Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
Inhoud 1.
2
Inleiding ........................................................................................................................................... 3 1.1
Rijksbeleid................................................................................................................................ 3
1.2
Provinciaal beleid .................................................................................................................... 3
1.3
Lokaal beleid............................................................................................................................ 4
Bergeijk: gezond, Veilig en Schoon.................................................................................................. 5 2.1
Rol bestuur .............................................................................................................................. 5
2.2
Thema’s ................................................................................................................................... 5
3
Bergeijk: transitie afval .................................................................................................................... 8
4
Bergeijk: energieneutraal in 2025 ................................................................................................. 10
5
Samenvatting en conclusie ............................................................................................................ 12
Bijlage 1: Manifest Schaliegasvrij .......................................................................................................... 13 Bijlage 2: Manifest afvalloze samenwerking ......................................................................................... 14 Bijlage 3: Notitie Energie 2015 Kempengemeenten ............................................................................. 17
1. Inleiding Het Milieubeleidsplan gemeente Bergeijk 2005-2009 was het eerste milieubeleidsplan van de gemeente Bergeijk. Dit plan werd, zoals benoemd in de raadsessies en raadwerkgroep, als “lijvig en gedetailleerd” ervaren. Dit beleidsplan is opgevolgd door het Milieubeleidsplan 2010-2014. Getracht is dit een beknopte invulling te geven met verdere uitwerking in jaarlijkse uitvoeringsplannen. Echter is hier ook uit de raadsessie en raadwerkgroep geconstateerd dat het plan “snel achterhaald en niet flexibel” was. Feit is ook dat de context van de gemeente veranderd is. Er is sprake van een participatiesamenleving, waarbij initiatieven niet alleen bij de overheid liggen. Om ontwikkelingen en innovaties mogelijk te maken, zijn slimme ketens nodig (ketens bestaande uit privaat-particulier-publiek-kennis) en actief parthnership. De rol van de gemeente is veranderd naar die van regisseur, ondersteuner en strategische partner. Tenslotte verandert de wetgeving ook nog altijd, soms in snel tempo. Bovenstaande zaken zijn in een informatiebijeenkomst voor raads- en commissieleden op 16 oktober 2014 besproken. Tijdens de informatiebijeenkomst is geconstateerd dat de genoemde zaken herkenbaar zijn, maar dat tegelijkertijd vanuit het college en raad behoefte is aan een visie, langetermijn doelstelling: waar staat een gemeente voor als het over milieu gaat? De gemeente is op zoek naar een compacte en flexibele visie die de werkwijze van het college en raad onderschrijft: hoe kan lokaal en door proactief handelen samen met partners een bijdrage worden geleverd aan het milieu, zowel thematisch als op gebied van afval en energie? Een en ander heeft ertoe geleid dat bijgaand visiedocument opgesteld is. Deze reikwijdte van de visie is gekoppeld aan de bestuurlijke periode, wat bekent dat deze van 2015 tot en met 2018 geldt.
1.1
Rijksbeleid
De Rijksoverheid is ook bezig met herziening van het milieubeleid. Zij heeft geconstateerd dat de context waarin milieubeleid gemaakt en uitgevoerd wordt, veranderd is. Internationale relaties zijn sterk toegenomen, bedrijven acteren meer grensoverschrijdend, de samenleving zet zich meer in voor milieubewustzijn en duurzaamheid. Tegelijkertijd is de leefomgeving van Nederland al schoner en veiliger geworden. Zure regen en smog behoren bijvoorbeeld grotendeels tot het verleden. Maar de grote milieuopgaven die nu op Nederland afkomen en voor staan, zijn van een andere orde en vragen dan ook om een nieuwe aanpak in het milieubeleid. Het rijk concludeert dat een andere werkwijze gevraagd wordt, waarbij samenwerking met anderen noodzakelijk is. Die samenwerking kan op diverse niveaus plaatsvinden, mede afhankelijk van het onderliggende vraagstuk: lokaal, regionaal, nationaal, Europees en waar nodig mondiaal. De Rijksoverheid geeft het goede voorbeeld, onder andere door de aanstaande vernieuwing van de Omgevingswet. Met de Omgevingswet wil het kabinet de regels voor ruimtelijke projecten vereenvoudigen en bundelen. Het omgevingsrecht bestaat uit tientallen wetten en honderden regelingen voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Al deze wetten hebben hun eigen uitgangspunten, procedures en eisen. De Rijksoverheid wil het omgevingsrecht vergemakkelijken en samenvoegen in één Omgevingswet. Modernisering van het (milieu)beleid is nodig om klaar te zijn voor de 21ste eeuw en om gezondheidsproblemen in de toekomst te voorkomen. Het Rijk onderscheidt daarbij 3 opgaven: 1. Modernisering milieubeleid 2. Tegengaan van klimaatverandering 3. Beter benutten van grondstoffen (circulaire economie)
1.2
Provinciaal beleid
In het Provinciaal Milieuplan 2012-2015 (PMP) staat welke ambities de provincie Noord-Brabant in de periode 2012-2015 op het gebied van milieu wil waarmaken, en hoe. Uitgangspunt voor het PMP Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
3
2012-2015 is de Agenda van Brabant en enkele speerpunten uit het PMP zijn afval, bodem, geluid en externe veiligheid. Ook de provincie Noord-Brabant gaat haar (wettelijk verplicht) water- en milieubeleid herzien. De voorbereidingen voor het provinciaal milieuplan 2016-2019 zijn inmiddels gestart. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met partners en partijen die hier mee te maken hebben.
