10 september 2014
'Mini-eenloketsysteem' : registratie mogelijk vanaf 1 oktober 2014 Ivan Massin, Deloitte Belgium, Indirect tax Gepubliceerd in: Fiscoloog, n°1397, p. 9, BIBLO Begin volgend jaar veranderen de lokalisatieregels voor o.m. 'elektronische diensten' verricht voor nietbelastingplichtige afnemers ('B2C'). Vanaf dan zullen deze diensten ook voor dienstverrichters binnen de Gemeenschap, worden gelokaliseerd in het land van de afnemer. Daardoor zal de dienstverrichter BTW moeten aanrekenen van het land van de afnemer. Om te vermijden dat de dienstverrichter een BTWnummer moet aanvragen in iedere lidstaat, zal de regeling voorzien in een unieke BTW-aangifte die alle buitenlandse verrichtingen groepeert, en die in het thuisland wordt ingediend. Blijkens een persbericht van de FOD Financiën kunnen Belgische bedrijven zich voor deze regeling registreren vanaf 1 oktober a.s. Nieuwe lokalisatieregels vanaf 1 januari 2015 In 2010 voerde het zgn. 'BTW-pakket' een nieuwe regeling in voor de plaatsbepaling van diensten. 'B2B'diensten worden sindsdien geacht plaats te vinden in het land van de afnemer (art. 21, § 2 WBTW). Op deze regel bestaat nog maar een beperkt aantal uitzonderingen (bv. diensten i.v.m. een onroerend goed worden gelokaliseerd daar waar het goed is gelegen; art. 21, § 3, 1° WBTW; over de draagwijdte van deze afwijkende lokalisatieregel, zie Fisc., nr. 1361 , p. 4). 'B2C'-diensten worden in de regel gelokaliseerd in het land waar de dienstverrichter is gevestigd (art. 21bis, § 1 WBTW). Op deze regel bestaan wel nog talrijke afwijkingen (art. 21bis, § 2 WBTW). De regeling voorzag in een aantal aanpassingen die de volgende jaren moesten worden doorgevoerd : in 2011 werd de B2B-plaatsbepalingsregel voor "culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen" beperkt tot de eigenlijke toegang (art. 21, § 3, 3° WBTW; zie ook art. 32 Uitvoeringsverordening nr. 282/2011 van 15 maart 2011); en in 2013 werd de langetermijnverhuur van voertuigen aan niet-belastingplichtigen gedelokaliseerd naar het land waar de klant woont (art. 21bis, § 2, 7°bis en 7°ter WBTW; zie ook artt. 38-40 Uitvoeringsverordening, Fisc., nr. 1315 , p. 5). Het sluitstuk van deze aanpassingen vormt de wijziging van de B2C-lokalisatieregels voor 'elektronische diensten', telecommunicatiediensten, en radio- en televisieomroepdiensten vanaf 1 januari 2015. Momenteel vallen deze diensten in principe onder de 'B2C'-hoofdregel (BTW van het land van de dienstverrichter). Maar dat is enkel het geval voor zover de afnemer binnen de Gemeenschap woont. Is de afnemer buiten de Gemeenschap gevestigd, dan wordt de dienst gedelokaliseerd naar het land van de afnemer (art. 21bis, § 2, 10°, i), j) en k) WBTW). Met andere woorden, op deze diensten wordt geen BTW aangerekend. Stel dat een Belgische softwareontwikkelaar software online verkoopt aan een Nederlandse particulier. Hij zal dan Belgische BTW in rekening moeten brengen. Verkoopt hij dezelfde software aan een Zwitserse klant, dan is er geen (Belgische) BTW van toepassing. Een dienstverrichter die buiten de
Gemeenschap is gevestigd, moet vandaag wel al Belgische BTW aanrekenen op zijn prestaties ten behoeve van een Belgische particulier (art. 21bis, § 2, 11° WBTW). Vanaf volgend jaar zal dus ook binnen de Gemeenschap als regel gelden dat de betrokken diensten onderworpen zijn aan de BTW van het land van de afnemer (art. 58 BTW-Richtlijn, zoals van toepassing vanaf 1 januari 2015). In het voormelde voorbeeld zal de Belgische softwareontwikkelaar dus voortaan Nederlandse BTW moeten aanrekenen aan de Nederlandse klant. Voor verrichtingen aan een nietbelastingplichtige afnemer buiten de Gemeenschap verandert er niets. Ook voor niet-EU-ondernemingen verandert er niets. 