgverzekeringswet zal gaan, wel is extra geld in de plannen opgenomen voor de nieuwe wijkverpleegkundigen.
2.2 Jeugdwet heeft gevolgen voor financiering van de zorg aan jeugdigen Hoewel geen specifiek onderdeel van de hervorming langdurige zorg en de aprilbrief, is voor de financiering en het vastgoed van de zorg wel van belang dat het stelsel voor de jeugdzorg sterk zal wijzigen. In samenhang met de invoering van de Jeugdwet met ingang van 2015 zal de financiering van een groot deel van de gehandicaptenzorg voor cliënten tot 18 jaar overgaan van de AWBZ naar de gemeenten. Het gaat om begeleiding, dagbesteding, logeren en persoonlijke verzorging voor alle cliënten tot 18 jaar, alle extramurale zorg voor cliënten tot 18 jaar met een verstandelijke beperking4 en LVGverblijfszorg voor cliënten tot 18 jaar. Over de exacte vormgeving is nog niet veel bekend. Wel is duidelijk dat sprake zal zijn van een aanzienlijke bezuinigingsdoelstelling. Tevens is bekend dat de momenteel voor de jeugdzorg gebruikelijke vergoeding voor kapitaallasten lager ligt dan de NHC’s in de AWBZ. De bezuinigingsdoelstelling loopt van ca. 4% in 2015 naar 15% in 2017. De transitie van het jeugdstelsel is beschreven in een transitieplan dat door VWS op 13 mei 2013 naar de Tweede Kamer is gestuurd5. Voor 2015 is afgesproken dat cliënten die op 31-12-2014 in zorg zijn, hun zorg in 2015 bij dezelfde zorgaanbieder mogen voortzetten voor de duur van hun indicatie tot maximaal eind 2015. In regionale transitiearrangementen worden afspraken gemaakt tussen gemeenten en zorginstellingen over de continuïteit van de zorg. Ook moeten de frictiekosten (vastgoed en personeel) in beeld gebracht worden. Op basis daarvan kunnen de benodigde acties tijdig in gang worden gezet en kunnen de frictiekosten zoveel mogelijk worden beperkt. Door de VGN is een positionpaper opgesteld6 met een bijlage waarin de ontwikkeling in het zorgstelsel en de bekostiging daarvan voor de komende jaren, per jaar, schematisch is weergegeven.
4
Er vindt nog een nadere uitwerking plaats van kinderen met behandeling groep die deels in de kern-AWBZ blijven (motie Bergkamp/Dik-Faber dd. 18-06-2013) 5 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/05/13/kamerbrief-over-transitieplanjeugd.html. 6 http://www.vgn.nl/artikel/15810.
PwC
Pagina 6 van 20
3.
Afbakening kwalitatieve analyse
In de kwalitatieve analyse bespreken wij financiële, juridische en fiscale gevolgen van de extramuralisering voor instellingen voor gehandicaptenzorg. Het aantal onderwerpen dat aan bod komt is divers, echter wij zullen ter beperking van de omvang van dit onderzoek een aantal onderwerpen niet bespreken. Een aantal onderwerpen komt niet of in beperkte mate terug in de kwalitatieve analyse, dit betreft onder meer: -
Organisatorische aspecten en gevolgen van extramuralisering. Zijdelings komt een aantal organisatorische aspecten aan de orde, maar dit onderwerp is geen hoofdthema van dit rapport; (Juridische) aspecten rond energievoorzieningen; De afweging/aspecten rond het oprichten van een afzonderlijk servicebedrijf na invoering van de extramuralisering; Algemene beheersmatige aspecten van het beheer en het risico van vastgoed; Bestemmingsplankwesties; Human resource-aspecten.
Ook een aantal overige gebouwgebonden onderwerpen van kwalitatieve aard, zoals brandveiligheid en legionella vallen buiten het bestek van deze analyse.
PwC
Pagina 7 van 20
4.