1.3
Lokaal beleid
Onder de paraplu van het milieubeleidsplan 2010-2014 hebben college en raad zich een werkwijze eigen gemaakt, die gebaseerd is op snel schakelen met de burger, korte interne lijnen, schakelen met andere (collega)overheden, gebruik maken van lokale structuren zoals dorpsraden en het proactief informeren van betrokkenen. De werkwijze is gebaseerd op burgerparticipatie en gebruik maken van de kracht van de burgers. Ook voor milieucasussen heeft deze werkwijze haar vruchten afgeworpen: zonder volledig te willen zijn, worden als voorbeeld genoemd uit de afgelopen periode de dossiers Schaliegas en Kernafval, sanering zinkassenwegen en afvalpilot Westerhoven. Om zo flexibel te kunnen blijven zijn is een beleidsarme lijn nodig, zodat maximaal ingezet en opgeschaald kan worden bij ontwikkelingen en interventies. Bovendien wordt hiermee voorkomen dat zaken, zoals wetgeving, achterhaald zijn. De visie is gebaseerd op het creëren en behouden van een leefomgeving voor Bergeijk die gezond, veilig en schoon is. Lokaal worden daarbij drie hoofdlijnen onderscheiden: 1. Gezond, veilig en schoon 2. Transitie afval 3. Energieneutraal 2025 In paragraaf 1.1 is toegelicht dat het Rijk 3 pijlers onderscheidt. Als deze pijlers over het bestaande lokale milieubeleid van de gemeente Bergeijk gelegd worden, ontstaat een interessante overlap:
Gezond, veilig en schoon
Modernisering milieubeleid
beter benutten grondstoffen
tegengaan klimaat verandering
Figuur 1: Pijlers Rijksoverheid
Transitie afval (2020)
Energie neutraal 2025
Figuur 2: Pijlers Bergeijk
De figuur links toont de drie pijlers van de Rijkoverheid; de figuur rechts de drie pijlers van Bergeijk. Uit de figuur volgt dat de Bergeijkse aanpak een grote overeenkomst kent met de aanpak van de Rijksoverheid. In de volgende hoofdstukken worden de drie hoofdlijnen nader uitgewerkt.
Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
4
2 Bergeijk: gezond, veilig en schoon Gemeente Bergeijk wil zich voor en met haar burgers inzetten voor een gezonde, veilige en schone leefomgeving en deze waar nodig creëren en behouden. Niet alleen schone lucht, een goede bodem- en waterkwaliteit, maar bijvoorbeeld ook een groene omgeving heeft een bewezen gunstige invloed op de gezondheid en het welbevinden van mensen. Juist Bergeijk heeft dat groene karakter, wat bevestigd is in de titel “one of the greenest villages” in 2013. Een gezonde, veilige en schone leefomgeving vraagt niet alleen om goed beheer van de openbare ruimte, maar ook om goed afvalbeheer (zie hoofdstuk 3), bescherming tegen geluidhinder en het zoveel mogelijk beperken van de risico's die worden veroorzaakt door bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen. Er wordt invulling gegeven aan de individuele wet- en regelgeving, maar ook heel concreet proactief gehandeld, samen met de burger en/of andere betrokkenen.
2.1
Rol bestuur
Het bestuur wil een betrouwbare partner zijn voor haar burgers, voor andere overheden en andere partijen. Middels een flexibele houding wil de gemeente open staan voor feedback, meedenken in oplossingen en haar lobby en bestuurlijke instrumenten gebruiken. Het college neemt hierbij een open, proactieve houding aan, steunt vruchtbare initiatieven en neemt samen met de betrokken ambtenaren verantwoordelijkheid. Partners hierin zijn primair de burgers en bedrijven van Bergeijk. De burger wordt vaak benaderd via de dorps- en kernraden, die kenmerkend zijn voor deze gemeente. De gemeente vindt in hen een sterke en betrouwbare partner om lokale projecten vorm te geven. Daarnaast vormen zij een uitstekend klankbord voor de gemeente om initiatieven te bespreken. Ook zijn er uitstekende contacten met verenigingen en lokale organisaties. Door hen vroegtijdig bij plannen te betrekken en hun medewerking te vragen, ontstaat een bijzondere dynamiek waarin wij elkaar kunnen versterken. Dit neemt niet weg dat raad en college altijd open staan voor de mening van individuele inwoners en bedrijven. Andere belangrijke partners zijn de Kempengemeenten, de MRE-regio, de Omgevingsdienst ZuidoostBrabant, de provincie Noord-Brabant, Brabant Water, Eindhoven Airport en het Rijk. Afhankelijk van de dossiers/thematiek bestaat met de diverse partners een goede vorm van samenwerking die voor de toekomst behouden moet worden. Van de partijen waarmee Bergeijk samenwerkt wordt een open attitude verwacht, op eenzelfde manier als het college een open houding aanneemt in samenwerking.