'Vermoedens' Om te weten of een dienstverrichter deze nieuwe lokalisatieregel moet toepassen, zal hij achtereenvolgens moeten nagaan : * of zijn afnemer de hoedanigheid van 'niet-belastingplichtige' heeft (artt. 18.2 en 19 Uitvoeringsverordening; Fisc., nr. 1361 , p. 4); * waar zijn afnemer is gevestigd (art. 24 Uitvoeringsverordening). In het kader van de nieuwe regeling, zal hij moeten rekening houden met bepaalde vermoedens (Fisc., nr. 1361 , p. 4). - Wanneer de diensten worden verricht op een plaats waar de afnemer "fysiek" aanwezig moet zijn opdat de dienst voor hem kan worden verricht (zoals een "telefooncel, een wifi-hotspot, een internetcafé, een restaurant of een hotellobby"), geldt het "vermoeden dat de afnemer op die plaats gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft en dat het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie van de dienst op die plaats geschieden" (nieuw art. 24bis Uitvoeringsverordening). - Wanneer de diensten worden verricht via een "vaste lijn", geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is op de plaats waar de vaste lijn geïnstalleerd is; wanneer dit gebeurt "via mobiele netwerken", geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is in het land dat wordt aangeduid met "de mobiele landencode van de sim-kaart". Voor diensten afgenomen via "een decoder of soortgelijk toestel of een viewing card" (zonder dat een vaste lijn wordt gebruikt), geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is op de plaats waar die decoder of dat soortgelijk toestel zich bevindt of, indien die plaats niet bekend is, "de plaats waarheen de viewing card is gezonden". In andere gevallen geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is op de plaats die door de dienstverrichter is vastgesteld aan de hand van "twee afzonderlijke, niet-tegenstrijdige" bewijsstukken, zoals het factuuradres van de afnemer, het IP-adres van het toestel, de bankgegevens, de mobiele landencode van de sim-kaart, de plaats van de vaste lijn van de afnemer, of "andere zakelijk relevante gegevens" (nieuwe artt. 24ter en 24septies Uitvoeringsverordening). - De provider kan deze 'vermoedens' (uiteraard buiten het laatst vermelde geval) weerleggen aan de hand van "drie afzonderlijke, niet-tegenstrijdige bewijsstukken" die aantonen dat de afnemer op een andere plaats is gevestigd. De belastingdienst kan al de voormelde vermoedens weerleggen "in geval van aanwijzingen voor verkeerd gebruik of misbruik door de dienstverrichter" (art. 24quinquies Uitvoeringsverordening). - Telecom-, omroep- of elektronische diensten die worden verricht door de uitbater van een hotel, volgen de lokalisatieregel voor de hoteldiensten (nieuw art. 31quater Uitvoeringsverordening); zijnde daar waar het hotel is gelegen.
Welke diensten ? De nieuwe lokalisatieregel zal gelden voor 'elektronische diensten', telecommunicatiediensten en radio- en televisieomroepdiensten. * De Uitvoeringsverordening nr. 282/2011 bevatte al een uitgebreide omschrijving van 'elektronische diensten'. Het gaat om diensten die over het internet of een elektronisch netwerk worden verleend, wegens hun aard grotendeels geautomatiseerd zijn en slechts in geringe mate menselijk ingrijpen vergen, en zonder informatietechnologie niet kunnen worden verricht (zie art. 7 en de lijst in bijlage I van die Uitvoeringsverordening). In 2013 werd deze omschrijving fors uitgebreid (nieuwe punten f) tot i) van punt 4 Bijlage I Uitvoeringsverordening nr. 282/2011 zoals toegevoegd door Uitvoeringsverordening nr.1042/2013 jo. Bijlage II BTW-Richtlijn; zie Fisc., nr. 1361 , p. 4). Ook de lijst van de handelingen die niet als elektronische diensten worden aangemerkt, werd aangevuld (de verkoop van tickets voor (culturele, enz.) evenementen, hotelboekingen, autoverhuur, enz., langs het internet); (gewijzigd art. 7, al. 3). * Het begrip 'telecommunicatiediensten' slaat op alle mogelijke "vaste en mobiele telefoondiensten voor de transmissie en schakeling van spraak, data en video", ook wanneer ze worden aangeboden via het internet (VoIP), en de daarmee verbonden diensten, zoals "voicemail, oproepmelding, oproepdoorschakeling, belleridentificatie", enz. Ook