Mogelijke strategieën ten aanzien van de extramuralisering – Drie typen zorginstellingen
4.1 Drie typen zorginstellingen Wij hebben ervoor gekozen om, met name voor de fiscale effecten, de gevolgen van de extramuralisering in kaart te brengen aan de hand van drie typen (mogelijke strategieën bij extramuraliseren) instellingen voor gehandicaptenzorg. De reden waarom wij hebben gekozen voor deze onderverdeling, is onder meer om de notitie leesbaar te houden. Mengvormen van deze drie typen zijn uiteraard mogelijk, maar dit maakt de financiële, juridische en fiscale gevolgen niet wezenlijk anders. Voor de volledigheid merken wij op dat de onderverdeling naar drie typen instellingen gezien moet worden als een denkkader. Wij pogen hiermee denkrichtingen aan te geven voor instellingen. De instellingen kunnen beoordelen welke van de drie typen het meest in de buurt komt van de eigen activiteiten van de instelling. In het onderstaande overzicht zijn de activiteiten van de instellingen en de daaraan gerelateerde financieringsstromen weergegeven, verdeeld over een viertal kwadranten. Daarbij is in het midden een balk weergegeven met de tekst (Zorg) stichting. Vanuit fiscale optiek zijn de activiteiten die fiscaal als “zorg” worden beschouwd voor de zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting, weergegeven in de twee kwadranten boven deze balk. Voor de activiteiten onder deze balk geldt de zorgvrijstelling slechts in bepaalde gevallen. Dit is afhankelijk van de precieze activiteiten. Deze aspecten zijn in de fiscale bijlage uiteengezet. Traditionele zorg
AWBZ
Vastgoed zonder verdiencapaciteit
Wmo Privaat
AWBZ Intramurale zorg (kern AWBZ)
Extramurale zorg (incl.VPT)
Zvw Vastgoed als verdiencapaciteit
(Zorg) stichting Wmo en aanvullende diensten
Vastgoed (verhuur situatie)
Privaat
Vernieuwende vormen van zorg/ondersteuning
PwC
Pagina 8 van 20
De intramurale zorg op basis van de AWBZ, weergegeven in het linkerboven kwadrant zal worden beperkt tot de zware zorg in de kern AWBZ. De extramurale zorg die is weergegeven in het rechterbovenkwadrant zal sterk verminderen door de overgang naar de Wmo. Voor extramurale verpleging en een deel van de persoonlijke verzorging geldt dat die zullen overgaan naar de zorgverzekeringswet. Hoe dit precies zal gaan is nog niet duidelijk, wel is duidelijk dat extra geld in de plannen is opgenomen voor de nieuwe wijkverpleegkundigen. Op basis van de indeling in activiteiten, zijn voor de beschrijvingen een drietal archetypen van zorginstellingen onderkend die leidend zijn voor de verdere uitwerking, met name in het fiscale onderdeel. De indeling van deze drie typen is ingegeven vanuit de mogelijke eindsituatie: 1. Alleen Zorg 2. Zorg + aanvullende (Wmo) diensten 3. Zorg + aanvullende (Wmo)diensten + verhuur van vastgoed
Langdurige zorg in beweging Het geheel aan transities in de bekostigingssystematiek van de langdurige zorg brengt een tweetal belangrijke verschuivingen met zich. De ene beweging is dat een verschuiving optreedt van de AWBZ naar de Wmo. Bepaalde activiteiten, zoals extramurale begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging, zullen per 2015 naar de Wmo worden overgeheveld. Instellingen zullen als gevolg hiervan voor een aantal activiteiten in kwadrant vier (=links onder) terecht komen. Ook instellingen die ervoor kiezen om andersoortige activiteiten te gaan verrichten, bijvoorbeeld meer welzijnsdiensten, zullen in het kwadrant linksonder terecht komen. De andere beweging is de beweging van het verlenen van intramurale en extramurale zorg naar een situatie waarin instellingen ook gaan verhuren. De instelling die ervoor kiest om vastgoed te gaan verhuren dat voorheen gebruikt werd voor intramurale zorg zal vanuit kwadrant links en rechts boven naar kwadrant rechtsonder opschuiven. Een combinatie van beide bewegingen is uiteraard ook mogelijk. Wij zullen in de bijlagen uitgaan van de situatie waarin de instelling (in meer of mindere mate) activiteiten verricht in alle vier de kwadranten. Het voorgaande betreft een beschrijving op hoofdlijnen van de bewegingen en de soorten activiteiten die in transitie zijn. Voor de meest actuele stand van zaken en de details van deze ontwikkelingen verwijzen we naar de diverse publicaties van de VGN die op de website van de VGN beschikbaar zijn.
PwC
Pagina 9 van 20
4.2 Type 1: alleen Zorg Dit type instelling beperkt zich tot de activiteiten in de kern-AWBZ en de Zvw. AWBZ
AWBZ Intramurale zorg (kern AWBZ)
Extramurale zorg (incl.VPT)
Zvw
(Zorg) stichting Wmo en aanvullende diensten
Dit type instelling zal geen Wmo en overige dienstverlening en geen verhuurdienst verrichten. De instelling zal het vastgoed voor cliënten met een lage ZZP (die vanaf 2013 geen intramurale indicatie meer krijgen), indien aanwezig, gaan afstoten of dat vastgoed voor de hogere ZZP’s gaan gebruiken. De bestaande wooncapaciteit voor de cliënten met een lage ZZP zal naar de toekomst toe worden afgebouwd.
4.3 Type 2: zorg + aanvullende (Wmo)diensten Dit type is afgeleid van type 1, met als aanvulling dat ook aanvullende diensten, waaronder Wmo-diensten worden verricht.