2.2
Thema’s
Zonder volledig te willen en kunnen zijn, worden hieronder enkele belangrijke thema’s binnen de pijler “gezond, veilig en schoon” aangehaald. Het mag voor zich spreken dat binnen het milieubeleid (milieu)thema’s integraal bekeken moeten worden en er overlap tussen de diverse thematieken kan bestaan. Bodem In Bergeijk doen zich geen grote bodemproblemen voor. In de gemeente komen zinkassen voor, maar in de periode van 2007 tot 2015 zijn ruim 110 particuliere terreinen, 6 wegen en een natuurterrein gesaneerd. De gemeenteraad heeft hier destijds € 350.000,- beschikbaar gesteld als subsidie. Hiermee is een grote prioritaire vracht weggenomen; op enkele locaties zijn nog zinkassen te vinden. Het Besluit bodemkwaliteit beoogt een gebiedsgerichte benadering in omgang met de bodem. Middels de bodemkwaliteitskaart is in 2014 vastgelegd hoe de gemeente Bergeijk omgaat met deze gebiedsgerichte benadering. Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
5
De ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu bereiden gezamenlijk de Structuurvisie Ondergrond voor. Vanwege de beperkte ruimte, het benutten van kansen, het voorkómen van aantasting van de ondergrond en afstemming met bovengrondse activiteiten is het belangrijk dat er duidelijkheid komt over het gebruik van de ondergrond. Ook de voor Bergeijk belangrijke bodemdossiers Schaliegas en Kernafval vinden hier een plek (zie verder op in dit hoofdstuk voor een toelichting op deze dossiers). Doel is om de bodem en ondergrond zo efficiënt mogelijk, duurzaam en toekomstbestendig te kunnen gebruiken. De Structuurvisie Ondergrond zal naar verwachting in het najaar van 2015 vastgesteld worden. Nieuwe bodemverontreiniging wordt, conform de leidende wet- en regelgeving, altijd volledig gesaneerd met als uitgangspunt dat de vervuiler/veroorzaker betaalt. Externe veiligheid (EV) Uit de beleidsvisie Extern Veiligheid (2009) volgt dat “het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid gericht is op het beperken van de risico’s’ die burger in Bergeijk kunnen lopen als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen, met als doel een veiliger woon-, werk- en recreëerklimaat”. Dit is nog steeds het uitgangspunt. In het kader van het provinciaal (EV)programma is enkele jaren terug een bestuurlijke klankbordgroep opgericht, inclusief (ambtelijke) kerngroep. Bergeijk heeft positie genomen in beide klankbordgroepen, namens de kleinere Brabantse gemeenten. Ondanks dat EV in Bergeijk een beperkte rol speelt, is wel verantwoordelijkheid en initiatief genomen om over het onderwerp Brabantbreed mee te discussiëren en een proactieve houding aan te nemen in dit dossier. Het college heeft daarnaast middels een bestuurlijke verklaring in 2012 vastgelegd dat zijn voldoet aan de kwaliteitscriteria welke borgen dat EV een volwaardige plaats heeft in de besluitvorming intern. Lucht en Geur Ten behoeve van de beoordeling van geur van veehouderijen bij de procedure omgevingsvergunning milieu, is een Geurverordening vastgesteld in 2011. Deze verordening biedt – onder voorwaarden – meer ruimte aan extensieve bedrijven dan de wet- en regelgeving. Geur wordt gekoppeld aan gezondheid. De gemeente volgt deze ontwikkelingen en acteert hiernaar. Vanuit Europese regelgeving rust op Nederland een taak ten aanzien van luchtkwaliteit (fijnstof, NO x). De gemeente zal de acties die uit die regelgeving volgen, ten uitvoering brengen, teneinde de luchtkwaliteit te verbeteren. Kernafval Bergeijk is sinds 2010 actief betrokken bij het dossier Kernafval, naar aanleiding van berichten uit de Belgische media ten aanzien van overheidsplannen om over te gaan tot definitieve ondergrondse berging van Belgisch kernafval. Bergeijk heeft proactief geacteerd en kennis vergaard over het dossier door in contact te treden met NIRAS (Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen), COVRA (Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval), de Belgische overheid, de provincie Noord-Brabant en het ministerie van I&M. Ook in Nederland speelt de problematiek van kernafval; uit Europese richtlijnen volgt dat ieder land verantwoordelijk is voor het eigen kernafval. Het Onderzoeksprogramma eindberging radioactief afval (OPERA) is een Nederlands programma dat zal onderzoeken hoe veilige, lange termijn opberging van radioactief afval in Nederland mogelijk is. Bergeijk wordt hier actief van op de hoogte gehouden, vanwege de rol van Bergeijk in het bestuurlijke afstemmingsoverleg. De gemeente blijft kritisch op het proces van kernafval, maar wel in open dialoog met de betrokkenen. Schaliegas Bergeijk behoort tot de gemeenten waar mogelijk proefboringen naar schaliegas plaats kunnen gaan vinden. Bergeijk is sinds 2012 actief op dit dossier. Het ministerie doet onderzoek naar de winning van schaliegas en schalieolie. Bergeijk maakt actief gebruik van de mogelijkheden tot inspraak en houdt de kennis op dit dossier actueel door bijv. het bijwonen van informatiebijeenkomsten. Daarnaast heeft Bergeijk ook zitting in een landelijke klankbordgroep, samen met het ministerie, de provincie, de geMilieuvisie Bergeijk 2015-2018
6
meenten Boxtel en Noordoostpolder, Stichting Schaliegasvrij Haaren, VEWIN, Nogepa (Nederlandse Olie en Gas Exploratie en Productie Associatie), Milieudefensie en een onafhankelijke deskundige. In september 2013 heeft de gemeenteraad van Bergeijk zich middels een motie schaliegasvrij verklaard en dat is het uitgangspunt voor de visie van Bergeijk ten aanzien dit dossier (zie bijlage 1). Eindhoven Airport De luchthaven Eindhoven Airport gaat uitbreiden. Naast de voordelen voor de MRE-regio in de vorm van bijvoorbeeld werkgelegenheid en toerisme/recreatie kan de luchtvaart ook voor overlast zorgen. Een balans tussen activiteiten, milieu en gezondheid wordt bewaakt door de gemeente Bergeijk en zijn neemt daarbij de bijzondere verantwoordelijkheid richting haar burgers om hen actief te informeren. Dat blijkt onder meer uit het feit dat in 2012 geparticipeerd is in het onderzoek hinderbeleving van Eindhoven Airport, waarbij inwoners van Riethoven benaderd zijn met een vragenlijst. Dit onderzoek wordt in 2015 herhaald en vergeleken. Bovendien zijn de tweederinggemeenten, waaronder Bergeijk, sinds 2014 vertegenwoordigd aan de Alderstafel door de gemeente Valkenswaard. Bedrijven Bergeijk kent een rijke bedrijvigheid. Die bedrijvigheid is zowel agrarisch als niet-agrarisch gericht, al vormt de eerste groep de meerderheid. Bergeijk kent dan ook een groot buitengebied. Vanuit Rijksoverheid wordt middels deregulering steeds meer verantwoordelijkheid ten aanzien van milieu bij de ondernemer gelaten; steeds meer inrichtingen hebben een meldingplicht en plaats van vergunningplicht.
Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
7
3 Bergeijk: transitie afval 5% huishoudelijk restafval in 2020 Gemeente Bergeijk streeft samen met de Kempengemeenten naar een effectieve en kostenvriendelijke inzameling van grondstoffen, waarbij zo lokaal mogelijk geacteerd wordt. Om de transitie te realiseren is communicatie met de burger essentieel en wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van burgerparticipatie. Bergeijk werkt, net als de Kempengemeenten en de regiogemeenten, aan materialentransitie. Dat betekent dat er naar structurele oplossingen wordt gestreefd om materiaalkringlopen te sluiten, door van “afvalstoffen” weer grondstoffen te kunnen maken. Dat proces moet het liefst zo lokaal mogelijk gebeuren en wordt ook “circulaire economie” genoemd. Reden om met materialentransitie aan de slag te willen gaan, is gelegen in het feit dat de wereldvoorraden van gemakkelijk winbare grondstoffen slinken. Dit in combinatie met een toenemende vraag uit de zich ontwikkelende landen leidt dit tot teruglopende voorraden. En schaarste leidt tot speculatie, prijsfluctuatie en/of prijsstijgingen. Anderzijds leidt het continue afdanken van materialen en producten tot milieuvervuiling. Rechtstreeks of via verbranding van afval komen schadelijke stoffen in onze leefomgeving terecht, waardoor aantasting van de gezondheid dreigt. Ook afval en emissies tijdens productieprocessen dragen hieraan bij. De regiogemeenten zijn zich hier al langer bewust van en hebben in 2012 een Manifest opgesteld, met als doelstelling 5% restafval in 2020. Bergeijk heeft dit Manifest ook ondertekend en hiermee ligt een concrete doelstelling op gebied van afval. Het manifest is in bijlage 2 toegevoegd. In 2013 vond sorteeranalyse van het restafval in Bergeijk plaats. Middels een steekproef van de inhoud van enkele grijze containers is vastgesteld waaruit het restafval bestaat. De opvallendste constatering is dat het restafval nog 45% groenafval bevatte. Daarnaast bleek onder andere dat het restafval nog 13% kunststoffen bevat, bijna 3,5% papier en karton, 3% drankkartons (PMD werd toen nog niet ingezameld), 2,5% glas, bijna 4% textiel en 5,5% metalen (verpakkingen). De resultaten tonen duidelijk aan dat er nog winsten te boeken zijn. In de Kempengemeenten heeft dit Manifest zijn beslag gekregen in de “Strategienota: van afval naar grondstof in 2020”. In deze nota is beschreven welk doel de Kempengemeenten nastreven ten aanzien van de transitie van Afval naar Grondstof. Doelstelling luidt: het tot stand brengen van een circulaire economie, met als doelen: Grondstoffen inzamelen in plaats van afval; Regionale werkgelegenheid, bevorderen re-integratie; Beperken van verspilling in onze consumptiemaatschappij; Lagere kosten voor de gemeenschap; Uniforme inzamelmethode in alle Kempengemeenten; Gebruik maken van elkaars milieustraten; Gelijke afvaltarieven voor alle inwoners van de Kempengemeenten. Het bovenstaande vraagt een omschakeling in het denken: als gemeente moeten we sturen op “grondstoffen” en niet (meer)op afval. Dat heeft ook gevolgen voor contracten: uiteindelijk moeten we steeds “slimmer” gaan inzamelen, zodat grondstoffen behouden blijven voor recyclen/upcyclen. Er doen zich op korte termijn veel kansen voor, omdat diverse contracten gericht op “afvalinzameling” eindigen (huisvuilinzameling, milieustraat, glas, oud papier, e.a.). Dit noopt mogelijk tot fundamentele afwegingen in de manier van afval (grondstoffen) inzamelen. De centrale vraag is hoe de inzameling van grondstoffen zo georganiseerd kan worden dat deze effectief is voor zowel de burger als de inzamelaar, dat deze kostenefficiënt is en dat deze het gewenste milieurendement oplevert. Vragen die daarbij gesteld kunnen worden zijn: moet de grijze restafvalcontainer behouden blijven en hoe kan slim omgegaan worden met de milieustraat (welke stromen willen we daar ontvangen)? Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
8
De komst van de Kringloopwinkel in Bergeijk is een perfect voorbeeld van het sluiten van de keten van afgedankte materialen en textiel. Bovendien heeft de Kringloopwinkel nog een positief bijeffect als het over scholing en werkervaringsplaatsen gaat voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ten aanzien van biomassa en GFT kan mogelijk een link gelegd worden met de derde hoofdlijn uit dit stuk: het bereiken van Energieneutraal in 2025. In de komende periode zal actief in samenwerking met de Kempengemeenten, stakeholders en burgers ingezoomd moeten worden op de mogelijkheden. Samenwerking met de Kempengemeenten vindt al langere tijd plaats en de wens is dit te behouden en te versterken, aangezien er veel overlap is tussen de individuele gemeenten qua aard en omvang. Door kennisuitwisseling worden we individueel sterker; door krachten te bundelen in aanbestedingen zijn we een aantrekkelijke partij voor lokale/regionale partijen.
Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
9
4 Bergeijk: energieneutraal in 2025 Gemeente Bergeijk streeft naar energiebesparing en opwekking duurzame energie met als uiteindelijk doel Energieneutraal te zijn in 2025. Landelijk Duurzaamheid en klimaatbeleid staan hoog op de agenda in Nederland. In september 2013 sloten meer dan 40 organisaties het Energieakkoord voor duurzame groei. In het kader van dat nationale Energieakkoord voor Duurzame Groei heeft de VNG een ondersteuningsprogramma opgezet om haar leden daarbij te helpen. Doel hiervan is het versnellen en opschalen van bestaande lokale/regionale initiatieven voor energiebesparing en -opwekking, gericht op particuliere woningeigenaren. Uitgangspunt is om gebruik te maken van de kennis en expertise die al beschikbaar is bij regionale partijen, zoals energie coöperaties. Regionaal Alle 21 gemeenten in de regio Zuidoost-Brabant werken samen in het programma Duurzaam wonen in Zuidoost Brabant, gericht op energiebesparing en duurzame opwekking in de particuliere woningvoorraad. Ook Bergeijk heeft zich dus aan dit project gecommitteerd. Het belangrijkste doel is uiteraard dat er concrete projecten worden gerealiseerd, waarbij daadwerkelijk woningeigenaren in beweging worden gebracht om maatregelen aan hun woning te nemen. Hierbij kan worden gedacht aan de plaatsing van zonnepanelen (op het eigen dak of deelname aan een collectief salderingsproject), maar juist ook aan energiebesparingsmaatregelen aan de eigen woning. Dit blijft een lastige opgave, zoals in eerdere projecten binnen en buiten de regio al is gebleken. Het programma kan onderverdeeld worden in de volgende acties, die uiteraard in elkaars verlengde liggen: 1. Ondersteuning lokale initiatieven 2. Energieloket 3. Coördinatie, regionale en landelijke afstemming, monitoring en verantwoording Periodiek vindt terugkoppeling plaats van de voortgang in de bestuurlijke Gesprekstafel Duurzaamheid van de wethouders milieu van de 21 gemeenten in de regio. Deze vindt ongeveer vier keer per jaar plaats. Doel van de Gesprekstafel is het elkaar bijpraten op het brede terrein van duurzaamheid. Sub-regionaal In de Kempische Klimaatvisie hebben de 5 Kempengemeenten zich ten doel gesteld om in 2025 energieneutraal te zijn. Trias energetica is de theoretische benadering erachter en gaat uit van een drietrapsbenadering: 1: beperk energievraag, 2: gebruik duurzame energie en 3: indien nodig, gebruik fossiele brandstoffen zo efficiënt en schoon mogelijk. Om de voortgang van de klimaatvisie te monitoren, wordt iedere 2 jaar de stand van zaken inzichtelijk gemaakt. Zo ook in 2014, waaruit geconcludeerd moet worden dat de resultaten (zowel hoeveelheid duurzaam opgewekte energie, als besparing van energie) achterblijven op de opgave. Het (nu) loslaten van de doelstelling uit de klimaatvisie (omdat we achterlopen) is een verkeerd signaal. De doelstelling geeft de hoge ambitie van de Kempengemeenten op dit gebied aan en is belangrijk een signaal richting partijen dat de Kempengemeenten energieneutraliteit belangrijk vinden. Mogelijk vinden in de nabije toekomst technologische ontwikkelingen plaats, welke een impuls kunnen geven aan de doelstelling. Ook samenwerking met de energie coöperatie KempenEnergie biedt concrete kansen. KempenEnergie zoekt ook naar mogelijkheden, ook binnen de regiosamenwerking zoals hierboven beschreven, om energiebesparing bij huishoudens te realiseren. De energie coöperatie wordt als krachtige vorm van burgerparticipatie gezien. Door als gemeenten met hen samen te werken, kunnen concrete projecten gerealiseerd worden. Een en ander komt samen in de “notitie Energie 2015 Kempengemeenten”, welke als bijlage 3 toegevoegd is aan dit stuk. Lokaal In ieder geval moet vastgesteld worden dat het al dan niet bereiken van de doelstelling gedeeltelijk ook niet direct beïnvloedbaar is door de gemeente: technologische ontwikkelingen zijn niet te sturen Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
10
door overheid, gedrag van inwoners is slechts gedeeltelijk beïnvloedbaar. Om een impuls te geven aan de Klimaatvisie, moet nadrukkelijk gekeken worden naar eigen mogelijkheden, ook in relatie tot een voorbeeldfunctie. Daarnaast is ook het faciliteren in processen een uitdrukkelijke rol van de gemeente om initiatieven te steunen en bevorderen. In de afgelopen periode kwamen bovenstaande zaken onder meer tot uiting bij de aanleg van zonnepanelen op dak van sporthal De Drie Eiken en bij ondersteuning van het project mestverwerking. Tenslotte zullen de mogelijkheden en vorm van een lokale subsidieregeling onderzocht worden. Dit naar aanleiding van zeer positieve ervaringen in 2 andere Kempengemeenten, waarbij een positief neveneffect optrad in de vorm van werkgelegenheid voor lokale partijen. Deze ingeslagen weg wordt blijvend bewandeld.
Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
11
5 Samenvatting en conclusie Op 16 oktober 2014 vond een bijeenkomst plaats met raads- en commissieleden, gericht op het milieubeleid van de gemeente Bergeijk. In een interactieve setting is openlijk gesproken over het milieubeleid van Bergeijk en de ontwikkelingen op landelijk niveau. Geconcludeerd is dat er behoefte is aan een compacte en flexibele milieuvisie, welke de grote lijnen beschrijft, om op die manier maximaal projecten te kunnen ondersteunen en – indien noodzakelijk op te schalen – bij ontwikkelingen en interventies. Deze milieuvisie 2015-2018 als groeimodel ontstaan en geeft hier concrete invulling aan. De visie is richtinggevend en daarmee is een groeimodel om invulling te geven aan de (milieu)doelstellingen middels projecten en taken. Het college en raad hebben zich in de afgelopen periode een werkwijze eigen gemaakt, die zich kenmerkt door snel schakelen met de burger, korte interne lijnen, schakelen met andere (collega) overheden, gebruik maken van lokale structuren zoals dorpsraden en het proactief informeren van betrokkenen. De handelwijze richt zich nadrukkelijk op burgerparticipatie en het gebruik maken van de kracht van burgers. En met deze manier van werken kunnen ook stappen gezet worden richting milieu, zowel thematisch als op gebied van afval en energie. Andere steekwoorden die de werkwijze van college en raad ondersteunen zijn:
lokaal: uitgangspunt is dat lokaal veel kennis en kracht zit die ingezet kan worden voor milieudossiers in de brede zin van het woord; interactief en proactief: het bestuur anticipeert zelf op ontwikkelingen in de maatschappij die van invloed kunnen zijn op Bergeijk; los van bureaucratie: ontwikkelingen worden – indien niet strijdig met wet- en regelgeving – niet belemmerd door processen en procedures; thematisch: projecten worden aangevlogen vanuit thematiek, maar er wordt actief gezocht naar dwarsverbanden welke het project positief kunnen beïnvloeden; strategisch partnership: het bestuur streeft naar samenwerking met (professionele) partners om gezamenlijk (strategische) doelen te bereiken. Lange termijn leverancier-klantrelaties worden daarbij niet uit de weg gegaan; burgerparticipatie: de burger staat centraal in de gemeente en dat is het uitgangspunt bij projecten en ontwikkelingen; flexibel: het bestuur neemt een flexibele houding aan bij projecten om de doelstelling zo (kosten)efficiënt mogelijk te bereiken.