de "toegang tot het internet, daaronder begrepen het wereldwijde web", is bedoeld (nieuw art. 6bis, al. 1 Uitvoeringsverordening). Zijn echter niet bedoeld, diensten inzake de aangeleverde 'content', zoals 'omroepdiensten' (zie hierna) en elektronische diensten (nieuw art. 6bis, al. 2 Uitvoeringsverordening). * 'Omroepdiensten' bestaan uit "de levering van audio- en audiovisuele inhoud, zoals radio- of televisieprogramma's". Daaronder worden evenwel niet begrepen, o.m. "de overdracht van uitzend- of doorgifterechten", "de leasing van technische uitrusting of faciliteiten die voor de ontvangst van een uitzending worden gebruikt", "radio- of televisieprogramma's die via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk (IP-streaming) worden verspreid, tenzij de uitzending van die programma's samenvalt met de uitzending van die programma's via radio- of televisienetwerken" (nieuw art. 6ter Uitvoeringsverordening). Facultatief 'Mini-One-Stop-Shop' ('MOSS') De nieuwe lokalisatieregel heeft dus tot gevolg dat ook EU-ondernemingen op de bedoelde diensten, voortaan BTW moeten aanrekenen van het land waar de (buitenlandse) particuliere afnemer woont. Dit zou tot gevolg hebben dat zij in iedere lidstaat een BTW-nummer moeten aanvragen. Om dit te vermijden, is het vereenvoudigde stelsel van de 'MOSS' uitgewerkt. Dit komt erop neer dat geen afzonderlijke registratie vereist is, én dat de diensten onderworpen aan buitenlandse BTW in één enkele bijzondere BTW-aangifte worden aangegeven. Deze aangifte wordt ingediend in het land waar de onderneming is gevestigd. Het stelsel voor EU-ondernemingen ('Unie-regeling') zal analoog zijn met de regeling die vandaag al geldt voor niet-EU-ondernemingen ('Niet-Unieregeling') die deze diensten verrichten voor particuliere afnemers, en hiervoor gebruik maken van het 'mini-eenloketsysteem' (zie ook art. 58bis WBTW en het model van de bijzondere BTW-aangifte in bijlage IV van het formaliteiten-KB nr. 1). Het Europese wetgevend kader staat beschreven in de artikelen 358bis tot 369duodecies BTW-Richtlijn en de artikelen 57bis tot 63quater Uitvoeringsverordening.
* De 'Unieregeling' zal van toepassing zijn op een onderneming die in de EU haar 'zetel van bedrijfsuitoefening' dan wel een vaste inrichting heeft. * De 'Niet-Unieregeling' geldt voor een onderneming die in de EU geen zetel van bedrijfsuitoefening of vaste inrichting heeft, en die in EU evenmin een BTW-nummer voor andere activiteiten heeft. Een niet-EUbelastingplichtige die al een BTW-nummer heeft in een lidstaat (voor andere activiteiten) kan bijgevolg geen gebruikmaken van de 'Niet-Unieregeling'. Tegelijk kan hij ook geen gebruikmaken van de Unieregeling (omdat hij geen vestiging in de EU heeft). Hij wordt dus uitgesloten van de MOSS-regeling, zodat hij een BTW-nummer moet aanvragen in iedere lidstaat afzonderlijk. De FOD Financiën heeft onlangs in een persbericht aangekondigd dat Belgische bedrijven zich vanaf 1 oktober 2014 kunnen registreren voor de regeling van het 'mini-eenloketsysteem'. Let wel, de regeling is facultatief. Een identificatie voor de MOSS is dus niet verplicht. Een onderneming die er geen gebruik van maakt, zal wel een BTW-nummer moeten aanvragen in iedere lidstaat waarin zij de bedoelde diensten verricht voor niet-belastingplichtige afnemers. In een 'FAQ' heeft de FOD ook een summier overzicht gegeven van de toepassing van de regeling. Reeds eerder publiceerde de Europese Commissie een 'Gids' van ruim 30 pagina's over het gebruik van het minieenloketsysteem (te raadplegen via http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/taxation/vat/how_vat_works/telecom/one-stopshop-guidelines_nl.pdf#one_stop). Hierna wordt van beide een overzicht gegeven. Identificatie : modaliteiten * Onder de Unieregeling wordt een onderneming geregistreerd in het land waar haar zetel is gevestigd. Een niet-EU-onderneming die onder de Unie-regeling valt