AWBZ
AWBZ Intramurale zorg (kern AWBZ)
Extramurale zorg (incl.VPT)
Zvw
(Zorg) stichting Wmo Privaat
Wmo en aanvullende diensten
Vastgoed (verhuur situatie)
Dit type instelling zal geen verhuurdienst verrichten. De instelling zal het vastgoed voor cliënten met een lage ZZP (die vanaf 2013 geen intramurale indicatie meer krijgen), indien aanwezig, gaan afstoten of dat vastgoed voor de hogere ZZP’s gaan gebruiken. De
PwC
Pagina 10 van 20
bestaande wooncapaciteit voor de cliënten met een lage ZZP zal naar de toekomst toe worden afgebouwd.
4.4 Type 3: zorg + aanvullende (Wmo)diensten + verhuur van vastgoed Dit type instelling verricht naast de zorg ook verhuur activiteiten en/of aanvullende (Wmo). Dit type instelling zal het vastgoed dat vrijkomt door de extramuralisering gaan verhuren aan clienten met lage ZZP’s of aan derden. Deze beweging correspondeert met de eerder geschetste verschuiving van de bovenste kwadranten naar het kwadrant rechtsonder. AWBZ
AWBZ Intramurale zorg (kern AWBZ)
Extramurale zorg (incl.VPT)
Zvw
(Zorg) stichting Wmo Privaat
PwC
Wmo en aanvullende diensten
Vastgoed (verhuur situatie)
Privaat
Pagina 11 van 20
5.
Managementsamenvattingen
Instellingen voor gehandicaptenzorg komen voor behoorlijke veranderingen te staan. Een van die veranderingen betreft de financiering als gevolg van de extramuralisering. De gevolgen hiervan zijn al te merken, maar zullen in de toekomst nog sterk toenemen. Een uitwerking vanuit verschillende perspectieven (financieel, fiscaal, juridisch) is in afzonderlijke bijlagen opgenomen. In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen daarvan per onderdeel kort samengevat en gecombineerd met een overzicht met aandachtspunten per onderdeel.
5.1 Samenvatting van de kwalitatieve analyse van de mogelijke financiële gevolgen van extramuralisering rond vastgoed In deze notitie worden de financiële gevolgen van de extramuralisering uitgewerkt met betrekking tot het vastgoed. Daarbij wordt stilgestaan bij de diverse aspecten die daarbij een rol spelen en waarvan een inschatting moet worden gemaakt. In deze notitie worden de uitgangspunten van de afzonderlijke algemene kwantitatieve notitie7 inzichtelijk gemaakt en wordt een toelichting gegeven op gemaakte en te maken keuzes door zorginstellingen. Deze kwalitatieve notitie dient ertoe dat de algemene kwantitatieve analyse vertaald kan worden naar de eigen specifieke situatie van de zorginstelling. Onderdeel hiervan zijn de (mogelijke) financiële gevolgen van de juridische en fiscale aspecten die het gevolg zijn van de externe ontwikkelingen en de door de instelling te maken strategische keuzes. Min of meer ongemerkt zijn de oorspronkelijke plannen voor het scheiden van wonen en zorg van Rutte I, voorzien voor 2014, omgezet in het extramuraliseren van de lichtere zorgzwaartepakketten vanaf 2013. Het verschil is niet alleen dat de plannen zijn vervroegd. Minstens even belangrijk is dat scheiden van wonen en zorg alleen betrekking had op de huisvestingskosten die een cliënt in een instelling zelf zou moeten betalen, maar dat extramuralisering inhoudt dat een doelgroep (die qua zorgzwaarte tot 2013 in de instellingen werden opgenomen) straks het wonen zelf moet regelen (al dan niet bij de instelling). Dit raakt dus ook dienstverlening als schoonmaken, maaltijden en wasservice. Een en ander wordt inzichtelijk gemaakt in bijgaande figuur:
Naast de kwalitatieve analyse is een afzonderlijke kwantitatieve analyse opgesteld waarin een inschatting is gemaakt van de mogelijke financiële gevolge op sectorniveau. 7
PwC
Pagina 12 van 20
persoonlijke verzorging verpleging
onderdeel van ZZP prijs
Zorgfuncties
begeleiding dagbesteding behandeling schoonmaakservice
Verblijfscomponenten
maaltijdservice receptie, restaurant, winkel, magazijn, logistiek, wasservice, geestelijke verzorging etc. gas, water, licht (eigen appartement)
Wooncomponenten
gas, water, licht (algemene ruimten) huurdersonderhoud
overgan gsregeli ng kapitaal lasten
eigenaarsonderhoud Kapitaallasten
kapitaallasten zorggebonden kosten kapitaallasten individuele ruimten