Aan deze milieuvisie wordt gekoppeld dat ieder jaar een Milieujaarverslag aangeboden zal worden aan de Raad. Het opstellen van een milieujaarverslag is een verplichting die volgt uit de Wet milieubeheer (artikel 21.1). In het jaarverslag zal verantwoording worden afgelegd van thematieken zoals die in deze visie zijn vastgelegd en projecten en acties die daaruit voortgevloeid zijn. De jaarlijkse P&C cyclus zal benut worden voor informatie over actuele ontwikkelingen. Uiteraard zullen ook Raadsinformatiebrieven benut worden indien daar aanleiding toe is.
Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
12
Bijlage 1: Manifest Schaliegasvrij
Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
13
Bijlage 2: Manifest afvalloze samenwerking
Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
14
Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
15
Milieuvisie Bergeijk 2015-2018
16
Bijlage 3: Notitie Energie 2015 Kempengemeenten
Notitie Energie 2015 Kempengemeenten
V3 23 februari 2015
Inhoud 1.
Aanleiding......................................................................................................................................... 4
2.
Resultaten monitoring 2007-2013 ................................................................................................... 5 2.1 Wijze van monitoren ................................................................................................................. 5 2.2 Energieverbruik ......................................................................................................................... 5 2.3 Duurzame energie ..................................................................................................................... 5 3.3 Oorzaken ................................................................................................................................... 5
3.
Doelstelling....................................................................................................................................... 7
4.
Uitvoeringsprogramma .................................................................................................................... 9
5.
Conclusie ........................................................................................................................................ 11
1. Aanleiding In 2009 hebben de Kempengemeenten afzonderlijk de Kempische Klimaatvisie vastgesteld. Er is ten doel gesteld om als Kempengemeenten gezamenlijk energieneutraal te zijn in 2025. In 2025 wordt de benodigde energievraag in de Kempen volledig voorzien vanuit duurzame bronnen. Om de doelstelling Energieneutraal 2025 te bereiken moeten forse energiebesparingen en aanhoudende efficiencyverbeteringen in alle sectoren de energievraag met zestig procent reduceren ten opzichte van de consumptie in 2009. Tegelijkertijd worden alle mogelijke hernieuwbare energiebronnen in de Kempen duurzaam aangewend om in de restvraag te voorzien. Dit is beschikbaar in diverse vormen als zon, wind, water en biomassa. Gelet op alle ontwikkelingen in de afgelopen jaren kan geconcludeerd worden dat het behalen van de doelstelling Energieneutraal in 2025 voor een groot deel afhankelijk is van een tweetal zaken, te weten: (1) initiatieven van burgers en marktpartijen en (2) ontwikkelingen op rijksniveau (stimuleringsmaatregelen). De Kempengemeenten hebben in de periode vanaf 2009 projecten uitgevoerd onder de toenmalige stimuleringsmaatregelen van SLOK (Stimulering LOkale Klimaatinitiatieven) van het toenmalige ministerie van VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieu). Daarnaast hebben de Kempengemeenten middels een Kempenprogramma uitvoering gegeven aan projecten. Er worden resultaten geboekt: het energieverbruik neemt af en de toepassing van duurzame energie neemt toe. Echter: de resultaten blijven achter op de benodigde lijn om 2025 energieneutraal te bereiken. In deze notitie wordt een aantal dingen uiteen gezet. Ten eerste wordt kort ingegaan op de resultaten van de monitoring, voorts wordt gemotiveerd waarom de doelstelling Energieneutraal in 2025 behouden blijft en tenslotte wordt ingegaan op de (Kempen)projecten. Met deze notitie wordt invulling gegeven aan afspraken die de portefeuillehouders in 2014 met elkaar gemaakt hebben.
4
2. Resultaten monitoring 2007-2013 2.1 Wijze van monitoren In 2011 is het landelijke Monitoringprotocol definitief geworden. Hierin zijn afspraken vastgelegd over systeemgrenzen (wat al dan niet mee te rekenen bij een gemeente) en wijze van bepalen van cijfers. Via de Klimaatmonitordatabank zijn steeds meer gegevens op gemeenteniveau ter beschikking gekomen. Dat zijn voor grotendeels werkelijk gemeten energiegebruikscijfers. Maar daar waar deze er niet zijn wordt gerekend met kentallen of terugrekening vanuit landelijke cijfers. In 2014 zijn de cijfers in de klimaatmonitordatabank (2010 en later) aangepast en daarmee nog beter representatief voor het werkelijk gebruik. Daarom zijn in deze monitoring de cijfers van 2011 uit de eerdere monitoring met terugwerkende kracht aangepast Voor de gehele toelichting op de totstandkoming van de berekening van het energiegebruik en de hoeveelheid duurzame energie in de Kempen, wordt verwezen naar de “Stand van zaken Kempische klimaatvisie 2013 (Energiemonitor 2007-2013)”.
2.2 Energieverbruik De monitoring is uitgevoerd aan de hand van het landelijke monitoringprotocol. De cijfers van 2011 zijn met terugwerkende kracht bijgesteld, omdat nu betere cijfers beschikbaar zijn. De cijfers van 2007 en 2009 zijn overgenomen uit de monitor van 2011. Ten opzichte van 2007 is een daling van 4% waargenomen; terwijl was uitgegaan van een daling van 13,8%.
2.3 Duurzame energie In 2013 werd in de Kempen 529 TJ duurzaam opgewekt. Dat komt overeen met 7,3% van het energiegebruik in 2013 van de Kempengemeenten. De Kempen lopen daarmee achter op het schema van de klimaatvisie, die als doel heeft om in 2013 13,5% van het energiegebruik, bijna 980 TJ, duurzaam op te wekken.