via haar vaste inrichting, zal zich moeten registreren in het land van de vaste inrichting. Heeft ze meerdere vaste inrichtingen binnen de EU, dan kan ze het land van registratie kiezen. Deze keuze blijft dan wel bindend voor het lopende jaar en de twee volgende kalenderjaren. Het registratienummer zal hetzelfde zijn als het BTW-nummer waaronder de onderneming vandaag al is geregistreerd (dus het bestaande BE-BTW-nummer voor Belgische ondernemingen). * Een niet-EU-onderneming die onder de niet-Unieregeling valt, zal kunnen kiezen waar zij zich registreert. Deze keuze zal altijd kunnen worden veranderd. Zoals vandaag, zal zij een BTW-nummer ontvangen dat begint met de prefix EU, gevolgd door 9 'posities'. Een bestaand EU-BTW-nummer zal niet worden gewijzigd. * De registratie gaat in vanaf de eerste dag van het kalenderkwartaal volgend op dat waarin de belastingplichtige aan de lidstaat van identificatie heeft meegedeeld dat hij gebruik wenst te maken van de regeling (bij een inschrijving op bv. 15 februari 2015, zal de onderneming dus van de regeling kunnen gebruikmaken vanaf 1 april 2015). Wanneer een onderneming al gestart is met het verrichten van de diensten, zal de regeling ingaan vanaf de datum van de eerste dienstverlening, mits de onderneming de toepassing van de regeling uiterlijk vraagt op de tiende dag van de maand volgend op die eerste dienstverlening. * Ook een BTW-eenheid kan de regeling toepassen. Zij wordt dan onder de regeling aangemerkt als één BTW-plichtige. De vaste inrichting die een lid van de BTW-eenheid heeft in een andere lidstaat, kan evenwel niet worden meegenomen. * De registratie zal gebeuren via een webportaal dat de lidstaten zullen opzetten.
Uitschrijving Omdat de MOSS een keuzestelsel is, kan men zich ook laten uitschrijven. Daartoe moet een melding gebeuren ten minste 15 dagen vóór het einde van een kalenderkwartaal (bv. 15 juni). De uitschrijving gaat dan in vanaf de eerste dag van het volgende kwartaal (bv. 1 juli). Vanaf dan hernemen de gewone regels (afzonderlijke registratie in iedere lidstaat, indien nog diensten worden verricht). De uitschrijving blijft minstens gedurende twee kalenderkwartalen van kracht. Uitsluiting Een onderneming zal worden uitgesloten van de regeling, o.m. indien zij geen geviseerde diensten meer verricht. Dit wordt verondersteld het geval te zijn, indien zij geen van de bedoelde diensten heeft verricht gedurende acht opeenvolgende kalenderkwartalen. Een uitsluiting geldt ook indien een onderneming "bij voortduring" niet aan de voorschriften van de regeling voldoet (bv. niet indienen van een MOSS-aangifte gedurende drie opeenvolgende kwartalen; zie hierna). Naargelang het geval, kan een "quarantaineperiode" gelden vooraleer een onderneming opnieuw een beroep kan doen op de regeling (bv. een periode van acht kalenderkwartalen, indien een onderneming werd uitgesloten omdat ze niet aan de voorwaarden heeft voldaan). BTW-aangiften * Iedere onderneming zal zowel onder de Unie- als onder de Niet-Unieregeling een elektronische BTWaangifte moeten indienen voor elk kalenderkwartaal. Indien zij gedurende een kwartaal geen diensten heeft verricht, zal ze een 'nul'-aangifte moeten indienen. De BTW-aangifte in het mini-eenloketsysteem (en de bijbehorende betaling, zie verder) moet worden ingediend uiterlijk 20 dagen na het verstrijken van het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft. Let wel, anders dan wat geldt voor de gewone BTW-aangifte, wijzigt deze termijn niet als deze datum in het weekend of op een feestdag valt. * Wanneer een onderneming geen aangifte heeft ingediend binnen 30 dagen na het verstrijken van het aangiftetijdvak, zendt de lidstaat van identificatie haar langs elektronische weg een aanmaning. Latere aanmaningen zullen worden verzonden door de lidstaat/lidstaten van verbruik. De aangifte moet uiterlijk worden ingediend binnen tien dagen na de aanmaning. De laattijdige aangifte zal wel altijd