Bij scheiden van wonen en zorg gaat de cliënt zelf betalen voor lichtbruin gemarkeerde onderdelen (maar blijft sprake van een intramuraal pakket, zoals met VPT) Bij extramuralisering wordt alleen geïndiceerd voor de donkerbruine functies. Door overheveiling naar de WMO komt hiervan een groot deel buiten de AWBZ verzekering terecht als onderdeel van de compensatieplicht gemeenten
De extramuralisering zal gefaseerd worden ingevoerd omdat de bestaande rechten (reeds afgegeven indicaties) worden gerespecteerd. Extramuralisering betekent dat voor de betreffende cliënten niet langer een ZZPindicatie met verblijf zal worden afgegeven, maar een extramurale indicatie met de functies en klassen behorend bij de geconstateerde beperkingen, voor zover en voor zolang dit nog binnen de AWBZ blijft. Het grootste deel zal in de Wmo terecht gaan komen waar geen sprake is van een verzekerd recht, maar van een compensatieplicht van de gemeente. Het uitgangspunt is daarbij de zelfredzaamheid van de burger. De invulling van de compensatie door de gemeente wordt door de gemeente bepaald op basis van onder meer de lokale situatie, de persoonlijke omstandigheden en de mogelijkheden van ondersteuning vanuit de sociale omgeving. Het zogenaamde “keukentafelgesprek” is bedoeld om hiervan een inschatting te maken en een “passende” compensatie oplossing te bieden. De instellingen die momenteel de lichtere ZZP’s leveren, krijgen te maken met leegstand, tenzij de huisvesting voor andere groepen kan worden gebruikt. Denk aan cliënten met zwaardere ZZP’s of andere huurders of aan de cliënten met voorheen lichte ZZP’s, maar nu als zelfstandig wonende huurder. Gecombineerd met het afschaffen van de nacalculatie en de invoering van de NHC betekent dit dat er mogelijk geen, of onvoldoende, dekking is voor de vastgoedkosten. In het geval het vastgoed geschikt is om zwaardere zorg te leveren, is nog wel de vraag of het zorgkantoor dat ook wil contracteren en daarvoor voldoende contracteerruimte beschikbaar is, dat blijkt vaak niet het geval te zijn. Maar ook als deze cliënten daadwerkelijk thuis blijven wonen en daar zorg ontvangen, stelt dit extra eisen aan de instelling. De looplijnen/logistiek en planning zijn van een
PwC
Pagina 13 van 20
andere orde dan intramuraal het geval is, en extramurale zorg stelt andere eisen aan medewerkers. Daarbij is ook de vraag hoe de concurrentie/samenwerking in de wijk zich zal ontwikkelen en hoe dit zich verhoudt tot de normen van de ACM8. Deze ontwikkeling kan grote gevolgen hebben voor het vastgoed van de instellingen, voor wat betreft de mogelijkheden om de investeringen te kunnen terugverdienen. Hiervan is op sectorniveau een kwantitatieve analyse gemaakt. In de financiële bijlage van de kwalitatieve analyse worden de belangrijkste aandachtspunten aan de orde gesteld, die van belang kunnen zijn om uw eigen inschatting in uw specifieke situatie te kunnen maken. Belangrijke uitgangspunten voor de kwantitatieve financiële analyse zijn in het volgende kader vermeld: Uitgangspunten en aannames kwantitatieve financiële analyse Samenvatting parameters Rentevoet Inflatie/indexatie NHC Inflatie/indexatie verhuur Volumegroei op zwaardere ZZP mogelijk - Hiervan kan 50% in de vrijkomende gebouwen - Tarief gebaseerd op lichte zorg i.v.m. benodigde investeringen bij zwaardere zorg Onderhoudscomponent in ZZP per jaar - Eigenaardeel onderhoud
5% 2,5% 2,5% 1,0%
€ 2.000 66,7%
Aandeel KSW bij lichte zorgzwaarte Verhuurbaarheid bij KSW Verhuurbaarheid bij grootschalig/ instelling Bruto maandhuur Beheerkosten verhuur Afbouw lichtere ZZP (volgens VWS) Gemiddelde resterende gebruiksduur
80% 80% 20% € 425 € 50 10 %/jr 20 jaar
Geen rekening wordt gehouden met overgangsregeling oude bekostiging tot 2018 NHC zonder dagbesteding en zonder behandeling (CA 300-506) De gemiddelde (resterende) levensduur van de gebouwen is niet bekend. De lichte zorg wordt grotendeels in kleinschalige gebouwen geleverd. Daarvoor gold in de oude bekostiging een afschrijvingstermijn van 40 jaar. In de calculaties in de kwantitatieve financiële analyse is daarom uitgegaan van een gemiddelde resterende gebruiksduur van 20 jaar voor dagbestedingsgebouwen is gerekend met 15 jaar.