3.3 Oorzaken Het aanwijzen van eenduidige oorzaken op het achterblijven van de resultaten op de klimaatvisie is niet mogelijk. De verwachting is dat dit een combinatie van factoren is, in ieder geval betrekking hebbend op: Gemeenten geen investeerders: gemeenten zien zichzelf niet als projectontwikkelaars die een impuls kunnen geven aan duurzaamheidsprojecten. Los daarvan is het voor de meeste gemeenten financieel niet haalbaar om investeringen te doen; Projecten lijken (te) afhankelijk van initiatiefnemers (zie bovenstaande).
5
Burgers moeizaam te bereiken: met diverse communicatieprojecten is in de afgelopen jaren op een makkelijke en soms ludieke manier de aandacht van de burger getrokken ten aanzien van energiebesparing. Deze projecten hebben positieve aandacht gegeven aan het deelonderwerp, maar hebben onvoldoende resultaat bereikt; Vanaf 2008-2009 brak in Nederland (en Europa) de economische crisis uit. Dit heeft projecten en investeerders belemmerd in hun ontwikkelingen, ook op gebied van duurzaamheid.
Momenteel lijken zich ook kansen voor te doen, mede door de licht herstellende economie. Daarnaast hebben alle woningeigenaren dit jaar het voorlopige energielabel van hun woning ontvangen: hier kan een stimulerende werking vanuit gaan. De inwoner ziet nu zwart op wit wat het (voorlopige) energielabel van de woning is. En hoewel de regelgeving al langere tijd bestaat, volgt uit het Activiteitenbesluit dat bedrijven besparingsmaatregelen moeten nemen, indien die een maximale terugverdientijd van 5 jaar kennen.
6
3. Doelstelling Met de behaalde resultaten (zie vorige hoofdstuk) kan de vraag gesteld worden in hoeverre het nuttig is om de doelstelling Energieneutraal 2025 te behouden, wetende dat de huidige resultaten achterlopen. Deze discussie heeft ambtelijk en bestuurlijk plaatsgevonden en daaruit is het volgende gekomen: De doelstelling is tot stand gekomen met de opzet dat de gemeenten veel projecten zouden initiëren. In de praktijk van de afgelopen 6 jaar is gebleken dat dit erg moeizaam gaat. Gebleken is dat gemeenten meer “faciliteerder” zijn dan uitvoerder van projecten. Als “faciliteerder” is de gemeente alert op wensen op dit gebied vanuit de samenleving en bedrijfsleven. Daarbij moeten we zoveel als mogelijk projecten omarmen en (planologisch/ vergunningtechnisch) mogelijk maken. Burgers en bedrijven moeten ervaren dat de gemeente meedenkt en projecten op dit gebied ondersteunt. Dit nodigt uit om met ideeën te komen. Het uitvoeren van projecten vergt andere skills van gemeenten, zoals bijvoorbeeld “energieleverancier”. De vraag kan gesteld worden of een gemeente die taak moet nemen. Ook blijkt het moeilijk om financiële middelen beschikbaar intern te krijgen om dergelijke (grote) projecten uit te voeren. Vooral in de beginperiode (SLOK) richtten veel projecten zich op gedragsverandering. Hoewel dit ongetwijfeld bijgedragen heeft aan bewustzijn, is het daadwerkelijk en blijvend beïnvloeden van gedrag moeilijk. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen routinegedrag (licht uitdoen als je de kamer verlaat) en investeringsgedrag (plaatsen dubbel glas of zonnepanelen). Tenslotte brak in 2008-2009 in Nederland (en Europa) de economische crisis uit. Dit heeft projecten en investeerders belemmerd in hun ontwikkelingen en investeringen. Wat kunnen gemeenten wel? De eerste rol die gemeenten kunnen vervullen is die van faciliteren bij projecten, zoals hierboven reeds toegelicht. Daarvan zijn in de Kempengemeenten al diverse voorbeelden. De beperkende factor aldaar is dat projecten afhankelijk van zijn initiatiefnemers. Die zijn niet te sturen, al zijn er natuurlijk concrete kansen met bijvoorbeeld het Kempisch Bedrijvenpark. De tweede rol die gemeenten kunnen nemen, is het stellen van een voorbeeldfunctie ten aanzien van de eigen organisatie. Dit kan door het verduurzamen van de eigen gebouwen het verbeteren van de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld wagenpark aanpassen en duurzaam inkopen van materialen) en ook de aanpassing van de openbare verlichting kan leiden tot een forse reductie van de energievraag. Ook kan een stimulerende werking uitgaan van de gemeente, bijvoorbeeld door een subsidieregeling. De gemeenten Bladel en Eersel hebben hier al positieve ervaringen mee (zie ook hoofdstuk 4). Tenslotte kan de gemeente dit onderwerp prioriteren bij de uitvoering van haar wettelijke taken, bijvoorbeeld bij vergunningverlening en toezicht, ruimtelijke ontwikkelingen en projecten in eigen beheer, zoals woningbouw en bedrijventerreinen. De andere zijde is dat de technologische ontwikkelingen erg hard gaan. We kunnen op dit moment niet voorzien welke ontwikkelingen ons de komende 10 jaar staan te wachten, welke mogelijk een flinke impuls kunnen geven aan de Kempendoelstelling. Gelet op het bovenstaande moet geconcludeerd worden dat de doelstelling voor nu nog 10 jaar vooruit ligt en er in deze periode nog veel technologische ontwikkelingen mogelijk zijn, die een impuls kunnen geven aan de doelstelling. Daarnaast liggen er nog kansen voor gemeenten om middels faciliteren en voorbeeldfunctie een bijdrage te leveren aan de doelstelling. Het wordt daarom voorbarig geacht om de doelstelling nu los te laten. Bovendien geeft een hoge ambitie een signaal af aan partijen dat de Kempengemeenten energieneutraliteit belangrijk vinden en er werk van willen maken het doel te bereiken.