moeten worden ingediend bij de lidstaat van identificatie. Eventuele boetes en kosten i.v.m. de laattijdige indiening van de aangiften vallen dan weer onder de bevoegdheid van de lidstaat van verbruik. Wanneer de onderneming een aanmaning ontvangt voor drie opeenvolgende kwartalen en hieraan geen gevolg geeft, zal zij worden geacht "bij voortduring" niet aan de voorschriften van de regeling te hebben voldaan, en derhalve worden uitgesloten van de regeling (zie hoger). * In de BTW-aangifte zullen, naast de gewone gegevens omtrent de identiteit van de aangever, de relevante gegevens van de diensten moeten worden aangegeven die zijn verleend aan de afnemers, en dat afzonderlijk voor iedere lidstaat van verbruik (in essentie moet de onderneming voor elke lidstaat van verbruik alle diensten aan het normale en het verlaagde tarief vermelden, evenals het overeenkomstige BTW-bedrag; zie voor de volledige lijst van te vermelden gegevens, de bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 815/2012 van 13 september 2012, Pb.L. 14 september 2012, afl. 249, 3). Let wel, de diensten die in het land van vestiging worden verricht, mogen niet worden aangegeven in de MOSS-aangifte; deze handelingen zullen in de gewone periodieke BTW-aangifte moeten worden aangegeven.
Diensten die zijn vrijgesteld in een lidstaat van verbruik (bv. diensten verstrekt aan een internationale instelling of ambassade, of nog, diensten inzake e-gambling of e-onderwijs), worden niet vermeld in de aangifte zoals in te dienen in het kader van het mini-eenloketsysteem. * Correcties moeten worden verricht door een aanpassing van de oorspronkelijke aangifte, en niet via later in te dienen aangiften. Dit geldt ook wanneer achteraf een creditnota wordt uitgereikt. Correcties zijn mogelijk gedurende drie jaar. Bijbetalingen moeten gebeuren via de gewone weg. Terugbetalingen gebeuren rechtstreeks door de lidstaat van verbruik. * De MOSS-aangifte kan ook worden ingediend door een derde vertegenwoordiger (boekhouder of belastingconsultent). Geen BTW-aftrek Een onderneming kan via de MOSS-aangifte geen BTW recupereren. De BTW die zij heeft opgelopen in de lidstaten waar de betrokken diensten worden verricht, moet worden teruggevraagd via de gewone teruggaafprocedure (zie voor EU-ondernemingen, Fisc., nr. 1188 , p. 8). Betaling van de verschuldigde BTW De verschuldigde BTW moet aan de lidstaat van identificatie worden betaald binnen de uiterste indieningstermijn van de aangifte (dus de twintigste dag volgend op het kalenderkwartaal). Ook hier geldt geen uitstel tot de eerstvolgende werkdag. De betalingsopdracht moet het unieke referentienummer vermelden van de aangifte waarop ze betrekking heeft. De lidstaat van identificatie verdeelt de ontvangen bedragen vervolgens over de verschillende lidstaten van verbruik. Sancties voor een laattijdige of niet-betaling worden bepaald door de lidstaat van verbruik. Andere formele verplichtingen De onderneming die de regeling toepast, moet bepaalde gegevens in haar boekhouding bijhouden (cf. de gegevens opgesomd in art. 63quater Uitvoeringsverordening, zoals de lidstaat van verbruik waar de dienst wordt verricht; het soort dienst dat wordt verricht; de datum waarop de dienst is verricht; de maatstaf van heffing met vermelding van de gebruikte munteenheid; enz.). Deze gegevens moeten worden bewaard gedurende tien jaar na afloop van het jaar waarin de handeling is verricht (ongeacht of de belastingplichtige nog gebruikmaakt van de regeling of niet). Zij moeten, op verzoek, "onverwijld" langs elektronische weg worden verstrekt aan de lidstaat van identificatie of de lidstaat/lidstaten van verbruik. Wat de facturering betreft (verplichting, ontheffing, kasstelsel), gelden de regels van de lidstaat van verbruik (art. 53decies, § 1, al. 1 WBTW). Een onderneming zal op dat punt dus rekening moeten houden met de regelgeving van al de lidstaten waar zij de geviseerde diensten verleent aan de klant.