Naast de genoemde uitgangspunten dient ook rekening te worden gehouden met organisatorische en fiscale gevolgen van de ontwikkelingen. Instellingen zullen hun eigen inschatting moeten maken hoe één en ander in de eigen specifieke situatie naar verwachting zal uitwerken. De Consumentenautoriteit, Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) hebben met ingang van 1 april 2013 hun krachten gebundeld in een nieuwe toezichthouder: de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De Autoriteit Consument & Markt is een onafhankelijke toezichthouder die zich sterk maakt voor consumenten en bedrijven. 8
PwC
Pagina 14 van 20
Belangrijkste aandachtspunten in de bijlage met de kwalitatieve financiële analyse
De extramuralisering in de huidige betekenis is veel ingrijpender dan het begrip “scheiden van wonen en zorg”. Langer thuis betekent ook dat zorg wordt vervangen door hulp uit de sociale omgeving en compensatie voor zelfredzaamheid uit de Wmo. Analyseer uw huidige situatie in relatie tot de gevolgen van de ontwikkelingen en de keuzes die u maakt rond wonen en zorg. Neem kennis van de kwalitatieve en kwantitatieve financiële analyse en de daarbij gehanteerde uitgangspunten. Maak op basis van uw eigen situatie een eigen inschatting van de betreffende en eventuele overige parameters. Inzicht in de ontwikkeling van instroom, uitstroom en doorstroom is cruciaal om te kunnen inschatten hoeveel tijd voor bijsturing beschikbaar is. Is het vastgoed geschikt om zwaardere zorg te leveren, nu de lichtere zorg niet langer voor intramurale zorg wordt geïndiceerd? Zo ja, in hoeverre zijn daar aanpassingen/investeringen voor nodig? Als meer zwaardere zorg vanuit het bestaande vastgoed wordt geleverd, in hoeverre is de contracteerruimte voldoende om die zorg ook te kunnen contracteren (en wil het zorgkantoor dit ook bij u inkopen)? De wijzigende financiering heeft ook gevolgen voor uw financieringsbehoefte, uw risicoprofiel en daarmee ook uw leencapaciteit. Reken u niet rijk met de bruto-NHC op basis van de calculatienormen. De vraag is hoe de werkelijke vergoeding zich vanaf 2018 zal gaan ontwikkelen. Als u gaat verhuren heeft dat ook organisatorische gevolgen. De administratie en incasso, maar ook het voldoen aan alle eisen en randvoorwaarden van het huurrecht en het verwerken van fiscale gevolgen stelt nieuwe eisen aan de organisatie. Welke gevolgen hebben de ontwikkelingen voor de verwachte gebruiksduur van uw bestaande vastgoed? Een kortere verwachte gebruiksduur kan grote gevolgen hebben voor de afschrijvingslasten tijdens de resterende gebruiksduur.
5.2 Samenvatting van de kwalitatieve analyse van de mogelijke juridische gevolgen van extramuralisering rond vastgoed Deze bijlage kent drie onderdelen: deel A betreft de juridische structurering; deel B gaat over de verschillende aspecten van het huurrecht; deel C gaat over het vraagstuk van de nadeelcompensatie. Deel A De extramuralisering noopt de zorginstelling tot heroverweging van de juridische structurering van de activiteiten. In deel A van de juridische bijlage besteden we aandacht aan de juridische structurering van de verschillende vastgoed gerelateerde activiteiten van de zorginstelling. Zorginstellingen die ervoor kiezen om zowel zorg, welzijn (zie de kwadrant linksonder) als ook wonen aan te bieden aan intra- en extramurale cliënten (zie de kwadrant rechtsonder), kunnen deze activiteiten aanbieden vanuit één of meerdere entiteiten. De belangrijkste gezichtspunten bij het maken van deze keuzes zijn onder andere spreiding van risico’s, focus en expertise van de zorginstelling, de transparantie in kosten en opbrengsten en fiscaliteit. Bij de juridische structurering van de vastgoedactiviteiten van een zorginstelling is sprake van een aantal belangrijke aandachtspunten, waarmee rekening gehouden dient te worden. Dit zijn onder andere de inrichting van de medezeggenschap, van het bestuur en van het toezicht
PwC
Pagina 15 van 20