7
De lat lager leggen zou juist een rem op initiatieven kunnen zetten. Om deze reden wordt de doelstelling tot 2020 in stand gehouden. Verder wordt voorgesteld om de doelstelling in 2019 wederom te monitoren en op basis van die resultaten in 2020 te besluiten wat te doen met de doelstelling Energieneutraal in 2025. Een tweejaarlijkse monitoring zoals die nu aangewend wordt, wordt als te intensief beschouwd, omdat de gemaakte stapjes nog relatief klein zijn.
8
4. Uitvoeringsprogramma In 2012 is een gezamenlijk uitvoeringsprogramma Kempen opgezet, onder de noemer van “Kansrijke klimaatprojecten Kempen”. Het achterliggende idee was dat middels samenwerking tussen de Kempengemeenten meer projecten beter van de grond zouden kunnen komen, bijvoorbeeld door het creeren van “win-win”-situaties. De projectenlijst is in 2014 kritisch tegen het licht gehouden en geconstateerd is dat de projecten van het uitvoeringsprogramma minder van toegevoegde waarde zijn gebleken dan verwacht. Redenen daarvoor zijn onder meer: Er zijn onvoldoende concrete initiatieven vanuit de markt; Er zijn geen nieuwe concrete aanvragen voor dergelijke projecten; Er is een rol gekomen voor de energiecoöperaties (daarbij bestaat de noodzaak tot regionale samenwerking in verband met VNG gelden); Enkele initiatieven worden op lokaal niveau opgepakt en uitgevoerd; Er is beperkte sturing/beperkte rol gemeente mogelijk. Er is een drietal Kempenprojecten over gebleven, te weten: 1. EPC/GPR: GPR-gebouw is een instrument (rekenprogramma) waarin integraal diverse duurzaamheidaspecten kunnen worden berekend. In dit programma worden de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde bepaald. Met de energieprestatienorm kan het verwachte energiegebruik van een gebouw worden berekend. Alle Kempengemeenten met uitzondering van Bergeijk gebruiken GPR. Er is een inventarisatie noodzakelijk hoe de gemeenten met deze vastgestelde normering omgaat. De energie-coördinator van het Huis van de Brabantse Kempen verzamelt informatie en brengt de mogelijkheden in beeld. Daarna volgt terugkoppeling en besluitvorming omtrent al dan niet voortzetting. NB: Bergeijk participeert niet in dit project. 2. Energieneutrale (-zuinige) gemeentegebouwen: de gemeenten hebben een concrete voorbeeldfunctie als het gaat over de eigen gebouwen. Hierop kunnen gemeenten ook zelf sturen. Gezocht moet worden naar aanpassingen van de eigen gebouwen om gebied van duurzaamheid. De gemeenten hebben een individuele verantwoordelijk ten aanzien van deze gebouwen: samenwerking biedt voordelen door het uitwisselen van ervaringen. 3. Lokale subsidieregeling duurzame verbouwing: uit praktijkervaringen van de gemeenten Eersel en Bladel is gebleken dat een lokale subsidieregeling een behoorlijke spin-off kan geven aan zowel duurzame maatregelen bij huishoudens alsook lokale/regionale werkgelegenheid. Onderzocht wordt of een Kempenbrede regeling haalbaar is. Er is 2 jaar geïnvesteerd in het project Energiesprong. Energiesprong houdt in dat een koopwoning (bij voorkeur uit de periode 1950-1980) voor maximaal € 45.000 wordt verbouwd, waarbij de verbouwer garandeert dat de woning net zoveel energie opwekt als deze verbruikt. Hierdoor is er dus geen energierekening meer. Het project loopt daarbij in voorbereiding tegen twee concrete problemen aan: (1) er zijn geen inwoners te vinden in de Kempen met een rijtjeswoning uit 1950-1980 waar nog weinig energiebesparende maatregelen genomen zijn en die voor een pilot interesse hebben en (2) de bouwwereld staat nog niet garant voor een verbouwing die resulteert in geen energierekening. Voor de Kempengemeenten zijn dit redenen om niet meer actief te participeren in het project. De energiecoördinator van het Huis van de Brabantse Kempen heeft het project namens de Kempengemeenten begeleid (bijwonen informatiebijeenkomsten, werving van deelnemers). De vijf grootste Brabantse gemeenten (B5) gaan in samenwerking met de provincie wel concreet aan de slag met dit project, met als doel te komen tot een energieneutrale woningvoorraad in 2050. Er wordt o.a. een subsidieaanvraag bij OPZuid voorbereid waarmee in 2016 de onrendabele top bij verbouwingen van woningen naar NulopdeMeter gefinancierd kan worden. De ontwikkelingen op dit ge-
9
bied zullen gevolgd blijven worden; mogelijk kan later effectief weer aangesloten worden bij het project. Een andere kans kan gevonden worden bij samenwerking met KempenEnergie. KempenEnergie heeft een directe ingang bij inwoners van de Kempengemeenten als het gaat over energiebesparing en opwekking van duurzame energie. KempenEnergie doet aanspraak op regionale middelen uit het VNGgelden die gemeente Waalre voor de regio heeft aangevraagd om projecten gericht op het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad te ondersteunen.
10
5. Conclusie Uit deze notitie kunnen de volgende conclusies getrokken worden: 1. Realisatie van de doelstelling Energieneutraal 2025 blijft achter; 2. Er zijn kansen om de doelstelling te halen, onder meer door de herstellende economie, het Energieakkoord en nu niet voorziene technologische ontwikkelingen; 3. Er worden nu 3 concrete projecten onderscheiden waarin gemeenten concreet kunnen bijdragen aan de doelstelling; 4. De rol van gemeenten beperkt zich tot “faciliteerder” indien zich initiatiefnemers melden. Gelet op bovenstaande wordt de doelstelling van de Kempengemeenten Energieneutraal in 2025 behouden tot tenminste 2020. Het geeft de ambitie van de Kempengemeenten aan. Verder wordt voorgesteld om de doelstelling in 2019 wederom te monitoren en op basis van die resultaten in 2020 te besluiten wat te doen met de doelstelling Energieneutraal in 2025. Een tweejaarlijkse monitoring zoals die nu aangewend wordt, wordt als te intensief beschouwd, omdat de gemaakte stapjes nog relatief klein zijn.
11