in concernverband, maar ook de eventuele overdracht van het vastgoed naar de woonentiteit. Het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) heeft een belangrijke toezichthoudersrol bij de vervreemding van vastgoed door zorginstellingen. Deel B Deel B van de juridische notitie bevat een weergave van de verschillende aspecten van het (ver)huren van zorgvastgoed. Indien een zorginstelling ervoor kiest om het vastgoed (deels) te verhuren aan extramurale cliënten, zal zij te maken krijgen met verschillende aspecten van het (veelal dwingende) huurrecht woonruimte. Bepalingen omtrent de hoogte en samenstelling van de huurprijs, de servicekosten, de huurbescherming en de verplichtingen van de verhuurder. Voor zorginstellingen die zelf huurder zijn van het vastgoed gelden mogelijk beperkingen in de mogelijkheden tot verdere verhuur aan cliënten9. Indien wordt gekozen voor koppelverkoop van wonen en zorg, dient dit vastgelegd te worden zowel in de huurovereenkomst als in de zorgverleningsovereenkomst. De koppelbepalingen mogen niet onredelijk zijn en moeten verenigbaar zijn met het mededingingsrecht. Deel C Voor een beperkte groep van instellingen voor gehandicaptenzorg geldt, dat zij mogelijk aanspraak kunnen maken op nadeelcompensatie om een deel van de geleden schade als gevolg van extramuralisering vergoed te krijgen. Deel C gaat in op de mogelijkheden tot nadeelcompensatie. Zorginstellingen die ondanks het treffen van schadebeperkende maatregelen onevenredig nadeel ondervinden als gevolg van de extramuralisering, kunnen een beroep doen op nadeelcompensatie. De zorginstellingen kunnen (afhankelijk van de vraag of de overheid maatregelen treft tot schadevergoeding) verschillende stappen ondernemen. Zo kan als eerste stap een bestuurlijk traject en uiteindelijk bij de rechter een beroep gedaan worden op gedeeltelijke nadeelcompensatie. Hierbij geldt, dat de bestuursorganen (Minister van VWS, de NZa) in de beoordeling van schade en toekenning van nadeelcompensatie meer beleidsvrijheid toekomt dan de rechter. De rechter toetst het beleid (de extramuralisering) en de gevolgen daarvan voor de zorginstellingen terughoudend. Belangrijkste aandachtspunten in de bijlage met de juridische analyse Aandachtspunten structurering activiteiten (n.a.v. deel A)
9
Indien de instelling kiest om het gehele vastgoed af te stoten, zal het intramurale vastgoed vervolgens teruggehuurd worden. Voor de verkoop van vastgoed dat niet meer teruggehuurd wordt is toestemming nodig van het CSZ. Het CSZ stelt aanvullende eisen voor de wijze van vervreemding van inramuraal zorgvastgoed (geldt niet voor kleinschalige woonvoorzieningen). De beslissing over het separeren van bepaalde activiteiten in een aparte entiteit kan op instellingsniveau genomen worden aan de hand van de volgende criteria: risicospreiding, focus, financiële transparantie, fiscaliteit, aantrekken van vermogen, positionering diensten op de markt en toepasselijkheid van CAO Gehandicaptenzorg Wanneer de zorginstelling activiteiten aanbiedt vanuit verschillende rechtspersonen, bestaat de kans dat deze rechtspersonen verplicht zijn om de CAO Gehandicaptenzorg toe te passen. Bij de transitie van vastgoed naar een aparte entiteit is een aantal zaken van belang. Te denken valt o.a. aan de vereiste goedkeuringen van het WfZ, van de kapitaalverstrekkers en eventueel van de verhuurders. Ook de mogelijkheid tot onderverhuur, vergunningen en het toepasselijke bestemmingsplan zijn hierbij van belang. Het CSZ moet goedkeuring verlenen voor de verhuur van (grootschalig intramuraal) vastgoed in het kader van extramuralisering.
Ook bij eigendom kan sprake zijn van beperkingen in de leningovereenkomst.
PwC
Pagina 16 van 20
De hoogte van de opbrengsten uit verhuur kan invloed hebben op de borging van vastgoedinvesteringen door het WfZ. Als de zorginstelling het vastgoed overdraagt aan een aparte juridische entiteit, gelden aanvullende eisen ten aanzien van borging van vastgoedinvesteringen door het WfZ.
Aandachtspunten huurrecht (n.a.v. deel B)
Het huurrecht woonruimte is voor een groot deel dwingend in de wet vastgelegd. In de huurovereenkomst kan niet van de wettelijke bepalingen worden afgeweken, voor zover deze dwingend zijn. De instelling kan aan haar huurder geen hogere huur vragen dan de huurprijsgrens volgens de puntentelling voor de betreffende wooneenheid van de huurcommissie. Servicekosten moeten met de huurder overeengekomen worden in de huurovereenkomst. Servicekosten moeten afgesplitst worden van de huurprijs. Er mag geen ‘all-in-prijs’ gevraagd worden. De echtgenoot of geregistreerd partner van de huurder is van rechtswege medehuurder, hetgeen wil zeggen dat hij dezelfde rechten maar ook dezelfde plichten heeft als de huurder. De verhuurder moet in sommige situaties voor wijzigingen in het beleid ten aanzien van huur en verhuur overleg voeren met en advies vragen aan een huurdersorganisatie of bewonerscommissie. Indien een koppelbeding onredelijk bezwarend is en de keuzevrijheid van de huurder erg beperkt is, kan de huurder een beroep doen op de vernietigbaarheid van het beding. Of een koppelbeding in strijd met de Mededingingswet is, zal afhangen van het soort afspraak, welke partijen er bij betrokken zijn en op welk geografisch gebied een en ander betrekking heeft.
Aandachtspunten nadeelcompensatie (n.a.v. deel C)
Nadeelcompensatie kan slecht soelaas bieden voor een beperkte groep instellingen. Slechts een deel van de door de instelling geleden schade wordt in het kader van nadeelcompensatie vergoed. Om in aanmerking te komen voor nadeelcompensatie moet een instelling aannemelijk maken dat de instelling in vergelijking met andere instellingen onevenredig zwaar is getroffen door de gevolgen van de extramuralisering. Het moet o.a. aannemelijk zijn, dat de instelling alle nodige maatregelen ter schadebeperking heeft getroffen. De rechter toetst een beroep op nadeelcompensatie nauwkeurig aan alle maatstaven voor nadeelcompensatie. Het bestuursorgaan heeft bij de beoordeling van een beroep op compensatie beleidsvrijheid. Bij het opstellen van een compensatieregeling hoeft het bestuursorgaan evenmin alle maatstaven voor nadeelcompensatie te hanteren.
5.3 Samenvatting van de kwalitatieve analyse van de mogelijke fiscale gevolgen van extramuralisering rond vastgoed In de fiscale bijlage beschrijven wij de gevolgen van de extramuralisering voor de gehandicaptenzorg per belastingmiddel. De belastingmiddelen die in de fiscale bijlage aan bod komen zijn de vennootschapsbelasting (Vpb), btw, overdrachtsbelasting, verhuurderheffing, schenkbelasting en gemeentelijke heffingen. Daarbij maken wij onderscheid tussen een transitiefase en een exploitatiefase. De instelling zal een transitiefase doorlopen indien gekozen wordt voor een andere structuur dan de bestaande juridische structuur. De exploitatie van het vastgoed brengt vervolgens
PwC
Pagina 17 van 20
ook gevolgen voor een aantal belastingmiddelen met zich mee, die wij afzonderlijk zullen bespreken. De belastingmiddelen zullen worden besproken binnen de kaders van de in hoofdstuk 4 besproken strategieën (typen instellingen voor gehandicaptenzorg). Fiscale gevolgen type 1: instelling met alleen zorg De instelling die ervoor kiest om zich te richten op de zorg in de kern-AWBZ en de Zvw (geen aanvullende (Wmo)diensten en verhuur van vastgoed) zal voor de fiscaliteit met de minste gevolgen worden geconfronteerd. Voor de vennootschapsbelasting zal dit type instelling doorgaans zijn vrijgesteld, doordat zij een beroep kan doen op de zogenoemde ‘zorgvrijstelling’. Dit type instelling zal door de invoering van de extramuralisering waarschijnlijk niet met grote gevolgen wordt geconfronteerd. De “zorgverlening” van dit type instelling zal niet significant wijzigen en kwalificeert om die reden nog steeds voor de zorgvrijstelling. Ook voor de btw zal dit type instelling door de extramuralisering niet met grote gevolgen worden geconfronteerd. De instelling blijft ongeveer dezelfde zorg verrichten en deze zorg kwalificeert veelal voor een btw-vrijstelling. Dit type instelling zal wel rekening moeten houden met een aantal gemeentelijke heffingen, die ook in het eerste hoofdstuk van de fiscale bijlage worden besproken. Fiscale gevolgen type 2: instelling met zorg en aanvullende (Wmo)diensten Dit type instelling zal zowel AWBZ- en Zvw-zorg verlenen en zal daarnaast aanvullende (Wmo)diensten verrichten. Het verrichten van (meer) aanvullende (Wmo)diensten kwalificeert slechts gedeeltelijk voor de zorgvrijstelling en zorgt er mogelijk voor dat de zorginstelling vennootschapsbelastingplichtig wordt. Dit kan een behoorlijke impact hebben op de instelling. Of de zorgvrijstelling in gevaar komt is afhankelijk van de precieze activiteiten en de omvang van deze activiteiten. De zorgvrijstelling zal bij dit type instellingen minder snel in gevaar komen dan bij het hierna genoemde type (type 3). De zorginstelling kan ook te maken krijgen met btw-belaste prestaties, doordat zij mogelijk een ander type activiteiten gaat aanbieden (bijvoorbeeld meer aanvullende “welzijns” diensten). Ook krijgt dit type instelling te maken met gemeentelijke heffingen en mogelijk met overdrachtsbelasting. Dit speelt wanneer de instelling ervoor kiest om haar vastgoed te separeren naar een andere entiteit in de juridische structuur. Fiscale gevolgen type 3: instelling met zorg, aanvullende (Wmo)diensten en verhuur van vastgoed Indien de instelling zowel AWBZ- en Zvw-zorg verleent, aanvullende (Wmo)diensten verricht en vastgoed verhuurt, dan zijn er de meeste fiscale gevolgen (zie paragraaf 4.14 van deze notitie). De instelling kan mogelijk geconfronteerd worden met vennootschapsbelastingplicht, wanneer zij niet meer kwalificeert voor de zorgvrijstelling. Het verrichten van aanvullende diensten en het verhuren van vastgoed zijn activiteiten die namelijk (deels) niet kwalificeren voor de zorgvrijstelling. Ook dit is afhankelijk van de precieze activiteiten en de omvang van deze activiteiten, maar het vervallen van de zorgvrijstelling zal bij dit type instelling eerder aan de orde komen dan bij het hiervoor genoemde type (type 2). De zorginstelling kan ook te maken krijgen met btw-belaste prestaties, doordat zij mogelijk een ander type activiteiten gaat aanbieden (bijvoorbeeld meer aanvullende “welzijns” diensten).
PwC
Pagina 18 van 20
Daarnaast krijgt dit type instelling te maken met de verhuurderheffing en gemeentelijke heffingen. Beperken fiscale gevolgen Om de fiscale gevolgen van de instelling in type 3 (en mogelijk type 2) te beperken kan dit type instelling ervoor kiezen om haar vastgoed onder te brengen in een afzonderlijke entiteit. Door het onderbrengen van bepaalde activiteiten in een afzonderlijke entiteit kan de fiscale impact voor een belangrijk deel voorkomen worden. Wij bespreken de fiscale gevolgen van deze transitie naar een afzonderlijke entiteit in de fiscale bijlage. In deel B. van hoofdstuk 3 komen deze gevolgen voor de verschillende belastingmiddelen (vennootschapsbelasting, btw, overdrachtsbelasting en schenkbelasting) aan de orde. Belangrijkste aandachtspunten in de bijlage met de fiscale analyse Aandachtspunten vennootschapsbelasting Vennootschapsbelasting: commercieel geen winst behaald? Mogelijk toch vpb-plicht doordat de grondslag voor de vennootschapsbelasting de fiscale winst is (zie paragraaf 1.2.1.4 van de fiscale notitie). Zorgvrijstelling vennootschapsbelasting: verricht uw instelling aanvullende (Wmo)diensten of verhuurt de instelling vastgoed? Wij adviseren u om te beoordelen of de precieze activiteiten kwalificeren voor de zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting en of nog wordt voldaan aan het vereiste dat voor 90% of meer “zorg” wordt verleend (zie paragraaf 2.2 en 3.2.1.1 van de fiscale notitie). Zorgvrijstelling vennootschapsbelasting: toets periodiek of nog aan de vereisten van de zorgvrijstelling wordt voldaan. Indien de 90%-toets op basis van omzet zou leiden tot het vervallen van de zorgvrijstelling, dan is het de moeite waard om kijken of de berekening op basis van Fte’s uitkomst zou bieden (zie paragraaf 1.2.2.1 van de fiscale notitie). Aandachtspunten btw Btw: risico op btw-plicht voor zorgdiensten aan cliënten die zelfstandig wonen als btwvrijstelling voor het “verplegen en verzorgen van in inrichting opgenomen personen” niet wordt aangepast (zie paragraaf 1.3.1 van de fiscale notitie). Btw: aanvullende (welzijns)diensten als uitgangspunt belast met btw. Echter, aanvullende (welzijns)activiteiten die nauw samenhangen met verzorging of verpleging van in een inrichting opgenomen personen kunnen onder voorwaarden zijn vrijgesteld (zie paragraaf 2.3.2 van de fiscale notitie). Aandachtspunt verhuurderheffing Verhuurderheffing: let op; vóór 1 oktober 2o13 zal door belastingplichtigen voor de verhuurderheffing elektronisch een aangifte moeten worden ingediend. Belastingplichtig voor de verhuurderheffing is degene die op 1 januari 2013 eigenaar is van meer dan 10 huurwoningen en die deze woningen verhuurt onder de huurtoeslaggrens (zie paragraaf 3.4 van de fiscale notitie).
PwC
Pagina 19 van 20
Bijlage: bijdrage aan het tot stand komen van deze analyse Aan het tot stand komen van de analyses is door een groot aantal personen bijgedragen. Wij geven in deze bijlage een overzicht. Wij danken allen die een bijdrage hebben geleverd en noemen in het bijzonder de volgende personen: Begeleidingscommissie Theo Klarenbeek (Carante Groep) Sam Schoonus (Cello) Pieter Vergroesen (De Opbouw) Roeland Brouns (Ipse de Bruggen) Egbert den Engelsman (Interakt Contour) Biba Troost (’s Heerenloo) Gerard Born (Sherpa) Verenigingsbureau Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland Martijn Koot Frits Mul PwC Frans Stark (financieel) Hans Linders (juridisch), met medewerking Tanja de Groot (VBTM advocaten) voor huurrecht deel Marc van Dijl en Marian Roberti (fiscaal)
PwC
Pagina 20 van 20